Magna Charta Journaal editie ll mei-juni 2017

Page 1

Magna Charta Journaal www.avdr.nl

By Academie voor de Rechtspraktijk

> Pagina 27

> Pagina 28

Word nu gratis abonnee van het Magna Charta magazine en krijg toegang tot het AvdR archief.

Interview

Compton QC versus >Ben Pagina 00 Tessa van den Ende

Agenda Juni - Juli

www.avdr.nl

Editie Il Mei - Juni 2017

ARBEIDSRECHT

“Een kijkje in de keuken van een arbeidsrecht advocaat” BY ANNA VAN BRACHT

In het artikel op pagina 10 neemt Anna van Bracht, advocaat bij Baker&McKenzie, jullie mee door het arbeidsrecht. Zij bespreekt de obstakels waar (buitenlandse) cliënten tegenaan lopen, zoals bijvoorbeeld reorganisatieontslag bij zieke werknemers, medezeggenschap en het openstellen van hoger beroep en cassatie.

Energy is hot! ENERGIERECHT BY SOPHIE DINGENEN

Energy is hot! Het lijkt alsof er in geen enkele andere sector zoveel gebeurt, maar met name ook fundamenteel verandert, als in de energie sector. De Nederlandse overheid zet stevig in op de transitie naar een duurzame samenleving. Dat is op zich een mooie zaak. Nu de uitvoering nog…

First Ladies Gezondheidsrecht

ONDERWERP

GEZONDHEIDSRECHT BY MR. M.M. JANSSEN, MR. M.F. VAN DER MERSCH & MR. D. DIJKMANS VAN GUNST

De bancaire tuchtrechtspraak ontwikkelt zich langzaam maar zeker. Onlangs legde de tuchtrechter een beroepsverbod op aan een voormalige bankmedewerker.

1. Hoge Raad 16 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2890 (Uitleg Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz): op welk niveau dient de cliëntenraad te worden ingesteld?) 2. Rechtbank Zeeland West-Brabant 4 januari 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:12 3. Rechtbank Amsterdam 20 januari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:212 (PIP-implantaten Kernvraag vonnis: is het (on)redelijk de door de ongeschiktheid van de implantaten ontstane tekortkoming aan de zorgaanbieders toe te rekenen? ) 4. Hoge Raad 11 juli 2014, ECLI:NL:PHR:2014:295 (Zorgverzekering. Vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg onder een naturapolis. Vrije artsenkeuze belemmerd? ‘Hinderpaal-criterium’, art. 13 lid 1 Zvw, wetsgeschiedenis. Zorgplicht zorgverzekeraar ook jegens zorgaanbieder?).

> Lees verder op pagina 18

> Scan de QR-code en bekijk het filmpje

Tuchtrecht in de bankensector BY MARIA BENBRAHIM & KOOS JANSSENS

Nieuw, maar ook nodig? BY SHIRIN MILANI

> Lees verder op pagina 08

> Lees verder op pagina 10

TUCHTRECHT

STRAFRECHT

Op 1 maart 2014 is er een nieuw zedenartikel in werking getreden: artikel 248f Sr. In artikel 248f Sr is strafbaar gesteld het met dwang of dreiging bevorderen of teweegbrengen van ontucht door een minderjarige met een derde. Gedragingen die, onder omstandigheden, ook al strafbaar waren voor de inwerkingtreding van artikel 248f Sr gelet op onder meer de artikelen 242 en 250 Sr. In dit artikel wordt stilgestaan bij de verschillende bestanddelen van artikel 248 Sr alsook (kort) bij de toegevoegde waarde ervan. > Lees verder op pagina 02

www.avdr.nl


2

Nieuw, maar 1 ook nodig? > BY SHIRIN MILANI

Op 1 maart 2014 is er een nieuw zedenartikel in werking getreden: artikel 248f Sr. In artikel 248f Sr is strafbaar gesteld het met dwang of dreiging bevorderen of teweegbrengen van ontucht door een minderjarige met een derde. Gedragingen die, onder omstandigheden, ook al strafbaar waren voor de inwerkingtreding van artikel 248f Sr gelet op onder meer de artikelen 242 en 250 Sr. In dit artikel wordt stilgestaan bij de verschillende bestanddelen van artikel 248 Sr alsook (kort) bij de toegevoegde waarde ervan.

>

Shirin Milani & Tom de Ket, toneelstuk "Slikken en Stikken" van de verleiders in theater de Spiegel, Zwolle

1. Bestanddelen Artikel 3 lid 6 van de Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie verplicht elke Partij strafbaar te stellen: ‘Een kind middels dwang, geweld of bedreigingen aanzetten tot seksuele handelingen met een derde’. Deze gedraging(en) dienen minimaal te word(en) gestraft met een wettelijk strafmaximum van ten minste tien jaar gevangenisstraf indien het kind nog niet seksueel meerderjarig is en van ten minste vijf jaar indien het kind seksueel meerderjarig is.2 Naar aanleiding van deze verdragsrechtelijke verplichting is de volgende strafbaarstelling in artikel 248f Sr in werking getreden op 1 maart 20143: Hij die door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, het plegen van ontucht door een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, met een derde opzettelijk teweegbrengt of bevordert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie. In de wetsgeschiedenis wordt stil gestaan bij de achtergrond van de Richtlijn, maar in het geheel niet bij de uitleg van de bestanddelen van het nieuwe artikel 248f

Sr.4 Voor de uitleg van de verschillende bestanddelen kan worden aangesloten bij de jurisprudentie en uitleg van de al bestaande artikelen 242, 246 en 250 Sr. 1.2. Iemand door geweld, een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen Er moet sprake zijn van geweld, een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid. Deze begrippen komen ook elders voor in het wetboek van strafrecht, zoals in artikel 242 Sr en artikel 284 Sr, en dienen gelijkluidend te worden uitgelegd. Dit betekent dat ook de jurisprudentie met betrekking tot die artikelen relevant is voor de uitleg van dit wetsartikel. Vooropgesteld dient te worden dat de grens tussen geweld en een andere feitelijkheid niet altijd scherp getrokken kan worden zodat die afgrenzing in voorkomende gevallen mede zal afhangen van de aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van de omstandigheden van het geval.5 De rechter hoeft ook geen keuze te maken tussen de middelen nu zo’n keuze voor de strafrechtelijke betekenis van het feit van geen belang is.6 Door het geweld of de andere feitelijkheid of voornoemde bedreiging moet het slachtoffer zijn gedwongen. Er moet dus een relatie zijn tussen het middel en het handelen of nalaten.7

Kort gezegd komt dwingen er op neer dat verdachte (door geweld, een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid) opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.8 Voorwaardelijk opzet is hiervoor voldoende.9 Dat het slachtoffer zich daadwerkelijk heeft verzet is overigens geen vereiste.10 1.2.1. Door geweld dwingen De wet geeft geen algemene definitie of uitputtende opsomming van hetgeen onder geweld kan vallen. “De meest algemene betekenis is de aanwending van fysieke kracht (tegen personen of goederen), welke met zo’n hevigheid geschiedt, dat zij geëigend schijnt het in de betreffende bepaling beschermde rechtsgoed in gevaar te brengen. Voor zover het tegen personen gericht is, zal zij geëigend moeten zijn (schijnen) de weerstand, die de wederpartij kan bieden, te breken. (…) Een gedraging gepleegd jegens een jong meisje kan geweld zijn terwijl zo een gedraging bij lange na niet geëigend lijkt het verzet van een volwassen man te breken. Ook eerdere voorvallen kunnen een rol spelen”, aldus A-G Machielse in zijn conclusie bij het arrest van de Hoge Raad van 16 november 2004.11


3

Bij de beoordeling of sprake is van geweld als bedoeld in dit wetsartikel spelen dus de omstandigheden van het geval een rol.

het slachtoffer een geringe weerbaarheid had)26; en het een verstandelijk gehandicapte gebieden zich uit te kleden.27

Artikel 81 Sr geeft aan dat het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht met het plegen van geweld gelijk kan worden gesteld.12

• Aanwenden van gezag of overwicht: Hieronder vallen het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht28, het creëren en gebruik maken van een afhankelijkheidssituatie29 en het misbruik maken van een lichamelijk en geestelijk overwicht30 Hierbij kan de leeftijd van het slachtoffer of de leeftijd van de verdachte ook een rol spelen31, maar uit het enkele leeftijdsverschil tussen beiden kan niet zonder meer volgen dat verdachte werd gedwongen door een door de verdachte opgeroepen bedreigende situatie32. Ook het enkele bestaan van een familieband33 of afhankelijkheidsrelatie34 is niet voldoende. Er moet vast komen te staan dat binnen die (familie- of afhankelijkheids-)relatie door bepaalde gedragingen van de verdachte een bedreigende sfeer is ontstaan, waardoor het slachtoffer is gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan.

1.2.2. Door een andere feitelijkheid dwingen In 1991 is het bestanddeel ‘een andere feitelijkheid’ aan deze strafbepaling toegevoegd met als doel een aantal situaties onder de werking van dit artikel te brengen die even bedreigend kunnen zijn als geweld of bedreiging met geweld.13 Als voorbeelden werden genoemd dat verdachten die onder invloed van drugs of alcohol verkeren zo bedreigend kunnen overkomen dat men zich niet tegen hen durft te verzetten, of dat de verdachte de deur van een vertrek in een verlaten woning afsluit waardoor het slachtoffer in een bedreigende situatie wordt gebracht.14 “Het gaat er (…) om dat de feitelijkheid zo bedreigend moet zijn dat wanneer zij niet wordt gebezigd, het slachtoffer niet zou hebben gehandeld of nagelaten, althans niet op het ogenblik waarop en in de omstandigheden waarin hij (zij) thans gehandeld heeft of niet gehandeld heeft. Er moet dus een relatie zijn tot het middel en het handelen of nalaten. Als een feitelijkheid zeer bedreigend is voor het slachtoffer zal zij geen weerstand meer kunnen bieden.”15 Het begrip ‘feitelijkheid’ dient te worden omschreven in de tenlastelegging. Voor de beantwoording van de vraag of bepaalde omstandigheden ‘een feitelijkheid’ als bedoeld in artikel 248f Sr opleveren dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen.16 A-G Hofstee heeft in zijn conclusie bij het arrest van de Hoge Raad van 27 augustus 2013 ‘andere feitelijkheden’ in verschillende categorieën ingedeeld.17 Deze indeling houden we hier aan en is aangevuld met nadere voorbeelden uit de jurisprudentie: • Fysieke handelingen: Bijvoorbeeld het stevig vastpakken van het slachtoffer18; het op het slachtoffer gaan liggen en blijven liggen19; het onverhoeds betasten van de borsten van het slachtoffer20. Hierbij zij opgemerkt dat feitelijkheden (waardoor het slachtoffer wordt gedwongen) tevens ontuchtige handelingen kunnen zijn.21 Denk hierbij aan een situatie waarin verdachte met een seksuele intentie het slachtoffer ter hoogte van haar borst naar achteren duwt waarmee het slachtoffer tegelijkertijd wordt gedwongen om een ontuchtige handeling te dulden. • Gebiedende taal: Het door een huisarts op dwingende toon gebieden gebukt te gaan staan22; het tegen het slachtoffer zeggen dat hij op het bed moet gaan liggen en zijn kleren uit moet trekken23; het met barse stem toespreken van het slachtoffer24; het verstaan geven “je zorgt maar dat je er dan en dan bent”25; het slachtoffer te bevelen “zich van onderen te gaan wassen” en te zeggen seks met haar te willen hebben en met haar te willen vrijen en haar te bevelen haar nachtjapon en onderbroek uit te trekken (wetende dat

35

• Onverhoeds (seksueel) handelen . • Handelen in een situatie waarin het slachtoffer zich onafhankelijk van de verdachte niet aan dat handelen kan onttrekken, bijvoorbeeld het in een rijdende auto dwingend handelen36 of het vergrendelen van een auto37.

Inhoud Artikelen 02 Nieuw, maar ook nodig?1 08 Energy is hot! 10 ‘Een kijkje in de keuken van een arbeidsrecht advocaat’ 16 Negen to do’s bij post-acquisition integratie 18 Tuchtrecht in de bankensector 22 Voorstel ePrivacy Verordening: het einde van de cookie banners, of toch niet?

Interview 26 Saul Margo versus Twan Kersten 27 Ben Compton QC versus Tessa van den Ende

Overige 28 Agenda

• Het inspelen op de devotie of godvruchtigheid van het slachtoffer: Voor het slachtoffer ontstaat een zodanige druk door het inspelen op devotie of godvruchtigheid waardoor het dermate moeilijk is voor het slachtoffer om zich aan de seksuele handelingen te onttrekken dat sprake is van door verdachte uitgeoefende dwang.38 Feiten en omstandigheden van voor de tenlastegelegde periode kunnen bijdragen aan het bewijs van de in de tenlastegelegde periode aanwezige dwangmiddelen. Voor zover delictsbestanddelen een apart strafbaar feit opleveren, zoals mishandeling of bedreiging, is van belang op te merken dat de regels van vervolgingsverjaring geen betrekking hebben op afzonderlijke delictsbestanddelen.39 1.3. Ontucht opzettelijk teweegbrengen of bevorderen A-G Meijers geeft in zijn conclusie bij het arrest van de Hoge Raad van 22 december 1987 de achtergrond weer van de bestanddelen ‘teweegbrengen’ en ‘bevorderen’: Voorbeelden van teweegbrengen zijn het tegen minderjarigen zeggen dat er veel geld in de prostitutie is te verdienen40 en het bevelen/opdragen van seksuele handelingen41. Ook kan van ‘bevorderen’ sprake zijn indien de verdachte een veroorzakende rol of overreding heeft toegepast.42 Een scherpe scheidslijn tussen ‘bevorderen’ en ‘teweegbrengen’ is derhalve niet altijd te geven. Het artikel gaat verder op de volgende pagina >>>

Shirin Milani Shirin Milani (1973) is strafrechtelijk en civielrechtelijk afgestudeerd aan de Universiteit Utrecht en is na 11 jaar als advocaat te hebben gewerkt sinds 2010 rechter in de Rechtbank Overijssel. Zij is gespecialiseerd in het strafrecht en behandelt uiteenlopende zaken, waaronder zedenzaken. Shirin heeft onder meer een praktisch handboek geschreven over de bij die zaken te gebruiken wetgeving en is als docent verbonden aan de SSR. Zij is af en toe op de televisie te zien in haar neventaak als persrechter en ook was zij één van de rechters die in de serie van Coen Verbraak “Kijken in de Ziel – De Rechter”, sprak over haar vak en over haarzelf.

