#1 New York Times Bestseller die Coates schrijft aan zijn vijftienjarige zoon, waarin hij beschrijft hoe het is om als zwarte jongen op te groeien in Amerika. Een Amerika dat zichzelf voorhoudt dat raciale tegenstellingen tot het verleden behoren, maar waarbij de aanhoudende gewelddadige andere werkelijkheid laten zien. Coates maakt pijnlijk duidelijk hoezeer racisme in
TA-NEHISI COATES is correspondent
de Amerikaanse cultuur zit verankerd en hoe
voor The Atlantic en is in korte tijd
gewelddadige uitspattingen geen toevallige incidenten
de invloedrijkste denker over cultuur,
zijn, maar voortkomen uit scheve machtsverhoudingen
politiek en racisme geworden. Hij
en diepgewortelde maatschappelijke noties. Coates
groeide op in een van de armste wijken
kijkt vanuit een historisch perspectief, waarin hij beschrijft
van Baltimore, waar zijn vader, een
hoe raciale gedachten door de eeuwen heen zijn geëvolueerd.
voormalige Black Panther, hem liet zien
Volgens Coates is racisme vooral een fysieke ervaring,
hoe gewelddadige en racistische systemen
waarbij fysieke dreiging tegen ‘black bodies’ telkens
werken en elkaar in stand blijven houden.
een andere vorm aanneemt: van slavernij en opsluiting
In Amerikaanse media geldt hij als de man
tot buitensporig politiegeweld. Hij neemt de lezer aan de
die ‘de intellectuele leegte vult die is
hand mee door zijn leven, waarbij hij één vraag probeert
ontstaan na het overlijden van
te beantwoorden: is het mogelijk om geweldloos
James Baldwin’.
in een Amerikaans zwart lichaam te leven?
Ik heb me afgevraagd wie de intellectuele leegte zou kunnen vullen na het overlijden van James Baldwin. Dat is overduidelijk Ta-Nehisi Coates. […] Verplichte lectuur. —Toni Morrison
Het boek brandt met morele intelligentie over de dagelijkse vernederingen waar zwarte mensen mee te maken hebben en weigert de makkelijke troost van hoop en optimisme. — Gregory Cowles
TUSSEN DE WERELD EN MIJ
FOTO: Nina Subin
incidenten tegen zwarte bevolkingsgroepen een
TA-NEHISI COATES
TUSSEN DE WERELD EN MIJ is een lange brief
Of je het eens bent of niet, een van de grootste genoegens van het lezen van Ta-Nehisi Coates is te worden uitgedaagd op manieren die je niet verwacht of indenkt. — Michelle Alexander
Coates’ stijl is lyrisch, de inhoud hard, hij kalligrafeert met een drilboor. — De Groene Amsterdammer
AUP.nl 9 789462 981546
AUP_COATES_(wereld)_rug20.5mm_v05.indd 1
“Verplichte lectuur.”—Toni Morrison 27-10-15 14:17
Tussen de wereld en mij
Ander werk van Ta-Nehisi Coates: De schitterende strijd
Tussen de wereld en mij
Ta-Nehisi Coates
AUP
Oorspronkelijke uitgave: Ta-Nehisi Coates, Between The World And Me. New York: Spiegel & Grau, 2015 [isbn 978-0-8129-9354-7] © Ta-Nehisi Coates 2015 Vertaling: Rutger H. Cornets de Groot Tussen de wereld en mij is non-fictie. Sommige namen en gegevens waaruit de identiteit van personen kan worden opgemaakt zijn veranderd. De titel van dit werk is ontleend aan het gedicht ‘Between the World and Me’ van Richard Wright, uit White Man Listen! copyright © 1957 Richard Wright. Met permissie overgenomen uit John Hawkins & Associates, Inc., en de Erven Richard Wright. Wij danken de volgende personen en instellingen voor hun toestemming voor het overnemen van eerder gepubliceerd materiaal: Chris Calhoun Agency: fragment uit ‘Ka’Ba’ door Amiri Baraka, copyright © Erven Amiri Baraka. Overgenomen met toestemming van het Chris Calhoun Agency. John Hawkins & Associates, Inc., en de Erven Richard Wright: fragment uit ‘Between the World