Geschenkboek : Wat wil je worden? Beroepen

Page 1

Wat wil je worden? Beroepen

Illustraties van Karino Ariza

Geschenkboek Siman di Ban Lesa Dit boek is een cadeau voor de kinderen van Curaçao.

Uitgever


colofon

Inhoud Het allermooiste beroep Elodie Heloise 4 Als ik later groot ben Myrurgia Mutueel 8 De eerste zijn Edelmira Koko 10

In liefdevolle herinnering aan Ariadne Faries (1968-2020) Wat zullen Pepo en haar vriendinnetjes worden? Auteurs

Crisèn Schorea

13

Wat Sisha echt wil worden Loekie Morales 16

Crisèn Schorea, Diana Lebacs, Edelmira Koko-Ricardo, Elodie Heloise, Hubert Penza, Ilse Schoobaar-Anthony, Ingomar Martie, Jeroen Hoogerwerf, Laura Quast, Loekie Morales,

Wat ik wil worden Tito Ansano 20

Merly Augusta, Mila Dorothea, Myrurgia Mutueel, Sharnise Alexander en Tito Ansano.

De beroepenlootjes Ingomar Martie 24 Illustraties Karino Ariza

Waarom mama? Laura Quast 28

Vertaling Nederlands-Papiamentu / Papiamentu-Nederlands

Ik wil modeontwerpster worden Ilse Schoobaar 32 De magische vraag Sharnise Alexander 36

Diana Lebacs Jeroen Heuvel Redactie Diana Lebacs – Papiamentu Jeroen Heuvel – Papiamentu

Liesje Diana Lebacs 38 De zonnestralenvanger Jeroen Hoogerwerf 42

Jeroen Hoogerwerf – Nederlands

Evarina wil duikinstructeur worden Mila Dorothea 45 Vormgeving Sabine van Winsen, De Grafische Keuken

Ik word boer! Hubert Penza 48

Dit boek kwam tot stand met medewerking van Biblioteka Nashonal Kòrsou Frank Martinus Arion,

Mijn droom kan uitkomen Edelmira Koko 51

Koks Gesto Carribeans, Stichting WelZijn Kinderen, Stichting Zonnige Jeugd, Taalunie, Maduro & Curiel’s Bank, Curaçao Tourist Board, Mensing’s Caminada, WIENE en meer dan tweehonderd donateurs via crowdfunding. © 2021 Biblioteka Nashonal Kòrsou Frank Martinus Arion © 2021 Levendig Uitgever Illustraties © 2021 Karino Ariza ISBN 978 90 83140 73 5 NUR 277


p e o r e b e t is o o m r e Het all

Tamira zit aan de eettafel met haar huiswerk voor haar neus. Haar agenda ligt open op de dag van vandaag. Sommen en taaloefeningen. Daar is ze zo klaar mee. Wanneer was die spreekbeurt ook alweer? Over vier weken toch? Tamira bladert en schrikt zich rot als ze met dikke rode letters ziet staan dat ze over een paar dagen al moet. In haar buik lijken ineens driehonderd slangen tegelijk heen en weer te bewegen. ‘Mama!’

Tamira’s moeder zet de bladblazer uit en kijkt naar haar dochter die voor haar op en neer springt. Met een behuild gezicht. ‘Tamira, wat is er?’ ‘Ik weet het nog niet,’ hakkelt Tamira. ‘Volgende week. Al. En, ik ...’ Het ‘ik ben nog niet begonnen’ komt er met horten en stoten uit. Gevolgd door: ‘Want ik weet het nog niet.’ ‘Ik weet niet wat ik later wil worden.’ Het hoge woord is eruit. ‘Maar dat hoeft toch ook niet, meisje. Je zit pas in groep 5.’ Tamira wordt nu boos. Mama snapt er niks van. Ze wil zich omdraaien en stampvoetend terug naar binnen lopen. Ze gaat die bladzijde gewoon uit haar agenda scheuren. Dan is die spreekbeurt ook weg. Hup, zo de kliko in. Weg ermee.

Haar moeder reageert niet. Ze staat met de bladblazer in de tuin. Door het raam ziet ­Tamira de dode bladeren opdwarrelen en een stukje vliegen. Richting de berg met snoeiafval. Tamira springt van haar stoel en rent de tuin in. De tranen lopen al over haar wangen. ‘Mama!!’

‘Hmm,’ zegt Tamira’s moeder. ‘Dan wordt het tijd dat we beginnen.’ ‘Maar, mama, hoe kan ik beginnen als ik niet weet wat ik wil.’ ‘Niet weten wat je wil, is het begin. Van daaruit kan het alleen maar duidelijker worden. Vooruit, jonge dame, pluk jij die dikke pompoen daar voor me?’

‘Eerst wassen toch, mam?’ Mama zit met haar hoofd in de ijskast. Ze zoekt bouillonblokjes, weet Tamira. En uien en knoflook. Voor de pompoensoep die ze gaat maken. De pompoensoep van haar moeder is de beste van de hele wereld. Trouwens alles wat ze maakt is lekker. Daarom kookt haar moeder voor veel mensen die bij haar een bestelling plaatsen. Tamira vindt het leuk om te helpen. Hakken, snijden, roeren, bakken, proeven en wanneer het klaar is, alles in bakjes scheppen. De mensen komen vaak tussen vier en vijf hun maaltijd ophalen. En aan het eind van de dag tellen ze samen het geld dat verdiend is. Keurige stapeltjes maakt Tamira dan. Tientjes, vijfentwintigjes, vijfguldens, guldens, kwartjes, dubbeltjes en soms is er een briefje van vijftig of zelfs honderd bij. Tamira kan goed rekenen. Haar moeder telt alleen maar na. En bijna altijd heeft Tamira het goed.

Tamira staat op en doet wat haar gevraagd wordt. Helemaal gerust is ze er niet op. Hoe kan dit nou beginnen zijn? Ze zucht nog maar eens en sjokt naar de keuken. De pompoen is mooi en vol. Nergens lelijke plekjes, nergens aangevreten door beestjes. Net op tijd grijpt Tamira’s moeder in. Ze pakt haar dochters kin vast en kijkt haar onderzoekend in de ogen. De tranen lopen alweer. Alsof er een knopje wordt ingedrukt. ‘Huilen’ staat erop. Tamira’s moeder geeft haar een hand en trekt haar mee naar het zitje onder de knipboom bij de moes-

4

tuin achter op het erf. De tomaten zijn bijna rijp. Over de grond kruipt een groene bladslinger met hier en daar een jonge pompoen. En de limoenstruik heeft aan elke tak wel drie vruchten. Tamira zit naast haar moeder op het bankje en zucht. Dan vertelt ze over de spreekbeurt.

Samen met mama werkt ze in de moestuin. Onkruid trekken, dooie bladeren weghalen, nieuwe zaadjes planten. De pompoen onder haar handen was eerst ook een zaadje. Tamira’s moeder heeft tomaten geplukt. En lente-uitjes. Alles ligt op het aanrecht. ‘Help je mee snijden?’

‘Pas je op met de schil, Tammy. Die is ...’ ‘... hard. Ja mama, ik weet het.’ Tamira doet het voorzichtig. Ze doet er langer over dan haar moeder die veel sterker is. Laatst

5


moest er een muurtje om de moestuin gemaakt worden. Opa kwam blokken brengen. Van zijn bouwbedrijf. Mama wees aan waar ze moesten liggen. Daarna maakte ze cement en smeerde de smurrie tussen de blokken die ze eerst aan elkaar legde en daarna op elkaar. Met een spatel plamuurde ze de muur vervolgens glad. In een dag stond er een keurig rechte muur van drie rijen blokken. Tamira mocht de kleur kiezen. De moestuin is nu afgebakend met een vierkante regenboog.

‘Auw.’ Het mes schiet uit en maakt een snee. Bloed drupt op de uien, op de snijplank en de keukenvloer. Tamira springt van haar stoel af. ‘Mama, hand onder de kraan. Ik haal de pleisters.’ In de verbanddoos zit ook jodium. Tamira dept haar moeders vinger droog en bekijkt de snee. ‘Het valt mee, mama. Hij is niet zo diep.’ Dan pakt ze een schoon watje waar ze wat jodium op doet. ‘Dit kan even prikken.’ Tamira’s moeder trekt een grimas als het jodium op de open wond komt. ‘Bijna klaar.’ De pleister moet ze nog op maat knippen en om mama’s vinger plakken. Dat is zo gebeurd. ‘Dankjewel zuster,’ grapt Tamira’s moeder. De soep is heerlijk. Je kunt de pompoen heel goed proeven.

6

‘Er is niks lekkerder dan eten uit je eigen tuin.’ Tamira’s moeder veegt haar mond af aan een servet en gaat een beetje achterover zitten. ‘Ik ga zo die nieuwe jurk voor jou maken. En jij? Wil je verder met het patroon knippen of heb je nog huiswerk?’

‘Huiswerk ...’ De slangen in Tamira’s buik zijn in een klap weer wakker. De spreekbeurt. Ze was het vergeten. En ze weet het nog steeds niet. Ze wordt weer boos. Boos op mama. Ze zouden toch beginnen? Nou, niks daarvan dus. Wel in de moestuin werken, koken en zustertje spelen. En nu gaat ze doodleuk achter haar naaimachine zitten. Tamira staat op en duwt haar stoel ruw naar achteren. ‘Hee, jongedame. Dat is toch nergens voor nodig.’

‘Je zou me helpen. We zouden beginnen. Met mijn spreekbeurt. En wat je belooft moet je doen!’ Boos stampt Tamira naar haar kamer. Het is niet eerlijk. Ze gooit de deur met een knal dicht en gaat op haar bed zitten. De tranen komen alweer op. Geen spreekbeurt en nu ook ruzie met mama. Ze pakt haar hoofdkussen en smijt die tegen de muur. Dat lucht op. Als ze opstaat om het kussen op te rapen, ziet ze het briefje. Het is onder haar slaapkamerdeur geschoven:

Tamira staart naar het briefje. Mama had gelijk. Ze waren wel begonnen. Alleen ... weet ze het nu nog steeds niet want alles dat op het briefje staat, vindt ze leuk om te doen. Hoe kan ze nou kiezen? Met een zucht gaat ze languit op haar bed liggen. Ze staart naar het plafond. En denkt na. En denkt na en denkt na ... en dan weet ze het. Ze weet het! Tamira rent haar slaapkamer uit en vliegt haar moeder om de hals. ‘Aha, nou wat wordt het? Kok, tuinvrouw, verpleegster, ontwerper, schilder, accountant ...?’ Tamira schudt haar hoofd en lacht de breedste lach van de dag. ‘Nee, mama. Ik wil dat allemaal doen. Ik word dus moeder. Net als jij.’ Elodie Heloise

s plant en groente Iemand die zaadje kweekt, is een .... is een ... Iemand die kookt, s plakt, is een .... Iemand die pleister lt, is een ... Iemand die geld te schildert, is een ... Iemand die muren maakt, is een ... Iemand die kleren X mama

7


en b t o o r g r e t la ik ls A Richt ik een stichting op in iedere wijk Om iedereen die wat meer heeft te laten delen met wie het niet zo breed heeft Het onderwijs heeft me geleerd daar ook rekening mee te houden. Als ik later groot ben, ben ik een statenlid Om het belang van iedereen te dienen Ervoor te waken dat de overheid zorgt voor ieder landskind Een begroting maakt die in balans is Ik kom op en sta voor een goed beleid Alle burgers gaan erop vooruit en krijgen gelijke kansen Ik zal een ieder die op mij gestemd heeft waardig vertegenwoordigen. Wanneer ik groot ben, ben ik een geacht persoon Vanaf nu begin ik al te oefenen Praat en gedraag me netjes, waar ik ook ben Respecteer iedereen, wie het ook is Wat ik ook zal worden, ik zal het naar behoren doen Een beschaafd land staat voor mijn ontwikkeling garant. Als ik later groot ben, zal ik veel medeleven hebben Ik begin nu al goed op te letten Delen wat ik heb, zonder dat Iemand het hoeft te weten Kleding, speelgoed, wat eten voor de buurvrouw Of ik nou koopman word of politicus Medeleven doet de samenleving goed Wanneer ik groot ben, zal ik rechtvaardig zijn voor iedereen Maakt niet uit welke status ze hebben In de bijstand, of bankier Rechter of advocaat, ik behandel ze allemaal gelijk Integriteit en empathie is de grondslag van elk beroep Met rechtvaardigheid bouw je mee aan je land. En mocht ik later onderwijzeres worden Dan heb ik geduld met ieder kind, zoals onze juf ons behandelt Leg ik alles nog eens uit, prijs hem en moedig hem aan Koop ik ontbijt en schoenen zonder dat iemand het te weten komt

