AWM 44

Page 1

de architectuur voorbij nummer 44 6e jaargang sep/okt 2011 — € 15,–

Architectenweb Magazine Heropend NAi Museum Passiefhuis Sleephelling Mentaliteitsverandering BIM Context David Chipperfield Integraal Villa 4.0 Stedelijk Mint Hotel Cradle to Cradle NIOO-KNAW Slim Domotica Interview Marco Vermeulen



T NAi E H N I R .00 UU 7 1 R E B EPTEM S 0 1 F A VAN

R E M A K T A SCH

EN UIT T N U P E T OOG H E UUR T D C R E E T I D H N C E AR BEWO S D N A L R DE NEDE

24 UUR CULTUUR TIJDENS DE OPENING VAN HET CULTURELE SEIZOEN ORGANISEERT HET NAi VERSCHILLENDE ACTIVITEITEN. DE TOEGANG IS GRATIS. 10 SEPTEMBER 17.00 – 01.00 11 SEPTEMBER 10.00 – 17.00

INTERVIEW MARATHON 15 ARCHITECTEN, KUNSTENAARS EN ONTWERPERS UIT TESTIFY! EN WERELD VAN WITTE DE WITH WORDEN ONDERVRAAGD OVER HUN ONTWERPHOUDING. 10 SEPTEMBER, 20.00 – 24.00

OPEN HUIS SCHATKAMER RONDLEIDINGEN LANGS TOPSTUKKEN VAN O.A. BERLAGE, RIETVELD EN KOOLHAAS 10 SEPTEMBER 17.00 – 22.00 11 SEPTEMBER 10.30 – 16.30

NEDERLANDS ARCHITECTUURINSTITUUT MUSEUMPARK 25 ROTTERDAM WWW.NAi.NL

NAi PLATFORM ELKE WEEK ORGANISEERT HET NAi LEZINGEN & DEBATTEN OVER ARCHITECTUUR IN DE BREEDSTE ZIN VAN HET WOORD. AANKOMENDE LEZINGEN: 7 SEPTEMBER: ALEXANDRE CHEMETOFF 8 SEPTEMBER: JO NOERO KIJK VOOR DE VOLLEDIGE AGENDA OP WWW.NAi.NL


Vallei Er is een wildgroei aan kennisparken en onderzoekscentra, vindt Barcode Architects. Dikwijls zijn deze plekken toegesneden op een specifieke discipline, waardoor veel kennis verloren gaat. Bovendien wordt de esthetische component van deze opgave stelselmatig veronachtzaamd. Barcode stelt voor om tussen de landingsbanen van Schiphol een cirkel uit te slijpen waar de krachten van de verschillende wetenschappelijke onderzoeksvelden gebundeld worden: de ‘Valley of Valleys’. Een ‘Rode Loper’ leidt naar het ‘Brein’. Een diepe ‘Kloof’ symboliseert het angstbeeld van kennisverlies. Barcode maakte het voorstel voor de ‘Glimpses’tentoonstelling die deze zomer zowel in Arcam als in het Center for Architecture in NewYork te zien was. Beeld Barcode Architects



Wie schetst onze verbazing?

BUVA ISO-PLUS 4000 Hardglas Met ISO-PLUS 4000 hardglas draairamen van BUVA heeft u nu oneindige mogelijkheden met glas in de gevel. Door de unieke constructie is het raambeslag van buitenaf onzichtbaar. Het resultaat is een aan de buitenzijde volledig vlak raam met een rondgaande screen van slechts 44 mm. Vast glas of draairamen, het verschil is niet meer te zien. Met oppervlaktevullende prints is het mogelijk elk gebouw zijn eigen gezicht te geven. De meest gedurfde creaties worden werkelijkheid, terwijl toch aan alle eisen wordt voldaan.

Bremen 5 2993 LJ Barendrecht Telefoon: 0180 69 75 00

Laat u inspireren en laat uw fantasie de vrije loop‌

Kijk voor meer informatie op www.buva.nl en download de brochure.

Email: info@buva.nl


HOOFDREDACTIONEEL

Samenwerking

Michiel van Raaij Hoofdredacteur

— Met de informatie die BIM biedt sta je als architect sterker

Tijdens de laatste Architectenlunch die wij voor de bouwvakantie organiseerden vroeg ik de aanwezige architecten wie er met BIM, Building Information Modeling, werkten. Tot mijn verrassing bleken praktisch alle architecten ermee bezig te zijn, zowel bij de grotere bureaus als bij de eenmanszaken. Enkele architecten werkten daarbij al wat langer met BIM, andere architecten waren nog bezig de overstap te maken. De door de crisis teruggelopen werklast biedt veel bureaus volgens eigen zeggen de ruimte om BIM te implementeren. Het is fascinerend hoe elke crisis in de bouw ontwikkelingen weet te versnellen. Bij de crisis rond het jaar 2000 verdwenen de tekentafels uit de architectenbureaus, om vervangen te worden door computerschermen. De tekenprogramma’s waarmee gewerkt werd waren daarbij nog wel vaak 2D. Pas bij de huidige crisis wordt massaal overgestapt op het werken in 3D – ook wel BIM light genoemd. Uit de discussie tijdens de Architectenlunch bleek dat de stap naar het werken in 3D architectenbureaus vrij gemakkelijk afgaat. Daarmee ben je echter nog niet echt aan het ‘Bimmen’, benadrukte een van de aanwezige architecten. Het daadwerkelijk samenwerken met de andere partijen in het bouwproces in een gezamenlijk informatiesysteem is een verhaal apart. Veel andere partijen zijn er nog niet klaar voor. Ook zien nog niet alle opdrachtgevers het nut ervan in. Zeker voor architectenbureaus die al ervaring hebben met big BIM – zoals dat dan heet – is dat frustrerend. BIM stroomlijnt de onderlinge samenwerking aanzienlijk. Het zou goed zijn als architecten het voortouw nemen in de verdere implementatie van BIM in het ontwerpproces en aan andere partijen en opdrachtgevers zouden laten zien wat de voordelen ervan zijn. BIM biedt de architect gedurende het ontwerpproces meer inzicht in wat de andere partijen bijdragen en biedt meer informatie over het project als geheel. Informatie over de bouwkosten bijvoorbeeld. Met deze informatie sta je als architect sterker in het bouwproces. Bovendien kan met deze informatie gewoonweg een veel slimmer ontwerp gemaakt worden. Uit de discussies rond BIM in de LinkedIn-groep van Architectenweb blijkt dat de onderlinge gegevensuitwisseling tussen de verschillende partijen in het bouwproces door het gebruik van verschillende softwarepakketten nog niet zo vlekkeloos verloopt als verwacht zou mogen worden. Daar ligt nog een opgave voor de softwarefabrikanten. De verschillende mogelijkheden die de softwarepakketten bieden, maakt een keuze ook voor architectenbureaus ook niet makkelijk. In het artikel over BIM op pagina 82 van dit nummer vertellen BroekBakema, Rijnboutt en Bureau Bouwkunde over hun overstap naar BIM en over welke softwarepakketten zij gebruiken.


In dit nummer

44

74—79

A

Architectuur

Product en

Cultuur en

PM Materiaal

CM Maatschappij

16-19 Korte berichten

36-41 Korte berichten

52-53 Korte berichten

20-25 Villa 4.0 Dick van Gameren Architecten

42-45 Domotica

54-55 NAi Museum

46-47 Standard Primitives studio Dave Keune

56-61 Interview David ChipperďŹ eld

26-27 Het Nieuwe Hollandse Huis 28-31 Mint Hotel Bennetts Associates Architects 32-33 Solid 11 Tony Fretton Architects


56—61

62—67

I

Interview

62-67 Marco Vermeulen

86—91

D

Duurzaamheid

EP

Economie en Praktijk

T

Techniek

68-69 Korte berichten

80-81 Korte berichten

94-95 Korte berichten

70-73 CO2-neutrale stad

82-85 BIM

96-101 Sleephelling VILLANOVA architecten

74-79 NIOO-KNAW Claus en Kaan Architecten

86-91 Bijzondere transformaties

102-103 Torre Diagonal Zerozero estudi massip-bosch arquitectes 104-107 The Cube Orange Architects


-BBU KF JOTQJSFSFO JO IFU .BUFSJB *OTQJSBUJPO $FOUSF "NTUFSEBN *O IFU .BUFSJB *OTQJSBUJPO $FOUSF UF "NTUFSEBN *+CVSH TUBBU EF V JUXJTTFMJOH WBO LFOOJT FO JOTQJSBUJF UVTTFO DSFBUJFWF QSPGFTTJPOBMT BSDIJUFDUFO POUXFSQFST FO QSPEVDFOUFO WBO JOOPWBUJFWF NBUFSJBMFO DFOUSBBM .FU FFO UPUBMF PQQFSWMBLUF WBO NBBS MJFGTU N PNWBU IFU .BUFSJB *OTQJSBUJPO $FOUSF FFO VJUHFCSFJEF NBUFSJBM FO DPMMFDUJF TIPXSPPNT WBO UPPOBBOHFWFOEF CFESJKWFO FFO CJCMJPUIFFL ยบ FY

XFSLQMFLLFO FO IFU .BUFSJB $BGn *O EF[F VOJFLF MPDBUJF PSHBOJTFFSU .BUFSJB SFHFMNBUJH UIFNB FYQPTJUJFT XPSLTIPQT MF[JOHFO CJKFFO LPNTUFO FO BOEFSF BDUJWJUFJUFO XBBSCJK LFOOJTEFMJOH FO JOTQJSBUJF PQ IFU HFCJFE WBO JOOPWBUJFWF NBUFSJBMFO FO UFDIOJFLFO DFOUSBBM TUBBU ,PN MBOHT FO MBBU V JOTQJSFSFO


&YDMVTJWF QBSUOFST

"$5*7*5&*5&/,"-&/%&3 TFQUFNCFS U N KBOVBSJ 5&/500/45&--*/( ."5&3*" (0&4 % 13*/5*/( % QSJOUFO FO EF NPHFMJKLIFEFO IJFSWBO WPPS UPFLPNTUJHF QSPKFDUFO XPSEFO EPPS NJEEFM WBO IFU UFOUPPOTUFMMFO WBO XFSLFO ¹ MNT FO MF[JOHFO VJUHFMFHE &OUSFF HSBUJT TFQUFNCFS &9$634*& *+#63( -VODI FO QSFTFOUBUJF JO IFU .BUFSJB *OTQJSBUJPO $FOUSF 3POEMFJEJOH MBOHT EF BSDIJUFDUPOJTDIF IPPHTUBOEKFT WBO *+CVSH #PSSFM FO OFUXFS LFO (FTQPOTPSE EPPS $3) $MBZ 4PMVUJPOT /FEFSMBOETUBMJH &OUSFF HSBUJT PLUPCFS -&;*/( 5&$)/05&95*&- %PPS &MT ;JKMTUSB FO FFO NZTUFSZ HVFTU %F MBBUTUF POUXJLLFMJOHFO NFU CJP¹ CFST DPNQPTJFUFO FO % UFYUJFM XPSEFO VJUHFMFHE FO EPPS NJEEFM WBO UFDIOPUFYUJMF NBUFSJBMFO HFUPPOE &OUSFF HSBUJT PLUPCFS "3$)*5&$5&/-6/$) *FEFSF FFSTUF EJOTEBH WBO EF NBBOE PSHBOJTFFSU "SDIJUFDUFOXFC FFO OFUXFSL MVODI WPPS BSDIJUFDUFO FO EFTJHOFST &OUSFF HSBUJT PLUPCFS -&;*/(&/%"( ®."5&3*" (0&4 % 13*/5*/(¯ % UIFNBEBH NFU JOUFSFTTBOUF MF[JOHFO WBO CFGBBNEF WBLTQFDJBMJT UFO XBBSPOEFS .BMDPMN 3JFTFXJKL +PSJT 1FFMT FO )PMHFS 4USBVTT &OUSFF ` QFS QFSTPPO PLUPCFS &9$634*& *+#63( [JF PNTDISJKWJOH TFQUFNCFS

OPWFNCFS "3$)*5&$5&/-6/$) [JF PNTDISJKWJOH PLUPCFS

OPWFNCFS $3) #",45&&/%"( %F $3) #BLTUFFOEBH TUBBU JO IFU UFLFO WBO EF IJTUPSJF FO UPFLPNTU WBO IFU PFS NBUFSJBBM CBLTUFFO 7BO QVVS BNCBDIUFMJKL IBOEXFSL UPU FGGFDUJFWF QSFGBCSJDBHFNFUIPEFT NFU BMT LMBQQFS EF NFUTFMSPCPU °30#AWBO &5) ;VSJDI XBBS P B (SBNB[JP ,PIMFS TQFDUBDVMBJSF QSPKFDUFO NFF SFBMJTFSFO &OUSFF HSBUJT OPWFNCFS -&;*/( 4."35 ."5&3*"-4 %PPS &MT ;JKMTUSB FO FFO NZTUFSZ HVFTU )PF LVOOFO XF HFCSVJL NBLFO WBO EF GBOUBTUJTDIF FJHFOTDIBQQFO WBO TNBSU NBUFSJBMT JO PO[F QSPEVDUFO )PF XFSLU IFU FO IPF LVOOFO XF IFU UPFQBTTFO &OUSFF HSBUJT OPWFNCFS -&;*/(&/%"( ®."5&3*" (0&4 % 13*/5*/(¯ % UIFNBEBH NFU JOUFSFTTBOUF MF[JOHFO WBO CFGBBNEF WBLTQFDJBMJT UFO XBBSPOEFS &OSJDP %JOJ .JDIJFM %FLLFST FO 'SBOL 5KFQLFNB 1SJKTVJUSFJLJOH WBO EF POUXFSQXFETUSJKE ® % +VXFFM¯ &OUSFF ` QFS QFSTPPO OPWFNCFS &9$634*& *+#63( [JF PNTDISJKWJOH TFQUFNCFS

EFDFNCFS "3$)*5&$5&/-6/$) [JF PNTDISJKWJOH PLUPCFS

EFDFNCFS -&;*/( 5&$)/053"/4'&3 %PPS &MT ;JKMTUSB FO FFO NZTUFSZ HVFTU #PVXFO NFU EF DPNQPTJFUFO VJU EF CPPUJOEVTUSJF MPQFOEF CBOENBUFSJBBM BMT EFDPSBUJF % ¹ MUFST HFCSVJLU JO KF TDIPFOFO WFSHSPPU KF XFSFME FO MBBU KF JOTQJSFSFO EPPS BOEFSF JOEVTUSJFqO 5FWFOT XPSEFO NFFS EBO UFDIOPUSBOTGFS NBUFSJBBMTBNQMFT HFUPPOE &OUSFF HSBUJT

/BBTU CPWFOHFOPFNEF BDUJWJUFJUFO PSHBOJTFFSU .BUFSJB OPH WFFM NFFS FWFOFNFOUFO #F[PFL EF XFCTJUF WPPS EF WPMMFEJHF LBMFOEFS

1FESP EF .FEJOBMBBO C 9, "NTUFSEBN

¬ JOGP!NBUFSJB JD OM

%F[F BDUJWJUFJUFOLBMFOEFS JT POEFS WPPSCFIPVE WBO XJK[JHJOHFO FO BBOWVMMJOHFO

7PPS NFFS JOGPSNBUJF PQFOJOHTUJKEFO JOTDISJKWFO FO WPPSXBBSEFO CF[PFL XXX NBUFSJB JD OM

,/08* / ( * /' 03 . * /( &91-0 3*/(


6SHFLDOLVW LQ WRHJDQJ HQ YHQWLODWLH YDQ WHFKQLHNUXLPWHQ

PHW HQHUJLH DDQ GH VODJ

6RFLDOH LQQRYDWLH OHYHUGH -$=2 GH WLWHO

VOLPVWH EHGULMI YDQ 1HGHUODQG RS

6DPHQ PHW KHW MDULJ EHVWDDQ ELHGW GLW

HHQ

GXXU]DPH IXQGDWLH YRRU GH WRHNRPVW

ZZZ MD]R HX


SlimBrick De slimmerik onder de bakstenen

SlimBrick is een vernieuwend assortiment slanke gevelbakstenen van Wienerberger, 70 mm breed en 230 mm lang. Extra slim zijn de drie uitsparingen. Formaat en uitsparingen zijn samen goed voor meer dan 30% volumewinst. Winst dus in ruimte en in milieu, door besparing van energie, grondstof en transport. Unieke gevelbakstenen voor nieuwbouw Ên renovatie. Wienerberger biedt de SlimBrick voor traditioneel, en de SlimbrickXL voor polymetrisch metselwerk. De kunst van het weglaten‌ Heldere antwoorden op de vraag naar duurzaam bouwen en renoveren. Kijk voor meer informatie op www.slimbrick.nl Met SlimBrick investeert Wienerberger opnieuw in duurzaam bouwen. Benieuwd naar ons integrale duurzaamheidsbeleid? www.goodvalues.nl

Wienerberger B.V. Postbus 144, 5300 AC Zaltbommel info.nl@wienerberger.com | www.slimbrick.nl


Wat is er mooier dan daglicht?

65 manieren om het ongehinderd binnen te laten Van hoogwaardig kunststof tot HR++ glasoplossingen. Verwerkt in producten die stuk voor stuk voldoen aan de hoogste kwaliteitseisen. Dat is BIK. Van lichtkoepels en transparante gevelsystemen tot solaroplossingen. Toepasbaar in de woning- en utiliteitsbouw.

Voor nieuwbouw en renovatie. En dankzij 50 jaar ervaring voorziet BIK desgewenst in een gedegen advies. Zo werkt u met een betrouwbare totaalaanbieder in daglicht. Benieuwd naar de mogelijkheden voor uw project of toepassing? Kijk op www.bik.nl of bel 0226 - 366100.

groot in daglicht


van onze innovatieve designpoort iGate bijvoorbeeld

Veilig wordt buitengewoon mooi met de iGate. Deze vrijdragende schuifpoort combineert innovatief design met grensverleggende mogelijkheden voor een opvallende, individuele afwerking. Hiermee geeft u meteen al aan de poort een ijzersterk visitekaartje af. Ga voor inspiratie naar de iGate configurator op www.heras.nl


16 — AWM 44

A Jim Ernst

Architectuur

GRONINGEN

Crescendo Groningen is een iconisch gebouw rijker, ontworpen door het Franse bureau Dominique Perrault Architects. La Liberté heet het complex, vernoemd naar de Laan van de Vrijheid waaraan het gebouwd is. Wie vanuit het zuidwesten de stad Groningen binnenrijdt, wordt welkom geheten door een merkwaardig tweetal poortwachters. Aan de linkerzijde van de snelweg staat sinds 1994 het markante kantoorgebouw van Gasunie, in de kenmerkende grillige stijl van het bureau Alberts en Van Huut. Tegenover deze ‘apenrots’ staat sinds dit jaar La Liberté, een blokkendoos ontworpen door Dominique Perrault Architects uit Parijs. “Een crescendo van volumes”, noemt Perrault zijn debuutgebouw in Nederland. Op een Z-vormige onderbouw met kantoren, staan twee woontorens die inderdaad lijken te zwellen naarmate ze hoger worden. De laagste toren telt tien bouwlagen en bestaat uit één volume. De hoge toren is twaalf bouwlagen hoger (72 meter) en is opgebouwd uit twee gestapelde dozen, waarvan de bovenste iets naar voren geschoven is. Deze zware dozen zijn geplaatst op een terugliggend volume met glazen gevels rondom – een teer ogende hals waarop een massief hoofd rust. De parkeergarage is onder het maaiveld gesitueerd. La Liberté staat op een interessant maar lastige locatie in Groningen, ingeklemd tussen de naoorlogse portieketageflats in de Stadsparkwijk en de Weg van de Verenigde Naties, een uitloper van de A7. Vanwege de ligging langs de snelweg hebben de 120 woningen – voornamelijk sociale woningbouw – geen eigen buitenruimte en kunnen zelfs de ramen niet open. Enigszins wrang is dat spiegelende panelen die langs sommige vensters op de gevel zijn geplaatst volgens het Franse architectenbureau juist verwijzen naar vorstelijk openslaande raamluiken. (RG)


A

CHARLEROI

Meer blauw De pyloonvormige politietoren van Ateliers Jean Nouvel en MDW Architecture zal een belangrijk herkenningspunt in de skyline van het Belgische Charleroi worden. Aan de voet van de toren komt een royaal plein. Het hoofdkwartier van de politie in het Belgische Charleroi verrijst op het terrein van een voormalige Defeld-kazerne, een

Architectuur Korte berichten

driehoekig bouwblok, ingeklemd tussen de snelweg en de brede Boulevard Pierre Mayence. De oudbouw blijft grotendeels behouden. Alleen aan weerzijden van het monumentale poortgebouw worden bouwdelen gesloopt, zodat het (voormalige binnen-) plein aan de straat komt te liggen. Het glooiende plein ligt gedeeltelijk op de daken van de omliggende gebouwen. Het klapstuk van het ontwerp is de twintig verdiepingen hoge toren. De opmerkelijke blauwe pyloon moet in de skyline van Charleroi de concurrentie aangaan met het Belfort, de toren van het stadhuis. Belangrijker is echter dat

17 — AWM 44

men door de hoogte in te gaan, plaats vrijmaakt voor een groot publiek plein. Het wigvormige plein fungeert als een soort metafoor van een voor de burger benaderbaar politiekorps. Duurzaamheid was een tweede thema van belang bij de herontwikkeling van dit gebied. Het energieverbruik van zowel de nieuwbouw als de reeds bestaande vleugels is laag. Naast een politiebureau zal het complex ook een danscentrum herbergen. In maart 2012 wordt er gestart met de bouw en de renovatie van de gebouwen op het plein. De oplevering van het totale project is in november 2014. (RG)


18 — AWM 44

BOEK

Herbestemming in Nederland

“Ook met materialen van Marktplaats kun je architectuur maken�, is het idee van bureau SLA en Overtreders W. Het paviljoen zal huisvesting bieden voor de nieuwe Noorderparkbar en komt naast cultureel centrum Noorderparkkamer in Amsterdam Noord te staan. Het voorlopig ontwerp bestaat uit drie gestripte frames van tweedehands bouwketen. De frames krijgen nieuwe wanden van materialen die gevonden

# $% #

# % & $

& &#$

&( #& ' $% % ' #$

&( #& ' $%

Paviljoen van Marktplaats.nl

zijn op Marktplaats.nl. Hoewel de uitvoering van het paviljoen afhankelijk zal zijn van welke materialen er op Markplaats.nl worden aangeboden, verklaren bureau SLA en Overtreders W de aankoop van materialen wel te willen sturen. Het bouwwerk zal worden opgebouwd op het Stork-terrein in Amsterdam en zal vervolgens over het IJ naar zijn locatie worden gevaren. Het geld dat in de Noorderparkbar wordt verdiend zal gebruikt worden om de activiteiten in de Noorderpark kamer ďŹ nancieel te ondersteunen. Op www.voordekunst.nl kunnen donaties gedaan worden, in ruil voor een kopje kofďŹ e in het nieuwe paviljoen. Op www.hetkomtaltijdgoed.nl zal het bouwproces worden vastgelegd. In september gaat de bouw van start. (MS)

% ' #$

AMSTERDAM

Amsterdam Noord krijgt een paviljoen dat volledig gerealiseerd wordt van materiaal dat op Marktplaats.nl gekocht is. Voor het paviljoen hebben Bureau SLA en Overtreders W een voorlopig ontwerp gemaakt. Voorlopig, omdat het uiteindelijke resultaat zal afhangen van het aanbod op Marktplaats.nl.

# % & $

& &#$

In de inleiding die voorafgaat aan de projectdocumentatie stellen Steenhuis en Meurs dat er een einde is gekomen aan een tijdperk. “De leegstand heeft epidemische vormen aangenomenâ€?, schrijven de auteurs met gevoel voor drama â€œâ€Śde bouwopgave is verandert in een ombouwopgave.â€? Niet alleen is nieuwbouw onbetaalbaar geworden, de groeiende horde kleine creatieve bedrijven wil er ook niet meer in gehuisvest worden, is de stelling. De auteurs gaan erg ver in hun simpliďŹ catie van de werkelijkheid. Er moet hier wat aan de man gebracht worden. De publicatie wordt ook gesteund het

van de herbestemmingsopgave in Nederland. De relatie met de voorraad aan gebouwen die momenteel leegstaat ontbreekt. Inspiratie om een in onbruik geraakt kantoorgebouw uit de jaren zeventig te herbestemmen zal de lezer er dan ook niet van krijgen. Dat is een gemiste kans. (MvR) # $% #

In het boek Herbestemming in Nederland, dat in september bij NAi Uitgevers verschijnt, presenteren Marinke Steenhuis en Paul Meurs vijfentwintig excellente herbestemmingsprojecten. Volgens eigen zeggen ‘ter inspiratie’. Maar zijn de projecten inspirerend?

Nationaal Programma Herbestemming. De vijfentwintig geselecteerde projecten blijken de ‘greatest hits’ van de herbestemming. De Van Nelle Fabriek, Jobsveem, de NDSM-werf, de Glasfabriek, De Bazel en BK City, ze komen allemaal langs. Het zijn stuk voor stuk gelauwerde projecten, maar zeggen ze ook iets over de herbestemmingsopgave waar we voor staan? In hun inleiding schrijven Steenhuis en Meurs wel over de grote hoeveelheid kantoorruimte die leegstaat, maar tussen de vijfentwintig projecten is geen enkel herbestemd kantoorgebouw te vinden. Wel komen veel herbestemde pakhuizen en fabrieken langs, net als enkele herbestemde kerken en kloosters. Allemaal projecten die omwille van het behoud van hun ruimtelijkheid met zo min mogelijk ingrepen herbestemd kunnen worden. Bovendien projecten die, zo blijkt ook, zich goed lenen voor culturele functies. Maar hoeveel van deze pakhuizen staan er nog leeg in de grote steden? Hoeveel cultureel programma, met de onvermijdelijke Cappuccino-bars, zijn er nog nodig? En hoeveel meer loftwoningen kan de woningmarkt aan? In Herbestemming in Nederland wordt een geromantiseerd beeld geschetst

Marinke Steenhuis, Paul Meurs – NAi Uitgevers – 2011 – Paperback – 144 pagina’s – 20 x 25 cm – ISBN 9789056628291 – ₏ 24,50 – Nederlands


A

Architectuur Korte berichten

19 — AWM 44

DEVENTER

Passage Neutelings Riedijk Architecten heeft een nieuw ontwerp gemaakt voor het Stadskantoor van Deventer. In het nieuwe ontwerp worden de publieksruimtes en kantoren georganiseerd langs een grotendeels overdekte binnenstraat. In het stedelijk weefsel van de binnenstad van Deventer introduceert het ontwerp van Neutelings Riedijk voor het stadskantoor een nieuwe voetgangersverbinding tussen het Grote Kerkhof en de Bursestraat, die weer uitkomt in de Brink. Het gebouw is geen bijzonder object in de stad – een monument – zoals het eerste ontwerp van het architectenbureau dat nog was. Nee, dit stadskantoor is een onderdeel van het stedelijk weefsel, het is ermee versmolten. Het gebouw is daarmee ook een werkelijk publiek gebouw. De door Neutelings Riedijk ontworpen voetgangersverbinding heeft twee ankerpunten: de vijverhof en de passage. Aan het Grote Kerkhof, ingeklemd tussen het oude stadhuis en andere oude bebouwing, komt een nieuw gebouw met een vergadercentrum en verschillende ceremoniële ruimtes. Aan de achterzijde liggen deze publieksruimtes rond een intiem plein, de vijverhof. De overdekte passage ligt hierachter. In de passage zijn op de begane grond de gemeentebalies, de VVV en het UWM gesitueerd, de eerste en tweede verdieping hier zijn

ingericht als kantoorruimte. Om het stadskantoor qua schaal aan te laten sluiten bij zijn stedelijke omgeving presenteert de bouwmassa zich richting de stad als een verzameling van kleinere gebouwen. Al deze gebouwen

zijn getooid met transparante kappen. De bebouwing rond de binnenstraat is in het ontwerp van Neutelings Riedijk aangekleed met verschillende maten panelen die zijn voorzien van het stadswapen. (MvR)


20 — AWM 44

Ruimte zonder functie In ’t Gooi heeft Dick van Gameren Architecten een villa uit de jaren zestig radicaal getransformeerd. Door de integrale samenwerking tussen het architectenbureau, interieurontwerper IDing en landschapsarchitect Michael van Gessel vormen architectuur, interieur en landschap een onlosmakelijk geheel. Tekst Michiel van Raaij Fotografie Marcel van der Burg


A

Architectuur Villa 4.0 Dick van Gameren Architecten

21 — AWM 44


22 — AWM 44

Midden in de door architect Dick van Gameren ontworpen villa in Naarden ligt een lange witte ruimte. Op een kleine bank na is de ruimte leeg gehouden. In de ruimte wordt de blik eerst naar boven geleid. Hoge, vrij gevormde daklichten, drie zijn het er, tonen fragmenten van de hemelkoepel. Maar er is meer te zien. De grotendeels gesloten, lange zijden van de ruimte richten de blik op wat er door de volledig transparante korte zijden van de ruimte te zien is. Richting het zuiden omkadert een hoge, glazen pui een boom die achter in de tuin staat. Richting het noorden eindigt de blik in een kleine patio met wederom een boom. Van deze boom is alleen een stuk stam te zien. De villa verhoudt zich zo heel precies tot het omliggende landschap. De kamers van het woonhuis liggen in verschillende vleugels rond de centrale ruimte. Elke kamer heeft zijn eigen uitzicht op de omliggende tuin. Hoe de kamers zich tot elkaar en de centrale ruimte verhouden is afhankelijk van de functie. De entreehal is net als de keuken direct, zonder deur, aan de centrale ruimte gekoppeld. De woonkamer verhoudt zich in basis ook zo tot de centrale ruimte, maar is met een schuifdeur ook af te sluiten. De kinderen hebben een eigen vleugel, die via een speelkamer te betreden is. De ouderslaapkamer en gastenslaapkamer zijn vanuit de centrale ruimte eigenlijk niet zichtbaar. Beide kamers hebben een deur die exact in het muurvlak ligt. De deurkruk is niet meer dan een knopje. Het zijn de echt private ruimtes. Dit geldt in nog sterkere mate voor de werkkamer. Deze ligt achter de patio en is via een korte gang te bereiken. Deze villa heeft een centrum om in samen te komen, maar ook een periferie om je in terug te trekken. Terwijl de kamers rond de centrale ruimte allemaal een specifieke functie hebben, heeft de centrale ruimte die eigenlijk niet. De centrale ruimte is te breed om een gang genoemd te kunnen worden en is weer te lang om als hal door te gaan. “Ik ben al heel lang gefascineerd door het idee van een ruimte zonder specifieke functie, waar de verschillende ruimtes van het huis omheen liggen”, vertelt Van Gameren. Het type ruimte vergelijkt de architect met de hall in oude Engelse huizen. De hall was de meest representatieve en publieke ruimte van het Engelse huis. Er werd bijvoorbeeld in


A

Architectuur Villa 4.0 Dick van Gameren Architecten

23 — AWM 44

Linksboven De lange, lege ruimte centraal in het huis kijkt richting het noorden uit op een patio Linksonder In het midden van elke ruimte, zoals hier in de woonkamer, heeft interieurontwerper IDing een kleurexplosie ontworpen Rechts De tuin rond de villa heeft landschapsarchitect Michael van Gessel bewust eenvoudig gehouden

gegeten. Met het privater worden van het wonen in de negentiende eeuw verloor de hall in veel huizen zijn functie. De hall is nu in de eerste plaats ruimte.

VIERDE LEVEN Hoewel de aanblik van het door Van Gameren ontworpen woonhuis dat geenszins doet vermoeden, betreft het ontwerp een transformatie van een villa uit de jaren zestig. Het oude woonhuis was in de loop van de jaren al twee keer flink verbouwd. Met de transformatie door Van Gameren heeft het woonhuis nu zijn vierde leven gekregen. Vandaar zijn naam: Villa 4.0. “Het ontwerp is heel erg een reactie op wat er was”, zegt Van Gameren. Het woonhuis uit de jaren zestig had een plattegrond die was gebaseerd op de zeshoek. De woning had een relatief laag, plat dak en had een donkere bakstenen gevel. Door de verschillende uitbreidingen was de woning dieper geworden, en daardoor ook donkerder. In reactie hierop stelde Van Gameren zich ten doel het contact met buiten te herstellen. Het oude woonhuis was voorzien van ramen op de hoeken. Daar kon Van Gameren mee uit de voeten. Door de borstweringen onder de ramen te verwijderen, konden op de hoeken eenvoudig verdiepingshoge ramen gemaakt wor-

den. Aan de kant van de rivier is aan de villa een nieuwe vleugel toegevoegd. In tegenstelling tot de rest van het huis heeft dit deel een volledig glazen gevel. Ook de hoge daklichten in de centrale ruimte zijn een reactie op de oude situatie. Van Gameren: “Met de daklichten wilde ik hoogte introduceren en de lucht zichtbaar maken.” De buitengevel wilde Van Gameren

— “Het ontwerp is heel erg een reactie op wat er was”

is geen buurt waar je een raam open kunt laten”, verklaart Van Gameren. Het ontbreken van zichtbare draaiende delen in de gevel vergroot echter ook de abstractie ervan. Dat voor de transformatie van het oude huis is gekozen, en niet voor nieuwbouw, heeft vooral een praktische reden. Volgens het bestemmingsplan mocht het oude huis twintig procent uitgebreid worden. Door daar precies binnen te blijven, konden omwonenden geen bezwaar aantekenen tegen de plannen. Het ontwerp kon zo relatief snel gerealiseerd worden. “Maar transformatie is natuurlijk ook duurzamer”, voegt Van Gameren eraan toe.

KLEUREXPLOSIES een lichte kleur geven om de villa te laten contrasteren met de omliggende natuur. “Ik wilde het materiaal abstract maken”, vertelt Van Gameren. “Door het bestaande metselwerk te voorzien van stuc heeft het huis een monolithische uitstraling gekregen.” Het huis wordt op natuurlijke wijze geventileerd via roosters naast de ramen. Achter de roosters bevinden zich kasten die in de binnenwand zijn opgenomen. Om gematigd te ventileren kan een luikje in de negge worden geopend. Om door te luchten kan een groot luik in de binnenwand opengezet worden. “Dit

Het interieur van Villa 4.0 is ontworpen door IDing. Doordat het ontwerpbureau vanaf het begin bij het ontwerp was betrokken, kon een werkelijk integraal ontwerp gemaakt worden. Als voorbeeld van wat een dergelijk integraal proces kan opleveren noemt ontwerper Tommy Kleerekoper het raam in de keuken boven het aanrechtblad. Dit raam sluit nu exact aan op het aanrechtblad. Om dit vrije uitzicht vanuit de keuken niet te onderbreken met een grote afzuigkap, is deze in het aanrechtblad zelf opgenomen. Met een druk op de knop komt de afzui-


24 — AWM 44

ging omhoog en verdwijnt deze weer. “Beton en glas”, zo typeert Kleerekoper de basis van het interieur. Door het hele huis ligt een massieve betonnen vloer. Doordat deze gevlinderd is, beoordeelt Kleerekoper de vloer als ‘warm’. Om enkele doorzichten en de geometrie van het huis te benadrukken zijn in de vloer lijnen gefreesd. In het midden van elke ruimte is een ‘kleurexplosie’ ontworpen. “Het is een huis om in te leven, maar ook een huis met kinderen”, verklaart Kleerekoper. Door het gebruik van kleur zal de rommel die onvermijdelijk ontstaat niet zo storend zijn. Een goed voorbeeld van de ontworpen ‘kleurexplosies’ is de inrichting van de woonkamer. In de betonnen vloer is hier een kleurige zitkuil uitgesneden. Van Gameren vertelt dat hij al heel lang een zitkuil wilde ontwerpen. In de volledig beglaasde ruimte biedt de zitkuil geborgenheid. De lage zit zorgt bovendien voor een net ander perspectief op het omringende landschap.

TE GAST IN HET LANDSCHAP De betonnen vloer in het interieur loopt door naar buiten. Het betonnen pad richting de voordeur en het betonnen terras in het verlengde van de centrale ruimte liggen iets verhoogd ten opzichte van de grond. Landschapsarchitect Michael van Gessel vertelt dat het een element is dat hij graag in zijn ontwerpen toepast. “Zo ben je te gast in het landschap.” “Het is een ontgraving”, analyseert Van Gessel het landschap waarin de villa staat. “Het hier gewonnen zand is

Langsdoorsnede

Dwarsdoorsnede

gebruikt voor de Amsterdamse grachtengordel.” In het licht glooiende boslandschap van Naarden vormt de ontgraving een lager gelegen, vlak graslandschap. Het landschap is ontgraven tot net boven het grondwaterpeil. Als gevolg hiervan ligt de laan waaraan de villa gesitueerd is een stuk hoger dan de kavel zelf. Om dicht bij de aard van het landschap te blijven is de tuin rond de villa grotendeels uitgevoerd als grasveld. Door de vlakheid van het landschap is het een prachtig strak grasveld. Alleen daar waar het landschap omhoog klimt, bij het talud van de laan, heeft Van Gessel andere beplanting toegepast. “Zo kijk je toch altijd ergens tegenaan.” Langs de rivier heeft Van Gessel weer beplanting laten weghalen. Hier loopt het gras nu door tot aan de rivier. Aan de overzijde van de rivier, op

land dat eigendom is van een boer, loopt het gras weer verder. Het effect hiervan is dat het grasveld rond de villa visueel doorloopt aan de overzijde van de rivier. “Een huis moet je verankeren in het landschap”, vindt Van Gessel. Het uitzicht vanuit de centrale ruimte op de oude boom achter in de tuin zorgt voor die verankering, net als de boom die in de patio is geplant. Deze kersenboom zal in vijfentwintig jaar volwassen worden. Ook belangrijk in de verankering van de villa is de zone met lage beplanting aan de noordzijde van het huis. Via deze zone sluit de tuin aan op het aangrenzende boslandschap. Het pad richting de entree van de villa snijdt door deze lage beplanting. Van Gessel: “Vanuit het bos ‘kijkt’ het huis uit over het vlakke graslandschap.”—

1972 – Villa 2.0

2001 – Villa 3.0

Geschiedenis

1967 – Villa 1.0


A

Architectuur Villa 4.0 Dick van Gameren Architecten

25 — AWM 44

Het dakraam in de keuken kan elektrisch verschoven worden, zodat in de buitenlucht gegeten kan worden.

12 5 6

6 6 7

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

entreehal woonhal keuken speelkamer woonkamer slaapkamer badkamer gastenkamer werkkamer bergruimte patio terras

4 2 6

7 1 3

8

10

11 9

2011 – Villa 4.0

Opdrachtgever Anoniem Architect Dick van Gameren Architecten, Amsterdam Team Dick van Gameren, Maarten de Geus, Sebastiaan Kaal, Maarten Peters, Mark Sloof, Justin Fowler Interieurontwerp IDing interior design, Amsterdam Landschapsarchitect Michael van Gessel Landscapes, Amsterdam Projectcoördinatie Tijs Post Bouwbegeleiding, Purmerend Aannemer Bouwbedrijf L. Post en Zonen, Urk Realisatie Juni 2011


26 — AWM 44

Holland-Amerika Dit voorjaar heeft een groep architecten een studiereis gemaakt naar San Francisco en Bay Area om daar de geprefabriceerde woningen van ontwikkelaar Joseph Eichler te bekijken. Na afloop van de reis maakten tien architectenbureaus een ontwerp voor een prefab woonhuis in Nederland, waarin de ervaringen uit Amerika zijn verwerkt. 1 Meandering Tower House In deze torenwoningen zijn op elke verdieping een andere woonfunctie ondergebracht. Hoe meer woonfuncties er gevraagd worden, hoe hoger het huis wordt. Met zijn kleine footprint laat de torenwoning het landschap open, en biedt het tegelijkertijd zijn bewoners uitzicht op het landschap. – Architect Hans van Heeswijk

2 Weilandwonen Het ervaren van het weiland, daar draait het in dit ontwerp om. Een overdekte buitenruimte verbindt binnen met buiten. In de gevel zijn ruimtes opgenomen voor nestkastjes. – Architecten HENK en Bureau B+B

3 NNMSJ House In de 21ste eeuw worden eigen kamers privater en worden gemeenschappelijke ruimtes openbaarder, stelt architect Nanne de Ru. In het ontworpen huis liggen de private kamers in een ring rond een patio. De gemeenschappelijke ruimtes liggen hieromheen en richten zich naar buiten. – Architect Powerhouse Company

4 Twintig Kamerhuis Dit woonhuis bestaat uit drie aaneen gehaakte volumes met een oplopend silhouet. Via de entree in het kleinste volume komen de bewoners in een

patio. De galerij rond de patio leidt naar het hoofdgebouw, waarin negen kamers per verdieping zijn ondergebracht. De kamers hebben geen specifieke functie. – Architect Happel Cornelisse

1

2

5 Vrijheid en Energie Onder een groot dak kan buiten gegeten worden, kan geklust worden en kunnen auto’s geparkeerd worden. De zonnepanelen bovenop het dak wekken meer dan genoeg energie op voor het huis en de auto’s. In goed geïsoleerde dozen wordt gewoond. – Architect FARO

6 Massief Passief Huis In deze massief houten woning kunnen de bewoners – door de keuze van de positionering van de ramen – zelf hun uitzicht bepalen. “Zo ontstaat een gevelbeeld als een muziekpartituur.” – Architect Marx & Steketee

7 HomeMadeHouse De toekomstige bewoners kunnen hun huis samenstellen uit modules van vijf bij vijf meter. Een uniform sheddak zorgt voor de minimaal noodzakelijke daglichttoetreding. De wanden van het huis zijn vervolgens ook vrij door de bewoners te kiezen. – Architect Jan Griffioen

3


A

Architectuur Het Nieuwe Hollandse Huis

27 — AWM 44

4

5

6

7


28 — AWM 44

Een stuk stad Mint Hotel Op de kop van Oosterdokseiland in Amsterdam heeft het Britse bureau Bennetts Associates het Mint Hotel Amsterdam ontworpen. Door het grote gebouw te voorzien van verschillende gevels sluit het aan bij de schaal van de naastgelegen gebouwen op het eiland. Tekstt Michiel van Raaij Fotografie Peter Cook Richting het oude hoofdgebouw van station Amsterdam Centraal vormt het Mint Hotel een uitgesproken scherpe hoek. De ramen lopen hier om de hoek heen. Deze zijde van het hotel staat bovendien op hoge V-vormige kolommen, waarbij de constructie richting het oude station meer dan vier meter uitkraagt. Met dit grote gebaar daagt het nieuwe hotel het naast-

gelegen monumentale stationsgebouw uit. Het in de negentiende eeuw door architect Pierre Cuypers ontworpen gebouw heeft een concurrent gekregen. “Het is de beste locatie voor een hotel die je kunt wensen”, zegt architect Rab Bennetts van het Britse architectenbureau Bennetts Associates over de locatie van het hotel op Oosterdokseiland. De architect is nog altijd enigszins verbaasd over het feit dat deze locatie gewoon beschikbaar was. Het hotel ligt aan het grootste openbaarvervoersknooppunt van de stad, waaronder straks de Noord-Zuid lijn, en wordt in de toekomst met een nieuwe voetgangersbrug direct verbonden met de Wallen. Het hotel dat Bennetts op deze toplocatie heeft ontworpen heeft 553 kamers. Daarmee is het een van de grootste hotels van Amsterdam. Toch komt het gebouw niet als groot over. Door de taps toelopende kavel en de scherpe hoek richting het station lijkt het gebouw kleiner dan het is. De schaal van het gebouw wordt verder verkleind doordat de architect verschillende gevels heeft ontworpen. Tussen de gevels in


A

Architectuur Mint Hotel Bennetts Associates Architects

springt de bouwmassa enkele meters terug. In die donkere tussenruimtes zijn de gangen van het hotel zichtbaar. De keuze om het Mint Hotel te voorzien van verschillende gevels motiveert Bennetts zelf vanuit de context van Oosterdokseiland. In het masterplan dat architect Erick van Egeraat voor het eiland maakte, zijn smalle kavels – en dus smalle gebouwen – voorzien. Alleen aan de zijde van het station was een relatief breed bouwvolume gedacht. De hotelketen kocht echter ook een naastgelegen tweede kavel. Door de onderverdeling van de gevel sluit het eigenlijk te grote gebouw qua schaal toch aan bij de andere bebouwing op het eiland. Aan de oostzijde van het hotel springt de bouwmassa zowel aan de voor- als achterzijde terug van de rooilijn. Het plein aan de voorzijde van het gebouw is onderdeel van het masterplan van Erick van Egeraat. Aan de achterzijde kon niet gebouwd worden, omdat in de ondergrond geen ruimte was voor een fundering. Rab Bennetts heeft in zijn ontwerp van deze

bijzondere situatie gebruik gemaakt door juist hier in de plint een tweezijdig georiënteerde entreehal te situeren. Het plein aan de voorzijde van het gebouw, de stadszijde, geeft de entree hier een formeel karakter. De kade hier wordt in de toekomst een voetgangersgebied. Aan de achterkant, de spoorzijde, loopt onder de bebouwing een straat door die wel voor auto’s toegankelijk is. Hotelgasten die met een auto of taxi arriveren stappen hier uit. De hoge constructie over de straat heen maakt een aankomst aan deze zijde totaal anders dan een aankomst vanaf de stadskant. Veel informeler. Het hotel heeft zo letterlijk twee gezichten. In het masterplan van Erick van Egeraat loopt de hoogte van de gebouwen op Oosterdokseiland richting het station langzaam af. De bouwmassa van het Mint Hotel volgt de gegeven envelop nauwkeurig, wat betekent dat het hotel aan zijn oostelijke zijde de meeste verdiepingen heeft. Door de entreehal aan deze zijde te situeren kunnen met een enkele bundel liften alle verdiepingen ontsloten worden.

29 — AWM 44


30 — AWM 44

Boven De café’s en het restaurant in de plint liggen aan het voetgangersgebied van Oosterdokseiland Links Het Mint Hotel is georganiseerd rond een besloten hof Rechts De entree tot het hotel ligt iets terug van de straat aan een klein plein


A

Architectuur Mint Hotel Bennetts Associates Architects

De liften leiden boven in het gebouw naar een openbaar toegankelijk café met een breed uitzicht over Amsterdam. Door de hoogte van het hotel kijk je hier over de daken van de grachtengordel heen. De kerktorens van de oude stad en de hoogbouw van de Zuidas in de verte bepalen het beeld. Het uitzicht dichterbij is overigens niet vergeten: het gebouw zelf is volledig voorzien van groendaken. Met dit café heeft Amsterdam er een hotspot bij. Het café boven in het gebouw dient als aanvulling op de twee café’s en het restaurant in de plint van het hotel. De café’s en het restaurant liggen aan het voetgangersgebied aan de stadszijde van Oosterdokseiland en dragen zo effectief bij aan de levendigheid van het gebied. In de zomermaanden worden de café’s en het restaurant uitgebreid met terrassen. Op de eerste verdieping van het Mint Hotel is een conferentiecentrum onderbracht. De hotelkamers liggen op de tweede tot en met de tiende verdieping. Over de indeling van de kamers heeft het Mint Hotel zijn eigen, specifieke ideeën ontwikkeld. Uit ergernis over de vaak te grote zitruimtes in hotelkamers ontwikkelde de keten een weliswaar kleinere, maar in de ogen van het hotel ook comfortabelere kamer. Aan de basis van de plattegrond van de kamer staat het idee dat als je als hotelgast de kamer binnenkomt, je direct naar het raam kunt lopen. Dat raam is groot en is voorzien van een luik dat te openen is. In plaats van een zitruimte is er alleen een klein zitje, een kast en een bureau. Op het bureau staat een iMac, die te gebruiken is als computer en als televisie. Achterin de hotelkamer ligt de badkamer. Hierin vindt de hotelgast geen combinatie van douche en bad, maar gewoon een douche. De hotelkamers liggen aan weerszijden van lange gangen. Door de ruimte die vrijgelaten is tussen de gebouwdelen zijn er vanuit de gangen doorzichten naar de stad, het station en de binnentuin. De hotelkamers zijn allemaal tweepersoonskamers en zijn in basis identiek. Van de 553 kamers zijn er 48 verbijzonderd als ‘suite’. Deze kamers liggen op de hoeken van het gebouw en zijn wat groter dan de andere kamers. De mooiste, en dus ook duurste kamers, liggen in de scherpe hoek met uitzicht op het station. In Amsterdam heeft Bennetts Associates een hotel ontworpen dat zich nauwkeurig voegt naar de schaal van de bebouwing op Oosterdokseiland. Toch wringt er iets. De spectaculaire scherpe hoek en uitkraging richting het station eist binnen de compositie als geheel de aandacht op. Hoewel het hotel aan deze zijde wel een secundaire entree heeft, ligt de hoofdentree hier niet. Die ligt helemaal aan de andere zijde, teruggelegen aan een klein plein. Het hotel heeft hierdoor als het ware twee voorzijden gekregen. Vanuit functioneel oogpunt gezien ligt de entreehal op een logische plek, maar vanuit de stad geredeneerd had de entreehal misschien beter aan de zijde van het station kunnen liggen.—

10e verdieping

2e verdieping

Begane grond

Opdrachtgever Mint Hotel, Londen Architect Bennetts Associates Architects, Londen Uitvoerend architect BDG Architecten, Almere Constructeur Arcadis, Amsterdam Landschapsarchitect Jenkins + Clarke, Londen/Niek Roozen, Weesp Ontwikkelaar New Chinatown Amsterdam/Bouwfonds, Hoevelaken Aannemer Strukton Civil Projects, Utrecht Realisatie Mei 2011

31 — AWM 44


32 — AWM 44

Solid 11 Aan de Eerste Constantijn Huygensstraat in Amsterdam heeft de Britse architect Tony Fretton Solid 11 ontworpen, in opdracht van Stadgenoot. In het gebouw kan iedereen een ruimte huren.Wonen en werken, alles is mogelijk. Het gebouw is bestemmingsvrij. Tekstt Michiel van Raaij Fotografie Peter Cook

Welke gevelbekleding heeft een levensduur van tweehonderd jaar? Dat vroeg de Britse architect Tony Fretton zich af toen hij door Stadgenoot gevraagd werd Solid 11 te ontwerpen in Amsterdam. Uit onderzoek van ingenieursbureau Arup bleek dat staal en beton afvielen, net als halfsteens metselwerk. Het enige gevelmateriaal dat zo lang mee zou gaan was zelfdragend metselwerk. Met dit gegeven ontwierp Fretton een zwaar ogend bakstenen gebouw met geprononceerde penanten van zelfdragende baksteen. “Stadgenoot wilde dat het gebouw permanentie zou uitstralen”, vertelt Fretton. De opdrachtgever vroeg ook om een classicistisch ontwerp, maar daarvoor paste Fretton. “Dat thema heb ik geabstraheerd.” De gevel wilde Fretton ook om

een andere reden abstract houden. Volgens het Solid-concept kan bijna elk denkbaar programma in het gebouw ondergebracht worden: van kantoor tot woning tot horeca tot muziekstudio. Het programma kan bovendien continu veranderen. Een ‘anonieme’ gevel vond Fretton voor een dergelijk gebouw het meest passend. Wat betreft de architectuur verwijst hij naar de wolkenkrabbers die in het begin van de twintigste eeuw in Chicago zijn ontworpen. Achter het zware metselwerk heeft Solid 11 een betonnen draagconstructie. “Het is eigenlijk een loftgebouw”, zegt Fretton. Meer dan door het gevelmateriaal wordt de houdbaarheid van een gebouw bepaald door de flexibiliteit van de plattegronden. De verdiepingen in Solid 11 hebben daarom een relatief hoog


A plafond en zijn vrij indeelbaar. Zowel de (verhoogde) vloer als het verlaagde plafond ontbreekt nog bij oplevering. In Solid 11 heeft woningcorporatie Stadgenoot ervoor gekozen de helft van de ruimte te verhuren als commerciële ruimte en de helft te verhuren als woonruimte. Van die woonruimte is ook een deel sociale huur. Na de veiling van de ruimtes dit voorjaar bleek Solid 11 vanaf zijn start helemaal verhuurd. Onder in het gebouw is een groot deel van de ruimte verhuurd als hotel. Verder zal zich in het gebouw onder meer een tandarts vestigen. De galerij van de eerste verdieping is extra breed uitgevoerd, zodat ook deze verdieping aantrekkelijk is voor programma’s die publiek trekken. Boven in het gebouw zijn ruimtes ontworpen die bedoeld zijn als penthouses. Stadgenoot stuurt de programmering van het gebouw echter niet. Alles is mogelijk, al konden de toekomstige huurders tijdens de veiling wel zien tussen welke programma’s ze zich vestigden. Een café aan de binnenplaats, zoals Fretton wenst, komt er niet. Het feit dat elk programma zich overal in het gebouw kan vestigen heeft als gevolg dat voor veel onderdelen van het gebouw de zwaarste eis geldt uit het Bouwbesluit. De balkons in de buitengevel bijvoorbeeld moesten allemaal voldoen aan de eisen voor een verzamelfunctie, voor groepen, wat betekende dat ze een extra zware constructie moesten krijgen. Solid 11 is, anders dan zijn naam doet vermoeden, de eerste Solid die Stadgenoot ontwikkelde. Zowel Fretton als de opdrachtgever geeft toe dat Solid 11 niet de beste is in de reeks en dat veel zaken in later ontworpen Solids slimmer zijn opgelost. Dat Solid 11 onhandigheden kent, wijt Fretton echter ook aan het feit dat hij zijn ontwerp diende te baseren op een al behoorlijk ver uitgewerkt bestaand plan binnen een strikt stedenbouwkundig plan van architect Jo Crepain. Van dit ontwerp waren de kolommen in de parkeergarage zelfs al neergezet. Aangezien de draagconstructie van Solid 11 net op een ander grid staat dan dat van de parkeergarage is onder het maaiveld een overbruggingsconstructie ontworpen. De leidingkokers konden ook niet rechtstreeks doorgezet worden en maken nu onder het maaiveld een

Architectuur Solid 11 Tony Fretton Architects

33 — AWM 44

De ruimtes in Solid 11 worden ontsloten door brede galerijen die rond de binnenplaats lopen

knik. Achteraf gezien beoordelen Fretton en Stadgenoot de diepte van de ruimtes (12 meter) en de bruto verdiepingshoogte (3,2 meter) ook niet als optimaal. In het stedenbouwkundig plan was echter een maximale goothoogte vastgelegd, net als een minimale breedte voor de binnenplaats. Ook hadden de architect en de woningcorporatie de leidingkokers achteraf gezien liever niet midden in de ruimte maar aan de rand van de ruimte geplaatst om de vloervelden nog flexibeler te maken qua indeling. Ondanks de lessen die uit het ontwerp van Solid 11 getrokken kunnen worden, is het op zichzelf een sterk ontwerp. De stedenbouwkundige eis het gebouw te organiseren rond een binnenplaats heeft Fretton gestimuleerd de ruimtes met prachtige brede galerijen te ontsluiten. Samen met de binnenplaats zouden de galerijen weleens de plek

kunnen worden waar de huurders elkaar ontmoeten. Hier kan een gemeenschap ontstaan. Uiteindelijk biedt Solid 11 zo veel meer dan alleen individuele vrijheid.— Opdrachtgever Stadgenoot, Amsterdam Architect Tony Fretton Architects, Londen Team Tony Fretton, Jim McKinney, Sandy Rendel, Laszlo Csutoras, Clemens Nuyken, Chris Neve, Donald Matheson, Michael Lee, Martin Nässén Uitvoerend architect Inbo, Amsterdam Constructeur DHV, Amersfoort Installatie adviseur Linssen, Amsterdam Aannemer Coen Hagedoorn Bouw, Huizen Realisatie Juni 2011


Voor wie altijd op de hoogte wil zijn, is architectenweb.nl het juiste adres Dagelijks houden wij duizenden architecten op de hoogte van het laatste nieuws uit binnen- en buitenland, recent opgeleverde projecten en de nieuwste producten en materialen. Niet voor niets is architectenweb.nl met 15.000 nieuwsitems, 6.000 projecten, 6.500 producten en 1.600 materialen de grootste architectuursite van Nederland. Dus wie niets wil missen, brengt dagelijks een bezoekje aan:

architectenweb.nl



36 — AWM 44

PM

PARKEERSYSTEEM

Elegant fietsleunhek De Connect+ is een elegant vormgegeven fietsparkeersysteem, dat past in menig straatbeeld. Verder zorgt de vormgeving ervoor dat fietsen eenvoudig kunnen worden vastgeketend en dat ophoping van zwerfafval tot een minimum beperkt blijft. Het vandalismebestendige fietsleunhek is vervaardigd uit RVS. Een voetplaat in de vorm van een klinker maakt de Connect+ eenvoudig te monteren en aan te straten. De voetplaat wordt onder het maaiveld gefundeerd via een meegeleverde betonvoet. De leverancier VelopA-Citystyle kan het systeem naar wens van de klant ook uitvoeren met een logo of stadswapen. www.velopa.com

Product en Materiaal

MATERIA.NL

Ferm gevormde tegels

Keramische tegels hoeven niet altijd vlak te zijn of hooguit een oppervlakkige structuur te hebben, moeten ze bij Decorativa hebben gedacht. De serie Soho valt op door opvallend gestructureerde oppervlakken. Soho Bolas bijvoorbeeld bestaat uit tegels waarop halve bollen liggen; Piramide heeft een puntig oppervlak. Twee andere designs in de serie zijn Duna, met golvende ribbels, en

Tente, met driehoekige prisma’s. Soho is hoogglanzend en ingedeeld in twee kleurgroepen: ‘Black & White’ omvat zwart, zilver en goud, ‘Interiors’ bestaat uit wit, beige, lichtgrijs, donkergrijs en wengé, ‘Interiors’ bestaat uit wit, beige, lichtgrijs, donkergrijs en wengé. Bijpassend zijn er vlakke vloertegels in dezelfde tinten, met een matte afwerking. www.decorativa.es


PM

Product en Materiaal Korte berichten

37 — AWM 44

SANITAIR

Warmteterugwinning Tijdens het douchen stroomt heel wat warm water weg door de afvoer. Door de douchegoot te combineren met een warmtewisselaar wordt de warmte van het wegstromende douchewater hergebruikt. Volgens de leverancier ACO halveert haar ShowerDrain WTW op die manier het energieverbruik tijdens het douchen. Het koude leidingwater dat naar de (thermostatische) mengkraan stroomt heeft een gemiddelde temperatuur van 10 °C. Door warmte-uitwisseling met het gebruikte douchewater, dat een temperatuur van ca. 36 °C heeft, wordt dit water voorverwarmd tot circa 27 °C. Zo is minder toevoer van warm water nodig om de gewenste douchewatertemperatuur te verkrijgen. De warmtewisselaar in de ShowerDrain WTW is goed bereikbaar en eenvoudig te reinigen. www.aco.nl

MEUBILAIR

Elegante eenvoud De JumpSeat van het Amerikaanse ontwerpbureau Ziba is een klapstoel met elegantie, zowel in uiterlijk als in constructie. Het slanke profiel en het natuurlijke materiaalgebruik maken dat de auditoriumstoel goed past in een modern zaalinterieur.

Uitgeklapt krijgt de zitting geen duidelijke ondersteuning of tegenkracht van de rugleuning, zodat de vraag rijst hoe de JumpSeat werkt. Door de druksterkte van multiplex te koppelen aan de treksterkte van plaatstaal, ontstaat er een cantilever-stoel die meebuigt naar de juiste zithoek en, zonder veermechanisme, omhoog komt als de gebruiker opstaat. Gesloten is de stoel slechts negen centimeter dik. De wollen bekleding kan eenvoudig worden weggenomen met het oog op reiniging of vervanging en is beschikbaar in vier effen kleuren. www.ziba.com


38 — AWM 44

MATERIA.NL

Biocomposiet Het biocomposiet Re-y-stone bestaat uit gerecycled kraft paper en biologisch hars. Het papier wordt gerecycled uit papier, karton en houtvezels van consumentenafval. Een Re-y-stone-paneel bestaat voor minimaal zestig procent uit gerecycled papier, de overige dertig tot veertig procent is een caramelkleurige substantie, afkomstig van suikerriet. Die substantie wordt geproduceerd uit plantafval dat ontstaat tijdens de suikerwinning. Dit biologische materiaal vormt samen met de natuurlijke vezels een hard composiet met hoge dimensionele stabiliteit en mechanische flexibiliteit. Het homogene en gesloten materiaal kan in diktes van minder dan 3 mm worden verlijmd op een basismateriaal, in diktes boven de 5 mm zijn de panelen zelfdragend. Re-y-stone is leverbaar met verschillende oppervlaktestructuren. www.resopal.de

VERLICHTING

Architecturaal armatuur De ledtechnologie vraagt om andere constructies voor de armaturen, maar biedt ook mogelijkheden tot puristischer ontwerpen. Dat heeft bij Tobias Grau geleid tot de verlichtingsserie XT-A Studio. De familie bestaat uit een vloer-,

plafond- en wandarmatuur, elk verkrijgbaar in een ‘Home’- en een ‘Office’uitvoering. Door hun terughoudende vormgeving verbinden de lampen zich als vanzelfsprekend met de architectuur. Alle uitvoeringen zijn beschikbaar in zwart en in wit satijnglans. De ‘Home’uitvoering is voorzien van 34W, 970lm leds en geeft een warm wit licht (2700K); de ‘Office’-uitvoering geeft helder wit licht (3500K) en is voorzien van van 34W, 1350lm leds. www.tobias-grau.com


PM

39 — AWM 44 Korte berichten

BEPLANTING

Vrijhangende tuinen Verticale tuinen beginnen steeds meer ingang te vinden. Tegen zowel buitenmuren van gebouwen als binnenwanden verschijnt beplanting. Green Fortune introduceert de Plantwire, waarmee in hoge interieurs als atria en vides ook vrij in de ruimte hangende tuinen mogelijk zijn. De Plantwire bestaat uit ongeveer tien planten per meter, geplaatst in een versterkt textiel. Het snoer is voorzien van een irrigatiesysteem zodat alle planten voldoende water en voedingsstoffen ontvangen. De lengte van een Plantwire kan naar wens woren aangepast, variërend van twee tot twintig meter. Het product is alleen geschikt voor toepassing in interieurs. www.greenfortune.nl

MATERIA.NL

Bamboe op de rol Een flexibele toepassing van bamboe wordt mogelijk met Moso Bamboo Rollo. Het product bestaat uit een bamboe toplaag op een latex rug. Bamboo Rollo is leverbaar in verschillende stijlen, afhankelijk van het gebruikte formaat strips, en in diverse tinten, variërend van lichte naturelle tinten tot donkerbruin. Het wordt geleverd op rollen van 4500 x 200 cm. Het product is ontwikkeld als vloerbedekking, maar kan op tal van wijzen worden toegepast. Voor het gebruik als esthetisch bekledingsmateriaal (bij wanden, plafonds of meubels, bijvoorbeeld) wordt het flexibele bamboe ook geleverd met een vilten rug, onder de naam Moso Bamboo Tambour. www.moso-bamboe.nl

GEVEL

Smalle baksteen Met de Beeksteen wil CRH Clay Solutions bijdragen aan een betere leefomgeving. De gevelsteen meet 208 x 65 x 50 mm. Doordat de kop 35 mm smaller is dan bij een gebruikelijk waalformaatbaksteen, heeft de Beeksteen volgens de fabrikant een aantal flinke voordelen. Het verminderde materiaalgebruik draagt bij aan een lager gebruik van grondstoffen en een verminderde CO2-uitstoot van het gebouw, aldus CRH. Verder leidt de smalle baksteen tot een groter verhuurbaar oppervlak en een besparing in logistieke kosten doordat de Beeksteen minder ruimte inneemt en lichter van gewicht is. Het lagere gewicht biedt ook

meer werkgemak en is voordelig voor de bouwconstructie. CRH Clay Solutions heeft met de Beeksteen een eervolle vermelding behaald bij de Bouwkennis Marketing Jaarprijs 2011. www.crhclaysolutions.nl


40 — AWM 44

KLIMAATPLAFONDS

Combinaties voor comfort Hybride klimaatplafonds combineren systemen ter bevordering van het thermisch en akoestisch comfort in een ruimte. De klimaatplafonds in de HC Verde productlijn zorgen voor koeling, verwarming en eventueel geluiddemping. HC Verde omvat zowel gesloten als open hybride klimaatplafonds. De watervoerende elementen zijn geplaatst aan de binnenzijde van het paneel. Met koeling via een klimaatplafond wordt sneller een comfortabele ruimtetemperatuur bereikt, dan met geforceerde luchttoevoer. Door middel van straling, convectie en geleiding wordt de betonmassa onderdeel gemaakt van het energiemanagement van het gebouw. Als gevel en glas voldoende isoleren, kan het klimaatplafond ook

MATERIA.NL

Lichtdoorlatend vilt OZ Wall of Light bestaat uit een wolvilt, waarin vormen van flexibel kunsthars zijn verwerkt. Het vilt werkt geluidsabsorberend en brandwerend en voelt aangenaam aan. Het translucente kunsthars laat licht door, wat aan het vilt een sensorisch aspect toevoegt. Het wolvilt is leverbaar in verschillende kleuren; de kunsthars is beschikbaar in verschillende vormen en naast translucente ook in opake uitvoering. OZ Wall of Light is ontwikkeld door Alexandra Devaux en Atelier Des choses et d’autres voor interieurtoepassingen. www.alexandradevaux.com

worden gebruikt voor ruimteverwarming. Bovendien treden geluidsoverlast en een hoger luchtdebiet, zoals bij conventionele systemen, niet op. Bij de gesloten klimaatplafonds zijn de luchttoevoerkanalen geïntegreerd en worden ze aangesloten op het centrale luchtbehandelingsysteem. De plafondeilanden hebben een beperkte inbouwhoogte van 75 mm; voor het gesloten plafond is minimaal 160 mm vereist. www.hcgroep.com

SANITAIR

Interactieve kraan Milieubewustzijn, hygiëne en design zijn samengebracht in de elektronische wastafelkraan Iqua Primo. De kraan werkt met een bewegingssensor. Het schermpje op de kraan geeft de gewenste en de daadwerkelijke watertemperatuur aan. Als het water warmer dan 42°C wordt, kan de kraan waarschuwen met een knipperlichtje of direct de waterstroom onderbreken. De display geeft voorts de tijd aan dat het water loopt. De straal is aanpasbaar, maar het waterverbruik is al lager dan gebruikelijk, volgens fabrikant Aquis Sanitär. www.iqua.ch


PM

Product en Materiaal Korte berichten

41 — AWM 44

WANDPANELEN

Akoestische kunst Textielontwerpster Aleksandra Gaca heeft een fascinatie voor 3D-weefstructuren. Haar driedimensionale ontwerpen hebben naast een verrassende uitstraling een praktische meerwaarde: ze werken geluiddempend. Dankzij de ribbels absorberen haar weefsels extra veel geluidsgolven. Gaca ontwierp eerder de eigen collectie akoestische stoffen Architextile. Nu presenteert ze een serie geluiddempende textiele kunstwerken. De toegepaste materialen – wol, lurex, metaal – zorgen voor expressieve contrasten: mat/glans, hard/zacht of hightech/natuurlijk. De eerste serie wordt uitgebracht in zachte tinten als citroengeel/zilvergrijs, zachtgroen/beige en beige/ naturellen, een volgende gebruikt een vergrijsd blauw-groen scala. Gaca vervaardigt de kunstpanelen in beperkte oplage. www.aleksandragaca.nl

MATERIA.NL

Aluminium golven De aluminium Móz Tides-panelen hebben een golvend design, dat diepte aan een oppervlak geeft. Het standaarddesign Ocean Waves bestaat uit een enkele golf over het paneel. Móz Tides is een duurzaam product, aldus de fabrikant. De aluminium platen bestaan voor 80% uit postindustrieel gerecycled materiaal, wat het product een LEED-certificering heeft opgeleverd. De panelen zijn verkrijgbaar in verschillende standaardmaten en naar wens aangepaste hoogtes en lengtes. Móz Tides-panelen kunnen zowel horizontaal als verticaal worden geïnstalleerd. www.mozdesigns.com


42 — AWM 44

Domotica Centraal geregeld Domotica wordt in Nederland nog maar weinig toegepast, zeker in vergelijking met nabije landen als Denemarken en België. Gebouwautomatisering biedt echter vele voordelen, ter verhoging van zowel het leefcomfort als de veiligheid, energiezuinigheid en flexibiliteit. Tekstt Robert Muis De spectaculaire voorbeelden kent iedereen: vanuit de auto, als men bijna thuis is, alvast de verlichting in de hal aandoen en de koffie laten doorlopen. Domotica kan echter veel functioneler en onopvallender worden ingezet. Het is, zoals Rob Theunissen van SmartDomotica bondig zegt, “de volledige integratie van alles dat een elektriciteitssnoer heeft.” Verlichting, verwarming, alarmsysteem, elektrische sloten, ramen, zonwering, av-apparatuur, alles wordt met domotica in een enkel systeem bijeengebracht. De gebruiker kan daardoor centraal de woning of het gebouw bedienen en beheren. In een nieuwsbrief van de Belgische beurs Batibouw is vorig jaar een enquête gehouden naar het gebruik van domotica. De meeste toepassingen bleken verlichting (27%), rolluiken en gordijnen (19%) en beveiliging en alarm (19%) te zijn. Als grootste voordelen noemden de

respondenten: verhoging van het comfort (63%) en energiebesparing (21%). Met domotica kunnen deze en meer doelen vaak tegelijk worden bereikt.

UITBREIDBAAR Een belangrijk voordeel ten opzichte van de traditionele elektrische installatie is de uitbreiding van het aantal functies per schakelaar. Bij domotica kan een schakelaar worden voorzien van meerdere toetsen, die verschillende functies vervullen. Een knop kan zo, in plaats van een enkel lichtpunt in- en uitschakelen, het licht in een vooraf bepaalde dimstand brengen, maar ook het licht uitschakelen

— Domotica verhoogt comfort, veiligheid en energieefficiëntie en tegelijkertijd de voordeur afsluiten. Of, zoals Theunissen demonstreert in zijn showroom, een druk op de toets zorgt voor een ‘home-cinema-sfeer’, waarbij tegelijkertijd het licht dimt, de screens voor de ramen zakken en een beeldscherm uit het av-meubel rijst. In tegenstelling tot bij elektrische schakelaars kan bij domotica de functie van een schakelaar bovendien altijd worden aangepast. Blijkt de

sfeerfunctie niet te bevallen, dan kan de dimstand bijvoorbeeld opnieuw worden geprogrammeerd. De lichttoets kan ook de bediening voor de zonwering of een scheidingswand worden. Daardoor kunnen ruimten ook makkelijker een nieuwe functie krijgen. Bovendien is een domoticasysteem eenvoudig uit te breiden. Veel fabrikanten bieden verschillende modules, waaruit kan worden gekozen. Zo omvat Prodigy van de firma Creston bijvoorbeeld de modules klimaatbeheersing, verlichting, multiroom-audio en mediacontrole (cinema/tv). Naar gelang behoefte en budget kan een keuze voor een bepaald pakket worden gemaakt, dat op een later tijdstip eenvoudig kan worden aangevuld met andere.

VEILIGHEID EN EFFICIËNTIE Domotica kan het gemak en comfort dienen, maar evengoed worden ingezet voor beveiliging. “De ‘verlaat-het-pandstand’ van SmartDomotica sluit in een keer alle apparaten en verlichting uit, sluit de deur af en schakelt het alarm in”, legt Theunissen uit. Met de nieuwe binnenpost voor deurcommunicatie van BTicino (Axolute Nighter & Whice) kan de bewoner ook als hij niet thuis is via de smartphone zien wie er voor de deur staat. Domotica kan in een alarmsituatie alle lichten laten aanspringen of de interieurverlichting en apparaten aansturen om inbrekers te misleiden. Een derde belangrijke functie van


PM

Product en Materiaal Domotica

43 — AWM 44

Verlichting en muziek kunnen naar wens worden ingesteld via een tablet, smartphone of computer

domotica is energiebesparing. Het is al vrij gebruikelijk dat aanwezigheidsdetectoren ervoor zorgen dat verlichting uitschakelt als er geen beweging meer wordt geregistreerd in een ruimte. Die detectoren kunnen echter ook verwarming, koeling en ventilatie aansturen. Temperatuursensoren kunnen ruimten op een gewenste temperatuur houden, bijvoorbeeld via verwarming en koeling, of door het aansturen van zonwering. Fabrikant Niko heeft in het eigen gebouw een mooi voorbeeld toegepast: de verlich-

ting in het pand wordt via een speciale sensor afgestemd op de lichtsituatie buiten. Dat werkt zelfs per drie werkplekken, zodat de lamp die verder van het raam is verwijderd feller schijnt, dan die nabij het raam. Als de lichtomstandigheden buiten veranderen, past de kunstverlichting zich aan. Het nieuwe systeem Niko Home Control kan worden gecombineerd met een eco-display, waarop de particuliere gebruiker nauwkeurig energieverbruik of -productie en gas- en waterverbruik op elk moment kan raadplegen.

SOFTWARE EN HARDWARE Alle componenten die met elkaar moeten kunnen communiceren worden aangesloten op een buskabel – in feite het vervoermiddel van de informatie – en softwarematig met elkaar verbonden. Dat maakt de centrale aansturing mogelijk. Het meest gebruikte protocol in Nederland is KNX, maar er zijn ook andere systemen. Zo heeft Niko zijn eigen systeem Nikobus en het nieuwe Home Control, Creston heeft het eigen bestu-


44 — AWM 44

1

2

3

4

5 1

6

Raambekledingsfabrikant Jasno heeft in samenwerking met De Opera Domotica via iPad of iPhone bedienbare shutters ontwikkeld www.jasnoshutters.nl

2 MC3, een router voor draadloze domotica van Creston www.creston.com

3 BTicino multimedia touch panel www.bticino.nl

4 Gira Control 19 Client touch panel www.gira.nl

5 Gira tastsensor 3 met Esprit afdekplaat in notenhoutďŹ neer www.gira.nl

6 Eco-display, Niko Home Control www.niko.be


PM

ringssysteem Core 3 en BTicino werkt met het eigen SCS-protocol My Home van Legrand. Over het laatste zegt Dmitri Meijer, adviseur woningautomatisering: “My Home is een open protocol dat kan worden gekoppeld met veel andere systemen. Ik denk dat het in de toekomst ook niet meer een dergelijke rol speelt welk protocol wordt gebruikt. Er wordt steeds meer ontwikkeld aan systeemintegratie dat voor de vertalingen zorgt, vergelijkbaar met de apps voor de iPad.” Alle informatie wordt verzameld in een kast met een centrale eenheid en de gekozen modules (actoren of controllers). Het bussysteem wordt gevisualiseerd via een interface die weer door de hardwarelevarancier kan zijn bepaald. Zo maakt Gira gebruik van de KNX software, maar heeft het de eigen Gira Interface. Bij de meeste aanbieders gebeurt de aansturing via een vaste touchscreen of een afstandsbediening. Ook aansturing via een pc of mobiele bedieningsapparaten als een smartphone of een tablet is veelal mogelijk, als het systeem is aangesloten op internet. Een touchscreen wordt geplaatst nabij de entree van de woning of op een strategische plaats in het (kantoor)

— “In een auto zit al meer domotica dan in een gebouw” gebouw. Gira heeft een ruim assortiment bedieningspanelen, waarvan een aantal al meerdere (vormgevings)prijzen in de wacht heeft gesleept. De Gira Control 19 Client en de kleinere Control 9 Client bijvoorbeeld zijn meermaals bekroond voor de vormgeving én het bedieningsgemak. Het programmeren verloopt, via de interface, veelal vrij intuïtief. De meeste aanbieders gebruiken een interface met een grafische voorstelling van de installatie. Bij SmartDomotica kunnen zelfs

Product en Materiaal Domotica

foto’s van de daadwerkelijke ruimten worden gebruikt. De interfaces worden in het algemeen steeds gebruiksvriendelijker. Ook worden ze in toenemende mate geschikt gemaakt voor toepassing op smartphones en tablets.

DRAADLOOS Ook draadloze domotica is mogelijk: Creston en SmartDomotica werken hier bijvoorbeeld mee. Hierbij is, zoals bij draadloos internet, een soort router nodig. Creston heeft onlangs de nieuwe MC3 geïntroduceerd, speciaal voor het eigen Core 3 OS. SmartDomotica heeft gekozen voor een draadloos systeem omdat het de gebruiker gemak biedt, maar ook de financiële drempel verlaagt. “De centrale bediening kan geschieden via een enkele console of afstandsbediening. Bijvoorbeeld een iPad, die in het pand zijn vaste plek kan hebben, maar ook binnen en buiten het gebouw kan worden meegenomen”, zegt Theunissen. “Het is een relatief goedkope oplossing. Terwijl een touchscreen vaak al een aardige investering is, kun je straks gewoon een app downloaden voor negenzestig euro, waarmee je vanaf je eigen iPad of iPhone de domotica kunt inregelen en besturen.” Bovendien heeft het draadloze systeem als (financieel) voordeel dat er geen sleuven voor busbekabeling hoeven te worden gehakt. Dat maakt ook toepassing in renovatieprojecten eenvoudig. Waar bij renovatie bestaande schakelaars kunnen worden gebruikt, heeft SmartDomotica speciale meerpolige draadloze schakelaaractors. “Alles wat voorheen aan elektrotechniek nodig was, is nu verzameld in de centrale, met alle actoren en met de harde schijf voor alle informatie. Foto’s, films, muziek worden op de harde schijf bijeengebracht en vanaf daar gedistribueerd naar elke gewenst audiovisueel apparaat, of gewenste combinatie van apparaten.” Terwijl draadloze domotica voor thuissituaties heel geschikt is, zal in kantoren en zorginstellingen toch voor bedrade systemen worden gekozen. “Het is vaak een eis uit veiligheidsoverwe-

45 — AWM 44

gingen. Er moet vaak zware apparatuur, zoals voor de brandbeveiliging, worden aangestuurd”, legt Theunissen uit.

BEREIKBAAR Domotica wordt in ons omringende landen al meer toegepast, in Nederland is dat nog vrij matig. In de zorgsector wordt het regelmatig toegepast, in kantoren en scholen bijna alleen in vergaderruimten, in retail wordt domotica nauwelijks of niet ingezet. In de Nederlandse woningbouw wordt domotica alleen in het hogere segment van de woningmarkt toegepast. Het is deels te verklaren uit de positie van de opdrachtgever, meent Meijer. “In België en in zekere mate ook in Duitsland staat de opdrachtgever meer centraal in het proces, waardoor die zijn wensen beter kan aangeven. In de Nederlandse seriebouw is de installatietechniek toch vaak een sluitpost. Alleen in het hogere segment, waar de gebruiker meer aandacht heeft voor dergelijke facetten, wordt wel voor domotica gekozen.” Theunissen zegt dat ook de prijs van invloed is, reden waarom SmartDomotica bewust streeft naar een bereikbaar product. Ook andere leveranciers bieden vaker betaalbare oplossingen. “In de auto wordt meer domotica toegepast dan in een gebouw”, zegt Theunissen. “Daar vinden we automatisering die is gericht op veiligheid al gewoon. Ook in de automobielindustrie gaat het nu meer en meer om comfort. Waarom zou je die veiligheid, efficiëntie en dat comfort niet in huis realiseren? Dat is wat een architect als extra kan bieden.”—

Meer weten? www.architectenweb.nl/domotica


46 — AWM 44

Standard Primitives Pure vormen De naam van de collectie geeft het al aan: Standard Primitives van studio Dave Keune is opgebouwd uit basale geometrische vormen. Om daarmee functionele en esthetische ontwerpen te maken, ervoer Keune als minder eenvoudig dan verwacht. Daarbij moesten de meubelobjecten bovendien de gebruiker ruimte geven voor een eigen inbreng. Tekstt Robert Muis Fotografie Raoul Kramer Standard Primitives is ontwikkeld vanuit meerdere lijnen die samenkwamen. Eén uitgangspunt was een bedrijfsstrategische. Dave Keune wilde tijdens de Milan Design Week 2011 een nieuwe collectie tonen en hoewel hij ook interieurs vormgeeft, beschouwt Keune meubels als zijn core business. “Het moest een in het oog springende collectie zijn, met ontwerpen die niet misstaan in een galerie, maar ook voor productie in oplagen geschikt zijn”, legt Keune uit. Het tweede uitgangspunt was dat de collectie de gebruiker moest prikkelen. “Met deze collectie wilde ik mijn verantwoording als ontwerper nemen en de consument min of meer opvoeden. Ik wil de eindgebruiker een halffabrikaat geven, want hij kan veel meer dan wordt aangenomen in de wijze waarop hij – bewust of onbewust – wordt aangesproken door veel ontwerpers en fabrikanten.” Keune is uitgegaan van geometrische

vormen als een kubus, een kegel en een bol. Door die te stapelen heeft hij een aantal meubelobjecten gemaakt. Hoewel de basale geometrische vormen van zichzelf esthetisch lijken, vond Keune het moeilijk ermee te werken. “Het zijn ook harde, extreme vormen. Het was een uitdaging om daarmee esthetische en functionele ontwerpen te maken. Met afgeronde, organische vormen vind ik het toch makkelijker om lijnen aan elkaar te breien en iets esthetisch te bereiken.” Ook technisch vindt hij het een uitdaging. “Hoe puurder de vormen

— De gebruiker moet de volumes zelf kunnen koppelen die je kiest, hoe belangrijker het is dat ze perfect zijn. Dat kan natuurlijk, bijvoorbeeld door het te laten spuitgieten, maar dan hangt er een prijskaartje aan. Als kleine ontwerper en producent – met kleine oplagen – kies ik daar liever niet voor. Het maken van een aantal houten tafelbladen is goedkoper dan het laten maken van een mal om het blad te laten rotatiegieten.” De vloerlamp bestaat uit drie conische vormen, waarbij de arm kan draaien op de punt van de staande kegel. De vloerlampen zijn elk een kegel waarop een kubus balanceert. De tafel bestaat uit een schijf op twee bollen en een piramide. De aluminium bollen fungeren als wielen, waarbij de piramide

het draaipunt is. Een aantal kubussen, gecombineerd als een gefacetteerd kristal, vormt een opbergmeubel. De eindgebruiker moet de volumes zelf kunnen koppelen tot andere ontwerpen. “De lampenkap kan ook als voet voor de tafel dienen, de bergruimte kan naar eigen inzicht worden opgebouwd door kubussen anders te plaatsen, en als geheel kan het meubel op een aantal kegels worden geplaatst”, geeft Keune als voorbeelden. De kleine lampen zijn vervaardigd uit een kartonnen basis met houtfineer en een kubus van translucente kunststof. Doordat bij één uitvoering de kunststof aan de binnenzijde van de kubus is voorzien van een ingefreesd ruitpatroon, wordt de ruimte, als de verlichting is ingeschakeld, met het motief verlicht. De vloerlamp bestaat uit gelamineerd papier. “Het materiaal heeft een mooie textuur en je kunt er eenvoudig grote volumes mee maken”, zegt Keune. “Bovendien daalt bij grotere oplagen al snel de prijs.” Het materiaal is niet bijzonder kwetsbaar, mede doordat het is geïmpregneerd en versterkt met epoxy. “Ook aluminium is gevoelig voor deukjes en krassen.” Het bergmeubel is gemaakt uit echopanel, een isolatiemateriaal dat wordt vervaardigd uit gerecyclede PET-vezels. Keune vond het zowel in verwerking als in tactiliteit ideaal. Keune werkt vaker vanuit basale vormen, vlakken en lijnen, maar Standard Primitives pakt monumentaler uit dan eerdere ontwerpen. “Inderdaad zijn andere ontwerpen duidelijker functioneel. Ik koos eerder ook voor zo min mogelijk toevoegingen. Ik zou nooit meerdere kegels hebben gecombineerd. Toch zeggen collega’s duidelijk mijn handschrift te herkennen.”—


PM

Product en Materiaal Standard Primitives studio Dave Keune

47 — AWM 44


Advertorial

ADVERTORIAL

Geberit Monolith biedt consument modern alternatief voor zichtbare wc stortbak

De Geberit Monolith is een nieuw en modern wc-reservoir - ook wel stortbak genoemd - dat vóór de muur geplaatst wordt ter vervanging van de vaak onelegante laaghangende wc stortbak of het keramisch duoblok. De Geberit Monolith is geheel met glas afgewerkt en heeft een slanke, strakke vormgeving. Uniek is dat de Geberit Monolith in elk toilet toe te passen is zonder hak-, sloopof breekwerk.

