8 minute read
Geluk is een baan
from De waarde van WERK
by Autobahn
Ik werk dus ik besta
Een goede gezondheid en een dak boven je hoofd: dát zijn de elementaire zaken in het leven. Maar onderschat ook het hebben van een betaalde baan niet. Werk dat ons uitdaagt en onder de mensen brengt maakt ons zelfs gelukkig, zo blijkt uit onderzoek.
Advertisement
Tekst Anne Elzinga Beeld Autobahn
Vraag mensen wat ze zoal doen en ze zullen je niet vertellen dat ze elke zondag op het voetbalveld staan of zulke goede verjaardagstaarten kunnen bakken. Ze zullen zeggen dat ze ondernemer/ docent/advocaat/elk ander beroep zijn. En als het tegenzit vertellen ze er onstuitbare verhalen over professionele successen achteraan. Blijkbaar identificeren we ons met ons werk. Wat we doen is wie we zijn: ik werk dus ik besta. Toch, zeggen we als we er in enquêtes naar worden gevraagd, heeft ons werk niet onze eerste prioriteit. Het komt op de vierde plaats, na gezin, vrienden en vrije tijd. ‘Werk is leuk, maar zeker niet het belangrijkste in mijn leven’, gaf 49 procent van de ruim duizend ondervraagde werkenden onomwonden toe in een enquête van Motivaction uit 2017. Voor slechts 2 procent is werk hun leven. De rest noemt het een belangrijk onderdeel (23 procent) of noodzaak (19 procent). Dat onderscheidt Nederlanders van met name Zuid- en Oost-Europeanen voor wie werk veel hoger op het prioriteitenlijstje staat. Maar dat anderen betaald werk nóg belangrijker vinden of dat wij ons gezins- en sociale leven meer waarderen, betekent niet dat het geen prominente rol in ons leven speelt. Hoe prominent blijkt pas als je je baan verliest.
Lust of last? ‘Hoewel niet iedereen elke dag fluitend en tot in de puntjes bevlogen naar zijn werk gaat, is werken voor de meeste mensen een lust. Tenzij ze duf of zwaar werk moeten doen. Dan wordt het een last.’ Rudi Wielers is hoofddocent Sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeker op het terrein van arbeid. Ook met voldoende geld zou een meerderheid blijven doorwerken, weet hij. Werk biedt zoveel voordelen dat we de eventuele nadelen voor lief nemen. Een maandelijks bedrag op hun rekening uiteraard, maar dat vinden Nederlanders niet eens het grootste pluspunt. Vanaf de jaren tachtig zijn wij steeds meer belang gaan hechten aan beloningen van een ‘hogere’ orde. Bijna iedereen wil inhoudelijk interessant
DRIE VOORWAARDEN VOOR GOED WERK
1. Grip op geld (materieel): redelijk loon, baanzekerheid, werkzekerheid, sociale zekerheid 2. Grip op het werk (immaterieel): autonomie, capaciteiten gebruiken, sociale steun, geen agressie en discriminatie 3. Grip op het leven (werk-privébalans): deeltijdwerk, betaald verlof, zeggenschap over werktijden, goede kinderopvang en ouderenzorg
werk (98 procent) waarin je je kunt ontwikkelen (88 procent), liefst in gezelschap van prettige collega’s (97 procent). Dat je daar dan ook nog voor wordt betaald, is een prettige bijkomstigheid. Natuurlijk zijn dat salaris en andere extrinsieke aspecten van werk als fijne werktijden en zekerheid niet te versmaden, maar die komen grosso modo pas na alle inhoudelijke baten. Status, zelfvertrouwen, erkenning, waardering, stabiliteit, ritme, stof om over te praten, uitdaging; de lijst is bijna onuitputtelijk. Het geeft het leven zin, vatte de minister van Financiën in 2014 in een brief aan de Tweede Kamer samen: ‘Werken is een van de vanzelfsprekende manieren om mee te doen in de samenleving.’ Vrij vertaald: ik werk dus ik tel mee. Is het mantra ‘ik werk dus ik besta’ aantoonbaar niet waar; het idee niet mee te tellen zorgt voor heel wat werklozenleed.
De noodzaak van goed werk Volgens sommigen is vervelend werk nog beter dan geen werk. Daar is de Wetenschappelijke Raad voor de Regering (WRR) het niet mee eens. In hun rapport ‘Het betere werk’ (januari 2020) stelt ze dat een betaalde baan alleen maar zulke positieve effecten heeft als het goed werk is. Wat dat precies is, is lastig te definiëren. Uit de wetenschappelijke literatuur haalt de WRR drie belangrijke voorwaarden. Werk doet mensen goed als e grip op geld, op het werk en op het leven hebben. Een baan moet je niet alleen voldoende (financiële) zekerheid bieden, maar ook een bepaalde vrijheid, waarbij een beroep op je capaciteiten wordt gedaan en goede sociale relaties kunt onderhouden. En waarbij tenslotte ook nog genoeg tijd en ruimte wordt overgelaten om het te combineren met zorgtaken en een privéleven. Zijn al die elementen aanwezig, dan vervult de baan de drie basale behoeften waardoor volgens de beroemde Zelfdeterminatietheorie van psychologen Deci en Ryan ieder mens wordt gedreven: autonomie, competentie en verbinding. Wij willen de vrijheid hebben om ons gedrag zelf te bepalen, ervaren dat we iets goed beheersen én ons verbonden voelen met andere mensen. Drie keer check leidt volgens Deci en Ryan niet alleen tot betere werkprestaties, maar ook tot een betere gezondheid en meer welzijn. Naast goed werk is ook een goede werkgever van belang. Zo’n werkgever waardeert zijn werknemers niet zozeer vanwege hun output, maar vooral om hun eigenheid en input. De Tilburgse hoogleraar Jac van der Klink ontwikkelde zeven belangrijke werkwaarden: gebruik én ontwikkeling van kennis en vaardigheden, betrokkenheid bij beslissingen, zinvolle contacten op het werk, eigen doelen stellen, een goed
inkomen en bijdragen aan iets waardevols. Als al deze voorwaarden zijn vervuld, krijgt het werk echt betekenis voor de werknemers en zijn zij duurzaam inzetbaar.
Werk maakt gelukkig Gezien de voordelen is het niet gek dat het hebben van een baan de meeste mensen gelukkig maakt. Dat geldt volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor negen van de tien werkenden. Uitkeringsontvangers zijn acht keer zo vaak ongelukkig. Ook als met minder ambitieuze maten wordt gemeten, zoals in het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) uit 2016, is het verschil tussen wel en niet-werkenden groot: terwijl 82 procent van de mensen in loondienst tevreden is met zijn leven, geldt dat slechts voor 42 procent van de niet-werkenden. Werkloos zijn is volgens socioloog Rudi Wielers inderdaad geen benijdenswaardige situatie. ‘Het went nooit en je kunt er nooit meer helemaal van herstellen. Zelfs als je weer werk vindt, kom je niet meer terug op je oude geluksniveau.’ Zeker in een maatschappij waarin succes wordt toegeschreven aan de eigen verdiensten, voelt werkloosheid al snel als falen en eigen schuld. Wielers: ‘Vandaar dat veel werklozen zich niet als werkloos profileren. Ze hebben allerlei vooroordelen over werklozen, maar zelf zijn ze ‘in between jobs’ – bezig met hun volgende baan en vooral níet werkloos.’ Ze lijden onder het stigma dat aan hun baanloos bestaan kleeft en aan de psychische en fysieke gevolgen die dat met zich meebrengt: van hoge bloeddruk en overgewicht tot stress en depressie. Van het ene op het andere moment zit je thuis, mis je je collega’s, je dagritme, je dagelijkse praatje, je werkplek en o ja, je werk. Om nog maar niet te spreken van de deprimerende gang naar het UWV met de dreiging van de bijstand boven je
hoofd. Toch moeten we hun ongelukkig lot ook weer niet overdrijven, vindt Wielers. Het ligt volgens hem iets genuanceerder. Want het is vooral door het simpele feit dat ze een baan hébben dat werkenden zo tevreden zijn met hun leven. Aan het daadwerkelijk uitvoeren van dat werk beleven ze aanzienlijk minder plezier. Vooral van de reis naar hun werk worden ze niet echt blij. Eenmaal thuis begint het echte genieten pas. Uit dezelfde activiteiten, zoals koken en spelen met de kinderen, halen werkzoekenden minder plezier dan werkenden. Dat geldt vooral voor zaken die hen direct confronteren met hun werkloosheid, zoals (overdag) tv-kijken en sollicitatiebrieven schrijven. Daar staat tegenover dat ze wel veel meer tijd hebben om leuke dingen te doen. Amerikaanse onderzoekers concluderen daarom: werklozen zijn ontevreden met hun leven, maar hebben wel een fijne dag.
Geen hoofdrol meer Ontwikkelingen als robotisering, technologisering, globalisering hebben invloed op de toekomstige arbeidsmarkt. Toch acht bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen Paul de Beer het niet aannemelijk dat die trends heel direct de waarden van werk zullen veranderen. ‘Sterker nog, het is eerder omgekeerd. Hoe wij tegen werk aankijken en wat wij belangrijk vinden, bepaalt mede hoe wij de arbeidsmarkt gaan vormgeven. Vinden we bijvoorbeeld dat de flexibilisering te ver doorschiet, dan kunnen we dat terugdraaien. Mensen gaan waarschijnlijk wel meer waarde hechten aan de zekerheid van werk als het aantal flexibele contracten toeneemt.’ Ondertussen neemt werk een steeds minder centrale plaats in het leven van Nederlanders in. Niet dat we een betaalde baan irrelevant vinden, maar het speelt niet meer per definitie de hoofdrol. ‘We vinden andere levensdomeinen als ons gezin en onze vrije tijd minstens zo belangrijk. Ons geluk wordt niet meer alleen door het werk bepaald. Een baan hebben is misschien een noodzakelijke voorwaarde voor een goed leven, maar het is zeker niet voldoende.’ Dat betekent niet dat het niet meer uitmaakt of je wel of geen werk hebt: geluk is voor werkenden nog altijd makkelijker haalbaar dan voor werklozen.
‘IK VOEL ME NU ECHT GEACCEPTEERD’ Samer (32) vluchtte vanuit Syrië via Dubai naar Nederland. Hij wilde graag aan de slag in de filmindustrie, zijn oude vakgebied. Hij schreef talloze sollicitatiebrieven, maar werd nergens aangenomen. Vaak kreeg hij niet eens een reactie. ‘Dan ga je aan jezelf twijfelen. Ik was erg zelfverzekerd toen ik hier kwam, maar werd steeds onzekerder. Dacht dat ik niet goed genoeg was. Voor vluchtelingen is een baan heel erg belangrijk. Het is je enige zekerheid. Je hebt verder vaak niks om je aan vast te houden: geen familie, geen vrienden. Voor Nederlanders is werk onderdeel van hun identiteit. Voor vluchtelingen bepaalt hun job als enige hun identiteit.’ Uiteindelijk organiseerde Samer op eigen initiatief gesprekken met recruiters, en dat leverde hem een baan op. De recruiters raadden hem aan veel actiever naar werk te zoeken. Samer maakte een carrièreswitch, volgde marketingcursussen en liep stage. Die handelwijze past precies binnen het activerend arbeidsmarktbeleid dat bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap (UvA) en wetenschappelijk WRR-medewerker Monique Kremer bepleit voor werklozen die weinig perspectief hebben op een baan. ‘De laatste jaren is de hulp aan deze groep enorm afgebrokkeld. Er is nauwelijks tijd om mensen persoonlijk naar werk te begeleiden. Dat pakt ook voor vluchtelingen slecht uit. Uit onderzoek blijkt dat juist maatwerk en een persoonlijke benadering mensen helpt om weer mee te draaien: motiveren, praten, luisteren, vragen hoe het met iemand gaat, gecombineerd met professioneel taalonderwijs.’ Grofweg geldt: hoe meer aandacht, hoe meer kans. In Amsterdam leidde zo’n intensieve aanpak tot een hogere arbeidsdeelname van statushouders. Samer werkt nu twee jaar als analist bij een marketingbedrijf. Daar zijn ze blij met hem, ze laten hem merken dat hij van toegevoegde waarde is. Dat zijn baas hem vertrouwen, erkenning, verantwoordelijkheid en ruimte geeft én in hem wil investeren, heeft zijn zelfvertrouwen een enorme boost gegeven. ‘Ik heb het gevoel dat ik nu echt geaccepteerd ben in Nederland.’