10 minute read

GEESTDRIFT DE EXCURSIE FRANK HEMELTJEN

Ik vond het fantastisch om gast in Groningen te mogen zijn. Het voelt als een kleine bedevaart om van kerk naar kerk te reizen door een oud landschap. Sporen van het verleden opmerkend zonder te merken dat je zelf langzaam opgenomen wordt door het landschap. Je neemt het tempo van het landschap over en buigt mee in de wind zoals de gewassen dat doen.

Voor mij betekent Groningen en dan met name de kuststreek, een ervaring met dat wat de Nederlanders tot Nederlanders maakt. Groots en klein tegelijkertijd, met hulp van monniken op onbarmhartige wijze land gewonnen, zilt, vettig, verwaaid, maar daardoor ook fier en onvervaard. Soms overmoedig, vaak voorovergebogen in de wind, luide klachten verstommen in het gebulder van de wind, stille weemoed, luchten wisselen elkaar in rap tempo af, daaronder het landschap wachtend, stil en toch in ontwikkeling, pruttelend prevelend voor de goede verstaander, gebutst, omziend naar de horizon waar land groeit, ondernemend, en onuitgesproken, Hier!

Het is moeilijk, schier onmogelijk zou ik zelfs zeggen om een geest te vangen. Mee op proberen te lopen, is mijn devies. Theo gaf ons de beste raad van de week. Daarmee toonde hij zich dan ook de perfecte rentmeester, volgens mij de beste die Groningen zich heeft kunnen wensen. Hij weet wat het landschap waard is. Hij heeft het ervaren en doorleefd. Wij mochten mee op zijn tocht, langs zijn aanlegplekken in het land dat hem lief is.

Aangekomen op de dijk, wees hij ons de weg naar beneden, naar het oneindige water. Daar, daar in de verte. Daar gebeurt het, daar groeit Groningen. Afgaand op zijn overtuigende aanwijzingen kuierde ik op mijn gemak de dijk af, richting het gras met biezenpollen, voorbij de koeien, richting het water. Uiteindelijk was ik alleen, tussen de grassen en de slikken, toen het me gewaar werd. Alles, werkelijk alles bewoog. Er ritselden dingen onder mij, ik zag kleine beestjes hard en onverdroten werken, het slik haalde ondertussen traag en vochtig adem, fluisterend, pruttelend plop­ pend. Terwijl ik voorzichtig doorliep popte bij me de vraag op; liep ik nu op land of liep ik op water?

Een geest betrap je niet, die ervaar je…en daar verschiet je van. Velen voor mij kunnen daarvan getuigen. Schielijk draaide ik me om en keerde ik terug naar ons reisgezelschap op de dijk. Boven aangekomen voelde ik me anders, anders dan toen ik zoëven daarvoor, afdaalde naar beneden… ste redeneert dat, net zomin als de wagen van de koning de wielen of de bak of de as of de boom of het juk is, de mens materie, vorm, impressies, ideeën, instincten of bewustzijn is. Hij is noch de combinatie van die delen, noch bestaat hij er los van… Na een controverse van vele dagen, bekeert Menander (Milinda) zich tot het geloof van Boeddha.”

Theo, Homme en Paula ontvingen ons gastvrij in hun land met mooie verhalen over de geschiedenis, de ontwikkelingen door de tijd, die het land haar vorm hebben gegeven. Maar Theo was bij navraag naar de aard van zijn gastvrijheid, gedecideerd en uitgesproken in zijn mening. En eerlijkheidshalve kon ik hem na mijn ervaring op het water wel begrijpen. Ja, wij mochten wel op bezoek komen in zijn land, aanleggen en met hem mee kijken. Maar toch liever niet te veel Westerlingen op en rond de oude terpen. Dus nee, liever geen snelle treinverbinding met het Hollandsche, ook al levert dat misschien wel een hele goede aanwas van mens en kapitaal voor Groningen op. Voor Theo heeft de belofte van dergelijke aanwas geen waarde want hij weet waar Groningen het best bij gedijt, bij stilte, een weinig beroering, niet te veel, niet te luid, anders hoor je het land niet meer groeien. Groningers zijn daar al eeuwen de gelukkige getuigen van. En wij mochten daar nu ook even bij zijn.