Colofon Magna Charta Journaal Magna Charta Journaal is een uitgave van Academie voor de Rechtspraktijk. Deze krant komt 1 keer per 2 maanden uit. Redactie: Etienne van Bladel Ontwerp en realisatie: Mark Pollema, Melanie Hament, Eline van Roosmalen en Manon van Roosmalen Contactgegevens: Academie voor de Rechtspraktijk Interne cursuslocatie Kasteel Waardenburg G.E.H. Tutein Noltheniuslaan 7 (navigatie: nr 1), 4181 AS WAARDENBURG T: 030-220 10 70 Traditionele cursussen T: 030-303 10 70 Webinar cursussen F: 030-220 53 27 E-mail: info@avdr.nl Advertenties: Etienne van Bladel ISBN: 9789462286375 Behoudens door de auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave verveelvoudigd of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De artikelen zijn eerder gepubliceerd in het gratis Magna Charta Magazine.


4

Een duidelijk voorbeeld van bevorderen biedt de zaak waarin verdachte advertenties zette op internet waarbij de mogelijkheid open werd gelaten dat anderen seksuele contacten konden hebben met verdachtes dochter.43 Bevorderen is het ‘begunstigen, in de hand werken, behulpzaam’ zijn. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan het ter beschikking stellen van een ruimte waarin de ontucht kan plaatsvinden.

2. Straf Artikel 248 Sr bepaalt thans dat het voor artikel 248f Sr bepaalde strafmaximum met een derde kan worden verhoogd indien het feit: - wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen - wordt begaan tegen zijn kind, een kind over wie hij het gezag uitoefent, een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, zijn pupil een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte. het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad of daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is wordt gevangenisstraf van ten hoogste 15 jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd. Wanneer het feit de dood van het slachtoffer ten gevolge heeft wordt gevangenisstraf van ten hoogste 18 jaren of een geldboete van de vijfde categorie opgelegd. Bovenstaande geldt voor feiten die gepleegd zijn na 1 januari 2010. Voor feiten die gepleegd zijn voor die datum wordt verwezen naar de ten tijde van het delict geldende bepaling. Op 1 maart 2014 is het aantal strafverzwaringsgronden zoals genoemd in artikel 248 Sr uitgebreid.44 De volgende subleden zijn toegevoegd: 3. 4. 5. 6.

De in de artikelen 240b, 244, 245, 248a tot en met 248f, 249, eerste lid, en 250 bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de schuldige het feit begaat tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt. De in de artikelen 242, 246 en 249, tweede lid, bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de schuldige het feit begaat tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt. De in de artikelen 240b, 244, 245, 248a tot en met 248f, 249, eerste lid, en 250 bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien het feit is voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld. De in de artikelen 242, 243, 246, 247 en 249, tweede lid, bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien de schuldige het feit begaat tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar en het feit is voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld.”

Tot slot: verdachte kan bij een veroordeling op grond van artikel 251 Sv uit zijn beroep en/of uit bepaalde rechten worden ontzet.

3. Toegevoegde waarde? De strafbaarstelling van artikel 248f Sr vormt in vergelijking met de reeds bestaande internationale rechtsinstrumenten een nieuw element. Naar Nederlands recht echter kunnen de beoogde verboden gedragingen onder veel omstandigheden al worden gekwalificeerd als deelneming aan bijvoorbeeld verkrachting (artikel 242 Sr) of koppelarij (artikel 250 Sr).45 Ook het delict mensenhandel (artikel 273f Sr) dient (mede gelet op het strafmaximum en de ruime uitleg van dat wetsartikel) niet uit het oog te worden verloren. Daarbij zij opgemerkt dat voor een bewezenverklaring van mensenhandel geen dwang vereist is om tot een bewezenverklaring te komen indien er minderjarige slachtoffers zijn.46

De Nederlandse Orde van Advocaten heeft zich in haar advies op het standpunt gesteld dat met een wijziging van artikel 250 Sr zou kunnen worden volstaan. Het Openbaar Ministerie nam daarentegen met instemming kennis van het voorstel tot het in het leven roepen van artikel 248f Sr. Hoewel er enige overlap is met bijvoorbeeld artikel 242 Sr en artikel 250 Sr achtte de wetgever het met het oog op een effectieve bescherming van kinderen en omwille van een duidelijke normstelling evenwel wenselijk om in een afzonderlijke strafbaarstelling te voorzien.47

“Ga naar het huis van A en verleid hem, want anders zal ik je alle hoeken van de kamer laten zien” Artikel 248f Sr kan (bewijstechnisch) uitkomst bieden voor situaties waarin de verdachte opzettelijk met dwang of dreiging de ontucht door een minderjarige bevordert of teweegbrengt, maar de samenwerking met die derde lastiger is aan te tonen en voor het bestanddeel dwang een strafverzwaring gewenst is. Denk hierbij ter illustratie aan de ouder die tegen zijn minderjarige dochter zegt: “Ga naar het huis van A en verleid hem, want anders zal ik je alle hoeken van de kamer laten zien” waarop de dochter vervolgens aldaar seks heeft met A. Voor een bewezenverklaring van de zedendelicten met een geweldscomponent (bijvoorbeeld artikel 242 Sr en artikel 246 Sr) zal een samenwerking van voornoemde ouder met A moeten blijken. Echter, ook als A van niets wist en er geen samenwerking vastgesteld kan worden kan de ouder worden vervolgd. Artikel 248f Sr biedt in dat geval uitkomst. Nu is het evenwel zo dat de voornoemde gedraging ook onder het al bestaande artikel 250 Sr zou kunnen vallen. De toegevoegde waarde die artikel 248f Sr in deze echter biedt is dat het een substantieel hoger strafmaximum heeft dan artikel 250 Sr. Als er wel een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de derde blijkt en/of blijkt dat verdachte enig gewin (bijvoorbeeld geld) in het vooruitzicht heeft, kan (onder omstandigheden) evenwel net zo goed worden gekozen voor tenlastelegging van artikel 242 Sr, artikel 246 Sr of artikel 273f Sr.

Bronnen: 1

S.M. Milani is rechter bij de rechtbank Overijssel en S.E. van den Brink is werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Dit artikel is gebaseerd op het eerder verschenen S.M. Milani & S.E. van den Brink, ‘Artikel 248f Sr: nieuw maar ook nodig?’, TPWS 2014/18 en op een hoofdstuk uit S.E. van den Brink & S.M. Milani, Zedelijkheidswetgeving, Deventer: Kluwer 2014.

2

In Nederland is een persoon vanaf zestien jaar seksueel meerderjarig. 3 Wet tot implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PbEU L 335). Wet van 12 februari 2014, Stb. 2014, 74 en inwerkingtredingsbesluit van 12 februari 2014, Stb. 2014, 76. 4 Zie Kamerstukken 33 580. 5 HR 3 november 1998, NJ 1995, 125. 6 Vgl. HR 22 april 1986, NJ 1986, 827. 7 Vgl. Kamerstukken II 1989/90, 20 930, nr. 8, p. 8. 8 HR 20 april 1999, NJ 1999, 512 en HR 22 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO8315. 9 HR 20 april 1999, NJ 1999, 512; HR 16 juni 1987, NJ 1988, 156 en HR 19 november 1994, NJ 1995, 201. 10 HR 31 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2491. 11 HR 16 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3040. 12 Dit behoeft de rechter er niet van te weerhouden om onder omstandigheden het drogeren van een slachtoffer als een feitelijkheid te kwalificeren, zie HR 16 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7650. 13

Kamerstukken II 1988/89, 20 930, nr. 5, p. 11. Kamerstukken II 1988/89, 20 930, nr. 5, p. 11. 15 Kamerstukken II 1989/90, 20 930, nr. 8, p. 8. 16 HR 10 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3365. 17 HR 27 augustus 2013, NJ 2013, 427 (ECLI:NL:PHR:2013:415). 18 HR 11 juni 1996, NJ 1996, 672. 19 HR 3 november 1998, NJ 1999, 125. 20 HR 13 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4825. 21 HR 8 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:900. 22 HR 18 februari 1997, NJ 1997, 485, m.nt. ’t Hart. 23 HR 10 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3365. 24 HR 2 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AJ1188. 25 HR 30 september 1997, NJ 1998, 116. 26 HR 10 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY6940. 27 HR 2 februari 1999, NJ 1999, 312. 28 HR 7 april 1998, NJ 1998, 646. 29 HR 16 november 1999, NJ 2000, 125. 30 HR 10 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY6940 (NJ 2006, 624, m.nt. Buruma); HR 10 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3365 en HR 13 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ2833. 14

31

HR 22 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0862. HR 27 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5707. 33 HR 27 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5707. 34 HR 2 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AJ1188. 35 HR 22 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0862 en HR 13 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4825. 36 HR 20 april 1999, NJ 1999, 512. 37 HR 29 november 1994, NJ 1995, 201. 38 HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494 (NJ 2013, 427) met verwijzing naar HR 31 oktober 2000, LJN ZE0139 en HR 16 november 1999, LJN ZD1653. 39 HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494 (NJ 2013, 427). 40 Rb. Utrecht 26 oktober 2012, ECLI:NL:RBUTR:2012:BY1411. In deze zaak werd geen eendaadse samenloop of voortgezette handeling met de eveneens tenlastegelegde mensenhandel aangenomen. 41 Hof ’s-Hertogenbosch 5 april 2002, ECLI:NL:GHSHE:2002:AF3815. 42 HR 22 december 1987, NJ 1988, 730. 43 Rb. Dordrecht 26 april 2012, ECLI:NL:RBDOR:2012:BW4116. In deze zaak werd eendaadse samenloop aangenomen met poging mensenhandel. 44 Wet tot implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PbEU L 335). Wet van 12 februari 2014, Stb. 2014, 74 en inwerkingtredingsbesluit van 12 februari 2014, Stb. 2014, 76. 32

De praktijk zal de toegevoegde waarde en het praktische nut van artikel 248f Sr verder moeten uitwijzen.

4. Conclusie De gedragingen die artikel 248f Sr strafbaar stelt waren, ook voor de invoering van dit wetsartikel, onder omstandigheden al strafbaar in Nederland. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de artikelen 242, 250 en 273f Sr. Een belangrijk verschil met vóór de inwerkingtreding van artikel 248f Sr is dat de strafbaar gestelde gedragingen thans een maximumstraf kennen van tien jaren (waar bijvoorbeeld artikel 250 Sr een strafbedreiging kent van 4 respectievelijk 3 jaar). De wetgever achtte het met het oog op een effectieve bescherming van kinderen en omwille van een duidelijke normstelling, ongeacht de overlap met reeds bestaande wetsartikelen, wenselijk om in een afzonderlijke strafbaarstelling te voorzien.48 En Nederland heeft met de invoering van artikel 248f Sr voldaan aan de verdragsrechtelijke verplichtingen. Dit wetsartikel zou (bewijstechnisch) uitkomst kunnen bieden voor situaties waarin de verdachte opzettelijk met dwang of dreiging de ontucht door een minderjarige bevordert of teweegbrengt, maar de samenwerking met die derde lastiger is aan te tonen. De toegevoegde waarde in de dagelijkse praktijk zal nog moeten blijken. Voor voorkomende gevallen is beoogd met dit artikel een handvat te bieden bij de toepassing van dit wetsartikel.

45

Kamerstukken II 2012/13, 33 580, nr. 3, p. 16. Vgl. S.E. van den Brink en S.M. Milani, Zedelijkheidswetgeving, Deventer: Kluwer 2014, p. 185 over de verhouding tussen artikel 250 Sr (ontucht door een minderjarige opzettelijk teweegbrengen of bevorderen) en artikel 273f lid 1 sub 2, 5 en 8 Sr. 47 Kamerstukken II 2012/13, 33 580, nr. 3, p. 16. 48 Kamerstukken II 2012/13, 33 580, nr. 3, p. 16. 46


ADVERTENTIE

M A G N A C H A R TA S P E C I A L

VANUIT DE ROT TERDAMSE SCHOUWBURG V E RWAC H T J U N I 2 017

Vivian den bakker

Hannagnes Faber

Nathalie van Hellenberg Hubar

“Het bekijken van deze voorstelling geeft iedere advocaat (opnieuw) stof tot nadenken over het belang van de kernwaarden in de advocatuur.”

“De teksten zijn pakkend, doorspekt met literaire hoogstandjes en ‘echte advocatentaal.”

“Een hilarische tragedie: meesterlijk geschreven, wervelend gespeeld en opvallend herkenbaar.”

Babise de Laive

Hannagnes Faber

Tessa Morssinkhof

“Smullen van de scherpzinnige dialogen.”

“Het stuk zit goed in elkaar en ondanks het tragische verhaal valt er ook bijzonder veel te lachen.”

“Nederlands op z’n Shakespeareaans.”


ADVERTENTIE

NEW

BY MAGNA CHARTA

STUDIEREIS

ARBEIDSRECHT KINGS COLLEGE • cambridge 19 en 20 december 2017

10 PO • Euro 980,00 Inclusief: twee overnachtingen | 1 diner | 1 galadiner | 2 lunches


ADVERTENTIE

sprekers

Mr. Menno van Schaick advocaat NS Legal – Grœp

Mr. Rogier Duk advocaat BarentsKrans

Mr. Marieke Grootveld Legal Counsel at ABN AMRO Bank N.V.

Mr. Friederike van der Jagt Senior Legal Counsel Privacy at Avast

aanmelden

www.avdr.nl


8

Energy is hot! Energy is hot! Het lijkt alsof er in geen enkele andere sector zoveel gebeurt, maar met name ook fundamenteel verandert, als in de energie sector. De Nederlandse overheid zet stevig in op de transitie naar een duurzame samenleving. Dat is op zich een mooie zaak. Nu de uitvoering nog… >

Sophie Dingenen, first ladies of law, Schiphol

> BY SOPHIE DINGENEN

Gedurende de afgelopen jaren, heeft de overheid zich gecommitteerd aan, onder andere het Energieakoord, Kyoto-Protocol en de Overeenkomst van Parijs, met als ultieme doel om in 2050 een klimaatneutrale samenleving te hebben. In deze overeenkomsten zijn hele concrete doelen gesteld ten aanzien van duurzame energie opwekking en het terugdringen van CO2-uitstoot en de opwarming van de aarde. Om dit te kunnen bewerkstellingen verandert bijna wekelijks de relevante wet- en regelgeving. Dat is uiteraard noodzakelijk maar brengt ook de nodige onzekerheid mee voor de financiering van deze maatregelen en de daarbij behorende projecten. Ondanks dat Nederland steeds hoog heeft ingezet op de transitie naar een duurzame samenleving, bungelen we op Europees vlak onderaan wat betreft prestaties. Goed om terug te blikken en een kort overzicht te geven. Het Energieakkoord Op 6 september 2013 hebben de overheid en ruim veertig stakeholders het Energieakkoord voor duurzame groei ondertekend. Kern van het akkoord zijn energiebesparing, schone technologie en klimaatbeleid wat moet resulteren in een betaalbare en schone energievoorziening, werkgelegenheid en kansen voor Nederland in de schone technologiemarkten. Een van de doelstellingen is om in 2020 14% duurzaam opgewekte energie te realiseren en in 2023 16% duurzame energie. Daarnaast is het de bedoeling dat de CO2-uitstoot wordt teruggedrongen. In 2050 moet er 80 tot 95% minder CO2-uitstoot zijn dan in basisjaar 1990. Hiertoe moeten drastische maatregelen worden genomen aangezien de laatste prognose was dat Nederland momenteel nog maar op 6% duurzame energieopwekking zit. De vermindering van de

CO2-uitstoot dient mede bereikt te worden doordat we met zijn allen jaarlijks 1,5% minder energie gaan verbruiken. Bovenstaande doelstellingen moeten met name gehaald worden door de grootschalige opschaling van duurzame energieopwekking zoals wind op zee, wind op land, lokale opwekking zoals zonne-energie en de inzet van biomassa. Hiertoe is de SDE+ regeling aangepast, een regeling waarbij de onrendabele top van alternatieve en innovatieve energiebronnen wordt gesubsidieerd. Daarnaast is het van groot belang dat er zekerheid komt wat betreft de wet- en regelgeving zodat het interessant wordt voor investeerders om geld beschikbaar te maken voor deze transitie. In het verleden is deze juridische zekerheid nogal eens een bottleneck gebleken. De aanpassing van de SDE+ regeling heeft er voor gezorgd dat er inmiddels een aantal gecommitteerde projecten zijn. Wind op zee De overheid wil dat er in 2023 4450MW aan wind op zee operationeel is. Momenteel is dat 1000MW dus dat vergt nog de nodige inspanningen en financiering. Om kosten te besparen heeft de overheid een aantal windgebieden aangewezen waarvoor een groot gedeelte van de studies door de overheid beschikbaar worden gesteld. Daarnaast regelt de overheid de vergunningen en de aansluiting op het net. Voorheen was dit anders en moesten geïnteresseerde partijen voorafgaand aan een investering al aanzienlijke kosten maken. Er zijn inmiddels een aantal tenders uitgeschreven, o.a. voor Borssele I en II welke door het Deense bedrijf DONG zijn gewonnen en voor Borssele II en IV waar de uitslag, ten tijde van het schrijven van dit artikel, nog onbekend van is. Partijen die geïnteresseerd zijn brengen via een tender een bod uit tot maximaal een vooraf vastgestelde prijs per kilowattuur opgewekte duurzame energie.

De eerste tender voor Borssele I en II is met veel bombarie gewonnen door DONG. Iedereen was perplex door hun, niet eerder vertoonde, lage bod. Ze boden een historisch lage prijs van gemiddeld 7,27 cent per kilowattuur, exclusief aansluitingskosten voor TenneT. Dit is aanzienlijk minder dan oorspronkelijk begroot en levert de overheid daarmee een kostenbesparing op van 2,7 miljard euro. Hieruit blijkt dat het tender systeem in ieder geval werkt. Vereiste voor de winnende tender is wel dat binnen vier jaar na de subsidiebeschikking de windparken operationeel zijn en op dat moment ook de laatste stand van de techniek gebruiken. Hiertoe worden de nodige financiële prikkels ingebouwd door de overheid. Zoals eerder aangegeven staat de overheid in voor de aansluiting op het net. Hiertoe is besloten om een net op zee aan te leggen waarvan TenneT, de landelijke netbeheerder, de netbeheerder op zee wordt. Wind op land Wat betreft wind op land is het streven om in 2020 6000MW geïnstalleerd te hebben. Een van de vereisten hierbij is dat de investeerders regelen dat er lokale ondersteuning is voor de bouw van de windparken, daarnaast moeten de omwonenden van een windpark een participatiemogelijkheid geboden worden. Andere opwekking zoals zonne-energie en biomassa bijstook De andere lokale duurzame energie opwekkingsmogelijkheden, zoals particuliere zonnepanelen op daken, lopen tegen netrestricties aan. Dit wil zeggen dat het net momenteel niet is uitgerust om op verschillende momenten van de dag verschillende hoeveelheden elektriciteit te transporteren. De regel is dat indien particulieren meer stroom genereren dan hun eigen verbruik dat ze dit kunnen terugvoeden aan het net. De crux van het elektriciteitsnet is echter dat het continue in balans moet zijn. Daarvoor is het nodig


9

dat TenneT vooraf weet hoeveel stroom wanneer op het net wordt gezet. Dat is lastig in te schatten bij groeiende lokale duurzame energie opwekking. Hiertoe moet het net voldoende verstevigd worden. Daarnaast zijn er nog een aantal aanvullende regelingen zoals de beperking van biomassa bijstook in kolencentrales wat op termijn beperkt wordt. Kortom de overheid heeft voldoende initiatief getoond en is druk doende de nodige maatregelen te treffen zodat een en ander ook gerealiseerd kan worden. Soms gooit het regulatoire proces nogal wat zand in de wielen waardoor er vertraging optreedt. Een goed voorbeeld daarvan is de behandeling van het STROOM wetgevingspakket wat een groot gedeelte van de benodigde maatregelen bevatte is vorig jaar in zijn totaliteit gestrand doordat de Tweede Kamer tegenstemde omdat ook het ontvlechtingsaspect van de regionale netbeheerders een onderdeel was. Gelukkig heeft de Minister dit opgelost maar deze vertraging had voorkomen kunnen worden. Overeenkomst van Parijs Op 12 december stemden de bijna 200 deelnemers van de COP21 in met een nieuw bindend klimaatakkoord, de Overeenkomst van Parijs genoemd. Daarmee moet de uitstoot van broeikasgassen worden teruggedrongen en de opwarming van de aarde worden beperkt tot maximaal 2 graden, met 1,5 graad als streefwaarde. Ook hierbij is het streven weer om een klimaatneutrale samenleving te creëren. Begin oktober 2016 heeft het Europees Parlement het klimaatverdrag geratificeerd, hiertoe moest het door minimaal 55 staten geratificeerd worden die tezamen voor minimaal 55 procent van de CO2-uitstoot verantwoordelijk zijn.

Sophie Dingenen Sophie (1973) werkt in de energiesector sinds 1999. Nadat ze criminologie en rechten heeft gestudeerd, begon ze haar loopbaan bij Norton Rose Fulbright in Amsterdam waar zij zich specialiseerde in de energiesector. Gedurende deze periode heeft ze een aantal secondments gedaan bij internationale energiebedrijven, waar zij, onder andere, de Raad van Bestuur adviseerde over strategische en juridische kwesties. Met name door deze posities heeft ze specifieke marktkennis ontwikkeld. Sophie heeft een aantal jaren in London gewerkt waar ze solicitor is geworden.

ADVERTENTIE

OUT NOW!

magna charta magazine presents:

LEADING LAWYERS FIRST LADIES AT SCHIPHOL - AMSTERDAM

De Overeenkomst van Parijs is de opvolger van het Kyotoprotocol uit 1997. Het Kyotoprotocol werd door veel landen ondersteund, alleen de VS was een opvallende afwezige. Daarnaast was er nogal kritiek op het Kyotoprotocol omdat men vond dat het verdrag niet ver genoeg zou gaan om klimaatverandering tegen te gaan. Dat moet nu met de Overeenkomst van Parijs anders zijn. De specifieke speerpunten van de Overeenkomst van Parijs zijn een einde maken aan stijging van de uitstoot van broeikasgassen en de opwarming van de aarde beperken. Hiertoe wordt elke vijf jaar het klimaatbeleid van alle deelnemende landen geëvalueerd. Een opvallend onderdeel van de Overeenkomst van Parijs is dat de rijke ontwikkelde landen jaarlijks een gezamenlijk bedrag van 91 miljard Euro moeten storten in een fonds om de ontwikkelingslanden te helpen om hun uitstoot terug te brengen. Klimaatwet Op 23 september jl. hebben Samson en Klaver een wetsvoorstel ingediend voor een Klimaatwet die al deze mooie energiedoelstellingen omzet in nationale wetgeving. Dit is nodig om gedrag, en met name investeringen, af te stemmen op het toekomstige beleid en om een wettelijk kader te creëren. Dat is nodig om de procedures voor het Nederlandse klimaatplan vast te leggen en de specifieke ministers de benodigde bevoegdheden te geven om de einddoelen te borgen. De vijfjaarlijkse klimaatplannen die door de regering worden opgesteld bevatten een emissiebudget en moeten vijfjaarsdoelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing bevatten. Gelet op het grote belang is de Minister President belast met het klimaatbeleid. Bedrijven als Siemens, Van Oord, Eneco en Shell hebben op de Nationale Klimaattop inmiddels bekend gemaakt dat zij de Klimaatwet een warm hart toedragen en zelfs een versnelde transitie ondersteunen. Ze hebben zich verzameld in een consortium genaamd “Transitiecoalitie” en pleiten voor een minister voor Economie, klimaat en energie, een onafhankelijke klimaatautoriteit en een nationale investeringsbank. Dit lijkt in eerste instantie opmerkelijk aangezien het voorstel voor hen gezien de aard van hun industrie direct tot hogere kosten zal leiden. Echter, de energietransitie biedt voor deze bedrijven ook weer hele mooie nieuwe kansen. Hoe het ook zij,

Be the first one to read it all! 10

www.avdr.nl

| februari 2017

de overheid en het bedrijfsleven zijn gecommitteerd en dit is een mooie nieuwe stap in de transitie naar een klimaatneutrale samenleving. Klimaatzaak In de zomer van 2015 heeft Urgenda, de Nederlandse organisatie voor duurzaamheid en innovatie, de Klimaatzaak gewonnen tegen de Nederlandse overheid. Ze dwongen, tezamen met 900 overige eisers, een strenger klimaatbeleid af bij de Nederlandse Staat. Het huidige vooruitzicht is dat Nederland maximaal een vermindering van uitstoot zal bereiken van 17% terwijl de overeengekomen norm 25 tot 40% is. De rechter oordeelde dat de Nederlandse Staat een zorgplicht heeft ten aanzien van de bescherming en verbetering van het leefmilieu voor de burgers en daarmee moet de Staat meer doen om het dreigende gevaar veroorzaakt door de klimaatverandering te keren.

