The specialists contractenrecht Mr. Yuri Benjamins

Page 1

THE SPECIALISTS

CONTRACTENRECHT

MAART 2015

MAGNA CHARTA MAGAZINE

MR. YURI BENJAMINS

1

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT


CLASS 2014 -2015

v.l.n.r.: mr. C.M.A. de Koning, mr. P. Halferkamps, mr. M van Langeveld, mr. J.H. Sligchers, mr. D. Mesquita, mr. H. Swaffield (spreekster), mr. T. van der Made, mr. A.M.W.A. van der Hoeven, mr. Y. Benjamins Ontbrekend op de foto: mr. J.C. Brouwer, mr. H. Dogan, mr. J.P.R.C. de Jonge, mr. J.W. Drost 2

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT


THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT

3


De tweede leergang Contractenrecht was voor Magna Charta een succes. In het najaar start de derde groep advocaten met de leergang. Mr. Benjamins, advocaat Quest Advocaten, bijt de spits af met dit nieuwe tijdschrift. Wij van Magna Charta vonden het een erg goed artikel vandaar dat dit eerste tijdschrift aan zijn artikel is gewijd. Veel leesplezier Etienne

4

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT


LEERGANG # 2 CONTRACTENRECHT

2014 -2015 THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT

5


VOORWOORD Recent heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een handzaam arrest gewezen in het kader van een van de essentiële vragen binnen het contractenrecht, namelijk wie zijn de contractspartijen? In het arrest d.d. 17 februari 20151 wordt uiteraard als uitgangspunt genomen dat bepalend is hetgeen zij daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden, zoals door de Hoge Raad is vastgesteld in het Kribbenbijter-arrest.2 Deze over-en-weer formule is later ook teruggekomen in het in dit magazine ook uitgebreid aan de orde komende Haviltex-arrest.3 Voor zover bij het aangaan van de overeenkomst de verklaringen en gedragingen afkomstig zijn van personen die de beoogde contractspartij niet konden binden, geldt dat de betreffende rechtspersoon niettemin aan de overeenkomst is gebonden, indien de wederpartij op grond van een verklaring of gedraging van de beoogde contractspartij of op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de beoogde contractspartij komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid, heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat de beoogde contractspartij bij het sluiten van de overeenkomst werd vertegenwoordigd door personen aan wie de beoogde contractspartij daartoe een toereikende volmacht had verleend.4 Waarbij wij inmiddels ook weten dat een toedoen van de beoogde contractspartij daarbij niet vereist is.5 In het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden onder meer de volgende omstandigheden meegewogen: • De handelende (rechts)persoon (althans vertegenwoordiger) en de beoogde contractspartij (vertegenwoordigde) waren ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst op hetzelfde adres waren gevestigd; • De vertegenwoordiger en vertegenwoordigde maakten van dezelfde postbus, (vrijwel) dezelfde aanduidingen en logo op het briefpapier, van dezelfde website en voerden hun administraties vanuit hetzelfde adres; • De namen van de vertegenwoordiger en de vertegenwoordigde kwamen voor een belangrijk deel overeen; • Op deze wijze werd voor het publiek het beeld gecreëerd van een eenheid tussen beide ondernemingen, zonder dat zonder meer duidelijk was dat sprake was van te onderscheiden rechtspersonen, noch werd dit onderscheid aan de wederpartij duidelijk gemaakt. • Noch in de bevestiging van de overeenkomst, noch in de algemene voorwaarden werd bij de weergave van de opdrachtnemer een aanduiding gehanteerd, waaruit duidelijk bleek wie de contractspartij was. • Ook in de overige correspondentie vond men onvoldoende aanleiding voor de wederpartij om te veronderstellen met een andere rechtspersoon dan de beoogde contractspartij te hebben gecontracteerd. Gezien voorgaande overwegingen zou, ook wanneer er sprake zou zijn van onbevoegde vertegenwoordiging, de wederpartij onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mogen aannemen dat de beoogde contractspartij bij het sluiten van de overeenkomst werd vertegenwoordigd door personen aan wie de beoogde contractspartij daartoe een toereikende volmacht had verleend. Door de vergaande (schijn van) vervlechting tussen beide ondernemingen en hun gezamenlijke presentatie aan het publiek, heeft de beoogde contractspartij de schijn in het leven geroepen, of in ieder geval gelaten, dat de medewerkers van de vertegenwoordiger (ook) bevoegd de beoogde contractspartij vertegenwoordigden. Deze feiten en omstandigheden komen voor risico van de beoogde contractspartij en daaruit kan naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid worden afgeleid, dat de vertegenwoordigde ook daadwerkelijk contractspartij was.

ECLI:NL:GHARL:2015:1093. Hoge Raad d.d. 11 maart 1977, NJ 1977, 521. 3 Hoge Raad d.d. 13 maart 1981, NJ 1981, 635. 4 Hoge Raad d.d. 19 februari 2010, LJN: BK7671. 5 Hoge Raad d.d. 3 februari 2012, LJN BU4909. 1 2

6

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT


INDEX WHO IS YURI BENJAMINS p. 10 HIS SIX THINGS p. 12 UITLEG NOTARIËLE AKTEN p. 14

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT

7


LEERGANG CONTRACTENRECHT SESSIE III START NOVEMBER 2015

Sprekers mr. G.J. Visser

senior raadsheer Hof Amsterdam, rechter-plaatsvervanger Rechtbank Noord-Holland

mr. dr. M.R. Ruygvoorn advocaat Van Benthem & Keulen N.V. Mr. C. Jeloschek

advocaat bij Kennedy Van der Laan

mr. drs. J.H.M. Spanjaard advocaat La Gro Advocaten mr. K.J.O. Jansen

advocaat Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn N.V.

prof. mr. J.H.M. van Erp hoogleraar Vermogensrecht en Europees Privaatrecht Maastricht University mr. W.L. Valk vice-president Hof Arnhem-Leeuwarden, redacteur Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek en Vermogensrecht, bestuurslid Vereniging Burgerlijk Recht

8

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT


mr. dr. H. Wammes raadsheer Hof Arnhem-Leeuwarden, universitair hoofddocent Burgerlijk Recht Radboud Universiteit Nijmegen mr. G.J. Rijken

senior raadsheer Hof Arnhem-Leeuwarden

mr. A.V.T. de Bie

raadsheer Hof Amsterdam

mr. R.J.Q. Klomp

raadsheer-plaatsvervanger Hof Amsterdam

prof. mr. J.B. Spath

hoogleraar Burgerlijk recht Radboud Universiteit Nijmegen

mr. J.J. Dammingh

universitair hoofddocent Burgerlijk Recht Radboud Universiteit Nijmegen

mr. F.J.P. Lock

raadsheer Hof Arnhem-Leeuwarden

H.L. Swaffield

barrister and owner Helen Swaffield Associates Ltd. THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT

9


Who is Yuri Benjamins?

10

LEADING MEN CONTRACTENRECHT


Naam: Yuri Benjamins 13 november 1979 Telefoon: 020 623 4577 E-mail: benjamins@questadvocaten.nl Opleidingen: • Grotius Academie; ‘Onderneming en Aansprakelijkheid’, leergang 2010-2011. • Erasmus Universiteit; ‘Nederlands recht’ (2007). • University of Southwestern Louisiana. • Erasmiaans Gymnasium. Werkervaring: Januari 2007 – heden: Quest Advocaten (voorheen Froon Helmonds Advocaten). Korte omschrijving: Yuri Benjamins, advocaat Quest Advocaten Yuri Benjamins staat met name ondernemers bij in het kader van zakelijke geschillen. Om deze reden heeft hij zich ook gespecialiseerd op de gebied van ondernemingen, aansprakelijkheid en contractenrecht. De juridische bijstand wordt zowel in als buiten rechte verleend en in de afgelopen jaren heeft Yuri veelvuldig opgetreden in complexe juridische procedures. Yuri is in 2007 afgestudeerd aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Op dat moment was hij reeds werkzaam bij Froon Helmonds Advocaten in Amsterdam als juridisch medewerker, waarna hij als advocaat is beëdigd en aldus al enige jaren werkzaam is. Sinds januari 2014 is Yuri toegetreden tot de maatschap en daarmee ook zelf ondernemer geworden, zoals veel van zijn cliënten. In 2017 is de naam van het kantoor gewijzigd en is men verder gegaan onder de naam Quest Advocaten.

