Onderwijs Issuu Netwerkschool 24 juni

Page 1

de Netwerkschool 2.0


in opdracht van:

gemaakt door:

de Netwerk school

onderwijs dat werkt

2.0


4

Verantwoording

verantwoording

Dit kaartenboek is het ondernemingsplan voor een nieuwe school, de Netwerkschool 2.0. Het plan is een uitwerking van het eerste Netwerkschoolmodel uit 2006. Terwijl Netwerkschool 1.0 een generiek bedrijfsplan is voor een school voor alle 12-plussers, is de Netwerkschool 2.0 specifiek toegesneden op het mbo. Het doel van de ontwikkeling van de Netwerkschool 2.0 is vierledig: Een bron van inspiratie zijn voor mensen in de mbo-sector; Een integraal werk- en denkmodel bieden voor het verbeteren van de efficiëntie en de effectiviteit van de bedrijfsvoering in het mbo; Een model bieden voor de organisatie van competentiegericht onderwijs in het mbo; Uitgangspunt zijn voor ‘Experiment de Netwerkschool’, waarin op basis van het Netwerkschoolmodel in de praktijk zal worden getoetst in hoeverre door betere bedrijfsvoering en de inzet van ICT het rendement in het onderwijs omhoog kan. Netwerkschool 2.0 is geen modelschool, maar een integraal werk- en denkmodel voor een mbo-school. In het denken is uitgegaan van een aantal uitgangspunten: Het competentiegericht onderwijs is een gegeven; Netwerkschool 2.0 gaat over de bedrijfsvoering niet over onderwijsvisie; Netwerkschool 2.0 maakt het onderwijs beter en goedkoper; Het model is zo concreet mogelijk, zolang de informatie toepasbaar is op alle mbo-scholen; Netwerkschool 2.0 voldoet aan de basiseisen die aan het huidige mbo worden gesteld, zoals de 850-urennorm; Netwerkschool 2.0 maakt gebruik van kennisontwikkeling uit aanpalende projecten, zoals TripleA, Flexibel Leren en Parell. Netwerkschool 2.0 is gemaakt in opdracht van MBO 2010. Het bedrijfsplan is ontworpen tijdens denksessies met vertegenwoordigers van de deelnemende scholen. Mensen uit alle lagen van de school hebben meegedacht; van docenten tot financieel specialisten en van bestuurders tot onderwijsontwikkelaars. De lijst met deelnemende scholen is opgenomen achterin dit boek. Namens de studenten hebben vertegenwoordigers van Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) meegedacht. Verder is specialistische inhoud geleverd door Twynstra Gudde, OneArchitecture en Stichting Kennisnet. Tijdens de denksessies hebben verschillende ‘denktanks’ per thema Informatiekaarten gemaakt. De Argumentenfabriek heeft het denkwerk begeleid, de Informatiekaarten gestructureerd, de begeleidende teksten geschreven en het boek opgemaakt. Het mbo heeft, als elke branche, een eigen vocabulaire. Om het kaartenboek toegankelijk te houden, zijn termen die niet algemeen bekend zijn, zo mogelijk geschrapt. Om begripsverwarring te voorkomen is achterin het boek een verklarende woordenlijst opgenomen. Waar we in dit boek spreken over personen (M/V), kiezen we de mannelijke vorm, dit ondanks de voortschrijdende feminisering van het onderwijs. Waar ‘hij’ staat, kan ook steeds ‘zij’ gelezen worden. Met dank aan alle mensen die hebben meegedacht voor hun enthousiasme en hun denkwerk. oktober 2008


inhoudsopgave

Inleiding

4

1

Wat is de inhoud van dit kaartenboek?

organisatie

Cultuur en mensen

Financiën en sturingsfilosofie

naschrift

8

22

52

62

70

5

Inleiding

6

Feitenkaart

11

2    Trendskaart Buitenwereld

13

3       Trendskaart Binnenwereld

15

4

Visie en Missiekaart

17

5

Formulekaart

19

6

Studentondernemingkaart

21

7       Principeskaart

25

8

Wie is wie-kaart

27

9

Wie doet wat-kaart

28

10      Werkkaart

31

11       Student in virtuele ruimtekaart

33

12       Tijdkaart

35

13      Weekrooster twee docenten

36

14       Weekrooster twee studenten

38

15       Netwerkkaart

41

16       Zeggenschapskaart

43

17       Plankaart

44

18       Relatiekaart

47

19       Impressie van het gebouw

48

20       Cultuurkaart

55

21            Cultuuraanpakkaart

57

22         Mensenkaart

59

23         Motivatiekaart

61

24        Financiën 1

65

25    Financiën 2

67

26        Sturingsfilosofiekaart

69

Literatuurlijst

70

Woordenlijst

70

Deelnemende scholen

72

5

inhoudsopgave

strategie

Inhoudsopgave


Netwerkschool 2.0: inspiratiebron voor een dienstverlenend beroepsonderwijs

6

INLEIDING

inleiding

Beter middelbaar beroepsonderwijs tegen dezelfde of lagere kosten. Dat is het uitgangspunt voor het denkwerk dat is samengevat in het kaartenboek dat voor u ligt. De tientallen mensen die aan dit boek hebben meegedacht, hebben gewerkt vanuit de overtuiging dat het mbo beter kan en beter moet. Het mbo is namelijk domweg te belangrijk voor middelmatig onderwijs. Veertig procent van de jongeren tussen de 16 en de 18 jaar zit in Nederland op het mbo (bijna 240 duizend van de 600 duizend jongeren in die leeftijd). De samenleving heeft die jongeren straks hard nodig. In eerste instantie voor het bedrijfsleven, maar het mbo levert meer dan alleen goede werknemers. Goed beroepsonderwijs betekent ook: betere burgers, betere volksgezondheid en minder criminaliteit.

Bedrijfsmodel als richtsnoer voor het denken over onderwijs De Netwerkschool is bedacht aan de hand van een algemeen bedrijfsmodel. In dit model vormen strategie, organisatie en organisatiecultuur drie met elkaar samenhangende elementen. Het vierde element bestaat uit de mensen. De mensen vormen de verbindende factor die de strategie, de organisatie en de organisatiecultuur daadwerkelijk neerzetten. Het denken begint met de strategie. De strategische vraag die beantwoordt moet worden is: wat wil de school bereiken en op welke manier? In de strategie worden naast de visie en de missie, het dienstenaanbod, de markten en de formule omschreven. Als de strategie vaststaat wordt vervolgens uitgedacht welke organisatiestructuur en organisatiecultuur daar het beste bij passen en welke eisen er aan de mensen gesteld moeten worden.

De Netwerkschool Dit kaartenboek is een ondernemingsplan voor een nieuwe, ambitieuze mbo-school: de Netwerkschool 2.0. Het ondernemingsplan, uitgewerkt volgens een standaard bedrijfsmodel zie figuur 1, gaat primair over de organisatie van het onderwijs, dus over praktische zaken als de planning, de invulling van de werkweek en de organisatie van verantwoording. We zijn hierbij uitgegaan van de organisatie van het competentiegericht onderwijs (cgo), omdat het mbo dit in 2010 ingevoerd moet hebben. Qua onderwijskundige filosofie is de Netwerkschool verder volstrekt pragmatisch.

strategie

MENSEN

organisatie

figuur 1 bedrijfsmodel

Cultuur

De naam Netwerkschool slaat zowel op de interne als de externe organisatie van de school. Intern betekent het dat de school is georganiseerd als een flexibele en servicegerichte netwerkorganisatie. Extern staat de Netwerkschool voor hechte samenwerking met bedrijven en instellingen in de regio en professioneel relatiebeheer. Het ‘2.0’ achter de naam houdt in dat dit bedrijfsplan een update is van het eerste Netwerkschoolmodel. Dit model, ontwikkeld in 2006, bestaand uit een kaartenboek en een bijbehorende website, ging over een nieuwe school voor alle kinderen van 12 jaar en ouder. Het verschil tussen het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs was buiten beschouwing gelaten. Dit was een logisch gevolg van de brede samenstelling van de groep opdrachtgevers en meedenkers: Hans van Nieuwkerk van MBO 2010, Jaap van Loon van ThiemeMeulenhoff, Leo Lenssen van Amarantis, Pieter Hettema van VO-managers, Toine Maes van Stichting Kennisnet, Wim Drost van Het Ontwikkelcentrum, en Wybe Zijlstra van de Stichting Eden. Hun denkwerk heeft vele onderwijsenthousiastelingen geïnspireerd. De ROC’s en AOC’s die kennisgemaakt hebben met het model waren enthousiast. Allereerst omdat de integraliteit van het model de scholen handvatten bood om na te denken over hun eigen organisatie, maar ook en vooral omdat ze in het model oplossingsrichtingen herkenden voor de uitdagingen waarmee zij zichzelf geconfronteerd zagen. zie figuur 2 Terugkerend punt van kritiek was dat het model onvoldoende was toegesneden op het mbo. Daarop hebben mbo-bestuurders, tijdens de CVI-conferentie in oktober 2007, gezamenlijk nagedacht over

Netwerkschool 1.1. Hierin zijn vragen als: ‘hoe verbeteren we het onderwijs met ICT?’ en ‘hoe verbeteren we het onderwijs door samenwerking?’ beantwoord. De wens om het Netwerkschoolmodel uit te werken en te specificeren voor het beroepsonderwijs bleef aanwezig. MBO 2010 heeft hierop De Argumentenfabriek opdracht verleend om samen met de scholen die nieuwe versie uit te denken. Dit boek, Netwerkschool 2.0, is het resultaat van deze denkexcercitie. De Netwerkschool 2.0 heeft als doel het maatschappelijk rendement van de onderwijseuro te verhogen. Het ‘maatschappelijk rendement’ betekent hier concreet drie dingen. Ten eerste betreft het een hoger leerrendement van de studenten. Door het onderwijs te intensiveren en het aantal contacturen te verhogen leren studenten meer in dezelfde tijd, of – nog beter – in minder tijd. Door een school neer te zetten met een stevige identiteit waarin studenten zich thuis voelen, door studenten persoonlijke begeleiding te geven, ze een relevante werkomgeving te bieden, ze te betalen voor hun arbeid, en ze invloed te geven op hun eigen leeromgeving, behoort schooluitval op de Netwerkschool tot het verleden. Ten tweede betekent ‘maatschappelijk rendement’ meerwaardecreatie voor de sociale omgeving van de school, omdat de school naast onderwijs ook andere diensten levert. De studentondernemingen leveren diensten aan de omgeving van de school, die anders niet geleverd zouden worden. Denk aan zaken als extra groenvoorziening, computerles voor bejaarden of de catering van het buurthuis. Ten derde heeft het maatschappelijk rendement betrekking op het financieel rendement van de school. Want de ambitie tot het verhogen van het maatschappelijk rendement moet worden gerealiseerd zonder dat er geld bij moet. En het is helemaal mooi als het financieel rendement omhoog kan, dit om het publiek gefinancierde onderwijs ook op de lange termijn betaalbaar te houden. Beter onderwijs dus voor een lagere prijs. Van traditionele school naar kennisintensieve dienstverlener De Netwerkschool 2.0 is een denkmodel dat mbo-scholen helpt bij hun transformatie van traditionele school naar kennisintensieve dienstverlener. De traditionele school laat zich, gechargeerd gesteld, kenmerken door klassikaal onderwijs aan cohorten studenten volgens voorgeprogrammeerde roosters rondom collectieve, langdurige vakanties. De school kan en doet weinig met particuliere wensen van studenten, ouders, bedrijven in de regio of het vervolgonderwijs. En studenten die niet mee kunnen komen, die doen gewoon een jaartje over. De school als kennisintensieve dienstverlener ziet er anders uit. Die school speelt in op de individuele leerwensen en leerstijl van de student. Elke student heeft een persoonlijk begeleider, de school is het hele jaar open, mensen nemen vakantie op in overleg en de school is goed in het beheren van relaties met ouders, bedrijven in de regio en met andere scholen. Naast onderwijs levert de school, via studentondernemingen, een scala aan diensten aan zijn omgeving.


inleiding

7

Docententekort De Netwerkschool 2.0 biedt ook een bijdrage aan het oplossen van het tekort aan docenten. Eén docent en een groep van pakweg twintig studenten, dat was honderd jaar geleden de situatie en dat is nog steeds zo. Dit betekent dat onderwijs mensenwerk is, en dat is goed, maar het illustreert ook dat de revolutie op het gebied van de informatietechnologie in het onderwijs weinig effect heeft gesorteerd, en dat is minder goed. De computers zijn erbij gekomen maar hebben de docent geen werk uit handen genomen. Het mbo is amper arbeidsintensiever geworden. Vanuit de visie van de Netwerkschool is dit een gemiste kans. Het bedrijfsplan laat zien dat een combinatie van de mogelijkheden van ICT met moderne ideeën over bedrijfsvoering, de arbeidsproductiviteit binnen een school kan verhogen. De Netwerkschool 2.0 maakt het mbo voor de studenten intensiever, maar voor de docenten juist minder arbeidsintensief. Ondanks de intensivering van het onderwijs en de verhoging van het aantal contacturen, zijn voor het verwerven, verwerken en toetsen van (basale) kennis minder docenten nodig per student: 21 studenten op 1 docent (tegen een verhouding van 17 op 1 in het huidig mbo). Tegenover deze vermindering van de arbeidsintensiteit staat dat het onderwijs kapitaalintensiever wordt. Voor het verwerven en toetsen van kennis en voor planning en onderlinge communicatie wordt meer gebruik gemaakt van ICT. Geen modelschool maar een model voor een school De Netwerkschool is geen modelschool, maar een model om na te denken over de inrichting van een mbo-school. Hét mbo bestaat namelijk niet; een agrarische mbo-opleiding op niveau 1 in het oosten van het land is wat anders dan een juridische opleiding op niveau 4 in Rotterdam. Om deze reden zal ook dé Netwerkschool nooit bestaan. Het is inherent aan het dienstverlenend karakter van de Netwerkschool dat deze zich aanpast aan hetgeen wordt gevraagd door zijn studenten, zijn netwerkpartners in de regio en de aard van zijn opleidingen. Hoe nu verder? Hoewel Netwerkschool 2.0, anders dan de eerste versie, is bedacht door de scholen zelf, blijft het een tekentafelschoonheid. Dit boek staat vol hypotheses, die zich in de praktijk nog moeten bewijzen. Op papier is het in elk geval gelukt: de school kan betere dienstverlening leveren tegen lagere kosten. Zeker als de intensivering van het onderwijs er daadwerkelijk toe zal leiden dat de uitval omlaag gaat en – nog belangrijker – studenten sneller hun diploma weten te halen. Netwerkschool 2.0 laat ook zien dat de arbeidsproductiviteit in het onderwijs omhoog kan en biedt hiermee, tenminste in theorie, een oplossing voor het naderende docententekort. Hoe nu verder nu dit boek klaar is? Het denken over de Netwerkschool is hiermee in elk geval nog niet klaar, maar biedt de uitgangspunten voor verder

denkwerk. Daarom heeft het Parellproject (zie inzet) dit bedrijfsmodel gekozen als referentiekader voor verdere kennisontwikkeling. Om het maatschappelijk rendement van de onderwijseuro te verhogen is meer nodig dan denkwerk. Nu Netwerkschool 2.0 er ligt, is het ook tijd voor actie. Verschillende scholen hebben al aangegeven in de praktijk te willen gaan experimenteren met het model van de Netwerkschool. Zij zullen voor hun eigen uitverkoren opleiding en specifieke situatie hun eigen Netwerkschool 3.0 gaan vormgeven en ermee aan de slag gaan. In dit kader is het een kansrijke ontwikkeling dat inmiddels ook het Innovatieplatform, onder voorzitterschap van premier Balkenende, het Netwerkschoolmodel heeft omhelsd als uitgangspunt voor innovatie in het mbo.

Referentiekader voor Parell Het denken stopt niet bij Netwerkschool 2.0. Het model is uitgangspunt en referentiekader voor verdere kennisontwikkeling in het project Parell. Parell is in 2007 ontstaan als platform voor systematische kennisdeling op het gebied van onderwijslogistiek en –bedrijfsvoering. Intussen nemen 25 instellingen deel aan dit platform. Ontwikkelde kennis wordt verspreid via www.marktplaatsmbo.nl.

De uitdagingen van het mbo De notie dat het beter kan en beter moet, wordt op de scholen breed gedeeld. ‘Ik wil dat de onderwijsorganisatie op rolletjes loopt’, is de belangrijkste wens van docenten, blijkens de jaarlijkse enquête van beroepsorganisatie SBL.1 Studenten zien het competentiegericht onderwijs wel zitten, maar dan wel beter georganiseerd, luidt de conclusie van het rapport ‘De Balansschool’.2 Vraag een mbo-bestuurder wat de belangrijkste uitdagingen voor de komende vijf jaar zijn, dan sluit het antwoord goed aan bij de wensen van docenten en studenten. We hebben het, tijdens trainingsdagen over de Netwerkschool, aan tientallen bestuurders gevraagd, en hun antwoorden laten zich, grofweg, samenvatten als volgt: zie figuur 2 De bedrijfsvoering verbeteren; de ervaring heeft veel bestuurders geleerd dat het flexibiliseren van het onderwijsaanbod consequenties heeft voor de inrichting van de bedrijfsprocessen van de school. En dat juist de bedrijfsvoeringskant van het onderwijs vaak onvoldoende is doordacht. De studenten beter motiveren en ontwikkelen; motiveren om de uitval tegen te gaan, en ontwikkelen opdat de studenten dan beter kunnen voldoen aan de eisen die de samenleving aan hen stelt.

De docenten beter motiveren en ontwikkelen; in het competentiegericht onderwijs krijgen onderwijsmensen een andere rol. Ook moeten docenten wennen aan zaken als de flexibilisering van leerwegen en het gebruik van ICT. Het mbo werkt al aan het verbeteren van de professionaliteit van de docent, bijvoorbeeld via het initiatief de ROC Academie. Oplossen van het dreigend personeelstekort; de komende jaren gaan relatief veel docenten met pensioen, terwijl de docentenopleidingen te weinig en niet specifiek voor het mbo opgeleide nieuwe docenten afleveren. Bestuurders zoeken dus naar oplossingen voor het naderende tekort aan docenten. Het verhogen van de arbeidsproductiviteit is daarbij een voor de hand liggende denkrichting. De samenwerking met de regio verbeteren; de huidige mboscholen zijn, alleen al vanwege hun bestuurlijke omvang, belangrijke spelers in de regionale economie. Scholen willen hun maatschappelijke meerwaarde vergroten door de samenwerking met bedrijven, overheden en andere scholen te verbeteren.

Oplossen van het

De samen­werking met

dreigend Het ministerie van Onderwijs heeft een aanvraag gedaan bij het Fonds Economische Structuurversterking (FES) voor de financiering van een aantal experimenten met de Netwerkschool. Over deze FES-aanvraag is (oktober 2008) nog niet besloten, maar of er nu extra middelen uit Den Haag komen of niet, vast staat dat de komende jaren verschillende scholen Netwerkschoolachtige opleidingen gaan beginnen. In deze opleidingen zal de werkelijke meerwaarde van het Netwerkschoolmodel moeten blijken. Meer aandacht, minder uitval, hogere tevredenheid van studenten en onderwijsmensen, betere aansluiting bij de arbeidsmarkt en het vervolgonderwijs, waardevolle dienstverlening aan de omgeving van de school, hogere arbeidsproductiviteit van docenten, het is makkelijk opgeschreven. We hopen met dit boek aannemelijk te maken dat deze mooie beloftes in de praktijk bewaarheid kunnen worden. Het blijven echter hypotheses, die pas in de praktijk, op de scholen zelf, echt op hun merites beoordeeld kunnen worden. We kijken er naar uit.

personeels­tekort

de regio verbeteren

Wat zijn de belangrijkste uitdagingen van het mbo in de komende vijf jaar?

De bedrijfs­voering

motiveren en

verbeteren

ontwikkelen

De docenten beter De Argumentenfabriek Kees Kraaijeveld, directeur Jenny Kossen, kaartenmaker Christine Kempkes

motiveren en ontwikkelen (Cultuuromslag)

oktober 2008 figuur 2 uitdagingen van het mbo

De studenten beter

inleiding

Dankzij digitaal en modulair opgebouwd onderwijs, leren studenten in hun eigen tempo en behoort bijvoorbeeld zittenblijven tot het verleden.


8


Strategie Wat wil de Netwerkschool bereiken?

Strategie is het eerste element dat aan de orde komt in het ondernemingsplan van de Netwerkschool. Bij de strategie wordt een doel vastgesteld (de missie) en wordt uitgewerkt wat er nodig is om dit doel te bereiken. De strategie valt uiteen in drie onderdelen; 1.    feiten en trends; 2. visie en missie; en 3. diensten, markten en formule. Feiten en Trends Een strategie formuleren begint bij het verzamelen van de relevante feiten (hoe zit het eigenlijk?) en de relevante trends (waar gaat het heen?). De Netwerkschool opereert immers niet in het luchtledige maar moet adequaat reageren op (toekomstige) maatschappelijke bewegingen zoals de toenemende zelfstandigheid van de scholen, de te hoog opgelopen schooluitval en de vergrijzing. Het strategiedeel van dit plan begint met een Feitenkaart en twee Trendskaarten. Visie en Missie Visie en missie verwoorden waar de school voor staat en wat de school wil bereiken. Visie en missie zijn als zodanig twee handen op een buik. De visie geeft aan hoe de school aankijkt tegen de eerder geformuleerde feiten en trends. De missie vat deze visie samen in één zin: de Netwerkschool verhoogt het maatschappelijk rendement van de onderwijseuro. Diensten, Markten en Formule Visie en missie zijn in dit bedrijfsplan verder uitgewerkt in de dienst-markt-formule-combinaties die de Netwerkschool aanbiedt. Het gaat dan om de vraag welke diensten de school levert, welke markten de school bedient, en op welke wijze de school zijn diensten levert.

9


10

Feitenkaart

feiten

Lerarentekorten, uitval van leerlingen, onderwijsuitgaven, de kranten staan dagelijks bol van de cijfers over het onderwijs. Maar hoe zit het nou echt? Wie een nieuwe school wil ontwerpen in het mbo, moet daar antwoord op hebben. Daarom is de eerste kaart in het hoofdstuk strategie een Feitenkaart. De Feitenkaart is ingedeeld conform het bedrijfsmodel van de Netwerkschool. De takken markten, leerresultaten, diensten en formule geven feiten weer die in het model onder de strategie vallen. Mensen, organisatie en financiĂŤn zijn elementen op zich. Over de organisatiecultuur in het mbo zijn, voor zover bekend, geen kwantitatieve data voorhanden. Hetgeen op zichzelf al een opmerkelijk feit is. De Feitenkaart laat zien dat de meeste studenten in het mbo voltijds studeren. Van de in totaal 480 duizend mbo-studenten volgt tweederde een beroepsopleidende leerweg (BOL). Een BOL-opleiding, ook wel ‘dagonderwijs’ genoemd, bestaat voor 20 tot 60 procent uit werken in de praktijk. Bijna 150 duizend studenten volgen de andere opleidingsvariant in het mbo, de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) waarin een student doorgaans vier dagen per week werkt, en een dag naar school gaat. De meeste mbo-studenten volgen een opleiding op het hoogste niveau (niveau 4). Feit is dat er variatie zit in het opleidingssucces van mbo-scholen. Ook blijkt dat naar mate studenten meer werken tijdens hun opleiding (bijvoorbeeld in een beroepsbegeleidende leerweg (BBL)) de uitval lager is. Terwijl er sprake is geweest van schaalvergroting op bestuurlijk niveau, blijkt dat de diversiteit van het dienstenaanbod in het mbo de afgelopen jaren is gegroeid. Het aantal opleidingen is in vier jaar met zestig procent gestegen. Terwijl de sector Techniek veruit de meeste opleidingen heeft, trekken de economische opleidingen het hoogste aantal studenten. De cijfers laten zien dat ondanks de digitalisering van het leermateriaal en de introductie van nieuwe werkvormen (het competentiegericht onderwijs), de arbeidsintensiteit van het onderwijs (uitgedrukt in het aantal studenten per docent) niet lager, maar juist hoger wordt. Ondanks de investeringen in ICT zijn er steeds meer docenten nodig om hetzelfde aantal studenten op te leiden. Dit terwijl het geraamde docententekort oploopt. De overheid besteedt relatief weinig geld aan mbo-studenten. Het mbo krijgt 12 procent van het totaal beschikbare onderwijsbudget. De publieke onderwijsuitgaven stijgen. De groei van de kosten per leerling is de afgelopen jaren, na het basisonderwijs, het hoogst in het mbo.


De gemiddelde mbo-student volgt een voltijdopleiding op niveau 4 en is tussen de 19 en 21 jaar oud

strategie

1

feitenkaart

Afhankelijk van leerweg en sector varieert het opleidingssucces tussen de 50 en 75 procent De studenttevredenheid daalt

Het percentage gediplomeerden onder schoolverlaters

Het percentage studenten dat in het algemeen

Het aantal studenten naar leerweg, 2007

Het aantal studenten naar niveau, 2007

De gemiddelde leeftijd naar leerweg, 2007

schoolverlaters naar leerweg, 2007

naar sector, 2007

tevreden of ontevreden is

148

150 100 50

BOL-vt

BBL

123

125

Niveau 3

0

BOL-dt

50

100

150

26

25 20

19

15 10 5

213

Niveau 4

12

0

Niveau 2

30

0

200 250 1.000 personen

BOL-dt

BBL

70

72,3

68,5

60 51,6

50 40 30

MARKTEN

BOL-vt

LEER RESULTATEN

20 10 0

BOL-vt

BBL

59,8

Techniek

61,7

DGO

67,5

Groen

70

Combinatie

BOL-dt

74,3

Tevreden

Ontevreden

2007

21

46

2006

20

51

0 10 20 30 40 50 60 70 80 procenten DGO = Dienstverlening- en Gezondheidsonderwijs Combinatie = een profiel dat onder meerdere sectoren valt

BBL= Beroeps Begeleidende Leerweg BOL-vt= Beroeps Opleidende Leerweg in voltijd BOL-dt= Beroeps Opleidende Leerweg in deeltijd

BBL= Beroeps Begeleidende Leerweg BOL-vt= Beroeps Opleidende Leerweg in voltijd BOL-dt= Beroeps Opleidende Leerweg in deeltijd

Economie

20 10

0

Bron: JOB, JOB-monitor 2007, 2007

200

19

gemiddelde

80

Bron: PWC, Benchmark mbo 2007, 2008

250

Niveau 1

33

Bron: PWC, Benchmark mbo 2007, 2008

300

35

gemiddelde leeftijd

320

jaar

350

procenten

Het succes verschilt tussen sectoren

Het percentage gediplomeerden onder

Bron: Kerncijfers 2003 - 2007 OCW

De BBL is de meest succesvolle leerweg

Bron: Kerncijfers 2003 - 2007 OCW

De gemiddelde leeftijd van studenten is het hoogst voor de deeltijdopleiding

Bron: Kerncijfers 2003 - 2007 OCW

De meeste studenten in het mbo volgen een opleiding op niveau 4

1.000 personen

De meeste studenten in het mbo doen een voltijdopleiding

10 20 30 40 50 60 procenten

De tevredenheid van de docenten daalt terwijl het lerarentekort oploopt

De overheid besteedt per student relatief weinig geld aan het mbo

De uitgaven van OCW aan onderwijs

De publieke uitgaven per student

Ontwikkeling tevredenheid docenten in 2005-2006

De vervangingsvraag van docenten in het mbo

20 15 10 5

6.300

6.000

6.010 5.560

5.560 5.060

5.000 4.000 3.000 2.000

2003

0

2007

vmbo, havo & vwo

wo

mbo

hbo

FINANCIテ起

po

Op bestuurlijk niveau wordt de schaal groter

MENSEN

Wat is de feitelijke situatie in het mbo?

40 27

20 0

Het aantal mbo-instellingen neemt af

200 139

100 61 50 1987

1992

Bron: Hettema en Lenssen, Van wie is het onderwijs, 2007

aantal

250

1.860

1.890

2008

2010

2012

fte

1.810 1.620

1.500

1.000

500

0

Gelijk Toegenomen gebleven

2006

60 procent van de docenten werkt meer dan 15 jaar in het onderwijs

De meeste docenten zijn tussen de 46 en 55 jaar oud

Het aantal jaar dat docenten in het onderwijs werken

De leeftijd van docenten in het onderwijs

3 16 12

6-10 jaar

300

0

Afgenomen

1-5 jaar

347

150

13

< jaar

Het aantal mbo-instellingen 350

60

60

1.000

0

80

10

11-15 jaar

13

16-20 jaar

17

21-25 jaar

17

26-30 jaar

5

0

10

ORGANISATIE

16

35-45 jaar

17

46-55 jaar

13

56-65 jaar

13

> 30 jaar

3

< 35 jaar

15 20 procenten

Bron: SBL, waar wij voor staan, 2006

22,6

7.000

2.000

Bron: SBL, waar wij voor staan, 2006

25

8.000

Bron: SBL, waar wij voor staan, 2006

26,7

Bron: CBS, De Nederlandse Economie 2006, 2007

Bron: Kerncijfers 2003 - 2007 OCW

30

100

Bron: Centerdata, Ecorys en QQQ Delft, De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel tot 2015, 2006

De vervangingsvraag van docenten in het mbo stijgt

procenten

De tevredenheid van docenten over werken in het onderwijs neemt fors af

euro

Het mbo krijgt van de overheid relatief weinig geld per student

miljarden euro

De publieke onderwijsuitgaven nemen toe

0

10

20

30

40 50 procenten

2006

Er komt meer variatie in het dienstenaanbod

Ondanks de introductie van ICT en nieuwe werkvormen blijft de student-docent ratio nagenoeg gelijk Meer studenten volgen competentiegericht onderwijs

Het aantal studenten per docent blijft nagenoeg gelijk

Het totaal aantal mbo-opleidingen

Het aantal mbo-opleidingen naar sector, 2007

Het aantal studenten (x 1.000) naar sector, 2007

Het aandeel van boeken en digitaal leermateriaal

Het percentage studenten dat competentiegericht

Het aantal gewogen studenten per fte onder-

in 2008 en 2011

onderwijs volgt

wijzend personeel

731

600 400 200 0

Dienstverlening- en Gezondheidsonderwijsgroen 77 Techniek Economie Economie 218

Techniek 735

Combinatie 2,7 Groen 26

Dienstverlening- en Gezondheidsonderwijs 160,8 2,7

digitaal boeken

80 60

Dienstverlening- en Gezondheidsonderwijs Combinatie

100

Bron: Kennisnet, 4 in balans monitor 2008, 2008

800

Combinatie 8 Groen 139

procenten

aantal

1000

Bron: www.minocw.nl - feiten en cijfers

1.177

1200

DIENSTEN

Techniek 152,3

FORMULE

40

Economie 164,1 20

2003 2004 2005 2006 2007 0

Bron: www.minocw.nl - feiten en cijfers, AOC-raad Combinatie = een profiel dat onder meerdere sectoren valt

Bron: www.minocw.nl - feiten en cijfers en Kerncijfers 2003 - 2007 OCW

po

vo

mbo

2008 2011 2008 2011 2008 2011

50 40,5

40 32,3 30 20 10 0

2006

2007

20 17,1

17,9

15

10

5

0 2006

2007

Bron: PWC, Benchmark mbo 2007, 2008

Het mbo loopt voorop bij het digitaliseren van het leermateriaal

aantal

De meeste mbo-studenten volgen een opleiding in de sector Economie

Bron: MBO2010, Tussenevaluatie Experimenten 2007-2006

De sector Techniek heeft het grootste aantal opleidingen

procenten

Het aantal mbo-opleidingen is in vijf jaar met 60% gestegen


12

trends buitenwereld

trends - buitenwereld

De Netwerkschool opereert niet in het luchtledige. Om tot een strategie te komen, worden de relevante trends in kaart gebracht. Op basis van de input van de denktank Strategie hebben we de meest relevante trends samengevat op twee Trendskaarten. Deze eerste kaart gaat over de ‘buitenwereld’ en geeft een overzicht van de belangrijkste maatschappelijke trends waar de Netwerkschool rekening mee moet houden. De vier categorieën op deze kaart (Rijksoverheid, Arbeidsmarkt, Ouders en ICT) geven een indruk van factoren buiten het onderwijs die van belang zijn bij het bepalen van de strategie van de school. Wie door zijn oogharen naar deze trends kijkt, ziet dat de buitenwereld veel van het onderwijs vraagt. Op de arbeidsmarkt dreigt de komende jaren een structureel tekort aan gekwalificeerd personeel. Specifiek is er blijvende vraag naar technisch personeel en, onder meer vanwege de vergrijzing, toenemende behoefte aan verzorgend personeel en persoonlijke dienstverleners. In meer algemene zin geeft het bedrijfsleven aan behoefte te hebben aan mensen met meer generieke competenties, die breed en flexibel inzetbaar zijn. Ouders zijn ook veeleisender dan voorheen. Ze hebben hoge verwachtingen van de school, ook omdat ze zelf steeds minder tijd hebben om de ontwikkeling van hun kind te begeleiden. Bijkomende trend is de toegenomen diversiteit onder ouders. Dit geldt zowel voor de verschillen in culturele achtergrond, als voor de verschillen in betrokkenheid bij de prestaties van de school en van de student. De rijksoverheid is, volgens de deelnemers aan de strategiedenktank, ook in toenemende mate een wispelturige en veeleisende partner. De politiek heeft de neiging problemen (gerelateerd aan bijvoorbeeld jeugdzorg en burgerschap) bij het onderwijs neer te leggen en zich met de oplossing ervan te willen bemoeien. Dit terwijl diezelfde politiek, na Commissie-Dijsselbloem, er ook voor zegt te kiezen het onderwijs vrij te laten en het ‘hoe’ juist bij de scholen te leggen. Relevante technologische trends hebben hier betrekking op de informatie- en communicatietechnologie (ICT). ICT wordt steeds toegankelijker en steeds belangrijker. ICT kent ook een snel groeiend aantal toepassingen, zowel als het gaat om onderwijs (leermiddelen) als om de bedrijfsvoering van organisaties.


strategie

2

trendskaart buitenwereld

De politiek heeft meer moeite om consistent onderwijsbeleid te voeren 13

RIJKSOVERHEID

Na jaren van schaalvergroting stuurt de overheid nu aan op kleinschaligheid. De financiering van het mbo wordt meer persoonsgebonden (rugzakjes). De overheid beweegt in de richting van een open bestel voor het mbo. Onderwijsvernieuwing moet meer ‘evidence based’ zijn om politieke steun te krijgen. De politiek belegt steeds meer problemen (jeugdzorg, verslavingszorg) bij het onderwijs. De druk om de examinering te standaardiseren neemt toe.

De politiek bepaalt in toenemende mate weer het ‘wat’, de scholen het ‘hoe’. De roep om meer autonomie voor docenten klinkt luider in de politiek.

Tekorten op de arbeidsmarkt worden steeds pregnanter Vergrijzing veroorzaakt blijvende tekorten op de arbeidsmarkt. De maatschappij verandert van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij. De vraag naar technisch geschoolden en vakmensen houdt aan. De vraag naar persoonlijke dienstverleners en zorgverleners neemt toe.

Welke maatschappelijke trends zijn relevant voor de Netwerkschool?

ARBEIDSMARKT De arbeidsmarkt vraagt flexibele inzetbaarheid Specifieke functies verdwijnen: er is meer behoefte aan generieke competenties. De arbeidsmarkt flexibiliseert verder (toename zelfstandigen zonder personeel). De internationale concurrentie op de arbeidsmarkt neemt toe. Bij- en nascholing wordt steeds meer uitgevoerd door marktpartijen.

ICT wordt steeds toegankelijker en belangrijker ICT wordt goedkoper. Breedband zal binnenkort overal aanwezig zijn. ICT-standaarden worden ‘maatschappij-breed’ steeds belangrijker.

ICT Het aantal toepassingen van ICT neemt toe ICT biedt steeds meer mogelijkheden voor het flexibel organiseren van het onderwijs. Metadatering biedt steeds meer mogelijkheden voor het flexibel ontsluiten van leermateriaal. Webbased software maakt het systeemonderhoud steeds eenvoudiger.

De verschillen tussen ouders nemen toe

OUDERS

Sommige ouders zijn meer betrokken bij het onderwijs, andere ouders juist minder. De variatie in culturele achtergrond van de ouders neemt toe. Ouders zijn minder thuis aanwezig; ze werken vaak allebei. Het aantal eenoudergezinnen neemt toe.

Ouders eisen meer van de school Ouders krijgen steeds meer (inkoop)macht. Ouders hebben hogere verwachtingen van de school. De juridisering van de relatie tussen ouders en school (leercontract) neemt toe.

trends - buitenwereld

De politiek probeert zich minder met het onderwijs te bemoeien


14

trends binnenwereld

trends - binnenwereld

Deze tweede Trendskaart gaat over de ‘binnenwereld’, ofwel; de trends binnen het onderwijs.

vervolgonderwijs. Scholen maken ook steeds vaker leerlijnen die ‘doorlopen’ van de ene schoolsoort naar de andere.

Onderwijstrends zijn er veel. De denktank Strategie heeft ervoor gekozen de trends in kaart te brengen rondom studenten, docenten en management. Omdat de Netwerkschool zich richt op de bedrijfsvoering van de school is ook gekeken naar de trends op het gebied van leermateriaal en de ontwikkelingen rond de organisatie van scholen.

Ook is in het mbo sprake van een normalisatie van de arbeidsverhoudingen. Dit betekent dat de manier waarop arbeid wordt georganiseerd in scholen steeds meer gaat lijken op de manier van werken in de buitenwereld. Scholen proberen professionele organisaties te worden, met arbeidsdeling, specialisatie en permanente ontwikkeling van professionals, urenverantwoording en geautomatiseerde logistieke processen.

De studentenpopulatie in het mbo wordt steeds heterogener. Studenten hebben, zeker in de grote steden, een gevarieerdere culturele achtergrond. De groep allochtone studenten is in het mbo relatief groot in vergelijking met andere schoolsoorten.3 Jongeren zijn veeleisender en minder makkelijk te motiveren dan vroeger. Nieuwe leervormen, met een meer persoonlijke benadering, maken dat eventuele problemen ook eerder aan de oppervlakte komen dan vroeger. Studenten zijn vaak handiger met moderne informatie- en communicatietechnologie dan hun docenten. ICT is ook voor mbostudenten een steeds belangrijkere factor in hun sociale leven. Er is bijna geen mbo-student meer die niet een eigen profielsite heeft, op een van de vele social networksites.4 Goede docenten zijn steeds moeilijker te vinden. De komende jaren zal een groot deel van het huidige docentencorps (waaronder in het mbo ook veel eerstegraads docenten) met pensioen gaan. De aanwas van nieuwe docenten is onvoldoende om het tekort op te vangen. Bovendien, zo stelt de denktank, heeft het mbo een specifiek probleem omdat lerarenopleidingen onvoldoende gericht zijn op het mbo. Dat docenten steeds vaker in deeltijd werken, vergroot de schaarste. Niet alleen de positie van de traditionele docent staat onder druk. Hetzelfde geldt voor de traditionele vormen van management. De roep om het management in het onderwijs terug te dringen klinkt steeds luider. Door de schaalvergroting is op veel scholen de afstand tussen het management en het onderwijs vergroot. Tegelijkertijd zoekt het management naar nieuwe, plattere, organisatievormen. De manier waarop scholen zijn georganiseerd, verandert. De invoering van het competentiegericht onderwijs (cgo) is een belangrijke vernieuwingsimpuls voor het mbo. Alle mbo-scholen hebben zich verplicht in 2010 dit competentieleren in te voeren. Scholen werken hard aan de invoering, maar deze reorganisaties leiden nogal eens tot onvrede.5 Scholen proberen steeds meer maatwerk te leveren. Het aantal opleidingen in het mbo is sterk gegroeid (zie ook de Feitenkaart) en de diversiteit aan didactische werkvormen neemt toe. Om de student van dienst te zijn en om de uitval te minimaliseren werkt het mbo steeds vaker samen met toeleverende scholen (vmbo) en met afnemers (hbo). Een belangrijke trend is dat studenten hierbij ‘warm’ worden overgedragen, hetgeen betekent dat de aanleverende school de over de student verzamelde kennis (onder meer: competentieprofielen en portfolio) overdraagt aan het

Het leermateriaal is een belangrijk element in het streven naar meer maatwerk in het onderwijs. Steeds meer leermateriaal is digitaal beschikbaar. Dit digitale leermateriaal is flexibel inzetbaar (zelfs onafhankelijk van tijd en plaats), en biedt daardoor steeds meer mogelijkheden om met een gerichte keuze uit de waaier aan didactische werkvormen aan te sluiten bij de leerstijl of leerbehoefte van de student. De digitale leeromgevingen zijn in opkomst en bieden steeds meer mogelijkheden voor het toetsen en volgen van de ontwikkeling van studenten.


strategie

3

trendskaart binnenwereld Goede docenten worden schaarser

De studentenpopulatie wordt heterogener

Het mbo stevent af op een tekort aan docenten. De uitstroom van docenten als gevolg van (vroeg)pensionering neemt toe. De instroom van docenten daalt door minder studenten op lerarenopleidingen. De kwaliteit van docenten neemt af, ook omdat lerarenopleidingen niet gericht zijn op het mbo. De bij- en nascholing van docenten voldoet steeds minder aan de eisen van de scholen.

Studenten hebben een steeds gevarieerdere culturele achtergrond. De toenemende diversiteit roept om grotere variatie in onderwijsconcepten. Problemen van studenten komen eerder aan de oppervlakte.

DOCENTEN De samenstelling van het onderwijzend personeel verandert

Studenten hebben steeds minder tijd beschikbaar voor het leren

Het aandeel vrouwen in het onderwijs stijgt. Steeds meer docenten werken in deeltijd.

Steeds meer studenten werken naast hun schoolopleiding. Studenten zien schooltijd meer als een hinderlijke onderbreking van echt leren (en werken).

Studenten stellen meer eisen aan het onderwijs

De positie van traditionele docent staat onder druk

STUDENTEN

Docenten hebben steeds meer behoefte aan houvast (methodes). Computers nemen een deel van het werk van docenten over. Professionals overschatten in toenemende mate de waarde van hun eigen competenties. In de internetmaatschappij heeft elke tussenpersoon het lastig, dus ook de docent.

Studenten eisen in toenemende mate waar voor hun geld. Studenten eisen een persoonlijkere benadering. Studenten vinden het huidige onderwijs steeds vaker saai en niet betekenisvol.

Studenten leren anders door invloed van ICT Studenten worden handiger met ICT; vaak handiger dan docenten. Het aantal virtuele gemeenschapsactiviteiten neemt toe.

Studenten zijn minder betrokken bij het onderwijs Studenten oefenen steeds minder invloed op school uit. Studenten weten steeds vaker niet wat ze na hun opleiding willen gaan doen. Een grotere groep studenten heeft geen belangstelling voor traditioneel onderwijs en beroep. De uitval van studenten is relatief hoog op het mbo.

Welke trends binnen het onderwijs zijn relevant voor de Netwerkschool?

Traditionele vormen van management staan onder druk De roep om het management in het onderwijs terug te dringen, klinkt steeds luider. Het management wil de oude hiërarchie veranderen in plattere organisatievormen. Door schaalvergroting is het management steeds minder echt betrokken bij het onderwijs. Spanningen tussen het management en de docenten zijn de afgelopen jaren opgelopen.

De schoolorganisatie verandert

De variatie in leermateriaal neemt toe

MANAGEMENT

Het competentiegericht onderwijs (cgo) is een belangrijke vernieuwingsimpuls voor het mbo. Scholen gaan maatwerk leveren, de diversiteit in didactische werkvormen groeit. Scholen spannen zich steeds meer in om aan de wens van de student tegemoet te komen. De arbeidsverdeling neemt toe, het werk wordt gespecialiseerder. Er is een toename van speciale trajecten voor potentiële uitvalstudenten.

De variatie in didactische werkvormen (zoals gaming) neemt toe. De mismatch tussen het aanbod van de educatieve uitgevers en de vraag van scholen groeit. Scholen werken meer samen met toeleverende scholen en het vervolgonderwijs Scholen maken steeds meer doorlopende leerlijnen, bijvoorbeeld van vmbo naar mbo. Scholen worden steeds beter in het ‘warm’ overdragen van studenten.

Leermateriaal wordt steeds meer digitaal Door digitaal leermateriaal komen er steeds meer mogelijkheden voor flexibel onderwijs. Uitgevers van schoolboeken worden in toenemende mate uitgevers van ICT-middelen. Scholen gaan meer met webbased content werken. Het digitale leerplatform is in opkomst.

Scholen worden meer bedrijfsmatig gerund

LEERMATERIAAL Het leermateriaal komt anders tot stand Co-makership van leermateriaal neemt toe. Formeel lesmateriaal wordt deels vervangen door informeel leermateriaal (wiki’s e.d.).

SCHOOLORGANISATIE

De organisatievorm wordt vaker afgestemd op het afleggen van rekenschap. Schaalvergroting op bestuurlijk niveau neemt toe.

Investeringen in digitale ondersteuning van de werkprocessen nemen toe Scholen hebben steeds meer behoefte om zelf een lerende organisatie te zijn. De planning wordt geautomatiseerd.


16

Visie en Missie

visie en missie

Nu de feiten en de relevante trends in kaart zijn gebracht, kan het eigenlijke denkwerk over de Netwerkschool beginnen. De feiten en de trends geven immers alleen een beeld van de situatie op dit moment en in de nabije toekomst. Nu is het zaak te komen tot de gewenste situatie. Hoe kijkt de school aan tegen de trends? Hoe ziet de school zichzelf? En wat wil de school vanuit die visie bereiken? De kaart over de visie en de missie van de Netwerkschool is de centrale kaart in het hoofdstuk Strategie. De denktank heeft hierop de vraag beantwoord hoe zij de Netwerkschool en zijn omgeving voor zich wil zien. De kaart hiernaast vat dit wensbeeld samen. Als het gaat om de student dan ziet de denktank een gemotiveerd en sociaal persoon voor zich, die zich welkom voelt op de Netwerkschool en die het beste uit zichzelf wil halen. Studenten die een voltijds opleiding doen, zijn ook daadwerkelijk voltijds (36 uur per week) bezig met leren en werken. Dankzij dit intensieve onderwijs zijn studenten minder afhankelijk van hun thuissituatie voor hun succes op school. Studenten zijn tevreden over de dienstverlening van de school en willen graag meebeslissen over het onderwijs dat ze krijgen. De Netwerkschool stelt hoge eisen aan zijn medewerkers. Behalve betrokkenheid bij de student en het mbo, horen daarbij vakkennis, zelfwerkzaamheid, progressiviteit en een stevig besef van de grote verantwoordelijkheid die het werken in het mbo met zich meebrengt. De Netwerkschool is een omgeving waarin mensen zich optimaal kunnen ontwikkelen. De leeromgeving vergemakkelijkt dit permanente leerproces. Docenten en studenten leren in dezelfde elektronische leeromgeving, toetsen zichzelf aldaar en houden er de ontwikkeling van hun competenties bij. De Netwerkschool is, als organisatie, wendbaar en omgevingsgericht. In de organisatie staat het leren, het onderwijs, voorop. Wat telt is het zo efficiënt en effectief mogelijk bereiken van resultaat. Het bedrijfsleven is een belangrijke netwerkpartner van de Netwerkschool. Niet alleen is het bedrijfsleven, als een van de ‘afnemers’ van mbo-studenten, een nuttige sparringpartner wat betreft het verbeteren en actueel houden van het onderwijsprogramma, ook kan het efficiënt zijn om gebruik te maken van elkaars infrastructuur (denk hierbij bijvoorbeeld aan prijzige productielijnen of simulatoren). Verder is nauw overleg met het bedrijfsleven goed voor het op de juiste wijze positioneren van de studentondernemingen. Het bedrijfsleven is ook klant, zowel van de school (bijscholingen en andere dienstverlening op het HR-vlak) als van de studentondernemingen. Onder ‘omgeving van de school’ verstaan wij hier de buurt, wijk of regio waarin de school opereert, inclusief de daar aanwezige instellingen, die we verder netwerkpartners zullen noemen. De netwerkpartners delen de missie van de Netwerkschool en zijn bereid waar mogelijk te helpen om deze te realiseren. Zo is de omgeving betrokken bij de dienstverlening van de studentondernemingen en neemt graag diensten van ze af. Eenduidige afspraken zijn hierbij onmisbaar. De ouders van de studenten zijn steeds betrokken bij het onderwijs

van hun kind. Zij willen inzicht in de prestaties van de school en in die van hun kind, en willen afspraken ook duidelijk vastleggen. In de visie van de Netwerkschool is de overheid eveneens een belangrijke partner, die als geen ander de missie van de Netwerkschool deelt. De Netwerkschool gaat verantwoordelijk om met de ruimte die de overheid haar biedt en ziet controle en toezicht als belangrijke feedbackmechanismen bij het verder verbeteren van de dienstverlening. Deze visie, dit wensbeeld, wil de Netwerkschool realiseren. En alsof dit niet al ambitieus genoeg is, ligt de lat wat betreft de overkoepelende missie nog hoger. De Netwerkschool wil het onderwijs immers niet alleen beter maken, maar liefst ook goedkoper. Deze budgetrestrictie heeft de Netwerkschool zichzelf niet alleen opgelegd vanuit het besef dat het onderwijs mede verantwoordelijk is voor de alsmaar stijgende rijksuitgaven, al zou dit op zich reden genoeg moeten zijn. De stelregel ‘beter én goedkoper’ heeft ook tot doel gehad de bedenkers van het bedrijfsplan ertoe te dwingen om écht innovatieve oplossingen te verzinnen. Zonder budgetrestrictie wordt nadenken over het ideale beroepsonderwijs al gauw dagdromerij waarbij het altijd intensiever, beter en duurder kan. ‘Beter én goedkoper’, heeft wat dit betreft gezorgd voor de nodige denkhygiëne. Anderzijds heeft de stelregel ook voorkomen dat de Netwerkschool een prijsvechter zou worden. Immers, door het verhogen van de arbeidsproductiviteit zou een school er ook voor kunnen kiezen om dezelfde onderwijskwaliteit te blijven bieden tegen een lagere prijs dan het huidige mbo. Dit is bedrijfseconomisch uiteraard ook beter, maar in de visie van de Netwerkschool niet goed genoeg. De Netwerkschool wil beter én goedkoper onderwijs; het wensbeeld én de budgetrestrictie. Vanuit deze visie, heeft de Netwerkschool zijn missie geformuleerd: het verhogen van het maatschappelijk rendement van de onderwijseuro. De volgende stap is nu het uitwerken van de concrete dienstverlening die de Netwerkschool op basis van deze visie en missie gaat bieden.


strategie

Studenten manifesteren zich in verschillende rollen: als student, als klant en als medewerker. Studenten ontwikkelen zich tot sociale, zelfstandige en verantwoordelijke persoonlijkheden. Studenten zijn tevreden over hoe het onderwijs aansluit bij hun wensen en mogelijkheden. Studenten willen het beste uit zichzelf halen en zijn gemotiveerd om te leren en te werken. Alle studenten voelen zich welkom en uitgedaagd op de Netwerkschool. Studenten willen zich voorbereiden op een competitieve wereld. Voltijdsstudenten zijn 36 uur per week bezig met werken en leren. Studenten zijn voor hun schoolprestaties niet afhankelijk van hun sociale omgeving. Studenten willen via inspraak mede bepalen wat goed voor hen is. Studenten willen rechten en plichten contractueel vastleggen.

De leeromgeving faciliteert samenwerking en ontmoetingen. De leeromgeving is flexibel en efficiënt dankzij de inzet van ICT. De leeromgeving faciliteert zelfsturing en individuele feedback. In de leeromgeving gaan leren, werken en beoordelen hand in hand. De leeromgeving daagt uit en motiveert. De leeromgeving is ingericht op leren door te doen. De leeromgeving is hetzelfde voor studenten en onderwijsmensen. De (digitale) leeromgeving is altijd toegankelijk.

4

visie en missiekaart

VISIE op de studenten

De organisatie is wendbaar en omgevingsgericht. De organisatie is dienstbaar aan het onderwijs. De organisatie is een lerende organisatie. De organisatie belooft concrete resultaten en levert die ook. De organisatie is het hele jaar in bedrijf. De organisatieprocessen zijn transparant. De organisatie borgt de kwaliteit en is kosteneffectief.

VISIE op de organisatie

VISIE op het bedrijfsleven VISIE op de leeromgeving

Hoe luiden de visie en missie van de Netwerkschool?

MISSIE: De Netwerkschool verhoogt het maatschappelijk rendement van de onderwijseuro

Werken is leren. Het werken begint op school. Een leven lang leren is de norm. De beroepspraktijk en het vervolgonderwijs zijn de uitgangspunten voor het leren.

VISIE op de omgeving van de school

VISIE op leren en werken Medewerkers werken graag met studenten en met elkaar. Alle medewerkers voelen zich welkom en uitgedaagd op de Netwerkschool. Medewerkers inspireren studenten verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leerproces. Medewerkers zijn flexibel en nemen verantwoordelijkheid voor hun eigen werken en leren. Medewerkers beheersen hun vak en kennen de beroepspraktijk. Medewerkers zijn resultaatgericht, kostenbewust en innovatief. Medewerkers hebben affiniteit met nieuwe technologie en de leefwereld van de student. Medewerkers zijn in staat kritisch naar zichzelf te kijken. Medewerkers pikken signalen uit de omgeving snel en adequaat op. Medewerkers zijn een rolmodel voor hun studenten. Medewerkers willen via inspraak mede bepalen wat goed voor hen is. Medewerkers willen rechten en plichten contractueel vastleggen.

Het bedrijfsleven is betrokken bij het leren, werken en examineren. Het bedrijfsleven is een tevreden afnemer van studenten. Het bedrijfsleven maakt gebruik van de infrastructuur van de school en vice versa. Het bedrijfsleven wil samen met de school kansen voor de regionale economie creëren. Het bedrijfsleven stimuleert de uitwisseling van medewerkers tussen school en bedrijf. Het bedrijfsleven neemt met tevredenheid diensten van de studentondernemingen af. Het bedrijfsleven is betrokken bij de dienstverlening van de studentondernemingen. Het bedrijfsleven wil voor de lange termijn zakelijke relaties aangaan met de school. Het bedrijfsleven wil rechten en plichten contractueel vastleggen.

De omgeving van de school neemt graag de diensten van de studentondernemingen af. De omgeving van de school is betrokken bij de dienstverlening van studentondernemingen. De omgeving van de school is een relevant deel van de leeromgeving van de student. Mensen en organisaties uit de omgeving benutten de infrastructuur van de school. Voor de omgeving vervult de school een spilfunctie in het sociale netwerk. Overheden en instellingen uit de omgeving werken mee aan de missie van de school. De netwerkpartners uit de omgeving willen rechten en plichten contractueel vastleggen.

De overheid deelt de missie van de Netwerkschool. De overheid biedt de school de ruimte om onafhankelijk te opereren. De overheid ziet toe op het ‘wat’ en laat de Netwerkschool het ‘hoe’ bepalen. De overheid ziet toe op de besteding van belastinggeld en de kwaliteit van het onderwijs.

VISIE op de rijksoverheid VISIE op de medewerkers

Ouders voelen zich betrokken bij de school. Ouders willen dat de school het beste uit hun kind haalt. Ouders willen inzicht in de prestaties van de school en in die van de student. Ouders willen rechten en plichten contractueel vastleggen.

VISIE op de ouders


18

Diensten, Markten en Formule

de formule

De Netwerkschool heeft nu het eerste deel van zijn strategie verwoord. De school heeft een visie ontwikkeld op de dynamische wereld die hem omringt. En er is een missie: het verhogen van het maatschappelijk rendement van de onderwijseuro. Visie en missie worden in dit bedrijfsplan geconcretiseerd in de dienst-markt-formulecombinaties. Het gaat hierbij om de vraag welke diensten de school levert, welke markten de school bedient, en op welke wijze de school zijn diensten levert. De Netwerkschool 2.0 levert als mbo-school kennisintensieve diensten. Bij de omschrijving van de diensten gaat het om drie dimensies: 1.    de dienst zelf; 2. de markt waarvoor de dienst interessant kan zijn; en 3. de manier waarop de dienst tot stand komt (de formule).

Aandacht

Cultuur

Tijd

Waarin onderscheidt

1. De Diensten. Diensten worden in de Netwerkschool zoveel mogelijk omschreven als een resultaat (niet als een proces): er is iets ‘af’ als de dienst is geleverd. De Netwerkschool levert in principe een heel scala aan diensten, passend bij de vraag in de regio naar leerwegen die opleiden tot een kwalificatieprofiel. De geleverde dienst is dan het bijbehorende diploma, maar het kan ook een deelcertificaat zijn. 2. De Markten. Een markt kan in het mbo worden omschreven als een groep personen voor wie het interessant kan zijn om de dienst af te nemen. Zo zijn mensen die van het vmbo afkomen dus een markt, maar de groep oudere uitkeringsgerechtigden met een individueel re-integratiebudget, of de monteurs van een garageketen die bijscholing nodig hebben, zijn dat net zo goed.

Studenten krijgen bij binnenkomst een intakegesprek met zonodig een assessment. Studenten hebben een persoonlijke studiebegeleider. De voortgang van studenten wordt continu in de gaten gehouden. Studenten leren van en aan elkaar.

De school heeft een expliciet benoemde organisatiecultuur. Studenten krijgen een introductie in de werkwijze van de school. De school is een sociaal netwerk met verbindingen met de omgeving.

De school is het hele jaar open. Voltijdsstudenten zijn 36 uur per week met school bezig. Het aantal contacturen is hoger dan gebruikelijk. De docent is er voor de student; 80 procent van zijn werktijd is contacttijd.

zich de formule van de Netwerkschool?

Maatwerk

Netwerkbeheer

Maatschappelijk rendement

figuur 3 de formule

Leerwegen zijn opgebouwd uit modules, die studenten in hun eigen tempo volgen. Kennisverwerving en toetsing verloopt grotendeels via de elektronische leeromgeving. Mensen plannen hun eigen activiteiten en nemen vakantie op in overleg. Om maatwerk te kunnnen leveren, werkt een deel van het personeel freelance.

De school werkt samen met het bedrijfsleven. De school onderhoudt contact met oud-studenten. De school wisselt mensen uit met het bedrijfsleven.

De school levert via studentondernemingen een scala van diensten aan de omgeving. Werken (ook lerend werken) is voor studenten een bron van inkomsten. Studenten passen hun kennis en competenties toe op de ‘echte wereld’.

3. De Formule. De formule is de manier waarop de Netwerkschool diensten levert. Het is in feite een lijst ingrediënten die gebruikt wordt bij het produceren van de dienst. De Netwerkschool kan aldus vanuit dezelfde vaste formule verschillende diensten leveren op verschillende markten. De formule van de Netwerkschool is hier gevisualiseerd op twee manieren. figuur 3 biedt een beknopt overzicht van wat de onderscheidende kenmerken zijn van de formule. De dienstverlening van de Netwerkschool onderscheidt zich door: 1.   persoonlijke aandacht voor de student; 2. een expliciete en herkenbare organisatiecultuur; 3. het hele jaar door open te zijn; 4. een modulair opgezet onderwijsaanbod waardoor studenten kunnen leren in hun eigen tempo; 5. professioneel relatiebeheer; 6.   het genereren van maatschappelijk rendement doordat studenten, tegen betaling, diensten leveren aan de omgeving van de school. De kaart op de pagina hiernaast geeft weer hoe de formule zich vertaalt in het onderwijs. De denktank heeft hierbij stapsgewijs beschreven hoe de student binnenkomt, hoe de student leert, werkt en wordt getoetst, hoe de school omgaat met studenten die in de problemen raken en hoe de school afscheid neemt van studenten (of dat dus juist niet doet). De student komt bij de Netwerkschool binnen door zelf een afspraak te zetten in de agenda van een studieadviseur bij de Intakebalie. Tijdens de intake krijgt de student voorlichting over studiemogelijkheden en beroepsbeelden en helpt de studieadviseur de student zijn leervraag te verwoorden. Op basis van de intake en zo nodig een assessment kiest de student een studierichting. Vervolgens stelt hij, eerst zelf en later samen met zijn studiebegeleider, een persoonlijke leerweg samen op basis van online beschikbare voorbeeldleerwegen. De intakeprocedure wordt afgesloten met het ondertekenen van het leer-werkcontract door de student en de Netwerkschool, waarna de student aan zijn introductiemodule begint. De student leert op verschillende manieren. Om in te kunnen spelen op individuele leerwensen, leren studenten vooral via de digitale leeromgeving. Daarnaast leren ze in kleine, intensieve werkgroepen, werken ze in een studentonderneming en geven ze peer-to-peer lessen aan medestudenten. Leren in de digitale ruimte betekent overigens niet dat de student eenzaam achter zijn computer zit. Integendeel, onderdeel van de formule van de Netwerkschool is dat studenten te allen tijde terecht kunnen bij elkaar en bij de medewerkers van de school. Er is altijd aandacht. Werken is een goede manier van leren. De studenten op de Netwerkschool werken, tegen betaling, in een leerbedrijf, in een studentonderneming, of in dienst van de school zelf, bijvoorbeeld om peer-to-peer les te geven. Het werken in de studentonderneming werken we verder uit op pagina 20. Door de formule van de Netwerkschool behoort schooluitval tot het verleden. Via het leerlingvolgsysteem, de doorlopende zelftoetsing in de digitale omgeving, en het contact met de persoonlijke studiebegeleider, worden problemen namelijk snel opgepikt en gecorrigeerd. Vliegen studenten toch uit de bocht, dan belanden ze in een intensief traject waarbij een medewerker een klein groepje studenten begeleiding biedt.


strategie

5

formulekaart

19

HOE KOMT DE STUDENT BINNEN?

De student kan op elk moment van het jaar een intakegesprek doen. De student heeft bij binnenkomst een intakegesprek en zonodig een assessment. Tijdens het intakegesprek wordt de student geholpen bij het expliciteren van zijn leervraag. De student en de studiebegeleider tekenen een leer-werkcontract. De student begint met een introductieprogramma voor de school en het gekozen domein. Na de introductie stellen student en studiebegeleider samen een leerweg op.

de formule

De student stelt na een intakegesprek een persoonlijke leerweg op

HOE WORDT DE STUDENT GETOETST?

Toetsing is volledig in het leren geïntegreerd Kennis wordt voornamelijk getoetst via de digitale leeromgeving. De student kan zichzelf toetsen, bijvoorbeeld bij de overstap naar een hoger ‘level’. Competenties worden beoordeeld door medestudenten en door collega’s op de werkplek. Eindbeoordelingen worden gedaan door onafhankelijke assessoren. De student kan op elk moment van het jaar een eindbeoordeling krijgen.

HOE LEERT DE STUDENT? De student leert in zijn eigen tempo via een scala aan werkvormen

Hoe levert de Netwerkschool onderwijs aan de student?

De student leert van onderwijsmensen tijdens lessen in kleine, intensieve werkgroepen. De student leert in de praktijk (bij netwerkpartners of in een studentonderneming). De student leert van andere studenten (ook in de virtuele ruimte). De student leert van de onderwijsmensen in de virtuele ruimte. De student leert van andere studenten door samen te leren en in groepen te werken. De student leert door les te geven aan andere studenten (peer-to-peer). De student leert theorie grotendeels via de digitale leeromgeving. De student leert van (gast)sprekers (in de luisterles). De student leert in zijn eigen tempo dankzij de modulaire opbouw van zijn leerweg. De student leert het hele jaar door en neemt vakanties op in overleg.

Voor studenten met problemen is er een intensief traject Een student met problemen wordt eerst geholpen door medestudenten. Het volgsysteem geeft de studiebegeleider direct een signaal bij gebrekkige voortgang. De studiebegeleider spreekt de student aan op zijn contractuele verplichtingen. De studiebegeleider helpt de student met zijn problemen. Bij persistente problemen gaat de student voor tien weken een apart intensief traject in. Studenten die opknappen tijdens dit traject gaan het gewone leerproces weer in. Studenten die (tijdelijk) niet willen leren, krijgen een (beschermde) werkplek. De studiebegeleider ontbindt het contract pas als de student elders een contract heeft.

HOE WORDT DE STUDENT GEHOLPEN BIJ PROBLEMEN? De student werkt, tegen betaling, in diverse werkvormen De student krijgt betaald voor zijn werk. De student doet werk dat relevant is voor zijn opleiding. De student werkt bij een leerbedrijf uit het netwerk van de school of uit zijn eigen netwerk. De student werkt in een studentonderneming die diensten levert aan de school en omgeving. De student geeft tegen betaling les aan medestudenten. De student werkt het hele jaar door en neemt vakantie op in overleg.

De school houdt contact met oud-studenten De student wordt bij diplomering uitgenodigd deel uit te blijven maken van het schoolnetwerk. De student onderhoudt via het schoolnetwerk contact met andere oud-studenten. De student gebruikt het schoolnetwerk voor zijn professionele ontwikkeling. De student blijft via het schoolnetwerk op de hoogte van (bij)scholingsmogelijkheden.

HOE WERKT DE STUDENT? HOE VERTREKT DE STUDENT?


De studentonderneming

20

de studentonderneming

De studentonderneming is een bijzonder onderdeel van de formule van de Netwerkschool. We werken dit formuleaspect hier nader uit. Studenten betalen als vrijwilliger Een van de mogelijkheden om studenten te betalen is de vrijwilligersvergoeding. Er is al een aantal ROC’s dat van deze regeling gebruik maakt om studenten te betalen. Jongeren tot 23 jaar kunnen onder deze regeling maximaal 2,50 euro per uur uitbetaald krijgen. Er geldt verder een maximum van 150 euro per maand en 1500 euro per jaar. De vrijwilligersvergoeding is onbelast. De school hoeft de vergoedingen niet door te geven aan de Belastingdienst, dat scheelt in de kosten van de peer-to-peer lessen. De Netwerkschool blijft bij het betalen van studenten onder bovengenoemde maximumbedragen. In de begroting is geen rekening gehouden met het mogelijke voordeel dat de vrijwilligersvergoeding biedt.

We zagen het al op de Trendskaarten: Studenten hebben, meer dan voorheen, bijbaantjes en vinden het belangrijk om geld te verdienen. Jong zijn is duur. De Netwerkschool biedt studenten de mogelijkheid geld te verdienen met werk dat relevant is voor hun opleiding. Vakken vullen bij de supermarkt heeft, afgezien van het geld, weinig meerwaarde voor iemand die een zorgopleiding volgt. Zinniger, en motiverender, is het dan om tegen betaling les te geven aan jongerejaars studenten, of een studentonderneming op te zetten die in samenwerking met de lokale thuiszorgorganisatie diensten levert aan de omgeving van de school. De combinatie van relevant werk en een opleiding werkt motiverend. Dit wordt geïllustreerd door het feit dat de uitvalscijfers in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL), waarin studenten vier dagen werken en een dag naar school gaan, veel lager zijn dan in de beroepsopleidende leerweg (BOL), waarin het aandeel werk (oftewel beroepspraktijkvorming (BPV)) kleiner is. Ook het studentsucces is iets groter bij de BBL, zo bleek al eerder (zie de Feitenkaart op pagina 11).6 Een deel van de studie bestaat uit betaald werk, variërend van 13 uur tot ruim 27 uur van de 36-urige werkweek (zie ook de Tijdkaart op pagina 35). De Netwerkschool kent grofweg drie vormen van betaald werk; 1.   de studentonderneming; 2. het dienstverband tussen student en de school (waarin studenten diensten leveren aan de school); en 3. het lerend werken in een bedrijf (de huidige BPV). De studenten van de Netwerkschool maken deel uit van een of meerdere studentondernemingen. Ze kunnen zich aansluiten bij bestaande ondernemingen, of in de loop der tijd een eigen ondernemingsplan uitwerken en ermee aan de slag gaan. In studentondernemingen werken studenten van verschillende opleidingen en niveaus met elkaar samen. De omvang van de onderneming wisselt sterk, van tien studenten in een kleine start-up tot grotere groepen mensen bij een goed draaiende club. De hoeveelheid tijd die studenten besteden aan hun studentonderneming varieert van twee tot vijf uur per week. Dit lijkt weinig, maar uitgaande van een school van 4000 studenten, gaat het naar rato toch om een kleine driehonderd voltijds banen. Als de studentondernemingen de hele week bemand worden, wat niet altijd het geval zal zijn, dan zijn daarmee twintig bedrijfjes te bemensen. Om een indruk te geven van mogelijke dienst-markt-combinaties van studentondernemingen, staan op de kaart hiernaast acht voorbeelden. Het zijn stuk voor stuk ondernemingen die echte diensten leveren, aan de school zelf, of aan de omgeving van de school, en altijd tegen betaling. Het uitgangspunt hierbij is dat de studentonderneming tenminste quitte draait. Studentondernemingen die externe diensten leveren, werken nauw samen met bedrijven en instellingen uit het netwerk van de school. Dit is niet alleen leerzaam, maar voorkomt ook dat ondernemers uit de buurt gaan klagen over concurrentievervalsing. Het voordeel van de interne dienstverlening is dat de Netwerkschool het alumnibeheer, de bewaking, of de catering kan uitbesteden aan een studentonderneming. De school betaalt de studenten dan voor de geleverde diensten.


strategie

6

studentondernemingenkaart

Diensten Diensten Bewaking Straatcoaches Evenementenbegeleiding

Markten

Voorlichting aan het voortgezet onderwijs Interviews met nieuwe studenten Interviews met nieuwe docenten Voorlichting aan bedrijven

EN GARDE Bewakingsbedrijf

De gemeente Bedrijven in de buurt Voortgezet onderwijs Instellingen in de buurt De Netwerkschool zelf

Markten

HET E-TEAM Voorlichtingsteam

Bedrijven in de buurt Instellingen in de buurt Centrum voor Werk en Inkomen Voortgezet onderwijs De Netwerkschool zelf

Diensten Sportevents Trainingen Bedrijfssport

Diensten

NOW SPORTS

ALLE HENS

Sportevenementenbureau

Klussenbedrijf

Markten

Welke studentondernemingen zijn er zoal in de Netwerkschool, welke diensten leveren zij, en aan welke markten leveren ze die?

Jeugdafdelingen van sportclubs Sportclubs voor doelgroepen Bedrijven in de buurt Instellingen in de buurt De Netwerkschool zelf

Diensten Promotie levenslang leren Specialisten voor de school Informatie over trends

Markten Burgers in de buurt Instellingen in de buurt De Netwerkschool zelf

Diensten Lesgeven aan het vmbo Begeleiding van vmbo’ers op school Huiswerkbegeleiding van vmbo’ers

Markten

Markten Bedrijven in de buurt Instellingen in de buurt De Netwerkschool zelf

NETWERK-X Alumnicontactbureau

PEER Les-, huiswerk- en

Diensten

Catering Lunch Ontbijtservice

Burgers in de buurt Instellingen in de buurt Basisscholen in de buurt De Netwerkschool zelf

Vmbo-scholen Andere mbo-opleidingen Andere studenten De Netwerkschool zelf

leerlingbegeleiding

Diensten

Markten

Totaalpakket op gebied van huishouden Totaalpakket op gebied van klusjes Totaalpakket op gebied van tuinen

Productie opbergrekken Installatie opbergrekken

SMAAK & CO

BERGOP

Horeca-onderneming

Flexibele opslag voor thuis en bedrijf

Markten Burgers in de buurt (Kleine) bedrijven in de buurt De Netwerkschool zelf


22


Organisatie

Nu de strategie helder is en we weten wat de Netwerkschool wil bereiken en op welke wijze, is het zaak invulling te geven aan de manier waarop de dienstverlening van de school wordt georganiseerd. De vraag waarvoor de denktank Organisatie zich gesteld zag luidde: welke eisen stellen visie, missie, formule en het gekozen dienstenaanbod aan de organisatie van de school? Uit deze hoofdvraag volgt een hele reeks subvragen: Welke principes kunnen als uitgangspunt dienen voor de inrichting van de organisatie? Welke functies onderscheiden we? Wie doet wat? Wat kan de student doen met ICT? Hoe gaat de school om met tijd? Hoe zien de weekroosters eruit? Hoe ziet het organigram eruit? Wie heeft zeggenschap waarover? Hoe wordt het onderwijs gepland? Hoe wordt het werken van de student georganiseerd? Welke relaties wil de school onderhouden? Welke eisen stelt dit alles aan het gebouw van de Netwerkschool? De kunst is de vragen te beantwoorden op zodanige wijze dat de organisatie past bij de strategie van de school. De visie op de organisatie gaat uit van een wendbare, dienstbare en omgevingsgerichte organisatie, die doet wat ze belooft en het hele jaar open is. De Netwerkschool wil immers snel en flexibel kunnen inspringen op vragen van studenten, het bedrijfsleven en de regio. De organisatiestructuur van de Netwerkschool is hierom, de naam verklapt het al, een netwerkorganisatie. Netwerkorganisaties kenmerken zich door: 1.   weinig hiërarchie; 2. eigen verantwoordelijkheid voor de medewerkers; 3.  flexibele, doelgerichte samenwerkingsverbanden; 4. gebruik van ICT voor informatie-uitwisseling en zelfplanning; 5. een sterke doch informele organisatiecultuur. De Netwerkschool is georganiseerd als een dynamisch sociaal netwerk. De school kent geen vaste teams (verantwoordelijkheden liggen altijd op het niveau van de individuele

23

medewerker), maar in de dagelijkse praktijk vormen zich voortdurend samenwerkingsverbanden van mensen (docenten en studenten) die rondom opleidingen, onderwijsmodules of projecten met elkaar samenwerken. Ook de studentondernemingen zijn voorbeelden van dergelijke samenwerkingsverbanden. Hoe flexibeler de samenwerkingsverbanden zijn, des te belangrijker is het om heldere afspraken te maken. Nadat we in dit hoofdstuk de organisatorische principes hebben geformuleerd, die richting geven aan de beslissingen over de organisatie, brengen we daarom schematisch de verdeling van de functies (Wie is wie?) en de taken (Wie doet wat?) in kaart. De Werkkaart laat zien hoe het werken van de student wordt georganiseerd, gevolgd door een kaart over hetgeen de student doet in de virtuele ruimte van de school. Vervolgens verbeelden we hoe de school omgaat met tijd en geven we een aantal voorbeelden van hoe een week op de Netwerkschool eruit kan komen te zien in de praktijk. Het organigram en de Netwerkkaart laten zien welke samenwerkingsverbanden zich vormen, de Zeggenschapskaart geeft aan wie zeggenschap heeft waarover en in hoe mensen hierover rekenschap afleggen. Daarna volgt een visualisatie van hoe het onderwijs binnen de Netwerkschool wordt gepland en hoezeer ICT hierin een centrale rol speelt. De Relatiekaart illustreert dat ICT eveneens onmisbaar is voor het relatiebeheer, waar de school als netwerkorganisatie in moet uitblinken. We ronden het hoofdstuk Organisatie af met een impressie van hoe de fysieke ruimte, het gebouw, van de Netwerkschool vormgegeven zou kunnen worden.


24

Organisatorische principes

organisatorische principes

Als we de strategie willen vertalen naar de organisatie van de Netwerkschool, helpt het om eerst in kaart te brengen vanuit welke principes die organisatie vormgegeven gaat worden. We hebben daarom de denktank gevraagd principes te formuleren die richting kunnen geven bij het maken van keuzes, bijvoorbeeld bij de vraag hoe de zeggenschap binnen de organisatie verdeeld moet worden. Het principe dat hierbij helpt is verantwoordelijkheid, dat onder meer wordt geconcretiseerd doordat de Netwerkschool zeggenschap zo laag mogelijk in de organisatie legt. De Principeskaart hiernaast geeft een overzicht van de gekozen uitgangspunten, met daarachter wat de principes concreet te betekenen hebben. Naast verantwoordelijkheid zijn verbinding, eenvoud, kwaliteit en flexibiliteit de leidende organisatorische principes binnen de Netwerkschool. Op het eerste gezicht misschien voor de hand liggende keuzes, maar met relevante gevolgen. Neem het principe verbinding, dat onder meer behelst dat de school verbindingen legt tussen organisaties. Dit betekent voor de inrichting van de verantwoordingsstructuur dat de school ervoor kiest primair rekenschap af te leggen aan de netwerkpartners in zijn omgeving en dat het contact tussen die netwerkpartners ge誰nstitutionaliseerd wordt in de netwerkraad. Of neem het principe eenvoud. De organisatie moet op basis van dit uitgangspunt zodanig worden ingericht dat de organisatie van het onderwijs op de Netwerkschool niet ingewikkelder of duurder wordt dan nodig. De keuze voor een relatief complexe organisatievorm als een netwerkorganisatie, illustreert wat dit betreft vooral dat bij deze afweging het principe flexibiliteit zwaarwegender is dan eenvoud.


organisatie

7

principeskaart

25

VERANTWOORDELIJKHEID

Welke organisatorische principes hanteert de Netwerkschool?

De Netwerkschool legt verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie. De Netwerkschool maakt mensen eerstverantwoordelijk voor hun eigen leren en werken. In de Netwerkschool dragen mensen zorg voor hun eigen ontwikkeling. In de Netwerkschool leggen mensen onderling verantwoording af.

EENVOUD

Eenvoudige oplossingen gaan boven ingewikkelde. Bij gelijke kwaliteit zijn goedkope oplossingen beter dan dure. De Netwerkschool communiceert in klare taal. In de Netwerkschool is zo weinig mogelijk bureaucratie.

KWALITEIT

De Netwerkschool voert uit wat hij belooft. De Netwerkschool levert maatwerk. De Netwerkschool zorgt voor mensen en materiaal op het juiste moment op de juiste plaats. De Netwerkschool levert diensten waar de belanghebbenden behoefte aan hebben. De Netwerkschool evalueert de kwaliteit van zijn diensten en werkt planmatig aan verbetering.

FLEXIBILITEIT

De Netwerkschool past het aanbod snel aan als de vraag van de student verandert. De Netwerkschool gaat flexibel om met openingstijden en vakanties. De veranderende vraag van de markt bepaalt mede het onderwijs van de Netwerkschool. Het onderwijsaanbod richt zich op de individuele vraag en situatie van de student. De Netwerkschool ondersteunt individueel initiatief van mensen.

organisatorische principes

VERBINDING

De Netwerkschool bevordert het gemeenschapsgevoel. De Netwerkschool verbindt mensen met elkaar. De Netwerkschool verbindt organisaties met elkaar. De Netwerkschool heeft altijd aandacht voor zijn studenten.


26

Wie is wie?

wie is wie

Nu de organisatorische principes helder zijn, weten we dat we een organisatie gaan bouwen op basis van verbindingen tussen mensen. Mensen die met elkaar, op basis van eigen verantwoordelijkheid kwalitatief hoogwaardig maatwerk gaan leveren. Dit betekent dat mensen goed moeten weten welke rol ze vervullen in de organisatie.

Zo zal een docent ook vaak studiebegeleider zijn of voor het begeleiden van een studentonderneming de moderatorrol op zich nemen. Doordat mensen verschillende rollen kunnen spelen, is het makkelijker om flexibel om te gaan met de veranderende vraag van de markt.

Op de tweede kaart in het hoofdstuk Organisatie, de Wie is wie-kaart hiernaast, staat beschreven welke rollen de Netwerkschool onderscheidt. De rollen zijn ingedeeld in onderwijs, voor de rollen die direct met het onderwijs te maken hebben en onderwijsondersteuning, waarin de ondersteunende rollen omschreven zijn. De raden staan ook op deze kaart, omdat zij binnen de Netwerkschool een onmisbare feedbackfunctie vervullen.

De rollen zijn gekoppeld aan, maar vallen niet samen met functies en salarisschalen, die staan in het functiegebouw van de Netwerkschool, waarvoor we moeten doorverwijzen naar het hoofdstuk FinanciĂŤn. Wat verder opvalt aan de Wie is wie-kaart is dat de mensen van de onderwijsondersteuning hun rol vervullen bij zogeheten balies. De balies zijn centrale diensten die het onderwijs bijstaan met raad en daad. De balies zijn zichtbaar, toegankelijk en servicegericht.

In de Netwerkschool worden mensen, met name de onderwijsmensen, gestimuleerd om meerdere rollen te vervullen.

centraal (voor de hele school)

Uit welke stappen bestaat het onderwijs?

decentraal (per domein)

Student kiest nieuwe opleiding

1 Intake

5 Examineren

2 Leerweg plannen

3 Leren / Toetsen

6 Netwerken

4 Werken / Toetsen

Student past leerweg aan

figuur 4 de zes onderwijsstappen

De zes onderwijsstappen van de Netwerkschool Dit plaatje geeft een overzicht van de zes stappen waarin de Netwerkschool het onderwijs indeelt. Elke student begint met stap 1. De stappen 2, 3, en 4 beschrijven waar de student zich tijdens zijn opleiding afwisselend mee bezighoudt. Het plaatje laat ook zien welke stappen centraal (schoolbreed) worden georganiseerd en welke decentraal (per domein of opleiding). De zes stappen zullen in dit hoofdstuk

Organisatie steeds vanuit een andere invalshoek worden beschreven, te beginnen op de volgende bladzijde. De indeling in de stappen Intake, Leerweg plannen, Leren / toetsen, Werken / toetsen, Examineren en Netwerken, is gebaseerd op de beschrijving van het primair proces in het mbo die in 2007 is gemaakt door de Kenniskring Onderwijslogistiek.7


organisatie

8

wie is wie-kaart

Docent Algemeen directeur Helpt de student bij theoretische vakinhoudelijke vraagstukken. Biedt studenten onderwijsmodules.

Geeft leiding aan de directeuren.

Moderator

Directeur

Helpt de student bij vragen over leren en samenwerken. Biedt studenten onderwijsmodules.

Geeft leiding aan een groep docenten en studenten en aan een centrale dienst. Studieadviseur

ONDERWIJSONDERSTEUNING

ONDERWIJS Instructeur

Helpt studenten bij het verwoorden van de leervraag. Doet dit bij de Intakebalie. Biedt de student praktische kennis en vaardigheden en begeleidt het lerend werken. De Intakebalie geeft studenten voorlichting, helpt bij het verwoorden van hun leervraag, doet assessments en brengt EVC’s in kaart.

Studiebegeleider Netwerker

Volgt en helpt de student tijdens de hele studie.

Onderhoudt netwerken en zoekt nieuwe netwerkverbindingen. Doet dit bij de Bedrijvenen Alumnibalie.

Studiebegeleider intensief

De Bedrijvenbalie beheert de relatie met het bedrijfsleven. De Alumnibalie houdt contact met en levert diensten aan oud-studenten. De uitvoering is belegd bij een studentonderneming.

Begeleidt de student die extra zorg nodig heeft in het intensief traject.

Onderwijsinkoper Koopt en ontwikkelt onderwijsinhoud en methodes. Doet dit bij de Leermiddelenbalie. De Leermiddelenbalie koopt de leermiddelen en maakt samen met onderwijsmensen modules voor studenten.

Wie is wie in de Netwerkschool?

Onderwijsassistent Ondersteunt docenten en studenten bij het onderwijs. Assessor Onderzoekt talenten, competenties en potentie. Doet dit bij de Intake- en Examenbalie. De Examenbalie beoordeelt de competenties van de student, draagt zorg voor erkenning van EVC’s en koopt toetsen in.

Personeelsmedewerker Ondersteunt medewerkers op de Netwerkschool bij hun ontwikkeling. Doet dit bij de Mensenbalie. De Mensenbalie verzorgt personeelszaken, en personeelsontwikkeling. ICT’er

Netwerkraad

Verzorgt het ICT-netwerk. Doet dit bij de ICT-balie.

Vertegenwoordiging van netwerkpartners die de school feedback geeft op zijn dienstverlening.

De ICT-balie verzorgt het ICT-netwerk. De uitvoering van het onderhoud is belegd bij een studentonderneming.

Toezichtsraad Het interne toezichtorgaan van de school, houdt toezicht op de realisatie van de missie. Administratief medewerker Schoolraad

Verzorgt de informatie voor communicatie of verantwoording. Doet dit bij de Informatiebalie.

Medezeggenschapsraad van medewerkers. De Informatiebalie doet de administratie.

RADEN

Studentenraad

Huismeester Vertegenwoordiging van studenten die de school helpt beter aan te sluiten op studentenwensen. Draagt zorg voor warmte, licht, catering en andere voorzieningen. Doet dit bij de Dienstenbalie. De Dienstenbalie is de facilitaire dienst. Delen van de uitvoering zijn belegd bij studentondernemingen

Ouderraad Vertegenwoordiging van ouders die de school helpt beter aan te sluiten bij ouderwensen.


organisatie

9

wie doet wat-kaart De zes onderwijsstappen

1

intake

2

Leerweg plannen

28

wie doet wat

Wie doet wat in het onderwijs van de Netwerkschool?

Wat doen de studenten? En de studentondernemingen?

De nieuwe student meldt zich online aan. De nieuwe student doet de intake en de nodige assessments. Een seniorstudent geeft nieuwe studenten informatie over de opleiding. Een seniorstudent helpt de studieadviseur bij het afnemen van de assessments.

De student maakt online een voorstel voor de te volgen leerweg. De student geeft met zijn studiebegeleider vorm aan zijn leerweg.

Wat doen de onderwijsmensen?

Nu we weten welke rollen de Netwerkschool onderscheidt en wat de zes onderwijsstappen zijn, kunnen we gaan concretiseren wie er wat doet in elke stap. Op de kaart hiernaast, met de titel: ‘Wie doet wat?’, heeft de denktank deze stappen beschreven. In de eerste stap, de Intake, maakt de student, na een bezoek aan de website van de school, online een afspraak bij de Intakebalie. De Intakebalie is een centrale dienst omdat voorlichting geven, assessments afnemen, en talenten ontdekken specifieke expertise vereist en omdat er dan geen belangenverstrengeling is met een bepaalde opleiding.

Wat doet de studiebegeleider? De studiebegeleider stelt met de student diens persoonlijke leerweg vast. De studiebegeleider maakt afspraken met de student en stelt het leerwerkcontract op. De studiebegeleider stelt zonodig met de student de persoonlijke leerweg bij.

Is de keuze voor een opleidingsrichting gemaakt, dan stippelt de student met zijn studiebegeleider een leerweg uit. De eerste weken krijgt de student een introductie in de school en in het gekozen domein. In de periode leren en toetsen die volgt, zoekt de studiebegeleider de student regelmatig op, ook virtueel. Studiebegeleiders zijn accountmanagers, hun belangrijkste taak is de effectiviteit van het leerproces en de tevredenheid van de student te peilen, te bespreken en te verbeteren. Werken is op de Netwerkschool een belangrijke vorm van leren. De student werkt als docent, in een studentonderneming (zie pagina 20) en in een leerbedrijf. De netwerker zoekt met de student de goede leerwerkplekken, de moderator begeleidt de student bij het opzetten van de studentonderneming. Allen slaan feedback en vorderingen op in het studentvolgsysteem. De Examenbalie, ook weer een gespecialiseerde centrale dienst, neemt examens af wanneer de student aangeeft daar aan toe te zijn. Het diploma leidt de student naar de Alumnibalie (zie ook pagina 46).

Wat doet de computer? De computer biedt de student inzicht in en informatie over de studiemogelijkheden. De computer helpt de student bij het invullen van zijn aanmeldingsformulier. De computer signaleert zonodig met een quickscan de competenties (EVC’s) van de student.

Wat doen de centrale diensten? De studieadviseur De assessor De Alumnibalie De netwerker

Wat doet het leerbedrijf?

De studieadviseur beoordeelt de informatie die de vooropleiding over de student aanlevert. De studieadviseur doet de intake en de nodige assessments. De studieadviseur signaleert welke competenties (EVC’s) de student heeft. De studieadviseur helpt de student bij het kiezen van een opleiding. De studieadviseur draagt de student over aan diens studiebegeleider. De studieadviseur signaleert of de student extra begeleidingsbehoefte heeft.

De computer biedt de student inzicht in en informatie over de onderwijsmogelijk­heden.


3

leren / toetsen

4

werken / toetsen

5

Examineren

6

netwerken

De student doet examen.

Oud-studenten worden lid van het alumninetwerk van de school. Oud-studenten houden hun vakkennis actueel via het alumninetwerk. Oud-studenten blijven hun portfolio beheren via de school. Oud-studenten blijven via het alumninetwerk op de hoogte van bijscholingsmogelijkheden. Oud-studenten benutten de carrièrekansen die het alumninetwerk biedt. Alumnibeheer is de taak van een studentonderneming.

De studiebegeleider helpt de student bij diens keuze voor werk. De studiebegeleider helpt de student bij problemen op de leer-werkplek.

De studiebegeleider volgt de examens van de student via het studentvolgsysteem. De studiebegeleider adviseert de student als deze problemen heeft bij examinering.

De studiebegeleider nodigt de student bij diplomering uit voor het alumninetwerk. De studiebegeleider draagt de student over aan de Alumnibalie.

De computer biedt de student informatie over leer-werkplekken en studentondernemingen. De computer biedt de student praktische kennis en online begeleiding. De computer geeft antwoord op vragen van de student over werk. De computer volgt en begeleidt het werken van de student.

De computer kan bij de student examen afnemen door simulaties of serious gaming.

De computer biedt toegang tot het online alumninetwerk. De computer blijft de student toegang bieden tot zijn online portfolio. De computer biedt informatie over vacatures, events en bijscholing.

De netwerker koppelt de leervraag van de student aan een leerbedrijf. De netwerker ondersteunt het leerbedrijf bij het begeleiden van de student.

De assessor beoordeelt de competenties van de student tijdens een integratieve toets (porftfoliobeoordeling en/of proeven van bekwaamheid). De assessor doet de erkenning van EVC’s of koopt die in bij EVC bureaus.

De Alumnibalie onderhoudt samen met een studentonderneming het contact met alumni. De Alumnibalie volgt de oud-student en assisteert deze desgewenst bij nieuwe leervragen. De Alumnibalie werft alumni die kunnen bijdragen aan het leren en werken van de student.

De student leert met hulp van computer, medestudenten en onderwijsmensen. De student biedt kennis aan medestudenten (peer-to-peer lessen). De student helpt medestudenten met vragen over het leerproces (peer-to-peer begeleiding). De studenten geven elkaar feedback tijdens samenwerking. De student toetst zijn eigen voortgang.

De student werkt met hulp van computer, medestudenten, onderwijsmensen en bedrijven. De student werkt in een studentonderneming. De student werkt in een leerbedrijf. De seniorstudent helpt de student binnen de studentonderneming. De seniorstudent helpt nieuwe studenten bij hun keuze voor werk. De seniorstudent biedt praktische kennis en begeleidt het werken van de student. Elke student met een goed ondernemingsplan kan een student­ onderneming beginnen. De studentonderneming stelt met de student een arbeidsovereenkomst op. De studentonderneming geeft feedback aan de student en de studiebegeleider.

De docent helpt de student als deze vakinhoudelijke kennisvragen heeft. De onderwijsmensen beoordelen de voortgang van de student en geven feedback. De moderator helpt de student bij vragen over manieren van leren. De instructeur biedt de student praktische kennis en helpt competenties ontwikkelen. De onderwijsassistent ondersteunt docenten, instructeurs en studenten bij het onderwijs.

De instructeur begeleidt het werken van de student.

De studiebegeleider volgt en begeleidt de hele leerweg van de student. De studiebegeleider ondersteunt de student als deze problemen met het leren heeft. De studiebegeleider volgt de toetsen van de student via het studentvolgsysteem. De studiebegeleider attendeert de student op eventuele problemen met de voortgang. Indien nodig draagt de studiebegeleider de student over aan de studie­ begeleider intensief.

De computer leert de student vakinhoudelijke kennis. De computer volgt en begeleidt de leerweg van de student. De computer helpt de student met vragen over manieren van leren. De computer toetst continu de voortgang van de student en geeft feedback. De computer houdt de competentieontwikkeling en het portfolio van de student bij. De computer prikkelt de student op een positieve manier om vaart te maken. De computer seint de student in als het tijd is voor deelname aan een examen. De computer seint de studiebegeleider in als de student onvoldoende presteert.

Het leerbedrijf levert leer-werkplekken. Het leerbedrijf stelt met de student een arbeidsovereenkomst op. Het leerbedrijf geeft feedback aan de student en de studiebegeleider.


30

Hoe is het werk van de student georganiseerd?

organisatie werk van de student

We hebben nu gezien wie wat doet in het onderwijs op de Netwerkschool. Het lerend werken komt op de Wie doet wat-kaart wel aan de orde, maar te summier om recht te doen aan hoe belangrijk werk op de Netwerkschool is. Om deze reden werken we op de kaart hiernaast uit hoe het werken van de student wordt georganiseerd. Op de Netwerkschool werken alle studenten, tegen betaling. Het gaat dan om werken bij een leerbedrijf, in een studentonderneming, maar ook om lesgeven aan medestudenten. Les geven aan elkaar De computer doet een eerste voorzet voor het maken van de koppeling tussen studenten voor de peer-to-peer lessen. De moderator leert studenten hoe ze van elkaar kunnen leren. Studenten geven elkaar na afloop van de les feedback, die vervolgens met de moderator besproken wordt. De studiebegeleider houdt ook een oogje in het zeil, hij volgt de resultaten van de toetsen en de feedback in het studentvolgsysteem. Het geven van peer-to-peer lessen draagt er ook aan bij dat de student begrip krijgt voor het vak van de onderwijsmensen. De studentonderneming Studentondernemingen zetten hun vacatures in de bedrijvendatabase. Studenten solliciteren daarop, alsof het een gewone baan betreft. Ondernemende studenten kunnen ook een plan maken voor het opzetten van een eigen studentonderneming. De moderator is het eerste aanspreekpunt voor de studentonderneming. Hij helpt bij vragen en problemen en leert studenten hoe ze een studentonderneming moeten opzetten en managen. De studentonderneming laat haar voortgang zien door kwartaalcijfers en een jaarverslag te publiceren en periodiek de klanttevredenheid te onderzoeken. Studenten evalueren de studentonderneming in de bedrijvendatabase en zetten de feedback die zij van de studentonderneming krijgen in hun persoonlijke portfolio. Leerbedrijven De online bedrijvendatabase geeft studenten niet alleen informatie over studentondernemingen maar ook een overzicht van bedrijven in de omgeving die leer-werkplekken beschikbaar hebben. Nadat de student de module ‘stage lopen’ met goed gevolg heeft afgerond en zijn leervraag aan de netwerker heeft voorgelegd, kan hij solliciteren bij een van deze leerbedrijven. Als het arbeidscontract getekend is, de student een begeleider heeft gevonden vanuit de school (de instructeur) en vanuit het leerbedrijf (de praktijkbegeleider), kan hij aan de slag. Tijdens het werken worden de student en de praktijkbegeleider regelmatig door de computer verzocht digitaal de voortgang op de leer-werkplek bij te houden. De student sluit het werken bij het leerbedrijf af met een toets of eindopdracht die samen met het portfolio van de student door de instructeur beoordeeld wordt. Het werken van de student is cruciaal om als Netwerkschool op een efficiënte manier diensten te kunnen leveren waar de omgeving op zit te wachten. Zo levert de studentonderneming alleen diensten waar mensen in de omgeving bereid zijn voor te betalen. Dit levert geld

op dat gebruikt wordt om de studenten ook financieel voor hun inzet te belonen. Voor de student is het interessant en leerzaam te werken in een relevante werkomgeving. Het werken in een studentonderneming en bij een leerbedrijf geeft de student een kijkje in de ‘echte’ praktijkwereld. Dit gaat verder dan alleen het technisch toepassen van handigheidjes, maar vereist ook sociale vaardigheden en de kunde om samen te kunnen werken met anderen. Daar wordt de student beter van.


organisatie

10

werkkaart De student

De student De student vult online zijn beschikbaarheid in. De student bekijkt online zijn koppeling aan andere studenten voor peer-to-peer lessen. De student legt eventuele bezwaren tegen de koppeling voor aan de moderator. De student maakt afspraken met zijn medestudenten in de agenda en reserveert een ruimte. De student houdt de peer-to-peer lessen bij in zijn urenadministratie. De student geeft de peer-to-peer lessen. De student ontvangt aan het einde van de les feedback. De student reflecteert tijdens een les met de moderator op de peer-to-peer lessen. De student maakt na de peer-to-peer lessen een afsluitende toets.

De student oriënteert zich op een leer-werkplek via de online bedrijvendatabase. De student volgt de module ‘stage lopen’ en sluit die met goed gevolg af. De student stelt samen met zijn studiebegeleider zijn leervraag vast en legt deze voor aan de netwerker. De student solliciteert naar een leer-werkplek bij een leerbedrijf naar keuze. De student verwerft een leer-werkplek en zet de afspraken in zijn agenda en in de bedrijvendatabase. De student maakt een afspraak in de agenda van de instructeur voor een eerste gesprek. De student sluit met het leerbedrijf een arbeidscontract af. De student houdt wekelijks zijn voortgang op de leer-werkplek bij in zijn online portfolio. De student beoordeelt na afloop van het werken het leerbedrijf in de bedrijvendatabase. De student sluit het werken bij het leerbedrijf af met een toets, verslag of eindopdracht.

PEER-TO-PEER LESSEN De netwerker

De docent De docent integreert de peer-to-peer lessen in het voorbeeldrooster van zijn modules.

LEER-WERKPLEK BIJ EEN LEERBEDRIJF

De netwerker beheert zijn deel van de bedrijvendatabase. De netwerker koppelt de leervraag van de student aan mogelijke leerbedrijven. De netwerker verstrekt het leerbedrijf de gewenste informatie. De netwerker ondersteunt het leerbedrijf bij het begeleiden van de student.

De moderator De moderator leert studenten lesgeven aan medestudenten. De moderator behandelt de bezwaren tegen een koppelingen en komt zonodig met alternatieven. De moderator monitort de feedback en past het leerprogramma daar op aan. De moderator helpt de studenten bij problemen met de peer-to-peer lessen.

De studiebegeleider De studiebegeleider helpt de student bij het vaststellen van zijn leervraag. De instructeur

De studiebegeleider De studiebegeleider volgt in het studentvolgsysteem de resultaten van de peer-to-peer lessen. De computer De computer waarschuwt de student dat hij peer-to-peer lessen moet gaan organiseren. De computer koppelt studenten voor peer-to-peer lessen aan elkaar. De computer toetst de student na afloop van de peer-to-peer lessen. De Informatiebalie

Wie doet wat in de organisatie van het werk van de student?

De instructeur vult zijn beschikbaarheid in de bedrijvendatabase in. De instructeur helpt studenten en leerbedrijven met problemen die ze zelf niet kunnen oplossen. De instructeur bekijkt en beoordeelt het portfolio van de student. De computer De computer koppelt op basis van de bedrijvendatabase de student aan een instructeur. De computer nodigt de student wekelijks uit de voortgang op de leer-werkplek bij te houden. De computer nodigt de praktijkbegeleider maandelijks uit de voortgang bij te houden. Het leerbedrijf

De Informatiebalie betaalt de studenten op basis van de urenadministratie. Het leerbedrijf biedt leer-werkplekken aan. Het leerbedrijf zet zijn aanbod aan leer-werkplekken in de bedrijvendatabase. Het leerbedrijf wijst een praktijkbegeleider aan die de student begeleidt. Het leerbedrijf sluit met de student een arbeidscontract af. Het leerbedrijf betaalt de student ten minste het minimum jeugdloon voor de gewerkte uren. Het leerbedrijf houdt maandelijks online de voortgang op de leer-werkplek bij.

De student De student oriënteert zich tijdig op een studentonderneming, via de bedrijvendatabase. De student doet zijn studiebegeleider een voorstel voor de gewenste studentonderneming. De student schrijft eventueel een bedrijfsplan voor een eigen studentonderneming. De student verwerft een plek bij een studentonderneming of start zijn eigen studentonderneming. De student zet de afspraken met de studentonderneming in zijn agenda. De student vult zijn ontvangen feedback in zijn portfolio in. De student evalueert de studentonderneming in de bedrijvendatabase. De student maakt ieder kwartaal een verslag van zijn werk in de studentonderneming.

De computer De computer waarschuwt de student dat hij een (nieuwe) studentonderneming uit moet kiezen. De computer nodigt de student elk kwartaal uit de studentonderneming te evalueren.

De studentonderneming De studentonderneming plaatst vacatures in de bedrijvendatabase. De studentonderneming plant met de student de werkzaamheden en werktijden. De studentonderneming houdt een administratie en begroting bij. De studentonderneming publiceert een jaarverslag en kwartaalcijfers. De studentonderneming onderzoekt regelmatig de klanttevredenheid. De studentonderneming betaalt de student ten minste het minimum jeugdloon voor de gewerkte uren. De studentonderneming geeft feedback op de studenten in de studentonderneming. De studentonderneming stelt vragen aan de moderator.

De studiebegeleider De studiebegeleider volgt online de feedback van de student en schakelt desgewenst de moderator in.

STUDENTONDERNEMING

De moderator De moderator keurt het voorstel van de student voor de gewenste studentonderneming goed of af. De moderator geeft les over het werken in of opzetten van een studentonderneming. De moderator helpt de student bij problemen in de studentonderneming. De moderator helpt de studentonderneming bij vragen. De moderator beoordeelt de verslagen van de student.


De student in de virtuele ruimte

32

student in virtuele ruimte

Op de Wie doet wat-kaart blijkt dat de computer een belangrijke rol speelt in het onderwijs op de Netwerkschool. De computer, waarmee de virtuele ruimte van de school ontsloten wordt, heeft taken in elke onderwijsstap. De online school: zeven dagen per week, 24 uur per dag. E-learning staat nog in de kinderschoenen. In Nederland werken vooral commerciële onderwijsaanbieders ermee. In het publiek bekostigde beroepsonderwijs is het aanbod van online leren beperkt tot een enkele pionier. Een voorbeeld hiervan is het Koning Willem I College in Den Bosch. Na een testfase met zestig cursisten heeft dit ROC in september 2008 een eigen online school geopend. De nieuwe school is begonnen met een aanbod van twintig cursussen op het gebied van onder meer professionele vorming, persoonlijke ontwikkeling, en computervaardigheden. Op verzoek van het bedrijfsleven biedt de online school ook opleidingen op maat aan, bijvoorbeeld voor het bijscholen van personeel. Cursisten schrijven zich online in, kunnen zelfstandig in hun eigen tempo lessen volgen, maar kunnen ook terecht bij een online helpdesk en een persoonlijk begeleider, die tevens de voortgang van de cursist in de gaten houdt. De online school is het hele jaar open, 24 uur per dag en zeven dagen per week. Voor meer informatie zie: http://online.kw1c.nl/

Om aan te geven wat de student doet in de virtuele ruimte van de school, heeft de denktank de volgende kaart gemaakt. Een van de uitgangspunten van de Netwerkschool is dat niet alleen het volledige curriculum, maar ook alle andere schoolinformatie online toegankelijk is. Mensen hoeven hun laptop maar open te klappen en in te loggen via internet en ze kunnen aan het werk. De ruggengraat van de Netwerkschool is dus in wezen een website. Deze site ontsluit de complete school. Deze virtuele Netwerkschool is altijd open, 24 uur per dag, zeven dagen per week. De student meldt zich via de website aan en maakt een afspraak voor een intakegesprek. Via de site logt de student vervolgens ook in op de virtuele leeromgeving waar hij zijn leerweg samenstelt door op zijn kalender de modules, benodigd voor het behalen van het gewenste diploma, achter elkaar te zetten en deze te reserveren. Leren en toetsen zijn volledig geïntegreerd. Wie daar de voorkeur aan geeft, maakt voor de digitale les eerst een diagnostische toets, maar achteraf of tijdens de les toetsen kan ook. De geïntegreerde toetsing maakt dat de voortgang van de kennisontwikkeling van de student vrijwel automatisch wordt bijgehouden. Dat is niet alleen handig voor de student zelf, maar ook voor zijn studiebegeleider, de onderwijsmensen die hem begeleiden en voor zijn ouders. De leeromgeving is een internetgemeenschap waar niet alleen de aanwezigheid van anderen te zien is, maar ook hun activiteiten zichtbaar zijn. Zo weten mensen elkaar te bereiken, kunnen ze samen projecten doen, elkaar helpen en informatie delen. Het voordeel van werken met een webbased leeromgeving is dat informatie altijd en overal toegankelijk is, dus ook als de student niet op school is, maar bijvoorbeeld op zijn leer-werkplek bij een leerbedrijf. Bijkomend voordeel van een webbased leeromgeving is dat alle software centraal draait. Dit maakt het beheer van de leeromgeving eenvoudiger en drukt de kosten. Een webbased leeromgeving maakt het voor scholen ook eenvoudiger leermateriaal te delen. De Netwerkschool past daarmee in de beweging naar een volledig online toegankelijk schoolsysteem, net als initiatieven als de Open School.


organisatie

11

INTAKE

Wat kan de student doen in de virtuele ruimte van de Netwerkschool?

LEREN / TOETSEN

WERKEN / TOETSEN

EXAMINEREN

NETWERKEN

1

De student kan informatie vinden over het onderwijs op de Netwerkschool. De student kan bij andere studenten informatie vragen over onderwijs. De student kan zich aanmelden en een afspraak maken met een studieadviseur. De student kan digitaal de nodige tests en assessments doen. De student kan een quick scan voor de EVC-procedure doen.

2

De student kan de vereiste competenties en modules voor een diploma bekijken. De student kan zijn initiĂŤle persoonlijke leerweg voorleggen aan zijn studiebegeleider. De student kan zijn persoonlijke leerweg digitaal vastleggen en bijstellen. De student kan de volgorde van zijn modules bepalen en deze tussentijds wijzigen. De student kan modules uit zijn initiĂŤle planning reserveren. De student kan zijn eigen voortgang monitoren.

3

De student kan alle leerstof uit het curriculum online tot zich nemen. De student kan zichzelf voortdurend, diagnostisch, toetsen. De student kan zijn leerproces registreren, bewaken en bijsturen. De student kan zijn digitale portfolio vullen. De student kan zelf informatie vergaren door bijvoorbeeld FAQ’s te raadplegen. De student kan informatie maken en delen, ter ondersteuning van het leren en toetsen. De student kan onderling en met begeleiders informatie uitwisselen (via e-mail, chat). De student kan de aanwezigheid en de activiteiten van anderen zien en daarop inspringen. De student kan (sociale) netwerken opbouwen. De student kan met andere studenten samenwerken. De student kan internet gebruiken om te leren, zoals skypen met Engelse studenten. De student kan experts (zoals accountants) raadplegen. De student kan (serious) gamen en oefenen met digitale simulaties. De student kan van de computer feedback krijgen. De student kan om begeleiding vragen en krijgen. De student kan zijn planning, agenda en uren bijhouden.

4

De student kan praktische kennis vergaren. De student kan informatie over leer-werkplekken en studentondernemingen raadplegen. De student kan zijn uren verantwoorden naar de werkgever. De student kan digitaal zijn portfolio met werkervaring bijhouden. De student kan digitaal zijn werkervaring evalueren en delen. De student kan collegastudenten in dezelfde situatie en alumni raadplegen. De student kan digitaal om feedback vragen.

5

De student kan zijn digitale bewijsmap maken om voor te leggen aan de assessor. De student kan zijn stukken uit zijn digitale bewijsmap laten valideren. De student kan zich inschrijven voor examens. De student kan examen doen via de computer via bijvoorbeeld serious gaming of simulaties. De student kan zijn examenresultaten raadplegen.

6

De alumnus kan contact met mede-alumni onderhouden. De alumnus kan als expert in de virtuele ruimte hulp bieden aan studenten. De alumnus kan feedback geven ten gunste van de ontwikkeling van het curriculum. De alumnus kan vakinhoudelijke vernieuwing terugkoppelen aan de school en andersom. De alumnus kan informatie raadplegen over mogelijke vervolgopleidingen. De alumnus kan zich inschrijven voor aanvullend en nieuw onderwijs. De alumnus kan de kennisbehoefte van de school zien en hier zo (betaald) in voorzien. De alumnus kan zijn eigen portfolio inzien en aanvullen om eventueel later te laten verzilveren.

33

student in virtuele ruimte

LEERWEG PLANNEN

student in virtuele ruimtekaart


34

Hoe gaat de school om met tijd? BOL 1

tijd

De virtuele Netwerkschool is altijd open, 24 uur per dag, zeven dagen per week. Maar ook in de ‘real world’ gaat de Netwerkschool anders om met tijd dan in het onderwijs gebruikelijk is. De Tijdkaart hiernaast geeft een overzicht van wat die verschillen behelzen.

BOL 2

BOL 3

BOL 4

BBL

1

1

0,5

0,5

0,2

Contact met de docent

4

3

3

2

1

Contact met de moderator

3

3

2

2

0,4

E-learning met de onderwijsassistent

5

6

7

7

4

Praktijklessen met de instructeur en de onderwijsassistent

6

6

6

6

0,7

peer-to-peer ontvanger

4

4

4

4

2,2

Persoonlijke leerweg samenstellen

De Tijdkaart maakt duidelijk dat de tijdsbenutting op de school in lijn is met wat gebruikelijk is in de rest van de samenleving. Zo bestaat een voltijdse werkweek voor medewerkers uit 36,9 uur.

Contact met de studiebegeleider

Studenten zijn 36 uur per week met school bezig. Een modelmatige onderverdeling van deze 36 uur staat, per leerweg en niveau, aangegeven in figuur 6. Het gaat hierbij om de gemiddelde tijdsbesteding per week, in de praktijk varieert het aantal uren dat studenten aan de verschillende vormen van leren en werken besteden. Zo kunnen studenten bijvoorbeeld tijdelijk voltijds in een leerbedrijf of voor een studentonderneming aan de slag zijn, terwijl ze op een ander moment meer uren per week aan e-learning besteden.

Leren / toetsen

De lange vakanties behoren tot het verleden. Studenten en medewerkers hebben zes weken vakantie per jaar, op te nemen in overleg. Met het verdwijnen van de zomervakantie, is ook ‘het schooljaar’ een relatief begrip geworden. Studenten melden zich aan wanneer ze dat willen en zijn dan per direct welkom op school. Studenten kunnen elke eerste maandag van de maand beginnen met het introductieprogramma van de Netwerkschool. Tijd is geld Hoewel de arbeidsproductiviteit op de Netwerkschool hoger ligt dan in het huidige beroepsonderwijs, blijven de salarissen van de onderwijsmensen de grootste kostenpost (zie financiën). Het is zaak zuinig om te gaan met deze kostbare productiefactor. Onderwijsmensen moeten zo effectief mogelijk worden ingezet. De Netwerkschool realiseert dit door onderwijsmensen tenminste 80 procent van hun tijd te laten besteden aan contact met studenten. Dit conform de situatie in het bedrijfsleven, waar professionals ook 80 procent van hun tijd productie dienen te draaien. In de Netwerkschool betekent dit voor een onderwijsmens die voltijds de rol van docent vervult, dat hij bijna 30 uur per week contact heeft met studenten, in zijn geval met kleine groepjes studenten. Een tweede manier om te organiseren dat onderwijsmensen hun tijd effectief kunnen besteden is via functiedifferentiatie. Hier doet opnieuw het principe ‘goedkoop waar het kan, duur waar nodig’ opgeld. Hoe dit in het onderwijs concreet vorm kan krijgen, illustreren we hier aan de hand van het vragenfilter. zie figuur 5 Het vragenfilter dient om te voorkomen dat de – dure – docenten hun tijd besteden aan vragen die ook op andere – goedkopere – manieren te beantwoorden zouden zijn. De Tijdkaart illustreert ook hoe belangrijk de professionele ontwikkeling van het personeel is. In de ‘vrije’ twintig procent die mensen aan andere taken besteden, is ten minste 85 uur per jaar gereserveerd voor eigen bijscholing.

Waar vindt de student antwoord op vragen?

ELO (elektronische leeromgeving) De vraag wordt beantwoord in de elektronische leeromgeving

FAQ (frequently asked questions) De vraag wordt beantwoord in de FAQ’s van de school

MSN (messenger) Medestudenten geven antwoord via MSN

Werken / toetsen

Werkend leren (betaald) met de instructeur

10

9

8

8

26

Werken in de student­onderneming (betaald) met de moderator

2

3

4

5

1

peer-to-peer gever (betaald)

1

1

1,5

1,5

0,5

Totaal aantal uren per week

36

36

36

36

36

waarvan aantal contacturen

26

25

24

24

29

Totaal aantal contacturen per jaar

1.170

1.125

1.058

1.058

1.319

figuur 5 urenverdeling

PtP (peer-to-peer) Medestudenten geven antwoord tijdens de PtP-les

Onderwijsassistent Onderwijsassistenten geven antwoord

Docent Docenten geven antwoord

figuur 6 vragenfilter


organisatie

12

tijdkaart

Dag

35

Het aantal leer- en werkuren per dag is variabel en kan door de student zelf worden bepaald. Week Het aantal leer- en werkuren per week is gemiddeld 36 uur. Het aantal uren betaald werk varieert van 13 tot 27 uur per week. Jaar Het aantal leer- en werkuren per jaar is 1620 uur. Het aantal vakantie-uren per jaar is 216 uur (6 weken vakantie). Vakantieperiodes kiest en plant de student zelf in overleg met zijn studiebegeleider. Studietijd De tijd tot het diploma is variabel en hangt af van het startniveau, diplomawens en voortgang van de student. Dag Het aantal uren per dag is variabel en afhankelijk van de vraag.

Hoe gaat de Netwerkschool om met tijd?

Week

VAN MEDEWERKERS (VOLTIJDS)

Een voltijds werkweek telt 36,9 uur. Het aantal uren per week is variabel en afhankelijk van de vraag. Jaar Een voltijds dienstverband is conform de CAO 1659 uur per jaar. Van de 1659 uur per jaar besteden medewerkers 85 uur aan eigen ontwikkeling. Het aantal vakantie-uren bij een voltijds dienstverband is 221 uur (6 weken) per jaar. Vakantieperiodes plannen de medewerkers zelf, in overleg met collega’s en de directeur. Onderwijsmensen besteden 80 procent van hun tijd aan onderwijs, met studenten. Onderwijsmensen besteden 20 procent van hun tijd aan andere taken, zoals voorbereiding, scholing en overleg. Werktijd De tijd die medewerkers bij de Netwerkschool werken is variabel en hangt af van de eigen wens en resultaten. Dag De fysieke ruimte van de school is dagelijks tenminste open van 08.00 uur tot 20.00 uur. Maand

VAN DE ORGANISATIE

Elke eerste maandag van de maand start de introductiecursus voor nieuwe studenten. Jaar De school is 51 weken per jaar open. De virtuele ruimte is altijd open. Nieuwe studenten kunnen zich het hele jaar door aanmelden.

tijd

VAN STUDENTEN (VOLTIJDS)


organisatie

13

weekrooster

maandag

dinsdag

08.00-08.30 08.30-09.00 36

Voorbereiden bezoek Constructiebedrijf Kersten

Begeleiden studentondernemingen, o.a. Smaak & Co

09.00-09.30

weekrooster twee docenten

Hoe ziet een week van twee docenten eruit?

09.30-10.00

Bedrijfsbezoek Constructiebedrijf Kersten

Begeleiden studentonderneming Smaak & Co Gebruik van mindmaps

10.00-10.30 10.30-11.00

Sociaal netwerken

11.00-11.30 11.30-12.00

Op de Tijdkaart hebben we gezien hoe de Netwerkschool met tijd omgaat. Om te illustreren hoe de week van twee onderwijsmensen op de Netwerkschool concreet kan worden ingevuld, staat hiernaast een voorbeeld van het weekrooster van twee onderwijsmensen op de Netwerkschool: Anja en Henk.

Anja

Schaal 10, contract van 37 uur waarvan 13,5 uur docent Constructiewerker / lasser niveau 2 6,5 uur netwerker 9,5 uur studiebegeleider 7,5 uur (20 procent) voorbereiding, scholing en overleg Anja is docent op de Netwerkschool, maar vervult ook de rol van netwerker en studiebegeleider. Als docent Constructiewerker / lasser is Anja een uitzondering, een vrouw in de techniek. Ze legt studenten aan de hand van opdrachten en praktijkvoorbeelden bijvoorbeeld de theorie rond plaatwerk en magazijnbakken uit. Constructiebedrijf Kersten is een van de bedrijven waar ze als netwerker goed contact mee onderhoudt en die haar input geeft voor haar onderwijs. Naast de meer technische vakken brengt ze haar studenten ook algemene vaardigheden bij zoals sociaal netwerken. Haar grootste geluk is echter het groepje studenten dat ze als studiebegeleider begeleidt, van de start tot aan hun diploma. Om ook de studenten met leerproblemen of gedragsstoornissen goed te kunnen begeleiden, volgt ze gedurende een aantal weken een cursus remedial teaching.

Henk

Schaal 11, contract van 32 uur waarvan 13 uur moderator 6,5 uur studiebegeleider 6,5 uur docent leidinggevende keuken niveau 4 / zelfstandig werkend kok niveau 3 6 uur (20 procent) voorbereiding, scholing en overleg Henk is oud-horecaondernemer, van het slag: al doende leert men. Hij dwong zichzelf bij te leren, volgde lessen en gaf later af en toe een les op de Hotelschool. Na een aantal jaar heeft hij zijn zaak goed kunnen verkopen en besloot hij van zijn beide hobby’s zijn vak te maken: koken en praten. Henk is docent voor de opleidingen Leidinggevende keuken (niveau 4) en voor Instellingskok en zelfstandig werkend kok (niveau 3). Maar Henk is vooral moderator. Hij leert studenten leren. Hij legt ze uit hoe ze theorie aan medestudenten kunnen uitleggen voor de peer-to-peer lessen. Maar hij leert ze ook plannen en samenwerken. Dit komt de studenten in de studentondernemingen ook van pas. Henk begeleidt ook een aantal studentondernemingen zoals Smaak & Co en Restaurant Ben’z. Hij is een betrokken studiebegeleider en heeft al diverse studenten na het behalen van het diploma gemotiveerd om door te studeren.

12.00-12.30

Lunch met collega netwerkers

Lunch met collega moderatoren

12.30-13.00

Plaatwerk theorie over de opdracht uitslagen

Voortgangsgesprek met Amy

Lunch en werkoverleg met onderwijsmensen niveau 2

Gesprek met Kim Lunch en werkoverleg met collega studiebegeleiders

13.00-13.30 Voortgangsgesprek met Djayden

13.30-14.00

Onderzoek nieuwe leerbedrijven

14.00-14.30

Voorbereiden Operationeel bedrijfsmanagement Operationeel bedrijfsmanagement

Digitaal voortgang studenten bekijken

14.30-15.00 15.00-15.30

Digitaal voortgang studenten bekijken

15.30-16.00 16.00-16.30

Digitaal voortgang studenten bekijken

Voorbereiden begeleiding studentonderneming Ben’z

16.30-17.00 17.00-17.30

Voortgangsgesprek met Jort

17.30-18.00 18.00-18.30 18.30-19.00 19.00-19.30 19.30-20.00 20.00-20.30 20.30-21.00 21.00-21.30 21.30-22.00 21.30-22.00

Cursus remedial teaching voorbereiden


woensdag

donderdag

vrijdag

08.00-08.30 Voorbereiden Vaktechniek keuken 1a

08.30-09.00 09.00-09.30

37

Cursus remedial teaching Vaktechniek keuken 1a De mise-en place op topniveau

09.30-10.00

Voorbereiden Samenwerking en Planning

Voortgangsgesprek met Hinte

Samenwerking en Planning

Voorbereiden Buigbewerkingen geometrisch Buigbewerkingen geometrisch

10.00-10.30

Voorbereiden gesprekken studenten

11.00-11.30

Voortgangsgesprek met Rashida

11.30-12.00

Voortgangsgesprek met Tim

Voortgangsgesprek met Rashel

Voortgangsgesprek met Yusuf

12.00-12.30

Lunch

Lunch

Lunchlezing Netwerkschool over de grens

Lunchlezing Netwerkschool over de grens

12.30-13.00

Voorbereiden Buigen met de kantbank voor magazijnbakken

Buigbewerkingen geometrisch met Jort e.a.

Begeleiden studentonderneming bij voorbereiden diner netwerk

Nabespreken en week sluiten met Jort e.a.

Voortgangsgesprek met Karim

gesprek over doorstroom naar niveau 3 met Jort

Voortgangsgesprek met Harm

Voortgangsgesprek met Johan

Lunch met Alberto e.a.

Overleg Kenteq over beschikbaar stellen lasrobot

13.00-13.30 13.30-14.00

Theorie bij project Magazijnbakken voor Kersten

Peer-to-peer lessen voorbereiden met Kim e.a.

Zelfstudie e-learning module horeca-automatisering Mig/maglassen NIL 1

14.00-14.30 14.30-15.00 15.00-15.30 15.30-16.00

Theorie Machine instellingen met Jort e.a. Digitaal voortgang studenten bekijken

16.00-16.30 16.30-17.00

Voortgangsgesprek met Lucas

Dag afsluiten met Jort e.a.

Voortgangsgesprek met Talitha

17.00-17.30

Voortgangsgesprek met Jannes

17.30-18.00

Voortgangsgesprek met Nica

18.00-18.30 18.30-19.00 19.00-19.30 19.30-20.00 20.00-20.30 20.30-21.00 21.00-21.30 21.30-22.00 21.30-22.00

Diner Begeleiden studentenonderneming Ben’z

Digitaal voortgang studenten bekijken

weekrooster twee docenten

Voortgangsgesprek met Robert

10.30-11.00


organisatie

14

weekrooster

maandag

dinsdag

08.00-08.30 08.30-09.00 38 09.00-09.30

weekrooster twee studenten

Hoe ziet een week van twee studenten eruit?

09.30-10.00

Dagopening: Starten week met moderator Joshua

Gesprek over Smaak & Co met moderator Henk

Introductie materialen met instructeur Alberto

10.00-10.30

Samenwerking en Planning in studentonderneming Bergop

Gebruik van mindmaps met moderator Henk

Uitleg over nieuwe materialen door medestudenten

10.30-11.00 Nieuwe materialen met instructeur Alberto

11.00-11.30 11.30-12.00

Basketbal

E-learning mindmap maken

12.00-12.30 12.30-13.00

13.30-14.00

Lunch en luisterles door directeur Heineken Music Hall

Constructiewerker / lasser niveau 2 Jort (17 jaar) leert voor constructiewerker en pikt daarnaast het diploma van het NIL (Nederlands Instituut voor Lassen) even mee. Hij werkt in studentonderneming Bergop en bij de netwerkpartner Scheepsbouw Van Vliet. Jort wordt begeleid door Anja die ook tijdens theorie-uren contact met hem heeft. Aan het eind van de week hebben ze een gesprek over de mogelijkheid van Jort om door te stromen naar niveau 3.

Mig/maglassen NIL 1 met instructeur Mo

Leidinggevende keuken niveau 4

Lunch met medestudenten die ook peer-to-peer lesgeven

E-learning Basismanagement hotel information systems

Leidinggeven aan Smaak & Co Intervisie bespreking met instructeur Wendy

14.30-15.00

Uitleg theorie Mig/maglassen NIL 1 door medestudent

15.00-15.30

Uitleg theorie Mig/maglassen NIL 1 aan medestudenten

Resultaten digitale zoektocht bespreken met docent Jan

15.30-16.00

Mig/maglassen NIL 1 met instructeur Mo

Nabespreken met de groep met docent Jan

Leidinggeven aan Smaak & Co

Digitale toets Vaktechniek hotel

Receptievaardigheden aan medestudenten uitleggen

16.00-16.30

Kim

Lunch Nieuwe materialen, digitale zoektocht

14.00-14.30

Jort

16.30-17.00

Dagafsluiting en evaluatie peer-to-peer les met instructeur Mo

17.00-17.30

Gesprek met studiebegeleider Anja

Werken in de keuken van Restaurant Prestige

Diner

17.30-18.00

Kim (20 jaar) leert voor leidinggevende in de keuken. Ze is een seniorstudent die ook al veel geleerd heeft op de Netwerkschool. Inmiddels kan ze veel van haar kennis en vaardigheden bij het leren in de praktijk gebruiken. Zo geeft ze leiding aan studenten van niveau 1 en 2 in studentonderneming Smaak & Co. Maar datzelfde doet ze ook als assistent in het nabijgelegen leerbedrijf Restaurant Prestige. Hier niet aan studenten, maar aan echte medewerkers. Kim denkt erover om, als ze haar diploma heeft, verder te studeren. Deze week geven hbo studenten haar hier meer informatie over.

Contact met docent Contact met moderator Contact met studiebegeleider Praktijkles met instructeur en onderwijsassistent Werken in de studentonderneming Lerend werken E-learning Peer-to-peer les geven Peer-to-peer les ontvangen

Lunch met collega’s studentonderneming Bergop

13.00-13.30

Op de Netwerkschool zijn voltijds studenten gemiddeld 36 uur per week met school bezig. Dat is best intensief, vinden ook de studenten die over de Netwerkschool hebben meegedacht. Uit de urenverdeling op pagina 34 zagen we al dat zelfs een modelweek al behoorlijk afwisselend is. Dat de variatie in de praktijk nog veel groter is, maken we concreet met de volgende week-agenda’s van twee studenten: Jort en Kim. De docenten Henk en Anja komen we hier ook weer tegen.

ACTIVITEITEN

Gesprek met studiebegeleider Henk

18.00-18.30

Werken in studentonderneming Ben’z

18.30-19.00 19.00-19.30

JORT

KIM

4 uur 3 uur 1 uur 6,5 uur 3 uur 9 uur 5,5 uur 1 uur 3 uur

3,5 uur 3 uur 0,5 uur 6,5 uur 5,5 uur 7 uur 5,5 uur 2 uur 2,5 uur

19.30-20.00 20.00-20.30 20.30-21.00 21.00-21.30 21.30-22.00 22.00-22.30

Nazit en eerste nabespreking met collega’s


woensdag

donderdag

vrijdag Werken in studentonderneming Bergop

08.00-08.30 Werken bij leerbedrijf Scheepsbouw Van Vliet

08.30-09.00

39 Peer-to-peer les voorbereiden

09.00-09.30 09.30-10.00

Presentatie studentonderneming met moderator John

10.00-10.30

Werken in studentonderneming Bergop met moderator John

Werkvoorbereiding met instructeur Jaap

Presentatie studenten over Spaanse koffie

Theorie Bescherming uitleggen aan medestudenten

Menu maken voor Ben’z met docent Clara

Digitaal ontwikkelen productkennis

Digitaal toepassen Bescherming

Menu maken voor Ben’z

Werkoverleg Ben’z over menuplanning met instructeur Filipo

11.00-11.30 Werkvoorbereiding, toelichting door medestudenten

11.30-12.00 12.00-12.30

E-learning Lassen machine-instellingen

12.30-13.00

Lunch en luisterles van manager Scheepsbouw Van Vliet

13.00-13.30 13.30-14.00

Lassen machine-instellingen met instructeur Cris

Digitale toets internationale producten Lunch

Gezond staan en lopen met instructeur Thomas

Buigbewerkingen geometrisch met docent Anja

Lunch met collega’s studentonderneming Ben’z

Lunch

Voorbereiden peer-to-peer les met moderator Henk

Theorie Werving en selectie met docent Annemaria

14.30-15.00

Uitleg theorie Lassen machineinstellingen door medestudent

15.00-15.30

Lassen machine-instellingen met instructeur Cris

16.30-17.00

Theorie machine-instellingen met docent Anja

17.00-17.30

Afsluitend gesprek met Anja met Tim e.a.

18.30-19.00 19.00-19.30 19.30-20.00 20.00-20.30 20.30-21.00 21.00-21.30 21.30-22.00 22.00-22.30

Peer-to-peer les door een hbo student

Nabespreken en week sluiten met docent Anja Gesprek over doorstroom niveau 3 met Anja

16.00-16.30

18.00-18.30

Lunch

Nieuwe mensen voor Ben’z met instructeur Jan

Peer-to-peer les geven

Hbo studenten geven informatie

15.30-16.00

17.30-18.00

E-learnen Buigbewerkingen geometrisch

Presentatie Buigbewerkingen door medestudenten

14.00-14.30

Gezond staan en lopen met instructeur Thomas

Instructeur Alberto komt langs om voortgang te bespreken Werken in de keuken van Restaurant Prestige

Digitaal evaluatie invullen over peer-to-peer les

weekrooster twee studenten

Spaanse productkennis met docent Umberto

10.30-11.00


40

Van Organigram tot Netwerkkaart

netwerkorganisatie

In een hoofdstuk over de organisatiestructuur mag het organigram niet ontbreken. Maar met het verdwijnen van de hiërarchische piramidestructuur, behoort in de Netwerkschool het organigram eigenlijk tot het verleden.

ook vooral een verbeelding van hoe flexibele samenwerkingsverbanden zich vormen, al naar gelang de activiteiten die de Netwerkschool ontplooit.

Organigrammen zijn handig voor het uittekenen van gezagsverhoudingen en bevelslijnen. Het organigram van de modelschool Netwerkschool 2.0, met vierduizend studenten, zou zich op deze manier eenvoudig laten tekenen zie figuur 7. Er is één algemeen directeur met daaronder acht directeuren die behalve een deel van het onderwijs (onderwijsmensen en studenten) ook een of meerdere centrale diensten in portefeuille hebben. Meer lagen zijn er niet. Voor het weergeven van de organisatiestructuur van de Netwerkschool, een wendbare en platte netwerkorganisatie, voldoen de bekende harkjes echter niet meer. Doordat de samenwerkingsverbanden in een netwerkorganisatie steeds veranderen, kan het organigram nooit meer zijn dan een momentopname. Het organigram wordt zo een netwerkkaart: een visualisatie die verbeeldt hoe de organisatie op een bepaald moment is geconfigureerd.

Zo geeft de grote bordeauxrode blob aan dat op dit tijdstip in de Netwerkschool een groep mensen betrokken is bij een opleiding. De groep bestaat uit circa 380 studenten, zeventien onderwijsmensen, een freelance-docent, een assessor van de Examenbalie en een directeur,.

500 personen

Binnen deze opleiding lichten, in het oranje, een tweetal modules op, bestaande uit ieder ongeveer 120 studenten en vijf onderwijsmensen. Bij de rechtermodule blijkt dat ook studenten van ‘buiten’ deze opleiding aan de module mee kunnen doen. De groene blob verbeeldt het samenwerkingsverband tussen de Alumnibalie en de studentonderneming die het alumnibeleid uitvoert. De studentonderneming, Netwerk-X genaamd (zie pagina 20), bestaat uit een kleine dertig studenten en een moderator.

De Netwerkkaart hiernaast is een voorbeeld van een dergelijke momentopname. De Netwerkkaart laat een aantal flexibele en doelgerichte samenwerkingsverbanden zien, die op enig moment actief zijn in de school. De stippen op de kaart verbeelden personen, of groepen van vijf, honderd of vijfhonderd mensen (zie legenda). De gekleurde ‘blobs’ geven aan dat personen met elkaar verbonden zijn door een gezamenlijke activiteit, zoals bijvoorbeeld een opleiding, het netwerkbeheer, het alumnibeleid of de personeelszaken. In de praktijk zullen op enig moment binnen de Netwerkschool veel meer activiteiten plaatsvinden dan op deze kaart staan aangegeven. De kaart is dan

100 personen

Personeelszaken, aangegeven met een paarse blob, wordt uitgevoerd de Mensenbalie, onder verantwoording van een directeur. Ook de algemeen directeur bemoeit zich er op dit tijdstip mee.

5 personen

Het beheer van het externe netwerk, de blauwe blob, ligt momenteel bij een netwerker van de Bedrijvenbalie. Hij werkt samen met een freelancer.

1 persoon

De groene blob verbeeldt de inkoop van leermiddelen. Deze wordt verzorgd door de Leermiddelenbalie in samenwerking met een directeur. legenda netwerkkaart

figuur 7 het klassieke organigram Algemeen directeur

Directeur

Docenten en Studenten

Leermiddelenbalie

Directeur

Docenten en Studenten

Directeur

Informatiebalie

Docenten en Studenten

Directeur

ICT-balie

Docenten en Studenten

Directeur

Directeur

Intakebalie

Docenten en Studenten

Examenbalie

Docenten en Studenten

Directeur

Bedrijven- en Alumnibalie

Docenten en Studenten

Dienstenbalie

Directeur

Docenten en Studenten

Mensenbalie


organisatie

15

netwerkkaart

41

module

opleiding

module

alumnibeleid

freelancers

onderwijsmensen

Bedrijvenbalie

Intakebalie

ICT-balie

Examenbalie

Mensenbalie

Alumnibalie

netwerkbeheer

CENTRALE Leermiddelenbalie

Administratie

Dienstenbalie

DIENSTEN

financiĂŤn en verantwoording Directeuren inkoop leermiddelen

personeelszaken Algemeen directeur

DIRECTIE

netwerkorganisatie

STUDENTEN


42

ZEGGENSCHAP

zeggenschap

Een belangrijk organisatorisch principe van de Netwerkschool is verantwoordelijkheid. De Netwerkschool legt verantwoordelijkheid voor het werk dat moet gebeuren bij de mensen die de desbetreffende taak op zich hebben genomen, of dit nu het onderwijs betreft of de inkoop van leermiddelen. Mensen verantwoordelijkheid geven, betekent dat mensen zeggenschap moeten hebben. Alleen dan is het mogelijk mensen ook verantwoording af te laten leggen over het resultaat van hun werk. Hierom maakt de Netwerkschool vier dingen expliciet: 1.   wie verantwoordelijk is voor welke taak; 2. wie zeggenschap heeft waarover; 3. op basis waarvan men rekenschap aflegt; en 4. aan wie. De kaart hiernaast maakt deze vierslag inzichtelijk. De Zeggenschapskaart laat zien dat taken samenwerking vereisen, niet alleen tussen onderwijsmensen, maar ook met mensen van de balies. Bij het samenstellen en verzorgen van een onderwijsmodule is de docent verantwoordelijk voor de inhoud en een moderator voor de onderwijskundige vormgeving. In overleg met de onderwijsinkoper van de Leermiddelenbalie, beslissen de samenstellers van de module over de benodigde leermiddelen. De moderator maakt het voorbeeldrooster aan de hand waarvan studenten en onderwijsmensen kunnen zien wat er tijdens de module van ze wordt verwacht. Met de instructeur stemt de moderator zonodig de invulling van de praktijklessen af. Wat betreft deze taak, het leveren van een onderwijsmodule, worden de twee verantwoordelijke mensen geacht rekenschap af te leggen over het succes ervan op basis van de studentresultaten, de studenttevredenheid, de tevredenheid van de betrokken collega’s en hun eigen urenadministratie. De budgetverantwoordelijke moderator, legt ook rekenschap af over de besteding van het modulebudget. Studentsucces, budget, het aantal gewerkte uren, en de tevredenheid van de betrokken mensen (tevredenheid van studenten, collega’s of netwerkpartners) zijn de belangrijkste vier resultaatcategorieën waar de Netwerkschool zijn mensen op aanstuurt. De denktank heeft vele manieren bedacht waarop deze resultaatcategorieën in de Netwerkschool geoperationaliseerd worden. Dan gaat het om de gegevens uit het studentvolgsysteem, de studentevaluaties, digitale systemen voor 360 graden feedback, urenadministratie en de financiële data, maar ook om uitvalcijfers, de gegevens uit gesprekken met uitvallers, ziekteverzuim of het aantal studenten dat zich inschrijft voor een bepaalde module. Vanwege de ruimte zijn van de meeste balies en van de studiebegeleider (intensief) de zeggenschapslijnen niet uitgewerkt. De Alumnibalie, Bedrijvenbalie, Dienstenbalie, Examenbalie, Informatiebalie en de Mensenbalie zijn buiten beschouwing gelaten. De verdeling van zeggenschap binnen deze diensten is soortgelijk aan de Leermiddelenbalie en de Intakebalie.


organisatie

16

zeggenschapskaart

De docent, als inhoudelijk verantwoordelijke voor een module

De algemeen directeur, als eindverantwoordelijke De strategie van de school De directeuren Opleidingssucces en studenttevredenheid Medewerkerstevredenheid Tevredenheid netwerkpartners Studentenaantallen Beïnvloedbare uitval Financiële resultaten De mate waarin aan wettelijke eisen is voldaan Innovatiekracht

legt rekenschap af aan de toezichtsraad op basis van

ALGEMEEN DIRECTEUR

Opleidingssucces en studenttevredenheid Medewerkerstevredenheid Tevredenheid collega’s Besteding van het onderwijsbudget Urenadministratie De mate waarin aan wettelijke eisen is voldaan Innovatiekracht

De inhoud van de module

legt rekenschap af aan zijn directeur op basis van

Studentresultaten en studenttevredenheid Beïnvloedbare uitval Aantal studenten dat de module kiest Tevredenheid collega’s Urenadministratie

De docent, als lesgevende

DOCENT De directeur, als verantwoordelijke voor het onderwijs

Het onderwijs De samenstelling van de opleidingen De onderwijsmensen De begroting en het budget van de opleidingen

heeft zeggenschap over heeft zeggenschap over

heeft zeggenschap over

heeft zeggenschap over

De manier waarop hij lesgeeft

legt rekenschap af aan zijn directeur op basis van

Studentresultaten en studenttevredenheid Tevredenheid collega’s Urenadministratie

De moderator, als verantwoordelijke voor een module

DIRECTEUR

heeft zeggenschap over

De onderwijskundige vormgeving van de module Het voorbeeldrooster voor studenten en onderwijsmensen De samenwerking binnen de module De begroting en de besteding van het modulebudget

legt rekenschap af aan zijn directeur op basis van

Studentresultaten en studenttevredenheid Beïnvloedbare uitval Aantal studenten dat de module kiest Tevredenheid collega’s Het modulebudget Urenadministratie

legt rekenschap af aan de algemeen directeur op basis van

De directeur, als verantwoordelijke voor de balies Het dienstenaanbod van de balies De baliemedewerkers De begroting en het budget van de balies

heeft zeggenschap over

Tevredenheid collega’s Besteding van het baliebudget Urenadministratie Innovatiekracht

legt rekenschap af aan de algemeen directeur op basis van

De studieadviseur, als verantwoordelijke voor de Intakebalie De dienstverlening van de Intakebalie De samenwerking binnen de Intakebalie De begroting en besteding van het intakebudget

heeft zeggenschap over

Percentage correcte plaatsingen Tevredenheid collega’s Besteding intakebudget Urenadministratie

legt rekenschap af aan zijn directeur op basis van

Wie heeft zeggenschap over wat en op basis waarvan leggen mensen rekenschap af aan wie?

STUDIEADVISEUR

MODERATOR

De moderator, als lesgevende heeft zeggenschap over

De manier waarop hij lesgeeft

legt rekenschap af aan zijn directeur op basis van

Studentresultaten en studenttevredenheid Tevredenheid collega’s Urenadministratie

De moderator, als toezichthouder op een studentonderneming heeft zeggenschap over

Het dienstenaanbod van de studentonderneming De studenten die voor de studentonderneming werken De begroting van de studentonderneming

legt rekenschap af aan zijn directeur op basis van

Tevredenheid klanten van de studentonderneming Studenttevredenheid Financiële resultaten De mate waarin aan wettelijke eisen is voldaan Urenadministratie

De studieadviseur, als studieadviseur De manier waarop studieadvies wordt gegeven De informatievoorziening van de Intakebalie

heeft zeggenschap over

Percentage correcte plaatsingen Tevredenheid collega’s Urenadministratie

legt rekenschap af aan de verantwoordelijke voor de Intakebalie op basis van

De instructeur, als begeleider op de leer-werkplekken

INSTRUCTEUR

heeft zeggenschap over

De manier waarop hij studenten begeleidt

legt rekenschap af aan zijn directeur op basis van

Succes leer-werkplekken en studenttevredenheid Tevredenheid netwerkpartners Urenadministratie

De onderwijsinkoper, als onderwijsinkoper De inkoop van leermiddelen De begroting en besteding van het leermiddelenbudget Studenttevredenheid en tevredenheid onderwijsmensen Tevredenheid collega’s Besteding leermiddelenbudget Urenadministratie

De instructeur, als lesgevende heeft zeggenschap over

legt rekenschap af aan zijn directeur op basis van

ONDERWIJSINKOPER

heeft zeggenschap over

De manier waarop hij de praktijklessen invult

legt rekenschap af aan zijn directeur op basis van

Studentresultaten en studenttevredenheid Tevredenheid collega’s Urenadministratie Studiebegeleider


organisatie

17

plankaart De zes onderwijsstappen

1

intake

2

Leerweg plannen

44

Wie plant wat

Wie plant wat in het onderwijs en op basis van welke computer-­ informatie?

Wat plannen de studenten? De nieuwe student meldt zich voor een domein aan en geeft aan wanneer hij wil beginnen. De nieuwe student zet online een afspraak in de agenda van de Intakebalie. De student schrijft zich online in voor de Netwerkschool.

We weten nu wie wat doet, in welke samenwerkingsverbanden en in welke hoeveelheid tijd. De vraag die we nu moeten beantwoorden luidt: wie plant deze processen? De visualisatie hiernaast geeft een overzicht van wie er wat doet in het planproces rondom het onderwijs op de Netwerkschool. In lijn met de visie van de school zijn de mensen in de Netwerkschool zelfplanners. De computer speelt hierbij een cruciale rol. Planning gaat nu eenmaal over het in goede banen leiden van informatiestromen, en de computer maakt dit mogelijk. De computer staat dan ook centraal op deze kaart. Dit is om duidelijk te maken op basis van welke informatie van de student (vraagzijde) en welke informatie van de school (aanbodzijde) de planningen gemaakt kunnen worden. Zo kan een docent zijn tijd inplannen op basis van het aantal inschrijvingen van studenten in de module waarvoor hij verantwoordelijk is. De student kan een afspraak met een moderator of met zijn studiebegeleider plannen, doordat hij in de agenda’s van de desbetreffende personen kan om er een afspraak in te zetten. De digitale leeromgeving biedt studenten voorbeeldroosters op basis van de leerweg die zij kiezen. Deze voorbeeldroosters reserveren ruimte voor alle activiteiten die een student geacht wordt te ontplooien. De student kan deze ruimtes invullen of, als dat beter uitkomt, ermee schuiven. De digitale leeromgeving biedt zo standaard leerwegen, waar studenten desgewenst vanaf kunnen wijken.

aanbodzijde (kant van de school)

Boekingen van studenten in de agenda van de Intakebalie. Eventuele portfolio’s en competenties (EVC’s) van vooropleidingen.

Zie voor meer informatie: http://www.tripleaonderwijs.nl

De agenda van de studiebegeleider is online toegankelijk. Online moduleplanner die de student helpt een voorstel voor zijn leerweg te maken. Overzicht van studenten die zich ingeschreven hebben. Overzicht van de modules die nodig zijn voor een kwalificatie. Informatie over de bezettingsgraad van gereserveerde modules. Informatie over studiemogelijkheden.

Welke informatie levert de computer? Vraagzijde (kant van de student)

De agenda van de Intakebalie is online toegankelijk. Informatie over studiemogelijkheden. Informatie over inschrijving voor de Netwerkschool. Overzicht van de beschikbare studiebegeleiders.

Boekingen van studenten in de agenda van de studiebegeleider. Online voorstel voor een leerweg (initiële planning).

De directie reserveert de middelen die nodig zijn op basis van het aantal aanmeldingen van de studenten.

De directie ziet het aantal inschrijvingen per domein. De directie ziet de reserveringen voor de modules. De directie stelt de reservering van middelen bij op basis van de gereserveerde modules.

De studieadviseur plant zonodig een assessment. De studieadviseur bekijkt welke studiebegeleiders beschikbaar zijn en maakt een match. De studieadviseur draagt de student over aan diens studiebegeleider. De onderwijsinkoper maakt een inschating van de benodigde leermiddelen op basis van de aanmeldingen van nieuwe studenten.

De onderwijsinkoper stemt het inkoopbeleid af op de gereserveerde modules.

Wat plant de directie?

Flexibele planning vergt nieuwe registratiesystemen De planning van flexibel compententiegericht onderwijs is qua procesontwerp en automatisering niet eenvoudig. Flexibel onderwijs betekent bijvoorbeeld dat een student eerder aangeleerde competenties kan behouden bij de overstap naar een ander domein. Hiervoor is een intelligente koppeling nodig tussen onderwijsproducten en kwalificatiedossiers. Flexibel onderwijs vergt ook dat studenten zich anders inschrijven, niet langer voor een specifieke opleiding maar bijvoorbeeld voor een domein. TripleA wil hierom in het schooljaar 2010-2011 een nieuw kernregistratiesysteem voor studenten implementeren. TripleA is een samenwerkingscollectief, gestart in 2007 met het Albedacollege, ROC Aventus en de Amarantis Onderwijsgroep en inmiddels uitgebreid met ROC A12, Wellantcollege, ROC Rivor, ROC Leiden en Da Vinci college. De scholen hebben gezamenlijk een onderwijsfilosofie voor flexibel competentiegericht onderwijs ontwikkeld. Als eerste stap laten de scholen nu een nieuw kernregistratiesysteem bouwen, waarin ook de onderwijscatalogus is opgenomen.

De student zet online een afspraak in de agenda van zijn studiebegeleider. De student maakt online een voorstel voor de te volgen leerweg.

Wat plannen de centrale diensten? De studieadviseur De assessor De Alumnibalie De netwerker De onderwijsinkoper


3

leren / toetsen

De student plant binnen een gekozen module zijn eigen werkzaamheden in het voorbeeldrooster. De student reserveert tijd in de agenda’s van de onderwijsmensen die de module verzorgen. De student reserveert zonodig tijd van zijn studiebegeleider. De seniorstudent begeleidt nieuwe studenten bij het plannen van de werkzaamheden in het voorbeeldrooster.

4

werken / toetsen

De seniorstudent begeleidt nieuwe studenten bij het plannen van hun werk. De student plant samen met de gekoppelde studenten peer-to-peer lessen in de agenda. De student plant sollicitatiegesprekken bij studentondernemingen of leer­ bedrijven. De student plant werkafspraken met medestudenten. De student plant in overleg met de studentonderneming en het leerbedrijf zijn werktijden. De student plant tijd in de agenda van zijn werkbegeleiders (instructeur, moderator, studiebegeleider).

Het voorbeeldrooster voor de student. E-learningsoftware helpt de student binnen het voorbeeldrooster zijn werkzaamheden te plannen. De agenda’s van de onderwijsmensen en van de studiebegeleiders (online toegankelijk). De computer seint de student in als het tijd is voor deelname aan een toets of examen. De computer seint de studiebegeleider in wanneer de student onvoldoende presteert.

Het voorbeeldrooster voor de student. E-learningsoftware helpt de student binnen het voorbeeldrooster zijn werkzaamheden te plannen. Informatie over studentondernemingen en leerbedrijven (Bedrijvendatabase). Vacatures bij studentondernemingen en leerbedrijven (Bedrijvendatabase). De agenda’s van de werkbegeleiders (online toegankelijk). Koppelingen tussen studenten (peer to peer). Koppelingen tussen student-instructeur (voor begeleiding op de werkplek). De computer seint de student in als hij aan een afronding van het werken bij een leerbedrijf kan beginnen. De computer seint de studiebegeleider in wanneer de student onvoldoende presteert.

De door de student gekozen leerweg (volgorde gereserveerde modules). De planning van de werkzaamheden van de student binnen het voorbeeld­ rooster. Urenadministratie van de student. Agenda van de student. Studentvolgsysteem houdt de voortgang van de student bij. Portfolio van de student

De planning van de werkzaamheden van de student binnen het voorbeeldrooster. Evaluaties van studentondernemingen en leerbedrijven (bedrijvendatabase). Urenadministratie van de student. Agenda van de student. Studentvolgsysteem houdt de voortgang van de student bij. Portfolio van de student.

De directie stelt de benodigde middelen beschikbaar voor de geplande modules van de studenten.

De directie stemt de benodigde middelen af op de geplande werkzaamheden van de studenten.

De onderwijsmensen plannen de modules op basis van definitieve keuze van de studenten. De onderwijsmensen geven aan wat de student moet plannen binnen een module. De onderwijsmensen maken een voorbeeldrooster voor de student met een invulling van de module(s). De studiebegeleider houdt de leerweg van de student in de gaten. De studiebegeleider helpt de student bij het aanpassen van zijn leerweg. De onderwijsinkoper koopt de benodigde leermiddelen in op basis van de geplande modules.

De studentonderneming maakt een jaarplan met geplande activiteiten. De studentonderneming zet vacatures online. De studentonderneming begeleidt de student bij het plannen van zijn werk. De instructeur plant zijn werkzaamheden en vult zijn beschikbaarheid in. De instructeur volgt online de voortgang van de student en plant afspraken met student en/of leerbedrijf. De netwerker plant het benodigde aantal leer-werkplekken op basis van de verwachte vraag. Het leerbedrijf plant in overleg met de student de werktijden en werkzaamheden.

5

Examineren

6

netwerken

De student plant examens in bij de Examenbalie.

De oud-student plant zijn deelname aan events en bijscholingen.

De computer seint de student in dat deze voldoende vordering heeft gemaakt om examen te doen. Informatie over exameneisen en de planning van examens. De agenda van de Examenbalie is online toegankelijk.

Informatie over bijscholing. Informatie over events. Vacatures.

Boekingen van studenten in de agenda van de Examenbalie. Agenda van de student. Studentvolgsysteem houdt de voortgang van de student bij. Portfolio van de student.

Up-to-date informatie over gegevens en behoeften van oud-studenten. Contactgevens (e-mailadres en functie).

De assessor plant zijn werk op basis van de binnengekomen examen­ aanvragen.

De Alumnibalie plant samen met een studentonderneming events en bijscholing.


46

De netwerkschool als relatiebeheerder

relaties

Zelfplanning, wendbaarheid, doelgerichte samenwerkingsverbanden, de Netwerkschool vergt veel van de communicatieve en verbindende competenties van mensen. Over taken, verantwoordelijkheden en zeggenschap moeten constant expliciete afspraken worden gemaakt. Ieder mens (student, docent of directeur) in de Netwerkschool is daarmee een relatiebeheerder. De school zelf blinkt uit in het faciliteren van deze relaties. Deze functie, die een van de kerntaken van de schoolorganisatie is, noemen we hier netwerkbeheer. Netwerkbeheer gaat, net als planning, over het in goede banen leiden van informatiestromen. Het is denkbaar hiervoor in het ‘zenuwcentrum’ van de Netwerkschool een afdeling van planners en controllers neer te zetten, maar dat zou niet stroken met de gedachte dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor het beheer van hun eigen relaties. Het zenuwcentrum van de Netwerkschool bestaat dus uit een digitaal platform waarin mensen zelf hun relaties beheren. De databases van de Netwerkschool zijn voor een groot deel user generated. De kaart op de volgende bladzijde geeft een overzicht van de databases die de mensen op dit platform onderhouden. Goed netwerkbeheer maakt kritieke informatie, bijvoorbeeld wat betreft individuele agenda’s en planningen, voor iedereen toegankelijk, wat samenwerken makkelijker maakt.

De term ‘netwerk’ verwijst in de Netwerkschool niet alleen naar de interne organisatiestructuur. Ook extern functioneert de Netwerk school als een netwerk: actief samenwerkend met organisaties in de omgeving, publiek én privaat. Zowel de school als de omgeving profiteert hiervan: over en weer kennis uitwisselen, diensten verlenen, en samen maatschappelijke problemen oplossen. Onder de paraplu van de Netwerkschool opereert een netwerk van onderwijsteams, studentondernemingen, sportverenigingen, partnerbedrijven, gemeentelijke diensten en andere bij de school betrokken (maatschappelijke) organisaties. Dit netwerk heeft een open karakter: in de loop der tijd sluiten zich nieuwe netwerkpartners aan en haken andere af. Vanwege deze dynamiek zou het actueel houden van de databases (denk bijvoorbeeld aan adresgegevens of telefoonnummers van instanties) zeer arbeidsintensief kunnen worden. Wat betreft de externe contacten geldt echter hetzelfde principe als intern: de informatie is user generated. Wanneer een netwerkpartner of een oud-student zijn adresgegevens wijzigt, dan verandert dit automatisch ook in de databases van de school.

De oud-student is heilig Een mooi voorbeeld van succesvol netwerkbeheer is het alumni-programma van SintLucas. De vakschool voor creatieven houdt actief contact met zijn oud-studenten, die allemaal eervol ‘Sinten’ genoemd blijven worden. De Sinten houden contact met de Netwerkschool via (druk bezochte) bijeenkomsten en evenementen en grijpen voor hun verdere professionele ontwikkeling regelmatig terug op het oude schoolnetwerk. Hierbij speelt de school zelf ook een rol door interessante vacatures door te geven aan oud-studenten. Verder geeft SintLucas alumni gratis toegang tot zijn archieven en krijgen Sinten levenslang korting op het cursusaanbod.

De school zelf wordt er ook beter van. Sinten spelen een belangrijke rol bij het verbeteren en actueel houden van het onderwijsprogramma. Ook haar sterke identiteit heeft SintLucas deels te danken aan een alumnus. Enkele jaren terug bedacht oud-student Erik Kessels, van het Amsterdamse marketingbureau KesselsKramer, het Sinten-concept voor zijn alma mater. Zie voor meer informatie: www.sintlucas.nl


organisatie

18

relatiekaart

47

MEDEWERKERS Ouder-school contract (E-mail)adressen en functie (LinkedIn) Testresulaten en portfolio van de student Ouderevaluaties Elektronische nieuwsbrief

OUDERS VAN STUDENTEN

OVERHEDEN EN TOEZICHTHOUDERS

STUDENTEN (E-mail)adressen en functie (LinkedIn) Individuele leer-werkovereenkomsten (ook met studentonderneming of leerbedrijf) Agenda en planning Periodieke afspraken over persoonlijke leerweg Testresultaten en portfolio in het studentvolgsysteem Evaluaties door collega’s en docenten Urenadministratie Administratie vakantiedagen Administratie ziekte Loonadministratie

Op basis van welke databases onderhoudt de Netwerkschool zijn relaties?

(E-mail)adressen Wettelijk verplichte rapportages

(E-mail)adressen en opleidingsinformatie Geanonimiseerde voortgang studenten Samenwerkingscontracten Elektronische nieuwsbrief

(E-mail)adressen en functie (LinkedIn) Individuele arbeidsovereenkomst Agenda en planning Periodieke afspraken over taken, prestaties, functie Testresultaten en portfolio in het competentiedossier Evaluaties door collega’s, studenten en directie Urenadministratie Administratie vakantiedagen Administratie ziekte Loonadministratie (Besteding) individueel scholingsbudget

VOORTGEZET ONDERWIJS EN HBO STUDENTONDERNEMINGEN

(E-mail)adressen en functies Samenwerkingscontracten Boekhouding Evaluaties Netwerkraad Elektronische nieuwsbrief Bedrijvendatabase met leer-werkplekken

NETWERKPARTNERS EN OMGEVING

Ondernemingsplan studentonderneming Begroting en omzetprognoses Contracten met klanten en opdrachtgevers Boekhouding Urenadministratie Loonadministratie Bedrijvendatabase met vacatures bij studentondernemingen

(E-mail)adressen en functie (LinkedIn) Portfolio Elektronische nieuwsbrief Vacatures

ALUMNI


48

Het Gebouw

impressie van de fysieke ruimte

Het laatste stuk denkwerk in het hoofdstuk organisatie gaat over het schoolgebouw. De denktank heeft zich hierbij laten leiden door een drietal vragen: 1.   Welke consequenties heeft de missie (goedkoper en beter onderwijs) voor het gebouw; 2. Welke consequenties heeft het organisatorisch principe flexibiliteit voor het gebouw?; en 3. Wat betekent het netwerkkarakter van de school voor het gebouw? Het denkwerk over het gebouw hebben we niet vertaald in een Informatiekaart. We hebben ervoor gekozen het direct in impressies van fysieke infrastructuur te gieten. De visualisaties van de fysieke ruimte, het gebouw, en bijgaande tekst zijn gemaakt in samenwerking met architect Matthijs Bouw van OneArchitecture, die de denksessie over het gebouw heeft bijgewoond. Vooral de term ‘netwerk’ heeft ruimtelijke implicaties. ‘Netwerk’ betekent dat de school zich niet per se in één gebouw bevindt, maar over de hele stad is verspreid. ‘Netwerk’ betekent een verknoping met andere functies en gebouwen in de stad. De visualisatie van de fysieke ruimte op de pagina hiernaast geeft hiervan een impressie. De Netwerkschool staat midden in de wereld en maakt gebruik van bestaande infrastructuur. Dit heeft verschillende redenen: efficiëntie, flexibiliteit, nabuurschap, uitwisseling van ideeën en middelen en kostenbesparingen. De Netwerkschool heeft hierdoor nauw contact met zijn netwerkpartners. In huisvestingstermen betekent dit dat de Netwerkschool gebruik maakt van bestaande gebouwen. Studenten werken op tal van kleinschalige onderwijslocaties, door de stad verspreid, op plaatsen die aansluiten bij de specifieke opleiding. Soms is de Netwerkschool niet meer dan een website waarop de student met zijn laptop inlogt vanuit het café, bedrijf of buurthuis. De Netwerkschool is altijd aanwezig als merk, met een specifieke uitstraling en cultuur. De Netwerkschool heeft nog wel een gebouw. Omdat het om minder vierkante meters gaat dan in het huidige onderwijs, is het specialer vormgegeven. De vormgeving geeft identiteit. Het gebouw is een veilige thuishaven, het hele jaar door, waar deelnemers elkaar ontmoeten en ideeën uitwisselen. De volgende twee pagina’s geven een impressie van het gebouw van de Netwerkschool. Het schoolgebouw legt de nadruk op het sociale, de gemeenschap en interactie. Het ‘netwerk’ in de ‘Netwerkschool’ staat hier voor een niet-hiërarchische verhouding tussen studenten en onderwijsmensen, een vlakke organisatie die zich vertaalt in een grote diversiteit aan flexibele ruimtes in plaats van de klassieke leslokalen, moderne ICT-toepassingen, productielijnen, en trainingruimtes. En, zoals de Netwerkschool zelf gebruik maakt van bestaande gebouwen, hebben de onderwijsgebouwen zelf ook andere functies. Het gebouw is het visitekaartje van de school. Het gebouw is de vitrine, de showroom, het plein, het podium, de feestzaal en de winkel van de Netwerkschool. Hier toont de Netwerkschool zichzelf, zijn productie en zijn studenten. Hier ontmoeten de mensen van de Netwerkschool elkaar. Hier wordt de trots van de Netwerkschool tentoongesteld. Ook hier toont het ‘netwerk’ zich; de simcity_2M.indd 5 Netwerkschool staat midden in de maatschappij.

Individueel leren E-learning Thuiswerken


organisatie

19

impressie van de fysieke ruimte

49

Diensten leveren aan de omgeving

impressie van de fysieke ruimte

Studentonderneming

Leerbedrijf Werken bij netwerkpartners

Samenwerken met het bedrijfsleven

Uitplaatsing productielijnen Nascholing bedrijfsleven Samenwerken met het bedrijfsleven

multifunctionele ruimtes Gebruik maken van sociale ruimtes Gebruik maken van gemeenschappelijke sportfaciliteiten

simcity_2M.indd 4

13-10-200

13-10-2008 17:49:22

13-10-2008 17:48:53


organisatie

20

impressie van het gebouw

PRAKTIJKLOKALEN 50

Flexibel indeelbaar Uitwisseling met sociale plekken

SOCIALE PLEKKEN Ontmoetingsplekken Vloeiende overgangen

.. ..

impressie van het gebouw

..

GORDIJN

.. .. ..

Flexibel indeelbare ruimtes voor bijeenkomsten Luisterlessen, lunchlezingen, schoolevenementen

..

WAND PRODUCTIELIJNEN Experimentele productielijnen Bedrijfsleven experimenteert en schoolt bij

Multimedia Netwerkschool laat zijn identiteit zien Manifestatie netwerkpartners

SHOWROOM DISPLAY Tentoonstelling van talenten ‘Wall of fame’ oudstudenten

Netwerkschoolproducten Beroepsbeelden opleidingen


organisatie

21

impressie van het gebouw

51

ONDERWIJSRUIMTES Docentenruimtes Gespreksruimtes

AFZONDERING

ONDERNEMINGSRUIMTES Bedrijfsruimte voor studentondernemingen Ruimte centrale balies

WINKEL Netwerkschoolartikelen

STRAAT Informele ontmoetingsplek Uitstralen identiteit en thuisgevoel

PODIUM Kennisuitwisseling Manifestaties

impressie van het gebouw

Stilteruimtes E-learning


52


Cultuur & mensen

Cultuur Na strategie en organisatiestructuur is de organisatiecultuur het derde element in het ondernemingsplan voor de Netwerkschool 2.0. Organisatiecultuur is een veelomvattend begrip. Het heeft zowel betrekking op de manier waarop mensen in een organisatie zich gedragen als op de (veelal impliciete) waarden en normen die aan dit gedrag ten grondslag liggen.8 Maar zo ongrijpbaar als cultuur mag lijken, zo belangrijk is het op het moment dat een organisatie iets wil bereiken. Alle pogingen tot reorganisatie en innovatie waarbij geen aandacht wordt besteed aan de noodzakelijke bijbehorende cultuurverandering – en dat zijn er vele – zijn gedoemd te mislukken, zoals uit onderzoek blijkt .9 Het heeft geen zin organisatiestructuren om te gooien of computersystemen te implementeren als de mensen die ermee werken hun gedrag niet veranderen. De Netwerkschool wil deze valkuil vermijden en heeft om deze reden een expliciete organisatiecultuur die actief wordt onderhouden en uitgedragen. Een voorbeeld van hoe een expliciete cultuur eruit zou kunnen zien, is de Cultuurkaart van de Netwerkschool. De tweede kaart van dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de geëxpliciteerde cultuur kan worden uitgedragen. Mensen Het vierde element uit het bedrijfsmodel, mensen, is de verbindende factor die de andere drie elementen bijeenhoudt. De organisatiecultuur wordt gemaakt en onderhouden door de mensen die binnen een organisatie werken. Maar ook de strategie en de organisatiestructuur van de school vallen of staan met de mate waarin de mensen van de Netwerkschool deze kunnen en willen uitdragen. Mensen maken de school. In dit ondernemingsplan gaat het onderdeel mensen over de voorwaarden waaronder mensen werken voor de Netwerkschool. De tweede kaart in dit hoofdstuk gaat over hoe mensen op de Netwerkschool worden gemotiveerd.

53


54

Organisatiecultuur

organisatiecultuur

In het bedrijfsmodel is de cultuur essentieel voor het succes van de organisatie oftewel voor de mate waarin de organisatie de strategie van de school weet te realiseren. Anders dan de meeste Nederlandse scholen heeft de Netwerkschool daarom een expliciete organisatiecultuur die actief wordt onderhouden en uitgedragen. De Cultuurkaart geeft een overzicht van de attitudekenmerken die horen bij een bepaalde kernwaarde. Hiermee is deze kaart het uitgangspunt en de inspiratiebron voor de manier waarop de cultuur wordt uitgedragen. Hoe een bij de strategie en organisatie passende Netwerkschoolcultuur eruit zou kunnen zien, is hiernaast weergegeven. De cultuur van Netwerkschool 2.0 gaat uit van zes kernwaarden: Verantwoordelijkheid; Ambitie; Positieve houding; Openheid; Samenwerking; Innovatie. Deze kernwaarden duiden vooral een moreel streven aan, maar in tweede instantie zeggen ze ook al iets over de identiteit van de school. Zo hoort bij de kernwaarde innovatie de houding van het durven verbreken van bestaande patronen en het constant willen verbeteren van het onderwijsrendement. De cultuur vormt een essentieel deel van het ondernemingsplan en wel om drie redenen. Ten eerste is voor een vrije en open netwerkorganisatie als de Netwerkschool een sterke organisatiecultuur nog belangrijker dan voor een oude procesgeoriënteerde hiërarchische organisatie. Of het netwerk een succes is, hangt voor een groot deel af van de werkhouding van de mensen (de knooppunten) in dat netwerk. Het is dus zaak juist die mentaliteit serieus te nemen. Ten tweede zijn waarden en normen in onze individualistische en pluriforme samenleving niet meer vanzelfsprekend (zie ook de Trendskaarten). Omdat de Netwerkschool samenwerking tussen mensen met verschillende achtergronden organiseert, is het zaak helder te zijn over de cultuur. Een expliciete cultuur verbindt mensen en is daarom een belangrijke voorwaarde voor het gemeenschapsgevoel dat de Netwerkschool alle mensen wil bieden. Tenslotte is elke school in feite altijd al een cultuurmaker van formaat. Jonge mensen leren wat gewenst en ongewenst gedrag is, en leren op school een specifieke werkhouding aan. Over het algemeen leren studenten dit door het voorbeeldgedrag van schoolmedewerkers en medestudenten en doordat ze ‘aanvoelen’ wat de ongeschreven regels zijn. De Netwerkschool vindt dergelijke culturele vorming te belangrijk om alleen impliciet te laten plaatsvinden, in de hoop dat het vanzelf wel goed zal gaan. De Netwerkschool heeft dus een expliciete cultuur, die actief wordt onderhouden en uitgedragen. De organisatiecultuur is van de mensen zelf. Het zijn de waarden waar hun hart sneller van gaat kloppen, het zijn de regels die zij met hun collega’s of medestudenten hebben afgesproken. Nieuwe mensen die in een Netwerkschool komen leren of werken zijn verplicht de organisatiecultuur te onderschrijven en bouwen daarna op hun beurt weer mee aan ontwikkeling van de cultuur.


cultuur & mensen

22

cultuurkaart

55

AMBITIE

Mensen halen het beste uit zichzelf en uit anderen. Mensen kijken eerst naar wenselijkheid, dan pas naar haalbaarheid. Mensen zijn ondernemend en onderzoekend. Mensen willen de doelen van de Netwerkschool halen. Mensen laten zien waar ze goed in zijn om zo ook anderen te laten excelleren.

POSITIEVE HOUDING

OPENHEID

SAMENWERKING

INNOVATIE

Mensen leren en werken met plezier. Mensen gaan uit van het goede in elkaar. Mensen spreken met elkaar in termen van oplossingen.

Mensen zijn eerlijk en open. Mensen maken hun werk inzichtelijk en delen de resultaten. Mensen spreken elkaar aan op (on)gewenst gedrag.

Mensen luisteren actief naar anderen. Mensen tonen interesse in anderen. Mensen vragen om hulp als dat nodig is. Mensen houden zich aan de afspraken. Mensen werken graag samen met de omgeving.

Mensen willen het onderwijsrendement verbeteren. Mensen durven bestaande patronen te doorbreken. Mensen staan open voor nieuwe ervaringen. Mensen exploreren en experimenteren.

organisatiecultuur

Wat zijn de kernwaarden van de Netwerkschool en welke werkhouding hoort daarbij?

VERANTWOORDELIJKHEID

Mensen tonen voorbeeldgedrag, zijn representatief, beleefd en voorkomend. Mensen stellen grenzen aan zichzelf en houden werk en privĂŠ in balans. Mensen kennen hun plek in de organisatie en leven genomen beslissingen na. Mensen praten mee op basis van kwaliteit, niet alleen op basis van functie.


56

cultuuraanpak

cultuuraanpak

Nu de organisatiecultuur van de Netwerkschool in kaart is gebracht, moeten we nadenken over de manier waarop deze cultuur in de praktijk uitgedragen kan worden. Een sterke organisatiecultuur spreekt niet vanzelf en vergt voortdurend onderhoud. De denktank heeft zich daarom de vraag gesteld wat de mensen op de Netwerkschool moeten doen om door middel van concrete actie de organisatiecultuur uit te dragen. De kaart op de pagina hiernaast geeft een overzicht van de mogelijkheden, ingedeeld per kernwaarde, met daarnaast een categorie Algemeen, waarin de algemene cultuuraanpak wordt geschetst. In algemene zin gaat het erom samen bezig te zijn met de cultuur van de school. Dit kan bijvoorbeeld door samen gedragsregels op te stellen op basis van de attitudekenmerken die op de Cultuurkaart staan die hiervoor is besproken. Neem als voorbeeld het attitudekenmerk ‘Mensen vertonen voorbeeldgedrag’. Dat voorbeeldgedrag vertonen past bij het onderwijs, daar is iedereen het natuurlijk snel over eens, maar wat het inhoudt voor het gedrag van medewerkers en studenten, daarover bestaan de meest uiteenlopende ideeën. In de Netwerkschool praten mensen daar samen over en stellen ze er gezamenlijke gedragsregels over op. Zo wordt het abstracte attitudekenmerk concreet gemaakt. Het kan dan gaan over schijnbare trivia als ‘wij kleden ons representatief’ of ‘wij komen op tijd’. Waar het om gaat is dat mensen daar onderling zelf afspraken over maken en dat de gemaakte gedragsregels aan de (virtuele) muur worden gehangen. Dankzij dergelijke zelfgemaakte, expliciete regels kunnen medewerkers en studenten elkaar makkelijker aanspreken wanneer iemand over de schreef gaat. De gedragsregels worden periodiek getoetst en bijgesteld. Naast het cultuurprogramma in algemene zin, zijn er tal van activiteiten denkbaar waarmee specifieke kernwaardes worden uitgedragen. De kaart hiernaast geeft daarvan een overzicht. De Netwerkschool zal zijn eigen manieren verzinnen om de cultuur uit te dragen. Deze kaart illustreert een aantal mogelijkheden op dit gebied. Zo kan een kernwaarde als ‘Verantwoordelijkheid’ worden uitgedragen door altijd bij het onderling verdelen van taken heldere afspraken te maken over wie precies waarvoor verantwoordelijk is, maar het kan ook door studenten mee te laten beslissen in het aannamebeleid van de school. ‘Samenwerking’ kan handen en voeten krijgen doordat groepen mensen periodiek gezamenlijk lunchen, maar ook doordat een studentonderneming jaarlijks een ‘samenwerkingsweek’ organiseert met het regionale bedrijfsleven. Deze Cultuuraanpakkaart laat zien dat er tal van manieren zijn om de cultuur van de Netwerkschool bij mensen onder de aandacht te brengen. En dat is nodig, want alleen in een omgeving waarin mensen de cultuur kennen, plukt de Netwerkschool hier de vruchten van. Bovendien kunnen mensen alleen samen nadenken over manieren om de cultuur uit te dragen als zij de cultuur van de Netwerkschool begrijpen en met hun eigen normen en waarden kunnen vereenzelvigen. Het brengt mensen dus ook dichter tot elkaar.


cultuur & mensen

23

cultuuraanpakkaart

57

ALGEMEEN

Wat doen de mensen op de Netwerkschool om de cultuur uit te dragen?

AMBITIE

POSITIEVE HOUDING

Mensen zijn loyaal aan de school en vallen elkaar niet af. Tijdens het verdelen van taken maken mensen expliciete afspraken. Medewerkers beslissen mee bij het aannemen van nieuw leidinggevend personeel. Studenten beslissen mee bij het aannemen van nieuwe medewerkers. Mensen organiseren de verkiezing van de best geklede docent van het jaar. Mensen borgen de belangen van betrokkenen door actief rekenschap af te leggen.

De missie en de visie worden voor iedereen zichtbaar in het gebouw opgehangen. Studenten krijgen bij binnenkomst een tastbaar doel in de vorm van een voorbeelddiploma. In alle ruimtes wordt duidelijk voor welke beroepen de studenten opgeleid worden. Bekende alumni worden ingezet als ambassadeur van de school. De directie expliciteert verwachtingen ten aanzien van medewerkers in een persoonlijke brief. Elk kwartaal wordt afgesloten met een resultatenoverzicht. Mensen die bovenmatig presteren, worden daarvoor beloond. Er wordt een prijs uitgeloofd voor mensen die de meeste groei doormaken. Mensen laten periodiek de talenten zien die zij buiten het werk ontwikkelen.

Studenten die gepest worden, melden dit bij mediatorstudenten. Complimenteren en feedback geven, maken deel uit van het lesprogramma. Mensen die tegen problemen aanlopen, proberen deze eerst zelf op te lossen.

OPENHEID

Agenda’s zijn voor alle mensen toegankelijk. Onderwijsmensen maken via een presentatie duidelijk wat van hen verwacht mag worden. De resultaten die de studentondernemingen periodiek rapporteren zijn openbaar. Medewerkers maken evaluaties en klanttevredenheidsonderzoek openbaar. Mensen presenteren hun resultaten actief aan belanghebbenden.

SAMENWERKING

Mensen organiseren gezamenlijke lunches. Studenten organiseren studentencafé’s. Studenten organiseren een samenwerkingsweek met de omgeving. Studenten tonen periodiek wat ze geleerd hebben aan de omgeving van de school. Geïnteresseerden kunnen een dagje meelopen met mensen binnen de school. De school organiseert ontmoetingen tussen studenten, bedrijven en het vervolgonderwijs.

INNOVATIE

Het doen van drie verbetervoorstellen is een vast onderdeel van functioneringsgesprekken. Mensen verzamelen best practices voor de jaarlijkse ‘waarom doen wij dat niet?’-race. Mensen evalueren steeds opnieuw hun eigen dienstverlening. Mensen laten zien welke innovaties doorgevoerd zijn en wat de resultaten hiervan zijn.

cultuuraanpak

VERANTWOORDELIJKHEID

Mensen stellen samen gedragsregels op die passen bij de kernwaarden van de school. Gedragsregels worden zichtbaar opgehangen in het gebouw. Gedragsregels worden periodiek geëvalueerd. Studenten maken sites, filmpjes en posters over de kernwaarden. Mensen presenteren zich via een persoonlijke pagina op de site van de school. Mensen hebben eigen visitekaartjes van de school. Nieuwe mensen wordt gevraagd de cultuur te onderschrijven. Seniorstudenten geven voorlichting over de cultuur aan de nieuwe lichting studenten. De directie verzorgt zelf een deel van het introductieprogramma voor nieuwe mensen.


58

mensen

mensen

Onderwijs is mensenwerk. Mensen, en daarmee bedoelen we zowel onderwijsmensen en studenten als het ondersteunend personeel, zijn de dragers van de strategie, organisatie en de cultuur van de Netwerkschool. Zij vormen de verbindingspunten in het netwerk. Hun inzet en competenties maken de school tot een succes, of tot een flop. De voorwaarden waaronder mensen werken bij de Netwerkschool, staan uitgewerkt op de kaart hiernaast. Let wel: met ‘mensen’ worden dus zowel de studenten als de onderwijsmensen en de onderwijsondersteuning bedoeld. Permanente zelfontwikkeling loopt als een rode draad door de voorwaarden heen. Voor de studenten mag dit vanzelf spreken (die zitten op school om te leren), maar voor de onderwijsmensen van de Netwerkschool geldt precies hetzelfde. Beter worden is het doel. De bekwaamheidseisen voor docenten, die onlangs door de beroepsgroep zelf zijn opgesteld, zijn voor de Netwerkschool slechts het wettelijke minimum.10 Niet alleen studenten, maar ook de onderwijsmensen en mensen met ondersteunende taken halen het beste uit zichzelf. Hiertoe voert de Netwerkschool een actief personeelsbeleid, dat mensen stimuleert nooit uitgeleerd te raken. Zo heeft iedere medewerker een individueel bekwaamheidsdossier en een individueel scholingsbudget (structureel 5 procent van het jaarsalaris). De verantwoordelijkheid voor het leerproces ligt primair bij de betrokken persoon zelf. Functioneringsgesprekken, individuele doelstellingen, intervisie en evaluaties zijn hierbij vaste bronnen van inspiratie. Voor de formele kant van het leren maken alle mensen gebruik van dezelfde elektronische leeromgeving. Zij monitoren hierin hun eigen voortgang. Omdat intermenselijke toetsing belangrijk is, moeten alle mensen in de Netwerkschool ook leren evalueren en leren om op een goede manier feedback te geven: zo reëel, opbouwend en direct mogelijk. Bij binnenkomst onderschrijven alle nieuwe mensen expliciet de cultuur van de Netwerkschool. Prestatieafspraken worden periodiek contractueel vastgelegd. Alle nieuwe mensen worden begeleid door ervaren mensen, junioren worden een op een gekoppeld aan een senior. Iedereen, dus niet alleen het onderwijzend personeel, is zich bewust van zijn voorbeeldfunctie. Ze nemen zichzelf serieus, juist omdat ze de student serieus nemen. Mensen zijn zelfplanners De Netwerkschool is het hele jaar open en voltijds medewerkers hebben de dertig vakantiedagen die in het mbo normaal zijn.11 In het huidige mbo zijn de langere vakanties gecompenseerd door langere werkweken. In de Netwerkschool is dit anders. De werkweek bedraagt 36,9

uur. De dertig vakantiedagen zijn vrij opneembaar: mensen nemen vakantie op in overleg, waardoor de massaliteit van de huidige schoolvakanties wordt vermeden. Zo zijn de onderwijsmensen van de Netwerkschool goed betaald, hebben een werkweek die in balans is en kiezen zelf hun vrije tijd. Desgewenst kunnen mensen, die gehecht zijn aan de huidige lange vakanties, vakantiedagen bijkopen. Mensen doen zelf hun werkplanning en verdelen het werk onderling. ICT is hierbij onmisbaar. Via de computer kunnen mensen bijvoorbeeld zien wat de vraag is naar de verschillende modules waar ze bij betrokken zijn, en via de computer kunnen ze elkaars agenda’s raadplegen en er tijd in reserveren. Iedereen stelt zijn agenda open voor anderen. Mensen zijn flexibel Mensen houden hun loopbaan interessant door binnen hun functie diverse rollen te combineren (dit is ook terug te zien in het weekrooster van twee docenten en twee studenten (zie pagina 36 en 38). Mensen vervullen rollen naast elkaar en niet na elkaar. Ze leveren binnen hun functie bijdragen aan verschillende bedrijfsprocessen. Zo verzorgt een docent bijvoorbeeld een module en is studiebegeleider tegelijkertijd. Verschillende rollen hebben, maakt het werk afwisselend. Maar ook met het oog op de kosten is differentiatie van functies gunstig. Als een onderwijsassistent de orde in de computerruimte bewaakt, dan kan de instructeur die lastige zaagbeweging nog eens voordoen. Doordat de FAQ’s in de digitale leeromgeving de standaardvragen beantwoorden, kunnen de docenten meer aandacht besteden aan complexe materie. De Netwerkschool is zuinig op zijn, relatief dure, onderwijsmensen. Voor alle mensen is er een tijd van komen en een tijd van gaan. De Netwerkschool streeft langdurige relaties na, maar niet per se naar levenslange dienstverbanden. Alle mensen die op de Netwerkschool werken, kiezen daar expliciet voor. Mensen die zich niet (meer) senang voelen bij de cultuur van de school, of die hun prestatieafspraken niet nakomen, nemen afscheid. Bij vrijwillig vertrek, diplomering of pensionering worden mensen van harte uitgenodigd deel te blijven uitmaken van de Netwerkschoolgemeenschap. Mensen werken onder gelijke voorwaarden De ‘algemene’ voorwaarden zoals die op deze kaart staat beschreven, zijn voor alle mensen gelijk. Zowel de huismeester en de studenten als de algemeen directeur houden een urenadministratie bij. Hetzelfde geldt voor de voorwaarde dat mensen op de Netwerkschool een leven lang leren. Niemand wordt uitgezonderd, maar ook niemand wordt uitgesloten. Dit versterkt het gemeenschapsgevoel op de Netwerkschool en versterkt de onderlinge band tussen mensen.


cultuur & mensen

24

mensenkaart

59

INTRODUCTIE IN DE NETWERKSCHOOL

WERKPLANNING

Onder welke voorwaarden werken mensen bij de Netwerkschool?

Mensen onderschrijven in een sociaal contract de strategie, organisatie en cultuur van de Netwerkschool. Onderwijsmensen onderschrijven hun deel van de onderwijsovereenkomsten met de studenten. Mensen beginnen altijd met een arbeidscontract voor bepaalde tijd. Prestatieafspraken worden periodiek contractueel vastgelegd. Een deel van de mensen heeft een flexibel arbeidscontract om veranderende vraag op te vangen.

Mensen verdelen samen onderling de werkzaamheden. Mensen plannen zelf hun eigen werkzaamheden. Mensen geven iedereen toegang tot hun werkagenda. Onderwijsmensen besteden minimaal 80 procent van hun werktijd aan contact met studenten. Mensen bepalen in overleg zelf hun vakantieperiode. Mensen houden een urenadministratie bij. Mensen zijn bereid om van rollen en taken te wisselen.

BELONING

Mensen worden marktconform beloond. Mensen worden deels flexibel beloond, waarbij de beloning afhangt van gewerkte uren en prestatie. Mensen krijgen een bonus als ze (vooraf afgesproken) prestaties excellent leveren. Mensen maken hun waardering voor het werk van anderen kenbaar.

LEREN

Mensen leren een leven lang en scholen zich om hun professionaliteit op peil te houden. Onderwijsmensen stemmen hun scholing af op elkaar en overleggen dit met hun directeur. Onderwijsmensen evalueren hun ontwikkeling jaarlijks en stellen nieuwe leerdoelen op. Onderwijsmensen scholen zich bij om aan de eisen van de organisatie te voldoen. Mensen leren allemaal in dezelfde digitale leeromgeving. Mensen organiseren hun eigen feedback, ook als onderdeel van hun persoonlijk ontwikkelingsplan. Mensen leggen vast wat ze geleerd hebben in hun persoonlijk portfolio. Mensen leren van elkaar zowel informeel als formeel, onder meer door evaluaties en intervisie.

WERK

Mensen zorgen ervoor dat hun werk afwisselend en uitdagend blijft. Mensen zoeken en accepteren begeleiding bij het werk. Mensen zorgen voor een goede balans tussen werk en privĂŠ. Mensen zijn bereid delen van hun werk te verrichten bij andere instellingen of bedrijven.

VERTREK

Mensen die de strategie, organisatie en cultuur niet langer waarmaken, nemen afscheid. Mensen die niet voldoen aan de gemaakte prestatieafspraken nemen afscheid. Mensen dragen voordat zij afscheid nemen hun opgedane kennis en kunde over aan hun collega’s.

mensen

CONTRACTEN

Mensen maken bij binnenkomst de talenten die ze hebben kenbaar. Mensen doen bij binnenkomst zonodig een assessment. Mensen maken bij binnenkomst een persoonlijk ontwikkelingsplan. Mensen worden als junior aan een senior gekoppeld. Onderwijsmensen brengen relevante theoretische kennis en praktijkervaring mee.


60

motivatie

motivatie

Het onderwijs is zo goed als de mensen die het verzorgen en mogelijk maken. En de kwaliteiten van mensen komen het best tot hun recht als die mensen echt gemotiveerd zijn. Om samen met de mensen op de Netwerkschool de strategie en organisatie succesvol vorm te geven, is het belangrijk te weten waar deze mensen hun drive vandaan halen. We hebben het ze daarom gevraagd. Het resultaat van de denksessies met studenten en docenten staat op de kaart hiernaast, waarop zijzelf aan hebben gegeven hoe zij op de Netwerkschool gemotiveerd worden. Op hoofdlijnen worden de docent en student op dezelfde manier gemotiveerd; door sociale interactie, door deel uit te maken van een gemeenschap, door een professionele werkomgeving, door invloed op de eigen planning en de werk- of leeromgeving, door feedback en door inspirerende didactische vormen. Alle mensen op de Netwerkschool voelen zich onderdeel van een gemeenschap. Ze werken samen aan iets nieuws en maken deel uit van een – professionele – omgeving waar ze trots op zijn. Verschillen zijn er ook. Docenten blijken bijvoorbeeld erg gemotiveerd als ze kunnen doen waar ze goed in zijn. En dat is onderwijzen en omgaan met studenten. Op de Netwerkschool staat de docent 80 procent van zijn tijd in contact met studenten, veelal in kleine groepen. Nieuw voor de student is dat deze betaald wordt voor het werken op de Netwerkschool. Dit geldt zowel voor het werken bij het leerbedrijf als wanneer hij peer-to-peer lesgeeft aan medestudenten. Niet alle studenten vonden dit overigens een aantrekkelijk idee. Wel gaven ze allen aan dat de meeste studenten het zeker wel prettig zouden vinden om betaald te krijgen voor hun werk. Verder worden studenten gemotiveerd door betrokken onderwijsmensen en het een-op-een contact met een persoonlijke studiebegeleider. Hierdoor krijgen studenten de zorg en aandacht die ze nodig hebben. Door inzicht in de drijfveren van mensen heeft de directie knoppen om aan te draaien om te zorgen dat mensen op de Netwerkschool het beste uit zichzelf halen. Dit verhoogt uiteindelijk ook het maatschappelijk rendement.


cultuur & mensen

25

motivatiekaart

Door sociale interactie

Door sociale interactie

De docent werkt samen met collega’s. De docent heeft intensief contact met studenten. De docent krijgt begeleiding van collega-docenten. De docent onderhoudt contact met mensen uit de beroepspraktijk. De docent heeft contact met mensen uit andere branches en sectoren.

De student werkt samen met anderen. De student heeft intensief contact met medestudenten, ook in de virtuele ruimte. De student maakt deel uit van een studentonderneming. De student neemt deel aan evenementen georganiseerd door studentondernemingen. De student neemt deel aan schoolsportverenigingen.

Door deel uit te maken van een gemeenschap

Door deel uit te maken van een gemeenschap

De docent is trots deel uit te mogen maken van de Netwerkschool. De docent werkt als pionier mee aan iets nieuws en innovatiefs.

Door een professionele werkomgeving

De school geeft studenten het gevoel dat ze welkom zijn. De student krijgt persoonlijke begeleiding en zo nodig intensieve zorg. De student is trots deel uit te mogen maken van de Netwerkschool.

STUDENT

DOCENT

De organisatie is duidelijk en kent heldere structuren. De digitale leeromgeving is altijd beschikbaar. De school houdt zich aan zijn afspraken. De docent wordt passend (en dus variabel) beloond. De docent wordt aangestuurd door een goede en inspirerende directeur. Het schoolgebouw is het hele jaar open.

Door een professionele leer- en werkomgeving De digitale leeromgeving is altijd beschikbaar. De school houdt zich aan zijn afspraken. De school is volwaardig onderdeel van de digitale wereld. Het schoolgebouw is het hele jaar open.

Door continue feedback Door goede ontwikkelingsmogelijkheden en feedback De docent heeft een eigen budget voor persoonlijke ontwikkeling. De docent krijgt een helder loopbaanperspectief. De docent heeft overzicht van zijn activiteiten dankzij zijn urenadministratie. De docent krijgt feedback van collega’s en van studenten.

Doordat hij zijn eigen werk kan plannen De docent deelt zijn eigen werk in. De docent bepaalt in overleg zijn eigen werktijden en vakanties. De docent houdt zijn werk afwisselend door verschillende rollen af te wisselen.

Door inspirerende didactische vormen De docent leert van zijn mededocenten. De docent leert in een aantrekkelijke digitale leeromgeving. De docent krijgt direct antwoord op vragen; online, van collega’s of de balies. De docent leert in de praktijk. De docent leert tijdens de lunchlezing.

Hoe worden mensen op de Netwerkschool gemotiveerd?

De student test zichzelf doorlopend in een digitale leeromgeving. De student is op de hoogte van zijn resultaten via het studentvolgsysteem. De student krijgt direct feedback van zijn individuele studiebegeleider. De student heeft overzicht van zijn activiteiten dankzij zijn urenadministratie. De student krijgt feedback van medestudenten.

Doordat hij zijn eigen leerweg kan bepalen De student kan in overleg een persoonlijke leerweg samenstellen. De student kan in overleg vakantiedagen opnemen. De student kan in zijn eigen tempo een diploma halen.

Door inspirerende didactische vormen De student leert van goede onderwijsmensen. De student leert in een aantrekkelijke digitale leeromgeving. De student krijgt direct antwoord op vragen. De student leert in de praktijk. De student leert door te werken in een studentonderneming. De student leert door inspirerende voorbeelden uit de beroepspraktijk. De student leert tijdens inspirerende luisterlessen.

Door te kunnen doen waar een docent goed in is De docent besteedt 80 procent van zijn werktijd aan contact met studenten. De docent geeft les aan gemotiveerde studenten, in kleine groepjes.

Doordat lerend werken een bron van inkomsten is De student krijgt salaris voor het lesgeven aan medestudenten (peer-to-peer). De student krijgt salaris voor het werken in de studentonderneming. De student krijgt salaris voor het lerend werken bij netwerkpartners (zoals leerbedrijven).

Door invloed op zijn werkomgeving De docent heeft via zijn collega’s direct invloed op zijn werkomgeving. De docent heeft invloed via docentevaluaties en het medewerkerstevredenheidsonderzoek. De docent heeft inspraak in het onderwijsbeleid van de school via de schoolraad.

Door invloed op zijn leer- en werkomgeving De student heeft via zijn studiebegeleider en medestudenten directe invloed. De student heeft inspraak in het onderwijsbeleid van de school via de studentenraad. De student heeft invloed via studentevaluaties en het studenttevredenheidsonderzoek.


62


Financiën & sturingsfilosofie

Het bedrijfsmodel is nu volledig. Dit laatste hoofdstuk gaat over de financiën en de sturingsfilosofie, ofwel de ‘governance’, van de Netwerkschool. In het voorgaande hebben we in de beschrijving van de organisatie, de organisatiecultuur en de mensen van de Netwerkschool aannemelijk gemaakt dat de kwaliteit van het onderwijs omhoog gaat. In deze financiële paragraaf willen we laten zien dat dit, betere, onderwijs ook goedkoper is dan het huidige mbo. De voorbeeldbegroting, opgesteld door de leden van de financiële denktank, maakt aannemelijk dat de missie van de Netwerkschool – beter én goedkoper onderwijs – met het voorliggende ondernemingsplan is te realiseren. Ook schetsen we aan de hand van de voorbeeldbegroting enkele scenario’s, waaruit blijkt hoe rendabel het in de huidige bekostigingsstructuur is om de uitval te beperken. De laatste, maar zeker niet minst belangrijke, kaart van dit boek is de Sturingsfilosofiekaart, met een overzicht van hoe de Netwerkschool verantwoording wil afleggen aan de belanghebbenden, en hoe de school hier op zijn beurt zijn voordeel mee doet.

63


64

Financiën 1 Wat kost de Netwerkschool?

financiën 1

Het ondernemingsplan van de Netwerkschool beoogt het rendement van de onderwijseuro te verhogen. Een plan is alleen echt ‘innoverend’ als het niet enkel een hoger maatschappelijk rendement oplevert, maar als dit tegen dezelfde, of lagere, kosten gebeurt. De Netwerkschool is om deze reden uitgedacht onder de zelfopgelegde beperking van een (maximaal) gelijkblijvend onderwijsbudget. Uiteindelijk is de verhoging van het maatschappelijk rendement iets wat de Netwerkschool in de praktijk moet bewijzen. Om echter te laten zien dat deze doelstelling in theorie haalbaar is, heeft de financiële denktank een voorbeeldbegroting van de Netwerkschool opgesteld. De volledige begroting is te downloaden op www.marktplaatsmbo.nl. Op de volgende bladzijde staat een uitkomst van het rekenwerk; de resultatenrekening van de Netwerkschool. Daarnaast hebben we de aannamen betreffende de belangrijkste uitgavenpost in de begroting van de Netwerkschool expliciet gemaakt in het loongebouw.

De uitgaven In deze begroting gaan we er voor het rekengemak vanuit dat de verschillende rollen die de onderwijsmensen van de Netwerkschool vervullen (docent, instructeur, studiebegeleider, moderator, netwerkers) daadwerkelijk aan verschillende personen verbonden zijn. De aannames over de tijdsbesteding van de onderwijsmensen hebben we reeds geconcretiseerd op de Tijdkaart (zie pagina 35). In het huidige onderwijs heeft een docent niet meer dan 50 procent van de werktijd direct contact met studenten. Dit percentage wordt op de Netwerkschool verhoogd tot 80 procent (dit is inclusief contact met studenten in de virtuele ruimte). De docent werkt dan wel met kleine groepjes van gemiddeld tien studenten (gemiddeld zes studenten voor niveau 1 en 2, gemiddeld 15 studenten voor niveau 3 en 4).

De resultatenrekening De resultatenrekening toont de inkomsten en de uitgaven van de Netwerkschool. De inkomsten bedragen ruim 20 miljoen euro. Voor 4.000 studenten bedragen de uitgaven die horen bij het voorliggende ondernemingsplan ruim 19 miljoen euro. De Netwerkschool houdt dus geld over, 6 procent om exact te zijn.

De ruimte van de Netwerkschool (zie gebouwen op pagina 49) is anders ingericht. Van de studenten is maar iets meer dan de helft op school. Per aanwezige leerling zijn we uitgegaan van zes vierkante meter ruimte. Dit is inclusief de ruimte die nodig is voor de medewerkers van de Netwerkschool. In deze begroting kost een vierkante meter 150 euro per jaar, inclusief alle afschrijvingen, inventaris en schoonmaak. Met de benchmark van de mbo-sector in de hand hebben we ten slotte een aantal andere kosten opgenomen in de begroting, zoals die voor werkplekken. Aan assessments en e-learning content geeft de Netwerkschool bewust meer geld uit dan gemiddeld. In de volledige begroting staan alle aannames cijfermatig uitgewerkt.

Voorbeeldbegroting De resultatenrekening komt voort uit de voorbeeldbegroting van de Netwerkschool. Voor het opstellen van de voorbeeldbegroting hebben we een groot aantal aannames gedaan. De begroting is, anders de begroting van de eerste versie van de Netwerkschool, volledig toegesneden op de situatie van het mbo, ervan uitgaande dat het competentiegericht onderwijs reeds is doorgevoerd. Getalsmatig heeft de financiële denktank de volgende aannames gedaan.

Het functiegebouw De bulk van de kosten van de Netwerkschool zit in de salarissen van de docenten. Vandaar dat we die hier nader specificeren. Het functiegebouw van de Netwerkschool sluit met oog op de vergelijkbaarheid aan bij de huidige functies en salarisschalen. Het salaris van Netwerkschoolmedewerkers is vijf procent hoger dan in het huidig onderwijs vanwege het persoonlijk scholingsbudget. De genoemde salariskosten zijn inclusief alle werkgeverslasten.

Studenten Op de Netwerkschool zitten 4.000 studenten. Van hen zijn er dagelijks bijna 700 afwezig door vakantie, een vrije dag of door ziekte. Gemiddeld zitten er dagelijks tachtig studenten in een intensief traject (dat gemiddeld tien weken duurt).

Tot de directe personeelskosten horen alle salariskosten van mensen die, betreffende het onderwijs, direct contact hebben met de student. Dit zijn: de docent, de studiebegeleider, de moderator, de instructeur en de onderwijsassistent.

Op de Netwerkschool volgen ruim 120 studenten een opleiding op niveau 1, ongeveer 550 studenten een opleiding op niveau 2 en ook 550 op niveau 3; 1.500 studenten volgen een opleiding op niveau 4. Ruim 1.200 studenten doen een BBL opleiding. Deze verdeling van het aantal studenten over de leerweg en niveaus is gebaseerd op het landelijk gemiddelde. De inkomsten In de begroting zijn alleen de inkomsten uit publieke middelen opgenomen (dus geen ouderbijdragen of inkomsten uit contractonderwijs). Er is gerekend met de gemiddelde inkomsten per student van verschillende niveaus en type opleidingen. Het percentage gediplomeerden en het uitvalpercentage zijn landelijke gemiddelden. De totale publieke inkomsten, inclusief diplomafinanciering, komen daarmee gemiddeld op 6.480 euro per gewogen student per jaar, oftewel 5.193 euro per student per jaar. De studentondernemingen zijn buiten de begroting gehouden, op basis van de gedachte dat zij zelf genoeg inkomsten genereren om de kosten te dekken. De begeleiding van de studentonderneming door een moderator is wel begroot. Op basis van deze veronderstellingen bedragen de inkomsten van de Netwerkschool jaarlijks ruim 20 miljoen euro.

De algemeen directeur en de acht directeuren vallen samen met de bijbehorende secretariële ondersteuning onder de uitgaven voor de directie. Ten slotte hebben de netwerkers, de mensen van de Intakebalie, de Informatiebalie, de Mensenbalie, de ICTbalie, de Examenbalie en de Dienstenbalie een plaats gekregen onder de uitgaven voor ondersteunend personeel. Ten slotte is 5 procent van de personeelkosten gereserveerd voor freelancers; voor dit geld wordt zo nodig personele bezetting in verband met nieuwe en gewijzigde vraag bekostigd en worden inspirerende mensen voor luisterlessen binnen gehaald.


Financiën & sturingsfilosofie

26

Financiën 1

65

resultatenrekening

EURO

functiegebouw

PERCENTAGE SCHALEN

Inkomsten publiek

€ 20.770.814

INKOMSTEN TOTAAL

€ 20.770.814

100%

SCHAAL 13

Bruto maandsalaris (.5)

% werkgeverslasten

Loonkosten per jaar

€ 4.888

40,70%

€ 82.529

€ 85.462

€ 4.292

41,50%

€ 72.878

€ 75.453

€ 3.631

42,70%

€ 62.177

€ 64.356

€ 2.872

43,80%

€ 49.559

€ 51.282

€ 2.841

43,60%

€ 48.956

€ 50.661

€ 2.645

47,10%

€ 46.690

€ 48.277

€ 2.072

48,50%

€ 36.923

€ 38.166

€ 1.858

49,10%

€ 33.243

€ 34.358

€ 617

30%

€ 9.629

€ 9.629

Inclusief 5% opleidingsbudget

Algemeen directeur SCHAAL 12

UITGAVEN

Directeur PERSONELE KOSTEN Directie

SCHAAL 11 € 769.248

4%

Onderwijsmensen

€ 1.621.905

8%

Onderwijsondersteuning

€ 9.978.288

48%

Studenten

€ 1.015.049

5%

Intensief traject

€ 1.551.678

7%

€ 14.936.168

72%

Totaal

Docent Studiebegeleider Studiebegeleider intensief Moderator ICT-er SCHAAL 10

HUISVESTINGSKOSTEN EN AFSCHRIJVINGEN Huisvesting en afschrijvingen Totaal

Assessor Netwerker € 1.812.239

9%

€ 1.812.239

9%

SCHAAL 9 Studieadviseur

ICT EN LEERMIDDELEN

Onderwijsinkoper

Assessments

€ 256.378

1%

Werkplekken

€ 1.200.000

6%

E-learning content Leermiddelen Totaal

€ 1.000.000

5%

€ 400.000

2%

€ 2.856.378

14%

SCHAAL 8 Instructeur SCHAAL 6 Onderwijsassistent Administratief medewerker

UITGAVEN TOTAAL

€ 19.604.785

94% SCHAAL 4 Huismanager WETTELIJK MINIMUMJEUGDLOON

RESULTAAT EXPLOITATIESALDO (TEKORT / OVERSCHOT)

Studenten

€ 1.166.029

6%

financiën 1

INKOMSTEN


66

Financiën 2 vergelijking met het huidige mbo

financiën 2

Met de resultatenrekening in de hand, is het interessant te bekijken waarin de Netwerkschool verschilt van het huidige mbo. Zoals aangegeven is vanwege de vergelijkbaarheid bij het opstellen van de voorbeeldbegroting uitgegaan van landelijke gemiddelden qua uitval. De Netwerkschool heeft echter ook op dit punt een missie; de uitval moet omlaag. In deze financiële paragraaf willen we aan de hand van een tweetal scenario’s laten zien dat lagere uitval betekent dat het financiële rendement van de school stijgt. Vergelijking met het huidige mbo De stapeltabel op de pagina hiernaast maakt een vergelijking tussen de kostenopbouw van de Netwerkschool en de gemiddelde kostenstructuur in het huidige mbo. We zijn hierbij uitgegaan van de benchmarkgegevens 2007. De uitsplitsing van de uitgaven kan op hoofdlijnen worden vergeleken met de uitsplitsing van de uitgaven in het huidige mbo (benchmark 2007). Een exacte vergelijking is niet mogelijk. De belangrijkste reden hiervoor is dat de dienstverlening van de Netwerkschool afwijkt van die van het huidige mbo. Zo zijn studenten op de Netwerkschool aanzienlijk meer tijd met school bezig dan in het huidige mbo het geval is (36 uur op de Netwerkschool versus 18,5 uur volgens het huidige gemiddelde). Aangezien het overgrote deel van deze tijd wordt begeleid door onderwijsmensen, mag verwacht worden dat de Netwerkschool juist meer geld kwijt is aan personeel. Dit blijkt niet het geval. De uitgaven aan onderwijsmensen beslaan 48 procent van het totaal, tegenover 49 procent in het huidige mbo. De kosten voor personeel zijn in beide gevallen de bulk van de uitgaven. De Netwerkschool weet wel de uitgaven voor onderwijsondersteuning terug te brengen, van 20 naar 8 procent. De Netwerkschool geeft 5 procent van het beschikbare budget terug aan de studenten, als betaling voor de peer-to-peer lessen die ze geven. Omdat ICT een cruciaal onderdeel is van de Netwerkschool, staat het percentage van het budget dat hiermee gemoeid is eveneens apart vermeld, te weten 14 procent. Dit is overigens wel inclusief de mensen van de ondersteuning die nodig zijn om de ICT draaiende te houden. In de gegevens uit de benchmark, vallen deze ICT-mensen onder het kopje onderwijsondersteuning. De kosten voor het intensieve traject bedragen 7 procent. Het rendement van de aanval op de uitval Op basis van deze veronderstellingen houdt de Netwerkschool dus, geld, en daarmee investeringsruimte, over. Hiermee is, op papier althans, aangetoond dat meer rendement haalbaar is tegen lagere kosten. Het kan nog mooier. Bij het opstellen van de begroting zijn we nog uitgegaan van de landelijke gemiddelden betreffende de uitval van studenten. Maar op de Netwerkschool zal de uitval van studenten lager zijn. In de huidige bekostigingsstructuur zal het financiële rendement van de Netwerkschool nog hoger liggen. Daarom hebben we twee scenario’s uitgewerkt waarin de uitvalpercentages lager liggen dan in het basisscenario. Als de Netwerkschool meer studenten binnen boord weet te houden, stijgen de inkomsten. Het mbo is immers deels diplomagefinancierd. Tegenover de extra inkomsten staat dat ook de uitgaven stijgen, omdat voor de studenten die niet uitvallen ook faciliteiten en personeel benodigd zijn. Per saldo is het resultaat positief. In de uitgangsituatie vallen op de Netwerkschool per jaar 631 leerlingen uit (dat is op basis van het landelijk

gemiddelde van 15,8 procent uitval). Als de uitval daalt, naar 426 per jaar (oftewel 9,9 procent uitval) zoals in scenario 2, dan stijgen de inkomsten met bijna 2 miljoen euro tot 22,7 miljoen euro. De kosten stijgen daarentegen met 1,2 miljoen euro, zodat de Netwerkschool per saldo geld overhoudt. De winst neemt in dit scenario toe van 6 tot 8 procent. Het rendement van sneller leren Het behoud van studenten loont, maar het onderwijs wordt nog profijtelijker als de tijd waarin studenten hun diploma halen korter wordt. Aangezien studenten op de Netwerkschool 36 uur per week met school bezig zijn, is te verwachten dat het tempo waarin ze hun opleiding afronden gemiddeld een stuk hoger zal komen te liggen. Hierdoor kan het financiële rendement van de Netwerkschool verder verbeteren. Stel dat studenten op de Netwerkschool gemiddeld drie maanden eerder hun diploma halen. Dit zou betekenen dat de inkomsten (voor inschrijving en diplomering) gelijk blijven, maar dat de uitgaven jaarlijks met circa 1,3 miljoen euro dalen. Hierdoor verdubbelt het financiële rendement van de Netwerkschool tot 12 procent. Naarmate de Netwerkschool erin slaagt het maatschappelijk rendement te verbeteren (minder uitval, snellere diplomering), stijgt dus het financiële rendement.


27

Financiën & sturingsfilosofie

Financiën 2

15.000 10.000 Overige kosten 5.000 0

25.000 25.000

Scenario 1

Uitgangssituatie Vergelijking Uitgangssituatie

Scenario 11 Scenario

Scenario 11 Scenario

scenario’s

20.000 20.000 15.000 15.000

100

13%

10.000 10.000 5.000 5.000

Exploitatiesaldo

7%

Intensief traject

5%

Studenten

ICT en leermiddelen

12,8 procent procent uitval uitval 12,8

9,9 procent procent uitval uitval 9,9

60

Inkomsten

48%

Onderwijsmensen

40

20%

Huisvestingskosten en afschrijvingen

4% 14%

8%

Onderwijsondersteuning

3%

Directie

9%

Huisvestingskosten en afschrijvingen

0 huidig mbo

Scenario 1

5.000

9,9 procent uitval

Winst/Verlies

Directie

Scenario 1

15.000

12,8 procent uitval

20

Uitgangssituatie

20.000

Uitgaven

Onderwijsondersteuning

25.000

10.000 14%

15,8 procent uitval 49%

6%

80

0 0 15,8 procent procent uitval uitval 15,8

Onderwijsmensen

Scenario 1 titel inhoud blz.

20.000

Uitgangssituatie

Euro

25.000

Euro Euro

Euro

3

Netwerkschool

0

15,8 procent uitval

Winst/verlies

12,8 procent uitval

9,9 procent uitval

Winst/verlies €Winst/verlies 20.771

€ 21.752

€ 22.743

Uitgaven

Uitgaven

€ 20.241

€ 20.839

€ 1.166

€ 1.538

€ 1.905

€Uitgaven 19.605

Inkomsten Inkomsten Inkomsten

Win

Uitg

Inko


68

sturingsfilosofie

sturingsfilosofie

Bestaande regelgeving en de toezichtpraktijk hoeven vernieuwing in het mbo niet in de weg te staan. De Netwerkschool benut de ruimte in de huidige wet- en regelgeving maximaal. De sturingsfilosofie van de Netwerkschool garandeert dat de belangen worden gewaarborgd van de mensen en organisaties die bij de school betrokken zijn. Het uitgangspunt van goed ondernemingsbestuur (good governance) is dat organisaties verantwoording afleggen aan direct betrokkenen. Als leergierige publieke onderneming wil de Netwerkschool graag verantwoording afleggen en feedback ontvangen. Uitgangspunt is immers dat het altijd beter kan. De Netwerkschool legt wat betreft zijn diensten primair rekenschap af aan zijn studenten, en aan de ouders/verzorgers van de studenten. Studenten en ouders hebben op hun beurt ook verplichtingen. De juridische basis hiervoor ligt bij de wederzijdse rechten en plichten die steeds individueel en contractueel zijn vastgelegd in leer-werkovereenkomsten en ouder-schoolcontracten. Daarnaast is er goed georganiseerde en invloedrijke medezeggenschap, voor zowel studenten en ouders als voor de netwerkpartners. Ten slotte is er de constante evaluatie van de kwaliteit van de interne dienstverlening. Hiervoor hanteert de Netwerkschool een intern kwaliteitszorgsysteem. De Netwerkschool legt ook verantwoording af aan de netwerkpartners in zijn directe omgeving. Deze zogeheten meervoudige publieke verantwoording houdt in dat de Netwerkschool zijn partners en andere belangstellenden volstrekte openheid van zaken geeft. De Netwerkschool zal de regio ook actief op de hoogte houden van zijn activiteiten en initiatieven. Een open, eerlijke en proactieve manier van communiceren is hierbij onmisbaar. Behalve informeren wil de Netwerkschool ook leren van zijn netwerkpartners. Feedback van bedrijfsleven, overheid en vervolgopleidingen wordt structureel gevraagd en verwerkt in het beleid. De dialoog met de regio is verder geborgd door de Netwerkraad. In de Netwerkraad zit een twintigtal vertegenwoordigers van de netwerkpartners. Vergelijkende informatie over concurrerende onderwijsinstellingen (benchmarking) is eveneens een bron van inspiratie. Alleen verantwoording afleggen aan de directe omgeving is niet voldoende. Als onderneming die primair drijft op belastinggeld, wil en moet de Netwerkschool ook verantwoording afleggen aan de overheid. De Netwerkschool zal daarom graag in het verlengde van de huidige beleidsopvattingen mee blijven denken. De Netwerkschool gaat er vanuit dat de overheid zal voortgaan op de ingeslagen weg van minder sturing vooraf en meer steekproefsgewijze controle achteraf op de kwaliteit van het mbo.


FinanciĂŤn & sturingsfilosofie

28

sturingsfilosofiekaart

Hoe legt de school rekenschap af? De school publiceert een kwaliteitszorgverslag en een jaarverslag. De school communiceert zijn resultaten actief aan het bedrijfsleven. De netwerkers bespreken een-op-een de resultaten van de leer-werkplekken.

Hoe legt de school rekenschap af? De school publiceert een kwaliteitszorgverslag en een jaarverslag. De school publiceert de resultaten van studentevaluaties. De school communiceert zijn resultaten actief aan studenten. Hoe leert de school van feedback?

Hoe leert de school van feedback? De school leert van het bedrijfsleven via de netwerkraad. De school leert van het klanttevredenheidsonderzoek onder bedrijven.

STUDENTEN

De school leert van studentevaluaties. De school leert van studenten tijdens de studentenraad.

BEDRIJVEN

Hoe wijst de school de ander op zijn verantwoordelijkheden? De netwerkers spreken het bedrijfsleven zonodig aan op de resultaten van de leer-werkplekken. De netwerkers sluiten contracten af over werkplekken, waar ze bedrijven op kunnen aanspreken.

Hoe wijst de school de ander op zijn verantwoordelijkheden? De onderwijsmensen spreken studenten aan op hun prestaties. Mensen spreken studenten zonodig aan op hun gedrag. De studiebegeleider roept zijn student zonodig ter verantwoording via het leer-werkcontract.

Hoe legt de school rekenschap af? Hoe legt de school rekenschap af? De school publiceert een kwaliteitszorgverslag en een jaarverslag. De school geeft ouders online continu inzicht in de prestaties van de student. De studiebegeleider informeert ouders zonodig actief over de resultaten van hun kind. De school communiceert zijn resultaten actief aan ouders.

De school publiceert een kwaliteitszorgverslag en een jaarverslag. De directie rapporteert over het rendement en de kwaliteit van het onderwijs. De school laat zien dat onderwijstijd en leerstofaanbod voldoen aan de wettelijke eisen.

Hoe waarborgt de Netwerkschool de belangen van betrokkenen?

Hoe leert de school van feedback? De school leert van ouders via de ouderraad. De school leert van het klanttevredenheidsonderzoek onder ouders.

Hoe leert de school van feedback? De school leert van de evaluaties onder en feedback van toezichthouders en overheden. Hoe wijst de school de ander op zijn verantwoordelijkheden? De directie vraagt risicogericht toezicht zonder onnodige administratieve rompslomp. De directie houdt overheden en toezichthouders aan hun afspraken. De directie vraagt aanpassing van wet-en regelgeving wanneer dit nodig is voor het onderwijs.

Hoe wijst de school de ander op zijn verantwoordelijkheden? De studiebegeleider informeert ouders zonodig actief over de resultaten van hun kind. De studiebegeleider spreekt ouders zonodig aan op hun rol als opvoeder. De directie kan ouders ter verantwoording roepen dankzij ouder-schoolcontracten.

OUDERS VAN STUDENTEN

OVERHEDEN EN TOEZICHTHOUDERS

Hoe legt de school rekenschap af?

De school publiceert een kwaliteitszorgverslag en een jaarverslag. De school koppelt studentresulaten terug aan het vmbo. De school communiceert zijn eigen resultaten actief aan het vmbo en het hbo.

De school publiceert een kwaliteitszorgverslag en een jaarverslag. De school communiceert zijn resultaten actief aan zijn netwerkpartners.

Hoe leert de school van feedback?

Hoe leert de school van feedback? De school leert van zijn netwerkpartners via de netwerkraad. De school leert van het klanttevredenheidsonderzoek onder netwerkpartners. Hoe wijst de school de ander op zijn verantwoordelijkheden? De directie wijst netwerkpartners op hun contractuele verplichtingen.

Hoe legt de school rekenschap af?

De school leert van de terugkoppeling van studentresultaten van het hbo. De school leert van het vmbo en het hbo via de netwerkraad.

NETWERKPARTNERS EN OMGEVING

VMBO EN HBO Hoe wijst de school de ander op zijn verantwoordelijkheden? De directie houdt vmbo en hbo aan gemaakte afspraken over doorlopende leerwegen. De school benchmarkt vmbo-scholen en spreekt hen aan op het resultaat. De school houdt het vmbo aan de afspraken gemaakt over de aanpak van taal- en rekenproblemen.


70

literatuurlijst

literatuurLIJST

Woordenlijst Netwerkschool 2.0

1

www.onderwijsaanhetwoord.nl

Algemeen directeur

Geeft leiding aan de directeuren (werd in de Netwerkschool 1.0 CEO genoemd).

2

Groen, I., De Balansschool, Ede, 2007. Alumnibalie

3&4

Schnabel, P., Gilsing, R. Die jeugd van Nederland, Jeugdbeleid 2008 Themanummer, Utrecht, 2008.

5

Basoski, I., Van den Hoek, L., Van Nieuwkerk, H., Op weg naar 2010, Rapportage gespreksronde invoeringsplannen competentiegericht beroepsonderwijs, 2008.

Houdt contact met en levert diensten aan oudstudenten. De Alumnibalie heeft het grootste deel van de uitvoering belegd bij een studentonderneming die onder meer informatie aan alumni verzorgt en events organiseert.

Assessor

Onderzoekt talenten, competenties en potentie. Doet dit bij de Intake- en Examenbalie.

BBL

Beroepsbegeleidende Leerweg. Dit is een combinatie van leren en werken, waarbij de student in dienst van een bedrijf is en daarnaast een opleiding volgt. De werktijd bedraagt 60 procent of meer van de studieduur.

Bedrijvenbalie

Beheert de relatie met de bedrijven uit de omgeving en uit het Netwerk van de school en organiseert de leer-werkplekken. Deze balie werkt nauw samen met de Alumnibalie.

BOL

Beroepsopleidende Leerweg. Is zowel voltijds als in deeltijd te volgen. Deze leerweg omvat een werkdeel van tenminste 20 procent en minder dan 60 procent. Er wordt in deze leerweg meer tijd in school doorgebracht dan in de BBL.

Centrale diensten

Verzamelnaam voor de centraal georganiseerde diensten, waaronder de Examenbalie, de Dienstenbalie, de Leermiddelenbalie, de ICT-balie, de Mensenbalie, de Bedrijvenbalie, de Alumnibalie, de Intakebalie en de Informatiebalie.

Dienstenbalie

Verzorgt alle facilitaire diensten van de Netwerkschool. De Dienstenbalie heeft een deel van de uitvoering belegd bij studentondernemingen.

Directeur

Geeft leiding aan een groep docenten en studenten en een centrale dienst (werd in de Netwerkschool 1.0 COO of CFO genoemd).

Docent

Helpt de student bij theoretische vakinhoudelijke vraagstukken (werd in de Netwerkschool 1.0 Tutor genoemd).

Domein

Een verzameling inhoudelijk aan elkaar gerelateerde profielen.

Onderwijsmensen

Docent, moderator, instructeur, assessor, onderwijsassistent, studiebegeleider.

6

PricewaterhouseCoopers, Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2007, Mijlpalen in sturing en transparantie, 2008.

7

ROC Eindhoven, ROC de Leijgraaf, ROC-i-partners, Stichting Kennisnet, Flexibiliteit als voorwaarde, Onderwijs in vraaggestuurd mbo, 2007.

8

De definitie van organisatiecultuur is van de Utrechtse bestuurskundige Mark Bovens.

9

Raad voor het Openbaar Bestuur, Cultuur met een FORS postuur, Advies aan het Kabinet over de organisatie van de Rijksdienst, Den Haag, 2004.

10

www.lerarenweb.nl

11

MBO Raad, Collectieve arbeidsovereenkomst voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 2007-2009, De Bilt, 2008.


woordenlijst

71

Eerder of Elders Verworven Competenties. EVC’s van studenten worden in de Netwerkschool in kaart gebracht en zo mogelijk verzilverd (omgezet in deelcertificaten of diploma’s).

Examenbalie

Beoordeelt de competenties van de student, draagt zorg voor erkenning van EVC’s en koopt toetsen in.

Huismeester

Draagt zorg voor warmte, licht, catering en andere voorziening voor de mensen. Werkt bij de Dienstenbalie.

Mensenbalie

Draagt zorg voor de vastlegging en samenhang in ontwikkeling van mensen, organisatie en nieuwe eisen.

Moderator

Helpt de student bij vragen over manieren van leren.

Module

Netwerker ICT-balie

Informatiebalie

De ICT-balie is verantwoordelijk voor het goed functioneren van een cruciaal onderdeel van de school: het ICT-netwerk. De ICT-balie heeft de praktische uitvoering (beheer en onderhoud bijvoorbeeld) belegd bij een studentonderneming. Draagt zorg voor vastlegging van informatie voor communicatie of verantwoording.

Instructeur

Biedt de student praktische kennis en vaardigheden aan. Begeleidt het lerend werken.

Intakebalie

Toegangspoort van de school. Hier krijgen studenten voorlichting over opleidingsmogelijkheden en beroepsbeelden. Hier worden studenten geholpen bij het verwoorden van hun leervraag, krijgen ze zonodig een assessment en worden hun EVC’s in kaart gebracht.

Kwalificatieprofiel

Netwerken

Set van eisen waaraan een student moet voldoen om wettelijk geschikt te worden bevonden als startend beroepsbeoefenaar.

Leermiddelenbalie

Verzorgt de inkoop van de leermiddelen van de school. De inkopers werken hiertoe nauw samen met de docenten en met de ICT-balie.

Leerweg

Het onderwijs dat de student volgt om zijn diploma te halen.

Leer-werkplek

Plek bij een leerbedrijf waar de student een deel van het onderwijs volgt.

Les

In tijd afgebakende leeractiviteit, onderdeel van een module.

Mensen

Allen, docenten, studenten, directie en centrale dienstverleners.

Medewerkers

Alle mensen, behalve de studenten.

Levert bijdrage aan competenties en kerntaken van een kwalificatieprofiel. Een leergang die opleidt tot een kwalificatieprofiel is opgebouwd uit modules. Koestert netwerken en zoekt nieuwe netwerkverbindingen. Doet dit via de Bedrijvenbalie (werd in de Netwerkschool 1.0 Matchmaker genoemd). Is de laatste stap van het onderwijsproces, betreft de relatie tussen oud-studenten onderling en tussen de oud-student en de school. Netwerken is een taak van de Alumnibalie.

Netwerkpartner

Bedrijf of instelling waarmee de Netwerkschool samenwerkt.

Netwerkraad

Groep netwerkpartners (bedrijven, instellingen) die de school feedback geven en de school helpen beter aan te sluiten bij de wensen van de omgeving.

Onderwijs

Het primair proces.

Onderwijsinkoper

Koopt en ontwikkelt onderwijsinhoud en methodes. Doet dit bij de leermiddelenbalie.

Onderwijsassistent

Biedt docenten en studenten ondersteuning bij het onderwijs.

Ouderraad

Vertegenwoordiging van ouders die de school helpt beter aan te sluiten bij ouderwensen.

School

De Netwerkschool, de mensen van de Netwerkschool, het gebouw en de virtuele activiteiten.

Schoolraad

Ook wel medezeggenschapsraad. Groep medewerkers die met de directie bespreekt wat hen bezighoudt op school. De schoolraad geeft de school feedback en helpt de school beter aan te sluiten bij de wensen van de student.

Seniorstudent

Leert en werkt langer dan een jaar bij de Netwerkschool.

Student

Leert en werkt bij de Netwerkschool met als doel een mbo-diploma te halen.

Studentenraad

Groep studenten die met de directie bespreekt wat hen bezighoudt op school. De studentenraad geeft de school feedback en helpt de school beter aan te sluiten bij de wensen van de student.

Studentonderneming

Groep studenten, begeleid door een moderator, biedt diensten, tegen betaling, aan de school of aan derden.

Studieadviseur

Helpt student bij het verwoorden van de leervraag. Doet dit bij de intakebalie.

Studiebegeleider

Volgt en helpt de student tijdens de hele studie (werd in de Netwerkschool 1.0 Accountmanager genoemd).

Studiebegeleider

Volgt en helpt de student die in het intensieve intensief traject zit.

Toezichtsraad

Vervult de werkgeversfunctie voor de algemeen directeur, oefent intern toezicht uit en geeft advies.

verklarende woordenlijst

EVC


72

deelnemende scholen

deelnemende scholen

Wie hebben

ROC van Amsterdam DaniĂŤlle Habets Harry Mauw Johan de Jong Mark Vlasblom Tineke Wubs

Nova College Axel Bolderheij Bart Bongers Ciska Schreuder Ed van den Berg Hans Snijders Pim Verbeek

MBO 2010 Hans van Nieuwkerk Iwan Basoski Leo van de Hoek Luc Verburgh

ROC Leiden Hugo SnabiliĂŠ Marieke Jas Wim Kerkhofs

Kennisnet Kees van Rossenberg

er meegedacht aan de Netwerkschool 2.0?

One Architecture B.V. Matthijs Bouw

onderwijs dat werkt

ROC Flevoland Beata Karolczyk


deelnemende scholen

73

Wellantcollege Luc Verburgh

ROC A-12

Twynstra Gudde Bas Kruiswijk

JOB Bart Jongkers Maaike van Ginkel Merel van Rees Rinske Zevering

ROC Eindhoven Claudine Hoogenboom Edwin Verlangen Hans van de Klundert

Graafschap College Ignat Lurvink Ruud Windt

AOC Clusius College Piet Tromp

deelnemende scholen

Koning Willem I College Antoon Romme Cor van Gerven Frans Wouters Joost van der Staak JosĂŠe Bours Yvonne Moerman


colofon

colofon

Dit kaartenboek is uitgebracht door De Argumentenfabriek in opdracht van MBO 2010.

de Netwerk school

74

2.0

Uitgave oktober 2008, eerste druk Teksten De Argumentenfabriek Kees Kraaijeveld Jenny Kossen Christine Kempkes Ontwerp De Argumentenfabriek Carien Franken Vormgeving De Argumentenfabriek Carien Franken Maaike Molenkamp Mette Rasmussen Drukwerk Joh. Enschedé Amsterdam Papier FSC-gecertificeerd papier ISBN: 978-90-813592-1-4 Prijs: € 85,© 2008 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.