• november 2014 • Een uitgave van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch • € 4,95
jaargang 1 • nummer
4
‘Tot twaalf slagen kon ik tellen …’
Wienus de Baar, ‘Nicht-Mensch’
Een oase van rust in de stad Geslaagde Jeroen Bosch dagen
12-13 september 2014
In dit nummer Nieuws
Taal
38 Lid van Verdienste
26 Lopes te voet
40 Clemens Bolhaar krijgt Monumenten onderscheiding 2014
45 Etymologieën van ‘achterom’ tot ‘weg’ 2
60 Bericht van de BAM
Historie
61 Bericht van het Stadsarchief
6
62 Bericht van Het Noordbrabants Museum
Van Brabantsche puntkwasten tot Limburger witschijven
53 Getroffen door de bliksem
Kunst en cultuur 5
63 ’s-Hertogenbosch in beeld rond 1900
Zwanenbroedershuis heropend
Stad
24 Geslaagde Jeroen Bosch dagen
16 Een oase van rust in de stad
28 Een onbekend museum
48 Kringwandeling 6 revisited
39 Beeld van Carolus Borromeus
68 ’s-Hertogenbosch verandert
44 Laatste kans 56 Het laatste rederijkerslandjuweel
Berichten 36 Op bezoek bij … De Hertogboeren 54 In vrede en vriendschap
5
14
24
38
42
48
BOSSCHE KRINGEN
2
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Bossche Kringen is het minimaal zes maal per jaar verschijnend tijdschrift van Kring Vrienden van ’s‑Hertogenbosch.
Mensen 9
‘Tot twaalf slagen kon ik tellen …’
Redactie Nik de Vries (voorzitter-hoofdredacteur), Alies Baan , Jan Buiks , Ronald Glaudemans , Michele van den Heuvel, Ed Hupkens, Jan Korsten, Eva Repkes , Gerard ter Steege, Joris van Dierendonck (hoofdredacteur), Ellie de Vries (fotografie) en Johan Strang (bestuur). ■
18 Leven en werk van Jacob Moleschott (1822-1893)
■
■
30 De Zusters van Liefde van Jezus en Maria Moeder van Goede Bijstand te Schijndel in Rosmalen en ’s-Hertogenbosch 2
■
■
67 100.000 bezoekers Binnendieze
Werkgroepen
Bossche Kringen is voortgekomen uit de redacties van KringNieuws en Bossche Bladen. Auteurs van voormalig Bossche Bladen zijn hieronder gekenmerkt met een .
12 Berichten van de werkgroep Culturele Activiteiten 14 Sint of Heilige
■
42 25 jaar werkgroep Het Kleine Monument
Aan dit nummer schreven mee: Harry van den Berselaar 9, Jac. Biemans 63, Geert Donkers 30 39, Frans van Gaal 18, Ronald van Genabeek 60, Rob Hoogeboom 36, Ed Hupkens 38 40 45 54, Jan Korsten 6, Redactie 67 24, Eva Repkes-van Hooijdonk 56, Monique Ruzius-Brummans 53, Loes Scholten 62, Gerard ter Steege 16, Jos Swanenberg 26, Nik de Vries 4 5 16 28 35 44 48 , Werkgroep Culturele Activiteiten 12, Werkgroep Het Kleine Monument 42, Werkgroep Kerken en Kloosters 14 ■
Redactie
■
■
4 Voorwoord 8
■
■
Opbergcassette Bossche Kringen
■
35 Ladderwedstrijd 11
■
■
62 Rectificatie
Ontwerp en Vormgeving Studio Van Elten ’s-Hertogenbosch
28
36
60
63
BOSSCHE KRINGEN
3
Redactie-adres Secretariaat Bossche Kringen Postbus 1162, 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: redactie@kringvrienden.nl Oplage 2.550 stuks ISSN: 2352-9105 Niets uit een editie mag worden gekopieerd of elders gepubliceerd zonder uitdrukkelijke toestemming van Kring Vrienden en de redactie; dit geldt ook voor het in enige vorm elektronisch beschikbaar stellen. De redactie heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratie materiaal te achterhalen. Personen of instanties die desondanks van mening zijn aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen wordt verzocht om contact op te nemen met de redactie.
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Nik de Vries
Ten geleide
Bossche Kringen is een uitgave van:
Voorwoord Als u dit leest, zijn de gemeenteraadsverkiezingen in ’s-Hertogenbosch nabij. Mocht u uw stem nog niet bepaald hebben, denk dan ook eens aan enkele standpunten van de Kring Vrienden: de plaats van het nieuwe theater (zie het artikel hierover in Bossche Kringen 2 van juli 2014), de invulling van het zogenaamde GZG-terrein. Beide grote investeringen zijn in ieder geval de moeite waard in uw overwegingen mee te nemen. Nog steeds krijgen we leuke opmerkingen over ons nieuwe blad: zelfs uit Schotland kregen we een complimentje en daar zijn we natuurlijk blij mee. Uiteraard staan we ook open voor kritische opmerkingen van uw kant. Daarmee kunnen we het blad nog beter maken. In dit nummer treft u de laatste afleveringen van de Ladderwedstrijd en de oude Kringwandelingen die we naliepen. De wedstrijd kende een aantal fanatieke deelnemers, maar te weinig om door te gaan. De wandelingen waren bedoeld om het jubileumjaar van het voormalige KringNieuws extra luister bij te zetten. Naast oude bekenden, zoals de heiligenbeelden en de klokken, hebben we opnieuw een mooie mix van actualiteit en historie. U kunt bijvoorbeeld lezen over Bosschenaar Jacob Moleschott, die in Italië beroemder is dan in zijn geboortestad. Frans van Gaal ijvert voor zijn eerherstel. Een andere Bosschenaar, fotograaf Dolf van Engelen, wordt belicht door Jac Biemans van het Bossche Stadsarchief. Lees en geniet van de mooie foto’s die Van Engelen ruim 100 jaar geleden van onze stad maakte. We besteden aandacht aan twee juweeltjes in ’s-Hertogenbosch: het SintJansmuseum De Bouwloods en de Jeroen Bosch Tuin. Ga er eens heen en geniet.
Kringhuis en Kringbalie Parade 12 Telefoon 073 - 613 50 98 Telefax 073 - 614 60 21 Voor openingstijden zie onze website www.kringvrienden.nl www.DagjeDenBosch.com Secretariaat Postbus 1162 5200 BE ’s‑Hertogenbosch E-mail: algemeen@kringvrienden.nl Internet: www.kringvrienden.nl Betalingen: IBAN: NL98INGB0003119716 Jaarlijkse bijdrage minimaal € 17,50
We wensen u weer veel lees- en kijkplezier. Mocht u zelf een bijdrage willen leveren aan Bossche Kringen: dat kan via het mailadres van de redactie. Uiterste inleverdatum voor het januarinummer 2015 is 12 december 12014. En u weet: hebt u zelf geen mogelijkheid te schrijven, dan komen we graag bij u langs. We staan ook open voor tips. Rest mij u alvast fijne feestdagen te wensen en we zien u graag terug in 2015
• november 2014 • Een uitgave van Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch • € 4,95
jaargang 1 • nummer 4 • november 2014 BOSSCHE KRINGEN
jaargang 1 • nummer
4
Voorpagina ‘Tot twaalf slagen kon ik tellen …’
Wienus de Baar, ‘Nicht-Mensch’
Een oase van rust in de stad Geslaagde Jeroen Bosch dagen 12-13 september 2014
Het Zwanenbroedershuis is heropend, zoals u in het artikel hiernaast kunt lezen. Het staat ook open voor derden. Op de foto van Ellie de Vries ziet u de prachtig gedekte tafel in de Grote Zaal, klaar voor het jaarlijkse diner van de Ridderschap van Noord-Brabant.
BOSSCHE KRINGEN
4
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Nik de Vries Foto: Ellie de Vries
Architectuur
Zwanenbroedershuis heropend Na een fikse renovatie is vrijdag 26 september 2014 het Zwanenbroedershuis aan de Hinthamerstraat te ’s-Hertogenbosch heropend. Dat gebeurde onder grote belangstelling door burgemeester Ton Rombouts. Samen met regerend proost Eelco van der Aa liet hij 50 ballonnen op. Na het oplaten van de ballonnen werd het huis plechtig ingeze‑ gend door de benedictijn Paul van der Ven en dominee Henk Leegte. Elke ruimte werd door hen bezocht en met een bede ingewijd. De broederschap bestaat sinds 1318. Aanvankelijk was het een katholieke instelling ter ere van Maria. Na de inname van ’s-Her‑ togenbosch in 1629 door Frederik Hendrik leek het einde ervan nabij, maar na jaren overleg werd de broederschap een ‘gemengde’ groep: 18 broeders van katholieke zijde en 18 van protestantse komaf.
Toespraken
Het weer zat even tegen, toen de toespraken gehouden werden. De planning was deze in de tuin te houden, maar wegens de regen gingen de sprekers binnen staan. En daar was het stampvol, want op deze bijeenkomst waren veel mensen afgekomen. Burgemeester Rombouts prees de leden van de broederschap vanwege hun inzet, onder andere voor het hospice De Duinsche Hoeve in Rosmalen. De zwanen‑ broeders gaan een belangrijke rol spelen in 2016, als herdacht wordt dat de Bossche schilder Jheronimus Bosch 500 jaar daar‑
Van links naar rechts: Huib van Olden, Paul van de Ven, regerend proost Eelco van der Aa, Ton Rombouts, toeziend proost mr. Ferdinand Sassen en Henk Leegte.
voor is overleden. Bosch immers was een van de broeders, wiens dood en begrafenis vermeld staan in de archieven van de broederschap. Regerend proost Van der Aa dankte een groot aantal broeders en medewerkers voor hun inzet voor en tijdens de renovatie: dat is een werk van velen geweest.
Hierna kon het netwerken verder gaan, onder het genot van een drankje en tal van lekkere hapjes. De regen was gestopt: ook buiten konden de gasten het vernieuwde gebouw bekijken. Het Zwanenbroedershuis ziet er weer piekfijn uit, klaar om vele gasten te ontvangen. Wij feliciteren de broe‑ derschap daar van harte mee.
Nieuwsgierig? U kunt bij de Kring Vrienden een reservering maken voor een bezoek. Ook bij het Zwanenbroedershuis zelf kunt u een entreekaartje kopen: om 14.00 uur kunt u er aanbellen voor een rondleiding. Een gids laat u op deskundige wijze het gebouw en de vele bijzondere voorwerpen zien.
BOSSCHE KRINGEN
5
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Jan Korsten Foto’s: Collectie Wim van Woensel, Geffen
De Fabriek
Van Brabantsche puntkwasten tot Limburger witschijven Een portret van W. van Woensel Borstelfabriek Binnen de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch is Wim van Woensel zeker geen onbekende. Jarenlang was hij schipper op de Binnendieze en liet hij mensen van heinde en verre kennis maken met de stad. Thuis in Geffen verzamelt Wim foto’s, documenten en voorwerpen die te maken hebben met de geschiedenis van zijn familie. Hij legt die geschiedenis ook vast. Een van zijn familiegeschiedenissen is gewijd aan de borstelfabriek van zijn vader, eveneens Wim geheten. Een halve eeuw lang produceerde de fabriek allerhande borstels, eerst in ’s-Hertogenbosch en later in Geffen. Tijd voor een nadere kennismaking.
Een vak leren op het blindeninstituut De broers Jac en Wim van Woensel leerden het borstelmakersvak op het Blindeninstituut St. Henricus in Grave. Door een erfelijke aandoening waren ze op jonge leeftijd vrijwel blind geworden. In Grave kregen ze de kans een opleiding te volgen en zich te bekwamen in het vak van borstelmaker. Na hun terugkeer in ’s-Hertogenbosch begonnen ze in 1924 een kleinschalig ambachtelijk borstelfabriekje in een schuurtje aan de Maastrichtseweg.
Midden jaren ‘50 verhuisde het bedrijf naar de Zuid-Willemsvaart. Hier is Wim van Woensel bezig in het magazijn.
BOSSCHE KRINGEN
6
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Graafscheweg 190-192
De catalogus van de Gebroeders Van Woensel bevatte een breed aanbod.
Uit de geïllustreerde catalogus van de Gebroeders van Woensel uit het begin van de jaren dertig blijkt dat het fabriekje een breed assortiment aan borstels, kwasten en penselen produceerde. Van puntkwasten en patentpuntkwasten tot Brabantsche puntkwasten en van hoekwitters en zinkwit‑ kwasten tot kromme witkwasten. Daarnaast producten met fraaie namen als Limburger witschijven, toepborstels, rijtuigkwasten, temponeerborstels, verdrijvers, radiatoorkwastjes, rijwielpenselen en Lyonsche penselen. Het brede assortiment en de mogelijkheid om flexibel te kunnen inspelen op de wensen
van afnemers was nodig om de concurrentie van grote, gespeciali‑ seerde borstelfabrieken het hoofd te kunnen bieden. Deze strategie had succes, het bedrijf floreerde en verhuisde in 1936 naar een groter pand in het hartje van de stad aan de Verwersstraat. Nog in hetzelfde jaar trok Jac zich wegens gezondheids‑ klachten noodgedwongen terug uit het bedrijf. De onderneming werd gesplitst: Wim zette onder de naam W. van Woensel Borstelfabriek het bedrijf in de Verwersstraat voort, Jac opende aan de Koestraat een klei‑ nere onderneming onder de naam J. van Woensel v/h Firma Knoek. Jac overleed vijf jaar later.
BOSSCHE KRINGEN
7
De zaken aan de Verwersstraat liepen zo goed dat al in 1938 meer ruimte nodig was. Het bedrijf verhuisde naar een groter pand aan de Graafscheweg 190-192. Op de zolder werden daar borstels gefabriceerd, op de begane grond dreef de echtgenote van Wim van Woensel, Cornelia, een winkel waar niet alleen borstels, zemen, boenwas, kwasten en penselen werden verkocht, maar ook levens‑ middelen en tabak. Het pand diende tenslotte ook nog als woonhuis voor het echtpaar Van Woensel en hun zes kinderen. Gedurende de oorlogsjaren werkten er gemiddeld zo’n 13 borstelmakers op de zolder aan de Graafscheweg. Zij maakten – en repareerden – borstels, vegers, boenders en kwasten van varkens‑ haar, paardenhaar, cocosvezels en gemoetievezels. Deze werden elders ingekocht. Dat gold ook voor de houten onderdelen van de borstels. De borstelmakers zetten de haren van bijvoorbeeld een bezem of borstel met pek vast of trokken deze met koperdraad in de voorgeboorde gaten vast.
WIVO Met het eigen personeel kon na de Tweede Wereldoorlog niet aan de almaar groeiende vraag worden voldaan. Delen van het productieproces werden daarom uitbesteed aan thuiswerkende blinden en slechtzienden, sociale werkplaatsen en gedetineerden in Kamp Vught. Sporen hiervan zijn nog terug te vinden in het nog overgebleven historisch materiaal. Het Directoraat-Generaal voor Bijzonder Rechtspleging stuurde op 28 februari 1948 bijvoorbeeld een factuur “voor de bij U tewerkge‑ stelde gedetineerden in de maand
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Medewerkers van WIVO aan het werk in Geffen, jaren ‘60.
Wim van Woensel bezig in het magazijn.
Februari 1948”, het ging om 6 personen. De totale kosten, inclusief brandstoffen, elektriciteit en huur bedroegen 459 gulden en 56 cent. In 1950 veranderde er veel. Harry van Woensel kwam in het bedrijf van zijn vader werken; de borstel‑ fabriek kreeg Achter de Tolbrug 8 de beschikking over meer ruimte en de handelsnaam werd gewij‑ zigd in WIVO, Werkinrichting voor Onvolwaardigen. De winkel aan de Graafscheweg bleef overigens bestaan en ging verder als krui‑ deniers- en tabakswinkel. Vijf jaar verhuisde de borstelfabriek opnieuw, dit keer naar een pand langs de Zuid-Willemsvaart. In dat jaar kwam Wim van Woensel in het bedrijf werken.
Het karakter van het bedrijf bleef veranderen. Geleidelijk werden steeds meer werkzaam‑ heden uitgevoerd met behulp van machines. Ook deden nieuwe materialen zoals nylon hun intrede. Naast standaardproducten werden meer en meer ook maatproducten gemaakt voor bedrijven als Unox in Oss en P. de Gruyter en Zoon in ’s-Hertogenbosch. In 1961 vertrok WIVO uit ’s-Hertogenbosch om zich te vestigen in een nieuw pand aan de Oude Baan in Geffen. Door toene‑ mende concurrentie, met name uit het buitenland, liepen de bedrijfs‑ resultaten langzaam terug. In 1974 viel het doek en sloot WIVO defi‑
nitief zijn deuren, een jaar na het overlijden van de oprichter van het bedrijf.
Museum ’t Brabants Leven Jaren later schonk Wim van Woensel de nog resterende bedrijfsinventaris aan Museum ’t Brabants Leven in Den Dungen (www.brabantsleven.nl). Een museum met een grote verzameling gereedschappen van ambachte‑ lijke bedrijven zoals sigarenma‑ kers, smederijen, mandenmakers en borstelmakers. Als tastbare herinnering koestert Wim thuis in Geffen nog een aantal borstels met de merknaam WIVO en een rijke verzameling foto’s, archiefmateriaal en documentatie.
Vijfde wintertuinenwandeling Voor de vijfde keer organiseert de Kring een wintertuinenwandeling. In een kleine groep bezoeken we een aantal tuinen in kerstsfeer. Op diverse adressen vinden kleine concerten of vertellingen plaats. Ook krijgt u er een hapje en een drankje aangeboden. Er kunnen 125 mensen deelnemen aan de wandeling die plaatsvindt op 16 december van 17.30 tot 21.00 uur. Een gids van de Kring begeleidt u op uw tocht, die u in een plezierige kerststemming zal brengen. Kaarten zijn in het Kringhuis aan de Parade te koop vanaf 29 november en kosten 15 euro.
