Bewonersparticipatie van de 21ste eeuw professionals
|1
2|
Inleiding Overheid en maatschappelijke instellingen zijn de laatste jaren continue op zoek naar voldoende cement om de kloof te dichten die tussen hen en hun burgers, cliĂŤnten of klanten is ontstaan. En hoewel de pogingen goed zijn, lijkt de kloof alleen maar groter te worden. En deze zal alleen maar blijven groeien, tenzij we een structurele verandering aanbrengen in het systeem dat deze kloof in stand houdt. In dit boekje beschouwen we in een vogelvlucht een aantal ontwikkelingen in onze samenleving die ten grondslag liggen aan die steeds groter wordende afstand en wat de effecten daarvan zijn op huidige en toekomstige participatie. We nemen je mee in de bewegingen die al ontstaan en nodig zijn om de kloof te verkleinen. We beginnen met een aantal grote lijnen, en richten ons vervolgens specifiek op bewoners- en burgerparticipatie.
|3
Van symfonieorkest naar improvisatiemaatschappij Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw is er in Nederland systematisch en doordacht gebouwd aan een verzorgingsstaat. Zorg, huisvesting, welzijn, sociale zekerheid; het is in verschillende arrangementen te verkrijgen, strak gedirigeerd, functionerend als een gedisciplineerd symfonieorkest. Of althans, dat deed het. In de afgelopen jaren zijn partijen steeds efficiënter en effectiever gaan werken. Organisaties zijn daartoe vooral gaan specialiseren. Er is steeds meer focus aangebracht op je eigen partij, die moet je zo goed en zo snel mogelijk kunnen spelen. De harmonie in het samenspel lijkt in deze efficiëntieslag verloren geraakt te zijn. En de burgers, waar staan zij in deze transitie? Zij vormen het toeschouwend publiek. In de loop van de 20ste eeuw werden zij steeds vaker uitgenodigd om mee te doen met het orkest. Uitgenodigd tot meewerken, meedenken en meebeslissen. Maar in de praktijk bleek in het arrangement slechts ruimte voor een enkele noot, meeklappen, applaudisseren of, de laatste tijd steeds vaker, voor boegeroep. 4|
Dit wil niet zeggen dat de muziek die gespeeld werd niet goed was. Integendeel, het symfonieorkest van de verzorgingsstaat heeft ons in de afgelopen jaren de welvaart en voorspoed gebracht die we nu hebben. Maar met alle efficiëntieslagen lijkt wel de harmonie verloren gegaan te zijn. Het symfonieorkest kraakt en piept in zijn voegen. En aan de andere kant staan de burgers. Ze horen het aan, en roepen boe. Maar dat niet alleen, steeds meer mensen hebben inmiddels zelf een instrument leren bespelen en willen graag meedoen, het zelf doen. En dat kunnen ze ook. In de arrangementen van een symfonieorkest lijkt echter geen ruimte voor nieuwe instrumenten of voor nieuwe muziek. Het is tijd voor een nieuw orkest, een nieuw geluid. Hans Bouttelier spreekt van een improvisatiemaatschappij ([BRON]). Vergelijk het met een jazzorkest. Er liggen onder de drukte, de snelheid, de kakofonie nog steeds ritmes: regels die ervoor zorgen dat er richting ontstaat. Om als bestuurder, professional of burger rond sociale vraagstukken succesvol te opereren, moet je in de context waarin je werkt voortdurend afstemmen, aansluiten op wat er is, een gezamenlijk ritme vinden, en durven improviseren.
|5
o p r a n i e a t i w v e m ,id het lijkt u onntsa . Ied rg ote I
d , er is een b r i s a ial ore u t i w e i n n e g e os ce n en, jli kt chaos te l e m t , n d ’ z j i t arop initiat a ie w e , het li d i j u e l aan k .I t ts ’n gro
er is een basis rde, r i tm eo ial aan een nieu bij t chaos t w g oc e r o n ie lijk ijd, met z
is nog stee s d er r b j i e i a v a g p e o dige g steeds s no m en an av pg e d ig
e st n kka ofonie. M n e ee rd agt op nz’ eigen ar m r m e l p o x n a e ce e u h dn n,
et
nen. u e t s n kofonie. Maar a e k v er en e t g is o a p z’ ra t d r n e m ed te co plexe o eig e hui d In
De gevestigde orde en de onderstroom
1
We leven in een steeds complexere samenleving waarin we te maken hebben met grote maatschappelijke uitdagingen. Thema’s als duurzaamheid (in energie en grondstoffen), de schaarste van voedsel en schoon drinkwater, de economische crisis en de inrichting van ons sociaal maatschappelijk systeem vragen om een verandering in de manier waarop we leven en de manier waarop we met elkaar en met onze aarde omgaan. Enerzijds vraagt dit om een lange termijnaanpak, anderzijds heeft dit invloed op het dagelijks leven van ieder individu.
6|
Als we kijken naar de manier waarop onze samenleving georganiseerd is, dan zien we het volgende. Aan de ene kant staat de ‘gevestigde orde’ (het symfonieorkest), die bestaat uit grote (maatschappelijke) organisaties en politiek-bestuurlijke organen. Het gaat dan om (lokale) overheden, welzijnsinstellingen, woningcorporaties, zorginstellingen, banken, verzekeringsmaatschappijen en andere grote commerciële dienstverleners. Aan de andere kant staat de ‘onderstroom’ (het publiek). Door professionals vaak aangeduid als burgers, huurders, cliënten of klanten. Beide partijen hebben op hun eigen manier te maken met de omgeving en de complexe maatschappelijke vragen van deze tijd. De gevestigde orde stelt langetermijnvisies op en werkt deze uit in strategisch beleid om houvast te creëren en richting te bepalen. De onderstroom heeft dagelijks te maken met de onzekerheden veroorzaakt door die schaarste van grondstoffen, voedsel en energie, de persoonlijke consequenties van bijvoorbeeld slechte economische omstandigheden en sociaal maatschappelijke vraagstukken. De onderstroom wil vaak direct actie.