Later als ik groot ben, richt ik een stichting op Krijgt ieder kind een integriteitscursus En leert dat welzijn belangrijker is dan welvaart Dat als hij minister wordt, hij iedereen een handje helpt Belastinggeld gebruikt om de Curaçaoënaar vooruitzicht te bieden Als dat kind later groot wordt, is hij zijn volk van harte tot dienst. Als ik later groot ben, of ik nu arts of procureur word Naastenliefde staat voorop Ieders gezondheid en welzijn is mijn doel Verlichting geven en het recht laten zegevieren voor ieder die er om vraagt Een goede naam opbouwen, mensen boven alles stellen. Daarom steek ik twee vingers op en zweer eerlijk om er voor mijn naaste te zijn. Wanneer ik groot ben, help ik ons land verder uit te bouwen Als agent of vuilnisman, als huisvrouw Maakt niet uit in welk beroep, ik zaai liefde voor ons vaderland Dan hou ik van mijn familie, vrienden en alle mensen Stimuleer ik eenheid en wens geluk voor iedereen Laat ik een legaat van voorspoed achter, zodat het altijd goed blijft gaan met mijn Curaçao. Myrurgia Mutueel

9


De eerste zijn Nou ja zeg, wat dan wel? Hoe wil je beroemd worden? Zeg het maar, ik begrijp het niet …

Ikke? Wat ik wil worden als ik groot ben? Als ik groot ben, wil ik beroemd worden. Toe maar! Wil je beroemd zijn? Wil je zanger worden? Kun je zingen? Je moet wel kunnen zingen! En goed ook! Dan kun je beroemd worden.

Neehee! Ik weet het al. Je wilt bij de radio gaan werken. Of bij de tv. Maar wil je dan dj worden? Journalist? Of je eigen programma presenteren?

Arts, specialist, verpleger. Ze kunnen allemaal beroemd worden. Kijk naar dokter Izzy! Wie kent hem niet?

Oké. Kun je nu even luisteren? Iedereen kan beroemd worden, als ie maar wil! Wat je ook doet, je moet het goed doen, ­supergoed. Als je de beste bent, word je beroemd. Iedereen wil kennis met je maken. Ze willen je zien. Naar je luisteren. Begrepen? Ja, ik geloof het … Maar je hebt nog niet gezegd wat … Wacht eens, wil je een politicus worden? Wil je premier zijn? Oeioeioei.

Neehee!

Zo! Dokter, wil je dat worden? Veterinair zeker, dierenarts. Ja, natuurlijk. Je bent dol op dieren. Neehee! Stil. Houd op met raden. Laat me het uitleggen. Luister je? Ik wil iets goeds doen voor de wereld. En dan word ik vanzelf beroemd.

Wat wil je dan worden? Oh, ik heb het, sporter! Je wilt honkballer worden! Of voetballer! Je denkt zeker aan Ozzie of Messi. Veel geld verdienen. Waarom schud je je hoofd van nee? In welke sport ben jij supergoed? Zwemmen? Atletiek? Karate?

Oh, zo! Je gaat het groots aanpakken! Wil je uitvinder worden? Wat ga je uitvinden, joh? Alle belangrijke dingen zijn er al.

Neehee!

Neehee! Neehee!

Maar … Artiesten, die worden beroemd. Wat voor een artiest wil jij zijn? Wat kun je zoal? Schilderen? Dansen? Acteren? Wil je films maken?

10

Wat dan wel? Wat wil je worden? Ik ken niet één architect die beroemd is! Geen timmerman, onderwijzer of politieagent. Jij wel? Zeker weten! En niet zij alleen, er zijn er meer!

Ik wil onderzoek gaan doen. Ik wil een pil maken om ziektes te genezen. Een pil die nog niet bestaat, een medicijn dat er nog niet is. Nergens op de wereld. Dat is wat ik worden wil … wetenschapper! Maarre …

11


Er bestaan veel wetenschappers die onderzoek doen. Worden dan alle wetenschappers beroemd?

Stilte

en? d r o w s je t e n in d n vrie r a a h n e o p e P n e ll Wat zu

Je zwijgt. Nu weet je wat ik wil worden. Wat zeg je nu? Op hetzelfde erf En achter oma’s huis Helemaal achterin Staat een keet die al jaren Niet wordt gebruikt Er is een dak, een gestorte vloer Een deur, één bank En twee ramen, Die moeilijk opengaan

Stilte

Wie als eerste die pil maakt, begrijp je! Dat medicijn dat nog niet bestaat, dat wil ik als eerste vinden. Heel veel mensen zullen dan genezen. Niet alleen hier, maar overal. Dan word ik beroemd.

Wat kan ik zeggen. Dat had je me ook vanaf het begin kunnen zeggen! Ik maar vragen, vragen en nog eens vragen! Merly Augusta We kennen elkaar vanaf ons vijfde jaar Sinds de kleuterschool ‘Punchi Punchi’ in Montaña En hoewel we daarna allemaal naar andere scholen zijn gegaan Hebben we nog altijd contact We appen, of tiktokken of we gaan naar elkaar toe Vandaag is het de laatste dinsdag van de maand Lisa, Sharella, Netty, Juni en ik, Pepo Doen ons best Om elkaar te spreken in onze geheime keet Mijn ouders, Mijn tante, Mijn oom en mijn oma Allemaal hebben ze een huis gebouwd

Zodra ik er kom Stop ik het verlengsnoer Dat ondergronds naar de keet gaat in oma’s huis in het stopcontact zodat we de ventilator aan kunnen zetten en niet hoeven te bezwijken aan de hitte ondertussen houdt oma ons in de gaten dat er niets gebeurt Wil je binnenkomen, dan Moet je het wachtwoord zeggen Anders kom je er niet in Dan blijf je buiten, dikke bult. ‘De pink van mijn meter is groter dan haar duim,’

12

13


Zegt Sharella vlot en zelfverzekerd. Ik doe voor haar open en denk ‘Het zou me niet verbazen als zij later Voor de radio gaat werken of de geschreven pers.’ ‘Moet je zien wat ik heb gevonden onderweg hierheen,’ zegt Lisa, Nadat ze het wachtwoord had gezegd en Eenmaal binnen ging zitten op de oude bank, Met een sprinkhaan op haar schoot. Wisten jullie dat zij eieren leggen? Ze heeft altijd iets te vertellen over de natuur Ik zie haar al als bioloog of dierenarts Ondertussen is Netty ook aangekomen ‘Hé, hebben jullie de wolken gezien, de hemel? Volgens mij gaat het regenen.’ ‘Ja, juffrouw weervrouw,’ plagen we haar.

Zoals altijd, is Juni de laatste van het stel. Hij ziet er doodop uit en klaagt over pijn: ‘Au, oeh, au, oeh, mijn peter bijt mijn meter in haar duim.’ ‘Watte?’ Sharella, Netty, Lisa en ik vragen het tegelijkertijd. Ik bedoel, de pink van mijn meter is groter dan haar duim, Jee, man, gisteren in de les lieten ze ons rondjes draaien op je tenen.

14

Mijn kleinste teen en alle andere doen pijn.’ Het dansen zit Juni in zijn bloed. Als zij zo doorgaat, wordt zij een befaamde danser. Zodra Juni is gaan zitten, open ik de vergadering ‘Aandacht, tot nu toe hebben we 200 kwartjes, da’s 50 piek In ons spaarvarken. Als we daar de fles siroop, De koekjes en de wegwerpbekers van aftrekken, Dan houden we 42½ piek over. Dat betekent dat we, eh, 26 gulden en v-v-veertig cent overhebben Om een andere ventilator te kopen. Ik bedoel 50 cent. Laat me dat meteen veranderen. Wie heeft er een pen te leen?’

‘Pepo, weet jij al wat je wil worden?’ vraagt Sharella me opeens. ‘Volgens mij zijn getallen wel jouw ding, het zou me niets verbazen als …’ En voordat ze de zin af kan maken, doet de ventilator het niet meer. Ik spring op en spurt Naar oma’s huis, En jawel hoor, de stroom is uitgevallen. Crisèn Schorea

Niemand reageert Maar het maakt me niets uit Als we bij elkaar zijn is het altijd feest Die kletst wat met die En zus klept met zo Ik hoop maar dat het zo blijft Tot we later groot zijn geworden Een baan hebben En onze eigen stek

15


n e d r o w il w t h c e Wat Shisha ‘Mam,’ roept Shisha, als ze de keuken binnen struint in de namiddag. ‘U raadt nooit wat voor een opdracht wij volgende week vrijdag moeten inleveren.’ ‘Vertel, vertel. En met wie ga je dit keer samenwerken?’ vraagt moeder. ‘Met niemand. We mogen wel met iedereen brainstormen. Maar, het verslag over ‘Wat wil je worden’ moeten we allemaal apart indienen. Juffrouw Faina vertelde dat daar een unieke prijs aan vast zit’. ‘Maar weet je al wat je wilt worden? Daar heb ik je dit jaar niet echt over gehoord. Toen je acht was, wilde je graag doktersassistente worden. Een jaar later lerares. En vorig jaar dierenarts.’ ‘Dat klopt helemaal, mam. Ik heb mezelf nu afgevraagd wat ik het beste aankan. Misschien ben ik te ambitieus?’ Shisha kijkt een beetje sip. ‘Voor al die studies moet je toch minimaal een HAVO diploma hebben?’ vervolgt ze.

vertelde mij dat haar moeder Gracia alleen schoonmaakster kon zijn. Ze moest het plantagehuis van de Shon schoon houden. Met blauwe zeep en kamferballen moest zij kakkerlakken en ongedierte weghouden. Haar oudste dochter, Delia, heeft het huishoudelijk werk van haar geleerd. Vrouwen gingen toen amper naar school. Na de afschaffing van de slavernij werd Delia eerst wasvrouw. Toen haar man overleed, werd zij hoedenvlechtster. Ze verdiende een paar centen per hoed, om haar gezin van zes kinderen te voeden.’

‘Zes kinderen? Holy no!’ roept Shisha beslist. Moeder glimlacht. ‘Tja, dat ging zo in die tijd. Toen waren er geen voorbehoedsmiddelen. Met mijn oma Machi ging het iets anders. Ze werd jong weduwe. Ze was was-

‘Ambitieus zijn, daar is niets mis mee, kind. Wees maar blij dat je dat kunt zijn. Het was vroeger heel anders. Mijn oma Machi

16

vrouw buitenshuis. Haar oudste dochter, mijn moeder, moest vaak op de kinderen passen. Dus, schoolverzuim. Zo bleef haar opleiding maar heel beperkt. Toch werd oma’s situatie iets beter dan die van haar moeder. Niet alleen kregen de vrouwen toen stemrecht. Ze konden ook buitenshuis werken, als het huishouden maar niet werd verwaarloosd. Oma Machi was zeer getalenteerd. Handwerken, tekenen en schilderen, daar was zij erg kundig in.

Maar het maakt niet uit welk beroep je kiest. Als je maar uitblinkt in je professie. Mensen respecteren je dan, zei ze. Pas later begreep ik dat oma amper kon lezen en schrijven. Mijn oom en tantes waren ook goed bezig. Ze richtten een ‘Conjunto’ op. Met hun prachtige stemmen verwelkomden zij de toeristenschepen in de Sint Anna baai. Tante Nadia acteerde vaak in musicals.