LEADING MEN CONTRACTENRECHT

11


His Six things

12

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT


1. Waarom heb je voor de advocatuur gekozen? Na een jaar studeren aan de University of Southwestern Louisiana en aldaar verschillende vakken gevolgd te hebben, van wiskunde tot psychologie en van Engels tot geschiedenis, had vooral het vak ‘Introduction to American Law’ mijn interesse. Het daarop volgende jaar ben ik dan ook in Nederland begonnen aan de studie Nederlands recht. Bij aanvang had ik niet direct het voornemen om advocaat te worden, maar gedurende de studie leek mij dit steeds aantrekkelijker worden. Uiteindelijk ben ik als student stagiair en vervolgens juridisch medewerker werkzaam geweest op het advocatenkantoor, waar ik nog altijd aan verbonden ben en raakte ik ervan overtuigd dat de advocatuur bij mij paste. Niet alleen is het boeiend om complexe juridische vraagstukken op te lossen, maar ook de interactie met de klanten, met wie je toch samen naar de best mogelijke oplossing toewerkt, maakt het een uitdagend en afwisselend vak.

2. Wat is voor jou de betekenis van de magna carta? Voor zover je daarmee op de cursus doelt, is het voor mij vooral een zeer interessante verdieping in het vakgebied contractenrecht. Door op deze wijze met dit vakgebied bezig te zijn, wordt niet alleen de basiskennis weer opgefrist, maar vooral ook dusdanig diep op de stof ingegaan, zodat ik dit vrijwel dagelijks in mijn praktijk kan gebruiken. Voor zover je het bijna 800 jaar oude handvest over vrijheden en rechtspraak bedoelde, geldt dat toch wel kan worden opgevat als het begin van de rechtspraak, zodat het belang daarvan niet kan worden ontkend. Zelf heb ik enige jaren geleden bij een verblijf op Kreta de stad Gortys bezocht om aldaar in het odeion de civiel- en strafrechtelijke inscripties uit de vijfde eeuw voor Christus te bekijken, omdat het verfrissend is om te ervaren hoe men in het verleden al rechtsregels nodig had om de samenleving te organiseren.

3. Welk artikel zou je willen aanpassen uit boek 6 bw en waarom? Art. 6:96 lid 5-7 BW. De betreffende wetgeving ter zake vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, was mijn inziens met name bedoeld om houvast te bieden omtrent de hoogte van de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Naar mijn mening voldeed Rapport Voorwerk II mr. C.M.A. de Koning, ook aan deze bedoeling en is er ten gevolge van de invoering van het bemr. Y. Benjamins treffende artikel juist een onredelijke situatie ontstaan. In de nieuwe situatie wordt niet langer getoetst of het geclaimde bedrag wel redelijk is in verhouding tot de verrichte werkzaamheden, doch slechts beoordeeld of er een veertiendagenbrief is verzonden en of het daarin geclaimde bedrag valt binnen de (maximale) hoogte vastgesteld op een forfaitair percentage van de verschuldigde hoofdsom.

4. Welke uitspraak heeft bij jou het meeste los gemaakt en waarom? Dat is het arrest van de Hoge Raad d.d. 10 juli 2009, NJ 2011, 43 (Vos / TSN). De reden daartoe is dat de beperkte reikwijdte van art. 6:100 BW, maar impliciet ook van art 6:101 BW mij in eerste instantie wel heeft verbaasd, maar uiteindelijk ook wel was te verklaren in het licht van het (niet) gevoerde verweer. Om deze reden is, naar ik aanneem, de navolging van dit arrest dan ook beperkt gebleven. Voor mijn praktijk is het arrest van de Hoge Raad d.d. 13 maart 1981 en de daarmee samenhangende arresten uiteraard veel meer van invloed.

5. Tip of trap? Goed luisteren naar je cliënt is onmisbaar voor het uitoefenen van het vak. Niet alleen om op deze wijze de juiste feiten te kunnen achterhalen, maar vooral ook om te achterhalen wat je cliënt nu wil bereiken met het inschakelen van een advocaat.

6. Wat vind je van de Magna Charta leergang? Kwalitatief van een hoog niveau als gevolg van zeer kundige, alsook even boeiende sprekers. Over het algemeen zeer tevreden met de leergang, absoluut een aanrader voor andere advocaten.

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT

13


Uitleg Notariële Akten

14

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT


1. Inleiding Wanneer partijen bepaalde rechten en plichten ten opzichte van elkaar overeenkomen kan er juridisch worden gesproken van een overeenkomst.1 Vervolgens is het doorgaans van belang de juridische betekenis van de door de contractanten afgelegde verklaringen vast te stellen en de daardoor ontstane rechtsgevolgen te bepalen.2 Maar hoe bepalen we achteraf wat partijen feitelijk en juridisch met hun overeenkomst hebben bedoeld, althans hoe dient een overeenkomst te worden uitgelegd? In de basis vindt uitleg plaats aan de hand van de wilsvertrouwensleer.3 De jurisprudentie heeft in de loop der jaren voorzien in een aantal gezichtspunten, teneinde de wijze van uitleg nader in te vullen. 2. Uitleg contractuele bepalingen Voor de uitleg van contractuele verhoudingen geldt dat niet alleen naar de taalkundige uitleg van de desbetreffende bepalingen behoort te worden gekeken, doch naar hetgeen de contractspartijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij daarbij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.4 Ten behoeve van de werkbaarheid van deze zogenoemde Haviltexnorm5 heeft de Hoge Raad in de jaren daarna een uitwerking gegeven voor in het maatschappelijk verkeer vaak voorkomende type gevallen. Voor geschriften en verhoudingen waarvan de aard meebrengt dat bij die uitleg objectieve maatstaven centraal dienen te staan geldt dat de bewoordingen van de desbetreffende bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn.6 Nadat de Hoge Raad deze zogenoemde CAO-norm had aanvaard zijn er in de jaren daarna diverse vergelijkbare7 overeenkomsten aan de Hoge Raad voorgelegd met de vraag of de CAO-norm ook hierop van toepassing was.8 lthans in de zin van de wet, een overeenkomst komt tot stand door aanbod en A aanvaarding daarvan. 2 A.S.Hartkamp & C.H. Sieburgh (2014). De uitleg van overeenkomsten. In A.S.Hartkamp & C.H. Sieburgh (2014). Mr. C. Assers Hanleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 6. Verbintenissenrecht. Deel III. Algemeen overeenkomstenrecht, (nr. 362). Deventer: Kluwer. 3 Art. 3:33 en 3:35 BW. 4 Hoge Raad d.d. 13 maart 1981, NJ 1981, 635 (Ermes /Haviltex). 5 Welke rechtsregel ook al tot uiting was gekomen in het arrest d.d. 17 december 1976, NJ 1977, 241 (Bunde/Erckens). 6 Hoge Raad d.d. 17 september 1993, NJ 1994, 173 en d.d. 24 september 1993, NJ 1994, 174 (Gerritse / Hydro Agri). 7 Althans met name overeenkomsten/regelingen die naar hun aard bestemd waren de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hadden op de inhoud of formulering van die overeenkomst/regeling, terwijl de onderliggende partijbedoeling voor die derden niet kenbaar was. 8 Dit is door de Hoge Raad bevestigend beantwoord voor een sociaal plan dat niet zelf een CAO is (HR d.d. 26 mei 2000, NJ 2000, 473), een trustakte bij een obligatielening (HR d.d. 23 maart 2001, NJ 2003, 715) en het Bindend Besluit Regres 1984 (HR d.d. 16 mei 2003, NJ 2003, 470).

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het een en ander verduidelijkt in het Pensioenfonds DSM/Fox arrest9, waarbij is bepaald dat tussen de Haviltexnorm en de CAO-norm geen tegenstelling bestaat, maar een vloeiende overgang. Hierbij heeft de Hoge Raad overwogen dat de CAO-norm niet tot een louter taalkundige uitleg leidt.10 Mede ten behoeve van de werkbaarheid voor de praktijk heeft de Hoge Raad evenwel willen aangeven dat de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van het geschrift als geheel, in het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift vaak wel van groot belang is.11 Voor een aantal specifieke overeenkomsten en verklaringen geldt dat deze eerst (rechts)geldig zijn, c.q. kunnen worden uitgevoerd, indien zij zijn opgenomen in, c.q. middels een notariële akte.12 De bedoeling achter deze verplichting is er onder meer in gelegen te verzekeren dat de betrokken partijen een beter inzicht verkrijgen in wat zij willen en kunnen bereiken, alsook dat nauwkeuriger en deskundiger wordt vastgelegd waartoe de betrokken partijen zich jegens elkaar verbinden.13 Daarnaast is van belang dat een notariële akte als authentieke akte dwingend bewijs oplevert van de verklaring in de akte.14 In het hierna volgende zal aan de hand van drie van de meest voorkomende notariële akten, te weten de leveringsakte bij onroerend goed, het testament en de akte huwelijkse voorwaarden, nader worden ingegaan op de uitleg van notariële akten. 3.1. Leveringsakte Met betrekking tot de uitleg van de leveringsakte van een onroerende zaak geldt dat de genoemde vloeiende overgang goed zichtbaar is aan de hand van drie belangrijke arresten. Uitgangspunt voor (bijvoorbeeld) de vraag wat in eigendom was overgedragen, is dat doorslaggevend is wat partijen hadden bedoeld over te dragen.15 Wanneer de koopovereenkomst en de leveringsakte van elkaar afwijken gaat de leveringsakte in beginsel voor, maar tegenbewijs tegen de aanname van de juistheid van de leveringsakte is wel mogelijk.16 De in de leveringsakte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling moet dan volgen “uit de in deze akte opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen omschrijving van de over te dragen onroerende zaak”.17

1

Hoge Raad d.d. 20 februari 2004, NJ 2005, 493 (DSM / Fox). Eerder Hoge Raad d.d. 31 mei 2002, NJ 2003, 110 (Ziekenhuis De Heel/[...]) . 11 Hoge Raad d.d. 17 september 2004, NJ 2005, 169 en Hoge Raad d.d. 20 februari 2004, NJ 2005, 493 (DSM/Fox). 12 Bijvoorbeeld art. 1:115, 3:89 en art. 4:94 BW. 13 Conclusie bij HR 4 mei 2007, NJ 2008, 187, ECLI:NL:PHR:2007:BA1564. 14 Althans tussen partijen o.g.v. art. 156 en 157 Rv. 15 Hoge Raad d.d. 20 februari 1987, NJ 1987, 1002 (Goedhart/Van den Berg). 16 Hoge Raad d.d. 22 april 1994, NJ 1995, 560 (Bouwmeester/Van Leeuwen). 17 Hoge Raad d.d. 8 december 2000, NJ 2001, 350 (Eelder Woningbouw / Van Kammen). Doordat de rechtsstrijd was beperkt tot de vraag welk perceel voorwerp van de levering was, kwam men niet toe aan het leveren van tegenbewijs, hetgeen op zichzelf wel mogelijk was geweest, wanneer bijvoorbeeld levering van het meerdere zou zijn gevorderd op de grond dat de koopovereenkomst die aan de overdracht ten grondslag lag tot levering van een groter perceel verplichtte dan het perceel zoals omschreven in de notariële transportakte. 9