BOSSCHE KRINGEN
8
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Harry van den Berselaar*
Portret
‘Tot twaalf slagen kon ik tellen …’ Wienus de Baar, ‘Nicht-Mensch’ Bosschenaar Wienus de Baar wordt in het najaar van 1942 betrapt op illegaal slachten.1 Via het Scheveningse Oranjehotel en Kamp Amersfoort belandt hij in Kamp Vught waar hij het grootste gedeelte van zijn straf uitzit. En ineens staat hij 29 juli 1943 onverwacht thuis voor de deur. Feest.
Gosuinus Maria de Baar, kortweg Wienus. Op 3 november 1893 geboren in het Gelderse Driel (Maasdriel), aan de overkant van de Maas, vlak bij ’s-Hertogenbosch. In deze Brabantse gemeente staat hij ingeschreven op Havenstraat 25 aan de vooravond van zijn huwelijk. 18 juni 1926 trouwt de slagersknecht met Anna Maria Theodora Koningstein (’s-Hertogenbosch 15 oktober 1894). Het echtpaar woont tot 23 augustus 1932 met een groeiende kinderschaar achtereenvolgens in de Korte Tuinstraat, op het Gheert van Calcarplein en aan de Pelssingel. Drie adressen in de nieuwe wijk De Muntel.2 Vanaf de Graafseweg volgt tussen maart 1933 en januari 1934 een korte periode Rotterdam. Als er weer werk is bij een slachterij in ’s-Hertogenbosch, komt de familie terug en betrekt opnieuw een huis aan de Graafseweg, dit keer nummer 74.
Bij zijn werk is Wienus afhankelijk van de aanvoer op de Veemarkt. Daar komt – na een korte stop aan het begin van de bezetting – de handel, op nadrukkelijk verzoek van de Feldkommandant, weer snel op gang.4 Bossche slagers betrekken hun voorraad van het Gemeentelijk Slachthuis en hebben via een bonnen Wienus en Anna de Baar, 21 juni 1926. (Foto: part. coll.)
Illegaal slachten Direct na de Duitse bezetting in mei 1940 wordt in Nederland het dan al bestaande ‘bonnensysteem’ verder uitgebreid met het oog op een eerlijke distributie onder de bevolking van de beschikbare middelen (voedsel, kleding, papier, etc.). Dit systeem kan – niet zonder gevaar – ontdoken worden. Wie vee houdt en zelf wil slachten, moet voor die activiteit vergunning aanvragen en voor de dieren een oormerk. Illegaal slachten is mogelijk door vee buiten de administratie te houden. Deze strafbare praktijk vindt plaats om bijvoorbeeld onderduikers en anderen die met de bonnen niet rond komen van vlees te voorzien.3 Overigens kent de sluikhandel – naarmate de oorlog langer duurt – ook een circuit waarin van woekerprijzen sprake is. Zeker in de Hongerwinter 1944-1945.
BOSSCHE KRINGEN
9
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
verhoor en berechting. Gedurende de oorlog zullen hier meer dan 25.000 mensen vastzitten. Wienus huist tijdelijk in cel nummer 543. Op illegaal slachten staat maximaal zes maanden. Juist in de periode van Wienus’ arrestatie probeert de Duitse overheersing met ‘druk van boven’ deze maat te verhogen.7 Het is achteraf onduidelijk op welke wijze de berechting van Gosuinus plaats heeft gevonden. Zo is zijn zaak niet bekend in de archieven van de Arrondissementsrechtbank ’s-Hertogenbosch en mogelijk kwam er geen Nederlandse rechter aan te pas. In de praktijk bepaalde op dat moment Kriminalkommissar Walter Julius Horak wat met overtreders zoals Wienus – in zijn ogen ‘Nicht-Menschen’ – gebeurde.8
Stokslagen Voor het uitzitten van zijn straf gaat De Baar naar kamp Amersfoort. Hij arriveert daar op 6 november 1942. De inschrijving in blok 6 en het uitreiken van de kampkledij duren uren. Kamp Amersfoort heeft een slechte naam. Dat ervaart ook Wienus. Na de diefstal van twee sneetjes brood van zijn buurman, krijgt hij 25 stokslagen van blokcommandant Teun van Es. In een naoorlogse getuigenverklaring tegen deze ‘knuppelaar’ (die later ook in Kamp Vught zal ‘werken’) geeft Gosuinus aan dat hij tot twaalf stuks hardop kon meetellen, waarna hij de rest bewusteloos onderging.9. Eerder die dag was hij om 4 uur ’s ochtends al door twee ‘kamerbedienden’ van blok 6 met stokslagen op de borst afgerost, waarbij hij ook bewusteloos raakte. Uiteindelijk vinden de bezetters dat de kwaliteit van kamp Amersfoort én de verhalen die hierover rondgaan in het land, schadelijk zijn voor het imago van de Duitsers. Alle gevangenen moeten naar een betere omgeving. Naar een ‘modelkamp’. Daaraan wordt gewerkt in Vught: Konzentrationslager Herzogenbusch.
Wat nu ‘zwarte handel’ is, werd vroeger als ‘sluikhandel’ aangeduid. Met de vormgeving (bloederige letters, schimmige sfeer) werd de illegaliteit benadrukt. (Collectie: NIOD)
systeem wekelijks recht op 880 kg. Een deel van het in Den Bosch verhandelde vee wordt door de bezetters naar Duitsland gebracht; volgens een schatting 75%.5 Veroordeeld Gosuinus raakt om onbekende reden betrokken bij de illegale slacht. Op 9 oktober 1942 wordt hij in St.-Michielsgestel betrapt. ‘Verraden boel’, zegt dochter Regien later. Zijn gevangenneming door de lokale marechaussee gebeurt op last van de Kriminalpolizei (Kripo), onderafdeling Referat VK, ook wel Kommando Horak genaamd.6 Dat Sonderkommando houdt zich bezig met de bestrijding van Kriegswirtschaftsdelikten, economische delicten zoals clandestiene slacht en zwarte handel. De nacht na zijn arrestatie verblijft hij in de marechausseekazerne van ’s-Hertogenbosch, gevolgd door tien dagen in het Bossche Huis van Bewaring. Van 20 oktober tot 6 november 1942 zit hij in de Gevangenis van Scheveningen. Dit ‘Oranjehotel’ is een plaats van
BOSSCHE KRINGEN
Konzentrationslager Herzogenbusch Kamp Vught wordt ‘hoewel nog lang niet gereed, in gebruik genomen op 13 januari 1943’.10 Op die dag arriveren de eerste 250 van de 2.850 gevangenen uit Amersfoort.11 Schutzhäftlingen. Individuen waartegen de maatschappij volgens Duitse opvattingen beschermd moet worden. De eerste groepen zijn er beroerd aan toe: ‘Ze droegen oude uniformen van het Nederlandse leger, waren ondervoed en slecht verzorgd. De mannen hadden nauwelijks iets aan bagage bij zich.’ 12 Gosuinus komt op 18 januari. Zoals de lotgenoten vóór hem gaat hij na een transport per trein vanuit Amersfoort,
10
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
te voet vanaf het Vughtse station. De route moet hem bekend voorkomen. De IJzeren Man is ook dan al een populaire recreatieplas. Bij aankomst wordt hij geregistreerd onder ASO 2271. De Bosschenaar treft in de buurt van zijn woonplaats een kamp-inaanbouw aan. De barakken die er al staan, blijken slecht geoutilleerd. In de meeste ramen zitten geen ruiten en aanvankelijk is er geen beddengoed. Keuken en waterhuishouding zijn slecht en al snel breken dysenterie en diarree uit. In de maanden tot en met mei sterven 186 van de toch al verzwakte gevangenen in het Schutzhaftlager.13 Zijn omvangrijk medisch dossier laat zien dat ook Gosuinus regelmatig het bed moet houden. Het Krankenhaus is de eerste maanden nog niet gereed; pas in mei 1943 is het gebruiksklaar. Konzentrationslager Herzogenbusch kent naast het Schutzhaftlager nog twee andere ‘subkampen’ voor joodse burgers en politieke gevangenen. Het regime is hard en zwaar; ongetwijfeld ook voor Wienus. Gevangenen worden onder slechte omstandigheden binnen en buiten het afgeschermde terrein te werk gesteld. Hoewel in het voorjaar de maaltijden verbeteren, stuurt de familie van Gosuinus via het Rode Kruis pakketjes met voedsel in de hoop dat de inhoud hem zal bereiken. Communicatie is onmogelijk. Zijn gezin wordt onderhouden door liefdadigheid en verwanten. En dan ineens komt Wienus op 29 juli 1943 thuis ‘aanlopen’.
Omheiningen, wachttorens en barakken gaven Kamp Vught ook uiterlijk alle kenmerken van een concentratiekamp. Een opname van kort na de bevrijding. (Collectie: Nationaal Monument Kamp Vught)
Vrij? In de herinnering van dochter Regien staat hij die dag in zijn zebrapak voor de deur. Als zij uit school thuis komt, heeft haar vader weer zijn gewone kleren aan. De buurt stroomt toe: het is feest in huize De Baar aan de Graafseweg. Wienus was negen maanden weg. Vrouw en vijf kinderen had hij al die tijd niet gezien. Zoals iedere ontslagen gevangene is ook hij verplicht te zwijgen over zijn tijd in de kampen.14 Daaraan houdt Wienus zich: hij blijkt veranderd en volgens zijn jongste kind is hij na thuiskomst een stille man. Zijn oren dragen de sporen van eerdere bevriezing. Eerder stond Tijdens de oorlogsjaren was er een levendige handel in illegaal gefokt en geslacht vee. (Collectie: NIOD)
BOSSCHE KRINGEN
11
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Werkgroep Culturele Activiteiten Foto: Ellie de Vries
hij bekend als een fysiek krachtige kerel. Drager van de zilveren medaille van het Carnegie Heldenfonds, uitgereikt voor een moedige actie.15 ‘Eenmaal terug was hij een schaduw van zichzelf’, in de woorden van dochter Regien. Wienus’ medisch dossier is dik. Op basis van de gegevens lijkt het aannemelijk dat het kampleven hem natte beriberi (aantasting van hart en bloedvaten door gebrek aan vitamine B1) en astma cardiale bezorgde. En uiteindelijk een vroege dood. De oorlog blijkt voor Gosuinus ook na 5 mei 1945 nog niet voorbij. Op 24 juni 1946 legt hij een verklaring af tegen Teun van Es, een beruchte ‘knuppelaar’ van Kamp Amersfoort en Kamp Vught. In juni en juli van datzelfde jaar richt de aandacht van de naoorlogse Bijzondere Rechtspleging zich ook op Wienus zelf.16 Zijn naam komt voor op twee lijsten die aan de bezetters gerelateerd worden. In het seizoen 1941-1942 stond hij vermeld als collectant voor de Winterhulp Nederland en daarnaast prijkt zijn naam op een overzicht met medewerkers van de Nederlandsche Volksdienst. Na onderzoek door de Politieke Recherche wordt op 1 mei 1947 zijn ‘dossier dusdanig licht van aard’ geacht, ‘dat vervolging op dit tijdstip redelijkerwijs niet meer noodig of verantwoord is te achten’.
Cultuur
Gosuinus Maria de Baar sterft in zijn woonplaats op 7 juni 1951, 57 jaar oud.
Als deze uitgave van Bossche Kringen u bereikt, kan het zijn dat onze eerstvolgende activiteit, het Historisch Diner op donderdag 27 november in het Koning Willem I-college, al helemaal vol zit. U kunt de opzet daarvan in de vorige Bossche Kringen terugvinden. Mocht u nog een poging willen wagen of op een eventuele wacht‑ lijst geplaatst worden, belt u dan met de Kringbalie (073-613 50 98) of met een van de organisatoren: Wiet van Gent (073-6127080) en Ietje Schiks (06-338 068 48).
Berichten van de werkgroep Culturele Activiteiten Met een volle bus zijn wij op een stralende herfstdag (18 september) voor een excursie naar Oudenbosch en Breda gereden. Een dag vol verrassende en mooie activiteiten, leuke gidsen, fijne rondleidingen en gedurende de hele dag: een heerlijke zon die ons allen een vakantiegevoel bezorgde.
* Harry van den Berselaar (1947) publiceert en houdt inleidingen over de Bossche stadstaal en de Spaanse periode van ’s-Hertogenbosch. Hij raakte geïnteresseerd in de oorlogsjaren van Gosuinus de Baar door een onderzoeksopdracht. Noten 1 Met dank aan Regien van den Heuvel - de Baar (1933, jongste dochter G.M. de Baar), Guido Wetzer (1959, kleinzoon G.M. de Baar), Els van der Meer (Nationaal Monument Kamp Vught), Ardon Toonstra (Nationaal Monument Kamp Amersfoort), Michiel Schwartzenberg (Nederlandse Rode Kruis, Nazorg), Hanneke van der Eerden (BHIC), René van Heijningen (NIOD), Iris van Meer en Hilal Yavuz (Nationaal Archief). 2 Gegevens uit: Huub van Gaal, ‘Bewoningsgeschiedenis De Muntel’ (2009), gepubliceerd in de digitale Bossche Encyclopedie (tabblad Publicaties/Muntelonderzoek, per straatnaam). 3 Uit een interview met Pieter Leijten (Het Kruis, Heeze 1929), zoon van de toenmalige paardenen veehandelaar Janus Leijten (1887-1982) bij wie door loonslager Willem Thijs ook buiten de boekhouding geslacht werd. Janus is op verdenking van deze illegale praktijk korte tijd geïnterneerd geweest in Kamp Vught. 4 Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, archief Secretarie, nr. 2276, 5 juni 1940. 5 Harry van den Berselaar, ‘Wandeling in woorden. Langs memorabele plaatsen’, in: René Kok e.a. (red.), Wegens bijzondere omstandigheden. ’s-Hertogenbosch in bezettingstijd 1940-1944 (’s-Hertogenbosch 2008), p. 357. 6 Marnix Croes en Peter Tammes, ‘Gif laten wij niet voortbestaan’. Een onderzoek naar de overlevingskansen van joden in de Nederlandse gemeenten, 1940-1945 (Amsterdam 2004, dissertatie), p. 133. 7 Derk Venema, Rechters in oorlogstijd. De confrontatie van de Nederlandse rechterlijke macht met nationaal-socialisme en bezetting (Den Haag 2007, dissertatie), p. 246/247. 8 L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 1939-1945, deel 7, eerste helft (’s-Gravenhage 1976), p. 214. 9 Nationaal Archief Den Haag, Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) 93521 (PRA Den Bosch 6761). 10 Jeroen van den Eijnde, ‘Gevangen op de Vughtse Heide. Konzentrationslager Herzogenbusch 1942-1944’, in: René Kok, Wegens bijzondere omstandigheden a.w., p. 247. 11 Marieke Meeuwenoord, Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad. Een historisch-sociologische studie van concentratiekamp Vught (1943-1944) (Amsterdam 2011, dissertatie), p. 83. 12 Marieke Meeuwenoord, Mensen a.w., p. 83/84. 13 Marieke Meeuwenoord, Mensen a.w., p. 87. 14 L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 1939-1945, deel 8, tweede helft (’s-Gravenhage 1978), p. 696. 15 Gosuinus had met gevaar voor eigen leven twee op hol geslagen paarden gevangen. De medaille - aangedragen door zwager Eduard Koningstein - maakte geen indruk op de Vughtse kampleiding: Wienus bleef waar hij zat. 16 Nationaal Archief, CABR 93521 (PRA Den Bosch 6761).
BOSSCHE KRINGEN
In het kader van ons cultuurhistorisch erfgoed orga‑ niseren we voor u op 18 december in het Kringhuis een lezing georganiseerd over een onderdeel uit ons koloniale verleden: het oogsten en verkopen van de specerij nootmuskaat in Indonesië. Perkeniers waren nootmuskaatboomkwekers. Via de V.O.C. kwamen de specerijen naar Nederland. Nootmuskaat was in de 17de eeuw een felbegeerde specerij in Europa. Deze specerij werd toentertijd voornamelijk op de Banda-eilanden aangetroffen. De Vereenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.) verdiende fors aan de handel in nootmuskaat en wilde een volledig monopolie op de nootmuskaathandel verkrijgen.
12
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
De eerste activiteit van de werkgroep Culturele Activiteiten in 2015:
We zijn via oud-lid Eric Overdijk dit fenomeen op het spoor gekomen en hebben contact gelegd met de laatste afstammeling van een perkenier in Nederland, de heer Rick van den Broeke, dus dit wordt iets heel aparts.
Op zondag 8 februari 2015 kunt u genieten van de jaar‑ lijkse Boerenkoolmaaltijd in Hotel Central op de Markt te ’s-Hertogenbosch. Vanaf 17.30 uur bent u van harte welkom en starten we met een gezellige borrel in de Moriaenbar van Hotel Central. Rond 18.30 uur gaan we genieten van een heerlijke Boerenkoolmaaltijd met rookworst, verse worst en spekjes. Daarbij een zuur-assortiment: uitjes, piccalilly, azijn en mosterd. De kosten bedragen € 14.95 per persoon (exclusief drankjes).