De effectieve controle op het Nederlandse emissieniveau is een taak van de Staat, aldus de rechtbank. De rechtbank mag gezien de trias politica niet op de stoel van de wetgever gaan zitten dus heeft de onderste norm van 25% gehanteerd bij het opleggen aan de Staat van aanvullende maatregelen. Ondanks de hiervoor genoemde overeenkomsten die de Staat heeft gesloten en het feit dat indien er niets verandert Nederland ver achterblijft bij de doelstellingen voor 2020, heeft de Staat toch beroep ingesteld. Dat blijft bijzonder. Al met al lijkt het erop dat de Nederlandse overheid gecommitteerd is aan een duurzame samenleving maar zodra de genomen maatregelen en toepassingen worden betwist dan vecht de Staat tot het einde om een verschillende uitleg te geven aan bepaalde maatregelen. De toekomst zal het leren…


10

“Een kijkje in de keuken van een arbeidsrecht advocaat” Bij arbeidsrecht denkt men in eerste instantie aan wetgeving waarbij enkel de Nederlandse regelgeving van toepassing is. Het arbeidsrecht omvat echter veel meer dan dat en wordt ook beïnvloed door Europese regelgeving. Hierbij kan worden gedacht aan thema’s zoals medezeggenschap, arbeidsomstandigheden en gelijke behandeling. Arbeidsrecht is een hoek waarbij het internationale karakter ook een zeer belangrijke rol speelt. Dit komt niet alleen naar voren in de regelgeving zelf, maar ook in onze cliënten. In onze praktijk hebben wij elke dag te maken met internationale cliënten en grensoverschrijdende onderwerpen en vraagstukken. > BY ANNA VAN BRACHT

WWZ Poster Om deze cliënten goed te kunnen ­begeleiden en door het Nederlandse arbeidsrecht te leiden, heeft ­Baker&McKenzie een poster gemaakt, die het Nederlandse arbeidsrecht visueel weergeeft. Op deze poster is voor (buitenlandse) cliënten snel te zien dat bijvoorbeeld de mogelijk­heden van beroep en cassatie geopend zijn wanneer de rechter heeft geoordeeld over een beëindiging van een dienstverband met een werknemer. Vóór 1 juli 2015 (dus voor de invoering van de Wet, Werk en Zekerheid (WWZ)) hadden partijen doorgaans binnen circa twee a drie maanden duidelijkheid over het al dan niet definitief eindigen van de arbeidsovereenkomst. Voorheen was het namelijk niet mogelijk om van een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter of een ontslagprocedure bij het UWV in hoger beroep of cassatie te gaan (behoudens zeer uitzonderlijke gevallen). Sinds 1 juli 2015 zou het echter jaren kunnen gaan duren voordat partijen duidelijkheid krijgen over de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Met invoering van de WWZ is dus de mogelijkheid tot hoger beroep en cassatie geopend. Dit betekent dat er vier rechtsinstanties open staan indien de wens bestaat om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, namelijk opeenvolgend het UWV, de kantonrechter, het hof en als laatste mogelijkheid de Hoge Raad. Een ander aandachtspunt, dat ook naar voren komt op de WWZ poster, is de onder de WWZ ingevoerde bedenktermijn. Dit houdt - kort gezegd - in dat indien de werknemer een beëindigingsovereenkomst heeft ondertekend, hij het recht heeft om de beëindigingsovereenkomst binnen veertien dagen na de datum waarop de beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen, zonder opgaaf van redenen, te ontbinden. In de beëindigingsovereenkomst moet de werkgever de werknemer op deze mogelijkheid hebben gewezen. Doet de werkgever dit niet, dan wordt de bekentermijn automatisch verlengd naar drie werken. Onze regering vond het wenselijk om de werknemer op die manier extra bescherming te bieden. Elk beding waarbij het “bedenkrecht” wordt beperkt of uitgesloten is nietig. Deze bedenktermijn is in de praktijk erg onpraktisch. Pas na het verstrijken van twee of drie weken weet de werkgever of de gesloten deal doorgang zal vinden. Komt de werknemer terug op de beëindigingsovereenkomst, dan begint het onderhandelingsproces opnieuw. Onderhand wordt er daarom naar manieren gezocht om de bedenktermijn te omzeilen. Een volgende uitdaging om uit te leggen aan (buitenlandse) cliënten is de verandering sinds de WWZ dat zieke werknemers in beginsel niet ontslagen

kunnen worden tijdens een reorganisatie. Onder het oude recht konden zieke werknemers, die nog geen twee jaar ziek waren, in geval van een reorganisatie worden ontslagen, mits de ziekte geen verband hield met het ontslag. Dat kon niet via het UWV, maar de werkgever kon zich wel tot de kantonrechter wenden om het dienstverband te ontbinden. Dit is sinds de invoering van de WWZ niet langer mogelijk. Een zieke werknemer kan alleen worden ontslagen in geval van een algehele bedrijfssluiting. Hierbij benadruk ik dat de aandacht van buitenlandse cliënten al is getrokken bij de vermelding dat werknemers twee jaar lang moeten worden doorbetaald tijdens ziekte. Nederland is hierin de koploper. Dat is extra duidelijk al je beseft dat de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte in andere Europese landen bijvoorbeeld 26 weken is. Reorganisaties en medezeggenschap Bij reorganisaties zijn veel (buitenlandse) cliënten extra voorzichtig. Dit niet alleen door bovengenoemde nieuwe wetswijzigingen, maar ook omdat de belangen van alle stakeholders in acht dienen worden genomen. Een kort voorbeeld uit de praktijk: wij begeleiden veel Amerikaanse cliënten die moeten reorganiseren waarbij een belangrijk deel van hun organisatie in Nederland is gevestigd. Hierbij staan wij voor een aantal uitdagingen. Ten eerste moeten we onze cliënt, mogelijk aan de hand van de WWZ poster, uitleggen wat de stappen zijn of kunnen zijn in het kader van een mogelijke reorganisatie. Zoals hierboven al even genoemd, hebben wij daarnaast altijd te maken met verscheidene belanghebbenden, deze moeten allen op juiste wijze worden benaderd. Daarnaast is het van belang dat wij ons kunnen verplaatsen in de verschillende partijen die bij een reorganisatie betrokken zijn. Denk hierbij aan de vakbonden en de ondernemingsraad. Aangezien in veel situaties de belangen uiteenlopen, is het een uitdaging deze belangen in een medezeggenschapstraject voor zoveel als mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Een tip die ik hierbij kan meegeven is om ‘open minded’ te zijn, zodat aan verschillende visies van verschillende belanghebbenden kunnen worden meegewogen.

Een mooi aspect van mijn baan als arbeidsrecht advocaat bij Baker&Mckenzie is dat wij cliënten bij reorganisaties begeleiden, die in het nieuws te volgen zijn. Je bent hierdoor betrokken bij de meest recente ontwikkelingen in verschillende bedrijven en daardoor op de hoogte wat er speelt binnen verschillende sectoren.

Wanneer moet een ondernemer de ondernemingsraad om advies vragen en bij welke beleidsbeslissing? Reorganisaties zijn een onderdeel van het medezeggenschapsrecht waarbij de ondernemingsraad (indien aanwezig) moet worden betrokken. Werkgevers zijn in toenemende mate verplicht om werknemers te betrekken bij de besluitvorming binnen hun organisatie. Dit zorgt voor een besluitvormingstraject wat steeds ingewikkelder in elkaar zit en roept daarnaast vragen op. Wanneer moet een ondernemer de ondernemingsraad om advies vragen en bij welke beleidsbeslissing? Van belang is daarnaast wanneer er sprake van een belangrijk besluit in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden. Vragen die hierbij opkomen zijn onder meer de vraag wat kunt een onderneming kan doen als de ondernemingsraad niet tijdig reageert op een verzoek om advies of instemming? Wat zijn de rechten en bevoegdheden van de ondernemingsraad? Als arbeidsrecht advocaat bij Baker&Mckenzie begeleiden wij ondernemingen ook bij het instellen van een ondernemingsraad of een personeelsvertegenwoordiging. Wij adviseren over de wettelijke verplichtingen tot het vragen van advies en instemming aan de ondernemingsraad. Voorbeelden zijn adviestrajecten ten aanzien van reorganisaties, fusies en overnames en instemmingstrajecten over bijvoorbeeld het harmoniseren van arbeidsvoorwaarden of het wijzigen van arbeidsomstandigheden. Naast het begeleiden en adviseren van de ondernemer staan wij ook vaak de ondernemingsraad. Dit maakt het werk uitdagend en interessant.

Anna van Bracht Anna van Bracht (1988) is sinds augustus 2012 in dienst bij Baker&McKenzie. Daar werkt zij als advocaat in de praktijkgroep arbeidsrecht en adviseert zij (multi)nationale bedrijven over (onder meer) (collectief) ontslag en medezeggenschapsrechtelijke kwesties ten aanzien van complexe reorganisaties en herstructureringsmaatregelen. Het individuele ontslagrecht vormt eveneens een belangrijk onderdeel van haar praktijk. Zo adviseert Anna over (de wijziging en harmonisatie van) arbeidsvoorwaarden, beloningen in de financiële sector en ontslag in brede zin (waaronder het ontslag van statutair-bestuurders). Met enige regelmaat publiceert zij in vakbladen en voert zij juridische procedures. Onlangs heeft zij de Postacademische Leergang Arbeidsrecht (PALA) afgerond.


11

>

Anna van Bracht & GĂźnther GroissbĂśck, Opera Parsifal in het Nationale Opera en Ballet, Amsterdam


ADVERTENTIES

O 10 P

ten

pun

STRAFRECHT 2017

Loc King’s atie: colleg

e

19 - 20 DECEMBER 2017

Met sprekers: MR. RONALD VAN VUURE

rechter rechtbank Zwolle

MR. GERLOF MEIJER

senior rechter Rechtbank Overijssel

Studiereis Strafrecht 2017 | 10 PO punten | Euro 980,00 | Inclusief: twee overnachtingen | 1diner | 1 galadiner | 2 lunches

Success is not final, failure is not fatal: it is the courage to continue that counts. Winston Churchill


ADVERTENTIES

STUDIEREIS CONTRACTENRECHT EN BURGERLIJK PROCESRECHT 12 SEPTEMBER 2017 – 16 SEPTEMBER 2017

KRAKAU 20 PO PUNTEN

Mr. A.V.T. de Bie

en

unt

Op

12 P

Loc King’s atie: colleg

COMPARITIE, KORT GEDING EN HOGER BEROEP

e

5 – 8 SEPTEMBER 2017

Met sprekers:

MR. T.R. HIDMA

senior rechter Rechtbank Overijssel, oud-bewerker van het deel Bewijs in de Pitlo-serie

MR. DRS. P.J.J. VONK

senior raadsheer Hof Den Haag

KORT GEDING

COMPARITIE

12 PO punten | Euro 1399,00 | Inclusief: drie overnachtingen |

MR. DRS. F.J.P. LOCK

senior raadsheer Hof Arnhem-Leeuwarden onderzoeker Radboud Universiteit Nijmegen

HOGER BEROEP

1 diner | 1 galadiner | 3 lunches


14

Leading lawyers IE Nationaal Militair Museum Soesterberg


15

JUDITH KRENS

HELMER KLINGENBERG

MAARTEN

JOOST

OTTO

RIJKS

BECKER

SWENS just avdr


16

Negen to do’s bij postacquisition integratie >

Anke Folmer

> BY ANKE FOLMER

In veel gevallen is na een succesvolle bedrijfsovername het werk voor de (bedrijfs)jurist nog lang niet afgerond. Pas dan kan worden gestart met de integratie van de ondernemingen. Dit is vaak aan de orde wanneer de overnemende vennootschap en doelvennootschap dezelfde activiteiten of aan elkaar verwante activiteiten verrichten. Een zo volledig mogelijke integratie kan onder meer het doel hebben om kosten te besparen, synergievoordelen te behalen en uiteindelijk een zo hoog mogelijk opbrengst voor de aandeelhouders van de overnemende vennootschap te genereren. Integratie is vaak een intensief proces en dat zal zeker het geval zijn bij een multinational. Om die reden volgen hierna negen ondernemingsrechtelijke to do’s. Het uitgangspunt van deze to do’s is een holdingvennootschap van één multinational die alle aandelen van een (holding)vennootschap van een andere multinational verkrijgt en een zo volledig mogelijke integratie nastreeft. In de landen waar beide vennootschappen dochtervennootschappen hebben, zal er steeds één vennootschap overblijven die de activiteiten uitvoert. Vaak zal dit de dochtervennootschap van de overnemende vennootschap zijn. Maak een planning en stel een integratieteam samen Hoewel het aantrekkelijk lijkt de planning en het proces van de post-acquisition integratie aan externe juridische adviseurs over te laten, zodat het management en

overige werknemers zich kunnen concentreren op de (toch al drukke) dagelijkse werkzaamheden, leidt dit vaak niet tot een efficiënt proces. Het management en overige werknemers beschikken namelijk over de informatie die nodig is om tot een realistische planning te komen. Daarnaast zijn zij nodig voor de implementatie en het in de praktijk laten slagen van de nieuwe structuur. Alle betrokkenen zullen moeten samenwerken om tot een balans te komen waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de kennis over de organisatie van het management en de expertise en ervaring van de juridische adviseurs met betrekking tot het integratieproces. Om onverwachte verrassingen in de implementatie te voorkomen verdient het aanbeveling een team samen te stellen met mensen afkomstig van verschillende afdelingen, waaronder tenminste HR, Corporate, Tax, Finance, IT en Regulatory. Het proces van de integratie kan worden opgesplitst in zeven fases: a. achterhalen van de strategische en kerndoelstelling van de integratie; b. informatieverzameling; c. eerste analyse en plan van aanpak; d. eerste evaluatie van het plan van aanpak; e. definitief gedetailleerd stappenplan (inclusief allocatie van taken en werkzaamheden); f. evaluatie en goedkeuring van definitief gedetailleerde stappenplan; en g. implementatie. Verricht een due diligence-onderzoek In het kader van de integratie zal er een due diligence-

onderzoek verricht moeten worden. Dit zal zich niet altijd beperken tot de verkregen doelvennootschap; ook de overnemende vennootschap zal tot op zekere hoogte moeten worden onderworpen aan een onderzoek. Waar mogelijk (let op mededingingsrechtelijke aspecten) zou een deel van het due diligence-onderzoek al gecombineerd kunnen worden met het due diligenceonderzoek dat toch al verricht wordt in het kader van de acquisitie. Dit is vaak efficiënter; mensen die over de juiste informatie beschikken zijn dan in ieder geval nog aanwezig en daarnaast zijn mensen vaak gemotiveerder gedurende het acquisitieproces. Bepaal de methode van overdracht Globaal zijn er twee methodes van overdracht in het kader van een integratie: a. fusie; of b. verkoop en levering van activa en passiva in combinatie met liquidatie. In veel gevallen levert een fusie de meeste voordelen op. Alle activa en passiva (inclusief contracten) gaan namelijk in beginsel onder algemene titel over op de verkrijgende partij. Daarnaast is een fusie vaak ook fiscaal voordeliger. In sommige landen (met een rechtstelsel gebaseerd op de common law) kent men de fusie niet en moet om die reden voor een activa-/ passivatransactie gekozen worden met aansluitend een liquidatie van de doelvennootschap. Nadeel is dat ieder vermogensbestanddeel afzonderlijk moet worden overgedragen. Met name voor onroerende zaken, aandelen in (buitenlandse) dochtervennootschappen en contracten gelden vaak aanvullende leveringsvereisten.


