De Techniek achter Nederland / The Technique behind the Netherlands

Page 1

© UNETO-VNI, september 2012, art.nr. 47820

De techniek achter Nederland verschijnt tegelijk met de start van een gelijknamige televisieserie en een website. De campagne waarvan dit boek deel uitmaakt, is een van de vele manieren waarop UNETO-VNI de aandacht vestigt op een bijzondere bedrijfstak. Een inventieve branche die met slimme, geavanceerde en efficiënte techniek dag in dag uit zijn stempel drukt op Nederland.

De techniek achter Nederland - Een veelzijdige visie op de toekomst van Nederland

UNETO-VNI vertegenwoordigt zo’n 5.000 ondernemers in de installatiebranche en ruim 1.350 technische winkelbedrijven. Deze belangrijke sector van de Nederlandse economie levert onze samenleving niet alleen veel werkgelegenheid (ruim 150.000 banen) op, maar ook vernieuwende technologie die het leven aangenamer, mooier en interessanter maakt.

De techniek achter Nederland

Een veelzijdige visie op de toekomst van Nederland


De techniek achter Nederland

Een veelzijdige visie op de toekomst van Nederland



Voorwoord

taGGle.nl - 921869

De afgelopen tien jaar is de Nederlandse installatiesector in een stroomversnelling terechtgekomen. Ik heb van dichtbij kunnen meemaken hoe de dynamiek en innovatiekracht van de branche enorm zijn toegenomen. Installatiebedrijven, van klein tot groot, zijn vrijwel zonder uitzondering toekomstgericht. De ondernemers vragen zich voortdurend af waar nieuwe kansen zullen ontstaan en spelen daar voortvarend op in. Fascinerend om te zien! De Nederlandse samenleving staat voor een groot aantal forse uitdagingen. Energiebesparing, efficiency in de zorg, herbestemming van kantoren en andere gebouwen; het is maar een greep uit de vraagstukken waarop overheid, bedrijfsleven, wetenschap en burgers de komende jaren een antwoord moeten vinden. Ik ervaar iedere dag dat de installatiebranche er klaar voor is om daaraan een aanzienlijke bijdrage te leveren. En uiteraard zullen we vanuit UNETO-VNI de ambities van onze leden waar mogelijk ondersteunen met uiteenlopende initiatieven. Dit boek geeft een veelzijdig beeld van wat de installatiebranche Nederland te bieden heeft. De focus van het boek ligt op 2020, maar de talloze technische oplossingen die in tien hoofdstukken voorbij komen, zijn gĂŠĂŠn science fiction. Alles wat u leest, gaat over bewezen techniek die al volledig beschikbaar en toepasbaar is. Hier en nu. Tegelijk met het boek De techniek achter Nederland verschijnt een gelijknamige televisieserie. Een compacte versie daarvan is ook online te zien. Bij ieder hoofdstuk in dit boek vindt u een QR-code die via uw smartphone direct toegang geeft tot de aflevering die bij het betreffende hoofdstuk hoort. Wilt u eigenlijk liever het hele boek in uw telefoon of (tablet)computer meenemen, dan kan dat ook. De QR-code op deze pagina verbindt u met een downloadable pdf met de totale inhoud. Zo hebt u De techniek achter Nederland altijd bij u. Wat ons betreft, is de toekomst begonnen! Drs. Titia Siertsema MBA Algemeen directeur UNETO-VNI (tot eind 2012) Voorzitter UNETO-VNI (vanaf 1 januari 2013)

5


Vooruitkijken De installatiebranche is voortdurend in beweging. Vooruitkijken zit in ons DNA. In 2010 bracht ondernemersorganisatie UNETO-VNI een toekomstverkenning uit onder de titel ‘RADAR - 2020’. In het eindrapport van die verkenning komen kansrijke trends naar voren die bepalend zijn voor Nederland tussen nu en 2020. Deze trends zijn vertaald in marktperspectieven voor de installatiebranche om succesvol op in te spelen. UNETO-VNI ondersteunt haar leden daarbij en vindt het belangrijk dat opdrachtgevers zich bewust zijn van de innovatieve geest van onze ondernemers. De hoogwaardige technologische concepten waarmee installatiebedrijven oplossingen bieden voor de ontwikkelingen in de maatschappij hebben de branche geïnspireerd om nog nadrukkelijker vooruit te kijken. Want veel installatietechniek die in 2020 tot het dagelijks leven zal behoren, is nú al uitvoerbaar en in de praktijk toepasbaar. Dit boek, De techniek

1

Een dynamische samenleving zonder CO2-uitstoot Als we de aarde in een behoorlijke conditie willen doorgeven aan de generaties die na ons komen, zullen we de uitstoot van CO2 op korte termijn moeten terugdringen. Een dynamische samenleving kan niet zonder energie, maar wél zonder CO2-uitstoot.

Pagina 12 (en cover)

achter Nederland, geeft in tien thema’s een overzicht van de belangrijkste uitdagingen waarmee Nederland de komende jaren te maken krijgt. Het boek illustreert ieder thema met enkele projecten uit de praktijk, waarbij de installatiesector op een vernieuwende manier betrokken is. Daar voegen we de visie aan toe van uiteenlopende deskundigen, beleidsmakers en opinieleiders. Daarmee ontstaat een veelzijdig en intrigerend beeld van Nederland in 2020. Ongetwijfeld kan de installatiebranche niet alle problemen in onze samenleving oplossen. Wat de branche wél kan doen, is de uitdagingen aangaan in de vorm van slimme, innovatieve technologieën en toepassingen. Dankzij de installatiebranche komen we verder, met de techniek waarop Nederland draait.

2

Altijd in verbinding We vinden het inmiddels vanzelfsprekend om altijd en overal met elkaar in verbinding te zijn. Om die ontwikkeling nog meer snelheid en veelzijdigheid te geven, is vindingrijkheid en kennis nodig.

Pagina 20

7


3

Betaalbare zorg voor iedereen Hoe houden we onze gezondheidszorg in de toekomst overeind? Dankzij baanbrekende innovaties kan de zorg in Nederland zich in 2020 – en ver daarna – nog meten met de beste landen ter wereld.

4

5

Bij een beetje regen of gladheid lijkt het verkeer in ons kleine land soms helemaal tot stilstand te komen. Gelukkig zijn er oplossingen in zicht. In de wereld van de nieuwe mobiliteit is autorijden duurzaam ĂŠn betaalbaar.

Pagina 46

8

Tot voor kort gingen we ervan uit dat gebouwen zo weinig mogelijk energie moesten verbruiken. Inmiddels zijn we verder en vinden we dat gebouwen ook zelf energie kunnen produceren.

Pagina 36

Pagina 28

Nieuwe mobiliteit

Energieke gebouwen

6

Comfortabel wonen en werken Slimme installaties maken woningen, kantoren en andere gebouwen comfortabeler. Op kleine schaal, afgestemd op individuele behoeften, maar ook in het groot.

Pagina 54


7

Een veilig gevoel We beveiligen onze leefomgeving met intelligente techniek. Tegen brand, tegen ongenode gasten, tegen kou en tegen warmte. We maken gebruik van systemen die waarschuwen, inspecteren, tegenhouden of toelaten.

8

9

Schepen, baggerwerken, waterkeringen, landwinning, offshore. Waar je ter wereld ook rondkijkt, als er gewerkt wordt met water, is de kans groot dat er Nederlandse kennis en ervaring aan te pas komt. Automatisering en installatietechniek spelen daarbij een grote rol.

Pagina 78

‘Made in Holland’ is nog altijd een kwaliteitslabel. De Nederlandse industrie weet zich overal ter wereld te onderscheiden. En dat is in belangrijke mate te danken aan intelligente installatietechnologie.

Pagina 70

Pagina 62

Werken met water

Concurrerende industrie

10

Een tweede leven voor gebouwen Veel gebouwen in ons land zijn verouderd en steeds meer kantoren staan leeg. Hoog tijd om na te denken over manieren om bestaande gebouwen een duurzaam tweede leven te geven.

Pagina 86

9


De publieke tribune In De techniek achter Nederland komt een veelzijdig gezelschap deskundigen over verschillende thema’s aan het woord:

Een dynamische samenleving zonder CO2-uitstoot Wubbo Ockels Pagina 16

Altijd in verbinding

Corien van Berlo Pagina 58

Guus van Montfort Pagina 34

Ab van der Touw Pagina 74

Onno Peer Pagina 68

Stefan van Uffelen Pagina 44

Sjef van Dooremalen Pagina 82

Een tweede leven voor gebouwen

Thecla Bodewes Pagina 84

Rudy Stroink Pagina 90

Ineke DezentjĂŠ Hamming-Bluemink Pagina 76

Rob Legdeur Pagina 52

Werken met water

Koos Burgman Pagina 50

Concurrerende industrie

Carl Rohde Pagina 60

Tjibbe Joustra Pagina 66

Nieuwe mobiliteit

Een veilig gevoel

Herman Wijffels Pagina 42

Comfortabel wonen en werken

Energieke gebouwen

Vincent Everts Pagina 26

Paul Schnabel Pagina 32

Bernard Wientjes Pagina 18

Menno Lanting Pagina 24

Betaalbare zorg voor iedereen

Alex Vermeulen Pagina 92

11


Een dynamische samenleving zonder CO2-uitstoot Een samenleving die vooruit wil komen, heeft energie nodig. Sinds de achttiende eeuw gaan dynamiek en energieverbruik gepaard met het op grote schaal uitstoten van stoffen die de lucht vervuilen en de kwaliteit van onze leefomgeving aantasten. Als we de aarde in een behoorlijke conditie willen doorgeven aan de generaties die na ons komen, zullen we met name de uitstoot van CO2 op korte termijn moeten terugdringen. Een dynamische, aantrekkelijke en welvarende samenleving kan niet zonder energie, maar wĂŠl zonder CO2-uitstoot.

12

1


Grensverleggende technologie Al sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw vormt de A2 een verkeersbarrière tussen twee delen van de stad Maastricht. De tunnel die eind 2016 in gebruik wordt genomen, moet een einde maken aan decennia van stank- en geluidsoverlast. Als een van de weinige Maastrichtenaren heeft Jean-Philippe Rieu gemengde gevoelens bij het vooruitzicht van de tunnel. Hij is bang dat automobilisten de beleving van Zuid-Limburg gaan missen. Om dat te voorkomen, zou de tunnel wat hem betreft een ‘beeldbuis’ moeten worden, waarin beelden van Limburg op de wanden worden geprojecteerd. En dat vernieuwende idee heeft de aanzet gegeven tot een heel andere innovatie: de Raywaver. Baanbrekend concept Rond 2007 bedenkt Rieu dat de energievoorziening voor de ‘beeldbuis’ zou moeten komen van kleine propellers op de vangrail die door de langsrijdende auto’s in beweging worden gebracht. Het idee van de propellers wordt uitgebreid met zonnepanelen en het geheel blijkt ook eenvoudig te kunnen fungeren als straatverlichting. Rieu richt voor het verder ontwikkelen van zijn baanbrekende concept met twee partners een bedrijf op (Ricochet BV) en gaat op zoek naar ondersteuning. Al snel tonen de provincie Limburg, de Duitse gemeente Aachen en de technisch dienstverlener Cofely belangstelling. De Wijk van Morgen Sinds begin 2012 vormen de eerste twee Raywavers (zie kader) het energieke middelpunt van De Wijk van Morgen, een terrein bij Heerlen waar duurzaam bouwen en duurzame energievoorziening samenkomen. Cofely heeft de Raywavers geassembleerd, gemonteerd en verbonden met een zelf ontwikkeld smart grid (slim elektriciteits-

netwerk), dat zowel de bestaande gebouwen als de bouwactiviteiten optimaal van energie voorziet. Cofely legde bovendien de bekabeling, de fotovoltaïsche linten en de ledverlichting aan. Het smart grid stemt de levering en afname van energie nauwkeurig op elkaar af. De twee Raywavers dragen eraan bij dat tijdens het hele bouwproces van De Wijk van Morgen alle elektriciteit duurzaam wordt opgewekt; een prestatie die nog niet eerder is geleverd.

Recycling van geshredderde auto-onderdelen Installateur: Hollander Techniek Opdrachtgever: ARN Recycling Nadat een afgeschreven auto door de shredder is gegaan, wordt het metaal gescheiden en hergebruikt. Wat overblijft is shredderafval: een mix van verschillende materialen, die lastig te recyclen is. Een speciale installatie van ARN Recycling haalt nuttige grondstoffen uit het shredderafval. Het proces van deze installatie is gebaseerd op het mechanisch scheiden van de materialen. De proceslijn bestaat uit een aaneenschakeling van zo’n 170 machines die het materiaal onder meer zeven, verkleinen en op dichtheid scheiden. De volgorde waarin dit gebeurt, maakt het proces uniek. Er worden vier hoofdstromen uit het shredderafval gescheiden: metalen, plastics, een vezelfractie en een minerale fractie. De ambitie van ARN is om alle materialen opnieuw te gebruiken. Zo gaat de lichte plasticfractie naar een bedrijf dat er granulaat van maakt voor plastic onderdelen in nieuwe auto’s.

In De Wijk van Morgen krijgen bedrijfsleven, overheid en onderwijs de gelegenheid om te experimenteren en nieuwe technologieën aan de praktijk te toetsen. Eén van de eerste gebouwen in De Wijk van Morgen is De Knik. Deze openbare ruimte voor studenten is volledig duurzaam gebouwd. Voor De Knik ontwikkelde Cofely een systeem voor warmte- en koudeopwekking en een luchtventilatiesysteem.

13 13


14


Hefboom van de duurzaamheid “De Raywaver is niet de enige oplossing voor de toekomstige energievoorziening. Er zijn veel meer veelbelovende technologieën en die vullen elkaar aan”, zegt Rieu. Maar hij benadrukt ook de voordelen. “Terwijl windturbines door hun omvang op veel plaatsen niet geaccepteerd worden, blijkt iedereen de Raywaver mooi te vinden. Noch in het landelijke gebied, noch in de binnenstad heeft iemand er problemen mee. Wie ‘m ziet, wil ‘m hebben. Geen lage frequenties, geen slagschaduw, geen ijsafzetting. En er vliegen geen vogels tegenaan. De burgemeester van Aachen heeft de Raywaver al de hefboom van de duurzaamheid genoemd.” Duurzaamheid zichtbaar maken Rob Damoiseaux is bij Cofely verantwoordelijk voor Business & Project Development. Cofely is onderdeel van de internationale energieonderneming GDF SUEZ. Past een kleinschalig initiatief als de Raywaver wel bij een multinational? Damoiseaux: “Ons bedrijf brengt als wereldspeler kapitaal mee en daarnaast kennis van technologie en van de markt. Een kleine onderneming heeft weer andere voordelen, waar wij graag gebruik van maken.

De Raywaver De Raywaver is een 15 meter hoge mast met daarop een windturbine met een verticale as. De ‘wokkel’ is voorzien van folie met zonnepanelen. De Raywaver fungeert ook als led-straatverlichting. De windturbine is opvallend stil en heeft bescheiden afmetingen.

Het heilige geloof in het concept bijvoorbeeld. En in dit geval ook een onstuitbaar enthousiasme. We kunnen van elkaar leren. Cofely speelt een belangrijke rol bij het concretiseren van het thema Cities of tomorrow, zoals dat binnen GDF SUEZ wordt ontwikkeld. Hoe ziet een stad er over tien, twintig, dertig jaar uit? We kijken naar energieopwekking en –gebruik, maar ook naar afvalontzorging, het sociale klimaat en de passie van mensen voor hun woonomgeving. Daarbij zoeken we naar manieren om duurzaamheid op een aantrekkelijke manier zichtbaar te maken. Een warmte-koudeopslagsysteem zit meestal in de grond, dat ziet niemand. Op zich een voordeel, maar het maakt duurzaamheid niet erg zichtbaar. De Raywaver is ook visueel interessant. Wij denken dat je een mix moet zien te vinden van verschillende kleinschalige technologieën. Als specialist op het gebied van smart grids zijn wij in staat om al die elementen te combineren tot een totaaloplossing. Het is voor ons niet alleen de Raywaver. Dit is één van de manieren om duurzaamheid invulling te geven. Daarnaast zijn we bijvoorbeeld bezig met biomassa, biovergisting, zonnepanelen en warmte-koudeopslag.”

2020 Rob Damoiseaux denkt dat de rol van smart grids in 2020 veel groter zal zijn dan nu. “Als je alleen vanuit het economisch perspectief kijkt, is duurzame energie vaak nog niet zo interessant. Maar wel als je het in een breder perspectief plaatst. Aan een smart grid kun je meerdere functies koppelen. Naast energie voeg je vooral intelligentie toe aan de manier waarop een gebied omgaat met die energie. Daarmee maken we het leven van mensen aangenamer én duurzamer. De intelligentie van een smart grid vormt de basis van een integrale kwaliteitsverbetering.” Volgens Rieu is het vooral de behoefte aan onafhankelijkheid die duurzame energie gaat stimuleren. “We weten dat we lokaal energie kúnnen opwekken. Onze drang naar vrijheid is zo groot dat we niet meer afhankelijk willen zijn. Dus gaan we niet op China of India wachten, maar doen we het nú. In 2020 zullen we de Raywaver, of een variant daarvan, op veel plaatsen tegenkomen.”

Swillgasser Installateur: Huisman Innovations Opdrachtgever: Van der Valk Hotel Cuijk Een compacte installatie vergist het overgebleven eten (‘swill’) en andere organische afvalstromen. Duur en vervuilend afvaltransport is daardoor niet meer nodig. De eindproducten zijn stuk voor stuk geschikt voor hergebruik. Het gaat dan zowel om biogas en proceswater als om de niet-afbreekbare, vaste stoffen (digestaat). De Swillgasser is inzetbaar voor grootkeukens, cateraars, voedselverwerkingsbedrijven, tuinders en kwekerijen die minstens 100 m3 organisch afval per jaar produceren.

15


Wubbo Ockels:

“ We spelen poker.”

16


Wubbo Ockels (Almelo, 1946) is als hoogleraar Duurzame technologie verbonden aan de Technische Universiteit Delft. Ockels kreeg landelijke bekendheid toen hij eind 1985 als eerste Nederlander een ruimtevlucht maakte. Met de spaceshuttle Challenger verbleef hij ruim zeven dagen in de ruimte. Wubbo Ockels houdt zich bezig met tal van projecten op het gebied van duurzaamheid, zoals de laddermolen, die op grote hoogte windenergie opwekt, de zonne-auto Nuna en de Superbus een elektrisch aangedreven hogesnelheidsbus voor 20 tot 30 passagiers. Er zijn veel verschillende ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie. Welke technieken zijn nu al toepasbaar als het gaat om de energievoorziening van gebouwen? Wubbo Ockels: “Dankzij het aardgas zijn we sinds de jaren zestig ons hele huis gaan verwarmen in plaats van één kamer. Bijna eenderde van de Nederlandse energie wordt nu gebruikt om gebouwen te verwarmen. Daar ligt dus een enorme kans om het anders te doen. Vrijwel alle huizen en gebouwen in Nederland krijgen ‘s zomers meer warmte binnengestraald dan ze in de winter nodig hebben voor de verwarming. Als je huis goed geïsoleerd is, is warmtekoudeopslag een goed idee, net als warmtepompen. In 2013 bestaat de grachtengordel in Amsterdam 400 jaar en dat wordt op allerlei manieren gevierd. Ik heb tegen de burgemeester gezegd dat het goed zou zijn om niet alleen naar het verleden te kijken, maar ook naar de toekomst. Als we de huizen langs de grachten niet duurzaam maken, zullen ze er over 400 jaar niet meer zijn. We zijn het project De Groene Grachten gestart en in dat kader gaan we warmtepompen gebruiken om met het water van de grachten een aantal huizen te verwarmen.” Volgens critici is het luchtfietserij om te denken dat je op korte termijn de fossiele energie kunt vervangen door duurzame energie. WO: “Dat ligt eraan op welke schaal je het bekijkt. Tata Steel (Hoogovens) kan niet op korte termijn op renewable energy overstappen. Daar is een grote omschakeling voor nodig. Het zou misschien het handigste zijn als zo’n bedrijf

vertrekt en zich in de Sahara vestigt. Ik vind overigens dat de grote industriële bedrijven hun energieproblemen zelf moeten oplossen. Het is niet aan ons om zo’n bedrijf duurzamer te maken. Wanneer zouden huizen en kantoren volledig duurzaam kunnen zijn? Nu al. Duurzaam betekent dat je het in de toekomst net zo goed wilt hebben als nu. Dan moet je je richting bepalen en die is wat mij betreft heel simpel: minder fossiel, méér duurzaam. Die beslissing kun je morgen nemen.” Zijn we met zonne-energie al ver genoeg? WO: “Nederland heeft vrij veel zon, zeker in de zomer wanneer de dagen lang zijn. Als ik uit mijn werkkamer naar buiten kijk, zie ik allemaal lege daken. Ik denk dat het bij elkaar een oppervlakte van 150.000 m2 is, waar zonnepanelen op zouden kunnen. Dat levert genoeg elektriciteit op voor 4.000 huishoudens. Een normaal Nederlands huishouden heeft voor zijn elektriciteit genoeg aan vijftien zonnepanelen. En doe je er nog eens vijftien bij, dan heb je ook voldoende voor je elektrische auto. Maar de hoeveelheid energie die we in Nederland verbruiken, is veel groter. Dat heeft te maken met de grootschalige industrie en het transport. Het maatschappelijke leven kunnen we heel snel duurzaam maken; wil je de totale energievoorziening verduurzamen, dan zijn grote beslissingen nodig. Daar is meer tijd voor nodig, maar het zal wel moeten gebeuren. We hebben geen keuze.” Geen keuze? WO: “Wat we aan het doen zijn, is doodeng. Die blauwe lucht die we hier zien, is het enige dat ons beschermt tegen de gevaren van de ruimte. En de ruimte is levensgevaarlijk. Als je de aarde beschouwt als een ruimteschip, is de romp niet van staal. Alles wat we hebben, is een dun laagje lucht. In de laatste vijftig jaar hebben we de hoeveelheid broeikasgas verdubbeld. En we weten niet wat de gevolgen zijn. We spelen poker.” Hoeveel tijd hebben we nodig om in technisch opzicht binnen de gebouwde omgeving de omslag naar duurzame energie te maken?

WO: “Dat hangt van de installateur af. De techniek is er. Als je in Nederland zonder subsidie zonnepanelen installeert, ben je al goedkoper uit dan met stroom uit het stopcontact. Over een paar jaar komen de kosten op een niveau uit, waarbij het storm gaat lopen. Dat weet je nu al. Dan komt er een ontwikkeling op gang die vergelijkbaar is met die van de mobiele telefoon. Nederland heeft grote mogelijkheden om te laten zien dat het kán. We zijn het meest van alle landen in Europa afhankelijk van fossiele brandstof, omdat we er veel in handelen. Hoe langer dat zo blijft, des te groter wordt het economische risico. We lopen in Nederland achter in de ontwikkeling naar duurzame energie. Wij hebben topsectoren waarin de grote energiemaatschappijen veel invloed hebben en die willen niet veranderen. In Nederland gaat nog altijd zes tot zeven keer zoveel subsidie- en belastinggeld naar fossiele energie als naar duurzame energie.” Wat zouden installateurs moeten doen om meer tempo te maken met verduurzaming? WO: “De installatiesector is een van de belangrijkste branches om die duurzaamheidstransitie voor elkaar te krijgen. Installateurs hebben direct contact met de klant en de leverancier en zitten dichtbij genoeg om te weten wat in de praktijk realistisch is. En daarmee kun je de regering beïnvloeden. De installateurs die ik heb gesproken, beseffen heel goed de noodzaak om te veranderen. De bouw stagneert en je redt het niet als je op de oude voet blijft doorgaan. Maar er komt een toekomst aan waarin alles naar duurzaam wordt omgebouwd en dat is een enorme kans. Zeker als je kennis deelt en inkoopkracht bundelt. Dan kun je beter inspelen op de toekomst en je maakt het tegelijkertijd goedkoper. Certificering kan ook een rol gaan spelen, omdat het vertrouwen onder consumenten in Nederland niet groot is als het om duurzame energie gaat. Als je vooruitkijkt naar 2020, is dat misschien wel dé uitdaging voor Uneto-VNI: mensen helpen met veranderen. Kennis en vertrouwen geven en ze laten wennen aan die nieuwe, duurzame cultuur.”

17


Bernard Wientjes:

“ De installatiebranche is de duurzaamheidskoploper in Nederland.� 18


Bernard Wientjes (Amsterdam, 1943) is sinds 2005 voorzitter van VNO-NCW. Wientjes was ruim dertig jaar ondernemer en bouwde in die periode onder meer Ucosan op, een van de grootste producenten van kunststof badkuipen, douchebakken en whirlpools in Europa. Als voorzitter van VNO-NCW is hij ook vicevoorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER).

Zorg voor het milieu en aandacht voor duurzaamheid stonden jarenlang niet hoog op de agenda van de ondernemers. Inmiddels lijkt VNO-NCW een andere koers te varen. Bernard Wientjes: “De wereld verandert, de CO2-uitstoot en het klimaat zijn belangrijke thema’s geworden. Een goede ondernemer houdt altijd rekening met wat er in zijn omgeving gebeurt en dat is bij ons zichtbaar. In het verleden zochten we wat meer de verdedigende linies op, nu tonen ondernemers leiderschap. Om het maar heel concreet te zeggen: twintig, dertig jaar geleden was een bezoek van de milieu-inspecteur bijna net zo erg als de belastinginspecteur. Nu zien ondernemers in dat duurzaamheid noodzakelijk is voor de continuïteit. Grote ondernemingen die er in het verleden vaak van beschuldigd werden dat ze ontwikkelingen remden, nemen nu het voortouw.” Heeft duurzaamheid voor ondernemers uitsluitend een economische motivatie of kunnen morele overwegingen ook een rol spelen? BW: “Mensen die bedrijven leiden, zijn gewone mensen. Ze hebben dezelfde moraliteit en immoraliteit als iedereen. De persoonlijke overtuiging om zich voor maatschappelijk ondernemen in te zetten, is bij iedere ondernemer anders. Wat we nu zien is een combinatie van de economische noodzakelijkheid en een groeiende maatschappelijke aandacht voor verantwoord ondernemen.” Het initiatief op het gebied van duurzaamheid lijkt nu bij het bedrijfsleven te liggen, terwijl je zou verwachten dat de overheid de aanjager zou zijn. BW: “Wetgeving kost altijd één à twee jaar. Daarom zijn ondernemers veel meer geneigd om zaken in de vorm

van een convenant te regelen. Vrijwillig. Wanneer wij als bedrijfsleven onze nek uitsteken, dan komt die wetgever later wel. De green deals zijn een goed voorbeeld van een veelbelovend convenant. Ik denk dat ze uiteindelijk sneller dan wettelijke maatregelen zullen leiden tot ontwikkeling van duurzaamheid en innovatie.” Hebben we de overheid nog wel nodig als het om duurzaamheid gaat? BW: “De maatschappij functioneert het beste als de overheid zich zo veel mogelijk afzijdig houdt. De overheid moet zich bemoeien met dingen die niet goed gaan. Maar je hebt de overheid altijd nodig. Bijvoorbeeld om internationaal te regelen dat er een level playing field is als het gaat om wetgeving op het gebied van CO2-uitstoot. Maar ook als launching customer. De overheid koopt per jaar voor 60 miljard in! We hebben nu afgesproken dat 2,5% daarvan gaat bestaan uit echt vernieuwende en duurzame producten.” Moet de overheid de grootverbruikers van energie in ons land steviger aanpakken? BW: “De Nederlandse economie draait in sterke mate op energie-intensieve topsectoren als chemie, energie, logistiek en agro, die internationaal concurreren. De grootverbruikers van energie betalen overal ter wereld relatief weinig energiebelasting, dus ook in Nederland. Er zijn mensen die vinden dat die bedrijven juist méér belasting moeten betalen. Dat lijkt heel leuk, maar als je zo’n maatregel alleen in Nederland of alleen in Europa neemt, is het bedrijf weg. Je moet je altijd afvragen hoe ver we voor de muziek uit moeten lopen. In Nederland doen we dat al, maar er zijn grenzen. Je moet zorgen dat die industrie niet verhuist naar landen waar de milieueisen op een veel lager peil staan en waar geen CO2-plafond bestaat. Dat leidt tot meer CO2uitstoot en een slechter milieu. Daar komt bij dat de Nederlandse industrie de meest energie-efficiënte ter wereld is.” Welke rol speelt de installatiebranche als het om verduurzaming gaat? BW: “De installatiebranche is koploper in Nederland. Ze hebben binnen ons huis de discussie over duurzaamheid

zeer gestimuleerd. Soms best lastig voor ons, want er zit een zekere spanning tussen de belangen van de installateurs en sommige andere leden. De grote, energieintensieve industrie wil de goedkoopst mogelijke energie kunnen inkopen, terwijl de installateurs ongelooflijk innovatief bezig zijn met lokale energieopwekking. Kernenergie aan de ene kant, smart grids aan de andere kant. Wij hebben afgesproken dat we de decentrale opwekking voluit steunen. Anderzijds kunnen we de komende decennia niet zonder grootschalige opwekking. Tata Steel (Hoogovens) kan niet op decentraal opgewekte energie draaien. Woonwijken wel.” Wat zal de positie van duurzame energie zijn in 2020? BW: “Ik vind dat we onze 2020-doelstelling moeten halen: 14% duurzame energie. Op het gebied van windenergie zal Nederland niet snel een grote speler worden. Aan land wil niemand een windmolen in zijn achtertuin en op zee is het nog altijd duur. Maar zonnecollectoren worden steeds goedkoper en daar zie ik in de nabije toekomst wél veel in gebeuren. Verder heb ik er vertrouwen in dat we vóór 2020 een grote doorbraak beleven in de biobased economy. Dat is een duurzaamheidscrossover tussen de topsectoren van de Nederlandse economie: chemie, energie, logistiek en landbouw. En wat we nu al zien, is dat duurzaamheid steeds minder een politiek issue is. Er zijn natuurlijk altijd mensen die extreme dingen willen, net zoals er ook ondernemers zijn die helemaal niks willen. Maar men groeit naar elkaar toe.”

VNO-NCW is de grootste en belangrijkste vertegenwoordiger van de ondernemers en werkgevers in Nederland. De organisatie maakt zich in binnen- en buitenland sterk voor de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven. Begin 2012 publiceerde VNO-NCW samen met MKB-Nederland de nota Onze gemeenschappelijke toekomst. Een opmerkelijke visie op duurzaamheid en de rol die het bedrijfsleven daarin zou moeten spelen.

19


Altijd in verbinding Informatie- en communicatietechnologie heeft de wereld in enkele tientallen jaren volledig op zijn kop gezet. De computer, de smartphone en de tablet hebben ons leven een andere dynamiek gegeven. In huis, op kantoor en in de openbare ruimte. En we staan nog maar aan het begin. Inmiddels groeien generaties op die het vanzelfsprekend vinden om 24 uur per dag te communiceren. Om die ontwikkeling nog meer snelheid en veelzijdigheid te geven, is vindingrijkheid en kennis nodig. De installatiebranche gaat de komende decennia miljoenen mensen in staat stellen altijd en overal met elkaar in verbinding te blijven.

20

2


De onstuitbare opmars van de glasvezelkabel De meeste telecomnetwerken in ons land bestaan nog uit koperkabels. Maar de glasvezelkabel rukt op. Een communicatienetwerk dat volledig uit glasvezel bestaat, heeft een veel grotere capaciteit en biedt daardoor ongekende mogelijkheden voor consumenten en bedrijven. Méér bandbreedte betekent méér mogelijkheden om te werken, informatie te verzamelen en te ontspannen. En dat brengt weer kansen met zich mee voor de aanbieders van telecomdiensten. In Alphen aan den Rijn heeft VolkerWessels Telecom 33.000 woningen voorzien van een ultrasnelle glasvezelaansluiting. Geschikte gemeente Opdrachtgever van het project in Alphen aan den Rijn is Reggefiber, een Nederlands bedrijf dat een open glasvezelnetwerk in Nederland aanlegt. Elke service provider kan via het Reggefiber-glasvezelnetwerk diensten aanbieden. Tseard Hoekstra, als wethouder in Alphen aan den Rijn onder meer verantwoordelijk voor ruimtelijke ordening, communicatie en ICT, begrijpt wel waarom zijn gemeente geschikt was voor een glasvezelnetwerk. “Onze stad heeft een mooi profiel. Een brede beroepsbevolking, een laag werkloosheidspercentage en veel mensen die naar de Randstad forensen. Daardoor hebben we hier veel zzp’ers en beginnende thuiswerkers. Dat is een prima markt voor een glasvezelnetwerk en wij vinden het een prachtige voorziening voor onze bewoners.” Marcel Nienhuis is als accountmanager van VolkerWessels Telecom betrokken bij de aanleg van het glasvezelnetwerk in Alphen aan den Rijn. Hij licht het belang van het netwerk van de toekomst toe: “Het mooie van glasvezel is dat

Het Rekencentrum van het UMC Utrecht Installateur: Kuijpers Opdrachtgever: Universitair Medisch Centrum Utrecht In het rekencentrum van het UMC Utrecht zijn de ictsystemen ondergebracht waarmee het ziekenhuis de energievoorziening, het klimaatbeheer en de internetverbindingen regelt. Kuijpers heeft de installaties voor het klimaatbeheer geleverd en droeg met een aantal slimme oplossingen bij aan een van de meest energiezuinige rekencentra ter wereld. De koelingsinstallatie maakt gebruik van buitenlucht. Door die techniek te combineren met warmte-koudeopslag kon Kuijpers het energieverbruik voor de koeling met 90% verlagen. Ook de noodstroomvoorziening is door slimme aanpassingen aanzienlijk zuiniger geworden. De installateur heeft zich contractueel verplicht om de gerealiseerde bezuinigingen ook in de toekomst te waarborgen.

uploaden en downloaden even snel gaan. Overal in de samenleving zie je cloud computing (opslag van gegevens in een ‘internetwolk’) groter worden. Dat zal ongetwijfeld nog veel verder groeien. De mogelijkheid om daar gebruik van te maken hebben wij nu naar elke bewoner gebracht. Een glasvezelverbinding is uitermate geschikt voor allerlei toepassingen. Denk aan het delen van foto’s en videobestanden.” Veel voordelen De voordelen van een snelle breedbandverbinding door middel van glasvezel gaan verder dan het spelen van online games en het downloaden van een film. Zo maakt glasvezel het aantrekkelijker en makkelijker om thuis te werken. Omvangrijke bestanden zijn zonder verlies van tijd en kwaliteit te uploaden en downloaden en een vergadering organiseer je zonder problemen in de vorm van een video conference. Met als gevolg: minder reiskosten, minder verkeer en minder CO2-uitstoot. Ook in

21 21


22


de zorg kan een snelle internetverbinding een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van zorgverlening. Zo kan de thuiszorg op afstand meer patiënten zien en kunnen huisartsen bepaalde diagnoses sneller (en dus goedkoper) stellen tijdens een videospreekuur. In gemeenten waar het glasvezelnetwerk eenmaal ligt, blijkt de infrastructuur vaak aanleiding voor nieuwe initiatieven. Zo zijn er inmiddels zorgcentra waar mensen sporten onder begeleiding van een bekende atleet die op afstand via een videoverbinding de instructies geeft. Het glasvezelnetwerk maakt bijvoorbeeld ook een moderne variant op de kerktelefoon mogelijk. Er hangt een camera in de kerk en mensen kunnen thuis online de dienst volgen. Hoekstra: “Er zijn altijd ondernemers met goede ideeën die de mogelijkheden van glasvezel zien en er iets mee doen. Dat zal hier ook gebeuren en dat geeft het netwerk extra waarde voor een gemeente als Alphen aan den Rijn.”

Fiber to the Home VolkerWessels Telecom is een van de grootste marktpartijen in de aanleg van glasvezelnetwerken. Bij het project Fiber to the Home (FttH) in Alphen aan den Rijn zijn ongeveer 33.000 woningen aangesloten op een glasvezelnetwerk. In twee jaar tijd werd zo’n 270.000 meter gegraven en in totaal enkele miljoenen meters aan glasvezelkabel in de grond gelegd. Omdat het een open netwerk is, kunnen verschillende providers hun diensten aanbieden aan de bewoners.

De stad wordt aantrekkelijker Een gemeente die een glasvezelnetwerk laat aanleggen, haalt nogal wat overhoop. Toch wilde de gemeente Alphen aan den Rijn de hoogwaardige telecominfrastructuur graag hebben. Goede voorzieningen maken een stad zowel voor burgers als bedrijven aantrekkelijker. Hoekstra: “Bij zo’n omvangrijk project moet je goede afspraken over de uitvoering maken. Niet alleen over het graven en weer dichtmaken, maar ook over de periode daarna. Wat doe je als er straks toch iets verzakt? Dat is allemaal keurig geregeld.” De aanleg van het glasvezelnetwerk heeft de gemeente Alphen aan den Rijn en haar inwoners geen euro gekost. De totale investering komt voor rekening van Reggefiber, dat bovendien een bedrag heeft gereserveerd voor eventuele problemen achteraf, zoals verzakkingen. Hoekstra: “Een enkele inwoner was in de veronderstelling dat bij de glasvezelaansluiting een nieuw abonnement moest worden afgesloten. Dat misverstand hebben we snel uit de wereld kunnen helpen. Het enige dat gebeurt is dat er twee glasvezels het huis worden binnengebracht. De bewoner bepaalt zelf of hij of zij vervolgens een abonnement afsluit bij een van de service providers.” Onstuitbare opmars Voor VolkerWessels Telecom was de aanleg van het netwerk in Alphen aan den Rijn geen primeur. Eerder had het bedrijf soortgelijke projecten uitgevoerd in onder andere Hilversum en Amersfoort. De glasvezelkabel is in Nederland aan een onstuitbare opmars bezig. VolkerWessels Telecom legde het eerste netwerk in 2006 aan in het Brabantse Nuenen. Inmiddels hebben meer dan 1 miljoen woningen in Nederland een glasvezelaansluiting. Het netwerk breidt zich uit met ongeveer 400.000 woningen per jaar. Hoekstra: “De internetconnectiviteit in Nederland ligt ver boven de 90%. Een snelle infrastructuur is nodig om nieuwe toepassingen mogelijk te maken. Het gaat nog jaren duren voordat heel Nederland is verglaasd, maar Alphen aan den Rijn hoort bij de koplopers. Wij zijn klaar voor de toekomst.”

Madurodam interactief Installateur: Verkerk Groep Opdrachtgever: Madurodam, Den Haag Tijdens de wintermaanden van 2011-2012 heeft Madurodam een metamorfose ondergaan. De miniatuurstad is van een kijkstad verandert in een doestad. De nieuwe, interactieve elementen zijn met name voor kinderen heel aantrekkelijk. Het park is onderverdeeld in drie themagebieden, maar de bekende karakteristieke miniaturen blijven het hart van Madurodam. Diverse informatieschermen stellen de bezoeker in staat om de verhalen achter de objecten multimediaal te beleven. De werkzaamheden van de Verkerk Groep bestonden uit het ontwerpen, uitvoeren, testen en inbedrijfstellen van de elektrotechnische installaties. Bij de realisatie zijn diverse technieken en installaties toegepast, zoals aarding, bliksembeveiliging, noodstroomaggegraat, voedingen, glasvezeltechniek, databekabeling, besturingspanelen, netwerkkasten, verlichting, camerabewaking, inbraakbeveiliging en brandbeveiliging. In Madurodam is bijna alles klein: óók sommige ruimten waarin gewerkt moest worden. Een extra uitdaging bij de uitvoering van het project. Het nieuwe, interactieve Madurodam is sinds april 2012 weer open.

23


Menno Lanting:

“ Over twintig jaar praten wij niet meer over dit onderwerp.�

24


Menno Lanting (Lochem, 1972) houdt zich intensief bezig met thema’s als leiderschap, verandering, connectiviteit en digitalisering. Zijn boeken over die onderwerpen bereiken steevast een groot publiek. Connect werd in 2011 Managementboek van het Jaar. In Iedereen CEO bundelde hij de tweets die hij schreef over de vraag wat iemand een digitale leider maakt. Lanting adviseert als zelfstandig strateeg en leiderschapsexpert directies van verschillende grote organisaties en was eerder verbonden aan instituut De Baak.

De digitalisering is al een aantal jaren een feit en inmiddels een geaccepteerd verschijnsel. Verandert er eigenlijk nog wel zo veel? Menno Lanting: “Wij kennen nog een wereld zonder internet, maar er komt nu een generatie aan voor wie dat niet geldt. Die mensen gaan zich weer op een heel andere manier tot elkaar verhouden en op een andere manier met elkaar communiceren. Wij zoeken nog iets op Google op, zij vragen het elkaar via social media.” Heeft dat ook invloed op de verhoudingen op de werkvloer? ML: “De nieuwe generatie zal minder snel direct een vraag aan de baas stellen, maar eerder social media inschakelen en de vraag daar aan vrienden voorleggen. Dat betekent ook dat zij het begrip hiërarchie veel minder kennen en begrijpen. Waar we ook werken, we krijgen allemaal met die jongere generatie te maken. En dus ook met de manier waarop ze met social media en met ons omgaan.” Is die ontwikkeling belangrijk voor een installateur? ML: “Als ik een installatie in mijn huis wil, ga ik steeds minder op Google zoeken. In plaats daarvan stel ik een vraag op Twitter: wie heeft daar en daar verstand van? Dan is het voor een installatiebedrijf dus belangrijk dat werknemers op dat medium iets over die onderwerpen vertellen. Dat hoeven niet alle werknemers te doen, al zijn het er maar twee of drie. Bedrijven die dat doen, zijn bijna zonder uitzondering ook de bedrijven waar het ondanks de crisis nog goed mee gaat.”

Hoe gaat de digitalisering de manier waarop we werken beïnvloeden? ML: “Je kunt sneller informatie naar je toe halen. Informatie over potentiële klanten, over de branche, over je vak. Ik ken mensen in de bouw die geen vakliteratuur meer lezen, maar alle informatie over de branche via social media naar zich toe halen. Als je kunt vertrouwen op de informatieselectie van anderen, kan die manier van werken je veel tijd besparen. Ik heb een bouwbedrijf de vraag gesteld: weten jullie of je klanten social media gebruiken en zo ja, waar ze dan actief zijn? Het antwoord: onze klanten doen niet aan social media. Ik heb toen voorgesteld om dat eens te checken. 90% bleek op LinkedIn te zitten en de helft was daar echt actief en deelde dus veel informatie. 30% was actief op Twitter. Het bedrijf had vier accountmanagers, maar die volgden de activiteiten van hun klanten op social media niet. Want ‘onze klanten doen niet aan social media’. Dan kun je dus met een heel praktische stap je bedrijf een enorme informatievoorsprong geven. Ik wil niet zeggen dat je er morgen business mee binnenhaalt, maar je maakt het jezelf wel heel makkelijk. Leiderschap betekent op zijn tijd sceptisch en kritisch zijn, maar óók, zeker in deze tijden van crisis, kijken hoe je nieuwe technologie kunt gebruiken om slim je business te doen.” Als kennis overal en altijd te vinden is, heeft kennis dan nog wel meerwaarde? ML: “Er is steeds meer kennis beschikbaar en daarom moet je je elke keer afvragen of het zinvol is om die kennis voor jezelf te houden. Organisaties die het beste in staat zijn om hun kennis met elkaar te verbinden, zullen het gaan winnen in de toekomst. Ik kom bij heel veel bedrijven, van accountants tot installateurs, en het valt mij altijd op dat de kennis over de plinten klotst. Maar klanten merken daar vaak maar héél weinig van. Ik ben ervan overtuigd dat die kennis niet naar buiten komt, omdat mensen bang zijn om een stukje van hun macht kwijt te raken als ze die kennis gaan delen.”

De vraag is natuurlijk hoe je businessmodel er uit gaat zien. Hoe verdien je geld met die kennis? ML: “In de installatiebranche zouden er wel eens wat nieuwe modellen bij kunnen komen. Uiteindelijk zal het werk van de installateur blijven draaien om het tot stand brengen van verbindingen. Maar ik kan me voorstellen dat je daarnaast de advieskant op gaat. Dat mensen bereid zullen zijn om zich tegen een klein bedrag te abonneren op de kennis van de installateur. Veel belangrijker is nog dat organisaties eerst intern informatie gaan uitwisselen. Zelfs in kleine en middelgrote organisaties weten mensen van elkaar niet of nauwelijks wat ze doen. Ik was onlangs in een ziekenhuis waar de afdelingen in een blog gingen bijhouden wat ze die dag zoal gedaan hadden. Dat lijkt een heel klein ding, maar je zag daar de kennis en de professionaliteit binnen enkele maanden stijgen. Zoiets kan ik me ook in de installatiebranche voorstellen. Het ligt voor de hand, maar vaak gebeurt het niet. Sterker nog: veel bedrijven blokkeren de toegang tot de netwerken, je kunt er op je werk helemaal niet op!” Hoe gaan bedrijven in 2020 met social media om? ML: “Een aantal organisaties zal de ontwikkelingen rond social media snel omarmen en een voorsprong nemen. Voor de grote massa gaat het langer duren. Die gaan over tien of twintig jaar pas om. Maar dan hebben wij over dit onderwerp ook echt geen interview meer. Dan is het gebruik van social media net zo normaal als het hebben van een website nu.”

25


Vincent Everts:

“ In een slimme woning staat alles met elkaar in verbinding.�

26


Vincent Everts (Arnhem, 1959) is trendwatcher, columnist en recensent. Hij geeft lezingen over de gevolgen van nieuwe technologie voor het bedrijfsleven en het persoonlijke leven. Everts studeerde natuurkunde, politicologie, economie en bedrijfskunde. Hij was directeur van innovatieplatform Mediaplaza en consultant voor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Zijn ervaringen met elektrisch rijden zijn te volgen op de website Leafplan.nl.

Gaat connectiviteit over gadgets of over glasvezelnetwerken? Vincent Everts: “Connectiviteit betekent dat alles met elkaar verbonden is. Neem mijn elektrische auto. Daar zit live-video in, je ziet online waar ik ben. Met een app op mijn mobieltje zie ik hoe vol de accu is en kan ik de autoverwarming aanzetten. Allemaal communicatie. De ontwikkeling gaat naar technologie die het leven thuis en op het werk prettig, persoonlijk en veilig maakt. Daarnaast is het belangrijk om ons energieverbruik beter te managen. De energie vliegt het huis uit en we hebben geen idee waarheen. Daar kunnen slimme apparaten ons bij helpen.” Welke apparaten worden er dan slimmer? VE: “Thermostaten bijvoorbeeld. Met een slimme thermostaat en een app op je telefoon maak je het thuis veel comfortabeler. Als de app weet waar je bent, volgt de rest vanzelf. Dan vraagt je mobieltje: ‘Ben je op weg naar huis?’ Even bevestigen en de verwarming, de muziek en de lampen gaan aan. Dat is fijn thuiskomen.” Is dat theorie, wishful thinking of realiteit? VE: “Een gezin met twee kinderen verbruikt 100 tot 800 watt per dag door apparaten die onnodig aanstaan. Ik heb met mijn kinderen een rondje door het huis gemaakt met een app die laat zien waar de stroom verdwijnt. We hebben wat apparaten uitgezet en binnen een half uur daalde het verbruik van 800 naar 400 watt. Dat scheelt 1.000 euro op jaarbasis!

Met een andere app hebben we het gasverbruik gemeten. Bleek dat we op een koude dag 50 euro verstookten. Als we een gordijn in het trapgat ophingen, bespaarden we meer dan 1.000 euro per jaar. Wat ik wil zeggen: energie managen moet leuk én makkelijk zijn. Je moet het live op je telefoon zien en weten waar het verbruik zit.” Welke apparaten worden er dan slimmer? VE: “Alarmsystemen. Analoge en digitale lijnen verdwijnen en alarmsystemen worden vervangen. De nieuwe apparatuur is digitaal en draadloos. Je zet wat apparaten neer, sluit die aan op internet en je hebt een alarmsysteem dat volledig configureerbaar is. Ik sta op en een sensor in de badkamer ziet dat ik wakker ben. Dan gaan het koffiezetapparaat en de radio aan. Om acht uur schakelt de boel zichzelf uit en weten de kinderen dat het tijd is om naar school te gaan.” Zulke systemen waren er twintig jaar geleden toch ook al? VE: “Natuurlijk. Maar nu is iedereen online en de prijs is met factor tien gedaald. Er ontstaat communicatie tussen apparaten en mensen. Dat leidt tot veiligheid, energiebesparing en comfort. In 2020 moeten alle huizen in Nederland klimaatneutraal zijn. Dat houdt in dat er een paar miljoen huizen verbeterd moeten worden. Een gigantische uitdaging. De bewustwording van energieverbruik is belangrijk. Ik heb thuis zonnecellen op het dak. Die leveren 4.000 kilowattuur per jaar. Daar kan ik met mijn elektrische auto 25.000 km op rijden!” In veel gemeenten worden glasvezelnetwerken aangelegd. Hoe gaat glasvezel ons leven beïnvloeden? VE: “Glasvezel staat voor onbeperkte bandbreedte. Dat betekent: super HD-video met goed geluid en natuurlijk beeld. Denk aan Skype tot de macht 10. Een teleconferencing boardroom in het bedrijfsleven kost 300.000 euro. Met glasvezel heb je dezelfde mogelijkheden thuis voor een fractie van het geld.

Glasvezel gaat dienstverlening op afstand persoonlijk maken. Het biedt bijvoorbeeld de zorgsector een oplossing. De kosten in de zorg stijgen explosief. Door glasvezel kunnen oudere mensen langer thuis wonen en hoeven ze niet naar een bejaardentehuis. Ze kunnen bijvoorbeeld online met de dokter communiceren, vanuit elk vertrek in huis, met hoge kwaliteit. Daar is veel bandbreedte voor nodig. Bij glasvezel is die oneindig.” Komen veiligheid en privacy niet onder druk te staan met zo veel communicatie via internet? VE: “Veiligheid is in principe geen issue voor de consument. Dat zullen internetproviders en computerleveranciers oplossen. De consument moet wel leren dat hij geen domme dingen doet. Het is een kwestie van gezond verstand, je laat ‘s nacht de deur ook niet openstaan. Privacy is wel interessant. In Londen hangen 40.000 camera’s op straat. China heeft er een miljoen gekocht. Als je privacy wilt, zul je daar moeite voor moeten doen. Of ervoor betalen. Aan de andere kant: mensen zetten alles over zichzelf op social media. Dat is handig. Op een feestje weet je meteen wie gemeenschappelijke vrienden of interesses heeft. Dat vertelt je mobieltje aan je.” Spelen social media een rol in de nieuwe connectiviteit? VE: “Het rationele gebruik van social media wordt overschat. Je doet op je mobieltje geen bestelling bij de slager! Wat je wilt weten is: ‘Hoe gaat het met je?’ Je kletst wat met de buren over de tuin. Je gebruikt social media niet om met de buurt een project op te zetten.” In welke mate worden apparaten met internet verbonden? VE: “In 2020 communiceren alle apparaten met elkaar. Dat gaat via internet. Iedereen heeft een stuk of veertig apparaatjes om zich heen. Cloud computing knoopt alles aan elkaar. Muziek staat niet thuis op een harde schijf, maar in de cloud en is daardoor makkelijk voor anderen te bereiken. Wat is er zo leuk aan Spotify? Niet dat je oneindig veel muziek hebt. Maar dat je muziek deelt met je vrienden en op Facebook kunt zien waar zij nu naar luisteren.”

27


Betaalbare zorg voor iedereen In een land zoals Nederland, waar we te maken hebben met een snel vergrijzende bevolking, maken we ons meer dan ooit zorgen over de gezondheidszorg. En niet alleen over de kwaliteit en beschikbaarheid, maar ook over de betaalbaarheid. De installatietechniek kan er direct en indirect aan bijdragen dat de zorg in Nederland zich in 2020 – en ver daarna – nog steeds kan meten met de beste landen ter wereld.

28

3


Operatie geslaagd Het TweeSteden ziekenhuis had aanvankelijk alleen de bedoeling iets aan de verweerde vloeren en beschadigde muren van de operatiekamers (OK’s) te doen. Dat bescheiden voornemen ontwikkelde zich binnen enkele jaren tot een veel ambitieuzer plan: een gloednieuw, state-of-the-art OK-complex. Foto: Brigitte Habraken

Vooruitstrevende denkwijze De eerste operatiekamers (OK’s) van het Tilburgse TweeSteden ziekenhuis dateren uit 1966. In 1982 volgde een nieuw, meer geavanceerd OK-complex en rond 2002 maakte het management van het ziekenhuis de eerste plannen om dat complex te renoveren. Vooral de vloeren en wanden waren om esthetische en hygiënische redenen aan een opknapbeurt toe. Toen het ziekenhuis geen groen licht kreeg voor de financiële kant van het project, richtte het management het vizier op nieuwbouw. Het resultaat van die vooruitstrevende denkwijze is in 2011 opgeleverd: een OK-complex waarmee het TweeSteden ziekenhuis bij de koplopers van Nederland hoort. Loeks van der Veen, lid van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis: “Het voordeel van nieuwbouw was, dat we nieuwe technieken op een zekere schaal konden toepassen. We hebben een van de operatiekamers voorbereid op intraoperatieve radiotherapie; bestralen direct na de operatie. Daarmee wordt bijvoorbeeld bij borstkankeroperaties de kans dat de kanker terugkomt kleiner en hoef je patiënten minder vaak te bestralen. Dat scheelt dus ook in de kosten.”

HD-camera’s Het nieuwe OK-complex heeft ingebouwde camera’s om operaties volledig digitaal op te nemen. Van der Veen: “Daarmee kunnen we de verrichtingen in een digitaal dossier opslaan. Ook is de opnameapparatuur verbonden met ons ‘skills lab’. Mensen in opleiding kunnen meekijken en hun vaardigheden oefenen en verbeteren. Bovendien zagen we bij de voorbereidingen van de bouw dat scopisch opereren, de zogenaamde sleutelgatchirurgie, een vlucht ging nemen. Als je op basis van beelden moet opereren, moeten die beelden enorm goed zijn. Dat gebeurt nu bij ons in HD-kwaliteit. We lopen daarmee echt voorop en we hebben al chirurgen kunnen aantrekken die zelf ook tot de koplopers behoren. Het heeft een impuls gegeven aan het niveau waarop wij opereren. Onze faciliteiten trekken bekwame mensen aan en maakt het voor anderen makkelijker om de overstap naar zo’n nieuwe techniek te maken.”

De toepassing van HD-camera’s bracht uitdagingen mee Een ziekenhuis met meer voor technisch dienstverlener Cofely. Johan van Baardwijk, manager business bij Cofely Healthcaefficiency endevelopment kwaliteit

re: “Om in een operatiekamer veilig te kunnen werken, is Installateur: Kuijpers een elektrisch geïsoleerde omgeving nodig. Daarvoor moet Opdrachtgever: ziekenhuis Bernhoven je een galvanische scheiding tot stand brengen. Omdat HD-camera’s in een operatiekamer nog niet of nauwelijks Dankzij de toepassing van slimme en energiebesparende zijn toegepast, weziekenhuis hier zelf een oplossinginvoor technieken kan moesten het nieuwe Bernhoven Uden vinden.met We minder hebbenmenskracht een speciaaleen optokoppel ontwikkeld, straks hogere kwaliteit van zoalsleveren. dat ookKuijpers wel in deinstalleert ict wordtingebruikt. Je onderbreekt zorg dit gebouw onder de elektriciteit, geeft het signaal met behulp licht andere de warmtekrachtkoppeling (wkk) voor van de levering doorenergie. en gaatDe weer metenergiecentrale elektriciteit verder.” van eigen van het nieuwe ziekenhuis bestaat naast de wkk uit absorptiekoeling, De zorg beter maken cv-ketels en een koelmachine. In het nieuwe gebouw zijn Binnen vormen Cofely’svan marktsegment Healthcare werken diverse domotica toegepast. Kuijpers is nauw mensen diebijzelf afkomstig zijn de zorg. Rob van Gils, betrokken de nieuwbouw vanuit zowel het ziekenhuis zelf commercieel directeur voor Cofely Zuid-Nederland: “Je als het bijbehorende servicecentrum. Het servicecentrum moetpatiënten de zorg snappen. Wij bekijken zorg vanuit het stelt en bezoekers in staatdeom eenvoudig proces delen zoveeltemogelijk Als in een en snel en de we juiste afdeling vinden. kennis. Verder krijgen de bepaald project iets verkeerd leer je daar afdeling bij het volpatiëntenkamers extra privacygaat, en heeft iedere gende ziekenhuis van. Wesfeer. bundelen de kennis en ervaring een specifieke, passende van verschillende ziekenhuizen, maar we koppelen ook deskundigheid uit de zorg aan technologische kennis.” Zijn Cofely-collega Van Baardwijk haakt erop in: “Wetenschap, zorg en het technische bedrijfsleven zouden nog veel meer aan elkaar moeten vragen: waar hebben jullie behoefte aan? Cofely brengt mensen en kennis bij elkaar. Daar wordt de zorg beter van.”

29 29


30


De toepassing van HD-camera’s bracht uitdagingen mee voor technisch dienstverlener Cofely. Johan van Baardwijk, manager business development bij Cofely Healthcare: “Om in een operatiekamer veilig te kunnen werken, is een elektrisch geïsoleerde omgeving nodig. Daarvoor moet je een galvanische scheiding tot stand brengen. Omdat HD-camera’s in een operatiekamer nog niet of nauwelijks zijn toegepast, moesten we hier zelf een oplossing voor vinden. We hebben een speciaal optokoppel ontwikkeld, zoals dat ook wel in de ict wordt gebruikt. Je onderbreekt de elektriciteit, geeft het signaal met behulp van licht door en gaat weer met elektriciteit verder.” De zorg beter maken Binnen Cofely’s marktsegment Healthcare werken mensen die zelf afkomstig zijn uit de zorg. Rob van Gils, commercieel directeur voor Cofely Zuid-Nederland: “Je moet de zorg snappen. Wij bekijken de zorg vanuit het proces en we delen zoveel mogelijk kennis. Als in een bepaald project iets verkeerd gaat, leer je daar bij het volgende ziekenhuis van. We bundelen de kennis en ervaring van verschillende ziekenhuizen, maar we koppelen ook deskundigheid uit de

TweeSteden ziekenhuis Het TweeSteden ziekenhuis heeft vestigingen in Tilburg en Waalwijk. In Tilburg is tussen 2007 en 2011 een compleet nieuw OK-complex gebouwd naast de oude operatiekamers uit 1982. Die zijn vervolgens omgebouwd tot voorbereidingsruimten en verkoeverkamers (kamers waar patiënten na een operatie weer bijkomen).

zorg aan technologische kennis.” Zijn Cofely-collega Van Baardwijk haakt erop in: “Wetenschap, zorg en het technische bedrijfsleven zouden nog veel meer aan elkaar moeten vragen: waar hebben jullie behoefte aan? Cofely brengt mensen en kennis bij elkaar. Daar wordt de zorg beter van.”