Vanwege een doordacht ontwerp past het nieuwe wc-reservoir perfect op de bestaande aan- en afvoer van elk toilet. Ongeacht of de afvoer uit de wand of de vloer komt. Geberit Monolith is winnaar van de Internationale iF product design award 2010. Een fraai vormgegeven toilet- of badruimte is een wens voor menig consument. Echter is het technisch niet altijd mogelijk of wenselijk het reservoir van het toilet achter de wand weg te werken (inbouwreservoir) of van een staand toilet een zwevend toilet te maken. Bij de vervanging en renovatie van een toiletruimte wordt daarom vaak noodgedwongen gekozen voor traditionele wc’s met zichtbare stortbak. Geberit Monolith biedt nu een extra keuzemogelijkheid. Een modern ontworpen wc stortbak dat compact van afmeting is en eenvoudig kan worden geïnstalleerd zonder hak- of breekwerk in muren en vloeren. Het reservoir is geschikt voor

iedere bouwsituatie en praktisch elke afvoer, of deze nu in de vloer of in de wand verwerkt zit. Doordat de slanke stortbak bij de Geberit Monolith geraffineerd achter een glasplaat wordt verborgen, biedt de Monolith een modern en strak uiterlijk en is zo een perfect alternatief voor wc’s met zichtbare stortbak. Geberit Monolith is verkrijgbaar in de glaskleuren zwart en wit. Geberit Monolith is te verkrijgen bij de meeste sanitair showrooms in Nederland of via de installateur. Voor meer informatie over Geberit Monolith zie www.geberit.nl/monolith.

Meer weten?

Geberit B.V. T 030-6057700 E info.nl@geberit.com W www.geberit.nl


Nieuwe s catalogu r! a nu verkrijgba

m o c . t h g i l a t l e d

De Nebel slaagt er moeiteloos in om met zijn eigenzinnige volume de toeschouwer op het verkeerde been te zetten. Overal waar deze blikvanger de ruimte krijgt, ontluikt een spel van gestileerde vormen en een sfeervol warm licht.


LIFTEN EN ROLTRAPPEN - GEVELLIFTINSTALLATIES - DEURSYSTEMEN

KONE-oplossingen voor medische instellingen www.kone.com


P R O F I E L S Y S T E M E N I N S TA A L E N RV S

Inbraakwerend

WK 1-3

Kogelwerend

FB4-NS

Isolerend Brand- en rookwerend Geluidwerend

Slank, Sterk, Staal

Uf vanaf 1.0 W/m2K 30 tot en met 90 minuten EW/EI tot 48 dB

Agentor B.V. T. 0165 - 51 11 55 F. 0165 - 51 40 11 I. www.agentor.nl

Gira Esprit Nieuwe afdekraamvarianten

hgschmitz.de

(1 !1$(#3 #$ , 3$1( + $- *+$41*$48$ (- '$3 2"' *$+ 1/1.&1 ,, 2/1(3 5$1#$1 4(3 $3 #$ -($46$ %#$*1 ,5 1( -3$- +4,(-(4, 86 13 +4,(-(4, !14(- $- -.3$-'.43 +4,(-(4, 6.1#3 '$3 24""$25.++$ #$2(&-".-"$/3 ".-2$04$-3 #..1&$5.$1# '$+#$1$ 5.1,$- &$2$+$"3$$1#$ , 3$1( +$- $- /$1%$"3$ .//$15+ **$- () #$ %#$*1 ,$- 5 - &$:+.7$$1# +4,(-(4, !+()%3 #$ - 3441+()*$ 2+()/2314"3441 5 - '$3 , 3$1( + !$'.4#$- $ .1& -(2"'$ -$1% 5 - '$3 -.3$-'.43 5$1+$$-3 $+* %#$*1 , 8()- (-#(5(#4$+$ * 1 *3$1 ..1 (1 2/1(3 8()- ,$$1 # - %4-"3($2 5$1*1()&! 1 $$1 (-%.1, 3($ 7

(1 $"'-(2"'$ 1.%( .3+(-$ $+ .% 666 &(1 -+ $2/1(3 %! 5 + - 1 +4,(-(4, 86 13 -31 "($3 +4,(-(4, !14(- "19,$ 6(3 &+ -8$-# -.3$-'.43 +4,(-(4, *+$41 +4,(-(4,


52 — AWM 44

CM

Cultuur en Maatschappij

ERFGOED

Reset het Kruithuis Sinds 1996 schrijft het Bosch Architectuur Initiatief (BAI) jaarlijks een open prijsvraag uit. In aansluiting op het thema van de Bossche Dag van de Architectuur – ‘Reset the City’ – is dit jaar gekozen voor het thema ‘Reset the Kruithuis’. Het Kruithuis is een zeshoekige munitieopslagplaats die tussen 1618-1621 is gebouwd naar ontwerp van krijgsbouwkundige en medicus Jan van der Weeghen. De gemeente Den Bosch zit met het Kruithuis in zijn maag. Het is, vriendelijk uitgedrukt, een introvert gebouw, bedoeld als bescherming tegen de vijand en ontploffingen. De gemeente denkt aan verkoop, maar het BAI ziet nog voldoende mogelijkheden voor een succesvolle herbestemming. De organisatie wil middels de prijsvraag een bijdrage leveren aan de discussie over de toekomst van het gebouw. De door de organisatie geformuleerde opgave luidde: ‘Bedenk een nieuwe functie voor het Kruithuis en maak een ontwerp om het complex te kunnen herbestemmen.’ Deze insteek vroeg volgens de winnaar van de prijsvraag Happel Cornelisse om een “stedenbouwkundig argument”. In de Cour d’Honneur zijn de negentiende-eeuwse bijgebouwen, die aan weerszijden van het zeventiende-eeuwse gebouw staan, integraal opgenomen. Enkele officierswoningen, een gewerenhuisje en een militaire bakkerij worden onderdelen van een U-vormig bouwblok. Het Kruithuis komt hierdoor “in de luwte te liggen” – net als in de historische Cour d’Honneur. Magnette Dijkstra en Martin Bouwman namen de tweede prijs in ontvangst. De extra derde prijs ging naar MTD landschapsarchitecten & Burokoek Interieur & Architectuur en de eervolle vermelding naar Pieter van het Kaar. (RG)


53 — AWM 44

René de Wit

CM

Cultuur en Maatschappij Korte berichten

CONTEXT

Faculteitsclub De Faculty Club door Shift architecture urbanism is het nieuwe visitekaartje van de Universiteit van Tilburg. Het paviljoen staat ruimtelijk los van de campus maar sluit er in ontwerp op aan. De faculteitsclub van de Universiteit van Tilburg moest een plek worden voor de eigen academische staf, maar bovenal om gasten welkom te heten. Het Rotterdamse bureau Shift ontwierp het gewenste multifunctionele paviljoen, waarvan de belangrijkste functies

een restaurant met tachtig plaatsen, een lounge en twee conferentiezalen zijn. De functies zijn samengebald in een laag en horizontaal volume. De contouren van de faculteitsclub echoën de vorm van het modernistische hoofdgebouw van de universiteit, een door Jos. Bedaux ontworpen monumentale monoliet met gesloten, met natuursteen bekleedde gevels. Dit markante gebouw is een in zichzelf gekeerd volume van bijna 90 bij 90 meter en hoogte van 11 meter, nonchalant in de parkachtige omgeving geparkeerd. Beide gebouwen zijn “alzijdige solitairen” in het landschap, stelt Shift met recht. Een verschil is dat het nieuwe paviljoen aan voor- en achterzijde een meer geopende indruk geeft, hoewel uit elke façade slechts één vensteropening is gesneden. Een “transparante as” loopt dwars door het gebouw. De vensters zelf zijn op wisselende diepte gelegd, waardoor rondom zitjes en kleine terrassen zijn ontstaan. Wie over de campus van de Universiteit van Tilburg loopt, heeft nauwelijks door hoe aantrekkelijk de locatie is. Pal naast het terrein met onderwijsgebouwen ligt de Oude Warande, een

7 1 4 3 5 2

1 2 3 4 5 6 7

6

vergaderzaal entree restaurant lounge bar keuken terras

symmetrisch aangelegd bos uit het begin van achttiende eeuw. Het bos en de campus worden echter gescheiden door een onaantrekkelijke parkeerstrook. Door de bouw van de nieuwe Faculty Club wordt eindelijk van deze unieke locatie geprofiteerd. Het meest informele vertrek, de lounge, is aan achterzijde gesitueerd en opent zich met een royaal gebaar naar het bos. (RG)


54 — AWM 44

Van tempel naar openbaar domein Afgelopen juli heropende het Nederlands Architectuurinstituut zijn deuren na een grondige verbouwing. Doel van de door Jo Coenen ontworpen ingreep was om het NAi een uitnodigender en toegankelijker karakter te geven. Het instituut moet niet langer vooral ingewijden trekken, maar ook meer architectuurleken. Tekst Ronnie Weessies Fotografie Carel van Hees Op een weinig zomerse donderdagochtend klinkt er kindergehuil in het NAi. Dat doet vreemd aan voor iemand die het instituut voor de verbouwing regelmatig bezocht, maar directeur Ole Bouman is er blij mee. “Het was zeker de bedoeling om kinderen naar het NAi te trekken. Hun ouders komen ook niet als er niets te doen is voor hun kinderen.” Een van de oorzaken is de komst van het DoeDek, een platform waar jonge en ook oudere bezoekers spelenderwijs kennis kunnen maken met het vak architectuur. Met blokken in allerlei formaten worden ze uitgedaagd hun eigen bouwsels te creëren. “En het slaat aan, er worden de meest fantastische constructies gebouwd”, zegt Bouman.

LAAGDREMPELIG Het DoeDek bevindt zich in een nieuw gedeelte, een reepvormig bouwdeel dat is ingestoken op de plaats waar vroeger de entree en boekhandel zaten. Deze zijn een niveau lager naar het maaiveld verschoven. De voormalige loopbrug over de vijver is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een vlonder die direct aansluit op het Museumpark. Op die manier moet het NAi Museum, zoals het instituut zich sinds de heropening noemt, meer voorbijgangers het gebouw in lokken. Een gratis toegankelijk deel in het entreegebied, met onder meer een restaurant en terras,

zorgt voor de daarbij gewenste levendigheid. “Onze opgave aan de architect was: maak het NAi openbaar toegankelijk en creëer ruimte voor nieuwe functies”, zegt Bouman. Voor Coenen, die twintig jaar geleden het oorspronkelijke gebouw ook heeft ontworpen, was dit eveneens een nieuwe opgave, aldus de directeur. “Waar hij destijds een tempel voor de architectuur moest ontwerpen, vroegen we hem nu een openbaar domein te maken. Een NAi dat niet alleen interessant is voor ingewijden in de architectuur, maar ook voor niet-ingewijden.” Dit is niet alleen gepoogd met de realisatie van een uitnodigende en openbare entreezone, waar ook het gratis toegankelijke DoeDek deel van uit maakt, maar de vaste tentoonstellingen hebben eveneens een attractiever karakter gekregen. Bij de expositie Stad van NL wordt met behulp van lichteffecten en een audiotour ingezet op de ervaring van de bezoeker. De nieuwe Schatkamer, ondergronds gerealiseerd onder een deel van de hoofdzaal, biedt een heel andere belevenis. “Het is een soort crypte-ervaring, een plek waarin je afdaalt om de schatten van de Nederlandse architectuur te bezichtigen”, vertelt Bouman.

STEDELIJK KARAKTER Voor het ontwerp van de verschillende nieuwe functies zijn telkens andere architecten ingeschakeld. Zo ontwierp OMA de Schatkamer, Winka Dubbeldam/ Archi-Tectonics het vernieuwde restaurant en verzorgde XPEX de inrichting van het DoeDek. “Kern van de opgave was om het NAi een stedelijk karakter te geven”, zegt Bouman. “We wilden daarom meer stemmen laten horen, want dat is in een stad ook zo.” Voor Jo en co-architect Geert Coenen lag de uitdaging vooral in het zorgen voor een uniforme uitstraling, zegt laatstgenoemde neef van de hoofdarchitect. “De nieuwe structuur moest verschillende smaken in zich opnemen en dat kan ook. Daarnaast wilden we niet zichtbaar maken dat er een verbouwing heeft plaatsgevonden. Net als de bestaande functies zijn de nieuwe ondergebracht in een apart lichaam, dat vanzelfsprekend een onderdeel is van een geheel.”—


CM

Cultuur en Maatschappij NAi Museum

Links Het nieuwe restaurant van NAi Museum is ontworpen door architect Winka Dubbeldam Boven Het terras heeft Winka Dubbeldam voorzien van lange tafels en banken die ontmoetingen tussen bezoekers moeten stimuleren Onder In het DoeDek liggen blokken waarmee kinderen zelf bouwwerken kunnen construeren

55 — AWM 44


56 — AWM 44

Context In 2010 won de Britse architect David Chipperfield voor de renovatie van het Neues Museum in Berlijn de Europa Nostra Award, een Europese prijs voor cultureel erfgoed. In 2011 won hij met dit project tevens de Mies van der Rohe Award voor hedendaagse architectuur. Het is opvallend dat een project in gelijke mate succesvol is als restauratie- en als architectuurproject. Wat zegt dit over de benadering van Chipperfield? Tekst Robert-Jan de Kort, Sander van Schaik Beeldd David Chipperfield Architects


CM

Cultuur en Maatschappij Interview David Chipperfield

57 — AWM 44


58 — AWM 44

In een interview in 2003 stelde u dat het Neues Museum het meest fascinerende project is waaraan u ooit zou werken. Gaat die stelling, nu we acht jaar verder zijn, nog steeds op? “Ik geloof niet dat welk project dan ook nog fascinerender kan zijn dan het Neues Museum. Het is meer dan een normaal project, omdat het iets betekende voor een heel land. We hadden te maken met een collectief geheugen, omdat het gebouw een ruïne van de Tweede Wereldoorlog was. Als we ‘gewoon’ de opdracht hadden gekregen om een nieuw gebouw te maken, dan zou dat niet zo’n reactie hebben opgewekt. Toen het museum opende gingen mensen op handen en knieën door het gebouw. De gemiddelde bezoeker blijft tweeënhalf uur, wat ongehoord lang is voor een museum. De mensen voelen dat er zo veel is. Dat is wat ruïnes oproepen. Ze bevatten iets onafs, iets dat dieper gaat.” Heeft u geprobeerd om er een beter gebouw van te maken dan het was? “Het didactische karakter van de originele muurschilderingen, die een soort twee- en driedimensionale geschiedenis van de mensheid toonden, was tentoonstellingtechnisch compleet onacceptabel. Dat was het al in de jaren twintig van de vorige eeuw. Toen werden de schilderingen al overgeschilderd en ook toen werd het gebouw al geherstructureerd. Daarbij, wat vertelt meer over menselijke

beschaving dan vernietiging? Het zou daarom verschrikkelijk zijn om het originele gebouw, met alle muurschilderingen, te herstellen. Niet alleen de Tweede Wereldoorlog blijft dan buiten beschouwing, maar ook honderd jaar historische en intellectuele ontwikkeling. Dat zou hetzelfde soort heroïsche simplificatie van de geschiedenis zijn als de oude muurschilderingen representeerden. Wat heeft dat voor zin?” Het moet een zeer complex project geweest zijn, terwijl het resultaat er niet gecompliceerd uit ziet. “Het was een ongelooflijk gecompliceerd project. Alleen al het integreren van airconditioning in dat gebouw. Dat was een thesis in zichzelf. We konden namelijk niet volstaan met een eenduidige oplossing. We moesten voor elke ruimte een specifieke oplossing vinden. Het project vroeg het beste van alle betrokkenen. Mensen die geen architect zijn kunnen nu mensen rondleiden met net zo veel gevoel als ik dat kan. Ze voelen dat het ook hun project is.” Heeft het Neues Museum van u een conservatiespecialist gemaakt? “Nee. We hebben het project ook niet benaderd als conservatiearchitecten, maar als architecten. Recent zijn ook de National Galerie en het Bode Museum in Berlijn gerestaureerd. Beide netjes gedaan door goede architecten, maar zij benaderden hun projecten zeer conventioneel. In het begin was ik erg bang dat het een langdurig restauratieproject zou worden en om eerlijk te zijn had dat ook gekund. Dat zou alleen niet erg interessant zijn geweest. Met onze benadering provoceerden we onze eigen problemen, die het erg interessant maakten.” Draait het om verliefd worden op de context van een project? “Exact. De context van het Neues Museum was toevallig erg interessant. Wij hebben vervolgens in het proces de prijs betaald voor onze benadering. Er heerste zo veel nervositeit en er was zo veel discussie over hetgeen we aan het doen waren. Nu oogsten we de voordelen. Zelfs als mensen het project niks vinden, zijn ze er nog min of meer door gefascineerd. Sommige mensen zien het niet eens als een architectuurproject. Dat maakt ook helemaal niet uit, zolang ze er emotioneel door geraakt worden.”

Met zijn architectenbureau heeft David Chipperfield inmiddels kantoren in Londen, Berlijn, Milaan en Shanghai

Laten we verder ingaan op de betekenis van context in uw werk. U heeft bureaus in vier landen. Wat is de betekenis van die bureaus voor de projecten waaraan u werkt? “Ik ben totaal ongeïnteresseerd in het openen van bureaus. Mijn eerste drie projecten als architect waren in Japan. Daarom had ik daar een bureau. Ik had dus meer ervaring met bouwen in Japan dan met bouwen in Europa. Die ervaring heeft me


59 — AWM 44

Ute Zscharnt

CM

Cultuur en Maatschappij Interview David Chipperfield

geleerd hoe moeilijk het is om iets draaiende te houden. Het bureau in Berlijn is een uitzondering. Dat bureau is opgericht voor het Neues Museum en zou enkel een projectbureau zijn. Zodra het project voorbij was, zou het weer sluiten. In tien jaar hebben we een ongelooflijk bureau opgebouwd met meer

— “Wat vertelt meer over de menselijke beschaving dan vernietiging?” dan honderd werknemers. Veel buitenlandse bureaus vinden het moeilijk om in Duitsland te werken, vanwege het complexe systeem en de politieke aspecten. Het unieke is dat het Berlijnse bureau honderd procent Duits is, maar vijftig procent internationaal qua denken. Het bureau bevat het beste van twee werelden. We hebben een internationale openheid, maar kunnen werk afleveren als een serieus Duits bureau. Ik ben zeer onder de indruk van de technische kunde van onze mensen daar. De groep is nu lastig te ontbinden. Er zijn kerstfeestjes met partners

en kinderen. Het is een soort familie. Daarbij heeft het werken aan het Neues Museum opgeleverd dat ik een stevige positie in Duitsland heb, haast steviger dan in Groot-Brittannië. Het zou zonde zijn om dat op te geven. Het runnen van een bureau in Londen en Berlijn, met beide ongeveer honderd mensen, is veel interessanter dan het hebben van een bureau met tweehonderd mensen.” Helpt het ook bij het begrijpen van lokale cultuur? “Het zou zinloos zijn om iets te ondernemen zonder begrip voor plaatselijke cultuur. Momenteel werken we aan een groot project in Zuid-Korea. De opdrachtgever is zeer intelligent en bescheiden. Met hem voer ik vele gesprekken. Voor het project reis ik veel naar Zuid-Korea en ik ben oprecht geïnteresseerd in het vinden van iets dat echt van die plek is. Ik heb echt het idee dat we een Koreaans project aan het maken zijn.” Maar het resulteert niet in een bureau in ZuidKorea? “Nee. Dat is een verschrikkelijk idee.” Wat is de rol van lokale culturele aspecten ten aanzien van universele architectonische waar-

De trappenhal van het door David Chipperfield gerenoveerde Neues Museum in Berlijn


60 — AWM 44

den? Worden projecten in Europa anders dan projecten in Azië? “Bepaalde aspecten zijn universeel en spreken iedereen aan. Voor mij was het heel vormend dat mijn eerste drie gebouwen in Japan tot stand kwamen. Ik had geen idee wat ik daar aan het doen was. Was ik Japanse architectuur aan het kopiëren? Voor iemand als Frank Gehry is het helder als hij ergens gaat bouwen: je koopt dan min of meer een Gehry. Ik had op dat vlak weinig te bieden. Voor mij was het juist vormend. Ik leende aspecten van het werk van Tadao Ando. Hij hielp me. Daarbij ging ik op zoek naar aspecten waarvan ik vond dat ze iets normaals hadden. Ik ben zeer geïnteresseerd in zaken die normaal lij-

— “Het Neues Museum was een ongelofelijk gecompliceerd project” ken voor een plek. Vervolgens werk ik vanuit het idee om deze zaken speciaal te maken. Vanuit die optiek maakt het niet uit waar je vandaan komt. Mijn werk in Duitsland is zeker anders dan mijn werk in de Verenigde Staten. Het is moeilijk uit te leggen. Het is als het nemen van een bad. Als je uit het bad komt ben je nat. Je hoeft niemand uit te leggen waarom je nat bent. Dat is een fysiek feit. Hetzelfde geldt voor het werken in het buitenland. Natuurlijk dompel ik me onder in Duitse cultuur, maar het hoeft niet volledig in je hoofd te zitten. Je hoofd is ook niet nat, alleen je lichaam.” In Nederland realiseerde u projecten in Amsterdam en Almere. Kunnen we in de nabije toekomst een nieuw project in Nederland verwachten? “Ik heb geen sterke band met Nederland. Ik kwam hier wel vaak om lezingen te geven aan het Berlage Instituut. Ik denk dat het lastig is voor buitenlandse architecten om in Nederland te werken. Ik hou van werken in Duitsland omdat het systeem architecten beschermt en omdat het er zeer georganiseerd is. In Zwitserland leven architecten helemaal in een warme deken. In Nederland zijn de processen vloeiender. Het is vergelijkbaar met werken in Spanje. Je moet altijd op je hoede zijn en betrekkelijk snel iets maken met een laag budget. Nederlandse architecten zijn daardoor erg slim en veelzijdig.” Uw benadering van architectuur is ook veelzijdig. U exporteert geen typisch Britse manier van denken over architectuur. Het is daarom

opvallend dat u zegt het moeilijk te vinden om in Nederland te werken. “Ik vind het ook moeilijk om in Groot-Brittannië te werken.” Een van uw huidige projecten in het Naga Museum in Sudan. Waarom stond dit project op de voorkant van de el Croquis, uw recentste monografie? “Dat heeft el Croquis zelf gekozen. Met die redacteurs is niet samen te werken. Daarom zijn ze ook zo succesvol. Ze weten dat als ze een bureau bellen met het verzoek materiaal op te sturen, dat ze dan heel lang kunnen wachten. In plaats daarvan bellen ze op met de mededeling dat ze van dinsdag tot vrijdag langskomen. Ze komen op jouw bureau en nemen wat ze willen. Daarna gaan ze weer naar huis en maken de publicatie. Zo is er dus geen ruimte voor discussie over welk project de voorkant siert.” Het gebouw is ontworpen om archeologische vondsten te beschermen tegen de elementen en tegen plunderaars, bijna alsof het niet voor mensen bedoeld is. “Het is wel degelijk voor mensen bedoeld. Na een drie uur durende woestijnrit geeft het gebouw je een gevoel van aankomst. De beschermde vondsten worden niet tentoongesteld op een museale manier, maar vormen samen toch een tentoonstelling. Een beetje zoals de zolder van je oma. De mensen die bij de opgravingen werken kunnen dingen uitleggen. Wat betreft de vorm: het is een getrapt volume. Elke trede brengt je hoger tot een punt waarop je over de archeologische site kan uitkijken. We hebben een keukentrapje gebruikt om te testen wat deze hoogte moest zijn.” Het project lijkt af te wijken van uw eerdere werk. “Ik geloof niet dat het afwijkt. Het project draait volledig om kernwaarden. Het is gereduceerd tot een eenvoudig object. We wilden geen glas vanwege al het aanwezige zand. Natuurlijk waren er discussies over het effect van de aanwezigheid van zand in het museum. Mij maakt het niet uit. Ik wilde gewoon geen glas, omdat het stuk kan gaan, of onderhoud vraagt. Daarom zijn we erin geslaagd om het zo simpel te maken. Zo hebben we feitelijk een ruïne gemaakt waar de wind voor eeuwig doorheen kan blazen.”—

Het interview met Sir David Chipperfield vond plaats na afloop van de lezing die de architect in de Gashouder in Amsterdam hield tijdens het Europa Nostra erfgoedcongres deze zomer.


61 — AWM 44

Ute Zscharnt

CM

Cultuur en Maatschappij Interview David Chipperfield

Boven In Berlijn heeft David Chipperfield een nieuw entreegebouw ontworpen voor het complete Museumeiland Links Het Naga Museum in Soedan, rechtsboven in beeld, wordt in de buurt van een archeologische vindplaats gebouwd Rechts Een blik vanuit de trappenhal in de Griekse Zaal van het Neues Museum


62 — AWM 44

Size matters Bedrijventerreinen, glastuinbouw en boerderijen. Studio Marco Vermeulen werkt aan opgaven waar weinig andere architecten en stedenbouwers aan werken. In zijn ontwerpen slaagt het bureau er bovendien in kringlopen te sluiten op gebiedsniveau en zelfs regionale schaal. Tekst Michiel van Raaij FotograďŹ e Ronald Tilleman/DAPh


I

Interview Marco Vermeulen

63 — AWM 44


64 — AWM 44

Het sluiten van kringlopen in de architectuur speelt op alle schaalniveaus. Waar Doepel Strijkers Architects met name werkt aan kringlopen in relatie tot interieurs, gebouwen en wijken (zie AWM 41), daar richt Studio Marco Vermeulen zich op de schaal van het gebouw, het gebied en zelfs de regio. Op die grotere schaalniveaus spelen nieuwe thema’s. Bij een interieur- of gebouwontwerp is er veel aandacht voor het sluiten van materiaalkringlopen. Op de schaal van het gebied of de regio is het sluiten van de kringlopen in industriële productieprocessen daarentegen steeds belangrijker. Studio Marco Vermeulen komt voort uit het bureau Urban Affairs en is gevestigd in een monumentaal pand op het Rotterdamse Noordereiland. Bij binnenkomst valt het felgekleurde speelgoed in de hal op. Architect en stedenbouwkundige Marco Vermeulen woont met zijn gezin op de verdiepingen boven zijn kantoor. Met uw bureau werkt u onder andere aan duurzame bedrijventerreinen en glastuinbouwgebieden. Dit zijn opgaven waaraan traditioneel niet door architecten gewerkt wordt. Hoe bent u erbij betrokken geraakt? “Deze opgaven zijn simpelweg op ons pad gekomen. Een aantal jaren geleden hebben wij een regionale visie gemaakt voor de regio Eindhoven, Brainport geheten, waarin de ruimtelijke conse-

— “CO2 kun je over grote afstanden transporteren” quenties van de kenniseconomie in kaart gebracht werden. Mede op basis daarvan werden wij gevraagd een visie te geven op wat Cradle to Cradle zou kunnen betekenen voor de grootschalige gebiedsontwikkeling Klavertje 4 in Greenport Venlo. Die visie werd enthousiast ontvangen en mochten wij uitwerken tot een masterplan. Zo is het begonnen.” Zorgde de focus op duurzaamheid ervoor dat u vervolgens voor andere bedrijventerreinen bent gevraagd? “Klavertje 4 is de grootste gebiedsontwikkeling van Nederland waarin duurzaamheid centraal staat. Het ruimtelijk ontwerp is vier jaar geleden gemaakt. Onlangs is de uitvoering gestart. In de tussentijd zijn er ook andere bedrijventerreinen gelanceerd waar een dergelijke ambitie gesteld is. Omdat er niet zoveel ontwerpers een vergelijkbare expertise

hebben, zijn wij daar vaak voor uitgenodigd. Bij Klavertje 4 hebben we nagedacht over welke voordelen het sluiten van kringlopen op de schaal van een gebied zou kunnen opleveren. Het kan heel interessant zijn om kringlopen op de schaal van een gebouw te sluiten. De systemen van bijvoorbeeld energie en water waarbinnen je kringlopen zou willen sluiten, zijn echter groter dan een enkel gebouw. Bij een samenwerking tussen gebouwen en hun omgeving kan veel beter gekeken worden wat de juiste schaalgrootte is om een kringloop te sluiten.” Wat is de kleinste kringloop? Kan energie of water op gebouwniveau opgelost worden? “Technisch is dat geen probleem. De vraag is echter wat de beste en meest haalbare oplossing is en op welk schaalniveau deze het beste kan worden toegepast. Het antwoord is niet eenvoudig en verandert met de stand van de techniek en de maatschappelijke acceptatie van oplossingen. Zonne-energie kan bijvoorbeeld goed op gebouwniveau opgewekt worden, maar heeft nog een lange terugverdientijd. Voor rendabele windenergie zijn hoge windturbines nodig, maar hierbij stuit het zoeken naar de juiste locatie steeds vaker op verzet. Ook bij systemen voor water moet er geschakeld worden tussen de schalen. De opvang en buffering van regenwater kan heel goed in de openbare ruimte plaatsvinden, op wijk- of buurtniveau. Voor de zuivering van afvalwater zijn steeds meer oplossingen voorhanden die dit op gebouwniveau mogelijk maken. Er is nu een toiletpot ontwikkeld waarin al in de pot een scheiding aangebracht wordt tussen urine en fecaliën. In urine zitten bijvoorbeeld veel fosfaten, die gebruikt kunnen worden voor kunstmest. Met dit soort ontwikkelingen kan een individuele afvalstroom gekoppeld worden aan een kringloop op grotere schaal.” In uw project Waterpoort stelt u voor op regionale schaal via pijpleidingen CO2 uit te wisselen in de provincies Noord-Brabant en Zeeland. Zit er een bovengrens aan de grootte van een kringloop? “De wenselijke grootte verschilt per kringloop. Restwarmte is vrij kostbaar om te transporteren, omdat er veel energie verloren gaat in de leidingen. CO2 kun je echter over grote afstanden transporteren, zonder dat er verlies optreedt. In opdracht van de provincies Noord-Brabant en Zeeland heben we onderzocht waar strategische verbindingen voor de uitwisseling van CO2, restwarmte en afvalwater gemaakt kunnen worden. CO2 zou via bestaande buisleidingen getransporteerd kunnen worden. Dat is helemaal niet onrealistisch. Een glastuinbouwgebied heeft vooral warmte en CO2 nodig. Je ziet dat een aantal van die


Interview Marco Vermeulen

I

65 — AWM 44

10

2 9

6 1

7

5

11

3 8

4

Een voorbeeld van hoe een van de klavertjes in Klavertje 4 Greenport Venlo eruit zou kunnen zien

1

stapeling veehouderij en logistiek 2 biologische waterzuivering/ algenkwekerij 3 w.k.k.-installatie/ biovergister 4 zonneakker 5 stapeling glastuinbouw en logistiek 6 tilapiakwekerij 7 collectieve voorzieningen 8 waterretentie en infiltratie 9 grondlichaam 10 agribusiness 11 kantoren

glastuinbouwlocaties zich daarom zo dicht mogelijk bij warmteleveranciers vestigen. Het Agrofoodcluster Nieuw Prinsenland, waar wij ook een ontwerp voor hebben gemaakt, ligt bijvoorbeeld naast een suikerfabriek. Zo’n locatie komt in beeld omdat er veel restwarmte beschikbaar is. Het is eigenlijk een soort Kolonisten van Catan: op basis van de beschikbare grondstoffen wordt er gezocht naar een geschikte locatie. Dat lijkt een voor de hand liggende manier van denken. Maar na onze inventarisatie van de ideale vestigingslocaties, blijkt dat er in de ruimtelijke planning van de afgelopen jaren totaal geen rekening is gehouden met de beschikbaarheid van grondstoffen.” Daar is inderdaad nog nooit over nagedacht. “Het sluiten van kringlopen op de regionale schaal lijkt op het eerste gezicht alleen over ondergrondse leidingen te gaan. Maar diezelfde leidingen informeren in feite de ruimtelijke ordening van de toekomst. Op basis van die infrastructuur kun je de kaart opnieuw tekenen. Je kunt je dan afvragen: waar zouden we glastuinbouwlocaties wíllen hebben? Het gaat allemaal ongelofelijk snel. Met de kennis van nu had er vijf jaar geleden voor gekozen kunnen worden om bijvoorbeeld het glastuinbouwgebied van Nieuw Prinsenland bij Moerdijk te realiseren. Door aanwezigheid van de olieraffinaderijen in Moerdijk had het glastuinbouwgebied kunnen profiteren van zowel de restwarmte als de CO2. Op de geplande locatie naast de suikerfabriek heeft het Agrofoodcluster Nieuw Prinsenland wel

restwarmte, maar ontbeert het nu de CO2.” Is dat een opgave die de provincies zouden moeten oppakken? “Ja, direct. Bij Terneuzen is een eerste glastuingebied gepland dat gebruik gaat maken van zowel restwarmte als CO2. Het nadenken in kringlopen is pas heel recent op gang gekomen. Toch levert het niet alleen ecologische, maar ook economische voordelen op. De restwarmte wordt verhandeld, net als de CO2. Afval krijgt waarde. Tot nu toe speelde deze thematiek nog vooral op ambtelijk niveau. Maar het rolt verder. Straks speelt het ook op bestuurlijk niveau. De voordelen zijn voor iedereen inzichtelijk. Het is voor een politicus aantrekkelijker om te zeggen dat de CO2 gebruikt wordt om groente mee te telen, dan om te zeggen dat de CO2 onder een woonwijk opgeslagen moet worden.” Waarom zijn er nog nieuwe bedrijventerreinen nodig? “De rijksoverheid wil ondernemingen in de logistiek en glastuinbouw de ruimte geven. Het betreft tegelijkertijd een concentratieopgave: deze grote bedrijventerreinen moeten voorkomen dat elke stad zijn eigen bedrijventerrein uitbreidt. De concentratie van programma biedt bovendien kansen op het vlak van duurzaamheid en meervoudig ruimtegebruik.” Dat de ontwikkelingen op het gebied van kringlopen zo snel gaan, heeft als nadeel dat


66 — AWM 44

een ontwerp snel kan verouderen. Hoe zorgt u dat een ontwerp zo flexibel is dat er in de tijd aanpassingen mogelijk zijn? “Bij Klavertje 4 in Venlo is die flexibiliteit het uitgangspunt geweest. Een gebied zo groot als dat in Venlo wordt in twintig jaar ontwikkeld. Op gebiedsniveau kun je dus wel het ideale schema tekenen, maar dat kan er in een jaar tijd gewoon nog niet staan. We hebben gezocht naar een schaalniveau om ook al eerder kringlopen te kunnen sluiten. Die zoektocht heeft geresulteerd in de ruimtelijke typologie van de klaver. Het is enerzijds een cluster van gebouwen waar centraal een aantal voorzieningen met betrekking tot energie en water aangelegd kunnen worden, maar anderzijds vormt het een bouwsteen waarmee het gebied gefaseerd ontwikkeld kan worden. Het eerste klavertje zal nog niet het slimste of duurzaamste klavertje zijn. Ieder nieuw klavertje zal beter zijn dan de voorgaande. Je zult straks echt generaties klavertjes kunnen herkennen. En als we helemaal rond zijn, beginnen we vooraan met de herstructurering van het eerste klavertje.” Welke kringlopen worden op de schaal van het klavertje gesloten?

“Door de klaverconfiguratie penetreert het landschap diep tussen de bedrijfsvelden, zodat het regenwater dat op de daken van de bedrijven valt in het gebied zelf geïnfiltreerd kan worden. Centraal in de klaver is ruimte voor energie- en waterzuiveringsinstallaties, maar ook voor een gezamenlijk bedrijfsrestaurant en faciliteiten voor vrachtwagens. De klaver is daarbij niet alleen een ruimtelijk model, maar ook een samenwerkingsmodel. De bedrijven die samen in een klaver zitten worden gestimuleerd om met elkaar na te denken of ze samen meer kunnen zijn dan de som der delen.” De eerste klaver schiet inmiddels aardig op. Werkt het al? “In het eerste klavertje werkt het nog niet zoals we gehoopt hadden. Iedereen moet er nog aan wennen. We merken al wel dat het in het tweede klavertje een stuk beter zal gaan. Er is nu ook een zogeheten Matchmaker aangesteld, iemand die bedrijven bij elkaar zoekt die van elkaars reststromen gebruik kunnen maken. In het eerste klavertje zijn vooral logistieke bedrijven gevestigd. In volgende klavertjes zal daar glastuinbouw aan toegevoegd worden en uiteindelijk zelfs varkenshouderijen.” Is een varkenshouderij op een bedrijventerrein echt mogelijk? “Waarom niet? Het zou hypocriet zijn om te stellen dat varkens het beter zouden hebben in een luchtdichte schuur in het buitengebied. De voordelen van combinaties met glastuinbouw en andere bedrijven kunnen aanzienlijk zijn. Varkens produceren wamte, CO2 en mest, wat allemaal bruikbaar is bij de productie van gewassen. Met een deel van de mest kan ook biogas en elektriciteit worden geproduceerd, terwijl een ander deel als grondstof voor de kweek van algen kan worden gebruikt. Algen kunnen fungeren als biobrandstof, maar ook als voedsel voor Tilapia, dat weer een belangrijk eiwitrijk bestanddeel vormt van het voedsel voor varkens.”

Het agrofoodcluster Nieuw Prinsenland wordt omringd door een manchet van bietengrond

Bij Logistiek Park Moerdijk worden de bedrijfshallen aaneengeschakeld tot ‘landscrapers’

Spannend! “Wat ik uitdagend vind, is dat architecten en stedenbouwers tot nu toe nauwelijks werden betrokken bij de vormgeving van bedrijventerreinen, glastuinbouw en veehouderijen. Maar als je kijkt naar de enorme energieconsumptie en ruimtegebruik van deze sectoren in relatie tot de maatschappelijke discussie over verrommeling van het landschap, dan zijn het hele relevante onderdelen van de ruimtelijke ordening. Bij dit soort projecten zijn bijna alleen maar ingenieursbureaus betrokken. Die bureaus hebben veel kennis van techniek en duurzaamheid, maar ontberen ontwerpkracht. Wij werken binnen dit bureau met zes man aan gebieden van honderden hectares. Dat is heel leuk, maar


I

Interview Marco Vermeulen

het geeft ook aan hoe ontzettend laag de ontwerpersdichtheid bij dit soort opgaven is.” Waarom worden zo weinig ontwerpers bij dit soort opgaven betrokken? “Volgens mij is het een wisselwerking. Als er geen ontwerpers bij een opgave betrokken worden, kunnen ze ook niet bewijzen dat ze iets kunnen toevoegen. Met als gevolg dat er ook in toekomstige opgaven geen ontwerpers aan het projectteam worden toegevoegd. Een mooi voorbeeld vind ik het Agrofoodcluster Nieuw Prinsenland waarbij wij in eerste instantie alleen gevraagd werden om de geplande 200 hectare glastuinbouw landschappelijk in te passen. Gezien de omvang van het project waren er vanzelfsprekend bezwaren vanuit de omgeving. Wij hebben toen voorgesteld rond het gebied een groen ‘manchet’ aan te leggen, een elf kilometer lange groene omwalling. Dit manchet herbergt ook meteen de gietwaterbassins van de glastuinbouw. Het manchet zelf wordt gemaakt van bietengrond, een afvalproduct van de naastgelegen suikerfabriek. Die bietengrond heeft geen structuur, zodat het niet als bouwgrond te gebruiken is. Doordat niemand er wat aan heeft, verdwijnt het nu in grote depots. Het is echter prima te recyclen in het groene manchet met de bassins, waardoor er tegelijkertijd een mooie overgang vanuit het vlakke polderlandschap naar de kassen ontstaat. En wat wij leuk vinden is dat het manchet ook een culturele opgave in zich bergt: we kunnen Land Art maken met een lengte van elf kilometer! Ons doel is altijd om een win-winsituatie te creëren. Als ontwerpers zijn we in staat alle individuele belangen en disciplines te overzien en tot een integrale oplossing te komen, een oplossing waarin meerdere aspecten gunstiger uitpakken dan ze zonder ontwerp zouden doen.” Een van die aspecten is de culturele dimensie van een project? “Dat zit altijd in het achterhoofd van een ontwerper. Het moet ook wel mooi worden. In de discussies over duurzaamheid blijft dat aspect vaak onderbelicht. Maar duurzaamheid gaat om veel meer dan alleen het toevoegen van een zonnepaneel of het realiseren van een groen dak. Duurzaamheid stimuleert veel architecten om hun vak opnieuw te definiëren. Wat wij zelf vooral proberen is om de nieuwe opgaven te vertalen naar nieuwe ruimtelijke typologieën. Soms gaat het om een stedenbouwkundige typologie, soms om een nieuwe organisatievorm.” Welke nieuwe typologieën heeft u ontworpen? “Wij zijn momenteel bezig met een rundveecompoststal, waarvan de uitvoering in september zal

67 — AWM 44

starten. We vroegen ons af hoe het dak zodanig vormgegeven kon worden zodat er op het dak onder een optimale hellingshoek energie kan worden opgewekt en tegelijkertijd de compost door dwarsventilatie goed kan drogen. De warmte die bij dit proces vrijkomt wordt gebruikt om het woonhuis van de veehouder te verwarmen. Ook het regenwater wordt opgevangen zodat het weer als drinkwater kan worden gebruikt. In de nieuwe typologie die zo is ontstaan, krijgen al die bouwfysische zaken een architectonische uitdrukking. Een ander voorbeeld is Logistiek Park Moerdijk waar de opgave vroeg om een logistiek programma in een hoge dichtheid. Bij Klavertje 4 is logistiek gemengd met andere bedrijven, in Moerdijk was het

— “Nieuwe opgaven proberen we te vertalen naar nieuwe typologieën” programma veel eenduidiger. Het voordeel is dan dat iedereen hetzelfde wil: een diepe ruimte met een kantoortje. In plaats van dat je een optelsom van dozen laat ontstaan, met steeds een andere kleur golfplaat, kan het interessanter zijn om een beperkt aantal mooie grote verzamelgebouwen te maken. Het optimaliseren van de ruimte is belangrijker dan de individuele expressie. In die richting ontwikkelt de sector zich ook. Er zijn steeds meer ontwikkelaars die bedrijfsverzamelgebouwen neerzetten waar ondernemers in de logistiek een ruimte huren. Hier ligt de uitdaging voor de architect om een kwaliteitssprong te maken. De gebouwtypologie die in Moerdijk is ontstaan hebben wij ’landscrapers’ genoemd. Het zijn gebouwen van 20 tot 30 hectare groot. De gebouwen liggen straks aan de A16 en A17 en voegen zich door hun lengte en horizontaliteit veel beter in het polderlandschap dan die vele kleine dozen. Doordat de bedrijven rug aan rug en zij aan zij liggen kunnen er bovendien nieuwe samenwerkingen ontstaan. De bedrijven kunnen bijvoorbeeld nadenken over hoe je samen energie kunt opwekken. Ik vergelijk de impact van duurzaamheid graag met de opkomst van het functionalisme. Aan het begin van de twintigste eeuw werd er een enorme schoonheid herkend in een goed opgelost functioneel schema. Er ontstonden heel andere gebouwen. De grote uitdaging bij het sluiten van kringlopen is om bestaande ruimtelijke oplossingen fundamenteel te doordenken en tot typologische innovatie te komen.”—


68 — AWM 44

D

Duurzaamheid

WKO

Schone gegevens Benthem Crouwel Architects heeft het ontwerp gemaakt voor een duurzaam datacentrum dat in het Amsterdamse Science Park gerealiseerd zal worden. Bijzonder is dat het ook zal fungeren als warmtebron voor de naastgelegen Faculteit Natuurwe-

tenschappen, Wiskunde en Informatie (FNWI) van de Universiteit van Amsterdam. De opdracht is gegeven door Equinix, een Amerikaanse leverancier van datacenterdiensten. Volgens Equinix zal het 6.400 vierkante meter grote gebouw in Amsterdam één van de meest duurzame in zijn soort worden. Het datacentrum maakt gebruik van dezelfde warmtekoudeopslag als vijftig meter verderop gelegen FNWI-gebouw. Zo kan het Equinix-complex via de opslag in de

grond restwarmte uitwisselen met het universiteitsinstelling. Deze manier van warmte-uitwisseling is een noviteit in Nederland. Het aantal datacentra in de wereld groeit exponentieel. Deze centra zijn over het algemeen zeer energieverslindend. Bij de processen komt veel warmte vrij die grotendeels ongebruikt in de buitenlucht verdwijnt. Science Park heeft voor Europese begrippen een zeer hoge dichtheid aan gegevensverkeer. In de omgeving bevinden zich meer dan 150 verschillende netwerken. (RG)


D

Duurzaamheid Korte berichten

69 — AWM 44

ONDERZOEK

Groene gevels zijn gezond Groene gevels zijn goed voor de gezondheid, zo wees een onderzoek van Marc Ottelé (TU Delft) dit voorjaar uit. Ze helpen de isolatie van een gebouw te verbeteren en nemen fijnstofdeeltjes op uit de lucht. Volgens de onderzoeker zijn de gevels vooral geschikt om groen te introduceren op plaatsen waar dit ontbreekt. Groene gevels zijn in zwang, vooral in grote steden. Wat betreft gezondheidseffecten en thermische voordelen is dit een goede ontwikkeling, denkt Ottelé. Zijn promotieonderzoek

— Vooral op dichtbebouwde plekken liggen kansen toonde aan dat de gevels luchtverontreinigende stoffen als fijnstof en koolstofdioxide opnemen. Het opslaan van fijnstofdeeltjes is van belang voor de volksgezondheid, omdat ze schade kunnen brengen aan de longen bij het inademen ervan. De opname van CO2 heeft weer een gunstige invloed op de temperatuur van de directe omgeving. Het groen vormt een microklimaat dat er voor zorgt dat de eigenlijke gevel minder warmte opneemt én verliest. Hierdoor stoot het gebouw minder energie uit, terwijl het wel zijn isolerende eigenschappen behoudt. “Groene gevels kunnen gewoon isolatiemateriaal niet vervangen, dat blijft superieur”, zegt Ottelé, “maar ze hebben wel toegevoegde waarde. Ze verkoelen de buitenhuid, zodat er ’s avonds minder warmte wordt afgegeven aan de koele buitenlucht. En binnen hoef je minder de airco te gebruiken.” Met name li-

In Bangkok ontwierp landschapsarchitect Shma deze groene gevel

ving wall-systemen, groenconstructies die tegen de eigenlijke gevel worden aangebouwd, bieden volgens Ottelé voordelen. “Er ontstaat een koelende, extra luchtspouw tussen het gevelsysteem en het eigenlijke gebouw. Deze gevels zijn erg geschikt voor renovatie.” Ottelé ziet vooral een rol weggelegd voor de gevels op dichtbebouwde plekken in binnensteden en andere

plaatsen waar weinig groen aanwezig is. “Groene gevels zorgen voor een ruimtebesparing, wat erg belangrijk is in dichtbebouwde omgevingen. Dat scheelt weer in de aanleg van een park. Toch zijn de gevels geen vervanger van ander groen. Ze zijn complementair aan bomen, parken en andere groenvoorzieningen. Ik zie het vooral als een slimme manier om ergens groen te introduceren.” (RW)


70 — AWM 44

De CO2-neutrale stad Te nemen maatregelen Wat is ervoor nodig om tot een volledig CO2-neutrale stad te komen? Met het grootschalig isoleren van de gebouwvoorraad kan veel bereikt worden, net als door het toepassen van slimme installaties.Voor het duurzaam opwekken van de ook nog noodzakelijke energie biedt de gebouwvoorraad zelf niet genoeg ruimte. Daarvoor is meer ruimte nodig. Tekst Michiel Haas Het klimaat verandert. De zomers worden heter (2011 is weer een uitzondering), het weer wordt wezenlijk extremer. Dat heeft ertoe geleid dat de CO2 -uitstoot een van de belangrijkste politieke items van de 21ste eeuw aan het worden is. Door de CO2 -uitstoot te verlagen, moet de klimaatverandering binnen acceptabele grenzen gehouden worden. Nederland is nu nog voor 94% afhankelijk van fossiele brandstoffen. Dat percentage moet snel aanzienlijk kleiner worden.

ENERGIE- OF KLIMAATNEUTRALE GEMEENTE? De bovenstaande ontwikkeling heeft veel gemeenten ertoe aangezet, daarbij gestimuleerd door het rijksbeleid, om eigen energiebesparingspro-

gramma’s te ontwikkelen. Uit een inventarisatie van Urgenda uit 2009 blijkt dat er op dat moment al 55 gemeenten een energiebesparingsambitie hadden geformuleerd. Opvallend is dat de gemeenten wel vier verschillende termen gebruikten om hun ambitie mee uit de dragen: energieleverend, CO2 neutraal, energieneutraal of klimaatneutraal. (zie tabel 1) De spraakverwarring heeft Agentschap.NL ertoe aangezet een onderzoek uit te laten voeren dat helderheid moet verschaffen. In ‘Uitgerekend nul’ (2010) helder gedefinieerd welke termen hoe zijn te gebruiken: gebruik de term ‘energieneutraal’ als het om de prestaties van een gebouw gaat; gebruik de term ‘CO2 -neutraal’ voor de prestaties van een organisatie; gebruik de term ‘klimaatneutraal’ bij voorkeur niet. ‘Klimaat’ is veel breder dan alleen energie of CO2 , het raakt aan duurzaamheid in de volle breedte. De term ‘energieleverend’ wordt in genoemde publicatie niet gebruikt, maar lijkt duidelijk. De term wordt gebruikt door Zeewolde, de enige gemeente in Nederland waar zoveel windmolens staan dat er meer energie wordt geleverd dan er wordt verbruikt.

DE CO2 -NEUTRALE STAD Om te komen tot een CO2 -neutrale stad moet de complete CO2 -uitstoot van een stad gereduceerd worden tot nul of gecompenseerd worden met zelf opgewekte duurzame energie. De combinatie van beide oplossingen lijkt het beste.


D

Duurzaamheid De CO2-neutrale stad

71 — AWM 44

In het ontwerp van MVRDV en GRAS voor een CO2-neutrale uitbreiding van de Spaanse stad Logroño is veel ruimte gereserveerd voor energieproductie

In de berekening van de totale CO2 -uitstoot van een stad dienen gemeenten de volgende emissies mee te nemen. Het gaat allereerst om het totale eigen energieverbruik (eigen gebouwen, installaties, enz.) en het totale eigen transport (wagenpark, zakelijke reizen, vliegverkeer, woon-werkverkeer, enz.). Vervolgens moet het energieverbruik van alle woningen en alle bedrijven in kaart gebracht worden en moet het transport binnen het eigen grondgebied daarbij opgeteld te worden. Tot 2025 kan zo’n 10% van de bestaande gebouwvoorraad vervangen worden, tot 2040 is dat maximaal 20%. De grootste opgave in het bereiken van een CO2 -neutrale stad ligt dus bij de bestaande gebouwvoorraad. Deze voorraad moet CO2 neutraal gemaakt worden, of anders daar zo dicht mogelijk bij in de buurt komen. De zogenaamde E-novatie – energierenovatie en energie-innovatie – zal de basis moeten vormen van de CO2 -neutrale stad. Eigenlijk zou alles wat nu nog nieuw gebouwd

wordt al energieneutraal moeten zijn, al voorziet de regelgeving daar pas in 2020 in.

E-NOVATIE Er zijn tal van mogelijkheden om gebouwen energiezuiniger te maken. De standaardoplossing is om de gebouwschil goed te isoleren en de installaties up-to-date te brengen. Wat betreft de installaties zijn er tal van andere oplossingen denkbaar, zoals de toepassing van lage temperatuurverwarming/ hoge temperatuurkoeling, het gebruik van warmtepompen, warmte-koudeopslag en warmteterugwinning. Natuurlijk is het ook mogelijk slimme combinaties te maken tussen gebouwen of functies onderling, zoals het gebruiken van de warmteproductie van de koeling van een schaatsbaan om het zwembad ernaast te verwarmen. Dan is er nog de


72 — AWM 44

Tabel 1

Tabel 2

gemeente

jaar

term

jaarlijkse energie opbrengst/HA

MW

HH

Zeewolde Leeuwarden Apeldoorn Enschede Haarlem Utrecht Arnhem Den Haag

2009 2020 2020 2020 2030 2030 2050 2050

energieleverend CO2 neutraal energieneutraal klimaatneutraal klimaatneutraal CO2 neutraal CO2 neutraal klimaatneutraal

zonnepanelen (PV) polykristallijn windmolens 2MW turbines on-shore windmolens kleine stedelijke biobrandstof suikerbieten biobrandstof koolzaad biomassa bosonderhoud biomassa snoeimateriaal

1200 430 10 530 180 300 80

171,4 61,4 1,4 75,7 25,7 42,9 11,4

bron: Urgenda inventarisatie 2009

bron: Andy van den Dobbelsteen

clusteraanpak om energie op te wekken, denk aan windmolens in de stad en zonnecellen op daken en gevels. Tenslotte is het mogelijk om op grote schaal energie op te wekken door middel van grote windturbines, geothermie, energieproducerende wegen, biogas, en dergelijke. Mogelijkheden te over.

In 2010 bedroeg het totale energieverbruik van een gemiddeld huishouden 25,1 MWh. In 2030 is een totaal energieverbruik van 6,9 MWh echter goed mogelijk. De getallen zoals die voor huishoudens gelden, zijn in grote lijnen vergelijkbaar met die voor kantoren, scholen, en dergelijke. Er is een besparingspotentieel van circa 60-75%. Over het algemeen geldt dat de warmtevraag eenvoudiger oplosbaar is dan de elektravraag. Om CO2 -neutraal te worden zal er daarom veel aandacht besteed moeten worden aan de opwekking van de eigen elektra. Er zit nog wel een adder onder het gras. Het klimaat warmt op, maar onze steden warmen veel sterker op dan hun omgeving. Zo is Rotterdam 8°C warmer dan zijn groene omgeving. De absorptie van warmte door zwarte daken en bestrating, en de uitstoot van warmte door verbrandingsmotoren en airconditioning zorgen voor het ontstaan van hitte-eilanden in de stad. Uit onderzoek van Katia Perini, (Universiteit Genua) en Marc Ottelé (TU Delft) blijkt dat de potentie van gevelbegroeiing in deze groot kan zijn (zie ook het interview met Ottelé op pagina 69). Zo lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat gevelbegroeiing de omgevingstemperatuur van een straat 4-6°C kan verminderen. Met meer groen in de stad zou een lagere omgevingstemperatuur kunnen ontstaan en zou de koelbehoefte aanzienlijk verminderd kunnen worden en daarmee de energiebehoefte verder verminderd kunnen worden. Koeling wordt in de toekomst steeds belangrijker en vraag zo’n 3-10 keer zoveel energie als verwarmen. Zo is het mogelijk dat de energiebehoefte door de klimaatverandering nog verder zal stijgen dan nu wordt voorzien.

