N B U RG
#december 2016 | LIMITED EDITION
magazine
ARD E EL WA E T S A AT K
www.avdr.nl
#Annotations Hugo Hugo Smit Smit
Proceskosten 2,7 miljoen afgewezen - Geen misbruik Hoge raad vergeet 8 rapporten Gert Gert Jan Jan Boeve Boeve
Motivering van een proceskostenveroordeling ad â‚Ź 157.253,62 Caspar Caspar Janssens Janssens
Hoge Raad 12 juni 2015 Cindy Cindy Snelders Snelders
#Questions& Answers
Jarenlang ten onrechte geprocedeerd en toch geen vergoeding van de daadwerkelijke advocaatkosten
Hugo Smit Gert Jan Boeve Caspar Janssens Cindy Snelders
magazine
www.avdr.nl
2
| december 2016
A new vision for... Magna Charta Magazine FIRST NEVER FOLLOWS
Met elke maand interviews, films, artikelen, annotaties en nog veel meer. Gratis voor iedereen toegankelijk.
WE
BIN
AR S
Start reading today!
december 2016 |
AVDR
3
magazine
Gert Jan Boeve
Cindy Snelders
4
| december 2016
Hugo Smit
Caspar Janssens
december 2016 |
5
Content
9
Editor's Letter
11
Hugo Smit Advocaat | Smit & de Bliek
12
Questions&Answers with Hugo Smit
18
Annotation Proceskosten 2.7 miljoen afgewezen - Geen misbruik - Hoge Raad vergeet 8 rapporten by Hugo Smit
27
Gert Jan Boeve Advocaat | Van Benthem & Keulen N.V.
6
| december 2016
28
Questions&Answers with Gert Jan Boeve
34
Annotation Motivering van een proceskostenveroordeling ad â‚ŹÂ 157.253,62 by Gert Jan Boeve
43
Caspar Janssens Advocaat bij de Hoge Raad | Kneppelhout & Korthals Advocaten N.V.
44
Questions&Answers with Caspar Janssens
48
Annotation Hoge Raad 12 juni 2015 by Caspar Janssens
57
Cindy Snelders Advocaat | Dirkzwager
58
Questions&Answers with Cindy Snelders
64
Annotation Jarenlang ten onrechte geprocedeerd en toch geen vergoeding van de daadwerkelijke advocaatkosten by Cindy Snelders
www.avdr.nl
december 2016 |
7
JUST ANOTHER N I G H T AT T H E CASTLE just avdr
8
| december 2016
Editors Letter Met uitzondering van rechterlijke beslissingen in non-contentieuze procedures bevat elke rechterlijke uitspraak een beslissing over de proceskosten. Daarmee is het rechterlijk oordeel over de proceskosten zonder enige twijfel verreweg het meest voorkomende oordeel in de rechtspraktijk. En toch is de proceskostenveroordeling een ondergeschoven kindje: veelal wordt volstaan met een vordering de wederpartij te veroordelen kosten rechtens. Tijd dus om dit onderwerp eens nader uit te diepen aan de hand van vier arresten waarin de Hoge Raad de afgelopen jaren wĂŠl vragen over de proceskostenveroordeling werden voorgelegd. Wij nodigden vier advocaten uit over dit onderwerp te schrijven en om medio september voor een fotosessie langs te komen op Kasteel Waardenburg. Het werd een memorabele nazomermiddag, niet alleen vanwege het tropische weer, maar ook door de gedrevenheid die deze advocaten, jong en oud, stuk voor stuk kenmerken. Wij wensen u veel leesplezier. Etienne van Bladel Directeur Academie voor de Rechtspraktijk
Magna Charta magazine is een uitgave van:
Contactgegevens:
Academie voor de Rechtspraktijk
Academie voor de Rechtspraktijk Interne cursuslocatie Kasteel Waardenburg
Redactie:
G.E.H. Tutein Noltheniuslaan 7
Etienne van Bladel, AriĂŤn Pons
(navigatie: nr 1), 4181 AS WAARDENBURG
& Sharon Olivier van Genderen
T: 030-220 10 70 Traditionele cursussen T: 030-303 10 70 Webinar cursussen
Ontwerp en realisatie:
F: 030-220 53 27
Mark Pollema
E-mail: info@avdr.nl
Manon van Roosmalen Advertenties: Etienne van Bladel ISBN: 9789462286375
december 2016 |
9
FIRST NEVER FOLLOWS
www.avdr.nl
10
| december 2016
Hugo Smit
Hugo Smit (68), studie UvA en beëdiging op 30 januari 1974, kan bogen op een interessante carrière van 43 jaar Advocatuur via 6 kantoren, te weten (1)Van Haersolte, Kalff en Kappeijne thans Nauta Dutilh te Amsterdam (1973-1977), daarna te Rotterdam (2) Schaap & Partners (977-1997), (3) Trenité Van Doorne, later Simmons & Simmons(1997-2005), alwaar Head Litigation Nederland en kantoorprocureur, (4) Smit Advocatuur, i.s.m. Van Dunné Witholt Golterman (20052008), (5) i.s.m. Conway & Partners (2009-2012) en (6) als Smit & de Bliek, samen met mr. J. (Johan) de Bliek (2013 tot heden). Hugo Smit adviseert en procedeert op het gebied van ondernemingsrecht, contractenrecht, bouwzaken en technische projecten. Hij bekleedde enkele commissariaten en was Arbiter FENEX (Federatie van Nederlandse Expediteursorganisaties, 1979 – 2005) en Arbiter NAI (Nederlands Arbitrage Instituut, 1984 - 2002). Lidmaatschappen van IBA (International Bar Association), AmCham Netherlands (American Chamber of Commerce), N.JV., NVvP, Vereniging voor Bouwrecht, Vereniging Handelsrecht, Vereniging voor Internationaal Recht, Vereniging voor Auteursrecht, Rotterdams Juridisch Genootschap, Lid Nederlands-Duitse Kamer van Koophandel.
december 2016 |
11
Vragen aan Hugo Smit Wat was uw leukste zaak?
"Wat was de leukste zaak in mijn 43 jarige praktijk? Heel moeilijk te beantwoorden, omdat ik als zondagskind in de advocatuur heel veel uitzonderlijke, boeiende en soms gekke zaken heb mogen behandelen. Ik pik eruit de kippensex zaak van 9 jaar geleden, een geruchtmakende zaak met veel publiciteit. De dierenbescherming had in landelijke bladen het nieuws gelanceerd dat Nyenrode studenten in de groentijd sex hadden moeten hebben met kippen. Studenten werden op straat uitgescholden als “kippenneukers”. Nyenrode kwam zeer in opspraak. Vaders kondigden aan hun financiële steun stop te zetten. Internationaal dreigden goede contacten verloren te gaan. De kippensex haalde Der Spiegel, de Standaard en de Wallstreet Journal. Namens Nyenrode voerde ik een Kort Geding. De aantijgingen waren (totaal) verzonnen. Het was (pure) laster en smaad. Vonnis van 29 november 2007 voorzieningenrechter Rechtbank Den Haag in de zaak Nyenrode Business Universiteit tegen de Landelijke Inspectiedienst (LID) van de Dierenbescherming. Ieder spoor van bewijs van sex met kippen ontbrak . De uitlatingen van LID over sex van Nyenrode studenten met kippen zijn onrechtmatig geoordeeld. LID veroordeeld te rectificeren in landelijke bladen, dat geen seks door studenten met kippen heeft plaatsgevonden, met dwangsom."
12
| december 2016
Welk arrest heeft bij u veel “losgemaakt” vanuit juridisch oogpunt?
"Van de 20 zaken in mijn praktijk, die het tot bij de Hoge Raad hebben gebracht vind ik juridisch en maatschappelijk nog steeds veel voldoening in het volgende arrest": HR 26 februari 1988, NJ 1988,490 Vehacé (Van Heek & Co) / Bedrijfspensioenfonds voor de textiel. "Van Heek had pensioenen werknemers ondergebracht bij Nationale Nederlanden. Het pensioenfonds vocht dat aan, en vond dat die pensioenen bij haar ondergebracht moesten worden. Dat won het pensioenfonds. Maar weigerde vervolgens die pensioenen te indexeren en verhogingen en toeslagen toe te kennen. Nadat Van Heek was geliquideerd en alle schulden (36 miljoen) waren afbetaald, wenste Van Heek (mijn cliënt) ten behoeve van haar ex-werknemers de hogere aanspraken geldend te maken tegen het pensioenfonds. Dat weigerde en beriep zich op de niet ontvankelijkheid van Van Heek, stellende dat een geliquideerde vennootschap dat niet meer kan doen. De Rechtbank honoreerde dat verweer, maar Hof en Hoge Raad oordeelden dat een vennootschap in liquidatie voor de rechten van ex-werknemers mocht opkomen. Een mooie principiële overwinning van de werkgever tegen de vakbond, waarin de werkgever zich een stuk socialer toonde dan de vakbond."
Questions& Answers
december 2016 |
13
Waar bent u momenteel mee bezig, juridisch gezien?
"Een interessante zaak voor een private partij, Rail Side B.V. te Rotterdam tegen het staatsbedrijf Prorail. Het geschil betreft de groen portefeuille, ca 1200 ha grond in heel Nederland, gelegen rond spoorbanen, eigendom van Rail Side, waarover een Raamovereenkomst met Prorail bestaat. Volgens Rail Side gaat het om een belang van meer dan 200 miljoen Euro, volgens de prijzen van de Raamovereenkomst. Er zijn tussen partijen 3 Kort Gedingen gevoerd en er is een bodemprocedure aanhangig. Op dit moment trachten partijen er via mediation uit te komen. Daarnaast blijft de zaak Westenberg mij dagelijks bezig houden. Zie mijn boek “De Liegende Rechter�, in september 2016 verschenen bij Prometheus."
14
| december 2016
december 2016 |
15
AVDR INCOMPANY
ONDERNEMINGSRECHT | COMPLAINCE | ARBEIDSRECHT
16
| december 2016
T | MEDEDINGINGSRECHT EN STAATSSTEUN
december 2016 |
17
Proceskosten 2.7 miljoen afgewezen Geen misbruik - Hoge Raad vergeet 8 rapporten Noot bij Hoge Raad 29-06-2007, C05/298HR , ECLI:NL:HR:2007:BA3516 - Waterschappen Regge & Dinkel en Groot Salland / MilieuTech Beheer.
Na fel verweer komt er een NAI vonnis: Hf 50,5 miljoen schadevergoeding. Dan gaat de trukendoos van de waterschappen pas goed open. Er volgen 4 Kort Gedingen. Zij verliezen. Dan een verzoek tot herziening van het vonnis wegens na de arbitrage “ontdekt” bedrog. Afgewezen. Laatste truc: we hebben nóg een bedrog ontdekt, dus een 2e herzieningsverzoek. Ook afgewezen. Dan vordert MilieuTech vergoeding van o.a. 2.7 miljoen aan proceskosten wegens misbruik van procesrecht. Hof wijst toe, maar de Hoge Raad casseert. Geen misbruik. Het verzoek van AvdR een noot te schrijven bij dit arrest raakt een zenuw. Als voormalig advocaat van MilieuTech had ik negen jaar geleden grote moeite het oordeel van de Hoge Raad te aanvaarden. En nog steeds, nu ik de zaak weer bekijk. Als er ooit sprake was van misbruik van (proces)recht, dan was het hier, meen ik,
18
| december 2016
maar de Hoge Raad oordeelde anders De zaak is een cause célèbre, een rechtsstrijd van 9 jaar (1998 – 2007) met 20 rechterlijke uitspraken. MilieuTech wint 19 keer, maar verliest de laatste ronde. Wat speelde er? Het ingenieursbureau MilieuTech Beheer ontwerpt en bouwt voor twee Waterschappen, Regge & Dinkel en Groot Salland, een fabriek om slib uit gemalen te verbranden. Bij de verbranding raken de ovens oververhit en de fabriek gaat teniet. Het blijkt dat de waterschappen veel minder vervuiling (dus een te lage verbrandingswaarde) hebben opgegeven aan MilieuTech. De ovens zijn ontworpen op een temperatuur van 1200 graden. Omdat het slib veel sterker was vervuild dan opgegeven, werden de ovens veel warmer. MilieuTech vordert in een NAI arbitrage schadevergoeding van Hf 109 miljoen van de waterschappen, die worden bijgestaan door de plaatsvervangend Landsadvocaat mr. X. Er wordt Hf 50,5 miljoen toegewezen.
Overzicht 20 uitspraken in MilieuTech zaak – Inkijk in ongebreidelde proceslust 1. Tussenvonnis NAI 24 juli 1998: Beroep van Waterschappen op onbevoegdheid NAI afgewezen. 2. Tussenvonnis NAI 24 januari 2000: Waterschappen aansprakelijk geoordeeld. 3. KG vonnis 27 maart 2000 Rb Zwolle: Verzet Waterschappen tegen voorschot afgewezen. 4. Afwijzing NAI 5 april 2000: Bezwaren Waterschappen tegen vermeerdering van eis verworpen. 5. Tussenvonnis NAI 28 april 2000: Verzoek van Waterschappen om aanvullend vonnis afgewezen. 6. Beslissing NAI 15 mei 2000: Verzoek Waterschappen oproeping in vrijwaring afgewezen.
Annotation by Hugo Smit
december 2016 |
19
7. Beslissing NAI 19 juni 2000: Verzoek
Het Hof verwierp het: er was geen bedrog, en zeker
Waterschappen tot indiening nadere memorie
geen pas na de arbitrage ontdekt bedrog.
afgewezen. 8. Beschikking 30 november 2000 Rb R’ dam: Verzoek
2e Herzieningsverzoek afgewezen
Waterschappen schorsing afgewezen.
Zoekt en gij zult vinden. Zo vonden de Waterschappen
9. Arbitraal Eindvonnis NAI 22 december 2000:
een 2e bedrog. Dus, een 2e gang naar het Hof
schadevergoeding Hf 50,5 mln
Den Haag. MilieuTech zou ten onrechte in de arbitrage
10. Beschikking 18 januari 2001 Hof Den Haag:
hebben gesteld dat de temperatuur boven de
Verzoek Waterschappen schorsing afgewezen.
1600 graden was uitgekomen. Ook dat was nonsens,
11. Vonnis 8 februari 2001 President Rb Rotterdam:
vond het Hof en wees andermaal het verzoek
Verzet Waterschappen executie afgewezen.
af. Het rapport van Tauw, waar de Waterschappen
12. KG vonnis 6 maart 2001 President Rb Almelo:
zich op beriepen, werd immers weerlegd door
Verzet Waterschappen executie afgewezen.
andere rapportages, waar MilieuTech in redelijkheid
13. Arrest 21 februari 2002 Gerechtshof Den Haag:
niet aan behoefde te twijfelen. De bewering van
Vordering tot herroeping afgewezen (1e keer).
bureau Tauw, dat MilieuTech gegevens zou hebben
14. Arrest 26 november 2002 Gerechtshof Arnhem:
achtergehouden is gemotiveerd bestreden en
Hoger beroep Waterschappen afgewezen.
niet bewezen.
15. Vonnis 22 januari 2003 Rb Rotterdam: Vordering
Waterschappen afgewezen
Ecoswiss / Benetton: een soortgelijke reeks – Generale repetitie voor mr. X
17. Arrest 7 augustus 2003 Gerechtshof Den Haag:
Desperaat benaderden de Waterschappen rechters
Vordering tot herroeping afgewezen (2e keer)
in verschillende arrondissementen. Tevergeefs. Het
18. Arrest 4 mei 2004 Hof Arnhem: 2e herziening was
Hof Arnhem merkte op dat de Water¬schappen zich
misbruik van procesrecht.
schuldig maakten aan forumshopping. De nutteloze en
tot vernietiging NAI vonnis afgewezen. 16. Arrest 20 juni 2003 Hoge Raad: Cassatieberoep
19. Arrest 16 augustus 2005 Hof Arnhem: 2e vordering kansloze rechtsstrijd van de Waterschappen tegen het tot herroeping was onrechtmatig, misbruik,
arbitrale vonnis vertoonde frappante overeenkomsten
20. Arrest 29 juni 2007 Hoge Raad: vernietiging
met een ander cause célèbre, Ecoswiss/Benetton,
arrest Hof Arnhem, 2e herzieningszaak geen
waarin een zelfde soort reeks uitspraken werd
misbruik
gedaan, te weten:
1e Herzieningsverzoek afgewezen
1. Rb Den Haag 19/9/1995 Vordering Benetton tot
De waterschappen vorderden herziening, omdat
schorsing executie vonnis afgewezen.
bedrog zou zijn gepleegd door MilieuTech met a)
2. Hof Den Haag 22 januari 1996 Vordering Benetton
een te hoge LHV, b) een te hoog fosfaat- en
tot schorsing afgewezen
stikstofgehalte, c) onjuiste AVR cijfers en d)
3. Hof Den Haag 15 februari 1996. Benetton niet
misleiding rond meetverlichtingen.
ontvankelijk
20
| december 2016
4. Hof Den Haag 28 maart 1996. Verzoek Benetton
• In beide zaken zijn dezelfde kansloze stellingen
om zekerheidstelling wordt afgewezen.
geponeerd.
5. Rb Den Haag 2 oktober 1996. Vordering Benetton
• In beide zaken zijn de procedures van de
tot vernietiging vonnis afgewezen.
veroordeelde partij als roekeloos te kwalificeren.
6. HR 21 maart 1997. Arrest Hof bekrachtigd en
• In beide zaken was de tot betaling van Hf 50 miljoen
vordering tot schorsing vonnis blijft afgewezen.
veroordeelde een slechte verliezer
7. HR 21 maart 1997. Hoge Raad stelt vragen aan het • In beide zaken was de advocaat van de Hof van Justitie Europese Gemeenschap. 8. Hof Den Haag 17 december 1998. Verzoek
tegenspartelende verliezer dezelfde mr. X
Benetton schorsing vonnis af gewezen
Geen misbruik?
9. Hof van Justitie 1 juni 1999. Antwoorden op de
Toen de waterschappen hun kruistocht tegen het NAI
gestelde vragen in het arrest van 21 maart 1997.
vonnis begonnen, heeft ondergetekende hen
10. Hof Den Haag 16 september 1999. Vordering
gewaarschuwd, dat dit misbruik van recht zou zijn,
Benetton tot herziening vonnis afgewezen.
wegens kansloos procederen, daarbij verwijzend
11. HR 25 februari 2000 Vernietiging op één
naar Ecoswiss/Benetton. Ik heb hen er met zoveel
onderdeel, overigens geen onjuiste rechts-
woorden op gewezen dat hun advocaat, mr. X, ook
opvatting.
de advocaat van Benetton was geweest en als geen
12. HR 25 februari 2000 Cassatieberoep Benetton
ander wist welk een roemloze afgang die bij de
verworpen. Geen toetsing inhoud vonnis
rechters had gemaakt. Maar de waterschappen en mr. X luisterden niet Alle trucs werden weer van de
De frappante overeenkomsten tussen MilieuTech/
kastplank gehaald. Het waren voor MilieuTech
Waterschappen en Ecoswiss/Benetton zijn:
geldverslindende procedures. Met een roemloze ondergang van de waterschappen als te verwachten
• In beide zaken betrof het een NAI Arbitrage en een
resultaat.
NAI vonnis • In beide zaken volgde een veroordeling tot betaling
Dus claimde MilieuTech, zoals aangekondigd, o.a. alle
van ca. Hf 50 mln.
nodeloos gemaakte proceskosten, bij elkaar de
• In beide zaken heeft de verliezer bij het Hof Den
lieve som van € 2.700.000,-- wegens onrechtmatig
Haag twee keer herziening gevorderd
handelen, misbruik van recht. In 2005 wees het
• In beide zaken werd het beroep van de verliezer op
Hof Arnhem die vordering inzake de 2e herziening toe.
ondeugdelijke motivering afgewezen
Dat 2e verzoek was volgens het Hof een slag in
• In beide zaken betrof het niet een (beweerdelijk) ná
de lucht, ontbeerde ieder bewijs dat de oven-
de arbitrage ontdekt bedrog.
temperatuur niet boven 1600 graden was uitgekomen
• In beide zaken berustte het arbitrale vonnis niet op
en dat MilieuTech dat zou hebben geweten. Instellen
het (beweerdelijke) bedrog.
2e herzieningsprocedure was dus volgens het Hof
• In beide zaken was er geen bewijs voor het
misbruik van recht. De Waterschappen hadden
(beweerdelijk) bedrog.
moeten begrijpen dat hun 2e herziening geen kans
december 2016 |
21
van slagen had. Het ging bovendien niet om 1600
• Handmatige metingen MilieuTech met pyrometer:
maar om de overschrijding van 1200 graden.
temperatuur opgelopen tot 1600 graden
Terzijde: vlak voordat de pleidooien bij het Hof
• Thermische meetapparatuur Thermo-Electra heeft
begonnen kwam raadsheer Tjittes op de gang aan
temperatuur vastgesteld oven 1600 graden
zwaaiend met een boek en riep naar raadsheer
• Opinie GEMCO Furnaces dat temperaturen boven
Makkink, de voorzitter, “Ik heb het gevonden”. Het was
1600 graden zijn uitgekomen
de dissertatie van Van der Wiel uit 2004 “ De
• Opinie van de deskundigen over het algemene
rechtsverhouding tussen procespartijen”. MilieuTech
schadebeeld en de beschadiging ovenwand
beriep zich n.l. op een advies van Van der Wiel, dat
• Rapport Haskoning
het 2e herzieningsverzoek misbruik van recht was.
• Inspectie rapport Gouda Vuurvast
Of het geholpen heeft zullen we nooit weten, maar het Hof concludeerde ook tot misbruik.
MilieuTech had nimmer bedrog toegerekend kunnen worden, omdat zij zich nadrukkelijk op die
De Waterschappen stelden cassatieberoep in. Met
niet weerlegde rapporten had beroepen. De Hoge
verbijstering zag MilieuTech in 2007 dat de Hoge
Raad zag niet dat schermen met het rapport
Raad het Arnhemse arrest casseerde en de vordering
Tauw een pure chicane was om een 2e herziening te
van MilieuTech afwees. De Hoge Raad
vorderen Ook ging de Hoge Raad niet in op de
oordeelde (rov.4.3) dat de waterschappen een
door het Haagse Hof in de 1e Herziening uit de
vordering hebben ingesteld waarvan niet kan worden
dissertatie van Ten Kate geciteerde regel dat er geen
aangenomen dat deze op voorhand geheel kansloos
ruimte is voor herziening als het resultaat van de
was, gezien het beargumenteerde en
oneerlijke proceshouding, indien al aangetoond (in
gedocumenteerde rapport van bureau Tauw, dat
casu niet het geval), reeds voorafgaand aan de
uitzicht bood op een kans van slagen. Dus geen
uitspraak als onjuist is onderkend en betwist.
misbruik volgens de Hoge Raad. Een laatste kanttekening. De overweging dat met Het kan soms heel goed, en soms zelfs een zegen zijn
recht gebruik is gemaakt van “de bevoegdheid
dat de Hoge Raad zich niet alleen met het
nogmaals het oordeel van de burgerlijke rechter te
recht bezig houdt, maar ook met de feiten. Maar dan
vragen” (rov.4.6) lijkt niet juist. Daar is een
moet de Raad dat wel goed doen. En niet, zoals
buitengewoon rechtsmiddel als herziening niet voor.
in casu, feiten niet meewegen, zoals acht rapporten,
Zie HR 25/2/2000.
die het rapport Tauw als ondeugdelijk aanwezen,
Het lijkt of hier de smeekbede van mr. X, “ik maak
te weten:
toch geen misbruik van procesrecht” is verhoord.
• Audit Witteveen + Bos: temperatuur was voortdurend Saillant detail: voormalig PG Fokkens heeft in 2012 bij tot boven de 1600 graden opgelopen
het afscheid van Jhr. Mr. A. Huydecoper als
• Opinie ir. R.A. Ponsen, temperatuur is tot boven
AG bij de Hoge Raad, welke afscheid is beschreven in
1600 graden opgelopen
het boek De Liegende Rechter (pag.256/257),
22
| december 2016
geciteerd uit de Conclusie van Huydecoper bij dit arrest. Dit ter illustratie van de specifieke stijl van Huydecoper. Ondergetekende en mr. X mochten bij dat afscheid aanwezig zijn. Small world. Nu ik de stukken negen jaar na dato nog eens heb nagelezen, kan ik weer van dit arrest niet slapen. Dus snel over en sluiten.
december 2016 |
23
24
| december 2016
december 2016 |
25
Keep searching for new challenges
www.avdr.nl
26
| december 2016
Gert Jan Boeve
Gert Jan Boeve (1987) is sinds februari 2012 werkzaam bij Van Benthem & Keulen N.V. – advocaten & notariaat te Utrecht. In september 2014 vervolgde hij daar zijn loopbaan als advocaat. Gert Jan is werkzaam binnen de praktijkgroep Commercial Contracts & Commercial Litigation. Zijn werkzaamheden bestaan voornamelijk uit het adviseren en procederen over het verbintenissen- en contractenrecht en het opstellen van overeenkomsten en algemene voorwaarden. Naast zijn werkzaamheden als advocaat, zet Gert Jan zich sinds mei 2015 als penningmeester van de Stichting Jonge Balie Nederland (SJBN) in voor de behartiging van de belangen van (jonge) advocaten. Daarnaast is hij lid van de Nederlandse Juristen Vereniging (NJV) en de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht (NVvP). Tevens publiceert Gert Jan met regelmaat in verschillende juridische tijdschriften. Gert Jan tennist graag en is een fervent wielrenner.
december 2016 |
27
Vragen aan Gert Jan Boeve Wat was uw leukste zaak?
goed erkent, wat overdraagbaar en verpandbaar is, zijnde het voorwaardelijk eigendomsrecht. Met deze overweging van de Hoge Raad lijkt
"Een zaak vind ik vanuit juridisch en professioneel
artikel 3:1 BW aldus gelezen te moeten worden
oogpunt in het bijzonder uitdagend als daarin
dat goederen alle zaken, alle vermogensrechten
(rechts)vragen centraal staan die nog niet eerder
en alle voorwaardelijke eigendomsrechten zijn.
zijn beantwoord. Eén van mijn in dat kader meest
Evenals het verbintenissenrecht, zou daarmee het
uitdagende (en nog lopende) zaken tot op heden
goederenrecht toch als halfopen systeem kunnen
is de procedure waarin mijn praktijkgroepgenoot
worden beschouwd, omdat een recht kennelijk ook
mr. dr. M.R. (Marcel) Ruygvoorn en ik een
als goed in de zin van artikel 3:1 BW kwalificeert als
onderwijsinstelling bijstaan die door studenten
het in het stelsel van de wet past en aansluit bij wèl in
aansprakelijk is gesteld voor, kort gezegd, schade
de wet geregelde gevallen (vgl. HR 30 januari 1959,
als gevolg van opgelopen vertraging bij het
NJ 1959, 548 m.nt. D.J. Veegens (Quint/Te Poel). Een
volgen van een nieuwe studie en bij het vinden
bevestiging daarvan zou kunnen worden gelezen in de
van een passende baan. Onder andere staat in
door Verstijlen gesignaleerde wetshistorische en deels
deze procedure de (rechts)vraag centraal welke
wetssystematische motivering van de Hoge Raad. Ik
(zorg)plicht een onderwijsinstelling jegens haar
vermoed dat de overweging van de Hoge Raad mede
studenten heeft bij het starten van een nieuwe
een economische en praktische afweging is geweest.
opleiding. Deze voor onderwijsinstellingen en
De praktijk zal moeten uitwijzen of het ook wenselijk
studenten uiterst relevante vraag is nog niet eerder
was dat het voorwaardelijk eigendomsrecht als goed
beantwoord."
werd erkend."
Welk arrest heeft bij u veel “losgemaakt” vanuit juridisch oogpunt?
"Het arrest dat bij mij veel heeft “losgemaakt” vanuit juridisch oogpunt is zonder meer HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1046, NJ 2016, 290 m.nt. F.M.J. Verstijlen (Rabobank/Reuser). De Hoge Raad overweegt dat de verkrijger onder eigendomsvoorbehoud zijn voorwaardelijk eigendomsrecht kan vervreemden of bezwaren. De verkrijger kan over dat voorwaardelijk eigendomsrecht dus beschikken, wat op gespannen voet staat met het overdrachtsvereiste van beschikkingsbevoegdheid uit artikel 3:84 lid 1 BW. Verstijlen merkt hierover op dat de Hoge
28
Raad een van de zaak zelf te onderscheiden
| december 2016
Questions& Answers
december 2016 |
29
Waar bent u momenteel mee bezig, juridisch gezien?
"Op het moment van het opmaken van deze bijdrage ben ik in mijn praktijk bezig met het voeren van verschillende procedures, waaronder de eerder genoemde rechtszaak voor de onderwijsinstelling. Tevens adviseer ik over verbintenisrechtelijke vraagstukken en ben ik in de afrondende fase van door mij opgestelde sets algemene inkoop- en verkoopvoorwaarden. Naast deze lopende dossiers, houd ik mij onder meer bezig met het schrijven van verschillende bijdragen voor verschillende juridische tijdschriften."
30
| december 2016
december 2016 |
31
32
| december 2016
december 2016 |
33
Motivering van een proceskostenveroordeling ad € 157.253,62
De eindbeschikking in een verzoekschriftprocedure kan daarentegen een veroordeling in de proceskosten inhouden (art. 289 Rv). Aan de hand van de in deze bijdrage te bespreken beschikking van de Hoge Raad zal eerst worden ingegaan op de vraag hoe de proceskostenveroordeling wordt begroot. Vervolgens komt aan de orde of en, zo ja, op welke wijze de rechter die veroordeling dient te motiveren.
De hoogte van de proceskostenveroordeling zal de rechter doorgaans begroten aan de hand van het (forfaitaire) Liquidatietarief. Daartoe is hij echter niet verplicht. De rechter kan de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij ook veroordelen in (een deel van) de werkelijke proceskosten. De feitelijke beslissing van de proceskostenveroordeling behoeft de rechter in beginsel zelfs niet te motiveren. Wanneer de rechter wel gehouden is zijn beslissing te motiveren, dan dient die motivering begrijpelijk, controleerbaar en aanvaardbaar te zijn.
Alvorens daarop nader in te gaan, komt eerst het procedureverloop van de te bespreken beschikking aan de orde.
Procedureverloop Rechtbank en gerechtshof te ’s-Hertogenbosch De procespartijen zijn een man en een vrouw die de rechtbank hadden verzocht echtscheiding uit te spreken tussen partijen. In de eindbeschikking had de rechtbank de proceskosten gecompenseerd tussen partijen, zodanig dat iedere partij zijn eigen kosten zou dragen. De vrouw heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en onder meer gegriefd tegen de compensatie van de proceskosten. Het hof heeft
Een in het ongelijk gestelde partij bij een civiele
de man veroordeeld in de werkelijke proceskosten
procedure kan in de kosten van de procedure
in eerste aanleg en hoger beroep en deze kosten
worden veroordeeld. Op het moment van het
begroot op € 157.253,62. Dit oordeel heeft het hof
opmaken van deze bijdrage kent het Nederlandse
gemotiveerd met de overweging dat de vrouw niet
civiele procesrecht nog het onderscheid tussen een
over liquide middelen zou beschikken. Daarnaast
dagvaardings- en een verzoekschriftprocedure.
was het hof van oordeel dat de man de kosten
1
Het uitgangspunt in een dagvaardingsprocedure
verder had laten oplopen, omdat hij pas in een laat
is dat de procespartij die (grotendeels) in het
stadium van de procedure de nodige duidelijkheid zou
ongelijk wordt gesteld, bij vonnis in de proceskosten
hebben verschaft met betrekking tot de, kort gezegd,
wordt veroordeeld, al dan niet ambtshalve
pensioenaanspraken van de vrouw.
2
(art. 237 lid 1 Rv).
Hoge Raad Ten aanzien van het door de man tegen de
1 Met de invoering van het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) vervalt dit onderscheid en bestaat nog slechts één basisprocedure. Zie hierover onder andere O.J. Boeder, ‘De procesinleiding volgens KEI ontleed’, in: TvPp 2014-4, p. 103-110. 2 HR 28 november 1986, NJ 1987, 380.
34
| december 2016
proceskostenveroordeling gerichte middel overweegt de Hoge Raad:
Annotation by Gert Jan Boeve
december 2016 |
35
“Onderdeel D bestrijdt terecht niet dat het de
de man al in eerste aanleg de benodigde gegevens
rechter op grond van het bepaalde in art. 289 Rv.
daarover in het geding heeft gebracht.”3
vrijstaat één van de partijen in de proceskosten te de rechter daarbij niet gehouden het Liquidatietarief
De motivering van de (werkelijke) proceskostenveroordeling
in acht te nemen. Het hof mocht de man veroordelen
Begroting proceskosten volgens Liquidatietarief
in de werkelijke kosten die aan de zijde van de
De rechter zal bij de proceskostenveroordeling
vrouw zijn gevallen. Wat de hoogte daarvan
ook de omvang van de proceskosten dienen te
betreft diende het hof rekening te houden met
bepalen. Over het algemeen zal de rechter de
het daartegen door de man gevoerde verweer, in
proceskosten begroten volgens het Liquidatietarief.4
het bijzonder ook wat betreft de redelijkheid van
De gedachte achter het Liquidatietarief is gelegen
de kosten zelf. Nu de kosten van de onderhavige
in het beginsel van de vrije toegang tot de rechter.
procedure, zoals blijkt uit het bedrag waarop de
Door de proceskosten op deze wijze in zekere zin
vrouw aanspraak maakte, zeer hoog zijn opgelopen,
te maximeren, wordt de toegang tot de rechter niet
was mede van belang hoe dit heeft kunnen
belemmerd door een financiële drempel vanwege een
gebeuren en met name aan wie de vertraging van
potentieel hoge proceskostenveroordeling.5 Anderzijds
de procedure was te wijten en wat de oorzaak was
zou een te lage vergoeding van de proceskosten ook
van de complicaties die zijn opgetreden.
een financiële drempel om een procedure te starten
veroordelen. Anders dan het onderdeel betoogt, is
kunnen opwerpen, zoals Wanders en Kraaikamp Het bestreden oordeel van het hof daaromtrent is in
terecht opmerken.6
meerdere opzichten ontoereikend of onbegrijpelijk gemotiveerd. In de eerste plaats heeft de man erop
Het Liquidatietarief is afhankelijk van twee factoren:
gewezen dat de door de vrouw opgevoerde kosten
i) de verrichte werkzaamheden en ii) het belang
van een Belgische advocaat ten bedrage van ruim
van de zaak. De verrichte werkzaamheden worden
€ 40.000,-- nodeloos zijn gemaakt, op welk verweer
gewaardeerd met punten, variërend van 0,5 of 1
het hof ten onrechte niet heeft gerespondeerd. In
punt of 2 punten. Het aantal punten wordt vervolgens
de tweede plaats brengt de enkele door het hof
vermenigvuldigd met een tarief per punt. Dat tarief
vastgestelde omstandigheid dat de vrouw niet over
volgt uit een staffel: hoe hoger het belang van de
liquide middelen beschikte, niet zonder meer mee
zaak, hoe hoger het tarief per punt. Kortom, hoe
dat de man de volledige kosten in een omvang als
omvangrijker de verrichte werkzaamheden en hoe
hier aan de orde is, diende te dragen. Ten slotte
hoger het belang, hoe hoger het bedrag van de
is in het licht van de gedingstukken niet duidelijk
proceskostenveroordeling op basis
op grond waarvan het hof heeft kunnen oordelen dat de kosten verder zijn opgelopen doordat de man pas in een laat stadium van de procedure de nodige duidelijkheid heeft verschaft (…). Uit de gedingstukken, (…), blijkt immers zonder meer dat
36
| december 2016
3 HR 20 maart 2009, NJ 2009, 234, m.nt. S.F.M. Wortmann. 4 Het Liquidatietarief wordt vastgesteld in overleg tussen de Nederlandse Orde van Advocaten en vertegenwoordigers van de rechterlijke macht en wordt goedgekeurd door het Landelijk Overleg Voorzitters van de Civiele sectoren en het Landelijk Overleg Voorzitters van de Civiele sectoren van de hoven. Zie hierover ‘Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven’, Rechtspraak 8 oktober 2016, Rechtspraak.nl (zoek op liquidatietarief). 5 P. Wanders, J. Kraaikamp, ‘In appel? Eerst betalen’, in: Advocatenblad juni 2013, p. 33. 6 Wanders en Kraaikamp (2013) p. 33, voetnoot 4.
van het Liquidatietarief. In zijn cassatiemiddel
de proceskosten wordt veroordeeld, kan de rechter
betoogde de man dat de rechter gehouden is het
afwijken met de motivering dat partijen bloed- of
Liquidatietarief in acht te nemen voor de begroting
aanverwanten zijn of dat beide partijen over en weer
van de proceskosten. Die stelling doet de Hoge Raad
in het ongelijk worden gesteld. In deze gevallen mag
met één korte overweging af: de rechter mag afwijken
de rechter de proceskosten compenseren. Daarnaast
van het Liquidatietarief. Hoewel de Hoge Raad
kan de rechter de kosten die nodeloos werden
dat niet eerder had overwogen7, is het niet geheel
gemaakt of veroorzaakt, voor de procespartij laten
verrassend. De Hoge Raad had reeds overwogen
die deze kosten maakte of veroorzaakt. Nodeloos
dat het Liquidatietarief een niet-bindende richtlijn is en dus ook geen recht in de zin van artikel 79 RO is.
veroorzaakte proceskosten, door bijvoorbeeld het 8
voeren van een evident kansloos verweer, kunnen
De vaststelling van de proceskosten kan daarom in
aanleiding zijn om een procespartij in de werkelijk
cassatie niet met een rechtsklacht worden bestreden.
gemaakte proceskosten te veroordelen.13
De veroordeling in de proceskosten is een feitelijke beslissing, die in beginsel zelfs geen motivering
In de motivering van het hof is te herkennen dat het
behoeft.9
hof van oordeel was dat de man nodeloos kosten bij de vrouw had veroorzaakt, door in een laat stadium
Motivering proceskostenveroordeling
van de procedure duidelijkheid te verschaffen over, kort gezegd, eventuele pensioenaanspraken van de
Een proceskostenveroordeling dient wel te worden
vrouw. Tevens vond het hof relevant dat de vrouw
gemotiveerd als de omstandigheden van het geval of
niet over liquide middelen beschikte. De door de man
de stellingen van partijen dat met zich brengen.10 Die
tegen dat oordeel gerichte motiveringsklacht slaagde.
motivering kan worden getoetst op begrijpelijkheid.
11
De motivering van de proceskostenveroordeling kan
De Hoge Raad stelde (impliciet) opnieuw voorop
in cassatie dus met een motiveringsklacht worden
dat het hof de werkelijke proceskostenveroordeling
bestreden.
diende te motiveren, omdat de stellingen van partijen dat met zich brachten, aangezien de man tegen de
Voor de motivering van de proceskostenveroordeling
proceskostenveroordeling verweer had gevoerd.14
kan de rechter, ook wanneer de grondslag daarvoor
Bij de motivering van de proceskostenveroordeling
gelegen is in artikel 289 Rv, aansluiting zoeken bij
dient de feitenrechter in het bijzonder rekening te
artikel 237 lid 1 Rv. Van het in dat artikel opgenomen
houden met het gevoerde verweer ten aanzien
uitgangspunt dat de in het ongelijk gestelde partij in
van de redelijkheid van de proceskosten15 zelf.
7 Vgl. D.H. de Witte, ‘Vergoeding van proceskosten: liquidatietarief of werkelijke kosten’, in: TvHB 2015-6, p. 410. 8 HR 3 april 1998, NJ 1998, 571; HR 15 februari 2002, NJ 2002, 197. Zie ook C. Ingelse en L. Mölenberg, ‘Het tarief voor te liquideren kosten: richtlijn of standaard? Afwijking van het liquidatietarief soms geboden’, in: Advocatenblad 1998, 20, p. 1143. 9 HR 3 april 1998, NJ 1998, 571; HR 6 oktober 2006, NJ 2006, 656; vgl. ook HR 24 oktober 1997, NJ 1998, 68. Overigens lijkt dit in strijd met het bepaalde in artikel 121 Grondwet en artikel 30 Rv. 10 HR 6 oktober 2006, NJ 2006, 656. 11 HR 5 oktober 2001, NJ 2001, 651; HR 1 april 2011, NJ 2011, 156. 12 HR 1 april 2011, NJ 2011, 156.
13 Gerechtshof ’s-Gravenhage 2 oktober 2012, NJF 2012, 467. 14 Visser leidt hieruit af dat ook in verzoekschriftprocedures het uitgangspunt geldt dat een proceskostenveroordeling niet behoeft te worden gemotiveerd (D. Visser, ‘De uitzondering op de regel; een veroordeling in de werkelijke proceskosten in familiezaken’, in: EB 2010, 2). HR 6 oktober 2006, NJ 2006, 656 betrof echter eveneens een verzoekschriftprocedure. 15 Zie hierover 3.66 e.v. van de conclusie bij deze beschikking van advocaat-generaal mr. D.W.F. Verkade van 20 maart 2009, ECLI:NL:PHR:2009:BG7995. De man had, bij gebrek aan concrete aanknopingspunten, naar analogie van de ‘dubbele redelijkheidstoets’ ex artikel 6:96 BW een dergelijke toets bepleit voor het bepalen van de hoogte van de werkelijke proceskosten. De Hoge Raad laat in zijn overwegingen niet blijken dat die ‘dubbele redelijkheidstoets’ eveneens geldt voor de (hoogte van de) proceskostenveroordeling (zie ook Visser ( 2010)).
12
december 2016 |
37
De redelijkheid van de proceskosten lijkt in de
man in de proceskosten had gemotiveerd. De Hoge
overweging van de Hoge Raad een zelfstandige
Raad overweegt dat het enkele feit dat een partij niet
grond te zijn voor het matigen van de hoogte van de
beschikt over liquide middelen, niet zonder meer een
proceskostenveroordeling. Dat zou te billijken zijn,
voldoende motivering is voor de veroordeling van de
omdat de in de proceskosten veroordeelde partij
andere partij in de volledige zeer hoge proceskosten
over het algemeen geen invloed heeft (gehad) op
als aan de orde in deze zaak. Daaruit kan worden
de gemaakte kosten, die doorgaans hoofdzakelijk
afgeleid dat het feit dat een partij niet (of nauwelijks)
bestaan uit het honorarium voor de advocaat.
beschikt over liquide middelen onder omstandigheden wel een afdoende motivering van een veroordeling
Vanwege het signaalwoord ‘nu’, lijkt de Hoge Raad
van de andere partij in de proceskosten kan zijn,
te vervolgen met de overweging dat wanneer de
maar dus niet wanneer het gaat om een veroordeling
proceskosten zeer hoog zijn opgelopen, ook van
in werkelijke zeer hoge proceskosten.16 Overigens
belang is (wordt) i) wat de oorzaak daarvan is, ii) wat
zal deze situatie zich doorgaans slechts voordoen in
de oorzaak van de opgetreden complicaties is en iii)
gevallen waarin het gebruikelijk is de proceskosten
met name aan welke partij de vertraging was te wijten.
te compenseren, omdat in de andere gevallen de in
Hoewel ad ‘i’ en ‘ii’ hetzelfde lijken, is daartussen
het ongelijk gestelde partij volgens de hoofdregel in
wel een onderscheid te maken. De oorzaak van de
de proceskosten wordt veroordeeld. De motivering
hoge kosten kan gelegen zijn in een complicatie.
voor de veroordeling in de proceskosten is dan niet
Bijvoorbeeld, zoals in deze zaak ter discussie stond,
gelegen in het financiële onvermogen van de in het
vertraging van de procedure. Die vertraging kan haar
gelijk gestelde partij. Bovendien ligt het niet voor de
oorzaak vinden in de processuele houding van één
hand dat een in het gelijk gestelde partij toch wordt
van de partijen. Vooral wanneer komt vast te staan
veroordeeld in de proceskosten van de in het ongelijk
dat die houding heeft geleid tot vertraging en daarmee
gestelde partij, omdat die laatstgenoemde partij niet
hogere kosten, rechtvaardigt dat een veroordeling
over liquide middelen zou beschikken.
van die partij in de werkelijke proceskosten. Ook wanneer die kosten zeer hoog zijn. De door de Hoge
Kortom, van belang is dat de motivering van een
Raad in dit verband genoemde omstandigheden lijken
ter discussie gestelde proceskostenveroordeling
ingegeven door het processuele debat tussen partijen.
zodanig is dat het oordeel begrijpelijk is voor
Nog afgezien van het feit dat deze omstandigheden
partijen, hetgeen in overeenstemming is met het
daarom niet noodzakelijkerwijs voor iedere procedure
grondbeginsel van een behoorlijke rechtspleging dat
relevant zijn, blijkt uit de overweging “mede van
elke rechterlijke beslissing tenminste zodanig moet
belang” van de Hoge Raad tevens dat deze
worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft
omstandigheden niet limitatief zijn.
in de aan haar ten grondslag liggende gedachtegang om de beslissing zowel voor partijen als voor derden
Dat deze omstandigheden niet limitatief zijn, blijkt ook
controleerbaar en aanvaardbaar te maken.17 In
uit de overwegingen van de Hoge Raad ten aanzien
het bijzonder dient de motivering begrijpelijk te zijn
van de wijze waarop het hof de veroordeling van de
38
| december 2016
16 Vgl. Visser (2010). 17 HR 25 oktober 2002, NJ 2003, 171.
wanneer een partij wordt veroordeeld in zeer hoge proceskosten. Dat doet wel de vraag rijzen wat ‘zeer hoge kosten’ zijn. Dat is in zekere zin subjectief. Het is niet ondenkbaar dat voor een partij die niet of nauwelijks over liquide middelen beschikt iedere proceskostenveroordeling wellicht zeer hoog is, ook wanneer die kosten worden begroot aan de hand van het Liquidatietarief. Dat pleit voor een begrijpelijke, aanvaardbare en controleerbare motivering van een veroordeling in de proceskosten in alle gevallen, ongeacht de hoogte van deze kosten, mits de omstandigheden van het geval of de stellingen van partijen dat met zich brengen.
Afrondend De partij die zich wil verweren tegen de (hoogte van de) werkelijke proceskostenveroordeling zal tenminste de redelijkheid daarvan moeten betwisten. Ook zal hij moeten aanvoeren dat (een deel van) de proceskosten nodeloos (werd) werden aangewend of veroorzaakt door de wederpartij. In zoverre is met de in deze bijdrage besproken beschikking nauwelijks iets veranderd, omdat de artikelen 289 jo 237 lid 1 jo 242 lid 1 Rv reeds een grondslag gaven voor respectievelijk een matiging van of veroordeling in de nodeloos aangewende of veroorzaakte proceskosten. In zaken waarin de proceskosten normaliter worden gecompenseerd, kunnen partijen tevens aanvoeren niet te beschikken over (voldoende) liquide middelen. Of het aantal veroordelingen van één partij in de (werkelijke) proceskosten in familierechtelijke zaken sinds deze beschikking is toegenomen, valt te betwijfelen. Zoals Visser terecht heeft opgemerkt brengt de aard van die geschillen nu eenmaal mee dat een compensatie van de proceskosten voor de hand ligt.18
18 Vgl. Visser (2010).
december 2016 |
39
40
| december 2016
december 2016 |
41
I want to always keep going. I don't want to ever stop... www.avdr.nl
42
| december 2016
Caspar Janssens
Na een carrière bij een Amsterdamse private bank bleek het bloed te kruipen waar het niet gaan kon en maakte Caspar Janssens de overstap naar de advocatuur. Bij een Haags advocatenkantoor zette Caspar zijn eerste schreden in de cassatieadvocatuur, een vakgebied dat hem niet meer zou loslaten en waarvan hij vandaag de dag nog steeds volop geniet. Sinds januari 2016 voert Caspar zijn procespraktijk bij Kneppelhout & Korthals Advocaten N.V. in Rotterdam. Naast zijn drukke praktijk schrijft Caspar annotaties en artikelen, is hij auteur van Commentaar Burgerlijk Procesrecht, lid van de Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten en voorzitter van het bestuur van de basisschool van zijn kinderen.
december 2016 |
43
Vragen aan Caspar Janssens Wat was uw leukste zaak?
"Mijn leukste zaak is er gek genoeg één die ik in eerste aanleg heb verloren en die in hoger beroep is geschikt. Die zaak draaide om de vraag of er sprake was van dwaling bij de koop van een zeventiende eeuws schilderij. Ten tijde van de verkoop was het schilderij, voorzien van certificaten en wel, aan een bepaalde schilder toegeschreven, maar jaren later beriep de koper zich op dwaling. Die zaak was juridisch uiterst interessant maar ook als cultuurliefhebber heb ik van die zaak genoten. Uiteindelijk kwam het aan op het bewijs door experts en in de rechtszaal, waar het schilderij hing, trok een bonte stoet experts voorbij, die allen hun mening gaven over het schilderij, ieder vanuit zijn eigen specialisme. Buitengewoon leerzaam en interessant, het was een soort veredelde Tussen Kunst & Kitsch!"
Welk arrest heeft bij u veel “losgemaakt” vanuit juridisch oogpunt?
"Arresten die doorgaans veel bij mij losmaken zijn arresten waarbij in de kern geen recht aan de zaak wordt gedaan en je als advocaat met een wrang gevoel achterblijft. Recent heb ik als cassatieadvocaat een zaak bij de Hoge Raad verloren waarin een vrouw partneralimentatie wilde en daarom in Nederland wijziging van een daarover in het buitenland gegeven uitspraak had verzocht in plaats van vaststelling van partneralimentatie – althans zo las het hof het verzoek. Na een zeer uitgebreid en fel partijdebat wees het hof het verzoek tot wijziging van de buitenlandse beslissing af. De A-G merkte in zijn conclusie op
44
| december 2016
dat het de vrouw vrijstond opnieuw een verzoek in te dienen maar dat zij dan geen wijziging, maar vaststelling van partneralimentatie moest verzoeken. De Hoge Raad wees het cassatieverzoek af met een verkorte motivering en daar ben ik eerlijk gezegd nog steeds ziek van: deze vrouw moet op uiterst formele gronden achteraan aansluiten en opnieuw een inhoudelijk identieke procedure beginnen. En dat kan natuurlijk niet de bedoeling van het recht zijn."
Waar bent u momenteel mee bezig, juridisch gezien?
"Sinds januari 2016 ben ik als cassatieadvocaat werkzaam bij Kneppelhout & Korthals Advocaten N.V. in Rotterdam. Een Rotterdams kantoor met een dito mentaliteit waar ik mij als een vis in het water voel. Naast mijn drukke cassatiepraktijk ben ik in toenemende mate bezig met het burgerlijk procesrecht. Niet alleen binnen kantoor, maar ik schrijf ook annotaties en artikelen. En dat is heerlijk: tijdens mijn studie heb ik een voorliefde voor het procesrecht opgevat en daar kan ik mij nu meer en meer op richten. Dat, samen met de diepgang die de cassatiepraktijk met zich meebrengt, maakt dat ik elke dag fluitend naar kantoor ga."
Questions& Answers
december 2016 |
45
COMING SOON! magna charta magazine presents:
LEADING LAWYERS AANBESTEDINGSRECHT & INTELLECTUEEL EIGENDOM AT TROPEN MUSEUM - AMSTERDAM
Be the first one to read it all! 46
| december 2016
www.avdr.nl
They think we do BAD THINGS but we do them very well
december 2016 |
47
Hoge Raad 12 juni 2015 De artikelen 237-240 Rv bevatten een exclusieve en allesomvattende regeling ten aanzien van de vergoeding van proceskosten, ook ingeval de schadevergoedingsplicht gegeven is omdat onrechtmatig beslag is gelegd. De regeling van artikelen 237-240 Rv omvat tevens de reis- en verblijfkosten die de winnende partij in een zaak met verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat heeft moeten maken om bij een zitting aanwezig te zijn.
Anderzijds heeft de rechter binnen de kaders van de wettelijke regeling van artikel 237-245 Rv een vrij grote vrijheid bij de toewijzing van de proceskostenveroordeling en de vaststelling van de hoogte van die proceskosten. Hij dient weliswaar ambtshalve uitspraak te doen over de proceskosten (zie voor het curieus gemotiveerde arrest waarin de Hoge Raad zijn in die zin luidende arrest uit 1933 bevestigde: HR 28 november 1986, NJ 1987, 380 m.nt. WLH), hetgeen betekent dat partijen niet uitdrukkelijk de veroordeling van hun wederpartij in de proceskosten hebben te vorderen. Zoals annotator Haardt in zijn noot bij dit arrest terecht opmerkte zal een ambtshalve uitspraak over de proceskosten nogal eens voorkomen bij mondeling antwoord in kort
De vordering tot veroordeling van de wederpartij in
geding of in kantonprocedures. De rechter hoeft zijn
de proceskosten is letterlijk en ook vaak figuurlijk
beslissing over de proceskosten en hetgeen al dan
het sluitstuk van de juridische procedure. Waar
niet tot de proceskosten dient te worden gerekend
advocaten voorheen een gespecificeerde kostenstaat
echter niet te motiveren.
bijhielden op hun processtukken en bij fourneren van het procesdossier een kostenstaat overlegden
Maar dat is niet alles. Uitgangspunt van de wettelijke
of die op het procesdossier aantekenden, wordt
regeling omtrent de proceskostenveroordeling is
tegenwoordig bijna altijd volstaan met de vordering
dat de in het ongelijk gestelde partij in de kosten
tot veroordeling kosten rechtens, al dan niet gevolgd
wordt veroordeeld. Indien partijen in een familiaire
door een toverformule die moet bewerkstelligen dat
relatie tot elkaar staan of zij over en weer op punten
de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling
in het ongelijk zijn gesteld mag de rechter echter
verschuldigd wordt indien die niet binnen twee weken
van de hoofdregel afwijken. Datzelfde geldt als
na betekening wordt voldaan. De berekening van de
sprake is van nodeloos gemaakte proceskosten die
omvang van de proceskosten wordt daarmee volledig
op de wederpartij dreigen te worden afgewenteld.
aan de rechter overgelaten, met dien verstande
Ook wordt aangenomen dat ingeval de rechter een
dat weliswaar achteraf op grond van artikel 31 Rv
ruime discretionaire bevoegdheid heeft ten aanzien
verbetering van kennelijke (reken)fouten kan worden
van de hoofdvordering, hij een navenante vrijheid
verzocht, maar het kader waarbinnen verbetering kan
heeft ten aanzien van de proceskostenveroordeling.
plaatsvinden is beperkt. Daarmee is het risky business
Artikel 242 lid 1 Rv biedt de rechter bovendien
de vaststelling van de proceskosten geheel in handen
de vrijheid contractueel bedongen proceskosten
van de rechter te laten.
al dan niet ambtshalve te matigen, waarbij ten aanzien van de proceskosten geldt dat die niet lager
48
| december 2016
Annotation by Caspar Janssens
december 2016 |
49
mogen zijn dan het ter zake forfaitair vastgestelde bedrag. De rechter kan wel een hogere (volledige) proceskostenveroordeling uitspreken, maar alleen ingeval sprake is van buitengewone omstandigheden zoals misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad, waarbij terughoudendheid dient te worden betracht. Ik laat de veroordeling tot vergoeding van de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv hier buiten beschouwing. Een kras voorbeeld van de vrijheid die de rechter zich veroorlooft ten aanzien van de proceskostenveroordeling vond ik in een uitspraak van de Kantonrechter Amsterdam (Ktr. Amsterdam 2 september 2015, ECLI:NL:RBAMS:2014:6189), waarin een zorgverzekeraar van een in het geding verschenen consument een bedrag van in hoofdsom EUR 567,64 vorderde, welk bedrag – zoals te doen gebruikelijk – was te vermeerderen met rente en kosten. Gedaagde erkende de hoofdvordering, die dan ook werd toegewezen, maar verzocht een veroordeling in de kosten achterwege te laten omdat hij zijn financiële zaken net weer wat op de rails had en een kostenveroordeling verder schuldherstel zou belemmeren. Ten aanzien van de proceskosten overwoog de kantonrechter dat het door de zorgverzekeraar betaalde griffierecht voor de hoofdvordering EUR 462,- bedraagt, waarop hij vervolgde: “Voor een vordering tot EUR 500,- bedraagt het griffierecht EUR 115,-. Ter besparing van kosten, rekening houdende met de gerechtvaardigde belangen van gedaagde, had eiseres hier kunnen kiezen voor een beperking van de vordering tot EUR 500,- onder reservering van het meerdere,”
50
| december 2016
december 2016 |
51
waarop de kantonrechter, met toepassing van artikel
Als gezegd handelt het hier aan de orde zijnde
237 lid 5 Rv, de proceskosten voor wat betreft het
arrest over de vraag of kosten die, in dit geval door
griffierecht beperkte tot een bedrag van EUR 219,-,
een derde, die deelgenoot is in een gemeenschap waartoe een onroerende zaak behoort, zijn gemaakt
zijnde de griffierechten voor natuurlijke personen voor
als gevolg van een door de bank ten onrechte gelegd
vorderingen in hoofdsom groter dan EUR 500,- en
conservatoir beslag op het aandeel van een andere
lager dan EUR 12.500,-. De kantonrechter besloot
deelgenoot in die onroerende zaak als schade ex
dus de consument niet te belasten met de aan
artikel 6:96 BW op de bank kan verhalen. Het hof
rechtspersonen als de zorgverzekeraar in rekening
oordeelde van niet, kort gezegd omdat het ten
gebrachte griffierechten, maar met het lagere tarief
onrechte leggen van (conservatoir) beslag weliswaar
dat geldt voor natuurlijke personen. Een opmerkelijke
leidt tot een risicoaansprakelijkheid van de bank,
uitspraak die naar mijn mening om meerdere redenen
maar dat in deze zaak geen aanwijzingen zijn dat de
op gespannen voet staat met de hierboven geschetste
bank opzettelijk op onjuiste wijze beslag had gelegd
bewegingsvrijheid van de rechter.
en dat de gemaakte fout “meer van technische aard� was. Het hiertegen in cassatie gerichte middel voerde
Uit het hierboven geschetste kader en het
aan dat het hof het gevorderde ten onrechte had
aangehaalde vonnis van de Amsterdamse
beoordeeld aan de hand van artikel 241 Rv, terwijl
kantonrechter volgt dat de veroordeling in de
vergoeding van die kosten was gevorderd op grond
proceskosten in de praktijk zeer casuĂŻstisch is. Dat
van artikel 6:96 leden 1 en 2 BW. Met een beroep
neemt niet weg dat dit leerstuk niet alleen leidt tot
op de parlementaire geschiedenis maakt de Hoge
jurisprudentie die de wenkbrauwen doet fronzen.
Raad korte metten met de voorgestelde klachten.
Het hier te annoteren arrest is interessant omdat het
Hij oordeelt dat de wetgever in de artikelen 6:96 lid
handelt over de vraag of in het kader van een ten
3 BW en 241 Rv een uitzondering heeft gemaakt
onrechte gelegd conservatoir beslag gemaakte kosten
op het principe dat alle schade als gevolg van de
kunnen worden opgevoerd als schade ex artikel
onrechtmatige daad van de bank door het onterecht
6:96 BW of dat vergoeding van die kosten in het licht
gelegde beslag dient te worden vergoed waar het de
van artikel 237 BW dienen te worden beoordeeld.
in artikelen 237-240 Rv bedoelde kosten betreft, zodat
Het arrest is dan ook reeds gepubliceerd in JBPr en
de proceskostenregeling exclusief van toepassing
JOR, voorzien van uitgebreide en lezenswaardige
is. Om tot dat oordeel te kunnen komen moest
annotaties van de hand van mr. S.M.A.M. Venhuizen
de Hoge Raad de overwegingen van het hof wel
respectievelijk mr. G.J.P. Molkenboer. Met deze
interpreteren en uitleggen, waarbij hij overwoog dat
aanbeveling tot het lezen van genoemde annotaties is
het hof kennelijk heeft geoordeeld dat de vordering
meteen gegeven dat het overgrote deel van het gras
tot schadevergoeding verrichtingen betreft waarvoor
op het toch al dun bezaaide speelveld van het leerstuk
de artikelen 237-240 Rv een vergoeding plegen in te
van de proceskostenveroordeling voor mijn voeten is
sluiten. Die vergoeding omvat naar het oordeel van
weggemaaid. Ik zal dan ook niet uitgebreid stilstaan
de Hoge Raad niet alleen gemaakte advocaatkosten,
bij het hierboven afgedrukte arrest om de enkele nog
maar ook reis- en verblijfkosten, kosten van het
resterende grassprietjes op dat speelveld te plukken.
verzenden van aangetekende brieven en gederfde
52
| december 2016
inkomsten als gevolg van aanwezigheid op de zitting. Voorts overweegt de Hoge Raad dat aan het oordeel van het hof kennelijk ook ten grondslag heeft gelegen dat uit artikel 239 Rv volgt dat in zaken waarin vertegenwoordiging door een advocaat noodzakelijk is slechts de salarissen en de verschotten van de advocaat van de wederpartij ten laste van de in het ongelijk gestelde partij kunnen worden gebracht. “Om deze redenen,” besluit de Hoge Raad met enig gevoel voor understatement, “heeft het hof de vordering tot schadevergoeding (…) slechts toewijsbaar geacht tot het beloop van het bedrag dat wordt gerechtvaardigd door de regels betreffende proceskosten.” Met dit oordeel heeft de Hoge Raad meteen een einde gemaakt aan de discussie die in de literatuur was ontstaan over de vraag of reis- en verblijfkosten die een partij heeft gemaakt om een zitting bij te wonen al dan niet voor vergoeding in aanmerking zouden moeten komen als het een zaak betreft waarin procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht is. De Advocaat-Generaal zag geen beletsel dergelijke kosten te vergoeden, omdat partijen tegenwoordig in persoon ter zitting dienen te verschijnen, ook al wordt hij in die procedure vertegenwoordigd door een advocaat. De Advocaat-Generaal achtte die beperking van de vergoeding van de kosten tot situaties dat de aanwezigheid van een partij in persoon door de rechter wordt vereist niet meer op zijn plaats. Met zijn oordeel heeft de Hoge Raad echter duidelijk gemaakt dat de proceskostenveroordeling een exclusieve en allesomvattende regeling behelst. Een oordeel dat vanuit het oogpunt van efficiency wellicht te billijken is, maar dat in voorkomend geval wel kan leiden tot ongewenste resultaten.
december 2016 |
53
WHATEVER THE WORLD TH
54
| december 2016
HROWS AT YOU, TAKE IT ON
www.avdr.nl
december 2016 |
55
AV D R
WEBINARS NAJAARS ABONNEMENT 2016
219 WEBINARS LIVE EN ON DEMAND TOPSPREKERS
WWW.AVDR.NL 56
| december 2016
Cindy Snelders
Cindy (1984) is sinds 2008 advocaat en vanaf 2012 werkzaam op het kantoor Dirkzwager te Arnhem. De eerste vier jaar van haar loopbaan was zij werkzaam als advocaat en (waarnemend) curator op een nichekantoor gespecialiseerd in het Insolventierecht. Inmiddels heeft haar praktijk bij Dirkzwager een sterke focus op het (internationaal) contractenrecht en heeft zij in dit kader de Grotius Specialisatieopleiding “Internationaal en Nationaal Contracteren” succesvol afgerond. Cindy adviseert en procedeert veelvuldig over commerciële contracten. Sinds 2016 maakt zij deel uit van het bestuur van de Sociëteit Jong Ondernemend Arnhem. Cindy is tevens lid van de Vereniging voor Distributie Franchise en Agentuurrecht. Opleiding: HEAO Management Economie en Recht (2005), Nederlands Recht Radboud Universiteit Nijmegen (2008), Postacademische opleiding ‘Insolventierecht voor curatoren’ (2012), Grotius Specialisatieopleiding ‘(Internationaal) Contracteren’ (2015).
december 2016 |
57
Vragen aan Cindy Snelders Wat was uw leukste zaak?
Mijn leukste zaak op het gebied van procesrecht is een kwestie die nog steeds loopt, inmiddels in hoger beroep. Het betreft een contractuele aansprakelijkheidskwestie. Mijn cliënte is een adviesbureau op het gebied van sloop- en asbestsaneringswerkzaamheden. Zij heeft een grote opleidingsinstelling begeleid bij een renovatie traject. Mijn cliënte heeft hiervoor een bedrag van € 20.000,- gefactureerd. Zij wordt thans aansprakelijk gehouden voor schade van ruim € 1,2 miljoen. Wat ik interessant vind aan deze kwestie is dat het werkelijk bijna alle aspecten van het verbintenissenrecht raakt. Ik heb mij hierdoor, doordat ik op alle punten een gedegen verweer kon voeren, pas voor het eerst echt gerealiseerd wat het materiele belang is van al onze ‘formaliteiten’ in het contracten- en procesrecht. Zo heb ik mij (met succes!) op het standpunt gesteld dat mijn wederpartij niet aan haar stelplicht had voldaan. Dit terwijl zij werd bijgestaan door een gerenommeerd Westers kantoor. Daarnaast is cliënte niet in gebreke gesteld en naar mijn mening om die reden ook niet in verzuim. Ook had ik voldoende aanleiding, ook omdat er meerder gedaagde waren en nog meer partijen betrokken waren bij het project, om het causale verband tussen een eventuele tekortkoming en de geleden schade aan te vechten. Ook met het ‘eigen schuld verweer’ kwam ik goed uit de verf. Tot slot kan ik wel zeggen dat mij nu heel concreet duidelijk is geworden wat het belang is van goede algemene voorwaarden en de toepasselijkheid daarvan. Cliënte heeft haar aansprakelijkheid in de voorwaarden namelijk
58
| december 2016
beperkt tot de hoogte van haar advieskosten (zijnde € 20.000,-). De wederpartij zal dus van zeer goede huize moeten komen om mijn cliënte met succes aansprakelijk te houden voor de door haar geleden schade van € 1,2 miljoen. Het scheelt nogal een slok op een borrel! Wellicht klinkt de zaak het verre van ‘leuk’ en misschien zelfs wat saai, maar ik word gewoon blij van het goed en onderbouwd kunnen schieten op een dagvaarding. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat deze zaak voor mij extra leuk is omdat ik in eerste aanleg glansrijk gewonnen heb ;-)"
Welk arrest heeft bij u veel “losgemaakt” vanuit juridisch oogpunt?
" Ik heb tot op heden één keer in mijn carrière echt vol belangstelling uitgekeken naar een uitspraak van de Hoge Raad en hier ook letterlijk met een zaak op gewacht. Dit was in de tijd toen ik nog als (waarnemend) curator werkzaam was. Tezamen met mijn patroon destijds wikkelde ik een faillissement van een meubelzaak af. In de boedel bevond zich een groot aantal showroom keukens. Alle inventarisgoederen en de voorraden waren door gefailleerde verpand aan de ING Bank. De curator is op grond van artikel 57 lid 3 van de Faillissementswet bevoegd om namens de fiscus het bodemvoorrecht uit te oefenen. De curator behoeft bodemzaken (‘zaken die zich duurzaam op de bodem van de belastingplichtige bevinden’) dus niet aan de pandhouder af te dragen omdat de fiscus zich daar, via de boedel, met voorrang op mag verhalen. Tussen de curator en de bank bestond een verschil van inzicht over de kwalificatie van de showroomkeukens. Waren dit nu bodemzaken of niet? Dit dispuut tussen curator
Questions& Answers
december 2016 |
59
en de bank heeft zelfs tot een door de deurwaarder geïnitieerd kort geding geleid waarvoor de deuren van de rechtbank s ‘avonds voor ons geopend
" In december 2015 heb ik de Grotius
werden. De bank stond namelijk met deurwaarder
Specialisatieopleiding ‘Nationaal en Internationaal
en vrachtwagens klaar om de showroomkeukens
Contracteren’ afgerond. Dit was pittig, maar zeer
uit de winkel mee te nemen en in vuistpand te
de moeite waard. Echt een ‘kennisboost’ waar
nemen. De curator kwam hiertegen in verzet en de
ik dagelijks in mijn praktijk de voordelen van
deurwaarder wist niet meer wat te doen. Het kort
ondervind. Ik voel me echt een superspecialist
geding hebben wij die avond gewonnen, maar het
op dat gebied en dat geeft veel vertrouwen en
inhoudelijke geschil bleef natuurlijk bestaan. De
daardoor voel ik me echt van toegevoegde waarde
bank en de curator hebben toen besloten om te
voor cliënten. Ik adviseer niet alleen over de
wachten op een soortgelijke kwestie die aanhangig
totstandkoming van (internationale) contracten,
was bij de Hoge Raad. Het betrof de kwestie die
maar ook over geschillen in de nakoming daarvan.
is uitgemond in het arrest Quint q.q./ING van 9
Zo nodig, procedeer ik hierover. Om dit nog
december 2011, JOR 2012/33. De Hoge Raad
beter te kunnen, wil ik mij ook ontwikkelen tot
heeft in dit arrest het volgende bepaald:
een ‘superspecialist’ procesrecht. In procedures
“’ Showroommodellen, of zij nu ooit verkocht
ervaar ik het belang van een gedegen kennis
worden of niet, behoren tot de handelswaar voor
van het procesrecht. Ik vind dat dit door (te) veel
de verhandeling waarvan het gebouw juist dient.
advocaten wordt onderschat. Ik probeer dan ook
Zij plegen bovendien met zekere regelmaat te
de ontwikkelingen op het gebied van het burgerlijk
worden vervangen door aan de mode van het
procesrecht (waaronder natuurlijk project ‘KEI’)
moment of aan de eisen des tijds beantwoordende
nauwgezet te volgen. Onze interne ‘Dirkzwager
nieuwe modellen. Daarom strekken zij niet tot
Academy’ draagt hieraan bij. In 2017 zal ik mijn
een enigszins duurzaam gebruik van de winkel
kennis weer eens een ‘boost’ gaan geven door
of showroom waarin zij zijn opgesteld. Zij dienen
mijn deelname aan de ‘Leergang Burgerlijk
derhalve niet tot stoffering als in artikel 22 lid 3
Procesrecht’ van Magna Charta."
(Invorderingswet, CS) bedoeld.” Dit arrest maakte aldus ook een einde aan het dispuut in ons faillissement. Door dit arrest heb ik ook de kracht van social media leren kennen. Ik plaatste op LinkedIn een bericht “Helaas, showroommodellen zijn volgens de Hoge Raad geen bodemzaken.” Al snel ontving ik een bericht van een van een hooggeplaatste functionaris van de ING: “Hoezo helaas?”.
60
Waar bent u momenteel mee bezig, juridisch gezien?
| december 2016
Blijf altijd up-to-date
met de laatste cursussen, LIVE en ON-DEMAND webinars, Leergangen Worldwide, Magna Charta Magazine, LAW TV en nog veel meer...!
www.avdr.nl
december 2016 |
61
62
| december 2016
Never give up! www.avdr.nl
december 2016 |
63
Jarenlang ten onrechte geprocedeerd en toch geen vergoeding van de daadwerkelijke advocaatkosten Noot bij HR 29 januari 2016, NJ 2016/167.
De exclusieve en limitatieve regeling omtrent de proceskosten, zoals vastgelegd in de artikelen 237-240 Rv. derogeren op grond van artikel 241 Rv. aan 6:96 lid BW en aan het uitgangspunt dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt die hem kan worden toegerekend, de schade die de ander dientengevolge lijdt moet vergoeden (HR 17 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600). Dit is slechts anders in het geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig procederen. Het enkele feit dat iemand ten onrechte in rechte wordt betrokken is hiervoor in ieder geval onvoldoende (HR 27 juni 1997, NJ 1997/651). Aan deze uitspraak ligt een echtscheiding ten grondslag die met recht een vechtscheiding kan worden genoemd. Na 15 jaar huwelijk is de man uit de echtelijke woning vertrokken. Zo’n 10 maanden later heeft er, zoals het in het feitencomplex staat beschreven, een “incident” plaatsgevonden. De
64
| december 2016
man is met een tractor op de vrouw ingereden en is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. Wat de aanleiding is geweest is voor “het incident” is niet uit het arrest op te maken. Het incident is wel van belang voor de bespreking van het arrest, omdat de vrouw hiervoor onder psychiatrische, psychologische en medische behandeling is geweest en op de gevolgen van het incident in rechte een beroep doet. De man en de vrouw waren met elkaar onder huwelijkse voorwaarden gehuwd. In mei 2002 hebben zij met elkaar afgesproken dat zij zich door een notaris bindend zouden laten adviseren over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de goederen die aan de echtlieden gezamenlijk toebehoorden, waaronder de voormalige echtelijke woning. De notaris heeft, ruim twee jaar later, op 10 december 2004 bindend advies uitgebracht. De man en de vrouw werden het echter ook niet eens over de wijze waarop er uitvoering gegeven diende te worden aan het bindend advies. Er is in rechte geen vernietiging gevorderd van het bindend advies. Wel hebben zij over de inhoud hiervan meermaals met elkaar (in kort geding) geprocedeerd. Met name de echtelijke woning was onderwerp van geschil. In november 2005 is de vrouw veroordeeld om de woning te ontruimen en te verlaten. De vrouw is hiertegen in hoger beroep gegaan en heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis laten schorsen. Uiteindelijk heeft het Hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Kennelijk heeft de vrouw geweigerd haar medewerking aan een overdracht te verlenen, want in juni 2009 heeft de man zich laten machtigen om de echtelijke woning te verkopen en te leveren. De vrouw heeft uiteindelijk voor 1 september 2009 de woning verlaten.
Annotation by Cindy Snelders
december 2016 |
65
Het geschil
rondom de vergoeding van de kosten van juridische
Wat is er in deze procedure in geschil? De man
rechtsbijstand. Op de reconventionele vordering van de
meent dat de vrouw onrechtmatig gehandeld heeft
vrouw, haar verweren tegen de toepassing van 6:165
door zowel de totstandkoming als de uitvoering
BW en de veroordeling van de vrouw in de overige
van het bindend advies te frustreren. De man heeft
kosten zal ik derhalve niet ingaan.
hierdoor schade geleden en vordert vergoeding
dwangsommen, extra kosten notaris, opbrengstderving
De beoordeling van het geschil omtrent de kosten van rechtsbijstand
woning, extra kosten rechtsbijstand en extra
Voor de beoordeling van de vordering tot vergoeding
rentekosten in verband met de tophypotheek. De
van de volledige proceskosten is van belang dat het Hof
rechtbank wijst de vordering van de man af en de man
heeft vastgesteld, en de Hoge Raad heeft bekrachtigd,
gaat in hoger beroep. De vordering tot betaling van
dat de vrouw onrechtmatig heeft gehandeld jegens de
de dwangsommen laat hij vallen en ook op een aantal
man en dat de schade die daaruit voortvloeit door haar
andere aspecten wordt de vordering verminderd. Het
moet worden vergoed.
hiervan. In eerste aanleg vordert de man € 175.000,aan schadevergoeding, bestaande uit verbeurde
Hof dient zich te buigen over een vordering € 103.229,32. Het Hof wijst hiervan een bedrag van
Het Hof heeft ten aanzien van de kosten van
€ 63.797,32 aan schadevergoeding toe, bestaande uit
rechtsbijstand aan het slot van rechtsoverweging 4.16
de volgende posten:
van het arrest het volgende overwogen:
- € 9.821,42 aan extra notariskosten voor de
“De vrouw heeft de onderbouwde vordering van de
totstandkoming van het bindend advies;
man in eerste aanleg niet gemotiveerd betwist (…)
- € 10.900,24 aan extra notariskosten voor de
en ook in hoger beroep heeft zij enige onderbouwde
uitvoering van het bindend advies;
betwisting nagelaten. Feit is dat er tussen partijen
- € 5.000,- minderopbrengst woning door verlaging
zeker vijf procedures gevoerd zijn betreffende de
van de koopprijs;
verkoop van de woning, waarbij de man zich steeds
- € 38.075,66 aan kosten van juridische bijstand.
heeft moeten laten bijstaan door zijn advocaat. De vordering van de man kan daarom, nu deze
De vrouw gaat in cassatie. Zij meent dat het Hof ten
onvoldoende gemotiveerd betwist is, geheel worden
onrechte heeft vastgesteld dat zij de kosten moet
toegewezen.”
betalen uit hoofde van haar onrechtmatig handelen. Zij geeft weliswaar toe dat zij zich heeft verzet tegen de
Zoals gezegd had het Hof reeds eerder geoordeeld dat
uitvoering van het bindend advies, maar zij geeft daarbij
het handelen van de vrouw in strijd is met hetgeen in
aan dat dit niet aan haar kan worden toegerekend in
het maatschappelijk verkeer betamelijk is. Dit heeft voor
verband met haar psychische klachten naar aanleiding
het Hof kennelijk voldoende grondslag gevormd om de
van het tractorincident. Volgens Het Hof kan dit verweer
daadwerkelijke kosten van rechtsbijstand als schade
niet slagen. In deze noot beperk ik mij tot de aspecten
toe te wijzen.
66
| december 2016
In cassatie wordt door de vrouw geklaagd dat
Rv. aan art. 3:96 lid 2 BW; zij derogeert eveneens
het hof geen aandacht heeft geschonken aan de
aan het uitgangspunt dat hij die jegens een ander
artikelen 6:96 lid 2 en 3 BW jo. 241 Rv. In lid 2
een onrechtmatige daad pleegt die hem kan worden
van artikel 6:96 BW wordt als voor vergoeding in
toegerekend, verplicht is de schade die de ander
aanmerking komende vermogensschade aangemerkt
dientengevolge lijdt, volledig te vergoeden (HR 17
de redelijke kosten ter vaststelling van schade en
juni 2015, ECLI: NL:HR:2015:1600).”
aansprakelijkheid. Het derde lid van artikel 6:96 BW voegt daar echter aan toe dat lid 2 (onder b en c)
Met betrekking tot de vergoeding van de kosten van
geen toepassing vindt als krachtens 241 Rv. de regels
rechtsbijstand kan dus niet zomaar worden afgeweken
betreffende de proceskosten van toepassing zijn.
van de limitatieve en exclusieve proceskostenregeling.
Artikel 241 Rv. bepaalt het volgende:
Kon het ook anders? Ik zou menen dat de man succesvoller had kunnen
“Ter zake van verrichtingen waarvoor de in de
zijn. Zowel het Hof als de Hoge Raad hebben zich
artikelen 237 tot en met 240 bedoelde kosten
immers expliciet uitgelaten over het onbetamelijk
een vergoeding plegen in te sluiten, zoals die ter
gedrag van de vrouw. Door zowel de totstandkoming
voorbereiding van gedingstukken en ter instructie
van het bindend advies als de uitvoering daarvan te
van de zaak, kan jegens de wederpartij geen
frustreren, heeft de vrouw onrechtmatig gehandeld.
vergoeding op grond van artikel 96, tweede lid,
Het voeren van tal van procedures over het al dan
van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek worden
niet verlaten van de echtelijke woning maakt een
toegekend, maar zijn alleen de regels betreffende
essentieel onderdeel uit van het onbetamelijke gedrag
proceskosten van toepassing. (…)”
van de vrouw. Als de man explicieter had gesteld dat de vrouw door het voeren van de procedures
In artikel 241 Rv wordt de werking van het algemene
onrechtmatig had gehandeld en hij had geconcludeerd
6:96 lid 2 BW dus aan banden gelegd. De vrouw voegt
dat zij daarmee misbruik maakte van procesrecht, dan
daaraan toe dat het Hof op grond van artikel 25 Rv.
had hij naar alle waarschijnlijkheid een sterkere zaak
ambtshalve had moeten toetsen of artikel 241 Rv. van
gehad.
toepassing was. Voor de man zal de volgende overweging van de De Hoge Raad gaat mee in het verweer van de vrouw
Hoge Raad (in r.o. 3.4.2.) dan ook een dooddoener
en bevestigt dat het Hof toepassing had moeten
zijn geweest:
geven aan artikel 241 Rv. De Hoge Raad merkt daarbij in r.o. 3.4.2. nog het
“Nu de man niet aan zijn vordering ten grondslag
volgende op:
heeft gelegd dat (ook) het procederen zelf als een onrechtmatige daad van de vrouw moet worden
“De regeling van de art. 237-240 Rv. derogeert
aangemerkt, brengt het bovenstaande mee dat de
ingevolge artikel 6:96 lid 3 in verbinding met art. 241
kosten van juridische bijstand voor de procedures
december 2016 |
67
die de man tegen de vrouw heeft moeten voeren in verband met de uitvoering van het bindend advies, slechts ten laste van de vrouw kunnen worden gebracht binnen de grenzen van de art. 237-240 Rv.� Afwijking van de gefixeerde proceskosten is dus alleen mogelijk in het geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig procederen. Aan dit laatste kan volgens het Hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2015:3585) ook een schending van art. 21 Rv. ten grondslag liggen. Van misbruik van de bevoegdheid om te procederen kan op grond van 3:13 BW sprake zijn in het geval: - de bevoegdheid wordt misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden, of; - met een ander doel dan waarvoor zij is verleend, of; - de procederende partij naar redelijkheid niet tot de uitoefening van zijn had kunnen komen, gelet op de belangen van beide partijen. Het enkele feit dat iemand ten onrechte in rechte wordt betrokken is in ieder geval onvoldoende voor een veroordeling van de volledige kosten (HR 27 juni 1997, NJ 1997/651). Als de man had gesteld dat de vrouw misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om te procederen, had het mij gelet op het onderhavige feitencomplex niet verbaasd wanneer de kosten van rechtsbijstand wel (deels) zouden zijn toegewezen.
68
| december 2016
december 2016 |
69
Scratching in the dark, in the dark with no remark And you’re human yet. Searching for belief, with the grit in your teeth And you’re human yet.
Tom Smith
70
| december 2016
www.avdr.nl
december 2016 |
71
this is magna charta