Zorgcentrum Zuidland Purmerend

Openhartoperatie In Tilburg is het nieuwe OK-complex tegen het bestaande complex aangebouwd, waar de operaties gewoon doorgingen. Van Baardwijk benadrukt dat dat een uitdaging op zich is geweest: “Als je bouwt, veroorzaak je overlast. Ik heb het wel eens met een openhartoperatie vergeleken. We hebben de interactie met het ziekenhuispersoneel voortdurend heel strak geregeld.”

In het nieuwe Zorgcentrum Zuidland in Purmerend is Schouten Techniek verantwoordelijk voor de centrale verwarmingsinstallaties, de sanitaire technieken, de ventilatietechniek en de elektrotechniek. Daarbij zijn diverse vooruitstrevende domoticatechnieken toegepast. Wanneer domotica op de juiste manier wordt ingezet, neemt niet alleen de kwaliteit van het gebouw toe, maar kunnen ook de gebruikskosten aanzienlijk dalen. Zo schakelt in Zuidland een groot deel van de apparatuur zichzelf na verloop van tijd uit en dat levert een flinke besparing op. Het Zorgcentrum Zuidland in Purmerend is in 2008 opgeleverd.

Evenwicht tussen kwaliteit, veiligheid en kosten Een nieuw OK-complex is een kostbare zaak. En wat vandaag nog state-of-the-art is, is morgen de nieuwe standaard. Facilitair manager Arjan Windhorst van het TweeSteden ziekenhuis: “Onze andere vestiging, in Waalwijk, willen we op termijn moderniseren en daar willen we straks ook de opslag van beelden realiseren. Zulke eisen komen overigens niet alleen van onze eigen staf. Ook een instituut als NIAZ, dat onze accreditatie toekent, legt de lat steeds hoger. De Europese normen worden ook steeds strenger, bijvoorbeeld als het gaat om de maximaal toegestane infectiegraad. Op basis van die normen bespreken we met de installateur wat er technisch nodig is om daaraan te voldoen.”

Installateur: Schouten Techniek Opdrachtgever: BAM Woningbouw Alkmaar

Ieder ziekenhuis vraagt zich van tijd tot tijd af welke maatregelen relevant, haalbaar en betaalbaar zijn en welke niet. Van der Veen zegt daarover: “Een duur OK-complex is in veel opzichten efficiënter en dat brengt de kosten weer omlaag. Onze zorg is vooral duur door voorschriften, variërend van techniek tot allerlei protocollen. We hebben in Tanzania een OK gebouwd voor 40.000 euro. We moeten hier goed kijken of die laatste 5% aan veiligheid niet onevenredig veel kost. We hebben er in dit ziekenhuis alles aan gedaan om een optimaal evenwicht te bereiken tussen kwaliteit, veiligheid en kostenbeheersing.”

31


Paul Schnabel:

“ Gezondheidszorg wordt steeds meer ouderenzorg.�

32


Paul Schnabel (Bergen op Zoom, 1948) is sinds 1998 directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Daarnaast is hij onder meer hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Met zijn talrijke optredens in de media levert Schnabel een actieve bijdrage aan het maatschappelijk debat over uiteenlopende onderwerpen.

Welke rol speelt het Sociaal en Cultureel Planbureau met betrekking tot de zorg in Nederland? Paul Schnabel: “Wij kijken naar de vraag van de burger. Waar hebben mensen behoefte aan en hoe wordt er aan die behoefte beantwoord? Wij kijken ook naar de toekomst. Hoe gaat de behoefte aan zorg zich ontwikkelen? De kwetsbare oudere is een belangrijk thema. Hoe kun je die zo goed mogelijk bijstaan? Als iemand die dement wordt een halfjaar langer zelf kan functioneren, scheelt dat enorm. Ook in de kosten.” Wordt de zorg een probleem voor Nederland? PS: “In de zorg gaat nu, in 2012, meer dan 75 miljard om. Van elke euro wordt 12 cent uitgegeven aan zorg. Meer dan drie keer zoveel als we aan onderwijs uitgeven. De bevolking is gemiddeld heel gezond en de levensverwachting stijgt dus snel. Vooral de dubbele vergrijzing is van belang; steeds meer mensen zijn boven de 75. De babyboomgeneratie komt steeds meer boven de 65 en richting 2020 krijg je dus een toenemend aantal 75-plussers. Gezondheidszorg wordt steeds meer ouderenzorg.” Hoe houden we dat betaalbaar? PS: “De trend is om mensen zo lang mogelijk zo zelfstandig mogelijk te laten leven. Dat stimuleer je door zelfzorg en mantelzorg, en de technologie helpt daar ook bij. Het denkende huis, het huis als prothese, het huis dat je helpt om te functioneren. Ik heb onlangs in Woerden een modelwoning voor dementiepatiënten geopend. De technologie in dat huis bestaat voor een deel uit vreselijk simpele dingen. Een bad waar je in en uit kunt stappen en niet uitglijdt, goede handgrepen, een wat grotere toilet- en badruimte zodat je er met een rollator in kunt.

Daarnaast kun je natuurlijk een stap verder gaan. Gas- en elektriciteitsvoorzieningen die automatisch uitgaan. Maar ook een Skypeverbinding zodat mensen die alleen wonen ‘s ochtends even gezien worden.” Ziet u een oplossing voor het groeiende financieringsprobleem in de zorg? PS: “Er zijn er meerdere. Ik heb een tijdje geleden aangegeven dat je op een eigen huis dat afbetaald is weer een hypotheek zou kunnen nemen. Die betaal je dan niet af, maar je gebruikt de hypotheek om zorg te kopen of zo nodig je pensioen te versterken. De consequentie is natuurlijk wel dat het huis niet meer van jou is als je eruit gaat, maar van degene die de hypotheek heeft verstrekt. Mensen zijn daar heel boos over geworden, omdat ze vinden dat het huis voor hun kinderen is. Maar die kinderen zijn in de meeste gevallen al in de 60 wanneer het zover is. Als je dan nog zit te wachten op het huis van je ouders is er iets mis. Bovendien heb je dat huis voor een groot deel te danken aan belastingvoorzieningen. De samenleving heeft dus bijgedragen aan particuliere vermogensvorming. Moeten we dan van de samenleving verwachten dat ze de zorg betalen voor mensen die over eigen middelen beschikken? Het aantal mensen dat zorg nodig heeft, is zo groot dat het gewoon niet anders valt te financieren.” Door technische voorzieningen in woningen kunnen mensen langer zelfstandig wonen. Is dat ook een manier om de zorgkosten terug te dringen? PS: “Ja, hoewel Nederlandse huizen daar niet ideaal voor zijn, omdat ze altijd heel krappe trappenhuizen, gangen, WC’s en keukens hebben. Het is duur om daar iets aan te doen. Je kunt iets aan de bestaande woningvoorraad doen, al doen zich dan wel problemen voor. Het is vaak heel praktisch om de WC en de badkamer te integreren. Maar door de manier waarop in Nederland de waarde van een huurwoning wordt vastgesteld, kost dat veel punten. Het betekent dat de verhuurder een lagere huur moet vragen. Zoiets moet natuurlijk anders geregeld worden.”

Als we de zorg steeds meer op afstand organiseren, bijvoorbeeld via Skype, ligt dan het gevaar van vereenzaming niet snel op de loer? PS: “Oudere mensen verkleinen hun sociale netwerken, zeker als ze alleen achterblijven. Een bezoek van vijf minuten van een wijkverpleegkundige lost dat niet op. De generatie die nu oud gaat worden is gewend om met computers en schermpjes om te gaan. En net als bij de telefoon het geval is, kan contact via e-mail vaak directer en diepgaander zijn, omdat je elkaars reacties niet hoeft te zien. Je zegt dingen die je anders niet zou zeggen, omdat je de ander niet ziet. Uit onderzoek blijkt dat ook jongere mensen minder bij elkaar op visite gaan, omdat er praktische en sociale alternatieven zijn.” Hoe ziet de zorg er in 2020 uit? PS: “De micro-elektronica zal snel doorgroeien. Als iemand dement is, kan de zoon of dochter op afstand wel of niet de voordeur opendoen. De zorg wordt duurder en er ontstaat een personeelsprobleem, zowel kwalitatief als kwantitatief. De technologie biedt in een aantal gevallen soelaas. En de regelgeving. Wat wel en niet vergoed wordt, dat zal veranderen. Nu is het vaak zo dat technische voorzieningen niet vergoed worden of in de praktijk niet tot stand komen. Technische voorzieningen in woningen zijn een eenmalige investering die voor lange tijd of voor altijd voldoende is. Personeel kost elke maand geld. Ook in een tijd van bezuinigingen is de investering vaak de beste oplossing. De vraag is alleen of het stelsel, daar voldoende op ingesteld is. En het antwoord is nee. Nog niet.” Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) bestaat sinds 1974 als interdepartementaal instituut. Het SCP doet zelfstandig en onafhankelijk onderzoek naar allerlei ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving. De uitkomsten van dat onderzoek vormen de basis voor gevraagde en ongevraagde adviezen aan de regering. Omdat het SCP veel onderzoeken al sinds 1974 regelmatig uitvoert, is het instituut in staat om maatschappelijke ontwikkelingen over een langere periode te beschrijven en analyseren.

33


Guus van Montfort:

“ Je kunt verveling en eenzaamheid voorkomen met technologie.�

34


Guus van Montfort (Bergeijk, 1947) is een van de meest gezaghebbende experts als het gaat om de financiering van de gezondheidszorg in Nederland. Hij is sinds 2011 bijzonder hoogleraar Bedrijfseconomie, Zorg en Medische Technologie aan de Universiteit Twente. Daarnaast is hij voorzitter van ActiZ, de ondernemersorganisatie in de zorg, waarin verpleeg- en verzorgingshuizen en organisaties in de thuiszorg, kraamzorg en jeugdgezondheidszorg zich hebben verenigd.

Hoe is uw interesse voor de bekostiging van de zorg ontstaan? Guus van Montfort: “Na mijn studie econometrie kwam ik in 1971 op het toenmalige Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid terecht. Ik kreeg daar al snel te maken met overheidsbeleid, kostenontwikkeling en kostenonderzoek. Het ministerie begon toen voor het eerst goed na te denken over hoe je inzicht kunt krijgen in en als gevolg daarvan greep kunt krijgen op de kosten van met name ziekenhuizen, verpleeg-en verzorgingshuizen en psychiatrische instellingen.” Wanneer zijn de kostenstijgingen in de gezondheidszorg begonnen? GvM: “Aan het eind van de jaren zestig. De gezondheidszorg begon sterk te groeien omdat de wetgeving veel breder werd met de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. In de jaren zestig begon de economie te boomen en kwam er geld los voor de bouw van ziekenhuizen, verpleeghuizen enzovoorts. De uitgaven stegen en we vroegen ons af waar dat zou eindigen. De kostenstijging werd versterkt door de oliecrisis in 1973 en later door een gigantische stijging van prijzen en lonen. Er was toen sprake van inflatiecijfers van 8, 9 en zelfs boven de 10%. Met de kostenstijgingen ontstond ook de drang om te bezuinigen op de zorg. Ik heb wel eens gezegd: het maakt niet uit wat er gebeurt, er is altijd een reden om te bezuinigen op de gezondheidszorg. In relatieve zin is dat ook vaak gebeurd. Niet in absolute zin.

Het bedrag dat wij aan zorg besteden, is de afgelopen dertig jaar natuurlijk flink gestegen.” In uw visie heeft een zorgaanbieder de juiste prikkels nodig om de gezondheidszorg goed te laten verlopen. Kunnen dat ook technologische ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld vanuit de installatiebranche? GvM: “Als je het aantal patiënten dat nu de ziekenhuizen bezoekt, zou behandelen en verzorgen zoals wij dat dertig jaar terug deden, dan hadden we drieënhalf keer zoveel ziekenhuizen nodig. Er heeft dus een revolutie plaatsgevonden. Daar zitten andere behandelmethoden achter, betere narcose, betere medicijnen en nieuwe medische apparatuur. Daardoor kunnen we sneller en vaak preventief diagnosticeren. Technologie in brede zin heeft daar een geweldige rol in gespeeld.“ En de rol van technologie wordt in de toekomst nog groter? GvM: “De noodzaak om meer technologie te introduceren in ziekenhuizen en ouderenzorg is ongelooflijk belangrijk. Onze cliënten willen meer en langer zorg thuis, willen de regie in eigen hand. En door de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt hebben we de komende tien, vijftien jaar arbeidsbesparende technologie hard nodig. Daarom zullen de zorgsector, de universiteiten en het technische bedrijfsleven veel meer samen moeten optrekken. Wat ik gemerkt heb, is dat het bedrijfsleven in het algemeen, maar ook de installatiesector, nog wat angst heeft voor de zorgsector. Men vindt de zorg ingewikkeld, met al die regels en financieringen. Als een technisch bedrijf iets nieuws aan de markt verkoopt, is het een kwestie van reclame maken, product verkopen, de klant betaalt en klaar. Bij de zorg heb je verzekeringen, strenge pakketten waar het wel of niet in zit, tarieven. Bovendien zijn in de zorg de gevolgen veel groter als er iets fout gaat. Zulke drempels haal je alleen weg als je met elkaar gaat communiceren. De zorg moet het bedrijfsleven op dit vlak veel meer binnenhalen. ActiZ werkt samen met andere brancheorganisaties, zoals UNETO-VNI. We ondersteunen initiatieven. Maar het moet ontstaan op de werkvloer.

Hier op het kantoor van ActiZ in Utrecht gebeurt het niet. Nee, in het verpleeghuis in Emmen en in de thuiszorg op Walcheren, dáár moet het gebeuren.” Is het financieel wel mogelijk om nog meer technologie in de zorg te introduceren? GvM: “In de zorgwereld wordt wel eens geroepen dat die nieuwe technologie allemaal niet kan, omdat de tariefstructuur en het verzekeringssysteem er niet op zijn gebouwd. Dat is deels waar en deels ook helemaal niet. Wat er de afgelopen dertig jaar in ziekenhuizen is gebeurd, heeft niks te maken met veranderingen in het verstrekkingen- en het verzekeringssysteem. Dat heeft te maken met krapte, schaarste vanwege de bekostiging en urgentie om al die patiënten behandeld te krijgen. Als de druk groot genoeg wordt, ontstaat de oplossing vanzelf.” Welke rol speelt technologie in 2020 in de zorg? GvM: “ActiZ heeft zo’n 750.000 cliënten in de instellingen. Ongeveer 10% daarvan woont in verpleeghuizen. Dat zijn mensen met Alzheimer, Parkinson. Die hebben 24 uur per dag intensieve begeleiding en verpleegkundige zorg nodig. Die groep blijft. Maar dan is er een grote groep over, die veel meer thuis kan en wil blijven. De voorzieningen in die woningen gaan echt op z’n kop. Die voorzieningen hebben niet alleen te maken met medisch geïndiceerde zorgbehoeftes, maar ook met veiligheid, geborgenheid, aandacht. Je kunt verveling en eenzaamheid voorkomen, onder meer met méér en gerichte thuistechnologie. Als mensen het gevoel kunnen vasthouden dat ze het leven in eigen hand hebben, geeft dat meer voldoening en een lagere zorgconsumptie.”

35


Energieke gebouwen Als we ons natuurlijke milieu en onze samenleving mooi en leefbaar willen houden, is het essentieel dat we een gebouwde omgeving realiseren die in alle opzichten duurzaam is. De manier waarop we naar gebouwen kijken en erover nadenken, is snel aan het veranderen. Tot voor kort gingen we ervan uit dat gebouwen vooral zo weinig mogelijk energie moesten verbruiken. Inmiddels zijn we verder. Een gebouw kan niet alleen energiezuinig zijn, maar bovendien zelf energie produceren. Voor de installatiebranche liggen de uitdagingen dan ook voor het oprapen.

36

4


Van afval krijgen we energie Afval hoort bij onze consumptiemaatschappij. Maar weggooien en vervolgens de andere kant op kijken is in een dichtbevolkt land geen optie. We denken steeds beter na over afvalverwerking en de oplossingen worden steeds slimmer. Niet zelden draagt de installatiebranche aan die oplossingen bij. In Dordrecht was Imtech voor een groot deel verantwoordelijk voor de ontwikkeling en technische realisatie van een geavanceerde afvalenergiecentrale voor HVC. Wat er in gaat als afval, komt er als energie weer uit. Waardevolle grondstof Voor de meeste consumenten en bedrijven is afval vooral vies en hinderlijk, maar voor een onderneming als HVC ligt dat heel anders. Afval is een waardevolle grondstof voor nieuwe producten en voor het winnen van energie. Na de overname, in 2005, van de gemeenschappelijke afvalverwerker van Dordrecht en de omliggende gemeenten, keek HVC dan ook direct naar mogelijkheden om de bestaande afvalverbrandingscentrale te moderniseren en de capaciteit uit te breiden. In Nederland was destijds een overschot aan afval en er werd nog afval op stortplaatsen gestort. Een nieuwe, moderne centrale moest daar een einde aan maken. Er kwam een Europese aanbesteding en een consortium waarvan Imtech deel uitmaakte kreeg de opdracht om te gaan bouwen. Imtech was verantwoordelijk voor alle energieoplossingen: de turbinegenerator (het hart van de centrale), de automatisering, de hoog- en laagspanning en het plant control system. Ook de volledige (systeem)integratie van hardware en software, alle elektrotechnische en werktuigbouwkundige oplossingen en de gebouwgebonden technische activiteiten, zoals brandveiligheid, zijn afkomstig van Imtech. Begin 2011 is de nieuwe afvalenergiecentrale in gebruik genomen.

De energieprestaties zijn indrukwekkend. Maarten Bruggeman, projectleider bij HVC: “De totale installatie kan 400.000 ton afval per jaar aan. Als deze installatie normaal draait, produceren we 32 megawatt aan vermogen. Daarmee kun je de stad Dordrecht, 60.000 tot 65.000 huishoudens, voorzien van elektriciteit.” Project director Kees de Koning, verantwoordelijk namens Imtech, voegt daaraan toe dat de nieuwe installatie ook een aanzienlijke hoeveelheid water bespaart. “Imtech Duitsland heeft hier een nieuwe koeltechnologie geïntroduceerd. De oude installatie verbruikte 52.000 ton drinkwater per jaar, maar de nieuwe werkt met een gesloten circuit. Dat water is dus niet meer nodig.”

Energiezuinige verlichting voor ABN AMRO Installateur: GreenFox (in samenwerking met de huisinstallateur) Opdrachtgever: ABN AMRO Public Banking GreenFox is een bedrijf dat in samenwerking met lokale sociale werkplaatsen bestaande verlichting energiezuinig maakt. GreenFox leidt medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt op om bestaande armaturen en lichtbakken om te bouwen naar de laatste stand van de techniek. Het resultaat is een gemiddelde energiebesparing van zo’n 40% op de verlichting. ABN AMRO Public Banking financiert de volledige investering en de terugbetaling komt uit een gereserveerd deel van de gegarandeerde energiebesparing. De werkzaamheden vinden plaats onder begeleiding van een GreenFox-installateur, meestal samen met de huisinstallateur. ABN AMRO heeft met GreenFox inmiddels een aantal van de eigen kantoren voorzien van energiezuinige verlichting. De primeur had ABN AMRO Dordrecht, waar een energiebesparing van 48% is gerealiseerd. GreenFox is een voorbeeld van een initiatief waarbij duurzaamheid en sociale betrokkenheid samengaan.

Minder CO2-uitstoot Met de warmte die met afvalverbranding vrijkomt, produceert HVC in Dordrecht energie, die anders met fossiele brandstoffen zou moeten worden geproduceerd. De totale CO2-uitstoot valt daardoor lager uit. Bruggeman: “Het uiteindelijke doel is om alle reststromen te hergebruiken en geen afval meer te verbranden. Maar zo lang dat niet voor alle stromen haalbaar is, produceren we elektriciteit en

37 37


38


HVC HVC is een afval-, grondstoffen- en energie-nutsbedrijf van zo’n 60 aandeelhoudende gemeenten en waterschappen. Om bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen van haar eigenaars, richt HVC zich op afvalinzameling en grondstoffenmanagement en de verduurzaming van hun energievoorziening. Het bedrijf investeert in uiteenlopende groene projecten: afvalenergiecentrales, bio-energiecentrales, warmtenetten, wind- en zonne-energie en de productie van groen gas uit groente-, fruit- en tuinafval. Foto: Anton van Daal

Het Christiaan Huygens College levert energie Installateur: Burgers Ergon (onderdeel van Heijmans NV) Opdrachtgever: Christiaan Huygens College, gemeente Eindhoven Het Christiaan Huygens College in Eindhoven is het eerste energieleverende schoolgebouw in Eindhoven. Het speciale energiedak wekt thermische en elektrische energie op. Als het energiedak op zonnige dagen te veel energie opwekt, maken de sporthal en een toekomstige woonwijk daar gebruik van. De totale besparing kan oplopen tot 130.000 euro per jaar. Samen met Philips heeft Burgers Ergon een dynamisch lichtplan opgesteld. In de lokalen is Schoolvision toegepast, een verlichtingsvorm die energie bespaart én optimale prestaties van de leerlingen mogelijk maakt. Foto: Daan Noordhuizen

warmte van het restafval. In Alkmaar, waar we een soortgelijke centrale hebben, is het bedrijventerrein rond HVC al op het warmtenet aangesloten. Ook het AZ-stadion maakt gebruik van onze restwarmte. Zo’n centrale levert genoeg restwarmte om nog verder uit te breiden.” In Dordrecht zelf is HVC in gesprek met DuPont, dat dankzij de warmte en stoom van de buurman straks geen gasgestookte turbines meer nodig heeft. Op die manier zorgt de centrale direct voor minder CO2-uitstoot. In 2015 wil HVC een groot deel van Dordrecht voorzien van stadsverwarming. Infrastructuur De stoomturbine, met een innovatieve oplossing voor de aanvoer en afvoer van stoom en condens, en de daaraan verbonden geavanceerde elektrische infrastructuur, vormen binnen de centrale een bijzondere technologie. De Koning: “Wij hebben de infrastructuur ontworpen en aangelegd waarlangs de stroom verdeeld wordt. Van hoogspanning tot aan gebruiksspanning en levering aan het net. Daarnaast is de beheersing van het proces natuurlijk belangrijk. Ook dat viel onder onze verantwoordelijkheid, net als faciliteiten als veiligheid, brandblusinstallatie, verlichting, klimaatbeheersing en alle dataverbindingen.”

Het meest duurzame gemeentehuis van Nederland Installateur: HOMIJ Technische Installaties (een VolkerWessels onderneming) Opdrachtgever: Gemeente Hardenberg Dankzij diverse slimme installatietechnieken realiseerde HOMIJ in Hardenberg het meest duurzame gemeentehuis van ons land. In het gemeentehuis is betonkernactivering met warmte-koudeopslag en warmtepompen toegepast en wordt de ventilatie geregeld op basis van CO2. De verlichting in het gebouw past zich aan de hoeveelheid buitenlicht aan. Het gebouwbeheersysteem stuurt de Genius-lamellen (lichtwering) zodanig aan dat ze afhankelijk van de buitenlichtsituatie de zon reflecteren, maar wel licht binnenlaten. Verder is er op grote schaal ledverlichting toegepast en zijn op het dak zonnepanelen geïnstalleerd.

39


40


Energie uit afval In een afvalenergiecentrale met warmteterugwinning verdwijnt het afval in een verbrandingsoven. Daarbovenop staat een ketel die de warmte overdraagt op water. Het water wordt stoom, die naar een turbine wordt geleid. De turbine drijft de generator aan en de generator wekt elektriciteit op. De restwarmte kan vervolgens worden gebruikt om woningen en andere gebouwen te verwarmen.

Duurzame oplossingen De doelstelling van HVC is het oplossen van een maatschappelijk vraagstuk dat bestaat uit afval en de behoefte aan energie. Uiteindelijk streeft het bedrijf naar een situatie waarin al het afval kan worden hergebruikt en verbranding niet meer nodig is. Het produceren van duurzame grondstoffen en energie is een terrein waarop ook Imtech zich steeds meer beweegt. De Koning: “Met onze divisie Energy Solutions zijn we partner voor bedrijven als HVC. Vergelijkbare centrales als in Dordrecht realiseren we momenteel in Warschau en Plymouth. Ook zijn we bezig met een houtverbrandingsinstallatie die ook weer energie opwekt. Daarnaast ontwikkelen we bijvoorbeeld oplossingen op het gebied van biogas, zonne-energie, windenergie en biomassacentrales.” Afval uit Europa De plannen voor de bouw van de nieuwe HVC-centrale dateren uit 2005, maar door de crisis en de overcapaciteit van verwerkingsinstallaties ziet de wereld er inmiddels anders uit. De afvalverbrandingsinstallatie was bedoeld voor het verwerken van een groeiende hoeveelheid Nederlands afval, maar dat aanbod is juist afgenomen. Inmiddels importeert HVC afval uit het Verenigd Koninkrijk, waar te weinig verbrandingscapaciteit is en afval vaak nog wordt gestort.

Ambities voor 2020 Voor 2020 hebben de aandeelhouders van HVC duidelijke doelstellingen: 20% duurzame energieproductie, 20% energiebesparing en 16 tot 20% CO2-reductie. Imtech denkt op verschillende manieren te kunnen bijdragen aan deze ambities. De Koning: “We zoeken naar alternatieve energiebronnen, maar daarnaast is er nog een enorm potentieel aan energiebesparing. Aan beide kanten is heel veel te winnen.”

Betonkernactivering in Huis ter Duin Installateur: Koninklijke Damstra Installatietechniek Opdrachtgever: Woningstichting Den Helder Adviseur: HelderVastgoed projectontwikkeling De nieuwbouw van woon- en zorgcomplex Huis ter Duin in Den Helder bestaat uit 11 royale levensloopbestendige huurappartementen en 66 luxe woon- en zorgappartementen. Damstra heeft de levensloopbestendige technologie gecombineerd met een duurzame vorm van warmteafgifte en koudeopname met behulp van betonactivering. De techniek maakt op een slimme manier gebruik van het accumulerend vermogen van betonvloeren. Dit systeem dient als basis voor de verwarming van het gebouw, waarbij laagtemperatuurradiatoren zorgen voor de individuele naregeling per ruimte. Op de vloerlaag waarin onder meer elektra en riolering zijn verwerkt, ligt een tussennet met daarop de watervoerende leidingen. Betonvloeren kunnen warmte opnemen die in het gebouw aanwezig is. Door de watervoerende leidingen onderdeel te maken van de betonvloeren, wordt de warmte afgevoerd naar de aardbodem. In de winter kan die warmte door een warmtepomp weer worden gebruikt voor het verwarmen van het pand. Betonkernactivering maakt het mogelijk een ruimte ‘s zomers te koelen, waarbij het grootste vermogen vanuit het plafond komt, en ‘s winters te verwarmen, waarbij de vloer het grootste vermogen afgeeft. Daardoor koelt de vloer niet te veel af en dat voorkomt veel klachten.

41


Herman Wijffels:

“ Ik ben behoorlijk optimistisch.”

42


Herman Wijffels (Turkeye, IJzendijke, 1942) is hoogleraar Duurzaamheid en maatschappelijke verandering aan de Universiteit van Utrecht. De boerenzoon uit Zeeuws-Vlaanderen gaf van 1986 tot 1999 leiding aan de hoofddirectie van Rabobank. Tijdens zijn veelzijdige loopbaan was hij verder onder meer voorzitter van de SociaalEconomische Raad en Nederlands bewindvoerder voor de Wereldbank in Washington. Begin 2006 legde Wijffels als informateur de basis voor het vierde kabinet-Balkenende. U bent betrokken bij ‘Nederland krijgt nieuwe energie’. Wat houdt dat initiatief in? Herman Wijffels: “Samen met een aantal deskundigen op energiegebied ben ik verbonden aan het Utrecht Sustainability Institute. Daarmee hebben we onder het motto ‘Nederland krijgt nieuwe energie’ geanalyseerd in welke mate we in 2050 via duurzame energie in onze energiebehoefte zouden kunnen voorzien. Onze conclusie was dat de energiemix voor zeker 80% duurzaam zou kunnen zijn. En afhankelijk van de technologische ontwikkeling is ook 100% niet onmogelijk. Inmiddels is ‘Nederland krijgt nieuwe energie’ een platform waarin alle relevante partijen aan de gebruikerskant van de Nederlandse energiewereld zitten. Allerlei belanghebbenden bij een zo snel mogelijke transitie naar een duurzame energiehuishouding leveren hier input voor het beleid. UNETO-VNI is namens de installatiebranche nauw betrokken geweest bij de oprichting.“ Hoe bent u bij de energietransitie betrokken geraakt? HW: “Dat vertrekt bij mijn opvatting dat het belangrijk is om op een goede manier het leven door te geven aan volgende generaties. Zorgvuldig omspringen met de aarde, met de natuurlijke hulpbronnen, met het leven als zodanig. Dat is voor mij in alle stadia van mijn loopbaan een belangrijk aspect geweest. En met het scherper worden van de problematiek is het steeds meer op de voorgrond gekomen. We zijn inmiddels ver voorbij het punt waarop we de boel in evenwicht houden.”

Hebben bedrijfsleven en overheid op dit punt verschillende verantwoordelijkheden? HW: “Ik neem in het land twee werkelijkheden waar. Enerzijds de politiek, de media en de bovenlaag van de samenleving. Die kant is vooral bezig het oude in stand te houden. Bestaande belangen spelen een grote rol. Wat ik op tal van plaatsen in de basis van de samenleving zie, staat daar nogal scherp tegenover. De duurzame energiecoöperaties schieten uit de grond. Overal in Nederland zijn initiatieven en in het bedrijfsleven begint de circulaire economie steeds meer te leven; niet putten uit eindige voorraad, maar uit permanent beschikbare energie. Grote en kleine bedrijven spelen op die trend in. Dezelfde versnelling zie ik ook bij de burger, bijvoorbeeld doordat de prijs van zonnepanelen sterk daalt, waardoor het voor particulieren en collectieven rendabel wordt.” Het bedrijfsleven lijkt niet langer te kunnen en willen wachten op de overheid. Hebben we de overheid nog wel nodig? HW: “Jawel. Niet meer in termen van subsidie, maar nog wel om regelgeving te veranderen, bijvoorbeeld bij decentrale energieopwekking. Het wetgevende kader moet de decentrale energiehuishouding gaan faciliteren. En daar vallen nog wel een paar slagen te maken. De overheid moet in termen van belastinginkomsten een veer laten, maar heeft er alle belang bij investeringen in verduurzaming te bevorderen. Dat levert btw en werkgelegenheid op. Eén van de grote opgaven van de komende tijd is het volledig energieneutraal maken van de gebouwde omgeving. Dat betekent enerzijds investeren in de energie-efficientie van gebouwen en anderzijds investeren in de mogelijkheden die gebouwen hebben om energie te produceren. Daar is beleid voor nodig, want bouwvoorschriften en energielabels spelen een belangrijke rol. Verder blijf ik vinden dat je prijsinstrumenten zou kunnen inzetten. Transitiebeleid is bevorderen dat het nieuwe wordt ingevoerd en het oude wordt afgebouwd. Nu betaal je een lager tarief naarmate je meer energie gebruikt, ook in de belasting. Ambtelijk Den Haag heeft uitgerekend dat we in dit land nog 6,5 miljard aan subsidies voor fossiele energie uitkeren, vaak in de vorm van fiscale faciliteiten.

Nou, daar mag in een tijd van krapte wel wat vanaf. Bouwen we die subsidies geleidelijk af, dan verandert gaandeweg de prijsverhouding tussen duurzaam en fossiel en bevorderen we nieuwe investeringen. De overheid heeft daarnaast een taak bij het bevorderen van technologisch onderzoek. Duurzame energie is nog lang niet uitontwikkeld, we staan aan het begin van de cyclus. Investeren in research naar duurzame energie kost natuurlijk geld, maar het levert ook modernisering van je economie op.” Wat verwacht u dat er in 2020 veranderd zal zijn? HW: “We moeten het nuchter blijven zien. We zijn in dit land niet zover dat de helft van de bevolking bekeerd is tot duurzaamheid. Maar 25 tot 30% let er wel in meer of mindere mate op. Belangrijker nog is dat leidende mensen in het bedrijfsleven duurzaamheid nu voluit als een prioriteit neerzetten. Daarom ben ik behoorlijk optimistisch. Duurzame initiatieven zullen economisch rendabel worden, voor bedrijven en burgers. Daar gaat een forse ontwikkeling plaatsvinden. En mijn inschatting is dat ook in Den Haag zal doordringen dat er bedrijvigheid en werkgelegenheid te halen is. Als ik kijk naar bedrijven die hun activiteiten hebben op het gebied van bouwen, installatie en onderhoud: bij een stagnerende woningmarkt en stagnerende kantorenmarkt ligt in duurzaamheid eigenlijk de enige redding uit de crisis. Een belangrijk gegeven is dat VNO-NCW onlangs het been op het gebied van duurzaamheid in belangrijke mate bijgetrokken heeft. Daarmee volgen ze de leiding van toonaangevende ondernemingen in hun achterban, zoals Unilever en DSM. Ik denk dat we een versnelling van de aanpak gaan beleven. De toekomst van de installatiebranche ligt in belangrijke mate in het feitelijk mogelijk maken van die transitie. Daar moet het van komen, daar ligt veel lokaal verankerd werk. Er zijn geen Europese inschrijvingen voor nodig, er is geen outsourcing mogelijk, dus het is een belangrijke pijler van de lokale economie in de komende decennia. Een belangrijk perspectief voor deze branche.”

43


Stefan van Uffelen:

“ Een gebouw dat niet duurzaam is, vormt een beleggingsrisico.�

44


Stefan van Uffelen (Barneveld, 1973) specialiseerde zich tijdens zijn studie Technische Bedrijfskunde onder meer in kennismanagement en innovatiemanagement. Vanuit die deskundigheid werkte hij onder meer voor KLM en was eigenaar van Resense. Tussen de bedrijven door richtte hij in 2008 met enkele geestverwanten van de Universiteit Twente het innovatieve bedrijf Cooll op, dat airconditioningsystemen ontwikkelt die worden aangedreven door zonnecollectoren. Sinds 2008 is Van Uffelen ook directeur van de Dutch Green Building Council (DGBC). Hij houdt zich daar met name bezig met het het verduurzamen van de bebouwde omgeving.

Waarom was de DGBC nodig? Stefan van Uffelen: “DGBC is in 2008 opgericht door de vastgoedsector zelf. De betrokken partijen wilden dat een onafhankelijke organisatie een gemeenschappelijke taal zou creëren voor duurzaamheid. Je kunt eeuwig debatteren over wat duurzaamheid is, maar het is beter om het met de markt gezamenlijk af te spreken en een club op te richten die de taal beheert en op basis daarvan kan toetsen. Dat is de DGBC geworden.” De DGBC kent certificaten toe aan vastgoed. Op basis waarvan? SvU: “BREEAM bleek al snel het meest bruikbare systeem om duurzaamheid in vastgoed te toetsen en dat hebben we in Nederland geadopteerd. We zijn de criteria voor de verschillende labels op internet gaan ontwikkelen. Open source, waardoor alle geledingen van de markt eraan konden meeschrijven. Zo hebben we eerst een duurzaamheidslabel voor nieuwbouw en grote renovaties ontwikkeld, daarna voor gebieden en vervolgens zijn we met bestaande bouw aan de slag gegaan. Er is nu ook een winkelversie en er komen labels voor infra en sloop. Verschillende keurmerken, maar allemaal volgens dezelfde opzet en duidelijke denklijnen. Heel herkenbaar. De eindbeoordeling kan variëren van één ster tot vijf sterren.“

En wie heeft er baat bij een vijfsterrencertificaat? SvU: “Voor de gebruiker is het belangrijk te kunnen aantonen dat hij in een duurzaam pand zit, de ontwikkelaar kan laten zien dat hij het duurzaam heeft ontwikkeld en de aannemer heeft de bevestiging dat hij duurzaam gebouwd heeft. Juist nu, in een crisis, is er behoefte aan een hogere kwaliteit gebouwen.”

Heeft certificering ook betrekking op installaties? SvU: “BREEAM eist dat je de hele installatie inregelt en dat je vóór oplevering van een gebouw een contract hebt waarin staat dat dat elk seizoen opnieuw gebeurt. Hoe goed en energiezuinig een installatie ook is, de prestaties zijn pas optimaal als er goed is ingeregeld. En een goede installateur weet dat ook.”

Er is dus een economisch belang bij een goede beoordeling: een hogere marktwaarde? SvU: “Het ligt aan de situatie. Het kan zijn dat een huurder hoge eisen stelt aan de kwaliteit en de duurzaamheid van een gebouw. Maar het kan ook zijn dat een vastgoedbelegger bij de projectontwikkelaar de eis neerlegt dat het gebouw minimaal vier sterren haalt. Anders is voor die belegger het risico te groot met het oog op de toekomst. We zien nu dat zowel eindgebruikers als beleggers opdrachtgever voor een BREEAM-certificaat zijn. Het zit dus al echt in het systeem. Het is begonnen bij projectontwikkelaars en het is dus verder gegaan. Ook beleggers vragen er nu om. Wat je nu ziet, is dat de projectontwikkelaars in onze achterban die met BREEAM aan de gang zijn gegaan, in aanzien groeien en de mooie projecten naar zich toe halen. In 2010 hebben we het keurmerk gelanceerd. We horen nu al van financiers dat ieder kantoorproject in Nederland van meer dan 5.000 meterbezig is met BREEAM-certificering.”

Zou een certificeringssysteem zoals dat van jullie eigenlijk niet door de overheid moeten worden opgelegd? SvU: “De wetgever stelt de minimale kwaliteit vast. De eisen die BREEAM aan gebouwen stelt, zijn bovenwettelijk. Onze eisen zijn veel strenger. Als het Bouwbesluit strenger wordt, worden wij ook strenger. De overheid heeft als het nodig is een stok om mee te slaan, wij houden de markt een wortel voor. Je kunt méér doen met je gebouw: energie leveren, water zuiveren, water hergebruiken, noem maar op. Dat waarderen we met het BREEAM-certificaat.”

De crisis zet geen rem op duurzaamheid? SvU: “Aan de ene kant zijn er natuurlijk gewoon minder projecten. Je ziet dat de overheid zich terugtrekt en met minder visie komt. Het begrotingstekort moet worden opgelost en dat gaat ten koste van duurzaamheid. Aan de andere kant zie je dat duurzaamheid geen accessoire meer is. Doe ook nog maar wat zonnepanelen... dat is geen echte duurzaamheid. Leegstand zie je vooral in panden die niet duurzaam zijn, op slechte locaties. Dus ontstaat er een run op panden dichtbij stations. Daar zit waarde en scoort duurzaamheid het hoogst. Dit soort kennis proberen we ook over te dragen aan risicoanalisten van banken. Een gebouw dat niet duurzaam is, vormt een beleggings- en financieringsrisico.”

Welke rol gaat de installatiebranche de komende jaren spelen met betrekking tot verduurzaming? SvU: “Er is steeds meer techniek in gebouwen. De behoefte aan monitoring neemt toe. Ik wil weten wat mijn energieverbruik is! Gebouwen gaan steeds meer feedback geven en daar kunnen gebruikers hun gedrag op aanpassen. Bij de meeste panden is de helft van het energiegebruik niet nodig. Die energie kun je besparen zonder comfort in te leveren. Met behulp van inregeling en monitoring.”

De Dutch Green Building Council (DGBC) is een nationale stichting die er naar streeft de gebouwde omgeving in Nederland blijvend duurzamer te maken. De stichting doet dat onder meer door duurzaamheidskeurmerken voor gebouwen en gebieden te introduceren en te handhaven. De keurmerken van DGBC zijn gebaseerd op BREEAM, een onafhankelijke meetlat voor de duurzaamheid van vastgoed tijdens de ontwikkeling, de bouw en het gebruik. DGBC heeft een eigen, Nederlandse versie van het BREEAM-keurmerk ontwikkeld: BREEAM-NL.

45


Nieuwe mobiliteit Het woord verkeersinfarct is al een tijdje te vinden in de Van Dale. Bij de minste regen of gladheid staan we in kilometerslange files en kun je op tijd komen wel vergeten. Steden hebben te kampen met hoge concentraties fijnstof en auto’s stoten nog altijd te veel CO2 uit. Tel daar de oplopende brandstofprijzen bij op en het wordt duidelijk dat Nederland een verkeersprobleem heeft. Gelukkig zijn er oplossingen in zicht en de installatiebranche is nauw betrokken bij de ontwikkeling en implementatie daarvan. In de wereld van de Nieuwe Mobiliteit is autorijden duurzaam Ên betaalbaar.

46

5


Alle auto’s aan de oplaadpaal In 1968 was Nederland haar tijd ver vooruit. Amsterdams gemeenteraadslid en provo Luud Schimmelpennink bedacht de Witkar, een elektrische auto die de luchtverontreiniging en parkeerproblemen van de hoofdstad moest terugdringen. Ritprijs: een dubbeltje per minuut. De Witkar werd geen succes, maar in 2012 staat de elektrische auto er beter voor. De ene na de andere autofabrikant introduceert een elektrisch model en het netwerk van oplaadpunten groeit gestaag. 10.000 oplaadpunten Het aantal elektrische auto’s in Nederland neemt toe. De meeste eigenaren laden hun auto op door eenvoudigweg de stekker in het stopcontact te steken. Maar werkt dat ook nog als we straks tienduizenden elektrische auto’s tegelijk opladen? Om een antwoord te krijgen op deze en andere vragen, hebben de samenwerkende netwerkbeheerders de Stichting e-laad opgericht. Technisch integrator Hollander Techniek is één van de partners met wie de stichting maximaal 10.000 oplaadpunten in de openbare ruimte plaatst: 2.000 voor gemeenten en 8.000 voor individuele automobilisten. Etienne Neervoort, projectleider namens de stichting: “We willen weten wat er met het energienet gebeurt als er 100.000 elektrische auto’s rondrijden. Wat als die allemaal tegelijk gaan laden? Het huidige netwerk is daar waarschijnlijk niet geschikt voor.” Steeds minder bezwaren Stichting e-laad wil de elektrische auto de ruimte geven om door te breken. Zonder oplaadpalen geen elektrische auto’s, zo simpel is het. Neervoort: “In het begin wisten de gemeenten niet goed wat ze met een oplaadpaal aan moesten. Maar inmiddels neemt de vraag toe en brengen

autofabrikanten in hoog tempo e-modellen op de markt. Voor een elektrische auto betaal je geen bijtelling en geen wegenbelasting. Koppel dat aan de hoge brandstofprijzen en het is reëel om een fikse stijging van het aantal elektrische auto’s te verwachten. Inmiddels zijn er al meer dan 260 gemeenten met publieke oplaadpunten. Ook de leasemaatschappijen spelen op de ontwikkelingen in met nieuwe leasemogelijkheden: een elektrische auto voor het woon-werkverkeer en een gewone auto voor de vakantie. Zo worden steeds meer bezwaren tegen het elektrisch rijden weggenomen.”

De meest innovatieve verkeerscentrale van Europa Technische dienstverlener: Imtech Opdrachtgever: Rijkswaterstaat De technologische renovatie van de Verkeerscentrale Noordwest-Nederland in Velsen Zuid omvatte zowel de software en hardware als de systeemintegratie. Uitgangspunt was dat het verkeer en Rijkswaterstaat geen hinder mochten ondervinden. Imtech creëerde een tijdelijke oplossing om de overgang vlekkeloos te laten verlopen. Het resultaat is de meest innovatieve verkeerscentrale van Europa, die een groot deel van het Nederlandse verkeer monitort. En nog energiezuinig ook! De combinatie van actuele verkeersinformatie, ultrakorte responstijden, hightech technologie en incidentmanagement zorgt voor optimale doorstroming van het verkeer, ultieme veiligheid én een lagere uitstoot van schadelijke gassen.

Weinig kilometers Een van de beperkingen van de huidige generatie elektrische auto’s is de actieradius. Een gewone auto heeft per volle tank al gauw een bereik van zo’n 700 kilometer. Bij een elektrische auto is dat 150 tot 200 kilometer. Neervoort: “De gemiddelde woon-werkafstand in Nederland is twintig kilometer. De huidige accu’s kunnen dat makkelijk aan, zeker als je je auto op het werk kunt opladen. Een gewoon laadstation levert 16 ampère en laadt een auto in zes tot zeven uur op. En met een snellader is al 80% van de accu vol in twintig minuten.”

47 47


Stichting e-laad Stichting e-laad plaatst en onderhoudt publieke oplaadpunten voor elektrische auto’s. E-laad is een initiatief van de samenwerkende netwerkbeheerders in Nederland. Om een basisinfrastructuur van publieke oplaadpunten aan te leggen, werkt de stichting samen met verschillende partners, zoals aanbieders van oplaadpunten, autodealers en leasemaatschappijen. Hollander Techniek plaatst en installeert een groot deel van de oplaadpunten.

48


Eén oplaadpas Hollander Techniek plaatst de oplaadpalen, verzorgt de aansluiting en maakt ze operationeel. Commercieel manager Jacob Brobbel van Hollander Techniek: “Voor de bestuurder is het eenvoudig. Met een oplaadpas activeer je de laadpaal, je sluit de stekker aan en klaar. De verrekening gaat via de pas. Voor een internationaal uniform betaalsysteem is Nederland in gesprek met Duitsland, Ierland België en Spanje. ”Er is veel belangstelling voor het proefproject in Nederland. Ons land is dichtbebouwd, heeft korte afstanden, veel

Sluiskiltunnel Elektrotechnische dienstverlener: Croon Elektrotechniek Opdrachtgever: Trajectnota/MER In de zomer van 2015 is Nederland weer een verkeersknelpunt kwijt. Het verkeer dat op de N61 nu nog vijf uur per dag stilstaat voor de brug over het Kanaal van Gent naar Terneuzen, kan dan ongehinderd door de Sluiskiltunnel rijden. De volledige verkeers- en tunneltechnische installatie is in handen van Croon Elektrotechniek. Als een auto straks tot stilstand komt in de Sluiskiltunnel, nemen bewegingsdetectoren dat direct waar. Camera’s draaien zich naar de plek van het voertuig en de controlekamer krijgt automatisch een melding. Terwijl op de matrixborden een rood kruis verschijnt, kan de tunneloperator contact opnemen via een van de vele luidsprekers in de tunnel. In rampsituaties kan de operator zelfs de radio onderbreken. Croon reinigt met innovatieve techniek de lucht in de tunnel en hergebruikt de warmte uit de tunnel. Het bedrijf houdt de komende jaren nauwlettend in de gaten of ledverlichting de gewenste extra duurzaamheid én financieel voordeel oplevert.

verschillende automerken en veel files. Brobbel: “Wij zijn een zeer interessante testmarkt.” Hollander Techniek ontwerpt niet alleen de oplaadpalen, maar ook het systeem dat de oplaadpunten op afstand beheert. Brobbel: ”De energiemaatschappijen verrekenen de stroomafname onderling en de klant krijgt een rekening of betaalt direct. De oplaadpalen moeten dus kunnen communiceren.” Smart grid De komende jaren zal ook decentrale energieopwekking een rol gaan spelen bij de opmars van de elektrische auto. Brobbel: “Decentraal energie produceren is mogelijk met windmolens of zonnepanelen, maar ook op andere manieren. De nieuwste cv-ketels leveren warmte én elektriciteit. De stroom die je overhoudt verkoop je aan het net of gebruik je om je auto op te laden.” De volgende stap is een energienet dat zelf vraag en aanbod op elkaar af stemt, met een slim netwerk (smart grid). Brobbel: “De smart grid zorgt er bijvoorbeeld voor dat je een elektrische auto gericht kunt laden. Als je de volgende dag maar 40 kilometer hoeft te rijden en die informatie is bekend bij de netbeheerder, kan die er automatisch voor zorgen dat je minder vermogen afneemt. Je laadt dan pas een volle accu wanneer de stroom voordelig is.” Nieuwe IT-toepassingen Vooruitkijkend naar 2020, verwacht Hollander Techniek een koppeling van smart grids met een IT-omgeving. Brobbel: “Een groep autorijders kan straks collectief aangeven bij welke stroomprijs ze willen opladen. Zodra dat prijsniveau bereikt is, gaat er een puls door het net en worden de auto’s uit het collectief geladen.” Het installatiebedrijf vindt daarnaast dat bij een ‘e-auto’ ook ‘e-comfort’ hoort. Bijvoorbeeld door op een display in het dashboard te tonen welke oplaadpalen in het winkelcentrum vrij zijn. Vervolgens moet je dat oplaadpunt dan ook vanuit je auto kunnen reserveren. Brobbel: “Met de kennis die we in dit proefproject opdoen, kunnen we allerlei mooie IT-toepassingen ontwikkelen.”

Een intelligent transportsysteem op proef in Helmond Realisatie: Imtech (Peek) en Volvo/Renault trucks Opdrachtgever: Europese Commissie In 2011 fungeerde Helmond (opnieuw) als teststad voor intelligente transportsystemen in een door de Europese Commissie ondersteund proefproject. Tijdens het project werd de nieuwste generatie verkeerstechnologie en innovatieve verkeersregelsystemen langs de weg getest. Het project werd tegelijkertijd uitgevoerd in Lyon (Frankrijk), Bilbao (Spanje) en Krakow (Polen). Voor het proefproject zorgde Imtech (Peek) zowel langs de weg als in een aantal vrachtauto’s van Van den Broek Logistics en de Brandweer van Helmond voor hightech ‘testkastjes’ die realtime – dus op basis van het actuele verkeersaanbod – met elkaar communiceren. Dit heet coöperatieve technologie. Op het testtraject in Helmond passeren dagelijks zo’n 30.000 voertuigen, waaronder 2.000 vrachtauto’s. De in Helmond geteste intelligente transportsystemen hebben drie doelstellingen: - een betere doorstroming (vrachtauto’s krijgen prioriteit bij het naderen van verkeerslichten en stoten daardoor aanzienlijk minder CO2 uit); - energiebesparing (de technologie informeert chauffeurs over de meest energiezuinige snelheid en geeft adviezen voor op- of terugschakelen); - meer veiligheid (vrachtauto’s kunnen de maximumsnelheden niet overschrijden). In Lyon en Krakow werd bovendien nog een applicatie getest waarmee chauffeurs op afstand parkeerplaatsen kunnen reserveren voor laden en lossen. In Helmond zijn de resultaten boven verwachting en heeft de gemeente besloten de technologie uit te breiden.

49


Koos Burgman:

“ Ik rijd met veel plezier in een elektrische auto.�

50


Koos Burgman (Hilversum, 1954) is sinds 2001 algemeen directeur van brancheorganisatie BOVAG. Burgman studeerde politieke wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en heeft sinds 1985 in diverse functies bij BOVAG gewerkt. Burgman is bestuurslid van het Instituut voor Duurzame Mobiliteit (IvDM).

BOVAG heeft een toekomstvisie op mobiliteit in 2020 ontwikkeld. Wat zijn de belangrijkste trends? Koos Burgman: “De consument en de markt gaan echt veranderen. Onder meer vanwege de opkomst van generatie Y en een terugtredende nationale overheid. Ook verduurzaming springt eruit. Ik ben persoonlijk zeer geïnteresseerd in experimenten met duurzaam rijden. Toen de elektrische Opel Ampera uitkwam, dacht ik meteen: dat moet ik doen! Ik heb nu thuis en op mijn werk een oplaadpunt. Ik rijd nu elke dag met veel plezier in een elektrische auto. Ik vind het leuk om in mijn functie de boel te prikkelen. Deze branche is best behoudend.” Is elektrisch rijden wel duurzaam? Een elektriciteitscentrale wordt ook gestookt op kolen of aardgas. KB: “Om een eerlijke vergelijking met gewone auto’s te maken, moet je naar het hele proces kijken. Je hebt oplaadpunten nodig, je moet elektriciteit opwekken en accu’s maken. Maar uiteindelijk is rijden op elektriciteit duurzamer dan fossiele brandstof. Er is geen lokale fijnstofuitstoot en daarmee lever je een belangrijke bijdrage aan schonere lucht. Daarnaast beperk je de klimaatverandering door minder CO2-uitstoot. Dat is beter voor de toekomst van deze aardbol. Zelf heb ik overigens zonnepanelen laten plaatsen, zodat mijn elektriciteit echt duurzaam is.” Waarom maken alle fabrikanten opeens elektrische auto’s? KB: “Fabrikanten produceren alleen als er vraag is. En die vraag is er nu. Wat daarbij helpt is dat de technologie sprongen heeft gemaakt. De overheid maakt op zijn beurt

zuinige, schone motoren fiscaal aantrekkelijk. De Nederlandse markt is klein maar interessant. Het is een testmarkt voor duurzame auto’s. Fijnstof is schadelijk voor onze gezondheid. Daar treedt de overheid dus tegen op. Vanaf 2015 gelden in de grote steden strenge Europese uitstootnormen. Veel steden zetten in op gas of elektriciteit als brandstof. Amsterdam legt met Nuon en Essent een netwerk van oplaadpunten aan. In Duitsland kom je zonder groene ‘Umweltplakette’ met je auto het stadscentrum niet meer in. Het laat zien dat de overheid veranderingen kan versnellen door normen te stellen en fiscale voorwaarden te scheppen.” Wordt de elektrische auto een succes? KB: “Ja. Maar we krijgen een scala aan nieuwe technieken die ons helpen bij duurzame mobiliteit. Misschien komen we uit bij waterstof of een brandstofcel. Voor de elektrische auto met accu moet het opladen eenvoudiger worden, bijvoorbeeld door inductie of door elektrische laadlijnen in het wegdek die auto’s opladen terwijl ze rijden. Dan ben je van die stekkers af. Los van de aandrijving bieden auto’s ook veel mogelijkheden voor verkeersmanagement. Als auto’s aan elkaar geschakeld zijn of elkaar automatisch volgen, kun je onderweg de krant lezen. Tal van merken experimenteren daar samen met Rijkswaterstaat al mee.” Wat zijn de andere trends? KB: “We gaan van het ‘hebben’ van voertuigen naar het ‘gebruik’ van voertuigen. Dat is een nieuwe vorm van mobiliteit waar ik sterk in geloof. Car2go in Amsterdam is zo’n project. Door elektrische auto’s te delen, los je zowel het probleem van parkeerruimte als van vervuiling op. Amsterdam is al een eind op weg met de infrastructuur, nu gaat het erom de bewoners zover te krijgen dat ze in een elektrische deelauto stappen. Verder wordt ketenmobiliteit steeds belangrijker. Mensen pakken bijvoorbeeld eerst de fiets, dan de trein en tot slot de auto. Om mobiliteit te verbeteren moet je naar

de hele keten kijken en oplossingen voor de knelpunten bedenken.” Dus we moeten niet uitsluitend naar het autoverkeer kijken? KB: “Elektrisch fietsen biedt ook mogelijkheden. Mensen willen niet meer dan zeven kilometer naar hun werk fietsen, maar met een elektrische fiets willen ze wél verder. De overheid kan dat prima stimuleren. Stimuleer voor kortere ritten de fiets, dan doe je meteen wat aan het groeiende probleem van overgewicht. Nederland is een fietsland; het regent hier maar 7% van de tijd en dat is voor een groot deel ‘s nachts. Het werkt als je de keten goed inricht. Slimme fietsenstallingen bij het werk en op de treinstations. Installatietechniek speelt weer een rol bij de bewaking en het opladen van de fietsen. Het draait om het combineren van verschillende vormen van vervoer. Wie met de fiets naar het station komt, krijgt een goedkoop treinkaartje. De OV-chipkaart vormt een goede basis voor zo’n systeem.” Denken de tieners en twintigers van nu anders over vervoer dan oudere generaties? KB: “Ze communiceren anders en delen veel makkelijker. Ze hebben minder gevoel voor autoriteit en zijn gewend om met het openbaar vervoer te reizen. We hebben in Nederland een goed OV-netwerk, 40% van het personenvervoer in de steden vindt plaats via het openbaar vervoer. Bovendien werken jonge mensen graag plaatsonafhankelijk. De grens tussen thuis en op kantoor werken vervaagt. Werknemers worden afgerekend op resultaten, hoe of waar ze die behalen doet er minder toe.”

BOVAG is de brancheorganisatie van 11.000 ondernemers die zich met mobiliteit bezighouden. Daarnaast is BOVAG een werkgeversorganisatie en netwerkorganisatie. BOVAG is bekend van de BOVAG Garantie en de APK-keuring.

51


Rob Legdeur:

“Het wagenpark moet veel schoner.” 52


Rob Legdeur (Groningen, 1949) is als senior projectmanager van het Project Management Bureau (PMB) van de gemeente Amsterdam betrokken bij het project Amsterdam Elektrisch. Daarvoor was hij werkzaam bij Coördinatie Stadsvernieuwing Amsterdam. Legdeur werkte onder meer aan de Noord/Zuidlijn en aan de herinrichting van de openbare ruimte in het centrum van Amsterdam. Hij adviseerde ook bij de ontwikkeling van het DeLaMar Theater en Filmmuseum Eye.