and Me’ uit White Man Listen! door Richard Wright, copyright © 1957 Richard Wright. Overgenomen met toestemming van John Hawkins & Associates, Inc., en de Erven Richard Wright. Sonia Sanchez: fragment uit ‘Malcolm’ van Shake Loose My Skin door Sonia Sanchez (Boston: Beacon Press, 1999), copyright © 1999 Sonia Sanchez. Overgenomen met toestemming van Sonia Sanchez. Af beelding omslag: Bridgeman images Ontwerp omslag: Greg Mollica; uitwerking Nederlandse editie: Suzan Beijer Ontwerp binnenwerk: Crius Group, Hulshout isbn e-isbn e-isbn nur
978 94 6298 154 6 978 90 4853 119 6 (pdf ) 978 90 4853 120 2 (ePub) 320
© Ta-Nehisi Coates / Amsterdam University Press B.V., Amsterdam 2015 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Voor David en Kenyatta, die geloofden
En op een ochtend in het bos zag ik het ding ineens liggen, Zag het liggen in een grasveld omringd door schilferige eiken en iepen En de roetkleurige deeltjes van het tafereel maakten zich los en drongen zichzelf tussen de wereld en mij... — Richard Wright
I. Praat me niet van martelaren, van mannen die sterven om op parochiedagen herdacht te worden. Ik geloof niet in sterven, al zal ook ik doodgaan. En viooltjes als castagnetten zullen mijn echo zijn. — Sonia Sanchez
Jongen, Afgelopen zondag vroeg een bekende talkshowpresentatrice me wat het betekent om mijn lichaam te verliezen. Ze presenteerde het programma vanuit Washington D.C. en ik zat in een afgelegen studio ergens aan de westkant van Manhattan. Er was een satellietverbinding tussen ons, maar geen apparaat kon de enorme afstand overbruggen tussen haar wereld en de wereld die ik geacht werd te vertegenwoordigen. Op het moment dat ze me naar mijn lichaam vroeg, verdween haar gezicht langzaam uit beeld en schoven er woorden over het beeldscherm die ik eerder die week had geschreven. Ze las de woorden voor aan de kijkers en na afloop kwam ze terug op mijn lichaam, al noemde ze het niet als zodanig. Maar ik ben eraan gewend geraakt dat verstandige mensen naar de staat van mijn lichaam informeren zonder te beseffen wat ze eigenlijk vragen. In het bijzonder wilde de presentatrice weten waarom ik vind dat de ontwikkeling van wit Amerika, of beter van de Amerikanen die het idee hebben dat ze wit zijn, is gebaseerd op plundering en geweld. Ik voelde een oud en onbestemd verdriet opkomen toen ze het vroeg. 11
Het antwoord is wat de mensen met dat idee zelf gedaan hebben. Het antwoord is de geschiedenis van Amerika. Dat is geen extreem standpunt. Amerikanen hebben de democratie zodanig vergoddelijkt dat ze het idee hebben van tijd tot tijd deze God het zwijgen te hebben opgelegd. Maar democratie is een vergevingsgezinde God en de Amerikaanse ketterijen – marteling, diefstal, slavernij – komen bij mensen en naties zo vaak voor dat niemand kan zeggen er helemaal vrij van te zijn. Feitelijk hebben de Amerikanen hun God nooit echt verraden. Toen Abraham Lincoln in 1863 zei dat dankzij de Slag bij Gettysburg ‘een regering van het volk, door het volk, voor het volk, niet van deze aarde zou verdwijnen’, drukte hij daarmee meer uit dan alleen een ambitie; bij het uitbreken van de Burgeroorlog was er nergens zoveel inspraak als in de VS. De vraag is niet of Lincoln echt een ‘regering van het volk’ op het oog had, maar wat in ons land vanouds onder het politieke begrip ‘volk’ wordt verstaan. In 1863 dachten ze daarbij niet aan je moeder of grootmoeder, en ook niet aan jou of mij. Dus het probleem van Amerika is niet het verraad van die ‘regering