Oom Lando werd kantoorbediende en tante Mimi telefoniste. Ze leerde werken met een schrijfmachine. Haar salaris was gering, en toen zij trouwde, volgde ontslag. Mijn moeder Mai heeft de huishoudschool afgemaakt. Zij trouwde met jouw opa en kreeg alleen drie kinderen. Toen was het mogelijk kleinere gezinnen te hebben.’ ‘Gelukkig! Door de pil, hè mam?’ ‘Klopt. Hoe minder kinderen, hoe beter je positie. Zij hamerde erop dat ik een goede opleiding moest doen. Zo kon ik zelfstandig zijn.’ ‘Jij bent de enige uit jullie gezin, met een MBO opleiding. Zij was zeker trots toen u verpleegster werd, hè mama?’ ‘Jazeker! Ze glunderde toen wij het diploma gingen ophalen. Dat liet ze aan alle buren in de straat zien. Net als mijn moeder, Mai, heb ik het beste met je voor. Je moet verder kijken dan je neus lang is, zei Mai altijd. Ooit komt er een dag dat de salariskloof tussen mannen en vrouwen nul wordt. Dat is nu nog onrechtvaardig. Een vrouw kan alles zijn wat een man kan zijn. Voor die verandering moeten jullie vechten, zei Mai steeds. En Mai benadrukte dat om te begrijpen waar we heen gaan, we moeten leren van de lessen van onze voorouders. Dan pas kunnen wij echte verandering tot stand brengen’ Die avond voelt Shisha zich rijk. Met een tevreden blik kijkt ze naar het oude familieportret. Haar overgrootmoeder en over-

17


grootopa staren naar haar van achter de glazen vitrine. Ze staan met hun kinderen voor een houten huisje met een golfplaten dak. De volgende ochtend aan tafel verklapt Shisha iets. ‘Mam, ik was in de avond al begonnen mijn essay te schrijven. Ik twijfelde of ik genealoog wil worden. Maar, ik weet nu wat ik echt wil. Juffrouw Faina zei dat wij ons door niets mogen laten afremmen. The sky is the limit, een succesvolle carrière hangt vooral af van je talent en inzet. Niet of je een man of vrouw bent, zei ze. Mam, ze vertelde ook dat we erachter kunnen komen wat we echt willen worden. Dit kan door onszelf af te vragen: Wat ben je voor een persoon? Wat kan je goed? Waar gaat jouw hart sneller van kloppen? Welke problemen zou je voor de mensheid willen oplossen? Welke verandering wil jij teweeg brengen? Wat zie je voor de toekomst? Hoe zou jij herinnerd willen worden door anderen? En, daarover heb ik goed nagedacht en geschreven.’ ‘Dat klinkt heel goed, Shisha. Wil je het voorlezen? Ik ben benieuwd hoe het klinkt,’ glundert moeder. Shisha draagt haar essay moedig voor. Moeder luistert met gespitste oren. Verbaasd en met tranen in de ogen kijkt zij hoe

Shisha de geschiedenis van haar grootouders verhaalt. Dat Shisha tot een conclusie is gekomen. Elke generatie voor haar kreeg het steeds beter. Shisha voelt zich gesterkt door alle krachtige vrouwen die haar zijn voorgegaan. Dat zij door hen de persoon is, die zij vandaag is. Dat ze zo dankbaar is, dat zij zelf mag kiezen wat ze wil worden.

Een week later presenteert Shisha haar ­essay voor de klas. Iedereen is er stil van. Ze krijgt een daverend applaus en het hoogste cijfer van haar school. Een maand later wint zij ook de competitie tussen alle scholen op Curaçao. Juffrouw Faina vertelt wat de geweldige prijs daarvan is. Shisha springt van blijdschap in de lucht. ‘Mam, je gelooft het nooit!’ vertelt ze als ze thuis komt. ‘Ik weet het zeker. Ik wil piloot worden. Eentje die speciaal artsen naar verre gebieden vliegt, om mensen te genezen. Tot nu is piloot vooral een jongensbaan. Maar heel weinig vrouwen in de wereld zijn piloot. Ik weet zeker dat ik dat kan.’

‘Ik heb de hoogste prijs gewonnen van heel Curaçao. Ik mag in juli mijn essay voordragen in het hoofdkantoor van de Verenigde Naties in New York. Dat ga ik doen bij een

groep ministers voor SDG 5 – Gender Equality & Women Empowerment. Ik mag daar vertellen hoe ik op mijn beroepskeuze kom. Juffrouw Faina gaat u straks bellen en over alles inlichten, mam. U mag natuurlijk mee, zei juffrouw Faina. Wij reizen dan af met een ambtenaar en de Minister voor Nationale Ontwikkeling. Joepie, joepie. Ik vertegenwoordig dan mijn eiland Curaçao.’ Moeder weet niet wat ze hoort. Ze springt nu samen met Shisha een gat in de lucht. Even gaat moeder voor de foto van haar oma en diens gezin staan. ‘Ja, je bent trots op jouw achterkleinkind Shisha, hè? Dat weet ik zeker. Net als ik dat ben,’ merkt Shisha’s moeder op. Shisha kijkt haar liefdevol aan. Dan vliegt Shisha haar om de nek. Ze kunnen beiden niet wachten tot het juli wordt. Want dan … dan wil Shisha aan de hele wereld iets vertellen. Dat je alles kunt worden wat jij zelf wilt. Dat het niet uitmaakt of je een jongen of meisje bent, om jouw droombaan te vervullen. Loekie Morales

Shisha klinkt overtuigend. Ze sluit af met: ‘Ik zie het allemaal haarscherp voor me. Nu nog doorzetten en alle nodige stappen zetten, om mijn dromen te bereiken.’

18

19


ie! n ik t e e w ? n e d r o Wat ik wil w

‘Dus, jongens van 4B, over twee weken is het tijd voor jullie spreekbeurt. Onthoud goed wat het onderwerp is: Wat wil ik worden als ik later groot ben? Jullie hebben allemaal de datum opgeschreven. Ik wens jullie veel succes en plezier met de voorbereidingen,’ zegt de juf. T-jay draait zich zenuwachtig om naar Brandon. T-jay en Brandon zijn goede vrienden. Ze zijn acht jaar, ze houden allebei van tekenen, zitten in de klas van juffrouw Samantha en wonen in de straten van Otrobanda. In groep 1 hebben ze elkaar leren kennen. Ze doen alles samen. De bel is gegaan, de school is uit. Onderweg naar huis, praten ze over de spreekbeurt.

‘Ik-wee-nie wat ik wil worden,’ zegt Brandon. ‘M’n vader is bij de politie en m’n moeder werkt in een kapperszaak. Ik wil geen haar knippen, dus moet ik politieagent worden.’ ‘Maar dat zijn niet de enige twee dingen,’ zegt T-iay, ‘er zijn veel meer boer, broe, roep, hoe heet dat ook alweer?’ ‘Beroepen!’ antwoordt Brandon. ‘Datte, ja! Er zijn veel meer. Mijn vader is monteur en mijn moeder buschauffeur. Maar dat wil ik allebei niet worden,’ zegt T-jay. ‘Ik weet ’t niet. Kwee-nie, ik vraag vanmiddag aan mama om me te helpen. Oké Brandon, je bent al thuis, tot straks.’ T-jay loopt in gedachten verzonken door. Waar zal zijn spreekbeurt over gaan?

Middags zien ze elkaar bij het zwembad Benny Leito, voor de zwemles. Altijd zet de moeder van Brandon hen daar af en na de les lopen ze het korte eindje terug naar huis. ‘Ik weet al wat ik wil worden,’ zegt Brandon, ‘ik wil een wedstrijdzwemmer worden.’ ‘Jij? Hahaha, wedstrijdzwemmer? Als je van de lage plank moet duiken dan sta je daar met knikkende knieën,’ proest T-jay uit. Ze moeten er samen om lachen.

20

Na de les lopen ze langs The Movies Curaçao. Dan zegt T-jay: ‘Nou, ik wil Spiderman worden.’ ‘Nee joh, dat is helemaal geen beroep.’ ‘Wel waar.’ ‘Nietes. Echt niet.’ Zo lopen ze verder.

Vlak voordat ze thuis zijn, komen ze langs een groot museum, helemaal nieuw voor hen. ‘Hè?’ kijken ze elkaar verbaasd aan. ‘Ik heb dit gebouw hier nog nooit eerder zien staan.’ ‘Ik ook nie.’ Brandon ziet dat de deur van het museum op een kier staat. ‘Hé. Hé. T-jay. T-jay, die deur is open, kom je mee naar binnen?’ ‘Naar binnen? Ben je gek. Ikke niet, idioot.’

‘Schijtebroek, stel je niet aan, man. Heel even kijken en dan weer naar buiten.’ Brandon sleurt T-jay aan zijn arm mee naar binnen. ‘Hallooo? Is daar iemand?’ roept Brandon. ‘Shshshshsht,’ schrikt T-jay, ‘ze worden heel boos op ons.’ ‘Halló-hoo,’ roept Brandon nog eens. Maar nee, niemand reageert. Het museum is groot, met veel zalen en het is er nogal donker. Langzaam lopen ze verder naar binnen, T-jay achter Brandon aan. Ineens een vreemd geluid: ‘Trak trak trrrrr …’ ‘Wat is dat?’ vraagt Brandon. ‘Uhm, dat zijn mijn benen,’ zegt zijn vriend een tikkeltje beschaamd. ‘Ha! Wiens knieën knikken nu als een ratelslang? Hahaha. Hé! Hier is de lichtknop.’

‘Wauw!’ De jongens kijken met opengevallen mond rond. Er is zoveel te zien. Ze zijn in een museum van machines beland. Wasmachines, naaimachines, boormachines. Oude en nieuwe apparaten. Kortom allerlei machines. Midden in het museum staat iets groots, afgedekt met een enorm doek en op dat doek een papier waarop staat “Niet aanraken”. ‘Wat is dat?’ vraagt Brandon.

21


‘Kwee-nie. Laten we gaan, voordat mama ons komt zoeken.’ ‘Nog heel even.’ Brandon pakt het doek beet en geeft er een ruk aan. ‘Neeee!’ schreeuwt T-jay. Maar het is al te laat. Voor hen staat een prachtige, grote machine. Vuurrood, met een hendel aan de zijkant. Bovenaan staat vermeld: BEROEPENMACHINE. ‘Daar heb je het woord weer,’ zegt T-jay, ‘beroepen!’ Brandon heeft de deur al opengemaakt en is in de machine gelopen.

‘Druk op de knop, alsjeblieft,’ vraagt Brandon. ‘Welke knop?’ ‘Die groene naast de hendel.’ Benauwd drukt T-jay op de knop. Er gebeurt niets.

22

‘Trek aan die hendel! trek aan die hendel!’ roept Brandon. T-jay drukt zijn oogleden stijf op elkaar en trekt aan de hendel. ‘Pshshshsh.’ De machine begint te trillen en te roken terwijl er licht uit komt. T-jay heeft nu zijn ogen wijd opengesperd. ‘Brandon,’ roept hij, ‘is alles oké?’

Daar gaat de deur open en komt Brandon tevoorschijn. Gekleed als kok. Wat is daar gebeurd? T-jay kan zijn ogen niet geloven. ‘Voila, hier is uw kok,’ zegt Brandon blij. ‘T-jay, je moet echt naar binnen gaan. Het is een tovermachine. Je kiest welk beroep je maar wil. Ik heb zelfs iets lekkers voor je klaargemaakt, hier, proef maar.’ T-jay gaat op de grond zitten en smult van de heerlijke schotel die zijn maatje, kokkie Brandon, voor hem heeft bereid. ‘Wat een heerlijk maaltje, Brandon. Welke beroepen heb je gezien?’ ‘Van alles. Brandweerman, kok, enneh kleermaker, elektricien, advocaat, eh, muzikant, schilder, tandarts, piloot, afijn een heleboel.’

‘Nu is het mijn beurt!’ T-jay loopt de machine in en sluit de deur en perst zijn ogen goed dicht. Zijn hart klopt in zijn keel en zijn benen flabberen. ‘Trak trak trrrrr.’ ‘Are you ready?’ Brandon drukt op de knop en trekt aan de hendel. ‘Pshshshsh.’ De machine begint te trillen en te roken en licht te geven. T-jay doet de deur open en stapt naar buiten. Plotseling hoort hij zijn moeder: ‘T-jayyy, liefje, tijd om op te staan. Je moet naar de zwemles.’

‘Oh, nee,’ roept T-jay teleurgesteld. ‘Het was maar een droom.’ Hij kleedt zich vlug aan om naar de zwemles te gaan, en Brandon te kunnen vertellen wat hij heeft gedroomd. Hij is blij, want dankzij de beroepenmachine weet hij nu precies wat hij wil worden!