Waarom is Amsterdam Elektrisch opgericht? Rob Legdeur: “Amsterdam moet in 2015 aan Europese luchtkwaliteitsnormen voldoen. Met name de uitstoot van fijnstof en NO2 moet omlaag. De lucht in Amsterdam is nog steeds te vies, al zou je dat niet zeggen. Een deel van de uitstoot komt van verkeer in de stad, maar er zijn ook invloeden van buitenaf. Zelfs uit het Ruhrgebied.” Jullie zijn dus ook afhankelijk van de inspanning van andere landen. RL: ”Iedereen levert een deel van de aanpak. Binnen Europa, maar ook binnen Nederland worden daar door overheden onderling afspraken over gemaakt. Amsterdam is hier sinds 2006 mee bezig. De norm voor fijnstof hebben we gehaald, maar het wagenpark moet veel schoner om ook de normen voor NO2 te halen. We hebben meer elektrische en Euro-6-voertuigen nodig; auto’s en vrachtwagens met de schoonste generatie motoren.” Hoe gaat Amsterdam dat aanpakken? RL: ”Iedereen die meer dan 40 kilometer per dag in de stad rijdt, willen we in een schone auto hebben. Er is een Milieuzone voor vrachtvervoer ingesteld: de meest vervuilende vrachtauto’s mogen de stad niet meer in. Maar daar redden we het niet mee en we willen het ook niet alleen met werende middelen doen. We willen ook stimuleren. Daarom hebben we flinke subsidiepotten klaar staan voor schone voertuigen en zoeken we naar innovatieve projecten

om het aantal vieze kilometers te reduceren. Winkels en bewoners in de binnenstad worden slimmer bevoorraad, bijvoorbeeld via de grachten.”

punt moet aanleggen? Of bij een flat of in een huizenblok met een Vereniging van Eigenaren? Een installateur moet dan UNETO-VNI kunnen bellen voor ondersteuning.”

Hoe doet Amsterdam het internationaal gezien? RL: ”We hebben een mooie traditie met schoon vervoer: meer dan de helft van alle Amsterdammers gaat op de fiets naar het werk! Daar zijn we blij mee, je moet er niet aan denken dat al die mensen de auto pakken. Wat veel mensen niet weten is dat we het ook goed doen met autodelen. Bovendien zijn we sinds kort ook mondiaal koploper op het gebied van elektrisch rijden.”

Welke andere obstakels kan de installatiebranche helpen aanpakken? RL: “De energiewet is verouderd en moet zo snel mogelijk worden vernieuwd. De oplaadpunten zitten wat betreft ampères en wattage aan de wettelijke grens. Er zijn auto’s die sneller kunnen laden, maar we mogen de capaciteit van de laadpunten niet verhogen. De ontwikkeling rond zonnepanelen geeft aan wat ons te wachten staat. De elektrische auto is straks een vast onderdeel van de energiehuishouding. In Duitsland krijg je een gegarandeerd feed-intarief als je als particulier stroom aan het netwerk levert. In Nederland is daar juridisch nog niets voor geregeld. Terwijl in Amsterdam de eerste proeven met een smart grid al lopen.”

Zijn elektrische auto’s de oplossing van het probleem? RL: “Voor een deel. Elektrische auto’s hebben geen uitstoot en zijn daarom ideaal voor de stad. Ook omdat de elektromotor in combinatie met andere brandstoffen kan functioneren, zoals waterstof. We hebben al elektrische bussen en rondvaartboten in gebruik. Ons beleid is erop gericht schoon rijden versneld te introduceren. Je moet laten zien dat het kan. Daarom hebben we de infrastructuur met oplaadpalen voor elektrisch rijden aangelegd. Het aantal elektrische auto’s in de stad groeit vervolgens razendsnel. Er gaat nog wel eens wat mis, het is innovatief. Maar het publiek is enthousiast en ontdekt graag mee.” Wat is de volgende stap? RL: “De infrastructuur voor de openbare ruimte is op orde en is op dit moment misschien zelfs wel de meest gebruikte van de wereld. Essent en Nuon/Heijmans zijn bij de aanleg daarvan onze partners geweest. Nu zijn de bedrijventerreinen aan de beurt. Daarvoor is UNETO-VNI onze vaste partner.” Hoe kan de installatiebranche elektrisch rijden versnellen? RL: “Er ontstaat een grote vraag naar laadpunten thuis en op het werk. Installateurs moeten die kans pakken en proactief problemen en wensen van klanten in kaart brengen. Voor veel installateurs is dit nieuwe materie. In de garage van een vrijstaand huis kunnen ze zo aan de slag. Maar hoe zit het als je in een parkeergarage een laad-

Draait schoon vervoer alleen om elektrische auto’s? RL: “Er ontstaat een andere mobiliteitsmix. Sommige bedrijven op de Zuidas werken al met een mobiliteitscard en hebben deelauto’s en deelfietsen. Initiatieven als Car2go en de OV-leenfiets sluiten daar op aan. Schoon vervoer is geen idealisme uit de geitenwollensokkenhoek. De stad biedt kansen en jonge ondernemers pakken deze trend razendsnel op. Er ontstaat een heel nieuwe productie- en serviceketen rond elektrisch rijden.”

Amsterdam Elektrisch De gemeente Amsterdam streeft ernaar de luchtkwaliteit in de stad te verbeteren. Met het project ‘Amsterdam elektrisch’ wil de gemeente het voor zakelijke veelrijders als taxi’s en licht bestelverkeer makkelijker maken om elektrisch te rijden. Dat gebeurt onder meer in de vorm van subsidies en een netwerk van oplaadpunten in de stad. Elektrisch rijden is schoner, stiller en zuiniger en helpt bij het bereiken van één van de speerpunten van het Amsterdamse stadsbestuur: schone lucht dankzij schoon vervoer.

53


Comfortabel wonen en werken Met de techniek van nu kunnen we gebouwen goed voorbereiden op de toekomst. Slimme installaties maken woningen en gebouwen comfortabeler, veiliger ĂŠn energiezuiniger. Dat kan op kleine, individuele schaal, afgestemd op persoonlijke behoeften. Maar ook bestaande publieke gebouwen komen in aanmerking voor verbetering. En dan gaan comfort en duurzaamheid helemaal hand in hand.

54

6


Van een ESCo wordt iedereen beter In januari 2012 ging het zwembad annex sportcentrum West in Rotterdam een week lang dicht. In die week brachten Strukton en Hellebrekers Technieken een aantal energiebesparende maatregelen aan. Toen het sportcentrum weer open ging, was het enige merkbare verschil voor bezoekers dat het in het zwembad minder naar chloor rook. Strukton en Hellebrekers treden bij het energiezuinig maken van de negen Rotterdamse zwembaden samen op als één Energy Service Company (ESCo). Trias Energetica Om de energiekosten van negen zwembaden in één keer omlaag te brengen schreef de gemeente Rotterdam een inschrijvingsprocedure uit met Trias Energetica als uitgangspunt: 1. beperk het huidige energiegebruik; 2. gebruik zoveel mogelijk duurzame energie; 3. gebruik fossiele brandstoffen zo efficiënt mogelijk. Strukton en Hellebrekers richtten voor de inschrijving een ESCo op (zie kader). Gebaseerd op nauwkeurige berekeningen zette de ESCo in op een energiebesparing van 34%. De energiebesparende maatregelen zouden de gemeente geen cent kosten. Integendeel: de komende jaren zal er veel geld terugvloeien in de gemeentekas. Een bijzondere constructie, met voordelen voor alle betrokken partijen. Warmtekrachtkoppeling Projectleider Berry de Jong van Strukton/Hellebrekers vertelt wat er begin dit jaar is geïnstalleerd in het zwembad, dat is gebouwd in 1994: “Het belangrijkste is de wkk, de warmtekrachtkoppeling met gasmotor, die elektriciteit opwekt. De wkk levert energie voor de centrale verwarming, voor

de verwarming van het zwembad en het laat de lampen branden. Dat kost iets meer gas, maar de elektrabesparing weegt daar ruim tegenop.” Ook zijn er andere besparende maatregelen genomen: de lampen in de zwemzaal gaan nu gefaseerd uit als de zon het gebouw in schijnt. Daardoor hoeft niet alle verlichting non-stop te branden. Bovendien is in het hele complex bewegingsdetectie aangebracht, waardoor de lichten automatisch uitgaan op plekken waar zich geen mensen bevinden. Overige verbeteringen zijn de waterbesparende douchekoppen en de frequentiegeregelde motoren van de ventilatoren in de zwemzaal, die zich aanpassen aan de temperatuur die in het zwembad heerst. Zo gepiept Een echt grote besparing leveren de blauwe afdekdekens op, die tijdens sluitingstijd over de zwembaden worden aangebracht. Vrijwel alle zwembaden in Nederland worden ‘s nachts niet afgedekt en daar verdampt veel vocht. Als gevolg daarvan is veel ventilatie nodig. De buitenlucht die hiervoor wordt gebruikt, moet eerst worden opgewarmd om condensvorming te voorkomen. Door de vier zwembaden af te dekken, verdampt er gemiddeld 10 tot 25%

De RDM-hal, een duurzaam centrum voor innovatie Installateur: Wolter & Dros Opdrachtgever: Gemeente Rotterdam De monumentale hal van de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (RDM) heeft een nieuwe bestemming gekregen. In de voormalige machinehal van ca. 23.000 m² is het RDM Innovation Dock (onderdeel van de RDM Campus) gerealiseerd. Bedrijven én onderwijsinstellingen werken op de RDM Campus samen aan duurzame en innovatieve oplossingen. De hal heeft diverse praktijk-, les- en gebruiksruimten en daarin zijn verschillende installaties en technieken toegepast om te zorgen voor warmte, koeling, ventilatie en comfort, onder meer met CO2-opnemers, slimme afzuiging en separate warmteopwekking. De klimaatinstallatie bestaat uit vloerverwarming (maar liefst 160 kilometer vloerverwarmingsslang) met CO2-geregelde ventilatie. Vijf meter onder het dak zijn speciale ventilatoren aangebracht die zorgen voor recirculatie van de lucht in de hal. Foto: Marijke Volkers

55 55


Energy Service Company (ESCo) Het idee voor de Energy Service Company (ESCo), is afkomstig uit de Verenigde Staten. Een ESCo beheert gebouwen en installaties om een energiebesparing tot stand te brengen. De aanbieder van de diensten investeert zelf in de benodigde besparingsmaatregelen en sluit met de eigenaar van het gebouw een prestatiecontract voor een bepaalde energiebesparing.

56


procent minder vocht en verrichten de ventilatoren dus veel minder werk. Walther Schut, bedrijfsleider van het sportcentrum West legt uit hoe dit in zijn werk gaat: “Na sluitingstijd dekken onze medewerkers via een afstandsbediening het water af. Onze medewerkers ervaren dat afdekken absoluut niet als een extra taak, het is zo gepiept. Alleen bij het ronde bad moet iemand stand-by staan om ervoor te zorgen dat de deken het water goed afdekt, omdat het bad zo’n vreemde vorm heeft.”

Een duurzaam sportcomplex in Nieuw-Stappegoor Technisch dienstverlener: Cofely Opdrachtgever: Gemeente Tilburg In het dynamische stadsgebied Nieuw-Stappegoor wilde de gemeente Tilburg een duurzaam sportcomplex realiseren met onder meer een kunstijsbaan. Cofely ontwikkelde een energiecentrale met een Lange Termijn Energieopslag (LTEO). In de energiecentrale zit een systeem dat de restwarmte van de ijsbaan integreert. De warmte- en koude-installatie produceert 25% minder CO2 dan een conventionele installatie. De dynamische lichtschakeling past lichtsterkte en -karakter automatisch aan de verschillende sporten aan. Cofely heeft de energielevering voor de komende vijftien jaar gegarandeerd en heeft gedurende die periode ook het onderhoud van de installaties in beheer.

UV-lamp doodt bacteriën In het zuiveringscircuit hebben Strukton en Hellebrekers een UV-lamp aangebracht. De lamp doodt een groot deel van de bacteriën, waardoor er veel minder chloor nodig is. Dit is een verbetering voor de zwemmers, maar vooral goed voor de medewerkers. “Vroeger hadden mijn mensen regelmatig klachten, zoals verstopte bijholtes”, zegt Schut. “Ik merk nu al dat het ziekteverzuim sinds januari is teruggelopen.” Uniek De Jong zegt dat alle toegepaste technieken al lang bestaan: “Alleen was de vraag van de gemeente er onlangs pas.” Wel uniek en nieuw is de financieringsconstructie van dit totale project. Strukton heeft in het energiebesparingsproject geïnvesteerd. De Bank der Nederlandse Gemeenten verstrekte een lening van 2,7 miljoen euro voor de installaties. De gemeente Rotterdam stond garant voor die lening. De ESCo die Strukton en Hellebrekers oprichtten, sloot met de gemeente een onderhoudscontract voor tien jaar. Binnen die tien jaar zullen de maatregelen naar verwachting een energiebesparing oplevering van 4,7 miljoen euro. In eerste instantie lost de ESCo met de energiebesparing de lening af en als de energiebesparing binnen de periode van tien jaar meer oplevert, delen ESCo en de gemeente de opbrengst daarvan. Het omslagpunt ligt waarschijnlijk op zes à zeven jaar. Naar verwachting gaat het totale energiebesparingsproject daarna nog 2 miljoen euro opleveren. “De nieuwe installaties maken het werken alleen maar aangenamer”, zegt Schut. “Vroeger stonden de pompen, de ventilatoren en de filters dag en nacht aan. Het licht brandde tijdens openingstijden constant. Dat is nu allemaal aangepast. Als het goed is, kunnen we de energiebesparing binnenkort al aantonen. Het zou fijn zijn als de ESCo ons regelmatig op de hoogte houdt van wat we nu precies besparen. Zij kunnen op afstand de installatie monitoren en meten. Het lijkt me leuk om te weten wat zo’n vernieuwing oplevert.”

Collectieve warmtekoudeopslag in woonzorgcentrum Jozefzorg Installateur: Kuijpers Opdrachtgever: TBV Wonen, Tilburg Op het terrein van het voormalige verpleeghuis Sint Jozefzorg realiseert Kuijpers een collectief systeem voor warmte-koudeopslag (wko). Vanaf september 2012 worden 56 huurappartementen en 28 woningen die deel uitmaken van een rijksmonument aangesloten op het wko-systeem. Het resultaat is comfortabel en energiezuinig wonen voor tientallen huishoudens. De woningen worden met individuele waterpompen aangesloten op het grondwatersysteem. Een dakcollectorsysteem wekt met een speciaal materiaal onder de dakbedekking energie op. De dakcollector wordt in dit geval gebruikt om de balans in de bodem te waarborgen. Kuijpers verzorgt vijftien jaar lang het onderhoud van het grondwatersysteem, de techniekruimte, de dakcollector en het leidingwerk.

57


Corien van Berlo:

“ We denken nog veel te conservatief over installaties.�

58


Corien van Berlo (Eindhoven, 1956) raakte begin jaren negentig van de vorige eeuw samen met haar man Ad geïnteresseerd in domotica en slim wonen. Dat leidde in 1998 tot de oprichting van Stichting Smart Homes. Daarvoor was Van Berlo als manager werkzaam in meer commercieel gedreven organisaties. De Stichting Smart Homes exploiteert onder meer de Slimste Woning van Nederland, een woning waarin de verschillende toepassingen van domotica te zien en te beleven zijn. Is in de Slimste Woning van Nederland de toekomst van domotica te zien? Corien van Berlo: “Bij alles wat er in, op of aan zit, is nagedacht over functionaliteit, levensloopbestendigheid en duurzaamheid. Je kunt er als jong en actief persoon wonen, maar ook wanneer je ouder en mogelijk hulpbehoevend wordt. Het huis kan terugkoppeling geven over je energieverbruik, het kan indien wenselijk de bewoner in de gaten houden, zodat wanneer die bijvoorbeeld valt, gezorgd wordt dat hulp wordt ingeschakeld. Het lijkt toekomstmuziek omdat mensen zich niet genoeg realiseren dat het bestaat. Maar alles is bewezen technologie en nu al te koop. Consumenten en architecten weten het niet of niet voldoende. Aannemers hebben er geen zin in en raden het vaak af omdat ze denken dat het te duur is en installateurs, die vaak als onderaannemer worden ingeschakeld, komen niet eens in contact met de opdrachtgever. Dit huis is bedoeld om mensen voor te lichten. Om de olievlek die domotica heet te vergroten. We verkopen niets. Als je hier bent geweest, weet je wat de mogelijkheden zijn en wat je zou kunnen gebruiken in je huis.” Dus dit huis wordt schoongehouden met robotstofzuigers en je kunt het ligbad op afstand alvast vol laten lopen? CvB: “Een robotstofzuiger is een handige gadget. Die kun je in elk huis neerzetten en dan doet’ie het ook. Maar in de hoeken kan het vaak niet komen. Ik persoonlijk vind zo’n stofzuiger én het op afstand bedienbare ligbad borrelpraat. Het is grappig, je gebruikt het drie keer en dan ontdek je dat je er eigenlijk niets aan hebt. Je bad loopt vol, en jij komt in een file terecht. Als je thuiskomt, is je badwater koud. Het gaat hier om andere dingen. We proberen de vraag te

beantwoorden: hoe kun je zolang mogelijk zelfstandig, prettig en liefst zo energiezuinig mogelijk wonen en hoe kan technologie je daarbij ondersteunen? Dat mensen het over een robotstofzuiger hebben, komt omdat het niet zo sexy is om over gewone functionaliteit te praten. Alles zit namelijk onzichtbaar verstopt achter de wanden, boven het plafond en achter de plinten.” Kunt u voorbeelden noemen om dat beeld bij te stellen? CvB: “De woning herkent wie de eerste thuiskomer is. Stel, ik ben gebruiker X en bij mij hoort de verwarming op twintig graden te staan, bepaalde muziek op, die en die lichten aan en de gordijnen dicht als het donker is. Zodra ik binnenkom, doet het huis dat voor mij. En als ik als laatste wegga, zet het huis zichzelf in ruststand. Ik hoef dus nooit bang te zijn dat ik vergeet het strijkijzer uit te zetten of iets dergelijks. In de keuken staat een scherm dat als televisie dient, maar je kunt er ook je receptuur op aflezen, je boodschappen online mee bestellen of Skypen. Omdat het een demonstratiewoning is, hebben we hier voor allerlei omstandigheden functionaliteit aangebracht. Dat is meer dan je in je eigen huis tegelijk zult willen aanbrengen.” Slim wonen is dus niet alleen bestemd voor ouderen of mensen in een rolstoel? CvB: “Je moet nu anticiperen om het in de toekomst leefbaar te houden. De maatschappij verandert enorm. Ga niet wachten tot je oud bent. Je kunt nu al genieten van de mogelijkheden die de techniek biedt en het later bijstellen en aanpassen. Zolang het jou maar ten dienste is.” Wat betekent dat concreet voor installateurs? Veel loze leidingen aanleggen? CvB: “Je kunt werken met loze leidingen, maar het vervelende is dat, wanneer ze niet worden afgewerkt, ze soms per ongeluk dichtgesmeerd worden en het vervolgens moeilijk is terug te vinden waar ze zitten. Er is onvoorstelbaar veel meer keuze: gootsystemen, plintsystemen, hollewandsystemen. Al deze oplossingen zorgen voor een enorme flexibiliteit als het gaat over waar je welke aansluitpunten wilt hebben. Inmiddels zijn elektra en werktuigbouw onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het vereist wel meer

vakkennis deze systemen te integreren, maar ik kan me al niet meer voorstellen dat er nog één installateur in Nederland rondloopt die niet weet wat domotica is.” Als het ook nog energie kan besparen, waarom is die grote doorbraak er dan nog steeds niet? CvB: “We denken nog steeds veel te conservatief over installaties. Terwijl installaties tegenwoordig echt belangrijker zijn dan de stenen eromheen. Maar nee, er wordt nog steeds voor ons bepaald waar de tv komt te staan, waar de stopcontacten zitten. Zelfs in veel nieuwbouwwijken krijg je anno 2012 niet meer dan 230V stroom, en dat in een tijd dat computers niet weg te denken zijn. Dit huis heeft een uitgebreide infrastructuur die past in onze hedendaagse behoeften en mogelijkheden. Breed toegepast maakt het bewoners mogelijk gedurende de levensloop functionaliteiten toe te voegen of te veranderen. Dit betekent dat een huis mee kan groeien met de behoefte van de bewoner en we als het ware kunnen spreken over een levensloopbestendige leefomgeving. Er staat hier overigens wel een robot met een gezichtje. Is die ook al te koop? CvB: “De robot is een proef. Die kan mensen stimuleren om te eten en te drinken, iets wat bij ouderen vaak problematisch is. Maar ook via beeldcontact samen met de fysiotherapeut oefeningen doen of bijvoorbeeld geheugentraining. Ik had het persoonlijk niet verwacht, maar de robot wordt door senioren echt ervaren als een maatje.” In de Slimste Woning is al ontzettend veel mogelijk. Wat gaat de toekomst nog brengen? CvB: “Ik denk dat al onze apparaten met het internet verbonden zullen zijn. Zodat wij ze van een afstand kunnen bedienen, en zodat leveranciers bijtijds kunnen zien dat iets stuk is of niet goed werkt. Men was al ver met deze ontwikkelingen, maar dat is gestagneerd omdat het gevoelig was in het kader van de privacy. Nu zijn verschillende partijen er toch weer mee bezig.” De Stichting Smart Homes is het nationaal kenniscentrum voor domotica en slim wonen in Nederland.

59


Carl Rohde

“ Alles gaat communiceren.” 60


Carl Rohde heeft in de afgelopen decennia een reputatie opgebouwd als internationaal trendwatcher. Aan de Universiteit van Utrecht deed hij jarenlang onderzoek naar de wensen en drijfveren van verschillende generaties. Tegenwoordig is hij lector aan de Fontys-opleiding International Lifestyle Studies. Hij was in 2011 Lector van het Jaar en een jaar eerder riepen zijn collega-trendwatchers hem uit tot Trendwatcher van het Jaar. Rohde leidt het trendwatch- en innovatieagentschap Science of the Time.

Hoe comfortabel zullen de huizen en kantoren van de toekomst zijn? Carl Rohde: “Ik denk dat we een aardige materiële verzadiging hebben bereikt. De verlangens en eisen van nu zijn veel groter dan twintig jaar geleden. We bezitten meer dan welke generatie ooit en stellen hoge eisen. Kijk naar de babyslaapkamer, de inloopkleedkamer. De doucheruimte is nu een vitaliteits- of recuperatieruimte. De slaapkamer is rustgevend minimalistisch óf een mediatheek. En toch gaan mensen een mindfulnesstraining volgen omdat ze ontdekken dat al die materie niet zaligmakend is. Als je naar de toekomst kijkt, zie je trends die allemaal met internet te maken hebben. The internet of things. Ik ben nog van de televisiegeneratie, maar de generatie van nu wordt op het internet geboren. Jonge mensen interacteren met hun computer, zijn ermee verklonken. Dat interactieve komt ook ons huis binnen. Nu zoek je bij binnenkomst in het donker nog naar het lichtknopje, straks knip je met je vingers en gaan alle lichten aan en zie je op een plasmawand je laatste berichten.” Er wordt al lang gespeculeerd over een volledig geautomatiseerde woning, waarin je zelfs een zelfdenkende koelkast aantreft, die je boodschappen bestelt. Gaat die er echt komen? CR: “Alles in de woning gaat communiceren, ook die koelkast. Dat duurt nog even omdat de cloud - het internet buiten je eigen computer, waarin alles wordt

opgeslagen- er nog niet zo lang is. We stappen nu pas af van de inidividuele computers. Die ontwikkelingen zijn heel interessant voor woningen, bijvoorbeeld in combinatie met zorg. Het wooncomfort van oudere mensen kan flink toenemen als ze kunnen worden gemonitord met behulp van domotica - geïntegreerde apparaten in je woonomgeving. Bijvoorbeeld door met een speciaal armbandje te slapen. Dat armbandje meet je bloeddruk, je slaapritme, stoornissen, hoeveel je zweet enzovoorts. Dat bandje stuurt die gegevens naar de cloud. Als er iets mis is, krijgt je dokter automatisch een seintje en belt je op: je moet meer sporten, je beweegt al drie dagen te weinig. Ook dat is comfortabel wonen.” Zijn we hier al rijp voor? CR: “We zouden er rijp voor gemaakt kunnen worden. Dat gaat gebeuren. Onze mindset zal omschakelen, maar mensen zijn conservatief. Het begint op vrijwillige basis. Als je via je werkgever lid wordt van een fitnessclub, krijg je bepaalde voordelen. Zo worden we allemaal de vrijwilligheid in gemasseerd. Maar wat betekent het voor je privacy? Dat is een vraag die ons huiverig maakt. Aan de andere kant worden we zelf ook slimmer van het internet. We ontdekken dat we met minder geld meer kunnen doen als we het goed organiseren.”

Hoe kan de installatiebranche inspelen op de ontwikkelingen? CR: “ICT en installatie gaan in elkaar schuiven. Ik kan me daarom voorstellen dat de installatiebranche nog meer dan nu het geval is serviceverlener op het gebied van ict wordt. En als de installateurs dat niet doen, wordt de ict’er wel installateur. Hardware en software grijpen in elkaar en de software wint. IBM maakt geen computers meer, maar richt zich op software en consultancy. Daar verdien je ook het meeste aan. Installateurs moeten ervoor zorgen dat de ict-toepassingen de gebruiker zo goed en virtueel mogelijk bereikt. Daarin kan hij adviseren en service verlenen. Het beroep verandert inhoudelijk. De branche zal open moeten staan om samen te werken met partners. Straks krijgen we allemaal kleine fabriekjes in huis. Hoe kan dat eruit zien? Hoe installeer je dat zo goed mogelijk? Voor installateurs die er in slagen om ook op ict-gebied relevante deskundigheid aan te bieden, zijn er volop kansen.”

Dus voor de installatiebranche is het vooral een uitdaging om te zorgen voor snelle verbindingen in huis en op het werk? CR: “Wat we nu hebben aan elektriciteit, sanitair en dergelijke kan zo blijven, maar het mag verfijnd worden. Als alles virtueler is, zal de branche dat moeten faciliteren. Er komt schaalverkleining. We kunnen steeds meer zelf organiseren. We hebben straks allemaal de meest uiteenlopende apparatuur in huis. Een deel van de deskundigheid van de installateur komt binnen ons bereik, maar daar komt andere deskundigheid voor in de plaats. De installateur die zich ontwikkelt kan daardoor ook in de toekomst het verschil maken. Er zijn bedreigingen én kansen voor de branche.”

61


Een veilig gevoel Onze leefomgeving is steeds beter beveiligd. Tegen brand, tegen ongenode gasten, tegen kou en tegen warmte. We maken gebruik van systemen die waarschuwen, inspecteren, tegenhouden of toelaten. Daarbij is het niet zo zeer belangrijk dat we alle denkbare mogelijkheden benutten, maar vooral dat we de beschikbare techniek intelligent inzetten. De installatiebranche speelt daarbij een leidende rol.

62

7


Informatie op het moment dat het nodig is Camera’s kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan onze veiligheid. Maar het feit dat camera’s alles registreren, brengt ook een nadeel met zich mee: iemand moet alle beelden bekijken en interpreteren. Dat is duur en lang niet zo effectief als je op het eerste gezicht zou verwachten. Huisman Elektrotechniek heeft het nadeel van conventionele cameraregistratie gezien én er iets mee gedaan. Het bedrijf ontwikkelde een systeem dat niet alleen registreert, maar de beelden ook interpreteert. Parkobserver is uitgebreid getest op een bedrijventerrein in het Gelderse Druten. Met succes. De oogst van de pilot bestond uit nul calamiteiten en de vondst van één gestolen busje. Overzichtelijk terrein Het bedrijventerrein in Druten was de ideale locatie om het nieuwe systeem te testen: een overzichtelijk terrein en slechts toegankelijk via één toegangsweg. Bovendien zijn op het terrein diverse bedrijven gevestigd met dure apparatuur in huis. Fair Bewaking houdt op het bedrijventerrein’s nachts een oogje in het zeil. Schijnveiligheid In de traditionele bewakingssituatie met cameratoezicht zou de observant in de meldingskamer de beelden ‘uitkijken’. Ziet hij iets verdachts, dan waarschuwt hij de bewaker die hier ’s nachts rondrijdt. Directeur Rob Huisman van Huisman Elektrotechniek noemt dit schijnveiligheid. “Uit onderzoek is gebleken dat een observant na acht uur achter een beeldscherm het niet eens meer ziet wanneer een man in een apenpak langs de camera loopt”, zegt hij. “Bovendien kost zo’n bemande meldkamer een smak geld.” Parkobserver die door Huismans bedrijf is ontwikkeld, slaat

Noodstroomvoorziening in Medisch Centrum Alkmaar Installateur: DIGIT Elektrotechniek Opdrachtgever: Medisch Centrum Alkmaar Op 22 april 2010 kreeg Noord-Holland te maken met een stroomstoring. Voor het Medisch Centrum Alkmaar (MCA) was het de ultieme test voor de gerenoveerde noodstroomvoorziening. De twee belangrijkste systemen bleven zonder onderbreking functioneren, de overige systemen werden binnen tien seconden overgenomen door een automatisch opgestart noodstroomaggregaat. Het hele ziekenhuis bleef probleemloos in bedrijf. Voor de renovatie van de noodstroomvoorziening verzwaarde DIGIT de netaansluitingen, er kwam een extra noodstroomaggregaat en de bestaande schakelinrichting werd aangepast. DIGIT installeerde ook een nieuwe, geïntegreerde besturing voor de warmtekrachtkoppelingsinstallaties.

de meldkamer dan ook over. Het systeem registreert zelf of er iets opvallends gebeurt en meldt dit direct via de iPad aan de beveiliger in de auto. Die bekijkt de beelden, interpreteert ze en gaat er zo nodig op af. Dat werkt niet alleen sneller en goedkoper, maar is ook een extra service. Huisman: “Dat iemand vier keer heen en weer rijdt, kan ook zijn omdat hij de weg kwijt is. In zo’n geval kan de bewaker hem verder helpen.” Filter De nieuwe technologie resulteert in een intelligent systeem. Bij de slagboom die toegang biedt tot het terrein staan camerakasten opgesteld. Hierin bevindt zich onder meer een camera met software. De ‘black box’ registreert alle auto’s die in- en uitrijden. Auto’s die het systeem niet kent, krijgen een ‘stempel‘ mee. Zo filtert het systeem om te beginnen al alle auto’s van eigenaars en werknemers. Zij worden wel vastgelegd door de camera’s, maar niemand hoeft er aandacht aan te besteden.

