Veilig en gezond werken met gevaarlijke stoffen en preparaten

Page 1

Veilig en gezond werken met gevaarlijke stoffen en preparaten


In deze brochure Voorwoord

3

Wanneer is een scheikundig product gevaarlijk

voor de gezondheid?

5

Hoe bedreigen gevaarlijke stoffen ons lichaam en

onze gezondheid? Risicoanalyse als hoeksteen van een goed preventiebeleid

7 9

De wet over het etiket

12

De wetgeving over preventie

20

Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen

34

Het gezondheidstoezicht

35

Rol van de preventieadviseur

40

Beroepsziekten

42

Suggesties voor syndicale aanpak

44

Vragenlijst

45

Bijlagen

46

MANNEN - VROUWEN Verwijzingen naar personen of functies (zoals ‘werknemer’, ‘adviseur’, …) hebben betrekking op vrouwen en mannen.


■ Voorwoord Elk jaar worden op kunstmatige wijze meer dan honderd miljoen moleculen gecreëerd. Als resultaat hiervan doen per jaar zo'n duizend gevaarlijke scheikundige producten hun intrede op de markt. Ze vinden hun toepassing in huishoudelijk gebruik en in de industrie. Meestal weten de gebruikers van deze nieuwe producten maar heel weinig af van de schadelijkheid ervan. Het resultaat hiervan laat zich makkelijk raden: nog steeds worden jaarlijks duizenden werknemers ziek door het werken met chemische producten. In 2000, ongeveer 40 procent van de aanvragen hadden betrekking op beroepsziekten veroorzaakt door blootstelling aan scheikundige producten. De persoonlijke en maatschappelijke gevolgen van het werken met gevaarlijke producten zijn dus erg groot. Efficiënte maatregelen ter voorkoming van - vaak onherstelbare - ziekteverschijnselen zijn bijgevolg broodnodig. Deze herwerkte uitgave van onze brochure heeft in de eerste plaats tot doel de werknemers inzicht te verstrekken in het gevaar dat verbonden kan zijn aan het werken met gevaarlijke producten. Verder is de brochure ook bedoeld als hulp bij het praktisch toepassen van de algemene preventiebeginselen, voor alle sectoren een soort model dus voor een preventieaanpak. Deze brochure bevat ook een samenvatting van de voornaamste bepalingen uit de - vaak zeer ingewikkelde reglementering, waarbij wij zeer sterk de nadruk leggen op de noodzaak van het tot stand komen van een efficiënt preventiebeleid. Wij willen daarmee het belang onderstrepen van een correcte toepassing van zowel de Europese als de Belgische wetgeving. Allebei vertrekken ze van een verplichte risico-evaluatie als fundament waarop een aangepast preventiebeleid moet worden uitgebouwd. Zowel de theorie als de praktijk van de risico-evaluatie komen in deze brochure dan ook uitgebreid aan bod, evenals de belangrijke bijdrage die de preventiedeskundigen moeten leveren bij de uitbouw van het preventiebeleid. Met dit alles willen wij de werknemers in de eerste plaats een instrument aanreiken dat hen dienstig kan zijn in hun voortdurende ijver voor het nastreven van een verbetering van de kwaliteit van de arbeid en hun eigen specifieke arbeidsomstandigheden. Deze brochure richt zich immers vooral naar werknemers in kleinere ondernemingen, waar het niet altijd even vanzelfsprekend is om de werkgever te confronteren met zijn verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld omdat er geen Comité voor Preventie en Bescherming op het werk werd opgericht.

3


Deze nieuwe filosofie geeft de terreinwerkers (preventieadviseurs, werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers, technische en medische inspectie,…) dan ook meer armslag om actief aan een preventiebeleid in het bedrijf te gaan werken. Het is dan ook van het grootste belang deze evolutie goed in te schatten, wij krijgen immers meer actiemogelijkheden, alleen moeten we de geboden kansen grijpen en onze keuzes doen respecteren. Vandaag is het meer en meer noodzakelijk om een beroep te doen op analysemethodes die trouwens al aangetoond hebben wat ze waard zijn. In een hoofdstuk uit deze brochure wordt dan ook de band gelegd met een strategie en een participatieve methode ter opsporing van risico’s. Wij wensen u veel leesgenot en natuurlijk ook een vruchtbaar syndicaal werk!

4

André Mordant

Mia De Vits

Algemeen Secretaris

Voorzitter


■ Wanneer is een scheikundig product gevaarlijk voor de gezondheid? Momenteel zijn ongeveer 50.000 verschillende van onvoorzichtigheid. Maar toch is het niet denkbeeldig geïdentificeerde stoffen in gebruik in de industrie. Van slechts ongeveer één procent is de invloed op het menselijk organisme met zekerheid gekend. Bovendien verloopt de verwerking van scheikundig samengestelde producten door het menselijk lichaam op een zeer ingewikkelde manier, die van mens tot mens kan verschillen. Van sommige stoffen is bewezen dat de giftigheid ervan samenhangt met de dosis die men op lange termijn te verwerken krijgt. Van andere producten volstaat een eenmalige blootstelling aan een uiterst kleine hoeveelheid om zeer ernstige problemen te veroorzaken. Het is dus bijzonder moeilijk om een eenvoudige definitie te geven van wat een gevaarlijke chemische stof of preparaat nu precies is. Bovendien zijn heel wat producten samenstellingen van verschillende stoffen, die in combinatie met elkaar bijkomende risico's veroorzaken. Of een bepaald product al dan niet onze gezondheid kan schaden hangt af van een aantal criteria. Het zijn ook dan ook deze criteria die aan de basis liggen van het opstellen van de Europese en Belgische wetgeving. Bovendien vind je dezelfde filosofie terug op de etiketten die aangebracht worden op de verpakkingen van gevaarlijke producten. Ook dat aspect komt in deze brochure aan bod. De eerste vraag die wij ons stellen is dus hoe wij in aanraking kunnen komen met gevaarlijke producten.

Het product moet ons lichaam kunnen binnendringen

Dit spreekt uiteraard voor zich. Een gevaarlijk product kan onze gezondheid slechts bedreigen indien het op een of andere manier door ons lichaam wordt opgenomen. Dit kan op drie manieren: ■

Opname door de mond

Uiteraard zal dit meestal slechts gebeuren ten gevolge

dat een bepaald product wordt ingeslikt. Dit kan onder andere het geval zijn wanneer het wordt bewaard in een verpakking die eigenlijk bestemd is om voedsel of drank te bevatten. Ook een slechte hygiëne bij het werken met scheikundige producten kan opname door de mond veroorzaken, bijvoorbeeld wanneer men na het werken gaat eten zonder eerst de handen te wassen. ■

Opname via de huid, ogen of slijmvliezen

Dit komt veel vaker voor dan opname via de mond. Bovendien moet je er rekening mee houden dat hierdoor niet alleen de huid, ogen of slijmvliezen kunnen worden aangetast. Bepaalde producten dringen door de huid heen en verspreiden zich zo door het gehele lichaam, waardoor zij bijkomende schade zullen aanrichten. Oplosmiddelen bijvoorbeeld ontvetten de huid en dringen er daarna doorheen. Op die manier tasten zij lever, nieren en zelfs zenuwstelsel aan. Ander voorbeeld: benzeen wordt opgenomen via de huid, maar brengt vooral schade toe aan het beenmerg. Vooral wie (grote of kleine) wonden heeft aan de handen moet dus bijzonder opletten bij het werken met gevaarlijke producten. ■

Opname via de longen

Opname via inademing komt het vaakst voor. Kwetsbare groepen werknemers zijn diegenen die werken met oplosmiddelen, of met bepaalde verfsoorten en lijmen. Ook lassers lopen grote risico's. Opnieuw geldt dat niet alleen de ademhalingswegen bedreigd worden. Via de longen kunnen gevaarlijke stoffen in het bloed terecht komen, waardoor zij stoornissen van andere organen kunnen veroorzaken.

Blootstelling

Onder blootstelling dient te worden verstaan de mate waarin er contact is van het lichaam met het chemisch agens via volgende toegangswegen: het

5


ademhalingsstelsel, de huid en de slijmvliezen of het spijsverteringsstelsel (definitie KB 11 maart 2002). De schade die chemische producten aan het menselijk lichaam kunnen veroorzaken, hangt af van drie factoren: ■

de hoeveelheid die je binnenkrijgt;

gedurende hoeveel tijd (aantal uren per dag, dagen per week, enzovoort);

met welke regelmaat (af en toe, zonder onderbreking,...).

Je moet er ook rekening mee houden dat, omwille van sommige omstandigheden, de risico’s veroorzaakt door

6

het werken met een bepaald product enorm kunnen toenemen. Dat is bijvoorbeeld het geval met roken op het werk. Bovendien is het niet uitgesloten dat je ook buiten het werk wordt blootgesteld aan dezelfde giftige stoffen waarmee je op het werk wordt geconfronteerd. Inademen of inslikken van of contact hebben met gevaarlijke scheikundige producten kan je gezondheid schaden. Neem geen onnodige risico's: sommige producten zijn al in kleine hoeveelheden enorm schadelijk. En vergeet niet dat je vaak pas na jaren zal vaststellen dat er iets schort. Denk dus niet te snel dat je geen gevaar loopt!


■ Hoe bedreigen gevaarlijke stoffen ons lichaam en onze gezondheid? Afhankelijk van hun eigenschappen, de manier waarop oplosmiddel voor verven en dat wij ook terugvinden als zij in ons lichaam binnendringen, de opgenomen hoeveelheden en bepaalde persoonlijke levensomstandigheden, kunnen gevaarlijke chemische producten onze gezondheid min of meer ernstige schade berokkenen. Nochtans zijn niet alle producten op dezelfde manier schadelijk. Wij onderscheiden vier groepen risico's: ■

Onmiddellijke vergiftiging

Het gaat meestal om producten die door het bloed verspreid worden. De vergiftiging gebeurt bijna onmiddellijk na opname in het lichaam. De gevolgen zijn niet altijd zeer ernstig: het kan gaan om misselijkheid, duizeligheid, hoofdpijn, braken enzovoort. Toch is in sommige gevallen ademnood, bewusteloosheid, hartstilstand en zelfs overlijden mogelijk. Dit soort vergiftigingen komt onder andere voor bij het werken in slecht geventileerde ruimten (bijvoorbeeld silo's of riolen) met producten die oplosmiddelen bevatten. ■

Chronische vergiftiging

Een chronische vergiftiging treedt op wanneer men herhaaldelijk of gedurende een lange periode met een bepaald product in aanraking komt. Bijkomend probleem is dat deze vergiftiging vaak blijvend is, zelfs indien de blootstelling aan het product verdwijnt. Typische gevolgen zijn aandoeningen van de longen, de hersenen en het zenuwstelsel. ■

Giftig en schadelijk

Wanneer een product niet direct giftig is, omschrijft men het als schadelijk. Toch kan een schadelijk product ook giftig worden. Dat is het geval wanneer de dosis zeer hoog is. Een klassiek voorbeeld is tolueen, een scheikundig tussenproduct dat vooral gebruikt wordt als

bestanddeel van vliegtuigbrandstof. ■

Kankerverwekkend

Het is bekend dat bepaalde producten kanker kunnen veroorzaken. Benzeen is hiervan een goed voorbeeld. Andere stoffen kunnen leiden tot genetische mutaties ("veranderingen") die het erfelijk materiaal van de mens beschadigen. Nog andere producten kunnen misvormingen bij de foetus veroorzaken. Deze vier risico's bedreigen ons lichaam in zijn geheel. Er bestaan ook nog drie groepen producten die meestal slechts een lokaal effect hebben. Met lokaal bedoelen wij dat de effecten beperkt blijven tot de plaats waar het product met het lichaam in aanraking kwam. Hier onderscheiden wij drie soorten: ■

Corrosieve stoffen

Corrosieve stoffen hebben de eigenschap dat zij levend weefsel vernietigen. Vooral de huid en slijmvliezen lopen groot gevaar. Wanneer deze met corrosieve stoffen in aanraking komen ontstaan chemische verbrandingen en ernstige infecties. Voorbeelden van corrosieve stoffen zijn zoutzuur, zwavelzuur en geconcentreerd bleekwater. ■

Irriterende stoffen

De gevolgen van blootstelling aan irriterende stoffen zijn onder andere jeuk en roodheid en ontsteking van de luchtwegen. Voorbeelden: terpentijn, ammoniak en bleekwater. ■

Sensibiliserende stoffen.

Sensibiliserende stoffen kunnen astma-aanvallen en allergieën veroorzaken. Wij vinden ze vooral in bepaalde harsen en in sommige verven en metaalbehandelingsmiddelen.

7


Met de informatie uit dit en uit vorig hoofdstuk kun je nu al een belangrijk deel van het etiket lezen dat je in principe op de verpakking van elk gevaarlijk product zal aantreffen.

8

De termen die wij hier gebruiken, worden op het etiket weergegeven via een symbool. Een overzicht van deze symbolen vind je in volgend hoofdstuk.


■ Risicoanalyse als hoeksteen van een goed preventiebeleid Ook in de moderne opvatting die ten grondslag ligt aan Voorts is het evident dat de activiteitssectoren specifieke de recente hervormingen van de wetgeving inzake welzijn op het werk nemen risicoanalyse en risico-evaluatie een centrale plaats in. Risicoanalyse en risico-evaluatie moeten opgenomen worden in een groter geheel, namelijk in een preventiebeleid dat geïntegreerd is in alle niveaus van het beleid van de onderneming (KB welzijnsbeleid 27 maart 1998). Teneinde risico's te kunnen beheersen, moeten een aantal stappen gevolgd worden: ■

een diagnose opmaken, bestaande uit een risicoanalyse;

een evaluatie maken;

voorstellen formuleren tot het nemen van effectieve risicobeperkende maatregelen voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers;

deze voorstellen toepassen;

het effect van de genomen maatregelen evalueren;

(indien nodig) opnieuw starten op basis van deze evaluatie.

Of het nu gaat om werken met gevaarlijke producten of preparaten zoals chemische, kankerverwekkende (asbest, houtstof, …), biologische (bacteriën, virussen, …) agentia of met machines of op tijdelijke mobiele werven, de algemene principes blijven dezelfde. De risico's moeten geëvalueerd en geanalyseerd kunnen worden. Het is dus van essentieel belang dat de werknemersvertegenwoordigers én alle actoren van de preventie in de onderneming die algemene principes kennen zodat ze effectief aan de organisatie en de realisatie van de preventie kunnen meewerken.

eigen risico's hebben die op een specifieke manier aangepakt moeten worden en dus een specifieke reglementering moeten volgen. Dit is bijv. het geval met chemische of kankerverwekkende stoffen. In het kader van deze brochure die handelt over werken met gevaarlijke stoffen en preparaten zullen we dus met die beide niveaus rekening houden: ■

enerzijds een algemene benadering op basis van de wet van 8 augustus 1996 ….

en anderzijds een meer specifieke benadering op basis ondermeer van het koninklijk besluit van 11 maart 2002…

Om ervoor te zorgen dat je niet verloren loopt in de reglementering, vermelden wij telkens weer (met het risico dat we in herhaling vallen) op welk niveau we ons situeren en op welke reglementering we een beroep moeten doen. In wat volgt gaan wij dieper in op het hoe en waarom van een goede risico-evaluatie1. Je kan dit hoofdstuk niet gebruiken als checklist, noch als kant-en-klaar discussiemodel om met je werkgever in debat te treden over de arbeidsomstandigheden in jouw bedrijf. Je moet het zien als een werkinstrument om jezelf en je werkmakkers te bekwamen in het voeren van een risicoinventarisatie en risico-evaluatie die is aangepast aan de specifieke omstandigheden in jouw bedrijf. Daardoor kan het in het meest gunstige geval een aanzet tot antwoord bieden bij het zoeken naar oplossingen die tegemoet komen aan jouw noden en die van je werkmakkers, zeker wanneer, zoals zo vaak het geval is in kleine ondernemingen, de werkgever of de arbeidsgeneesheer en de preventieadviseur hun opdrachten terzake niet naar behoren vervullen.

1

Voor een diepgaander analyse van het begrip "risicoanalyse" verwijzen wij naar de brochure "Risicoanalyse" van de administratie voor arbeidshygiëne en –geneeskunde, arbeidsveiligheid, studies en documentatie van het ministerie van Arbeid en Tewerkstelling (oktober 2002). www.metafgov.be

9


Risicoanalyse is gericht naar risico's, gevaren en mogelijke schadeoorzaken in de onderneming. De analyse bevat, naast het opsporen en het identificeren van het risico, ook het onderzoek naar de oorzaken ervan. Risicoanalyse bestaat in principe uit verschillende fasen, met name: ■

wat kan verkeerd lopen?

hoe dikwijls kan het verkeerd lopen?

wat kunnen de gevolgen zijn?

Verder verstaan wij onder risicoanalyse het systematisch verzamelen van gegevens in verband met alle risico's die door het werk kunnen ontstaan of redelijkerwijs te verwachten zijn. In deze fase is het eveneens noodzakelijk dat alle werkplaatsen worden onderzocht. Alle werknemers die een mogelijk risico lopen moeten worden geïdentificeerd. Voor het verzamelen van deze gegevens kunnen diverse technieken worden toegepast. Schoolvoorbeelden terzake zijn vragenlijsten en interviews van de werknemers. Vanuit vakbondsstandpunt is een degelijke preventie pas doeltreffend als ze rekening houdt met de mening van degenen die er het dichtst betrokken bij zijn, nl. de werknemers. Daarom geven we hier als voorbeeld in dit belangrijke hoofdstuk een kort overzicht van een risicoopsporingsmethode die de medewerking van de werknemers vereist. Het spreekt vanzelf dat de diverse contacten die je zelf met je collega's hebt eveneens van onschatbare waarde zijn voor het verzamelen van reële en potentiële risico's! We hebben het reeds gehad over de steeds belangrijker plaats die hier voor de actoren wordt ingeruimd, en ook over de waarde van de desbetreffende reglementaire teksten. Zo is nu een volledige afdeling van de wet van 11 maart 2002 aan de risico-evaluatie gewijd (afdeling II). Het is op grond van die analyse dat in de onderneming werk gemaakt kan worden van het dynamisch risicobeheer.

10

Wat is risicoanalyse?

Hoe de risico's evalueren?

Bij de toepassing van de verplichtingen bedoeld in het koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn en inzonderheid van de artikelen 8 en 9 van dat besluit, gaat de werkgever eerst na of er gevaarlijke chemische agentia op de arbeidsplaats aanwezig zijn of kunnen zijn. Is dat het geval, dan beoordeelt hij de eventuele risico’s voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers die het gevolg zijn van de aanwezigheid op de arbeidsplaats van die chemische agentia. Hij houdt daarbij rekening met het volgende: ■

hun gevaarlijke eigenschappen;

informatie betreffende veiligheid en gezondheid die hij bij de leverancier moet inwinnen

zoals het desbetreffende veiligheidsinformatieblad overeenkomstig artikel 9 § 2 van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn milieu of artikel 12 van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan (zie hiervoor); ■

het niveau, de aard en de duur van de blootstelling via het ademhalingsstelsel, de huid enandere blootstellingswijzen;

de omstandigheden tijdens werkzaamheden waarbij dergelijke agentia gebruikt worden, waaronder begrepen hun hoeveelheid;

eventuele grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, bedoeld in bijlage I of biologische grenswaarden;

de uitwerking van de genomen of te nemen preventiemaatregelen;

indien beschikbaar, de conclusies die uit reeds uitgeoefend gezondheidstoezicht moeten worden getrokken.