Ons driedaags verblijf in het Noord-Groningse landschap rond Zoutkamp begint op de eerste dag op en rond de wierde van Ezinge, in de vorige eeuw half afgegraven om als mest verkocht te worden, op zo’n manier dat ze vandaag zomaar als illustratie zou kunnen dienen voor het moment in het verhaal waarop het hol van meneer Vos – uit De fantastische meneer Vos van Roald Dahl – half afgegraven is. Meters boven het omliggende landschap, langs de vroegere omtrek met een geleidelijke glooiing, langs de afgegraven kant zeer steil. De studenten zoeken een goede plek om te tekenen, op papier, wat ze visueel waarnemen. Zo hebben we op de eerste dag plek, landschap, visuele waarneming – dat wil zeggen, een min of meer getrouwe weergave van de perspectivische waarneming vanuit één punt. De specifieke plek op en rond de wierde van Ezinge is hiervoor zeer geschikt: hoogteverschillen, weidsheid en geborgenheid, het fysieke lichaam van de 13e-eeuwse bakstenen kerk in het midden daarvan.

Gewaarworden Wouter Hillhorst

In een aantekening bij het voorwoord van zijn essay “Nieuwe weerlegging van de tijd” (1946) schrijft de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges over de Milindapanha: “Er bestaat geen uiteenzetting van het boeddhisme die geen gewag maakt van de Milindapanha, een apologetisch werk uit de tweede eeuw dat een debat weergeeft tussen de koning van Baktrië, Menander, en de monnik Nagasena. De laat­

De tweede dag brengt ons in het jonge landschap van de jongste zeedijk langs de Waddenzee en van het Lauwersmeer. In de middag strijken we neer in het jonge bos, met open vlakte en brede zandpaden met de rupsbandsporen van de tanks die hier door de week rijden als dit gebied dient als militair oefenterrein. Opnieuw tekenen de studenten het landschap, opnieuw op papier. Maar nu worden die tekeningen niet gemaakt met pen of potlood, maar met wat er in dit landschap zelf voorhanden is om kleur of donkerte af te geven op het papier: bladeren, grassprieten, bloemen, zand. Het vinden van een plek in het landschap is nu niet alleen visueel en ruimtelijk, maar vergt een fysiek aangaan van die plek: ook tast- en reukzin komen nu in het spel. De route van de derde dag voert ons door het oude zeepolderlandschap, over smalle oude paadjes tussen de weilanden, langs enor­ me boerderijen uit de tijd dat Groningen de graanschuur van Europa was, tot op de toren van de kerk van Hornhuizen met uitzicht tot de Waddenzee, aan de ene kant, en de stad Groningen aan de andere kant, daarna naar Kloosterburen, opnieuw naar de kerk, waar met paradijselijk weer, op een paradijselijke plek, een jeugdorkest aan het repeteren is, zodat alles bijna tot stilstand komt, een beetje zoals Aldo Rossi het beschrijft in zijn Wetenschappelijke Autobiografie, “zoals met Kerstmis of, maar anders, op een willekeurige zondag. Het zoeken naar geluk versmelt met een gelukkige dag, een feestdag – ook omdat het geluk op zo’n dag, als alles tot stilstand komt, door geen tegenstand lijkt te kunnen worden gedwarsboomd.”, maar we moeten verder, tot aan de dijk van de Waddenzee. De studenten tekenen voor de derde keer hun gewaarwording van het landschap, maar nu, bewust, die gewaarwording zelf. De tekening omvat landschap, plek, waarneming, zelf, tijd, gewaarwording.

’s Avonds presenteren de studenten hun tekeningen van de derde dag, met een toelichting van een paar zinnen.

Enig onderzoek naar de historisch geografische materie leerde al snel dat er vanuit Zoutkamp, waar we onze tenten zouden opslaan –althans, de studenten sloegen er letterlijk hun tenten op terwijl de docenten gebruik konden maken van hotelkamers die gevestigd waren in het centrum van het dorp – direct drie heel verschillende landschapstypen te vinden zouden zijn.

Het Landschap

Het deel van Groningen waar we ons drie dagen zouden laten onderdompelen in het landschap vertegenwoordigt misschien beter dan welke locatie in ons land ook, de strijd tussen mens en water. Een strijd die over eeuwen gevochten is, en nog steeds wordt. Het belangrijkste wapen in deze strijd tegen het water is grond. De zee spoelt klei aan, brengt en verplaatst zand, slaat en zuigt het ook weer weg. De mens probeert ondertussen, door deze natte drab te modderen en zijn hebben en houwen droog te houden. De waarschijnlijk naïeve bewoners van dit onzekere, tijdelijke op de zee buitgemaakte droge land werden al door de Romeinse Plinius beschreven in zijn boek XVI.

De Geest Van Het Landschap

ADY STEKETEE

NIELS OLIVIER

De al jaren durende pandemie heeft de mogelijkheden die we hadden tot het samen met studenten uitvoeren van workshops en excursies ernstig belemmerd. De kans die zich voordeed door de zich traag over het land en de wereld uitrollende vaccinatiegolf hebben we met PLEIN 21 met alle hens aangegrepen.

Omdat we nog steeds in Corona modus nauwelijks enige onderlinge nabijheid konden verlangen van studenten en docenten werd PLEIN 21 een bijzondere activiteit. Een fietsexcursie in de open lucht en het open landschap van Noord-West Groningen met als motto ‘De geest van het landschap’. We wilden door de registreren en te improviseren de geest te vangen, wat leidde tot een verrassende slotact.

De omgeving van Zoutkamp draagt alle sporen van deze eeuwenoude strijd tussen nat en droog, vast en vloeibaar, veilig en gevaarlijk, drijvend en staand. Zoutkamp is op een zanderige bank, ontstaan als droge en veilige plek van waaruit de ingang tot het Reitdiep, de vaarweg tussen de Noordzee en de grote handelsstad Groningen, gecontroleerd kon worden.

Het iets hoger gelegen, droog gehouden en langer bewoonde land ten noordoosten van Zoutkamp vormt hier het oudste landschap. Het is kleinschalig in verkavelingen en bedijkingen. Het is een gebied dat gevormd is door de continue aanleg en ophoging van wierden waarop de boerderijen en nederzettingen gevestigd werden.

In de vroege Middeleeuwen is er, met de inzet van de macht en het organisatietalent dat de hier gevestigde kloosters uitoefenden, een begin gemaakt met de gemeenschappelijke bedijkingen die het belang van individuele gemeenschapjes oversteeg en hen verbond tot gemeenschappelijke ondernemingen. De dorpen en boerderijen werden door grotere, omringende dijkstructuren beveiligd tegen overstromingen en watergeweld. De telkens aan de zee-zijde afgezette klei- en slibbanken werden na vele jaren ook weer bedijkt en als landbouwgrond in gebruik genomen. Aan de noordelijk rand van dit gebied ontstonden zo een soort jaarringen in de opeenvolgende bedijkingen.

Tegelijkertijd verzandde het Reitdiep steeds verder zodat ook daar, ten koste van de zee en de open vaarweg naar Groningen dijken en dammen aangelegd werden om het droge land uit te breiden. Delen werden ingepolderd en met gemalen droog gepompt. Het gemaal Electra heeft hier het grootste werk voor verricht. Ergens in de overgang naar de twintigste eeuw leek het alsof het grootste belang niet langer de bescherming tegen de zee was, maar dat het belang van landaanwinning, waarde-creatie de overhand kreeg.

De stormvloedramp van 1953 heeft echter de aandacht gevestigd op het belang van de aanleg en het beheer van een effectieve en compacte kustlijn. Het Deltaplan dat als gevolg uitgevoerd werd voorzag in de afsluiting van de Lauwerszee. De kwetsbare kustlijn werd hiermee met tientallen kilometers verkort en de nieuwe, nu beschermde slikbanken en andere gebieden die eerder noch water, noch land waren konden opeens benut worden voor andere doeleinden zoals militair oefenterrein, visserijhaven, vakantiepark en ‘natuurontwikkeling’.

De Geest

We hebben drie volle dagen genomen om al fietsend, wandelend, schetsend, luisterend, pratend en voelend onszelf open te stellen voor ieder aanleidinkje, hoe zwak ook, dat het begin zou kunnen zijn van een ontrafeling van het ‘geheim’ hoe de geest te vangen.

We maakten het onszelf niet gemakkelijk. We voelden allemaal de passie en de blijdschap dat we voor het eerst weer ‘live’ samen op pad waren en tegelijk probeerden we de uiterste isolatie en afzondering te zoeken voor de zuiverste waarneming om de ‘stille kracht’ van het Groningse land te ontwaren. Het was een beetje alsof we tijdens een wedstrijd in een vol voetbal stadion probeerden om aan yoga te doen.

We hebben de leegte gehoord, hoewel er vooral in de stillere agrarische gebieden altijd iemand blijkt te zijn die met een blazend, gierend, briesend en razend apparaat meent onderhoud te moeten plegen aan de omgeving. Straatveegwagens, bosmaaiers, kettingzagen, bladblazers, combine-harvesters, ze zijn er allemaal! Gelukkig is er ook het geluid van schapen die met hun tanden graspollen afsnijden en met hun kiezen vermalen, en koeien die plotseling loeien

We hebben de leegte gevoeld. Toen we op de Delta-model zeedijk lagen voelden we de stralen van de zon op onze lichamen bakken. De eerder ingestraalde infraroodstraling verwarmde de rug en het achterhoofd die in direct contact met het asfalt lagen. Met de oren dicht bij de verharding merkten we dat de onderste halve meter van de atmosfeer beschut was. De tere zeebries woei er nog veel zachter. Zo direct boven het asfalt van de zeedijk is het een bijna statische luchtlaag waarin onze oren een landschap van vliegroutes construeerde met gehaaste pendelende vliegjes. We hebben de leegte gezien. De platheid die hier groter lijkt dan elders in het land. De vrijwel boomloze einden waar een dijklichaam van twee meter hoogte al een indrukwekkend accent is. Het narratief van opschuivende zeearmen, geulen en overstromingen is afleesbaar. Het verschil tussen kleinschalig oud en grootschalig nieuw land is ook helder afleesbaar als je er met de ogen open doorheen fietst.

En ondanks de verwoede pogingen, blijven we zitten met vragen. Wat is de geest van het landschap? Hebben we de geest gevonden en hebben we hem wel op de juiste manier gezocht? We hadden geen idee wat de geest nu was. Was het misschien het vastleggen van persoonlijke ervaringen? Eigen interpretaties? Waarnemingen en analyses? Of is er een ‘aanwezigheid’ die we collectief hadden moeten blootleggen?

De studenten hebben heldhaftige pogingen ondernomen om de geest van het landschap waar te nemen en te registreren. Deze pogingen hebben een verzameling schitterende teksten en schetsen opgeleverd die de ze in hun ‘slotperformance’ op bijzondere wijze wisten uit te beelden. De geënsceneerde reis die Fadia af legde tussen de menselijke bezienswaardigheden, over de nog geen halve meter brede kerkepaadjes tussen de akkers, bracht een collage van verbeeldingen onder de aandacht van het aan de kant geschoven publiek.

En geeft deze impressionistische weergave nu de geest van het landschap weer of is het meer de afleesbaarheid van de historische narratief: de vaste tegenover de vloeiende grond? We hebben er uitgebreid over gefilosofeerd en ieders interpretatie besproken maar de uitkomst blijft in het ongewisse. Ook dat is PLEIN!

1e jaar

Neri van Burken

Anneloes van Dijk

Brenda Evink

Rinke Hendriks

Terrell van den Heuvel

Seyed Farzad Hosseini

Sebastiaan Hubers

Rob Janssen

Rozemarijn Koning

Ginn Maas

Dean Peiniger

Sander Teunissen

Tim Zomer docenten

Frank Hemeltjen

Theo Hoek

Karin Peeters

3e jaar Fadia Ba’abduh

Veerle Elshof

Dinand Fruneaux

Sven Hendriks

Jordi Hermsen

Dirk van de Lockand

Wouter Mosselman

Jorrit van der Weide

Gerrit van de Werfhorst

Chantal Buisman

Robin Beers

Nafthali van der Toorn

Luuk Tondeur docenten

Ady Steketee

Niels Olivier

2e jaar

Onno van Ark

Gijs Bloemen

Vince van Boxtel

Roel van Brussel

Kevin van Helden

Ylse Hetterscheid

Yannick Korterink

Nino Lentz

Tomas van Middelkoop

Jona ten Napel

Derk Sijtsma

Jelte Stok

Ashley Tettero

Froukje van der Veen

Robin van Vemde docenten

Ralph Brodrück

Wouter Hillhorst

Colofon

Dit is een uitgave van Artez Academie van Bouwkunst. Deze reader is geen handelsobject en uitsluitend bestemd voor toepassing binnen het onderwijs.

Organisatie

Bob Zanders

Grafisch ontwerp

Accu grafisch ontwerpers, Linda Swaap

Druk

Booxs

This article is from: