DUURZAAMHEID EN DESIGN De m tus oeil sen ijk mo e m de a en
e id amh a rz h t c du u
zaam?
Ike
a: ni et
uur l d e ,w r u du
t me n co n e Wel one ic
gs lo o
s
lev en?
o ma the rk jun er gle in g van labels en
Bachelorproef Journalistiek Aimee Bruyninckx
en kin k a k ak Laat je niet inp verp en
e H oe h a al b a a r i s
Deze artikels zijn tot stand gekomen binnen de bachelorproef print tot het behalen van het diploma van Bachelor in de Journalistiek aan Thomas More Mechelen. Niets van dit eindwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt op om het even welke wijze zonder voorafgaandelijke schriftelijke toelating van de auteur van dit eindwerk. Indien je gebruik maakt van het citaatrecht, ben je verplicht de clausule “© Aimée Bruyninckx” te vermelden en te verwijzen naar het bronbestand op issuu.com. Mijn dank gaat uit naar alle geïnterviewden, mijn promotoren en andere betrokkenen voor hun medewerking, coaching en feedback. Ook een welgemeende merci aan mijn ouders, broer, vriend en vrienden voor hun motiverende woorden en steun.
Tekst & lay-out Aimée Bruyninckx Onderwijsinstelling Thomas More Mechelen Academiejaar 2014 - 2015 Externe promotor Soetkin Bulcke Interne promotoren Erik Roosens & Sandra Busselot Contact abruyninckx@hotmail.com linkedin.com/in/aimeebruyninckx
Welcome to the jungle van labels, iconen en markeringen Hoe vaak gebeurt het niet dat een product of de verpakking errond, wordt gesierd met een of meerdere iconen of labels? Stuk voor stuk moeten ze ons informeren over wat we in onze winkelkar leggen. Ze schieten echter vaak hun doel voorbij, want wat ze precies betekenen blijft voor de doorsnee consument slechts een vaag gegeven. Een selecte greep uit de jungle van iconen en labels.
Tekst AimÊe Bruyninckx Foto’s labelinfo.be
FSC Dit internationaal keurmerk vind je voornamelijk terug op hout- of papierwaren. Het boompje van de Forest Stewardship Council toont aan wanneer een product uit gerecycleerd materiaal bestaat of afkomstig is uit een duurzaam beheerd bos. Daarom heeft het label ook 3 varianten: 100% gerecycleerd materiaal, 100% uit duurzaam bosbeheer of minimaal 70% uit duurzaam bosbeheer. De resterende 30% mag dan vanzelfsprekend niet afkomstig zijn uit illegale houtkap. FSC duidt hiervoor zelf onafhankelijke controle-organismen aan.
Op economisch vlak moet het duurzame bosbeheer de lokale economie op korte- en lange termijn boosten, zonder de rechten van inheemse gemeenschappen te schenden. Maar in een FSC-gecertificeerd bos staan de duurzame ecologische aspecten van het bosbeheer voorop. Er moet sprake zijn van een verantwoorde omgang met de bodem, waterhuishouding en de fauna en flora.
PEFC PEFC (Programme for the Endorsement of Forest Certification) is een gelijkwaardige broer van FSC. Ook dit label geeft aan dat hout- en papierproducten uit een duurzaam beheerd bos afkomstig zijn. De missie is om verantwoorde en duurzame houtwinning met een
evenwicht tussen de sociale, ecologische en economische functies te stimuleren. Het hout is hier voor minimaal 70% afkomstig uit duurzaam beheerde bossen of gerecycleerd materiaal. En ook hier mag de overige 30% niet afkomstig zijn van illegale houtkap . Dit label heeft echter slechts twee varianten. Op basis van het aandeel gecertificeerd (niet meer dan 85%) of gerecycleerd materiaal (meer dan 85%) in een product, wordt een onderscheid tussen PEFC-gecertificeerd en PEFC-gerecycleerd gemaakt.
GOTS De afkorting zegt allicht weinig, maar de volledige naam van het label verklaart al veel: Global Organic Textile Standard. Dit internationale label is verankerd in de Europese wetgeving en toont aan dat een kledingstuk uit biologische textielvezels en op sociaal verantwoorde wijze is vervaardigt. Om dit label te mogen gebruiken, moet het gebruikte textiel voor minstens 70% afkomstig zijn uit biologische landbouw en bij de productie mogen geen kankerverwekkende of andere schadelijk stoffen worden gebruikt. Naast een heleboel sociale criteria (zoals wettelijke lonen en werkuren) voor de textielarbeiders, zijn er ook kwaliteitseisen aan dit label verbonden. Indien een kledingstuk dit keurmerk krijgt, bevat het geen sporen van zware metalen en/of pesticiden en moet krimpbestendigheid en kleurvastheid worden gegarandeerd.
E U Ec olabel Uit de naam zelf valt makkelijk af te leiden dat enkel ecologische producten dit Europese label toegewezen krijgen. Het beheer van dit label gebeurt door de Europese Commissie die het keurmerk uitsluitend aan producten met een vermindere milieu-impact toekent. De beoordelingscriteria houden rekening met diverse milieuproblematieken in de volledig levenscyclus van het product. Gelabelde producten zijn getest op hun kwaliteit en doelmatigheid en omvatten slechts 10 tot 20% van de producten op de markt. Het label komt voor
in een breed gamma van productgroepen waarvoor je ook ecocheques kan gebruiken.
EU Biolabel Bijna dezelfde naam dan het label hierboven, maar wel een andere invulling. Ook dit label wordt beheert door de Europese Commissie en op elk verpakt bio-product binnen Europa moet het label terug te vinden zijn. Het geeft weer dat het product in kwestie voor 100% afkomstig is uit biologische landbouw en dat ook de strenge regels omtrent de verwerking en verkoop worden nageleefd. Bij verwerkte producten geeft het label aan dat minimaal 95% van de ingrediënten uit biologische landbouw afkomstig is. In de praktijk krijgt dit keurmerk nog gezelschap van één of meerder nationale labels zoals Biogarantie of AB biologique.
Max Havelaar Dit internationale label herken je aan het iconische mannetje en staat garant voor een eerlijke handel met het Zuiden. Producenten die hun producten willen labelen met het fairtrade label moeten voor Fairtrade International – de groep waar het label onder valt - aan twee regels voldoen. Producten zoals bananen, moeten sowieso 100% fairtrade zijn. Zaken zoals chocolade, moeten minstens 20% fair trade ingrediënten bevatten om het label te mogen dragen. Al de ingrediënten die in aanmerking komen om die fairtradecertificatie in de wacht te slepen, moeten aangekocht zijn tegen de uitgebreide fairtradevoorwaarden die de organisatie voorop stelt. De focus ligt op criteria waarvoor de landbouwer in kwestie zich op lange termijn voor moet inzetten. Milieuvriendelijke landbouwpraktijken die op diverse wijzen de bescherming en behoud van biodiversiteit moet garanderen, zijn een must. Ook goede arbeidsomstandigheden inclusief rechten als vakbondsvrijheid, democratische beslissingsneming en een verbod op kinder- en dwangarbeid vallen hieronder.
Wanneer je een product met een Max Havelaar label koopt, krijgen de producenten de minimumprijs waarmee ze de noodzakelijke uitgaven voor een duurzame productie kunnen garanderen. De fairtrade premie die hiermee gepaard gaat, dient voornamelijk voor investeringen in de lokale gemeenschappen. Naast Max Havelaar zijn er nog 18 andere gelijkaardige labels die allemaal gecontroleerd worden door een onafhankelijk controle-organisme, het Duitse FLOCERT.
Mobius Ook bij dit icoon is het onduidelijkheid ten top aangezien er geen controle op en het door iedereen vrij mag gebruikt worden. De Möbiusloop geeft aan dat een papieren verpakking kan worden gerecycleerd of uit gerecycleerd materiaal bestaat. Staat er in het midden van het logo een percentage? Dan geeft het aan dat de verpakking voor x-aantal procent uit gerecycleerd papier bestaat. Door het inconsequente gebruik is het echter moeilijk om de juiste betekenis te begrijpen.
CE-markering ASC Certified Een label voor de visliefhebbers. Deze certificering verzekert je dat je als consument enkel verantwoord gekweekte vis, schaal- en schelpdieren op je bord krijgt. De gecertificeerde kwekerijen gaan aantoonbaar goed om met de natuur en leven richtlijnen na op vlak van sociale omstandigheden voor arbeiders en lokale gemeenschappen. Kweken in beschermde milieugebieden is verboden en er is sprake van een strenge reglementatie omtrent de kwaliteit van het afvalwater en het gebruik van antibiotica en andere geneesmiddelen.
Groene Punt Dat icoontje met de twee pijltjes dat je overal terugvind? Geen mens die weet wat het precies wil zeggen en eigenlijk heeft het voor de consument ook gewoon geen ecologische meerwaarde. Het is een misverstand dat de Groene Punt een sorteerinstructie is of aantoont dat de verpakking uit gerecycleerde materialen bestaat. Het icoon toont simpelweg aan dat de onderneming die het product op de markt heeft gebracht, een financiële bijdrage levert aan de inzameling, sortering en recyclage van huishoudelijk verpakkingsafval. Daarmee is het wel een bewijs dat het bedrijf in kwestie zich toch iets of wat engageert voor het milieu in het algemeen, al geeft het uiteraard geen garantie dat Het Groene Punt is geen garantie dat de verpakking waarop het logo gedrukt is effectief selectief ingezameld en/of gerecycleerd zal worden.
