Planten – Onze Kust , anders bekeken.
I.
Cabourduinen (5000 jaar oud fossiele duinen)
Weinig betreding. Veel kalk uit de bodem geloogd. -
Populieren Duingrasland Korstmossen (bunkers)
Steenkorstmos (Xanthoria pariëtina) is één van de bekendste korstmossen op aarde. Vooral op rotsen en gesteenten langs kusten, op muren en tot hoog in de Alpen komt het kleurrijke mos voor. Het loof van dit korstmos is feloranje of geel. Het loof lijkt op schelpen en is iets gedraaid van vorm. Korstmossen (of lichenen) zijn de innige mutualistische symbiose van twee verschillende typen van organismen: -
een schimmel een groenwier of een blauwalg (Cyanobacteria).
Soms zijn deze zo sterk met elkaar verbonden dat ze buiten het samenwerkingsverband geen overlevingsmogelijkheid bezitten. Aan de buitenkant zit de schimmel, die dus ook de grove vorm van het korstmos bepaalt. De algen verzorgen de fotosynthese, en produceren daarbij in plaats van de suiker die normaal gesproken wordt geproduceerd, speciale suikeralcoholen die door de schimmel kunnen worden gebruikt.
Rendiermos (Cladina ciliata). De naam rendiermos is afgeleid van de vorm van de 'plant' die op een hertengewei lijkt. In sommige gebieden, zoals in Lapland, is rendiermos het hoofdvoedsel van het rendier. Open rendiermos (Cladonia portentosa). Cladonia folicacea = zomersneeuw (elandgeweimos). Het hondsviooltje (Viola canina) is een vaste plant die behoort tot de viooltjesfamilie (Violaceae). De plant wordt 540 cm hoog. Alleen in het eerste jaar heeft de plant een wortelstok. De plant groeit verder door de vorming van zijstengels. De stevige bladeren zijn aan de voet zwak hartvormig tot afgeknot en hebben een niet of zeer smal gevleugelde bladsteel. Tijdens de bloei heeft de plant al jonge scheuten. Het hondsviooltje bloeit in mei en juni met blauwpaarse tot lichtblauwe bloemen. Een tweede bloei is mogelijk in de herfst. Soms komen ook planten voor met witte of blauwwit gestreepte bloemen. De spoor is 4-6 mm lang en steekt 2-4 mm voorbij het kelkaanhangsel. De kelkbladen zijn spits. De bloem zit aan bebladerde stengels. De vrucht is een met kleppen openspringende doosvrucht. Op het zaad zit een mierenbroodje. De plant komt voor op matig voedselarme grond in de duinen, in schrale graslanden, bermen en heidevelden.
Tandjesgras (Danthonia decumbens)is een vaste plant die behoort tot de grassenfamilie (Poaceae). De plant vormt dichte, harde pollen en wordt 15-60 cm hoog. De gladde stengels kunnen liggen, opgaan of rechtop staan. De van boven grijs-donkergroene en van onderen glanzende bladeren en bladschede zijn gewimperd. Het tongetje bestaat uit een gewimperde haarrand. De jonge bladeren zijn gevouwen langs de middennerf. Tandjesgras bloeit in juni en juli met een aarachtige of trosachtige bloeiwijze. De lichtgroene of iets violette aartjes bestaan uit drie tot vijf bloemen. De kelkkafjes zijn langer dan de bloemen. Het onderste kelkkafje is 7 mm en het bovenste 6 mm lang. Het onderste, 4,8 mm lange, langs de randen gewimperde kroonkafje heeft aan de top drie tanden, vandaar de naam tandjesgras en in het Duits Dreizahn (drietand). Het bovenste kroonkafje is 3,5 mm lang. De mannetjesereprijs (Veronica officinalis) is een zodevormende, vaste plant uit de weegbreefamilie (Plantaginaceae). De plant wordt 10-50 cm hoog en heeft kruipende, aan de top opstijgende stengels. De stengel is gelijkmatig behaard. De kortgesteelde bladeren zijn elliptisch of omgekeerd eirond met ondiep gekartelde of gezaagde bladranden. Het blad is 1,5-5 x 1-3 cm groot en zachtbehaard. De mannetjesereprijs bloeit van mei tot augustus met lichtblauwe, donkergeaderde, 6-8 mm grote bloemen. Er komen ook planten voor met donkerblauwe, roze of witte bloemen. De bloeiwijze is een tros. De plant komt voor op droge, matig voedselarme grond in kort grasland, vergraste heide of op kapvlakten.
Liggend walstro (Galium saxatile)is een vaste plant uit de sterbladigenfamilie (Rubiaceae). De plant wordt ook wel 'hartekruid' genoemd. Het is een plant van droge, zure grond. De plant wordt 7-30 cm hoog en vormt aan de voet uitlopers. De stengel is kantig, sterk vertakt en ook onderaan kaal. Soms wortelt de stengel op de knopen. De dichtopeenstaande omgekeerd eironde tot langwerpige bladeren staan in kransen van zes tot acht om de stengel en hebben een stekelpuntige top. Alleen de bloeiende stengels staan rechtop. Liggend walstro bloeit van juni tot en met september, met witte, onaangenaam ruikende bloemen, die 2,5-4 mm breed kunnen worden. De helmknoppen zijn in het jong stadium geel. De vrucht is een tweedelige splitvrucht en is dicht bezet met spitse wratten. Op de deelvrucht zitten haakjes.
Drienerfmuur (Moehringia trinervia) is een eenjarige- of tweejarige plant die behoort tot de anjerfamilie (Caryophyllaceae). De plant komt van nature voor in Eurazië. Drienerfmuur lijkt veel op vogelmuur (Stellaria media), maar deze heeft zeer diep ingesneden kroonbladen, waardoor het lijkt of er tien kroonbladen zijn. De plant wordt 15-30 cm hoog en heeft een liggende of opstijgende, behaarde stengel. De donkergroene, spitse, tot 2,5 cm lange bladeren zijn eirond en meestal drienervig, vandaar de naam drienerfmuur. Soms komen ook bladeren met vijf nerven voor. De middelste nerf is behaard. De onderste bladeren zijn gesteeld. Drienerfmuur bloeit van mei tot de herfst met witte, 4-7 mm grote bloemen. De spitse kelkbladen zijn lancetvormig. De kroonbladeren zijn korter dan de kelk. De stamper heeft drie stijlen. De vrucht is een doosvrucht, die met kleppen openspringt. De zwarte, gladde zaden hebben een aanhangsel. De plant komt voor in loofbossen en onder struikgewas op droge, matig voedselarme grond. Klein tasjeskruid (Teesdalia nudicaulis) is een eenjarige plant, die behoort tot de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae). De plant wordt 320 cm hoog en vormt een wortelrozet. De bladeren zijn liervormig veerspletig tot veerdelig en hebben een stompe eindslip. Klein tasjeskruid bloeit van april tot juni (soms ook nog in augustus en september) met witte bloemen, die gegroepeerd staan in een tros. De twee buitenste kroonbladen zijn 1,5 mm lang en de twee binnenste zijn 1 mm lang. De 3-4 mm lange, omgekeerd eironde, afgeplatte en smal gevleugelde vrucht is een hauwtje met een zeer korte snavel. De plant komt als pionier voor op droge, vrij zure zandgrond bij zandverstuivingen, in graanvelden en duinen.
Zaden Eikvarens zijn terrestrische of epifytische varens met horizontaal kruipende, dicht met haren of schubben bezette rhizomen en verspreid staande éénvormige bladen. De bladen zijn verscheiden van grootte, van 10 tot 80 cm lang, en vorm, maar zijn steeds groenblijvend, meerjarig, en één- of meervoudig gedeeld. De sporenhoopjes liggen op de onderzijde van de bladen, zonder dekvliesje.