ke ec Ba
Roodkapje houdt van groen Emy Geyskens JuliĂŤtte Rosenkamp Illustraties: Bram Zwinnen
ns
s
ok
Bo
ke ec Ba
Rood Roodkapje zit op de bank en leest wat. De bank is rood, donker-rood met stippen. Het is avond en buiten wordt het donker. Roodkapje staat op en doet de gordijnen dicht. De gordijnen zijn rood, knal-rood met ruitjes. Vanuit de keuken roept oma: ‘Roodkapje, komen eten!’ Oma zet brood en soep op tafel. De soep is rood, tomaten-rood met balletjes. Roodkapje pakt een servet en knoopt het om. Het servet is rood, knalrood met hartjes. ‘Eet smakelijk, mijn lieve kind,’ zegt oma. Roodkapje zucht en eet haar rode soep op.
ns
s
ok
Bo
2
ke ec Ba
ns
s
ok Bo
3
ke ec Ba
Nog meer rood Na het eten gaat Roodkapje in bad. De zeep is rood en ruikt naar een roos. Ze droogt zich af met een rode handdoek. Ze trekt haar rode nachtpon aan. Ze kamt haar haren met een rode kam. Ze poetst haar tanden met een rode borstel. Als oma even later boven komt, schrikt ze zich een hoedje! ‘Roodkapje!’ roept ze uit. ‘Wat ben jij nu weer aan het doen?’
ns
s
ok
Bo
4
ke ec Ba ns
s
ok
Bo
Springen op bed Wat is Roodkapje aan het doen? Ze springt wild heen en weer op het bed. En ze roept luid en een beetje boos: ‘Rood, rood, ik kan geen rood meer zien! Ik wil geel, paars, wit of bruin, misschien. Geen rood meer, maar zwart, blauw of groen. Vanaf nu ga ik het anders doen!’ Oma wordt woedend, haar gezicht kleurt rood. ‘Ben jij nou helemaal gek geworden? Kom nu meteen van dat bed af! Straks zak je er nog doorheen!’ Maar Roodkapje is liever stout en springt gewoon door. ‘Alleen als ik nooit meer rood hoef,’ hijgt ze. 5
ke ec Ba
Wat moet oma nou doen? Hoe kan oma Roodkapje laten stoppen? Roepen helpt niet. Boos worden helpt ook al niet. Oma slaakt een diepe zucht. ‘Oké,’ zegt ze, ‘vooruit dan maar. Je mag een andere kleur kiezen. Maar dan stop je nu met springen.’ Roodkapje lacht en stopt meteen. Ze ploft op haar billen op het bed. ‘Echt? Mag het echt, oma?’ vraagt ze blij. Oma knikt van ja. ‘Probeer jij morgen maar een andere kleur. Maar nu eerst … lekker slapen.’ Tevreden rolt Roodkapje op haar zij. Ze trekt de teken tot haar kin. Ze duwt haar hoofd in het dikke kussen. Dan denkt ze even aan een fijne droom. Een droom zonder rood.
ns
s
ok
Bo
6
ke ec Ba ns
s
ok
Bo
Muziek Op de teevee is muziek. Het lied is super-stoer. Je hoort de gitaar en luide drums. De man achter de trommels draagt een muts. Een grote, zwarte muts met een prent. De vrouw zingt en speelt gitaar. Zij draagt een zwarte jurk met glitters. Roodkapje zet het geluid wat harder. Ze zingt luid met het lied mee: ‘Ai lof joehoe! Tra-la-la-la!’ De pan wordt haar trommel. Ze slaat met twee lepels op de pan. Ze maakt lekker veel lawaai.
7
ke ec Ba
ns
De zwarte muts Roodkapje gaat naar de speeltuin. Ze klimt in het hoge rek. Boven in het klimrek zit Wolf. ‘Dag Roodkapje,’ zegt hij, ‘kijk eens naar mijn nieuwe muts!’ Trots wijst hij naar zijn hoofd. De muts is zwart, stoer en met een prent. Net zo een muts als op de teevee. Roodkapje is er even stil van. Ze vindt de muts zo mooi! ‘Wolf, mag ik misschien jouw muts lenen? Een paar daagjes maar, daarna geef ik hem netjes weer terug.’ Wolf trekt de muts van zijn hoofd. ‘Best, hoor,’ zegt hij. Wolf wil graag lief zijn voor zijn vrienden. ‘Ik hoop dat de muts mooi staat bij jou.’