Deze twee letters zijn de afkorting van Conformité Européenne en geven aan dat een product voldoet aan de daarvoor geldende regels binnen de zogenoemde Europese Economische Ruimte. Dit akkoord omvat de Europese Unie, Liechtenstein, Noorwegen en Ijsland en bevordert het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal tussen de deelnemende landen. De markering is geen keurmerk, maar heeft des te meer als doel om de vrije handel binnen de lidstaten te aan te moedigen. De plaatsing van de markering geeft aan dat het product voldoet aan alle Europese regels die hierop van toepassing zijn en zo trekt het dus ook de veiligheid in het gebruik van de producten omhoog. Het is wel opletten geblazen om de CE-markering niet te verwarren met de vergelijkbare aanduiding dat een product in China is gemaakt. De markering wordt dus ook misbruikt waarbij CE dan voor China Export of China Electronics staat.
Wanneer kan je van een betrouwbaar label spreken? - Een label is pas waardevol wanneer de criteria strenger zijn dan de nationale of internationale wetgeving. - De criteria moeten in samenspraak met alle betrokkenen (producenten of sectororganisaties, consumentenorganisaties, vakbonden, ngo’s) gecreëerd en op punt gezet worden - De organisatie die de criteria op regelmatig basis controleert is transparant, onafhankelijk, erkend en dus geaccrediteerd.
Yasmien Wynants project manager Flanders Fashion Institute
De moeilijke match tussen mode en duurzaamheid In de ogen van velen staan mode en duurzaamheid haaks tegenover elkaar en zijn ze niet te vereenzelvigen. Een simpele en eenduidige weg naar een ecologisch en ethisch verantwoorde garderobe is er niet. Toch zijn er enkelingen die te midden van een trend- en seizoensgebonden modewereld een duurzaamheidsqueeste willen voeren die draait rond innovatie, goede arbeidsomstandigheden en verantwoorde materialen. En ook de consument speelt hier klaarblijkelijk - al dan niet tegen wil en dank - een belangrijke rol in.
Tekst Aimée Bruyninckx Foto’s Aimée Bruyninckx /H&M / G-Star Raw / People Tree / Infografiek © Plan C
Wanneer 1100 kooplustigen vroeg aanschuiven aan de nieuwste vestiging van Primark en trots en vaak onbezonnen buitenwandelen met 15 kledingstukken aan bodemprijzen, is het duidelijk dat onze gangbare en geaccepteerde kijk op mode moet veranderen. De modesector is trendgebonden en door de decennia heen zijn we allemaal zo opgevoed dat we elk seizoen wel minstens één nieuw item in de kast willen hebben. ‘Stuk voor stuk zijn we allemaal doordrenkt van die gedachte, maar heel die filosofie druist regelrecht in tegen het principe van duurzaamheid’, aldus Yasmien Wynants, project manager bij het Flanders Fashion Institute (FFI). Binnen het FFI staat zij in voor de kennisopbouw- en verdeling. ‘Het is goed dat er steeds meer vragen gesteld worden, mede door media-aandacht. Nu moeten we alleen zien dat die aandacht niet verzwakt en uitdooft. We moeten verder doen zoals we nu bezig zijn: alle partijen moeten langs hun kant het nodige blijven doen. En de consument moet er vooral écht naar vragen als men
effectief verandering in de kledingrekken wil zien. Je leest en hoort er veel over, maar uiteindelijk: hoeveel mensen kopen er effectief duurzaam? Als mensen in de winkel staan, doen ze dan de moeite om te checken hoe of waar een bepaald kledingstuk gemaakt is? Zo ver zijn we nog lang niet, denk ik. De consument moet hoe dan ook een stuk opnieuw opgevoed worden.’ Uit het rapport ‘Valuing our clothes’ van de Britse duurzaamheidsorganisatie WRAP blijkt dat één derde van de kleren uit een gemiddelde kleerkast gedurende twaalf maanden niet wordt gedragen. Indien de gemiddelde levensduur van een kledingstuk slechts met drie maanden actief gebruik zou worden verlengd, is er sprake van een reductie van 5 tot 10% in de ecologische voetafdruk dat een kledingstuk door de productie met zich meedraagt. Van de duizenden tonnen textiel die elk jaar worden weggegooid, kan 95% opnieuw worden gedragen of gerecycleerd. Staan we er ooit bij stil waarom we onze kleerkast blijven aandikken met
goedkope confectie en of het ook anders, eerlijker en vooral duurzamer kan?
JE M’EN FOUTISME Dat de consument niet enkel een mentaliteitswijziging moet ondergaan maar dat de vraag van de klant een stuwende en dwingende rol moet spelen, staat dus buiten kijf. ‘Maar het is een en-en-verhaal’, gaat Tonny Van Bavel, oprichter van de Mechelse ecodesign winkel Supergoods verder. ‘De consument heeft veel macht, maar laat ons eerlijk zijn: ontelbare bedrijven en organisaties trekken al genoeg aan de klanten hun mouw en praten hen schuldgevoelens aan. Ik snap dat mensen daar op den duur doof voor worden en er soms sprake is van een je m’en foutisme. Ook bedrijven en fabrikanten die de goederen aanbieden, dragen een grote verantwoordelijkheid. Zij moeten bewijzen dat ze wel degelijk ‘groene’ en verantwoorde producten aanbieden.’ ‘Een derde speler zijn de ngo’s met hun campagnes, acties en evenementen. Fairfashion.be of de 152 Vlaamse fairtrade gemeenteorganisaties zijn mooie voorbeelden van organisaties die mensen bewust willen maken van hoe het anders kan.’ Als laatste halen zowel Wynants als Van Bavel de taak van de overheden aan. ‘De verantwoordelijkheid voornamelijk in de schoenen van de consument schuiven; dan wordt het toch weer een verhaal van de have’s en de have-not’s’, klinkt het. Er is nog een lange weg te gaan, maar zolang er geen inmenging is vanop een hoger politiek of economisch niveau, zal er niet snel iets veranderen.’
PEOPLE, PLANET, PROFIT ‘Duurzaamheid draait niet enkel rond ecologie’ is te lezen in een blogpost van Natasha Rommens, project manager bij Flanders DC vzw, de Vlaamse organisatie voor ondernemingscreativiteit waarvan het FFI onderdeel uitmaakt. De post werd geschreven na afloop van CleanDrinks, een professioneel netwerkingsevent voor duurzame ondernemers uit verschillende sectoren. Maar wanneer kan duurzame mode dan wél als duurzaam bestempeld worden? ‘De terminologie is moeilijk’, aldus Wynants. ‘Binnen verschillende domeinen worden diverse termen gebruikt: ecologisch, fairtrade, biologisch en ga zo maar verder. In de breedste zin van het woord vertaalt duurzaamheid zich op al die domeinen. People, planet en profit, zowel het sociale als ecologische, komen altijd terug.’ Van Bavel beaamt dat: ‘Wij hebben onze eigen visie over duurzaamheid, maar elk merk legt zijn accenten. Voor ons is het belangrijkste dat de producten vooral onder goede omstandigheden geproduceerd zijn. Wanneer de producent voornemens in de praktijk waarmaakt én er duidelijk over communiceert, kunnen we dat zelf controleren. Vaker is het een kwestie van vertrouwen.’ ‘Kledij hoeft voor ons ook niet altijd gecertificeerd fairtrade te zijn, want er zijn nog andere labels die we even belangrijk vinden. Zo heb je bijvoorbeeld leder dat niet met zware metalen gelooid is, wat bij ongeveer 95% wel het geval is. Binnen het wereldje wordt er nog altijd hard gewerkt aan het imago van bepaalde materialen. Zo staat bamboestof voorlopig ter discussie, want we kunnen niet meer met zekerheid zeggen of dat wel ecologisch genoeg is omwille van de productiewijze. Er wordt aan gewerkt, maar dat work in progress is ook erg belangrijk.’
ZALMLEDER EN PET-FLES LINGERIE Volgens Wynants is er qua innovatie op vlak van duurzaamheid in de modewereld wel degelijk sprake van een positieve evolutie. ‘Bedrijven kunnen er haast niet meer om heen. Er gebeurt nu heel veel, maar het staat allemaal nog in de kinderschoenen. Vooral in Nederland, Scandinavië en het Verenigd Koninkrijk zijn er goede voorbeelden te vinden en wordt er veel geëxperimenteerd.’ In Scandinavië zijn er verschillende organisaties die de krachten bundelen onder Nice Fashion (Nordic Initiative, Clean and Ethical Fashion). In Londen heb je sinds zeven jaar het Centre for Sustainable Fashion (CSF), een mode-instituut dat zich volledig op duurzaamheid richt als reactie op goedkope ketens zoals Forever 21 en Primark. Eind vorig jaar sloot het CSF nog een vijfjarig partnerschap af met Kering, dé wereldleider in luxekledij en –accessoires met merken als Gucci, Alexander McQueen en Puma. ‘Het partnerschap zal duurzame praktijken en innovatie binnen de industrie ondersteunen, en een sleutelrol spelen als een incubator voor nieuwe manieren van denken over duurzame mode’, klinkt het op de
Tonny Van Bavel oprichter Mechelse ecodesignwinkel Supergoods
site van het CSF. Het is de eerste keer dat researchers, studenten en marktexperts de krachten bundelen om te werken aan de uitbouw van een duurzamere modeindustrie. Ook Stella McCartney, die al jaren winst en duurzaamheid verenigt in ontwerpen zonder dierlijkeen kunststoffen, behoort tot de Keringgroep. Reeds tien jaar creëert de Britse ook collecties voor Adidas. In 2014 werd de adidas by Stella McCartney lijn extra in de kijker gezet met low-waste T-shirts en shorts. Exactere snijtechnieken zorgden ervoor dat 95% van de gebruikte stof effectief tot in een eindproduct geraakte. Dit jaar kondigde Adidas een samenwerking met Parley for the Oceans aan, een organisatie die de aandacht probeert op te eisen voor de problematiek in de wereldzeeën. Het merk zal een schoenenlijn produceren waarvan het bovenste gedeelte vervaardigd is uit gerecycleerde garens gemaakt van oceaanafval en diepzeevisnetten uit illegale visserij. Parley for the Oceans ging ook al in zee met G-Star. Onder de naam RAW for the Oceans werd ’s werelds eerste denim-collectie gemaakt uit gerecycleerd oceaanafval, waarvan zanger Pharrell Williams medeontwerper was. Of wat dacht je van textiel uit melkeiwitten, lingerie uit gerecycleerde PET flessen of van leder gemaakt van afval uit de Chileense zalmindustrie?
CRADLE TO CRADLE Voorbeelden van inspanningen en futuristische innovatie te over, zo lijkt het. Niet enkel organisaties, maar ook modeondernemingen zelf tonen dus initiatief. ‘En ook in België’, zegt Wynants. ‘Vanuit het FFI starten we projecten op maar ook initiatieven van of binnen bestaande mode-ondernemingen trachten we te stimuleren en te ondersteunen.’
Een specifiek project dat het FFI ondersteunt kadert binnen Stadslab 2050, een project dat de stad Antwerpen tegen 2050 flink wil verduurzamen. Samen met de Stad Antwerpen en Plan C, het Vlaams Transitienetwerk voor Duurzaam Materialenbeheer, wordt er gefocust op circulaire economie in verschillende sectoren om een bedrijf te verduurzamen. Bij circulaire mode wordt het productieproces binnen het cradle to cradle systeem – letterlijk van wieg tot wieg – volledig gesloten. Hoe? Door met minimaal verlies kledij te produceren zonder schade te berokkenen aan mens of milieu en je kledingstuk na consumptie terug in de kringloop op te nemen als grondstof. Zo pakt Freitag, het Zwitserse bedrijf bekend van z’n tassen gemaakt uit afgedankte camionzeilen, sinds kort uit met biologisch afbreekbare kledij. Op drie maanden tijd vergaan hun kledingstukken op je composthoop nadat je er jaren geniet van hebt gehad. Momenteel heeft Stadslab 2050 verschillende concrete projecten in de startblokken staan. Zo wil men op termijn een intelligent waslabel ontwikkelen dat de consument informeert over hoe het kledingstuk moet onderhouden worden om het zo lang mogelijk te laten meegaan. In navolging van steden als Rotterdam en Parijs zal Antwerpen begin volgend jaar ook onen offline kledingbibliotheek Les ReBelles d’Anvers mogen verwelkomen. Met een abonnement leen je hier voornamelijk Belgische mode uit en ervaar je hoe fashion ook slow kan zijn. ‘Los van onze projecten binnen Stadslab 2050 en daarbuiten, zien we dat bestaande ondernemers ook al heel goed bezig zijn’, benadrukt Wynants. Zo wordt onder andere de jonge Mats Rombaut als beloftevolle ondernemer gecoacht binnen het Fashion Fuel Project
WHO MADE MY CLOTHES? INITATIEVEN & EVENTS 24 april 2013. De textielfabriek Rana Plaza in Bangladesh stort in en kost meer dan 1000 textielarbeiders het leven. Naar aanleiding van deze ramp vond in maart dit jaar het eerste Belgische festival rond eerlijke mode een onderkomen in het Gentse MIAT, het Museum voor Industrie, Arbeid en Textiel. Het Fair Fashion Fest trachtte via infosessies, workshops en een markt bezoekers kennis te laten maken met eerlijke kledij in al haar facetten. In navolging van Gent, verzamelde het MOOI Festival in De Studio in Antwerpen in mei gelijkaardige initiatieven rond eerlijke mode om consumenten te informeren en te sensibiliseren. In de fashiontalks kwamen ook sprekers van ketens als Bel&Bo en JBC aan het woord. ‘Deze confectieketens doen misschien wel een effort met betrekking tot de arbeidsomstandigheden, maar dat beperkt zich grotendeels tot het ondertekenen van het Fair Wear-contract, denk ik. Maar wat heeft dat van betekenis?’, vraagt Van Bavel zich af. De Fair Wear Foundation is een internationale onafhankelijke, non-profit organisatie die met bedrijven en fabrieken samenwerkt om arbeidsvoorwaarden voor textielwerkers te verbeteren. Kledingmerken zijn vanuit de VN verplicht een leefbaar loon te garanderen, maar een loon bedraagt slechts 0,6% van de totale verkoopprijs van een kledingstuk. Wanneer een T-shirt bijvoorbeeld 29 euro kost, verdient een kledingarbeider hier slechts zo’n 18 cent aan. De organisatie lanceerde enkele jaren geleden de Fair Fashion-app waarbij zo’n 140 kledingmerken beoordeeld worden op hun strijd voor een leefbaar loon. Maar ook daar stelt Van Bavel zich vragen bij: ‘De app geeft enkel merken weer die het niet of minder goed doen, waardoor de positieve punten van populaire duurzame merken niet uitgelicht worden.’ Daarbij doet Rank A Brand het beter. Deze website is de grootste duurzame merkenvergelijkingssite van Europa die maar liefst 676 modemerken scoort op hun criteria voor duurzame mode: arbeidsrechten, milieuvriendelijke materialen en beperking van de CO2-uitstoot. Ook voor scores van voeding-, telecom-, en elektronicabedrijven kan je hier terecht.
MOOI Festival - mooi-festival.com Fair Fashion Fest - fairfashionfest.be volgende editie op 9 oktober 2016 rankabrand.nl fairwearfoundation.org
voor de uitbouw van zijn veganistische schoenenlijn Rombaut. Eerder werkte hij al samen met Bruno Pieters, dé pionier op vlak van transparante communicatie in de modewereld. Met zijn merk Honest by geeft hij als eerste kledingbedrijf ter wereld de volledige cost breakdown structuur en supply chain uitgebreid en open en bloot weer. Zo weet je van naaldje tot draadje hoe, waar en met wat je kledingstuk werd gemaakt en waarom je er die prijs voor betaalt. Ontwerpster Katrien Van Hecke legt de nadruk dan weer meer op het artisanale door haar ecologisch verantwoorde zijde handmatig te kleuren met natuurlijke pigmenten zoals kamille en curry. Wynants: ‘Deze en ook andere ontwerpers zijn op een bepaald domein goed bezig, maar er zijn heel weinig voorbeelden, zelfs internationaal, die de kringloop al volledig sluiten.’ Duurzaam willen zijn is één ding, het kunnen iets anders. Technologie, innovatie en research zijn vaak weggelegd voor de grote spelers. ‘Er is heel veel informatie beschikbaar, maar erg gefragmenteerd. Het FFI probeert kennis te bundelen en tot bij ontwerpers te krijgen.’
In een tool met zes schakels grondstoffen, design,
DUURZAME GARDEROBE? DE DO’S & DONT’S - Koop investment pieces die qua stijl en kwaliteit jaren kan dragen
manufacturing, retail, end of life makkelijk ontwerpers circulair goesting om doen is er absoluut,
consumptie en – legt de organisatie uit aan startende hoe ze duurzamer of kunnen ondernemen. ‘De het volledig duurzaam te maar we zijn er nog niet.’
ARMERE IDEALISTEN Volgens Katrien Van Hecke is ‘sustainability the new high-fashion’. En daar heb je het: high-fashion. Met gemiddelde prijzen tussen de 250 en de 1100 euro per stuk, trekken bovengenoemde ontwerpers binnen het hogere segment de Belgische duurzame, maar ook vooral de duurdere en voor velen onbetaalbare kar. En zo wordt ook het fel besproken en gevreesde prijskaartje aangehaald. Want wie duurzame mode zegt, denkt haast automatisch aan een grote hap uit het budget. ‘In het begin hadden we soms kleedjes van 200 euro of een jas van 400 euro. Onze klanten vonden dat net iets te duur en nu hangen er bijna geen kleedjes meer boven de 100 euro. De hoge prijzen liggen nog altijd moeilijk’, gaat Van Bavel verder. ‘Duurzame merken kunnen door de kwaliteit van de gebruikte materialen én een kleine afzetmarkt vaak geen kledij maken onder een prijsklasse van 100 euro per stuk. Maar mochten ze extreem goedkope kledingstukken ontwikkelen, dan zou er ook een geurtje aan hangen. Bovendien hangen er bijna alleen Europese merken in onze rekken en ook dat werkt een bepaalde prijs in de hand.’ Op een meer betaalbaar niveau is er volgens Van Bavel voorlopig nog geen Belgische gelijkwaardige concurrent voor merken zoals het Duitse Armedangels of het Britse People Tree. Buiten enkele kleinere merken. Een van hen is het Antwerpse Hooked. Zonder geweldig diep in de buidel te moeten tasten, schaffen outdoor freaks bij hen een organisch katoenen hoodie, T-shirt of sweater afkomstig van fair-trade producenten die CO2-neutraal produceren én een eerlijk loon uitbetalen.
- Kleding met een (extreem) laag prijskaartje zijn een no go. Een T-shirt van twee euro is gewoon niet ok. Keep that in mind als je een trip naar de winkelstraat plant. - Koop kleding die aantoonbaar gemaakt is met respect voor milieu, mens en dier. Je kan hiervoor op zoek gaan naar labels in de kleren van organisaties zoals GOTS, Max Havelaar en … Geef ook de voorkeur aan biokatoen, -wol of –linnen, bamboe of tencel. - Tweedehands is altijd een goed idee: uniekere stukken en vaak een stuk goedkoper. Ook niet verkeerd: kledij uit outlet winkels. - Creatief en handig? Maak zelf kleding uit milieuvriendelijke stoffen en garens! - Nood aan een chiquer kledingstuk voor een bijzondere gelegenheid? Neem uitlenen of huren van gelegenheidskleding in overweging, in plaats van een nieuwe outfit te kopen die je misschien maar één keer zal dragen. - Multifunctionele kledingstukken = dubbel plezier! Twee stukken in één, da’s ook weer dat tikkeltje duurzamer. - Emoshopping of andere impulsaankopen: we worden er allemaal vroeg of laat mee geconfronteerd. Hoe verleidelijk het soms ook is om je – al dan niet in de solden – eens flink te laten gaan en je koopdrang te bevredigen, denk je toch best eerst twee keer na. Toch echt iets nodig? Gooi je kast open en check wat je al hebt. Een voorbereid vrouw/man, is er twee waard én koopt minder impulsief. Want ook simpelweg minder kopen, is duurzaam. - Probeer tijdens het winkelen weg te blijven van (extreem) trendgevoelige kleuren en/of stijlen. De kans dat je die kledingstukken achteraf absurd snel uit je kleerkast bant, is vrij reëel.
‘Het is perfect mogelijk om duurzame kledij aan te schaffen die geen stukken van mensen kost. We hebben ook wel iets meer te bieden dan onze prijs, want er hangt een verhaal aan de kleren die hier verkocht worden. Het zijn dan ook vaak de ‘armere idealisten’ die hier door hun overtuiging over de vloer komen. Binnenkort is er wel een grote keten die zal uitpakken met enkele duurzame winkels die ook merken die wij verkopen, in de winkel zullen hangen. Ik ben benieuwd hoe zij de Belgische, exclusieve kledij in één winkel zullen combineren en verenigen met andere meer veroorloofbare merken’, vertelt Van Bavel.
ENKEL VOOR HIPPIES EN WEIRDOS? Wanneer termen als ‘duurzaam’, ‘verantwoord’, ‘ecologisch’ of in één zin genoemd worden met kledij, trekken velen nog steeds hun neus op voor de zweem van patchoeli en geitenwollensokken die er vaak onterecht mee geassocieerd wordt. ‘Terwijl ontwerpers als Bruno Pieters net bewijzen dat ze niet geitenwollensokken zijn, blijft het moeilijk om van die stempel af te raken, wat dat trouwens ook mag inhouden. Het imago moet losgetrokken worden van de huidige situatie én je mag vooral niet kunnen zien aan een kledingstuk of het duurzaam is gefabriceerd. Modisch én duurzaam, daar moeten we naartoe’, stelt Wynants. ‘Het gebeurt al eens dat een potentiële klant eerst naar de H&M is geweest vooraleer hij of zij hier binnenspringt. Ondanks hun filosofie over winkelen en de oorsprong van hun kledij, vinden ze zich blijkbaar toch nog in
People Tree
Hooked ons aanbod. Ik vind dat raar, maar ook leuk want we wíllen ook mainstream zijn. We willen het net wél fris houden en juist niet geitenwollensokken zijn. Ik ben ervan overtuigd dat je vaak het verschil niet ziet en dat merken we ook aan de verkoop. Klanten zijn vaak onder de indruk van de kwaliteit van de stoffen. Zo heb je duurzame kledij die gemaakt is van tencel, een stof die vervaardigd is uit eucalyptushout. Het is duurder dan katoen, maar wel hypoallergeen en het voelt bijna aan als zijde. Dat maakt handelen in duurzame goederen zo fantastisch. Je kan een klant overtuigen van de kwaliteit van hun aankoop én bovendien weten ze dat het gewoon verantwoord is om dat kledingstuk aan hun garderobe toe te voegen. Maar je pakt het best niet te veel uit met dat embleem van ‘duurzaamheid’. Onze kleren moeten super mainstream zijn, zodat iedereen ze kan én wil dragen. Ook al is het fair- en ecoverhaal dan maar vaak gewoon een bonus.’
GROENE IMAGOSAUS Vooral grote ketens duwen ons in het modebeeld dat we steeds opnieuw en steeds meer aan lage prijzen moeten kopen. Dat zulke ketens een duurzame collectie maken, wordt vaak op kritiek onthaald of als een marketingstunt gezien. ‘Los van het feit dat dat misschien deels zo is, vind ik het wel belangrijk dat zulke initiatieven genomen worden’, aldus Wynants. ‘Zij moeten het in gang zetten en wie weet hoe het kan evolueren.’ Van Bavel reageert sceptischer: ‘H&M bijvoorbeeld produceert met de Conscious collectie een reeks ‘groene’ kledingstukken die moeten afstralen op de andere producten, puur om het imago van de winkel te vergroenen. Ik noem het greenwashing, want het is slechts zo’n klein deel van hun productie, dat het er amper uitspringt. Het is als het ware een dun groen sausje die over het imago van de keten gegoten wordt.’ Wynants daarentegen juicht alle acties die ondernomen worden toe. ‘Je moet ergens beginnen. Het is onmogelijk om heel de sector of het beeld van de industrie in één vingerknip te veranderen.’
Steven De Smet communicatieverantwoordelijke van Ikea Belgium
IKEA: niet duur, wel duurzaam? Ikea is niet meer weg te denken uit onze huizen. Elk jaar levert de multinational maar liefst zo’n slordige 22,6 miljoen vierkante meter aan producten af en doet het er alles aan ons te verleiden ons interieur aan te passen naargelang de seizoenen vorderen. ‘Verantwoord omspringen met een middel of materiaal, dat zit in onze genen’, klinkt het uit Zweedse hoek. Maar neemt de meubelgigant ook effectief oprecht de duurzame en ecologische verantwoordelijkheid op?
Tekst Aimée Bruyninckx Foto’s Aimée Bruyninckx /Ikea Group
De visie van Ikea bestaat er naar eigen zeggen in om een beter dagelijks bestaan te creëren voor zoveel mogelijk mensen, en níet om zoveel mogelijk meubels te verkopen. Uit de mond van een multinational als Ikea, die wereldwijd meer dan 300 winkels heeft, klinkt dat als een gigantische contradictio in terminis. ‘Ikea wil zoveel mogelijk mensen de kans geven om mooie, functionele en kwalitatieve woonartikelen te kopen. Daardoor moeten we de prijs laag houden. Vanuit dat perspectief hebben we altijd een natuurlijke reflex gehad om bewust en zorgzaam om te springen met de middelen die we hadden’, verklapt Steven De Smet, communicatieverantwoordelijke van Ikea Belgium. ‘Verantwoord omspringen met een middel of materiaal, dat zit in onze genen.’ Dat duurzaamheid ingebakken zit in de filosofie van Ikea, wordt gelinkt aan de roots van de meubelgigant. Ikea vindt zijn wortels in Smålland, in het zuiden van
Zweden. Het relatief onherbergzame gebied was bezaaid met arme grond en rotsen waardoor de cultuur om zuinig te zijn en duurzaam om te springen met materiaal een evidentie was. Dat verspilling tegengaan de kern van duurzaamheid is, werd in de jaren ’70 al neergeschreven door oprichter Ingvar Kamprad in zijn ‘Testament van een meubelhandelaar’, zijn visie op hoe het bedrijf zich verder moest ontwikkelen. Maar hoe komt die visie op duurzaam design tot op heden tot uiting?
DEMOCRATIC DESIGN Belangrijk om te weten is dat de basis van Ikea’s productdesign op 5 pijlers steunt: vorm en esthetiek, functionaliteit, kwaliteit, duurzaamheid en een betaalbare prijs. Deze principes zijn als het ware de 5 geboden van Ikea’s designbijbel die Democratic Design heet. Ikea heeft een vrij gesloten waardeketen waarbij het alles zelf ontwerpt, bedenkt, produceert (al dan
niet samen met andere producenten), verdeelt en verkoopt. ‘We hebben de volledige waardeketen onder controle, waardoor we overal kunnen ingrijpen en de kostenefficiëntie kunnen opdrijven. Door vooruit te denken, werken alle stappen in onze productieketen zo optimaal mogelijk. Bij de ontwikkeling van een product wordt er bijvoorbeeld al nagedacht over hoe het verpakt zal worden. Een mooi voorbeeld hiervan is de MASKROS hanglamp. Verpakt neemt die slechts 17% in van de geïnstalleerde vorm.’
aan een ontwerp om de vijf aspecten van Democratic Design te incorporeren. De productontwikkelingstijd voor één item duurt gemiddeld zo’n 2 tot 3 jaar’, aldus De Smet. Aangezien Ikea een multinational is, moet het ook de strengste standaarden hanteren om in alle landen in orde bevonden te worden. Een voordeel voor de klanten, volgens De Smet, ‘aangezien we zo overal gelijkaardige producten garanderen.’
Één van de grootste kosten bij de productie of productontwikkeling is de logistiek. Ikea bande al grotendeels de houten europaletten voor hun transport. In de plaats daarvan gebruikt het bedrijf lagere en lichtere paperpallets. De reductie van het aantal transporten dat deze aanpassing met zich meebrengt, is gunstig voor de kosten en CO2 uitstoot. ‘Ze worden gesorteerd en gerecycleerd in de winkels waardoor we ook geen transporten van lege paletten hoeven te organiseren’, verklaart De Smet.
Na dat wringen en trekken krijgt elk item een duurzaamheidsscore waarin verschillende aspecten zijn opgenomen: van de materiaalkeuze en de impact van het transport tot het al dan niet duurzame effect bij de ingebruikname. ‘Dat werkt op twee manieren’, legt De Smet uit. ‘Wanneer het meubel vervaardigd is uit materiaal dat op duurzaamheidsgebied voordeel heeft op andere producten, zoals bamboe of waterhyacint, is er sprake van ingebouwde duurzaamheid. Het product kan de klanten echter ook helpen om een duurzamer leven te leiden door het simpelweg in gebruik te nemen, zoals ledlampen.’
