APRIL 2009
Vogelbescherming
VOGELNIEUWS NEDERLAND
#02
%8#,53)%& ")* 6/'%,"%3#(%2-).' %. "%6%2 :7%2&30/24
-ET 6OGELBESCHERMING /PTIEK EEN BETERE KIJK OP VOGELS .A DE SUCCESVOLLE START VAN 6OGELBESCHERMING /PTIEK IN
IS DE SERIE NU UITGEBREID MET DE ZEER FRAAIE STARTERSLIJN
3TERN /PTIEK
%IGENSCHAPPEN s CONTRASTRIJK EN HELDER BEELD s LANGE LEVENSDUUR DOOR STOF EN WATERDICHTHEID s ZEER GESCHIKT VOOR BRILDRAGERS s JAAR GARANTIE OP FABRIEKSFOUTEN s "IJ REPARATIES DIE NIET ONDER DE GARANTIE VALLEN WORDEN ONDERDELEN GRATIS VERVANGEN ALLEEN DE REPARATIEKOSTEN WORDEN IN REKENING GEBRACHT EN DAT AL VANAF % EN NIET TE VERGETEN MET DE AANKOOP VAN 6OGELBESCHERMING /PTIEK STEUNT U HET WERK VAN 6OGELBESCHERMING .EDERLAND 3PECIl CATIES 6OGELBESCHERMING 3TERN /PTIEK
-ODEL
X
X
X
X
X
)NSTELBAAR VANAF IN METERS
'EZICHTSVELD OP METER
7ATERDICHT
JA
JA
JA
JA
JA
'ARANTIE IN JAREN
'EWICHT IN GRAM
%
%
%
%
%
0RIJS
//+ ")* "%6%2 :7%2&30/24 6%2+2)*'"!!2 $% 6/'%,"%3#(%2-).' /04)%+ !2%.$ 3%2)% $% !"3/,54% 4/0 ). +)*+%23 AL SINDS
.)%57
%XCLUSIEF VERKRIJGBAAR BIJ "EVER :WERFSPORT ,EDEN VAN 6OGELBESCHERMING .EDERLAND KRIJGEN KORTING OP DEZE UNIEKE SERIE
Stad Oorlog op de stoep De hit was dit jaar behoorlijk groter dan anders. Maar liefst 23.000 mensen deden mee met de Nationale Tuinvogeltelling van Vogelbescherming Nederland: een uur lang vanuit je luie leunstoel alles tellen wat op je voedertafel afkomt. Dat de telling midden in de winter wordt georganiseerd is natuurlijk geen toeval. Veel dieren verliezen hun natuurlijke schuwheid in tijden van schaarste. Dat maakt het tellen wel zo leuk. Bij mij zat het een beetje tegen dat weekeinde. Het leukst waren twee roodborsten op het stoepje voor de keukendeur. En twee roodborsten in één tuin in de winter, dat betekent hommeles. De veren vlogen nog net niet in het rond.
Op pagina 10 van dit blad vindt u daar een voorbeeld van; twee cracks die met hele broden in het weekeinde naar het stadspark trekken om zwanen te voeren. En om ze te ringen. Ook de vogels die zij in hun tuin voeren lopen een grote kans om hun leven in dienst van de wetenschap verder te vliegen. Want met enige regelmaat zetten de mannen hun voedertafels ‘op scherp’ en blijken het eigenlijk vanginstallaties te zijn. Zelfs stadsvogels zijn voor vogelringers een prachtige bron van informatie. Reacties, ook op de andere informatie in dit Stadsvogelnummer zijn – zoals altijd – van harte welkom. Namens de redactie Rob Buiter
roodborst kina
Alle mooie vergelijkingsstaatjes in de maandagochtendkranten ten spijt; het gaat de organisatoren van de telling – dat gold zeker de eerste jaren – vooral om het enthousiasmeren van een groot publiek. Op de lange termijn hoopt Vogelbescherming ook interessante trends uit dit
onvervalste staaltje van citizen science te halen. Maar het viel mij op, dat ook op de diverse internetfora staatjes werden ingevuld door mensen die zich normaal vooral druk lijken te maken over de laatste twitch in de regio. ‘Lijken’, want blijkbaar zijn stadsvogels niet alleen een leuke ingang voor de geïnteresseerde leek, ze geven ook plezier aan de meest doorgewinterde vogelaar.
Inhoud 4 Vogelnieuws – prikkelende berichten
1 4 Urbane slechtvalk houdt van openheid
6 De Kwestie – dubbelvisie op bouwen in IJmeer
1 6 Bescherming stadsvogels gaat internationaal
8 De dunbekwulp lijkt definitief zoek
1 7 Een keuzemenu om stadsvogels te lokken
9 Alles over verstoringsgevoeligheid van vogels
1 8 In Oosterheem 50 gaan VINEX en vogels samen
1 0 Stadszwanen ringen levert veel kennis op
2 0 De stadsvogelindicator voorspelt vogelrijkdom
1 2 What’s Up? – Theunis Piersma
2 2 Vogelbescherming begint in de klas
1 3 Ekster – thema Stadsvogels
2 4 Koud kunstje
VOGELNIEUWS 02/
grutto Wim wilmers /agami
Spot op de weidevogels
D e K e n n i s k r i n g W e i d e v o g e l l a n d s c h a p h e eft een r e e k s r a p p o r t e n o v e r w e i d e v o g e l s g e p u b liceerd. D e v e r z a m e l d e k e n n i s i s v e r t a a l d n a a r c oncrete m a a t r e g e l e n v o o r b e h e e r . O p d e z e p agina’s v a t t e n w e e n k e l e v a n d e r a p p o r t e n k o r t samen.
Weidevogels niet zo trouw aan een vaste broedplaats
W e i devogels op l a n dschapsschaal Wat zijn de landschappelijke kenmerken van een goed weidevogelgebied? Om deze vraag te beantwoorden zijn de gegevens van grootschalige gebiedstellingen en van het nationaal Meetnet Weidevogels geanalyseerd. Goede en stabiele weidevogelgebieden zijn zeer open; bos en andere opgaande begroeiing ontbreken vrijwel geheel en er zijn nauwelijks gebouwen. De
verstoringsafstand van boomgroepen bedraagt ongeveer 250 meter, die van gebouwen 175 meter. Stabiele, goede weidevogelgebieden hebben een hoog waterpeil, met een drooglegging van twintig tot veertig centimeter. Verder bestaan ze voor een groot deel uit kruidenrijk grasland, dat bovendien voor maar een klein deel vroeg gemaaid wordt. Hoge waterpeilen zorgen voor late maaidata: eerder is landbouwkundig niet mogelijk. Verder bleek dat
in goede weidevogelgebieden de boeren ouder zijn en dat velen problemen hebben met bedrijfsopvolging. De onderzoekers melden dat een reeks andere factoren niet is onderzocht. Hierdoor blijft de rol van predatie, de ruimtelijke samenhang van het landgebruik en omgevingsfactoren onbelicht. Veer, R. van ‘t, H. Sierdsema, C.J.M. Musters, N. Groen en W.A. Teunissen. 2008. Weidevogels op landschapsschaal. Ruimtelijke en temporele veranderingen. Rapport DK nr. 2008/ dk105, Directie Kennis, Min. van LNV.
Het gevestigde beeld is dat weidevogels nogal trouw zijn aan hun vaste broedplaatsen. Maar weidevogels bewegen zich van jaar op jaar dynamisch door het landschap om te broeden en laten hun nestplaatskeuze wellicht eerder bepalen door de kwaliteit van een perceel. Hoe weidevogels die kwaliteit bepalen tijdens de vestigingsfase is onbekend. Wel bekend is welke factoren de dichtheden van broedende weidevogels beïnvloeden. De belangrijkste zijn vochtigheid en indringingsweerstand van de bodem, grondwaterstand en dichtheid aan prooidieren. Door de juiste condities aan te bieden in die gebieden waar speciaal wordt geïnvesteerd in het behoud van weidevogels, kunnen de vogels worden ‘verleid’ om ook daar te gaan broeden. Uit de studie bleek dat de nestplaatsen van grutto en tureluur een sterke associatie hebben met een hoge grondwaterstand. Samen met bodemvochtigheid geeft dit weidevogels mogelijk een indicatie van de kwaliteit van een plek als toekomstige kuikenopgroeihabitat. De ervaringen die oudervogels hebben opgedaan toen ze zelf kuiken waren zouden daarbij leidinggevend kunnen zijn. Of kuikengroei en –overleving door hoge peilen wordt bevorderd blijft vooralsnog onbekend.
grutto’s hans gebuis /agami
Kleijn, D., F. Berendse, J. Verhulst, M. Roodbergen, C. Klok & R. van ’t Veer. 2008. Ruimtelijke dynamiek van weidevogelpopulaties in relatie tot de kwaliteit van de broedhabitat. Rapport DK nr. 2008/091, Directie Kennis, Min. Van LNV.
/02 VOGELNIEUWS
G r u tto’s bescherm j e i n nat, extensief b o e renland De huidige gruttopopulatie in Nederland is sterk gefragmenteerd. Om ze te behouden is inzicht in de populatiedynamiek belangrijk. Daarvoor is de bloeiperiode van de grutto in Nederland in de jaren 1960 - 1970 onderzocht. Zo ook de daarop volgende afname én de dynamiek van de huidige gruttopopulatie in een netwerk van kerngebieden in Zuidwest-Friesland. Het blijkt dat de goede gruttogebieden van toen, die als brongebieden fungeerden voor ‘overloop’-gebieden, nu nog steeds relatief veel grutto’s herbergen. Of het broedsucces in deze brongebieden hoger was dan in de overloopgebieden kon niet aangetoond worden. Toch is het verstandig om weidevogelbescherming op de kerngebieden te focussen. Het beste is om nat, open en extensief agrarisch landschap te beschermen; het uitkomstsucces van gruttonesten is hier hoger dan op intensief agrarisch landschap. Ook lijken grutto’s die zich verplaatsen weer voor extensief agrarisch gebied te kiezen. Kentie, R., J. Hooijmeijer, C. Both & Th. Piersma. 2008. Grutto’s in ruimte en tijd. Rapport DK nr. 2008/097, Directie Kennis, Min. van LNV.