Als we door onze oogharen naar de samenleving kijken, dan zien we dat verandering optreedt in de verhoudingen tussen de gevestigde orde en de onderstroom. Als we door onze oogharen naar de samenleving kijken, dan zien we dat verandering optreedt in de verhoudingen tussen de gevestigde orde en de onderstroom. Een aantal decennia geleden lag de kennis en macht vooral bij de grote instituten. Zij “wisten” wat goed was voor burgers. De gevestigde orde produceerde, de onderstroom consumeerde. Hier komt in toenemende mate verandering in. De onderstroom is steeds hoger opgeleid, wordt mondiger, heeft de middelen tot zijn beschikking om zich te uiten en maakt hier bovendien gebruik van. Door de explosieve groei van de beschikbaarheid van informatie door bijvoorbeeld het internet, is kennis bovendien veel dichter bij de burgers komen te liggen en beter en sneller toepasbaar.
|7
te t z’n gro tijd, e grote uidge e t h z’n rde eo igd est ev ng om ne rstro un nde ek en o Ho samen e e n n i e u w , i m p r o v i s e r e n d
hnedede huidge tijd, e t n ’ z r g e t duigeh tijd,
z’n e ttij com e l p x
o r k e s t v o r m e n ?
gnz’
8|
De gevestigde orde heeft door deze ontwikkelingen niet langer de waarheid in pacht. De onderstroom weet (inmiddels) zelf wat goed voor hen is. We zien dan ook dat burgers en klanten zich in toenemende mate bemoeien (of liever afzetten) tegen de gevestigde orde. Ontevreden klanten twitteren over de slechte dienstverlening van T-Mobile en weten zo een volksopstand te bewerkstelligen tegen telecom aanbieders. Duizenden mensen bemoeien zich met een koningslied, zodat de schrijver ervan zich uiteindelijk terugtrekt. Banken vallen om, omdat ontevreden klanten elkaar oproepen om hun geld terug te halen. Landsregeerders treden af naar aanleiding van aanblijvende protestacties. Bestuurders van maatschappelijke organisaties worden publiekelijk aangesproken op hun salaris en prestaties. De mismatch tussen de behoeften van de onderstroom en het beleid van de gevestigde orde zorgt er bovendien voor dat burgers het steeds vaker zelf doen. En dit kunnen ze ook! Zij willen participeren in het ‘productieproces’ of dit zelfs volledig overnemen. Vrijwilligers starten eigen busmaatschappijen om hun ouderen of gehandicapten te vervoeren naar de supermarkt. Dorpen richten energiecoöperatieven op om goedkope duurzame
energie op te wekken. Actieve bewoners richten buurtpreventieteams op om de veiligheid van hun leefomgeving veilig te stellen. En als de gevestigde orde niet aanhaakt, dan financieren ze het zelf met behulp van maatschappelijke crowdfunding initiatieven. Een kleine greep uit de talloze voorbeelden die het resultaat zijn van deze ontwikkeling. De gevestigde orde staat voor een bijzondere uitdaging. Hoe kunnen zij opnieuw verbinding leggen met hun achterban of klanten? Hoe kunnen zij de onderstroom faciliteren en daarmee een nieuwe maatschappelijke legitimiteit verwerven? Of liever, hoe kunnen zij in samenwerking met hun burgers of klanten een meerwaarde creëren die alle individuele inspanningen overstijgt? Hoe kunnen gevestigde orde en onderstroom samen een nieuw, improviserend orkest vormen? De reguliere participatie-instrumenten die nu door de gevestigde orde worden gebruikt, volstaan niet om deze uitdaging aan te pakken. Een constructieve samenwerking tussen de gevestigde orde en de onderstroom om de vraagstukken van de moderne tijd te slechten vraagt om een transitie zowel in denken als in werken. |9
Participatie van vroeger
2
Om iets te begrijpen van waarom de traditionele participatie-instrumenten zijn zoals ze zijn, en waarom ze niet (meer) aansluiten op de behoeften van de onderstroom, kijken we terug naar hoe burgerparticipatie tot stand kwam. Voor het begin van de structurele burgerparticipatie gaan we terug naar de jaren ’60 van de vorige eeuw. De relatie tussen overheid en burger veranderde als gevolg van de ontzuiling eind jaren ‘50.
10 |
Omdat burgers emancipeerden en individualiseerden werd het maatschappelijk middenveld complexer. Burgers organiseerden zich op een alternatieve manier, bijvoorbeeld in burgercomités en huurdersorganisaties, waar de vertegenwoordiging voorheen vanuit de zuilen plaats vond. Op allerlei terreinen vroegen burgers openheid en inspraak. Ze bestookten gemeentebesturen met eisen van verbetering. In 1965 zorgde deze ontwikkeling ervoor dat burgerparticipatie voor het eerst in de wet (WRO) werd verankerd. In deze beginjaren krijgt men alleen in de uitvoeringsfase van het beleidsproces invloed. Met behulp van bezwaarschriften richtten burgers zich tegen besluiten van bestuurders. In de jaren daarna verschuift die invloed steeds meer naar de visiefase van het proces. De zeventiger jaren laten een actieve participatie in de planfase zien. Burgers combineerden hierbij tegenacties met overleg over alternatieven. Vanaf de jaren ’70 en ’80 vond een toenemende marktwerking plaats in het publieke domein, dit zorgde voor steeds groter wordende organisaties (gemeentes,
woningcorporaties, welzijnsorganisaties), die zich steeds verder verwijderden van de leefwereld van burgers. Huurders en burgers verworden door deze afstand tot klanten, zelfstandige consumenten. Maar wel afhankelijk van een collectief systeem (het symfonieorkest) dat weinig tot geen keuzeruimte laat. De mogelijkheden om de eigen situatie te verbeteren werd hen uit handen genomen en vertaalde zich in: “Ik betaal, dus ik verwacht een dienst.”
De mogelijkheden om de eigen situatie te verbeteren werd hen uit handen genomen en vertaalde zich in: “Ik betaal, dus ik verwacht een dienst.” Vanaf de jaren ’90 zien we dat er vanuit maatschappelijke organisaties wel verwoede pogingen gedaan worden om burgers bij planvorming en visievorming te betrekken, maar het patroon van ‘leverancier en consument’ wordt eigenlijk niet meer doorbroken. Hoe komt dit nu?
| 11
M
ensen willen o
p
hun
ei
ge
n w ijze
ec zelf d
ompo
sit
12 |
e e ie m
vo
geven m r .