van het volk’, maar de manier waarop ‘het volk’ zichzelf van namen heeft voorzien. Dit brengt ons op een ander belangrijk ideaal, een dat Amerikanen impliciet met zich meedragen maar waar ze zich niet bewust van zijn. Amerikanen geloven in het idee dat ‘ras’ een vaststaand, onbetwijfelbaar onderdeel is van de wereld zoals die is. Racisme – de behoefte om aan mensen onvervreemdbare eigenschappen toe te schrijven en ze op grond daarvan te vernederen, te verzwakken en te vernietigen – is een onvermijdelijk gevolg van deze onveranderbare toestand. Racisme wordt gezien als de onschuldige dochter van moeder natuur, en misdadige 12
episodes als de Middenpassage of de Trail of Tears zijn alleen te betreuren zoals je een aardbeving of een tornado of een ander natuurfenomeen betreurt waar mensen niets aan kunnen veranderen. Maar ras is het kind van racisme, niet de vader. En het geven van namen aan ‘het volk’ is nooit een kwestie van genealogie of fysionomie geweest, maar van hiërarchie. Verschillen in huids- en haarkleur zijn van alle tijden. Maar het idee dat huid en haar onderscheidende factoren zijn op grond waarvan een maatschappij kan worden georganiseerd, en dat ze voor dieper liggende, onuitwisbare kenmerken staan: dat is het nieuwe geloof van deze nieuwe mensen, die op een hopeloze, tragische, bedrieglijke manier zijn grootgebracht met het idee dat ze wit zijn. Deze nieuwe mensen zijn, net als wij, een moderne vinding. Maar anders dan voor ons heeft hun nieuwe naam geen echte betekenis als je die van de machinerie van misdadige machtsuitoefening losmaakt. De nieuwe mensen waren iets anders voordat ze wit werden: katholiek, Corsicaan, Welsh, doopsgezind, jood... En als de hoop van dit land ooit op enige manier vervuld mag worden, dan zullen ze opnieuw iets anders moeten worden. Misschien worden ze ooit echt Amerikanen en vinden ze een nobeler basis voor hun mythen. Dat kan ik niet voorspellen. Voor nu geldt dat de manier waarop al die verschillende groepen zijn witgewassen en in het verheven ideaal van een witte huid zijn opgegaan, niet aan wijnproeverijen of buurtfeestjes te danken is geweest, maar aan de roof van leven, werk en land; aan het geselen van ruggen, het vastketenen van ledematen, het wurgen van afvalligen, aan de vernietiging van gezinnen, het verkrachten van moeders, de verkoop van kinderen en aan allerlei andere daden die vóór alles tot doel hadden 13
om jou en mij de bescherming en zeggenschap over ons eigen lichaam af te nemen. De nieuwe mensen zijn daar niet de eersten in. Wie weet is er op een bepaald moment in de geschiedenis een grote macht geweest die voor de gewelddadige uitbuiting van menselijke lichamen gespaard is gebleven. Als dat zo is, dan moet ik die nog ontdekken. Toch kan die banaliteit van geweld voor Amerika nooit een excuus zijn, aangezien Amerika geen aanspraak maakt op het banale. Amerika ziet zichzelf juist als uitzonderlijk, als de grootste en meest indrukwekkende natie ooit, een eenzame geweldenaar tussen de witte stad van de democratie en terroristen, despoten, barbaren en andere vijanden van de beschaving. Hoe dan ook kun je niet én beweren bovenmenselijk te zijn én toegeven fatale fouten te hebben gemaakt. Ik vind dan ook dat we de aanspraken van onze landgenoten op Amerikaanse uitzonderlijkheid serieus moeten nemen. Daarom stel ik voor om ons land aan een uitzonderlijke morele norm te onderwerpen. Dat is moeilijk, omdat we overal worden verleid om Amerika’s onschuld maar gewoon te accepteren en er niet te