Twee weken later is de grote dag aangebroken. T-jay is aan de beurt. ‘Goedemorgen, juf, goedemorgen, kinderen. Mijn spreekbeurt vandaag gaat over het beroep van kapitein.’ Tito Ansano

23


s je t o lo n e p e o r e b e D ‘Laten we voor Azet een uitzondering maken,’ stelt de juf voor. De klas vindt het oké. Vandaag vieren ze op school de Dag van de Arbeid. Zoals elk jaar doet juf Karin van groep 8B dit met veel plezier. Enkele dagen geleden is de juf met de kinderen begonnen de versieringen te maken. Die zijn nu verspreid over de hele klas, zodat de leerlingen ervan kunnen genieten terwijl ze hun favoriete spelletjes spelen. Het lokaal ziet er vrolijk gekleurd uit. Blauwe, gele, rode en felgroene vlaggetjes hangen aan een lijn, met glitter gevulde ballonnen hangen aan het plafond en aan de muur zijn kunststukjes van met spiegelglitter versierd crêpepapier geplakt. De kinderen zijn enthousiast. Bijna allemaal vertellen ze elkaar over de kriebels in hun buik. Jean heeft de meest aanstekelijke glimlach van de klas. Hij zegt tegen iedereen die het horen wil (of niet), dat hij niet langer het geduld kan opbrengen om te wachten tot hij volwassen is en eindelijk zijn lievelingsberoep mag uitoefenen. Hij begint van vreugde op en neer te springen. ‘Bingo! Joepie! Woetwoet!’ Jean mag als eerste een lootje vissen uit de doos met beroepenlootjes. In die geliefde grabbeldoos heeft juf een heleboel gekleurde papiertjes gestopt. Op elk papiertje staat een beroep of ambacht geschreven. Om de beurt trekken de leerlingen een beroepenlootje uit de doos. Ze mogen tot drie keer trekken. Als ze het eerste beroep niet leuk vinden, mogen ze een ander papiertje pakken. Het derde lootje is hoe dan ook het definitieve beroep. Gedurende een hele lesochtend speelt iedere leerling het

24

beroep dat op het door hem of haar getrokken lootje staat. In de doos zitten allerlei ambachten en beroepen, zoals: Detective, Huisarts, Landbouwer, Verpleegkundige, Programmeur, Producent, Medewerker Duurzaamheid, Schilder, Antropoloog, Verslaggever, Archeoloog, Bouwer, Ondernemer, Astronaut, Dierenarts, Beeldhouwer, Honkballer, Wielrenner en Schrijver.

Azet is aan de beurt. Hij staat op en loopt naar de doos. De zweetdruppeltjes lopen langs zijn hals. Met ijskoude handen schudt hij de lootjes door elkaar. Hij hoopt op een goed papiertje, maar hij schaamt zich ook wel een beetje. Eerst trekt hij Monteur. ‘Auto’s zeggen me niet veel.’ Hij legt het papiertje terug in de doos. Dan trekt hij Politieagent. ‘Ik houd niet van vuurwapens.’ Tenslotte wordt hij geconfronteerd met Brandweerman. Maar hij houdt ook niet van vuur. Nadat iedereen een lootje heeft getrokken, is Azet de enige die niet tevreden is met de baan die hij heeft gekregen.

De juf pakt pen en een strookje. Ze leunt voorover op de tafel. ‘Wat wil je worden als je volwassen bent, Azet?’ Hij begint te zweten, zijn handen trillen en hij kijkt van links naar rechts. Iedereen wacht af wat hij gaat zeggen. En wacht. Azet voelt de spanning stijgen. Hij is supernerveus. Hij wil wel praten, maar weet niet wat hij moet zeggen. ‘Azèt?’ ‘Juf, i-ik weet ’t niet,’ antwoordt hij wanhopig. ‘Oh, is dat het probleem? Is niet erg, Azet. Je mag uit heel veel kiezen. Misschien beroepenadviseur?’ ‘Wat doet die?’

‘Hij geeft adviezen aan mensen die nog niet weten wat ze willen worden. Als je eenmaal begrijpt wat iemand zijn talenten zijn, de hobby’s, passie, capaciteiten en ervaringen, weet je wat je moet aanraden.’ Dit vindt Azet een reuze idee! Juf Karin vertelt de kinderen dat ze zelfs iets van haar geheime en magische recept in de grabbeldoos heeft gestopt. Maar ze moeten wel hun huiswerk gemaakt hebben om haar recept te laten werken. ‘Als huiswerk maken jullie een collage van het beroep. Dit heb je nodig: posterpapier van jouw lievelingskleur, lijm, schaar, glitter en ander versiermateriaal. Ook wat kranten en tijdschriften. Thuis plak je je lootje in het midden van de poster. Plaatjes die je hebt geknipt uit de kranten en tijdschriften, en die te maken hebben met je beroep, plak je op een creatieve manier om het beroepenlootje heen. Je versiert het geheel met glitter, emoji-stickers en kleurstiften. Enthousiast schiet Jean als een sprinkhaan op van zijn stoel en vraagt: ‘En dan, juf, wa-wa-wat gebeurt er dan?!’ Juf Karin antwoordt mysterieus: ‘Als jullie doen wat ik heb gezegd, en als jullie beroepenkunstwerkjes klaar zijn en netjes opgehangen, dan, op het moment dat je je ogen dicht doet, komt de heerlijke droom uit.’ Weer springt Jean opgewonden op. ‘Ja, maar wát voor een droom, juf-jufjuf?’ Barstend van ongeduld probeert hij het antwoord uit haar mond te kijken. ‘Een fijne droom over je baan later op ons heerlijke eiland!’

25


Jean zwaait zijn armen in de lucht: ‘Joepie-joepie-joepie, wat een fijne dag, ja!’ Terwijl de kinderen praten over hun banen luistert juf Karin aandachtig. Ze staat in het keukentje van de klas boterhammen te smeren met jam en pindakaas. Ze deelt de boterhammen, die ze op een groot dienblad heeft gelegd, rond. De leerlingen krijgen er ook een beker sap bij. Als ze allemaal rustig zitten te lunchen, staat juf Karin goedkeurend voor de klas naar hen te kijken. De leerlingen kauwen begerig. Ze praten naar hartenlust, vragen en fantaseren met volle mond. Kruimels vallen op de tafeltjes en de grond.

‘Een boer, of landbouwer, is iemand die landbouwkunde heeft gestudeerd, hoe je moet planten en rekening houden met het milieu, klimaat, weer, duurzaamheid en wat je wel en niet naast elkaar kunt planten. Het gaat om ons eten, dus het is heel belangrijk voor de mens en het verdere leven.’ Ismael luistert met wijdgeopende ogen: ‘Yes! Master, joh!’ ‘Volgende?’ Dorin steekt haar vinger zo hoog en stijf op alsof ze ermee in het plafond wil prikken. ‘Dorin?’ ‘Juf, wat doe je allemaal als je medewerker duurzaamheid bent?’ De juf legt twee vingers tegen haar wang, kijkt omhoog op zoek naar een korte, duidelijke uitleg.

lucht zo schoon mogelijk houden. Want de wereld is ons huis en als je die niet verzorgt, dan raak je haar kwijt!’ Frank wil ook wat weten. Hij heeft zijn vinger al omhoog. ‘En een programmeur?’ De juf draait zich om naar het bord en pakt een krijtje. Tekenend legt ze uit: ‘Dat is iemand die digitaal kan denken. Als jij je telefoon of tablet gebruikt, dan is het dankzij een programmeur dat je telefoon weet wat ie moet doen als jij scrolt, veegt of op een icoontje klikt en wat er op het scherm verschijnt.’ Er stijgt geroezemoes op. De meeste leerlingen willen iets zeggen over wat ze allemaal kunnen op hun telefoon. Ineens herinnert juf Karin zich iets dat nog ontbreekt. ‘Maar Jean, nu weten we nog niet welke baan jij later wil!’

‘Ik word materiaaluitvinder’, zegt Jean, met stralende ogen. ‘Oh, dát is interessant! Wat voor materiaal ga je uitvinden?’ ‘Nou, juf, weet u! Ik heb heel veel vernieuwende ideeën, en praktisch, voor gebruiksvoorwerpen voor ouderen. Zo kunnen we het leven voor hen een stuk gemakkelijker maken!’ ‘Wauw, geweldig Jean! Kinderen, let op, allemaal samen zeggen we …’ Alle leerlingen trommelen op de tafels en roepen als uit één mond: ‘JOEPI! BINGO! WOETWOET!!!’ Ingomar Martie

Bij het vragenrondje krijgt Ismael als eerste de beurt: ‘Juf, ik heb boer getrokken, dat is iets met planten, maar wat nog meer?’

26

‘Dat is iemand die alles weet over de kringloop van producten, hoe we afval, verpakkingsmateriaal en oude auto’s opnieuw kunnen gebruiken, zonder de wereld te vervuilen. Zo iemand houdt van moeder aarde en wil die samen met de zee en de

27


? a m a m m o r a a W ‘Waarom mama?’ ‘Margi, haal dat maar uit je hoofd, en gauw ook!’ ‘Mama, je luistert niet naar me! Dát wil ik worden, waarom kan dat niet?’ ‘Echt niet, ik werk me niet iedere dag kapot om jou een flut beroep te laten kiezen.’ Margi springt op van de grote badhanddoek waar zij en haar moeder aan het strand op zitten.

‘Boos begint ze te lopen, al heeft ze geen idee waarnaartoe. Het zand onder haar voeten brandt. Onwillekeurig begint ze sneller te lopen. Het lijkt wel of het zand steeds heter wordt. O jee, als ze maar geen blaren krijgt aan haar voeten. Margi staat stil. Haar voeten gloeien. Wat nu? Teruggaan en haar slippers aan doen? Ze kijkt om, ziet haar moeder die het hoofd laat hangen en met haar vingers in het zand kringetjes draait. Ze had niet willen schreeuwen tegen haar moeder en toch deed ze het. Maar ze bedoelde het niet zo. Waarom begrijpt mama dat nou niet? Nee, ze gaat mooi niet terug! Ze loopt door.

28

De zonnestralen schijnen in haar ogen waardoor die beginnen te tranen. Margi wrijft in haar ogen om de tranen te drogen, maar het zoute zeewater aan haar handen maakt de zaak alleen maar erger. Waar kan ze nu heen? O wacht eens, daar verderop … een kleine bar met een dak van maisbladeren. Daar moet het gewoon koeler zijn. Oef, wat branden haar voeten toch. Nog maar een paar stappen en ze is er. Hee, daar ligt een stuk karton. Daar kan ze op gaan staan, weg uit dat hete zand. Wat een opluchting! Nog drie stappen en dan is ze bij de bar. Ze ritst het karton onder haar voeten vandaan, werpt het een eindje van haar van af en gaat er weer op haar staan. Ze springt zo door totdat ze bij de bar is aangekomen.

‘Margi raapt het karton op en wil het in de kliko gooien. Hè, wat is dat? Is dat een foto aan de andere kant van het stuk karton? Een foto van iemand met een zacht gerimpeld gezicht en lachlichtjes in haar ogen achter dikke brillenglazen. Margi kan haar ogen niet van de foto afhouden. De mevrouw op de foto heeft twee vlechten om haar hoofd, net als haar oma Mai Chila. Precies als Mai, maar toch is Mai het niet.

Margi ziet haar oma weer voor zich zitten, op haar bed, zoals vroeger. ‘Mai, bent u daar?’ denkt Margi hardop terwijl ze bij de kliko staat. ‘Weet u nog dat u tegen mij zei dat u er altijd voor mij zult zijn? Mama vertelde mij dat God u tot zich heeft geroepen en dat u daarom heen moest gaan. Maar Mai, met wie kan ik nu praten?’ Margi wil de foto in de kliko gooien maar ze twijfelt, ook al weet ze niet waarom.