Lezing over de (winter)specerij Nootmuskaat onder de titel: Perkeniers op Banda Donderdag 18 december 2014 in het Kringhuis, aanvang: 19.30 uur (zaal open vanaf 19.00 uur) De toegang is gratis. U kunt zich nog inschrijven tot 10 december, persoon‑ lijk of telefonisch (073-6135098) aan de Kringbalie of per e-mail (algemeen@kringvrienden.nl met als onderwerp: lezing Perkeniers) o.v.v. het aantal personen, adres, telefoon/e-mailadres. Wie de moeite wil nemen om een aardig recept mee te brengen, waarbij de nootmuskaat onontbeerlijk is, maakt kans op een origineel geschenk. Vergeet dan niet uw naam te vermelden op uw bijdrage die u bij binnenkomst van de zaal kunt afgeven. Mocht u nu al interesse hebben: kijkt u op de website van Indonesienu: http://www.indonesienu.nl/nu-actueel/ rick-van-den-broeke-banda-eilanden-molukken
Maximaal honderd personen kunnen hieraan deel‑ nemen (introducés zijn welkom). U kunt zich nu al persoonlijk aanmelden bij de Kringbalie of per e-mail via: onderdebosch‑ boom@kringvrienden.nl met als onderwerp: Boerenkoolmaaltijd. Het verschuldigde bedrag van € 14,95 (per persoon) kan overgemaakt worden op rekeningnummer NL59INGB0006628714 t.n.v. Stichting De Boschboom o.v.v. Boerenkoolmaaltijd. Uw betaling bevestigt uw definitieve deelname. Uw opgave en uw betaling zien we graag voor 25 januari 2015 tegemoet. In de komende maanden gaan we ons buigen over een jaarplanning voor culturele activiteiten in 2015. Mocht u daar ook nog ideeën over hebben: we horen ze graag!
BOSSCHE KRINGEN
13
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Werkgroep Kerken en Kloosters (Klokkengroep) Foto’s: Frans van der Smissen en Bert Subelack
Het gelui van Bossche klokken
15
Sint of Heilige Het laatste kwartaal van het jaar klinken de woorden ‘heilige’ en ‘sint’ meer dan daarvoor. 1 november staat, katholiek, te boek als Allerheiligen, 11 november als feestdag van Sint-Maarten, 6 december als Sint-Nicolaasdag en 25 december voor alter ego Santa Claus in de kerstmanlanden. De klassieke uitleg van heilige of sint: kerkelijk erkend rolmodel voor een vrome levenswandel.
Parousiagemeente: Alfonsus.
Navolgenswaardig en aanroepbaar kregen ze ook de rol van mediator. Gelovigen spreken dan per kaars of schietgebedje hun wonderbaarlijk vertrouwen uit in troost of steun bij menselijke noden. Zo werden de sinten ook beschermheilige als schutspatroon van gilden en andere groepen. Kerken en kloosters voeren hun naam als tekst-logo, dragers van hun intenties. Dat oorspronkelijke namen, zoals Sint-Nicolaas en Sint-Martinus, verbasterden tot vernederlandste
namen als Sint-Maarten en Sinterklaas onderstreept hun lang‑ durige betekenis in de volksdevotie.
Heiligen op klokken
Dat klokken daarbij ook als medium konden dienen, zal niet verbazen. Ruim 30 keer treffen we al lezende op de Bossche klokken een heiligennaam aan. Die wordt dan voorafgegaan of gevolgd door “Ik heit”(1372: ik heet)…, ik word genoemd… Mijnen naem is (1482)…, wij noemen hem…
BOSSCHE KRINGEN
14
Op een van de klokken van de Parousiagemeente staat: “Alfonsus: Heer, maak dat de vroomheid van alle kanten opbloeit…” Alfonsus begon als rechtsgeleerde, werd volksprediker en later moraalthe‑ oloog. Hij was de stichter van de Orde van de Redemptoristen, die in ’s-Hertogenbosch hun klooster in de Sint-Josephstraat hadden. Tharsisius beschermde met lijf en leven de hostie waarmee hij op weg was naar gevangen genomen christenen. Hij is daardoor de patroon van de eucharistie en van
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Coudewater: Maria.
de misdienaars geworden. De Tharsisius-klok hangt in de Sint-Jan bij de deur naar de sacristie. Op een aantal klokken is de heilige ook zichtbaar in een beeltenis: een afbeelding in reliëf op de klokkenwand. In de kapel van het Psychiatrisch Ziekenhuis Coudewater draagt de klok een beeltenis van Maria met kind. Dat vraagt nauwelijks om toelichting.
Sint-Janstoren: Cornelis.
Op de luidklokkenzolder van de Sint-Janstoren vinden we op drie klokken meer beeltenissen. Twee wethouders en een burge‑ meester schonken in 1872 elk een klok. De heiligen daarop verwijzen naar hun doopnamen. Op de luidklok geschonken door de 19de-eeuwse wethouder Luijckx vinden we Leonardus van Veghel. Leonardus is geboren in de Postelstraat op nummer 13. Hij werd na zijn priesterstudie pastoor in Gorcum. In de stormachtige geuzen-aanloop van Tachtigjarige oorlog kreeg de strijd tegen de Spanjaarden het karakter van een godsdienstoorlog. In 1572 kreeg Leonardus bericht dat zijn moeder in ’s-Hertogenbosch ernstig ziek was. Hij wilde haar natuurlijk bezoeken. Hij kreeg toestemming om af te reizen. Terwijl hij stond te wachten om de Waal over te steken, werd hij opgepakt en opgesloten, samen met 20 andere priesters. 19 van hen bleven onvoorwaardelijk trouw aan de kerk. Zij stierven als de martelaren van Gorcum. Een tweede wethouder, Pompe, liet in 1872 zowel Johannes de Doper als Franciscus van Assisië uitbeelden op de klok. Johannes was de voorloper van Jezus, die
BOSSCHE KRINGEN
15
hij in de Jordaan doopte. Hij wordt uitgebeeld als boeteprediker of streng-vrome godsdienstige in een kameelharen kleed. Hij draagt een kruisstaf met een banderol (met tekst: Ecce Agnus Dei). Franciscus schreef het beroemde Zonnelied, waarin hij liefde preekte. Hij sprak zich uit voor mens, natuur en dier. In de 20ste eeuw werd hij daarom de patroonheilige van dieren- en milieubescherming. Op de klok van de burgemeester De Kuijper zien we Cornelis. Wellicht een verwijzing naar de derde voornaam Corneille. Hij wordt aangeroepen bij verscheidene lichamelijke aandoeningen zoals vallende ziekte, jicht en reuma. Zijn bedevaartsplaats is Bokhoven. Uiteraard kunnen we de volgende tekst niet laten ontbreken: HET BESTUUR DER KATHEDRALE KERK VAN ’S-HERTOGENBOSCH DAT DOOR EEN MILDE BIJDRAGE TOT DE HERSTELLING VAN DEZEN BEIAARD MEDEWERKTE DEED MIJ GEBOREN WORDEN EN NOEMDE MIJ JOANNES DE EVANGELIST 1925.
Sint-Janstoren: Leonardus van Veghel.
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Gerard ter Steege en Nik de Vries Foto: Ellie de Vries
Natuur
Een oase van rust in de stad Sint-Janstoren: Johannes de Doper.
Naast zijn evangelie is Johannes de auteur van het beroemde Boek der Openbaring. Zijn feestdag is 27 december. Tot slot zou een oudejaarsklok een welkome boodschapper kunnen zijn. Opgedragen aan Sint-Silvester. Hij werd eerder op 31 december aangeroepen voor een goed jaar. Met dank aan Geert Donkers voor zijn informatie over heiligen.
De Bossche binnenstad bestaat niet alleen uit bekende plaatsen als de Markt, het Burgemeester Loeffplein en de Parade, maar herbergt ook tal van min of meer intieme plekken. Een van die plekken is het gebied tussen Hinthamerstraat, Sint Josephstraat, Zuid Willemsvaart en Schilderstraat. Als je door dat gebied wandelt, hoor je vrijwel geen verkeer. Het is een oase van rust. Het gebied is nu mooi opgeknapt, maar enkele jaren geleden werd het minimaal onderhouden. Dankzij burgerinitiatieven is het omgetoverd in een paradijsje voor bewoners, wandelaars en vogels.
Alle planten op een bord.
We spreken met twee vrijwilligers: Zach Salverda, een van de mede‑ werkers van de onderhoudsgroep, en Marijke Pennings, bestuurslid van de vereniging Vrienden van de Jeroen Bosch Tuin. In 2010 maakt landschapsarchitect Joeri de Bekker zich zorgen over het achterstallig onderhoud van het groen in de stad en bijzonder in de Jeroen Bosch Tuin en directe omgeving. Hij legt contact met buurtbewoners en daaruit is een boekwerkje voortgekomen, waarin Joeri zijn visie weergeeft op de plaats en de functie van het gebied ten opzichte van de ‘stenen’ binnen‑ stad. De rust van de tuin vormt als het ware een tegenpool voor de lawaaiige binnenstad.
Burgerinitiatief Het is een modewoord: parti‑ cipatiemaatschappij, maar als het begrip ergens gestalte heeft gekregen, is het hier wel. Samen met buurtbewoners is het binnen‑ gebied opgeknapt. Geld kwam deels via de BIG-regeling: de Burger Initiatief Geld regeling van de gemeente. Het eerste dat aangepakt werd, was het Redemptoristenpad, een van de toegangen tot het gebied.
Sint-Janstoren: Franciscus van Assisie.
BOSSCHE KRINGEN
16
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Zach Salverda en Marijke Pennings in de tuin.
Dankzij burgerinitiatieven is het gebied omgetoverd in een paradijsje Hier verscheen een bloemrijke entree, die nog steeds bijgehouden wordt door aanwonenden. Daarna zijn stap voor stap steeds kleine delen aangepakt. Zach vertelt: “Zo is het parkje in de Zusters van Orthenpoort aangelegd en de Tuin der Lusten in de Schilderstraat. Allebei de tuinen worden onder‑ houden door buurtbewoners.” “Wat ook opvallend was, waren de vele blinde muren in het gebied,” vult Marijke aan, “daar zijn nu op twee plaatsen mooie fresco’s aangebracht.” Het groot onderhoud wordt gedaan door de gemeente. Klein onder‑ houd gebeurt door een ploeg van 16 vrijwilligers uit de buurt, die elke eerste zaterdag van de maand de handen uit de mouwen steken. “Dat is niet alleen een gezonde manier van bezig zijn, maar het is
vooral ook een erg gezellig sociaal gebeuren. Je leert elkaar steeds beter kennen,” aldus Zach. De sfeer in de tuin is duidelijk verbeterd. Als iets goed wordt bijgehouden, is de neiging rotzooi te maken veel minder dan bij een min of meer verloederde omgeving.
Vereniging In 2013 is de vereniging Vrienden van de Jeroen Bosch Tuin opgericht. “Er was behoefte aan een organisa‑ torisch aanspreekpunt, zowel bij de gemeente als bij de vrijwilligers,” legt Marijke uit. Het bestuur van de vereniging onderhoudt het contact met de gemeente, bijvoorbeeld als het gaat om het beschikbaar stellen van gelden. Naast de tuintjes en de fresco’s is er nog meer tot stand gebracht inmiddels. Zo is het bord bij de ingang van de Jeroen Bosch Tuin veranderd van een verbodsbord in een mooi welkomstbord. Er zijn bordjes geplaatst waarop alle planten en struiken worden benoemd. Die beplanting is ook een initiatief van de onderhouds‑ groep. Daarbij worden de planters geholpen door Joeri de Bekker en tuinier Han van Loon, die met zijn bedrijf in het gebied gevestigd is.
BOSSCHE KRINGEN
17
Toekomst De gemeente heeft contact opge‑ nomen over de toekomst van dit gebied. De vraag is daarbij: wat kan en moet er nog gebeuren? De bomen bijvoorbeeld zijn alle‑ maal ongeveer even oud. Sommige ervan zijn ziek. Nu al worden er, vooruitlopend op afsterven, nieuwe bomen aangeplant. Daarbij wordt gelet op variatie: mogelijk kan de tuin zich in de toekomst ontwik‑ kelen tot een arboretum. Het wordt een levende verzameling van verschillende soorten bomen. De speelhoek voor kinderen bij de bomen wordt geschikter gemaakt voor kleine kinderen. Er zijn plannen voor het aanbrengen van nieuwe banken. En vooral: “We willen de Jeroen Bosch uitstraling verhogen,” aldus Zach, “zo willen we de hekken mooier maken, in de sfeer van Jheronimus Bosch. We denken daarbij al aan 2016, het jaar waarin de 500ste sterfdag van de Bossche schilder herdacht wordt.” Nu al is de Jeroen Bosch Tuin en omgeving een schitterend gebied om even te verwijlen. Als straks alle plannen in deze oase van rust verwezenlijkt zijn, kan het gebied alleen maar nog aantrekkelijker worden.
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Frans van Gaal*
Portret
Niet God maar de mens dienen Leven en werk van Jacob Moleschott (1822-1893) ‘Wij zouden vol ijver moeten handelen naar wat de twee grootste Joden, eigenlijk de grootste mensen die ooit geleefd hebben, Jezus en Spinoza, gepredikt hebben’, schrijft Jacob Moleschott (1822-1893) in een voorwoord voor een opmerkelijk boek. Het is de Antisemiten-Hammer, een literaire bloemlezing uit de wereldliteratuur van Josef Schrattenholz (1847-1909). Deze muziekkenner en publicist, zelf katholiek, is ongerust over het oprukkende antisemitisme in delen van Europa. In zijn Antisemiten-Hammer uit 1892 nemen een groot aantal gezaghebbende intellectuelen uit heel Europa het op voor de joden.
Dat oud-Bosschenaar Jacob Moleschott de illustere rij opent met een gloedvol voorwoord is tekenend voor zijn statuur in wetenschappelijke en intellectuele kring. Moleschott is in 1892 een gevestigde naam in de wereld van de natuurwetenschappen in heel Europa. Hij is een oorspronkelijk denker en filosoof, geneeskundige, fysioloog, senator en steunpilaar van de Italiaanse eenheidsstaat. Hij is daarnaast gezaghebbend als filosoof van de internationale vrijdenkersbeweging. Moleschott is geen vriend van de RK kerk. Hij doet er ook niet zijn best voor. In 1889 staat hij zelfs aan de basis van een regelrechte provocatie aan het adres van paus Leo XIII. In Rome, op een steenworp afstand van het Vaticaan, wordt op de beroemde Campo de’ Fiori een standbeeld onthuld van Giordano Bruno (1548-1600). Bruno was een Italiaanse filosoof, priester, Dominicaan, vrijdenker en kosmoloog. Bruno’s opvattingen strookten niet met de officiële leer van de kerk. Bruno formuleerde als eerste het idee dat het heelal oneindig is. Hij werd als ketter in 1600 door de Inquisitie in Rome tot de brandstapel veroordeeld. Voor ‘vrijdenkers’ en andere progressieve geesten in de negentiende eeuw is hij een martelaar voor de vrije gedachte. Samen met andere Europese intellectuelen zorgt Moleschott ervoor dat Bruno zijn standbeeld krijgt.
BOSSCHE KRINGEN
Jacob Moleschott in: Giorgio Cosmacini, Il medico materialista (Rome 2005).
18
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Katholiek Nederland zit in zijn maag met de ‘godloochenend professor, dien wij tot onze schande een Nederlander door geboorte moeten noemen’. In Italië voert hij tussen 1876 en 1889 als senator de anti klerikale stromingen aan. Hij is als bewonderaar van Guiseppe Garibaldi (1807-1882) steunpilaar van de Italiaanse eenwordingsbeweging of Risorgimento (wederopstanding). Deze beweging reduceert de kerkelijke staat tot wat nu het Vaticaan is.
Vaders heiligdom Jacob Moleschott wordt in 1822 in ’s-Hertogenbosch geboren als de zoon van Gabriël Moleschott en Elizabeth Antonetta van der Monde. Het gezin woont op de grens van Wolvenhoek en Achter ’t Wild Varken. Vader is arts en een geziene man in ’s-Hertogenbosch. Als vooraanstaand lid van de plaatselijke ‘commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzicht’ voert hij vaccinatiecampagnes tegen besmettelijke ziekten. Gabriël Moleschott is ook atheïst en aanhanger van de filosoof Feuerbach (1804-1872) die stelt dat ‘God een projectie van de mens is’. Godsdienst is illusie in de visie van vader Moleschott. Hij is weliswaar van katholieke huize maar staat kritisch ten opzichte van kerk en geloof. Hij voedt zijn kinderen op tot zelfstandige en verantwoordelijke persoonlijkheden. En daar doet zijn vrouw aan mee. Ze is belijdend katholiek, maar wars van irrationeel geloof. En dat betekent toch wel wat in het ’s-Hertogenbosch van rond 1830. De stad is dan vol roomse dweperigheid. Zo zijn er geestelijken en religieuzen, die zichzelf naar het voorbeeld van Christus driemaal per week geselen en een haren boetekleed en een boetegordel dragen. Antonius van Alphen (1748-1831), vicaris van het bisdom ’s-Hertogenbosch, gaat de strijd aan met de Verlichting en de idealen van de Franse Revolutie. Hij keert zich rigoureus tegen al wat het leven enige vreugde geeft. In zijn vastenmandement van 1805 stelt hij al dat oorlog en armoede rampspoeden zijn, die als straf door ‘de hand des Heere’ over de mensen worden gebracht. ’T is eenen oogsttijd voor de goddeloose’, want ‘eenen doodelijke ongevoeligheid met betrekking tot het geloof’. Vader Moleschott is een hard werkend en toegewijd man. Met een mild regime voedt hij zijn zoons op in deugdzaamheid. Jacobs moeder brengt haar kinderen op liefdevolle en blijmoedige wijze muzikaliteit bij. Voor Jacob is zijn vader een voorbeeld. Er zijn momenten dat hij zijn vader gezelschap mag houden in de studiekamer, ‘een heiligdom waar niemand anders in mocht’.
Standbeeld van Giordano Bruno (1548-1600) op het Campo de’ Fiori in Rome. (Foto: part. coll.)