De onderstroom heeft zich de laatste decennia steeds verder ontwikkeld. Door internet is kennis alom beschikbaar en het gemiddeld hoge opleidingsniveau van de burgers, maakt dat zij deze kennis zelf kunnen toepassen. Zo kunnen ze steeds beter hun eigen oplossingen bedenken. Dit maakt dat burgers en klanten actief deel willen nemen aan het productieproces of dit proces zelfs over willen nemen. Ze hebben zich ontwikkeld van consument naar prosument. En heel belangrijk daarbij: niet het samenwerkingsproces an sich, maar het eindresultaat van de samenwerking is hun belangrijkste doel. Dit is het probleem van het traditionele participatie-instrumentarium, dat van oudsher is ingericht met het samenwerkingsproces als doel in plaats van het samenwerkingsresultaat. En dit is cruciaal voor de transitie van de komende jaren. Burgers, cliĂŤnten, huurders en klanten staan in al die jaren niet onwelwillend tegenover participatie. Maar een gebrek aan invloed, zichtbaar resultaat, en het daadwerkelijk kunnen nemen van verantwoordelijkheid demotiveert hen om deel te nemen aan ‘georganiseerde participatietrajecten’. Mensen willen geen voorgeschreven partij spelen in een niet zelfgekozen
arrangement. Mensen willen op hun eigen wijze zelf de compositie mee vormgeven. Deze demotivatie van de afgelopen jaren heeft ook zijn weerslag op het enthousiasme waarmee professionals bewoners proberen te betrekken. En daarmee zijn veel van de traditionele participatietrajecten verworden tot een rituele dans waar eigenlijk niemand meer op zit te wachten. Tegen deze achtergrond dekt de term participatie dan ook niet langer de lading. Met participatie doelen we dan op de pogingen van de gevestigde orde om hun primaire belanghouders te betrekken bij de ontwikkeling van hun beleid of bij de realisatie van hun projecten. We nodigen professionals uit om mee te gaan op een zoektocht. Waarom wil je bewoners en burgers betrekken? Omdat inspraak belangrijk is of omdat de overlegwet dat zegt? Of wordt het resultaat daadwerkelijk beter als we de kennis, inzichten en creativiteit van burgers en bewoners (van alle betrokkenen) benutten? Kunnen beide werelden elkaar opnieuw vinden vanuit gedeelde belangen en een gelijkwaardige positie, waarin we burgers en bewoners de ruimte geven om verantwoordelijkheid te nemen? Hoe kunnen we werken aan gezamenlijk beleid, gezamenlijke projecten en wat vraagt dat van ons als professionals? | 13
De netwerkmaatschappij
3
Eenmaal overtuigd van de meerwaarde van samenwerking met de onderstroom, is de vraag hoe je ermee in verbinding komt. Hoe raak je betrokken bij de initiatieven van de belanghouders? En hoe geef je hen verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en uitvoering van oplossingen voor de vraagstukken in de samenleving? Hoe faciliteer je ze daarin vanuit je eigen kerntaak? Hoe vind je ze, versterk je ze en verbind je ze?
14 |
De digitale revolutie van de afgelopen decennia speelt daarin een cruciale rol. De sociale structuur waarin de belanghouders zich bevinden, is in het afgelopen decennium sterk veranderd. Internet, e-mail, mobiele telefonie en sociale media maken dat mensen elkaar onafhankelijk van plaats en tijd kunnen vinden en met elkaar kunnen communiceren. Verbinding én vertegenwoordiging vindt in (digitale) netwerken plaats op heel andere schaalniveaus dan we gewend zijn. Daar waar vroeger belangenverenigingen en commissies vergaderden in buurthuizen over de algemene belangen van een bepaalde doelgroep, zien we nu facebookgroepen ontstaan van mensen die elkaar rondom een zeer specifiek thema opzoeken. Sociale netwerken beperken zich niet langer tot een plaats. Verbindingen ontstaan door een gedeelde interesse, levensovertuiging of een gedeeld levensdoel. Mensen gaan rondom dat specifieke thema zelf aan de slag. Bijvoorbeeld met energiecoöperaties, wijkverenigingen van waaruit zorg en welzijn verleend wordt, en zelf ontwikkelde buurtspeeltuinen.
Tegen deze achtergrond is het begrijpelijk dat de traditionele belangengroepen van burgers, huurders en cliënten steeds minder effectief zijn. Mensen willen niet meer meedenken of meepraten in een algemene belangengroep, maar alleen op onderwerpen die hun interesse hebben. Specifieke thema’s, die hen persoonlijk raken. Een algemene vergadering van een huurdersbelangenvereniging of cliëntenraad, of het deelnemen aan stuurgroepen, sluit niet meer aan op het niveau waarop mensen willen meepraten.
De vraag in deze tijd is niet meer hoe je burgers meekrijgt in een door jou uitgedacht participatietraject, maar hoe je verantwoordelijkheid terug kunt geven aan de gemeenschap en aan kunt sluiten bij het basisritme van die gemeenschap.
| 15
o p r a n i e a t i w v e m ,id het lijkt u onntsa . Ied e t o rg I
d , er is een b r i s a ial ore u t i w e i n n e g e os ce n en, jli kt cehaos te l m t , n d ’ z j i t
16 |
is nog stee s d er r b j i e i a v a g p e o dige
e n . n u e st n kka ofonie. M n e ee rd agt op nz’ eigen ar m r m e l p o x n a e ce e u h dn
De traditionele belangenvereniging is bovendien gestoeld op de oude gedachte dat belanghouders ‘mee moeten kunnen klappen’ met het symfonieorkest. De blanke mannen en een enkele vrouw van boven de 65 voelen zich hiermee verwant. De jongere generaties willen vooral eigen verantwoordelijkheid dragen in plaats van meepraten via een commissie of vereniging. En ze willen daaraan werken op een door hen zelf gekozen moment, op een door hen zelf gekozen plek.
De vraag in deze tijd is dus niet meer hoe je burgers meekrijgt in een door jou uitgedacht participatietraject, maar hoe je verantwoordelijkheid terug kunt geven aan de gemeenschap en aan kunt sluiten bij het basisritme van die gemeenschap. Zorg dat je open staat voor de initiatieven van buiten, geef (beleids) verantwoordelijkheid terug en faciliteer de mensen om die verantwoordelijkheid te kunnen nemen. Dit is niet alleen een kwestie van willen, het is noodzaak, als je als gevestigde orde mee wilt blijven doen en je legitimiteit wilt blijven behouden. Dit vraagt een nieuwe manier van werken en een heel andere grondhouding van professionals. | 17
Participatie van de toekomst
4
Als de gevestigde orde verantwoordelijkheid teruggeeft en die nieuwe rol gaat spelen in het slaan van bruggen tussen verschillende bewegingen, het ondersteunen van de onderstroom in het nemen van verantwoordelijkheid, dan vindt ze een nieuwe legitimiteit. Deze opgave vraagt van professionals specifieke competenties en vaardigheden. Het vraagt om het opereren op de grens van organisatie en onderstroom. Wat hebben organisaties, en mensen in de organisatie, nodig?
18 |
1. Organiseren op de grens Cruciaal is de interactie tussen de binnenwereld en de buitenwereld, dat vraagt om organisatievermogen op de grens. Om ‘grenswerkers’. Medewerkers die continue de brug kunnen slaan tussen binnen en buiten, tussen alledaags en professioneel, tussen staat en straat. Een belangrijke randvoorwaarde voor deze grenswerkers, is het hebben van handelingsruimte om mandaat en budget terug te geven aan de onderstroom. Het klinkt mooi, grenswerkers. En wellicht herken je ze in je eigen organisatie. Maar deze grenswerkers bevinden zich in een spagaat. Enerzijds moeten ze zich verantwoorden in de hiërarchisch en bureaucratisch georganiseerde binnenwereld van de gevestigde orde. Anderzijds moeten ze omgaan met een buitenwereld die horizontaal georganiseerd is, en ad-hoc en a-structureel werkt, op de momenten dat het hen uitkomt. De organisatie vraagt nog steeds van je dat je voldoet aan de wetten van het symfonieorkest, de buitenwereld vraagt vrije improvisatie. Deze twee met elkaar verbinden is geen gemakkelijke opgave, wel een cruciale.
Grenswerkers zijn mensen die zich op hun gemak voelen in deze spagaat en de capaciteiten hebben om beide werelden elkaars nut en noodzaak uit te leggen. Die beide talen spreken en er zonder moeite tussen kunnen schakelen. Ze kunnen creatief van de regels afwijken. Ze hoeven nooit te zeggen “dat past niet in ons beleid”. Grenswerkers, die beide culturen kennen en zich op beide plekken thuis voelen, leggen op creatieve manieren relaties tussen de langetermijnstrategie van hun eigen organisatie en de activiteiten die buiten vorm krijgen. De grenswerkers spelen een sleutelrol in het verkleinen van de kloof, in de transitie van de organisatie. Dat kunnen ze alleen als hun werk gedragen wordt door een open en lerende cultuur van de hele organisatie.
| 19
2. Voelsprieten in de maatschappij Het vinden van de netwerken, de groepen mensen die verantwoordelijkheid willen nemen, is de tweede uitdaging voor organisaties (voor de grenswerkers) in het maatschappelijk middenveld. Niet de vraag “Hoe mobiliseer ik mensen?” staat centraal, maar “Wie wil wat?”. De nieuwe netwerken zijn overal aanwezig. Vind de sleutelfiguren binnen deze netwerken, en onderzoek in welke mate de organisatie en de onderstroom belangen met elkaar delen en met welke competenties en kennis ze elkaar aanvullen. Het opsporen van de netwerken en vragen die leven, vraagt om voelsprieten op alle plekken in de maatschappij. Het gaat om het opvangen van de signalen uit buurten of gemeenschappen die van waarde zijn, maar misschien niet altijd gelijk zichtbaar zijn. We hebben het dan niet alleen over klachten, juist niet. Het gaat om wat mensen willen. Waar zit de energie? Waar gebeurt het al? Waar zitten de moeders die met elkaar een speeltuintje willen realiseren? Welke huurders willen graag duurzaam wonen? Wie hebben ideeën over onderhoud van woningen of groenvoorzieningen en willen er best zelf
20 |
mee aan de slag? Neem alle signalen serieus. De kritieke succesfactor voor het gelijkwaardig aansluiten bij deze netwerken en hun vragen is niet het arsenaal aan middelen dat je inzet, maar de grondhouding van waaruit je met de mensen samenwerkt. Die grondhouding bepaalt de ‘effectiviteit van de voelsprieten.’ Een grondhouding van oprechte verbinding, een grondhouding van Aandacht, Initiatief en Meedenken (AIM). Om deze signalen op te vangen moet je als professional vooral buiten zijn. Vind de plekken waar het gebeurt, waar de beweging ontstaat. John le Carré zei het al: “A desk is a very dangerous place from where to view the world” ([BRON]).
Duurzaam Hoonhorst www.duurzaamhoonhorst.nl
een kantelpunt in onze samenleving.
de
noemer
van
duurzaamheid.
Hierdoor veranderen ook de rollen
Duurzaamheid is doen wat vroeger
van de (lokale) overheid, bedrijfsleven
gewoon was.
en burgers. In Hoonhorst (gemeente De wereld is aan het veranderen, ook
Dalfsen) hebben we een aantal van
De wereld om ons heen is te
dicht bij ons huis in Hoonhorst. Een
deze veranderingen mogen initiëren
ingewikkeld geworden, daarom is
dorpje met 600 inwoners in de kern
en nemen we het heft steeds vaker in
de opgave voor de 21-ste eeuw om
en evenzoveel in het buitengebied.
eigen hand. Met hulp overigens.
terug te gaan naar de basis: denken in
Vastgeroeste patronen waarbij de
In Hoonhorst hebben we een visie
mogelijkheden met een vleugje durf
overheid altijd voor ons zorgde zijn
voor 2050 ontwikkeld op 1,5 A4-
en lef.
onbetaalbaar gebleken, te complex en
tje rond de 4 G’s (Groen, Gezond,
aan het verschuiven. De steeds groter
Gemeenschappelijk
wordende
vervreemden
Vervolgens is het toeval en tactiek.
Initiatiefnemer en voorzitter
van hun klanten. We denken “lasagne
Zo simpel is het in onze ogen: visie,
Duurzaam Hoonhorst 2050
met rundvlees” bij de supermarkt
toeval en tactiek. We zien bij overheid
timo@timove.nl
te kopen en komen bedrogen uit.
en
Burgers zijn bezorgd om verschillende
termijn beslissingen en daar bouw je
redenen en willen niet voor de gek
geen gemeenschap mee. Een visie ver
gehouden worden over voedsel, water
weg en dan de logische bouwstenen
en energie. We staan daardoor op
bijeen brengen. Dat doen we onder
bedrijven
bedrijven
steeds
en
Gezellig).
vaker
Timo Veen
korte
| 21
3. Een gezamenlijk ritme Bij de gevestigde orde bestaat de neiging om netwerkinitiatieven dusdanig te kneden en te vervormen dat ze binnen de bestaande beleidsnormen en subsidiereglementen passen. De creativiteit en energie die voortkomt uit het samen zelf organiseren en de eigen verantwoordelijkheid van burgers wordt daarmee begrensd. Dat is de dood in de pot voor de improvisatie en daarmee de innovatie. Wat hebben mensen wel nodig om verder te kunnen groeien? Aandacht, (mee) beweging en waardering spelen sleutelrollen. Dat vraagt van professionals dat ze met een open mind naar de initiatieven kijken en beleidsvrijheid zo ver kunnen oprekken dat het ondersteunend is in plaats van beperkend.