s
ok
Bo
8
ke ec Ba
De ketting ‘Een, twee, drie, vier, daarna een paar hartjes hier, dan de draad erdoor halen en tot slot nog een paar groene kralen.’ Vanuit de tover-eik klinkt een lieve stem. Roodkapje loopt het trapje op. Ze kijkt naar binnen door het raampje. Sofie zit op haar stoeltje naast de haard. Haar tafel ligt vol kleurige kralen. Roodkapje trekt aan de bel bij de deur. ‘Kom maar binnen, hoor,’ zegt Sofie. Roodkapje gaat naast haar zitten en kijkt naar de groene ketting. Wauw, wat ziet dat er mooi uit!
ns
s
ok
Bo 9
ke ec Ba ns
s
ok
Bo
Voor jou Sofie bekijkt Roodkapje van top tot teen. Dan zegt ze beslist: ‘Je ziet er een beetje anders uit.’ Roodkapje wrijft met haar handen over de muts. ‘Kijk nog een keertje goed, Sofie.’ ‘Aha! Nou zie ik het!’ roept Sofie uit. ‘Je draagt een stoere, zwarte muts. Het staat je … heel apart.’ Daarna gaat ze gauw verder met de ketting. ‘Hou je ook van groen?’ vraagt Sofie. Ze houdt de lange, groene ketting omhoog. Roodkapje knikt en zegt: ‘Ik wil heel graag eens een andere kleur.’ ‘Dan is deze ketting voor jou,’ zegt Sofie. 10
ke ec Ba ns
s
ok
Bo
Mode Roodkapje bladert door een dik boek. Is het een lees-boek met een verhaal? Is het een school-boek om uit te leren? Nee, het is een boek om in te kijken. Er staan plaatjes in van kleren. Plaatjes van toffe schoenen en mooie jurken. Van koele broeken en stoere rokken. Het is een groot boek vol met mode. Er zit ook een bon bij het boek. Daar op schrijf je wat je wilt kopen. De bon stuur je op met de post. Heb jij dat ook wel eens gedaan?
11
ke ec Ba
Het pakket Bo de bosduif heeft het erg zwaar. Het lukt hem niet om te vliegen. Als je goed kijkt, snap je wel hoe dat komt. Hij bezorgt vandaag geen brief of kaart. Nee, vandaag moet hij een zwaar pakket brengen. Het is een grote doos vol met kleren. Met zijn snavel trekt hij aan het pakket. Hij trekt, hij duwt, hij zweet er van. Nog een klein stukje, Bo, je bent er bijna! Bo hijgt en roept luid naar Roodkapje: ‘Ik heb hier een groot pakket voor jou!’ ‘Oh, wat fijn!’ zegt Roodkapje blij, ‘Dat zijn vast mijn nieuwe kleren.’
ns
s
ok
Bo
12
ke ec Ba
ns
s
ok Bo
13
ke ec Ba
ns
s
ok Bo
14
ke ec Ba
ns
Voor de spiegel Roodkapje draait een rondje voor de spiegel. Ze bekijkt zichzelf van top tot teen. De blauwe broek zit wel wat strak. Of hoort dat juist zo? Is een strakke broek in de mode? Roodkapje weet het niet zeker. Ze heeft nog nooit een broek aan gehad. De trui is grijs en lekker wijd. De trui staat goed bij de zwarte muts. De groene ketting past er ook mooi bij. Nu alleen de schoenen nog passen. Het zijn erg stoere laarsjes met gouden stippen. ‘Ziezo!’ zegt Roodkapje. ‘Ik ben klaar om naar school te gaan.’
s
ok
Bo
15
ke ec Ba ns
s
ok
Bo
Het nieuwe meisje? Meester Uil kijkt zijn klas rond. Alle stoelen zijn bezet, dus iedereen is er. Maar wie is toch dat nieuwe meisje? Dat meisje, op de plek van Roodkapje? De meester krabt op zijn hoofd. Hij snapt er helemaal niks van. Hij loopt naar het nieuwe meisje toe. Hij geeft haar een hand en zegt: ‘Dag meisje, mijn naam is meester Uil. En hoe heet jij?’ Roodkapje kijkt haar meester verbaasd aan. Dan schiet ze in de lach. ‘Meester, herken je mij soms niet? Ik ben het, Roodkapje!’
