5 minute read

PAGINA

Next Article
DORST PAGINA

DORST PAGINA

veertien

Scherven:en:stof

Advertisement

15

Onderzoek naar prehistorisch aardewerk

Een groot deel van archeologisch onderzoek bestaat uit het bestuderen van gebruiksvoorwerpen van mensen uit het verleden. Aan de hand van die voorwerpen krijgen archeologen een beeld van het dagelijks leven vroeger. Maar wat moeten we ons eigenlijk voorstellen bij dat onderzoek? Om een beter beeld te krijgen gaan we langs bij Marloes Luijten-Pape, die als aardewerkspecialist aan het archeologisch onderzoek naar de grafheuvel in Elst heeft meegewerkt. We bezoeken haar in het provinciaal archeologisch depot.

“Als op een plek moet worden opgegraven, wordt er gezocht naar sporen uit het verleden. Vaak gaat het hierbij om verkleuringen in de grond, waar bijvoorbeeld eerder een boerderij gestaan heeft. Deze sporen worden vervolgens verder onderzocht en vaak vinden we dan aardewerk. Dit aardewerk kan archeologen helpen om de boerderij te dateren.” Marloes legt ons uit hoe haar onderzoek werkt. Ze is begonnen met een beschrijving van de verschillende vondsten, dus we vallen met onze neus in de boter. Het depot is de plek waar alle dozen met vondsten worden bewaard na een opgraving. Het staat dan ook vol met stellages en dozen met daartussen werktafels waaraan ook Marloes werkt. Haar werktafel ligt bezaaid met zakken vol scherven en zij laat ons zien wat er bij het laatste onderzoek aan het licht gekomen is.

Hoe dateer je eigenlijk met aardewerkscherven? “Archeologen kunnen zich specialiseren in aardewerk uit een bepaalde tijd, omdat het in iedere periode net weer even anders werd gemaakt. Zo is het aardewerk uit de prehistorie – steentijd, bronstijd en ijzertijd – bijvoorbeeld met de hand gemaakt en werd aardewerk vanaf de Romeinse tijd gemaakt op de draaischijf. Op de prehistorische manier aardewerk maken heeft iedereen vroeger op school vast wel eens gedaan. De klei werd namelijk tot worsten gerold en deze werden vervolgens opgestapeld en aan elkaar gesmeerd om zo een potje te maken. Aan de verschillende maakwijzen kunnen specialisten aflezen in welke tijd het voorwerp is gemaakt en dus hoe oud het aardewerk is.” >>

Tijdens een opgraving worden er vooral scherven gevonden en geen complete potten, nemen wij gemakshalve aan. “Dat klopt,” zegt Marloes, “deze scherven zijn in de grond gekomen nadat duizenden jaren geleden de pot kapot is gevallen en de mensen de scherven hebben weggegooid, of omdat de pot stuk is gegaan doordat het zo lang in de grond heeft gezeten en door het ploegen van de grond kapot is gemaakt. Voor het onderzoek naar aardewerk kijken we dus vaak naar scherven, die voor de grap ook wel eens hondenbrokken worden genoemd, omdat ze daar soms een beetje op lijken.” Ze lacht en laat ons inderdaad een scherf zien die eerder lijkt op een stuk hondenvoer dan op een pot.

Marloes gaat staan, buigt zich over de verzameling scherven op haar tafel en bekijkt het oppervlak van de diverse stukken met een loep. Ze wijst ons op minuscule details in de scherven. “Om aardewerk te kunnen maken, is het nodig om aan de klei een ander materiaal toe te voegen dat niet kneedbaar is zoals de klei zelf. Je kan hierbij denken aan kleine steentjes, zand, schelpen en plantenresten, maar bijvoorbeeld ook aan vermalen aardewerk, dat we ‘potgruis’ noemen. Als dit wordt toegevoegd is de klei makkelijker te bewerken en krimpt en scheurt de klei minder tijdens het drogen en bakken in open vuur. Het materiaal dat aan de klei wordt toegevoegd wordt ook wel ‘verschraling’ of ‘magering’ genoemd en is bijvoorbeeld per periode in de ijzertijd verschillend. Zo weet de specialist nog nauwkeuriger uit welke tijd het aardewerk waarschijnlijk komt.” Marloes vertelt ons verder ook dat er gedateerd wordt aan de hand van de ontwikkeling van vormen. “Als we wél een complete pot vinden is dit erg handig voor het onderzoek. Er is namelijk voor het aardewerk uit de ijzertijd een zogenoemde typologie of vormenreeks opgesteld. Er is hierbij lang onderzoek gedaan naar de vorm van de potten, pannen en schoteltjes, waarbij onderzoekers bepaalde tradities ontdekt hebben.”

16

zeventien

“Heeft dat misschien ook te maken met mode?” zo willen wij weten. Marloes knikt. “Mensen waren vroeger ook al gevoelig voor wat hip was en veranderden af en toe hun servies. Het is een beetje te vergelijken met het drinken van een kopje thee: aan het begin van de vorige eeuw dronk je de thee uit een mooi kopje met een schoteltje, daarna vonden we het veel handiger om het uit een mok te drinken en uiteindelijk kwamen er plastic bekertjes uit koffiezetautomaten. Die bekertjes vervangen we nu gelukkig steeds vaker door bekers die je kunt hergebruiken. Eenzelfde soort ontwikkeling zien we ook bij het aardewerk uit de ijzertijd. Dit vertelt de deskundige meer over de tijd waaruit de pot dateert én wat voor servies mensen toen gebruikten.” Daarnaast zijn potten soms ook mooi versierd, zo blijkt, bijvoorbeeld door een indruk, gemaakt met de vingertoppen van de maker. Je kunt je vinger dan letterlijk in de vingerafdruk van iemand uit een ver verleden leggen. “Hoe tof is dat!” lacht Marloes enthousiast, terwijl ze zoekt naar een voorbeeld. “En de locatie van deze versiering vertelt vaak ook meer over de periode waarin het aardewerk is gemaakt.” Ze haalt een scherf uit de keurige rij op haar tafel en laat die ons zien. De scherven zijn tijdelijk met tape aan elkaar geplakt, omdat Marloes twee stukken heeft gevonden die aan elkaar bleken te passen. Ze laat ons aan het eind nog enkele andere voorbeelden zien. Wij vinden het ontzettend leuk om een keer gezien te hebben hoe het werkt als een opgraving is afgerond, als de graafmachines gestopt zijn en het werk van de archeologen zich verschuift van het veld naar de laboratoria. ��

This article is from: