Argumentenkaart verhoging AOW-leeftijd
© 2009
in opdracht van:
De argumenten op deze kaart zijn verzameld in groepsgesprekken met directeur-eigenaren, leidinggevenden en HR-managers uit vele bedrijfstakken. Ook deskundigen leverden hun bijdrage. Met dank aan hen voor hun denkwerk. Voor meer informatie, ook over (financiële) regelingen kunt u terecht op www.talent45plus.nl
gemaakt door:
© 2008
de argumentenkaart van het Nederlands Centrum voor sociale innovatie Sociale innovatie verhoogt de productiviteit
Sociale innovatie vermindert de productiviteit
Sociale innovatie maakt efficiënte inrichting van processen mogelijk. Sociale innovatie maakt medewerkers breder inzetbaar. Sociale innovatie maakt medewerkers mondig, vaardig, creatief en klantgericht. Sociale innovatie stimuleert medewerkers zichzelf te ontwikkelen. Sociale innovatie maakt flexibel werken mogelijk in plaats en tijd. Sociale innovatie verbetert de verdeling van taken en bevoegdheden over functies.
Door sociale innovatie steken medewerkers energie in zaken die niet direct resultaat opleveren. Mensen krijgen te veel vrijheid, dan doen ze niet meer wat ze moeten doen.
Sociale innovatie leidt tot hogere kosten PrEsTaTiEs
PrEsTaTiEs
Sociale innovatie leidt tot meer opbrengst Sociale innovatie maakt technologische innovatie rendabeler in mijn organisatie. Sociale innovatie vergroot de mogelijkheden om kennis in resultaat om te zetten. Sociale innovatie stimuleert kwaliteitsverbetering van producten en diensten in mijn organisatie. Sociale innovatie stimuleert de ontwikkeling van producten, diensten en samenwerkingsverbanden. Dankzij sociale innovatie worden de capaciteiten en talenten van medewerkers beter benut.
Sociale innovatie verstoort de arbeidsrelaties Sociale innovatie maakt het moeilijker om leiding te geven. Door sociale innovatie weten mensen niet meer wat ze van elkaar mogen verwachten. Sociale innovatie leidt tot onrust in mijn organisatie. Door sociale innovatie wordt mijn organisatie onbeheersbaar en niet controleerbaar.
Sociale innovatie leidt tot effectievere arbeidsrelaties Door sociale innovatie stijgt het vertrouwen tussen de medewerkers onderling in mijn organisatie. Door sociale innovatie weten mensen elkaar beter te vinden en wordt kennis beter gedeeld. Sociale innovatie wakkert leiderschap/ondernemerschap/intrapeneurship bij medewerkers aan. Door sociale innovatie voelen medewerkers zich verantwoordelijk, zijn ze alert en betrokken. Door sociale innovatie krijgen medewerkers meer autonomie op de werkvloer. Door sociale innovatie heeft mijn organisatie een betere relatie met de vakbonden.
Sociale innovatie vergroot het plezier in het werk
Wat zijn argumenten voor en tegen sociale innovatie in mijn organisatie?
arbEids vErhoudiNGEN
Sociale innovatie maakt het werk afwisselender en flexibeler. Sociale innovatie biedt medewerkers de ruimte om hun ideeën te ontwikkelen. Sociale innovatie leidt tot een gezondere arbeidsomgeving. Sociale innovatie maakt het combineren van werk en privé beter mogelijk. Door sociale innovatie kunnen mensen werken op de manier die bij hen past.
arbEids vErhoudiNGEN
Sociale innovatie geeft medewerkers verantwoordelijkheid zonder salarisverhoging. Sociale innovatie schrikt medewerkers af die houden van regels en duidelijkheid. Sociale innovatie maakt medewerkers kwetsbaarder, bijvoorbeeld baanverlies door efficiënter werken. Sociale innovatie legt een hoge druk op medewerkers om beter te presteren. Sociale innovatie is een bedreiging voor cao’s en (verworven) rechten.
Sociale innovatie is een vaag begrip
voor
TEGEN
Sociale innovatie is niet nodig voor mijn organisatie
Door sociale innovatie kan mijn organisatie de best passende mensen uit de markt halen. Sociale innovatie vergroot het probleemoplossend en innovatief vermogen van mijn organisatie. Sociale innovatie vergroot het aanpassingsvermogen aan een veranderende omgeving. Door sociale innovatie verbetert de relatie met klanten, leveranciers en kennisorganisaties.
Andere organisaties doen het ook niet. Mijn organisatie heeft geen sociale maar technologische innovatie nodig. Mijn organisatie hoeft niet te veranderen omdat het al prima gaat. Mijn organisatie heeft goede samenwerkingsrelaties met externe partijen.
sTraTEGiE
sTraTEGiE
Sociale innovatie past niet bij mijn organisatie In mijn resultaatgerichte organisatie is geen draagvlak voor sociale innovatie. Sociale innovatie is onverenigbaar met de doelen, producten en diensten van mijn organisatie. Sociale innovatie schept verwachtingen die mijn organisatie niet kan waarmaken. Mijn organisatie mist het leiderschap dat nodig is om sociale innovatie tot een succes te maken. Sociale innovatie betekent leren en veranderen, en dat willen mijn medewerkers niet.
Mijn organisatie wil flexibel zijn en daar past sociale innovatie heel goed bij. Mijn organisatie staat altijd open voor vernieuwing en verbetering. Sociale innovatie appelleert aan belangrijke waarden (zoals duurzaamheid) in de maatschappij.
in opdracht van:
Sociale innovatie vermindert het plezier in het werk
Sociale innovatie is ideologisch gebrabbel van intellectuelen. Sociale innovatie is moeilijk toepasbaar in de praktijk. Sociale innovatie is niet bewezen effectief. Sociale innovatie is een modegril, echt iets van voor de kredietcrisis.
Sociale innovatie is nodig voor het contact met de buitenwereld
Sociale innovatie past bij mijn organisatie
Sociale innovatie kost tijd, geld en capaciteit, bijvoorbeeld investeringen in ict. Sociale innovatie vereist maatwerk en dat is arbeidsintensief en duur. Sociale innovatie vereist veel overleg en waar gepraat wordt, wordt niet gewerkt. Sociale innovatie leidt tot hogere loonkosten.
Deze kaart biedt een overzicht van de argumenten voor en tegen sociale innovatie vanuit het perspectief van de organisatie. Deze Argumentenkaart is gemaakt aan de hand van denksessies met deskundigen uit het netwerk van het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie. Zij hebben sociale innovatie opgevat als een vernieuwing in de arbeidsorganisatie en in arbeidsrelaties die leidt tot verbeterde prestaties van de organisatie en ontplooiing van talenten. Met dank aan de deskundigen voor hun denkwerk.
gemaakt door:
©2009
FACTORENKAART WAJONGINSTROOM De capaciteiten van de jongeren om te werken
De druk die de maatschappij legt op jongeren met een beperking
De aanwezigheid en de zwaarte van een beperking bij de jongeren. Het beschikken over basale werknemers- en beroepsvaardigheden. Beperkingen in functioneren die geneesmiddelen en behandelingen met zich meebrengen.
De wens van de jongeren om te werken
Maatschappij
De tolerantie van de maatschappij voor afwijkingen. De hoogte van de eisen die de maatschappij aan burgers stelt. De hoeveelheid prikkels vanuit de maatschappij die jongeren met een beperking belasten.
De samenwerking rond jongeren met een beperking
JONGEREN
De houding van de jongere ten aanzien van werk. De houding van de jongere ten aanzien van het recht op een uitkering (zonder verplichtingen). De houding en het gedrag van de jongere na indicatie (zich al dan niet voegen naar het etiket).
De regie in de maatschappij om jongeren met een beperking van adequate zorg en hulp te voorzien. De gezamenlijke focus van alle betrokkenen om jongeren aan het werk te krijgen. Het belang van betrokkenen om de jongere binnen het eigen domein te behouden. Het belang dat indicatiestellers bij af- of toewijzing van aanvragen hebben.
De ontwikkeling van de jongeren De focus van het onderwijs
Het inzicht van de jongere in de eigen beperkingen en mogelijkheden. De manier waarop de jongere de transities naar volwassenheid doorkomt. De weerbaarheid van de jongere om zich aan een stigma te ontworstelen. Het gebruik van drank en drugs door de jongere en de consequenties daarvan.
Wat zijn de belangrijkste factoren die voor het 18e jaar de instroom in de Wajong beïnvloeden?
De begeleiding die de ouders hun kind bieden De gerichtheid van de ouders op zelfstandige participatie van hun kind. Het voorbeeld dat de ouders via hun eigen gedrag aan hun kind laten zien (zoals wel of niet werken). De tijdigheid waarmee de ouders hulp zoeken bij problemen in de ontwikkeling of opvoeding. De effectiviteit waarmee de ouders hun kind begeleiden (ook naar volwassenheid).
Onderwijs
De kwaliteit van het onderwijs De kwaliteit van de professionals en van het instrumentarium voor jongeren met een beperking.
De toeleiding naar het (voortgezet) speciaal onderwijs De (financiële) prikkels voor regulier onderwijs om leerlingen te verwijzen naar het (V)SO.
De focus van de zorg
OUDERS ZORG
De opvang die de ouders kun kind bieden De mogelijkheden en wens van ouders, familie en omgeving om zelf wonen en werken te verzorgen.
De wens van de ouders hun kind te beschermen, bijvoorbeeld door ze naar het (Voortgezet) Speciaal Onderwijs ((V)SO) te laten gaan. De behoefte van de ouders aan de zekerheid van een ‘etiket’ dat hun kind rechten kan bieden.
Individuele factoren
De beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. De effectiviteit en de doelmatigheid van de zorg die jongeren en ouders krijgen. De tijdigheid waarmee problemen worden gesignaleerd en aangepakt. De kwaliteit van de diagnostiek.
Maatschappelijke factoren
De houding van de arbeidsmarkt ten aanzien van jongeren met een beperking
Arbeidsmarkt
De begeleiding vanuit de school De kwaliteiten en expertise van docenten ten aanzien van de beperkingen van de jongeren. De (financiële) mogelijkheden van de school om goede begeleiding en zorg te bieden.
De kwaliteit en het lef van hulpverleners om de jongere met een beperking aan het werk te krijgen.
Directe omgeving
in opdracht van:
De facilitering van werkgevers die in jongeren met beperking willen investeren
De aantrekkelijkheid van de Wajong en aanpalende regelingen De zekerheid en financiële aantrekkelijkheid van de Wajong en aanpalende regelingen. De gerichtheid op participatie van de Wajong en aanpalende regelingen. De aantrekkingskracht van de doelgroepgerichtheid van de Wajong.
De bereidheid van de werkgever om de jongere met een beperking stages en bijbaantjes te bieden. De bereidheid van de werkgever om de jongere met een beperking een arbeidscontract te bieden.
De druk vanuit vrienden en omgeving om te leren en te werken.
De houding van werkgevers en werknemers ten aanzien van jongeren met een beperking. De bereidheid tot aanpassingen op het werk zoals werkplek of werktijden.
De ondersteuning die werkgevers voor jongeren met een beperking kunnen krijgen. De administratieve belasting van regelingen voor het aannemen van jongeren met een beperking.
De houding van de werkgever jegens de jongere met een beperking
De houding van de vriendenkring en omgeving
De focus van de diagnose (op het ontstaan van een recht op uitkering of juist op behandeling). De gerichtheid van de zorg op curatieve zorg (in plaats van op preventie). De participatiegerichtheid van de zorg.
De kwaliteit van de zorg
De gerichtheid van de ouders op zekerheid en bescherming
De begeleiding vanuit de zorg
De aansluiting van het aanbod van scholen bij de mogelijkheden van jongeren met een beperking. De eisen die het reguliere onderwijs stelt aan leerlingen. De participatiegerichtheid van het (V)SO en het reguliere onderwijs. De beschikbaarheid van adequaat instrumentarium voor arbeidsmarkttoeleiding in het onderwijs.
Deze Factorenkaart geeft een overzicht van de belangrijkste factoren die spelen voor het 18e jaar voor de instroom in de Wet arbeidsongeschiktheid jonggehandicapten (Wajong). De kaart is tot stand gekomen door denksessies met deskundigen van TNO Kwaliteit van Leven. Met dank aan allen voor hun denkwerk.
SOCIALE ZEKERHEID
De toegankelijkheid van de Wajong en aanpalende regelingen De striktheid van de criteria om in aanmerking te komen voor de Wajong en aanpalende regelingen. De bekendheid van Wajong en aanpalende regelingen. De complexiteit bij en gevolgen van stapeling van Wajong en/of aanpalende regelingen. De beschikbaarheid van hulp bij aanvraag van Wajong en aanpalende regelingen.
De prikkels voor uitvoeringsinstanties De prikkels voor uitvoeringsinstanties om tot participatie te stimuleren. De (financiële) prikkels voor gemeenten om Wajonginstroom te bevorderen. gemaakt door:
© 2009