63 63


64


Van 10.000 naar 10 “Met dit systeem brengen we 10.000 in- en uitgaande bewegingen terug tot vijf à tien verdachte bewegingen”, zegt Huisman. “Bij een calamiteit kun je terugvinden wie er op het terrein aanwezig waren, want alle beelden blijven een tijd lang opgeslagen.” Rob Migchelbrink, regiodirecteur Gelderland van Fair, gelooft ook in de nieuwe bewakingstechnologie. “Veiligheid is niet langer alleen een taak van de overheid. Dit systeem is een van de manieren waarop het bedrijfsleven een slimme veiligheidsoplossing kan bedenken die ook financieel acceptabel is.”

Parkobserver Parkobserver is een door Huisman Elektrotechniek ontwikkelde oplossing voor camerabewaking, die gebruik maakt van kentekenregistratie. Het systeem zendt ‘verdachte beelden’ automatisch naar de iPad van de bewakingsdienst. Door de mogelijkheid om proactief te reageren, kan het systeem bijdragen aan het voorkomen van incidenten en calamiteiten.

Portal De surveillanten van Fair zijn opgeleid tot beveiliger én cameraobservant. Daardoor kunnen ze de situatie interpreteren. Daarbij krijgen ze hulp van de leden van de coöperatie van het bedrijventerrein, die toegang hebben tot een portal en een voertuig als verdacht kunnen aanmerken. Gebruikers kunnen overigens niet zien welke kentekens door anderen als verdacht worden gemeld. Parkobserver heeft tijdens de pilot in Druten onder meer melding gemaakt van vrachtwagenchauffeurs die illegaal op het terrein wilden overnachten. Ook signaleerde het systeem een gestolen busje dat op het terrein geparkeerd stond. Huisman denkt dat er veel slimme varianten op deze manier van bewaken mogelijk zijn. “Denk aan een parkeergarage waar gereserveerde plekken zijn voor bewoners. Hun auto’s laat de slagboom ongehinderd door, anderen moeten eerst betalen. Tenzij er bijvoorbeeld voor een bezoeker een plek gereserveerd is.” Michgelbrink: “Dit systeem zou in de toekomst ook verdachte pakketjes kunnen herkennen die ergens worden neergezet.” Turn-key Het systeem dat in Druten is getest, is een turn-key oplossing. Niet alleen wordt ieder systeem op maat ontworpen voor de opdrachtgever, Huisman Elektrotechniek installeert het geheel, begeleidt de gebruikers en doet het onderhoud. “Dan weten we zeker dat alle camera’s werken”, aldus Huisman. Volgens regiodirecteur Michgelbrink zijn de surveillanten enthousiast over het systeem. “De bedrijven die hier zitten zijn heel interessant voor het boevengilde. De surveillanten vinden het fijn om met de iPad te werken en zelf de beelden te interpreteren die ze toegestuurd krijgen. Momenteel gebeurt er heel weinig en dat is wel een beetje saai voor ze. De camerakast en de slagboom bij de ingang schrikken blijkbaar al af.”

Elektrische veiligheid in 11 betoncentrales Inspectiebureau: Parkstad Inspecties Opdrachtgever: Mebin regio West Mebin streeft ernaar in de betonmarkt een marktleider te zijn met veel aandacht voor duurzaamheid. Parkstad Inspecties heeft voor de betoncentrales van Mebin veilige methoden ontwikkeld en ingevoerd voor het werk aan en bij elektrische installaties. Het inspectiebureau heeft zich daarbij gebaseerd op NEN 3140, de Nederlandse norm voor een veilige bedrijfsvoering rond elektrische objecten in het laagspanningsgebied. Parkstad Inspecties heeft de risico’s in kaart gebracht, bestaande werkmethoden aangevuld en afspraken vastgelegd over de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van werknemers. De afronding van het project bestond uit het opleiden van werknemers op alle elf locaties van Mebin regio West. Het beheer van zowel de installaties als de arbeidsmiddelen is daarmee op een veilig niveau gebracht.

65


Tjibbe Joustra:

“ Veiligheid is een basisvoorwaarde.”

66


Tjibbe Joustra (Hengelo, 1951) is sinds februari 2011 voorzitter van de Onderzoeksraad voor veiligheid. Daarvoor -was hij onder meer Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, voorzitter van de uitkeringsinstantie UWV, van het Productschap Tuinbouw en van de Vereniging Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus (VPB).

De Onderzoeksraad voor veiligheid heeft zich niet vaak beziggehouden met de installatiebranche. Tjibbe Joustra: “Inderdaad. Dat is een goed teken, want dan heeft zich dus niets voorgedaan. Het laatste rapport over de branche dateert uit 2004. De Onderzoeksraad zelf bestaat pas sinds 2005 in deze vorm. Organisaties als de onze komen overal ter wereld voort uit de transportsector. Wij hebben echter een hele brede scope, dat is uniek voor Nederland. Naast de transportsector onderzoeken we bijvoorbeeld ook de gezondheidszorg, veterinaire aangelegenheden, buisleidingen, de bouwsector. Wij stellen onafhankelijk onderzoek in naar voorvallen om daar lessen uit te trekken die voor anderen interessant zijn. Wat we onderzoeken, bepalen we zelf.” De raad wijst ook een schuldige aan? TJ: “Nee, dat is een zaak voor het Openbaar Ministerie (OM). Het is zelfs zo, dat het OM ons wel informatie moet geven, maar wat aan ons wordt verteld, mag niet worden gebruikt bij een strafzaak. Dat is om de personen met wie wij praten te beschermen.” Welke partijen moeten zich uw rapport dan aantrekken? TJ: “We proberen altijd tot algemene conclusies te komen. En zo min mogelijk tot aanbevelingen voor nieuwe regels en nieuwe wetten. Bijvoorbeeld: in een ziekenhuis deden zich na maagoperaties gemiddeld meer sterfgevallen voor dan elders. Dan kijken we niet hoe de operatie verloopt, maar we kijken naar de omstandigheden. Maagoperaties waren daar een nieuwe discipline. Wat voor waarborgen hebben ze gecreëerd om die ingewikkelde operatie veilig te kunnen doen? Onze conclusie luidt dat de zorgketen in

z’n geheel onvoldoende doordacht was. Bij een brand in een psychiatrische instelling vielen enkele doden. De instelling had alles prima volgens de regels op orde. Wij concludeerden dat letterlijk de wet naleven niet voldoende was. De patiënten verstopten zich toen de brand uitbrak. Wat is dan de keuze: een brand blussen of patiënten evacueren? Ons advies luidde: evacueren en een andere mix van voorzieningen maken. Sprinklers, brandwerende deuren. De directie wil graag investeren in de zorg, maar veiligheid is een basisvoorwaarde. De installatiebranche kan een belangrijke rol spelen om mensen daarvan bewust te maken. Zolang mensen denken dat alle sprinklers afgaan als je één sigaret in huis opsteekt of dat voorzieningen vreselijk duur zijn, verandert er niets.“ De Onderzoeksraad publiceerde onlangs rapporten over het instorten van de B-Tower in Rotterdam en het ingestorte dak van het stadion in Enschede. TJ: “Met die rapporten spreken we de bouwsector aan. Die moet zorgen dat een aantal zaken verbetert. Het gaat vaak om dingen die eigenlijk wel bekend zijn. Onze functie is dan om duidelijk te maken dat je er nu ook echt iets aan moet gaan doen. Wij kunnen geen sancties opleggen. Het gaat om de mentaliteit.

Geldt dat ook voor veilig werken? TJ: “Inderdaad. Het management van een bedrijf moet weten wat zich op de werkvloer afspeelt. De focus ligt daarom bij een onderzoek naar een voorval niet op de bedrijfshulpverlener, maar op het management en het bestuur. Wat hebben zij gedaan om dit te voorkomen?” Hoe staat het met de veiligheid van ons aardgasnet? TJ: “Ook daar speelt een probleem dat bij de betrokkenen al bekend is. De netbeheerders weten al lang dat ze de oude gietijzeren gasleidingen moeten vervangen. Want als die breken, levert dat een uiterst gevaarlijke situatie op. Wij hebben de zaak onderzocht en in ons rapport aanbevolen om de leidingen in kwetsbare omgevingen versneld te vervangen. Dat gebeurt nu ook. Iedereen wist wel wat er aan de hand was, maar het is natuurlijk een dure aangelegenheid. Zo’n rapport helpt met de bewustwording en maakt helder dat dit niet iets is waarin je zo maar kunt berusten.”

De installatiebranche bestaat uit duizenden grote en kleine bedrijven. De brancheorganisatie doet nuttige dingen op het gebied van veiligheid, maar wij maken ons vooral zorgen over de zogenaamde achterblijvers die niet zijn aangesloten. De bedrijven die niet zoveel aan veiligheid op het werk of veiligheid voor de consument doen.” Wat is de rol van de inspecties? Die zijn er toch ook om calamiteiten te voorkomen? TJ: “Als de politie niet op snelheid controleert, is dat nog geen reden om de snelheidslimiet te negeren. Je bent zelf verantwoordelijk en zo werkt dat ook met de inspecties. Veiligheid wordt steeds belangrijker. De normen liggen steeds hoger. Daarom is het heel goed dat de installatiebranche veiligheid als een zelfstandig thema ziet.”

De Onderzoeksraad voor veiligheid (OVV) stelt na ongevallen of calamiteiten een onderzoek in wanneer het vermoeden bestaat dat anderen hieruit lering kunnen trekken. De OVV is een onafhankelijke organisatie die zelf bepaalt welke voorvallen een onderzoek waard zijn.

67


Onno Peer:

“ Veiligheid is een samenspel van techniek en mensen.�

68


Onno Peer (Amsterdam, 1959) is sinds september 2011 directeur/bestuurder van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Hij was directeur bij woningcorporatie Woonbron, verandermanager bij Boer & Croon en veiligheidsmanager bij zowel de gemeente Amsterdam als het politiekorps Noord-Holland Noord. In de gemeente Amsterdam was Peer als wethouder van het stadsdeel Slotervaart onder meer betrokken bij stedelijke vernieuwing.

Wat is de kerntaak van het CCV? Onno Peer: “Onze belangrijkste opdrachtgever is het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Wij vertalen het beleid van het ministerie op het gebied van criminaliteits- en overlastpreventie naar de praktijk. Daarvoor ontwerpen we preventieve maatregelen en die maken we zichtbaar. Hierbij houden we constant de juiste balans tussen preventie en repressie in de gaten.” In hoeverre heeft de installatiebranche daarmee te maken? OP: “Wij ontwerpen de schema’s en modellen voor de installatiebranche. Belangrijk daarbij is dat we onafhankelijk zijn ten opzichte van de branche en haar afnemers. Ook certificatie- en inspectie-instellingen moeten met onze schema’s uit de voeten kunnen. De schema’s zijn bestemd voor verschillende soorten installaties, van sprinklers en brandmeldinstallaties tot en met cameratoezicht en toegangspoorten. Van de zestig mensen die bij het CCV werken, houdt een klein aantal zich met de schema’s voor de installatiebranche bezig. Dat zijn mensen met veel kennis van zaken en het is de kunst dat zij zich als CCV-er niet laten verleiden om te diep in de technische materie mee te gaan. Een projectontwikkelaar die de installaties inkoopt, heeft met de installateur, inspectie en de afnemers van het gebouw te maken. Het is onze taak alle kikkers binnen de kruiwagen te houden. We moeten het proces dus goed snappen én goed zijn in relatiebeheer. Uiteindelijk moet er een document liggen waar iedereen mee kan werken.”

De schema’s zijn uiteindelijk bedoeld om de veiligheid te vergroten? OP: “Het gaat erom dat ondernemingen binnen de installatiebranche met die schema’s systemen kunnen ontwerpen en onderhouden die de samenleving veiliger maken. Dat is meer dan alleen een technisch verhaal. Het heeft een enorme impact op mensen als ze door brand of inbraak hun zaak of woning kwijtraken. Het vreemde is dat de technische mogelijkheden zich de afgelopen jaren enorm hebben ontwikkeld, maar dat bijvoorbeeld de totale omvang van brandschade die bij verzekeringsmaatschappijen wordt geclaimd, nauwelijks is gedaald. Het bewijst weer eens dat het een samenspel is van de techniek en de menselijke factor. Alle technische installaties zijn tenslotte een hulpmiddel. Een meldsysteem is alleen effectief als het wordt opgevolgd door een menselijke actie.” Houden schema’s en protocollen de innovaties juist niet tegen? OP: “Wij bemoeien ons niet met individuele ontwerpen. We zullen ook nooit de ene fabrikant bevoordelen ten opzichte van de andere. In feite leggen wij de infrastructuur aan waarmee anderen hun werk goed kunnen doen. De markt bepaalt of ze op een bepaald ontwerp zit te wachten. Als ons werk innovaties zou tegenhouden, zouden wij de verkeerde schema’s hebben ontworpen.” In de toekomst wilt u de werkwijze van het CCV veranderen. Kunt u dat toelichten? OP: “We waren naar mijn mening te vaak geneigd om alle partijen tevreden te stellen, waardoor bepaalde processen jarenlang duurden. Daar is niemand bij gebaat. Het CCV gaat iets meer afstand nemen van de inhoud en de partijen zelf de pijn laten voelen als er geen vooruitgang wordt geboekt. Soms zullen we eerder een knoop doorhakken, ook al sputtert een partij dan een beetje tegen. In andere gevallen zullen we ons terugtrekken met de boodschap dat partijen eerst moeten proberen er zelf uit te komen. Als de installatiebranche en de brandweer bijvoorbeeld verschillende belangen hebben, is het niet aan ons om dat geschil te faciliteren. Ze zullen zelf moeten overleggen en

compromissen sluiten. Misschien dat we in het verleden een beetje te veel oog hadden voor alle standpunten en belangen. Het mag wat zakelijker.” Wat kan de branche het beste doen volgens u? OP: “De installatiebranche kan zich goed voorbereiden. Je weet dat je niet de enige bent met wie wij om tafel zitten. Ga eerst met elkaar praten. We zijn met z’n allen uit op het ontwerpen van goede preventieve maatregelen, zodat afnemers erop kunnen vertrouwen dat een installatiebedrijf zijn werk op de juiste manier doet. Wij willen geen bureaucratische instantie zijn, maar blijvend meewerken aan de introductie van preventieve maatregelen en marktpartijen de kans geven daar op een innovatieve manier mee om te gaan. De overheid kan wel het initiatief nemen om als katalysator bepaalde ontwikkelingen los te trekken, maar belangrijker is dat private partijen in staat zijn om iets met elkaar te ontwikkelen. Iedereen zou zich af moeten vragen welke samenwerkingsverbanden mogelijk en nodig zijn om Nederland veiliger te maken.”

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) helpt publieke en private partijen hun doelstellingen te realiseren door kennis te delen en effectieve instrumenten te ontwikkelen. Het CCV brengt daarnaast samenwerkingsverbanden tot stand en geeft daar ook actief ondersteuning aan.

69


Concurrerende industrie Nederland is een klein land. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we ons geld vooral over de grens verdienen. Bijna 70% van de omzet van de Nederlandse industrie is afkomstig uit het buitenland. Dat onze industrie zich overal ter wereld onderscheidt, is onder meer te danken aan het feit dat intelligente installatietechnologie ervoor zorgt dat complexe industriële processen snel, soepel, veilig en efficiënt verlopen. Als het management over nauwkeurige en actuele gegevens beschikt, levert dat betere beslissingen én betere producten op. Zo blijft ‘Made in Holland’ een kwaliteitslabel.

70

8


Een Nederlandse kraan op een Engels schip In de offshore, olie- en gasindustrie en baggerindustrie behoren Nederlandse bedrijven tot de top. Specialisatie is daarbij het sleutelwoord. Kranenbouwer Kenz Cranes in Zaandam is zo’n specialist. Voor het Engelse bedrijf Seajacks bouwen de Zaankanters een 400 ton zware offshorekraan voor de bouw van windparken op de Noordzee. DIGIT Elektrotechniek uit Hoorn ontwerpt en plaatst de besturing. Wat doet een Nederlandse kraan aan boord van een Engels schip? Gespecialiseerde partners Kenz Cranes heeft ruim een jaar gewerkt aan de 80 meter hoge kraan, die Seajacks heeft besteld om op het Engelse werkschip Leviathan de twee bestaande kranen te vervangen. Het bedrijf uit Zaandam werkt samen met diverse andere bedrijven. Directeur Robert de Rijcke: ”Voor het verstevigen van de romp en de dekken van het schip werken we samen met Shipdock uit Amsterdam. Laswerk is niet onze core business. DIGIT Elektrotechniek doet de engineering en installatie van de besturing van de kraan. Zonder gespecialiseerde partners kun je zo’n project niet aan.” De werkwijze van Kenz Cranes is succesvol; bedrijven als BP en het Australische Woodside, onderdeel van Shell, behoren tot de vaste klanten, net als diverse internationele pijpenleggers. De Rijcke: “We leveren maatwerk. Als de Leviathan op zee een windmolen installeert, rust het schip op vier uitschuifbare torens op de zeebodem. De kraan moet precies tussen die torens kunnen draaien. De giek past tussen de brug en één van de poten en ook het kraangewicht blijft binnen de eisen van de klant.” Nico Broersen van DIGIT Elektrotechniek vult hem aan. “Je moet precies kunnen maken wat de klant vraagt.

Op tijd en volgens de specificaties in het contract. Daarin onderscheidt de Nederlandse industrie zich.”

Een nieuwe tankput in het Botlekgebied Elektrotechnische dienstverlener: Croon Elektrotechniek Opdrachtgever: Service Terminal Rotterdam In opdracht van Service Terminal Rotterdam, een overslagbedrijf voor minerale oliën en board-to-boardactiviteiten voor chemicaliën, is op dit terrein een nieuwe terminal gebouwd (T.P. 200) van 175.000 m3. Croon Elektrotechniek leverde de elektrotechnische installaties van de tankput. De installaties bestaan uit een transformatorstation T-02, een laagspanningsruimte, een pompenkamer met drie productpompen en een aantal headers. Croon hield zich bij dit project bezig met de detailengineering van de elektrotechnische en instrumentatie installaties. Daarnaast leverde en installeerde Croon een onderstation, hoofdverdelers, besturingskasten, de licht- en krachtinstallaties en de instrumentatie. De klanten van Service Terminal Rotterdam, zowel binnenvaart- als zeeschepen die het Botlekgebied bezoeken, zijn hierdoor verzekerd van een doelmatig en probleemloos havenverblijf.

Vijf weken hectiek Timing is essentieel. De Leviathan ligt exact vijf weken in Amsterdam. Betrouwbare leveranciers zijn bij zo’n planning essentieel. De Rijcke: “Als je een kraan in China bestelt, krijg je hem te laat geleverd, dat weet je. In Nederland bepaalt het netwerk van partners de kwaliteit van je werk. We kunnen het alleen winnen als we superbetrouwbaar zijn. In de offshore telt maar één ding: kwaliteit in plaats van problemen.” In de machinekamer van de kraan staan twee elektromotoren die de hydraulische lieren aandrijven. In totaal kunnen ze een last tot 400 ton tillen. De Rijcke: “Nederland bouwt kranen die nog tien keer zo zwaar zijn. Dit is in verhouding een kleintje. Maar de krachten op het materiaal zijn immens. Alleen het hijsblok al, ook door een Nederlands bedrijf geleverd, weegt 13 ton. De gondel van een windturbine weegt tientallen tonnen. Er mag niets fout gaan bij het hijsen.”

71


Offshorekraan

72

De offshorekraan van Kenz Cranes heeft een giek van 80 meter lang en steekt 100 meter boven de zeespiegel uit. De kraan kan 400 ton hijsen. Het Britse bedrijf Seajacks gebruikt de kraan voor het plaatsen van windmolens op de Noordzee. DIGIT Elektrotechniek heeft de complete besturing ontworpen, geplaatst en in bedrijf genomen. Zusterbedrijf Dutch Crane Engineering uit de Kenz Figee Group heeft de kraan ontworpen.


Efficiency en nauwkeurigheid in het magazijn Installateur: Hollander Techniek Opdrachtgever: Nefit (Bosch Thermotechniek) In de productiehal van Nefit HR-verwarmingsketels installeerde Hollander Techniek een uniek magazijnsysteem. In dit P2L (pick-to-light) systeem is dankzij een magazijnopstelling met oplichtende lampen direct duidelijk welke onderdelen voor een bepaald model nodig zijn. Vergissingen en verkeerd assembleren zijn met dit systeem vrijwel uitgesloten. Een infrarood lichtstraal detecteert de hand van de medewerker, vervolgens gaat een groene led uit als bevestiging dat het juiste onderdeel is gepakt. Pakt de medewerker het verkeerde onderdeel, dan licht er een rood signaal op. ‘Pick-to-light’ verhoogt de efficiency en zorgt voor kortere productietijden.

Failsafe besturingssysteem Eén kraandrijver kan op enkele schermen alle processen overzien en de kraan bedienen met behulp van joysticks en touchscreens. De grootste uitdaging bij de engineering van het besturingssysteem zit hem in de beveiliging. Broersen: “Op zee en met deze krachten is er geen ruimte voor fouten. De besturing heeft een failsafe Central Processing Unit (CPU), voorzien van twee processoren. Als extra controle moeten die allebei exact dezelfde data leveren.” Via een satellietverbinding kunnen de technici van Kenz Cranes alle panelen aan boord op afstand uitlezen en de settings opnieuw instellen. Bij onderhoud of een storing kan dat een helikoptervlucht uitsparen. De Rijcke: “Uiteindelijk zijn we een servicebedrijf. Na de bouw van een kraan start het servicecontract. We onderhouden de kraan 30 jaar lang. De CPU is onverwoestbaar.” Windmolens op zee Broersen denkt dat er voor de Nederlandse installatiebranche ook in de toekomst kansen liggen in de offshore. Broersen: “We geven elektrotechnici een training voor het werken op boorplatforms. In Den Helder ontstaan faciliteiten voor het onderhoud van windparken op de Noordzee. Engeland en Duitsland investeren in windmolens. De restenergie van windmolens wordt straks gebruikt voor het winnen en opslaan van waterstof om de windparken rendabel te maken. Daar zijn veel elektrotechnische specialisten voor nodig en die willen wij graag detacheren.”

Optimale mengvoederproductie Technisch dienstverlener: Cofely Opdrachtgever: Coöperatie ‘De Valk Wekerom’ UA De Valk Wekerom ontwikkelt, produceert en levert hoogwaardige voeders voor met name pluimvee, varkens en rundvee. Voor het vernieuwen van de verouderde procesbesturing in de productielocatie in Meppel koos De Valk Wekerom voor de Cofely MES Toolbox (MES= Manufacturing Execution System). Met deze modulaire oplossing voor procesbeheersing en –optimalisatie is Cofely al jaren succesvol op de nationale en internationale mengvoedermarkt. De MES Toolbox zorgt in de praktijk voor een aantoonbare productietoename van 10% of meer, zonder dat mechanische aanpassingen in de fabriek nodig zijn. Na de renovatie biedt de fabriek in Meppel ruimte aan een productiecapaciteit van 300.000 ton mengvoeder per jaar. De fabriek heeft ook een belangrijke functie als op- en overslagbedrijf.

73


Ab van der Touw:

“Nederland moet de proeftuin van de wereld worden.”

74


Ab van der Touw (Leiden, 1955) is sinds 2010 bestuursvoorzitter van Siemens Nederland. Hij studeerde klassieke talen en geschiedenis aan de Universiteit van Leiden en werkte daarna bij verschillende divisies van Siemens. In 2003 trad hij toe tot de directieraad. Van der Touw is lid van verschillende raden van advies, zoals de Strategische Adviesraad Energie van TNO, het Platform Bèta Techniek, de Duits-Nederlandse Handelskamer en Beter Benutten van het Ministerie Infrastructuur & Milieu. Daarnaast is hij vicevoorzitter van FME-CWM en bestuurslid van VNO-NCW.

Nederland zet zichzelf neer als de diensteneconomie van Europa. Is dat onze kracht? Ab van der Touw: “De klassieke functie van de handel staat overeind, dat blijkt uit de bloeiende doorvoerhandel via Schiphol en Rotterdam. Maar de toegevoegde waarde van overslag en transport is gering in tegenstelling tot de klassieke maakindustrie. Nederland heeft een kleine miljoen werkers in de maakindustrie, zoals ASML, Tata Steel en Siemens. Die ‘maakbanen’ hebben een enorme exportfunctie. En ze leveren direct werk op voor nóg eens een miljoen banen in de dienstensector.” Wat zijn de kansen en bedreigingen voor de Nederlandse industrie? AvdT: “Er verdwijnen de komende jaren 850.000 babyboomers uit de arbeidsmarkt. Het tekort betreft vooral de techniek, de zorg en het onderwijs. In die volgorde. Daarmee komt het voortbestaan van veel mkb-bedrijven in gevaar. We moeten er alles aan doen om technisch onderwijs in aanzien te herstellen.” Waarom willen mensen niet in de techniek werken? AvdT: “Jonge mensen denken bij industrie aan een overal en vieze handen. Op de ANWB-borden staat een fabriek met rokende schoorsteen. Dat is negentiende-eeuws. De industrie van nu is clean tech. Kijk bijvoorbeeld naar ASML of een terminal op de Maasvlakte: daar werken mensen met witte boorden! Ouders zien de mts te vaak louter als

opstap naar de hts. Maar als operator in de gasindustrie heb je verantwoordelijk werk en je verdient er goed mee.”

jaar. Met wat kleine maatregelen kon dat 12% omlaag. Dat smaakt naar meer, dat geld kan direct naar de primaire zorg.”

Wat doet de industrie aan dit imagoprobleem? AvdT: “Het Platform Bèta Techniek geleid door oud Shellman Jeroen van der Veer, stimuleert technisch onderwijs van mts tot universiteit. Siemens financiert samen met Shell gastdocenten in Jet-Net, het Jongeren en Technologie Netwerk Nederland. De docenten lopen stage bij ons, ze zien hoe het bedrijfsleven werkt en welk profiel hun leerlingen nodig hebben. In tien jaar tijd hebben we 15% meer in- en uitstroom in het technisch onderwijs bereikt. Ook de installatiebranche kan jong talent aantrekken door samen te werken met het onderwijs.”

Welke rol speelt de installatiebranche als het gaat om een betere concurrentiepositie van Nederland? AvdT: ”Het tijdperk van de elektrificering is aangebroken. Alles werkt straks met elektrotechniek. De hydraulische poten van boorplatforms, windparken, treinen, metro’s en auto’s; het wordt allemaal elektrisch bestuurd en aangedreven. In een tunnel, inmiddels ook een Nederlandse expertise, zitten al snel zo’n 30 elektrotechnische systemen. De installatiebranche moet die kennis actief naar het buitenland exporteren.”

Op welke gebieden onderscheidt Nederland zich? AvdT: “Zonder de Rotterdamse haven zijn we een onbeduidend landje. Daarnaast heeft Nederland een aantal kennisclusters met een sterke focus, zoals techniek rond Eindhoven, food in Wageningen, gas in Groningen en chemie rond Geleen. Ik geloof in het idee van focus. Leiden en Delft werken samen aan de Deltametropool met bio-science en technologie als kenniscluster. Rotterdam heeft containerhandling als focus. Daarmee trek je bedrijven uit het buitenland aan. Met NAM, Gasunie, Stork en Siemens hebben we veel kennis over duurzame gaswinning. Gazprom koopt in Nederland mobiele compressorinstallaties om oude gasvelden in Rusland opnieuw te exploiteren. We verdienen met onze kennisclusters geld in het buitenland en dat is goed voor de BV Nederland. Van onze 600 miljard euro bruto nationaal product komt 400 miljard uit export. Nederland leeft van de export!” Welke ontwikkeling biedt Nederland nieuwe kansen? AvdT: “De opkomst van megasteden, een wereldwijde ontwikkeling. Er ontstaat een grote druk op stedelijke infrastructuur zoals mobiliteit, zorg en energie. De kosten van de Nederlandse zorg groeien jaarlijks met 7%. Dat is niet op te brengen. Technologie biedt een oplossing. Slimme techniek maakt het mogelijk dat mensen langer zelfstandig wonen. Ziekenhuizen vreten energie. Het Martini Ziekenhuis in Groningen had een energierekening van 1,4 miljoen euro per

Hoe ziet u de toekomst voor de installatietechniek? AvdT: “In de bestaande woningbouw en utiliteitsbouw kun je tussen 30% en 50% energie besparen met behulp van techniek. Daar ligt een grote kans voor slimme en goedkope installatieoplossingen. Het is van eminent belang dat bestaande gebouwen worden verduurzaamd. We gebruiken per jaar anderhalf maal de resources die de aarde te bieden heeft! Ik schaam me ervoor dat ik voor mijn kinderen een wereld achterlaat waar zij niets meer aan hebben. Nederland is een perfecte proeftuin voor duurzame gebouwen, elektrische auto’s en openbaar vervoer. We hebben straks wellicht een elektrische superbus op het traject Heerenveen – Groningen die 250 kilometer per uur rijdt. Die kennis kunnen we verkopen aan de megasteden in de wereld. Beijing bijvoorbeeld heeft zes ringwegen en zes miljoen auto’s!