‘Is er iets, meisje?’ klinkt een stem achter haar. ‘Waar zit je mee?’ Verschrikt kijkt Margi om. De foto heeft ze nog steeds in haar hand. ‘Je huilt toch niet, meissie?’ Het is de mevrouw van de bar. ‘Nnnee, helemaal niet,’ antwoordt Margi. Maar de tranen rollen almaar over haar gezicht. Verwoed probeert ze die te drogen met haar hand. De mevrouw geeft haar een servetje. ‘Het is heet, je voeten zullen wel branden in dat zand. Ik heb wat sap voor je, tegen de dorst. Kom mee naar binnen.’ Margi klimt op een hoge kruk, de foto nog steeds stevig in haar hand. Ze huilt niet meer. Ze laat haar benen op en neer bengelen, want ze raken de grond niet. De mevrouw komt eraan met sap in een beker met

ijsblokjes. Ze gaat zitten op de kruk naast Margi. Ze lijkt aardig. ‘Dank u wel voor het sap,’ zegt Margi. ‘Graag gedaan, meiske,’ zegt de mevrouw, ‘hoe heet je?’ ‘Ik heet Margi, mevrouw,’ zegt Margi. Stil drinkt ze door. Er zitten verder geen mensen in de bar. ‘Mijn naam is Lydia, maar je mag me gerust Mama Lydia noemen, ik heb een kleindochter en jullie zijn even groot. We babbelen graag met elkaar. Je zag er zo triest uit daarnet. Vertel me maar waarom je huilde. Wie weet kan ik helpen.’ Margi kijkt de mevrouw aan. ‘Mama Lydia, ik vertelde aan mijn moeder dat ik later danseres wil worden, maar mama zei …’ ‘Wat zei je moeder dan?’ ‘Ze zei dat dat niet kon, dat ze het absoluut niet wil.’ ‘Zei ze ook waarom?’ vraagt Mama Lydia.

‘Mama zei dat ik, wanneer ik danseres word, geen werk krijg. Mama werkt in een supermarkt en ze komt pas ’s avonds thuis. Ze wil dat ik goed leer op school en een goeie baan krijg als ik groot ben. Ze vindt dat gedoe van danseres worden maar raar. Die gekheid moet ik maar uit mijn hoofd zetten, vindt ze. Ik moet dokter worden of advocaat.

29


Maar Mama Lydia, ik hou van dansen. Zodra ik muziek hoor, wil ik dansen.’ Er valt een stilte. Margi schaamt zich een beetje. Had ze Mama Lydia dit alles wel moeten vertellen? ‘Mijn moeder houdt van mij en ik hou ook van haar. Ze werkt hard om me alles te geven,’ zegt ze snel.

‘Weet ik, mijn kind, weet ik,’ zegt Mama Lydia glimlachend. ‘Kijk naar mij. Ook ik werk hard om mijn kinderen groot te brengen. Ik heb ook ruzie gehad met mijn zoon toen hij mij vertelde dat hij zanger wilde worden. En op een dag … vertrok hij. Die dag vergeet ik nooit meer. “Waarom ben je gegaan?” heb ik hem later gevraagd.’ ‘Mama,’ zei hij, ‘ik moet mijn droom volgen. Anders kan ik niet blij en ook niet gelukkig zijn.’ ‘Ik heb mijn les geleerd, Margi. Heb maar een beetje geduld met je moeder. Eens zal ze het begrijpen.’

‘Wat Margi en ook Mama Lydia niet wisten, was dat de moeder van Margi ongerust was geworden omdat Margi zo lang wegbleef. Ze liep haar te zoeken totdat ze bij de bar aankwam. Ze wil binnen stappen maar omdat ze Margi en Mama Lydia zo diep in gesprek met elkaar ziet, stoort ze hen liever niet. ‘Goedemiddag,’ roept ze.

Margi springt van haar kruk. De foto valt op de grond. Ze raapt hem op en loopt naar haar moeder toe. ‘Bent u boos, mama?’ vraagt Margi. ‘Ach nee, mijn kind. Toen ik alleen achter bleef, kreeg ik de kans om na te denken.’ ‘Ook goedemiddag, mevrouw,’ zegt Mama Lydia. Ze moet even lachen, want ze merkt hoe stevig Margi het karton vast houdt. ‘Mevrouw, uw kind is heel gevoelig. Zij houdt veel van u.’ ‘Ik hou ook veel van haar.’ Moeder geeft Margi een knuffel. Haar blik valt op de foto. ‘Nou, die lijkt op mijn moeder!’ ‘Vindt u ook niet? Precies Mai Chila! Ik heb vanmiddag met Mai gepraat,’ zegt Margi.

goeds wil horen. Ook Mama Lydia heeft binnen­pret. ‘Zeg het maar,’ lacht moeder. ‘Mama, waarom …’ ‘Nee, het “waarom mama” moment is voorbij. Voortaan wordt er gevraagd: mama, wat?’ ‘MAMAAA, WAT... wilt u zeggen?’ Margi heeft enorm veel plezier. Ze vindt het leuk wanneer mama grapjes maakt. ‘Nou ... Het beste is dat jij wordt wat je hart je ingeeft. Hartelijk dank, mevrouw! Margi, hier zijn je slippers. Kom, laten we nog een duik nemen voordat de zon onder gaat.’ Laura L. Quast

‘Mama?’ ‘Jahaaa?’ vraagt mama en ze schiet in de lach. Die bijzondere toon in Margi’s stem vertelt haar dat haar dochter alleen maar

30

31


n e d r o w r e t s p r e Ik wil modeontw ‘Ik geloof dat ze vandaag de hoofdprijs heeft gewonnen,’ zegt hij met een knipoog naar mama. ‘Ja, dat moet wel,’ antwoordt mama. ‘Laat me gauw die tekening zien.’

‘Mamaaa, ik heb vandaag een negen gekregen voor tekenen!’ Melissa stormt het huis binnen, zwaaiend met een blaadje met daarop een tekening die ze een paar dagen geleden op school heeft gemaakt. Een tekening van een mooie lichtblauwe jurk, met hier en daar witte bloemen erop en een wijde lange rok met een sleep. De jurk heeft geen mouwen, maar wel twee brede banden die elkaar achter de nek kruisen. Melissa heeft ook de achterkant van de jurk getekend. Het is een deftige japon die je aantrekt als je bijvoorbeeld naar een bruiloft gaat. Ze huppelt om mama heen, zwaait met het blaadje en zingt: ‘Een negen! Een negen! Het hoogste cijfer van de klas!’ Papa komt binnen en terwijl hij glimlachend naar mama kijkt, schudt hij zijn hoofd.

Mama zet grote ogen op als ze de tekening ziet. ‘Lissa,’ zegt ze zachtjes, ‘dit is prachtig! En je hebt de voor- én achterkant getekend! Schat, je kunt later modeontwerpster worden!’

Melissa danst opgewonden rond en antwoordt: ‘Ja, juffrouw Leentje zei ook: Meisje, jij wordt later een fantastische mode, eh, om-om-wekker!’

32

‘Modeontwerpster,’ lacht mama, ‘weet je wat dat is?’ ‘Ja, iemand die kleren naait!’ ‘Nee, een modeontwerpster is iemand die kleren ontwerpt. Een ander woord voor ontwerpen is tekenen. Een modeontwerpster tekent de kleren en andere mensen kopen die tekeningen.’ Tommy, de grote broer van Melissa, komt de huiskamer binnen en kijkt vragend naar zijn moeder.

‘Wat heeft Lissa dat ze zo ronddanst?’ ‘Ik word later een beroemde mode, eh, mode omwerker! Kijk, dit heb ik getekend.’ Tommy bekijkt de tekening, dan pakt hij Melissa op en tilt haar van de vloer. Melissa gilt het uit, maar tegelijk vindt ze het prachtig dat haar grote broer zo dol op haar is. ‘Je bedoelt mo-de-ont-werp-ster. Zooo, mevrouw, mooie tekening,’ zegt Tommy terwijl hij een buiging voor haar maakt. Melissa giechelt en zegt: ‘Je doet net als buurman Freddy wanneer hij dronken is. Dan buigt hij voor iedereen.’

‘Waaat!! Hoe durf je!!’ Tommy probeert Melissa vast te pakken maar die is al weggerend. ‘Jongens, laten we aan tafel gaan, ik sterf van de honger,’ roept papa. Melissa rent vlug naar de badkamer om haar handen te wassen. Mama heeft lekkere bami klaargemaakt, en iedereen smult even zwijgend van het eten.

Dan zegt Melissa: ‘Vandaag vroeg de juf wat we willen worden als we groot zijn.’ ‘En,’ vraagt mama, ‘wat heb je geantwoord?’ ‘Ik vertelde dat ik later juf wil worden op een crèche, ik vind al die baby’s zo lief. Juf vond het leuk, maar Tiago moest weer vervelend doen. Bah, riep hij, baby’s poepen en dan moet jij ze verschonen! Iedereen begon te lachen.’ Tommy vraagt: ‘Wat heb je toen gezegd? ‘ ‘Ik zei: Dan trek ik toch handschoenen aan! En toen moest de juf zo lachen en alle andere kinderen ook, behalve Tiago.’ ‘Goed hoor,’ zegt Tommy, ‘maar je bent pas tien, er is nog zoveel tijd om te bedenken wat je later wilt worden.’ ‘Ja,’ grapt papa, ‘je houdt ook van koken, misschien kan je kokkin worden. Je maakt lekkere pannenkoeken, schat! Alleen begin je al te snoepen van de pannenkoeken als

33


ze nog heet zijn, en dan maar roepen dat je je tong hebt verbrand!’ Melissa grinnikt en kijkt papa ondeugend aan. ‘Ja, koken is ook leuk.’ ‘Kom Lissa, laten we mama helpen met opruimen en dan gaan we allemaal buiten onder de parasol zitten.’ ‘Ga maar vast,’ zegt mama, ‘ik breng jullie toetjes wel.’ Het is heerlijk in de tuin, de lucht is bewolkt en er waait een koel briesje.

Mama komt naar buiten met een dienblad met daarop lekkere cupcakes. ‘Heb ik vanmorgen zelf gemaakt,’ vertelt ze trots. ‘Mmmm, ik wil die ene met al die chocolademuisjes erop,’ roept Melissa. ‘Wil je ook slagroom?’ vraagt mama. ‘Jaa,’ zegt Melissa en kijkt met glanzende ogen toe terwijl mama een flinke dot slagroom op het taartje spuit. ‘Ooh, wat lekker,’ zucht ze als ze een hap neemt. Dan zegt Tommy: ‘Er zijn modeontwerpers en modeontwerpsters. Dat weet je toch, Lissa?’ ‘Nee, wat bedoel je?’ vraagt ze nieuwsgierig. ‘Nou, een modeontwerper is een man en een modeontwerpster is een vrouw.’ Melissa barst in lachen uit. ‘Dus papa kan ook kleren tekenen?’ vraagt ze ongelovig.

34

‘En rokken en spijkerbroeken en trouwjurken? ‘Ja hoor, mannen kunnen ook kleren ontwerpen. Misschien doen ze het wel beter dan vrouwen!’ Mama wil net protesteren als plotseling de auto van tante Cherise voor het hek stilstaat. Ze is stewardess en vliegt vaak naar Holland.

‘Tante Ries!’ roept Melissa blij, terwijl ze naar haar lievelingstante rent. ‘Dag, dushi, hoe is het, je bent nog mooier geworden dan vorige week. Wacht even, is er weer een sproetje bijgekomen op je neusje?’ Vlug bedekt Melissa haar neus met haar handen en lacht: ‘Nee, ik heb geen sproeten.’ ‘Dan zal ik mijn zonnebril maar afzetten, dan kan ik je beter zien. Oooh, mijn bril is vuil, je hebt helemaal geen sproetjes!’ En tante geeft Melissa vlug een knuffel. ‘Hai mensen, jullie zitten heerlijk buiten! Tommy, moet jij niet werken?’ ‘Nee, ik ben vandaag vrij omdat ik in het weekend heb gewerkt.’

‘Oh! Nou, ik kom net van het vliegveld en heb een cadeautje voor Lissa meegebracht. Lissa, weet je nog dat we vorige keer hebben gesproken over wat je wilde worden als je groot bent?’ Met grote ogen knikt Melissa, terwijl ze nieuwsgierig kijkt naar het pakje dat tante uit haar tas haalt.