De Brabantse pers reageert overwegend furieus op het bericht over de onthulling. De Tilburgsche Courant schrijft over een ‘kaakslag van de liberale partij in Rome jegens de Paus en de katholieken’. De redacteur voegt eraan toe: ‘Treurig voor ons is het, dat juist een geboren Nederlander, professor Moleschott bij gelegenheid van de onthulling van het standbeeld de feestrede moest houden!’
‘Godloochenend professor’ De Noordbrabanter noemt de oprichting van het standbeeld ‘een anti-katholieke en anti-pauselijke demonstratie’. Op 18 september 1889 leggen meer dan duizend pelgrims uit het bisdom ’s-Hertogenbosch op weg naar O.L.V. van Kevelaer getuigenis af van hun trouw aan en mededogen met Paus Leo XIII en ‘hun protest tegen de schandelijke feesten ter eere van den eerloozen Giordano Bruno’.
BOSSCHE KRINGEN
19
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Gezond en welgevoed Jacob Moleschott volgt de lagere school in ’s-Hertogenbosch, gelegen Achter ’t Wild Varken. Zijn vader zorgt ervoor dat hij al jong vertrouwd raakt met vreemde talen als Frans en Duits. Jacob leest oud-Grieks, Engels en geniet van Latijn. Hij is de oudste in het gezin, maar niet de eerstgeborene: één zoon sterft direct bij de geboorte, een ander na twaalf maanden. Onder meer door deze ervaring houdt zijn vader hem voor dat de geneeskunde en kennis van de gezonde mens op natuurkunde, biologie en scheikunde gebaseerd is. Jacob zal het zijn leven lang meedragen.
Jacob en zijn jongere broer Frits bezoeken in Boxtel een opvoedingstehuis met een goede naam, en waaraan meer dan twintig kinderen uit vooraanstaande families waren toevertrouwd. Het onderwijs is goed volgens Jacob. Met het eten is het anders gesteld. ‘Een paar dunne sneetjes brood met kaas, we gingen vaak hongerig naar bed. In de soep ontdekten we soms grassprieten.’ Soms is het eten zo slecht dat leerlingen denken dat het tot de opvoeding hoort om met tegenzin en walging je bord leeg te eten. Jacob en zijn broer gaan er lichtvoetig mee om. Van hun moeder weten ze dat het eten nergens beter is dan thuis. Moeder Moleschott besteedt
Gabriël Moleschott, vader van Jacob. (Uit: R. Laage, Jacques Moleschott, 1980)
Elizabeth Antonetta van der Monde, moeder van Jacob. (Uit: R. Laage, Jacques Moleschott, 1980)
Zijn eerste leraar in zijn Bossche jeugd is Hulskamp. Moet deze een kwartiertje weg, dan stelt hij Jacob aan als zijn vervanger. Jacob helpt zijn medeleerlingen met losse letters woorden te vormen. Na de lagere school volgt Jacob de zogeheten Franse school (voorloper van de latere MULO en HBS). Jacob krijgt er les in schrijven, rekenen, boekhouden, aardrijkskunde en geschiedenis, Frans, Duits en Engels.
alle aandacht aan eten en leert haar kinderen dat gezondheid begint met goede voeding. Als Jacob en Frits mazelen krijgen, haalt hun bezorgde moeder hen met de koets naar huis. Ze krijgen meteen een warm bad. Jacob: ‘Mijn kop stond op barsten en ik vroeg mijn vader om in ieder neusgat een bloedzuiger te plaatsen. Dat hielp.’
BOSSCHE KRINGEN
20
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
‘Steek in het hart’
‘Goede oude wijn’
Is de vaderlandsliefde in het spel dan krijgt dat in het gezin alle aandacht. Als in 1830 de Belgische Opstand uitbreekt is Jacob acht jaar. Hij en zijn vader zijn niet gelukkig bij het zien van Bossche schutters die de slag aangaan met de Belgische opstandelingen. Dat is een voorbeeld van ‘Nederlandsche kortzichtigheid’. In zijn autobiografie schrijft Moleschott: ‘Wanneer men bedenkt dat Holland in de handel was wat België in nijverheidsgeest was, hoe zich wetenschap en kunstzinnigheid, gemoedstoestand en levensbeschouwing in beide landen elkaar innig aanvulden, en hoe een edele vrijheidsdrang, die in wezen de scheiding veroorzaakte,
Jacob volgt op initiatief van zijn vader het humanistisch gymnasium in het Duitse Kleef. Na 1837 studeert Jacob Moleschott genees- en verloskunde aan de universiteit van Utrecht. Hij voelt zich echter niet thuis in de kleine Nederlandse academische wereld en vertrekt in 1842 naar het Duitse Heidelberg om zijn studie geneeskunde te vervolmaken. Hier ontmoet hij zijn latere vrouw Maria Strecker. Hij zal er meer dan veertig jaar mee getrouwd zijn. De natuurwetenschappen vormen voor hem de basis van de geneeskunde, heel iets anders dan het in zwang zijnde ‘overtollig geloof in wonderen’ zoals hij in een
Maria Strecker was ruim 40 jaar getrouwd met Jacob. (Uit: Für meine Freunde, biografische aantekeningen Jacob Moleschott, 1894)
beide gemeen was en hen vroeger tot hetzelfde doel strekte, dan begrijpt men hoe hier twee kleine landen uit elkaar vielen, die verbonden een middelgrote staat van ongekende macht gevormd zouden hebben’. De Belgische opstand was een ‘steek in het hart’ van allen die vaderlandslievend waren. Zo ervaren vader en zoon Moleschott het ook.
BOSSCHE KRINGEN
Borstbeeld van Jacob Moleschott in La Sapienza, de universiteit van Rome. (Foto: part. coll.)
van zijn hoofdwerken Die Kreislauf des Lebens stelt. Aan de basis van de geneeskunde liggen volgens Moleschott scheikunde, mechanica en anatomie. In 1845 promoveert Jacob op een proefschrift onder de titel De Malpighianis pulmonum vesiculis. Dissertatio anatomico-physiologica. Het is een voor die dagen revolutionaire en vernieuwende verhandeling over de ademhalingsorganen en longblaasjes.
21
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Jacob op middelbare leeftijd.
Tussen 1845 en 1847 is Moleschott toch weer in Utrecht werkzaam. Daarna doceert hij tot 1854 te Heidelberg. Vanuit zijn materialistische visie schrijft hij in 1850 Leer der voedingsmiddelen voor het volk. Hierin verwerpt hij de gedachte dat de geest los van het lichaam functioneert. Hij geeft praktische voedingstips. De hersens werken beter en het denken gaat je gemakkelijker af als je zorgt voor de juiste toevoer van noodzakelijke brandstoffen en goede voeding. Dus legt hij diëten voor aan filosofen en kunstenaars. Bejaardenhuizen zouden elke dag ‘goede oude wijn’ moeten schenken. Armen zouden gezonder worden en beter gaan denken als zij meer erwten en bonen konden eten, en meer ‘roggebrood met vleesch’. Een verbod op bier en sterke drank ziet Moleschott niet zitten: alcohol stimuleert volgens hem het verbrandingsproces en verkleint de eetlust. Met de erkenning dat biochemische processen in onze hersenen van vitaal belang zijn, legt Moleschott de basis voor de moderne neurologie. Zo ontstaat zijn beroemdste uitspraak: ‘Ohne Phosphor keine Gedanke’.
Kringloop van het leven In Heidelberg wordt hij al snel ontslagen om zijn materialistische denkbeelden. Hij krijgt ook het verwijt dat hij de jeugd besmet met immorele gedachten. In 1856 wordt hij hoogleraar in de fysiologie te Zürich, in 1861 in Turijn. Op dat moment is hij al zo beroemd dat de universiteiten van Turijn en Pisa beide een aanbod voorleggen. Hij kiest voor Turijn. In deze stad staat hij, met andere vooruitstrevende intellectuelen aan de basis van een beweging die als eerste in Europa pleit voor crematie als alternatief voor begraven. Hij richt er een vereniging voor op. Daar is nog geestelijke moed voor nodig. Een katholiek mag er ook geen lid van worden. Anders volgt ‘weigering der H.H. Sacramenten’.
BOSSCHE KRINGEN
De katholieke kerk ziet lijkverbranding als ‘terugkeer naar het heidendom en een strijdmiddel tegen den christelijken leer’. In zijn boek Die Kreislauf des Lebens stelt hij dat het menselijk lichaam een deel van de kringloop der natuur is en daarom na de dood tot nut dient van de levenden. Dat kon gebeuren door dodenakkers aan te leggen die na een paar jaar werden ingezaaid of door de doden te cremeren en de as te gebruiken om de grond vruchtbaar te maken. Moleschott is zijn tijd ver vooruit. Crematie wordt eerst ver na de Tweede Wereldoorlog een bespreekbaar alternatief voor begraven. Als de discussie in 1908 over lijkverbranding weer eens oplaait schrijft een redacteur in De Tijd: ‘Psychologisch is het zoeter, op een graf neer te knielen, waar men zijn dierbaren aan de aarde toevertrouwde en zich hun beeld weer voor den geest haalt, dan hun lichaam in één oogenblik gewelddadig vernietigd te weten’.
Kiesrecht en echtscheiding In 1876, hij is inmiddels genaturaliseerd tot Italiaan, wordt hij senator in het Italiaanse parlement. Hij maakt deel uit van de antiklerikale, links-democratische fractie. Vanaf 1879 is hij hoogleraar aan de Universitá Sapienza in Rome. Hij neemt het op voor de door misoogsten en aardappelziektes geplaagde paupers op het Italiaanse platteland. Kennis en wetenschap zijn er in de eerste plaats om mens en samenleving beter en gelukkiger te maken. Moleschott trekt zich de sociale en politieke kwesties aan. Hij wil niet God maar de mens dienen en is daarin heel vooruitstrevend. Hij is een van de eerste parlementariërs in Europa die al in 1880 pleit voor invoering van het vrouwenkiesrecht. Zo stelt hij: ‘Aan vrouwen vertrouwen wij de opvoeding toe onzer kinderen, het bestuur van het huis, het bewaren van onze eer. Dan kun je vrouwen het kiesrecht voor het gemeentehuis niet ontzeggen onder het motto: Gij kunt hier noch met eene gedachte, noch met eene stem binnentreden; gij zijt niet verstandig, niet beschaafd, niet voorzienig genoeg daarvoor.’ Moleschott is in 1880 betrokken bij de oprichting van de World Union of Freethinkers. Vrij denken betekende voor hem niet de vrijheid om alles te zeggen wat je wilt. Vrij denken betekent in zijn opvatting ook dat ieder mens het recht moest hebben op eigen religieuze overtuigingen. Vrijheid betekent voor Moleschott evenmin dat de overheid zich nergens mee moet bemoeien. De overheid heeft juist tot taak de materiële voorwaarden
22
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
te scheppen waardoor mensen vrij kunnen worden. Het zijn bepaald moderne gedachten die vandaag de dag nog meekunnen.
Roemrijk Bosschenaar In de zomer van 1935 viert ’s-Hertogenbosch zijn 750-jarig bestaan. Het katholieke dagblad De Tijd neemt de gelegenheid te baat om te pleiten voor een eerbetoon aan ‘Groote Bosschenaars’. De redacteur noemt Theodoor van Tulden, Antoon Derkinderen, de musicus Alphons Diepenbrock én Jacob Moleschott (1822-1893). ‘Moleschott was, hoewel onze tegenstander in philosofisch denken, een innig mensch, een man met een groot hart, een wetenschappelijk genie. Na zijn overlijden werd hij in Rome overladen met roem’, eindigt de redacteur. Tijd voor erkenning in zijn geboortestad. Het gerenommeerde katholieke dagblad had wel eens anders over de ‘goddelooze Moleschott’ geschreven. Maar nu sluit het blad aan bij geluiden uit ’s-Hertogenbosch. In de liberaal-getinte Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant pleit de Deurnese non-conformist en arts-schilder Hendrik Wiegersma voor erkenning van ‘deze wereldvermaarde geneeskundige en wijsgeer, een ontdekker op het gebied van de biologie en physiologie’. Een Bosschenaar durft het blijkbaar nog steeds niet aan. Wiegersma staat bekend als vrijbuiter en durft de kerk al te bekritiseren, bijvoorbeeld omdat ze haar macht misbruikte “door ‘zijn’ patiënten als konijnen te laten broeden, waardoor ouders maar liefst twintig kinderen op aardappelen moesten grootbrengen”.
Vloekt ie nog? In 1893 roemt de Duits-Zwitserse natuurwetenschapper Carl Vogt Moleschotts gevoel voor taal: ‘Hij bezat een merkwaardig talent voor taal en is vertrouwd met de binnenste kern der verschillende idiomen. In Duitschland houdt men hem voor een Duitscher, in Italie voor een Italiaan.’ Moleschott is internationalist en een Europeaan van het eerste uur. Hij verbindt zich uiteindelijk met de wordingsgeschiedenis van de Italiaanse eenheidsstaat. Maar… Italiaan of niet: ‘Er is in den vreemde geen dag voorbijgaan zonder een nostalgisch verlangen naar zijn geboortegrond, naar den Deuterenschedijk waar hij eens genoot van de waterviolieren’, schrijft Wiegersma. Deze ‘roemrijke Bosschenaar’ verdient erkenning, aldus Wiegersma. Het moet er, tachtig jaar later, nog steeds van komen. Zijn we hem vergeten? Heeft ie te lang in het buitenland gewoond? Vloekt ie nog met de Sint-Jan en de andere kerktorens?
BOSSCHE KRINGEN
Overlijdensbericht, waarin melding wordt gemaakt wordt van het overlijden van Jacobs vader als gevolg van ‘eener overspanning van krachten’. (Uit: Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche courant, juli 1935)
Of… moeten onze citymarketeers nog iets bedenken om Moleschott zijn plek te geven? Welnu, ze kunnen te rade gaan bij Giorgio Cosmacini. In 2006 publiceerde deze medisch-historicus Il medico materialista, vita e pensiero di Jakob Moleschott. Geen andere Bosschenaar was zo belangrijk dat er in Italië een biografie aan hem is gewijd. * Frans van Gaal is ondernemer in geschiedenis. Op zijn website – www.fransvangaal.nl – voert hij een petitie om meer erkenning te krijgen voor Jacob Moleschott in zijn geboortestad.U bent meer dan welkom om deze petitie te ondertekenen. Literatuur G. Cosmacini, Il medico materialista. Vita e pensiero di Jakob Moleschott (Milaan 2004). B. Gasenbeek, J. Blom en J. Nabuurs, God noch autoriteit. Geschiedenis van de vrijdenkersbeweging in Nederland (Den Haag 2006). R. de Haan, ‘Jacob Moleschott’, in: Mannen van beteekenis in onze dagen (Haarlem 1883), pp. 235-302. R. Laage, Jacques Moleschott. Een markante persoonlijkheid in de 19e-eeuwse fysiologie? (Zeist 1980). J. Moleschott, Aus meinem Leben. Autobiografische aantekeningen (Rome 1891). J. Moleschott, Für meine Freunde, Lebenserinnerungen (Giessen 1894). J. Moleschott, Leer der voedingsmiddelen voor het volk (Utrecht 1850). E. Morselli, Giordano Bruno. Een martelaar der vrije gedachte (Amsterdam 1889). V. Peeters, Jacobus Moleschott. De eenheid des levens (Rotterdam 1989). J. Schrattenholz, Antisemiten-Hammer (Berlijn 1892). R. van Raak, ‘Jacob Moleschott. Voedingsbodem van het socialisme’, in: Spanning (Amersfoort, maart 2009). S. Thissen, De lange weg van Den Bosch naar Italië. Jacob Moleschott (1822-1893), klokkenluider en ecoloog (’s-Hertogenbosch 2010). M. Wielema, Jacob Moleschott (1822-1893). Monist of materialist? (Rotterdam 1993).
23
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Redactie Foto’s: Ellie de Vries
Cultuur
Geslaagde Jeroen Bosch dagen Tijdens het open monumentenweekend van 12 en 13 september 2014 werden in en rond het Jheroniumus Bosch Art Center (JBAC) voor het eerst Jeroen Bosch dagen georganiseerd. Gezien de bezoekersaantallen en de reacties kunnen we constateren dat het een geslaagd feest was. Daarmee hebben we een voorproefje gekregen van wat 2016 gaat brengen, het jaar dat de vijfhonderdste sterfdag van de Bossche schilder wordt herdacht.
De straten rond het JBAC waren gevuld met markt‑ kramen en andere opstellingen waar middeleeuws uitgedoste personen hun waren aan de man trachtten te brengen. Daarnaast waren er veel demonstraties en optredens, allemaal gerelateerd aan de tijd van Bosch. In het JBAC en in de Azijnfabriek konden bezoekers genieten van diverse lezingen, waarin aspecten van de tijd van Bosch werden belicht.
Middeleeuwse straten
De late Middeleeuwen kwamen het weekend tot leven. Op het plein voor het JBAC werden verschil‑ lende kluchten opgevoerd, tot groot vermaak van de toeschouwers. Het rauwe middeleeuwse sfeertje wist ook de moderne bezoeker aan het lachen te krijgen. Tussen de kluchten door waren er optredens van muziekgroepen, koren en troubadours. Op het terras van het hotel werden speciaal voor de gelegenheid gebrouwen biertjes geserveerd. Pieter van Meel van stadsbrouwerij ’t Kolleke had zich laten inspireren door recepten uit de tijd van Bosch. Het smaakte voortreffelijk. Om de hoek konden bezoekers ook proeven van de broden die Daniel van Schijndel van de Broodspecialist had gebakken, ook naar authentieke recepten. Ook hiervoor alle lof! Allerlei oude ambachten kwamen opnieuw tot leven: de wapenmaker, de brillenmaker, de valkenier, de touwslager, om er enkele te noemen. Ook de Kring Vrienden, een van de organiserende verenigingen, was vertegenwoordigd en liet de mensen zien wat er zoal gebeurt. Kinderen konden oude kinderspelletjes proberen of zich vergapen aan de goochelaar, die er zelfs in slaagde een van de kleinen te laten verdwijnen; gelukkig werd ze later ‘terug getoverd’.