Vroeg g e b o r e n w e i d e v o g e l j o n g e n o v e r l e v e n b e t e r
Eén van de belangrijkste oorzaken voor de achteruitgang van weidevogels in ons land is de geringe reproductie. Er worden eenvoudig te weinig jongen vliegvlug om de verliezen door sterfte te compenseren. Tegelijkertijd blijkt dat er, voor beter weidevogelbeheer, te weinig kennis is over factoren die van belang zijn voor de overleving van weidevogelkuikens. Vooral over de invloed van weer, voedsel en beheer is te weinig bekend. Uit analyses van bestaande gegevens blijkt dat een goede conditie bij geboorte (een zwaar geboortegewicht) gunstig is voor de overleving.
De conditie of de kwaliteit van de oudervogel speelt hierin vermoedelijk ook een rol. Gruttokuikens die vroeg in het seizoen zijn geboren hebben een tot driemaal zo grote overleving als laat geboren kuikens. Verder zijn er aanwijzingen dat temperatuur, wind en regen de groei van kuikens sterk beïnvloeden. Zo wordt bij regen de foerageertijd voor kuikens belangrijk beperkt omdat ze vaker bebroed moeten worden. Op grond van de uitkomstperiode van gruttokuikens hebben de onderzoekers berekend dat in West-Nederland minimaal tot 8 juni en in Noord-Nederland
Kievitjong Wim wilmers /agami
vogelnieuws
tot 17 juni het beheer gericht moet zijn op een optimale inrichting van de opgroeihabitat van gruttokuikens. Dan gaat het vooral om vertraging van de vegetatieontwikkeling: door steeds warmere voorjaren is het gras te vroeg in het jaar te hoog. Welke maatregelen het meest effectief zijn en hoe uitvoerbaar die zijn zal onderzocht moeten worden, maar hoge peilen en weinig bemesting vertragen de grasgroei. Teunissen, W., C. Klok, D. Kleijn en H. Schekkerman. 2008. Factoren die de overleving van kuikens beïnvloeden. Rapport DK nr. 2008/dk102, Directie Kennis, Min. van LNV.
R u i mtelijke bescherming w e i devogelgebieden
tureluur Jari Peltomäki /agami
Afname van de openheid, verdroging en oprukkende bebouwing zijn ruimtelijke aspecten die weidevogelgebieden bedreigen. Met de veranderingen in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) kunnen weidevogelgebieden op het punt van die ruimtelijkheid juridisch beter beschermd worden. Tot voor kort was dat nog erg moeilijk. Weidevogelgebieden vallen immers doorgaans buiten de Natura 2000gebieden, terwijl de ecologische hoofdstructuur (EHS) en de Nationale Landschappen zich meestal beperken tot planologische sturing, maar zonder de noodzakelijke juridische sturingsinstrumenten. En juist die zijn nodig om voor weidevogels de nodige openheid, waterpeilen en rust te waarborgen. Een kansrijk middel lijkt de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Provincies kunnen daarmee een ‘weidevogel-PRV’ opstellen en de voor weidevogels noodzakelijke ruimtelijke bescherming waarborgen en afdwingen. Dit rapport maakt het ook voor mensen zonder juridische achtergrond inzichtelijk hoe het werkt. Kistenkas, F. en D. Melman. 2008. Ruimtelijke bescherming weidevogellandschap. Naar een provinciale weidevogelverordening? Rapport DK nr.2008/095, Directie Kennis, Min. van LNV.
VOGELNIEUWS 02/
Door René de vos
“ Die huizen zijn niet nodig en dit is ook nog Vogelrichtlijngebied! ” Flor Fleisch e r v a n V e r a n t w o o r d B e h e e r IJsselmeer v i n d t d a t a l l e e n d e n a t u u r rechten k a n d o e n g e l d e n i n h e t IJsselm e r e n g e b i e d . ‘B o u w e n ? Ni e m a n d w a c h t o p leegstand. Is de VBIJ wel realistisch? De overleggroep waarin ook Natuurmonumenten zit, meent dat je natuur kunt betalen uit de verkoop van huizen. Deze Stuurgroep, waar wij geen deel van uitmaken, is altijd open geweest over dat standpunt. Als je nou de natuur maar genoeg ontwikkelt, dan kun je er ook wel in bouwen. Uit de winsten van de woningbouw (rood) worden de ingrepen voor natuurverbetering (groen/blauw) betaald. Maar deze rood-voor-groen gedachte gaat niet op; bouwen in het water is veel te duur om er iets aan over te houden voor de natuur. Ideeën om buitendijks te willen bouwen zouden eigenlijk niet eens moeten bestaan; we hebben het hier over een Vogelrichtlijngebied! Wij zijn als VBIJ niet onrealistisch, maar hebben wel een duidelijk standpunt. Economische en maatschappelijke belangen mogen helemaal niet meetellen? Ze gaan hier niet op. Een buitendijkse verbinding tussen Amsterdam en Almere zal van Almere nóg meer een slaapstad maken. Je zou juist Almere zélf economisch moeten versterken. En de noodzaak om buitendijks te bouwen is er niet, omdat er op land alternatieven zijn. Je kan het water ook naar binnen halen! Daarnaast trekken we het aantal te bouwen huizen, nu 60.000, in twijfel. Het Gooi en Heemstede tellen al minder inwoners dan een paar jaar geleden. De komende decennia loopt de vraag naar woningen verder terug. En niemand zit te wachten op leegstand in de toekomst. Maar als ze nu wél nodig zijn; wat is er tegen huizen in het water? Het is strijdig met de kernwaarden die we nu juist met zijn allen, ook Natuurmonumenten en Vogelbescherming
/02 VOGELNIEUWS
Flor Fleischer D i t n a j a a r b e s l i s t h e t k a b i net over de t o e k o m s t v a n I J m e e r e n Markermeer. E e n v a n d e p a r t n e r s i n h e t v ooroverleg, V e r e n i g i n g N a t u u r m o n u m e nten, sluit w o n i n g b o u w e n i n f r a s t r u c tuur in het I J m e e r n i e t u i t . O p v o o r w a arde dat er e e r s t f l i n k i n n a t u u r w o r d t g e ïnvesteerd. V e r a n t w o o r d B e h e e r I Jsselmeer – v r o e g e r : V e r e n i g i n g Be h o u d IJ sselmeer– i s m o r d i c u s t e g e n . He t b o t s t c o mpleet met d e o v e r e e n g e k o m e n k e r nwaarden.
bijvoorbeeld, voor het IJmeer en het Markermeer hebben vastgesteld. Die kernwaarden zijn openheid, ruimte, stilte, duisternis en natuur. Dat moet je dus niet verrommelen met woningbouw en hoge kantoorgebouwen. Maar bouwen is ook strijdig met de betekenis van dit gebied als stepping stones in een flyway. IJmeer, Markermeer en IJsselmeer zijn samen van internationaal belang voor trekvogels om er te foerageren en te rusten. Hoe zou de VBIJ de IJsselmeernatuur dan willen versterken? Als je kijkt naar wat goed is voor de natuur, zou je moeten kiezen voor meer dynamiek in het systeem. En uit moeten gaan van de kracht van de natuur zelf. Een groot deel van de huidige problematiek met erosie en verslibbing is het gevolg van compartimentering. Verbind al die meren weer met elkaar! Laat het doorstromen en op elkaar inwerken van het IJ tot de Waddenzee. Als je die dynamiek terugbrengt, dan kan de natuur zelf de problemen oplossen. Structureel, in plaats van steeds de brokken te moeten opvegen zoals wij nu doen. We weten dat onze toekomstvisie voor het hele IJsselmeergebied recht tegen de huidige ideeën van het kabinet ingaan. Dat wil, omwille van de veiligheid en de zoetwatervoorziening, maar ook om buitendijks te kunnen bouwen, juist een sterkere compartimentering. Wat kan de VBIJ nog doen om het tij te keren? Wij zijn geen actiegroep, wij gaan de straat niet op. We zullen de andere partijen blijven proberen te overtuigen van onze ideeën. Er zijn nog steeds kansen. Met Natuurmonumenten hebben we gemeen dat we er allebei het beste voor de natuur willen uithalen. Wij zijn er alleen principiëler in. De eerste twintig jaar gaat er waarschijnlijk nog geen paal de grond in. En tegen die tijd ziet de wereld er heel anders uit. Reken maar.
de kwestie Luc B e r r i s
Natuurmonumenten heeft geen belang als eigenaar of beheerder, waarom dan toch een mening over het IJmeer?
tendijks bouwen is juridisch nog lang geen gelopen race. Wij vinden echter dat je moet onderkennen dat de ambities ook gaan over huisvesting, infrastructuur en recreatie.
Dat heeft een historische achtergrond. Wij hebben ons in ’97 verzet tegen IJburg en een referendum verlangd. De opkomst voor het referendum was te laag om de uitslag geldig te laten zijn, maar die luidde wel ‘tegen’. Maar ja, wat was de natuur daar nu mee opgeschoten? We hebben toen samen met de provincie Noord-Holland en de gemeente Amsterdam een ontwikkelingsfonds voor natuur rond het IJmeer in het leven geroepen. We wilden de landelijke overheid aan het verstand brengen dat het IJmeer óók natuur is.
Als de plannen onverkort zouden doorgaan, wat is dan de winst voor de IJmeernatuur?
Dan zou je er toch juist níet willen bouwen? Eind 2005 heeft Natuurmonumenten samen met een aantal andere partijen een visie gepresenteerd; er moet fors worden geïnvesteerd in de natuur van het IJmeer. Nu kachelt die alleen maar hard achteruit. Daar is veel geld voor nodig en dat komt er alleen als de betrokken overheden die opgave voor de natuur zien in samenhang met andere, zoals wonen en bereikbaarheid. Waarom moet dat bouwen dan in het IJmeer zelf? Dat móet ook helemaal niet per se. Wij hebben alleen aangegeven dat we niet op voorhand tegen buitendijks bouwen zijn, Met als voorwaarden: éérst investeren in de natuur en bovendien extra ten opzichte van datgene wat wettelijk verplicht is vanwege Natura 2000 of eventuele compensatie. Veel andere partijen denken er net zo over en daarom is er onder leiding van de twee betrokken provincies een plan van aanpak gemaakt, waarbij ook het Markermeer is betrokken. Het heeft geleid tot de Toekomstagenda MarkermeerIJmeer, waarin de extra natuurinvesteringen beschreven staan. Komend najaar zal het kabinet er een besluit over nemen, in samenhang met de woningbouw en een eventuele openbaar vervoersverbinding. In Almere loopt een ideeëntentoonstelling. Verantwoord Beheer IJsselmeer laat er zien dat buitendijks bouwen nergens voor nodig is. Het naar binnen halen van het water zit ook in onze inzending en juridisch is dat ook veel makkelijker haalbaar. Bui-
In IJmeer én Markermeer zou de waterkwaliteit aanzienlijk verbeteren. Dat is goed voor het leven ín het water en voor de watervogels. De harde badkuipranden van nu zouden natuurlijke oevers worden. We krijgen meer luwtes zoals bij de Hoekelingsdam en verbindingen met binnendijkse natuurgebieden als de Lepelaarplassen en de Oostvaardersplassen. Er is dan ook meer ruimte voor zonering van natuur en recreatie. Los van de vraag waar die woningbouw bij Almere plaats gaat vinden: het aantal recreanten zal in elk geval flink toenemen. Noem ons standpunt maar een vlucht naar voren.
“ De ambities gaan ook over huisvesting, infrastructuur en recreatie. ” L u c B e r r i s , a d j u n c t r e g i o d i r e c t e u r v an N a t u u r m o n u m e n t e n i s n i e t p e r s e t e gen b u i t e n d i j k s b o u w e n i n h e t IJ m e e r . ‘Maar juridisch is het nog lang geen gelopen race.’
VOGELNIEUWS 02/
Door Tom van der Have, Stichting WIWO Dunbekwulp Chris Gomersall/rspb
De dunbekwulp lijkt definitief zoek In 1999 werd in Om a n v o o r h e t l a a t s t e e n d u n b e k w u l p g e z i e n . De kans is groot da t d e z e E u r o p e s e s t e l t l o p er d e f i n i t i e f uitsterft. De Neder l a n d s e S t i c h t i n g WI W O o n d e r n a m t o t i n februari van dit jaa r s p e u r t o c h t e n . Z o n d e r r e s u l t a a t . Bi r dL i f e I nternational zal n u e e n l a a t s t e i n s p a n n i n g d o e n . De dunbekwulp, een Europese steltloper van het formaat regenwulp, werd in 1817 voor het eerst beschreven. De laatst bekende foto’s zijn van 1995 uit Marokko. De soort broedde vermoedelijk in Noord-Kazachstan en het West-Siberische laagland, waar in 1925 het laatste nest is gevonden. De vogels overwinterden vooral in steppeachtige wetlands rond de Middellandse Zee – met name Italië – maar er zijn ook veel doortrekwaarnemingen uit Hongarije en zelfs zes midwinterwaarnemingen uit Nederland. De achteruitgang zette waarschijnlijk al in de eerste decennia van de negentiende eeuw in. De bekende ornitholoog Erwin Stresemann realiseerde zich in 1943 echter als eerste dat de dunbekwulp zeer schaars was geworden en dreigde uit te sterven. Eén oorzaak is de intensieve jacht in het Middellandse zeegebied, een vermoedelijke andere de verdwijning van de broedbiotoop door ontginning. Vanaf 1890 zijn Siberië en Noord-Kazachstan ontsloten door Slavische kolonisten en tijdens de Virgin Land Campaign van Chroesjtsjov zijn de nog resterende steppegebieden omgeploegd. Het gebied werd bovendien regelmatig geteisterd door droogteperioden die in de tijd van Stalin tot de beruchte hongersnoden van 1930 - 1933 leidden. Het duurde tot eind jaren tachtig voordat BirdLife International een internationaal actieplan opzette. In die tijd overwinterden nog regelmatig drie tot vijf vogels in Merja Zerga, Marokko. Arnoud van den Berg heeft – in
samenwerking met Stichting WIWO en BirdLife – in 1988 de eerste en tegelijk laatste veldstudie gemaakt van de dunbekwulp in dit wetland. Ondanks de strikte bescherming in het reservaat is een van de vogels daar door jagers aangeschoten en een winter later niet meer teruggekeerd. Stichting WIWO heeft een aantal zoektochten verricht in Tunesië (1994), Iran (2000, 2001) en begin dit jaar in Oman en Iran. Veel vogelbeschermers vrezen nu dat de dunbekwulp na de reuzenalk (1844) en de Canarische scholekster (1981) de eerstvolgende soort in het Europese gebied zal zijn die wereldwijd uitsterft. Dat is des te schrijnender omdat wij van de biologie van deze soort vrijwel niets weten. Het maakt het bijzonder moeilijk om beschermingsacties te ondernemen. Zonder een locatie waar de soort voorkomt om te broeden, ruien of overwinteren kunnen we simpelweg niets ondernemen. Zoeken naar één exemplaar BirdLife International onderneemt nu een laatste poging om tenminste één individu te vinden. De aandacht gaat vooral uit naar de (potentiële) overwinteringsgebieden, zodat de vogel hopelijk langere tijd bestudeerd kan worden. Of mogelijk zelfs gevangen om een kleine satellietzender om te doen. Zo zouden de broed- en ruigebieden gevonden kunnen worden. Het laatste beetje hoop wordt gevoed door de spectaculaire ontdekking van grote aantallen (zeldzame!) steppekieviten die op doortrek in Syrië en Turkije rustten. Eén steppekievit, die een satellietzender in het broedgebied had meegekregen, maakte een stop in Turkije. Turkse vogelbeschermers bezochten deze stopplaats direct en troffen er 1500 vogels. Deze gezenderde vogel is doorgevlogen om in Soedan te overwinteren. BirdLife International roept nu ervaren vogelwaarnemers op om de komende winters een intensieve speurtocht te starten naar de dunbekwulp in landen in het Middellandse zeegebied, zoals Marokko, Algerije en Tunesië. Stichting WIWO zal deze initiatieven graag met raad en daad ondersteunen.l Meer informatie op www.slenderbilledcurlew.net.
/02 VOGELNIEUWS
Tekst en foto: Luc Hoogenstein, VBN
Vogelbescherming Ne d e r l a n d b r a c h t k o r t g e l e d e n e e n v e r b e t e r d e v e r s i e u i t v a n h e t r a p p o r t Verstoringsgevoeligh e i d v a n V o g e l s. H e t b e v a t a l l e b e s c h i k b a r e i n f o r m a t i e o v e r d e a f s t a n d e n w a a r bij een groot aantal vogels o o r t e n d o o r r e c r e a t i e v e r s c h r i k t w o r d e n .
Alles wat we weten over de gevoeligheid van vogels voor verstoring
Foto boven: Wandelen is één van de minst verstorende vormen van recreatie: zeker als dit op de paden gebeurt blijken maar weinig vogels er last van te hebben. Rechts: De reactie en gemiddelde verstoringsafstand voor twee watervogelsoorten bij verschillende vormen van recreatie. De vogels waren aan het rusten of foerageren. De brilduiker is duidelijk verstoringsgevoeliger dan de meerkoet.
Er bestaat een groot verschil in de mate waarop verschillende vogelsoorten reageren op wandelaars, watersporters, vliegtuigen of andere vormen van recreatie. Het draait er allemaal om in hoeverre vogels andere gebruikers van een gebied als gevaar ervaren. Een stelling die vrijwel altijd opgaat is dat vogels het sterkst reageren op lawaai en snelle bewegingen. Ook de duur van de verstoring is belangrijk: een vliegtuig maakt weliswaar veel herrie, maar verlaat de omgeving van de vogels ook weer snel. Ganzen reageren daarom bijvoorbeeld snel op een sportvliegtuigje, maar de verstoring is meestal van kortere duur. Voorspelbaarheid speelt ook een rol: als een vogel bekend is met een bepaald type verstoring kan hij op termijn gewenning vertonen. Verstoring kun je meten door de afstand te bepalen waarbij een vogel zich anders gaat gedragen dan dat hij van nature doet. Maar dat wil niet zeggen dat alle verstoring zichtbaar is. Zo blijkt van veel vogels de hartslag tot viermaal te versnellen wanneer een verstoorder nadert. De vogel wordt waakzamer en zal op zeker moment op de Verstoring
Brilduiker zeilboot kitesurfer motorboot scheepvaart Meerkoet watersport windsurfer zeilboot zeilboot scheepvaart
Reactie op verstoring
Gemiddelde verstoringsafstand in meters
vluchten vluchten vluchten opvliegen
350 500 625 750
vluchten vluchten wegzwemmen vluchten opvliegen
10 50 50 350 100
wieken gaan. De verstoringsafstand waarop een vogel een verhoogd hartritme krijgt wordt de alertafstand genoemd; hij is ongeveer 2,3 maal zo groot als de gemiddelde vluchtafstand. Deze maat kan worden gebruikt om te bepalen vanaf welke afstand verstoring wordt voorkómen. De tabel laat zien dat die voor een meerkoet bijvoorbeeld anders ligt dan voor een brilduiker. Geen absolute waarden Is het nieuwe rapport een soort effectenbijbel waarmee alle verstoringsvraagstukken kunnen worden beantwoord? Nee; dit rapport is bedoeld als instrument en niet als kookboek met kant en klare recepten. De verstoringsafstanden zijn gebaseerd op onderzoek van op zichzelf staande situaties. Ze kunnen daarom niet geïnterpreteerd worden als universele, absolute waarden, maar ze vormen handvatten waarmee effecten bij min of meer vergelijkbare situaties kunnen worden ingeschat. Elke situatie heeft zijn eigen variabelen, zoals de betrokken vogelsoorten, het aantal vogels, het type gebied en de recreatievorm en -intensiteit. Met andere woorden: de gebruikers van het rapport zullen goed moeten kijken in hoeverre de voorbeelden toepasbaar zijn op hun eigen situatie. De verstoringsafstanden per soort en soortgroep kunnen worden gebruikt voor effectbepalingen in de breedste zin van het woord. Beheerplannen zijn een bijzonder voorbeeld. Voor elk Natura 2000-gebied moet een beheerplan worden opgesteld waarin het toekomstig gebruik van dat natuurgebied wordt geregeld. Met de informatie uit dit rapport kan beter worden geschat in welke mate en vorm recreatie en vogels in één gebied samen kunnen gaan. l Het rapport Verstoringsgevoeligheid van Vogels is gratis te downloaden van www.vogelbescherming.nl of via info@buwa.nl te bestellen bij de opstellers: Bureau Waardenburg.
VOGELNIEUWS 02/
Tekst en Foto’s: Rob buiter
Sinds 2004 houdt d e Z w a n e n w e r k g r o e p F l e v o l a n d d e populatie stadse k n o b b e l z w a n e n r o n d A l m e re i n d e g a t e n . Het resultaat: basa l e e c o l o g i s c h e k e n n i s , o n t m a s k e r i n g v a n de veronderstelde z w a n e n t r o u w m a a r v o o r a l o o k h e e l v e e l goodwill bij de bev o l k i n g v o o r v o g e l b e s c h e rm i n g .