Siemens Nederland maakt deel uit van de in zo’n 200 landen vertegenwoordigde multinational Siemens AG. Zij levert producten, systemen en diensten op het terrein van de elektrotechniek en de elektronica, voor overheid en bedrijfsleven. In Nederland bouwt de onderneming onder andere compressorinstallaties voor de olie- en gasindustrie. Het bedrijf is sinds 1879 actief in Nederland en heeft met 2.275 werknemers een omzet van € 1,3 miljard. Siemens richt zich op de sectoren energie, gezondheidszorg, industrie en infrastructuur & steden.

75


Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink:

“De Nederlandse industrie zit in een stroomversnelling.”

76


Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink (Amsterdam, 1954) is sinds 2011 voorzitter van FME de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie. Daarvoor was zij acht jaar Tweede Kamerlid voor de VVD. In haar laatste periode was zij voorzitter van de Vaste Kamercommissie Financiën en viel de portefeuille AOW & Pensioenen onder haar verantwoordelijkheid. Dezentjé was van 1993 tot 2003 algemeen directeur van de Rotterdam Port Promotion Council in Rotterdam en leidde diverse handelsmissies.

In uw blogs en toespraken breekt u een lans voor het behoud van de Nederlandse industrie. Waarom? Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink: “De politiek beseft niet altijd het belang van de maakindustrie voor Nederland. Er leeft te veel het ouderwetse idee dat we onze productie maar aan China moeten uitbesteden. Onzin. De Nederlandse industrie is in een stroomversnelling terechtgekomen. We hebben hoogwaardige technologie in huis en onze arbeidsproductiviteit is één van de hoogste in Europa. Wij moeten het hebben van hoogwaardig werk.” Zoals? IDHB: ”In de scheepsbouw draait het al lang niet meer om het aan elkaar lassen van platen staal. Het gaat om de techniek ín het schip. Dát is innovatie en daar verkoop je schepen mee. De nanotechniek van de chipmachines van ASML is ongeëvenaard. Vergeet niet dat kleine bedrijven door innovatie snel kunnen uitgroeien tot wereldspeler. Neem het bedrijf Boon Edam. Daar maken ze innovatieve draaideuren en toegangspoortjes voor perrons. Waardoor ze een opdracht uit China binnenhalen voor de inrichting van 2.500 nieuwe treinstations. Dat zijn immense orders.” De Nederlandse industrie is dus niet afgeschreven. IDHB: ”Integendeel. Als er in Nederland groei ontstaat, dan komt die uit de maakindustrie. Waar gaan we in de toekomst in Nederland ons geld mee verdienen? Uit die vraag is het Topsectorenbeleid voortgekomen. Energie, agrofood, gezondheid, in al die sectoren speelt technologie

een belangrijke rol. Daarnaast zie ik een nieuwe industriële revolutie ontstaan: customized productie. Klanten die op maat gemaakte producten bestellen. Dat kan onze maakindustrie leveren, daar liggen onze kansen.” De industrie als aanjager voor economische groei. Wat is daar voor nodig? IDHB: ”De belangrijkste factor is innovatie. Ik pleit er daarom onder andere voor om technisch onderwijs gratis te maken. Wie een technische studie afmaakt en zich voor twee of drie jaar aan een Nederlands bedrijf verbindt, krijgt zijn collegegeld terug. Een beurs achteraf. De politiek moet hierin de juiste keuzes maken. Kenniseconomie betekent niets anders dan een goed opgeleide beroepsbevolking. Die hebben we nodig om de concurrentie met de lagelonenlanden aan te kunnen. Er is binnen een paar jaar een tekort aan 150.000 vakkrachten, van mbo tot en met universitair niveau. Dat is zorgelijk. Nederlandse jongeren moeten weer durven kiezen voor techniek. Ouders denken dat hun kinderen het gaan maken met een studie economie of rechten. Het is een misvatting dat je kind alleen met een kantoorbaan gelukkig wordt. Kinderen moeten hun talent benutten, dáár worden ze gelukkig van. Banen in de techniek zijn blijvend nodig. Ze betalen goed, je hebt gegarandeerd werk én carrièreperspectief, ook internationaal.” Waarom hamert u zo op innovatie? IDHB: “Met goede producten en slimme processen kun je de concurrentie voorblijven en goed uitkomen met je kostprijs. We kunnen onszelf uit de recessie innoveren. Als onze exportproducten maar het beste en het nieuwste zijn. In China hebben ze meer mankracht, wij zullen slimmer moeten zijn. We beconcurreren elkaar in deze wereld met kennis.” Welke landen pakken innovatie goed aan? IDHB: “Duitsland, met bedrijven als Audi en BMW, loopt tien jaar op ons voor. Ze investeren veel in research & development. Voordeel: als het in Duitsland goed gaat, gaat het met ons ook goed. Wij leveren veel toe aan de Duitse industrie.”

Nederland is wereldkampioen robotvoetbal! IDHB: “Het gaat niet om het voetbal natuurlijk, maar om de toepassing in de praktijk. Onze technologie is van wereldklasse. Je kan robots inzetten in alle industrieën. Het mooie aan technologie: je kan er maatschappelijke problemen mee oplossen: schone energie, betaalbare zorg. Dat moet jonge mensen toch aanspreken?” Hoe kan de overheid de Nederlandse concurrentiepositie verbeteren? IDHB: “Door handelsbelemmeringen zoals importheffingen uit de weg te ruimen. Wat mij betreft houdt de minister van Buitenlandse Zaken zich daar fulltime mee bezig. Protectionisme is voor Nederland een banenkiller. Als klein land met een kleine thuismarkt zijn we aangewezen op onze export; 70% van de omzet van mijn achterban komt uit het buitenland. Daarnaast is het belangrijk om samen op te trekken in handelsmissies. Met goede contacten kan je markten veroveren. Met het EK Voetbal hebben we 300 miljoen euro verdiend. Voor het WK 2020 in Qatar hebben we handelsmissies met Ronald de Boer opgezet. Er moeten stadions gebouwd worden, er is duurzame verlichting nodig. Dat levert weer honderden miljoenen op. In Europa is weinig groei, maar in de BRIC-landen en andere opkomende economieën kunnen we veel verdienen. Nederland heeft uitstekende papieren, dankzij de combinatie van technologie, creativiteit bij het inrichten van processen en handelsgeest. Powered by Dutch Technology is mijn strijdkreet.”

FME is de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie. De totale omzet van de leden is ruim 60 miljard euro. De bedrijvigheid in de sector betreft engineering, productie, handel, industrieel onderhoud en industriële automatisering. Bij FME-CWM zijn 2.500 ondernemingen met 225.000 vaste werknemers en 120 brancheorganisaties aangesloten.

77


Werken met water Nederland en het water. Een natuurlijke combinatie. Havenwerken. Dijken. Baggerprojecten. Offshore-platforms. Binnenvaartschepen en –infrastructuur. Luxe jachten, container- en baggerschepen. Waar je ter wereld ook rondkijkt, als een project met water te maken heeft, is de kans groot dat er Nederlandse kennis en ervaring aan te pas komt. Bij maritieme projecten spelen automatisering en installatietechniek een grote rol. Zo wordt werken met water steeds slimmer, efficiÍnter en duurzamer.

78

9


XXL Wie langs de Oude Maas of de Boven Merwede rijdt, ziet ze al van ver liggen: de torenhoge loodsen van grote scheepswerven. Naast de bekende giganten zijn er in Nederland tientallen kleinere scheepswerven. De schepen die daar worden gebouwd, zijn vaak minstens zo indrukwekkend. Zo is bij Scheepswerf Gebr. Kooiman, een familiebedrijf aan de Oude Maas in Zwijndrecht, een van de grootste zand- en grindbaggerschepen van Nederland in aanbouw. Varende fabriekshal De buitenkant van de Reimerswaal, een 130 meter lange sleephopperzuiger, is een indrukwekkende wand van blauwgeschilderd plaatstaal. Boven het achterschip torent een wit dekhuis met vliegende brug. Boven het middenschip zijn kolossale buizen, kranen en lopende banden van de baggerinstallatie te zien. Maar in de buik van het schip wordt het verschil pas écht gemaakt. In de meeste schepen is de boeg zo goed als leeg. Aan boord van de Reimerswaal bevindt zich een ware fabriekshal achter de stalen bulbsteven. Tientallen lassers en installateurs leggen de laatste hand aan een scheepsbouwkundige installatie die zelfs voor Nederlandse begrippen bijzonder is. Dankzij de bundeling van krachtige motoren en geavanceerde elektrotechniek heeft het schip een ongeëvenaarde capaciteit. Dat levert veel kostbare tijdwinst op, wanneer de Reimerswaal eenmaal aan het werk is. Meer motoren Een sleephopperzuiger heeft méér te doen dan een ‘gewoon’ vrachtschip. Het schip heeft daarom niet alleen dieselmotoren nodig voor de aandrijving, maar ook motoren die speciaal zijn ontworpen om het baggeren en het lossen mogelijk te maken. Rinus Kooiman, één van de

twee broers die in de scheepswerf werkzaam zijn: “Een onderwater-elektromotor van 6.000 Volt levert de energie voor de onderwater-baggerpomp. De baggerpomp is halverwege de zuigbuis geïnstalleerd om zand en grind tot een diepte van 60 meter op te kunnen zuigen. Daarnaast zijn er dieselmotoren voor de pompinstallaties, de generatoren en de boegschroef. De generatoren kunnen afhankelijk van de energiebehoefte worden bijgeschakeld en parallel draaien. Verder heeft het schip een grote dieselmotor die niet alleen de natlosinstallatie aandrijft, maar ook de onderwater-elektromotor, via een 6 kV generator en een elektrische as. Met die installatie kan de Reimerswaal zichzelf lossen, zonder hulp van een ander bedrijf.” Een volledig geïntegreerde installatie Alle maritieme elektrotechniek aan boord van de Reimerswaal (de grootste grindzuiger ter wereld) is het werk van El-Tec uit Hattem. Het bedrijf is verantwoordelijk voor het complete installatietraject, van engineering tot bekabeling. Alle installaties die het baggeren, het laden en lossen en het ankeren mogelijk maken, zijn volledig geïntegreerd. Een veelzijdige klus, waarbij zowel vernuft als kracht een rol spelen. Remko Leinenga van El-Tec: “Op een sleephopperzuiger zijn tal van bewegende onderdelen en installaties aan het werk.

Vanuit Zwaag inloggen op een baggerschip op de Dode Zee Installateur: DIGIT Elektrotechniek Opdrachtgever: VOSTA LMG Baggerschepen winnen op de bodem van de Dode Zee meststoffen en mineralen. DIGIT ontwierp en bouwde de totale elektrische installatie en de automatisering voor deze schepen. De installatie stelt DIGIT in staat om vanuit Zwaag door middel van een GPRS-verbinding in te loggen op het besturingssysteem van de baggerschepen. De besturing vindt plaats met behulp van de programmable logic control (PLC) techniek en een industriële PC met TFT-scherm. Aan boord van het schip staan twee generatoren van elk 180 KVA. De mogelijkheid om op afstand softwareaanpassingen te verrichten is voor de opdrachtgever heel efficiënt en zorgt voor een aanzienlijke besparing op de reiskosten.

79 79


80


De Reimerswaal De Reimerswaal is een 130 meter lange sleephopperzuiger ontworpen voor baggerwerkzaamheden in Noord-Europa. Het schip heeft een grote actieradius en wint zand en grind op de Noordzee. De Reimerswaal kan zichzelf op verschillende manieren lossen en heeft als enige baggerschip in Nederland een drooglosinstallatie met een graafwiel.

Daar is kracht voor nodig, maar ook een intelligente installatie. Alle bewegende onderdelen worden aangedreven door hydraulische pompen en die moeten worden aangestuurd en beveiligd. Overal staan meters om de druk en de status te registreren. Vanaf de brug moet je de geïntegreerde systemen kunnen controleren en besturen.” Uniek in de wereld In de baggerindustrie is de concurrentie groot. Baggerschepen kosten miljoenen en het is dan ook essentieel dat de besturing van het schip en de bediening van de installaties zo efficiënt mogelijk verlopen. Dankzij de toepassing van glasvezelskabels, neemt de omvang van de bekabeling af en neemt de efficiency toe. In principe kan één persoon het complete schip laten werken en varen. Om dat te realiseren hebben El-Tec en Scheepswerf Gebr. Kooiman voor de Reimerswaal een geautomatiseerde installatie ontworpen en uitgevoerd die uniek is in de wereld. 4.000 ton per uur De Reimerswaal haalt straks zand en grind uit de Noordzee. Vanuit het 6.000 m3 grote ruim, kan het schip zichzelf op vier manieren lossen. Het kan zand of grind

vermengd met water via de boeg naar een opspuitinstallatie pompen. Het kan ook materiaal door een leiding aan land brengen. Om direct op de zeebodem te kunnen storten, zitten er bodemdeuren in het ruim. En als enige schip in Nederland heeft de Reimerswaal een drooglosinstallatie met een graafwiel dat zorgt voor continutransport. Kooiman: “Een graafwiel in het ruim schept het zand op een lopende band die het aan wal brengt met een capaciteit van 4.000 ton per uur. Dat is bijna twee keer zo veel als de capaciteit van de schepen die aan de Maasvlakte werken. De Reimerswaal is binnen twee uur helemaal leeg.” Uitdaging De bouw en inrichting van een hopperzuiger is een formidabele uitdaging. Scheepswerf Gebr. Kooiman heeft de Reimerswaal ontworpen, in nauwe samenwerking met de eigenaar, Reimerswaal Dredging. Het casco is gebouwd in Roemenië en de scheepswerf in Zwijndrecht bouwt het schip af. Kooiman: “De motoren en de scheepstechnische installatie zijn het hart van het schip. Dat houd je zelf in de hand. De duizenden onderdelen die we hebben ingekocht, moeten we hier in elkaar passen.” Het tussendek is het zenuwcentrum van het schip Direct onder de brug bevindt zich het zenuwcentrum van het schip. Hier komt de bekabeling van alle systemen samen. Elke kabel is gelabeld en genummerd en terug te vinden op een corresponderende tekening. Leinenga: “Vanaf dag één groeit het aantal tekeningen. De lijsten met onderdelen en specificaties lijken oneindig.” Op de brug zelf is goed te zien hoe groot het graafwiel, de lopende banden en de kranen zijn. Vanuit zijn stoel kan de kapitein de immense baggerinstallatie met enkele touchscreens en joysticks bedienen. Hoe strak de bouw ook is georganiseerd, voor tevredenheid is nog geen ruimte. Kooiman: “Het is een mooi schip. Maar pas als de eigenaar er geld mee verdient, weet ik dat we het goed gedaan hebben.”

Op weg naar CO2-neutrale schepen System Integrator: Imtech Marine Opdrachtgever: o.a. Greenpeace Het brandstofverbruik van een schip neemt ongeveer een derde van de totale operationele kosten voor zijn rekening. Er is voor de maritieme sector dan ook alle reden om energiezuinige schepen te ontwikkelen. Imtech streeft ernaar om op termijn schepen te realiseren die volledig CO2-neutraal zijn. De innovatieve (diesel)elektrische voortstuwing is een belangrijke stap in die richting. Imtech ontwikkelt ook andere integrale technologische concepten op basis van geavanceerde koeling, frequentiegestuurde pomptechnologie en geïntegreerde automatisering. Ook keycard-technologie, die ervoor zorgt dat verlichting en apparatuur automatisch worden uitgeschakeld, is onderdeel van de nieuwe scheepsconcepten. De (diesel-)elektrische aandrijfsystemen die Imtech Marine nu al levert, zijn goed voor een brandstofbesparing van 10 tot 20% en een vermindering van de CO2-uitstoot met 15 tot 20%. Door onder meer systemen die energie tijdelijk kunnen opslaan en intelligente regelsystemen kan het energieverbruik nog verder dalen. De Rainbow Warrior III, gebouwd voor milieuorganisatie Greenpeace, is een van de recente voorbeelden van ‘green ship technology’.

81


Sjef van Dooremalen:

“ De wereld moet je speelveld zijn.”

82


Sjef van Dooremalen (Tilburg, 1949) begon in 1971 als scheepsbouwkundig ingenieur bij de werf IHC Hollland. Hij werkte er eerst als researchmedewerker en werd later commercieel directeur. In 1985 werd hij benoemd tot president van IHC Holland en in 1996 trad hij toe tot de raad van bestuur van moedermaatschappij IHC Caland. In 2000 werd hij president van deze beursgenoteerde onderneming en begeleidde hij de splitsing van de Nederlandse werven en SBM Offshore. Van 2004 tot zijn pensionering in 2006 was hij CEO van wervendivisie IHC Merwede. Op dit moment is Van Dooremalen president-commissaris van IHC Merwede, voorzitter van Scheepsbouw Nederland en voorzitter van de Raad van Toezicht van Instituut MARIN. In de jaren ‘70 van de vorige eeuw verhuisde veel scheepsbouw van Nederland naar het Verre Oosten. Hoe staat onze scheepsbouw er nu voor? Sjef van Dooremalen: “Best goed. De bouw van grote tankers en containerschepen is weliswaar verdwenen, maar daar zijn succesvolle specialisaties voor in de plaats gekomen. Als de Nederlandse scheepsbouw niet zo innovatief was geweest, waren we er al lang niet meer geweest. We zijn goed in ‘complex specials’ met als kenmerken steeds een uniek ontwerp: kraanschepen, baggerschepen, pijpenleggers en living support schepen. We hebben dat natuurlijk ook te danken aan het feit dat we in Nederland baggerbedrijven hebben als Boskalis en Van Oord en offshorebedrijven als Heerema en Allseas. Ook in superjachten zie je veel innovatie. Nederland is na Italië de tweede speler in de bouw van luxe jachten. We doen het verder goed in de binnenvaart, voornamelijk met afbouw. De casco’s komen uit China of het Oostblok. Ook onze marineschepen, ontworpen en gebouwd door Damen Naval Shipbuilding, zijn internationaal zeer succesvol. Waarbij innovatie alleen al noodzaak is uit militair oogpunt. De laatste, maar niet de minste tak is die van kleinere werkschepen en sleepboten. Onder andere scheepswerf Damen heeft een aantal standaardconcepten die over de hele wereld worden gemaakt en verkocht.”

Welke rol speelt installatietechniek in de nieuwe scheepsbouw? SvD: “Dat gaat verder dan airco en navigatie. De installatietechniek zorgt voor een efficiënt management van het schip, onder andere middels een perfecte energiebalans aan boord. Vroeger stonden er bijvoorbeeld aan de baggerpomp en bij de voortstuwing aparte dieselmotoren. Tegenwoordig heb je één hoofdmotor die energie levert voor nagenoeg alle hydraulische en elektrische aandrijvingen en systemen aan boord. Slimme regelingen verdelen de energie van de hoofdmotor naar de verschillende gebruiksgroepen.”

sleepboten. Dan moet je niet wachten tot dat verandert, maar samenwerken met een Amerikaanse werf en zorgen dat je alle onderdelen levert. Ook in Brazilië speelt dat nu. Ieder schip dat Petrobras inzet, moet voor een belangrijk deel uit Braziliaanse onderdelen bestaan. Dan open je dus een lokale vestiging. Zo doet Imtech Marine het in Brazilië en zo doet IHC Merwede het in China. Daar mag een werf ten hoogste voor 49% in buitenlandse handen zijn. Maar zelf een machinefabriek voor onderdelen voor 100% bezitten mag wel. Zo bescherm je meteen je intellectual property.”

Kan installatietechniek de Nederlandse scheepsbouw onderscheidend maken? SvD: “Onze techniek moet bovenal betrouwbaar zijn. Reders die complexe schepen in China laten bouwen, komen met de staart tussen de benen terug. Als je een installatieschip voor windmolens op zee bestelt en het schip doet niet precies wat het moet doen én het komt twee jaar te laat, dan ben je als aannemer gedwongen een schip bij de concurrent te huren om aan je contract te voldoen. Die haalt je het vel over de neus, reken maar.”

Waar komt de concurrentiekracht van de Nederlandse scheepsbouw vandaan? SvD: “Nederland heeft een hecht cluster van scheepsbouwers, technisch toeleveranciers en dienstverleners, reders, marine, havenbedrijf, visserij en baggeraars. Alleen in Nederland vind je binnen een straal van 100 kilometer alle disciplines om complexe maritieme problemen op te lossen. Vandaar onze slogan ‘Maritime by Holland’. Iedereen met een probleem in de offshoreof baggerindustrie moet direct aan Nederland denken.”

Maakt specialisatie de scheepsbouw kwetsbaar? SvD: “Je moet globaliseren, anders red je het niet. De wereld moet je speelveld zijn. Dat is een van de de belangrijke conclusies uit het strategisch rapport van Scheepsbouw Nederland. Onze concurrentiekracht moet groot zijn zodat we onze schepen letterlijk in alle hoeken en gaten van de wereld kunnen maken en verkopen. Damen heeft werven over de hele wereld. Maar ook IHC Merwede en op elektrotechnisch gebied Imtech Marine en Wärtsilä zitten overal. En er zijn bijvoorbeeld kleinere Nederlandse toeleveranciers die zeer actief zijn op de Koreaanse markt. Prachtig.”

Hoe ziet u de toekomst voor de maritieme installatiebranche? SvD: “De installatiebranche moet het in toenemende mate hebben van duurzaamheid. Schepen moeten veel duurzamer worden, van bouw tot sloop. Er zijn systemen nodig om efficiënt en veilig te varen, voor een slimme routing en voor schone voortstuwingssystemen. Zowel op zee als in de binnenvaart wordt LNG als brandstof belangrijk. Er is nog geen distributienetwerk voor LNG, daar ligt een kans voor de industrie en een plicht voor de overheid.”

Welke aanbevelingen doet u namens Scheepsbouw Nederland verder in het strategisch rapport? SvD: “We moeten niet terugschrikken om internationaal te ondernemen. Zo verbiedt bijvoorbeeld de Jones Act in de Verenigde Staten het importeren van baggerschepen en

Scheepsbouw Nederland is de gezamenlijke organisatie van de Vereniging Holland Marine Equipment en de Vereniging Nederlandse Scheepsbouw Industrie. Scheepsbouw Nederland behartigt de belangen van het Nederlandse scheepsbouwcluster.

83


Thecla Bodewes:

“ Als je het virus van de scheepsbouw te pakken hebt, wil je nooit meer weg.”

84


Thecla Bodewes (Zwolle, 1967) is directeureigenaar van Scheepswerven Bodewes, Scheepswerf De Kaap en Maritima Green Technology. Ze was Zakenvrouw van het Jaar 2011 en is verantwoordelijk voor de Human Capital Agenda van Topsector Water. Bodewes werkte na haar studie HTS Scheepsbouwkunde bij Bureau Veritas in Parijs en Rotterdam. In 1998 nam ze Scheepswerven Bodewes over, gespecialiseerd in onderhoud van binnenvaartschepen. In 2003 volgde scheepswerf De Kaap, die zich richt op nieuwbouw.

Een groot deel van de orders in de Nederlandse scheepsbouw komt uit het buitenland. Wat kunnen wij dat andere landen niet kunnen? Thecla Bodewes: “Technisch gecompliceerde schepen bouwen. LPG- of LNG-tankers bijvoorbeeld. Of duurzame schepen waarvoor een dieselelektrische aandrijving efficiënt is, zoals loodsboten, sleepboten en baggerschepen. Speciale schepen dus. Nederland is goed in innovatie en we nemen het initiatief om onze schepen in het buitenland te verkopen. Van onze orders komt 80% uit het buitenland. Overigens zie je dat Nederlandse bedrijven ook wat betreft de water- en deltatechnologie mondiaal toonaangevend zijn. ‘Dutch Proof’ is in dit verband wel een dekkende slogan.” Dus technische innovatie is ons unique selling point? TB: “Nee. Nederlandse scheepsbouwers zijn betrouwbaar en ze leveren op tijd. Dat is in de scheepvaart erg belangrijk. Als een schip niet op tijd klaar is, kost dat tonnen per dag. Daarnaast hebben Nederlandse scheepsbouwers een pioniersmentaliteit en ze zijn vindingrijk. Kijk maar naar de offshore, de bagger en deep sea mining. Die kennis zit praktisch alleen bij Belgische en Nederlandse bedrijven! We luisteren goed naar wat de klant wil. We bouwen nieuwe coasterschepen die nog geen 100 meter lang zijn en een stuk kleiner dan de vorige generatie; maar door het aanzienlijk verlagen van het eigen gewicht kan er wel veel meer lading mee! Ze zijn speciaal gebouwd om direct van zee de rivier op te kunnen varen. Het stuurhuis is in hoogte verstelbaar en door een lage kruiplijn kunnen ze onder de meeste bruggen door. Daarmee besparen ze de dure overslag in de zeehavens.”

Is groene technologie belangrijk in de scheepsbouw? TB: “Om eerlijk te zijn komt de groei meer uit kostenoverwegingen dan uit zorg om het milieu. Duurzame motoren verbruiken minder brandstof. Dat is interessant voor de reder. We bouwen een coaster die 20% zuiniger vaart dan het vorige schip van dezelfde eigenaar. De traditionele scheepsmotor is vervangen door een dieselelektrische aandrijving met een slim vermogensmanagementsysteem.” Wat draagt de installatietechniek bij aan zo’n zuinig schip? TB: “Omdat schepen complexer worden, trekken scheepsbouwers, elektrotechnici en werktuigbouwkundigen steeds vaker samen op. In een standaardbinnenvaartschip zit één scheepsmotor die altijd draait, of het schip stil ligt of op vol vermogen vaart. Dat is vervuilend en duur. In de nieuwe, duurzame schepen drijft een dieselmotor op een optimaal toerental een generatorset aan. Die levert stroom aan elektromotoren. Een uitgekiend vermogensbeheerssysteem met snelle schakeltechniek zorgt ervoor dat de motoren in- of uitgeschakeld worden. Daardoor is er onder alle omstandigheden precies voldoende vermogen. Dat is allemaal installatietechniek.” Zijn er meer duurzame ontwikkelingen? TB: “We hebben een thruster ontwikkeld, een directe aandrijving die de schroef en het roer van een schip vervangt. Je hebt dan geen grote motor meer nodig, alleen wat generatorsets. Die nemen minder ruimte in en na tien jaar bestel je een nieuwe set met de nieuwste techniek. Dat is een veel kleinere investering dan een scheepsmotor.” U pleit in Den Haag voor meer vervoer over water en een betere infrastructuur voor de binnenvaart. TB: “Logisch, gezien het aantal files. De overheid stimuleert de watersector, maar vergeet de binnenvaart een beetje. Nederland hoort bij de top 3 van Europese scheepsbouwers voor de binnenvaart en is over een paar jaar nummer 1. Schoon vervoer over water is belangrijk, maar dan moet de infrastructuur op orde zijn. In 2015 gaan de emissienormen voor CO2 en NOx fors omhoog. Dan moeten er bijvoorbeeld genoeg LNG-bunkerstations zijn voor schonere schepen.

En bruggen en sluizen moeten snel en slim werken. Ook op dat gebied speelt installatietechniek een steeds grotere rol.” Wat is de scheepsbrandstof van de toekomst? TB: “LNG: vloeibaar gas. Of aardgas. Gas wordt belangrijker dan diesel en benzine. De nieuwe scheepsmotoren zijn daar op voorbereid. De LNG-tanks en generatorsets zijn er klaar voor. Waterstof is het mooist, dat heeft helemaal geen schadelijke emissie. In Amsterdam vaart een rondvaartboot op waterstof. De gemeente is er heel trots op, alleen mag dat schip niet bunkeren in de stad! Dat vindt de gemeente onwenselijk. Het probleem in een notendop; de visie op schoon varen is nog niet helemaal uitgewerkt.” Zijn er meer obstakels voor een duurzame toekomst? TB: “De komende tien jaar ontstaat er een groot tekort aan jongens en meisjes die een technische baan in de scheepvaart, de offshore of de drinkwaterindustrie willen. Hetzelfde geldt voor mensen die wereldwijd aan de slag willen met waterveiligheid. Als techneut, elektrotechnicus of ingenieur kun je overal werk vinden in de watersector. Met baangarantie.” Hoe interesseer je jongeren voor de scheepsbouw? TB: “We moeten veel meer laten zien wat voor moois we maken. Veel studiekeuzes worden door de ouders bepaald en die kiezen niet voor technische vakken. Eigenlijk moet je kinderen al op de lagere school met techniek kennis laten maken. En we moeten stoppen met pretpakketten bij de MBO’s, HBO’s en ROC’s. Het bedrijfsleven zou moeten aangeven aan welke opleidingen behoefte is. Je kunt leerlingen dan een baangarantie geven of ze een traineeship aanbieden. Techniek en installatietechniek hebben ook meisjes veel te bieden. Schepen bouwen is meer dan met zware platen staal sjouwen, watertechnologie is meer dan drinkwater en deltatechnologie is meer dan dijken bouwen. Als watersector moeten we de loopbaankansen voor jongeren beter voor het voetlicht brengen. Als je eenmaal het virus van water en in mijn geval van de scheepsbouw te pakken hebt, wil je nooit meer weg.”