‘Als we zien dat we op een pallet een derde meer kunnen plaatsen, alleen door de grootte van een product met enkele centimeters te verkleinen, pakken we dat natuurlijk slimmer aan’, zegt Marcus Engman, hoofd van de designafdeling. ‘Één centimeter van verandering kan zo misschien een verschil van tien euro per product betekenen.’ Op die manier wordt het design van producten soms aangepast ten voordele van een efficiëntere productie- of transportwijze. Sommige aanpassingen gebeuren ook op esthetisch vlak. ‘Het product wordt dan net iets minder mooi of uniek, maar zo kunnen we wel op bepaalde productielijnen aansluiten. Er wordt lang gewrongen en getrokken
INGEBOUWDE DUURZAAMHEID
‘Er zijn verschillende manieren om duurzaamheid te benaderen. Soms gaat het er niet om producten te maken uit natuurlijke materialen, maar wél producten die lang meegaan. Sommige meubels zijn een natuurlijk kort leven beschoren. Nadenken over een materiaal dat het minst energie vraagt om te recycleren, is in dat geval misschien wel een goede keuze. Binnen Ikea zijn er een heleboel mensen die hier kennis over hebben, waardoor iedereen steeds ten rade gaat bij elkaar om zo tot de beste oplossing te komen’, vertelt Willy Chong (26), productdesigner bij Ikea. ‘Natuurlijk is het moeilijk
om als designer duurzaamheid en ecologie in het ontwerp te verwerken, omdat het slechts een onderdeel is van wat we willen bereiken. Tegelijkertijd is het heel geruststellend te weten dat het verre van onmogelijk is.’
COMMUNICATIEVE EVENWICHTSOEFENING Sinds 2009 gebruikt Ikea Product de duurzaamheidsscore voortdurend om producten te beoordelen en de duurzaamheid ervan te verbeteren. Het is een essentieel instrument waardoor tegen augustus 2020 90% van de verkoop zal bestaan uit duurzamere producten. Eerder dan het te gebruiken als een checklist in latere stadia, is de duurzaamheidsscore vooral een tool die gebruikt wordt tijdens het stadium van concept en design. De score dient vooral als richtlijn voor Ikea zelf als producent en wordt niet door externen getest, gecontroleerd of bevestigd. Hoewel de duurzaamheidsscore een schat aan informatie bevat die ook de klant zou kunnen interesseren, wordt deze ook niet extern gecommuniceerd. ‘Het is een moeilijke evenwichtsoefening. De klant moet een geïnformeerde keuze kunnen maken, maar de score zit erg complex in elkaar en houdt rekening met zo’n tachtig componenten. Het heeft weinig zin om een score te publiceren zonder extra uitleg of context’, legt De Smet uit. Ondanks de score niet kenbaar wordt gemaakt, tracht de keten naar eigen zeggen wel transparanter en duidelijker te zijn in informatie over de producten. In de mate van het mogelijke wordt op het prijskaartje gecommuniceerd over de gebruikte materialen, de designer, het gebruik, de inspiratie en het onderhoud. Kan deze beperkte communicatie niet als tegenstrijdig beschouwd worden? Ikea zelf weet welke inspanningen er gebeuren, maar maakt deze weinig tot niet kenbaar aan de klant. Dit terwijl de lage prijzen net geen beeld scheppen van een duurzaam product. Van de klanten uit is er weinig vraag of interesse naar waarom een product precies als duurzaam bestempeld wordt en alle, vaak complexe info, meedelen is ook een erg
moeilijke opdracht. Zou een meer open communicatie over de opbouw en de bestanddelen van een product niet net de ‘awareness’, de vraag naar en de interesse in duurzaamheid bij hun klanten kunnen aanwakkeren? En zo het doel van Ikea om mensen te ondersteunen bij een duurzaam leven, net een duwtje in de rug geven? Uit een enquête van de meubelgigant zelf blijkt immers dat 70% van de consumenten die aangeven een duurzaam leven te willen leiden, Ikea hier graag een ondersteunende rol in zouden zien spelen.
CHEAP OF BETAALBAAR? De Smet geeft toe dat er vaak nog niet genoeg bekend is over een bepaald product en dat je uit de prijs alleen niet kan afleiden op welke manier het product duurzaam is. ‘Veel mensen associëren duurzaamheid of kwaliteit met hoge prijzen. Daar zijn we het fundamenteel mee oneens. Ikea produceert gigantische oplages aan meubels waardoor de vaste kosten verdeeld worden over grote aantallen en de prijzen laag gehouden worden. Dat is meteen ook de reden waarom de winkel zo groot is. Logischerwijs zijn er veel klanten nodig om de volumes op te drijven en de prijzen te laten zakken. Maar dat verandert niks aan het feit dat kwaliteitsvolle of duurzame producten geen luxe mogen zijn, voorbehouden aan een aantal mensen.’ Niettemin we onze meubels en woonaccessoires bij de meubelgigant blijven halen, blijft Ikea al te vaak kampen met een goedkoop en zeker geen duurzaam imago. Ikea is niet meer uit onze huizen weg te denken en toch blijkt uit een eigen enquête van de keten dat slechts 41% van de klanten Ikea als een bedrijf ziet dat sociale en ecologische verantwoordelijkheid opneemt. Dat percentage ligt ver onder het beoogde doel van 70% dat men tegen eind 2015 wil bereiken. ‘Dat Ikea vrij goedkoop, soms zelfs cheap en niet echt kwalitatief bevonden wordt, is een cliché waar we elke dag moeten en willen tegen vechten’, benadrukt De Smet. ‘De ambitie is zeker niet om cheap te zijn, des te meer om betaalbaar te zijn. Dat is een groot verschil. Hoe mensen waarde waarnemen en beoordelen, dat is
Elk jaar gebruikt Ikea 0,6 tot 0,7% van de katoentoevoer in de wereld.
het moeilijkste om te veranderen denk ik. Zeker als je rekening moet houden met mensen overal ter wereld, allemaal met verschillende levensomstandigheden. Hopelijk zullen de recente en toekomstige inspanningen die Ikea doet, dit in positieve zin veranderen’, vult Chong aan.
PEOPLE & PLANET POSITIVE STRATEGY Cheap of niet, toch is de multinational goed op weg om op diverse vlakken zijn steentje bij te dragen aan een ‘groenere’ wereld. Ikea beseft dat wanneer het als bedrijf blijft groeien en nog succesvoller wordt, het als multinational moet werken binnen de limieten van onze planeet. Volgens Steve Howard, Chief Sustainability Officer van de Ikea Group, moet een bedrijf zoals Ikea ‘all-in’ gaan op vlak van duurzaamheid. ‘Om succesvol te blijven, moeten we de innovatie en vernieuwing die dit met zich meebrengt omarmen. Duurzaamheid gaat niet langer over stapsgewijs minder slecht worden, maar wel over transformationele verandering en het klaarstomen van de business voor de 21e eeuw.’ Zo is Ikea bezig om de business met de People & Planet Positive Strategy ‘klimaat positief’ te maken. Door de vermindering van de uitstoot in de supply chain en investeringen in hernieuwbare energie en energieefficiëntie, wil het bedrijf wil energie-onafhankelijk worden. Tegen het eind van 2015 zal de keten sinds 2009 1.5 miljard euro in offsite windmolenparken en zonnepanelen op de eigen gebouwen geïnvesteerd hebben. Alle Belgische winkels beschikken sinds 2014 over zonnepanelen, waardoor een jaarlijkse uitstoot van zo’n 7000 ton CO2 wordt vermeden. Waar mogelijk, wordt de opgewekte energie gebruikt om de eigen gebouwen aan te drijven, maar in de meeste gevallen wordt de elektriciteit verkocht aan energieleveranciers. Dit omdat in sommige landen nationale regels en de opzet van elektriciteitsnetten Ikea ervan weerhoudt direct
gebruik te maken van de energie die het zelf genereert. Door de aankoop van hernieuwbare elektriciteit, draagt Ikea wel indirect bij aan de verhoging van de vraag naar groene energie en een hogere beschikbaarheid in de toekomst. Begin dit jaar kondigde Ikea aan de komende vijf jaar nog eens 1 miljard euro extra te investeren, waarvan 600 miljoen euro in zonne- en windinstallaties voor de eigen winkels en fabrieken. Deze bedragen zijn hoger dan wat sommige volledige Europese naties hebben toegezegd aan de UN Green Climate Fund. ‘Ikea wil
Sam Goyvaerts ex-stagiair designafdeling Ikea ‘Ikea pompt ook veel lucht in meubels, maar dat steken ze niet onder stoelen of banken.’
niet enkel de schadelijke impact van hun business verminderen, maar een stap verder gaan en een positief verschil maken. De wereld moet beter af zijn nadat we zijn gepasseerd’, klinkt het strijdvaardig. Onder deze strategie valt ook de beslissing van de keten om tegen september 2015 enkel nog ledverlichting te verkopen.
IWAY CODE OF CONDUCT Hoewel de vooruitgang naar hernieuwbare energie de emissies helpt reduceren, is die volgens de Amerikaanse website Fast Company slechts goed voor 2% van de totale CO2-voetafdruk van de Zweedse multinational. Onder andere materialen waarin koolstof verwerkt zit, productie en de energie die klanten thuis gebruiken voor verlichting of apparaten, dragen het meest bij aan de totale ecologische voetafdruk. ‘Ikea’s energieinvesteringen en doelen zijn heel sterk, één van de beste van alle internationale bedrijven’, klinkt het bij Tom Dowdall, Climate and Energy Campaigner bij Greenpeace. ‘Dat betekent niet dat er geen zaken zijn die ze nog kunnen verbeteren, maar de grote geïnvesteerde bedragen in hernieuwbare energieprojecten zijn zeker gunstig.’ Om de beoogde duurzaamheidsdoelen te bereiken, heeft Ikea hieromtrent een ambitieus streefdoel vooropgesteld: tegen het einde van 2020 wil het de omzet van producten die je thuis helpen een duurzamer leven te leiden, verviervoudigen. ‘We weten dat klanten geen compromissen accepteren, daarom moeten duurzame producten ook nog steeds goed gedesigned, functioneel, kwaliteitsvol en betaalbaar zijn’, aldus Peter Agnefjäll, CEO van de Ikea Group. ‘De klant is en blijft koning, maar Ikea springt er wel duurzaam mee om.’ Om die duurzame producten op de markt te brengen, moeten ze uiteraard eerst ontwikkeld en geproduceerd worden met duurzamere grondstoffen. Binnen het streefdoel voor 2020, heeft de keten verschillende andere doelen voorop gesteld met betrekking tot de oorsprong van de materialen. Hiervoor stelde ze in 2000 zelf de IWAY (IKEA Way on Purchasing Products, Materials and Services) Code of Conduct op. Deze gedragscode voor leveranciers, is een belangrijk voorbeeld van hoe duurzaamheid is geïntegreerd in de manier waarop Ikea te werk gaat. Het is een belangrijk onderdeel van zakelijke relaties met hun partners en ze werken alleen met leveranciers die zijn goedgekeurd volgens IWAY.