De werkgever zorgt ervoor dat hij van de leverancier of uit andere makkelijk toegankelijke bronnen de aanvullende informatie verkrijgt die noodzakelijk is voor de risicoevaluatie. Indien de evaluatie van de risico’s dit vereist,


behelst deze informatie ook de specifieke evaluatie van de risico’s voor de gebruikers, die op basis van de Europese wetgeving inzake chemische agentia is uitgevoerd. Hierbij moet men steeds twee principes voor ogen houden: ■

de evaluatie moet volgens een bepaalde methode worden gedaan, zodat geen belangrijke gevaren of risico's worden overgeslagen; wanneer een risico is vastgesteld, moet de evaluatie gericht zijn op het uitschakelen ervan en het voorstellen van maatregelen ter voorkoming in de toekomst.

In principe moet de risico-evaluatie door de werkgever gedaan worden. Het is echter ontzettend belangrijk dat alle betrokkenen eraan deelnemen: werknemers en hun vertegenwoordigers, leden van het leidinggevend personeel, arbeidsgeneesheer, preventieadviseur, enzovoort. Overeenkomstig de eisen van het dynamisch risicobeheer moet de werkgever een inventaris opmaken van de gevaarlijke agentia, dus van de gebruikte scheikundige producten. Met welke aspecten rekening houden? Bij een risico-evaluatie komen volgende aspecten aan bod: ■

de algemene staat van de werkplekomgeving (toegang, staat van de vloeren, veiligheid van de machines, stof, gebruik van gevaarlijke producten, temperatuur, tocht, verlichting, ...);

analyse van de manier waarop het werk georganiseerd wordt (overleg tussen collega's, met de leiding, ...).

Vergelijking van wat vastgesteld wordt met wat zo u moeten zijn Wat tijdens een risico-evaluatie wordt vastgesteld moet worden vergeleken met: ■

de wettelijke voorschriften (meer bepaald KB van 27 maart 1998, het KB van 11 maart 2001 en de Welzijnscodex);

de principes van de hiërarchie van de risicopreventie die ook in deze brochure besproken worden, namelijk: • vermijden van risico's; • vervangen van gevaarlijke producten en situaties door ongevaarlijke of minder gevaarlijke; • bestrijding van risico's bij de bron; • toepassing van collectieve in plaats van persoonlijke beschermingsmiddelen; • aanpassing van het werk aan de technische vooruitgang; • streven naar verbetering van het algemeen beschermingsniveau.

Wij vestigen er zeer nadrukkelijk je aandacht op dat een nieuwe evaluatie moet worden gemaakt telkens wanneer een risicofactor verandert. Een nieuwe activiteit waarvoor nieuwe scheikundige agentia gebruikt worden mag slechts na de risico-evaluatie opgestart worden.

Participatieve risicoanalyse

alle op de werkvloer uitgevoerde taken tijdens het productieproces;

analyse van de manier waarop de taken uitgevoerd worden (respect voor veiligheidsprocedures, gebruik van collectieve en/of persoonlijke beschermings-middelen, enzovoort);

Als vakbond benadrukken wij het belang van de participatieve risicoanalysemethodes waarvan de resultaten gekruist kunnen worden met de analyses van deskundigen. Voor ons is het van essentieel belang dat rekening gehouden wordt met de ervaringen van de werknemers en dat hun deelname borg staat voor het welslagen van een coherent preventiebeleid.

onderzoek van de psychologische en sociale factoren die een negatieve invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de arbeid (bijvoorbeeld stress, gebrekkige communicatie met de werkgever, hiërarchische oversten, etc.);

De eerste stap van een analyse moet stoelen op het opsporen van risico's. Basis daarvan zijn de problemen die in de onderneming door de betrokken werknemers zelf2 worden vastgesteld want zij kennen het best de situatie.

2

De SOBANE-strategie en de DEPARIS-opsporingsmethode geven een goede benadering van die analyse en participatieve analyse van de risico’s. De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg heeft in maart 2003 een brochure gepubliceerd over die methodes. U kunt deze brochure gratis verkrijgen.

11


■ De wet over het etiket Wij hebben al een belangrijk deel behandeld van wat je De volledige lijst met gevaarsymbolen ziet er dus uit als kunt terugvinden op de verpakking van een gevaarlijk product. Ondertussen ben je allicht ook overtuigd dat aan het werken met sommige scheikundige producten zeer ernstige risico's verbonden kunnen zijn. Het hoeft daarom ook niet te verbazen dat er een uitgebreide wetgeving bestaat over de informatie die de fabrikant moet verstrekken wanneer die een gevaarlijk product op de markt brengt. Deze wetgeving is niet eenvoudig om te begrijpen. Wij zullen ons daarom beperken tot het toelichten van twee belangrijke delen ervan, meer bepaald het Koninklijk Besluit van 23 juni 1995 en het Koninklijk Besluit van 11 januari 1993, gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 23 juni 1995 (BS 17/05/93 en 26/10/95). Vooral deze laatste tekst is erg belangrijk. Hij bundelt zo goed als volledig de gehele reglementering in verband met etikettering en het op de markt brengen van gevaarlijke chemische producten. Dit KB is ook de omzetting van de Europese richtlijn 88/379/EEG. Voor wat ons in dit hoofdstuk aanbelangt zijn echter vooral de bijlagen bij dit Koninklijk Besluit van belang. Wij vatten de inhoud van de belangrijkste ervan hieronder voor je samen. ■

Bijlage III bepaalt welk gevaarsymbool en welke omschrijving van de risico's op het etiket moet voorkomen. Bij de indeling worden de gevaarscategorieën waarover wij het in hoofdstuk 1 en 2 hadden als volgt aangeduid: Ontplofbaar: E Oxyderend: O Zeer licht ontvlambaar: F+ Licht ontvlambaar: F Zeer giftig: T+ Giftig: T Schadelijk: Xn Corrosief: C Irriterend: Xi Gevaarlijk voor het milieu: <<N

volgt:

I I G L A H H

T GIFTIG

T+ ZEER GIFTIG Xn SCHADELIJK

Xi IRRITEREND

E ONTPLOFBAAR

O OXYDEREND

C CORROSIEF

F LICHT ONTVLAMBAAR

F+ ZEER LICHT ONTVLAMBAAR <<N GEVAARLIJK VOOR HET MILIEU

De gevarensymbolen zijn in zwart op donker oranjegeel (art 8 § 1 KB 24.05.1982)

12


Behalve deze symbolen zal je op elk etiket dat kleeft op de verpakking van gevaarlijke scheikundige producten ook tenminste ĂŠĂŠn zogenaamde "R-zin" aantreffen. De "R" staat daarbij voor "risico". Momenteel ziet de volledige lijst met R-zinnen er uit als volgt:

R 25

Vergiftig bij opname door de mond

R 26

Zeer vergiftig bij inademing

R 27

Zeer vergiftig bij aanraking met de huid

R 28

Zeer vergiftig bij opname door de mond

R-zinnen

Gevaren-aanduiding

R 29

Vormt vergiftig gas in contact met water

R1

In droge toestand ontplofbaar

R 30

Kan bij gebruik licht ontvlambaar worden

R2

Ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere onstekingsoorzaken

R 31

Vormt vergiftigde gassen in contact met zuren

R3

Ernstig ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsbronnen

R 32

Vormt zeer vergiftigde gassen in contact met zuren

R4

Vormt met metalen zeer gemakkelijk ontplofbare verbindingen

R 33

Gevaar voor cumulatieve effecten

R 34

Veroorzaakt brandwonden

R5

Ontploffingsgevaar door verwarming

R 35

Veroorzaakt ernstige brandwonden

R6

Ontplofbaar met en zonder lucht

R 36

Irriterend voor de ogen

R7

Kan brand veroorzaken

R 37

Irriterend voor de ademhalingswegen

R8

Bevordert de verbranding van brandbare stoffen

R 38

Irriterend voor de huid

R 39

Gevaar voor ernstige onherstelbare effecten

R9

Ontploffingsgevaar brandbare stoffen

R 40

Onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten

R 42

R 10

Ontvlambaar

Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing

R 11

Licht ontvlambaar

R 43

R 12

Zeer licht ontvlambaar

Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid

R 13

Ontvlambaar samengeperst gas

R 44

R 14

Reageert heftig met water

Ontploffingsgevaar bij verwarming in afgesloten toestand

R 15

Vormt licht ontvlambaar gas in contact met water

R 45

Kan kanker veroorzaken

R 46

Kan erfelijke genetische schade veroorzaken

R 47

Kan geboorte-afwijking veroorzaken

R 48

Gevaar voor ernstige schade aan gezondheid bij langdurige blootstelling

R 49

Kan kanker veroorzaken bij inademing

R 50

Zeer vergiftig voor in het water levende organismen

R 51

Vergiftig voor in het water levende organismen

R 52

Schadelijk voor in het water levende organismen

R 53

Kan in het aquatisch milieu op de lange termijn schadelijke effecten veroorzaken

R 16

bij

menging

met

Ontploffingsgevaar bij menging met oxydere stoffen

R 17

Spontaan ontvlambaar in lucht

R 18

Kan bij gebruik een ontvlambaar/ontplofbaar damp-luchtmengsel vormen

R 19

Kan ontplofbare peroxyde vormen

R 20

Schadelijk bij inademing

R 21

Schadelijk bij aanraking met de huid

R 22

Schadelijk bij opname door de mond

R 23

Vergiftig bij inademing

R 24

Vergiftig bij aanraking met de huid

13


R 54

Vergiftig voor planten

R 55

Vergiftig voor dieren

R 23/24/25 Vergiftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid

R 56

Vergiftig voor bodemorganismen

R 26/27

R 57

Vergiftig voor bijen

Zeer vergiftig bij inademing en bij opname door de mond

R 58

Kan in het milieu op de lange termijn schadelijke effecten veroorzaken

R 27/28

Zeer vergiftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond

R 59

Gevaarlijk voor de ozonlaag

R 25/28

Zeer vergiftig bij inademing en opname door de mond

R 60

Kan de vruchtbaarheid schaden

R 61

Kan het ongeboren kind schaden

R 26/27/28 Zeer vergiftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid

R 62

Mogelijk gevaar vruchtbaarheid

verminderde

R 36/37

Irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen

R 63

Mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind

R 37/38

Irriterend voor de ademhalingswegen en de huid

R 64

Kan schadelijk zijn via de borstvoeding

R 36/38

Irriterend voor de ogen en de huid

R 65

Schadelijk: kan longschade veroorzaken na verslikken

R 66

Herhaalde blootstelling kan een droge of een gebarsten huid veroorzaken

R 39/23

Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing

R 67

Dampen kunnen slaperigheid duizeligheid veroorzaken

R 39/24

Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid

R 39/25

Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij opname door de mond

voor

en

Gecombineerde R-zinnen R-zinnen Gevaren-aanduiding R 14/15 Reageert heftig met water en vormt daarbij licht ontvlambaar gas R 15/29 Vormt vergiftig en licht ontvlambaar gas in contact met water R 20/21 Schadelijk bij inademing en bij aanraking met de huid R 21/22 Schadelijk bij aanraking met de huid en bij opname door de mond R 20/22 Schadelijk bij inademing en opname door de mond R 20/21/22 Schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met de mond R 23/24 Vergiftig bij inademing en bij aanraking met de huid R 24/25 Vergiftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond R 23/25 Vergiftig bij inademing en bij opname door de mond

14

R 36/37/38 Irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid

R 39/23/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en opname door de mond R 39/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid en opname door de mond R 39/23/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R 39/26

Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing

R 39/27

Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid

R 39/28

Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en opname door de mond


R 39/26/27 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid en opname door de mond R 39/26/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en opname door de mond R 39/27/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid en opname door de mond R 39/26/27/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R 40/20 Schadelijk: bij inademing zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R 40/21 Schadelijk: bij aanraking met de huid zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R 40/22 Schadelijk: bij opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R 40/20/21 Schadelijk: bij inademing en aanraking met de huid zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R 40/20/22 Schadelijk: bij inademing en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R 40/20/21/22 Schadelijk: bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R 42/43 Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing of bij contact met de huid R 48/20 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing R 48/21 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid R 48/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond R 48/20/21 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid R 48/20/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond

R 48/21/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door de mond R 48/20/21/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R 48/23

Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing

R 48/24

Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid

R 48/25

Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond

R 48/23/24 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid R 48/23/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond R 48/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door de mond R 48/23/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R 50/53

Zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken

R 51/53

Vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken

R 52/53

Schadelijk voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken

15


Tot slot moet, in functie van het (de) risico ('s) ook tenminste ĂŠĂŠn "S-zin" worden aangebracht. Deze Szinnen bevatten aanwijzingen over de maatregelen die moeten worden genomen om de gezondheid van de werknemers te waarborgen. De beschikbare S-zinnen zijn momenteel de volgende: S-zinnen

Veiligheidsaanbeveling

S1

Achter slot bewaren

S2

Buiten bereik van kinderen bewaren3

S3

Op een koele plaats bewaren

S4

Verwijderd van woonruimten opbergen

S5

S 27

Verontreinigde uittrekken

kleding

onmiddellijk

S 28

Na aanraking met de huid onmiddellijk wassen met veel .... (aan te geven door de fabrikant)

S 29

Afval niet in de gootsteen werpen

S 30

Nooit water op deze stof gieten

S 33

Maatregelen treffen tegen ontladingen van statische elektriciteit

S 34

Schok en wrijving vermijden

S 35

Deze stof en de verpakking op veilige wijze afvoeren

Onder .... houden (geschikte vloeistof opgegeven door fabrikant)

S 36

Draag geschikte beschermende kleding

S 37

Draag geschikte handschoenen

S6

Onder .... houden (inert gas door fabrikant op te geven)

S 38

Bij ontoerijkende ventilatie een geschikt ademhalings-, beschuttingsmiddel dragen

S7

In goed gesloten verpakking bewaren

S 39

S8

Verpak- king droog houden

Een beschermingsmiddel voor de ogen/voor het gezicht dragen

S9

Op een goed geventileerde plaats bewaren

S 40

S 12

De verpakking niet hermetisch sluiten

S 13

Verwijderd houden van eeten drinkwaren en van dierenvoeder

Voor de reiniging van de vloer en alle voorwerpen verontreinigd met dit materiaal .... gebruiken (aan te geven door fabrikant)

S 41

S 14

Verwijderd houden van .... (in te vullen door fabrikant)

In geval van brand en/of explosie inademen van rook vermijden

S 42

S 15

Verwijderd houden van warmte

Tijdens de ontsmetting/bespuiting een geschikt ademhalingstoestel dragen

S 16

Verwijderd houden van ontstekingsbronnen - niet roken -

S 43

S 17

Verwijderd houden van brandbare stoffen

In geval van brand .... gebruiken (blusmiddelen aan te duiden door de fabrikant. Indien water het risico vergroot toevoegen: Nooit water gebruiken)

S 18

Verpakking voorzichtig behandelen en openen

S 44

S 19

4

Indien met zich onwel voelt een arts raadplegen (indien mogelijk hem dit etiket tonen)

S 20

Niet eten of drinken tijdens gebruik

S 45

S 21

Niet roken tijdens gebruik

Ingeval van ongeval of indien met zich onwel voelt, onmiddellijk een arts raadplegen (indien mogelijk hem dit etiket tonen)

S 22

Stof niet inademen

S 46

S 23

Gas/rook/damp/spuitnevel*) niet inademen*) De toepasselijk term(en) aangegeven

In geval van inslikken onmiddellijk een arts raadplegen en verpakking of etiket tonen

S 47

S 24

Aanraking met de huid vermijden

Bewaren bij een temperatuur .... C (aan te geven door de fabrikant)

S 25

Aanraking met de ogen vermijden

S 48

S 26

Bij aanraking met de ogen onmiddellijk met overvloedig water afspoelen en deskundig medisch advies inwinnen

Inhoud vochtig houden met .... (middel aan te geven door de fabrikant)

S 49

Uitsluitend in de oorspronkelijk verpakking bewaren

3

16

4

Dit geldt ook voor mentale gehandicapten die tewerkgesteld worden. Vrij nummer


S 50

Niet vermengen met .... (aan te geven door de fabrikant)

S 3/7/9

Gesloten verpakking op een koele en goed geventileerde plaats bewaren

S 51

Uitsluitend op goed geventileerde plaatsen gebruiken Niet voor gebruik op grote oppervlakken in woon- en verblijfruimten Blootstelling vermijden, voor gebruik speciale aanwijzing raadplegen Vraag de toestemming van milieubeschermingsinstanties alvorens af te voeren naar rioolwaterzuiveringsinstallaties Met de best beschikbare technieken behandelen alvorens in het riool of aquatisch milieu te lozen Niet in het riool of milieu lozen, naar een erkend afvalinzamelpunt brengen Neem passende maatregelen om verspreiding in het milieu te voorkomen Als gevaarlijk afval afvoeren Raadpleeg fabrikant / leverancier voor informatie over terugwinning / recycling Deze stof en/of de verpakking als gevaarlijk afval afvoeren Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/veiligheidskaart Bij inslikken niet het braken opwekken; direct een arts raadplegen en de verpakking of het etiket tonen Bij een ongeval door inademing: slachtoffer in de frisse lucht brengen en laten rusten Bij inslikken, mond met water spoelen (alleen als de persoon bij bewustzijn is)

S 7/9

Gesloten verpakking op een geventileerde plaats bewaren

S 52 S 53 S 54

S 55

S 56 S 57 S 58 S 59 S 60 S 61 S 62

S 63 S 64

Gecombineerde S-zinnen S-zinnen S 1/2 S 3/9

5

Veiligheids-aanbeveling Achter slot en buiten bereik van kinderen bewaren5 Op een koele en goed geventileerde plaats bewaren

goed

S 7/8S 7/8 Droog houden en in een goed gesloten verpakking bewaren S 20/21

Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik

S 24/25

Aanraking met de ogen en de huid vermijden

S 27/28

Na contact met de huid , alle besmette kleding onmiddellijk uittrekken en de huid onmiddellijk wassen met veel‌ (aan te geven door de fabrikant)

S 36/37

Draag geschikte handschoenen beschermende kleding

S 36/39

Draag geschikte beschermende kleding en een beschermingsmiddel voor de ogen/voor het gezicht

S 37/39

Draag geschikte handschoenen en een beschemingsmiddel voor de ogen/voor het gezicht

en

S 36/37/39 Draag geschikte beschermende kleding, handschoenen en een beschermingsmiddel voor de ogen/voor het gezicht S 3/14

Bewaren op een koele plaats verwijderd van.... (stoffen, waarmee contact vermeden dient te worden, aan te geven door de fabrikant)

S 3/9/14

Bewaren op een koele, goed geventileerde plaats verwijderd van .... (stoffen, waarmee contact vermeden dient te worden, aan te geven door de fabrikant)

S 3/9/14/49 Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele goed geventileerde plaats verwijderd van .... (stoffen, waarmee contact vermeden dient te worden, aan te geven door de fabrikant) S 47/49

Dit geldt ook voor mentale gehandicapten die tewerkgesteld worden.

Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren bij een temperatuur beneden .... C (aan te geven door de fabrikant)

17


Voorbeeld Wanneer je bovenstaande informatie bij de hand hebt, moet je in principe gewapend zijn om je een goed beeld te vormen van de gevaren verbonden aan het werken met bijvoorbeeld koolstofdisulfide. Dit is een vloeistof die gebruikt wordt in diverse industrieën en die vooral risico's oplevert voor het centraal zenuwstelsel, hart en bloedvaten, ogen, nieren, lever en de huid. Het product kan het lichaam binnendringen via inademing of langs de mond, maar het wordt ook opgenomen door de huid of via de ogen. Indien de fabrikant het Koninklijk Besluit van 23 juni 1995 respecteert, moeten wij op het etiket van de verpakking die dit product bevat volgende aanwijzingen vinden: R-zinnen:

11 [Licht ontvlambaar]

36/38

[Irriterend voor de ogen en de huid

23

[Giftig bij inademing]

48

[Gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling]

62

[Mogelijk gevaar vruchtbaarheid]

voor

Bijlage II vermeldt de bepalingen betreffende het kenmerken van bepaalde producten die specifieke risico's vertonen. Als voorbeeld vermelden wij dat in deze bijlage een aantal ervan wordt opgesomd die een stof bevatten waaraan de vermelding R64 ("kan gevaarlijk zijn voor baby's die borstvoeding krijgen") is toegekend.