17

In het kader van de planning moet ook rekening gehouden worden met eventueel vereiste registraties bij of goedkeuring van lokale overheden. Kies een optimale vennootschapsstructuur als uitgangpunt Vaak levert het praktische en fiscale voordelen op wanneer de overnemende vennootschap en doelvennootschap in een directe moeder / dochterdan wel zusterrelatie staan voordat de daadwerkelijke integratie plaatsvindt. In Nederland kan in het geval van een fusie dan bijvoorbeeld een vereenvoudigde procedure doorlopen worden. Daarnaast maakt dit de situatie na een eventuele fusie ook eenvoudiger, omdat er dan één aandeelhouder van de verkrijgende vennootschap overblijft in plaats van meerdere aandeelhouders. Het creëren van een directe relatie kan bijvoorbeeld worden bereikt door het leveren van aandelen middels opvolgende inbrengen of (dividend- of andere) uitkeringen, dan wel door een verkoop binnen de groep. Denk na over het management van de doelvennootschap Soms vereisen statuten of lokale wetgeving een minimum aantal bestuurders. Indien er na de overname bestuurders aftreden, moet worden bezien of nog steeds aan dit minimum wordt voldaan. Is dat niet het geval, dan zullen er nieuwe bestuurders moeten worden benoemd. In sommige landen is het noodzakelijk dat aandelen (voor een deel) worden gehouden door een minimum aantal aandeelhouders dan wel door lokale aandeelhouders. In het geval deze aandelen worden gehouden door bestuurders die aftreden als gevolg van de overname, moet dit zo spoedig mogelijk in kaart worden gebracht. Voorkomen moet worden dat deze directeuren hun aandelen moeten overdragen nadat zij de vennootschap reeds hebben verlaten en hun handtekeningen en medewerking dus moeilijker te verkrijgen zijn. Houd rekening met wachttermijnen Om een realistische timing voor de integratie te bewerkstelligen moet rekening worden gehouden met doorlooptijden voor het verkrijgen van eventueel vereiste goedkeuring van overheden / belastingdiensten. Zelfs als dergelijke goedkeuringen niet nodig zijn, zijn er vaak andere wachttermijnen waar rekening mee moet worden gehouden zoals openbare aankondigingen en verzet termijnen voor schuldeisers. In het geval een snelle integratie gewenst is, kan alvast worden gekeken naar alternatieven. Zo is het mogelijk dat de doelvennootschap de operationele werkzaamheden door de overnemende vennootschap laat verrichten onder een managementovereenkomst of dat de activa en passiva van de doelvennootschap alvast worden geleverd vooruitlopend op een fusie. Daarnaast kan in sommige gevallen een fusie of levering met terugwerkende kracht vanuit fiscaal en boekhoudkundig perspectief de gewenste voordelen opleveren.

van de doelvennootschap zijn. In veel landen gaan nevenvestigingen en soms ook dochterondernemingen bij een fusie niet automatisch mee over op de verkrijgende vennootschap. Als dit niet van tevoren duidelijk is dan kan het een vervelende verrassing zijn als pas na de fusie of liquidatie van de doelvennootschap blijkt dat er vooraf al stappen hadden moeten worden ondernomen om nevenvestigingen uit te schrijven of om de overnemende vennootschap als nieuwe aandeelhouder van de buitenlandse dochtervennootschappen te registreren. Zorg voor de juiste besluitvorming Lang niet in alle landen kan worden volstaan met besluitvorming van het bestuur van de betrokken vennootschappen. Soms is er goedkeuring of andere besluitvorming nodig van een ander orgaan, zoals de vergadering van aandeelhouders of de raad van

commissarissen. Naast de besluiten voor de transactie zelf moet ook rekening worden gehouden met benodigde besluiten voor een eventueel vereiste statutenwijziging of bestuurdersbenoeming. Het is verstandig om alle besluitvorming vooraf af te stemmen met de betrokken fiscalisten en/of accountants. Uiteraard zal er ook uitgebreid aandacht besteed moeten worden aan de arbeidsrechtelijke, fiscale en mededingingsrechtelijke consequenties van de post-acquisition integratie en de stappen die in dit kader genomen moeten worden. Met bovenstaande to do’s hebt u in ieder geval al een goede basis vanuit ondernemingsrechtelijk perspectief.

Anke Folmer Anke started her career at the corporate department of a Dutch law firm in 2004. In October 2006 she joined the Amsterdam office of Baker & McKenzie, where she specialized in the international corporate law practice. As a candidate civil-law notary Anke Folmer (1979) is involved in international restructurings, mergers and acquisitions, financing, capital markets and the pension industry. Anke works often in close cooperation with the international tax group, the banking & finance department, the capital markets team as well as the pension industry group. Anke was on secondment with ING Group N.V. from January 2011 to July 2011.

ADVERTENTIE

OUT NOW!

magna charta magazine presents:

FIRST LADIES OF MERGERS & ACQUISITIONS THE M&A DINER AT KASTEEL WAARDENBURG

Controleer de corporate compliance status van de betrokken vennootschappen Als onderdeel van het due diligence-onderzoek is het aan te raden om te kijken of de betrokken overnemende en doelvennootschappen ondernemingsrechtelijk compliant zijn, oftewel of zij zich houden aan geldende wet- en regelgeving. Gekeken moet worden of de vennootschappen solvent zijn, hun jaarrekeningen op tijd en goed zijn gedeponeerd en zij aan andere (jaarlijkse) verplichtingen hebben voldaan. Indien dat niet het geval is en men hier pas in het kader van de integratie zelf tegenaan loopt, kan dit voor aanzienlijke vertragingen en veel stress zorgen. Ook kan het niet compliant zijn voor problemen zorgen bij opvolging in het management van de doelvennootschap omdat nieuwe bestuurders geen risico willen lopen op eventuele daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid. Vergeet de nevenvestigingen en dochtervennootschappen niet Het verdient aanbeveling vooraf te inventariseren of en waar er nevenvestigingen of dochtervennootschappen

Be the first one to read it all!

www.avdr.nl

O

m


18

Tuchtrecht in de bankensector

>

Maria Benbrahim

De bancaire tuchtrechtspraak ontwikkelt zich langzaam maar zeker. Onlangs legde de tuchtrechter een beroepsverbod op aan een voormalige bankmedewerker. > BY MARIA BENBRAHIM & KOOS JANSSENS

In de Wet op het financieel toezicht (Wft) is bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld met betrekking tot een door bepaalde personen af te leggen eed of belofte.1 Twee jaar geleden is op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) het bancaire tuchtrecht ingevoerd dat is gekoppeld aan de bankierseed. Alle bankmedewerkers met inhoudelijk klantcontact en medewerkers die het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden, moeten sinds 1 april 2015 zweren/beloven dat zij een moreel-ethische verklaring en de daarop gebaseerde gedragscode zullen naleven. De eed dient binnen drie maanden na indiensttreding te worden afgelegd. Door het afleggen van de bankierseed verplichten de medewerkers zich tevens te onderwerpen aan het wettelijk verankerde tuchtrecht. De eed draagt bij aan het onderstrepen van het belang van de waarden waar de eed voor staat, het versterken van de bewustwording bij de persoon die de eed aflegt2 en heeft als doel het vertrouwen in de financiële sector te behouden en te bevorderen.3 Dit vertrouwen is immers als gevolg van de financiële crisis geschaad.4 Wanneer een persoon de bankierseed schendt, kan hij via het tuchtrecht gesanctioneerd worden. De NVB heeft in samenwerking met de banken het Tuchtreglement Bancaire Sector opgesteld. De tuchtrechtspraak is ondergebracht bij een onafhankelijke stichting, de Stichting Tuchtrecht Banken (Stichting). De Tuchtcommissie bestaat uit ten minste vijf leden met kennis van de financiële sector, onder meer afkomstig uit de rechterlijke macht. De mogelijkheid om een klacht te melden bij de Stichting staat voor een ieder open, zowel voor klanten als voor de financiële instellingen zelf.

De melding dient een specifiek persoon te betreffen.5 Vervolgens beslist de aanklager (een andere stichting/ Het Dutch Securities Institute (DSI)6) om de melding wel of niet als klacht aan de Tuchtcommissie voor te leggen. De melding wordt niet als klacht voorgelegd, indien de vermoedelijke schending van de gedragsregels onvoldoende ernstig is. De ernst wordt beoordeeld op basis van verschillende factoren, zoals de aard en de frequentie van de schending van de gedragsregels, de op de beëdigde rustende verantwoordelijkheden en de mate van verwijtbaarheid.7 De aanklager heeft behoorlijk wat vrijheid om een melding niet als klacht door te zetten, maar de melder kan tegen dat oordeel in beroep komen.8 Inmiddels zijn diverse beroepsbeslissingen gepubliceerd. Daardoor is het duidelijker geworden welke meldingen wel en niet als 'mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar' worden behandeld. De Tuchtcommissie kan verschillende maatregelen opleggen bij het gegrond verklaren van een klacht: een verplicht te volgen opleiding, een berisping, een boete tot maximaal EUR 25.000,- en/of een branchebreed beroepsverbod voor een periode van maximaal drie jaar. Tegen de uitspraak kunnen zowel de bankmedewerker als de aanklager eenmaal beroep instellen. Tijdens de tuchtprocedure is voor de melder in principe geen rol meer weggelegd, tenzij de Tuchtcommissie besluit om de melder tijdens de procedure te horen. Er zijn diverse beroepsbeslissingen gepubliceerd. Zo achtte de Tuchtcommissie het in strijd met de bankierseed wanneer een bankmedewerker de rekening van een klant blokkeert met als doel contact met de klant te krijgen. De klant was in deze beslissing melder.

De bankmedewerker had geen toestemming van zijn leidinggevende voor de blokkering. Daarnaast diende volgens de Tuchtcommissie de klant van de bank erop te mogen vertrouwen dat hij over zijn bankrekening kan beschikken en dat blokkering enkel plaatsvindt wanneer dit is toegestaan. De Tuchtcommissie legde echter geen maatregel op.9 In een andere beslissing had een bankmedewerkster zonder zakelijke aanleiding meermaals klantgegevens bekeken. Ook dit leverde schending van de bankierseed op: klanten moeten erop kunnen vertrouwen dat op een vertrouwelijke wijze met hun gegevens wordt omgegaan. De Tuchtcommissie legde de bankmedewerkster een beroepsverbod binnen de bancaire sector op voor de duur van zes maanden.10 In een beslissing waarbij een bankmedewerker in privé een hypothecaire lening met een van zijn zakelijke klanten was aangegaan, waarvoor hij bij het overboeken van het geld gebruik had gemaakt van de interne systemen van de bank, legde de tuchtcommissie een beroepsverbod binnen de financiële sector op voor de duur van een jaar.11 Interessant is de verhouding tussen de bankierseed en het arbeidsrecht. In de literatuur wordt betoogd dat een werknemer, op basis van het goed werknemerschap, gehouden is de bankierseed af te leggen, zich te binden aan het tuchtrecht en gebonden is aan de inhoud van de bankierseed. Het artikel gaat verder op de volgende pagina >>>


19

>

Koos Janssens


20

>

Koos Janssens

Het naleven van de bankierseed is onderdeel van een behoorlijk taakvervulling.12 Dit vloeit voort uit het arrest Quirijns/TGB13 , waarin de Hoge Raad oordeelde dat een werknemer tegenover zijn werkgever is gehouden tot discretie en loyaliteit, ook indien de werknemer van mening is dat er binnen de organisatie sprake is van een misstand die in het algemeen belang dient te worden bestreden. Daarnaast wordt betoogd dat de werkgever vanuit zijn instructiebevoegdheid, als bedoeld in artikel 7:660 BW, de werknemer kan instrueren de eed af te leggen.14 Indien de bankierseed wordt geschonden, is de vraag of de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer kan beëindigen. Voor een succesvolle opzegging is immers een voldragen redelijke grond vereist. Daarnaast dient herplaatsing, al dan niet met behulp van scholing, niet mogelijk te zijn of niet in de rede te liggen. Bij schending van de bankierseed kan worden gedacht aan de d-grond (disfunctioneren), aangezien het schenden van de bankierseed kan leiden tot ongeschiktheid tot het verrichten van de bedongen arbeid. Daarnaast zal de e-grond (verwijtbaar handelen of nalaten) kunnen slagen: indien de werknemer handelt in strijd met de eed, zal er sprake kunnen zijn van verwijtbaar handelen.15 Ook de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding) en de h-grond (overige omstandigheden) zullen een rol kunnen spelen.16 Met betrekking tot de h-grond wordt in de literatuur gesteld dat deze een uitkomst biedt bij een langdurig beroepsverbod. Gesteld wordt dat dit gelijkgetrokken kan worden aan 'langdurige detentie'. 'Langdurige detentie' wordt in de wetsgeschiedenis beschouwd als een reden voor ontbinding op basis van de h-grond. Kortom, gesteld kan worden dat de schending van de bankierseed kan worden meegenomen bij de beoordeling of er al dan

niet sprake is van een voldragen redelijke grond17 en dat schending van de bankierseed eventueel zelfs een voldragen redelijke grond kan opleveren. De bedoeling van de wetgever bij de invoering van de bankierseed was het stimuleren van integriteitsbewustzijn. Daarnaast is het tuchtrecht in het leven geroepen om werknemers daar eenvoudiger op aan te spreken en eventueel te sanctioneren. Behalve arbeidsrechtelijke gevolgen, zoals ontslag, lopen werknemers binnen banken dus tevens tuchtrechtelijke risico's, die vergaande consequenties kunnen hebben. Zo zal een (langdurig) beroepsverbod een voldragen ontslaggrond tot gevolg kunnen hebben. De eerste tuchtrechtuitspraken van de Tuchtcommissie, te vinden via deze link: https://www.tuchtrechtbanken.nl/ uitspraken/uitspraken-tuchtcomissie, laten zien dat de tuchtrechter ook de zwaarste sanctie van een bancair beroepsverbod niet schuwt(!).