85


Een tweede leven voor gebouwen

10

Als de jaren verstrijken, veranderen de eisen die we stellen aan de omgeving waarin we wonen en werken. Veel gebouwen in ons land zijn dan ook verouderd. Tegelijkertijd hebben we te maken met een groeiende leegstand van kantoren. Er is dan ook volop reden om na te denken over manieren om bestaande gebouwen een tweede leven te geven. De installatiebranche doet dat door nieuwe, innovatieve technieken in te zetten, die gericht zijn op comfortverbetering en verduurzaming. Bestaande gebouwen vereisen vaak creatieve en flexibele oplossingen om ze aan te passen aan de eisen van nu – en ze voor te bereiden op de toekomst.

86


Verschillende klimaten in één museum

Renovatie Jeugdkliniek Damianenklooster St Oedenrode

Een zeventiende-eeuws bejaardentehuis werd een van de meest succesvolle musea van ons land. Aan de wanden van de Hermitage Amsterdam is het ene meesterwerk na het andere te zien, maar achter die wanden gaan ook opzienbarende prestaties schuil. Onzichtbaar voor het publiek zijn er geavanceerde klimaatinstallaties aan het werk die de temperatuur en de luchtvochtigheid op een bijzondere wijze vastleggen en bewaken.

Het Damianenklooster in Sint-Oedenrode dateert deels uit 1923 en deels uit 1933. Het klooster wordt omgebouwd tot een moderne jeugdkliniek voor jongeren met middelenmisbruik. Beslotenheid, veiligheid en privacy zijn belangrijke aandachtspunten. Van Delft past diverse duurzame technieken toe op het gebied van koeling, verwarming en sanitair. Daarnaast zijn plannen opgesteld en uitgewerkt voor legionellabeheersing en brandbestrijding. Het gebouw gaat voldoen aan de wensen en normen van de doelgroep en aan moderne kwaliteitseisen, waarbij zoveel mogelijk onderhoudsarme (duurzame) materialen en installaties worden toegepast. De bestaande cv-ketel is gecombineerd met een installatie voor warmte-koudeopslag. De stookkosten gaan daardoor aanzienlijk omlaag. Voor koeling en verwarming is een installatie voor lagetemperatuurverwarming (LTV) aangebracht en het luchtbehandelings- en ventilatiesysteem is voorzien van warmtewiel. Het klooster is een rijksmonument, maar ondanks de extra uitdagingen die dat met zich meebrengt, maakt de renovatie het gebouw energiezuiniger. De exploitatiekosten gaan omlaag en het wooncomfort neemt toe.

Luchtvochtigheidseisen De eisen waren niet gering: zo wilden de Russen dat er permanent een luchtvochtigheidspercentage van 45% zou

heersen, vergelijkbaar met het klimaat in ‘hun eigen’ depots en expositiezalen. De grote Nederlandse musea gaan net als veel andere musea uit van een luchtvochtigheid van ongeveer 55%. Luchtvochtigheid en temperatuur moesten daarom traploos te regelen zijn om het binnenklimaat te kunnen aanpassen aan verschillende exposities. Bovendien wilden de gebruikers van het pand de voorzieningen zodanig laten aanleggen dat bij een eventueel vertrek de ruimtes eenvoudig en zonder breekwerk in tweeën gedeeld kunnen worden. De klimaattechniek moest dus in feite worden verdubbeld. En alle installaties en constructies moesten onzichtbaar zijn binnen het monumentale gebouw. Warmte-koudeopslag De aanbesteding verliep informeel. “We hebben drie installatiebedrijven gevraagd of ze deze opdracht wilden doen”, zegt de voormalige bouwmeester. “Het was 2007 en iedereen had voldoende werk. Het ging dus niet om geld verdienen, maar om het prestige van het project. ”De keuze viel op Kuijpers. “De Hermitage is een van onze paradepaardjes”, zegt projectleider Fred Hauser van Kuijpers trots. “De koude en warme bron en de warmtepompinstallatie vormen de basis van de installatie. Met de condensorwarmte verwarmen we de cv-installatie.

Foto: Robin Krijgsman

Bejaardenhuis sinds 1683 Ruim 300 jaar lang was aan de Amstel het bejaardenhuis Amstelhof gevestigd. De gemeente verwierf het pand in 1999 om er een museum in te huisvesten. Het bejaardenhuis hield zichzelf met man en macht in stand, maar na jarenlange procedures kon uiteindelijk in 2002 de verbouwing van een deel van het gebouw, de zogeheten Kleine Hermitage, van start gaan. Vanaf 2004 werden hier tien tentoonstellingen gerealiseerd. Ondertussen haalde het bestuur van de stichting De Hermitage Aan de Amstel de banden aan met de Hermitage in Sint-Petersburg en bereidde het de restauratie en renovatie van 17.000 m2 van een classicistisch monument voor. Dat werd grondig gedaan, vertelt Pieter van Empelen, de toenmalige bouwmeester en projectleider: “We hebben workshops georganiseerd waarbij de architect, installatieadviseur Deerns, de constructeur en de bouwfysicus om de tafel zaten. Zo konden we met zijn allen het ontwerp bestuderen en aanpassen. Daarna werd het bestek getekend en zijn we gaan aanbesteden.”

Installateur: Van Delft Installatie Opdrachtgever: Novadic-Kentron

87 87


Hermitage Amsterdam De Hermitage Amsterdam produceert samen met het gelijknamige museum in Sint-Petersburg tentoonstellingen. De exposities in Amsterdam zijn voornamelijk samengesteld met kunst uit de rijkgevulde depots in Rusland. In ĂŠĂŠn van de twee vleugels van de Hermitage Amsterdam is met ingang van september 2012 een deel van de collectie van het Van Gogh Museum te zien, totdat de verbouwing van dat museum gereed is.

88


In de praktijk is gebleken dat alleen onder extreme omstandigheden de twee cv-ketels in bedrijf moeten komen. Het gekoeld water wordt verdeeld over twee circuits; een circuit voor de comfortkoeling en een circuit om te kunnen ontvochtigen. Met de twee circuits kunnen we aan de gestelde luchtvochtigheidseis in de expositieruimtes voldoen.” Gebouwbeheersystemen Eén van de redenen dat Kuijpers de opdracht verwierf, is dat het bedrijf accounthouder is van Priva-gebouwbeheersysteem. Dit systeem is universeel toepasbaar en is in staat om te communiceren met andere systemen, zoals de beveiliging van Bosch. De medewerkers van de afdeling meet- en regeltechniek van Kuijpers zijn opgeleid om de mogelijkheden van Priva te vertalen in techniek en software. Een vliering vol luchtbehandelingskanalen Voor het aanbrengen van de installatie was een vergaande samenwerking van alle betrokkenen noodzakelijk. Er waren inventieve oplossingen nodig voor de isolatie van de dubbele ramen en de afvoer van de overtollige warmte. De luchtbehandelingskasten kregen een plek op de zolder van de Hermitage. De luchttoevoer en luchtafzuiging zijn in de wanden van de expositieruimtes weggewerkt en dus onzichtbaar voor het publiek.

Traject van verbetering Sebastiaan Lagendaal is gebouwbeheerder van de Hermitage en vertelt dat de installatie van het museum het na sluitingstijd wat rustiger aan doet: “Als het publiek is vertrokken en je doet alle deuren dicht, moet de isolatie eigenlijk een hermetisch gesloten schil zijn. We kunnen tussen vijf uur ’s middags en acht uur ’s ochtends het hele zaakje op 50% laten draaien. Eén keer was er iets mis, toen hebben we alles uitgezet. Alles bleef stabiel. We zijn nu een traject van verbetering ingegaan, het inregelen van de warmte-koudeopslag gaat nog steeds door. Elke drie, vier weken moet ik bovendien ter verantwoording complete klimaatgrafieken naar Sint-Petersburg sturen.” Opbrengst monitoren De toepassing van de koude en warme bron maakt voortdurende monitoring van het verbruik noodzakelijk. Dat is een verplichting in het kader van onder andere de grondwaterwet, maar daarnaast geeft monitoring de informatie die nodig is om verbruik en opslag van koude en warmte optimaal in balans te brengen. Ecopartners, onderdeel van Kuijpers, voert het monitoren op afstand uit.

Nieuw leven voor karakteristiek industrieel erfgoed Installateur: Brusche Elektrotechniek Opdrachtgever: Snippe Projecten De voormalige stoomspinnerij in Almelo behoort tot het rijke industriële erfgoed van Twente. Na een grondige verbouwing en renovatie zijn in het Twenthe Centrum nu tal van bedrijven en instellingen gehuisvest. Brusche Elektrotechniek heeft een klassiek gebouw een moderne uitstraling en eigentijds comfort gegegeven. Een KNX-systeem (domotica), gecombineerd met aanwezigheidsdetectie, stuurt de verlichting aan. Alle units in het gebouw zijn aangesloten op een glasvezelnetwerk en kunnen hun eigen energiegebruik bekijken. Brusche heeft in het gebouw ook voorzieningen als noodverlichting, een brandmeld- en ontruimingsinstallatie, toegangscontrole, intercom en inbraakbeveiligingsinstallaties aangebracht. Slim bouwen en installeren heeft het Twenthe Centrum getransformeerd van Energielabel G+++ naar Energielabel B. Het gebouw is in mei 2012 opgeleverd.

Trias Energetica in de Rembrandtflat Installateur: Unica Opdrachtgever: Woningstichting Openbaar Belang Bij de renovatie van de Rembrandtflat in Zwolle is Unica erin geslaagd het Energielabel E van het gebouw om te zetten in Energielabel A, het zuinigste niveau. Dat gebeurde op basis van ‘Trias Energetica’: waar mogelijk energie besparen (bijvoorbeeld door isolatie), maximaal gebruikmaken van duurzame energiebronnen en fossiele brandstoffen zo efficiënt mogelijk inzetten. De flat kreeg nieuwe gevels en een uitbreiding van de dakisolatie. Warmte uit zonlicht wordt in de meeste gevallen alleen gebruikt voor het verwarmen van tapwater, maar in de Rembrandtflat maakt ook de verwarming gebruik van de zonnecollectoren op het dak. Wanneer het water door gebrek aan zon niet de gewenste temperatuur haalt, warmt een gasgedreven warmtepomp het verder op. Schijnt de zon helemaal niet, dan zorgen cv-hoogrendementketels voor de verwarming. In de hal van de flat kunnen de bewoners op een display realtime zien hoeveel energie de zonnecollectoren leveren en hoeveel duurzame energie hun gebouw in totaal produceert. De renovatie van de Rembrandtflat leverde een CO2-reductie op van 23% en de bewoners kunnen 30% op de stookkosten besparen.

89


Rudy Stroink:

“ Ik zou liever een installateur zijn dan een projectontwikkelaar.”

90


Rudy Stroink (Rotterdam, 1955) is oprichter en grootaandeelhouder van projectontwikkelaar TCN. Daarnaast is hij onder meer commissaris bij het Ontwikkelingsbedrijf Provincie Utrecht en voorzitter van het adviescomité Plabeka dat de stadsregio Amsterdam adviseert. Stroink is tevens lid van het Platform Duurzame Gebiedsontwikkeling.

Waar gaat uw voorkeur als projectontwikkelaar naar uit: verbouwen en renoveren of nieuwbouw? Rudy Stroink: “Ik heb een sterke voorkeur voor ombouwen. Dat is gemakkelijker, goedkoper, de lijnen zijn korter en je hebt bijna altijd te maken met een dankbare buurt die blij is dat je iets onderneemt. Bovendien wacht je meestal een leuke verrassing.”

Leegstaande kantoorpanden zakken in prijs. Bijvoorbeeld in Amsterdam Sloterdijk. Is er nog hoop voor zulke gebouwen? RS: “Er is geprobeerd daar voorzieningen naar toe te brengen, maar de gemeente heeft alles afgewezen. Die denkt nog steeds als het Byzantijnse Rijk, in strikt gescheiden functies en regeltjes. De gemeente luistert niet naar de mensen, maar is met oude bestemmingsplannen in de weer die niet voorzien in de nieuwe werkelijkheid. Die werkelijkheid is dat we eerder met een krimpende dan met een groeiende stad te maken hebben. We moeten streven naar functiemenging in plaats van functiescheiding.”

Zoals? RS: “Bij Utrecht hebben we het oude hoofdkantoor van Eneco verbouwd voor bol.com. Die mensen zijn daar dolgelukkig, want ze kregen een prachtige binnentuin erbij cadeau. Er staan ook nog eens lege gebouwen omheen, wat handig is als ze in de toekomst willen uitbreiden. In Amsterdam hebben we de A-Factorij verbouwd, dat was een oude fietsfabriek. Daar huist nu reclamebureau Ogilvy. Het is een verrassende plek met een prachtige lichtinval.”

U hebt het over een krimpende stad. Er willen toch juist steeds meer mensen in de stad wonen? RS: “Er gaan wel meer mensen in de stad wonen, maar het ruimtegebruik per inwoner neemt af. Ik woon nu in de stad, ga met mijn auto naar mijn werk toe, ik ga ergens anders winkelen en weer ergens anders heb ik een afspraak. Dat betekent dat ik vijf à zes plekken nodig heb om mijn auto kwijt te kunnen. De afgelopen decennia zijn we op die manier slordig omgegaan met onze ruimte. Het kantooroppervlak was 25 m2 per werknemer, dat gaat met het nieuwe werken en wonen terug naar 12 m2. We gaan de ruimte intensiever gebruiken. Ik denk ook dat iedereen over een tijdje twee huizen heeft: een bescheiden huis in de stad en eentje buiten de stad.”

Is het mogelijk om alle leegstaande panden zo’n mooi tweede leven te geven? RS: “Er zal gesloopt worden op plekken die minder interessant zijn voor kantoorgebruikers en bewoners. Mensen willen graag in een stedelijke omgeving zitten waar ook andere functies zijn. En je moet er zowel met het openbaar vervoer als met je eigen vervoer makkelijk kunnen komen. Het gaat ons tegenwoordig meer om het beleven van een plek dan om het gebruik ervan. We zijn klaar met die gebieden waar je ’s avonds bij wijze van spreken een kanon kunt afschieten.”

Waarom zou de behoefte aan steeds grotere huizen verdwijnen? RS: “We zijn de zekerheid kwijt dat we ons leven lang op één plek wonen. Vroeger kocht je een huis en daar bleef je de rest van je leven. Tegenwoordig hebben we minder locatiegebonden activiteiten. Ik maak mijn kinderen altijd uit voor de kangoeroegeneratie, die hoppen makkelijk van plek naar plek. Overal bouwen ze een nieuwe kennissenkring op en de oude houden ze bij zich via Facebook. Het is niet in te schatten hoe lang je ergens blijft, huren is dan ook populairder dan kopen.”

Installateurs moeten dus ook steeds flexibeler worden? RS: “Ik zou op dit moment liever een installateur zijn dan een projectontwikkelaar. We hebben de afgelopen twintig jaar veel geïnvesteerd in installaties, maar die verouderen snel. Dus we gaan de komende periode heel veel vervangen. Er zal veel minder nieuwbouw komen. Maar we gaan wel duurzamer vervangen, beter regelbaar, flexibeler. De installatie moet meegroeien met het gebruik van de woningen. Ik zie een gouden toekomst voor installateurs.” Hoe maken installateurs slim gebruik van de kansen? RS: “Het mooiste zou zijn als je als belegger of gebruiker de installatie niet meer hoeft te kopen, maar kunt leasen, inclusief het onderhoud. Installaties zullen complexer worden. Na de mobiele telefoon komt nu ook het draadloze tijdperk eraan, dus het volgende ontwikkelingsveld is ongetwijfeld de woning. We hebben die cv wel onder controle, maar de regeling ervan op afstand, per kamer, dat wordt de volgende grote uitdaging. Als elk huis in Nederland maximaal 2.000 euro aan zo’n systeem uit zou geven, heb je het al over 16 miljard euro omzet. Een leverancier moet daarop inspelen en zeggen: u sluit bij mij een contract en dan zorg ik ervoor dat uw huis vijftien jaar warm is tegen het meest redelijke tarief. Dus niet: ik lever u de cv, maar: ik lever u de warmte. En als er iets kapot gaat, ben ik binnen een half uur bij u.” Waar krijgen afnemers nog meer behoefte aan? RS: “Wat maar niet tot de markt doordringt en wat ze al jarenlang in de vliegtuigindustrie doen, is het maken van virtuele modellen. Via simulatie kun je bekijken waar je alles stopt, waar de radiatoren komen, hoe de luchtstroming in het huis loopt. Je kunt oefenen met verschillende buitentemperaturen. En met de resultaten van die virtuele modellen maak je een goed ontwerp.”

91


Alex Vermeulen:

“ Een gebouw bestaat voor 60% uit installaties.”

92


Alex Vermeulen (Haarlem, 1954) is waarnemend algemeen directeur van de Rijksgebouwendienst. Van huis uit is hij sociaal geograaf/planoloog. Sinds 2003 is hij aan de Rijksgebouwendienst verbonden, eerst als account directeur, daarna als directeur van het technisch adviesbureau.

Heeft de Rijksgebouwendienst veel monumenten die een tweede leven verdienen? Alex Vermeulen: “Het Paleis op de Dam is geloof ik al aan z’n tiende leven bezig. In totaal bezitten we 7 miljoen vierkante meter. Van de 2.000 panden zijn er zo’n 350 een monument met erfgoedfunctie. Dat zijn niet de minste gebouwen: het Muiderslot, slot Loevestein. Maar we hebben ook veel ervaring met het renoveren van panden die géén monument zijn.” Wat bepaalt of een gebouw rijp is voor renovatie, sloop of verkoop? AV: “De installatie is dé grote driver achter deze keuze. Tegenwoordig bestaat een gebouw voor 60% uit installaties en voor 40% uit stenen.” Bij zo’n renovatie horen nieuwe duurzaamheidseisen. Hoe lang zullen die meegaan? AV: “Duurzaamheidseisen moeten lang meegaan want de levensduur van een installatie ligt rond de 20 jaar, daar houden we bij onze afschrijvingen rekening mee. Als Rijksgebouwendienst houden we ons al sinds het midden van de jaren tachtig bezig met duurzaamheid. Ons eigen pand heeft lang gediend als voorbeeld. De serre wordt op natuurlijke wijze geventileerd en er is betonpuingranulaat gebruikt, dat is gerecycled oud beton. De hoogfrequente verlichting is nog steeds state-of-the-art, al wordt het misschien straks ingehaald door ledverlichting. Het ziet er nog heel netjes uit, maar het is al 22 jaar oud en achter de plafonds zit installatietechniek die niet meer aankan wat je met dit pand wilt.”

Is het mogelijk om 20 jaar vooruit te kijken? Er kan nog zoveel veranderen in technische ontwikkelingen en het gebruik van een pand. AV: “Bij sommige gebouwen hebben we gezegd: we willen een pand dat ook de mogelijkheid in zich heeft om op termijn redelijk makkelijk ingezet te worden voor andere functies. De installatiebranche zal daarop moeten inspelen. De ontwikkelingen zijn fascinerend. In het eerste pand waar ik werkte ging de klimaatregeling met een deurkruk en een raamklink. Inmiddels zetten we gebouwen neer met een hoeveelheid installaties waar je u tegen zegt. Toch vind ik dat de branche ook na moet denken over hoe we met minder techniek uit de voeten kunnen. Het is allemaal zeer complex geworden. Het is voor een installateur misschien niet leuk om minder te verkopen, maar je wordt als partner wel meer gewaardeerd.” Maar we zijn toch ook veeleisender geworden wat installaties betreft? AV: “Wij hebben sinds twee jaar een programma dat FCIB heet: Functioneren, Controleren, Inregelen en Beproeven. Bestaande klimaatinstallaties wijken soms wel 40% af van de ontwerpuitgangspunten. We hebben uitgerekend dat wij een forse investering in het helemaal opnieuw inregelen van de apparatuur in een paar jaar terugverdienen. In 2017 scheelt ons dat aan energiekosten een paar miljoen per jaar. Dat is gewoon laaghangend fruit.” Er gaapt dus een groot gat tussen het ontwerp en de uitvoering? AV: “Aan de ene kant is het ongelooflijk knap wat installateurs kunnen, aan de andere kant moet er goed op de kwaliteit van het werk worden gelet. Het is ook een kwestie van mentaliteit. Nu alles zo complex is, moet niet de opdrachtgever de eindverantwoordelijkheid dragen, maar de uitvoerder. Helaas zegt het bouwrecht: wie niet behoedt, bloedt – en wie bepaalt, betaalt. Daar ben ik het niet mee eens.”

Hoe dichten we het gat tussen het ontwerp en de uitvoering? AV: “Binnen UNETO-VNI is Aart van Gelder de grote animator van de BIM-techniek: de Bouw Informatie Modellen, waarbij alle partijen in het bouwproces samenwerken in hetzelfde 3D-model. Dat betekent een revolutie. Hiermee zien alle betrokkenen elke wijziging en je kunt een zogeheten clash-control uitvoeren. Er is nog een lange weg te gaan, maar we zijn er heel hard mee bezig en UNETO-VNI speelt daarbij een belangrijke rol. BIM is de toekomst om de faalkosten in de bouw terug te dringen en niemand kan achterblijven.” Heeft de Rijksgebouwendienst veel gebouwen op de nominatie staan voor een tweede leven, of steekt de crisis daar een stokje voor? AV: “Voorspellingen doen over het toekomstig gebruik van panden is erg lastig, zeker als je ziet hoe snel ons gebruik van stenen de afgelopen twee jaar is veranderd. Iedereen is aan het nadenken of hij niet teveel ruimte gebruikt. Sloop zal zeker ook aan de orde zijn. We zitten in een enorme omslag. Het is geen crisis, het is een systeemwijziging. Een majeure systeemshift.”

De Rijksgebouwendienst weet als geen ander wat een tweede leven voor gebouwen inhoudt. De dienst, die volgens directeur Alex Vermeulen verantwoordelijk is voor de huisvesting van ‘ambtenaren, boeven, kunst en de koningin’, stelt zich regelmatig de vraag of de overheid niet te veel ruimte bezit. Wat slopen we? Wat stoten we af? En wat renoveren we?

93


Colofon

De techniek achter Nederland is een uitgave van UNETO-VNI, de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de elektrotechnische detailhandel. Redactie Kirsten Bruijel, Dido Michielsen, Paul van Mieghem, Dick Reijman, Reinoud Sluiters, Suzanne Westgeest. Eindredactie Paul van Mieghem (Optie2, Amsterdam) Vormgeving Rob Touw (Touw Vormgeving, Amstelveen) Projectmanagement JosÊ Klaver (Optie2, Amsterdam) Fotografie Maarten Noordijk (Maarten Noordijk Photography)* Drukwerk Drukkerij Groen, Hoofddorp Voor vragen of informatie kunt u contact opnemen met UNETO-VNI, Afdeling Communicatie, Postbus 188, 2700 AD Zoetermeer, T 079 325 06 50, E info@uneto-vni.nl Š UNETO-VNI, september 2012. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Hoewel de inhoud van deze publicatie met de grootst mogelijke zorgvuldigheid is samengesteld, kunnen onduidelijkheden of onjuistheden niet volledig worden uitgesloten. UNETO-VNI sluit iedere aansprakelijkheid uit voor schade die zou kunnen voortvloeien uit het gebruik van de gegevens in deze publicatie en/of schade die zou kunnen ontstaan als gevolg van onvolledigheden, onjuistheden of onvolkomenheden in deze publicatie.

94

* Met uitzondering van TweeSteden ziekenhuis, Menno Lanting en kaderprojecten.


Projectenindex

Grensverleggende technologie: de Raywaver_________________________________________________________________________________________________________________________12 Recycling van geshredderde auto-onderdelen voor ARN Recycling___________________________________________________________________________________________13 Swillgasser in het Van der Valk Hotel Cuijk___________________________________________________________________________________________________________________________15 De onstuitbare opmars van de glasvezelkabel in Alphen aan den Rijn_______________________________________________________________________________________ 20 Het Rekencentrum van het Universitair Medisch Centrum Utrecht _________________________________________________________________________________________21 Madurodam interactief______________________________________________________________________________________________________________________________________________________ 23 Operatie geslaagd in het TweeSteden ziekenhuis __________________________________________________________________________________________________________________ 28 Het Bernhoven ziekenhuis: meer efficiency en kwaliteit_________________________________________________________________________________________________________ 29 Zorgcentrum Zuidland Purmerend________________________________________________________________________________________________________________________________________31 Van afval krijgen we energie in de HVC afvalenergiecentrale__________________________________________________________________________________________________ 36 Energiezuinige verlichting voor ABN AMRO __________________________________________________________________________________________________________________________37 Het Christiaan Huygens College levert energie ____________________________________________________________________________________________________________________ 39 Het meest duurzame gemeentehuis van Nederland in Hardenberg__________________________________________________________________________________________ 39 Betonkernactivering in Huis ter Duin___________________________________________________________________________________________________________________________________41 Alle auto’s aan de oplaadpaal met stichting e-laad _______________________________________________________________________________________________________________ 46 De meest innovatieve verkeerscentrale van Europa in Velsen Zuid____________________________________________________________________________________________47 Sluiskiltunnel___________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________ 49 Een intelligent transportsysteem op proef in Helmond__________________________________________________________________________________________________________ 49 Van een ESCo wordt iedereen beter in sportcentrum West in Rotterdam__________________________________________________________________________________ 54 De RDM-hal, een duurzaam centrum voor innovatie_______________________________________________________________________________________________________________55 Een duurzaam sportcomplex in Nieuw-Stappegoor_________________________________________________________________________________________________________________57 Collectieve warmte-koudeopslag in woonzorgcentrum Jozefzorg_____________________________________________________________________________________________57 Informatie op het moment dat het nodig is met de Parkobserver_____________________________________________________________________________________________ 62 Noodstroomvoorziening in Medisch Centrum Alkmaar __________________________________________________________________________________________________________ 63 Elektrische veiligheid in 11 betoncentrales___________________________________________________________________________________________________________________________ 65 Een offshorekraan van Kenz Cranes op een Engels schip________________________________________________________________________________________________________ 70 Een nieuwe tankput in het Botlekgebied_______________________________________________________________________________________________________________________________ 71 Efficiency en nauwkeurigheid in het magazijn van Nefit__________________________________________________________________________________________________________73 Optimale mengvoederproductie bij De Valk Wekerom_____________________________________________________________________________________________________________73 Sleephopperzuiger de Reimerswaal_____________________________________________________________________________________________________________________________________ 78 Vanuit Zwaag inloggen op een baggerschip op de Dode Zee____________________________________________________________________________________________________ 79 Op weg naar CO2-neutrale schepen_____________________________________________________________________________________________________________________________________81 Verschillende klimaten in de Hermitage Amsterdam _____________________________________________________________________________________________________________ 86 Renovatie Jeugdkliniek Damianenklooster St Oedenrode________________________________________________________________________________________________________ 87 Nieuw leven voor karakteristiek industrieel erfgoed_______________________________________________________________________________________________________________ 89 Trias Energetica in de Rembrandtflat___________________________________________________________________________________________________________________________________ 89 Aan de bovenstaande projecten hebben de volgende bij UNETO-VNI aangesloten bedrijven meegewerkt: Burgers Ergon Brusche Elektrotechniek Cofely Croon Elektrotechniek DIGIT Elektrotechniek El-Tec GreenFox Hollander Techniek HOMIJ Technische Installaties Huisman Elektrotechniek Imtech

Koninklijke Damstra Installatietechniek Kuijpers Parkstad Inspecties Schouten Techniek Strukton Unica Van Delft Installatie Verkerk Groep VolkerWessels Telecom Wolter & Dros

95


© UNETO-VNI, september 2012, art.nr. 47820

De techniek achter Nederland verschijnt tegelijk met de start van een gelijknamige televisieserie en een website. De campagne waarvan dit boek deel uitmaakt, is een van de vele manieren waarop UNETO-VNI de aandacht vestigt op een bijzondere bedrijfstak. Een inventieve branche die met slimme, geavanceerde en efficiënte techniek dag in dag uit zijn stempel drukt op Nederland.

De techniek achter Nederland - Een veelzijdige visie op de toekomst van Nederland

UNETO-VNI vertegenwoordigt zo’n 5.000 ondernemers in de installatiebranche en ruim 1.350 technische winkelbedrijven. Deze belangrijke sector van de Nederlandse economie levert onze samenleving niet alleen veel werkgelegenheid (ruim 150.000 banen) op, maar ook vernieuwende technologie die het leven aangenamer, mooier en interessanter maakt.

De techniek achter Nederland

Een veelzijdige visie op de toekomst van Nederland


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.