‘Eeuwige trouw van zwaan is een fabeltje’ Of vogelringer Ton Eggenhuizen geen zin had om zwanen te gaan ringen in Almere? Jarenlang had Henk Koffijberg zich in de provincie Groningen ingezet voor de zwanenwerkgroep. Maar ook na zijn verhuizing naar Almere bleef het kriebelen. Hij wilde weer aan de slag met zwanen. “Ik had daar zo mijn bedenkingen bij,” herinnert Eggenhuizen zich. “Vogels ringen midden in de stad, dat was volgens mij vragen om problemen.” Maar Eggenhuizen zette zich over zijn schroom heen en ging samen met Koffijberg aan de slag. “In eerste instantie stuitten we inderdaad soms op onbegrip”, vertelt Eggenhuizen. “Dan zag je mensen heel driftig gesticulerend telefoneren achter het raam als wij een zwaan hadden gevangen. Een enkele keer kwam even later ook de politie voorrijden. Maar binnen de kortste keren wisten die van ons bestaan, onze vergunning en onze
10/02 VOGELNIEUWS
intenties. We bellen meestal ook met de meldkamer vóór een vangactie.” Hoe rustig Almere de werkzaamheden tegenwoordig opvat, blijkt op een gemiddelde winterdag. Eggenhuizen en Koffijberg gaan uit een knobbelzwanensoos in de Noorderplassen enkele ongeringde – ‘Dat kan dus écht niet,’ grappen de onderzoekers – zwanen vangen. De meeste vogels in de soos zijn brood-tam en komen zonder problemen uit de hand eten. Koffijberg lokt een eerste slachtoffer zonder metaal aan de poten langszij. Als het dier zich bukt om een stukje brood op te pikken slaat Koffijberg toe. In een flits heeft hij de vogel bij de hals en bij de vleugels te pakken. Voor de zwaan het weet ligt hij met een bandje om de vleugels en een touwtje om de poten hulpeloos te wachten op de metingen en de pootring die gaan komen.
Onderzoek De buurt blijkt het trucje te kennen. “Zijn jullie daar weer?” roept een man opgewekt, die ook met brood naar de soos is gekomen. Een jong stel, van verderop uit de straat, probeert hun dreumes zijn eerste zwanenervaring bij te brengen. Het kereltje lijkt die ochtend de enige die nog bedenkingen heeft bij het werk. “Niet aajuh,” zegt hij op een vriendelijke uitnodiging van Koffijberg.
een vogelasiel van elkaar waren gescheiden. “We worden nogal eens gebeld door de mensen van de dierenambulance, of door buurtgenoten die een gewond of verzwakt dier vinden. Als die in het asiel is opgelapt kunnen wij, dankzij de ringen zo’n vogel vaak weer bij de actuele partner terugzetten. De begroeting die je dan soms ziet is echt ontroerend.”
Parkvogels in de polder “Ook onder collega-ringers was er de nodige scepsis,” vertelt Eggenhuizen. “Waarom zou je van die parkvogels gaan ringen? Dat was dus de eerste misvatting die wij konden ophelderen. Tussen de knobbelzwanen in de stad en in de omliggende polders blijkt een levendige uitwisseling te bestaan. Een vogel die het ene moment handtam in het park zit kan een volgend voorjaar diep in de polder broeden, en andersom. Een paartje dat door Frank Majoor in polder Arkemheen met hun jongen werd geringd, zagen wij enkele seizoenen later midden in de stad terug. We hebben hier in de stad ook broedvogels gehad die op het Groningse platteland waren geringd. Het idee dat stadse zwanen niets met wilde vogels te maken hebben is dus absoluut fout.” Eggenhuizen vindt de uitkomsten van het zwanenonderzoek ook van belang voor een goed begrip van de populaties. “Boeren zien zwanen vooral als schadeveroorzakers. Dan zijn vragen als ‘hoe lang is een zwaan een jonge zwaan, wanneer wordt het een broedvogel, of hoeveel vliegvlugge jongen produceert een paartje?’ heel relevant.
Hoe goed de administratie van de Almeerder zwanenstand is, demonstreert Koffijberg aan de oever van de Noorderplas. Niet alleen worden de vijf ongeringde vogels uit de soos gevangen, van de andere twintig worden ook de ringen afgelezen; in de meeste gevallen gewoon op de knieën, naast de zwaan, met het blote oog. “Ik overdrijf niet als ik zeg dat we de handel en wandel van de dieren hier in de omgeving vrij goed in kaart hebben,” lacht Koffijberg.
Ook de antwoorden op die vragen wil ik met dit werk helder krijgen.”
hun werkgroep ook het nodige kan betekenen voor vogelbescherming in de bredere zin. “Bescherming begint met kennis,” stelt Eggenhuizen, “en we hebben al laten zien dat er rare kronkels in die kennis zaten; die hebben wij rechtgetrokken.” De mannen maken het resultaat van hun werk zelfs nog breder. “Wij kweken hiermee absoluut bewustwording bij de Almeerders voor de natuur om hen heen. Het is ook niet voor niets dat we voor ons ringwerk een subsidie hebben gekregen uit het potje Natuureducatie van de gemeente.” De intentie van de Zwanenwerkgroep Flevoland is om het werk op zijn minst een zwanenleven lang vol te houden: pakweg 25 jaar. Pas dan kun je relevante uitspraken doen over de ecologie van het dier, vinden zij. Maar waarschijnlijk zal het werk ook nog ver daarna wel doorgaan. Onder de jeugdleden van de lokale vogelwerkgroep is het zwanenwerk immers al een grote hit. l
Ringlezen op de knieën Door het onderzoek hebben de mensen van de zwanenwerkgroep ook een ander hardnekkig misverstand uit de wereld kunnen helpen. Hoort de zwanenzang officieel al tot de mythologie, de veronderstelde zwanentrouw mag daar volgens Eggenhuizen gerust worden bijgezet. “Neem dat vrouwtje waarvan het mannetje door een hond werd doodgebeten. Ze hopte binnen de kortste keren, als een ware sloerie, van het ene mannetje naar het andere. Uiteindelijk bleef ze bij man vier of vijf hangen. Zwanen zijn blijkbaar ook gewoon praktische, opportunistische dieren, gericht op reproductie.” Tegelijk kan de onderzoeker bijna ontroerd vertellen over de hereniging van vogels die door een tijdelijk verblijf in
Bescherming begint met kennis Waar de buurtbewoners in eerste instantie soms sceptisch waren, werken veel mensen nu actief mee met de bescherming. “Ze zien bepaalde zwanen echt als ‘hun’ vogels. Dan moet je als buurtjochie dus ook niet in de buurt van een nest komen, want dan krijg je het met die mensen aan de stok,” weet Koffijberg. “Het gaat soms wel erg ver. Er is een vrouw die ons heeft laten weten dat zij een bepaalde zwaan graag wil laten cremeren als die is overleden. De urn wil zij op haar schoorsteen…” Naast al deze dierenbescherming in de individuele zin van het woord, vinden Eggenhuizen en Koffijberg dat
VOGELNIEUWS 02/11
De brandende wenkbrauw drang van deom wilster te begrijpen Het Global Flyway Network is het kwetsbare systeem van internationale trekroutes waarlangs steltlopers ongelooflijke afstanden afleggen. Professor Theunis Piersma, superspecialist op dit gebied, doet in het logboek Whats Up, Theunis? verslag van onderzoek.
Soms verlang ik terug naar het kunnen doen van zuiver wetenschappelijk ecologisch onderzoek. Onderzoek dus, dat maatschappelijk van geen enkele betekenis is, gedreven door louter nieuwsgierigheid; het innerlijke vuur om de wereld om je heen beter te begrijpen. In de ecologie is dergelijk zuiver wetenschappelijk onderzoek niet meer mogelijk. Niet omdat de nieuwsgierigheid uit de wereld is verdwenen, maar louter omdat alle ecologische fenomenen onder toenemende druk staan. Als ecoloog kun je geen biotoop, soortgroep of soort onder de loep nemen of je komt iets tegen dat maatschappelijk relevant is. Zes jaar geleden begonnen we in Zuidwest-Friesland met een intensief onderzoek naar kemphanen. Weliswaar waren ze als broedvogel al uitgestorven, maar we leefden in de veronderstelling dat het met de doortrekkende kemphanen, één van de talrijkste steltlopersoorten op aarde tenslotte, wel goed zat. In nauwe samenwerking met de wilsterflappers begon Yvonne Verkuil als promovenda uit te zoeken of er wellicht ‘structuur’ zat in de populatie kemphanen die van maart tot mei doortrekt en waarvan de mannetjes in korte tijd van grijze muizen in opzichtige clowns veranderen. We wilden uitzoeken of de vroeg doortrekkende vogels die minder zwaar vertrekken, redelijk dichtbij, in Scandinavië bijvoorbeeld, broeden. En of het de late, zware vogels zijn die ver in oostelijk Rusland terechtkomen. Het leek een zuiver wetenschappelijk probleem, waarin we het volgen van individueel gekleurmerkte vogels mooi konden combineren met genetische screening. De eerste drie seizoenen gingen fantastisch, want de vangsten waren goed. Sindsdien zien we een trend van neergaande vangsten. Op de slaapplaatsen aan de Friese IJsselmeerkust werden er steeds minder geteld, en inmiddels is duidelijk dat van de bijna honderdduizend doortrekkers van twintig jaar geleden er nog maar enkele duizenden over zijn. Zo kwamen we noodgedwongen op het spoor van sterk afnemende broedpopulaties in Zweden, Finland en Rusland. En van de sterk afnemende aantallen in de Sahelwetlands, waar de jachtdruk op kemphanen verbijsterend hoog is. Toch is die jacht niet de hele verklaring, want in Friesland vetten de kemphanen steeds minder snel op. Inmiddels verleggen ze hun trekweg naar het oosten. Ik vrees dat binnenkort de kemphaan tot de wereldwijd bedreigde vogelsoorten gerekend moet worden. Een zuiver wetenschappelijke droom werd een maatschappelijk relevante nachtmerrie.
12/02 VOGELNIEUWS
Stad
What’s Up, Theunis?
Straatvogel
Zomertaling Je kon er op wachten; de ekster is dit jaar de Top-Tien van Nederlandse tuinvogels bin-
Vogels van het agrarisch landschap – kortweg kust
en duinvogels – Nog dat isniet hetzo onderwerp van zag het thema-katern in deze Vogelnieuws. De zomertaling nengedrongen. lang geleden is Eigenlijk je zo’n hemStadvogel. alleen buiten, in hetmaar veld. heel Maarkort daarinisNederland te zien in dit prachtkleed. Je moet dan nog geluk hebben ook, de zomertaling is schaars. Een soort die late maaidata en hoge polderpeilen het leven harder enwant gevaarlijker geworden, nodig om te een kunnen En één van die vogelsoorten van het Stad die in de verdrukking onder heeft het juk van sterkoverleven. toegenomen zitten. aantal kraaien – eeuwige onderdrukkers – en dodelijke haviken. In sommige streken is de
Foto: Wim Klomp/FN
ekster daarom verdwenen, maar in de stad heeft hij nieuw onderdak gevonden. Veiligheid en voedsel, daar gaat het allemaal om. De stad is er rijker van geworden. Wat stadsmensen en stadsvogels aan elkaar hebben, daar gaan de volgende elf pagina’s over.
Door Ruud van Beusekom, VBN Illustraties: Martin brandsma
Ook de urbane slechtvalk houdt nog steeds v Een groeiende broe d p o p u l a t i e s l e c h t v a l k e n in Ne d e r l a n d ; d a t m a g g e r u s t e e n b e s c h e r m i n g s s u c c es genoemd worden. D e W e r k g r o e p S l e c h t v a l k Ne d e r l a n d t e k e n t e r v o o r . D e c h a r i s m a t i s c h e r o o f v o g el staat echter wel op de R o d e Li j s t i n d e c a t e g o r i e g e v o e l i g; e e n k l e i n e p o p u l a t i e i s a l t i j d k w e t s b a a r .
De slechtvalk is bij uitstek een predator van open landschappen, zowel tijdens als buiten de broedtijd. Een echte voedselspecialist is hij niet, maar binnen de beperking van zijn gegeven jachttechniek eerder een opportunist, die jaagt op een zeer grote diversiteit aan vogels. De enige voorwaarden die de soort stelt is: open ruimte en een rijk aanbod aan voedsel. Jagende slechtvalken moet je dan ook zoeken in open landbouwgebieden, open waterrijke gebieden en langs de kust. Met de gestaag afnemende openheid van het landschap wordt dat als jachtgebied voor de slechtvalk snel minder geschikt. In een besloten landschap neemt de havik de plaats in als vergelijkbare predator. De voorkeur voor openheid is logisch als je kijkt naar de bouw van de slechtvalk en naar zijn jachttechniek. Hij heeft een zeer scherp gezichtsveld, spitse vleugels en erg krachtige vliegspieren. De beste combinatie om van grote afstanden mogelijke prooien waar te nemen, lange en zeer snelle duikvluchten in te zetten - vaak, maar niet altijd van grote hoogte - en uiteindelijk een vogel bij verrassing te slaan. De lange, krachtige poten en tenen komen dan goed van pas. Kenmerkend voor op vogels gespecialiseerde roofvogels is dat man en vrouw sterk in grootte verschillen en op prooien van verschillende omvang jagen. De slechtvalk vormt hierop geen uitzondering. Een paartje
14/02 VOGELNIEUWS
kan daardoor binnen redelijke afstand van het nest profiteren van een grote diversiteit aan vogelsoorten. Binnen het prooispectrum zijn kleine soorten als graspieper te vinden, maar ook een grauwe gans loopt het risico geslagen te worden. Zulke kleine of grote prooien zijn echter zeer uitzonderlijk: de meeste prooien vallen qua formaat in de categorie spreeuw-duif.
De ontdekking van torens en pijpen
De slechtvalk heeft het in Europa decennialang moeilijk gehad. Aanvankelijk vooral door vervolging, later door het gebruik van persistente bestrijdingsmiddelen in de landbouw. Het is een bekend verhaal: de totale ineenstorting van de populatie werd gevolgd door herstel na het verbod op deze middelen. Stringente bescherming en een introductieproject resulteerden in een florerende populatie, zoals in ons buurland Duitsland. Inmiddels zijn er in veel landen meer broedende slechtvalken dan ooit, zoals in GrootBrittannië. Dat laatste geldt wellicht ook voor Neder-
land: hier is de soort vermoedelijk altijd een zeldzame broedvogel geweest, zeker in het verre verleden. Slechtvalken zijn immers vooral klifbroeders, van gebergten en rotsige kusten. In venen in Finland broeden slechtvalken in solitaire bomen, net zoals vroeger op de Noord-Duitse laagvlakte en zoals ook wel eens op de Veluwe is vastgesteld. Heel soms broeden ze op de grond, zoals op de Wadden en in 2006 en 2007 in Zeeland. Maar op zoek naar nieuwe broedgebieden lieten de koloniserende slechtvalken uit Duitsland hun oog vallen op kunstmatige kliffen in onze industriële hoogbouw; koeltorens, schoorsteenpijpen en hoge gebouwen. En daar hebben we er veel van. Hierdoor kon de slechtvalk zich de laatste tien, vijftien jaar verspreiden over het rivierengebied, Zuidwest-Nederland en het Waddengebied. Vooral na 1995 ging het snel bergopwaarts. De laatste jaren broeden slechtvalken ook in Amsterdam en Haarlem. In Nederland huisden in 2007 maar liefst 43 territoriale paren.
Broedkasten en webcams goed voor succes
De Werkgroep Slechtvalk Nederland heeft in dit succes een belangrijke rol gespeeld. Op kansrijke locaties zorgde de groep, in goed overleg met beheerders en eigenaren, voor degelijke behuizing in de vorm van nestkasten. Hier is het broedsucces hoger dan zomaar op een richel of platform. Daarnaast heeft de groep onderzoek verricht naar broedsucces en voedselecologie van de slechtvalken. Aanvankelijk vooral door traditioneel veldwerk, de laatste jaren ook steeds vaker door het gebruik van digitale camera’s. Het huiselijke leven van verscheidene slechtvalknesten is nu jaarlijks on line te bewonderen. Dit verschaft niet alleen onderzoekers inkijkjes waar ze vroeger alleen van konden dromen, maar het draagt ook sterk bij aan de huidige populariteit van de slechtvalk bij het grote publiek. De webcams van slechtvalken van de Hemwegcentrale in Amsterdam (Beleef de Lente) en de Mortel
Stad
an open land bij Gemert-Bakel (NB) trokken vele tienduizenden bezoekers. Zonder uitzondering zijn de beheerders en eigenaren van slechtvalk-broedlocaties apetrots op ‘hun’ slechtvalken. Zo hing er zelfs in het bedrijfsrestaurant van de Hemwegcentrale een monitor, zodat de lunchende werknemers naar de valken konden kijken.
Het blijven vogels van het platteland
De aanpassing van slechtvalken aan het urbane milieu blijkt niet alleen uit de nestplaatskeuze. Een opmerkelijk fenomeen is dat stadse slechtvalken dankzij kunstlicht regelmatig ook ’s nachts jagen; sommige slechtvalken specialiseren zich hierin en jagen bijna uitsluitend ’s nachts. Dit resulteert in een op het eerste gezicht wat merkwaardig prooispectrum, waaronder kwartel, dodaars, geoorde fuut, waterral, kwartelkoning, bokje en houtsnip! Stuk voor stuk soorten die ’s nachts vliegen en trekken. Zijn slechtvalken dan echt helemaal stads geworden? Het antwoord is nee. Want hoewel de meeste Nederlandse slechtvalken voor broeden zijn aangewezen op het urbane gebied, blijft de slechtvalk voor een belangrijk deel van zijn voedselkeuze afhankelijk van open gebieden, zeker als de omgeving van het nest geheel uit bebouwing bestaat. Hiervoor vliegen de vogels naar het omringende landbouwgebied of grote watervlak-
ten in de buurt. Meestal jagen slechtvalken in een straal van één tot vijf kilometer rond het nest, maar afstanden van veertig tot wel tachtig kilometer zijn niet ongewoon. Het menu van de slechtvalk weerspiegelt uiteindelijk het aanbod aan prooien in geschikt jachtgebied in de buurt van de nestplaats. Daarom spelen in veel Europese voedselstudies van urbane slechtvalken stads- en postduiven een belangrijke rol, met een aandeel van 11 tot 42% in het menu. Ook in Nederland vormen duiven een belangrijke prooisoort, net als spreeuw en diverse soorten lijsters en steltlopers. Maar slechtvalken weten altijd de beschikbaarheid van een prooisoort uit te buiten. Zo piekt in de herfst het aantal koperwieken in het menu. Een slechtvalk van de Hemwegcentrale bracht na een
noordwesterstorm zelfs een kleine alk aan! Het zal de komende jaren interessant zijn om te zien hoe de aantallen en het verspreidingsbeeld van broedende slechtvalken zich ontwikkelt. De verwachting is dat de groei er nog niet uit is, gezien de habitateisen van de soort. Tegelijkertijd zien we dat de nestplaatskeuze flexibeler wordt. In België broeden relatief veel slechtvalken op kerktorens. In Nederland zoeken steeds meer slechtvalken oude kraaiennesten op in hoogspanningsmasten in het open landbouwgebied. Weg van de stad dus, maar wel op een menselijk bouwsel. l Voor meer informatie: www.werkgroepslechtvalk.nl Kijk ook op www.beleefdelente.nl voor de slechtvalk van De Mortel
VOGELNIEUWS 02/15
Door Robert Kwak, VBN Foto’s vlnr. visdief Els branderhorst/bb kokmeeuwen, ooievaar Luc hoogenstein zwarte roodstaart harvey van diek
Stadse vogelbescherming gaat internationaal met BirdLife
Wereldwijd breidt h e t s t e d e l i j k e g e b i e d z i c h i n a l m a a r h o g e r t e m p o u i t . D a t b r e n g t , o m m e e r d a n één reden, de nood z a a k v a n v o g e l b e s c h e r m i n g m e t z i c h m e e . M a a r h e t i s b e t r e k k e l i j k n i e u w t e r r ein. Vogelbescherming N e d e r l a n d n a m h e t i n i t i a t i e f o m k e n n i s i n t e r n a t i o n a a l t e b u n d e l e n .