16
ke ec Ba
Geen rood meer Het rode kleed is er niet meer. Grootmoe heeft een geel kleed gekocht. De rode zeep bij het bad is weg. De rode handdoek is weg. En ook de rode kam is weg. Er is nu een groene zeep. De handdoek is wit en de kam is paars. Straks eten ze bruine bonen en gele rijst. Het kleed op de tafel heeft groene strepen. De borden zijn wit met zwarte stippen. Het huis heeft veel nieuwe kleuren. Roodkapje zal vast heel erg blij zijn, als ze straks uit school komt.
ns
s
ok
Bo 17
ke ec Ba
ns
s
ok Bo
18
ke ec Ba
Vies Roodkapje en oma zitten aan de tafel. Ze eten bruine bonen en gele rijst. Roodkapje prikt met haar vork in een boon. Ze ruikt er aan en neemt een lik. Brr! Roodkapje rilt er van. Snel duwt ze de bonen onder de rijst. ‘Ik ben klaar,’ zegt ze zacht. Ze schuift haar bord weg en staat op. ‘Eet eens netjes je bord leeg,’ zegt oma. Haar stem klinkt een beetje streng. ‘Dan kun je daarna een geel toetje krijgen. Gele pudding met een toefje witte room.’ Roodkapje trekt een vies gezicht. Ze vindt het eten toch niet zo lekker. Ze houdt veel meer van rood. Van rode soep met tomaat en balletjes. Van rode saus over de macaroni. Van rode appels en rode radijs. ‘Sorry, grootmoe, ik lust het echt niet.’ Roodkapje staat op en loopt droef naar boven.
ns
s
ok
Bo
19
ke ec Ba
ns
Niet fijn! De badkamer lijkt wel een regen-boog, Met al die kleuren: paars, geel, groen, wit en blauw. De groene zeep ruikt lang niet zo lekker, als de rode zeep. De paarse kam is erg hard. Zo hard als een egel. De witte handdoek voelt als schuur-papier. De groene nacht-japon is veel te groot. Die zit echt niet fijn. Snel pakt Roodkapje haar eigen, rode nacht-japon. Dan legt ze haar rode deken klaar. Ze wil niets liever dan haar eigen spullen. Haar eigen, fijne, rode spullen. Van al die kleuren heeft ze nu spijt.
s
ok
Bo
20
ke ec Ba ns
s
ok
Bo
Toch maar rood? De volgende dag pakt Roodkapje haar kleren. Haar nieuwe kleren met al die kleuren. Ze kijkt naar haar rode kapje, haar rode schoenen en haar rode trui. Ze denkt even na. Haar rode kleren zitten veel fijner. Bovendien ziet de meester dan wie ze is. Op weg naar school loop ze naar Wolf. ‘Hier is je muts, bedankt voor het lenen. Hij stond erg stoer en was lekker warm. Maar nu doe ik weer mijn kapje op, mijn eigen, rode kapje.’ Wolf knikt en zegt, heel lief: ‘Je eigen, rode kapje staat ook veel beter.’
21
ke ec Ba ns
s
ok
Bo
Jezelf zijn Op school is iedereen erg blij. Ze vinden het erg fijn, dat Roodkapje weer terug is. ‘Ik was niet weg, hoor!’ lacht Roodkapje. Meester Uil herkent haar nu wel weer. Het meisje met het rode kapje, de rode jurk en de rode schoenen. Hij geeft Roodkapje een aai over haar bol. Dan zegt hij tegen de hele klas: ‘Het is toch echt het fijnste, om jezelf te zijn.’ 22
Waar of niet waar? Vertel het maar.
ke ec Ba
Meester Uil kent Roodkapje niet meer. waar / niet waar Roodkapje vindt de bonen en rijst lekker. waar / niet waar De witte handdoek is zacht. waar / niet waar De nieuwe nachtpon is te klein. waar / niet waar
ns
Roodkapje heeft spijt van de kleuren. waar / niet waar
s
ok
Bo
De rode kleren zitten veel fijner. waar / niet waar
23
Wat zegt meester Uil tegen de klas?
ke ec Ba
Het is het fijnste om: • elkaar na te doen • elke dag een ander te zijn • jezelf te zijn
Wat bedoelt meester Uil met deze zin? Praat er samen over.
ns
Wil jij ook nieuwe kleren? Hoe zien jouw nieuwe kleren er uit? Pak een papier en teken het.
s
ok
Bo
24