‘Ik moest aan je denken toen ik gisteren dit boek zag liggen, daarom heb ik het meteen voor je gekocht.’ Ze geeft het pakje aan Melissa, die het gauw openmaakt en roept: ‘Aaahhh, dank je wel, tante!’ Het is een prachtig boek, met de titel: Wat wil je later worden? De kaft is glanzend zwart en is versierd met grote en kleine vraagtekens in alle kleuren van de regenboog. Met kloppend hart bladert Melissa in het boek en telkens roept ze: ‘Kijk eens hoe mooi deze foto is, mama. Kijk, hier staat een meisje dat dokter wil worden. Er staat precies bij hoe lang je moet studeren, wat je allemaal gaat leren en veel meer.’ Vlug bladert ze verder en dan gilt ze: ‘Mamaaa, modeomwekker staat er ook in!!’

‘Modeontwerpster,’ verbetert mama lachend. ‘Modeontwerpster?’ vraagt tante Cherise verwonderd. ‘Ben je weer van gedachten veranderd? Ik dacht dat je stewardess wilde worden, net als ik?’ Melissa grijnst en antwoordt: ‘Het is zo moeilijk om te kiezen. Er is zoveel dat ik leuk vind.’ ‘Ga je tekening maar halen, dan kan tante zien hoe mooi je kunt tekenen,’ zegt mama. Melissa rent naar binnen en komt even later terug. ‘Ik heb er een negen voor gekregen,’ vertelt ze trots. Ook Tante Cherise vindt de tekening prachtig! ‘Ooh, nu begrijp ik waarom je modeontwerpster wilt worden.’ Melissa glundert en kruipt in een stoel met haar nieuwe boek. Het boek is leuk geschreven, helemaal niet moeilijk om te lezen. Dan komt ze bij de bladzijde waar verteld wordt over mode en kleren. De ene foto is nog mooier dan de andere. Er staat ook bij wat modeontwerpster betekent: Iemand die tekeningen maakt van jurken, rokken, bloesjes en nog veel meer.’ Melissa leest aandachtig. Als ze klaar is met lezen en de foto’s goed heeft bekeken, zucht ze tevreden: ‘Jaaa, dít wil ik worden: mode-ont-werp-ster.’ Ilse Schoobaar

35


g a a r v e h c is g a m e D Later, als je groot bent Wist je dat er een magische vraag bestaat? Ja! Een magische vraag! Ik weet zeker dat je nieuwsgierig bent Naar wat die magische vraag is. Overal kan je iemand tegenkomen die je die magische vraag stelt. Als je wandelt door de straten van Punda of Otrobanda, Op school of op een verjaardagsfeestje, Ook op zondag als je op een strand ligt in Bándabou. Wat is dan die magische vraag? En wat kan je erop antwoorden? Het is een eenvoudige vraag. Maar misschien weet jij het antwoord nog niet. Soms kun je de vraag op meerdere manieren beantwoorden. En weet je zelf nog niet welk antwoord het juiste is. Ook kun je eerst zeker zijn van je antwoord, maar na verloop van tijd Toch liever een ander antwoord geven. Nou zeg! Wat is die gemakkelijke vraag toch, Waarop het antwoord best moeilijk is? Misschien denk je nu Dat het een strikvraag of een raadsel is.

36

Nou, de magische vraag Is geen grap noch een raadsel Het is een heuse vraag die je vast en zeker Verschillende keren te horen zult krijgen.

Dat is wat we noemen een doel voor ogen hebben, Je neemt je iets voor waarin je wil slagen En iedere dag werk je er een beetje aan Tot je het op een dag hebt bereikt.

‘Wat wil je worden als je groot bent?’ Allicht kan je denken ‘als ik groot ben?’ Groot worden dat duurt nog lang, Voordat het zo ver is. ‘Groot zijn’.

Veel vragen borrelen er op, Hoe kan ik te weten komen wat ik allemaal zou kunnen worden? Door boeken te lezen, bijvoorbeeld Of door aan een tante of oom te vragen wat voor werk zij doen.

Er zijn nog heel veel dagen, Maanden, jaren, Ik heb nog alle tijd Om te beslissen wat ik worden wil. Nou ja, ook al lijkt het ver, De tijd gaat zeer snel, In een oogwenk Ben je klaar met school en moet je een keuze maken. Als het te laat is, Moet je halsoverkop Je hersens onder stress pijnigen Zonder rustig na te denken wat je wil. Stel dat je je van jongs af aan Al hebt voorgenomen Wat je wil worden

Met plezier je werk doet En vol goede energie Elke dag weer thuiskomt. Luister goed, Nu ben ik aan de beurt, Om jou de magische vraag te stellen: Wat wil jij worden als je groot bent? Sharnise Alexander

De magische vraag Brengt de taak met zich mee om te onderzoeken Op lange termijn, Wat je later allemaal kan worden. Dus is het heel belangrijk Om goed rond te kijken, Te vragen en nog eens te vragen Wat je moet doen om te worden wat je wil. Wat je moet leren, Op welke school of in welk land, En als je houdt van wat je doet Is hoeveel geld je ermee verdient niet zo belangrijk. Als je maar altijd glimlachend naar je werk gaat,

37


Liesje Liesje zat op de stoep van de veranda. Haar gedachten leken wel tegelijk tikkertje en verstoppertje te spelen. Waar maakte ze zich toch zoveel zorgen om? Nou, vrij veel leerlingen kennen dit probleem van hun schooltijd. Want je leert zoveel op school, maar je krijgt er ook best wat stress van en uitdagingen om op te lossen. Liesjes bezorgdheid nu ging over de vraag die juf tijdens Mens en Maatschappij aan de klas had gesteld: ‘Wat wil je worden?’

Ja, dat vond Liesje best een lastige vraag. Er klonk gestommel achter haar op de veranda. Haar moeder was in de schommelstoel komen zitten, naast het kooitje met de parkiet, om even te genieten van een kop thee, getrokken van kruiden uit de tuin. ‘Zo, Liesje, diep in gedachten?’ Liesje draaide zich met een glimlach om naar haar moeder. ‘Zeg eens eerlijk, mams. We hebben de opdracht gekregen om op te schrijven wat we later willen worden. Maar ik heb geen flauw idee!’ Ze lachte luid en vroeg meteen: ‘Wist jij al, mams, wat je wilde worden op je elfde?’ ‘Eh, niet precies, nee,’ antwoordde haar moeder. ‘Niet dat het een moeilijke keuze

38

de het uit van blijdschap. Het was best te regelen. Stefan en Ava uit huis, ik had niks om handen, alleen mijn droom. Daar zat ik dan op college, tussen al die jonge studenten die net van de havo of het vwo kwamen. Ze hadden mijn kinderen kunnen zijn, ik was 39. Het was een heerlijke tijd, moet ik zeggen. Na vier jaar studeerde ik af en kreeg meteen een aanstelling bij het schoolbestuur. Er is immers een chronisch tekort aan leraren.’

was, hoor. Maar de dingen lopen soms anders. Mijn moeder bijvoorbeeld, kon vroeger kiezen uit drie dingen: schooljuf, verpleegster of trouwen en moeder worden.’ Liesje viel plat achterover van het lachen, op de blauw-met-witte tegels. ‘Echt waar, mams? En hoe ging het in jouw tijd?’ ‘Nou, op de dag van mijn eindtoets in de zesde klas om te kijken naar wat voor vervolgonderwijs je na de lagere school zou gaan, was mijn uitslag goed voor de havo. Maar mijn moeder, je oma, werd ziek. Daarom ben ik naar de mavo gegaan om sneller klaar te zijn, en te gaan werken zodat mijn broers en zusjes naar school konden blijven gaan. Maar ik droomde ervan om docent te worden. Ik ben getrouwd en kreeg Stefan en toen Ava. Toen gingen ze studeren, de een in Puerto Rico en de ander in Costa Rica. Daarna stonden ze op eigen benen.’ ‘En waar was ik, waar was ik?’ vroeg Liesje gretig. ‘Ho ho, niet zo snel,’ maande mama met een schalkse glimlach. ‘Dat is een verrassing. Waar was ik nou? Ah, je vader, dat was in 2010, zei tegen mij: “Mijn cadeautje is dat je eindelijk je droom kan laten uitkomen en aan de Universiteit van Curaçao gaat studeren voor taaldocent.” Nou, ik schreeuw-

‘Oh, toen was je 43, mams.’ Liesje had gauw een rekensommetje gemaakt. ‘Ja, dat klopt, Liesje. En toen kreeg ik alweer een verrassing: jij, ons nakomertje!’ ‘Hohohooo!’ Liesje leefde helemaal mee, trappelend met haar benen op de blauwmet-witte tegels. ‘Nu ben ik alweer 54 en jij pas elf. Je hebt dus alle tijd om na te denken en plannen te maken voor de toekomst. Goed beschouwd kan een mens een leven lang leren.’ Liesje ging weer overeind zitten en keek haar moeder bewonderend aan. Die vervolgde: ‘Liesje, maar je moet altijd een droom, een plan hebben en weten wat je doel is in het leven.’ ‘Pff!’ verzuchtte Liesje. Ze moest aan haar opa van vaders kant denken, met zijn mooie boomgaard. Misschien zou hij ook met haar kunnen meedenken.

Opa harkte de droge bladeren langs de greppel weg. Liesje hielp hem. ‘Wist u al wat u wilde worden toen u elf was, opa?’ Opa stopte met harken, en zei leunend op de steel: ‘In die tijd ging het heel anders, lieverd. Op je dertiende, veertiende ging je van school om te werken. Ik heb heel lang in de haven gewerkt. Zwaar werk.’ ‘Had u een droom?’ Met een brede glimlach keek opa naar Liesje en wees om zich heen. ‘Dit alles hier, Liesje. Mijn boomgaard. Ik heb altijd een tuin willen hebben, met een greppel en een put, om de grond te bewerken en voedsel voor mijn gezin en de gemeenschap te produceren. Boer zijn is altijd mijn wens geweest, ook al geloven nog zoveel mensen dat het in ons klimaat onmogelijk is. En toen de overheid percelen aanbood, kon mijn droom in vervulling gaan.’ Liesje keek goedkeurend om zich heen. ‘Geweldig, opa!’ ‘Het leven is één lange reis, Liesemies,’ zei hij.‘ Je krijgt onderweg veel kansen maar die bieden zich niet allemaal tegelijk aan. Ook kun je ze niet altijd onmiddellijk concretiseren. Maar zie je het leven als een levenslange groei- en leerweg, dan komt alles in je leven op het moment dat je er klaar voor bent.’ Tevreden ging Liesje terug naar huis. Ze begon meteen aan haar opdracht. Toen het af was, voelde ze dat ze nog niet met haar hele ziel en aandacht had geschreven wat ze wilde worden.

39


Wat ze had gevoeld, kwam uit. Juf gaf haar een 6½ met als opmerking dat de inhoud nog een beetje vaag was. Pff, dacht Liesje een tikkeltje verongelijkt. Dat klopt toch? Niets zo vaag als de toekomst. Enkele maanden later vroeg opa of ze langs kon komen. Zoals gewoonlijk liepen ze door de boomgaard. Hij wees haar op allerlei zaken, hoe je de put onderhoudt, de greppel schoonhoudt, wat je op een milieuvriendelijke manier tegen ongedierte in de tuin kan doen. Die middag leerde Liesje veel. Toen ze afscheid van hem nam, zei opa: ‘Nu weet je alles van mijn tuin. Ik wil dat je haar net zo verzorgt als ik dat heb gedaan.’

De kerk was afgeladen vol. Van heinde en ver was men gekomen om afscheid te nemen van de opa van Liesje. Zijzelf zat op de voorste bank in de kerk, kapot van verdriet. Achter het waas in haar ogen zag ze een rij mensen voor zich langskomen, sommige kende ze niet eens. Wat ze wel opving, was hoe de mensen in haar oor fluisterden: ‘Je opa was een prachtig mens. Hij heeft mij enorm geholpen.’ Toen juf aan de klas een nieuwe opdracht gaf om na te denken over wat ze wilden worden, schreef Liesje hoe haar moeder en opa haar hadden geïnspireerd. Als ze haar blaadje terugkrijgt, is het eerste wat ze in het cijferhokje ziet staan een grote, vette 8½! Diana Lebacs

Op een ochtend in het weekend viel er een hoosbui. Blij keek Liesje door het raam naar buiten. Dit soort stevige buien waren een weldaad voor de put, de greppel en alle bomen, groente en vruchten in de boomgaard. Iets daarna hield de regen op en kwam de zon fel tevoorschijn, stralender dan ooit tevoren. De telefoon ging en Liesje haastte zich, maar haar vader was haar voor. Na afloop van het gesprek bleef hij een tijdlang zwijgend naast de telefoon staan. Er heerste een stilte waar voor Liesje geen eind aan kwam.