22 |
Een belangrijk aandachtspunt hierbij is het verschil in dynamiek tussen de gevestigde orde en de onderstroom. De beleving van de factor tijd. Wat voor de één snel is, vindt de ander langzaam. Juist in de beginfase maken burgerinitiatieven veel vaart. En juist in deze beginfase heeft de gevestigde orde de tijd nodig om te bepalen hoe het initiatief past in het beleid, hoe ze er mee om willen gaan. Voor burgers de ‘black box van beleid’. Aan de gevestigde orde de uitdaging om deze ‘black box’ open te gooien, beleidsruimte te zoeken, te geven en met het tempo mee te kunnen gaan. Het tempo bepaalt mede het succes van het initiatief.
4. Luisteren met open oor De kracht en de sensitiviteit van de voelsprieten van mensen en organisaties wordt in sterke mate bepaald door het vermogen om te luisteren en de grondhouding van waaruit je luistert. Dat vermogen is in de afgelopen decennia steeds verder onderbelicht geraakt. Van professionals werd, en wordt vaak nog steeds verwacht dat ze antwoorden geven, oplossingen bieden, als experts uit het symfonieorkest. De grondhouding die gebaseerd is op de overtuiging ‘wij weten het antwoord’ heeft in de afgelopen jaren onze voelsprieten en luistervaardigheid afgestompt. Wil je als organisatie, als grenswerker, werkelijk in verbinding komen met wat er leeft in de samenleving, en je daardoor laten inspireren, dan zal je anders moeten luisteren dan voorheen. Je oren opnieuw ‘open’ zetten en je vooronderstellingen thuis laten.
Professionals zenden en strijden nu vooral. We moeten bewoners overtuigen van ons beleid, keuzes uitleggen en verantwoorden, het debat aangaan en argumenten uitwisselen om het gelijk te halen. De sleutel in het leggen van verbinding ligt niet in strijden maar in verbinden. Verbindend luisteren, zonder oordeel, onderzoekend, vragen stellend, zonder plan. Ga met een leeg kladblok de wijk in, pas dan sta je open voor wat er werkelijk gezegd wordt. Dan ontstaat de ruimte om, vanuit een open houding, samen te creëren. Jazzmuziek is bij uitstek creërend luisteren.
| 23
Bewonersparticipatie van de 21ste eeuw onderstroom
24 |
Inleiding In Nederland wordt de afgelopen jaren een steeds groter beroep gedaan op ‘burgerkracht’. Een oproep aan de Nederlanders om zich los te weken van de gemakken van de verzorgingsstaat en hier op eigen kracht en naar eigen initiatief een alternatief voor te vinden. Je kunt de beweging op twee manieren bezien. Als we de politiek beluisteren, dan komt dit voort uit de aanblijvende financiële crisis, die het systeem zoals het tot nu toe functioneerde onbetaalbaar maakt. Kijken we naar de ontwikkeling van onze Nederlandse samenleving, en dan vooral naar de rol van de burgers daarin, dan zien we dat het niet alleen de wens van de overheid is om de zaken anders te organiseren, maar juist ook van onszelf. We willen steeds meer de verantwoordelijkheid en zeggenschap hebben over de manier waarop we samenleven met elkaar. De financiële crisis vergroot hoogstens het tempo waarin deze nieuwe manier zich ontwikkelt.
| 25
In dit boekje benoemen we een aantal veranderingen in onze samenleving en gaan we na wat de invloed is van deze veranderingen op burger- of bewonersparticipatie in het verleden, en in de toekomst. We gaan op zoek naar de mogelijkheden die we als burgers hebben om zaken te organiseren zoals we zelf willen.
De burger als Doe-het-zelver Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw is in Nederland systematisch en doordacht gebouwd aan het bouwwerk van de verzorgingsstaat. Overheid, welzijnsinstellingen, woningcorporaties en zorginstellingen, bouwden allemaal mee aan een systeem dat ons ontzorgde en ons voorzag in een basis welvaartsniveau van hoge kwaliteit. Dat heeft ons in de loop van de tijd de welvaart en voorspoed opgeleverd die we nu hebben. Maar de ontwikkeling naar meer, sneller en efficiĂŤnter heeft ook tot een standaardisatie geleid van maatschappelijke diensten. De verzorgingsstaat levert standaardproducten, die voor iedereen bedoeld zijn, maar die aan niemands wensen voldoen. En wij, de burgers? Wij zijn de klagende en morrende klanten van de verschillende betrokken instanties. In de loop van de 20ste eeuw wilden we steeds vaker meebouwen aan de verzorgingsstaat, en daartoe zijn we ook uitgenodigd. Maar in de praktijk bleek slechts ruimte voor een enkele spijker. Een spijker die eigenlijk niet echt van betekenis was als je keek naar het hele bouwwerk. We zijn ook steeds vaker ontevreden over de
26 |
bouwwerken en laten dit ook duidelijk weten. Bovendien hebben steeds meer mensen inmiddels zelf leren timmeren of lassen. Zij willen graag meedoen. Sterker nog, we willen het zelf doen. En dat kunnen we ook! Het is tijd voor een nieuwe manier van werken. In de huidige tijd, met z’n grote complexe opgaven, lijkt chaos te ontstaan. Iedereen wil maatwerk en pakt gereedschap op om te beginnen. Het lijkt een wanorde die tot niets leidt. Toch is er nog steeds een bouwplan en een bouwmarkt. Een idee van wat we met elkaar willen bereiken en de materialen waarmee we dat doen. Vergelijk het met een Doe-het-zelver en de Gamma. Om als burger tot een resultaat te komen dat volledig voldoet aan jouw eisen, zal je als een echte Doe-hetzelver in het leven moeten staan. Niet bang om de mouwen op te stropen en aan de slag te gaan. Slim genoeg om voldoende klusmaten te verzamelen om het karwei te klaren. Bekend bij de plaatselijke bouwmarkt (gemeenten en maatschappelijke organisaties), waar je de juiste materialen en adviezen weet te vinden.