BOSSCHE KRINGEN
24
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Kleding
De meeste deelnemers waren gekleed naar de mode van de tijd van Jheronimus. Er waren patronen voorhanden en er werd verteld hoe mensen de kleding zelf kunnen maken. De bedoeling is dat bij een volgende gelegenheid er nog meer mensen verkleed meedoen. Zeker voor 2016 is het een prima initiatief: laten we als Bosschenaren straks massaal de tijd van Bosch herleven! ’s-Hertogenbosch stond eind 15de, begin 16de eeuw bekend om zijn witte bloezen. Ook de kappen waren wit, terwijl de kapoen in kleur mocht. Voor de heren waren er onder andere de Erasmus-mutsen.
Jheronimus Bosch
Tot slot: ook de grote schilder zelf was nadrukke‑ lijk aanwezig: hij was bezig met het werken aan een nieuw drieluik. Het hout was Noors eiken en dat moest voldoende poriën hebben om de ondergrond te laten hechten. Na diverse lagen ondergrond kwam de schets. “Die doe ik zelf met bijzondere verf, onder‑ scheidend van andere schilders,” zo verklapte Bosch een van zijn geheimen. Dan kwam het eigenlijke schil‑ deren, met verf gemaakt van kostbare kleurstoffen. De dagen waren zoals gezegd zeer geslaagd. We hopen dat er een vervolg komt.
BOSSCHE KRINGEN
25
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Jos Swanenberg Illustratie: Guus Ong
Moers Taal
Lopes te voet Ik ben lopes te voet. Ik ben lopend. Antwoord op de vraag: Hoe bende gij hier gekomme? Dat lees ik op bladzijde 127 van het Bosch Woordenboek (editie 2009). Er zit een mooi pleonasme in deze uitspraak, want als je lopes gekomen bent, impliceert dat natuurlijk al dat je te voet gekomen bent. Maar ik wilde het deze keer in Moers Taal niet over dat pleonasme hebben, maar over het gerundium. Waar het Bosch Woordenboek achter de dialectwoorden telkens de woordsoort vermeldt (ww. voor werkwoord, zn. voor zelfstandig naamwoord enz.), staat achter lopes te voet: gerundium.
Met de term gerundium wordt hier een verbogen vorm van de infinitief bedoeld, en die verbogen vorm heeft een uitgang, namelijk de uitgang -s. De infinitief is in dit geval een zelfstandig naamwoord. In deze zin ‘hij wil naar huis lopen’ is de infinitief een werkwoord, maar in deze zin ‘het lopen kostte haar moeite’ is de infinitief een zelfstandig naamwoord. In onze algemene Nederlandse standaardtaal kennen we zulke verbogen vormen bijna niet, alleen nog in een paar vaste uitdrukkingen (‘tot bloedens toe’, ‘een uur gaans’, ‘het is menens’). Dat zal ook wel de reden zijn waarom we voor deze grammaticale vorm geen Nederlands woord hebben, maar alleen de Latijnse naam ‘gerundium’.
Om de knikkers Ook in het Bossche dialect komt het gerundium maar weinig voor, maar met lopes is er toch een bewaard gebleven die de meeste Bosschenaren wel zullen kennen en die in het Nederlands niet (meer?) voorkomt. Het Bosch heeft er nog een, die nog goed bekend zal zijn: veur houwes. Het Bosch Woordenboek meldt onder houwes: Is dè veur houwes? Veur houwes? Mag ik het houden? Nu staat er niet ‘gerundium’ bij, maar ‘van het ww. houwe, behouden’. Veur houwes behoorde onder meer tot de typische terminologie bij het knikkerspel, ook veur mèènes (‘menens’) kon men dan zeggen. Je speelt om de knikkers of niet, en dat laatste heette dan veur slès (‘voor slechts’, dus om niets).
Samenstellingen Uit het werk van mijn vader Cor over het dialect van Rosmalen en omgeving ken ik de samenstellingen laacheswèrrek en drinkeskaol, ‘werk om te lachen, komische situatie’ en ‘kuil om te drinken, drinkkuil (voor het vee)’. Die samenstellingen zijn gevormd met het gerundium van lachen respectievelijk drinken. En nog wat verder van huis, in West-Brabant maar ook in de Bommelerwaard, kent men nog de uitdrukking kijves krijge ‘een berisping krijgen, berispt worden’. In Dialekt van Kempenland van A.P. de Bont (1958) vond ik nog veel meer voorbeelden, maar ik vrees dat die niet meer
BOSSCHE KRINGEN
26
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
erg bekend zullen zijn: Ge het er stelles mee (je hebt er veel mee te stellen, veel moeite mee), waarde slaopes ten aachtere? (was je achter met slapen, heb je te weinig geslapen?), door hedde kekes noo (daar heb je naar te kijken, daar heb je veel omzien naar). Volgens De Bont is ook de uitroep Hebbes! (daar heb ik het (je, of hem)!) een gerundium, maar ik weet niet of dat wel klopt.
Kwijtgeraakt Uit deze voorbeelden blijkt wel dat het gerundium in het verleden meer in gebruik is geweest dan nu. Het Bosch en het Nederlands zijn vervoegingen met hun uitgangen grotendeels kwijtgeraakt. Vervoegde zelfstandig naamwoorden vinden we vooral nog bij eigennamen (Is dè van Wimme? Of is ’t van Marjas?) en vaste uitdrukkingen (’s-Hertogenbosch, ik kom saoves). Omdat de vervoegingen langzamerhand verdwenen zijn, is
BOSSCHE KRINGEN
ook het gerundium flink op zijn retour. Tegenwoordig drukken we dezelfde betekenissen uit door middel van andere woorden en woordvormen. Zo wordt veur houwes ‘om te houden’ en kijves krijge ‘een berisping krijgen’. Lopes is overigens niet hetzelfde woord als lopese, leupese dat werd verkort uit loopzaad, loop(en)zaad, de benaming voor een inhoudsmaat voor droge waren, en een landmaat, ‘althans tot het midden der 19de eeuw en wellicht nu nog in N.-Brab. in gebruik; in de Baronie van Breda in de 19de eeuw ter grootte van 1615 M², en in de 18de eeuw in de Meierij doorgaans 50 roeden groot, terwijl op sommige plaatsen onderscheid werd gemaakt tussen “groote” van 50 en “kleine” van 30 roeden; maar ook wel met een andere grootte opgegeven’ (Woordenboek der Nederlandsche Taal).
27
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Nik de Vries Foto’s: Ellie de Vries
Museum
Een onbekend museum Bijna schuilgaand naast de Sint-Janskathedraal in ’s-Hertogenbosch bevindt zich een bijzonder museum, dat helaas niet bij iedereen bekend is. Het is het Sint-Jansmuseum De Bouwloods. Met dit artikel hopen we daar verandering in te brengen. We spraken met Trudy van Lierop-du Maine en Judith Dekker Peek. Samen vormen ze de museumcommissie.
Tot 1985 stond opzij van het grasveld aan de noordzijde van de Sint-Jan een houten gebouw, waar ooit steen- en beeldhouwers aan het werk waren: de bouwloods. In dat jaar werd het houten gebouw vervangen door een van steen in de stijl van de Bossche School. In 1989 werd het gebouw officieel geopend als museum door plebaan G. van de Kamp. Dit jaar is er een samenwerking tot stand gekomen met de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch.
Dagtaak Terwijl we zitten te praten, lopen voortdurend mensen in en uit. Er moet veel geregeld worden. “We hebben er bijna een complete dagtaak aan,” laat Trudy zich ontvallen. En het is niet gering wat beide dames doen. Zes jaar geleden begonnen ze als museumcommissie. Trudy houdt zich vooral bezig met de organisatie, terwijl Judith alles regelt rondom de tentoonstellingen.
Het Sint-Jansmuseum De Bouwloods is van dinsdag tot en met zondag open van 11.00 uur tot 17.00 uur. Entree is € 3,00 per persoon, kinderen tot 12 jaar gratis. Er is altijd een gids aanwezig. Het museum heeft op twee verdiepingen een mooie opstelling: een met veel middeleeuws materiaal en een vooral gericht op de 19de eeuw en later. Voor meer informatie kunt u terecht op de mooie website van het museum: www.sintjansmuseumdebouwloods.nl.
“Er gebeurde Op het moment heel veel en van schrijven heel weinig: we van dit artikel kregen bezoeloopt er een kers, mensen tentoonstelling konden een met werk van zaaltje huren, twee fotografen er waren die de zeven arrangementen kathedralen van van de Kring Nederland op Vrienden.” Toch een speciale kennen ook veel manier hebben Bosschenaren vastgelegd. het museum Nog even nog niet. terugkomend “Daarom willen op de samenwe ons nog werking met de Trudy van Lierop en Judith Dekker in ‘hun’ museum. meer profileren Kring: “We zijn als museum/ erg tevreden informatiecentrum van de Sint-Jan,” zegt Judith. Dat daarover,” aldus Trudy, “vooral als klankbord voor betekent: meer nadruk op de inhoud en een goede onze plannen. Deze kunnen we over en weer laten opleiding van de gidsen. Tijdens rondleidingen gaan aansluiten.” deze in op historische en cultuurhistorische aspecten, Plannen met name in samenhang met de Sint-Jan. Ook niet-reliHet tweetal zit vol plannen. Zo willen ze in de kerstpegieuze mensen moeten hier iets van kunnen opsteken. riode iets bieden aan de bezoekers. Ze denken daarbij De 19de eeuw staat daarbij, naast de Middeleeuwen aan de wimbergen, die aan de Sint-Jan het kerstverhaal centraal. Er waren in die twee tijdvakken verschillende in beeld brengen. Het is het oudste van Nederland. visies op het versieren van de kerk. Tel daarbij op de “Daar kunnen we foto’s van laten maken en zo kan de opkomst van nationale trots in de 19de eeuw en het bezoeker wandelen langs het kerstverhaal.” zal duidelijk zijn dat bijvoorbeeld de beelden van de Daarnaast streven ze naar een samenwerking met de hertogen niet toevallig op de Sint-Jan staan. Het verhaal beroemde kerststal van de Sint-Jan, waarbij een speciaal bestaat uit een combinatie van katholiek en historie: project voor kinderen in het museum, en samen met de naast het verhaal is alles ook te zien. Kring zou een speciale wandeling ontwikkeld kunnen Het museum kun je zelfstandig bezoeken, maar het meeste profijt van een bezoek heb je als je met een gids worden. Zo’n wandeling kan ook gemaakt worden rond kloosrondloopt. ters, begijnhof en weeshuizen rond de Sint-Jan. De Samenwerking werkgroep Kerken en Kloosters van de Kring kan hier Zoals gezegd werkt het museum samen met de Kring een grote rol in spelen. In het najaar van 2015 zou hier Vrienden. Trudy zegt daarover: “We willen het amateueen tentoonstelling aan gekoppeld kunnen worden. In risme weghalen, verder professionaliseren. Daarom zijn het voorjaar van 2015 wordt een tentoonstelling georgawe blij met de inbreng van de Kring. Ook met de BAM niseerd over de beiaardfamilie Van Balkom. [afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten Verder is het de bedoeling in 2016 aan te pikken aan van de gemeente] hebben we inmiddels goede JB500. contacten. Met een speciale tentoonstelling begonnen Natuurlijk zijn er ook wensen. Zo vinden de dames dat de dames in het voorjaar van 2014, bij gelegenheid van het gebouw esthetisch aangepakt mag worden. Het is het 25-jarig bestaan als museum. De eerste tentoonstelnu erg grijs en donker; vooral binnen kan het museum ling ging over de opgravingen bij de ‘nieuwbouw’ in een kleurtje gebruiken. 1985. Wegens zeer positieve reacties is het bruikleen Ook zouden ze graag betere apparatuur in huis hebben, van de vondsten verlengd en staan er nog steeds twee met name voor presentaties. De huidige is een beetje vitrines waarin delen van die tentoonstelling te zien zijn. verouderd.
BOSSCHE KRINGEN
29
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Geert Donkers (werkgroep Kerken en Kloosters) Foto’s: Stadsarchief
Geloof
De Zusters van Liefde van Jezus en Maria Moeder van Goede Bijstand te Schijndel in Rosmalen en ’s-Hertogenbosch 2 In de jaren 1920 vestigden de Zusters van Schijndel zich in ’s-Hertogenbosch. Op vraag van de pastoor van de parochie van Sint-Antonius in de nieuwe wijk de Muntel namen zij de zorg voor bejaarden en het onderwijs voor kleuters en meisjes op zich.
Mgr. Diepen legt eerste steen Antoniuskerk 1923.
BOSSCHE KRINGEN
30
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
2. Het klooster van De Zoete Moeder Nemiusstraat, ’s-Hertogenbosch: stichting Pastoor Prinsen van de parochie Sint-Jacob in ’s-Hertogenbosch ondernam in de jaren 1910 en 1920 pogingen om Zusters van Schijndel naar ’s-Hertogenbosch te krijgen. Zij zouden ingezet worden in een internaat voor leerlingen van het lyceum of in een pension voor leerkrachten. De pastoor zag ook mogelijkheden in een bewaar‑ school of in de zorg voor arme kinderen. Prinsen was kapelaan in Schijndel geweest en kende het werk van de congregatie van de Zusters van Liefde. De congregatie wees de verzoeken echter af. De zusters kwamen in de jaren 1920 weer in beeld, nadat de werkzaamheden aan de wijk de Muntel waren begonnen. In deze nieuwe uitbreiding ten noorden van de Aa werden huizenblokken gebouwd, kwam de prestigieuze Koninklijke School voor Kunst, Techniek en Arbeid tot stand aan het Duhamelplein (nu: Kapelaan Koopmansplein) en was er, uiter‑ aard, plaats voor een kerk. Nadat in 1922 de parochie van de H. Antonius van Padua was opge‑ richt, de grond was aangekocht en kerk en pastorie waren aanbe‑ steed, werd in 1923 met de bouw van de kerk begonnen. De kerk werd op 11 april 1924 door de bisschop van ’s-Hertogenbosch, mgr. A.F. Diepen, geconsacreerd. Bouwpastoor A. de Beer had in het begin van de jaren 1920 al contact gehad met de congregatie van de Zusters van Schijndel. Aan het gemeentebestuur liet hij weten dat de zusters naar ’s-Hertogenbosch zouden komen als er een school was. Dat werd de school aan de Geldersedam.
Zusters voor klooster 1954.
In 1927 en 1928 werd de grond voor het klooster en de bijgebouwen in de Nemiusstraat aangekocht. Men betaalde ƒ 9,00 per meter; de oppervlakte van het perceel was 3507 vierkante meter. De bouwver‑ gunning werd in september 1928 verleend. In april 1929 kochten de zusters nog een stuk grond aan de Jan Schöfferlaan voor ƒ 15,00 per meter. Nadat in 1930 het parochiehuis aan de Jan Schöfferlaan was gerealiseerd en enkele jaren later een pension voor ouderen aan de Gheert van Woustraat, was een praktisch aaneengesloten terrein van kerkelijke gebouwen ontstaan met in het centrum een prachtige tuin. Eind augustus 1929 arriveerden zes zusters met de bus uit Schijndel. Het klooster was echter nog niet klaar: het dak lag er nog niet op. Ze bivakkeerden in de pastorie en in de school. Op 2 september begonnen de zusters met het werk op school. Eind december was het klooster gereed. Er woonden toen 18 zusters.
BOSSCHE KRINGEN
31
Klooster
29 november 1928 vond de aanbe‑ steding van klooster en kleuter‑ school plaats in het Moederhuis in Schijndel. De laagste inschrijver was A. van der Steen uit Hintham, die het werk voor ƒ 108.300,00 kon leveren. Het ontwerp voor het klooster was van de architecten H.W. Valk uit ’s-Hertogenbosch en F. Vervest uit Eindhoven. Het gebouw had een geknakte bakstenen voorgevel. Ter hoogte van de kapel bevond zich aan de voorzijde een topgevel. Deze gevel kreeg scherpe spitsboogramen. De rest van het pand had op de begane grond boogramen, terwijl op de verdieping rechthoekige ramen werden toegepast. Boven de ingang werd een beeld van de Zoete Moeder, de patrones van het klooster, geplaatst. Aan de tuinkant had de kapel een 4-zijdige apsis en op het dak van de kapel bevond zich een dakruiter. Het geheel bevatte expressionistische stijlelementen. Tussen het klooster en de school werd een galerij gebouwd. Aan het interieur van de kapel werd speciale aandacht besteed. Het bekende atelier voor kerke‑
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
gemaakt bij de firma Corn. van Straaten uit Utrecht. Het geld voor de ramen werd ingezameld onder de mensen die op het eind van de oorlog bij de verovering van de stad hun toevlucht in het klooster vonden. De werkzaamheden van de zusters: onderwijs
Pension Nemiusstraat 1937.
lijke kunst van Aug. Hermans uit Den Haag leverde het altaar en de communiebank. De prijs was ƒ 2885,00. De zusters zagen af van de beschildering van de kapel door Hermans. De firma Van Blerk uit Tilburg leverde het tabernakel.