40

Tijdens de traditionele borrel na de begrafenis, kwamen de verhalen op gang: dat opa zoveel mensen groente en fruit uit zijn tuin had gegeven, en aan water had geholpen. Hoe hij noodlijdende gezinnen uit de buurt, en zelfs verder weg, had geholpen met geld of een karweitje in zijn tuin. Hoe hij altijd en alsmaar gaf, uitdeelde en nog eens gaf. Achter haar tranen begonnen Liesjes ogen te stralen. Ze voelde zich steeds sterker worden, trotser. Ze wist nu wat ze later wilde gaan doen: zorgen voor mensen, met een boomgaard, in het ziekenhuis, een internaat of de hele gemeenschap. Ze wilde iemand worden die liefheeft, verzorgt en uitdeelt, deelt, en aan anderen geeft door hard te werken.

41


r e g n a v n le a r t s e n n De zo Rebecca, die heel creatief is, wil timmerman worden. Meubels maken, en mooie trappen in grote huizen. Dat is echt een mooi beroep, mooie dingen maken …

De hele klas zit in de kring. Juf Nadieh vertelt dat het gesprek vandaag gaat over wat we later willen worden en waarom we dat willen worden. Ze vraagt het eerst aan Ergilio die naast haar zit. ‘Wat wil je later worden als je groot bent, Ergilio?’ ‘Brandweerman, juf,’ roept Ergilio blij. ‘Dat is geweldig en spannend. Je kunt dan mensen en dieren redden uit brandende huizen!’ Brandweerman, denk ik. Ja, dat past heel goed bij Ergilio. Hij is groot en sterk. Best wel stoer. ‘En jij, Noraly, wat wil jij worden?’ vraagt de juf. ‘Ik wil journalist worden,’ antwoordt Noraly. ‘Eerst om mensen te interviewen en later wil ik ook het nieuws voorlezen op tv.’ Dan is Joshua aan de beurt. Die wil profvoetballer worden. Hij is echt heel goed en speelt in de selectie. Daar geloof ik wel in. En Tina wil zangeres worden of actrice. Zij speelt al in musicals! Fijn voor Tina dat ze al weet wat ze wil worden. En Jay. Hij wil advocaat worden. Net als zijn vader. Die komt zelfs op tv om te vertellen over de rechtszaken die hij doet.

42

En zo gaat het maar door. Alle kinderen weten wat ze willen worden. Behalve ik. Ik weet het gewoon nog niet zo goed. Ik ben niet goed in sport. Bij voetbal raken mijn benen in de knoop en bij honkbal sla ik alles mis. Ik kan niet dansen en niet zingen. En ook niet tegen bloed. Anders zou ik wel dierenarts willen worden. Bij de politie lijkt me ook niet echt iets voor mij. Ik ben veel te bang voor vechten of geweld. Dus wat blijft er dan over?

Ik vraag het aan mijn oma. Voor haar doe ik elke dag na school de boodschappen, want ze kan zelf niet meer zo goed lopen. ‘Oma,’ vraag ik, ‘wist jij al wat je wilde worden toen je zo oud was als ik?’ ‘Nou Brian, in mijn tijd was dat alleen een vraag voor jongens. Voor meisjes was het meestal gewoon de bedoeling voor man en kinderen te gaan zorgen,’ antwoordt oma. ‘Wat wilde opa worden dan, toen hij tien jaar was?’ vraag ik.

‘Je opa Mario was een dromer. Die wist toen hij tien jaar was echt nog niet wat hij wilde worden hoor. Maar hij had geluk. Meteen van school kon hij gaan werken in Hotel Avila. Daar deed hij allerlei baantjes. Van bordenwasser tot portier, lampen vervangen, schoonmaken, koffers naar kamers brengen. Oef, ja, hele verhalen kon hij vertellen over de gasten in het hotel,’ vertelt oma, terwijl ze zelf een beetje wegdroomt, denkend aan vroeger. ‘Oh, dat is Avila Beach Hotel nu,’ zeg ik tegen oma. ‘Misschien moet ik daar gaan solliciteren later.’ ‘Nou, jongen, dat moet je maar eens gaan bekijken. Je bent en blijft mijn zonnestraaltje hoor,’ zegt oma tegen me. ‘Wat je ook gaat worden.’

De volgende ochtend is het zaterdag. Ik loop al heel vroeg over het strand, op b ­ lote voeten door de branding. Ik zie overal zee­ sterren liggen. Ik raap de zeesterren op en zet ze in het water. Als ik een tijdje bezig ben, staat er opeens een oude man naast me. Hij ziet eruit als de ober in een chic ­restaurant. Of de portier van een duur hotel. ‘Waarom doe je dat?’ vraagt de oude man. ‘Omdat de zon zo opkomt en de zeesterren dan uitdrogen en doodgaan’, antwoord ik.

‘Je kunt toch niet alle zeesterren redden. Echt zinloos werk,’ bromt de man. ‘Dat is helemaal niet zinloos’, zeg ik, terwijl ik nog een zeester oppak en omhooghoud. ‘Niet voor deze, en niet voor die en niet voor die andere zeesterren die ik allemaal nog ga redden.’ Dan glimlacht de man naar me. ‘Je hebt gelijk, jongen. Voor de zeesterren die jij nu helpt, is het zeker niet zinloos.’

Tot mijn verbazing begint de man me te helpen met het naar de zee brengen van de zeesterren. ‘Eigenlijk doe je dat wel goed,’ zegt de man tegen me. ‘Wat wil je later worden?’ Weer die vraag, denk ik. Maar dat zeg ik maar niet tegen hem. ‘Ik heb nog geen idee, meneer,’ zeg ik beleefd. ‘Ik ben pas tien en hoef het ook nog niet te weten, zegt mijn oma. Dat komt later wel. Maar misschien is zeesterrenredder wel een mooie baan voor mij.’ ‘Ja,’ zegt de man. ‘Dat lijkt me zeker mooi. Maar ik zie de eerste zonnestralen komen. Die laat ik aan jou om te vangen. Ik moet er vandoor. Ik werk als ontbijtkelner in Hotel Avila. En de gasten mag ik niet laten wachten op hun vers gekookte eitje en kopje koffie! Ayó!’

43


Zo snel als de oude man was opgedoken, is hij ook weer verdwenen. Ik voel de eerste zonnestraal op mijn gezicht. Ik ga op het strand zitten en zie dat de zon de golven van de zee laat glinsteren. Wat zei die oude man nou toch? ‘Dan laat ik jou de zonnestralen wel vangen?’ Ja, dat zei hij echt. Zonnestralen vangen. Dat zou mijn beroep moeten zijn. Ik vind een glazen potje met een dekseltje erop. Ik schroef de deksel van het potje en vang er een zonnestraal in. Die is voor oma. Die krijgt van mij mijn eerste gevangen zonnestraal, gewoon omdat ze zo lief is. En ik vertel haar natuurlijk het verhaal van de oude man.

En zo begin ik met het vangen van zonnestralen. Ik word de zonnestralenvanger. Ik vang ze op en deel ze uit. Een zonnestraal om een traan weg te vegen voor Isa, omdat haar ouders zijn gescheiden. Een zonnestraal voor een glimlach op het gezicht van de juf, als wij niet luisteren. Een zonnestraal om te troosten voor Joshua, omdat hij zijn voetbalwedstrijd heeft verloren. Een zonnestraal om de pijn te verzachten voor Rebecca, die met een hamer op haar duim sloeg. Een zonnestraal voor Tina, om, heel zachtjes, tegen haar te fluisteren dat ik een beetje verliefd op haar ben. Een zonnestraal voor opa, omdat we nog steeds met liefde aan hem denken. Een zonnestraal voor mama, die toch de liefste van de wereld is. Een zonnestraal voor papa, gewoon omdat ik van hem hou. Een zonnestraal voor jou, om je grote en kleine dromen waar te maken! Jeroen Hoogerwerf

n e d r o w r u e t c u r t s Evarina wil duikin Evarina, haar tante en nichtjes zijn al vanaf zes uur ’s ochtends op het strand voor een strandfeestje. Evarina bewondert tante Grasiëla heel erg. Haar tante is een uitstekend zwemster en een van de weinige vrouwelijke duikers die Curaçao rijk is. Behalve dat tante Grasiëla vroeger duikles gaf, maakte zij ook deel uit van een groep duikers die regelmatig gingen duiken. Tante Grasiëla heeft een grote collectie mooie onderwaterfoto’s en -video’s. Zij laat familie en vrienden haar collectie zien tijdens familieactiviteiten. Door haar tante heeft Evarina veel belangstelling voor het leven onder water. Tante Grasiëla zegt: ‘Als jullie je omkleden, ga ik even snorkelen.’ Terwijl ze dit zegt, zet ze haar duikbril op en begint te lopen met haar snorkel en zwemvinnen in de hand. ’Ik ga ook snorkelen.’ Al pratende rent Evarina naar de achterbak van de pick-up en haalt haar duikbril en snorkel eruit. Ze pakt haar onderwatercamera van de achterbank. Haar camera is onmisbaar wanneer ze naar het strand gaat. Met de spullen in haar hand loopt Evarina snel achter tante Grasiëla aan. Evarina werkt aan haar eigen foto’s van onderwater fauna en flora.

laten zij zich languit drijven op het water, hun hoofd ietsje onder water. Een stukje snorkel steekt boven het water uit zodat ze kunnen ademen. Tante Grasiëla geeft een teken aan Evarina dat ze buitengaats gaat. Evarina kan niet zo snel zwemmen omdat ze nog niet met zwemvinnen aan heeft leren zwemmen. Ze rekt haar hoofd boven water en kijkt hoe tante Grasiëla zich voortbeweegt in de zee. Ineens ziet ze hoe tante Grasiëla een zogeheten hoekduik maakt. Met haar bovenlichaam vormt tante Grasiëla een rechte hoek, haar benen steken omhoog en ze maakt een kopduik onder water. Evarina zoekt overal in het rond of ze tante Grasiëla ziet. Dan zwemt ze verder. Opeens schiet Evarina rechtop in het water. Ze krijgt de schrik van haar leven wanneer ze iets aan haar voeten voelt kriebelen. Ze steekt haar hoofd omhoog en doet haar duikbril af om te zien wat er gaande is. Helemaal verdwaasd kijkt ze zoekend om zich heen. Na een poosje ziet ze tante Grasiëla naast zich.

Evarina is twaalf jaar oud en heeft bij tante Grasiëla leren snorkelen. Half in het water staan ze met zijn tweeën hun snorkel en duikbril op te zetten. Tante Grasiëla stapt in haar zwemvinnen. Eenmaal in het water ‘Jeetje, tante Grasiëla, u laat me wel schrikken. Heeft u gekriebeld aan mijn voeten? Ik dacht dat het een grote vis was of een of ander beest,’ zegt Evarina.

44

45


Tante Grasiëla lacht alleen maar. ‘Tante, u was zonet aan het duiken. Dat wil ik ook wel leren. Maar het lijkt me best moeilijk.’ Tante Grasiëla schudt haar hoofd en zegt: ‘Als je iets wil leren, is niets moeilijk. Je moet gewoon oefenen. De hoekduik is een techniek. Doe je ’m goed, dan kun je nog dieper de zee in. In het diepe verandert de onderwaternatuur. Je ziet dan andere soorten vissen, andere zeedieren, verschillende koraalsoorten en planten. Het is een prachtig en gevarieerd gezicht.’ ’Kijk, kijk daar eens. Een vis, bijna boven op het water,’ wijst Evarina in de richting van de vis. ’Een groene vis met rode vlekken. Hij heeft een vreemde, lange staart, rood dat naar groen flonkert en ook nog glimt. Wat is dat voor een vis?’ vraagt ze. ’Volgens mij is dat een stoplichtpapegaaivis,’ antwoordt tante Grasiëla. ’Ik heb er nog nooit een gezien met zo’n lange staart. Wat is ie groot, zeg.’ Evarina richt haar camera die om haar nek hangt, op de vis en maakt er een foto van.

een donkeroranje papegaaivis,’ zegt tante Grasiëla. ’O ja, daar heb je ze.’ Evarina maakt meteen een foto. ’Laten we uit het water gaan. De zon begint te branden,’ zegt tante Grasiëla. Ze stappen met grote passen het water uit. Evarina zegt: ’Weet u, tante Grasiëla, wanneer ik groot ben wil ik duikinstructeur worden. Waar kan ik die studie volgen?’ Tante Grasiëla kijkt Evarina aan. ’Zo, Evarina, je verrast me. Goed idee. Alleen moet je nog even wachten. Om de duikcursussen te volgen moet je achttien jaar oud zijn. Naast de lessen moet je ook veel oefenen. Curaçao zelf heeft veel organisaties waar je les kunt volgen en een internationaal erkend diploma kunt krijgen. Ik heb eerst bij mijn vader leren duiken. Toen ik de leeftijd had, volgde ik cursussen bij gerenommeerde instituten en leerde ik zelfs duiken met een zuurstoftank.’ Terwijl ze door het zand lopen geeft tante Grasiëla uitleg aan Evarina. ’Voor je praktijk moet je ongeveer veertig tot zestig duiken hebben gedaan. Ook moet je gezond zijn en een goede lichamelijke conditie hebben. Er zijn duikcursussen om te leren duiken in open zee. En nog later kun je naar hogere cursussen. Zo kun je je steeds verder specialiseren op verschillende terreinen van het duiken.’ Tante neemt een kleine pauze voordat ze verder gaat.

’Hoe kwam je op het idee om duikinstructeur te worden?’ vraagt ze dan. ’Ik wil duikinstructeur worden om educatieve foto’s en video’s te kunnen maken, zodat andere mensen ook weten wat wij aan onderwaterleven hebben. Op die manier kunnen ze genieten van de natuur.’ Evarina spreidt haar armen open en roept iets harder. ’Daarbij word ik ook een van de weinige meisjes met dat beroep.’ ’Oké, oké. Ik hoor het al. Je hebt wel nog een paar jaar te gaan. Maar wat snorkelen

betreft, kunnen we blijven oefenen. Zo leer je de verschillende andere technieken. Je leert zwemmen met zwemvinnen en onder water ademhalen. Telkens leer je dieper duiken. En je gaat buitengaats. Totdat je achttien jaar oud bent.’ ’Ja, tante. Super. Wanneer begin ik te oefenen met zwemvinnen en met hoekduiken?’ Tante Grasiëla schiet in de lach. ’Niet alles tegelijk. We hebben de tijd.’ Mila Dorothea

’Je hebt een unieke vis in je verzameling,’ lacht tante Grasiëla. ’Oeps, ik voel iets in mijn voet prikken,’ zegt Evarina. ’Dit keer ben ik het niet. Kijk, er zwemt net een koraalvis naast je. En verderop heb je

46

47


Ik word boer!

Roberto stond op het schoolplein onder de neemboom met de witte bloemen en gele zaden. Haar rijkelijk groene en geneeskrachtige bladeren gaven veel schaduw. Ieder dag stond hij daar. Het was zijn lievelingsplek in de pauze. Hij was elf jaar oud en zat in groep 7 van de school op Fuik. Op het schoolplein leek het wel een bijenkorf. Kinderen renden spelend heen en weer onder zoveel lawaai dat je oren ervan gingen fluiten als een ketel met kokend water. Roberto wachtte op de bel om de klas binnen te gaan. Maar nu moet hij uitrusten want hij is al sinds half vijf in de vroege ochtend op de been voor het werk op de akker en in de boomgaard. Daarna maakt hij zich klaar om naar school te gaan.

Iedere ochtend plukt hij twee vruchten uit de boomgaard. Dit keer kiest hij twee schubappels uit, een voor hem en een voor zijn vriendin Mimi, en die eten ze dan op, onderweg naar school. Hij vindt het super dat hij, wanneer hij maar wil, vruchten uit het de boomgaard kan plukken. Hoeveel kinderen kunnen dat nou? ‘Ik word boer! Een boer heeft altijd eten voor zijn familie en zijn volk.’ Roberto houdt van het boerenwerk. Hij houdt ook van de rust en de stilte van de natuur. Jean, zijn vader, zei altijd tegen hem: ‘God, mijn familie, mijn akker en mijn rust!’ ‘Zo is het!’ antwoordde Robert dan. Twee jaar geleden stierf zijn vader. Hij was nog jong, slechts twee en vijftig jaar. Hij stierf langs de weg, dansend en genietend. Het was de dag van de grote carnavalsoptocht. De zon brandde aan de hemel. Snikheet was het. In de optocht ontstonden openingen en men moest wachten op de andere groepen. De mensen langs de kant van de weg gingen echter wel door met dansen, eten en drinken in de hete zon. Eindelijk weerklonk het winnende Tumbalied weer in alle uithoeken. ‘De optocht is er!’ De mensen schreeuwden, dansten en genoten. De Tumbakoning liep te voet in de optocht. Met de microfoon in de hand zong hij zijn keel schor. Magere en gezette dames gekleed in gekleurde legging kronkelden zich als slangen in allerlei bochten. Mannen sprongen, dansten en schopten hun benen omhoog met ritmische passen op de tonen van het winnende Tumbalied. Kinderen

48

r­enden de optocht in om in kostuum verklede bekenden te groeten of een foto met hen te maken. Het lichaam van Jean was doodop maar hij wilde geen stukje van dit moment missen. Ook hij danste en zong van vreugde. Opeens zag Roberto hoe Jean zijn linkerhand omhoog stak en de rechterhand tegen zijn borst hield terwijl hij riep: ‘Mijn hart, mijn hart.’ Iedereen dacht dat hij een grapje maakt, zoals gewoonlijk. Daarom keken ze verbaasd op toen Jean wegschoot en midden tussen de koelboxen met ijs aan de kant van de weg neerviel. Daar bleef hij bewegingloos liggen. Nog steeds dachten de mensen dat hij een grap maakte. Roberto en zijn moeder Edita snelden toe. Ze trokken aan zijn armen om hem weer op de been te helpen. Maar zijn lichaam was zwaar en hij hielp niet mee Edita begon te schreeuwen om hulp. Mensen stroomden nieuwsgierig toe zonder iets te kunnen doen. Toen het Rode Kruis arriveerde werd er meteen gereanimeerd. Maar het was al te laat. Jean’s laatste woorden waren: ‘Mijn God, ontferm u over mij en mijn familie.’ Toen haalde hij diep adem en zuchtte. Zijn hoofd zakte opzij.

De dag van de begrafenis was droevig. De kerk zat stampvol mensen die de familie kwamen condoleren. Edita jammerde: ‘Jean, je had ons toch een teken kunnen geven? Wie geeft ons voortaan te eten? Ach Jean, mijn Jean, kom toch terug.’ Roberto zag hoe verdrietig zijn moeder was. Zelf kon hij niet huilen. Telkens wanneer hij de tranen voelde opkomen, was het alsof de pit van de vrucht van een knipboom in zijn keel was blijven steken en hem deed stikken. Hij had erg met zijn moeder te doen, maar voelde zich ook moedig. En op dat moment maakte hij zijn wens en geheim bekend.

Met zijn blik op de overledene gericht zei hij met ferme stem: ‘Ik word boer, net als mijn vader! Ik zal zaaien, planten, oogsten en groente en fruit verkopen om onze familie te onderhouden.’ Oom Quincy die ook boer was, voegde er aan toe: ‘Ik zal je helpen zodat je tijd overhoudt om naar school te gaan.’ Editha(Edita)stopte met huilen. Er viel een stilte toen zij omhoog keek naar het altaar, een kruis maakte, haar handen spreidde en zei: ‘Gezegend zij de heer.’ ‘Amen!’ antwoordde de pastoor die op dat moment de overledene zegende met wijwater. ‘Amen!’ antwoordden ook de mensen in de kerk.

49


! n e m o k it u n a k Mijn droom

Het klinkt misschien raar, maar Roberto voelde zich als Andrew Jones die ook naar de lucht keek en een kruis sloeg om de heer te bedanken na het slaan van een home run, of als Spiderman als die op de muur van het stadion klom en de tegenstander een run afpakt. Iedere dag wanneer hij op het land was, dacht Roberto aan zijn vader en aan alles wat hij van hem had geleerd. Zo kreeg hij de kracht om door te gaan. Telkens in de vroege ochtend controleerde hij het land. Hij draaide de kraan van de windmolenbak open en liet het water in de geulen stromen zodat hij de planten water kon geven. Hij wiedde het onkruid, kapte bomen, spoot insecticide tegen insecten en schimmel, en gaf vitaminen die moesten zorgen voor heel groene planten, sloot de schutting om de geiten te weren en legde vallen zodat de leguanen niet aan de groente en de andere planten kwamen. Ook zette hij vogelverschrikkers neer die de vogels ver weg moesten houden van het maisakker. Tegen zes uur ‘s ochtends maakte hij zich klaar om naar school te gaan. Na school deed hij zijn huiswerk en ging daarna verder met wat er nog gedaan moest worden op het land. Zijn klas maakte een wandeling naar zijn akker. Het was een half uur lopen. Hij leidde ze rond op zijn akker en in de boomgaard. Zijn klasgenoten stonden paf toen ze de ranken zagen van pompoenen, watermeloenen, suikermeloenen, lange kalebassen en wilde komkommers, als slingers over de bodem. De kinderen bewonderden de groene bladeren van de pindaplant en van groenten als okra, aubergine en salade komkommers. En ook vruchtbomen zoals de tamarinde, mango, guave, mispel en papaja.

50

Droom jij wel eens over je leven? Dromen over wat je worden wil? Ikke wel, de hele tijd.

Ze rustten uit in de schaduw van de watapanaboom om te smullen van twee mooie rijpe watermeloenen en Curaçaose rode kleine kersen. ‘Wie wil er later boer worden?’ vroeg juf op luide toon. Ikke, ikke, ikkeeee!’ riepen Suzy, Elsa, Raichel, Eugene, Steven, Kid en Pik tegelijk. ‘Kom me dan helpen op mijn land, dan leer ik jullie het werk,’ zei Roberto enthousiast. Juf Vanessa prees Roberto: ‘Jij bent een goeie boer.’ ‘Mijn droom is om te studeren voor landbouwingenieur in Colombia of in Nederland,’ antwoordde Roberto. ‘Konden ze maar een landbouwschool openen hier op Curaçao. Dan hoef ik mijn akker en boomgaard niet achter te laten. Het wordt tijd dat wij ons eigen voedsel planten en oogsten op een meer professionele manier.’ Toen het tijd was om naar huis te gaan, gaf Edita iedere leerling een stuk zelfgebakken cake van yucca die Roberto zelf geplant had. Juf Vanessa kreeg twee volle zakken pinda’s mee. Zij was er heel blij mee. ‘Ik kook ze vandaag nog op de komfoor en dan deel ik ze met de hele klas.’ Hubert Penza

Dan schep ik een fantasiewereld Waarin alles wat ik wil worden uit kan komen Ook al lijkt het onmogelijk

Zodat iedereen weer rustig leven kan Of kan ik beter dokter worden? Ik deel dan medicijnen uit En iedereen die ziek is, geneest Zeker weten Maar er zijn mensen die reageerden: ‘Ben je vergeten dat je in een rolstoel zit? Blijf jij maar lekker dromen Hoe zouden die ooit uitkomen?’

Ik word een astronaut En reis in mijn raket Verder dan de blauwe hemel

Zou jij daar verdrietig van worden en huilen? Zou jij het dromen dan ­laten En niet meer nadenken over wat je worden wil? Nee hoor, ikke niet! Ik laat niemand mij mijn dromen afpakken Want Hij die mij geschapen heeft Heeft voor mij een taak in petto

Ik word een soldaat Die dapper en vol goede moed Mijn eiland zal verdedigen Of nee, nog beter, ik word een agent Om mijn vaderland te ­ dienen Ja, ik maak een einde aan alle misdaad

Daarom weet ik zeker dat ik, dankzij mijn geloof, Zal worden wat mijn hart me ingeeft Kom op, dit geldt ook voor jou Want ook jouw leven is het meer dan waard! Edelmira Koko

51


Dit boek kwam tot stand met medewerking van:

Frank Martinus Arion


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.