10

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT

15


16

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT


Wanneer nu de obligatoire titel is vastgelegd in de leveringsakte, levert deze leveringsakte tussen de contractspartijen dwingend bewijs op van de waarheid van hetgeen in de leveringsakte door hen omtrent de inhoud van die overeenkomst is verklaard, maar staat daartegen wel tegenbewijs open, waarop de Haviltexnorm van toepassing is.18 Wanneer de leveringsakte meer omvat dan partijen bij de koop zijn overeengekomen, is het meerdere niet in eigendom overgedragen, omdat voor de overdracht daarvan een geldige titel ontbreekt.19 Wanneer de leveringsakte minder omvat dan partijen bij de koop zijn overeengekomen, is het meerdere ook niet in eigendom overgegaan, omdat een geldige leveringshandeling ontbreekt.20 Het voorgaande leidt voor de rechtsvraag wat in eigendom is overgedragen tot een onderscheid tussen de twee voornoemde situaties. In de eerste situatie is tegenbewijs met betrekking tot de partijbedoeling relevant, nu de partijbedoeling kan hebben geleid tot levering van het meerdere. In de tweede situatie niet, daar de partijbedoeling er niet toe kan leiden dat het meerdere is geleverd, doch slechts tot de verplichting dat het meerdere alsnog moet worden geleverd. Echter voor beide situaties geldt dat tegenbewijs21 dat de in de leveringsakte opgenomen tekst niet strookt met de werkelijke bedoelingen van partijen, in beginsel wel mogelijk is.22 Daarbij dient wel in acht te worden genomen dat de uitleg en bewijslevering slechts betrekking hebben op de obligatoire overeenkomst. Voor de uitleg daarvan kan, voor zover de obligatoire overeenkomst in de leveringsakte is weergegeven, de leveringsakte een bewijsfunctie hebben, in de zin van dwingend bewijs behoudens tegenbewijs. 3.2. Testament Een testament wordt vaak bij notariĂŤle akte opgemaakt. Bij de uitleg daarvan staat voorop dat een testament bij uitstek een eenzijdige rechtshandeling is, alwaar de Haviltexnorm weinig houvast zal bieden. Daarnaast geldt dat wettelijk23 is bepaald hoe een dergelijke notariĂŤle akte moet worden uitgelegd. Bij een nadere beschouwing blijkt de uitleg van het testament evenwel goed te passen binnen de hiervoor uiteengezette uitgangspunten. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever met art. 4:46 BW heeft bedoeld dat bij de uitleg de in lid 1 bedoelde verhoudingen en omstandigheden niet uit het testament zelf Hoge Raad 22 oktober 2010, NJ 2011, 111. Hoge Raad d.d. 22 april 1994, 1995, 560 (Bouwmeester/Van Leeuwen). 20 Hoge Raad d.d. 8 december 2000, NJ 2001, 350 (Eelder Woningbouw / Van Kammen). 21 Waartoe uiteraard wel voldoende moet zijn gesteld. 22 Hoge Raad d.d. 20 januari 2012, NJ 2012, 260. 23 Uit art. 4:46 lid 1 BW volgt dat bij de uitleg dient te worden gelet op de verhoudingen die erflater met het testament kennelijk heeft willen regelen en op de omstandigheden, waaronder de uiterste wil is gemaakt. In lid 2 is vervolgens bepaald dat daden of verklaringen van de erflater buiten de uiterste wil slechts voor uitlegging van het testament moge worden gebruikt, wanneer dat testament zonder die betreffende daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft. 18 19

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT

17


kenbaar behoeven te zijn.24 Wanneer men op die wijze niet tot een duidelijke zin komt, geldt vervolgens een nog ruimere uitleggingsmogelijkheid, in de zin dat ook gebruik kan worden gemaakt van daden of verklaringen van de erflater buiten de uiterste wil om.25 Derhalve geldt ook bij uitleg van het testament op grond van art. 4:46 BW niet een zuiver grammaticale maatstaf, ook niet wanneer het testament op het eerste gezicht duidelijk lijkt te zijn. Immers voor de vraag of een testament duidelijk is, moet ook in aanmerking worden genomen de verhoudingen die erflater met het testament kennelijk heeft willen regelen en op de omstandigheden, waaronder de uiterste wil is gemaakt.26 Bij de uitleg van een testament gaat de bedoeling van de erflater derhalve boven de letterlijke tekst, zij het dat men zich daarbij dient te beperken tot de in art. 4:46 lid 1 BW bedoelde verhoudingen en omstandigheden. Eerst wanneer deze wijze niet tot een duidelijke zin leidt, geldt de ruimere uitleggingsmogelijkheid van lid 2. 3.3. Huwelijkse voorwaarden Met betrekking tot de uitleg van huwelijkse voorwaarden geldt dat het vaste jurisprudentie is dat zulks dient te geschieden aan de hand van de Haviltexnorm.27 Voorts is duidelijk dat hierbij mede gewicht toekomt aan hetgeen de notaris in het kader van zijn voorlichting aan partijen heeft medegedeeld omtrent de inhoud en strekking van de bepalingen in de huwelijkse voorwaarden, en aan de betekenis die veel voorkomende bepalingen in huwelijkse voorwaarden volgens notarieel gebruik normaal gesproken hebben.28