Weet waar je klusmaten goed in zijn. Zorg ook dat je samen een bouwplan opstelt, zodat jullie allemaal aan hetzelfde bouwwerk werken. Wie dat bouwplan opstelt is niet per se belangrijk. Als het eindresultaat maar voldoet aan de eisen van alle klusmaten en van de mensen waarvoor je het bouwwerk bouwt. Tijdens de bouw kunnen ook weer andere klussers komen helpen of juist even gaan schaften. Er is echter zeker geen sprake van volledige vrijheid. Je draagt bij naar vermogen en talent. De timmerman gaat niet met het lasapparaat aan de haal.
| 27
1
De geschiedenis van burgerparticipatie
Om het heden beter te begrijpen helpt het om terug te kijken naar het verleden. Hoe is burgerparticipatie ontstaan en wat is er nu nog van over? In een sneltreinvaart typeren we een aantal grote ontwikkelingen die van invloed zijn geweest op burger- of bewonersparticipatie.
28 |
Onder de noemer burgerparticipatie proberen de overheid en later ook maatschappelijke organisaties als welzijnsorganisaties, woningcorporaties en zorginstellingen de burger sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw te betrekken bij de besluitvorming. Door de ontzuiling van de maatschappij veranderde de relatie tussen overheid en burger. Omdat burgers emancipeerden en individualiseerden werd onze samenleving sinds de jaren ’60 complexer. Burgers organiseerden zich op een alternatieve manier, bijvoorbeeld in burgercomités en huurdersorganisaties. Op allerlei terreinen vroegen burgers openheid en inspraak. Ze bestookten gemeentebesturen met eisen van verbetering. In 1965 zorgde deze ontwikkeling ervoor dat burgerparticipatie voor het eerst in de wet (WRO) werd verankerd. In deze beginjaren krijgt men alleen in de uitvoeringsfase van het beleidsproces invloed. In de jaren daarna verschuift die invloed steeds meer naar het begin van een proces. De zeventiger jaren laten bijvoorbeeld een actieve participatie in de planfase zien. Burgers combineerden hierbij tegenacties met overleg over alternatieven.
Vanaf de jaren ’80 werden maatschappelijke organisaties steeds groter. Hierdoor raakten ze verder verwijderd van de leefwereld van burgers. Burgers worden door deze afstand klanten in plaats van betrokken belanghouders. Zelfstandige consumenten die wel nog steeds afhankelijk zijn van een collectief systeem dat weinig keuzeruimte laat. Er waren steeds minder mogelijkheden om de eigen situatie te verbeteren en dit werd ook geaccepteerd. De herkenbare reactie: “Ik betaal, dus ik verwacht een dienst”, gebruiken we allemaal wel eens. Vanaf de jaren ’90 zien we dat er vanuit (lokale) overheden en maatschappelijke organisaties wel verwoede pogingen gedaan worden om burgers bij planvorming en visievorming te betrekken. Bewonersvertegenwoordigingen worden uitgenodigd om mee te praten, maar het patroon van ‘leverancier en consument’ wordt eigenlijk niet doorbroken, en grote groepen burgers of huurders hebben geen deel in dit proces. De traditionele participatievormen als burgercomités, huurdersorganisaties en cliëntenraden lijken steeds minder effectief. Hoe komt dit nou?
| 29
De onderstroom en de gevestigde orde
2
De manier waarop onze samenleving functioneert en waarop we omgaan met belangrijke en complexe vraagstukken, verandert continue. De relatie tussen overheid, maatschappelijke organisaties en burgers verandert daarmee ook. Wat zien we nu gebeuren en hoe zien we de verhoudingen verschuiven? We leggen dit aan de hand van een model uit.
30 |
We leven in een steeds complexere samenleving, waarin we te maken hebben met grote maatschappelijke uitdagingen. Thema’s als duurzaamheid (in energie en grondstoffen), de schaarste van voedsel en schoon drinkwater, de economische crisis en de inrichting van ons sociaal maatschappelijk systeem, vragen om een verandering in de manier waarop we leven en de manier waarop we met elkaar en met onze aarde omgaan. Enerzijds moet aandacht bestaan voor een lange termijn aanpak, anderzijds heeft dit invloed op het dagelijks leven van ieder individu. Als we kijken naar de manier waarop onze samenleving georganiseerd is, dan zien we het volgende. Aan de ene kant de ‘gevestigde orde’, die bestaat uit grote (maatschappelijke) organisaties en politiekbestuurlijke organen. Voorbeelden zijn (lokale) overheden, woningcorporaties, zorginstellingen, banken, verzekeringsmaatschappijen en andere grote commerciële dienstverleners. Aan de andere kant de ‘onderstroom’; burgers, huurders, cliënten of klanten, kortom wijzelf.
Beide partijen hebben op hun eigen manier te maken met de omgeving en de maatschappelijke vraagstukken. De gevestigde orde stelt langetermijnvisies op en werkt deze uit in strategisch beleid om houvast te creëren en richting te bepalen. Wij hebben dagelijks te maken met de onzekerheden die worden veroorzaakt door de schaarste van grondstoffen, voedsel en energie, de persoonlijke consequenties van bijvoorbeeld slechte economische omstandigheden en sociaal maatschappelijke vraagstukken. De onderstroom is gebaat bij directe actie. Een aantal decennia geleden lag de kennis en macht vooral bij de grote instituten. Zij “wisten” wat goed was voor burgers. De gevestigde orde produceerde, de onderstroom consumeerde. Hier komt in toenemende mate verandering in. We zijn steeds hoger opgeleid, we worden mondiger en we hebben de middelen tot onze beschikking om onze mening met een groot publiek te delen (twitter, facebook, internet, etc.). Door de explosieve groei van de beschikbaarheid van informatie door bijvoorbeeld het internet, is kennis bovendien veel dichterbij gekomen en beter en sneller toepasbaar. We weten meer en kunnen die kennis ook beter toepassen.
| 31
32 |
We zijn, beter dan vroeger, in staat om eigen oplossingen te bedenken. We kunnen steeds meer zelf. Als je om je heen kijkt, dan zie je hiervan genoeg voorbeelden. Vrijwilligers starten eigen busmaatschappijen om hun ouderen of gehandicapten te vervoeren naar de supermarkt. Dorpen richten energiecoรถperatieven op om goedkope duurzame energie op te wekken. Actieve bewoners richten buurtpreventieteams op om de veiligheid van hun leefomgeving veilig te stellen. Een kleine greep uit de talloze voorbeelden die het resultaat zijn van deze ontwikkeling. En als de gevestigde orde niet kan of wil meebetalen aan onze initiatieven? Dan regelen we de middelen via crowdfunding.
| 33
Doe het zelf!