Bijlage V bevat de richtsnoeren voor de samenstelling van de veiligheidsinformatiebladen. Zo'n veiligheidsinformatieblad bevat zeer belangrijke gegevens voor het veilig en gezond werken met scheikundige producten en is absoluut onmisbaar in elke onderneming waar gewerkt wordt met dergelijke producten. In bijlage 1 bij deze brochure vind je een soort gids ter opstelling van een dergelijk veiligheidsinformatieblad.

verminderde

63

[Mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind]

S-zinnen:

16 [Verwijderd houden van ontstekingsbronnen-niet roken]

33

[Maatregelen treffen tegen ontladingen van statische elektriciteit]

36/37

[Draag geschikte beschermende kleding/ draag geschikte handschoenen]

45

[In geval van ongeval of indien men zich onwel voelt onmiddellijk een arts raadplegen (indien mogelijk hem dit etiket tonen)]

Als je nog even herleest welke kenmerken koolstofdisulfide vertoont, zal je zelf merken dat de vermelde R- en S-zinnen een goed overzicht bevatten van de risico's verbonden aan en de veiligheidswenken te respecteren bij het werken met dit product. Zorg er daarom steeds voor dat je op de hoogte bent van de aard en de betekenis van de R- en S-zinnen die je op de verpakking aantreft vóór je begint te werken met scheikundige producten. Bij twijfel moet je ook steeds vooraf de preventiedeskundigen raadplegen.

18

Aarzel niet om je eerst en vooral op het bedrijf zelf tot de interne preventiedeskundige te wenden, een dynamisch risicobeheer gestoeld op een permanente risicoanalyse maakt immers deel uit van zijn belangrijkste taken . (Een hoofdstuk van deze brochure wordt trouwens aan de rol van de preventiedeskundige gewijd).

Indien de wetgeving gerespecteerd wordt, bevat elke verpakking van gevaarlijke producten een etiket met daarop ten minste één oranje/zwart symbool. Het kunnen er inderdaad ook meerdere zijn. Daarnaast vermeldt het etiket ook de naam van het product evenals een aantal R-zinnen (aanwijzingen over de aard van het gevaar) en S-zinnen (veiligheidsaanbevelingen). Ook de naam en het adres van de leverancier of fabrikant moet worden vermeld. Bovendien moet het etiket ook nog voldoen aan volgende voorwaarden: ■

het moet duidelijk zichtbaar en horizontaal leesbaar zijn;

het formaat van het etiket is afhankelijk van de grootte en het volume van de verpakking;

de vermeldingen moeten in goed leesbare en onuitwisbare letters zijn opgesteld;

de aanduidingen moeten zijn opgesteld in de taal of de talen van de streek;

het etiket moet behoorlijk op de verpakking vastzitten;

elke verpakking waarin het product zit, moet voorzien zijn van een etiket.


Het etiket lezen en begrijpen is zeer belangrijk vóór je met een gevaarlijk product aan de slag gaat! Bijkomende informatie vind je op het veiligheidsinformatieblad. Overigens zijn lang niet alle verpakkingen voorzien van een etiket. Vaak ontbreekt het etiket, of is de informatie die erop staat niet volledig of zelfs verkeerd. Dat is bijvoorbeeld het geval als in de onderneming het product in zeer grote hoeveelheden wordt aangekocht. Heel vaak wordt het dan verdeeld in verpakkingen zonder etiket of... in het ergste geval nog met het etiket erop van het vorige product dat er werd in bewaard! In dat geval moet je een beroep kunnen doen op andere informatiebronnen om je een beeld te vormen van de risico's die je gezondheid kunnen bedreigen. Opmerking: ook wanneer een stof of preparaat niet van een etiket voorzien is, zegt de wet duidelijk dat elke leverancier ertoe gehouden is de werkgever de nodige inlichtingen te verschaffen ten einde hem toe te laten aan zijn verplichtingen met betrekking tot het welzijn op het werk te voldoen (wet van 28/01/1999, BS 14/04/1999, betreffende de waarborgen die de stoffen en preparaten inzake de veiligheid en de gezondheid van de werknemers met het oog op hun welzijn moet bieden). Dit om de werkgever toe te laten een inventaris op te maken van alle gevaarlijke stoffen en preparaten; zo kan hij overgaan tot dynamisch risicobeheer. Wanneer recipiënten of leidingen voor op de arbeidsplaats gebruikte gevaarlijke chemische agentia niet voorzien zijn van veiligheidsaanduidingen conform het KB van 24 mei 1982 (houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu) of overeenkomstig het KB van 11 januari 1993 (tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan), dan zorgt de werkgever ervoor dat, onverminderd de afwijkingen die in bovengenoemde wetgeving zijn voorzien, de inhoud van deze recipiënten en leidingen, samen met de aard van die inhoud en daarmee verband houdende gevaren, duidelijk aangeduid worden door middel van een eensluidende veiligheidsaanduiding als deze voorzien in de twee voornoemde besluiten.

Voor vaste tanks met inhoud van meer dan 500 liter wordt hieraan voldaan wanneer op elke aftapinrichting een etiket aangebracht werd met de naam van de stof of van het preparaat evenals het gevaarsymbool, de waarschuwingszinnen ter aanduiding van de bijzondere gevaren (R-zinnen) en de veiligheidsaanbevelingen (Szinnen). Voor laboratoriumglaswerk wordt hieraan voldaan wanneer het zo geïdentificeerd wordt dat informatie over de inhoud en de eventuele gevaren ervan onmiddellijk beschikbaar is voor de werknemers (art. 30 KB 11 maart 2002).

De fiche met de veiligheidsgegevens is een document met gegevens aan de hand waarvan de veiligheid, de gezondheid van de gebruikers en het leefmilieu gevrijwaard kunnen worden. Het is een essentieel document voor de preventie van chemische risico's op de werkplek. De fiche met de veiligheidsgegevens en het etiket vormen de twee reglementaire luiken waarmee de leverancier van een product de gebruiker op de hoogte kan brengen van de gevaren en van de te nemen preventiemaatregelen. Onze afgevaardigden moeten de samenhang van de gegevens op de fiche controleren (Vermeldt de fiche bv. dat het product niet gevaarlijk is of dat onder de noodmaatregelen hospitalisering noodzakelijk is?) en nagaan of de gegevens volledig zijn (Vermeldt ze bijv. dat men handschoenen moet dragen, welk soort handschoenen (latex, pvc, …)?). Voorts dient eveneens onderstreept dat de samenstelling van een preparaat vaak niet overeenstemt met wat op de fiche staat. Uit een Britse studie blijkt dat ongeveer 35% van de fiches niet beantwoordt aan de werkelijke inhoud van de preparaten. Dit alles onderstreept natuurlijk het cruciale belang van de controle van de verstrekte gegevens, controle die in ons land nagenoeg onbestaande is!

19


■ De wetgeving over preventie Gewapend met de kennis die je aantreft op het etiket essentieel om daarna te kunnen overgaan tot een goed kun je al heel wat doen om je te beschermen tegen de gevaren die verbonden zijn aan het werken met scheikundige producten. Daarbij zijn wij er tot nu toe van uitgegaan dat het gebruik maken van dergelijke producten in het arbeidsproces een noodzaak is. Vaak is dat inderdaad ook zo. Wij hebben je daarom meteen de kennis willen aanbieden waarmee je onmiddellijk aan de slag kunt om jezelf en je collega’s te beschermen. Wij beperken ons niet tot de stoffen en preparaten bedoeld om op de markt te worden gebracht en die een etiket opgekleefd moeten krijgen: de risico’s verbonden aan het werken met deze stoffen en preparaten worden gedefinieerd aan de hand van een normaal gebruik ervan. Maar op de werkvloer kunnen de omstandigheden waarin die stoffen en preparaten gebruikt worden, veranderen (hoeveelheid, frequentie, productieproces,…). Deze info-elementen volstaan dus niet. Bij de definities van gevaarlijke chemische stoffen lezen we dan ook ‘elk chemisch agens dat, hoewel het niet voldoet aan de criteria om te worden ingedeeld bij de gevaarlijke stoffen of bij de gevaarlijke preparaten (…), voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers een risico kan opleveren door zijn fysisch-chemische, chemische of toxicologische eigenschappen en door de wijze waarop het op de arbeidsplaats wordt gebruikt of aanwezig is, met inbegrip van elk chemisch agens waarvoor (…) een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling is bepaald‘. De Belgische wetgeving bevat een aantal bepalingen inzake preventie en bescherming op het werk, wij bekijken die hierna. Tot nu toe was het ARAB (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming) de belangrijkste informatiebron voor wie wou weten hoe de Belgische wetgeving betreffende veiligheid en gezondheid in elkaar zit. Voortaan bestaat dus de verplichting om een volledige en correcte evaluatie te maken van de risico’s. Dit is

20

preventiebeleid. De belangrijkste regelgeving m.b.t. werken met gevaarlijke stoffen en preparaten werd gepubliceerd onder de vorm van KB’s, wij sommen even de belangrijkste op: ■

11 MAART 2002. - Koninklijk besluit betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico's van chemische agentia op het werk KB van 11 januari 1993, BS van 17 mei 1993 betreffende indeling, verpakking en kenmerken van gevaarlijke preparaten (23 juni 1995 BS van 1 september 1995)

20 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 december 1993 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene en mutageen agentia op het werk en tot wijziging van de titels II en III van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming

20 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage II van titel II, hoofdstuk IIbis van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wat de vaststelling van de grenswaarden voor blootstelling aan chemische agentia betreft

31 MAART 1998.- Koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk

10 JULI 1999.- Koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor preventie en bescherming op het werk, aangevuld door KB van 10 AUGUSTUS 2001 die de rechtstreekse participatie van de werknemers zelf in de ondernemingen zonder syndicale afvaardiging regelt

6 JUNI 2003. - Koninklijk besluit 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers


Risico-evaluatie

Het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en meer bepaald de risico-evaluatie wordt geregeld door de Welzijnswet van 4 augustus 1996 (art. 5) en de KB’s van 27 maart 1998 betreffende het welzijnsbeleid en betreffende de preventiediensten. Zij zijn de omzetting in Belgisch recht van de Europese kaderrichtlijn 89/391/EG die de bevordering van de veiligheid en gezondheid van alle werknemers in Europa tot doel heeft. Overeenkomstig deze richtlijn is de werkgever verplicht te zorgen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met het werk verbonden aspecten op basis van een aantal preventieprincipes, namelijk: ■ ■

risico's voorkomen; evalueren van risico's die niet kunnen worden voorkomen;

het gebruik van chemische agentia die meer volledige evaluatie overbodig maken. De risico-evaluatie wordt bijgewerkt, voornamelijk wanneer er zich bepaalde wijzigingen voordeden waardoor die risico-evaluatie nietig zou worden of wanneer uit bepaalde resultaten n.a.v. toezicht op de gezondheid blijkt dat dit nodig is. Deze algemene bepalingen uit de Europese richtlijn worden in het ARAB meer in detail uitgewerkt in een vijftal "rubrieken", die wij hieronder voor je samenvatten en van commentaar voorzien. Opsporing en eliminatie van de risico's. De werkgever moet risico's opsporen en uitschakelen. Indien het onmogelijk is om de risico's volledig uit te schakelen, moet de werkgever de risico's beoordelen ("evalueren") en maatregelen treffen om de gevolgen van deze risico's zo veel als mogelijk te beperken .

bestrijding van risico's bij de bron;

Afdeling II van het KB voorziet in een dynamisch risicobeheersingsysteem dat stoelt op de verplichting, voor de werkgever, om een permanente risico-evaluatie door te voeren. Deze verplichting wordt overgenomen in het KB betreffende de chemische agentia (art. 9). Dit dynamisch risicobeheersingsysteem voorziet in de uitwerking van een globaal preventieplan; dit omvat ondermeer: 1° de resultaten van de identificatie van de gevaren en het vaststellen, nader bepalen en evalueren van de risico’s; 2° de vast te stellen preventiemaatregelen; (…) .

Informatie en opleiding van werknemers. Zoals we al met nadruk gezegd hadden, voor dit aspect moeten we tegelijk teruggrijpen naar de algemene bepalingen uit het KB betreffende het beleid inzake welzijn en naar de meer specifieke bepalingen uit het KB van 11 maart 2002 betreffende het werken met gevaarlijke stoffen en preparaten. De werkgever moet ervoor zorgen dat de werknemer van bij zijn indiensttreding een opleiding krijgt om veilig te kunnen werken. Dat geldt uiteraard ook voor het werken met gevaarlijke producten. Deze opleiding moet worden herhaald telkens wanneer de werknemer in het bedrijf een andere functie krijgt of wanneer hij moet gaan werken met nieuwe producten.

De werkgever beschikt over een risico-evaluatie waarin ook de te nemen preventiemaatregelen vermeld staan (conform de bepalingen uit art. 9, art. 10, §1, al. 2, 1° en 2° en de art. 13 tot 22 uit het Koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk).

Het Koninklijk Besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk heeft het in zijn Afdeling III over de verplichtingen van de werkgever inzake informatie en vorming van de werknemers. Het KB zegt hierover het volgende:

Bij de risico-evaluatie horen ook documenten die aan bepaalde vormvereisten moeten voldoen. Wanneer er geen vollediger risico-evaluatie is, moet de werkgever een schriftelijk bewijs overleggen waarin hij aantoont dat de aard en de omvang van de risico’s verbonden aan

De werkgever geeft aan de leden van de hiërarchische lijn en aan de werknemers alle informatie in verband met de risico’s en de preventiemaatregelen die van toepassing zijn op het niveau van de organisatie in zijn geheel, op het niveau van elke groep van werk-

21


posten of functies en op de individuele werkpost of functie die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taak of die zij nodig hebben voor de bescherming van hun veiligheid en gezondheid en deze van de andere werknemers. Hij geeft hen eveneens de nodige informatie betreffende de noodprocedures en meer bepaald met betrekking tot de maatregelen die genomen moeten worden in geval van ernstig en onmiddellijk gevaar, en met betrekking tot de eerste hulp, de brandbestrijding en de evacuatie van de werknemers (art. 17). ■

De werkgever stelt, voor de hiërarchische lijn en voor de werknemers, een programma op tot vorming inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, rekening houdend met de gegevens van het globaal preventieplan. Dit programma evenals de inhoud van de vorming zelf houden rekening met de instructies die krachtens de reglementering moeten worden opgesteld (art. 18). Wanneer de werkgever een werknemer met de uitvoering van een taak belast, neemt hij de bekwaamheid van de betrokken werknemer op het gebied van veiligheid en gezondheid in aanmerking (art. 19).

De werkgever neemt de nodige maatregelen opdat alleen werknemers die passende instructies hebben gekregen, toegang hebben tot de zones met ernstige en specifieke gevaren (art.20).

De werkgever zorgt ervoor dat iedere werknemer een voldoende en aangepaste vormingin verband met het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk ontvangt die speciaal gericht is op zijn werkpost of functie (art. 21). Deze vorming wordt meer bepaald gegeven: 1° bij de indienstneming; 2° bij een overplaatsing of verandering van functie; 3° bij de invoering van een nieuw arbeidsmiddel of verandering van een arbeidsmiddel; 4° bij de invoering van een nieuwe technologie.

Deze vorming wordt aangepast aan de ontwikkeling van de risico’s en aan het ontstaan van nieuwe risico’s en wordt indien nodig, op gezette tijden herhaald. De kosten van de vorming mogen niet ten laste zijn van de werknemers. Zij wordt gegeven tijdens de werktijd.

22

In zijn Afdeling VI zegt het KB over informatie en opleiding van de werknemers dat, onverminderd de artikelen die we net opgesomd hebben (namelijk art. 17 tot en met 21 van het Koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn) de werkgever er moet voor zorgen dat het Comité en de betrokken werknemers worden voorzien van: 1° de gegevens m.b.t. de risicoanalyse, en dat ze opnieuw op de hoogte worden gebracht telkens wanneer een verandering op de arbeidsplaats een wijziging van die gegevens ten gevolge heeft; 2° informatie over gevaarlijke chemische agentia op de arbeidsplaats, zoals hun identiteit en de plaats waar ze zich bevinden, de risico’s voor de veiligheid en de gezondheid, desbetreffende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling en andere wettelijke bepalingen; 3° opleiding en informatie over passende voorzorgsmaatregelen en over maatregelen om zichzelf en de andere werknemers op de arbeidsplaats te beschermen; 4° toegang tot elk veiligheidsinformatieblad (bedoeld in artikel 9 § 2 van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn milieu en in artikel 12 van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan, en verkregen van de leverancier). Op eenvoudig verzoek van de vertegenwoordigers van de werknemers in het Comité wordt hen hiervan een afschrift bezorgd. 5° het verslag van de metingen. Deze voorlichting wordt verstrekt op een wijze die past bij de uitslag van de risico-evaluatie (dit kan variëren van mondelinge communicatie tot individueel onderricht en opleiding, ondersteund met schriftelijke informatie, afhankelijk van de aard en de omvang van het risico dat bij de evaluatie is gebleken) en wordt steeds aangepast aan gewijzigde omstandigheden. Speciale aandacht zal moeten gaan naar de opleiding van werknemers van andere bedrijven die in het bedrijf komen werken en daarbij in contact kunnen komen met gevaarlijke producten. Ook het omgekeerde kan het geval


zijn. Wanneer bijvoorbeeld een onderaannemer werken komt uitvoeren, kan het zijn dat zijn werknemers nieuwe risico's in de onderneming binnen brengen. In beide gevallen moet speciale aandacht worden geschonken aan opleiding en vorming van de werknemers . Voorlichting van de werknemers Een geïnformeerd werknemer is er twee waard. Men kan zich slechts tegen risico's wapenen indien men ze kent. Daarom voorziet de wet dat elke werkgever zijn werknemers de nodige informatie moet verstrekken over de risico’s die zij lopen tijdens het werken. Daartoe moet de werkgever een veiligheids- en gezondheidsfiche verstrekken. Hij dient zich hiervoor te baseren op de informatie die hij wettelijk moet ontvangen van de leverancier (zie ook art. 9 § 2 van het KB van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of zijn leefmilieu). De informatie van deze veiligheids- en gezondheidsinformatiekaart moet ook ter beschikking zijn van werknemers van vreemde bedrijven die in de onderneming komen werken . Instructies voor veilig werken De werkgever moet niet alleen informatie verstrekken over de risico's. Hij moet instructies geven over hoe er, rekening houdend met de informatie die werd verzameld bij de risico-evaluatie, veilig en gezond kan worden gewerkt . Wij vestigen er je aandacht op dat deze instructies rekening moeten houden met de omstandigheden die specifiek zijn voor het bedrijf. De werkgever mag zich dus niet beperken tot het simpelweg kopiëren van bestaande instructies uit sommige handboeken. Bovendien moet elk bedrijf een alarmprocedure vastleggen die moet worden gevolgd wanneer zich in de onderneming een incident voordoet. Bij het opstellen van een dergelijke procedure zal speciale aandacht moeten gaan naar de werknemers die niet of niet goed vertrouwd zijn met dergelijke maatregelen, bijvoorbeeld omdat ze er slechts tijdelijk werken, of omdat ze er werken in opdracht van een onderaannemer. Verplichtingen van de hiërarchische lijn. Met "hiërarchische lijn" worden diegenen bedoeld die in

het bedrijf bevoegd zijn om de werknemers bepaalde bevelen te geven. De werkgever betrekt de leden van de hiërarchische lijn bij de uitwerking, programmatie, uitvoering en evaluatie van het dynamisch risicobeheersingsysteem, het schriftelijk globaal preventieplan en het schriftelijk jaarlijks actieplan (KB 27/03/98). De leden van de hiërarchische lijn moeten eveneens een effectieve controle uitoefenen op de arbeidsmiddelen, de collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en de gebruikte stoffen en preparaten teneinde onregelmatigheden vast te stellen en maatregelen te nemen om hieraan een einde te maken. (art. 13, 3°). Indien wij ervan uitgaan dat voorkomen beter is dan genezen, dan bevatten deze artikelen een aantal zeer belangrijke bepalingen die de werkgever, ook in verband met het werken met gevaarlijke scheikundige producten, ten volle voor zijn verantwoordelijkheid plaatst. Het spreekt vanzelf dat ook werkgevers in KMO's verplicht zijn dit alles toe te passen!