Bronnen: 1

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 december 2014, Stcrt. 2014/3726, p. 5.

2

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 december 2014, Stcrt. 2014/3726, p. 5.

3 B. Bierman e.a. (red.), Hoofdlijnen Wft, Deventer: Kluwer 2013, p. 54. 4

V. Caria,’Het tuchtrecht voor bankiers’, Ars Aequi 2016/0535, deel III, p. 536.

5

V. Caria,’Het tuchtrecht voor bankiers’, Ars Aequi 2016/0535, deel III, p. 537.

6

C.F.J. van Tuyll van Serooskerken, ‘Tuchtrecht banken: over klachten, sancties en arbeidsrechtelijke maatregelen’, ArbeidsRecht 2015/55.

Artikel 2.2.3. Tuchtreglement Bancaire Sector

7 8

Artikel 2.2.7 Tuchtreglement Bancaire Sector

TRB-2016-3548. TRB-2016-3542. 11 TRB-2016-3508. 12 C. Vogel, 'De arbeidsrechtelijke aspecten van de 9

10

Maria Benbrahim en Koos Janssens zijn beide advocaat bij Hogan Lovells LLP te Amsterdam maria.benbrahim@hoganlovells.com en koos.janssens@hoganlovells.com

bankierseed: een globale verkenning', TAP 2016/226, afl. 5. 13 Hoge Raad 26 oktober 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BW9244, TRA 2013/7 14 C. Vogel, 'De arbeidsrechtelijke aspecten van de bankierseed: een globale verkenning', TAP 2016/226, afl. 5. 15 C. Vogel, 'De arbeidsrechtelijke aspecten van de bankierseed: een globale verkenning', TAP 2016/226, afl. 5. 16 C.F.J. van Tuyll van Serooskerken, 'Tuchtrecht banken: over klachten, sancties en arbeidsrechtelijke maatregelen', ArbeidsRecht 2015/55, par. 7.4. 17 C.F.J. van Tuyll van Serooskerken, 'Tuchtrecht banken: over klachten, sancties en arbeidsrechtelijke maatregelen', ArbeidsRecht 2015/55, par. 7.4.


OLYMPIC GOLD MEDALIST WITH TEAM GB AT RIO 2016

SOPHIE

SOPHIE

B R AY

B R AY

just avdr


22

>

CĂŠline van Waesberge & Rosanne van Sandwijk, opera van Richard Wagner in het Nationale Opera en Ballet, Amsterdam


23

Voorstel ePrivacy Verordening: het einde van de cookie banners, of toch niet? Op 10 januari 2017 publiceerde de Europese Commissie het voorstel voor een nieuwe ePrivacy Verordening. Een onderdeel waarop veel winst lijkt te behalen, is de herziening van de cookie-regels. Het voorstel bepaalt dat toestemming voor het plaatsen en uitlezen van cookies ook verkregen kan worden via privacy instellingen in browsers en gelijksoortige applicaties. Dit zou het einde kunnen betekenen van de omslachtige cookie-banners die door de gemiddelde consument (toch) niet wordt gelezen (terwijl zij wel ter bescherming dienen van deze consument). Of hebben bepaalde partijen wel degelijk belang bij het plaatsen van de cookie-banners? > BY CÉLINE VAN WAESBERGE

Inleiding Op 10 januari 2017 publiceerde de Europese Commissie haar voorstel voor een nieuwe Verordening betreffende Privacy en Elektronische Communicatie (“ePrivacy Verordening”)1. In december 2016, lekte een eerdere (onofficiële) versie van het voorstel al uit2. Het is de bedoeling dat de ePrivacy Verordening de verouderde ePrivacy Richtlijn3 vervangt. Sinds de laatste herziening van de ePrivacy Richtlijn in 2009, volgen technologische ontwikkelingen elkaar in rap tempo op en maken consumenten en ondernemingen steeds meer gebruik van ‘nieuwe’ communicatiediensten via het internet, zoals Skype, WhatsApp, FaceTime en Facebook Messenger. Deze zogenoemde “Over-The-Top” diensten (“OTTs”) vallen nu niet onder de reikwijdte van de ePrivacy Richtlijn. Dat betekent dat aanbieders van OTTs niet aan dezelfde eisen hoeven te voldoen als de traditionele aanbieders van openbare elektronische communicatieaanbieders (zoals telecomproviders). Dit heeft volgens de Europese Commissie niet alleen geleid tot ongelijkheid tussen aanbieders van communicatiediensten, maar ook tot een gebrek aan bescherming van de (privacy van) gebruikers van dergelijke OTTs. Om die reden introduceert het voorstel voor de ePrivacy Verordening een nieuwe set bepalingen met als doel het vertrouwen in elektronische communicatiediensten te versterken, een hoog beschermingsniveau te bieden aan gebruikers van die diensten en een gelijk speelveld tussen marktpartijen te creëren. Een belangrijke wijziging in het voorstel, is de herziening van de cookie-regels. In dit artikel zal ik op deze (nieuwe) regels ingaan.

Verordening vs. Richtlijn Een van de eerste dingen die opvalt is het feit dat de Europese Commissie heeft gekozen voor een nieuwe verordening en niet voor aanpassing van de (verouderde) richtlijn. Anders dan een richtlijn die in nationale wetgeving moet worden omgezet, is een verordening rechtstreeks toepasselijk in elke Europese lidstaat. Dit heeft als grote voordeel dat bedrijven die in meerdere Europese lidstaten opereren in al deze landen aan dezelfde wetgeving moeten voldoen. Zo zijn de huidige cookie-regels uit de ePrivacy Richtlijn in Nederland bijvoorbeeld geïmplementeerd in artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet. Hoewel de nationale cookie-regels in hele Europese Unie op hoofdlijnen hetzelfde is, bestaan er toch verschillen. En dat betekent dat aanbieders van websites die zich richten op gebruikers in de hele Europese Unie en daarbij cookies willen gebruiken (zoals bijvoorbeeld Facebook) moeten nagaan welke regels in elk van die landen gelden met betrekking tot het gebruik van cookies. Daar komt met de ePrivacy Verordening wellicht een einde aan. Een website-aanbieder hoeft dan slechts nog te voldoen aan de cookie-regels zoals neergelegd in die verordening. Huidige cookieregels schieten doel voorbij Een veel gehoord geluid is dat de huidige cookieregels hun doel voorbij schieten. Onder de ePrivacy Richtlijn is het plaatsen en uitlezen van cookies in de meeste gevallen slechts toegestaan op basis van ‘informed consent’, dat wil zeggen indien de gebruiker toestemming heeft gegeven nadat hij duidelijk en volledig is geïnformeerd over de desbetreffende cookies. Wanneer de cookies worden gebruikt om bepaalde persoonsgegevens over de gebruiker te verzamelen, moet die toestemming uitdrukkelijk worden gegeven (en dus bijvoorbeeld niet kunnen zijn verstopt in algemene voorwaarden).

Dit heeft geresulteerd in lange cookie banners (met een link naar nog langere cookie en privacy policies) en de ontelbare verzoeken om op “akkoord” te klikken waarmee je wordt overspoeld wanneer je op het internet surft. Waar de informatieplicht bedoeld was om de gebruiker te beschermen tegen onder meer ongewenste spyware, accepteert de gemiddelde gebruiker nu blindelings elke cookie en dus zonder te weten waar de cookie voor wordt gebruikt en welke gegevens daarmee over hem/haar worden verzameld. Een handelwijze die niet alleen nutteloos lijkt te zijn voor de gebruiker, maar ook voor website aanbieders leidt tot administratieve rompslomp en kosten. Betekent ePrivacy Verordening dan het einde van de cookiebanners? De voorgestelde ePrivacy Verordening introduceert daarom nieuwe cookie-regels4. Het voorgestelde artikel 8 bevat de hoofdregel dat het plaatsen van cookies verboden is. Op die hoofdregel gelden dan vervolgens een aantal uitzonderingen. Het gebruik van cookies zal bijvoorbeeld toegestaan zijn indien dat (i) noodzakelijk is om de communicatie uit te voeren, (ii) een door de gebruiker gevraagde dienst te leveren of (iii) voor bepaalde analytische doeleinden. Het artikel gaat verder op de volgende pagina >>>


24

Daarnaast wordt het gebruik van cookies ook toegestaan indien de gebruiker daartoe toestemming heeft gegeven. Deze toestemming kan ook verkregen worden via privacy instellingen in browsers en gelijksoortige applicaties (hierna: “browser instellingen”).

Céline van Waesberge

Omdat de Nederlandse wetgeving al een versoepeld regime kent voor het plaatsen en uitlezen van functionele en bepaalde analytische cookies5, is met name de laatste wijziging interessant.

Céline van Waesberge is sinds december 2011 advocaat bij Loyens & Loeff N.V. in Rotterdam. Zij is werkzaam op de praktijkgroep Litigation & Risk Management en is lid van het Life Sciences en Data Protection & Privacy Team en is gespecialiseerd in privacyrecht, farmaceutisch recht en (internationaal) contractenrecht.

Tot nu toe werden (Do-Not-Track-systemen in) browser instellingen nog als onvoldoende beschouwd voor het al dan niet geven van toestemming voor bepaalde cookies. Dat standpunt lijkt nu te wijzigen. Volgens de voorgestelde ePrivacy Verordening zouden gebruikers de mogelijkheid moeten worden gegeven om voor bepaalde cookies hun toestemming te geven of te weigeren via browser instellingen, variërend van “accepteer alle cookies” tot “accepteer nooit cookies” en opties ertussenin, zoals bijvoorbeeld “weiger third party cookies”. De door een gebruiker ingestelde browser instellingen zouden dan tegenover iedere derde (in het bijzonder natuurlijk tegenover degene die de cookies wil plaatsen) gelden en ingeroepen kunnen worden. Dit zou dus kunnen betekenen dat de cookie-banners en walls zullen verdwijnen.

Of de cookie-banners écht zullen verdwijnen, hangt volgens mij af van de browser instellingen die de gemiddelde gebruiker zal kiezen en het type website dat je bezoekt. Partijen zullen er namelijk ook voor kunnen kiezen om gewoon toestemming te (blijven) vragen via de gebruikelijke cookie banner12. En ik kan me zo voorstellen dat dit voor bepaalde partijen interessant zal blijven. Zeker voor websites en applicaties die hun diensten gratis kunnen aanbieden juist doordat op die websites en applicaties ook third party cookies worden aangeboden (zoals www.nu.nl en Facebook). Voor deze partijen is het zeer nadelig als de gemiddelde consument dergelijke cookies standaard weigert via browser instellingen.

Als cookies worden gebruikt om persoonsgegevens te verwerken (bijvoorbeeld in het geval van tracking cookies), zal de toestemming per 25 mei 2018 moeten voldoen aan de (strenge) vereisten die de Algemene Verordening Gegevensbescherming6 (“AVG”) aan die toestemming stelt7 Zo dient toestemming onder meer vrij, specifiek en geïnformeerd te zijn. Interessant in dit kader is onder meer de vraag of toestemming voor bepaalde cookies wel vrijelijk is gegeven als die toestemming vereist is om überhaupt een bepaalde website te kunnen bezoeken, zoals in geval van de zogenoemde “cookie walls”.8 Het antwoord luidt waarschijnlijk ontkennend. In de overwegingen van de AVG wordt bepaald dat toestemming wordt geacht niet vrijelijk te zijn gegeven indien het verlenen van een dienst afhankelijk is van de toestemming ondanks het feit dat dergelijke toestemming niet noodzakelijk is voor die uitvoering.9 Volgens de Europese Commissie voldoet een gegeven toestemming via browser instellingen aan het toestemmingsvereiste van de AVG, als de gebruiker geïnformeerd en actief een bepaalde setting kiest10. Ik heb daar mijn twijfels bij, zeker als een gebruiker bijvoorbeeld als browser instelling heeft gekozen voor “accepteer alle cookies”. Een dergelijke instelling is algemeen en zou moeten gelden voor elke website die wordt geopend via de betreffende browser. Die browser kan op voorhand nooit weten welke cookies door al die websites precies zullen worden gebruikt, laat staan welke gegevens van de gebruiker door die cookies allemaal zullen worden verzameld, voor welke doeleinden en met welke andere partijen deze gegevens vervolgens kunnen worden gedeeld. Dit zijn echter allemaal wel details waarover een gebruiker moet worden geïnformeerd voor een geldig gegeven toestemming onder de AVG. Het is dus nog maar de vraag hoe dit in de praktijk zal uitwerken. De in december 2016 uitgelekte versie van het voorstel voor de ePrivacy Verordening bepaalde nog specifiek dat indien de gebruiker geen actieve keuze maakt ten aanzien van zijn/haar browser instellingen, als standaard instelling zou moeten gelden dat third party cookies en tracking cookies geweigerd moeten worden11. Het voorstel bevat die overweging niet langer. Het huidige voorstel vereist slechts dat een gebruiker bij installatie van bepaalde software of bij de eerstvolgende update van software de gebruiker wordt gevraagd voor bepaalde browser instellingen te kiezen.

"Dat zou tot gevolg kunnen hebben dat de betreffende diensten niet langer gratis aangeboden worden en voor de diensten betaald zal moeten worden"

Bronnen: 1

Voorstel voor een Verordening van het Europese Parlement en de Raad betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens in elektronische communicatie en tot intrekking van Richtlijn 2002/83/ EC (Verordening betreffende Privacy en Elektronische Communicatie), op het moment van schrijven slechts nog beschikbaar in het Engels via de volgende link: https://ec.europa.eu/digital single-market/en/news/proposal-regulation-privacy-and electronic-communications.

2 Beschikbaar via: http://www.politico.eu/wp-content/ uploads/2016/12/POLITICO-e-privacy-directive-review draft-december.pdf. 3

Richtlijn 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie.

4

Dat zou tot gevolg kunnen hebben dat de betreffende diensten niet langer gratis aangeboden worden en voor de diensten betaald zal moeten worden. Dat betekent kort gezegd dat de consumenten eigenlijk voor de keuze worden gesteld om voor de diensten te betalen met hun persoonsgegevens of in euro’s. Handhaving In Nederland zijn op dit moment twee toezichthouders betrokken bij de handhaving van de cookie-regels: de Autoriteit Consument & Markt (“ACM”) en de Autoriteit Persoonsgegevens (“AP”). In beginsel ziet de ACM erop toe dat websites die cookies plaatsen bij gebruikers, zich aan de cookieregels houden, zoals aan het toestemmingsvereiste en de informatieverplichting. Naast de ACM, is de AP bevoegd tot handhaving waar er door middel van cookies persoonsgegevens worden verwerkt (bijvoorbeeld door third part tracking cookies). Zowel de ACM als de AP kunnen bij overtreding van de cookie-regels hoge boetes opleggen (van maximaal EUR 900.000). Uit het Voorstel volgt dat (slechts) AP de bevoegde toezichthouder wordt voor de geldende cookieregels onder de ePrivacy Verordening. Daarbij krijgt de AP dan de bevoegdheid om boetes op te leggen tot EUR 10.000.000, of indien dit hoger is, 2% van de wereldwijde jaaromzet van een rechtspersoon. Dit maakt het belang van compliance met de (nieuwe) cookie-regels direct duidelijk.

Overigens spreekt de ePrivacy Richtlijn noch de voorgestelde ePrivacy Verordening van het begrip “cookies”. Onder de voorgestelde ePrivacy Verordening gaat het om “the use of processing and storage capabilities of terminal equipment and the collection of information from end user’s terminal equipment, including about its software and hardware”.

5

Zie artikel 11.7a, derde lid, Telecommunicatiewet.

6

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EC (Algemene Verordening Gegevensbescherming

7

Zie artikel 4 onder (11) en artikel 7 van de AVG.

8

Zie in dit kader ook European Data Protection Supervisor, Opinion 5/2016, Preliminary EDPS Opinion on the review of the ePrivacy Directive (2002/58/EC), p. 14 -15.

9

Zie overweging 43 van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EC.

10

Overweging 24 van het voorstel voor de ePrivacy Verordening: “For web browsers to be able to obtan enduser’s consent as defined under Regulation (EU) 2016/679, for example, to the storage of third party tracking cookies, they should, among others, require a clear affirmative action from the end-user of terminal equipment to signify his or her freely given, specific informed, and unambiguous agreement to the storage and access of such cookies in and from the terminal equipment.””

11

Overweging 28 van gelekte (onofficiele) versie van het voorstel voor de ePrivacy Verordening: “In case of no active choice or action from the use, the web browser shall be set so that it blocks by default the storage of third party cookies or other types of trackers”, beschikbaar via http://www. politico.eu/wp-content/uploads/2016/12/POLITICO-e privacy-directive-review-draft-december.pdf. 12

Zie paragraaf 3.4 van het Explanatory Memorandum bij het voorstel voor de ePrivacy Verordening.


ADVERTENTIES

OUT NOW!

magna charta magazine presents:

PARSIFAL

AT NATIONALE OPERA EN BALLET

Komt hier uw advertentie? www.avdr.nl

Be the ďŹ rst one to read it all!

www.avdr.nl

They think we do

BAD THINGS but we do them very well

www.avdr.nl


26

>

>

THE INTERVIEWS

Saul Margo (Barrister at Outer Temple Chambers) & Twan Kersten (Lawyer at Van As Advocaten)

1. What did you want to do as a profession when you were a child? Saul Margo: A tennis player – and to win Wimbledon.

2. Why you choose to become a barrister and not a sollicitor? Saul Margo: I wanted to be an advocate and to represent clients in court.

3. Can you explain us the most significant differences between a barrister and a sollicitor? Saul Margo: If you have a bad cold you go to your doctor – if it is more serious he may recommend a specialist. Similarly we are the specialist advocates in law in our chosen subjects.

4.

You are a barrister with the Outer Temple Chambers in London. In the Netherlands our judicial system does not distinguish between lawyers and barristers. I am a lawyer and barrister ‘in one’. How does one become a barrister and later on, ‘silk’?

Saul Margo: Lawyer is a generic term for barrister/ solicitor. See the distinction above. Training for the Bar (as a barrister) is a different course from solicitor. We concentrate more on advocacy skills. When sufficiently senior (15 yrs call) and experienced you may apply to become a QC (you need 12 cases of importance and legal complexity together with 6 judicial references and 6 other legal references). You apply to become a Queen’s Counsel (will become King’s Counsel when Charles succeeds the throne) and then you have

to go through a detailed assessment course and attend an interview.

5.

Your team has a longstanding and distinguished reputation in the field of health and safety. { for Saul in the field of employment law} Do you remember your first case in that area and what was it about?

Saul Margo: I represented a hairdresser who has been unfairly dismissed by the salon where she had worked for a number of years – one day she did something that annoyed her boss and for no apparent reason he told her to leave and not to come back. We won the case.

6. What are the main qualities of a brilliant lawyer/barrister? Saul Margo: Hard work and the need to be articulate but above all judgement and an ability to connect with judges and juries plus the ability to keep an open mind about a case – and being tenacious.

7.

Is there a case with a special importance for you. For example because you were the barrister of a specific precedent was created?

Saul Margo: I have been representing part-time judges who claim they are entitled to a pension. I recently represented a particular group of judges who adjudicate on how much (if any) compensation individuals should receive when they have been injured as a result of a criminal act. We established that all these part-time judges should receive a pension - which will of course transform their retirements.

8. Is there a specific subject (an article or case law) in labour law / Health and safety which you would like to be changed? Saul Margo: My main concern is that, following Brexit, the UK keeps the employment law that we have adopted as a result of EU Directives and which protect workers rights.

9. Are there important consequences regarding labour law / health law attached to the Brexit out of Europe? Saul Margo: Yes, many workers rights are dervied from EU law - including laws relating to working time and protection when the business you work for is sold or the servies taken over by another provider.

10.

Have you had any experiences with duth law or dutch attorneys at law? If so, what was remarkable in those situations? What is the importance of MAGNA CARTA to you?

Saul Margo: I have had no contact with Dutch law.

11. If you could change one article regarding procedural law which article would you change and why? Saul Margo: I think Claimant’s should have more than 3 months after dimissal to bring a claim in the employment tribunal.


27

Saul Margo versus Twan Kersten & Ben Compton QC versus Tessa van den Ende

>

Ben Compton QC (Barrister at Outer Temple Chambers) versus Tessa van den Ende (Lawyer at Nysingh Advocaten)

1. What did you want to do as a profession when you were a child? Ben Compton: I wanted to be a racehorse vet as I rode horses a lot –unfortunately I wasn’t v good at the sciences.

2. Why you choose to become a barrister and not a sollicitor? Ben Compton: The barrister presents the case and argues the issues. Ultimately he/she has the control. It is a more glamorous but risky existence!

3. Can you explain us the most significant differences between a barrister and a sollicitor? Ben Compton: If you have a bad cold you go to your doctor – if it is more serious he may recommend a specialist. Similarly we are the specialist advocates in law in our chosen subjects.

4.

You are a barrister with the Outer Temple Chambers in London. In the Netherlands our judicial system does not distinguish between lawyers and barristers. I am a lawyer and barrister ‘in one’. How does one become a barrister and later on, ‘silk’?

Ben Compton: Lawyer is a generic term for barrister/solicitor. See the distinction above. Training for the Bar (as a barrister) is a different course from solicitor. We concentrate more on advocacy skills. When sufficiently senior (15 yrs call) and experienced you may apply to become a QC (you need 12 cases of importance and legal complexity together with 6 judicial references and 6 other legal references). You apply to become a Queen’s Counsel (will become King’s Counsel when

Charles succeeds the throne) and then you have to go through a detailed assessment course and attend an interview.

5.

Your team has a longstanding and distinguished reputation in the field of health and safety. Do you remember your first case in that area and what was it about?

Ben Compton: My first case in H&S was for a timber company in Wales where an employee had been killed operating a dangerous machine. In those days the fines were far lower (the company was fined 50,000 pounds) , now it would be in the millions.

6. What are the main qualities of a brilliant lawyer/barrister? Ben Compton: Hard work and the need to be articulate but above all judgement and an ability to connect with judges and juries.

7.

Is there a case with a special importance for you. For example because you were the barrister of a specific precedent was created?

Ben Compton: I appeared in the House of Lords (now the Supreme Court) in a case called Chargot which has been the most important case in the last decade in H&S by defining what the prosecution must prove as part of its prima facie case before the burden switches to the defendant company to show that it has taken all reasonably practicable steps when an accident has occurred.

8. Is there a specific subject (an article or case law) in labour law / Health and safety which you would like to be

changed? Ben Compton: I would like some of the EC directives e.g the machinery regs to be made more user friendly as at the moment they are completely indigestible for a normal company!

9. Are there important consequences regarding labour law / health law attached to the Brexit out of Europe? Ben Compton: Brexit will not affect UK H&S law in any material way. The cornerstone of out H&S is the Health and Safety At Work Act 1974 supported by a number of subordinate regulations.

10.

Have you had any experiences with duth law or dutch attorneys at law? If so, what was remarkable in those situations? What is the importance of MAGNA CARTA to you?

Ben Compton: No experience of Dutch law although I have represented Dutch companies and individuals. The importance of Magna Carta cannot be underestimated to the British people as it established the principle that everyone is subject to the law, even the king, and guarantees the rights of individuals, the right to justice and the right to a fair trial.

11. If you could change one article regarding procedural law which article would you change and why? Ben Compton: I would continue to modernize the Court’s approach to young witnesses (particularly in sexual abuse cases) to have all the interviews and cross examination videoed and completed before the trial and then played to a jury. So the victim would not be required to attend court.


28

>

AGENDA

Juni - Juli 2017

Burgerlijk recht Verzekeringsrecht 6 PO

vr 02 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Actualiteiten Procesrecht prof. mr. M.J.A.M. Ahsmann, senior rechter A Rechtbank Den Haag, bijzonder hoogleraar Rechtspleging Universiteit Leiden. 4 PO

di 06 juni 2017 13:00 uur - 17:15 uur

Het Civiele Vonnis mr. H.M. Boone, rechter Rechtbank Den Haag. 4 PO

wo 07 juni 2017 13:00 uur - 17:15 uur

Samenloop van vorderingen en het optimale petitum mr. L. Reurich, raadsheer-plaatsvervanger Hof Den Haag. 4 PO

do 08 juni 2017 13:00 uur - 17:15 uur

Jurisprudentieoverzicht - 2017 mr. dr. G. van Rijssen, raadsheer Hof Arnhem-Leeuwarden. 6 PO

vr 9 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Actualiteiten Contractueel schadevergoedingsrecht: begroten, vorderen en beperken prof. mr. A.L.M. Keirse, hoogleraar Burgerlijk Recht Utrecht Centre for Accountability and Liability Law (Ucall), Universiteit Utrecht, raadsheer Hof Amsterdam. 4 PO

ma12 juni 2017 13:00 uur - 17:15 uur

Jurisprudentieoverzicht 2017 Contractenrecht mr. A.V.T. de Bie, raadsheer Hof Amsterdam. 8 PO

di 13 juni 2017 09:00 uur - 18:15 uur

Jeugdstrafrecht en Civiel jeugdrecht (De nieuwste ontwikkelingen) prof. mr. P. Vlaardingerbroek, hoogleraar Familie- en Personenrecht Universiteit Tilburg, raadsheer-plaatsvervanger Hof ‘s-Hertogenbosch, rechter-plaatsvervanger Rechtbank Rotterdam & mr.bc. A.P. van der Linden, oud-kinderrechter en raadsheer-plaatsvervanger, medewerker Familie- en Jeugdrecht Universiteit Utrecht, plaatsvervangend voorzitter (Tucht)College van Beroep SKJ (Jeugdhulp), voorzitter regionale klachtencommissie Jeugdhulp Eemland. 4 PO

di 13 juni 2017 13:00 uur - 17:15 uur

Uitleg van (commerciële) overeenkomsten mr. L. Reurich, raadsheer-plaatsvervanger Hof Den Haag.