3
Je zou verwachten dat binnen deze steeds grotere doe-het-zelf bewegingen participatievormen zoals burgercomitĂŠs, huurdersbelangenverenigingen en cliĂŤntenraden een stevige rol spelen. Dit zijn immers van oudsher de mensen die voor belangen van de onderstroom staan. Toch is dat niet zo. Waarom niet? Dat heeft te maken met de ontwikkelingsgeschiedenis en samenstelling van deze organisaties.
34 |
Ze functioneren vanuit het verleden als de spreekbuis van de onderstroom, maar zijn in de loop van de tijd steeds dichter tegen de gevestigde orde aangekropen. Dit is logisch, omdat alleen op die manier aangesloten kon worden op de bureaucratische en beleidsmatige manier van werken van de gevestigde orde. Ze bestaan inmiddels veelal uit blanke mannen en een enkele vrouw die de pensioenleeftijd gepasseerd zijn. Betrokken mensen met nobele bedoelingen, maar bedoelingen die niet meer aansluiten op de wensen van de Doe-hetzelver. Bij deze Doe-het-zelver staat niet het samenwerkingsproces an sich, maar het eindresultaat van de samenwerking centraal. De jonge generaties willen vooral eigen verantwoordelijkheid dragen in plaats van meepraten via een commissie of vereniging. Ze willen zelf iets neerzetten, op een zelf gekozen moment op een door hen zelf gekozen plek. Iets dat aansluit op hun eigen wensen, behoeften en dromen. Geen langdurige verplichtingen en bureaucratische processen, maar korte krachtige inspanningen met een zichtbaar resultaat. En dat is cruciaal.
Als je meewerkt met de gevestigde orde, dan wil je resultaat zien. En juist een gebrek aan invloed, zichtbaar resultaat, en het daadwerkelijk kunnen nemen van verantwoordelijkheid, demotiveert steeds meer mensen om deel te nemen aan deze ‘georganiseerde participatietrajecten’. Daar ligt ook het probleem bij traditionele participatiegroepen, de commissies en verenigingen. Die zijn van oudsher namelijk ingericht met het samenwerkingsproces als doel, en minder gericht op het samenwerkingsresultaat. Ze zijn ooit wel ontstaan als spreekbuis van de onderstroom, maar zijn inmiddels een verlengstuk geworden van de gevestigde orde, met dezelfde manieren en gewoontes. Er wordt vergaderd, met een agenda en met stukken, in het tempo van de gevestigde orde. Betekent dit dat bewonerscommissies en belangenverenigingen geen bestaansrecht meer hebben? Zeker niet! Om een belangrijke rol te kunnen blijven vervullen, zullen ze zichzelf echter wel moeten heruitvinden.
| 35
36 |
De onderstroom staat voor een bijzondere uitdaging. Hoe kan zij zichzelf opnieuw organiseren? Hoe kan je als onderstroom je idealen, wensen en vragen op een productieve manier zichtbaar maken? Hoe kun je op een nieuwe en constructieve manier je stem laten horen, passend bij deze tijd, passend bij de onderstroom? En hoe zorg je ervoor dat de gevestigde orde dit geluid oppikt, serieus neemt en er gebruik van maakt bij het optimaliseren van hun producten, diensten en dienstverlening?
belangen, en een gelijkwaardige positie. Het resultaat zal dan daadwerkelijk beter worden, omdat we de kennis, inzichten en creativiteit van alle betrokkenen benutten. En overlapt het belang van de onderstroom niet met de belangen van de gevestigde orde? Geen paniek. Er zijn in deze tijd meer dan genoeg instrumenten voorhanden om jouw initiatief te realiseren, zonder de hulp van professionele partijen. Samen met buren, vrienden, familie en andere mensen in je netwerk, kun je namelijk zelf zo’n professionele partij zijn.
We nodigen je uit om mee te gaan op een zoektocht. Hoe kun je een stap verder gaan dan inspreken? Hoe wordt je die Doe-het-zelver? Kan het helemaal zonder de bestaande gevestigde orde? Soms wel, soms niet. De kunst bestaat uit het stellen van nieuwe vragen aan de gevestigde orde. Daar waar jouw eigen belang, en dat van de gevestigde orde overlappen kun je om hulp vragen. Vraag niet om een oplossing voor je probleem, maar vraag om ondersteuning bij de oplossing die je zelf, samen met medestanders, wilt realiseren voor jullie probleem. Met deze vraag daag je de gevestigde orde uit om een nieuwe relatie aan te gaan, vanuit gedeelde
| 37
De gereedschapskist van een goede ‘Doe-het-zelver’
4
Hoe wordt je een goede Doe-het-zelver die in gelijkwaardige verhouding met de gevestigde orde staat? Als burgers zelf het initiatief gaan nemen, veranderen de verhoudingen vanzelf, dan hoef je niet meer te wachten tot de gevestigde orde jouw probleem oplost. Jouw actie dwingt ze om met je mee te denken, doen en werken. De rollen draaien dan om. Wij zijn zelf in de lead, en de gevestigde orde ondersteunt en begeleidt waar nodig.
38 |
De vraag is in deze tijd dus niet meer hoe je het beste mee kunt denken met de gevestigde orde, maar wat je zelf wilt doen om bijvoorbeeld je eigen leefomgeving te verbeteren. En het is niet alleen een kwestie van willen, het is noodzaak. Als je echt een verandering teweeg wilt brengen, dan moet je het (samen) zelf doen. Blijven vergaderen in het buurthuis levert geen nieuwe antwoorden op. Dat vraagt een nieuwe manier van denken en doen voor de onderstroom. Maar een goede Doe-het-zelver ben je niet in een dag. Dat vraagt drive, oefening, en uithoudingsvermogen. Waar moet je rekening mee houden als startende Doe-het-zelver?
maar de vraag is of ze met de oplossing komen die je zelf graag zou zien. De uitdaging in deze tijd is om te stoppen met klagen en een stap verder te zetten, zelf initiatief te nemen. We nodigen je uit om jouw belangrijke en creatieve ideeën niet direct overboord te zetten, maar juist te onderzoeken of ze uitvoerbaar zijn. Ontpop jezelf tot maatschappelijke Willie Wortel. Wat is ervoor nodig om jouw idee uit te voeren? Op welke manier zal het onze samenleving verbeteren? Misschien kun je zelfs een start maken met een plan, of al een lijst van benodigdheden opstellen.