Veel landen kennen nationale tuinvogeltellingen. De oudste traditie hebben de Britten, maar ook Duitsers, Australiërs en natuurlijk Vogelbescherming Nederland zijn er al jaren actief in. Zulke activiteiten laten de stadse mens ontdekken dat vogels overal zijn; óók in hun eigen tuin. En voor vogels kun je veel doen, met name voor stadsvogels. Hoewel de meeste stadsvogels niet zeldzaam zijn hebben we aan soorten als gierzwaluw en huismus gezien dat ook in het stedelijk gebied vogelbescherming nodig is. Er gaan nestplaatsen verloren en voedsel en veiligheid worden een probleem in al te versteende of aangeharkte woongebieden. Overal in de wereld neemt de verstedelijking toe en dat heeft directe effecten op de leefomgeving van mensen. Activiteiten in de sfeer van vogelbescherming zijn belangrijk voor de kwaliteit van het leefgebied; dat geldt voor zowel vogels als mensen. De meeste mensen – dus ook leden van vogelbeschermende organisaties – wonen in steden. Bewustwording van een goede zaak als bescherming kan dan ook het beste in de stad beginnen.
Er ontbreekt nog veel kennis
De praktijk laat zien dat er méér haken en ogen zitten aan bescherming van stadsvogels dan gedacht. Om te beginnen ontbreekt nog behoorlijk wat kennis. Over de ecologie van veel stadsvogels is vaak nog verrassend weinig bekend; het meeste onderzoek vindt immers buiten steden plaats. Ook weten we in veel gevallen gewoon niet hoe het vogels van het stedelijk gebied vergaat. Tuinen en plantsoenen wordt zelden ontworpen of ingericht vanuit vogelperspectief. Daar komt bij dat er steeds weer discussie is over de zin en noodzaak van bijvoedering. Een ander punt is het gevaar dat bescherming buiten de steden wordt ingeruild voor bescherming in de stad. Ten slotte is er tot nu toe weinig gecoördineerde actie is geweest rond vogels van het stedelijk milieu.
16/02 VOGELNIEUWS
Daar staat tegenover dat BirdLife Partners over heel de wereld in toenemende mate interesse tonen in de stad als leefgebied van vogels. In een aantal gevallen is toch al veel kennis en ervaring met het thema opgedaan. Om daar met elkaar beter van te kunnen profiteren, heeft Vogelbescherming Nederland het initiatief genomen tot oprichting van een internationale werkgroep binnen BirdLife International. Twee belangrijke uitgangspunten zijn de overtuiging dat stadsvogels het welzijn van stadsmensen ten goede komen én dat bewustwording van natuur(elementen) het draagvlak voor bescherming vergroot. Het betekent versterking van de basis van BirdLife International. Meer specifieke overwegingen zijn het bestaan van een stadsbiotoop en de noodzaak om effecten van de klimaatverandering te remmen. Voor een aantal soorten is de stad de hoofdbiotoop; bescherming van deze soorten kan dus alleen binnen de stadsgrenzen. Sommige van die stadsvogels staan zelfs op de Rode Lijst. In Nederland zijn dat de huismus en de gierzwaluw. Maar we moeten niet wachten tot het slecht gaat met een soort. Stadse biotopen moeten worden geoptimaliseerd, onder het motto Keep the common birds common! Intussen kunnen we de opwarming van steden tegengaan door water vast te houden en door meer vegetatie aan te leggen, óók in de vorm van groene daken en wanden. Samenwerking met architecten en het bedrijfsleven ligt voor de hand; veel bedrijfsterreinen liggen aan de rand van steden.
Goed onderzoek en stevige netwerken
Wat in elk geval vast staat, is dat bescherming science based dient te zijn om vooroordelen te vermijden en om effectieve maatregelen te kunnen nemen. Daarom moet er een plat-
Stad
form gecreëerd worden voor wetenschappelijk onderzoek aan stadsvogels. Tegelijk willen we het makkelijker maken om tot internationale samenwerking te komen. Bijvoorbeeld door een systeem van partnersteden over de hele wereld. En natuurlijk moeten er stevige contacten komen met andere internationale werkgroepen voor stadsecologie. Hoewel het initiatief nog heel vers is, zijn veel landen geïnteresseerd. De eerste aanmeldingen zijn er ook: het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Argentinië, Kazachstan,
Letland, Duitsland, Australië en Italië. De werkgroep stelt nu de Terms of Reference op, waarin algemene doelstelling en concrete doelen, taken, lidmaatschap en uitvoeringsprocedures worden vastgelegd. Daarna gaan we zo snel mogelijk aan de slag; er valt een boel van elkaar te leren. l
Door Luc hoogestijn
Keuzemenu voor gemeenten; hoe help je stadsvogels? Eén van de manieren om het stadsklimaat voor vogels te verbeteren is het aanmoedigen van gemeente en bedrijfsleven om zelf actief te worden. Maar wat moeten ze doen, wat heeft voorrang en waar halen ze kennis? Vogelbescherming ontwierp een Keuzemenu dat het makkelijk maakt om een plan van aanpak op te zetten. Het Keuzemenu beschrijft vier stappen; inventariseren, maatregelen treffen, controleren en kennis delen. Stap een levert een schets op van de vogelstand; welke vogels komen er voor, in welke mate en hoe is het met de beschikbaarheid van groen en water, nestgelegenheid en voedselbeschikbaarheid? In stap twee worden de nodige maatregelen vastgesteld voor vogels in bestaand en nog te ontwikkelen gebied. Ook wordt er gewerkt aan het betrekken van burgers. Stap drie behelst zowel nazorg als effectmeting. Ideaal is een netwerk van stadsvogelwachten Met kennisuitwisseling – stap vier – moet toekomstige zorg naar een steeds hoger niveau worden getild. Een van de mo-
gelijkheden is een internetforum; digitale uitwisseling van kennis en ervaring. Bij het Keuzemenu hoort een uitgebreide brochure waarin de maatregelen worden toegelicht. Binnenkort komt ook een documentatieset (factsheets) over succesvolle vogelvriendelijke projecten beschikbaar. Met deze stadsvogelcampagne wil Vogelbescherming samenwerkingsovereenkomsten op maat sluiten met gemeenten en bedrijven. Als partijen hun keuze uit het menu hebben gemaakt, zal Vogelbescherming concrete activiteiten ontplooien. Dat gebeurt op basis van een financiële bijdrage aan de stadsvogelcampagne. l
VOGELNIEUWS 02/17
Door Jip Louwe Kooijmans foto’s: gierzwaluw henk post/bb huiswaluw kerstin hinze/fn oosterheem Gemeente Zoetermeer
Een stad is geen monotoon landschap. Binnen de stadsgrenzen kan een grote verscheidenheid aan landschapstypen worden aangetroffen. In de loop der jaren zijn steden gegroeid tot hun huidige omvang en structuur. Toegegeven; er is geen grote variatie aan grondsoorten. Waar zo’n variatie wél bestaat – buiten de stad – leidt dat tot een rijke en gevarieerde flora. Die zorgt vervolgens voor een overdaad aan organismen, met boven aan de voedselketen een tot de verbeelding sprekende toppredator. De variatie in het stadslandschap wordt daarentegen bepaald door de dichtheid, hoogte en ouderdom van de bebouwing en door aard en omvang van het stadsgroen. Uit onderzoek blijkt dat veruit het meest vogelarme wijktype de nieuwbouwwijk is. Des te dapperder is het streven van de gemeente Zoetermeer om in VINEX-wijk Oosterheem te komen tot vijftig verschillende soorten broedvogels. Met dit project won de gemeente Zoetermeer de Stadsvogelprijs 2008.
Meer stad, meer stadsvogels?
De statistieken liegen er niet om. In 2006 was 16% van het Nederlands landoppervlak bebouwd. De bevolking blijft niet alleen groeien, ook het landgebruik per inwoner neemt toe. “Het stedelijk gebied is de enige biotoop in Nederland die groeit,” is de nuchtere samenvatting van stadsecoloog Johan Vos. Veel vogels verblijven in of in de directe omgeving van steden; voor enkele soorten is de stad zelfs het belangrijkste leefgebied. Met een deel van deze soorten gaat het slecht en sommige staan zelfs op de Rode Lijst van bedreigde soorten, zoals de huismus, huiszwaluw en kuifleeuwerik. De wijze waarop Nederland verstedelijkt en de bebouwde omgeving inricht, heeft grote invloed op de populaties van verschillende soorten vogels. Meer stad betekent niet dat er vanzelf meer stadsvogels komen. Want het merendeel van de stadsuitbreiding is van het meest vogelarme type stadswijk.
In Oosterheem 50 gaan vogels en nieuwbouw samen D e g e m e e n t e Z o e t e r m e e r m a a k t e e en gedurfd p l a n o m e e n b i j n a l e v e n l o z e s t e e n woestijn tot een lustoord voor stadsvogels te t r a n s f o r m e r e n . D e VINEX - w i j k O o s t erheem m o e t s t r a k s v i j f t i g s o o r t e n b r o e d v o gels gaan h e r b e r g e n . M e t h e t p l a n O o s t e r h e e m 50 won Z o e t e r m e e r d e S t a d s v o g e l p r i j s 2 0 0 8.
Vóór alles inventariseren
Aan de nieuwste VINEX-wijk van Zoetermeer wordt nog volop gebouwd. Uiteindelijk ontstaat hier op 356 hectare een wijk van 8800 woningen, voor het merendeel gerangschikt in rechte straten met bomen en veel gras en diverse voorzieningen. In 2007 startte Johan Vos in Zoetermeer de locale stadsvogelcampagne. Want als je toch bouwt, doe het dan op een goede manier. Vos: “Bij de start van een stadsvogelproject als dit, krijg je niet direct iedereen enthousiast. We hadden geluk dat we konden aanhaken bij de grote overkoepelende campagne Zoetermeer duurzaam.” De gemeente Zoetermeer gaat grondig te werk. Met de Vogelwerkgroep Zoetermeer, woningbouwvereniging Vestia en het Projectbureau Oosterheem werden de krachten gebundeld om voor de vijftig doelsoorten van Oosterheem voldoende leef- en broedgelegenheid te creëren. Aan de hand van inventarisaties van het gebied en de omgeving werd eerst gekeken welke vogels er voorkomen. Vervolgens werden de potentiële broedvogelsoorten geclusterd. Zo kwam een groep vogels van bebouwing, vogels van water, vogels van parken, vogels van struweel en vogels van de groene stad. Van elke groep werd vastgesteld welke soorten met weinig inspanning naar de wijk gelokt kunnen worden en voor welke soorten extra inspanning nodig is. Zo ontstond een palet aan maatregelen, die elk als een deelproject worden uitgevoerd. Sommige van deze maatregelen zijn al gerealiseerd, andere zullen komende jaren afgerond worden in de nog steeds groeiende nieuwbouwwijk.
18/02 VOGELNIEUWS
Aanvankelijk verdwijnen er soorten
Vijftig verschillende soorten broedvogels ‘binnenhalen’ is ambitieus, zeker wanneer je je realiseert dat in de gemiddelde Nederlandse nieuwbouwwijk slecht de helft van het aantal aanwezige soorten tot broeden komt. Nu maken nog veel pioniervogels zoals oeverzwaluw en kleine plevier dankbaar gebruik van de tijdelijk braakliggende terreinen. Die soorten zullen weer verdwijnen. De stadsecoloog is ervaren en heel realistisch. In de projectomschrijving heeft hij het zo geformuleerd: ‘Omdat Oosterheem een nieuwbouwwijk is met veel braakliggende terreinen, komen de pioniervogels hier broeden. Wanneer de ruige braakliggende terreinen zijn volgebouwd, zal er veel inspanning geleverd moeten worden om deze soorten hier te houden. Er is hier nog geen grootschalig groen met een rijke structuur en dood hout. De soorten die hier van afhankelijk zijn zullen pas komen als de centrale parkzone en de groene gordel om Oosterheem tot wasdom komt’.
Stad
Een woonwijk wordt natuurlijk in de eerste plaats gebouwd om in te wonen. Dus spelen de bewoners van Oosterheem een cruciale rol. Voor veel mensen begint de belangstelling voor vogels en natuur in de directe omgeving. Naast de acties voor vogels, kent het project van de gemeente Zoetermeer een groot aantal acties voor bewoners. Ook hier geldt dat een aantal al is uitgevoerd en dat andere in de komende jaren aan de beurt zijn.
aan stadsvogels. De winnaar van het beste stadsvogelproject krijgt een geldbedrag van 20.000 euro, te besteden aan een nieuw stadsvogelproject. Alle inzendingen worden gebundeld in een brochure die zal dienen als voorbeeld en inspiratie voor andere gemeentes. Deze brochure verschijnt bij de start van de Stadsvogelprijs 2009. l
Twee en drie zijn ook winnaars
Samen met de gemeente Zoetermeer waren ook Heerhugowaard en Terneuzen genomineerd voor de Stadsvogelprijs, waaraan dit jaar zestien Nederlandse gemeentes deelnamen. Heerhugowaard stuurde twee projecten in; één voor de huismus en één voor zwaluwen. Kenmerkend voor de inzending van Heerhugowaard is het grote enthousiasme en de grote betrokkenheid van de bewoners. Het project van Terneuzen bestaat uit een indrukwekkend actieplan met maar liefst dertien deelprojecten. Net als in Zoetermeer zijn de acties in het plan van Terneuzen gebaseerd op een broedvogelinventarisatie van de bebouwde kom. De Stadsvogelprijs is een projectenwedstrijd voor Nederlandse gemeentes. Vogelbescherming Nederland reikt de prijs uit om gemeentes te motiveren goede projecten voor stadsvogels op te zetten en om mensen bewust te maken van de vogels in hun stad. Met de wedstrijd wordt gestreefd naar creatieve en innovatieve projecten die ten goede komen
VOGELNIEUWS 02/19
Door Bram Aarts, Henk Sierdsema, Jeroen Nienhuis; SOVON Foto: Waterhoen L.Borwell/bb
Hoe gaat het met de vogels in mijn stad? Reken het uit met de stadsvogelindicator! Vijf huismussen in de straat, is dat veel of weinig? Zonder vergelijkingsmateriaal is de vraag moeilijk te beantwoorden. In het kader van de stadsvogelcampagne van VBN heeft SOVON daarom gewerkt aan een methode om de vogelrijkdom van stadswijken te voorspellen en te meten; de stadsvogelindicator.
De daadwerkelijk getelde aantallen zaadeters in de winter in Utrecht en omgeving vergeleken met de voorspelde aantallen. Rood betekent: slechts 0-50% van de verwachte aantallen aangetroffen; geel betekent: rond het gemiddelde (75-125%); groen betekent: (veel) meer dan verwacht.
In Nederland doet zich de paradoxale situatie voor dat we het minste weten van de vogels in het gebied waar de meeste vogelaars wonen: de stad. Vogels tellen in bebouwd gebied was lange tijd niet erg populair onder Nederlandse vogelaars. Het belang van deze ‘vergeten’ groep, de stadsvogels, wordt echter de laatste jaren steeds meer onderkend. Dat komt voor een deel voort uit de alarmerende berichten over de achteruitgang van voorheen algemene stadsvogelsoorten als huismus en kuifleeuwerik. Daarnaast is er door aangescherpte wetgeving lokaal meer behoefte aan informatie over het voorkomen van vogels in een specifieke stad of gemeente. Om beter zicht te krijgen en te houden op de toestand van alle algemenere broedvogels in bebouwde gebieden zijn Vogelbescherming en SOVON in 2007 gestart met een nieuw nationaal stadsvogelmeetnet: het Meetnet Urbane Soorten, ofwel MUS (Vogelnieuws februari 2008). In zo’n 400 postcodegebieden in heel Nederland noteren vrijwillige vogelwaarnemers ieder jaar op vaste telpunten alle vogels. Op basis van de gegevens van de eerste twee jaren heeft SOVON, in opdracht van Vogelbescherming, een Stadsvogelindicator ontwikkeld. Hiervoor zijn ook de wintervogels in beeld gebracht.
MUS + PTT-Stad + GIS
De aanwezigheid in de winter van vogels in de stad en daarbuiten wordt al sinds 1978 gemeten in het Punt-Transect-Tellingen-project (PTT) van SOVON en CBS. Ook dit langjarig meetnet werkt met vijfminuten-tellingen op vaste
telpunten. In beide meetnetten hoeven de vrijwilligers niet gedetailleerd te beschrijven hoe de directe omgeving van hun telpunten eruit ziet en verandert. In de onderhavige studie hebben we van alle telpunten van MUS en PTT-Stad de biotopensamenstelling bepaald op basis van GIS-informatie. Door de biotoopvariabelen en de getelde aantallen vogels te combineren in een regressiemodel weten we nu welke biotoopvariabelen de aantallen vogels van een soort bepalen. Met deze uitkomsten kunnen we voorspellen hoeveel vogels ongeveer voorkomen in wijken van steden waar nooit geteld is, gegeven de biotoopinformatie die de wijken kenmerkt. Met andere woorden: voor iedere wijk in iedere stad in Nederland kan nu de gemiddelde vogelsamenstelling voorspeld worden. Een vergelijking van de voorspelde waarden met de concrete vogeltellingen levert lokale afwijkingen op. In stadsdelen met zulk afwijkingen komen dus meer of juist minder vogels voor dan op basis van de aanwezige biotopen verwacht zou mogen worden. Dit geeft dan aanknopingspunten voor het nemen van kansrijke maatregelen om de situatie te verbeteren. Door de tellingen voort te zetten kan het succes van de genomen maatregelen worden gevolgd.
Vogelsoorten en vogelgilden
Om vanuit de telgegevens van MUS en PTT te komen tot vogelverwachtingen voor heel Nederland zijn enkele rekenstappen noodzakelijk. Met de methode moeten we uiteindelijk aan kunnen geven of er in een wijk, vanuit de optiek van vogelvriendelijke inrichting en/of beheer, een probleem speelt en zo ja, welke maatregelen zinvol zijn. Daarom wordt in het model gerekend met zowel individuele vogelsoorten als groepen van soorten, gilden genaamd. In een gilde zijn stadsvogelsoorten gegroepeerd met vergelijkbare eisen aan (onderdelen van) hun leefgebied; die kunnen dus op dezelfde manier profiteren van vogelvriendelijke maatregelen. De broedvogels zijn ingedeeld op basis van nestplaats en broedbiotoop, zoals huizenbroeders, struikvogels, boomvogels, pioniersoorten. De wintervogels zijn ingedeeld op basis van voedsel en foerageerbiotoop, bijvoorbeeld besseneters, zaadeters en watervogels. Voor bebouwd gebied is geen gedetailleerde biotoopindeling voorhanden. Voor enkele afzonderlijke steden zijn wel indelingen bedacht, maar die zijn niet zonder meer toepasbaar op andere steden en ook niet afleesbaar op de bestaande topografische kaarten. In ons project wordt daarom gewerkt met afzonderlijke, objectief meetbare variabelen om vogeltelpunten te karakteriseren: bouwjaar, dichtheid en type van de bebouwing, afstand tot de stadsrand, hoeveelheid groen, ligging binnen Nederland en dergelijke. Dezelfde gegevens zijn ook berekend voor alle stadswijken in heel Nederland. Een lastige biotoopcategorie in de stad zijn de tuinen. Om-
20/02 VOGELNIEUWS
Stad
dat het privé-eigendom betreft wordt er door geen enkele instantie kwantitatieve informatie over tuinen verzameld. Tuinen beslaan echter wel een aanzienlijk oppervlak binnen een stad; ze zijn voor het voorkomen van vogels zeer belangrijk. Door data van verschillende organisaties zoals CBS en Kadaster te combineren kon toch een maat opgesteld worden voor het aandeel tuinen in een wijk.