diep op in te gaan. En het is ook maar al te makkelijk om weg te kijken, om de vruchten van onze geschiedenis in ons bestaan op te nemen en het grote kwaad te negeren dat in ons aller naam is geschied. Maar jij en ik hebben nooit echt die luxe gekend. Dat weet je geloof ik wel. Ik schrijf je in je vijftiende levensjaar. Ik schrijf je omdat dit het jaar is waarin je hebt gezien hoe Eric Garner gewurgd werd voor het verkopen van sigaretten; omdat je nu weet dat Renisha McBride werd neergeschoten omdat ze hulp zocht; dat John Crawford neergeschoten werd omdat hij in een warenhuis rondliep. En je hebt mannen in uniform langs Tamir Rice zien rijden om hem 14
te vermoorden: een twaalfjarig kind dat ze op grond van hun eed hadden moeten beschermen. En je hebt gezien hoe mannen in dezelfde uniformen Marlene Pinnock afranselden, een oma, aan de kant van de weg. En je weet nu, als je het niet al wist, dat de politiebureaus van dit land bevoegd zijn om je lichaam te vernietigen. Het maakt niet uit of de vernietiging het gevolg is van een iets te sterke reactie met ongelukkige afloop. Het maakt niet uit of het met een misverstand begint. Het maakt niet uit of het uit een domme richtlijn voortvloeit. Maar als je sigaretten verkoopt zonder de juiste vergunning kan je lichaam worden vernietigd. Heb je wraakgevoelens jegens de mensen die je lichaam in de val willen laten lopen, dan kan het vernietigd worden. Loop je in een donker trappenhuis: je lichaam kan vernietigd worden. De vernietigers zullen maar zelden ter verantwoording worden geroepen. Meestal krijgen ze een pensioen. En vernietiging is maar het laatste moment binnen een orde waarin fouilleren, gevangenzetten, slaan en vernederingen tot de voorrechten horen. Dit alles is gesneden koek voor zwarte mensen. Het is ook ouwe koek voor hen. Niemand wordt verantwoordelijk gehouden. Er is niets inherent kwaadaardigs aan die vernietigers, of zelfs maar aan deze tijd. De vernietigers zijn maar uitvoerders van de grillen van ons land; zo houden ze de tradities en erfenis ervan in stand. Het is moeilijk om dat onder ogen te zien. Maar alle bewoordingen waarmee we over deze dingen spreken – rassenrelaties, raciale kloof, raciale justitie, rassendiscriminatie, witte privileges, zelfs witte superioriteit – dienen alleen om te verdoezelen dat racisme een puur lichamelijke ervaring is. Dat racisme hersenen loswrikt, luchtwegen blokkeert, spieren openrijt, organen uitrukt, botten breekt, tanden 15
uitrukt. Dat mag je nooit uit het oog verliezen. Vergeet nooit dat de sociologie, de geschiedenis, de economie, de kaarten, de grafieken, de regressies, dat die allemaal met veel geweld hun weerslag op het lichaam hebben. Die zondag met de presentatrice in dat actualiteitenprogramma probeerde ik dit in de tijd die ik had zo goed mogelijk uit te leggen. Maar aan het eind van het blokje liet de presentatrice een alom bekende foto van een elfjarig zwart jongetje zien dat met tranen in de ogen een witte politieagent omarmt. Daarop vroeg ze me wat ik te zeggen had over ‘hoop’. Meteen wist ik dat ik voor niets had gesproken. En ook dat ik dat van tevoren wel geweten had. Ik vroeg me weer af waar dat onduidelijke verdriet toch vandaan kwam. Waarom had ik verdriet? Ik verliet de studio en wandelde een stukje. Het was een stille decemberdag. Op straat liepen gezinnen die zichzelf voor wit hielden. Kinderen die tot witten werden opgevoed zaten in kinderwagens. Ik had verdriet om deze mensen, zoals ik ook verdriet had om die presentatrice