4. Conclusie Op basis van de drie besproken vormen van notariële akten kan dan ook worden gesteld dat het uitgangspunt dient te zijn dat de contractuele verhoudingen niet louter naar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van de akte dienen te worden beantwoord31, hetgeen ook de achtergrond is van zowel de Haviltex- als de CAO-norm. Vanwege de (verplichte) betrokkenheid van een notaris, komt vervolgens mede gewicht toe aan hetgeen de notaris in het kader van zijn voorlichting aan partijen heeft medegedeeld omtrent de inhoud en strekking van de bepalingen opgenomen in de notariële akte en aan de betekenis die veel voorkomende bepalingen volgens notarieel gebruik normaal gesproken hebben.32 Voor notariële akten in het bijzonder geldt voorts de dwingende bewijskracht daarvan, echter ook daartegen is tegenbewijs mogelijk. Eenzelfde conclusie geldt indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, ook alsdan geldt dat tegenbewijs van een taalkundige uitleg mogelijk is.33 Weliswaar dient er bij de uitleg van notariële akten dan ook veel waarde te worden gehecht aan de gekozen bewoordingen, maar het blijft een Nederlands geschil, in de zin dat dat wanneer wordt gesteld dat de in de akte opgenomen tekst niet overeenkomt met de daadwerkelijke partijbedoelingen, tegenbewijs van de veronderstelling dat de notariële akte de partijbedoelingen weergeeft mogelijk is, waarop de Haviltexnorm van toepassing is. lthans dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op A grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. 32 Vergelijkbaar met de overwegingen in het arrest van de Hoge Raad d.d. 20 februari 2004, NJ 2005, 493 (DSM/Fox) dat in praktisch opzicht de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift vaak wel van groot belang is 33 Hoge Raad d.d. 19 januari 2007, NJ 2007, 575 (Meyer / Pontmeyer), Hoge Raad d.d. 29 juni 2007, NJ 2007, 576 (Derksen / Homburg) en Hoge Raad d.d. 5 april 2013, NJ 2013, 214 (Lundiform / Mexx). 31

Hoewel het uitgangspunt dus de Haviltexnorm is, is de taalkundige betekenis die de bewoordingen, gelezen in de context van de notariële akte als geheel, in notariële kring hebben, wel van groot belang. Dit geldt in het bijzonder wanneer de contractspartijen bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden niet hebben gesproken over de inhoud van de betreffende bepaling en de redactie geheel hebben overgelaten aan de notaris.29 Om deze reden dient de partij, die een andere uitleg voorstaat dan een dergelijke objectieve uitleg, tenminste uitdrukkelijk te stellen en onderbouwen dat het resultaat van een dergelijke uitleg niet strookt met hetgeen partijen zijn overeengekomen, althans hebben beoogd te bereiken.30 vA I, Parl. Gesch. Vaststellingswet Erfrecht, p. 281. M Hoge Raad d.d. 17 november 2000, NJ 2001, 349. 26 Hoge Raad d.d. 11 oktober 2013, NJ 2014, 127. 27 Zie onder meer Hoge Raad d.d. 3 september 2010, RvdW 2010, 973 en Hoge Raad d.d. 19 januari 2007, RvdW 2007, 107. 28 Hetgeen ook past binnen de eis dat huwelijkse voorwaarden bij notariële akte worden aangegaan. Zie bijvoorbeeld Hoge Raad d.d. 4 mei 2007, NJ 2008, 187. 29 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 5 november 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8333. 30 Conclusie bij arrest van de HR d.d. 25 februari 2011, NJ 2011,99, ECLI:NL:PHR:2011:BO7277. 24 25

18

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT


THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT

19


CONTRACTEN EN PROCEDEREN CHRIST CHURCH COLLEGE OXFORD 26 T/M 30 SEPTEMBER 2015

Sprekers mr. G.J. Vissersenior

raadsheer Hof Amsterdam, rechter-plaatsvervanger Rechtbank Noord-Holland

mr. R.J.Q. Klomp

raadsheer-plaatsvervanger Hof Amsterdam

prof. mr. R.J. Verschoof hoogleraar Staatsrecht, Bestuursrecht en Rechtstheorie Universiteit Utrecht,

senior rechter A Rechtbank Midden-Nederland, raadsheer-plaatsvervanger

Hof Den Haag

prof. mr. W.D.H. Asser

hoogleraar Burgerlijk Procesrecht Universiteit Leiden

20

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT


THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT

21


GOLF 20 T T E A M L A W Y E R S VS

DE WI NNA A RS WI NNEN HET MAG NA CH A RTA SHI ELD 22

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT


TEGEN 20 TEAM PROFESSORS

17 september 2015

THE SPECIALISTS CONTRACTENRECHT

23


THIS IS

MAGNA CHARTA


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.