3 PO

di 13 juni 2017 14:00 uur - 17:15 uur

Civiel appel in a nutshell; hoofdlijnen van het grievenstelsel en de devolutieve werking mr. drs. F.J.P. Lock, senior raadsheer Hof Arnhem-Leeuwarden, onderzoeker Radboud Universiteit Nijmegen. 4 PO

wo 14 juni 2017 13:00 uur - 17:15 uur

Dag van het Burgerlijk Procesrecht, Bewijsrecht prof. mr. W.D.H. Asser, hoogleraar Burgerlijk Procesrecht Universiteit Leiden. mr. T.R. Hidma, senior rechter Rechtbank Overijssel, oud-bewerker van het deel Bewijs in de Pitlo-serie. mr. E.A. Messer, senor rechter Rechtbank Midden-Nederland & mr. H.M. Boone, rechter Rechtbank Den Haag. 4 PO

ma 19 juni 2017 13:00 uur - 17:15 uur

Actualiteiten Huurrecht mr. F. van der Hoek, senior rechter Rechtbank Amsterdam.

Arbeidsrecht 5 PO

vr 02 juni 2017 10:00 uur - 16:30 uur

Dag van het Arbeidsrecht 2017 mr. E.W. de Groot, senior rechter Rechtbank Overijssel. mr. M.V. Ulrici, senior rechter Rechtbank Amsterdam. prof. mr. G.C. Boot, hoogleraar Arbeidsrecht Universiteit Leiden, raadsheer Hof Amsterdam. mr. W.J.J. Wetzels, senior rechter A Rechtbank Rotterdam & mr. H.Th. van der Meer, voorzitter van het bestuur Hof Amsterdam, senior raadsheer Hof Amsterdam. 6 PO

vr 09 juni 2017 10:00 uur - 17:00 uur

Jurisprudentieoverzicht 2017 Contractenrecht mr. A.V.T. de Bie, raadsheer Hof Amsterdam.

Arbeids procesrecht & Beëindiging met wederzijds goedvinden mr. P.J. Jansen, senior rechter Rechtbank Noord-Holland & mr. B. Filippo, advocaat SteensmaEven.

4 PO

6 PO

di 20 juni 2017 13:00 uur - 17:15 uur

Samenloop van vorderingen en het optimale petitum mr. L. Reurich, raadsheer-plaatsvervanger Hof Den Haag.

Aanbestedingsrecht 6 PO

vr 16 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Rechtsbescherming & Gunningscriteria mr. H.C. Lejeune, advocaat Paulussen Advocaten N.V. & mr. S.C. Brackmann, advocaat Brackmann Aanbestedingsspecialist. 6 PO

di 27 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Aanbestedingsplicht & Uitzonderingen op de aanbestedingsplicht mr. M.J.J.M. Essers, advocaat Essers Advocaten & mr. H.M.H. Speyart van Woerden, advocaat NautaDutilh N.V.

Bouwrecht, Huurrecht & Bestuursrecht 6 PO

ma 12 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

wo 14 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Personen- en familierecht, Erfrecht 24 PO

6 PO

6 PO

8 PO

wo 21 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Actualiteiten Arbeidsrecht prof. mr. G.C. Boot, hoogleraar Arbeidsrecht Universiteit Leiden, raadsheer Hof Amsterdam. 12 PO

do 22 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur vr 23 juni 2017 09:00 uur - 16:15 uur

Verdieping Arbeidsrecht twee dagen in Maastricht mr. A.J. Swelheim, zelfstandig jurist Arbeidsrecht & mr. drs. M.L.M. van de Laar, advocaat Capra Advocaten. mr. E.W. de Groot, senior rechter Rechtbank Overijssel & mr. P. de Bruin, senior rechter Rechtbank Rotterdam, raadsheer-plaatsvervanger Hof ArnhemLeeuwarden. 6 PO

do 22 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Individueel ontslagrecht en De zieke werknemer in Maastricht mr. A.J. Swelheim, zelfstandig jurist Arbeidsrecht & mr. drs. M.L.M. van de Laaradvocaat Capra Advocaten.

4 PO

6 PO

vr 23 juni 2017 09:00 uur - 16:15 uur

Kijk voor meer informatie op www.avdr.nl

do 01 juni 2017 09:00 uur - 18:15 uur do 22 juni 2017 09:00 uur - 18:15 uur

Basisopleiding Personen- en Familierecht (goedgekeurd door de Raad voor Rechtsbijstand) prof. mr. A.J.M. Nuytinck, hoogleraar Privaatrecht, in het bijzonder Personen-, Familie- en Erfrecht Erasmus Universiteit Rotterdam, hoogleraar Burgerlijk recht, in het bijzonder Personen- en Familierecht Centrum voor Notarieel recht Radboud Universiteit Nijmegen, lid Staatscommissie herijking ouderschap. mr. C.M.C.J. van der Sprong, advocaat KZO | 013 Advocaten. mr. A.V.T. de Bie, raadsheer Hof Amsterdam & drs. I.G.R. HenarGZ en kinder- en jeugdpsycholoog en familiemediator.

Sociale zekerheid en Hoger beroep in het arbeidsrecht mr. B.J.M. de Leest, advocaat Zumpolle Advocaten & mr. H.Th. van der Meer, voorzitter van het bestuur Hof Amsterdam, senior raadsheer Hof Amsterdam.

Actualiteiten Bestuurs(proces)recht prof. mr. dr. K.J. de Graaf, adjunct-hoogleraar Bestuursrecht en duurzaamheid Rijksuniversiteit Groningen, rechter-plaatsvervanger Rechtbank Noord-Nederland. do 15 juni 2017 13:00 uur - 17:15 uur

WWZ en nu ? en Procesrecht in Maastricht mr. E.W. de Groot, senior rechter Rechtbank Overijssel & mr. P. de Bruin, senior rechter Rechtbank Rotterdam, raadsheer-plaatsvervanger Hof Arnhem-Leeuwarden.

do 01 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Actualiteiten Erfrecht prof. dr. F.W.J.M. Schols, hoogleraar Radboud Universiteit Nijmegen. di 13 juni 2017 09:00 uur - 18:15 uur

Jeugdstrafrecht en Civiel jeugdrecht (De nieuwste ontwikkelingen) prof. mr. P. Vlaardingerbroek, hoogleraar Familie- en Personenrecht Universiteit Tilburg, raadsheer-plaatsvervanger Hof ‘s-Hertogenbosch, rechter-plaatsvervanger Rechtbank Rotterdam & mr.bc. A.P. van der Linden, oud-kinderrechter en raadsheer-plaatsvervanger, medewerker Familie- en Jeugdrecht Universiteit Utrecht, plaatsvervangend voorzitter (Tucht)College van Beroep SKJ (Jeugdhulp), voorzitter regionale klachtencommissie Jeugdhulp Eemland. 8 PO

do 29 juni 2017 09:00 uur - 18:15 uur

Jeugdrecht en de advocaat (Jeugdstrafrecht 4 PO en Civiel jeugdrecht 4 PO) mr. drs. P.W.G. de Beer, senior rechter Rechtbank Midden-Nederland & mr. M. van Harskamp, advocaat HB Advocaten. 6 PO/Vaardigheidspunten do 29 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur Familierechtadvocaat van de toekomst mr. E. Loeb, vFAS advocaat-familiemediator,


29

MfN register- en rechtbankmediator, docent en trainer in verschillende opleidingen. 4 PO

S R A N I B E W R AVD

do 29 juni 2017 13:00 uur - 17:15 uur

Alimentatierecht mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, raadsheer Hof Den Haag 6 PO

vr 30 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Actualiteiten Personen- en Familierecht prof. mr. dr. L.M. Coenraad, hoogleraar Privaatrecht Vrije Universiteit Amsterdam, raadsheer-plaatsvervanger Hof Amsterdam.

Ondernemingsrecht Insolventierecht 6 PO

! e n i F e h T inest Of

wo 07 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

F

College Enquêterecht en Aandeelhoudersovereenkomsten mr. M. Brink, advocaat Van Benthem & Keulen N.V. & mr. R.A. Wolf, advocaat Steins Bisschop & Schepel B.V., universitair docent ondernemingsrecht aan de Universiteit Leiden en aan het Institute for Corporate Law, Governance and Innovation Policies (ICGI) van de Universiteit Maastricht. 6 PO

ON

10 PO

do 08 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

€400,-

Actualiteiten Ondernemingsrecht prof. mr. C.A. Schwarz, hoogleraar Ondernemingsrecht Erasmus School of Law, hoogleraar Ondernemingsrecht Universiteit Maastricht 6 PO

LIVDEEMeAnND

di 27 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

College Besluitvorming vertegenwoordiging en Belangenvermenging en tegenstrijdig belang

2012

mr. E.E.G. Gepken-Jager, universitair docent Ondernemingsrecht Rijksuniversiteit Groningen & mr. dr. B. Snijder-Kuipers, kandidaat-notaris De Brauw Blackstone Westbroek N.V.

Mr. Luuk Reurich

NO EQUAL • NO FEAR • NO LIMITS • WWW.AVDR.NL

Strafrecht

Verdiepingscursus strafrecht, twee dagen mr. H.A. Gerritse, senior rechter Rechtbank Midden-Nederland. mr. A. Kuijer, raadsheer Gerechtshof Den Haag, afdeling strafrecht. mr. drs. R. Robroek, wetenschappelijk medewerker Rijksuniversiteit Groningen, rechter-plaatsvervanger rechtbank Amsterdam & mr. H.W.J. de Groot, raadsheer Hof Amsterdam.

Jeugdstrafrecht en Civiel jeugdrecht (De nieuwste ontwikkelingen) prof. mr. P. Vlaardingerbroek, hoogleraar Familie- en Personenrecht Universiteit Tilburg, raadsheerplaatsvervanger Hof 's-Hertogenbosch, rechter-plaatsvervanger Rechtbank Rotterdam & mr.bc. A.P. van der Linden, oud-kinderrechter en raadsheerplaatsvervanger, medewerker Familie- en Jeugdrecht Universiteit Utrecht, plaatsvervangend voorzitter (Tucht)College van Beroep SKJ (Jeugdhulp), voorzitter regionale klachtencommissie Jeugdhulp Eemland.

8 PO

6 PO

12 PO

di 06 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur do 22 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

di 13 juni 2017 09:00 uur - 18:15 uur

do 15 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Actualiteiten Strafrecht prof. mr. Th.A. de Roos, hoogleraar Straf- en Strafprocesrecht Tilburg University. 6 PO

vr 16 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Onderzoek ter terechtzitting mr. P.C. Quak, senior rechter Rechtbank Gelderland. 6 PO

vr 16 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Onderzoek ter terechtzitting mr. P.C. Quak, senior rechter Rechtbank Gelderland.

6 PO

wo 28 juni 2017 10:00 uur - 17:15 uur

Actualiteiten Strafrecht mr. N. Jörg, raadsheer Hoge Raad. 6 PO

do 29 juni 2017 09:00 uur - 18:15 uur

Jeugdrecht en de advocaat (Jeugdstrafrecht 4 PO en Civiel jeugdrecht 4 PO) mr. drs. P.W.G. de Beer, senior rechter Rechtbank Midden-Nederland & mr. M. van Harskamp, advocaat HB Advocaten.


30

Cambridge 2017


31

See you in Cambridge december 2017 ...


32

Leading ­lawyers kei de ­mondelinge ­behandeling

Leading lawyers kei de rechtsgang

031 the interviews jpr

The Interviews DAF 036

Magna Charta magazine Havep

Magna Charta ­magazine tropen museum ­Pelsrijcken

Magna Charta the ­interviews ING 036

Magna Charta van Bladel vs ­Bewilder 033

Magna Charta ­Proceskosten

Magna Charta the ­interviews ­Schiphol 037

Magna Charta Brexit

Arbeidsrecht Voorwaardelijke ­ontbinding en de drie prejudiciële vragen

Magna Charta Uitspraken Hoge Raad Civiel door Pels Rijcken

Magna Charta ­magazine LaDress

Magna Charta De mos

Magna Charta WWZ journaal

Magna Charta Dakota Rotterdam

Magna Charta WWZ interview Sapa

Magna Charta Magazine Hiring & Firing Baker McKenzie

Magna Charta WWZ in de praktijk lll


33

Magna Charta StiPP Care4Care

Magna Charta magazine Forbo

Magna Charta magazine First Ladies of law

Magna Charta magazine RACE

Magna Charta magazine WWZ-TREE

Magna Charta Magazine Leading lawyers aanbestedingsrecht l & ll

Magna Charta Magazine De verleiders

Magna Charta magazine M&A maart 2017

Magna Charta magazine Capra

Magna Charta magazine NUON

Magna Charta magazine Nationaal Militair Museum

Magna Charta magazine Parsifal

Word nu gratis abonnee van het Magna Charta magazine en krijg toegang tot het AvdR archief. www.avdr.nl The interviews, Ben Compton QC versus Tessa van den Ende

The interviews, Saul Margo versus Twan Kersten


NEXT ISSUE JULI-AUGUSTUS

www.avdr.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.