Analyseren en voorspellen
Een regressiemodel maakt het mogelijk om per soort en per gilde te berekenen welke biotoopvariabelen het belangrijkste zijn. Met de resulterende ‘rekenregels’ zijn vervolgens voorspellingen gedaan voor de vogelsamenstelling van iedere stadswijk in Nederland. Als daadwerkelijke vogeltellingen in een stadswijk lagere aantallen opleveren dan de verwachte waarden, dan is dat een indicatie dat er lokaal wat aan de situatie verbeterd kan worden. De vogelgilden geven aan waarin verbeteringen mogelijk zijn: nestgelegenheid, voedselvoorziening in de winter en dergelijke. Het figuur op pagina 20 geeft een voorbeeld van deze werkwijze, die we ‘benchmarken’ noemen. Op basis van de biotoopkarakteristieken van wintervogeltelpunten in de stad is een voorspelling gemaakt van het aantal vogels uit het gilde ‘zaadeters’ dat op ieder telpunt aangetroffen kan worden. Dit is vervolgens vergeleken met het daadwerkelijk getelde aantal op ieder telpunt (figuur). In de regio Utrecht valt op dat Baarn voor deze groep wintervogels opvallend goed scoort, terwijl delen van IJsselstein en Nieuwegein laag scoren, mogelijk vanwege recente nieuwbouw. Als vogeltellingen andere aantallen opleveren dan verwacht, is het goed door een ecoloog de situatie nader te laten bekijken. In samenwerking met Vogelbescherming kan dan heel
gericht over de meest effectieve vogelvriendelijke maatregelen geadviseerd worden. Door de vogeltellingen te herhalen kan het succes van de maatregelen aangetoond worden. Gemeenten en andere geïnteresseerden in stadsvogels kunnen nu dus beschikken over referentiewaarden voor een vogelvriendelijke stad (wat is ‘gemiddeld’ of ‘normaal’), zodat vogeltellingen in perspectief geplaatst kunnen worden. In de meeste steden is wel een vogelwerkgroep actief die deelneemt aan MUS- en PTT-tellingen. Dit kun je stimuleren, bijvoorbeeld door het aanstellen van een coördinerende stadsvogelwacht, om vervolgens een representatieve steekproef van een stad te bewerkstelligen; een lokaal stadsvogelmeetnet. Heeft u interesse om met deze praktische instrumenten aan de slag te gaan, aarzel dan niet om contact op te nemen met SOVON of Vogelbescherming. l
T w e e j a a r S t a d s v o g e l m e e t n e t MUS Het Meetnet Urbane Soorten is een nieuw monitoringmeetnet met een eenvoudige opzet, waardoor meedoen weinig tijd kost en toch de gewenste resultaten oplevert om de vogelbevolking van bebouwde gebieden op de voet te kunnen volgen. In 2007 en in 2008 zijn er landelijk ongeveer 450 postcodegebieden geteld. Dit leverde in beide jaren ruim een kwart miljoen vogels op, verdeeld over 155 soorten. De huismus nam zoals verwacht verder af en ook de roodborst laat een duidelijke afname zien. Houtduif en stadsduif namen toe, de Turkse tortel bleef stabiel. Zo ook ekster, wilde eend en gierzwaluw. Na twee jaar monitoren beginnen we al een aardig goed beeld te krijgen van de talrijkheid van de meeste stadsvogelsoorten. Daarbij doen alle soorten mee, ook minder voor de hand liggende ‘stads’-vogels als waterhoen.
VOGELNIEUWS 02/21
Stad
Vogelbescherming begint in de klas Vroeger was alles b e t e r . E e n v a n d e w e i n i g e z a k e n w a a r d a t e c h t v o o r o p g a a t i s k e n n i s v a n d e n atuur. Dat leerd e je vroeger o p s c h o o l , v a n m e e s t e r s d ie e r v e r s t a n d v a n h a d d e n . D e m e e s t e r s v a n d e z e t i j d zijn er nauwelijks in opge l e i d e n k r i j g e n e r g e e n u r e n v o o r . D a a r o m i s e r V o g e l s O p S c h o o l.
Aan de wand van mijn basisschool hingen boom, roos, vis en vuur – en een grote wandplaat met allerlei vogels erop. Een uitgave van Vogelbescherming, geïllustreerd door Slijper. Hoe vaak heb ik niet achterstevoren op mijn stoel gezeten en de vogels op de plaat op mij laten inwerken, in plaats van de rekenles? De school lag aan de rand van een bos en een flink deel van die vogels had ik uit het raam al eens langs zien komen. Die romantiek staat in schril contrast met de boekjes waaruit kinderen die nu op een basisschool zitten, hun kennis van natuur moeten opdoen: vogels hebben op z’n best een plekje in de biologieles, en één uur in de week moet genoeg zijn om kinderen alles te leren over zichzelf en hun omgeving. Dat valt niet mee en vogels komen er dan ook bekaaid vanaf. Geen goede basis om de aanstaande generatie beschermers en beleidsmakers een positief gevoel over vogels te geven.
De klas als biodiverse omgeving
Nederland heeft zo’n 10.000 basisscholen. Ongeveer één vijfde daarvan doet inmiddels mee met Vogels op School. Onder de vlag van WILDzoekers – de jeugdclub van Vogelbescherming en Natuurmonumenten in samenwerking met SOVON en andere groene organisaties* – wordt docenten een lespakket aangeboden. Een complete kit met materialen, waarmee de klas opeens een biodiverse omgeving is geworden, gevuld met kinderen die – tot genoegen van de leerkracht! – een open oog hebben voor wat zich buiten afspeelt.
Samen met SchoolTV
Vogels op School wordt voor zowel leerlingen als docenten ondersteund met de website van WILDzoekers. Elke klas die aan het project meedoet krijgt een eigen Vogels op School-pagina op de site. De docentenhandleiding bij het lespakket verwijst met regelmaat naar de site, of naar die van Vogelbescherming. Bijvoorbeeld om vogelzang te
22/02 VOGELNIEUWS
Door Lars Soerink, VBN Foto:
scheiden ambitie om 300 tot 350 groepen 5, 6 of 7 te betrekken bij de vogels rondom de eigen school. Een team van vrijwilligers en medewerkers van Vogelbescherming maakte daartoe een lespakket met een palet aan activiteiten en opdrachten. Dit werd uitgebreid met een setje stickers voor op de ruiten van het lokaal, een mooie vogelposter, een bouwpakket om een nestkastje te timmeren en een eerste vetbol om vogels aan te trekken. Een belangrijke samenwerkingspartner werd Nieuws uit de Natuur van SchoolTV. Toen werd het even stil – en vervolgens stonden e-mail en telefoon roodgloeiend vanwege de belangstelling onder docenten voor Vogels op School. leren herkennen of voor instructies om een Schoolplein Vogeltelling te organiseren. De ‘doe-factor’ in het lespakket is groot. In veel opdrachten zit een competitie-element en er vallen ook prijzen te winnen, zoals voor het meest vogelvriendelijke schoolpleinontwerp. Leerlingen kunnen als natuurreporter op pad gaan en hun verslag op de website plaatsen. Alsof ze voor Vroege Vogels werken! Een mooie vondst is Nu in de Nestkast. Een kind dat één keer in een bezet nestkastje heeft gekeken plaatst een beschrijving van zijn waarneming op de WILDzoekers site. Daarna kan het per dag virtueel de vorderingen in de kast op de site volgen. De echte kast wordt dus met rust gelaten. Educatie mag ook best een tikje venijnig zijn. Zo worden jonge bezoekers uitgedaagd om een blinde quiz-wedstrijd met hun ouders aan te gaan. Ze beantwoorden vier natuurvragen waarna WILDzoekers met diezelfde vragen per mail de ouders overhoort. WILDzoekers laat daarna weten wie het beste gescoord heeft. Vogels op School begon in 2007 met de be-
Overdonderend succes evalueren
Inmiddels hebben zo’n 150.000 kinderen via Vogels op School kennis gemaakt met de vogels die in hun dagelijkse omgeving voorkomen. Een deel van hen heeft nestkasten getimmerd, voer opgehangen of een onderzoekje gedaan. Vogelbescherming ontvangt veel positieve reacties van docenten. In de komende periode moet een grondig onderzoek onder deelnemende scholen en kinderen leren welke bijdrage aan de vogelkennis en allerlei positieve gevoelens over vogels het lesmateriaal daadwerkelijk heeft geleverd en welke mogelijkheden er zijn om dat nog te verbeteren. Een groot punt van zorg is de voortzetting van Vogels op School. Het maken van het lesmateriaal kost veel geld. Dankzij bijdragen van VSB Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds konden we dit lesmateriaal de eerste twee schooljaren gratis aanbieden. In toekomstige jaren wil Vogelbescherming het project voortzetten en uitbouwen. Daar zal voor scholen een klein prijskaartje aan komen te hangen. l
Colofon Vogelnieuws, vakblad voor vogelbeschermers, is een uitgave van Vogelbescherming Nederland, in samenwerking met SOVON Vogelonderzoek Nederland. Het blad verschijnt zes keer per jaar en wordt kostenloos verstuurd aan personen en organisaties die een actieve rol vervullen in de bescherming van vogels en natuur. Overige geïnteresseerden kunnen een betaald abonnement nemen; voor leden van Vogelbescherming € 14,50, voor niet-leden € 24,- per jaar. Informatie en reacties via info@vogelbescherming.nl. Actueel nieuws over de bescherming van vogels vindt u ook in de gratis digitale nieuwsbrief. Meld u aan op www.vogelbescherming.nl/nieuwsbrief. Redactie Rob Buiter (hoofdredacteur), René de Vos (eindredacteur), Ruud van Beusekom, Lars Soerink, Redactiesecretariaat Pauline van Mechelen Vormgeving Kees Klaver, Badhoevedorp Druk Roto Smeets GrafiServices Oplage: 5000 Foto’s Voorplaat: Slechtvalk Wil Leurs/Agami Pag. 13: Ekster Natalia Paklina /Buiten-Beeld Achterplaat: Zilvermeeuw Thomas.Kuppel Reacties naar Vogelbescherming Nederland Postbus 925 3700 AX Zeist info@vogelbescherming.nl Overname van artikelen en/of figuren mag alléén met voorafgaande toestemming van
M e ehelpen of lid worden
Vogelbescherming Nederland.
Wilt u een bijdrage leveren aan Vogels op School? Dat kan. Scholen hebben veel behoefte aan ‘experts in de klas’; mensen die over vogels komen vertellen en die hun enthousiasme over vogels laten uitstralen naar een klas vol kinderen. Stuur een e-mail naar lars.soerink@vogelbescherming.nl voor meer informatie. De jeugdclub van Vogelbescherming en Natuurmonumenten heet WILDzoekers. In nauwe samenwerking met SOVON, De Vlinderstichting, Zoogdiervereniging VZZ en de jeugdbonden voor natuurstudie JNM en NJN geeft WILDzoekers 10x per jaar het jeugdnatuurmagazine WILDzoekers Expres uit. Een lidmaatschap kost 20 euro per jaar.
De redactie hanteert de Witte Spelling.
Vogelbescherming NEDERLAND
Het werk van Vogelbescherming Nederland wordt ondersteund door de Nationale Postcode Loterij
VOGELNIEUWS 02/23
Deze meeuw moet in de herkansing.
levert altijd hilarische taferelen op.
eigen plate service. Het ijspikkunstje
men en ijstentjes regelen ze hun
meer. Bij snackbars, poffertjeskra-
stad al heel lang geen geheimen
ontdekt. Voor meeuwen heeft de
kraai, ekster en blauwe reiger ook
genheden. Dat hebben vogels als
aan de stad zijn de talloze eetgele-
Een van de aantrekkelijke kanten
Koud kunstje