VOORBEELD POTENTIEEL HUISHOUDEN Wat verbruikt een gemiddeld Nederlands huishouden? En welke besparing is op dat verbruik te behalen? Een gemiddeld Nederlands huishouden verbruikt circa 1500 m3/jaar, wat zoveel is als 13,2 MWh. De warmtevraag van een gemiddelde woning bedraagt

— Om duurzaam energie op te kunnen wekken is ruimte nodig circa 132 kWh/m2. De warmtevraag loopt uiteen van circa 250-300 kWh/m2 bij oude gebouwen tot circa 15 kWh/m2 bij de nieuwe passiefhuis standaard. Het besparingspotentieel op de gemiddelde warmtevraag is dus zo’n 90%. De vraag naar elektra in een huishouden, gemiddeld 3,5 MWh, is nauwelijks te verminderen. Zuinigere verlichting wordt veelal gecompenseerd door meer verlichting, zuinigere apparaten leidt tot meer apparaten en comfortverhoging. De trend voor elektraverbruik is dan ook stijgend. Een gemiddeld huishouden rijdt circa 12.000 km/ jaar privé. Bij een gemiddeld verbruik van 8 liter/100 km is dat 960 liter brandstof, dus 8,4 MWh. De overgang naar elektrisch rijden zorgt voor een efficiëntieslag van een factor vier, wat betekent dat er maar 2,1 MWh nodig zou hoeven te zijn voor transport.

ENERGIE-OPWEKKING VRAAGT RUIMTE Om duurzaam energie op te kunnen wekken is ruimte nodig. Het ruimtebeslag wisselt sterk per oplossing (zie tabel 2). In de tabel is te zien dat een hectare PV-


D

Duurzaamheid De CO2-neutrale stad

cellen de meeste energie oplevert. Een groot voordeel van PV-cellen is bovendien dat deze manier van energie-opwekking heel goed decentraal kan gebeuren. Een gemiddelde woning in Nederland kan door het plaatsen van PV-cellen op het dak circa 3,5 MW aan eigen energie opwekken. Dat is ongeveer de helft van het eigen toekomstige energieverbruik. Dat is veel, maar er blijft wel extra ruimte nodig. Ook zijn niet alle daken geschikt om PV-cellen op te plaatsen. Om een CO2 -neutrale stad te kunnen realiseren, zal het nodig zijn het volledige potentieel aan besparingsmogelijkheden te benutten en alle gebouwen zo energiezuinig mogelijk te maken. Daarbij is de warmtevraag eenvoudiger op te lossen dan de elektravraag. Alle nieuwe gebouwen die nu nog gebouwd worden, zouden eigenlijk al energieneutraal moeten zijn. Van de dan nog resterende energievraag kan maar de helft in de gebouwvoorraad zelf opgelost worden. De andere helft zal niet-gebouwgebonden opgewekt moeten worden. Deze resterende energiebehoefte kan gedekt worden met PV-cellen of windmolen. Energiecentra-

les op afval zouden hierop een aantrekkelijke aanvulling kunnen vormen. Het noodzakelijke ruimtebeslag voor de eigen energieopwekking zal niet in iedere stad aanwezig zijn of gebruikt kunnen worden. Er zullen daarom nieuwe energielandschappen ontstaan in Nederland. Een ontwerpopgave van formaat.—

Auteur Prof. dr. ir. Michiel Haas is directeur van het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie (NIBE). Hij is tevens deeltijdhoogleraar Materials & Sustainability aan de TU Delft.

73 — AWM 44

Voor de Land Art Generator Initiativeprijsvraag ontwierpen Brett MacIntyre en John Palissero deze constructie om zonneenergie mee te op te vangen


74 — AWM 44

Maximalisatie Het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOOKNAW) in Wageningen is het duurzaamste laboratoriumgebouw van Nederland tot nu toe. Het ontwerp dat Claus en Kaan Architecten voor het laboratorium heeft gemaakt stelt het eigen portfolio in een nieuw daglicht. Tekst Aldo Trim FotograďŹ e Christian Richters


D

Duurzaamheid NIOO-KNAW Claus en Kaan Architecten

75 — AWM 44


76 — AWM 44

Parallel aan de ontwikkeling van duurzame technologie is ook een tegengeluid gegroeid. Windmolens, zonnepanelen en groengevels worden maar al te vaak toegepast om een gebouw tot een uithangbord van milieuvriendelijkheid te maken, zonder dat gestreefd wordt naar een integraal ontwerp. De tegenstanders van deze praktijk zijn van mening dat een dergelijke architectuur niet per se duurzaam is, omdat de technologie verbetert en het gebouw daardoor snel gedateerd is. Veel gevestigde bureaus hebben de afgelopen jaren een transformatie doorgemaakt om in te kunnen spelen op de oproep tot verduurzaming. Claus en Kaan Architecten lijkt zich enigszins gedistantieerd te hebben van deze trend en lijkt vast te houden aan een eigen uitgestippelde route. De opdracht voor het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) kreeg het bureau juist door de stellingname dat het geen geijkt groen ontwerp wilde maken, maar vooral een goed gebouw dat ook nog eens heel duurzaam zou zijn.

GEBOUWMASSA De hoofdlijnen van het ontwerp voor het laboratorium zijn bepaald door de stedenbouwkundige randvoorwaarden, efficiency van de plattegrond en de gewenste institutionele uitstraling. Vooral deze uitstraling was belangrijk voor de opdrachtgever: het is een serieus internationaal opererend instituut, niet een lieflijke buitenpost voor biologen.

— Het gebouw is volgens de Cradle to Cradlefilosofie ontworpen Het emblematische van het gebouw wordt ondersteund door de locatie. Gesitueerd aan de invalsweg van Wageningen, tegenover de universiteitscampus, moest het gebouw met zijn hoogte de campus zichtbaar maken aan de weg. Die gewenste hoogte stelde de architect voor een uitdaging, want het programma was beperkt en impliceerde directe relaties tussen de verschillende ruimtes. Om de plattegrond zo efficiënt mogelijk te maken zijn alle ‘donkere’ testruimten en ondersteunende functies in het hart van het gebouw geplaatst. De functie van het gebouw is zichtbaar gemaakt door de laboratoria op de weg te oriënteren. De kantoren richten zich op de tuin aan de achterzijde. Door de compacte opzet zijn er korte looplijnen tussen de kantoren en laboratoria.

Met het drukken van de gebouwhoogte en het vergroten van de gebouwdiepte is meteen een belangrijke stap gezet richting een goede energiehuishouding. De gunstige verhouding tussen vloeroppervlakte en geveloppervlakte zorgt voor weinig energieverlies via de gevels. Om toch te voldoen aan de wens een markant gebaar te maken, is op het gebouw een ‘hoed’ gezet waarin de installaties, de vergaderzalen en de kantine zich bevinden. CRADLE TO CRADLE Naast de wens van de opdrachtgever om het gebouw zo energiezuinig mogelijk te maken, moest het ook volgens de Cradle to Cradle-filosofie worden ontworpen. Essentieel hierbij is dat kringlopen gesloten worden, net als in de natuur die het instituut onderzoekt, en dat er bij het hergebruiken van materialen geen downgrading plaatsvindt. Om het principe nauwkeurig toe te passen, is het belangrijk elementen zo veel mogelijk demontabel te maken. Dit vergde extra aandacht bij productkeuze en detaillering. Een kleine concessie hieraan is de hoofdmoot van de constructie, die uit beton bestaat. In het gebruikte betonmengsel is wel een zo hoog mogelijk percentage hoogovencement en betongranulaat toegepast. De betonconstructie was nodig om de laboratoria constructief trillingsvrij en klimatologisch stabiel te houden. In het gebouw wordt gebruikgemaakt van betonkernactivering. Het beton dat nodig is voor de constructie en de betonkernactivering kan op het moment dat het gebouw gesloopt wordt vermaald worden tot betongranulaat. Granulaat is echter niet gelijkwaardig aan grondstoffen en kan daarom beschouwd worden als een downgrading.. Een goed voorbeeld van hoe Claus en Kaan Architecten geprobeerd heeft het Cradle to Cradleprincipe te maximaliseren is de afwerking van de kantoor- en laboratoriumvloeren. In plaats van de bij laboratoria gebruikelijke gietvloer, is een gepolijste betonvloer toegepast. Dit was lastiger tijdens de uitvoering, maar indien goed uitgevoerd is dezelfde dichtheid en glans te bereiken als bij gietvloeren. Het grote voordeel nu is dat er geen onafscheidelijke extra laag aan het beton is toegevoegd en de betonkernactivering is geoptimaliseerd.

HOUT Samen met beton vormt blank hout het belangrijkste bestanddeel in de materialisering. Wanneer de houtproductie goed beheerd wordt, is hout een oneindige grondstof. Voor de gevels ging de voorkeur hiernaar uit vanwege de ecologische uitstraling. De vraag was welk hout dit moest worden en hoe het beschermd kon worden tegen veroudering en weersinvloeden. Claus en Kaan Architecten kwam uiteindelijk uit op Platohout, vurenhout dat door een thermische be-


D

Om zo min mogelijk grondstoffen te gebruiken, zijn bouwelementen als rubbers en profielen in het ontwerp vermeden

Duurzaamheid NIOO-KNAW Claus en Kaan Architecten

77 — AWM 44


78 — AWM 44

De kantoren kijken uit over het park aan de achterzijde van het gebouw

handeling de eigenschappen van hardhout heeft gekregen. Het chemisch behandelen van hout is slecht voor het milieu, doordat lastig afbreekbare stoffen overblijven. Eenzelfde bescherming als een chemische behandeling biedt, is ook te verkrijgen door het hout te stomen. Hiervoor is overigens reststoom van een energiecentrale gebruikt. Omdat vurenhout inlands is, wordt op energie voor vervoer bespaard en krijgt het gebouw een lokalere uitstraling.

LUIFELS In het aanzicht vertoont het NIOO een aantal gelijkenissen met het NFI, het Nederlands Forensisch Instituut, dat Claus en Kaan Architecten in Den Haag heeft ontworpen. Net als bij het NFI wilde het bureau ook in dit ontwerp de laboratoria tonen en voorzien van voldoende natuurlijk licht. Na diverse beglazingssystemen overwogen te hebben voor het NIOO, bleek dat een profielloze gevel het meest conform Cradle to Cradle was. Vermindering van het gebruik van bouwelementen als rubbers en profielen betekent minder

gebruik van grondstoffen. In het gehele project is geen aluminium gebruikt, vanwege de milieuonvriendelijke winning en productie ervan. Waar metaal nodig was, zoals voor de inklemming van de glaspanelen in de gevel en hang- en sluitwerk, is roestvrij staal gebruikt. Om te voorkomen dat de laboratoria door invallend zonlicht te veel zouden opwarmen, kragen de vloeren buiten uit om als zonwering te dienen. De koelbelasting wordt hiermee gereduceerd. Het zijn deze prominente luifels die het gebouw losweken van het maaiveld en in dialoog brengen met de omgeving. Het gebaar van het NIOO richting het landschap doet denken aan het ontwerp voor het gemeentehuis van Tynaarlo dat Claus en Kaan Architecten enige jaren geleden maakte.

TECHNIEK Hoewel er aan de buitenzijde van het NIOO weinig installaties zichtbaar zijn, zit het gebouw toch vol met technisch vernuft. Vacuümtoiletten worden gespoeld met grondwater en worden binnenkort aangeslo-


D

Duurzaamheid NIOO-KNAW Claus en Kaan Architecten

79 — AWM 44

Langsdoorsnede

1e verdieping

Opdrachtgever NIOO KNAW, Wageningen Architect Claus en Kaan Architecten, Amsterdam Adviseurs Arup, Amsterdam; DWA, Bodegraven; DGMR, Arnhem Aannemer Berghege, Oss Realisatie 2011

Begane grond

ten op een vergister die biogas produceert. Het hier geproduceerde afval voedt algen. Deze algen winnen de belangrijke voedingsstoffen zoals fosfaten uit de fecaliën terug en zorgen voor de eerste zuivering van het water. Hierna gaat het water naar een helofytenfilter voor de laatste schoonmaak. De water- en nutriëntenkringlopen worden zo gesloten. Het streven is dat geen gebruik van de riolering meer gemaakt hoeft te worden. Voor het binnenklimaat wordt een reguliere warmte-koudeopslag gecombineerd met een unieke HT (Hoge Temperatuur) opslag in de diepere bodem (300 m). Deze HT-opslag wordt gevoed door zonnecollectoren. Ook de warmte uit de kassen en verschillende bedrijfsprocessen worden in de grond opgeslagen om later gebruikt te kunnen worden. Op de daken van zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen is vegetatie aangebracht. Het groendak bevordert de biodiversiteit, het filtert het water en de lucht, en zorgt voor koeling. Het dak wordt ook gebruikt om op te experimenteren. Er wordt bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar typen vegetatie en hun bruikbaarheid voor bijvoorbeeld het opwekken van energie.

LEERSCHOOL Keuzes maken en experimenteren hoort bij duurzaamheid. Zowel de architect als de opdrachtgever moet met volle overtuiging in een avontuur stappen waarin beiden risico’s moeten durven te nemen. De huidige realiteit van ruis in concepten als Cradle to Cradle wordt nogal eens aangegrepen om er helemaal niet aan te beginnen. Volgens projectarchitect Dick van Wageningen creëert deze ruis echter ook kansen om nieuwe wegen te verkennen. Met het ontwerp voor het NIOO toont Claus en Kaan Architecten dat duurzaamheid de architectuur niet hoeft te domineren, maar een integraal onderdeel kan vormen van elke ontwerpstap. Het ontwerp kan zo tot op het kleinste detail verduurzaamd worden. Met een consequente aansluiting op eerder gerealiseerd werk heeft het bureau een verdieping aan het eigen idioom gegeven, maar tegelijkertijd toch ook een pioniersrol op zich genomen. Het NIOO brengt onze kennis van duurzaamheid weer een stap verder.—

Cincin ea feummod olesto dio enim zzriustie min ute consectem do et luptatem nissed tet venit num dor.


80 — AWM 44

EP

worden. Kritisch kijken naar het (internationaliserings)vermogen van een bureau is hiervoor doorslaggevend. Het gaat hier niet alleen om capaciteit en financiële middelen. Beschikt het bureau over de nodige kennis van een vreemd land, spreekt men de taal en kent men de cultuur? Hoe meer architecten zich verdiepen in en investeren in kennis over een land, des te groter de kans om te slagen in die nieuwe markt. Ook een realistische inschatting van tijdsinspanning is cruciaal. Vaak wordt de tijdsinvestering onderschat. Behalve in de voorbereidingsfase is het nodig tijd en personeel in te zetten op de langere termijn. Een architect moet zich realiseren dat de initiële inspanning soms een kwestie van jaren is, alvorens er vruchten worden geplukt.

Economie en Praktijk

INTERNATIONALISERING

Aanpak Nederlandse ondernemers hebben een lange traditie van internationaal handelen. Een aantal architectenbureaus zet die traditie voort en werkt succesvol in het buitenland. Waarop moeten architecten letten bij het maken van de stap naar internationalisering? Een planmatige benadering vergroot in ieder geval de kansen op succes. Tekst Mariana Idiarte Sommige architecten kiezen ervoor om in het buitenland te werken uit professionele aspiraties. Ze willen projecten realiseren die ze niet in Nederland kunnen maken. Velen volgen de trend en proberen projecten te starten in landen die nieuwe kansen bieden door economische groei. Onafhankelijk of de wens tot internationalisering voortkomt uit idealisme, ambitie, fascinatie of economische potentie, een planmatige benadering is van belang. Oriëntatie Net als bij het zoeken van nieuwe kansen in het binnenland bestaat de eerste stap uit het identificeren van het onderscheidend vermogen van een bureau. Een potentiële opdrachtgever gaat waarschi-

jnlijk vragen: waarom zou ik een Nederlandse architect aannemen? En waarom dan dat specifieke Nederlandse bureau? Een tweede stap is de oriëntatie op de verschillende landen. Aan de hand van wat in de eerste stap als de sterke punten van het bureau zijn gedefinieerd, kunnen architecten verschillende landen bestuderen en kansrijke markten identificeren. Sluit een bepaald land aan bij de ambities van het bureau of biedt het ene land of die ene regio economisch gezien de beste mogelijkheden? Een architect moet zich kortom bedenken waarom hij succesvol zou kunnen zijn in welke markt. Architecten moeten daarbij zowel kijken naar de persoonlijke interesse in een bepaald land als naar de sociaaleconomische en politieke omstandigheden vanuit een objectief perspectief. In overleg met potentiële opdrachtgevers is het daarbij niet alleen belangrijk duidelijk te maken waarin het bureau goed is en waarom het een waardevolle toevoeging kan zijn aan een buitenlandse opdracht. Evenzo belangrijk is het tonen van respect voor de lokale cultuur. Nederlandse architecten genieten weliswaar een goede reputatie in het buitenland. Desalniettemin is het een vereiste dat men zich openstelt voor samenwerking met lokale partijen. Organisatie Vervolgens moeten de middelen van het bureau onder de loep genomen

Actie Indien de potenties van het bureau, de gekozen markt(en) en de middelen waarover het bureau op elkaar zijn afgestemd kan een actieplan opgezet worden. Welke concrete stappen het plan moet volgen hangt af van de situatie van het bureau en van de doelen die het bureau in het buitenland wil bereiken. In ieder geval moet gedacht worden aan het inwinnen van informatie en het leggen van contacten. Net als in het geval van acquisitie in eigen land is het opbouwen van een internationaal netwerk van groot belang. Behalve contacten met potentiële opdrachtgevers zijn er andere partijen in het netwerk waaraan moet worden gedacht: partnerarchitecten en specialisten die op lokaal niveau ondersteuning bieden met bijvoorbeeld regelgeving en mensen of organisaties die helpen met het overbruggen van eventuele culturele of taalbarrières. Nederlandse organisaties zoals Agentschap NL, Syntens, Dutch DFA en de BNA bieden informatie en faciliteren het proces. Ondanks de rijke mogelijkheden is internationaal ondernemen niet risicoloos. Wel kan een bureau, groot of klein, met een strategische aanpak de risico’s beperken en nieuwe markten lonend veroveren. Mariana Idiarte is zelfstandig business consultant voor bedrijven in de creatieve sector


EP PODIUM

M.E.S.T. Dierbaarheid voor de stad betekent liefde voor haar ruimtelijke constellatie, voor de complexe sociale structuren en voor de geweldige dynamieken en de kansen die de stad ons biedt. Deze dierbaarheid lijkt in de bestaande stad moeilijk te vinden. Niet alleen in stedelijke context zijn we de dierbaarheid kwijt, ook aan gewone gebruiksvoorwerpen zoals een tafel, een auto of een telefoon kennen we geen waarde meer toe, alles is verworden tot wegwerpobject. Het ontbreken van dierbaarheid en aandacht is grotendeels ontstaan door een op materiele groei gestoelde maatschappij. Het daarbij behorende efficiënte productieproces heeft ervoor gezorgd dat veel kwaliteit verloren is gegaan. Aandacht, liefde en tijd ontbreken volledig in dit productieproces. Vastgoed werd fast-goed en stilt slechts kortstondig de honger. Dat het gemis aan waardering en

Economie en Praktijk Korte berichten

duurzaamheid nu wordt uitvergroot door de crisis is alarmerend, maar daar ligt voor ons, als stadsontwerpers, een grote kans: de crisis geeft ruimte en tijd om door middel van experimenten nieuwe waarden aan de stad toe te voegen en daarmee de eerste stappen te zetten richting een duurzamek, liefdevolle stad. Wij wenden de symbolen van de crisis aan, zoals leegstand, braakliggende terreinen, een overschot aan arbeidskapitaal en creativiteit om zo een verandering in gang te zetten naar een innovatieve, maatschappelijke en economisch duurzame stad. Wij zien hier de onmisbare rol van herwaardering door (her)gebruik. We ontwerpen het gebruik, niet het gebouw. We proberen door ontwerp nieuwe koppelingen te maken waarbij sociale betrokkenheid, technologische duurzaamheid en dierbaarheid leiden tot nieuw en verrijkend gebruik. Daarin is voor ons transformatie en implementatie van duurzaamheid erg belangrijk. Wanneer wij de applicatie van zonnepanelen overwegen, proberen we direct te bedenken welke meerwaarde dat kan hebben voor de gebruiker. Kan een zonnepaneel ook een picknicktafel op het dak zijn? Of kan waterberging ook in de

81 — AWM 44

vorm van een collectief zwembad? Het verhaal van dit nieuwe gebruik vraagt om een nieuwe (ver)beeld(ings) taal. De nadruk in onze ontwerpen ligt op gebruik, maar ook op ketens, gesloten kringlopen en nieuwe dynamiek. Hoe ziet de stad er uit als we ons richten op meerwaarde en dierbaarheid? Voor ons is het van wezenlijk belang als ontwerper na te denken over deze nieuwe verhalende beelden. We zoeken naar nieuwe beroepen – zoals de dakboerin, de wijkbutler en de slow-goedontwikkelaar – en zetten in op nieuw programma, zoals het wijkhotel, de huisdierentuin, de visserstaxi en de daktuinfiets. Wanneer we de crisis kunnen ombuigen, door binnen leegstand en tijdelijkheid experimenten uit te voeren waarin dierbaarheid een grote rol speelt, ontstaan nieuwe dynamieken. Het maakt de stad weer inspirerend, geliefd, verrassend en bovenal van en voor iedereen. Beleef de stad! Nee, VerLIEF de Stad!! In samenwerking met De Olifantenkooi vraagt AWM aan verschillende ontwerpers hun visie op het ontwerpvak onder woorden te brengen in een zelfgeschreven tekst.


82 — AWM 44

Mentaliteitsverandering BIM in de praktijk Steeds meer architectenbureaus werken met BIM.Van ontwerpen in 3D (BIM light) tot integraal ontwerpen via een open source informatieuitwisselingssysteem met bouwpartners (big BIM). Intussen ontwikkelt BIM zich ook in een razend tempo vanaf de andere kant van de gebouwcyclus: onderhoud en beheer. Rijnboutt, Broekbakema en Bureau Bouwkunde vertellen over hun BIM-traject. Tekst Tineke Groot Is BIM een onontkoombare ontwikkeling? Volgens Frederik Vermeesch, partner bij Rijnboutt, is de keuze niet zozeer aan de architect: “Opdrachtgevers willen steeds meer informatie in de VO-fase om kosten en risico’s onder controle te houden. BIM maakt het mogelijk daarover betrouwbare informatie te leveren. Ook aannemers zijn ermee bezig. Zelfs de Rijksgebouwendienst gaat per november BIM-eisen bij aanbestedingen.” Voor Roger Tan, zakelijk directeur bij Broekbakema, is BIM een vanzelfsprekende stap: “Wij werkten altijd al met integraal ontwerpen. Met BIM kun je installatie- en constructieconcepten eerder in het VO scherper inpassen in je ontwerp. Presentatie en onderlinge communicatie zijn dan veel gemakkelijker.” Bureau Bouwkunde heeft ervaring met BIM vanaf de andere kant van het ontwerptraject. Cas van der Linden, algemeen manager: “Wij begonnen in 2007 met het maken van een 3D-model met clash controle op verzoek van een architect die een

ontwerpopdracht had verworven. Samen met de architect en de constructeur haalden we de ontwerpfouten eruit, zodat de aannemer met een foutloos model de bouwfase in kon.”

MENTALITEITSVERANDERING Drie jaar geleden begon Rijnboutt met BIM, aanvankelijk met 3D-modelleren. Vermeesch: “Het is vooral een mentaliteitsverandering. Het 3Dmodel is de basis en de tekeningen zijn slechts afgeleiden. Een verandering hoef je maar één keer in het model door te voeren. Alle plattegronden, gevelaanzichten en doorsneden zijn direct aangepast.” Broekbakema werkt sinds vijf jaar met Revit, eerst intern om goed te leren samenwerken in hetzelfde model, en inmiddels met externe partijen als constructeurs, installatieadviseurs, bouwkostendeskundigen. Maurice Knook, BIM-manager:


EP

Economie en Praktijk BIM

“Wij werken ieder in een eigen model om de verantwoordelijkheden duidelijk gescheiden te houden. Onze modellen zijn gekoppeld in een visueel centraal model. Zodra je wijzigingen uploadt, kunnen de anderen die zien, en zelf kun je op elk moment de wijzigingen die je partners hebben aangebracht zien.” Het pakket waarmee Bureau Bouwkunde werkt, is Allplan. Van der Linden: “Het belemmert architecten niet in het ontwerpen en je kunt probleemloos bouwtechnische tekeningen vervaardigen van elke ingewikkelde vorm. Allplan is een open systeem dat gegevens uitwisselt met andere pakketten via IFC, de internationale standaard voor de uitwisseling van BIM-modellen.” De keuze voor een softwarepakket heeft Rijnboutt serieus aangepakt. Vermeesch: “Een ontwerper, een projectmanager en een tekenaar hebben gestoeid met drie pakketten. Alle drie kwamen ze tot de conclusie dat ArchiCAD het prettigst werkte. Gebruiksvriendelijk, met veel

ruimte voor intuïtief werken en open software. De uitwisseling van informatie met andere pakketten via IFC gaat goed. Nu doen we die uitwisseling op bepaalde momenten. Binnenkort gaan we over op een BIM-server. Dan is het modelbeheer weer een stuk gemakkelijker.”

SPANNENDER ONTWERPEN Voor Broekbakema maakt 3D-modelleren het mogelijk om ingewikkeldere ontwerpen te maken. Knook: “Het creëert meer ontwerpvrijheid, de ontwerpen worden spannender. Van gekromde vlakken kun je in je computermodel exact weergeven hoe ze in elkaar worden gezet. Om te zorgen dat onze partners dat goed kunnen ondersteunen geven wij de voorkeur aan constructeurs en installatieadviseurs die ook in Revit werken, dan zien we meteen waar de clashes zitten.” “Als er voldoende tijd kan worden geïnves-

83 — AWM 44

Na verschillende softwarepakketten getest te hebben, heeft Rijnboutt uiteindelijk voor ArchiCAD gekozen


84 — AWM 44

— “BIM creëert meer ontwerpvrijheid”

Bureau Bouwkunde is betrokken bij het ontwerp van Eye in Amsterdam. In het dak zijn enkele clashes te zien tussen het bouwkundig model en het model van de staalfabrikant

teerd om een goed BIM-model op te zetten, bespaart je dat veel tijd en kosten in een later stadium”, vindt Van der Linden van Bureau Bouwkunde. “Maar daarvoor moeten er wel opdrachtgevers zijn met diezelfde ambitie. Dat de Rijksgebouwendienst ook BIM gaat vragen in zijn integrale aanbestedingen, is een goed signaal, hoewel ik nog mijn vraagtekens heb bij de praktische uitvoering. Vooral ten aanzien van de IFCgegevensuitwisseling tussen de Rijksgebouwendienst en de Revit-gebruikers.” Met verschillende projecten heeft Rijnboutt inmiddels ervaring opgedaan in Big BIM. “Het HAKA-gebouw in Rotterdam is een herbestemmingsopgave, een rijksmonument. In dit project heeft de constructeur het eerste model in elkaar gezet. Dat hebben wij overgenomen en daarin zijn wij gaan ontwerpen. Er is veel informatie in opgeslagen, gegevens over materialen maar ook de gegevens van de Rijksmonumentendienst. Wat je ontwerpt, kun je gemakkelijk daaraan toetsen en omgekeerd kun je terugvinden waarom je bepaalde beslissingen hebt genomen. Het voordeel ten opzichte van vroeger is dat de adviseurs vaak eerder in het proces meedoen, de interactie tussen de partijen is sterker, de opgave duidelijker. Wel moet je van te voren goed afspreken wie wat doet.”

STEDENBOUW

Het 3D-model in Allplan van de staalconstructie van Eye Film Instituut Amsterdam, een ontwerp van Delugan Meissl Architects

De consequenties van de plaatsing van installaties kunnen in het 3D-model zichtbaar gemaakt worden

Gebouwbeheer is de volgende stap. Met beheersapplicaties kun je in de VO-fase al voorspellingen doen over het beheer van het gebouw in de komende decennia. Voor Rijnboutt een aantrekkelijke optie. Vermeesch: “Wij proberen niet alleen steeds verder te gaan met BIM, maar we onderzoeken ook mogelijkheden om het breder te implementeren in ons werk. Toepassing voor stedenbouw bijvoorbeeld. De markt is daar nog niet klaar voor, maar bepaalde tools om informatie toe te voegen aan een 3D-model zetten we wel in.” Knelpunten zijn er nog wel. Vermeesch: “De informatieoverdracht tussen de modellen zonder gegevensverlies kan nog verbeteren. De 3D-modellen geven meestal geen problemen, maar de aanvullende informatie raak je soms kwijt.” Tan van Broekbakema: “De techniek is verder dan de praktijk. 3D-modelleren gebruiken we voor elk project. In hoeverre we het verrijken tot een BIM-model hangt ook af van de ambities van de opdrachtgever.” Daar sluit Van der Linden van Bureau Bouwkunde zich bij aan: “Opdrachtgevers kiezen vaak voor de goedkoopste oplossing. BIM lijkt misschien duur, maar met BIM ontdek je en repareer je fouten in de ontwerpfase en verminder je daardoor faalkosten in de uitvoering. Bovendien heb je goede controle over de kosten gedurende de hele levenscyclus van een gebouw.”


EP

Economie en Praktijk BIM

85 — AWM 44

Ook het ontwerp van het Fioretticollege heeft Broekbakema in Revit gemaakt

STAP VOOR STAP Broekbakema, Rijnboutt en Bureau Bouwkunde zijn het erover eens dat BIM een serieuze ontwikkeling is waar de architect niet aan voorbij kan gaan. De markt vraagt erom in verband met kostenbeheersing en de computersoftware biedt steeds meer mogelijkheden. Maar overschakelen op BIM kost tijd, want samenwerken aan één virtueel 3D-model is vooral een mentaliteitsverandering. Stap voor stap is de beste methode. Eerst overschakelen op 3D-modelleren om daarmee binnen het eigen bureau zo veel mogelijk ervaring op te doen. Software kiezen die het beste bij het bureau past: gebruiksvriendelijkheid, vrijheid in het ontwerpen en uitwisselbaarheid van gegevens met andere partijen zijn punten om op te letten. Voor een consistent BIM-beleid is het nuttig iemand binnen het bureau verantwoordelijk te maken voor BIM. De volgende stap is om het 3D-model te verrijken met intelligentie: informatie van externe partijen zoals een kostendeskundige, de constructeur en de installatieadviseur. Dat kan via uitwisseling op vaste momenten of met een BIM-server, real time. Clashes worden in samenwerking opgelost. Een goed opgezet model scheelt faalkosten in de uitvoering. Belangrijk is om vooraf contractueel zorgvuldig vast te leggen wie welke informatie wanneer en hoe aanlevert. Een modelmanager – meestal de architect – is noodzakelijk om toe te zien op een goed verloop van het proces. Voor de uitvoeringsfase draagt de architect het model over aan de aannemer. Verdere vervolgstappen in de BIM-ontwikke-

Broekbakema ontwerpt sinds vijf jaar met Revit in 3D

ling zijn de integratie van de bouwfase en het gebouwbeheer, bijvoorbeeld in een DBFMO-constructie. Maar dan ben je als bureau weer een paar jaar verder. Vermeesch: “Overschakelen op BIM doe je niet van de ene op de andere dag. Dat moet je bewust, gericht en precies doen, stapsgewijs. Je werkt aan de motor van je bedrijf. Die moet niet stilvallen.”—

Meer weten? www.bna.nl; dossier BIM www.bimcaseweek.nl www.hetnationaalbimplatform.nl


86 — AWM 44

GLAZEN HUIS IN GARAGELOODS Een oude garageloods uit 1922 is door de architect getransformeerd tot zijn eigen woonwerkpand. Minimale eisen waren het creëren van een loft-achtige woning en werkruimte in en aan huis. Daarom is een glazen huis in de loods gebouwd met de hoofdverblijfsruimte op verdiepingsvloer met daklichten en een brede raampartij


EP

Economie en Praktijk Bijzondere transformaties

87 — AWM 44

Bijzondere transformaties Kansen en uitdagingen in ontwerp- en ontwikkelopgaves Transformatie van in onbruik geraakte gebouwen leidt vaak tot verrassende resultaten. De kwaliteit van het bestaande bouwwerk kan in combinatie met de ingrepen een ongekende meerwaarde opleveren. Een gangbare opvatting is dat transformaties vaker succesvol zijn als de nieuwe functie dicht bij de oude ligt. Een andere invalshoek is het ontwerpen van functieneutrale gebouwen, die juist veel verschillende functies kunnen accommoderen. Invoering van het Bouwbesluit 2012 verruimt naar verwachting de mogelijkheden tot haalbare transformaties. Tekst Josine Crone

Bij de huidige, groeiende leegstand van gebouwen is transformatie een zeer belangrijk aandachtsveld geworden. Want wat moeten we met ruim 7 miljoen vierkante meter leegstaande kantoren, 1,9 miljoen vierkante meter leegstaande winkels, 40.000 lege woningen boven winkels en meer dan 10.000 ongebruikte monumentale panden? Uit onderzoek van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt dat er elke dag een boerderij vrijkomt, elke week een kerk en elke maand een klooster. Bovendien is er een groot aanbod van leegstaande scholen, postkantoren, industriĂŤle panden, laboratoria, verpleeg- en ziekenhuizen en rijksgebouwen. De huidige leegstand is niet alleen het gevolg van een tijdelijke dip in de marktvraag. Diverse onderzoeken wijzen uit dat de behoefte aan gebouwen ingrijpend verandert door trends als Het Nieuwe Werken, individualisering, vergrijzing en de opkomst van de zzp-economie met

nieuwe combinaties van wonen en werken. De vraag is dynamischer geworden, waardoor een belangrijk deel van het aanbod aan monofunctionele gebouwen slecht voldoet. Transformatie van gebouwen kan deze contradictie opheffen. Zeker voor panden met een bijzondere karakteristieke waarde, waar mensen sterk emotioneel aan hechten of die goed herbruikbaar zijn, is transformatie een interessantere en duurzamere oplossing dan slopen en vervangende nieuwbouw plegen. Dat de belangstelling van marktpartijen voor transformatie bovendien sterk toeneemt komt niet alleen door de genoemde contradictie tussen vraag en aanbod, maar ook doordat verdienmogelijkheden van nieuwbouw door de crisis sterk zijn teruggelopen. Als neveneffect van de crisis groeit de behoefte aan nieuwe verdienmodellen voor renovatie en transformatie. Dit vraagt om een ander paradigma in het omgaan met de bestaan-


88 — AWM 44

Nationaal Renovatie Platform Het Nationaal Renovatie Platform (NRP) is een privaat initiatief van circa 40 partijen uit de marktsector, die gezamenlijk het duurzaam gebruik van de bestaande gebouwde omgeving stimuleren door renovatie en transformatie. De partners van het NRP zetten zich in om het kennisniveau over renovatie en transformatie te bevorderen en om de randvoorwaarden voor investeringen in de bestaande gebouwde omgeving te verbeteren. SBR is mede-initiatiefnemer van het NRP. Het NRP is een onafhankelijke stichting met partners uit de gehele breedte van de vastgoedsector en vertegenwoordigt een substantieel deel van de totale sector. Eén van de activiteiten van het NRP is de – voortaan jaarlijkse – organisatie van de Gulden Feniks. In het najaar zullen excursies voor belangstellenden worden georganiseerd naar winnende en genomineerde projecten van de Gulden Feniks 2011. www.nrplatform.nl

de voorraad, om nieuwe strategieën en om een nieuwe dagelijkse praktijk.

SUBLIMATIE Bij succesvolle transformaties wordt vaak ingespeeld op de sterke eigenschappen van het betreffende gebouw of complex. Het vraagt flexibiliteit van opdrachtgevers en van ontwerpers om het programma zo nodig aan te passen aan de eigenschappen van het bestaande gebouw. Dat komt zowel de financieel-economische haalbaarheid als het behoud van de sterke, karakteristieke eigenschappen van zo’n gebouw ten goede. De onlangs gehouden prijsvraag voor de Gulden Feniks 2011 laat wat dat betreft zeer inspirerende voorbeelden zien. Zo zijn de Politieacademie in Apeldoorn en het ROC in Twente toonbeelden van het creëren van toegevoegde waarde in combinatie met hergebruik. Door nieuwe elementen met een eigentijdse signatuur ontstaat sublimatie en wordt het geheel meer dan de som der delen. Oud-directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg Fons Asselbergs formuleert het in het Jaarboek

Gulden Feniks 2011 volgens de ‘1-plus’theorie: “Je hebt de restauratiecategorie; een gebouw wordt knap gerestaureerd: 1 plus 1 blijft 1. Daar is niets mis mee. Dan is er de categorie – zoals bij de Tweede Kamer is gebeurd – waarbij een toevoeging voor meerwaarde zorgt: 1 plus 1 is 2. De categorie 1 plus 1 is 3 betreft projecten die door transformatie gesublimeerd worden tot een nieuw karaktervol ankerpunt in een gebied en daar een vliegwieleffect hebben.” Omdat dergelijke panden vaak niet op zichzelf staan maar deel uitmaken van gehele gebiedsontwikkeling kunnen juist zij zorgen voor dat sterke ankerpunt dat vitaliteit en aantrekkingskracht verschaft.

VOORBEELDEN UIT DE GULDEN FENIKS Kijkend naar de inzendingen voor de categorie Transformatie voor de Gulden Feniks valt op dat er zeer ingenieuze ingrepen zijn gedaan voor de herbestemming. Zie hiervoor de voorbeelden bij dit artikel. De inzendingen geven inzicht in wat er in de periode van oktober 2008 tot en met december 2010 aan betekenisvolle

transformaties is gerealiseerd. Wie denkt dat de grote kantorenleegstand leidt tot forse inspanningen voor hergebruik, komt bedrogen uit. Precies één kantoorgebouw onder de inzendingen is getransformeerd tot een nieuwe functie, namelijk een hotel in de binnenstad van Den Haag. Blijkbaar zijn de randvoorwaarden van transformatie van kantoren nog ongunstig. Welke gebouwen worden dan wel getransformeerd? Dat zijn in de eerste plaats bedrijfsgebouwen en loodsen. Onder de 49 inzendingen zijn er hiervan 19 te vinden. Een aantrekkelijk hergebruikkenmerk van dit type gebouwen is de flexibele draagstructuur met grote overspanningen en forse verdiepingshoogten. Deze gebouwen blijken geschikt voor zeer uiteenlopende functies: van kantoor, ROC, horeca, wonen tot zelfs een operatheater aan toe. Met negen inzendingen zijn de onderwijsgebouwen ook populair om te transformeren. Hiervoor geldt eveneens dat er doorgaans sprake is van ruim bemeten oppervlakten en plafondhoogtes, en bovendien van een vaak gunstige ligging in stedelijk gebied en van een karaktervol uiterlijk. De zeven ingediende kerken en


EP

Economie en Praktijk Bijzondere transformaties

89 — AWM 44

Boven LABORATORIUM: HET PALEIS In dit voormalig scheikundige lab is een cultureel woon-werkgebouw gevestigd met atelieres, bedrijven, appartementen, gastenverblijven, cursusruimtes, flexplekken, een conferentiezaal, vergaderruimtes en een horecavoorziening. Door de duurzame verbetering kan het Paleis weer honderd jaar mee. Gunstig is de grote variatie en diversiteit in het programma, waardoor een woon- en werkcarrière in het levendige gebouw mogelijk is Links JOPENKERK De cafébrouwerij Jopen BV is in de Haarlemse Vestekerk naast het Raaks-terrein ingetrokken. In de kerk is tevens een café-restaurant met proeverij gevestigd. Deze ongebruikelijke herbestemming werpt een nieuw licht op de unieke mogelijkheden van herbestemming Rechts ARCHITECTENBUREAU ECTOR HOOGSTAD Bij een onderzoek om dit pand te slopen ondekte Architectenbureau Ector Hoogstad de aula van het voormalige Melanchton College in Rotterdam als ideale ruimte om het eigen kantoor te vestigen. Het collegegebouw is hiermee deels van de sloop gered en bovendien is onnodige nieuwbouw voorkomen


90 — AWM 44

TRAMWERKPLAATS Na protest van de bevolking van Winschoten tegen het tijdelijk wegvallen van een culturele voorziening door sloop en nieuwbouw van de schouwburg, is de Tramwerkplaats als tijdelijk theater in gebruik genomen. Het succes van dit

kloosters zijn vooral herbestemd tot zorgfuncties en woningen. Er is echter ook een brouwerij die in combinatie met horeca onderdak heeft gevonden in een kerk. Opvallend bij deze categorie is dat de voormalige godshuizen merendeels openbaar toegankelijke functies hebben gekregen. De overige herbestemde panden betreffen zes zorggebouwen, drie woongebouwen, twee laboratoria en twee agrarische gebouwen.

NIEUWE FUNCTIES VINDEN Het vinden van goed passende functies vergt in de eerste plaats een analyse van de

theater is groot. Ondanks de beperkte investering is het een prettige en goed bruikbare ruimte. Het project heeft een andere kijk op het cultureel erfgoed en stadsontwikkeling aangejaagd en vormt de aanzet voor een blijvende Cultuurkade. De nieuwbouw komt er niet

mogelijkheden van een pand. Het ontdekken van nieuwe mogelijkheden in bestaande gebouwen en gebieden is een spannende zoektocht naar onverwacht ruimtelijk gebruik, karaktervolle combinaties van historische elementen en moderne aanpassingen, sfeer en eigenheid. Uit de inzendingen voor de Gulden Feniks blijkt dat de meest voorkomende nieuwe functies zijn: woningen (twaalf inzendingen), kantoren (twaalf inzendingen) en zorgfuncties (zes inzendingen). Opvallend is dat er dus bij de inzendingen een netto toevoeging van kantoorruimte plaatsvindt. Omdat de marktvraag geen statisch gegeven is, is het uitdagend om al op voorhand rekening te houden met

dynamische herontwikkeling, die meerdere functies kan accommoderen, zodat er niet op termijn weer problemen ontstaan met monofunctioneel vastgoed. De voorraad heeft immers per deďŹ nitie een statisch karakter en gaat gemiddeld honderd tot tweehonderd jaar mee bij het huidige vervangingspercentage. In het gebruik (om het even of het nu wonen, kantoren, bedrijven, onderwijs of zorg betreft) zijn de cycli vele malen korter. Het functieaccommoderend vermogen van gebouwen is daarom cruciaal. Dat blijkt onder andere uit het hergebruik van schoolgebouwen, die zich blijkbaar goed lenen voor een nieuwe functie.


EP

DYNAMISCHE VRAAG ACCOMMODEREN Naast de genoemde optie van het zoeken van een nieuwe functie die dicht bij de oude functie ligt, zijn er meer invalshoeken voor succesvolle transformaties. Eén mogelijkheid hiervoor is het herontwikkelen van bestaand vastgoed tot functieneutrale gebouwen: gebouwen die in principe iedere functie kunnen accommoderen. Diversiteit in zulke gebouwen ontstaat niet door dit te programmeren, zoals gebruikelijk, maar door de individuele gebruikers

— Nieuwe eigentijdse elementen leiden tot sublimatie ruimte te geven om zelf de bestemming en de bijbehorende inbouw te kiezen (met uitzondering van zwaar overlast gevende functies). Een groot voordeel van een functieneutrale herbestemming is dat de eindgebruike veel invloed heeft op hoe het pand wordt gebruikt en daarin zijn verantwoordelijkheid kan nemen. Daardoor sluit het naadloos aan op de werkelijke marktvraag. Ook is het risico voor de ontwikkelaar veel lager omdat gedurende de projectvoorbereiding, die jaren kan duren, de bestemming nog niet definitief vastligt. Dit verlaagt de drempel voor investeringen in bestaand vastgoed. Een flexibele bestemming vereist een soepele houding van gemeenten om de mogelijkheden in bestemmingsplannen sterk te verruimen. Door de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om voor 2013 hun bestemmingsplannen te actualiseren. Dat is een kans

Economie en Praktijk Bijzondere transformaties

om nieuwe, flexibele ontwikkelvisies uit te werken. Volgens Chris Kuijpers, directeur generaal Ruimte van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, is het huidige kabinet bovendien zeer genegen om bestemmingsplannen flexibeler te maken. Maar het zijn de gemeenten die uiteindelijk de flexibele mogelijkheden al dan niet gaan benutten.

BOUWBESLUIT 2012 Functieneutraal transformeren stelt ook andere bouwtechnische eisen dan functiegebonden transformeren, omdat het Bouwbesluit verschillende eisen stelt voor twaalf soorten ruimtegebruik (van bijeenkomstfunctie, kantoorfunctie, sportfunctie, winkelfunctie, logiesfunctie tot woonfunctie etc.). Voor functieneutraliteit moet je aan de hoogste eisen voldoen om iedere functie te accommoderen. Dan komt het accent bij het ontwerpen niet meer te liggen op efficiëntie, maar op optimale gebruiksmogelijkheden. Het nieuwe Bouwbesluit dat in 2012 van kracht wordt, maakt het naar verwachting eenvoudiger om bij verbouw aan de technische eisen van diverse functies te voldoen door de introductie van verbouwvoorschriften. In het Bouwbesluit 2012 zijn voor bijna alle afdelingen landelijke, uniforme voorschriften voor de verbouw aangegeven, waarbij veelvuldig wordt gerefereerd aan het ‘rechtens verkregen niveau’. De verbouw is daarmee procedureel soepeler en tegen lagere kosten mogelijk volgens het

91 — AWM 44

ministerie, omdat het niveau van de bestaande bouw of het rechtens verkregen niveau bij veel eisen maatgevend wordt bij verbouw en niet meer het nieuwbouwniveau. Bovendien verdwijnt hierdoor de onduidelijkheid over het opleggen van nieuwbouweisen bij transformaties door gemeenten. Thans hebben gemeenten namelijk de beleidsvrijheid om vrijstelling te verlenen voor de nieuwbouweisen. Voor indieners geeft dit een bepaalde mate van onzekerheid bij de planvorming, omdat men vooraf weinig zekerheid heeft over het al dan niet toekennen van vrijstelling.

NATIONAAL RENOVATIE PLATFORM Om te kunnen voldoen aan een eisenpakket voor functieneutraal transformeren kun je een programma van eisen formuleren dat aansluit op de hoogste eisen van het verbouwniveau. Aan de hand van dit programma kunnen concrete projecten op haalbaarheid van functieneutrale herbestemming worden getoetst. Het onlangs op PROVADA gelanceerde Nationaal Renovatie Platform (NRP) zal in werkgroepverband zulke opties uitwerken en pleit voor verbetering van de randvoorwaarden voor renovatie en transformatie van de bestaande gebouwde omgeving. Daarbij horen ook de planologische randvoorwaarden. Het NRP werkt aan constructieve oplossingen die het investeren in en het op een andere, duurzame wijze gebruiken en transformeren van de bestaande voorraad bevorderen.—

Gulden Feniks De Gulden Feniks is een – vanaf 2012 jaarlijks te houden – prijsvraag voor de beste projecten in Renovatie, Transformatie en Gebiedstransformatie en wordt mogelijk gemaakt door het Nationaal Renovatie Platform. Het Jaarboek Gulden Feniks kost € 25 en is verkrijgbaar via www.nrplatform.nl


de architectuur voorbij

8 AWM’s voor maar € 69,-

nummer 44 6e jaargang sep/okt 2011 — € 15,–

ex 6% BTW

GUN JEZELF MEER INZICHT

Architectenweb Magazine Heropend NAi Museum Passiefhuis Sleephelling Mentaliteitsverandering BIM Context David Chipperfield Integraal Villa 4.0 Stedelijk Mint Hotel Cradle to Cradle NIOO-KNAW Slim Domotica Interview Marco Vermeulen

www.architectenweb.nl/awm


Tijdelijk 35% korting op een AWM jaarabonnement Betaal het eerste jaar € 69,Ik neem een jaarabonnement voor € 105,– met een éénmalige korting van 35%. Ik betaal het eerste jaar € 69,-. Ik neem een jaarabonnement (8 nummers) voor € 105,– en ontvang als welkomstgeschenk het boek: Architectuur in Nederland Jaarboek 2010/11 ter waarde van € 39,50.

naam

m/v

bedrijfsnaam adres postcode/woonplaats

Stuur deze antwoordcoupon in een envelop naar: Architectenweb B.V. Antwoordnummer 526 1400 VB Bussum

telefoon email handtekening

Een postzegel is niet nodig. Het abonnement geldt tot wederopzegging en wordt door middel van een btw-factuur in rekening gebracht. U ontvangt het welkomstgeschenk nadat het abonnementsgeld door u is voldaan.

...of meld u online aan via www.architectenweb.nl/awm


94 — AWM 44

CONSTRUCTIE

Membraan Sinds deze zomer wordt het middenterrein van de kunstijsbaan in Deventer overdekt door de grootste membraanconstructie van de Benelux. Een combinatie van functionele en technische eisen leidden tot een overspannende constructie die zeer licht van gewicht is. Ingenieursbureau Witteveen+Bos ging met de bouwkundige uitdagingen die de aansluiting op de bestaande bouw met zich meebracht aan de slag. De kunstijsbaan maakt deel uit van het sportcomplex De Scheg, waarin onder

meer een zwembad is gevestigd. Met de overkapping van de ijsbaan wordt ook het binnengebied van de baan bruikbaar en moet het complex een breder scala aan activiteiten kunnen aanbieden. Ook wordt de bruikbaarheid van de baan minder weersafhankelijk en wordt het energieverbruik verkleind. Door de overkapping uit te voeren als een membraanconstructie is het aantal ondersteuningspunten beperkt gebleven, terwijl het vrije uitzicht over de baan en het middengebied werd gewaarborgd. Het relatief lage gewicht vergroot de mogelijkheden de nieuwe overkapping grotendeels te koppelen aan de bestaande constructie. Het oorspronkelijke ontwerp is begin jaren ’90 gerealiseerd door architectenbureau Alberts & Van Huut. Aan de buitenzijde staan grote beton-

Bas Boer/Witteveen+Bos

Bas Boer/Witteveen+Bos

Techniek

nen kolommen. Aan de binnenzijde wordt de bestaande kap ondersteund door stalen pendelkolommen. Aanvankelijk wilde Alberts & Van Huut een over de ijsbaan uitkragend dak. Aan de buitenzijde zouden naast de betonnen kolommen dan slechts trekstaven bevestigd hoeven worden om de dakconstructie te dragen. Hoewel destijds van dit concept werd afgezien, werden de afmetingen van de betonnen kolommen nauwelijks aangepast. Van deze overdimensionering is dankbaar gebruik gemaakt bij het bevestigen van de membraanconstructie. In het nieuwe ontwerp, dat in samenwerking met de oorspronkelijke architecten is ontstaan, wordt het membraan op het binnenterrein door tien grote pylonen ondersteund. De randen zijn bevestigd aan de bestaande constructie. Voor voldoende draagkracht zijn zes van de oude kolommen alsnog aan de buitenzijde van de baan afgespannen. Naast de pendelkolommen zijn nieuwe pendels aangebracht, waarin ook de hemelwaterafvoer van het nieuwe dak is opgenomen. Opvallend is dat de membraanconstructie niet boven de bestaande dakconstructie eindigt, maar eronder. Op het eerste oog, en met name gelet op de hemelwaterafvoer, misschien niet de meest voor de hand liggende keuze. Constructief, bouwfysisch en vanuit brandveiligheid bezien echter gunstiger. Minimaal net zo belangrijk bij deze keuze waren wellicht de architectonische argumenten. Door de membraan tot onder de bestaande overkapping te laten lopen, zijn de contouren van de oorspronkelijke bouw nog scherper zichtbaar geworden dan voorheen. (LZ)


Techniek Korte berichten

Christian Richters

T

95 — AWM 44

DETAIL

Beton, zo groen als gras De kerntaken van Rijkswaterstaat hebben betrekking op de snelwegen, de waterwegen en de groengebieden in Nederland. In zijn materialisatie representeert de zuidgevel van het gebouw al deze taken: met behulp van regenwater wordt een deel van de betonnen gevel mettertijd groen.

Christian Richters

Het districtskantoor van Rijkswaterstaat staat in Assen langs de A28 en is afgelopen maand geopend. Het is

ontworpen door 24H architecture en heeft verschillende gezichten. Er gebeurt van alles in de gevel. Het concept is echter eenvoudig: de noordzijde is licht en van hout. Aan de zuidzijde bevindt zich een zware gevel die werkt als natuurlijk buffer voor zon en geluid. Deze gevel is opgetrokken uit asfalt en beton en representeert de verschillende kerntaken van de opdrachtger en gebruiker. Het patroon op de gevel is een abstracte weergave van een snelweg. Een

deel van het patroon, de ruwe delen van de gevel, zullen in de loop van de tijd groen worden door aangroei van mos. Eenvoud is weer het motto: de afwatering van het dak loopt over de ruwe delen van de gevel. In de loop der tijd zal deze groen kleuren door bemossing. Waar groene aanslag meestal krampachtig wordt vermeden en bestreden, heeft 24H architecture het esthetisch ingezet. Nu maar hopen dat de natuur het niet laat afweten. (LZ)

1 2 3 4 5

6 7 8 9

1 2 3 4 5 6 7 8 9

tegels gewapend beton bitumineuze dakbedekking hemelwaterafvoer, verzinkt staal isolatie met afschotlaag ribbenvloer, fabr. Kerto plafondpanelen buiggips prefab beton isolatie, minerale wol


96 — AWM 44

Voorgevels beschermd stadsgezicht

Bestaande bouw isoleren, Sleephelling, Rotterdam, VILLANOVA architecten VILLANOVA architecten heeft in 2009 een aantal monumentale panden aan de Sleephellingstraat in Rotterdam aangepakt. De woningen werden gerenoveerd volgens het Passief Bouwenprincipe dat hiermee voor het eerst op bestaande bouw werd toegepast.Vanwege het beschermd stadsgezicht een bijzonder experiment. Deze zomer zijn de resultaten van een intensieve monitoring gepresenteerd: Passief Renoveren blijkt veelbelovend voor de woonkwaliteit en energiehuishouding en bovendien financieel aantrekkelijk. Tekst Linda Zenger Fotografie VILLANOVA architecten

De negen panden aan de Sleephellingstraat bevatten voorheen zo’n dertig woningen. Ze zijn intern gereorganiseerd tot zeven drielaagse benedenwoningen en

zeven tweelaagse bovenwoningen. In de twee hoekpanden zijn zestien wooneenheden ondergebracht voor maatschappelijke opvang. Woongenot Uitgangspunt voor architect Andries Laane was een optimale woonkwaliteit: “We wilden absoluut geen woonmachines.” Die associatie roept Passief Bouwen met zijn dikke luchtdichte schil en gebalanceerde ventilatie nog regelmatig op. “De bewoners moeten hun vrijheid behouden en het comfort mag niet lijden onder de milieuwinst. De verwarming aan en alle ramen open is energetisch niet erg verstandig, maar het moet kunnen en er niet toe leiden dat de installaties op tilt slaan. Je moet je kunnen misdragen,” vindt Laane. “Er zitten ook cv-installaties in de woningen, zodat de bewoners indien gewenst lang kunnen douchen. Uiteraard is wel voor een zuinige ketel gekozen.” Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden van energiezuinig renoveren, is besloten het gebouw een zomer en winter lang intensief te monitoren. De monitoring bestond uit twee delen: metingen door ingenieursbureau Cauberg Huygen en bewonersenquêtes. In de enquêtes werd bewoners gevraagd naar hun leefpatroon en woongenot. Hieruit blijkt dat bewoners graag de ramen openen ten behoeve van extra ventilatie, terwijl het klimaat zowel in de zomer als in de winter door het merendeel als goed wordt beoordeeld. Direct van invloed op het wooncomfort zijn de akoestische ‘bijwerkingen’


T

Techniek Sleephelling VILLANOVA architecten

97 — AWM 44


98 — AWM 44

1e verdieping

a

em

kk kk.

