Zusterliefde
Aarzelend bleef Esther voor de ingang van het hoge flatgebouw staan. Kleine zweetdruppeltjes parelden op haar voorhoofd en bovenlip. Het was drukkend warm in de stad. Ze bond haar blonde sluike haar in een staart. Het bracht iets verkoeling. Esther de Wit, begin veertig en succesvolle zakenvrouw: haar collega’s noemden haar een vrouw met lef, voor niets en niemand bang. Ze moesten eens weten. Ze was van haar leven niet zo bang geweest als nu. De telefoon in haar hand trilde. Er verscheen een nieuw bericht in het beeldscherm: ‘Kom naar boven als je durft.’ Ze keek omhoog, het duizelde haar. In hemelsnaam, wat deed ze hier? Waarom maakte ze niet rechtsomkeert? De telefoon trilde opnieuw: ‘Durf je niet?’ Ze ademde een paar maal diep in en uit. Het was nu of nooit als ze een einde wilde maken aan de anonieme berichten. Als ze wilde weten of haar vermoeden juist was; dat ze wist wie haar stalker was. Even later stond ze in de benauwde lift. Op de tiende en bovenste verdieping zoefden de deuren open. Haar hand omklemde de telefoon – haar lijflijn. De voordeur stond op een kier. Een vage maar bekende geur drong haar neus binnen – sigaren en Chanel nummer vijf. Kon je mensen aan hun geur herkennen? Tijd om daarover na te denken had Esther niet. Iemand gaf haar een forse duw in haar rug, waardoor ze voorover viel en languit in de gang terechtkwam. Een straaltje bloed sijpelde langs haar mondhoek en vormde een plasje op de grond. Haar lijflijn lag een handbreedte bij haar vandaan. ‘Welkom,’ fluisterde een rookstem in haar oor. ‘Jij durft.’ Tegelijkertijd schoot een felle pijnscheut door haar lichaam. Een rode pump stond boven op haar hand. Ze kreunde. Sigaren, Chanel en een rode pump. Haar brein registreerde razendsnel de feiten en kwam tot een conclusie: het was een dodelijke combinatie in de vorm van Heleen. ‘Fataal,’ flitste het door haar hoofd. De pump stapte van haar hand af en schopte de telefoon buiten haar bereik. Heleen knielde naast haar neer. Met de elegantie die ze zo goed van haar kende zoog ze aan een kleine sigaar, inhaleerde de rook en blies deze in haar gezicht. Esther voelde de hete adem op haar huid en walgde. Door een kier van haar wimpers zag ze een roodgelakte nagel dichterbij komen. Tergend langzaam gleed deze langs haar slaap, via haar hals naar beneden. Precies in het kuiltje oefende de vinger druk uit. Het benam haar de adem. ‘Heleen, waarom…’ Een hand bedekte haar mond en smoorde de woorden.
‘Ssst. Eindelijk ben je van mij. Mijn trofee.’ Heleen, dood gewaande Heleen. Jaren geleden verdween ze spoorloos. En nu zat ze in levenden lijve naast haar en hield haar met één vinger in bedwang. Het was te laat en ze wist het. Met een intense pijn drong de nagel diep haar vlees binnen. Warm kleverig vocht ontsnapte uit haar hals. Rochelend hapte ze naar lucht. ‘Mooi rood.’ De stem suisde in haar oren. ‘Bloedrood. Zo zie ik het graag.’ Als laatste zag ze de onderkant van de pump op haar afkomen. Ze hadden dezelfde maat – maat veertig. Even kromde haar lichaam zich, zette ze zich schrap, toen de hak als een stiletto naar beneden kwam.
De vrouw op de grond lag bewegingsloos op haar zij, alsof ze sliep. Haar rode pumps stonden naast haar. Het blonde haar lag als een krans om haar witte gezicht, waarin de rode lippenstift fel afstak. Met ijzige kalmte en precisie lakte ze haar nagels, borstelde ze de haren tot ze glansden. ‘Als twee druppels water,’ lispelde Heleen. Ze zuchtte, terwijl ze naar de stilte gestalte keek. Van kleins af aan was Esther altijd slimmer, altijd liever en altijd mooier dan zij. Daar kwam nu een einde aan. Er verscheen een glimlach op haar gezicht. Opnieuw beleefde Heleen de sensatie van het moment dat de scherpe puntige hak het blanke vlees doorboorde. Het ultieme genot. Haar lach werd grimmig. Ze kon tevreden zijn over haar werk. Het zou vast en zeker nog dagen duren voordat ze haar zouden vinden, want niemand zou haar missen, dood gewaande Heleen – een icoon. Nu was ze echt dood. Ze griste de telefoon van de grond, stopte deze in haar broekzak. Met een klap trok ze de deur achter zich in het slot. De zinderende hitte hield de geur van parfum en sigaren vast terwijl ze via de brandtrap naar beneden liep. Kon je mensen aan hun geur herkennen?