1. Welke verandering wil je zien? Iedereen herkent wel dat gevoel van verwondering. Je wordt geholpen bij een organisatie, je loopt over straat, je ziet iets op het nieuws en je denkt meteen: “Dat kan op een andere manier toch veel beter, slimmer of handiger?”. Dit zijn de ideeën waarmee je zelf een verandering kunt bewerkstelligen. En niet alleen vanuit verwondering, maar ook uit frustratie komen ideeën voort. Burgers/ bewoners zijn het steeds vaker beu om te wachten op de grote (bureaucratische) organisaties waarvan het
Laat je in ieder geval niet afleiden door belemmerende gedachten als: “Dat gaat toch nooit lukken”, of “Ik zal wel de enige zijn die dit denkt”. Als je ergens je schouders onder zet en beweging veroorzaakt, dan gaan anderen meebewegen. En als jij je ergens over verwondert, over verbaast of aan ergert, dan zijn er altijd mensen die dat ook doen. De kunst is natuurlijk om die mensen te vinden en ze met elkaar te verbinden.
| 39
40 |
2. Verbind je met je medestanders Als je overtuigd bent van de meerwaarde en kracht van je eigen ideeën en idealen, is de volgende vraag: hoe kom ik in verbinding met medestanders? Hoe zorg ik ervoor dat ik een netwerk van meedenkers en meedoeners om me heen verzamel, waarmee ik gezamenlijk aan de slag kan? Denken in netwerken is hierbij zeer belangrijk. Daarbij krijg je hulp van de digitale revolutie van de afgelopen decennia. De sociale structuur is sterk veranderd. Internet, e-mail, mobiele telefonie en sociale media maken dat mensen elkaar onafhankelijk van plaats en tijd kunnen vinden en met elkaar in contact komen. Daar waar vroeger belangenverenigingen en commissies vergaderden in buurthuizen over de algemene belangen van een bepaalde doelgroep, zien we nu bijvoorbeeld whatsapp- en facebookgroepen ontstaan van mensen die elkaar rondom een zeer specifiek thema opzoeken. Sociale netwerken beperken zich daarmee niet langer tot een plaats. Verbindingen ontstaan door een gedeelde interesse, levensovertuiging of een gedeeld doel. Dit bepaalt voor een belangrijk deel de manier waarop we met elkaar in contact komen.
Vanuit deze ontwikkeling is het begrijpelijk dat traditionele belangengroepen van burgers, huurders en cliënten steeds minder leden hebben. We willen minder vaak meedenken of meepraten in een algemene belangengroep, maar liever alleen over onderwerpen die we interessant vinden. Specifieke thema’s, die ons persoonlijk raken. Het vinden van de netwerken, de groepen mensen die met je mee de verantwoordelijkheid willen nemen, is de nieuwe uitdaging. Stel daarbij niet de vraag “Hoe mobiliseer ik mensen”, maar de vraag “Wie heb ik nodig”, en benader deze mensen heel gericht. De nieuwe netwerken zijn overal aanwezig. Je vind ze op internet, in de kroeg, via vrienden, maar soms ook gewoon nog door een briefje door de bus te gooien in de buurt.
| 41
3. Idealen, talenten en tekortkomingen
4. Durf te vragen
Een goede Doe-het-zelver weet wat hij wel kan en wat hij niet kan, waar z’n talenten liggen en aan welk resultaat hij wil meebouwen. De eerste stap in het doehet-zelven is nagaan welke talenten je hebt en hoe je die in wilt en kunt zetten. Het is belangrijk om na te gaan welke verantwoordelijkheid je zelf graag wilt dragen, en welke niet. Als er hulp en ondersteuning nodig is van professionals uit de gevestigde orde, hoe vraag je die dan het beste? Eis geen oplossing, maar vraag om hulp bij de oplossing die je zelf aan het uitwerken bent.
Zeker op het moment dat onderstroom en gevestigde orde elkaar nodig hebben, ontstaat een zoektocht naar de balans tussen zelforganisatie en bureaucratie. Een grote uitdaging ligt bijvoorbeeld in het verschil in dynamiek. In hoe tijd beleefd wordt. Wat voor de één snel is, is voor de ander langzaam. Zeker in het begin wil je als initiatiefnemers tempo maken, terwijl de gevestigde orde juist in de beginfase de tijd nodig heeft om afwegingen te maken, te overleggen en beleid te bepalen. De uitdaging voor initiatiefnemers is om de eigen ruimte zo groot te houden dat er plaats blijft voor creativiteit, en de energie in het proces blijft zitten. Bespreek die ruimte met professionals en probeer elkaars verwachtingen zo helder mogelijk vast te stellen. Als de energie wegloopt uit een initiatief, trek dan met elkaar direct aan de alarmbel. Wat maakt dat de energie weg loopt? Wat hebben we nodig om de energie weer terug te krijgen? Wat kun je zelf doen? Wie kan daar eventueel aan bijdragen?
42 |
5. Help, het lukt!
6. Luisteren…
Met het krijgen van geld (in de vorm van subsidie) en de verantwoordelijkheid (om het geld uit te geven) lijkt de missie geslaagd. Maar dan begint het werk pas echt. Wie krijgt wat? En waarom? Op welke manier zorgen we voor een goede en eerlijke verdeling van belangen, euro’s en verantwoordelijkheden? Met het verdelen van geld komen vaak nieuwe belangen op tafel en raken eerste idealen naar de achtergrond. Er is geen vaste formule voor een eerlijke verdeling, er zijn geen standaard stappen die je kunt doorlopen. Het belangrijkste in deze fase van het proces is het in verbinding blijven met elkaar en het gesprek blijven voeren over de eerste idealen. Waar wilden jullie aan bijdragen? Wat wilde je ook al weer creëren en waarom? Laat je vooral inspireren door de kennis en creativiteit van anderen en leer van kritiek.
Hoe blijf je in verbinding met elkaar én met de gevestigde orde? Daar ligt een grote uitdaging voor zowel onderstroom als gevestigde orde. We leven in een tijd waarin de nadruk ligt op zenden, op overtuigen, op strijden en debatteren. We strijden met elkaar om het gelijk, en wie op dat moment het sterkste is, die wint. Zeker als het spannend wordt, of als zaken onzeker zijn. De sleutel in het leggen van een nieuwe en open verbinding met elkaar, ligt in de manier waarop we naar elkaar luisteren. Verbindend luisteren, zonder oordeel, onderzoekend, vragen stellend, zonder plan. De kunst is van elkaar te begrijpen én te accepteren waar de verschillen in belangen of ideeën vandaan komen. Als dat lukt, als je werkelijk met een open oor kunt luisteren naar elkaar, ontstaat er een nieuwe ruimte. Een ruimte van ongekende mogelijkheden.
| 43