Preventiebeleid

De basisideeën van het voorkomingsbeleid (KB 27 maart 1998) zijn eigenlijk vrij eenvoudig: beletten dat risico's de onderneming binnenkomen en de reeds aanwezige risico's zo veel mogelijk inperken. Een goed preventiebeleid kan slechts lukken indien het een onderdeel is van het globale ondernemingsbeleid. Voor de organisatie van het voorkomingsbeleid moet de werkgever immers een beroep doen zowel op technische middelen als op organisatorische maatregelen. De preventiemaatregelen die genomen moeten worden op basis van de risicoanalyse worden vastgesteld op het niveau van de organisatie in haar geheel, op het niveau van elke groep van werkposten of functies en op het niveau van het individu, rekening houdend met de volgende volgorde: 1° preventiemaatregelen die tot doel hebben risico’s te voorkomen; 2° preventiemaatregelen die tot doel hebben schade te voorkomen; 3° preventiemaatregelen die tot doel hebben de schade te beperken.

23


De werkgever onderzoekt voor elke groep van preventiemaatregelen welke hun invloed is op het risico en of zij zelf geen risico’s inhouden, zodat ofwel een andere groep van preventiemaatregelen moet worden toegepast ofwel bijkomende preventiemaatregelen van een andere groep moeten worden genomen. De preventiemaatregelen hebben inzonderheid betrekking op: ■

de organisatie van de onderneming of instelling met inbegrip van de gebruikte werk- en productiemethoden;

de inrichting van de arbeidsplaats;

de conceptie en aanpassing van de werkpost;

de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en van chemische stoffen of preparaten;

de bescherming tegen de risico’s voortvloeiende uit chemische, biologische en fysische agentia;

de keuze en het gebruik van collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en van werkkledij;

de toepassing van een aangepaste veiligheids- en gezondheidssignalering;

het gezondheidstoezicht met inbegrip van de medische onderzoeken;

psychosociale belasting veroorzaakt door het werk;

de bekwaamheid, de vorming en de informatie van alle werknemers, met inbegrip van aangepaste instructies;

de coördinatie op de arbeidsplaats;

de noodprocedures, met inbegrip van de maatregelen in geval van situaties van ernstig en onmiddellijk gevaar en met betrekking tot de eerste hulp, de brandbestrijding en de evacuatie van de werknemers.

Inzake de risico’s voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers die voortvloeien uit de aanwezigheid van chemische agentia op het werk, moet de werkgever rekening houden met volgende elementen: ■

hun gevaarlijke eigenschappen;

informatie betreffende veiligheid en gezondheid die hij bij de leverancier moet inwinnen zoals het desbetreffende veiligheidsinformatieblad;

24

het niveau, de aard en de duur van de blootstelling via het ademhalingsstelsel, de huid enandere blootstellingswijzen;

de omstandigheden tijdens werkzaamheden waarbij dergelijke agentia betrokken zijn, waaronder begrepen hun hoeveelheid;

eventuele grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling of biologische grenswaarden;

de uitwerking van de genomen of te nemen preventiemaatregelen;

indien beschikbaar, de conclusies die uit reeds uitgeoefend gezondheidstoezicht moeten worden getrokken. Algemene preventiemaatregelen

In Afdeling III van het KB wordt verwezen naar de algemene beschermingsmaatregelen voorzien in de kaderrichtlijn die ook de veiligheidsfilosofie bevat die in verband hiermee moet worden gehanteerd. Deze filosofie bestaat erin dat een bepaalde hiërarchie (dit wil zeggen "volgorde") moet worden gevolgd bij de keuze van voorkomingsmaatregelen. Deze hiërarchie is de volgende: ■

uitschakelen van risico's aan de bron (bijvoorbeeld een vervangproduct zonder risico's gebruiken);

bestaande risico's signaleren, bijvoorbeeld door het gebruik van etiketten;

toepassing van een degelijke collectieve bescherming;

indien na toepassing van collectieve maatregelen nog risico's bestaan, mag overgegaan worden tot het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen;

voorzien in maatregelen van organisatorische aard;

wanneer toch een ongeval zou gebeuren, moet er om de gevolgen zo veel moge-lijk te beperken een degelijke remediëringsprocedure aanwezig zijn.

Bovendien bepaalt art. 14 dat de risico’s voor de gezondheid en de veiligheid van werknemers bij werkzaamheden waarbij gevaarlijke chemische agentia betrokken zijn, door de werkgever moeten worden opgeheven of tot een minimum worden verkleind: ■

door het ontwerp en de organisatie van de arbeidssystemen op de arbeidsplaats;


door te voorzien in de passende uitrusting voor werkzaamheden met chemische agentia en in onderhoudsmethodes die de gezondheid en de veiligheid van de werknemers op het werk verzekeren;

door het aantal werknemers die (kunnen) worden blootgesteld tot een minimum te beperken;

door de duur en intensiteit van de blootstelling tot een minimum te beperken;

door passende maatregelen op het gebied van hygiëne;

door de hoeveelheid chemische agentia op de arbeidsplaats te beperken tot het minimum dat voor de aard van het werk noodzakelijk is;

door passende werkmethoden in te voeren, met inbegrip van regelingen voor de veilige behandeling, opslaan en vervoeren op de arbeidsplaats van gevaarlijke chemische agentia en van afvalstoffen die dergelijke chemische agentia bevatten;

door geen verpakkingen voor gevaarlijke stoffen en preparaten te gebruiken met een aanbiedingsvorm of benaming gebruikt voor levensmiddelen, diervoeders, geneesmiddelen en cosmetische producten. Bijzondere preventiemaatregelen

De werkgever zorgt ervoor dat het risico van een gevaarlijk chemisch agens voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk wordt weggenomen of tot een minimum wordt verkleind (art. 17). Voor de toepassing van dit artikel 17 wordt substitutie toegepast, waarbij de werkgever het gebruik vermijdt van een gevaarlijk chemisch agens door het te vervangen door een chemisch agens of proces dat in de gegeven gebruiksomstandigheden al naargelang het geval niet of minder gevaarlijk is voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. Wanneer het wegens de aard van de activiteit niet mogelijk is het risico door vervanging van het chemisch agens weg te nemen, zorgt de werkgever ervoor dat het risico tot een minimum wordt verkleind (door de toepassing van beschermings- en preventiemaatregelen, in overeenstemming met de risico-evaluatie ). Deze maatregelen omvatten in orde van voorrang: ■

het ontwerpen van passende werkprocessen en tech-

nische maatregelen en het gebruiken van passende uitrusting en passend materiaal om het vrijkomen van gevaarlijke chemische agentia die een risico kunnen opleveren voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op de arbeidsplaats, te voorkomen of te beperken; ■

het toepassen van collectieve beschermingsmaatregelen bij de bron van het risico, zoals voldoende ventilatie en passende organisatorische maatregelen;

wanneer blootstelling niet met andere middelen kan worden voorkomen, de toepassing van individuele beschermingsmaatregelen, met inbegrip van persoonlijke beschermingsmiddelen. Deze maatregelen gaan vergezeld van gezondheidstoezicht indien dit, rekening houdend met de aard van het risico, aangewezen is.

Als de risico-evaluatie bepaalt dat dit nodig is, moeten deze maatregelen aangevuld worden met een gezondheidstoezicht (KB 11 maart 2002) (zie hoofdstuk “het gezondheidstoezicht en de gevaarlijke chemiche agentia” Technische en organisatorische maatregelen Op basis van de algemene evaluatie van de risico’s, neemt de werkgever technische of organisatorische maatregelen die zijn afgestemd op de aard van de activiteiten - waaronder begrepen opslag, behandeling en scheiding van onverenigbare chemische agentia – en die de werknemers beschermen tegen de gevaren van de fysisch-chemische eigenschappen van chemische agentia. Met name neemt hij maatregelen om, in orde van voorrang: ■ de aanwezigheid van gevaarlijke concentraties van ontvlambare stoffen of gevaarlijke hoeveelheden chemisch onstabiele stoffen op de arbeidsplaats te voorkomen of, wanneer dat gezien de aard van de werkzaamheden niet mogelijk is, ■ ervoor te zorgen dat er geen ontbrandingsbronnen aanwezig zijn die brand en explosies kunnen veroorzaken, of om ongunstige omstandigheden te vermijden die ertoe kunnen leiden dat chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen ongelukken met ernstige fysieke gevolgen veroorzaken, en

25


de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers als gevolg van brand en explosies ten gevolge van het ontbranden van ontvlambare stoffen, of ernstige fysieke gevolgen ten gevolge van ongelukken veroorzaakt door chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen te verminderen. Metingen

Het KB van 11 maart 2002 legt heel sterk de nadruk op de metingen en zegt dan ook dat de werkgever regelmatig en steeds wanneer in de omstandigheden een wijziging optreedt die gevolgen kan hebben voor de blootstelling van de werknemers aan chemische agentia, de nodige metingen moet uitvoeren van de chemische agentia welke een risico kunnen opleveren voor de gezondheid van de werknemers op de arbeidsplaats, in het bijzonder in verband met de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, tenzij hij middels andere evaluatiemethoden duidelijk kan aantonen dat een optimale preventie en bescherming van de werknemers zijn gewaarborgd . Tevens laat de werkgever metingen van de blootstelling of analyses van de gebruikte stoffen en preparaten verrichten op vraag van de bevoegde preventieadviseur of van de vertegenwoordigers van de werknemers in het Comité. Aandacht: in geval van betwisting of twijfels over de betrouwbaarheid van de verrichte metingen of de resultaten van de analyses, is de werkgever gehouden deze metingen of analyse te laten verrichten door een erkend laboratorium. Bij overschrijding van de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling moet de werkgever onmiddellijk de nodige preventie- en beschermingsmaatregelen treffen om de situatie te verhelpen (zie ook hoofdstuk over grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling). Documentatie Meerdere wettelijke bronnen voorzien in een concrete uitwerking van deze zeer belangrijke bepaling m.b.t. het verstrekken van documentatie en inlichtingen aan de CPBW-leden. Zo bepaalt art. 29 van het KB van 27 maart 1998 dat de werkgever documentatie en inlichtingen moet verzamelen i.v.m. het welzijn van werknemers bij de uitvoering van hun werk en ook i.v.m.

26

de externe en interne bedrijfsomgeving. Deze documentatie moet ter beschikking van het CPBW worden gesteld. In de bijlage aan het KB van 27 maart 1998 houdende inrichting van de interne preventiedienst (Code, Titel II, Hoofdstuk I) wordt gepreciseerd dat deze documentatie onder meer een lijst plus lokalisering moet bevatten, d.w.z. de plaats waar de gevaarlijke scheikundige stoffen en preparaten waarmee de werknemers in contact kunnen komen, zich bevinden. Ook de werknemers moeten informatie krijgen over gevaarlijke chemische agentia op de arbeidsplaats, zoals hun identiteit en de plaats waar ze zich bevinden, de risico’s voor de veiligheid en de gezondheid, desbetreffende grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling en andere wettelijke bepalingen (KB 11 maart 2002, art. 29 2°). Zelfs als er geen Comité voor Preventie en Bescherming op het werk is, moet de werkgever deze lijst toch opstellen en ook de plaats waar ze zich bevinden aangeven. Niets belet dat je hem of zijn preventiedeskundigen er om vraagt! Maatregelen bij ongevallen, incidenten en noodsituaties De werkgever moet, na het voorafgaand advies van het CPBW te hebben ingewonnen, noodplannen opstellen om het hoofd te kunnen bieden aan eventuele ongevallen, incidenten of noodsituaties. Deze noodplannen omvatten veiligheidsoefeningen (die regelmatig gehouden moeten worden). Indien er zich zo’n noodsituatie voordoet, neemt de werkgever onmiddellijk maatregelen om de effecten daarvan te verminderen en de werknemers hiervan in kennis te stellen. Deze maatregelen worden aangevuld met waarschuwings- en andere communicatiesystemen die het mogelijk maken passend te reageren en zo nodig onmiddellijk een aanvang te nemen met herstelmaatregelen, hulpacties en evacuatie- en reddingsoperaties. De informatie over de noodmaatregelen maakt deel uit van het noodplan en wordt dan ook meegedeeld aan alle diensten die bij noodsituaties tussenbeide moeten komen.


voorzorgsmaatregelen te ne-men. Met andere woorden: de werkgever moet ervoor zorgen dat de werknemers niet rechtstreeks worden blootgesteld aan het risico.

Bescherming tegen carcinogene en mutagene stoffen

Volgens meerdere in Europa uitgevoerde studies, heeft zo’n 5 à 10 % van alle kankers een beroepsgebonden oorzaak. In sommige gevallen, zoals bij longkanker bijvoorbeeld, loopt dit percentage zelfs op tot 15 %. Uit deze studies blijkt ook onmiddellijk dat de situatie in België duidelijk onderschat wordt: het Fonds voor Beroepsziekten erkent jaarlijks slechts een tiental kankergevallen als kankers met beroepsgebonden oorzaak.

Indien de toepassing van een dergelijk gesloten systeem onmogelijk is, moet de blootstelling beperkt worden tot een zo laag mogelijk niveau als technisch uitvoerbaar is.

De werkgever moet collectieve, desnoods persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking stellen.

Volgens het IARC (International Agency for Research on Cancer, het internationaal agentschap voor kankeronderzoek bij de WHO of wereldgezondheidsorganisatie) bestaan er meer dan 800 kankerverwekkende stoffen waarvan meer dan de helft in de industrie terug te vinden is.

De werkgever onderwerpt blootgestelde werknemers aan een gezondheidscontrole. Voor iedere werknemer wordt een individueel dossier opgesteld. Elke werknemer heeft het recht om zijn dossier in te zien. Het dossier dient gedurende 40 jaar bijgehouden te worden door de Arbeidsgeneeskundige Dienst.

Het KB van 2 december 1993 is de omzetting in Belgisch recht van een belangrijke Europese richtlijn die de bescherming van werknemers tegen de blootstelling aan kankerverwekkende en mutagene stoffen beoogt.

Op de rol van de arbeidsgeneesheer in de strijd tegen de gevaren verbonden aan het werken met gevaarlijke stoffen en preparaten komen wij verder in deze brochure nog uitgebreid terug.

Anonieme collectieve blootstellingsgegevens moeten ter beschikking worden gesteld van het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk. Bij ontstentenis van een CPBW in de onderneming heeft de Vakbondsafvaardiging dezelf-de bevoegd-heid.

Via een nieuw KB (dd. 20/02/2002, BS 14/03/02) werd het toepassingsveld uitgebreid. Dit KB is vooral belangrijk omdat het de mutagene agentia gelijkschakelt met de carcinogene agentia en bijgevolg de bescherming van de werknemers uitbreidt tot de mutagene agentia, d.w.z. agentia die toxisch zijn voor de voortplanting.

De werkgever moet een beoordeling maken van de risico's voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers en moet hiervan een schriftelijk verslag maken. Dit ligt dus geheel in de lijn ligt van het belang dat wordt gehecht aan het uitvoeren van een goede risicoanalyse.

Bij KB van 11 maart 2002 werd het stelsel (het vroegere ARAB, art. 723bis, 16 en 17) inzake toelatingen voor het produceren, vervaardigen of gebruiken van gevaarlijke stoffen of preparaten afgeschaft. De lijst met verboden producten werd ingekort, voortaan zijn volgende agentia verboden: • 2-naftylamine en de zouten daarvan • 4-aminobifenyl en de zouten daarvan • benzidine en de zouten daarvan • 4-nitrobifenyl

Indien uit deze beoordeling blijkt dat er risico's bestaan, moet de werkgever maatregelen nemen teneinde de stoffen die risico's veroorzaken te vervangen door andere, dan wel om het werk zo te organiseren dat de risicodragende stof gebruikt wordt in een gesloten systeem. Dit is een belangrijke bepaling omdat zij de werkgever verplicht om efficiënte

Waterstofcyanide, zijn organische en anorganische cyaanverbindingen en de preparaten die deze stoffen bevatten, mogen, voor zover deze stoffen en preparaten als "zeer giftig" of "giftig" worden ingedeeld, slechts gebruikt worden nadat de gewestelijke directie van de Medische Arbeidsinspectie van het ambtsgebied hiervan schriftelijk in kennis werd gesteld.

De werknemers en hun vertegenwoordigers moeten dus volgende punten weten:

27


Deze kennisgeving bevat de volgende gegevens: ■ de naam van de stof; ■ de activiteit waarbij de stof wordt gebruikt, het adres waar de activiteit wordt verricht, en de naam van de werkgever; ■ het aantal werknemers dat bij deze activiteit is betrokken; ■ een beschrijving van de maatregelen bij ongevallen, incidenten en noodsituaties; ■ het resultaat van de risicobeoordeling; ■ de genomen preventiemaatregelen.

De lijst van hout oliën waarvan het stof als kankerverwekkend beschouwd wordt is uitgebreid tot 31 oliën waaronder bijkomend beuk en eik, maar ook de volgende oliën: esdoorn, els, berk, notenhout ,haagbeuk, kastanje, es, plataan, populier, kersenboom, wilg,linde, iep, iroko, spar, rood grenen, palissander, ebbehout, kurkhout, meranti, teak enz.. In onderstaande tabel vindt U enkele kankerverwekkende stoffen die zeer veel in de industrie gebruikt

INDUSTRIE EN ACTIVITEITEN WAAR BEROEPSKANKERS VOORKOMEN

28

Stof

Sector

Plaats van kanker

Asbest

Bouw en openbare werken, asbestverwijdering, isolatie, fibro-ciment, textielvezels, scheepsbouw,…

Longen, longvlies

Arsenicum en zijn zouten

Landbouw, glas,…

Longen, huid

Benzeen

Brandstoffen, oplosmiddelen, rubber, parfums, drukkerijen,…

Bloed

Wasbenzine

Leer, rubber, kleurstoffen,…

Blaas

Asfalt,…

Asfalt, dakdekkers,…

Huid, longen

Monomeren van vinylchloride

Plastiek

Lever, longen

Hydrocarburen polyester geurstoffen

Petroleumindustrie, brandstoffen, smeermiddelen, pigmenten,…

Longen, huid

Houtstof

Houtindustrie

Neus, sinus

Nikkel

Metaal, catalysatoren,…

Neus, longen

Cristallijnsilicium

Mijnen, steengroeven,…

Longen

6

Deze tabel komt van het infoblad van de AC van juli 2002


â–

Grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling* Het KB van 25 oktober 2002 legt een aantal grenswaarden vast; dit betekent dus dat, bij het gebruik van de stoffen en preparaten die in deze lijst vermeld staan, bepaalde maximumconcentraties niet mogen worden overschreden. Dit KB is de omzetting in Belgisch recht van de Richtlijn 2000/39/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 juni 2000 tot vaststelling van een eerste lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk. Het punt A. van bijlage I van het KB van 11 maart 2002 bevat deze ÂŤLijst van de grenswaarden voor blootstelling aan chemische agentiaÂť . Hoewel zeer technisch, en daarom niet altijd makkelijk te begrijpen, is dit een belangrijk Koninklijk Besluit. Het bevat een aantal grenswaarden, die voortaan wettelijk moeten worden gerespecteerd. Zij zijn opgenomen in bijlage II bij deze brochure. Om je enig inzicht te geven in wat het belang is van deze grenswaarden, geven wij hieronder het voorbeeld van benzeen. Benzeen is een kankerverwekkende stof die in zeer uiteenlopende industrietakken een toepassing vindt: petrochemie, wapenindustrie, drukkerijen, schoonmaakbedrijven, productie van verven en kunststoffen enzovoort. Eerst en vooral moet je echter weten dat in het Koninklijk Besluit de grenswaarde wordt uitgedrukt in ofwel ml/m_, ofwel in ppm (van het Engels "parts per million") wanneer het over gassen of dampen gaat. Voor stof en rook zijn de grenswaarden altijd opgesteld in mg/m_. Wanneer je dus leest dat de grenswaarde van benzeen 1 ppm bedraagt, dan weet je dat van deze erg kankerverwekkende stof zich slechts 1 milliliter per kubieke meter in de lucht mag bevinden.

tegen een overdreven optimisme. Zelfs indien de grenswaarden niet overschreden worden, mag je nog lang niet op beide oren slapen. Grenswaarden zijn immers geen gezondheidswaarden. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat voor heel wat stoffen blootstelling aan veel lagere dosissen dan vastgelegd in het Koninklijk Besluit op de grenswaarden, reeds zeer ernstige gezondheidsschade kan doen ontstaan. Grenswaarden vormen namelijk een combinatie van gezondheidsvereisten, economische haalbaarheid en technische mogelijkheden.Vooral het economische aspect wordt daarbij in de regel veel hoger gewaardeerd dan het gezondheidsaspect. In naam van de heilige concurrentie dreigt men zo in een aantal gevallen de gezondheid van de werknemers op te offeren aan de economische belangen van de onderneming. Als "belangrijkste" argument wordt daarbij vanuit patronale hoek steeds aangehaald dat de grenswaarden in onze buurlanden hoger zouden zijn, wat overigens vaak helemaal niet het geval is. Het KB van 11 maart 2002 (afdeling) geeft volgende definitie van een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling: "tenzij anders omschreven, de grenswaarde van de tijdgewogen gemiddelde concentratie van een chemisch agens in de lucht in de individuele ademzone van een werknemer in verhouding tot een bepaalde referentieperiode" De vaststelling van de grenswaarden gebeurt in verhouding tot een bepaalde referentieperiode. Deze bedraagt 8 uur tenzij anders is bepaald. Als de arbeidsduur minder dan acht uur bedraagt, wordt dit de referentieperiode. Voor bepaalde agentia kan, bij kortstondige blootstelling, een referentieperiode van 15 minuten worden vastgesteld. In dit geval wordt de grenswaarde "kortetijdswaarde" genoemd;

Wanneer deze grenswaarde wordt overschreden moet de werkgever een hele reeks beschermingsmaatregelen nemen, zoals wij die hierboven hebben beschreven.

Als er een kortetijdswaarde is vastgesteld, mogen blootstellingen boven de getalwaarde van de over acht uur gemeten grenswaarde slechts viermaal per dag voorkomen, telkens gedurende een periode van maximaal vijftien minuten. Tussen deze perioden met verhoogde blootstelling moeten minstens zestig minuten verlopen.

Het (doen) respecteren van de grenswaarden is dus ontzettend belangrijk in de strijd tegen gevaarlijke scheikundige producten. Toch moeten wij waarschuwen

Voor sommige agentia kunnen grenswaarden worden vastgesteld met een referentieperiode waarvan de duur verschilt van de hierboven vermelde. Deze

*

De lijst van TLV-waarden kan geconsulteerd worden op de website www.abvv.be.

29


referentieperiodes zijn dan expliciet vermeld in bijlage I. Voor controlemetingen wordt in dat geval verwezen naar de over die referentieperiode gewogen concentratie. Wanneer werknemers worden blootgesteld volgens een patroon dat duidelijk afwijkt van het normale (zoals een werkdag van meer dan 8 uur, een werkweek van meer dan 40 uur of een arbeidsweek van meer dan 5 dagen), formuleert de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer een gemotiveerd voorstel voor de in dat geval te hanteren grenswaarde. Dit voorstel wordt voor advies voorgelegd aan het Comité van de betrokken onderneming en gemeld aan de directie van de Medische Arbeidsinspectie van dat gebied. Een grenswaarde wordt nageleefd indien uit de beoordeling blijkt dat de blootstelling de grenswaarde niet overschrijdt. Indien de verzamelde gegevens niet volstaan om op betrouwbare wijze vast te stellen of de grenswaarden worden nageleefd, moeten zij worden aangevuld met metingen op de arbeidsplaats. Blijkt uit de beoordeling dat een grenswaarde niet wordt nageleefd, dan: • moeten de oorzaken van de overschrijding onverwijld worden vastgesteld door de werkgever en dienen er onmiddellijk maatregelen te worden uitgevoerd om verbetering te brengen in de situatie; • moet de situatie vervolgens opnieuw worden beoordeeld. Indien uit de beoordeling blijkt dat de grenswaarden worden nageleefd, moeten daarna met passende tussenpozen, bepaald in overleg met het Comité en met

30

de bevoegde dienst voor preventie en bescherming op het werk, controlemetingen worden verricht. Hoe dichter de gemeten concentratie bij de grenswaarde ligt, hoe vaker deze controlemetingen plaats moeten hebben. Indien uit de beoordeling blijkt dat de grenswaarden, gezien het soort arbeidsproces, op langere termijn worden nageleefd en een ingrijpende wijziging van de omstandigheden op de arbeidsplaats die tot een verandering van de blootstelling van de werknemers zou kunnen leiden, niet werd aangebracht, dan kan de frequentie van de controlemetingen om na te gaan of de grenswaarden worden nageleefd, worden verminderd. In dit geval dient evenwel regelmatig te worden nagegaan of de beoordeling die tot deze conclusie heeft geleid, nog steeds geldt. De vermindering van de frequentie van de controlemetingen gebeurt volgens de regels vastgesteld in artikel 20, tweede lid. Verder dient ook te worden opgemerkt dat, volgens het KB van 3 mei 1999, jongere werknemers niet tewerkgesteld kunnen worden voor gevaarlijke werken die een blootstelling aan chemische, fysische of biologische agentia impliceren (in een bijlage aan dit KB preciseert dit) of voor werken waarvoor het niet mogelijk is via analyse vast te stellen of de grenswaarden i.v.m. chemische agentia constant nageleefd worden. Dit KB voorziet echter ook in enkele afwijkingen, zoals bijv. beroepsopleidingen.


Bescherming tegen biologische agentia

Biologische agentia komen in veel sectoren voor. Aangezien zij zelden zichtbaar zijn, wordt het risico dat zij vormen vaak onderschat. Tot deze agentia behoren bacteriën, virussen, schimmels (gisten) en parasieten. Biologische agentia komen in veel sectoren voor. Aangezien zij zelden zichtbaar zijn, wordt het risico dat zij kunnen vormen, vaak onderschat. Tot deze agentia behoren bacteriën, virussen, schimmels (gisten) en parasieten. De Belgische wetgeving (Koninklijk Besluit van 4 augustus 1996, gewijzigd door Koninklijk Besluit van 29

april 1999, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 7 oktober 1999) heeft tot doel om de gezondheid van de werknemers te vrijwaren tegen risico’s veroorzaakt door biologische agentia op de werkplek. Het preventieschema blijft hetzelfde dan tot hier beschreven, maar er bestaat geen lijst met grenswaarden. Een lijst (bijlage van het Koninklijk Besluit) deelt biologische agentia in vier risicocategorieën in, afhankelijk van hun ziekteverwekkend potentieel. De rol van het gezondheidstoezicht is in dit geval zeer gevoelig. Het gaat inderdaad dikwijls over inentingen. Wij publiceren hieronder een tabel om deze agentia en de te nemen preventiemaatregelen, in relatie tot het uitgeoefend beroep, in kaart te brengen7.

Risico-activiteiten

Gevaren/Risico’s

Preventieve maatregelen

Productie van voedingsmiddelen (kaas,yoghurt, salami) of voedseladditieven, bakkerijen

Schimmels/gisten, bacteriën en mijten veroorzaken allergieën Met biologische agentia besmet organisch graanstof, melkpoeder of meel Toxinen zoals botulinetoxines of aflatoxines

Gesloten processen Aërosolvorming vermijden Besmette werkgebieden afzonderen Geschikte hygiënemaatregelen

Gezondheidszorg

Talrijke virale en bacteriële infecties zoals HIV, hepatitis of tuberculose Prikincidenten

Veilig omgaan met infectieuze specimens, scherp afval, besmet linnen en overig materiaal Veilig omgaan met en reiniging van bloedsporen en overige lichaamsvloeistoffen Aangepaste beschermende uitrusting, handschoenen, kleding, brillen Geschikte hygiënemaatregelen

7

Deze tabel komt van de fiche FACTS nr. 41 van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk – Zie http://agency.osha.eu.int

31


32

Risico-activiteiten

Gevaren/Risico’s

Preventieve maatregelen

Laboratoria

Infecties en allergieën door omgaan met microorganismen en celculturen, bijvoorbeeld van menselijke weefsels Ongelukken door morsen en verwondingen door naalden

Microbiologische veiligheidskasten Stof- en aërosolbeperkende maatregelen Veilig omgaan met en veilig transport van stalen Geschikte persoonlijke bescherming en hygiënemaatregelen Ontsmettings- en spoedmaatregelen bij incidenten Beperkte toegang Bioveiligheidslabel

Landbouw Bosbouw Tuinbouw Productie van voedingsmiddelen en voeder voor dieren

Bacteriën, schimmels, mijten en virussen via dieren, parasieten en teken Ademhalingsproblemen te wijten aan microorganismen en mijten in organisch graanstof, melkpoeder, meel, specerijen Specifieke allergische ziekten zoals boerenlong en vogelkwekerslong

Stof- en aërosolbeperkende maatregelen Contact met besmette dieren of uitrusting vermijden Bescherming tegen beten en steken van dieren Conserveringmiddelen voor voeder Reiniging en onderhoud

Metaalverwerkingsindustrie Houtverwerkingsindustrie

Huidproblemen te wijten aan bacteriën en bronchiaal asthma te wijten aan schimmels/gisten in vloeistofcircuits bij industriële processen zoals slijpen, snijvloeistoffen in pulpverwerkende bedrijven en metaal- en steensnijvloeistoffen

Plaatselijke afzuigsystemen Regelmatig onderhoud, filtering en ontsmetting van vloeistoffen en machines et des zones de travail Huidbescherming Geschikte hygiënemaatregelen

Werkterreinen zoals klimaatregelingssystemen en grote vochtigheid (bijv. textielindustrie, drukkerijen en papierindustrie)

Allergieën en ademhalingsaandoeningen te wijten aan schimmels en gisten Legionella

Stof- en aërosolbeperkende maatregelen Regelmatig onderhoud van afzuigsystemen, machines en werkterreinen Beperkt aantal werknemers Temperatuur van het (de) warm water(kraan) hoog houden


Risico-activiteiten

Gevaren/Risico’s

Preventieve maatregelen

Archiven, musea, bibliotheken

Schimmels/gisten en bacteriën veroorzaken allergieën en ademhalingsaandoeningen

Stof- en aërosolbeperking Ontsmetting Geschikte persoonlijke beschermende uitrusting

Bouwnijverheid, verwerking van natuurlijke materialen zoals klei, stro, riet; restauratie van gebouwen

Schimmels en bacteriën te wijten aan de achteruitgang van bouwmaterialen

Stof- en aërosolbeperkende maatregelen Geschikte persoonlijke beschermende en hygiënemaatregelen

33


■ Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen ■

Algemeen principe

De werkgever moet persoonlijke beschermings-

te beschermen tegen de risico's verbonden aan het werken met scheikundige producten.

middelen ter beschikking stellen om de werknemers te beschermen tegen de gevaren die verbonden zijn aan het werken met gevaarlijke producten. Dat dit slechts het geval is wanneer nog bepaalde risico's blijven bestaan na het nemen van organisatorische maatregelen en mits het toepassen van collectieve beschermingsmiddelen, spreekt uiteraard vanzelf. De arbeids- en de beschermingsmiddelen voorzien door de werkgever voor de bescherming van de werknemers moeten in overeenstemming zijn met de gezondheids- en veiligheidsbepalingen die van toepassing zijn inzake ontwerp, constructie en levering bepaald in het KB van 31 december 1992 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en in het KB van 7 augustus 1995 (BS 15.09.1995, bijlage gewijzigd op 11 januari 1999) betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Belangrijk aspect in het Koninklijk Besluit is dat de werkgever een grondige analyse van de risico's moet maken vóór hij overgaat tot de aanschaf van een persoonlijk beschermingsmiddel. Tevens wordt beklemtoond dat de risico's volgens een bepaalde rangorde moeten worden bestreden: 1∞ uitschakelen van de risico's aan de bron; 2∞ inschakelen van collectieve beschermingsmiddelen; 3∞ aanpassen van de arbeidsorganisatie; 4∞ verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen. Slechts in de allerlaatste plaats, wanneer alle andere maatregelen onvoldoende bescherming bieden, of onmogelijk kunnen worden toegepast, gaat de keuze dus naar persoonlijke beschermingsmiddelen. Zoals je zelf kunt vaststellen, vormt risico-evaluatie ook nu weer de basis waarop deze preventiefilosofie is gegrondvest. Wij stellen ons daarom de vraag wat dit nu in de praktijk betekent voor de aanschaf van een persoonlijk beschermingsmiddel dat moet dienen om de werknemer

34

Keuze van een persoonlijk beschermingsmiddel

Alvorens een persoonlijk beschermingsmiddel te kiezen, moet de werkgever eerst een grondige analyse en evaluatie uitvoeren van de risico's die niet met andere middelen kunnen vermeden of uitgeschakeld worden. Dat de werknemers en hun vertegenwoordigers daar moeten bij betrokken worden, spreekt uiteraard van-zelf. Vervolgens moeten de kenmerken worden vastgelegd die de aan te schaffen beschermingsmiddelen moeten bezitten om de werknemers tegen de vastgestelde risico's te beschermen. Daarbij zal heel veel aandacht moeten uitgaan naar het oordeel van de werknemers zelf. Persoonlijke beschermingsmiddelen moeten immers in de eerste plaats voldoen aan een aantal technische vereisten. Daarnaast is het van ontzettend groot belang dat het beschermingsmiddel in comfortabele omstandigheden kan worden gebruikt en de werknemer niet hindert bij het uitvoeren van zijn taken. Mede om die reden is een tijdige en grondige evaluatie van het persoonlijk beschermingsmiddel onontbeerlijk. Op die manier zal blijken of het de nodige technische kenmerken en comforteigenschappen heeft om de werknemer afdoend te beschermen tegen de risico's die zijn gezondheid bedreigen.

Regelmatige evaluatie van het persoonlijk beschermingsmiddel Telkens wanneer het risico of de risico's wijzigen (bijvoorbeeld doordat in het productieproces nieuwe risico's ingang vinden) moet de hierboven beschreven beoordeling opnieuw worden uitgevoerd. Ook dit onderstreept het belang van een grondige, maar vooral tijdige evaluatie. De werkgever moet daarbij het advies inwinnen van de arbeids-geneesheer en de preventieadviseur, maar in de eerste plaats ook van de betrokken werknemers zelf.


■ Het gezondheidstoezicht In de strijd tegen de risico's die verbonden zijn aan het

Oude terminologie

Nieuwe terminologie

werken met gevaarlijke scheikundige producten, neemt het gezondheidstoezicht op de werknemers een belangrijke plaats in.

medisch toezicht medisch onderzoek medisch dossier kaart van medisch onderzoek aanwervingsonderzoek

gezondheidstoezicht gezondheidsbeoordeling gezondheidsdossier formulier voor gezondheidsbeoordeling voorafgaande gezondheidsbeoordeling

Omdat bij heel wat werknemers nog steeds veel onduidelijkheid bestaat omtrent de opdrachten en de bevoegdheden van de arbeidsgeneesheer, zullen wij eerst iets dieper ingaan op de algemene principes van de arbeidsgeneeskunde in België. Op 16 juni 2003 verscheen in het Belgisch Staatsblad het Koninklijk Besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers. Het regelt de specifieke kerntaken van de arbeidsgeneesheer, waardoor deze kan bijdragen tot de algemene doelstellingen van het preventiebeleid zoals bepaald in de Wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en haar uitvoeringsbesluiten. Het Koninklijk Besluit legt de definities en de doelstellingen van het gezondheidstoezicht vast. Deze doelstellingen zijn in de eerste plaats het opsporen van risico’s voor de gezondheid van de werknemers, en daarnaast het adviseren en raadgeven aan de werknemers over de bescherming van hun gezondheid. De arbeidsgeneeskunde wordt overigens "ondergeschikt" gemaakt aan de resultaten van de voorafgaande risicoanalyse die de werkgevers moeten maken (artikels 3-5 van het Koninklijk Besluit van 27 maart 1998). Nieuw en erg belangrijk is de verplichting om de gezondheid van de werknemer met arbeidsongeschiktheid te evalueren met het oog op zijn reclassering.

Nieuwe terminologie

De terminologie die in het Koninklijk Besluit gebruikt wordt is deze van de Europese richtlijnen en wijkt in die mate af van de terminologie die in het verleden in de Belgische regelgeving gebruikt werd. Een overzicht:

Het doel van de arbeidsgeneeskunde Het doel van de arbeidsgeneeskunde is het "optimaliseren van de relatie mens-arbeid, wat betreft het aspect gezondheid op het werk". In gewone taal betekent dit dat de arbeidsgeneeskunde tot doel heeft: ■

opsporen van beroepsgebonden aandoeningen (lees: beroepsziekten en andere);

aandoeningen en ziekten voorkomen (bijvoorbeeld door vaccinatie);

de werkposten bezoeken en voorstellen formuleren om de arbeidsomstandigheden te verbeteren;

zoeken naar oplossingen om de arbeid aan de mens aan te passen.

De arbeidsgeneesheer geniet zoals elke ander soort preventieadviseurs van een speciaal statuut, dat hem beschermt tegen ontslag. Hierdoor moet hij in principe beter weerstand kunnen bieden aan de druk die de werkgever op hem kan uitoefenen om maatregelen voor te stellen die indruisen tegen de belangen van de werknemers. Bovendien is de arbeidsgeneesheer als arts gebonden door het medisch beroepsgeheim. Alles wat hij verneemt via mondelinge contacten met de werknemers of via medische onderzoeken valt onder dit beroepsgeheim. De arbeidsgeneesheer mag in geen geval bij de bespreking van de resultaten van zijn medische

35


onderzoeken of arbeidspostanalyses informatie verstrekken over de identiteit van de betrokken werknemers. Deze vertrouwensrelatie mag door de werkgever niet geschaad worden door de arbeidsgeneesheer onder druk te zetten om toch andere dan anonieme gegevens te verstrekken.

De organisatie van de arbeidsgeneeskunde Iedere werkgever moet samenwerken met een arbeidsgeneesheer, zelfs al stelt hij slechts één werknemer tewerk. .. In de praktijk sluiten de meeste bedrijven zich aan bij een Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (EDPB) Enkel de zeer grote bedrijven werven wel degelijk een arbeidsgeneesheer aan die dan deel uitmaakt van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (IDPB). Arbeidsgeneesheren mogen uitsluitend aan arbeidsgeneeskunde doen. Het is hen absoluut verboden om als zogenaamd controlerend geneesheer de gegrondheid van de afwezigheid wegens ziekte na te gaan. Arbeidsgeneesheren mogen uitsluitend aan arbeidsgeneeskunde doen. Het is hen absoluut verboden om als controlerend geneesheer de gegrondheid van de afwezigheid wegens ziekte na te gaan.

Het bedrijf bezoeken en de risico's evalueren

In het kader van de strijd tegen de risico's verbonden aan het werken met scheikundige producten neemt het bedrijfsbezoek van de arbeidsgeneesheer een centrale plaats in. Tijdens een dergelijk bezoek zal de arbeidsgeneesheer kunnen vaststellen welke risicovolle situaties zich in het bedrijf voordoen. Daarom is het van uitzonderlijk groot belang dat de arbeidsgeneesheer zich bewust is van de belangrijke rol die hij kan spelen in verband met het informeren van de werknemers. De arbeidsgeneesheer zal, wanneer hij én de arbeidspost én de werknemer goed kent (zie wat wij

36

hierover schreven over de vertrouwensfunctie van de arbeidsgeneesheer), een belangrijke bijdrage kunnen leveren in het informeren van de werknemers. Aangezien de arbeidsgeneesheer ook als (preventie)adviseur van de werkgever optreedt, speelt hij een belangrijke rol in het uitvoeren van diens wettelijke verplichtingen, zoals hem die opgelegd worden door het KB betreffende het gezondheidstoezicht op werknemers (KB van 28 mei 2003, BS van 16 juni 2003). Dat daarbij in eerste instantie de aandacht moet uitgaan naar maatregelen die betrekking hebben op de arbeidsorganisatie spreekt voor zich. Dat bij de bedrijfsbezoeken prioriteit moet gaan naar die gebouwen en de werkplaatsen waar risico's, problemen of klachten zijn gesignaleerd is al even vanzelfsprekend.

Medisch onderzoek

Arbeidspostanalyse is, zeker inzake de strijd tegen risico's verbonden aan het werken met scheikundige producten een van de voornaamste voorkomingsmiddelen. Jammer genoeg kennen heel wat werknemers de arbeidsgeneesheer echter alleen maar van het medisch onderzoek. Daarmee willen wij niet zeggen dat dit medisch onderzoek niet nuttig of zelfs overbodig zou zijn. Het tegendeel is zelfs waar. De wetgever draagt dan ook daarom inzake medisch onderzoek heel wat taken op aan de arbeidsgeneesheer. Omdat dit medisch onderzoek in heel wat gevallen verplicht is, maar ook omdat veel werknemers zich hierbij heel wat vragen stellen, vatten wij hieronder de belangrijkste principes voor je samen. Verplicht medisch onderzoek voor bepaalde werknemers De wet legt aan bepaalde werknemers het medisch onderzoek verplicht op. Of je tot deze categorie behoort hangt af van de aard van het werk dat je uitvoert en van de risico's voor je gezondheid die er aan verbonden zijn. Dergelijke werknemers noemt men in het jargon van de wetgever en van de arbeidsgeneesheer meestal de "onderworpen" werknemers. Werknemers die in contact komen of kunnen komen met gevaarlijke scheikundige producten zijn meestal


blootgesteld aan sommige risico's voor bepaalde beroepsziekten. Zij zullen dus in de regel "onderworpen" zijn aan het gezondheidstoezicht, dat minstens eenmaal per jaar moet plaatshebben. In bepaalde gevallen zal men ook meermaals door de arbeids-geneesheer onderzocht worden.. Het medisch onderzoek is gratis voor de werknemer. Eventuele verplaatsingsonkosten zijn ten laste van de werkgever. Indien het medisch onderzoek gebeurt buiten de normale werkuren moet de werknemer hiervoor vergoed worden. Onder voorbehoud van de bepalingen betreffende de voorafgaande gezondheidsbeoordeling (aanwerving) is elk verzoek om gezondheidstoezicht of elke oproeping van een werknemer om te verschijnen voor een afdeling of een departement belast met het medisch toezicht, hetzij buiten zijn gewone werkuren, hetzij tijdens de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, hetzij in de loop van de periode van vrijstelling van arbeid absoluut nietig en heeft zij de absolute nietigheid van de beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer tot gevolg. De Minister van Werkgelegenheid kan voor bepaalde categorieën van werkgevers afwijken van de verbodsbepaling betreffende de werkuren vermeld in § 3 op grond van de aard van het uitgevoerde werk of indien objectieve en technische redenen de toepassing van de voormelde bepaling onmogelijk maken, na hiertoe voorafgaand het advies van het bevoegde paritair comité te hebben ingewonnen.(art 12, § 3 en 4) Onderzoek na ziekte of ongeval Wie "onderworpen" is aan het gezondheidstoezicht zal na een afwezigheid van ten minste 4 weken (art 35) ten gevolge van een ziekte of een ongeval bij de werkhervatting (en niet eerder !) opgeroepen worden om door de arbeidsgeneesheer onderzocht te worden. Ook dit onderzoek is verplicht. Moederschapsbescherming Aangezien sommige gevaarlijke scheikundige producten ernstige risico's kunnen inhouden voor ongeboren kinderen, bepaalt de wet op de moederschapsbescherming dat zwangere vrouwen van een aantal risico's moeten worden verwijderd. Dat hoeft niet altijd direct te betekenen dat een vrouw die zich in deze situatie

bevindt niet langer mag gaan werken. De maatre-gelen die worden genomen moeten immers (alweer!) gebaseerd zijn op een risico-analyse. Slechts wanneer voor de zwangere vrouw in de onderneming geen werk voorhanden is zonder risico's voor haar ongeboren kind, zal de arbeidsgeneesheer de zwangere werkneemster doorverwijzen naar de mutualiteit, of naar de Fonds voor Beroepziekten. "Onderworpen" werkneemsters moeten na hun bevallingsverlof opnieuw door de arbeidsgeneesheer medisch onderzocht worden. Gevolgen van het arbeidsgeneeskundig onderzoek De arbeidsgeneesheer moet na elk onderzoek een kaart van medisch onderzoek invullen. Daarop noteert hij zijn beslissing omtrent de geschiktheid van de werknemer om een bepaalde taak uit te voeren. In sommige gevallen kan de arbeidsgeneesheer oordelen dat verandering van werk noodzakelijk is. De werknemer heeft immer het recht om hiertegen binnen de vijf werkdagen in beroep te gaan. Daarna start een overlegprocedure die de beslissing van de arbeidsgeneesheer opschort behalve in twee specifieke gevallen8. Het recht op spontane consultatie Elke werknemer, ook diegenen die niet "onderworpen" zijn aan het gezondheidstoezicht, hebben het recht om de arbeidsgeneesheer te raadplegen. Artikel 37 van het KB (28 mei 2003) biedt hen deze mogelijkheid. Via een analyse van omvang en oorzaken van deze spontane consultaties kan de arbeidsgeneesheer nagaan of er een verband bestaat tussen de klachten van de werkne-mers en hun uitgevoerde taken, of er afdelingen zijn waar opvallend veel klachten te noteren vallen, enzovoort. Het recht op spontane consultaties van de arbeidsgeneesheer is voor elke werknemer van wezenlijk belang om zijn gezondheid te beschermen. Bij twijfel omtrent de arbeidsomstandigheden in je bedrijf moet je dan ook steeds gebruik maken van dit recht.

8

Het betreft werknemers met een veiligheidsfunctie of met een functie die risico's voor blootstelling aan ioniserende stralingen inhoudt.

37


Het gezondheidstoezicht en de gevaarlijke chemische agentia Het KB van 11 maart 2002 verklaart dat: ■

uit de resultaten van de (…) evaluatie blijkt dat er een risico (…) bestaat, worden de (…) specifieke beschermings-, preventie- en bewakingsmaatregelen toegepast.(art. 15) en dat

Wanneer uit de resultaten van de(…) risico-evaluatie blijkt dat er, gelet op de hoeveelheden van een gevaarlijk chemisch agens die op de arbeidsplaats aanwezig zijn, slechts een gering risico voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers bestaat en dat de overeenkomstigde artikelen 13 en 14 genomen maatregelen voldoende zijn om dit risico terug te dringen, zijn de maatregelen, (….)niet van toepassing.(art. 16).

Afdeling IX van het KB van 11 maart 2002 gaat over het gezondheidstoezicht van de werknemers die blootgesteld zijn aan gevaarlijke chemische agentia. Ze worden immers onderworpen aan een passend gezondheidstoezicht, tenzij uit de resultaten van de risicoevaluatie blijkt dat zij geen gezondheidsrisico lopen.

onvermijdbare regels toe te passen. Het is de bedoeling een soepele regelgeving te hebben, die naargelang de gevallen en op basis van de risicoanalyse aanpasbaar is. Op zich lijkt dit positief. Het impliceert namelijk dat de actoren op het terrein meer actief en meer aanwezig moeten zijn. De werknemersvertegenwoordigers zullen dus al hun rechten in de weegschaal moeten werpen om hun rol te spelen. Volgens sommige deskundigen zou, op grond van deze nieuwe regelgeving m.b.t. het gezondheidstoezicht gebaseerd op de resultaten van een voorafgaande risicoevaluatie, het aantal medische onderzoeken moeten toenemen. Dit is te hopen, maar het valt te bezien of dit het inderdaad zo zal zijn. Het gezondheidstoezicht, waarvan de resultaten in aanmerking worden genomen bij de toepassing van preventieve maatregelen op de specifieke arbeidsplaats, is passend wanneer: ■

het mogelijk is een verband te leggen tussen de blootstelling van de werknemer aan een gevaarlijk chemisch agens en een aantoonbare ziekte of aandoening;

de ziekte of aandoening zich vermoedelijk zou voordoen in de specifieke werkomstandigheden van de werknemer;

De werknemers moeten van die verplichting op de hoogte worden gebracht alvorens zij een taak moeten uitvoeren die een risico op blootstelling aan het vermelde gevaarlijke chemisch agens inhoudt.

de onderzoeksmethode voor de werknemers slechts een verwaarloosbaar risico oplevert, dat niet opweegt tegen het gezondheidsrisico dat men loopt wanneer men de onderzoeksmethode niet zou toepassen;

Ter herinnering: onder blootstelling moet verstaan worden de mate waarin er contact is van het lichaam met het chemisch agens via het ademhalingsstelsel, de huid en de slijmvliezen of het spijsverteringsstelsel.

er deugdelijke technieken voor het opsporen van de ziekte of de aandoening bestaan.

Wanneer een bindende biologische grenswaarde is vastgesteld zoals bepaald in bijlage II (bloedloodgehalte), is het gezondheidstoezicht verplicht voor het werken met het betrokken agens, overeenkomstig de bepaalde procedures.

Het nieuwe KB voorziet dus niet langer in een minimum blootstellingduur voor het medisch toezicht. Men baseert zich voortaan op de risicoanalyse: indien uit die analyse blijkt dat de werknemers geen risico lopen, is het medisch toezicht niet verplicht! Dat is nu precies de hele inzet van de nieuwe Europese (liberale) filosofie. Het is niet langer de bedoeling om – zoals in het ARAB – strikte en

38

Voor iedere werknemer die overeenkomstig artikel 39 het gezondheidstoezicht ondergaat, wordt een gezondheidsdossier aangelegd en bijgehouden. Deze gezondheidsdossiers bevatten, naast de uitslagen van het uitgeoefende gezondheidstoezicht, alle bewakingsgegevens die representatief zijn voor de blootstelling van de individuele werknemer. Het uitgevoerde biologisch toezicht en de daarmee verband houdende voorschriften maken deel uit van het gezondheidstoezicht.


De blootstellingsgegevens zijn een onderdeel van het medisch dossier en worden, met inachtneming van het medisch geheim, bewaard door de afdeling van de Dienst voor preventie en bescherming op het werk, belast met het medisch toezicht. Indien, rekening houdend met het aantal blootgestelde werknemers, het medisch beroepsgeheim kan worden verzekerd, stelt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer de anoniem gemaakte blootstellingsgegevens ter beschikking van het Comité. De werknemer wordt door de preventieadviseurarbeidsgeneesheer op de hoogte gesteld van de uitslag die op hem persoonlijk betrekking heeft. Hij krijgt tevens informatie en advies over het gezondheidstoezicht dat hij na beëindiging van de blootstelling zal moeten ondergaan indien uit het gezondheidstoezicht blijkt: ■

dat bij hem een aantoonbare ziekte of schadelijke invloed op de gezondheid is vastgesteld die volgens de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer het gevolg is van blootstelling aan een gevaarlijk chemisch agens op het werk;

ofwel dat een bindende biologische grenswaarde werd overschreden.

In de gevallen waar het gezondheidstoezicht een schadelijke invloed op de gezondheid aantoont (art. 44), treft de werkgever de volgende maatregelen: ■ hij herziet onverwijld de risico-evaluatie die overeenkomstig artikel 8 werd uitgevoerd; ■ hij herziet onverwijld de maatregelen die overeenkomstig de artikelen 13 tot 22 genomen zijn om het risico op te heffen of te verkleinen; ■ hij houdt rekening met het advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en desgevallend van de met het toezicht belaste ambtenaar bij het nemen van maatregelen die nodig zijn om het risico op te heffen of te verkleinen in overeenstemming met de artikelen 17 tot 22, met inbegrip van het geven van ander werk aan de werknemers waarbij geen blootstellingsrisico meer bestaat; ■ hij zorgt voor een voortgezet gezondheidstoezicht en treft maatregelen voor een heronderzoek van de gezondheidstoestand van iedere andere werknemer die op soortgelijke wijze is blootgesteld. In dergelijke gevallen kunnen de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer of de met het toezicht belaste ambtenaar adviseren de blootgestelde personen een medisch onderzoek te laten ondergaan.

39


■ Rol van de preventieadviseur Sinds 1996 is de "preventieadviseur" in de plaats Die dienst moet risicoanalyses maken in het kader van gekomen van het "diensthoofd veiligheid". Het gaat niet enkel om een wijziging in de terminologie. Het weerspiegelt ook de wens om nauwer aan te sluiten bij de nieuwe filosofie van het welzijn en het actieve preventiebeleid. Alle ondernemingen moeten een preventieadviseur in dienst hebben, of ten minste iemand aanduiden die belast is met de uitvoering van de taken die de regelgeving aan de preventiead-viseur oplegt. Dit laatste is met name het geval in ondernemingen met minder dan 20 werknemers. We moeten ons echter hoeden voor de verwarring die kan ontstaan uit het feit dat er voortaan meerdere preventieadviseurs zijn om alle taken (men spreekt over multidisciplinariteit) van het welzijnsbeheer op het werk uit te voeren. De arbeidsgeneesheer is bijvoorbeeld ook preventieadviseur. De ene preventieadviseur is bevoegd voor ergonomie, een andere is belast met de psychosociale belasting, nog een andere is belast met de hygiëne op het werk (toxicologie). Deze laatste is trouwens nauw betrokken bij het werken met gevaarlijke stoffen. Aangezien het zeer moeilijk, ja zelfs onmogelijk is voor een bedrijf "intern" om over al die vaardigheden te beschikken, werden die samengevoegd met die van de arbeidsgeneesheer binnen een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (KB EDPB 27 maart 1998). De preventieadviseur waarvan sprake in dit hoofdstuk – die zoals gezegd in de plaats is gekomen van het diensthoofd veiligheid – is belast met de risicobeheersing en werkt bij de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPB). In ondernemingen die minder dan 20 werknemers tewerkstellen. mag de werkgever zelf de taak van preventieadviseur op zich nemen. Niets belet hem echter om toch iemand anders aan te duiden als preventieadviseur De opdrachten van de interne dienst worden uitgelegd in het KB van 27 maart 1998 betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk.

40

de koninklijke besluiten m.b.t. het welzijn van de werknemers en de arbeidsmiddelen. In de meeste ondernemingen van een zeker belang (categorie A en B : indeling van de ondernemingen op basis van het aantal werknemers en van de risico’s) wordt de risicoanalyse gemaakt door een preventieadviseur van de interne dienst. Die risicoanalyse kan uitgevoerd worden met de hulp van andere deskundigen en van andere interne of aan het bedrijf externe actoren. Ze moet dus niet uitsluitend gemaakt worden door de preventieadviseur van de interne dienst (zie thematisch uitleg op de website van de FOD Werkgelegenheid – www.meta.fgov.be). Dit blijkt uit verschillende bepalingen van de regelgeving: ■

de opdrachten van de interne dienst m.b.t. de risicoanalyse: de dienst moet meewerken aan de identificatie van de gevaren (artikel 5, alinea 2, 1°, a) van titel II, hoofdstuk I van de Codex; bepalingen m.b.t. de IDPB);

het verslag wordt opgesteld door de preventieadviseur, indien nodig na raadpleging van andere bevoegde personen (artikel 8.3. van titel VI, hoofdstuk I van de Codex; algemene bepalingen m.b.t. tot de arbeidsmiddelen);

bij de toepassing van het globaal preventieplan kan de werkgever een beroep doen op andere personen die niet tot de interne dienst behoren (artikel 14, laatste alinea van titel II, hoofdstuk I van de Codex; bepalingen m.b.t. de IDPB).

In alle gevallen is de werkgever verantwoordelijk voor het laten uitvoeren van de risicoanalyse. Daarbij moet hij advies vragen aan zijn IDPB. In normale omstandigheden gaat men ervan uit dat de risicoanalyse door de preventieadviseur van de interne dienst wordt gemaakt. In uitzonderlijke omstandigheden moeten de preventieadviseurs een beroep kunnen doen op specialisten of deskundigen voor het uitvoeren van welbepaalde taken. Het opstellen van een groot aantal verslagen over het in


werking stellen van de arbeidsmiddelen kan beschouwd worden als een bijzondere omstandigheid. Het zou echter onaanvaardbaar zijn als de "bevoegde organismen" systematisch de risicoanalyse zouden uitvoeren. De risicoanalyse moet trouwens in een bredere context gezien worden dan alleen bij het in werking stellen van de arbeidsmiddelen (zoals bepaald door artikel 7, § 1, 1°, b), c), f) en g) van titel II, hoofdstuk I van de Codex). Van de preventieadviseur verwachten wij dat hij de technische oplossingen voorstelt die er toe leiden dat de risico's verbonden aan het werken met gevaarlijke scheikundige producten worden uitgeschakeld. Hij moet daarbij nauw samenwerken met de arbeidsgeneesheer. Door het correct registreren en analyseren van elke risicosituatie vervult de preventieadviseur een belangrijke signaalfunctie in de onderneming. De opdracht van de preventieadviseur bestaat uit de volgende taken : ■

het regelmatig en stelselmatig bezoeken van de werkplaatsen;

het organiseren van een jaarbezoek aan de werkplek;

het organiseren van een jaarlijks bezoek aan de onderneming samen met de arbeidsgeneesheer;

het onderzoeken van de problemen in de onderneming waarop de werknemers hem attent hebben gemaakt;

het organiseren van een onderzoek op de werkplaats telkens wanneer een ongeval of een vergiftiging zich voordoet of zou kunnen voordoen;

het analyseren van de arbeisongevallen; daarbij moet hij • de oorzaken opsporen en analyseren, • gelijksoortige situaties opsporen teneinde ze te voorkomen, • preventiemaatregelen voorstellen.

De preventieadviseur speelt bovendien ook een erg belangrijke rol in het voorkomingsbeleid. In verband met de strijd tegen de risico's verbonden aan het werken met gevaarlijke producten zal deze opdracht in verband met het voorkomingsbeleid zich toespitsen op de veiligheid van machines, installaties en toestellen. Het loont dus zeker en vast de moeite te herinneren aan artikel 8.3 van het Koninklijk Besluit van 12 augustus 1993 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen, dat luidt als volgt: "Vóór elke indienststelling is de werkgever in het bezit van een verslag dat de naleving vaststelt van: 1∞ de wetten en reglementen inzake en veiligheid en hygiëne; 2∞ de voorwaarden inzake veiligheid en hygiëne die niet noodzakelijk voorzien zijn in de wetten en reglementen inzake veiligheid en hygiëne, maar wel onontbeerlijk zijn om de doelstelling vooropgesteld in artikel 3 van het KB van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, te bereiken. Dit verslag moet opgesteld worden door de preventieadviseur die belast is met de leiding van de interne dienst . Het moet ter beschikking zijn van de inspectiediensten en van de werknemers en hun vertegenw frequente en systematische bezoeken van de arbeidsplaatsen oordigers. Ook in ondernemingen zonder Comité voor Preventie en Bescherming op het werk of Vakbondsafvaardiging moet de preventieadviseur dit verslag opstellen. Je hebt dan ook alle recht om de werkgever en de preventieadviseur om inzicht van deze documenten te vragen.

41


■ Beroepsziekten Werknemers die op het werk moeten omgaan met gevaarlijke scheikundige producten lopen meer dan anderen kans op hierdoor het slachtoffer te worden van een beroepsziekte. De Belgische reglementering hieromtrent is vrij ingewikkeld. In deze brochure beperken wij ons daarom tot een samenvatting van de belangrijkste principes.

Het algemene principe

Er bestaan verschillende mogelijkheden om het begrip "beroepsziekte" te omschrijven. In ons land heeft de wetgever gekozen voor wat het "gemengd sys-teem" wordt genoemd. Concreet betekent dit dat er een beperkte lijst bestaat van vergoedbaar gestelde beroepsziekten, aangevuld met een algemene bepaling. Wie lijdt aan een ziekte die op de Belgische lijst van beroepsziekten voorkomt, heeft normaal gesproken recht op een vergoeding (zie ook hieronder). Werknemers die lijden aan een ziekte, waarvan vermoed wordt dat zij veroorzaakt werd door het beroep dat men uitoefent (of heeft uitgeoefend) moeten hiervan zelf het bewijs leveren. Het verschil tussen beide principes is dus het volgende: ■

ziekte op de lijst: individueel oorzakelijk verband moet niet worden bewezen;

ziekte niet op de lijst: verband wel aan te tonen.

Vergoeding is dus mogelijk wanneer het slachtoffer (1) een ziekte heeft die voorkomt op de lijst van erkende beroepsziekten en (2) wanneer de getroffene bij de uitvoering van zijn werk aan het beroepsrisico was blootgesteld en dit kan aanto-nen. De Belgische lijst van beroepsziekten bevat een 70-tal ziekten veroorzaakt door scheikundige stoffen.

Schadeloosstelling

Slachtoffers van een beroepsziekte kunnen in aanmerking komen voor: ■

arbeidsongeschiktheid (geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend);

42

preventieve verwijdering uit het schadelijk milieu (tijdelijk of blijvend);

gezondheidszorgen;

"hulp van derden";

overlijden.

Om in aanmerking te komen voor al deze vergoedingen is steeds een medische evaluatie nodig. Elke aanvraag voor schadeloosstelling door het Fonds voor Beroepsziekten dient daarom te gebeuren met de medewerking van een geneesheer. In vele gevallen gebeurt een aangifte via de arbeidsgeneesheer. Je kan echter ook beroep doen op je behandelende geneesheer. In sommige gevallen gebeurt de aanvraag tot vergoeding via de adviserende geneesheer van de mutualiteit. Wie ook de aangifte doet, de getroffen werknemer of zijn afgevaardigde doet er steeds goed aan om onmiddellijk de vakbondssecretaris hiervan op de hoogte te brengen. Elke aangifte kan immers gebruikt worden om de werkgever te confronteren met zijn falend preventiebe-leid. Bovendien kun je in overleg met je vakbondssecretaris en je werkmakkers een dergelijke aangifte gebruiken om op te sporen of ook anderen niet het risico lopen op een beroepsziekten.

Preventie en Fonds voor de beroepsziekten

Een Koninklijk Besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de voorwaarde waaronder het Fonds voor de beroepsziekten in het kader van zijn preventieve opdrachten adviezen inzake blootstelling van beroepsziekterisico’s kan verstrekken (B.S., 23 juli 1999). Het is aan het Fonds toegelaten om, op schriftelijk verzoek van de arbeidsgeneesheer of van het Comité voor preventie en bescherming op het werk, in het kader van zijn preventie-opdracht, onderzoeken voor risicobepalingen uit te voeren en om in akkoord met de arbeidsgeneesheer medische onderzoeken bij de werknemers uit te voeren op de werkplaatsen of op de arbeidsposten waarin beroepsrisico’s aanwezig zijn.


Er kan geen beroep gedaan worden op het Fonds om onderzoeken uit te voeren die aan de werkgever opgelegd zijn in het kader van de ARAB-reglementering en de wet

van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

43


■ Suggesties voor syndicale aanpak Uiteindelijk is en blijft de belangrijkste vraag echter hoe raadpleging van de werknemers in de bedrijven zonder je er op syndicaal vlak werk kunt van maken om iets te doen aan de problemen waarmee je dagdagelijks wordt geconfronteerd bij het werken met gevaarlijke scheikundige producten. Het antwoord op deze vraag is beslist niet makkelijk. Zelfs in grote ondernemingen waar de vakbondswerking stevig is uitgebouwd en op de syndicale kracht van democratisch verkozen werknemersvertgenwoordigers steunt, heeft het vaak heel wat voeten in de aarde om de werkgever te verplichten de wetgeving te respecteren. Deze brochure is in de eerste plaats bestemd voor werknemers uit de kleine en middelgrote ondernemingen waar er ofwel geen ofwel weinig ontwikkelde vakbondsstructuren bestaan, vb. omdat er geen comité préventie en bescherming op het werk bestaat. Als er een vakbondsafvaardiging in de onderneming bestaat, neemt zij alle bevoegdheden van het comité preventie over, zoals bepaald in artikel 52 van de wet van 4/8/96 op het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Bovendien voorziet een KB van 10/8/01 tot wijziging van het KB van 3 mei 1999 m.b.t. de opdrachten en de werking van de CPBW's (BS 22/09/01) in de rechtstreekse

44

vakbondsafvaardiging. Welke ook de situatie in je onderneming is, het is een feit dat de uitwerking en uitvoering van het preventiebeleid tot de exclusieve bevoegdheid behoren van de werkgever die terzake nauw met de arbeidsgeneesheer en de preventieadviseur(s) moet samenwerken. Maar die preventiedeskundigen zijn eveneens bevoorrechte gesprekspartners voor de werknemers. Aarzel dus niet hen raad te vragen als je vragen of twijfels hebt over bepaalde punten. En daarvoor kan je gebruikmaken van de vragenlijst hieronder aan de hand waarvan je een inventaris van de problemen in je onderneming kan opmaken. Die vragenlijst is beslist niet volledig en is enkel geïnspireerd op de wettelijke bepalin-gen die wij in deze brochure hebben toegelicht. Wanneer de werkgever blijft weigeren om de wetgeving te respecteren, dan kan onderstaande lijst je ook helpen bij het zelf opstellen van een lijst met problemen en concreet geformuleerde klachten. In overleg met je vakbondssecretaris kun je met een dergelijke lijst dan ook naar de bevoegde arbeidsinspecteur stappen.


■ Vragenlijst ■ Heeft de werkgever een schriftelijke beoordeling gemaakt van de risico's verbonden aan het werken met de in de onderneming gebruikte scheikundige producten?

■ Indien er, ondanks het nemen van collectieve beschermingsmaatregelen, toch nog risico's overblijven, werden er dan persoonlijke beschermingsmiddelen verstrekt?

• Bestaat er een preventiebeleid dat hierop gebaseerd is?

■ Weten de werknemers hoe zij deze moeten gebruiken? Hebben zij daartoe een opleiding gekregen van de werkgever?

• Bestaat er in de onderneming een (verplicht) globaal preventieplan dat concreet gestalte krijgt in een dynamisch risicobeheer via het jaarlijks actieplan? ■ Voorziet dit preventiebeleid in de eerste plaats in organisatorische maatregelen? ■ Bestaat er een lijst met de gebruikte producten en de lokalisatie ervan? ■ Kennen de werknemers de risico's die hun gezondheid bedreigen? Hebben zij van de werkgever een opleiding ontvangen in het veilig werken met gevaarlijke scheikundige producten? ■ Kennen de werknemers de wettelijk bepaalde grenswaarden en worden deze in de onderneming gerespecteerd? ■ Zijn er risico's waaraan in het bijzonder werknemers jonger dan 18 jaar en zwangere vrouwen niet mogen worden blootgesteld? ■ Worden in de onderneming producten gebruikt die onderworpen zijn aan het vooraf verkrijgen van een vergunning van de minister van Tewerkstelling en Arbeid? ■ Werden er collectieve beschermingsmaatregelen genomen om de werknemers te beschermen tegen deze risico's?

■ Is de gebruikte etikettering in orde met de wetgeving, met andere woorden, bevat het etiket: • de identificatie van het product? • de symbolen en de aanduidingen van de gevaren? • de R-en S-zinnen? • de naam en het adres van de fabrikant, verdeler of invoerder? ■ Bestaat er een lijst van werknemers die onderworpen zijn aan het medisch toezicht? ■ Bestaat er een lijst met daarin anonieme en collectieve blootstellinggegevens over de aard en omvang van de blootstelling aan gevaarlijke chemische producten? ■ Hebben de arbeidsgeneesheer en de vertegenwoordigers van de werknemers hierover hun advies kunnen verstrekken? ■ Worden de arbeidsposten regelmatig bezocht door de arbeidsgeneesheer en de preventieadviseur? ■ Zijn de hygiënische maatregelen die de werkgever genomen heeft in alle gevallen toereikend?

45


■ Bijlagen Bijlage I: RICHTSNOEREN VOOR DE SAMENSTELLING VAN VEILIGHEIDSINFORMATIEBLADEN 9 Doel van deze bijlage is te zorgen voor consistentie en nauwkeurigheid in de inhoud van elk van de in artikel 3 genoemde verplichte rubrieken, zodat professionele gebruikers aan de hand van de veiligheidsinformatiebladen de nodige maatregelen kunnen nemen voor de bescherming van de gezondheid en de veiligheid op het werk en de bescherming van het milieu. De door veiligheidsinformatiebladen verstrekte informatie moet voldoen aan de voorschriften van KB 11 maart 2002 chemische agentia betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk. Het veiligheidsinformatieblad moet met name de werkgever in staat stellen na te gaan of er gevaarlijke chemische agentia op de werkplek aanwezig zijn en de eventuele risico's in verband met het gebruik ervan voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beoordelen. De informatie moet duidelijk en beknopt zijn. Het veiligheidsinformatieblad moet worden opgesteld door een bevoegde persoon, die rekening dient te houden met de specifieke behoeften van het gebruikerspubliek, voorzover dat bekend is. Personen die stoffen en preparaten in de handel brengen, moeten ervoor zorgen dat bevoegde personen de juiste opleiding, en ook bijscholing, krijgen. Voor preparaten die niet als gevaarlijk zijn ingedeeld, maar waarvoor krachtens artikel 12, lid 2.1, onder b), van Huidige KB een veiligheidsinformatieblad is vereist, moet bij elke rubriek proportionele informatie worden verstrekt. In een aantal gevallen kan wegens de brede scala van eigenschappen van de stoffen en preparaten aanvullende informatie noodzakelijk zijn. Indien in andere gevallen de informatie met betrekking tot bepaalde eigenschappen niet terzake blijkt te doen of om technische redenen niet kan worden verstrekt, moet dit onder elke rubriek duidelijk worden gemotiveerd.

46

Voor elke gevaarlijke eigenschap moet informatie worden verstrekt. Indien wordt verklaard dat een bepaald gevaar niet van toepassing is, moet duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin de indeler over geen informatie beschikt en gevallen waarin negatieve testresultaten beschikbaar zijn. Vermeld de publicatiedatum van het veiligheidsinformatieblad op de eerste bladzijde. Wanneer een veiligheidsinformatieblad is herzien, moet de ontvanger op de wijzigingen worden geattendeerd. NB: Veiligheidsinformatiebladen zijn eveneens vereist voor bepaalde speciale stoffen en preparaten (bijvoorbeeld metalen in massieve vorm, legeringen, persgassen, enz.) die in de hoofdstukken 8 en 9 van bijlage VI van KB 24 mei 1982 zijn vermeld en waarvoor uitzonderingen in verband met het kenmerken gelden.

1. IDENTIFICATIE VAN DE STOF OF HET PREPARAAT EN DE VENNOOTSCHAP/ONDERNEMING 1.1. Identificatie van de stof of het preparaat De voor de identificatie gebruikte naam moet gelijk zijn aan de naam op het etiket en in overeenstemming zijn met bijlage VI van KB 24 mei 1982. Indien er andere identificatiemiddelen bestaan, kunnen deze worden aangegeven. 1.2. Gebruik van de stof of het preparaat Vermeld de beoogde of aanbevolen toepassingen van de stof of het preparaat voorzover deze bekend zijn. Indien er veel verschillende toepassingen mogelijk zijn, dienen alleen de belangrijkste of meest gangbare toepassingen te worden vermeld. Daarbij dient kort te worden beschreven wat de stof of het preparaat feitelijk doet, bijvoorbeeld brandvertragend middel, antioxidant, enz.

9 PB L 212/27 van 7.8.2001, in België, K.B. 11 maart 2002 – chemische agentia. 17 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu,


gelijk is aan of groter dan de grenswaarden in de tabel van artikel 3, lid 3, van Huidige KB (tenzij lagere grenswaarden zijn vastgesteld in bijlage I van KB 24 mei 1982 of in bijlage II, III of V van Huidige KB);

1.3. Identificatie van de vennootschap/onderneming Identificeer de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van de stof of het preparaat in de Gemeenschap, namelijk de fabrikant, de importeur of de distributeur. Vermeld het volledige adres en telefoonnummer van deze persoon. Indien deze persoon niet in de lidstaat is gevestigd waar de stof of het preparaat in de handel wordt gebracht, moet bovendien, indien mogelijk, een volledig adres en telefoonnummer worden gegeven voor de persoon die in die lidstaat verantwoordelijk is. 1.4. Telefoonnummer voor noodgevallen Naast bovenvermelde informatie moet ook het telefoonnummer voor noodgevallen van het bedrijf en/of de bevoegde officiële adviesinstantie worden opgegeven (dit kan de instantie zijn die belast is met het ontvangen van informatie in verband met de volksgezondheid, zoals bedoeld in artikel 13 van Huidige KB).

2. SAMENSTELLING EN INFORMATIE OVER DE BESTANDDELEN Aan de hand van de verstrekte informatie moet de ontvanger gemakkelijk de gevaren van de bestanddelen van het preparaat kunnen identificeren. De gevaren van het preparaat zelf moeten onder rubriek 3 worden vermeld. 2.1. De volledige samenstelling (aard en concentratie van de bestanddelen) hoeft niet te worden vermeld, hoewel een algemene beschrijving van de bestanddelen en de concentraties daarvan nuttig kan zijn. 2.2. Voor een preparaat dat volgens Huidige KB als gevaarlijk is ingedeeld, moeten de volgende stoffen met hun concentratie of concentratiebereik worden vermeld: i) voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen in de zin van KB 24 mei 1982, wanneer hun concentratie

ii) stoffen waarvoor in de Gemeenschap grenzen voor de blootstelling op het werk zijn vastgesteld, die nog niet in punt i) zijn opgenomen. 2.3. Voor een preparaat dat volgens Huidige KB niet als gevaarlijk is ingedeeld, moeten de volgende stoffen met hun concentratie of concentratiebereik worden vermeld, wanneer zij in een afzonderlijke concentratie van ≥ 1 gewichtspercent voor niet-gasvormige preparaten en ≥ 0,2 volumepercent voor gasvormige preparaten aanwezig zijn: ■

voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen in de zin van KB 24 mei 19826;

stoffen waarvoor in de Gemeenschap grenzen voor de blootstelling op het werk zijn vastgesteld.

2.4. Voor de bovenbedoelde stoffen moet de indeling (overeenkomstig de artikelen 4 en 6 of bijlage I van KB 24 mei 1982) worden opgegeven met de symboolletters en R-zinnen die daaraan zijn toegewezen op basis van hun fysisch-chemische, gezondheids- en milieugevaren. De R-zinnen hoeven hier niet voluit te worden geschreven: het volstaat te verwijzen naar rubriek 16, waar de volledige tekst van elke relevante R-zin moet worden vermeld. 2.5. De naam en het Einecs- of Elincs-nummer van de bovengenoemde stoffen moeten worden vermeld overeenkomstig KB 24 mei 1982. Het CAS-nummer en de IUPAC-naam (voorzover beschikbaar) kunnen eveneens nuttig zijn. Voor stoffen die onder een generieke naam zijn vermeld, overeenkomstig artikel 15 van Huidige KBof de voetnoot bij punt 2.3 van deze bijlage, is geen precieze chemische benaming vereist. 2.6. Indien overeenkomstig artikel 15 van Huidige KB of de voetnoot bij punt 2.3 van deze bijlage de identiteit van bepaalde stoffen vertrouwelijk moet blijven, moet de chemische aard daarvan worden omschreven, teneinde een veilige hantering te waarborgen. De gebruikte naam moet dezelfde zijn als die welke overeenkomstig bovenbedoelde bepalingen wordt gebruikt.

10

Indien de persoon die voor het in de handel brengen van een preparaat verantwoordelijk is, kan aantonen dat bekendmaking op het veiligheidsinformatieblad van de chemische identiteit van een stof die uitsluitend is ingedeeld als: • irriterend, met uitzondering van stoffen waaraan de zin R41 is toegekend, of als irriterend in combinatie met één of meer van de in artikel 10, lid 2.3.4, van Huidige KB genoemde eigenschappen; • dan wel schadelijk, of als schadelijk in combinatie met één of meer van de in artikel 10, lid 2.3.4, van Huidige KB genoemde eigenschappen en op zichzelf acute letale effecten heeft, de vertrouwelijkheid van zijn intellectuele eigendom in gevaar brengt, kan h. overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI, deel B, van Huidige KB die stof aanduiden met hetzij een naam die de belangrijkste functionele chemische groepen aangeeft, hetzij een andere naam.

47


3. IDENTIFICATIE VAN DE GEVAREN Geef hier de indeling van de stof of het preparaat die voortvloeit uit de toepassing van de indelingsregels in de de KB 24 mei 1982 en huidige KB. Vermeld duidelijk en beknopt de aan de stof of het preparaat verbonden gevaren voor de mens en het milieu. Maak een duidelijk onderscheid tussen preparaten die als gevaarlijk zijn ingedeeld en preparaten die niet zijn ingedeeld als gevaarlijk overeenkomstig Huidige KB. Beschrijf de belangrijkste nadelige fysisch-chemische, gezondheids- en milieueffecten en symptomen die veroorzaakt kunnen worden door gebruik en redelijkerwijs te verwachten verkeerd gebruik van de stof of het preparaat. Het kan noodzakelijk zijn andere gevaren, zoals stofvorming, verstikking, bevriezing, of milieueffecten, zoals gevaren voor in de bodem levende organismen, enz., te vermelden die niet tot een indeling leiden, maar die het algemene gevaar van het materiaal kunnen vergroten. De op het etiket vermelde informatie moet onder rubriek 15 worden gegeven.

4. EERSTEHULPMAATREGELEN Beschrijf de eerstehulpmaatregelen. Geef eerst en vooral aan of onmiddellijke medische verzorging is vereist. De informatie over eerste hulp moet kort en gemakkelijk te begrijpen zijn voor het slachtoffer, omstanders en EHBO'ers. De symptomen en effecten moeten kort worden opgesomd. De instructies moeten aangeven wat ter plaatse moet worden gedaan bij een ongeval en of na een blootstelling effecten kunnen worden verwacht die pas op langere termijn zichtbaar worden. Splits de informatie op grond van de verschillende manieren van blootstelling, dat wil zeggen inademen, contact met de huid en ogen en inslikken, in verschillende rubrieken. Vermeld of professionele bijstand door een arts nodig of wenselijk is. Voor sommige stoffen of preparaten kan het van belang zijn nadrukkelijk te vermelden dat speciale voorzieningen voor specifieke en onmiddellijke verzorging op de werkplek beschikbaar moeten zijn.

48

5. BRANDBESTRIJDINGSMAATREGELEN Beschrijf de voorschriften voor de bestrijding van een brand, veroorzaakt door of in de nabijheid van de stof of het preparaat, met vermelding van: ■

de geschikte blusmiddelen;

de blusmiddelen die om veiligheidsredenen niet gebruikt mogen worden;

speciale blootstellingsgevaren die veroorzaakt worden door de stof of het preparaat zelf, verbrandingsproducten of vrijkomende gassen;

speciale beschermende uitrusting voor brandweerlieden.

6. MAATREGELEN BIJ ACCIDENTEEL VRIJKOMEN VAN DE STOF OF HET PREPARAAT Afhankelijk van de stof of het preparaat kunnen gegevens nodig zijn over: ■

persoonlijke voorzorgsmaatregelen zoals verwijdering van ontstekingsbronnen, maatregelen voor doeltreffende ventilatie/bescherming van de ademhalingswegen, tegengaan van stofvorming, preventie van contact met huid en ogen;

milieuvoorzorgsmaatregelen zoals vermijden dat het product terechtkomt in afvoerkanalen, oppervlaktewater, grondwater en bodem; eventuele noodzaak om de buurt te waarschuwen;

reinigingsmethoden zoals gebruik van absorberend materiaal (bijvoorbeeld zand, kiezelgoer, zuurbindmiddel, universeel bindmiddel, zaagsel), gedeeltelijk wegvangen van gassen/dampen met water, verdunning.

Gebruik eventueel aanwijzingen zoals „nooit gebruiken bij …", „neutraliseren met …". NB: Verwijs indien nodig naar de rubrieken 8 en 13.


7. HANTERING EN OPSLAG NB: De informatie in dit deel moet betrekking hebben op de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu. De werkgever moet aan de hand daarvan geschikte werkmethoden en organisatiemaatregelen overeenkomstig artikel 5 van KB 11 maart 2002 chemische agentiakunnen opstellen. 7.1. Hantering Vermeld voorzorgsmaatregelen voor het veilig hanteren van de stof of het preparaat, inclusief advies over technische maatregelen zoals opsluiting, plaatselijke en algehele ventilatie, maatregelen ter voorkoming van aÍrosol- en stofvorming en brand, voor de bescherming van het milieu vereiste maatregelen (bijvoorbeeld gebruik van filters of wassers bij afvoerventilatie, gebruik in een ingedamd gebied, maatregelen voor het opruimen en verwijderen van lozingen, enz.) alsook eventuele specifieke eisen of voorschriften voor de betrokken stof of het betrokken preparaat (bijvoorbeeld aanbevolen of verboden apparatuur en gereedschap, procedures voor het gebruik), indien mogelijk met een korte beschrijving. 7.2. Opslag Beschrijf de voorwaarden voor een veilige opslag, zoals specifieke ontwerpen voor opslagruimten of –vaten (inclusief tussenschotten en ventilatie), scheiding van chemisch op elkaar inwerkende materialen, opslagomstandigheden (temperatuur en vochtgehalte met minima en maxima, blootstelling aan licht, opslag onder inert gas, enz.), speciale elektrische voorzieningen en voorkoming van accumulatie van statische lading. Vermeld, indien relevant, de maximale hoeveelheid die in bepaalde omstandigheden mag worden opgeslagen, en vooral eventuele speciale eisen, zoals het type materiaal dat moet worden gebruikt voor de verpakking/houders van de stof of het preparaat. 7.3. Specifieke toepassing(en) Voor eindproducten die voor (een) specifieke toepassing(en) zijn ontworpen, moeten gedetailleerde en praktische raadgevingen worden geformuleerd voor de beoogde toepassing(en). In voorkomend geval moet worden verwezen naar voor de industrie of de sector specifieke goedgekeurde richtsnoeren.

8. MAATREGELEN TER BEHEERSING VAN BLOOTSTELLING/PERSOONLIJKE BESCHERMING 8.1. Grenswaarden voor blootstelling Vermeld de momenteel geldende specifieke controleparameters waaronder grenswaarden voor de beroepsmatige blootstelling en/of biologische grenswaarden. De waarden moeten worden opgegeven voor de lidstaat waar de stof of het preparaat in de handel wordt gebracht. Verstrek informatie over de momenteel aanbevolen meetmethoden. Voor preparaten is het nuttig waarden te verstrekken voor die samenstellende stoffen die volgens rubriek 2 op het veiligheidsinformatieblad moeten worden vermeld. 8.2. Maatregelen ter beheersing van blootstelling In dit document wordt onder maatregelen ter beheersing van blootstelling verstaan de hele scala van specifieke bescherming- en preventiemaatregelen die tijdens het gebruik moeten worden genomen om blootstelling van het personeel en het milieu tot een minimum te beperken. 8.2.1. Beheersing van beroepsmatige blootstelling De werkgever houdt met deze informatie rekening bij de beoordeling van de risico's van de stof of het preparaat voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers overeenkomstig afdeling II van KB 11 maart 2003, dat vereist dat passende werkprocessen worden ontworpen en technische maatregelen worden genomen, passende uitrusting en materialen worden gebruikt, collectieve beschermingsmaatregelen bij de bron van het risico worden getroffen en ten sloffe individuele beschermingsmaatregelen, zoals persoonlijke beschermingsmiddelen, worden toegepast. Verstrek derhalve geschikte en afdoende informatie over deze maatregelen teneinde een correcte risicobeoordeling zoals bedoeld in artikel 4 van KB 11 maart 2002 chemische agentiamogelijk te maken. Deze informatie moet een aanvulling vormen op de reeds bij punt 7.1 verstrekte gegevens. Specificeer, indien persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk zijn, in detail welke uitrusting doeltreffende en geschikte bescherming biedt. Houd rekening met KB

49


31 december 1992 individuele11 bescherming middelen en verwijs naar de desbetreffende CEN-normen: 8.2.1.1. Bescherming van de ademhalingsorganen Geef voor gevaarlijke gassen, dampen of stof het te gebruiken type beschermende uitrusting aan, zoals onafhankelijke ademhalingsapparatuur, doeltreffende maskers en filters.

9.1. Algemene informatie Voorkomen Vermeld de fysische toestand (vast, vloeibaar, gas) en de kleur van de geleverde stof of het geleverde preparaat. Geur Indien een geur merkbaar is, geef dan een korte beschrijving ervan.

8.2.1.2. Bescherming van de handen Specificeer duidelijk het soort handschoenen dat bij het werken met de stof of het preparaat moet worden gedragen, met inbegrip van: ■

het soort materiaal;

de doorbraaktijd van het handschoenmateriaal met betrekking tot de hoeveelheid en de duur van blootstelling van de huid.

Vermeld zo nodig extra maatregelen voor bescherming van de handen. 8.2.1.3. Bescherming van de ogen Specificeer het vereiste type oogbescherming, zoals veiligheidsbrillen, veiligheidsstofbrillen, gezichtsschermen. 8.2.1.4. Bescherming van de huid Specificeer zo nodig voor andere lichaamsdelen dan de handen het soort en de kwaliteit van de vereiste beschermende uitrusting, zoals schort, laarzen en veiligheidskleding. Vermeld zo nodig extra maatregelen voor bescherming van de huid en specifieke hygiënische maatregelen. 8.2.2. Beheersing van milieublootstelling Verstrek de informatie die de werkgever nodig heeft om zijn verplichtingen in verband met de communautaire wetgeving inzake milieubescherming na te komen.

9. FYSISCHE EN CHEMISCHE EIGENSCHAPPEN Verstrek, teneinde de juiste controlemaatregelen te kunnen nemen, alle relevante informatie over de stof of het preparaat, met name de in punt 9.2 vermelde informatie.

50

9.2. Belangrijke informatie met betrekking tot de gezondheid, de veiligheid en het milieu pH Vermeld de pH van de stof of het preparaat zoals geleverd of in een waterige oplossing; geef in het laatste geval de concentratie aan. Kookpunt/kooktraject: Vlampunt: Ontvlambaarheid (vast, gas): Ontploffingseigenschappen: Oxiderende eigenschappen: Dampspanning: Relatieve dichtheid: Oplosbaarheid: ■ in water: ■ in vet (specificeer oplosmiddel): Verdelingscoëfficiënt: n-octanol/w__er: Viscositeit: Dampdichtheid: Verdampingssnelheid: 9.3. Andere gegevens Vermeld andere belangrijke veiligheidsparameters, zoals mengbaarheid, geleidingsvermogen, smeltpunt/ smelttraject, gasgroep (nuttig voor KB 22 juni 1999 Koninklijk besluit van 22 juni 1999 tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke apparaten en beveiligingssystemen, bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, moeten bieden), zelfontbrandingstemperatuur enz. Noot 1 De bovengenoemde eigenschappen worden bepaald overeenkomstig de specificaties van bijlage V, deel A, van KB 24 mei 1982 of volgens een andere vergelijkbare methode.


Noot 2 Voor preparaten moet normaliter informatie worden gegeven over de eigenschappen van het preparaat zelf. Indien echter wordt verklaard dat een bepaald gevaar niet van toepassing is, dient duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen gevallen waarin de indeler over geen informatie beschikt en gevallen waarin negatieve testresultaten beschikbaar zijn. Indien het nodig wordt geacht informatie over de eigenschappen van afzonderlijke bestanddelen te verstrekken, geef dan duidelijk aan waar de gegevens betrekking op hebben.

10. STABILITEIT EN REACTIVITEIT Vermeld de stabiliteit van de stof of het preparaat en de mogelijkheid van gevaarlijke reacties die zich onder bepaalde gebruiksomstandigheden en ook bij het vrijkomen in het milieu voordoen. 10.1. Te vermijden omstandigheden Noem de omstandigheden die een gevaarlijke reactie kunnen veroorzaken, zoals temperatuur, druk, blootstelling aan licht en schokken, enz. indien mogelijk met een korte beschrijving. 10.2. Te vermijden stoffen Noem de stoffen die een gevaarlijke reactie kunnen veroorzaken, zoals water, lucht, zuren, basen, oxiderende stoffen of enige andere specifieke stof, indien mogelijk met een korte beschrijving.

de mogelijke vorming van gevaarlijke ontledingsproducten bij contact met water;

de mogelijke afbraak tot onstabiele producten.

11. TOXICOLOGISCHE INFORMATIE In deze rubriek moet een beknopte maar volledige en begrijpelijke beschrijving worden opgenomen van de verschillende toxische effecten die zich kunnen voordoen indien de gebruiker in contact komt met de stof of het preparaat. Vermeld hierbij gevaarlijke effecten voor de gezondheid van blootstelling aan de stof of het preparaat, gebaseerd op ervaring en conclusies uit wetenschappelijke proefnemingen. Geef informatie over de verschillende manieren van blootstelling (inslikken, inhalatie, contact met huid en ogen) en beschrijf de symptomen die corresponderen met de fysische, chemische en toxicologische karakteristieken. Vermeld effecten op korte en lange termijn en chronische effecten van kortstondige en langdurige blootstelling, bijvoorbeeld sensibilisatie, versuffing, carcinogene werking, mutagene werking, toxische effecten op de reproductie (ontwikkelingstoxiciteit en fertiliteit). Rekening houdend met de reeds in rubriek 2 „Samenstelling en informatie over de bestanddelen" opgenomen gegevens, kan het nodig zijn melding te maken van eventuele specifieke effecten van bepaalde bestanddelen van preparaten op de gezondheid.

12. MILIEU-INFORMATIE 10.3. Gevaarlijke ontledingsproducten Noem de gevaarlijke stoffen die bij ontleding in gevaarlijke hoeveelheden worden geproduceerd. NB: Wijs in voorkomend geval specifiek op: ■

de noodzaak en de aanwezigheid van stabilisatoren;

de mogelijkheid van een gevaarlijke exotherme reactie;

de mogelijke betekenis voor de veiligheid van een verandering in fysisch voorkomen van de stof of het preparaat;

Beschrijf de mogelijke effecten, het gedrag en de milieubestemming van de stof of het preparaat in de lucht, het water en/of de bodem. Verstrek, voorzover beschikbaar, relevante testgegevens (bijvoorbeeld LC50 vis ≥ 1mg/l). Beschrijf de belangrijkste eigenschappen die een effect op het milieu kunnen hebben op grond van de aard van de stof of het preparaat en de te verwachten toepassingen. Soortgelijke informatie dient te worden verstrekt over gevaarlijke producten die ontstaan bij de afbraak van de stof of het preparaat. Deze informatie kan het volgende omvatten:

51


12.1. Ecotoxiciteit

12.4. Mogelijke bioaccumulatie

Daaronder vallen relevante beschikbare gegevens over watertoxiciteit, zowel acuut als chronisch voor vis, dafnia, algen en andere waterplanten. Voorts moeten toxiciteitgegevens over micro- en macro-organismen in de bodem en andere voor het milieu relevante organismen, zoals vogels, bijen en planten, worden opgenomen, voorzover deze beschikbaar zijn. Indien de stof of het preparaat inhiberende effecten op de activiteit van micro-organismen heeft, moet het mogelijke effect op waterzuiveringsinstallaties worden vermeld.

Het vermogen van de stof of de betreffende bestanddelen van een preparaat16 om zich in biota te accumuleren en in de voedselketen te worden opgenomen, met vermelding van de Kow en BCF, voorzover beschikbaar.

12.2. Mobiliteit

Opmerkingen Ook in andere rubrieken van het veiligheidsinformatieblad moet milieu-informatie worden verstrekt; hierbij gaat het met name om de adviezen om vrijkomen te beperken, de maatregelen bij accidenteel vrijkomen en de verwijderinginstructies in de rubrieken 6, 7, 13, 14 en 15.

Het vermogen van de stof of de betreffende bestanddelen van een preparaat13 om, indien zij in het milieu terechtkomen, naar het grondwater of ver van de plaats van lozing te worden getransporteerd. Relevante gegevens kunnen zijn: â–

bekende of voorspelde distributie over milieucompartimenten;

â–

oppervlaktespanning;

â–

absorptie/desorptie.

Zie rubriek 9 eigenschappen.

voor

andere

fysisch-chemische

12.3. Persistentie en afbraak Het vermogen van de stof of de betreffende bestanddelen van een preparaat14 om in relevante milieumedia te worden afgebroken, hetzij langs biologische weg of via andere processen zoals oxidatie of hydrolyse. Halveringstijden van de afbraak moeten worden vermeld als zij beschikbaar zijn. De mogelijkheid dat de stof of de bestanddelen van een preparaat15 in waterzuiveringsinstallaties worden afgebroken, moet eveneens worden vermeld.

52

12.5. Andere schadelijke effecten Vermeld, indien beschikbaar, informatie over andere schadelijke milieueffecten, bijvoorbeeld ozonafbrekend vermogen, fotochemisch ozonvormend vermogen en/of broeikaseffect.

13. INSTRUCTIES VOOR VERWIJDERING Indien verwijdering van de stof of het preparaat (restanten of bij het te verwachten gebruik ontstaan afval) gevaar oplevert, moeten een beschrijving van deze residuen en informatie over een veilige hantering daarvan worden gegeven. Vermeld passende methoden voor verwijdering van zowel de stof of het preparaat als de besmette verpakking (verbranding, recycling, storten, enz.). NB: Verwijs naar eventuele communautaire bepalingen inzake afval. Indien deze ontbreken, is het nuttig de gebruiker eraan te herinneren dat terzake mogelijk nationale of regionale bepalingen gelden.


14. INFORMATIE MET BETREKKING TOT HET VERVOER Vermeld eventuele speciale voorzorgsmaatregelen waarvan een gebruiker op de hoogte moet zijn of waaraan hij moet voldoen met betrekking tot het vervoer binnen of buiten zijn bedrijf. Verstrek in voorkomend geval informatie over de transportclassificatie voor elke regelgeving met betrekking tot de vervoerstakken: IMDG (zee), ADR (weg, Richtlijn 94/55/EG van de Raad10, RID (spoor, Richtlijn 96/49/EG van de Raad11), ICAO/IATA (lucht). Daaronder vallen bijvoorbeeld: ■ VN-nummer; ■ klasse, ■ juiste ladingnaam, ■ verpakkingsgroep, ■ mariene verontreiniging, ■ andere relevante informatie.

15. WETTELIJK VERPLICHTE INFORMATIE Vermeld de informatie met betrekking tot de gezondheid, de veiligheid en het milieu die op het etiket wordt gegeven overeenkomstig de KB 24 mei 1982 en huidige KB. Wanneer de stof of het preparaat van dit veiligheidsinformatieblad is onderworpen aan bijzondere communautaire bepalingen inzake bescherming van mens en milieu (bv kb restricties voor het op de markt brengen en het gebruik zoals bedoeld in Richtlijn

76/769/EEG van de Raad12) moeten deze, voorzover mogelijk, worden vermeld. Vermeld eveneens, voorzover mogelijk, nationale wetten ter uitvoering van deze bepalingen en eventuele andere nationale maatregelen die terzake relevant kunnen zijn.

16. OVERIGE INFORMATIE Vermeld alle andere informatie die de leverancier van belang acht voor de veiligheid en gezondheid van de gebruiker en voor de bescherming van het milieu, bijvoorbeeld: ■

lijst van relevante R-zinnen. Geef de volledige tekst van alle R-zinnen die in de rubrieken 2 en 3 van het veiligheidsinformatieblad zijn vermeld;

opleidingsadviezen;

aangeraden beperkingen voor het gebruik (d.w.z. niet wettelijk verplichte aanbevelingen van de leverancier);

verdere informatie (schriftelijke referenties en/of een technisch contactpunt);

bronnen van de basisinformatie aan de hand waarvan het veiligheidsinformatieblad is samengesteld;

geef in een herzien veiligheidsinformatieblad duidelijk de informatie aan die is toegevoegd, geschrapt of herzien (tenzij dit elders is aangegeven)."

10

(1) PB L 319 van 12.12.1994, blz. 7. (2) PB L 235 van 17.9.1996, blz. 25. 12 (3) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201. 11

53


54



■ Deze brochure werd gerealiseerd met steun van het Europees Sociaal Fonds en de FOD-Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Voor meer info:

ABVV | Hoogstraat 42 | 1000 Brussel Tel: +32 (0)2 506.82.11 | Fax: +32 (0)2 506.82.29 E-mail: infos@abvv.be | Website: www.abvv.be Lay-out: ABVV | Foto: ABVV © Oktober 2003 Volledige of gedeeltelijke overname of reproductie van de tekst uit deze brochure mag alleen met duidelijke bronvermelding. Verantwoordelijke uitgever: Mia De Vits


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.