en om alle mensen die hadden gekeken en zich in de schone schijn van de hoop wentelden. En ineens begreep ik waarom ik verdrietig was. Toen de journaliste me naar mijn lichaam vroeg, leek het alsof ze me vroeg om haar uit haar fijnste droom te doen ontwaken. Ik heb die droom mijn hele leven gezien. Het is een Droom van mooie huizen met schitterende gazons. Met barbecues op Memorial Day, met buurtinitiatieven en opritten. Een Droom van boomhutten en padvinders. Een Droom die ruikt naar pepermunt en smaakt naar aardbeientaart. Ik heb lang in die Droom weg willen kruipen, mijn land als een deken over mijn hoofd willen trekken. Maar dat kon nooit, omdat de Droom op onze ruggen rust en op de bedding van onze lichamen is gemaakt. En met dit idee: 16
dat de Droom blijft bestaan door met de wereld zoals die is in strijd te zijn, voelde ik verdriet om de presentatrice, om al die gezinnen, om mijn land, – maar vooral, op dat moment, voelde ik verdriet om jou. Die week hoorde je dat de moordenaars van Michael Brown werden vrijgesproken. De mannen die zijn lichaam op straat hadden achtergelaten, als een soort ontzagwekkend blijk van hun waanzinnige macht, zouden nooit worden gestraft. Zelf had ik ook niet verwacht dat er iemand voor zou worden gestraft. Maar jij was jong en je geloofde er nog in. Je bleef die avond tot elf uur op, in afwachting van de tenlastelegging, maar toen bekend werd dat die niet zou komen zei je: ‘Ik ga naar bed.’ En je liep naar je kamer waar ik je hoorde huilen. Vijf minuten later kwam ik naar je toe, maar ik pakte je niet vast, ik troostte je niet, omdat ik het verkeerd vond om je te troosten. Ik zei niet dat het wel goed zou komen, want dat heb ik nooit geloofd. Wat ik zei, is wat je opa en oma mij hebben proberen duidelijk te maken: dat dit je land is, dat dit je wereld is, dat dit je lichaam is, en dat je een manier moet zien te vinden om in dat alles je weg te vinden. En nu zeg ik je dat de vraag hoe je in een zwart lichaam moet leven, in een land dat in de Droom verdwaald is geraakt, dat dit de vraag van mijn leven is, en dat – zo heb ik ontdekt – het zoeken van een antwoord op die vraag uiteindelijk het antwoord zelf is. Misschien vind je dat vreemd. We leven in een ‘doelgerichte’ tijd. Ons mediavocabulaire is vergeven van de snelle oordelen, pasklare ideeën en alomvattende theorieën. Maar in tovenarij, in welke vorm ook, geloof ik al geruime tijd niet meer. Dat komt door je grootouders, die me nooit met ideeën over een hiernamaals hebben willen troosten, en die ook niet geloofden in een 17
Amerika dat was voorbestemd om te gloriÍren. Door de chaos van de geschiedenis en het feit van mijn totale einde te aanvaarden, voelde ik me vrij om zelf te bepalen hoe ik wilde leven – vooral om hoe vrij te leven in dit zwarte lichaam. Het is een belangrijke vraag omdat Amerika zichzelf graag als Gods eigen handwerk ziet, maar het zwarte lichaam is het duidelijkste bewijs dat Amerika mensenwerk is. Ik heb antwoord op de vraag gezocht, al lezend en schrijvend, via de muziek waar ik als kind naar luisterde, in gesprekken met je opa, met je moeder, met tante Janai en met oom Ben. Ik heb gezocht in nationalistische mythen, op school, op straat en in andere werelddelen. De vraag kan niet worden beantwoord, maar daar wordt hij niet minder belangrijk door. Want deze permanente zoektocht, deze confrontatie met de onmenselijkheid van mijn land heeft me van spoken bevrijd, en me voorbereid op de verschrikking om zonder lichaam te moeten leven.