Op 5 februari 1930 werden kapel en klooster ingezegend door mgr. A. F. Diepen. Twee glas-in-lood ramen in de kapel werden na de oorlog vervaardigd. Het waren afbeeldingen van de Zoete Moeder en van Sint-Jozef. Ze waren
Een van de hoofdtaken die de Zusters van Schijndel zich gesteld hadden, was het verzorgen van goed katholiek onderwijs aan kleuters en meisjes. Het school‑ gebouw aan de Geldersedam, naast het klooster, was in 1925 gesticht als parochiële jongens‑ school. De school was ontworpen door de architecten H.W. Valk en H. de Graaf. Dit gebouw werd in januari 1928 overgedragen aan Het Burgerlijk Zedelijk Lichaam, Vereeniging van Vrouwen tot
Frobelschool 1950.
BOSSCHE KRINGEN
32
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
verpleging van zieken en het geven van onderwijs, geves‑ tigd in Schijndel. De jongens betrokken een nieuwe school aan de Graafseweg. Enkele jaren later werd er een andere jongensschool, de St. Antoniusschool, gebouwd aan de Jan Schöfferlaan, tegenover het parochiehuis. Op 1 september 1929 vond onder grote belangstelling de officiële opening plaats van de meisjes‑ school aan de Geldersedam. De school werd toegewijd aan De Zoete Lieve Vrouw van Den Bosch. Inzegening van de school was niet nodig, want die had in 1925 bij de stichting van de school plaats gevonden. Het personeel werd wel gezegend. De school ging van start met 221 leerlingen. Begin januari gingen de kleu‑ terscholen van start. De eerste Montessori-kleuterschool van ’s-Hertogenbosch begon met 50 kleuters. De Fröbelschool startte met 100 leerlingen. Tijdens de mobilisatie werden Nederlandse soldaten in de school ondergebracht. In oorlogstijd werden delen van het klooster, de pensions en de scholen door de bezetter gevorderd. Het was een lastige tijd en de bewoners moesten zich vaak behelpen. Bij de bevrijdingsacties van de stad verbleven zo’n 600 mensen in de kelders en de gangen van het klooster. Nadat na de oorlog de schade in het complex hersteld was, werd in 1951 de Fröbelschool uitgebreid. Bij het 40-jarig bestaan van de school in 1969 was op de lagere school het aantal leerlingen terug gelopen naar 207 kinderen voor 7 klassen. Begin jaren ’70 nam de laatste zuster afscheid als hoofd der school. Zuster José werd opge‑ volgd door de heer Visser. Enkele
Grondaankoop 1931.
jaren later werd de school onder‑ deel van een groot schoolbestuur, de St. Jansstichting. Bij de aanvang van de nieuwe basisschool in 1985 werd de kleu‑ terschool gesloten. Het gebouw werd een jaar later gesloopt. Na diverse fusies werd de school een van de locaties van basisschool Kameleon. Deze school zit inmid‑ dels in een nieuw complex aan de Leonardus van Veghelstraat. Zorg
Naast het onderwijs was de bejaar‑ denzorg een kerntaak van de Zusters van Schijndel. Aansluitend aan het klooster werd op de hoek van de Nemiusstraat en de Gheert van Woustraat een pension voor bejaarden gebouwd. Ook op de reeds gekochte grond aan de Jan Schöfferlaan werd tussen pastorie en parochiehuis een huis voor ouden van dagen gesticht. Beide panden werden ontworpen door architect De Graaf en gebouwd door aannemer Versteegde. Men bouwde in baksteen in een traditio‑
BOSSCHE KRINGEN
33
nele stijl. Op 16 juli en 27 augustus in het jaar 1936 werden de pensions in gebruik genomen. De bezettingstijd was voor de zusters en voor de pensiongasten een lastige tijd. Waren er in 1942 nog 20 pensiongasten in huis, een jaar later werden beide pensions en een deel van het klooster door de bezetter gevorderd. Na de bevrij‑ ding en na enig noodherstel werden de gebouwen door de geallieerden opgeëist. In de loop van 1946 kwamen de pensionbewoners geleidelijk aan weer terug. Vanaf 1974 werden in de leegkomende kamers bejaarde zusters van de congregatie gehuis‑ vest. In 1990 overleed de laatste gast van Jan Schöfferlaan 1; de laatste gast uit de Gheert van Woustraat vertrok in 1991. Zij over‑ leed twee jaar later. Besluit
In het begin van de jaren 1970 vond in dit stadsdeel de eerste fusie tussen parochies in
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
een project voor jongeren, Kamers met kansen. In het andere deel zou een stadshotel gevestigd worden. Dit laatste plan ondervond vanwege de crisis enig opont‑ houd. Het schoolgebouw aan de Geldersedam krijgt waarschijnlijk een woonfunctie. Toekomst
Onderwijzend personeel meisjesschool.
’s-Hertogenbosch plaats. De Antoniusparochie ging samen met de Sacramentsparochie. In 1977 volgde de sluiting van de Muntelkerk en in 1983 werd de kerk gesloopt. Op de plaats van de kerk verrees een appartementencom‑ plex. De pastorie had in de loop der jaren verschillende functies. Het parochiehuis werd verkocht aan de gemeente en omgebouwd tot buurthuis. Geleidelijk aan werd het kerkelijk vierkant ontmanteld. Eindfase: plannen voor de gebouwen
Vanaf 1 september 1975 verbleef in het gebouw Jan Schöfferlaan 1 een kleine communiteit van enkele ‘Bossche’ zusters. In 1995 werd het klooster in dit gebouw opgeheven. Het werd nog enige tijd gehuurd door de congregatie Missie en -aanbiddingszusters van de H. Familie. Daarna werd het pand Jan Schöfferlaan 1 in 2000 verkocht aan woningcoöperatie De kleine Meierij.
In februari 2000 kondigde het hoofdbestuur van de zusters de sluiting van het klooster in 2004 aan. Het gebouw kreeg in 2001 de status van rijksmonument. Op 7 december 2003 werd het kloos‑ tercomplex verkocht aan de firma Gebr. Van Wanrooy uit Geffen. Deze firma had het plan om in het rijks‑ monument koopappartementen te bouwen. Na een afscheid van de buurt, een reünie van oud-medebe‑ woonsters en een officieel afscheid van de parochie en de stad, vond op 27 april 2004 de overdracht van de sleutels aan de fa. Van Wanrooy plaats. De laatste 9 zusters verlieten het klooster. Een kleine groep ging wonen in het apparte‑ mentengebouw aan het Kapelaan Koopmansplein. De rest keerde terug naar Schijndel. In het pand vonden Poolse werknemers tijdelijk onderdak. In 2005 werden klooster en pension gekocht door de woningcoöperatie SWH. Een deel van het complex werd verbouwd in het kader van
BOSSCHE KRINGEN
34
In de afgelopen decennia kreeg de congregatie van de Zusters van Schijndel nauwelijks nieuwe aanmeldingen. De congregatie verouderde en vergrijsde. Het heilzame werk van de zusters in het onderwijs en de zorg was overgenomen door de staat en door lekenorganisaties. Op 1 januari 2013 telde de congre‑ gatie 181 leden met een gemid‑ delde leeftijd van 83 jaar. De zusters verlieten hun succursalen en keerden veelal terug naar de twee vestigingen in Schijndel. Op dat moment verbleven 58 zusters buiten het klooster: 36 zusters woonden zelfstandig, 22 verbleven in een kleine groep. In de emancipatiebeweging van de katholieken speelden de ‘nieuwe’ kloosterorden een grote rol. De Zusters van Schijndel droegen daar in de ontwikkeling van het onder‑ wijs en de zorg in belangrijke mate aan bij.
Bronnen: Archief Congregatie Zusters van Schijndel, Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, St. Agatha Archief Heemkundekring Rosmalen Website Zusters van Schijndel H. Beyers, Alles heeft zijn tijd, Schijndel 2011 A. van der Donk, Het aanzicht van Rosmalen, Liempde 2006 F. van Gaal (red), De Muntel II, ’s-Hertogenbosch 2004 W. Heesters, Schijndel Historische verkenningen, Waalre 1984 Th. Hoogbergen (red), Kloosters en religieus leven, ’s-Hertogenbosch 2002 T. Janssen, Antoniuskerk ’s-Hertogenbosch, ’s-Herto genbosch 2009 J. Smits, Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord Brabant, Alphen aan de Maas 2010 H. de Werd, Groeten uit Oud-Rosmalen, ’s-Hertogen bosch 1989 H. de Werd, De Rosmalense huishoudschool, Rosmalla september 1995, Heemkundekring Rosmalen
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Nik de Vries Foto’s: Ellie de Vries
Kleine kunst
Ladderwedstrijd
11
Dit is de laatste aflevering van de Ladderwedstrijd. Ellie de Vries maakt steeds een detailfoto en aan u is het uit te vinden waar dit detail zich bevindt. Vorige keer was dat een steen met opschrift die zich bevindt op de Bossche Markt. Doordat er eind september, begin oktober een grote tent was neergezet door de Oeteldonkse Club viel het niet mee er in de buurt te komen. Gelukkig kent de Kring Vrienden een aantal doorzetters, die zich niet lieten weerhouden door de opbouwers van de tent. Als winnaar is dit keer uit de hoge hoed gekomen: Frans Vugts. Voor hem ligt in het Kringhuis een kleine verrassing klaar. In het plaveisel van de Bossche Markt bevinden zich inmiddels drie gedenkstenen. Steeds als er een nieuwe ‘vloerbedekking’ kwam, werd er een onthuld. De eerste dateert uit 1953. Jan Bruens komt de eer toe Zoete Lieve Gerritje een levend gezicht te hebben gegeven. Op 14 november 1953 kwam het meisje Gerritje in levenden lijve naar de Markt om daar de laatste steen te leggen. Daarop is te lezen: “Van vele honderden, lei Gerritje mij ten leste, tot voetveeg onder den eerste boer de beste.” De tekst is van Jan van Sleeuwen. Bij het volgende nieuwe plaveisel werd de steen gelegd die op de foto van de vorige aflevering van de ladder‑ wedstrijd te zien was: “Heremetijd, na al die tijd, door Gerritje weer verleid. 11 – 11 – 1978.” Het is opnieuw een tekst van Jan van Sleeuwen. De derde steen werd erbij gelegd na de laatste herbe‑ strating. Nu is de tekst van Coen Free. Deze luidt: “Waar Jeroen zijn wezens schiep, En den eerste boer
mee Gerritje liep, Ligt nu eigentijds graniet, Waarop de Bosschenaar voortaan, van handel en vertier geniet.” De steen ligt er sinds 2009.
En dan nu de laatste opgave: Ellie de Vries heeft een foto gemaakt van een bijzondere sculptuur. De vraag: waar bevindt zich deze sculptuur? En weet u er meer over te vertellen of hebt u een aardige anekdote: schrijf het ons gerust. Veel succes.
BOSSCHE KRINGEN
35
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Rob Hoogeboom Foto’s: Ellie de Vries en Jack van Elten
Nader bekeken
Op bezoek bij … De Hertogboeren Als werkgroep Verzamelaars Hertog Jan krijg je op vele manieren contact om een bezoek te regelen. Zo dateren de eerste contacten met de diverse Hertogboeren al van ruim 5 jaar geleden. Uiteindelijk gaan we met de werkgroep op 21 juni 2014 de boer op. Althans: dekt de vlag de lading gezien het woord Hertogboer? Niet helemaal en dat kan men zeer positief uitleggen. De Hertogboeren zijn een groep ondernemers in het buitengebied van ’s-Hertogenbosch. Met een groep van elf ondernemers stimuleert en prikkelt men mensen om de charme van het platteland te proeven en de beleven.
Nicky Sanders.
Hieraan kan op vele manieren vorm worden geven. De meeste Hertogboeren hebben van huis uit een boerenbedrijf in de land‑ bouw of veeteelt. Maar ze hebben meer te bieden. Er is een concept uitgewerkt waarin zeven hoofd‑ zaken zijn ondergebracht. Deze hebben alle een eigen kleur in de folder van de Hertogboeren, zodat men daarmee direct kan zien wat iedere Hertogboer heeft te bieden. De hoofdzaken zijn: fietsen&wan‑ delen&varen, eten&drinken, overnachten, streekproducten, arrangementen, boerenattractie, educatie&kinderopvang. De bedrijven liggen in een groot gebied verspreid van Den Dungen tot Sint-Michielsgestel, van Berlicum tot Rosmalen. Ik licht er
BOSSCHE KRINGEN
36
enkele uit. Theetuin Het Aardrijk in Berlicum werkt direct samen met manege Het Paardrijk. Deze liggen in een uiterste hoek van het gebied, dat grenst aan de Hooghei. Een nieuwe loot aan de boom is Stadsboerderij Eyghentijds in Rosmalen komt in het te ontwik‑ kelen gebied de Rosmalense Aa, pal naast het Maxima kanaal. En er is ’t Vrolijke Koetje, ook te Rosmalen.
Boottocht
Als werkgroep zijn we uitgeno‑ digd voor een boottocht met de voorzitter van de Hertogboeren, Nicky Sanders. De opstapplaats is Bastion Oranje. Buiten zijn eigen bedrijf is hij onder anderen met Fons Sleutjens en Peter van de Ven de motor achter het fietsen,
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
wandelen en varen. Bij Fons hangt in een voormalige schuur een 100-tal fietsen en bij Nicky stalt men de diverse sloepen voor de vaartochten. In 2007 is een aantal boeren uit Den Dungen en Sint-Michielsgestel op het idee gekomen om de krachten te bundelen. Er was sprake van meer vraag naar streekproducten en het toerisme in het buiten‑ gebied van ’s-Hertogenbosch kreeg en krijgt nog steeds door verschillende burgerinitiatieven meer aandacht. Een andere punt speelde ook mee. De Weenergroep moest in 2007 stoppen met haar fietstochten en vaartochten op de Binnendieze. Enkele boten zijn toen overgenomen. Maar ook staat Den Dungen al eeuwen bekend als de moestuin van ’s-Hertogenbosch. Ook de gemeenten ’s-Hertogen‑ bosch en Sint-Michielsgestel zien in dat men met meer aandacht aan groen, het toerisme extra stimuleert. En dus ook de locale economie. Door de gemeenten worden ook weer diverse grote en kleine projecten opgestart. Ook de heemkunde verenigingen in de regio zoals onze eigen Kring is dit niet ontgaan. Elke Hertogboer heeft iets speci‑ fieks en maakt van zijn werk zijn hobby en andersom. Mede dankzij de Hertogboeren is een sterke ontwikkeling op gang gekomen van het tonen van de cultuurhistorie in het buitengebied. Zo ontstaan hier en daar in de diverse schuren en huiskamers van de Hertogboer verzamelingen. Dat is niet zo vreemd, want je wilt informatie inwinnen maar ook laten zien. Als werkgroep Verzamelaars Hertog Jan is dit nou net wat wij ook willen zien. Dat is op deze vaartocht dan niet gelukt. Maar bezoeken bij andere Hertogboeren staan op het programma.
Spraakwaterval
Als je in de boot zit met Nicky Sanders, kun je alleen maar luis‑ teren. Hij is een zeer enthousiaste verteller. Vragen heb ik nagenoeg niet gesteld. Hij is een spraakwa‑ terval. Het verhaal gaat dan wel eens van de hak op de tak, maar dit alles maakt het zeer kleurrijk en boeiend om naar te luisteren. Men begon in 2007 met de eerste korte vaartochten over de Dommel in combinatie met fietstochten. In het begin fungeerde John Vermulst als eerste gids. Hij is nu vooral adviseur. John is ook lang verdienstelijk Kringgids geweest. De energie moest verdeeld worden en John stortte zich op de Hertogboeren. Door een samen‑ werking met de VVV zijn de vaaren fietstochten met bijbehorende arrangementen verder uitge‑ breid. Zo reed men al in 2010 met Segways door het Bossche Broek. Men heeft ook goede contacten met het Brabants Landschap, ZLTO, Het Groene Woud, Staatsbosbeheer en De Groene Vesting. Als men het verhaal over 1629 vertelt vanuit Den Dungen krijgt de toehoorder een ander beeld. Het geeft een breder kleurenpalet in de verhalen die men al kent vanuit de stad. De buitengebieden
BOSSCHE KRINGEN
37
rondom ’s-Hertogenbosch werden in de Tachtigjarige Oorlog gekweld door moorden, plunderingen, vernielingen en brandstichting. Het leven was allesbehalve floris‑ sant. De verovering van de stad was wellicht een bevrijding voor de Meierij. Of was juist de verove‑ ring van de stad gewoon toch een bevrijding. Bevrijd van het Spaanse katholieke juk en naar een opener levensbeschouwing? Zoals vaak in oorlogen blijven de slechte zaken in de doofpot. Al met al was 1629 een groot keerpunt in de Nederlandse geschiedenis.
Cultuur en natuur
Met de activiteiten van de Hertogboeren komt men ook tot een creatiever en veelzijdige kijk op cultuur, historie en toerisme. Dat de natuur opbloeit is ook te zien aan meer planten en bloemen; de bever en de otter zijn al gezien bij Halder. De stad heeft veel plannen om tot een klimaatneutrale stad te komen. De Hertogboeren sluiten zich ook graag aan bij de plannen van de Vaarvisie van ’s-Hertogen‑ bosch. Zo willen ze duurzaam elektrisch toeristisch varen en dan vooral binnen de stads‑ muren. Ze pleiten er dan ook voor
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst en foto: Ed Hupkens
Kort bericht
Lid van Verdienste Piet van Leeuwe
vanuit de Binnenhaven een stukje Binnendieze te mogen gebruiken tot aan de Kalkbrug. Als het hoog‑ teverschil bij de brug van Bastion Vught is verdwenen, willen ze de Dommel verder opvaren. Men bezit een mobiele hijskraanwagen waar indien mogelijk en toegestaan de elektrische boten op allerlei plaatsen te water gelaten kunnen worden. Commercieel en elek‑ trisch varen vanuit de Binnenstad. Vreemd is wel dat een nieuwe speler in het vaarveld wel met een dieselmotor in de Binnenhaven mag komen. Dat mag allemaal de pret niet drukken en de boeren zitten boordevol ideeën en gaan samenwerking met anderen zeker niet uit de weg. Zo heeft men sinds kort Toer de Boer om vanuit de stad de bewoners en toeristen meer kennis te laten nemen van streekproducten. Een nieuwe opzet daarin is Poule Den Dungen, de herintroductie van de witte kip uit de Franse Bressestreek, oftewel Poulet de Bresse. Zo zijn ook plannen om de Jufferschans van
linie 1629 te herstellen langs de N617 en daar een toren met peris‑ coop neer te zetten. Een andere kijk op de stad van Jeroen Bosch: Henk Groenendaal is de Tuin der Lusten aan het naschil‑ deren. Komt het origineel niet naar de stad, dan heeft men toch een echt schilderij. En dit past dan weer in een Jeroen Bosch fietstocht. Met Hotel Vught en congrescentrum Ruwenberg in Sint-Michielsgestel is een samenwerking aangegaan via een vaartochtenarrangement. De Hertogboeren zijn onderne‑ mers. Als werkgroep Verzamelaars Hertog Jan zijn wij onder de indruk van wat zich allemaal afspeelt in deze organisatie. Onze vaartocht duurde ruim een uur en ik heb alleen geluisterd. Tot slot bedankte ik en overhandigde Nicky Sanders een aantal flesjes Van ons Eygen bier. Bronnen Op bezoek bij Martijn van Meurs, KringNieuws maart 2011 Staatsvormend geweld 1572 - 1629
BOSSCHE KRINGEN
38
Op 26 september 2014 bestond de werkgroep Het Kleine Monument 25 jaar. Tijdens een gezellige lunchbijeenkomst in de Van Akenzaal in het Jheronimus Bosch Art Center werd Piet van Leeuwe verrast door Joop Thissen. In een lofrede memoreerde de voor‑ zitter van de Kring Vrienden, dat Piet van Leeuwe al bijna 15 jaar een zeer gewaardeerd lid is van de werkgroep Het Kleine Monument. Hij is een enthou‑ siast, gedreven, informeel en ook een bescheiden lid van de werkgroep. Piet van Leeuwe is kritisch, maar met respect voor de opvattingen van anderen. Hij zoekt alles heel goed uit en kent zijn zaakjes door en door. Op hem kan men altijd rekenen. Piet van Leeuwe heeft zich door dit alles op een bijzondere wijze en als een zeer trouw lid van de Kring Vrienden ingezet. Hij kreeg de verenigings‑ speld en het Certificaat lid van verdienste.
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Geert Donkers Foto: Ellie de Vries
Heiligenbeelden
Beeld van Carolus Borromeus Op het binnenpleintje van het klooster van de zusters van Carolus Borromeus aan de Hervensebaan staat een oud beeld. Het is een beeld van de patroonheilige van het klooster en van de congregatie: Carolus Borromeus. Het beeld staat weliswaar niet in de openbare ruimte, maar vanaf de poort is het te zien.
Carolus werd in 1538 geboren in Arona aan het Lago Maggiore uit het adellijk geslacht der Borromei. Hij studeerde rechten en werd op jeugdige leeftijd door zijn oom paus Pius IV tot kardinaal en aartsbis‑ schop van Milaan verheven. Hij speelde een belangrijke rol in het doorvoeren van de besluiten van het Concilie van Trente. Hij schreef mee aan de eerste catechismus en bracht de beroemde Lijkwade van Christus naar Turijn. Carolus bleek niet alleen een erudiet man, maar was ook begaan met het lot van de gewone mensen. Zo zette hij zich vol zorg en toewijding in tijdens de pestepidemie van 1576. Hij toonde zich een echte herder. Hij stierf in 1584 en werd in het jaar 1610 heilig verklaard. Carolus Borromeus werd meestal afgebeeld in kardinaalsgewaad, zijn lichaam enigszins gebogen en met
scherpe gelaatstrekken. Soms trof men hem biddend met een crucifix in de hand of terwijl hij pestlijders verzorgde. Het beeld van de zusters van Carolus Borromeus is gehuld in het gewaad van een prelaat met een kalotje op het hoofd. In de linkerhand draagt hij een crucifix en de rechter ligt op een geknielde persoon met een kruk. De verschil‑ lende facetten van Carolus worden zo in één beeld getoond. Maar vooral het teken van barmhartig‑ heid sluit aan bij de doelstellingen van de zusters. Het beeld werd gehakt in natuur‑ steen en vertoont neogotische stijlkenmerken. Op zijn huidige plek werd het geplaatst op een sokkel in een nieuw gemetselde nis. Boven het beeld werd een hemeltje van natuursteen bevestigd. De zusters namen het beeld mee van hun oude locatie aan de Jan Heinsstraat naar dit nieuwe klooster. Hun ziekenhuis werd toen ook verplaatst naar het stadsdeel Noord. Ook dat zieken‑ huis is inmiddels afgebroken. De zusters vertrokken in 1876 tijdens de Kulturkampf uit Duitsland en vestigden zich in
BOSSCHE KRINGEN
39
’s-Hertogenbosch. Zij wijdden zich aan ziekenzorg in hun klooster en in de wijken van de stad. In 1905 kwam de eerste nieuwbouw tot stand aan de Jan Heinsstraat, de zogenaamde Jozefbau. Het gebouw was een ontwerp van de archi‑ tect J. Dony. Aan de rechterzijde van dit gebouw bevond zich de kopgevel van de zijvleugel. In die ingezwenkte topgevel was een nis. Daarin kwam het beeld van Carolus Borromeus te staan. Het beeld werd bij de 300-jarige herdenking van de heiligverklaring van de heilige geschonken door een weldoener. Deze persoon was mr. Victor Tilman. Hij werd vooral bekend van het Tilmanhofje, een charitatieve instelling voor minder bedeelde gezinnen. Uit welk atelier het beeld afkomstig was, werd vooralsnog niet bekend. Een totaal andere Carolus bevindt zich in het priesterkoor in de Sint-Jan. Hendrik van der Geld hakte een jeugdige heilige, de staf met dubbelkruis in de ene hand en een open boek in de andere. Bronnen: J. Timmers, Christelijke symboliek en iconografie Bossche Encyclopedie
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst en foto’s: Ed Hupkens
In de prijzen
Clemens Bolhaar krijgt Monumenten onderscheiding 2014
Elk jaar reikt de Stichting ’s-Hertogenbossche Monumentenzorg de Monumentenonderscheiding uit. Dit eerbewijs wordt gegeven aan een persoon, die zich in de afgelopen jaren op uitzonderlijke wijze heeft ingezet voor de monumenten in ’s-Hertogenbosch. Op maandag 8 september 2014 viel de prijs te beurt aan Clemens Bolhaar, directeur van de Brabantse Investerings Maatschappij (BIM). Naast de prijstoekenning was de State of the Monument onderdeel van het avondvullend programma. De muzikale intermezzo’s werden verzorgd door de zestienjarige Lorette Bessem. Zij heeft de wens om na haar eindexamen een muziekopleiding aan het conservatorium te gaan volgen.
Cees Verhagen.
Enkele tientallen personen hadden zich verzameld in De Gruyterfabriek. Na een welkomstwoord hield gastspreker Cees Verhagen een lezing over de Zuid-Willemsvaart (ZWV). Naast zijn werk als chemicus, is Verhagen actief in de heemkundekringen van Schijndel en Someren. Hij is een kenner van
BOSSCHE KRINGEN
40
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
‘de kanaal’, hij heeft er een boek over geschreven. In zijn lezing beperkte Verhagen zich tot de omleidingen uit het verleden en de impact hiervan op onze stad. De eerste omleiding was al bij de aanleg van de ZWV in 1825 gepland. Het betrof de optie om buiten de stad, in het noorden langs de toenmalige stadsgracht, het kanaal te graven. Door allerlei factoren (tegenstellingen tussen rijk en gemeente, effecten op de waterhuishouding) viel de keuze voor de plek waar de ZWV nu nog steeds door de binnenstad loopt. De tweede keer dat er plannen waren gemaakt voor een omlegging van de Zuid-Willemsvaart was tijdens de bouw van de wijken Siberië en De Muntel (rond 1910). Het traject zou langs De Bossche Pad, Gelderse Dam en Willem van Nassaulaan naar het oude tracé ten oosten van de stad moeten lopen. Dit plan is nooit verwezenlijkt. Wel ontstond op de gereserveerde gronden een plantsoenachtige aanleg met bomen. Deze parkachtige bebouwing liep parallel aan de Willem van Nassaulaan (De Muntel) en de Antoon der Kinderenlaan (De Vliert). In de volksmond ontstond voor deze plek de naam Maliebaan. In 1946 veranderde de gemeenteraad de naam in Van Lanschotlaan. Nu zitten we voor de derde
Clemens Bolhaar, Jan van Heijningen en Christine Jetten.
beleid. Het gaat op zich goed met de monumenten in ’s-Hertogenbosch. Van Heijningen memoreerde enkele voorbeelden: onderhoud van de vestingwerken, de manege aan de Hekellaan, garage Pompen & Verlouw. Er vallen echter ook gaten: Zara aan de Schapenmarkt, historische muur aan de Van der Does de Willeboissingel, GZG-terrein. De maat, schaal en vorm van onze stad blijven kwetsbaar. Van Heijningen gaf de gemeente ’s-Hertogenbosch op dit moment als beoordeling een 7-, een voldoende. “Maar als de theaterplannen aan de Parade worden doorgezet uit kleinsteeds conservatisme, verandert het eindoordeel van een 7 alsnog in een diepe onvoldoende”, zo besloot hij de State of the Monument 2014.
Als de theaterplannen aan de Parade worden doorgezet, verandert het eindoordeel in een diepe onvoldoende
Climax Clemens Bolhaar, directeur van de BIM, was eigenlijk gekomen om een lezing te geven over de renovatie en transformatie van De Gruyterfabriek in een centrum voor creatieve ondernemers. Bolhaar werd echter blij verrast door Jan van Heijningen, die hem de Monumentenonderscheiding 2014, bestaande uit een kunstwerk, uitreikte. De creatie is een keramisch labyrint, ontworpen door de kunstenares Christine Jetten. Volgens de jury is Bolhaar gekozen, omdat hij betrokken is bij het monumentenbeleid en omdat hij voorzitter is van de Stichting Vestingwerken. Hij is persoonlijk geïnteresseerd in de Bossche historie. Hij heeft met De Gruyterfabriek een eigentijdse, nieuwe bestemming gevonden, in een tijd dat het niet voor de hand lag om voormalige fabrieken te handhaven. Bolhaar was enorm verrast. “Helemaal omdat de prijs van Christine Jetten is, die hier in De Gruyterfabriek haar atelier heeft. Dat maakt de prijs extra mooi”, aldus Clemens Bolhaar in zijn dankwoord.
keer met een omleiding, die daadwerkelijk wordt uitgevoerd en waarvan de opening in 2015 zal geschieden. Een ander aspect, behorend bij een kanaal uit de 19de eeuw, waren de togers, ook wel togelaars, togenaars of scheepsjagers geheten. Verhagen liet prachtige, historische zwart-witfoto’s zien. Hij noemde enkele Bossche togers, zoals Mulder (Hinthamereinde) en Verstappen (Windmolenbergstraat).
Bespiegelingen Voorzitter Jan van Heijningen van Monumentenzorg sprak de State of the Monument 2014 uit: waar staat ’s-Hertogenbosch anno dit jaar met zijn monumenten-
BOSSCHE KRINGEN
41
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Werkgroep Het Kleine Monument Foto’s: Ellie de Vries
Werkgroepen
25 jaar werkgroep Het Kleine Monument Op zich zijn kleine monumentjes vaak juweeltjes, maar zij zijn tevens onderdeel van een groter geheel: de stad ’s-Hertogenbosch. Zij zijn daarmee verbonden omdat mensen ze met een bepaalde reden op die specifieke plek in de stad hebben aangebracht. De monumentjes hebben een verhaal te vertellen. De leden van de werkgroep Het Kleine Monument spannen zich al vanaf 1989 in om objecten van cultuurhis‑ torische waarde te behoeden voor de ondergang. Dat doen zij door middel van onderzoek, inventari‑ satie, werven van medestanders, genereren van financiën, zoeken van publiciteit. Soms is een kort gesprekje voldoende om mensen
te attenderen op het belang van een monumentje, soms is het een proces van maanden of zelfs jaren. Niet onbelangrijk is dat mensen tevens wordt gewezen op herge‑ bruik en duurzaamheid. Dit alles met onbaatzuchtig enthousiasme en vooral vasthoudendheid, onder het motto:
BOSSCHE KRINGEN
42
Kleine Monumenten zijn geen wegwerpartikelen. De werkgroep is dankbaar voor alle medewerking die ze heeft gekregen in de loop der jaren. Dank aan de diverse gemeentelijke afdelingen, waarbij zeker de BAM genoemd moet worden. Verder heeft de werkgroep steeds positieve reac‑
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
ties en bereidwillige medewerking ondervonden van het stadsbestuur, Kringbestuur, diverse sponsoren, instellingen, particulieren, stads‑ gidsen en anderen. Zonder hen zouden de talrijke projecten niet gerealiseerd zijn. Op naar de volgende 25 jaar. De werkgroep bestaat uit Hans van Bavel, Piet van Leeuwe, Dick Loch, Rien Mulders, Femke Rinkel, Jan Venrooy, Leo Vos, Henk van Vugt en Willy Wartenberg. Voorzitter is Nort Lammers. Met trots presenteren we een aantal monumenten en monu‑ mentjes waar we als werkgroep een grote rol bij hebben gespeeld.
BOSSCHE KRINGEN
43
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Nik de Vries Foto’s: Ellie de Vries
Kunst
Laatste kans Jef Rademakers stopte 25 jaar geleden met werken. Hij verkocht zijn (televisie)productiebedrijf en kon zich gaan wijden aan zijn grote ‘hobby’: het verzamelen van Nederlandse en Belgische schilderijen uit de Romantiek. Zo’n vier jaar geleden werd hij voorgesteld aan de conservator van de Hermitage in Sint-Petersburg. Op een uitnodiging om naar Rademakers’ collectie te komen kijken, ging de goede man al een week later in. Enfin, van het een kwam het ander en zo werd de verzameling tentoongesteld in Rusland. Het werd het begin van een tournee langs liefst 12 Europese musea. Het Noordbrabants Museum sluit de rij. Het is hier dat de tournee eindigt. Dus als u de schilderijen nog eens allemaal wilt zien: dit is uw laatste kans.
Op 11 oktober 2014 werd de expositie officieel geopend. Als wij een paar dagen daarvoor een voorproefje krijgen, wordt er nog druk gewerkt aan de opstelling.
Missionaris
In zijn welkomstwoord houdt Jef Rademakers een warm pleidooi voor de romantische stroming. Hij voelt zich een missionaris. Hij vertelt: “Er is een tijd geweest dat kunstkenners niet konden inzien dat er in Nederland tussen de twee genieën van Rembrandt en Vincent van Gogh ook andere belangrijke schilders zijn geweest.” Deze tentoonstelling kan daar verandering in brengen, althans bij de mensen die komen kijken. Na de Verlichting begonnen mensen anders te kijken naar zichzelf, de natuur, dieren, kinderen. Het was een soort geestelijke revolutie na de Napoleontische oorlogen. Schilders gaven vorm aan die nieuwe kijk: de Romantiek was geboren. De Russische conservator had een en ander snel door. Hij kwam niet bedrogen uit: de Russen stonden in de rij voor de schilderijenverzameling van Jef Rademakers. In totaal zijn er nu ongeveer 500.000 mensen wezen kijken, niet allen vanuit Europa, maar van over de hele wereld: gastenboeken zijn daar de stille getuigen van.
Slotakte
Zoals gezegd: de tournee eindigt in het Noordbrabants Museum. Wat er daarna gebeurt met de schilderijen. “Ik kan maar 40 van de 120 schilderijen ophangen,” aldus Rademakers, “en na lang wikken en wegen heb ik besloten dat er 80 verkocht moeten worden. Dat geeft een melancholiek gevoel, maar ik troost me met de gedachte dat ook kinderen ooit het huis verlaten…” Het zou voor mijn gevoel jammer zijn als de collectie uiteen zou vallen. Is er echt geen museum te vinden dat deze schilderijen in zijn verzameling kan en wil opnemen? De tentoonstelling Een Romantische Reis is tot en met 25 januari 2015 te zien in het Noordbrabants Museum. Bezoekers kunne via een gratis verkenner kennismaken met de schilderijen, de meubels, de kleding, muziek en literatuur uit de 19de eeuw. Daarnaast is een fraaie catalogus verschenen, die voor € 24,95 te koop is.
Tekst: Ed Hupkens Foto’s: Stadsarchief
Kleine kunst
Etymologieën van 2 ‘achterom’ tot ‘weg’ Straatnamen zijn vaak samenstellingen, opgebouwd uit een bepalend element en een grondwoord (Hooge Steenweg, Adelheidstraat, Redemptoristenpad). Het bepalend element kan bestaan uit namen van beroemde personen of bekende stadsburgers, historische entiteiten, beroepen of moderne thema’s. Het grondwoord – de achtervoegsels of affixen - wordt vaak gevormd door een zelfstandig naamwoord, dat het type of soort straat aangeeft. In een tweeluik wordt een alfabetisch overzicht van de meest gebruikte grondwoorden gegeven. Tevens wordt aangegeven of die ook in ’s-Hertogenbosch voorkomen. In dit nummer staat deel twee.