De nieuwe gebroken witte achtergevels refereren aan het oude gevelbeeld


T

Techniek Sleephelling VILLANOVA architecten

99 — AWM 44

Doorsnede

van het dikke pakket isolatie. Het is stil. De bewoners vinden dit allen prettig. Overige zaken waarbij de bewoners merken dat ze in een Passiefhuis wonen, hebben slechts beperkt invloed op het woongenot. Zo moet regelmatig de filter van de warmteterugwininstallatie worden vervangen. Dit wordt als eenvoudig beoordeeld. De andere gevolgen hebben vooral betrekking op het verbruik. Het gasverbruik voor verwarming en warm water is ongeveer een kwart van een nieuwbouwwoning in Nederland. Het elektraverbruik is een kwart lager dan het landelijk gemiddelde. Toch wordt dat laatste door iets meer dan de helft van de bewoners tegenvallend genoemd. “Het Passiefhuisconcept gaat over verwarming en warm water niet over elektra. Het elektraverbruik komt voort uit de gebruikte huishoudelijke apparaten, de verlichting en de gewoonten van de bewoners. Doordat nu het gasverbruik nog maar zo’n twintig euro per maand is, valt de rekening voor elektra extra op”, legt Laane uit. De metingen die zijn uitgevoerd door ingenieursbureau Cauberg Huygen, hebben betrekking op vier aspecten: CO2-concentraties in woon- en slaapkamer, luchtvochtigheid, temperatuur en ventilatie. Zowel in een zomerperiode als

in een winterperiode zijn gedurende drie maanden metingen verricht. De resultaten van de metingen onderstrepen de algemene conclusies van de enquêtes die onder de bewoners zijn gehouden. Er is sprake van een gezond binnenklimaat in zowel de boven- als benedenwoningen. Rekenfouten Discussies over de haalbaarheid van energiezuinig bouwen zitten vol vooronderstellingen. Een daarvan is dat bij nieuwbouw de meeste winst te behalen is, omdat de optimale combinatie van de nieuwste technieken mogelijk is zonder belemmering van bestaande constructies. Laane is het hier niet mee eens: “Met Passief Renoveren kan de energievraag van een bestaand pand worden teruggebracht tot een kwart van een vergelijkbare nieuwbouwwoning. Dat komt overeen met een twintigste van het gebruik van de ongerenoveerde woning. De energievraag van een nieuw Passiefhuis is een vijfde van een nieuwbouwpand. Dit is weliswaar iets lager dan na Passief Renoveren, maar nieuwbouw beslaat slechts 0,5% van de woningvoorraad per jaar. De grote energiebezuiniging moet dus komen van de bestaande bouw.” Volgens Laane kan elk casco passief worden gerenoveerd. De

manier waarop dit gebeurt, hangt met name af van de esthetische kwaliteit van het bestaande pand. “Passief Renoveren is zinnig zodra er sprake is van een hoge levensverwachting. Hoe langer je het enorme isolatiepakket gebruikt des te meer het oplevert. En een hoge levensverwachting wordt al bewezen door het besluit een pand te renoveren. Kortom Passief Renoveren loont,” aldus Laane. Het is de hoge startinvestering die met Passief Renoveren gepaard gaat die veel ontwikkelaars en corporaties afschrikt. Volgens Laane is dit ongegrond: “Door de hoge levensverwachting van de ingreep is er veel tijd de investering terug te verdienen. Een Passiefrenovatie voldoet over 25 jaar bouwfysisch nog steeds en hoeft niet opnieuw gedaan te worden.” De hoge investeringen komen deels voort uit de toe te passen ingrepen en deels uit ouderwetse rekenmethoden die makelaars hanteren bij de waardebepaling. Laane legt uit: “De praktijk heeft bewezen dat goed aangebrachte isolatie een zeer lange levensduur heeft en geen onderhoud vergt. Naast een grote hoeveelheid isolatie met een lange levensduur is een lange levensduur van het gevelmateriaal gevraagd. En materia-


100 — AWM 44

Maatregelen In 2009 is het Passief Bouwen Keur aan het complex toegekend. Om te voldoen aan de criteria voor het kwaliteitskeurmerk is een aantal maatregelen genomen om een maximale energiebesparing te realiseren. De belangrijkste maatregel is het aanbrengen van een zeer goed isolerende schil. De voor- en achtergevel hebben nu een Rc-waarde van respectievelijk 7,5 en 10,0 m²K/W. Voor de verbouwing was dit 0,21 m²K/W. Bij de gekozen isolatiematerialen betekent dit een extra pakket van zo’n dertig centimeter. Gezien het monumentale aangezicht is de isolatie van de voorgevel van de panden binnen aangebracht. De bakstenen steensmuren zijn voorzien van voorzetwanden van gips met dertig centimeter steenwolisolatie. Tussen de oorspronkelijke wand en de voorzetwanden is een kleine stelruimte gelaten, die als spouw fungeert. De oude schuiframen zijn aan de binnenzijde voorzien van voorzetramen met dubbel HR++ glas. In de bestaande ramen zijn de glasroedes teruggebracht en de schuiframen zijn waar nodig hersteld. Tussen het oude en 1

2

3

4

het nieuwe kozijn is elektrisch aangedreven zonwering toegepast, teneinde de warmtelast in de woning zo veel mogelijk te beperken. Aan de achterzijde kon de gevel aan de buitenkant worden geïsoleerd. 350 millimeter polystyreen met sierpleister zijn koud tegen de gevel aangezet. Op deze manier gaat het isoleren niet ten koste van de binnenruimte van de woningen. Aan de binnenzijde is nog vijftig millimeter steenwolisolatie aangebracht in een voorzetwand. Omdat de kozijnen hier geen monumentaal karakter hadden, zijn deze volledig vervangen door Passiefhuiskozijnen met drievoudige beglazing. De ruimte tussen de glaslagen is hierbij voor extra isolatie gevuld met argon. De kozijnen zijn bovendien voorzien van dubbele kierdichting en geïsoleerde, aluminium deklijsten ter plaatse van het kozijnhout. De kappen van de woningen staan haaks op de voorgevel en zijn aan zowel de binnen- als de buitenzijde geïsoleerd. Hiermee kon ook de isolatiesprong, ontstaan door het verschil tussen de binnen- en buitenisolatie aan de vooren achtergevel, worden overbrugd. De extreme isolatie heeft gevolgen voor het

4

5

6

7

8

geluidsniveau in de woningen. Dit is uitzonderlijk laag. Dit maakt de woningen gevoeliger voor onderlinge geluidsoverlast. Hiervoor zijn ook de bouwmuren zijn aan twee zijden geïsoleerd. Dat levert een zeer hoge geluidsisolatie op tussen de woningen – wenselijk voor een lange levensduur van de renovatie – en voorkomt ook warmteverlies via de bouwmuur naar de koude voorgevel. Als geluidsisolatie van de woningscheidende vloeren is zowel een zwevende dekvloer als een zwaar zelfdragend plafond toegepast. Naast de isolatie van de gevels en het dak wordt er gebruik gemaakt van een gebalanceerd ventilatiesysteem met warmteterugwinning, waarmee meteen een groot deel van de warmtebehoefte is gedekt. Voor de piekvraag is er een uiterst zuinige cv-ketel. Zonnecollectoren leveren 80% van de vraag aan warm tapwater. Alle maatregelen tezamen hebben tot gevolg dat in de winter weinig energie vereist is om de woning op temperatuur te houden. In de zomer zorgen de maatregelen ervoor dat de woning beperkt op kan warmen en het binnenklimaat dus aangenaam blijft.

9

1 2 3 4 5 6 7 8 9

bestaand metselwerk voorzetwand minerale wol, 312 mm gipsplaat, 12,5 mm kierdichting bestaande glasroede dubbel glas, HR++ bestaand kozijn voorzetraam stelruimte

Detail voorgevel 1

2

3

4

5

6

7

8

1 2 3 4 5 6 7 8 Detail achtergevel

sierpleister buitengevel isolatie, 350 mm bestaand metselwerk passiefkozijn drievoudigglas, argon gevuld stelruimte voorzetwand minerale wol, 75 mm gipsplaat 12,5 mm


T

Techniek Sleephelling VILLANOVA architecten

101 — AWM 44

De gevels zijn in oude glorie hersteld

len met een lange levensduur en een hoge kwaliteit, zoals bijvoorbeeld hardsteen, kosten geld. De investering in een pand met een zeer lange levensverwachting is dus weliswaar hoger, maar de terugverdientijd wordt zoveel langer, dat het uiteindelijk rendabel is. Je kunt het ook vertalen in de restwaarde van het pand. Als het bouwfysisch na 25 jaar nog steeds aan de hoogste normen voldoet en goed onderhouden is, is de waarde op dat momentalleen maar gestegen.” Bij het project Sleephelling is de voorgevel aan de binnenzijde geïsoleerd, zodat de monumentale gevel onveranderd zou blijven. Bij de huidige manier van waardebepaling van gebouwen gaat dit ten koste van dure vierkante meters gebruiksoppervlak. “Rekentechnisch

klopt dat, maar terecht is het niet,” zegt Laane. “De woonkwaliteit van de eerste vierkante meters achter een raam met enkel glas is dusdanig laag, dat er eigenlijk geen sprake is van verlies wanneer hiervan dertig centimeter wordt ingenomen door een voorzetwand. Je krijgt er juist oppervlak met hoog wooncomfort bij.” Innovatie en behoud Er zijn meerdere innovaties op het gebied van energiezuinig bouwen. De belangrijkste is wellicht het ontwikkelen van methoden en producten om de dikte van het isolatiepakket te reduceren met behoud van de isolatiewaarde. Hoogwaardige isolatiepanelen op basis van PUR of PIR zijn hier een voorbeeld van.

Met name voor, al dan niet monumentale, panden waarbij het behoud van de esthetische kwaliteit een grote rol speelt, kunnen zulke innovaties een belangrijke rol gaan spelen. Panden kunnen dan makkelijker aan de binnenzijde worden geïsoleerd, zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de hoeveelheid ruimte en de beleving van het interieur. Vacuümisolatie, een nieuw en innovatief materiaal, presteert op dit moment het best. Bij de Sleephelling zijn zulke technische innovaties bewust vermeden zolang de langetermijnprestatie niet bekend is. Bij Sleephelling is juist teruggevallen op technieken die zich bewezen hebben. In kwaliteit, maar bovenal in lange, onderhoudsarme, levensduur. Een innovatieve logistieke keuze.—


102 — AWM 44

De diamantvormige gevelconstructie geeft de toren een iconisch voorkomen


T

Torre Diagonal Zerozero, Barcelona, estudi massip-bosch arquitectes De Torre Diagonal Zerozero in Barcelona, ontworpen door estudi massip-bosch arquitectes, heeft een dubbele buisconstructie die zorgt voor open plattegronden en een gevarieerd gevelbeeld. Tekst Linda Zenger Fotografie Aleix Bagué, Eloi Horteneda Meerdere architectuurliefhebbers hebben op internet al op de gelijkenis gewezen. De 110 meter hoge Torre Diagonal Zerozero in Barcelona heeft opmerkelijk veel weg van Mies van der Rohe’s legendarische, nooit uitgevoerde ontwerp uit 1921 voor een glazen wolkenkrabber

Techniek Torre Diagonal Zerozero estudi massip-bosch arquitectes

aan de Friedrichstrasse in Berlijn. Het is vooral de scherpe punt waarmee het gebouw zich op monumentale wijze aan de stedelijke omgeving presenteert, in combinatie met de buitengewone doorzichtigheid van de gevels. Bij beide gebouwen werd de expressiviteit ingegeven door de plek. Het ontwerp van Mies van der Rohe was gedacht op een driehoekig kavel op een A-locatie, ingeklemd tussen de het spoor, station Friedrichstrasse en de gelijknamige straat, een van de belangrijkste verkeersaders van de stad. De Torre Diagonal Zerozero staat op een soortgelijke topplek op een steenworp afstand van de Middellandse Zee en goed zichtbaar vanuit het stadshart. Het kavel ligt aan het beginpunt van de Avinguda Diagonal, de elf kilometer lange avenue die diagonaal door het orthogonale stratenplan van Barcelona snijdt. Net als Mies van der Rohe architect Enric Massip-Bosch zette in op transparantie. De glasgevel, die deels schuilgaat achter de constructie, bevat glas met extra hoge transparantie en is afgewerkt met een witte, keramische zeefdruk.

103 — AWM 44

Transparantie in het interieur is mogelijk door de volledig open plattegrond, waaraan de toegepaste buis-in-buisconstructie ten grondslag ligt. De centrale, dragende kern, met de liften en de sanitaire voorzieningen, vormt de binnenste buis. De buitenste buis wordt gevormd door de gevelconstructie. De gevelconstructie bestaat zelf weer uit twee delen. Aan de binnenzijde van de gevel bevindt zich een regelmatige structuur van ranke kolommen, 1,35 meter hart op hart. Samen met de kern vangen deze de druk van het eigen gewicht op. Aan de buitenzijde moet een constructie van aluminium elementen weerstand bieden tegen de horizontale belastingen en torsiekrachten. Deze constructieve, aluminium elementen vormen het diamantachtige patroon, dat ook is ingezet om een iconisch gevelbeeld te genereren. Door deze combinatie is de krachtsverdeling in de gevel goed zichtbaar, want op de plaatsen waar de belasting het hoogst is, is het patroon van aluminium elementen het dichtst geweven. Hoe verder de hoogte in, hoe lichter de constructie wordt. Constructie en beeld vallen samen.—

Een deel van de constructie bevindt zich aan de binnenzijde van de gevel, een deel erbuiten Opdrachtgever Telefónica sa, Barcelona Ontwikkelaar Consorci de la Zona Franca de Barcelona Architect estudi massip-bosch arquitectes, Barcelona Team Enric Massip-Bosch, Aleix Antillach, Elena Guim, Jon Ajánguiz, Esteve Solà, Ricardo Mauricio, Carlos Cachón, Cornelia Memm, Cristina Feijoo, Heidi Reichenbacher, Rita Pacheco, Rodrigo Vargas, Jana Alonso, Marta Marcet Constructeur MC2, Madrid Realisatie 2011


104 — AWM 44

‘s Nachts werken de perforaties in de dragende gevels als filter


T

Techniek The Cube Orange Architects

Stabiele stapeling, The Cube, Beiroet, Libanon, Orange Architects Binnen een jaar zal worden gestart met de bouw van The Cube in Beiroet. Een veertien verdiepingen tellende woontoren van het Nederlandse architectenbureau Orange Architects. De luchtig en instabiel ogende stapeling blijkt een uitermate eenvoudige en doeltreffende betonnen constructie.

Doorsnede

Tekst Linda Zenger Beeld Orange Architects

Sinds het einde van de Libanese burgeroorlog in 1990 wordt de hoofdstad Beiroet weer opgebouwd. Naast de restauratie van karakteristieke delen van de oude stad is er ruimte voor eigentijdse uitbreidingen. Inmiddels staat er weer een moderne miljoenenstad. De vraag naar luxe appartementen neemt toe. Masharii, een Libanese ontwikkelaar, vroeg Orange Architects een woontoren voor deze markt te ontwerpen. Orange Architects is een samenwerking tussen de Rotterdamse architectenbureaus JSA en CIMKA en het Amsterdamse Hofman Dujardin. Na een initieel project in 2008, werd in 2010 besloten de samenwerking te formaliseren. Uitzicht Een van de uitgangspunten in het ontwerp van The Cube is het maximaal benutten van het uitzicht rondom het gebouw. De vijftig meter hoge toren staat in de oostelijk gelegen wijk Sin el Fil en biedt uitzicht over Beiroet, de Middellandse Zee en het achterland. Om optimaal gebruik te maken van het uitzicht is een uiterst doelmatige constructie ontworpen die bovendien volledige vrijheid geeft bij de inrichting van de plattegronden. Op de veertien verdiepingen zijn in totaal negentien grote apparte-

Elk appartement is voorzien van een of meerdere riante terrassen

105 — AWM 44


106 — AWM 44

De plattegronden zijn volledig vrij indeelbaar

menten ontworpen. Het oppervlak van de appartementen varieert van negentig tot honderdtachtig vierkante meter. Op de begane grond zijn een parkeergarage voor vijfentwintig auto’s en een lobby gesitueerd. Het dak van de lobby dient als kinderspeelplaats. Doeltreffende vrijheid Het ontwerp van de draagconstructie komt volledig voort uit het alom aanwezige uitzicht en de indelingsvrijheid voor de plattegronden. Het meest in het oog springende deel van de constructie is Mogelijke woningindelingen

de dragende gevel van gewapend beton: op elke verdieping is er sprake van twee parallel aan elkaar staande, dragende schijven. Per verdieping is de oriĂŤntatie van de schijven met negentig graden geroteerd. De extreme belasting die door de stapeling op sommige punten ontstaat, wordt opgevangen door plaatselijk beton van een hogere kwaliteit te gebruiken. Op deze manier is het niet nodig zichtbare, plaatselijke ingrepen in de constructie te doen. Elke verdieping kan worden gezien als een platte, horizontaal geplaatste ko-

ker. Door dit architectonische uitgangspunt letterlijk te vertalen zijn dubbele vloeren ontstaan. Al naar constructieve noodzakelijkheid zullen de vloeren, die maximaal 13,5 meter overspannen plaatselijk worden voorzien van verjongingen en verdikkingen. In de holle ruimte ertussen kan het leidingwerk naar believen worden geplaatst. Dit levert maximale ontwerpvrijheid van de plattegronden op, want zelfs de plek van de natte groep vrij is. De lengte van de dragende koker verschilt per verdieping. Door de onderlinge verschuivingen ontstaan als


T

Techniek The Cube Orange Architects

107 — AWM 44

Schematische weergave constructie vanzelf terrassen voor de bovenliggende woningen en ‘beschermende’ overstekken voor het terrassen van de appartementen op de verdieping eronder. Er ontstaat een dynamiek die tegelijkertijd verrassend en doeltreffend is. Naast de dragende gevels is er voor de stabiliteit gebruikt gemaakt van een kern. Hierin zijn de lift en het trappenhuis opgenomen. Samen met de gevels draagt de kern de betonnen vloeren. Deze kern is eveneens van gewapend beton en wordt behalve voor het eigen gewicht van de toren gebruikt om horizontale krachten, zoals windbelasting en belasting ten gevolge van seismologische activiteit, af te dragen. Bij de gewenste openheid van de gevels bleek de precieze positie van de kern essentieel voor het verkrijgen van voldoende stabiliteit. Als gevolg van de volledige vrijheid in de plattegronden kon de positie van de kern probleemloos worden aangepast op basis van de berekeningen van de constructeur. Op de onderste verdiepingen is afgeweken van het gebruik van twee dragende wanden. Om een uitnodigende entree te kunnen maken is de dragende wand hier vervangen door een vakwerk op een Vvormige kolom. Hoewel de toren er, zeker met de uitzondering aan de voet van het gebouw, uitziet als Jenga voor gevorderden, is de stapeling uiterst stabiel.—

Opdrachtgever Masharii, Beiroet, Libanon Architect Orange Architects, Amsterdam/Rotterdam Constructeur Senmar Engineering & Consultants, Beiroet, Libanon Programma 3600 m2 woningen Realisatie 2013


,)0,+965:=022,305. ),.05: )01 96*0(3, +?5(40,2 *65640, 73((:9 ,5 0+,5:0:,0: =68+,5 ),=;9: <684.,.,<,5 ,5 059708,8,5+ 36*(:0,<,8/((3 (*:0<,,8:

" #

$ " !" "%

! $ ! #3-5 10&'3:1'-'3 058+- .#0 -'.##3 '%1011/

2&3#%*5 )'7'3

+3'%5+' &7+4'634

! !

6,-:B7-3 1)477/

+(* # '. * , * & ' * ,! (*' +

! ,)0,+9*65*,7: 786.8(44,805. ,5E36*(:065 9:68?

! ,+86 +, ,+05(3((5 69:);9 49:,8+(4 ",3,-665 (;80:92(+, 69:);9 ,5 ((. ",3,-665

6=536(+ 659 ,99(? ! ! ! ! === :6:(30+,5:0:? 53

!:8(:,.09*/, 680D5:(:0, 9*,5(806 65:=022,305. *68768(:, 9:68? ,5 *68768(:, 7;)309/05.

$ "#

" "! ! # !

+,5:0:,0:965:=022,305. ,5 .,)0,+978646:0,

690:065,805. *68768(:, 9:68? ,5E*644;50*(:0,

#0#)'3 '3-112 /#0#)'3 10%'25 1058+--'.##3 $')'.'+&'3

6<-:)+< 84)6>7:5 /-*1-, > <==: -6 ?

&, * ,! . !& ' !& /''& , $! *

5:=022,305. ,5 65:=,87 <(5 /,:E2,5509 ,5 =665(:,30,8 &

5:=022,305. <(5 8;04:,3012, *65*,7:,5 09 ,,5 9(4,597,3 <(5 ,*656409*/, <8((. -?90,2, 73((:9 ,5 0+,5:0:,0: ((8)01 09 ,,5 .,)0,+9<,8/((3 566+@(2,3012 64 /,: .,)0,+ 05 @015 ),:,2,509 :, ),.8017,5 ,: 96*0(3 ,5 9,8<0*, +,90.5 65:9:((: ,,5 36*(:0, <(5;0: /((8 :6,2649:0., 8,3,<(5:0, 5 +, ),3,<05. <(5 +,E.,)8;02,8 65:=022,3,5 @0*/ +, .,=,59:, ;0:9:8(305. ,5 2=(30:,0: "6:(3 +,5:0:? 65+,89:,;5: 68.(509(:0,9 )01 /,: <,8:,33,5 <(5 /;5 <,8/((3 <(5;0:E,,5E9:,82,E8,C ,*:0,E67E0+,5:0:,0: E(4)0:0,E,5E4((:9*/(7701 E$0(E+,E3015,5 +09*6<,8 +8,(4 +,90.5 ,5 +,9:05? <,8:(3,5 =01 9:8(:,.09*/ (+<0,9 5((8 *8,(:0,<, ;0:05.,5 05 =668+ ),,3+ ,5 .,3;0+ $(5 05:,85, ),=;9:=68+05. :6:E28(*/:0., ,>:,85, 7690:065,805. ,5 786B 3,805. $(80D8,5+E<(5 :6,2649: 9*,5(806A9 :6: /;099:013 *(47(.5,9 :8(0505. ,5E*6(*/05. 65305, (*:0<,805. ,5E*65<,89(:065 4(5(.,4,5:

"

" " " "'


109 — AWM 44

Colofon AWM Architectenweb Magazine #44 AWM verschijnt acht maal per jaar ISSN 1877-8690 Redactieadres Architectenweb B.V. Postbus 92103 1090 AC Amsterdam tel 020 - 71 30 600 fax 020 - 71 30 601 info@architectenweb.nl www.architectenweb.nl Uitgever Jeroen van Oostveen jvo@architectenweb.nl Hoofdredacteur Michiel van Raaij mvr@architectenweb.nl Redactie Robert Muis rm@architectenweb.nl Marit Smits ms@architectenweb.nl Ronnie Weessies rw@architectenweb.nl Linda Zenger lz@architectenweb.nl Eindredactie Paul Poley Medewerkers aan dit nummer Lujzika Adema van Kooten, Josine Crone, Roel Griffioen, Tineke Groot, Michiel Haas, Bas van der Horst, Mariana Idiarte, Robert-Jan de Kort, bureau M.E.S.T, Sjoerd Reitsma, Karin Roelofse, Sander van Schaik, Sehrish Shakeel, Aldo Trim Basisontwerp Solar Initiative, Amsterdam Vormgeving David Llamas

Advertenties Bart Sakkers tel 020 71 30 600 sales@architectenweb.nl Abonnementen Losse nummers € 15,– Jaarabonnement (8 nummers) € 105,– Nabestellingen € 17,- per nummer (incl. BTW en verzendkosten) Alle prijzen zijn onder voorbehoud van prijswijzingen. Het abonnementsgeld dient bij vooruitbetaling te worden voldaan. Voor de betaling ontvangt u een factuur. Abonnementen kunnen per nummer ingaan en worden zonder tegenbericht automatisch verlengd. Opzeggen dient schriftelijk te gebeuren bij Architectenweb B.V., minimaal vier weken voor de verschijningsdatum van het laatste nummer van uw abonnement. Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven. Wet op de persoonsregistratie Wij maken u erop attent dat wij enkele door u als abonnee verstrekte gegevens, zoals naam, adres en telefoonnummer, hebben opgenomen in ons gegevensbestand. Vrijwaring Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook.

Michiel van Raaij Hoofdredacteur

Linda Zenger Vakredacteur

Robert Muis Vakredacteur

Ronnie Weessies Vakredacteur

Marit Smits Bureauredacteur

David Llamas Vormgever

© 2011 — Architectenweb B.V. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen en/of op enigerlei wijze worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Architectenweb B.V.

Drukkerij Ipskamp Drukkers, Enschede Coverfoto Marcel van der Burg

Jeroen van Oostveen Uitgever


In volgend nummer

45 ECONOMIE & PRAKTIJK

Kostenbewust bouwen ARCHITECTUUR

Huis in Edam Berger Barnett Architecten

GA Terminal Schiphol VMX

DUURZAAMHEID

Energiedaken PRODUCT & MATERIAAL

Cradle to Cradle materialen

Advertentie-index Agentor 13 BIK (vaculux) 14 Buva 6 Delta Light 49 Geberit 48 Gira 51 Heras 15

Jazo 12 Kone 50 NAi Museum 3 Reynaers 112 Solarlux 2 Total Identity 108 Velux 111 Wienerberger 13

Zorgboulevards EGM architecten

Ook adverteren? Neem contact op met Bart Sakkers via 020 71 30 600 of mail naar sales@architectenweb.nl


Zonwering

1951 - 1960

Tuimelscharnier

1941 - 1950

1961 - 1970

VELUX GGL

Kijk voor meer informatie op www.velux.nl/lichtkoepel.

1971 - 1980

1981 - 1990

VELUX Cabrio

Het unieke HR++ veligheidsglaselement

Elektrische bediening

In 2008 introduceerde VELUX haar innovatieve lichtkoepel. Het was en is nog steeds de enige lichtkoepel op de markt met een HR++ veiligheidsglas element onder de acrylaat of polycarbonaat koepel. Hierdoor dringt er minder geluid binnen van buitenaf, het is veiliger, de koepel heeft de hoogste isolatie-waarden op de markt en hij voldoet aan de weerstandsklasse 2 van de NEN 5096 norm. Naast de vaste variant is de VELUX lichtkoepel ook verkrijgbaar als elektrisch te openen variant, die ook voorzien is van het Politiekeurmerk Veilig Wonen®.

De innovatieve lichtkoepel

1991 - 2000

Zonne-collectoren

2001 - 2010

Lichtkoepel

2011 - 2020

Wordt vervolgd...

Zomaar een greep uit onze historie.


BUILDING INSPIRATIONS ramen, deuren, vliesgevels en zonwering

Reynaers ontwikkelt aluminium raam-, deur- en vliesgevelsystemen in nauwe samenwerking met architecten, projectontwikkelaars en gevelbouwers. Een mooi voorbeeld hiervan is vakantiewoning Balancing Barn in het Engelse Suffolk van architectenbureau MVRDV uit Rotterdam. In het oog springend zijn de ramen en schuifdeuren die de uitstraling geven van grote, zware schuifdeuren zoals schuren bij boerderijen vaak hebben. Om dit te realiseren is maatwerk gerealiseerd op het schuifsysteem: de eindstijl is weggelaten en de isolatoren zijn verplaatst binnen het systeem om koudebruggen te voorkomen. Interesse voor een profilering op maat? Neem contact op met de architectenadviseurs van Reynaers. Kijk op www.reynaers.nl of bel 0492 - 56 10 20


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.