18
En ik ben bang. Die angst is het sterkst als je weggaat. Maar ik was al heel lang v贸贸r jou bang, en daarin was ik niet de eerste. Toen ik zo oud was als jij was iedereen die ik kende zwart, en allemaal waren ze op een indrukwekkende, onbuigzame, gevaarlijke manier bang. Mijn hele jeugd heb ik die angst gezien, al wist ik niet dat het om angst ging. Het speelde zich altijd vlak voor me af. Het sprak uit de uitbundige kleding van de jongens uit mijn buurt, uit hun grote ringen en medaillons, hun opgeblazen donsjacks en hun lange, met bont afgezette leren jassen, die ze als pantser tegen hun wereld droegen. Ik zag ze in Baltimore staan op de hoek van Gwynn Oak en Liberty, of van Cold Spring en Park Heights, of buiten voor Mondawmin Mall, met hun handen in de zakken van hun Russell-sweatpants. Als ik aan die jongens terugdenk zie ik alleen maar angst, en hoe ze zich wapenden tegen de spoken van de kwade oude tijd, toen lynchers in Mississippi met fakkels om hun grootvaders heen drongen om de takken van het zwarte lichaam te verbranden en af te snijden. De angst zette zich voort in hun bestudeerde loopje, in hun afgezakte spijkerbroek, hun grote T-shirts, de zorgvuldig bepaalde hoek van hun baseballpetjes: een heel assortiment aan maniertjes en attributen waarmee ze zichzelf wijsmaakten dat ze alles hadden wat ze maar wilden. Ik zag de angst in hun oorlogsgewoonten. Ik was nog maar vijf toen ik een keer vanaf de stoep voor ons huis aan Woodbrook Avenue zag hoe twee jongens met ontbloot bovenlijf om elkaar heen draaiden en hun schouders tegen elkaar opzetten. Vanaf dat moment wist ik dat een straatgevecht een ritueel was met regels en codes die op de kwetsbaarheid van zwarte tienerlichamen in hun ergste nood wezen. 19
Ik hoorde de angst in de eerste muziek die ik ooit leerde kennen, muziek die met pompende bassen uit gettoblasters knalde. De jongens op Park Heights bij Garrison en Liberty waren er dol op, omdat het hun, ondanks alle blijken van het tegendeel, het gevoel gaf dat ze meester waren over hun eigen leven, over hun eigen straat en over hun eigen lijf. Ik zag het in de meiden, in hun harde lachen, in hun vergulde bamboe-oorbellen waarop hun naam drievoudig was uitgeschreven. En ik zag het in hun grove taalgebruik en harde oogopslag, hoe ze je met hun blik doorboorden en je met een paar woorden konden vernietigen als je praatjes hun de keel uithingen. ‘Mijn naam hoort niet thuis in jouw mond,’ zeiden ze dan. Ik keek hoe ze na school als boksers tegenover elkaar stonden, ingesmeerd met vaseline, oorbellen uit, Reeboks aan, en hoe ze elkaar dan te lijf gingen. Ik voelde de angst als we naar mijn oma in Philadelphia gingen. Je hebt haar nooit gekend. Ik heb haar zelf nauwelijks gekend, maar ik herinner me haar harde manier van doen en haar rauwe stem. Ik wist dat de vader van mijn vader dood was en dat mijn oom Oscar dood was en dat mijn oom David dood was en dat het allemaal onnatuurlijke sterfgevallen waren geweest. En ik zag het in mijn eigen vader die van je houdt, die je raad geeft en die me geld toestopte zodat ik voor je kon zorgen. Mijn vader was zo ontzettend bang. Ik voelde het aan zijn zwarte leren riem, die hij meer uit angst dan uit boosheid hanteerde; mijn vader die me sloeg alsof iemand me weg zou komen halen, want dat was wat er om ons heen gebeurde. Iedereen was op een of andere manier een kind kwijtgeraakt, aan de straat, de gevangenis, aan drugs of aan kogels. Meisjes die zo lief waren en nog geen vlieg kwaad konden doen, zoals de mensen zeiden; 20