FSC Elk jaar gebruikt Ikea 0,6 tot 0,7% van de katoentoevoer in de wereld. Door de investering van 1,34 miljoen euro, kwam in 2014 76% - of 134.000 ton - van alle gebruikte katoen bij Ikea uit duurzamere bronnen. Daaronder valt onder andere katoen dat beantwoordt aan de eisen van het Better Cotton Initiative (BCI), waarvan onder andere Ikea en WWF stichtende leden zijn. Hier wordt bij de productie minder water, kunstmest en pesticiden gebruikt en stegen de winstmarges voor 110.000 boeren in landen als India, Pakistan en Turkije. Sinds eind augustus dit jaar haalde Ikea de doelstelling om
hier de volle 100% van te maken. Tegelijkertijd bekijkt men ook hoe het aan te kopen volume katoen kan verminderd worden door efficiënter te werk te gaan, het te mengen met andere materialen of te vervangen door alternatieve materialen zoals cellulosevezels. Net als andere bedrijven is Ikea gebonden aan strikte bosbouwnormen en moeten leveranciers zich aan de IWAY Forestry Standard houden. Ikea zorgt er zo voor dat materialen in hun producten als bamboe, plaatmateriaal en massief hout niet groeiden of werden ontgonnen op een manier die schadelijk is voor het milieu. ‘In 2014 kwam 41,4% van het hout dat we gebruiken uit duurzame bronnen. Tegen augustus 2017 moet dit minstens 50% worden. Dan spreken we over meer dan 9 miljoen vierkante meter gerecycleerd of FSC-gelabeld hout. Ikea is één van de grootste aankopers van FSC gecertificeerd hout in de retailsector, maar momenteel is de oplage van FSC-hout te klein om te voldoen aan de wereldwijde stijgende vraag.’ Bij meubels waarin nu FSC-hout gebruikt wordt, wordt echter niet vermeld dat dat effectief het geval is. ‘Het is niet correct om op het prijskaartje te zetten dat een meubel uit FSCgecertificeerd hout is vervaardigd wanneer slechts sommige onderdelen daarvan gemaakt zijn’, verklaart De Smet. De befaamde catalogus is met een oplage van zo’n 217 miljoen exemplaren momenteel wel al de grootste printproductie ooit op FSCgecertificeerd papier.
SWEDWOOD Ikea’s finale doel tegen 2020 is om al het hout, papier en karton afkomstig te laten zijn van duurzame bronnen. ‘Dat is de beste manier om op lange termijn een verschil te maken.’ In gebieden waar een hoger risico is op
illegale of onverantwoorde bosbouwpraktijken, zoals in Oost-Europa en Zuidoost-Azië, ligt deze doelstelling vast voor 2017. Ondanks deze stevige doelstellingen, kwam Ikea in het verleden ook al met minder mooi nieuws in de aandacht. In 2012 bracht een onderzoek van onder meer de Zweedse staatstelevisie aan het licht dat IKEA ook hout zou gebruiken uit oerbossen uit het NoordRussische Karelië. Swedwood, een dochteronderneming van Ikea, bleek jaarlijks zo’n 560 hectare (ca. 1000 voetbalvelden) bomen in waardevolle bossen om te hakken. Een flinke deuk in het imago van de firma, zeker omdat Swedwood in 2006 als eerste in de regio een FSC-certificaat kreeg. Vorig jaar besliste FSC, die controleert op verantwoord kappen, het Russische hout niet langer als duurzaam te bestempelen waardoor Ikea hier dus niet meer aan houtwinning mocht doen. De Zweedse meubelfabrikant ging echter in beroep, waarop het kapverbod werd opgeheven. ‘Zorgen dat er geen problemen zijn bij het winnen van FSC-hout in specifieke wouden, is een discussie die al jaren loopt. In de jaarlijkse duurzaamheidsverslagen is wel zichtbaar hoe IKEA is verbeterd’, klinkt het uit het kamp van Greenpeace. Midden dit jaar kocht Ikea nog zo’n 33.600 hectare Roemeens bosgebied om te kunnen voorzien in voldoende grondstoffen. Hierdoor is Roemenië nu het eerste land waar Ikea de hele cyclus heeft samengebracht, gaande van houtwinning en meubelproductie tot en met de verkoop. De productie, aankoop en het gebruik van andere belangrijke materialen zoals leder, palmolie, dons en veren worden ook in acht genomen. Tegen augustus 2017 moet al het gebruikte leder geproduceerd zijn volgens normen die de bescherming van bossen, rechten van de mens en dierenwelzijn helpen respecteren. Samen met een aantal chemische bedrijven zegt Ikea verder te werken aan een voortdurende verbetering van de vaak vervuilende impact van het looiprocédé. Om het risico op dons en veren van levende pluk in hun eigen producten uit de weg te gaan, maakt Ikea enkel gebruik van eendendons en –veren aangezien deze dieronvriendelijke praktijk binnen de eendenindustrie het zeldzaamst is. Uiterlijk tegen december 2015 zal alle palmolie – dat toepassingen kent als voedingsingrediënt of in producten als kaarsen-, afkomstig zijn van gecertificeerde gescheiden duurzame bronnen met een Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO)
LACK tafeltjes
certificaat, of vervangen worden door duurzamere grondstoffen.
BOARD-ON-FRAME Met Ikea Industry – de eigen meubelproducent die ongeveer 15% van alle meubilair maakt – wil Ikea tegen 2020 de leider worden op vlak van productie van duurzaam meubilair. In de mate van het mogelijke is het zo weinig mogelijk gebruik maken van de beschikbare middelen één van de eerste stappen in dit proces. Eén van de manieren om duurzaam om te springen met materialen is dat je ze simpelweg niet hoeft te gebruiken. Heb je je ooit al afgevraagd hoe het komt dat het alombekende Lack-koffietafeltje – dat al in productie is sinds 1980 - zo licht is? Ikea’s magische ingrediënt dat in verschillende meubels wordt gebruikt, is de boardon-frame techniek. Hierbij worden houten frames opgevuld met paper honeycomb, een sterk lichtgewicht skelet met een zeshoekig honingraatstructuur uit gerecycleerd papier, en … lucht. ‘Ikea is apetrots dat het meubels op die wijze kan produceren: het is licht, makkelijk uiteen te halen, en productie- en prijsvriendelijk, ook qua vervoer’, bevestigt Sam Goyvaerts (24), Vlaams interieurvormgever en ex-stagiair op de designafdeling in Älmhult, Zweden. ‘Klanten weten dat Ikea goedkoper is om bepaalde redenen, en dat is er één van. Ikea gebruikt vaak geen vol hout en pompt ook veel lucht in hun meubels maar ze komen er wel openlijk voor uit. De klant kan dit als fake aanschouwen maar kan niet zeggen dat hij zich bedrogen voelt. Als je daar als consument niet mee akkoord gaat, hoef je ook niet bij hen te kopen.’ ‘Een meubel in vol hout maken, zou het een hogere perceptie van kwaliteit meegeven’, gaat Chong verder. ‘Maar stel je voor dat dezelfde hoeveelheid materiaal die je nodig hebt voor één tafel kan gebruikt worden om er meerdere van te maken. IKEA tracht traditionele kwaliteitswaarden als degelijkheid, kwaliteit en duurzaamheid in hun producten te implementeren, ook al zullen veel klanten die als minder waardevol waarnemen. Het is moeilijk om die zaken in balans te houden, gezien de schaal waarop IKEA produceert.’
GERECYCLEERD PLASTIC EN WATERHYACINT ‘Make more from less’ is een slagzin die ze op de designafdeling graag horen. Een interessante evolutie die binnen deze filosofie past, is dat het bedrijf ook het afval wil terugdringen door het deels te hergebruiken in nieuwe producten. Karton verzameld in winkels en distributiecentra krijgt een tweede leven als opvulling in de kern van sommige meubelstukken. Bureauonderleggers zien het licht nadat ze gemaakt werden van 50% gerecycleerd plasticfolie die ten dele voortvloeit uit gebruikte verpakking voor producttransport. Gedemonteerde componenten uit oude matrassen worden indien mogelijk opnieuw gebruikt. En een opstapje wordt gefabriceerd uit 100% gerecycleerde, postindustriële kunststof. Het zijn maar
NIPPRIG collectie hier staat het gebruik van hernieuwbare materialen als waterhyacint, rotan, zeegras en bamboe centraal
enkele voorbeelden waarmee Ikea het materiaalgebruik anders benadert. De multinational probeert ook minder mainstream materialen her en der een al dan niet tijdelijke plaats te geven in de 10.000 producten die het bedrijf rijk is. Een mooi voorbeeld hiervan is de tijdelijke NIPPRIGcollectie waar het gebruik van hernieuwbare materialen als waterhyacint, rotan (een soort liaan), zeegras en bamboe centraal stond. Waterhyacint is een invasieve waterplant die op twee weken tijd dubbel zo groot kan terug groeien. Door deze plant te oogsten en te verwerken, verbeteren waterstromen in rivieren, meren en vijvers alsook de ondersteuning van hun ecosystemen
THEY MEAN BUSINESS ‘De grootste uitdaging voor IKEA is dat hun businessmodel van goedkope meubels en
huisdecoratie eerder de consumptie van grondstoffen aanmoedigt in plaats van het herstellen of hergebruiken van meubels’, zegt Dowdall. Dat is echter niet helemaal waar. Vorig jaar lanceerde Ikea de actie ‘Red de meubelen!’ in ons land waarbij het klanten vijf oplossingen biedt om hun meubels een tweede leven te geven. ‘Het is niet onze intentie om met deze actie te tonen dat de meubelen wel degelijk kwalitatief zijn, maar impliciet toont het natuurlijk wel aan dat de Ikeameubels meer dan één leven beschoren zijn’, aldus De Smet. Met de actie helpt de keten klanten meubels te restylen, repareren, doneren aan een goed doel, verkopen of te (laten) recycleren. Een unicum in België, ‘maar een werk van lange adem’, zo klinkt het. Naast de investeringen in duurzaamheidsprogramma’s, investeert het bedrijf ook in de mobilisatie van andere bedrijven via organisaties als ‘We Mean Business’ en ‘RE100’. ‘
We Mean Business’ is een coalitie van multinationals en organisaties die een stem voor het bedrijfsleven creëert om het klimaatbeleid te stimuleren en versnellen. RE100 is een groep van multinationals, waaronder ook H&M, die streven naar het gebruik van 100% hernieuwbare energie. Ikea is mede-oprichter en actief lid van beide initiatieven en wil dus de verworven schaal en invloed gebruiken om significante verschillen op gang te brengen in het voordeel van de planeet. Of Ikea alle duurzaamheidsacties al dan niet volledig oprecht onderneemt, laten we in het midden. Greenpeace is echter duidelijk: ‘Wij denken dat Ikea oprecht is in wat het doet en nastreeft.’
© Schonestadsmeisje
© Lisa_bunny
© Julie_who
© Lisa_bunny
© Eveloveshuggingtrees
Laat je niet inpakken Hoe haalbaar is een verpakkingsloos leven?
Elke Belg produceert jaarlijks gemiddeld zo’n 365 kilogram huishoudelijk afval. Per persoon komt daar nog 3 500 kg ‘verborgen’ industrieel afval bovenop dat zuiver ontstaat door de fabricage van onze consumptiegoederen. Om onze afvalbergen flink te doen slinken, pleiten de zogenoemde Zero Wasters voor een zo goed als compleet afvalloos bestaan. Maar hoe pak je dat praktisch aan, afvalloos gaan leven? And what about de zero waste shops die ons daarbij willen helpen en langzaam maar zeker hun plek veroveren in onze verpakte maatschappij.
Tekst Aimée Bruyninckx Foto’s Aimée Bruyninckx / Eveloveshuggingtrees / lisa_bunny / Julie_who / Schonestadsmeisje / cristalmuniz / loula_belles
De Californische Béa Johnson - dé pionier van de afvalloze levensstijl – vat de strijd tegen nutteloze verpakkingen samen in vijf woorden: refuse, reduce, reuse, recycle en rot. Weigeren en minderen gaan hand in hand en begint voornamelijk bij het winkelen. Wanneer je een zero waste shop binnenwandelt, lijkt het aanbod niet zo uitgebreid als in de meeste supermarkten. Van keuzestress tussen merk A, B of C is in deze winkels geen sprake. Ook dat is onlosmakelijk verbonden met het afvalarme gedachtengoed dat prima in de Vlaamse verpakkingsloze winkels Robuust, Content en Ohne naar voren komt. Hier geen tentoonspreiding van merken die met schreeuwerige verpakkingen smeken om gekocht te worden. In deze winkels is het sec en to the point. Biologische, fairtrade en/of lokaal geproduceerde bulkproducten in silo’s aan de muur, groenten en fruit los in bakken, olie in vaten met een tapkraantje, grote glazen bokalen gevuld met koekjes of granola. Allemaal geaccompagneerd van heldere
productinformatie. Niets meer, maar zeker ook niets minder. Jezelf een verbod op wegwerpverpakkingen opleggen, gaat niet zozeer gepaard met een heel grote inperking van je keuzemogelijkheden. Het aanbod is iets minder uitgebreid dan in de meeste supermarkten, maar wel gevarieerd.
Zondige zoetigheden Een zero waste shop is dus letterlijk wat de naam inhoudt: een winkel zonder afval. Of dat zou het toch moeten zijn. Ook al staan deze winkels qua verpakkingsarme winkelbestemming op één, toch kunnen zelfs zij niet 100% verpakkingsloos zijn. ‘Producten zoals honing en confituur bieden we aan in statiegeldpotjes, omdat het een boeltje zou worden als iedereen het zelf uitschept’, verklaart Sara Vander Auwera, medeoprichtster van de Leuvense zero waste shop Content. Hetzelfde geldt voor biobier. ‘We vinden het belangrijk dat we ook afval vermijden tussen ons en de leveranciers. Zoveel mogelijk
Veerle Colle
werken met retourverpakking is hier ideaal voor. Maar niet elke leverancier wil of kan daar aan meewerken. Het enige product dat echt niet zonder verpakking kan, is rauw vlees. Dat mag niet verpakkingsvrij verkocht worden, tenzij door een slager.’ En wat met zondige zoetigheden en zoute snacks? ‘Ambachtelijke truffels, koekjes of gebak staan in glazen, afgedekte schotels. Chocolade of chips zijn moeilijk te voorzien in een winkel als deze, omdat het te makkelijk smelt of breekt’, aldus jobstudente bij Content Laurence Bastin (23). ‘Sinds ik zero waste ga, snoep ik veel minder. Heel af en toe koop ik toch nog eens chips, maar dan voel ik me schuldig omdat ik weet: dit is rest’, vertelt de Gentse Veerle Colle (27). De illustratrice gaat sinds januari dit jaar de Zero Waste Challenge aan en probeert zo geleidelijk aan haar eigen afvalberg te verkleinen. ‘Het klopte gewoon niet meer. Ik kwam tot het besef dat ik dingen kocht om die praktisch direct terug weg te smijten. Nu probeer ik strenger te zijn voor mezelf en meer alternatieven te zoeken om te investeren in een afvalarm leven.’ ‘Restafval staat op nummer één om te vermijden, want dat wordt gewoon verbrand’, legt Veerle uit. ‘Compost en PMD worden niet als afval beschouwd, omdat er na het wegsmijten nog iets mee gebeurd.’ Wie de vierde en vijfde R van Béa Johnson wil nastreven, moet dus ook duidelijk weten wat precies als waste beschouwd wordt en wat in welke vuilbak thuishoort.
Goesting breekt wet Wie verpakkingsarmer wil winkelen, moet natuurlijk in de eerste plaats alternatieven vinden voor de standaard en gangbare verpakkingen die we massaal
WAT VIND JE IN EEN VERPAKKINGSLOZE WINKEL? - Seizoensgebonden groenten en fruit, overwegend van lokale teelt - Pasta, rijst en granen - Peulvruchten, noten en zaden - Ontbijtgranen - Brood - Zoet en hartig broodbeleg - Bloem, zuivel en eieren - Gedroogd fruit - Kruiden en zoetstoffen - Hartige en zoete snacks - Vleesvervangers en vegetarische burgers (soms is er vlees, meestal niet) - Olijven, artisjokken en zongedroogde tomaten - Sappen - Losse thee en koffie - Alcohol: lokaal gebrouwen bieren en sterke dranken - Olie en sauzen - Huishoudproducten - Verzorgingsproducten - Alternatieve verpakkingen Afhankelijk van welke zero waste shop je bezoekt, varieert het aanbod lichtjes. berobuust.be contentleuven.weebly.com ohne.be
en vaak onbewust aankopen. Geen plastic zakje meer vragen aan de kassa, maar je eigen stevige winkeltas meenemen is een makkelijke en ondertussen evidente stap. Wegwerpverpakkingen worden vervangen door plastic versheidsdozen, glazen flessen en bokalen. Het makkelijkste is om alles wat je al in huis hebt te hergebruiken. ‘Ik recycleer alles door het af te wassen’, getuigt Laurence. ‘Zelf ga ik niet extreem in het afvalloos leven, wat betekent dat ik af en toe nog plastiek verpakkingen koop. Maar door die lang te hergebruiken en achteraf te recycleren, lijkt mij dat ook best oké. Grote yoghurtpotten zijn ideaal om wat champignons in te steken of te laten bijvullen met verse yoghurt. Een botervlootje is prima voor noten of gedroogd fruit en lege kruidenpotjes vul ik gewoon bij.’ Hergebruik is het sleutelwoord. Met je eigen bokalen en potjes naar de winkel stappen, vraagt toch een zekere klik in je bovenkamer. Ongepland even binnenwippen voor een snelle aankoop, is in een zero waste shop haast geen optie. Daarbij duurt het ook wel een tijdje om aan te voelen welke bokalen en potjes het meest geschikt zijn voor bepaalde voedingswaren. Het voordeel is wel dat je, voor je gaat winkelen, alles opschrijft wat je nodig hebt en niets meer kan meenemen. Om toch nog een beetje te kunnen toegeven aan de lokroep van al dat lekkers, neem je gewoon enkele extra potjes mee. Want niets zo frustrerend als plots heerlijke chocoladegranola te zien staan, maar geen enkel leeg doosje meer bij te hebben. Gelukkig kan je in verpakkingsloze winkels ook bokalen en andere alternatieve verpakkingen kopen. Want nood (of goesting) breekt soms wet.
You are in charge De vraag of zero waste shops al dan niet duurder zijn, is makkelijk te beantwoorden. Ja, ze zijn duurder dan reguliere supermarkten, maar de prijzen liggen hier niet zoveel hoger dan in andere biowinkels. Georganiseerd en vooral verpakkingsloos winkelen zorgt ervoor dat je geen producten aankoopt die je eigenlijk niet nodig hebt. Slechts een paar eetlepels van een bepaald kruid nodig? Dan hoef je geen vol potje aan te schaffen. Wanneer je als kleine eter maar zeven champignons eet, waarom moet je dan een bakje van 500 gram kopen? De mogelijkheid om in zero waste winkels je eigen hoeveelheden te bepalen, geeft een bevredigend en bevrijdend gevoel. Zélf kiezen dat je 50 gram lijnzaad, 698 gram havermout en 2 scheppen olijven mee naar huis neemt, geeft je het gevoel dat jij in charge bent. Het beslissingsrecht ligt volledig bij jezelf, jij hebt de touwtjes in handen. Op die manier bewust kopen op maat van wat je nodig hebt, bepaalt logischerwijs mee de prijs die je betaalt en gaat voedselverspilling tegen. Dat is studenten in Antwerpen, Leuven en Gent niet ontgaan. ‘Zij komen vooral langs omdat ze hier desgewenst kleine porties kunnen kopen. Zo moeten ze ook niet elke dag dezelfde muesli eten’, lacht Vander Auwera. ‘Medestudenten en vrienden vinden het winkelconcept een heel goed initiatief en zijn er ook enthousiast over eens ze er zijn geweest. Er zijn er echter ook velen die het te ver vinden of de moeite niet nemen om er eens langs te gaan. Zeker studenten hebben vaak de mentaliteit om te kiezen voor de
Mij pak je niet in Content organiseerde een enquête op hun Facebookpagina waaruit bleek dat de helft van hun fans de winkel geschikt vindt voor hun basisaankopen. Dertig procent ziet de zero waste shop eerder als een aanvullende winkel. Naar een klassiek grootwarenhuis gaan en daar alles kopen wat je nodig hebt, is een ingebakken gewoonte. Zowel qua verplaatsing als qua tijd is dat het gemakkelijkst, maar op vlak van afvalvermijding kan deze manier van winkelen vaak niet tellen. ‘Om verpakkingsarm te winkelen, moet je eerst uitzoeken wat je waar zonder verpakking in je buurt kan vinden. Het vraagt om een investering in tijd en daar moet je wel zin in hebben’, vertelt Veerle.
© cristalmuniz
Naast de dun bezaaide zero waste shops in de stad, zijn er namelijk ook andere zaken waar je gerust met je eigen potje mag komen aandraven. Het burgerinitiatief ‘Mij pak je niet in’ creëerde op hun website een interactieve kaart met plaatsen in Vlaanderen waar je met je eigen verpakking met open armen ontvangen wordt. Biobrussels.com helpt je met de ‘plasticfree options in BXL map’ op weg in de hoofdstad. Niet elke slager staat te popelen om je versheidsdozen te vullen, maar wie in z’n eigen buurt niet waagt, niet wint. Al is het in de
stad een pak makkelijker om plaatsen te vinden waar je verpakkingen kan mijden. Net als je oma kan je op de markt bij het groentekraam je eigen tas afgeven of naar de frituur je eigen kookpot of bakje meenemen. ‘Bij de bakker en de broodjeszaak gebruik ik mijn herbruikbare, wasbare broodzak. Ik doe alsof het een gewoonte is en hoop dat andere klanten het ook opmerken en het hen kan inspireren. Maar meestal durf ik niet naar de andere klanten te kijken, want soms schaam ik me nog. Ik wil geen ambetante klant zijn’, vertelt Veerle. Met een beetje durf blijkt er dus veel mogelijk.
Blokje shampoo en menstruatiecup Verpakkingsloos winkelen is slechts een onderdeeltje van een verpakkingsloos leven. Van de ene op de andere dag volledig zero waste willen gaan is een strijdvaardig maar nogal onhaalbaar doel. Daarentegen zijn de mogelijkheden legio om naast de wegwerpverpakking rond voeding, stapje bij beetje op verschillende andere manieren afval te vermijden. Heb je er al bij stil gestaan hoeveel flessen shampoo, douchegel of deodorant je jaarlijks opgebruikt en weggooit? Deze zaken zijn ook prima te verkrijgen in vaste vorm, waardoor je een flink aantal verpakkingen uitspaart. Voor een blokje conditioner of bodycrème betaal je gemiddeld zo’n 15 euro, maar je doet er gemakkelijk een jaar mee. Wil je toch vasthouden aan je vertrouwde vloeibare shampoo, dan kan je in sommige biowinkels je eigen fles bijvullen. Make-up verwijder je met wasbare reinigingsdoekjes en kokosolie. Tandpasta maak je
© loula_belles
goedkoopste producten en niet voor de minst verpakte. Gelukkig staat mijn moeder ook achter het concept van de verpakkingsarme winkels en wordt ik dus wel van thuis uit gesponsord. Dat geluk heeft niet elke student’, vertelt Laurence.
makkelijk zelf en je tandenborstel kan je tegenwoordig vervangen door een bamboe-exemplaar dat je na enkele maanden easy peasy bij je GFT mag gooien. De vrouwelijke lezers zullen het beamen: wanneer de tijd van de maand aanbreekt, vliegen er telkens opnieuw tientallen tampons en maandverbanden de vuilbak in. Wasbare maandverbanden zijn een ecologisch alternatief om de vuilbak in het kleinste kamertje te ontlasten. Een zero waste alternatief voor tampons is een andere optie. De menstruatiecup is een zacht siliconen bekertje dat je dubbel plooit en inbrengt op dezelfde wijze als een tampon. Eenmaal ingebracht zuigt het zich vacuüm en kan je het zonder lekgevaar of zorgen een paar uur laten zitten. Daarna spoel je het simpelweg uit en breng je het terug in. De investering van zo’n 25 euro betaalt zichzelf na enkele maanden terug en je kan er jaren gebruik van maken. Worth a buy, ladies?
Back to the past Het afval van de voorbije twee jaar van de hippe blogster Lauren Singer past in één (!) ridicule bokaal. Wie zoveel mogelijk verpakking uit z’n leven willen bannen, kan dus zo ver gaan als hij of zij zelf wil. ‘Één bokaal kan volgens mij echt enkel als je geen huisdieren en geen lief hebt’, lacht Veerle. ‘Binnenkort ga ik samenwonen met mijn vriend. Hij wil ook wel zuiniger leven, maar ik ben er zeker van dat dat nog wat problemen zal geven. Zero waste leven, daarvoor moet je een stukje back to the past. Anders gaan denken, anders leven. Alles wat ik gevonden heb en geen extra afval met zich meebrengt, daar zal ik niet meer van afstappen. Maar voor mij stopt het als ik iemand anders z’n plezier wegneem. Eens ik een huishouden heb, zal ik nieuwe compromissen moeten sluiten en afwegingen tussen minder afval en het praktische moeten maken.’ ‘In het begin zag ik overal afval en was ik er te fanatiek mee bezig. Het was wel leuk voor mezelf, maar niet voor anderen want ik gaf constant commentaar op alles en iedereen. Nu bekijk ik mijn eigen zero waste challenge als een gezonde verslaving, zonder te overdrijven. Je moet er niet naar of voor gaan leven, het moet bij je leven horen.’ De moraal van het verhaal? ‘Verpakkingsarm’ is in het volledige concept van de Zero Wasters misschien wel een gepastere en meer haalbare term dan ‘verpakkingsloos’. Iedereen moet voor zichzelf zien wat zijn of haar afvalverbruik is en waar je zaken kan aanpassen. De ultieme tip is om alles stap voor stap te doen. Probeer eerst eens één product op een andere manier te kopen en te gebruiken. Als je wacht tot je alles perfect kan doen , dan kan het nog lang duren voor er iets verandert. Verpakkingsarmer proberen leven, is soms niet de meest easy, maar wel een bewuste keuze. Hou het leuk en bekijk het als een uitdaging, maar onthoud dat haalbaarheid primeert.
KLEINE AFVALVERMIJDENDE TIPS VOOR BINNEN- EN BUITENSHUIS - Koekjes kopen? Kijk of ze nog eens individueel verpakt zijn en tracht zo vaak mogelijk snacks te kopen zonder extra verpakking rond. - Deel een grote fles afwasmiddel met je kotgenoten of giet wat afwasmiddel van thuis in een bokaaltje. Zonde om altijd zo’n mini-verpakking te kopen als er thuis waarschijnlijk een grote fles staat waar je gerust wat van mag meenemen. - Maak je eigen lunch en probeer het vluchtig kopen van een broodje of een andere snelle hap zoveel mogelijk te vermijden. Toch vaak een onverwacht hongertje? Steek te allen tijde een oude (of herbruikbare) broodzak en een herbruikbaar plastic besteksetje in je rugzak om extra afval te verkomen. - Eten afhalen? Neem je eigen schotel mee of hergebruik de potjes van de vorige keer. Daar doen de meesten niet moeilijk over, want dat is voor de Chinees of friturist om de hoek ook gewoon goedkoper. Soms krijg je zelfs korting of een extra stempel op je klantenkaart. - Hangt er een sterke geur in een verpakking die je wil hergebruiken? Wrijf er eens flink met citroen over, laat het intrekken, was het af en je doosje is weer zo goed als nieuw. - Haal een degelijke drinkbus in huis en hervul hem dat het een lieve lust is. Fans van smoothies kunnen zich een hippe mason jar (Amerikaanse weckpot, met of zonder oortje) aanschaffen. - Weeg je groenten zonder plastic zakje en kleef het plakkertje op een ander product in je kar om de prijs te laten scannen. Of misschien is een groente- of fruitpakket wel een optie? Sommige universiteiten en hogescholen bieden studentenpakketten aan. Online shops, blogs & extra tips Zerowastehome.com Greenevelien.com Trashisfortossers.com Mijpakjenietin.be Bio-brussels.com Kudzu.be