jongens die nog maar net hun diploma hadden behaald en met hun levens aan de slag gingen. Ineens waren ze weg en bleef er alleen een enorme angst over. Ken je dit verhaal? Toen oma Jo zestien was, klopte er eens een man bij haar aan de deur. Het was een jonge man, haar vriendje. Er was verder niemand thuis. Mijn moeder liet de jongeman binnen wachten tot oma Jo thuis zou komen. Maar je overgrootmoeder kwam eerder thuis. Ze vroeg de jongeman om weg te gaan. En daarop sloeg ze je grootmoeder voor mirakel, voor de laatste keer, om haar goed in te prenten hoe gemakkelijk ze haar lichaam kon verliezen. Oma is het nooit vergeten. Ik weet nog hoe stevig ze bij het oversteken mijn hand vasthield. Ze zei dat als ik ooit losliet en door een auto werd overreden, ze me weer terug het leven in zou slaan. Toen ik zes was, namen mijn vader en moeder me eens mee naar een park in de buurt. Op een gegeven moment verloren ze me uit het oog en kwam ik terecht in een speeltuin. Tijdens het zoeken stonden ze doodsangsten uit. En toen ze me vonden, deed papa wat elke ouder die ik kende gedaan zou hebben: hij greep naar zijn riem. Ik zie hem nog kijken met een soort van bedwelmde blik, alsof het verschil tussen de straf en het misdrijf hem toch wel wat buitenproportioneel leek. Later hoorde ik het in zijn stem: ‘Of ik geef hem een pak slaag, of de politie doet het.’ Misschien heeft dat me gered. Misschien ook niet. Ik weet alleen dat geweld van angst afwalmde als rook van vuur, en ik kan niet zeggen of dat geweld, ook wanneer het in angst en liefde werd toegepast, bij ons een alarm deed afgaan of ons juist bij de uitgang deed stikken. Wat ik wel weet, is dat de jongens die door hun vader tot moes waren geslagen daarna weer naar buiten mochten, en dat ze daar aan dezelfde rechtspraak 21
werden onderworpen en die ook zelf weer toepasten. Ik kende ook moeders die hun dochters met de riem gaven, en toch niet konden verhinderen dat die meiden met drugsdealers van twee keer hun leeftijd in aanraking kwamen. Wij, de kinderen, verlieten ons op de zwartste humor om te overleven. In de steeg waar we basketballen door uitgeholde kratten gooiden, maakten we grapjes om een jongen die door zijn moeder voor het oog van zijn hele klas was afgeranseld. In bus 5 naar het centrum lachten we om een meisje dat door haar moeder met van alles en nog wat werd geslagen: snoeren, kabels, potten, pannen. We lachten, maar in feite waren we bang voor wie het meest van ons hielden. Onze ouders vertrouwden op de zweep zoals flagellanten tijdens pestepidemieĂŤn op de gesel vertrouwden. Om in het Baltimore van mijn jeugd zwart te zijn, betekende dat je naakt was voor de dingen van de wereld, voor wapens, vuisten, messen, voor crack, verkrachting en ziekte. De naaktheid is geen fout, en ook geen afwijking. De naaktheid is het correcte en beoogde doel van beleid, een voorspelbare uitkomst bij mensen die eeuwenlang in angst hebben moeten leven. De wet bood ons geen bescherming. En nu, in jouw tijd, gebruiken ze de wet als excuus om je aan te houden en te fouilleren, dus om de aanslag op je lichaam voort te zetten. Maar een samenleving die aan bepaalde mensen bescherming biedt met scholen, gesubsidieerde hypotheken en overgeĂŤrfde rijkdommen, maar jou alleen met de knuppel van het strafrecht, is er ofwel niet in geslaagd om haar goede bedoelingen te realiseren, of heeft iets veel duisterders op het oog. Hoe je het ook wilt noemen, het gevolg was dat we geen partij waren voor de misdadige machten in deze wereld. Het maakt niet uit of de vertegenwoordiger 22
van die machten wit is of zwart: waar het om gaat is onze situatie, het systeem dat je lichaam breekbaar maakt. In de loop van mijn leven heb ik aan de hand van een aantal grote veranderingen inzicht in deze machten gekregen. Die veranderingen vinden nog steeds plaats en zullen wel tot aan mijn dood doorgaan. Toen ik elf was, stond ik een keer op de parkeerplaats voor een 7Eleven-winkel waar ik op de stoep een groep oudere jongens zag staan. Ze riepen en gebaarden naar... wie?... naar een andere jongen, even oud als ik, die daar met het begin van een lach stond en enthousiast zijn handen in de lucht gooide. Hij kende de les al die hij mij die dag zou leren: dat zijn lichaam constant gevaar liep. Hoe hij aan die kennis gekomen was? De achterstandswijken, een dronken stiefvader, een oudere broer die door de politie een hersenschudding was geslagen, een neef die vast zat op het politiebureau? Dat hij in de minderheid was, maakte niet uit; hij was tegenover de wereld al heel lang gewend om in de minderheid te zijn, en wat maken verhoudingen verder uit? Dit was een strijd om het bezit van zijn lichaam, en dat zou de strijd van zijn hele leven worden. Ik stond daar even, terwijl ik mijn ogen uitkeek naar de superhippe kleding van de oudere jongens. Allemaal droegen ze ski-jassen: de soort die moeders in mijn jeugd in september in de winkel opzij lieten leggen, om dan overuren te werken zodat ze het ding met Kerstmis konden ophalen. Ik draaide mijn hoofd naar een lichtgekleurde jongen met een lang hoofd en kleine oogjes. Hij keek stuurs naar een andere jongen die dicht bij me stond. Het was iets voor drie uur in de middag. Ik zat in groep acht. De school was juist uitgegaan, en het was nog niet echt het vechtweer dat je in de vroege lente hebt. Wat was er precies aan de hand hier? 23
#1 New York Times Bestseller die Coates schrijft aan zijn vijftienjarige zoon, waarin hij beschrijft hoe het is om als zwarte jongen op te groeien in Amerika. Een Amerika dat zichzelf voorhoudt dat raciale tegenstellingen tot het verleden behoren, maar waarbij de aanhoudende gewelddadige andere werkelijkheid laten zien. Coates maakt pijnlijk duidelijk hoezeer racisme in
TA-NEHISI COATES is correspondent
de Amerikaanse cultuur zit verankerd en hoe
voor The Atlantic en is in korte tijd
gewelddadige uitspattingen geen toevallige incidenten
de invloedrijkste denker over cultuur,
zijn, maar voortkomen uit scheve machtsverhoudingen
politiek en racisme geworden. Hij
en diepgewortelde maatschappelijke noties. Coates
groeide op in een van de armste wijken
kijkt vanuit een historisch perspectief, waarin hij beschrijft
van Baltimore, waar zijn vader, een
hoe raciale gedachten door de eeuwen heen zijn geëvolueerd.
voormalige Black Panther, hem liet zien
Volgens Coates is racisme vooral een fysieke ervaring,
hoe gewelddadige en racistische systemen
waarbij fysieke dreiging tegen ‘black bodies’ telkens
werken en elkaar in stand blijven houden.
een andere vorm aanneemt: van slavernij en opsluiting
In Amerikaanse media geldt hij als de man
tot buitensporig politiegeweld. Hij neemt de lezer aan de
die ‘de intellectuele leegte vult die is
hand mee door zijn leven, waarbij hij één vraag probeert
ontstaan na het overlijden van
te beantwoorden: is het mogelijk om geweldloos
James Baldwin’.
in een Amerikaans zwart lichaam te leven?
Ik heb me afgevraagd wie de intellectuele leegte zou kunnen vullen na het overlijden van James Baldwin. Dat is overduidelijk Ta-Nehisi Coates. […] Verplichte lectuur. —Toni Morrison
Het boek brandt met morele intelligentie over de dagelijkse vernederingen waar zwarte mensen mee te maken hebben en weigert de makkelijke troost van hoop en optimisme. — Gregory Cowles
TUSSEN DE WERELD EN MIJ
FOTO: Nina Subin
incidenten tegen zwarte bevolkingsgroepen een
TA-NEHISI COATES
TUSSEN DE WERELD EN MIJ is een lange brief
Of je het eens bent of niet, een van de grootste genoegens van het lezen van Ta-Nehisi Coates is te worden uitgedaagd op manieren die je niet verwacht of indenkt. — Michelle Alexander
Coates’ stijl is lyrisch, de inhoud hard, hij kalligrafeert met een drilboor. — De Groene Amsterdammer
AUP.nl 9 789462 981546
AUP_COATES_(wereld)_rug20.5mm_v05.indd 1
“Verplichte lectuur.”—Toni Morrison 27-10-15 14:17