Van pad tot singel Pad – smalle weg De etymologie van het woord is niet helemaal zeker. Er is een gelijkenis met het Griekse pátos (weg, pad). Beide woorden zijn verwant met Latijn pontis, de genitief van pons = brug, en met Sanskrit pántha = pad, weg. In ’s-Hertogenbosch komen nogal wat straten voor met ‘pad’ in hun naam, in totaal 74, waarvan een flink aantal in Broekland, het nieuwe stadsdeel ten noorden van Rosmalen, zoals Hemaalpad en Glidkruidpad. Andere voorbeelden zijn Redemptoristenpad (binnenstad) en Het Rechte Pad (Paleiskwartier).
Park – publieke wandelplaats
Het begrip ‘park’ was al in de Middeleeuwen bekend. Het is waarschijnlijk ontleend aan het Franse ‘parc’, in de betekenis van: ‘omheind jachtterrein’, ‘omheinde boomgaard’, ‘omheind stuk grond voor recreatie’. Het Franse woord is ontleend aan het middeleeuwse Latijnse parricus (omheind stuk grond voor vee). De herkomst van het Latijnse woord in onzeker. De betekenis ‘publieke wandelplaats’ kwam vooral vanaf de 17de eeuw in beeld, toen in die tijd publieke parken in Frankrijk en Engeland in zwang raakten. De gemeente ’s-Hertogenbosch telt veertien straten met ‘park’ als achtervoegsel. Voorbeelden: Annapark (Hintham-Zuid), Beatrixpark (De Kruiskamp), Johan van Vladerackenpark (De Overlaet-Oost). Twee parkstraten zijn vernoemd naar voormalige Bossche burgeRedemptoristenpad anno 1860. meesters: Burgemeester Van de Venpark (De Vliert) en Burgemeester Van Zwietenpark (De Maaspoort).
Plaats – plein, binnenplek Het woord is ontleend aan het Oudfranse ‘place’, dat ‘plaats, plek, ruimte’ betekent. Latere afgeleide betekenissen zijn ‘plein’, ‘titel’, ‘sociale positie’, ‘functie’. Het Franse woord is ontwikkeld uit Latijn ‘platea’ = brede straat, binnenplaats, dat op zijn beurt ontleend is aan het Griekse ‘plateia’ = plat, breed. Een plaats is dus letterlijk een platte ruimte. In ’s-Hertogenbosch komen vier straten voor met ‘plaats’ in de naam: Barbaraplaats (binnenstad), Pulverplaats (De Hofstad), Sint Annaplaats (binnenstad) en Weversplaats (binnenstad).
BOSSCHE KRINGEN
45
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Plein – open ruimte in bebouwde kom
Singel – rondweg, stadsgracht, gordel
We hebben dit woord in het Nederlands ontleend aan het Oudfranse ‘plain’ (vlakte), dat weer ontwikkeld is uit Latijn ‘planum’ (vlakte, oppervlakte). De huidige betekenis ‘open ruimte in de stad’ is in het Nederlands ontstaan. In het Middelnederlands is deze echter nog betrekkelijk zeldzaam, hiervoor werd meestal de term ‘plaetse’ gebruikt. Later werd dat woord vervangen door ‘plein’. De gemeente ’s-Hertogenbosch telt precies 50 straten met ‘plein’ als achtervoegsel. Voorbeelden: Anne Frankplein (binnenstad), Eikendonkplein (De Bossche Pad), Gheert van Calcarplein (De Muntel), Goulmy en Baarplein (Maaspoort). Ook hier zijn in de gemeente twee pleinen die dubbel zijn: er is een Stationsplein op Het Zand en een Stationsplein in Rosmalen.
Het woord ‘singel’ is ontleend aan het Oudfranse ‘sengle’, dat staat voor ‘omheining van een stad’. Dat is op zijn beurt weer ontwikkeld uit het Latijnse woord cingulum = gordel, afgeleid van het werkwoord ‘cingere’, dat ‘omgorden’ betekent. De betekenis ‘stadsgracht’ heeft zich in het Nederlands ontwikkeld uit de uit het Frans ontleende betekenis ‘omheining van een stad’. Nederlandse steden hadden immers bijna altijd een gracht – als een gordel – om de stadsmuur lopen. In de katholieke kerk wordt het koord dat de priester tijdens de mis om zijn middel draagt, een cingel of cingula genoemd. De gemeente ’s-Hertogenbosch kent 48 straten met het achtervoegsel ‘singel’. Voorbeelden: Albert Plesmansingel (Kruiskamp), Aquasingel (Broekland), Boschmeersingel (De Schutskamp), Gregoriussingel (Zuid).
Louwschepoort anno 1941.
Van slop tot weg Slop – nauwe doorgang, armoedige steeg, doodlopend weggetje Een slop is een vaak doodlopend weggetje, waaraan één of meer huizen hun hoofdingang hebben. Het karakter is van veel minder aanzien dan een steeg of straat. Meestal werd een slop aangelegd om kleine huisjes te bouwen op achterterreinen of op nog open grond. De term ‘slop’ is afgeleid van het werkwoord ‘sluipen, sloop’. Het woord komt voor in de uitdrukking ‘in het slop raken’ = ‘in verval raken’ en in de samenstelling ‘sloppenwijk’, een wijk met steegjes en veel armoedige woningen. In de stad ’s-Hertogenbosch komen straten met ‘slop’ in de naam niet voor; ook in het (verre) verleden niet.
Steeg – smalle (zij)straat Poort – (vrij grote) doorgang in een muur of omheining; gangetje naast een huis of tussen twee huizen Het woord is ontleend aan het Latijnse ‘porta’, dat ‘poort, doorgang’ betekent en een afleiding is van ‘portare’ = dragen, transporteren, overzetten. In de gemeente ’s-Hertogenbosch komen dertien straten voor met ‘poort’ in de naam, waarvan elf in de binnenstad: Bandsche Poort, Beurdsepoort, Capucijnenpoort, Gasthuispoort, Koksche Poort, Louwschepoort, Poort van Diepen, Predikheerenpoort, Ruische Poort, Walpoort en Zusters van Orthenpoort. De twee overige zijn Paleispoort (Paleiskwartier) en Pijnappelsche Poort (De Hofstad).
BOSSCHE KRINGEN
Het woord ‘steeg’ is etymologisch verwant met het werkwoord ‘stijgen’. Een pad dat van de rivieroever omhoog liep naar de dijk, werd een ‘steeg’ genoemd. Ook werd ‘steeg’ gebruikt met als betekenis ‘steil’ en ‘steigeren’ (een stege heuvel, een steegs paard). In oorsprong was een steeg een stijgende weg, een steile straat. In de uitdrukking ‘heg noch steg weten’ (helemaal de weg niet weten) is ‘steg’ ook een afgeleide vorm van de stam van ‘stijgen’. De naam ‘steeg’ kwam vooral voor op het platteland. In de loop van de tijd werd het steeds meer een typische benaming voor een smalle (zij)straat in een stad of dorp. In de 20ste eeuw zijn veel straatnamen eindigend op –steeg omgedoopt in –straat. Reden hiervoor was het gegeven dat men het wonen in een steeg als minderwaardig beschouwde
46
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Straat – verharde weg De naam komt van het Latijnse ‘via strata’ dat ‘geplaveide weg’ betekent. Daarin is ‘strata’ het vrouwelijk verbogen voltooid deelwoord van het werkwoord ‘sternere’ in de betekenis ‘plaveien, effenen, bestrooien, bedekken, uitspreiden’. Een straat is letterlijk verhard. Taalkundig komt dat naar voren in de samenstelling ‘straatweg’, een ‘verharde verbindingsweg tussen steden, dorpen, buurten’, en in de afleiding bestraten = plaveien. In de betekenis ‘zee-engte’ heeft het woord ‘straat’ een andere oorsprong. Het is een ontlening aan het Engelse ‘strait’ dat ‘nauw’ betekent en duidt op een smalle doorgang. In de gemeente ’s-Hertogenbosch komen maar liefst 813 straten voor met ‘straat’ in hun naam, waarmee ‘straat’ veruit het meest voorkomende straattype is. Niet minder dan veertien straten komen in ’s-Hertogenbosch dubbel voor. Dit heeft vooral te maken met de aansluiting in 1996 van Rosmalen en de plaatsen Hintham, Kruiskamp en Maliskamp bij de gemeente ’s-Hertogenbosch.
Wal – opgeworpen, langgerekte versterking De naam ‘wal’ is een vroege ontlening aan het Latijnse vallum = verdedigingswal, palissadering. Een wal is een versterking van opgeworpen grond in langgerekte vorm, ter bescherming bijvoorbeeld van nederzettingen. Het woord onderscheidde zich in deze betekenis van een (vesting)muur, die gemetseld is. In het Nederlands ging het woord ook ‘versterking van een waterkant’ betekenen, en bij uitbreiding ‘waterkant, weg aan het water’. Als vestingstad heeft ’s-Hertogenbosch gedurende eeuwen enkele kilometerslange wallen als verdedigingsschild gehad. Van de Vestingwet van 1874 mochten veel vestingsteden hun vestingwerken ontmantelen. ’s-Hertogenbosch begon vanaf ongeveer 1890 met het slopen van stadspoorten en militaire voorwerken (zoals ravelijnen en hoornwerken), het dempen van stadsgrachten en het afgraven van aarden wallen. Slechts één keer is in het verleden een straat met ‘wal’ in de naam geschrapt: in 1897 wijzigde het stadsbestuur de Aert Tambourswal in de Oliemolensingel. Op dit moment komen in onze gemeente 14 straten voor die eindigen op ‘wal’. De meeste bevinden zich in het centrum of directe omgeving, zoals de Aawal, Muntelwal en Oostwal (De Hofstad/ De Bossche Pad).
Sint-Jorisstraat anno 1971.
ten opzichte van het verblijven aan een straat. De 19de-eeuwse wantoestanden in stegen en sloppen verklaren veel van deze houding. Tegenwoordig wordt een steeg gedefinieerd als een smalle doorgang, waaraan ten minste één gebouw zijn hoofdingang heeft. Is dat laatste niet het geval, dan is er sprake van een achterom. Loopt de doorgang (met woningen) dood, dan is het een slop. Veel stegen, sloppen en achteroms zijn ontstaan op de erfgrens tussen huizen als brede osendrup, die naar achterliggende terreinen doorliep. Deze druipstrook tussen twee huizen was oorspronkelijk de enige manier om te voorkomen dat de middeleeuwse houten huizen met hun rieten daken snel zouden wegrotten, doordat het regenwater niet weg kon. De gootloze dakschilden staken tot ver buiten de zijgevels en daardoor lekte het water niet langs de wanden. In de gemeente ’s-Hertogenbosch komen nog negen straten voor met ‘steeg’ in de naam, slechts één ligt in de binnenstad: Van Sonsteeg, een zijstraatje van de Vughterstraat.
BOSSCHE KRINGEN
47
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Nik de Vries Foto’s: Ellie de Vries (nieuw) en wandelboekje (oud)
KringWandeling
Kring6 wandeling revisited We zijn toe aan het nalopen van de zesde wandeling van de Kring Vrienden. Het is Tussen Leuvense Poort en Hinthamerpoort uit oktober 1979. Het bijbehorende boekje is niet meer te koop, maar we proberen de route zo goed mogelijk te beschrijven voor de mensen die deze ook willen nalopen. We kijken vooral naar wat er in de loop van bijna 30 jaar veranderd is.
Van Sonsteeg anno 1955.
Weg – pad, straat De naam is een afleiding van de Indo-Europese stam van het werkwoord ‘bewegen’ in de oorspronkelijke betekenis ‘vervoeren, rijden’. Hieruit is de ruimtelijke betekenis ‘route waarover men reist’ ontstaan. Wegen waren veelgebruikte routes waarlangs men zich van de ene plaats naar de andere ‘beweegt’. Deze wegen ontstonden vanzelf, omdat iedereen door het landschap de kortste en vooral de gemakkelijkste route koos. Slechts de belangrijkste handelswegen werden (deels) aangelegd en door het plaatselijke gezag enigszins onderhouden, de rest bleef goeddeels zandpad. De gemeente ’s-Hertogenbosch telt 138 straten met ‘weg’ in de naam.
Nieuwe restauratie Sint-Jan.
Bronnen: Reina Boerrigter, Straatnamen, een kwestie van betekenis. In: Respons 6 - Mededelingen van het Meertens Instituut, Amsterdam 2003 René Dings (samensteller), www.overstraatnamen.nl R.B.M. ten Kroode & J. Brouwer, Benoemen, nummeren en begrenzen, Den Haag 2002 M. Philippa e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam 2003-2009 Nicoline van der Sijs (samensteller), Etymologiebank, op http://etymologiebank.nl/ 2010 Auke van der Woud, Koninkrijk vol sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw, Amsterdam 2010
Plebanie Choorstraat.
BOSSCHE KRINGEN
48
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
We starten bij de Leuvense Poort in de Hinthamerstraat, vlak bij de Markt. Deze deed dienst als stadspoort tot het begin van de 14de eeuw. Daarna werd de poort gebruikt als Gevangenpoort. Alleen een van de torens is nog te zien in en boven Van Arendonk schoenen. We lopen de Hinthamerstraat in en slaan rechtsaf de Gasselstraat in. Daar zien we rechts de Nederlands Hervormde Kerk. Tot in de jaren 1960 bevond zich daarvoor een parkje met een hek erom‑ heen. Nog steeds hoort dit deel van het Kerkplein bij de kerk. Links in de Gasselstraat zien we een klein steegje. Het was een van de toegangswegen naar een schuilkerkje. In Bossche Kringen van juli 2014 kon u een artikel lezen over dit achtergebied (Achter het Vuurstaal).
Poortje Gasthuisstraat.
Naar de Sint-Jan
We slaan linksaf de Kerkstraat in en zien aan de linkerkant een uit de 19de eeuw stammend pand, gebouwd in neogotische stijl. De twee beelden Nijverheid en Handel zijn mede dankzij de werkgroep Het Kleine Monument van de Kring in volle glorie terug. “De restauratie aan de Sint-Jan vordert momenteel in een versneld tempo,” zo staat in het wandelboekje. Die restauratie was voltooid in 1985, maar nu wordt er opnieuw gewerkt aan de Mariakapel. We lopen langs de Sint-Jan de Choorstraat in. Rechts zien we de plebanie, eveneens in neogotische stijl gebouwd. Linksaf het Sint Janskerkhof op. Tot midden 19de eeuw werden hier de gewone mensen begraven; rijke
Gasselstraat nu en toen.
Pand Kerkstraat nu en toen.
mensen bezaten een graf in de kerk (vandaar: rijke stinkers, letterlijk). Vanaf het Sint Janskerkhof kijken we links naar het Geefhuis – in gebruik door de biblio‑ theek – en het gebouw van de Muzerije. “Links, achter het grasveld, liggen de bouwloodsen van de Sint-Jan met talloze originele middeleeuwse bouwfragmenten van de Sint-Jan,” lezen we in het boekje. Zoals u elders in dit nummer kunt lezen, bevindt zich hier een mooi museum over de bouwgeschiedenis van de kathedraal.
Heen en weer
We gaan rechtsaf de Hinthamerstraat in, dan even verderop naar links de Louwsche Poort in. Hier lopen we af op de oase van rust, die ook al elders in dit nummer wordt beschreven. In het boekje uit 1979 staat nog iets over de jaren 1960: “…denkbeelden van 15 jaar geleden bij het Bossche stadsbestuur hadden ertoe geleid dat men de Binnendieze grotendeels wilde dempen en doorbraken wilde maken ten behoeve van het autoverkeer. Zo ook hier bij de Louwsche Poort.
Het Sint-Jansmuseum De Bouwloods.
Louwschepoort.
BOSSCHE KRINGEN
50
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Achterbouw Louwschepoort nu en toen.
Vanaf de Hekellaan, via een verbrede Clarastraat en de Louwschepoort, over een gedempte Binnendieze, zou het snelverkeer direkt naar het Burgemeester Loeffplein kunnenrijden. Gelukkig zijn deze vreemde gedachten inmiddels verlaten.” We gaan twee keer rechtsaf en komen via de Zusters van Orthenpoort terug in de Hinthamerstraat, waar we linksaf gaan. We lopen langs de Schilderstraat, waar eens een klooster met school stond, waar rond 1500 Erasmus studeerde. Iets verderop zien we rechts het Jheronimus Bosch Art Center, gevestigd in de voorma‑ lige Sint-Jacobskerk. Eigenlijk wilde de bouwpastoor een hogere toren, hoger dan die van de Sint-Jan. “Maar daar ging de bisschop niet mee akkoord; dat was ongehoord.” Als we onze wandeling vervolgen, kijken we ook naar de naambordjes op de huizen, hier aange‑
Sluis 0 nu en toen.
Watertoren nu en toen.
bracht in 1967, bij de Jeroen Bosch-tentoonstelling. We lopen recht op de voorgevel van de voormalige Antoniuskapel af. In het midden van de 18de eeuw is de kapel ingestort; slechts de voorgevel werd gehand‑ haafd. Vier beelden erop zijn gemaakt door de beeld‑ houwers die ook meehielpen bij de restauratie van de Sint-Jan.
Het Hinthamereind
We steken de Zuid Willemsvaart over. Nog even en het drukke vrachtverkeer hierover behoort tot het verleden. In 1932 is Sluis 0 nog verbreed. Daarbij kwamen onder andere oude muren tevoorschijn. Aan de overkant van het kanaal (de Bosschenaar zegt: de knaol) gaan we rechtsaf richting Oostwal. Hier bij de Oostwal is de stadmuur verdwenen bij de uitleg van de stad aan het begin van de 20ste eeuw. We gaan
Rest Pulvertoren toen en nu.
over de Oostwal naar de Watertoren uit 1885, die tot 1978 als zodanig in gebruik is geweest. Nu is de toren keurig opgeknapt, waarbij de vier bekroningen op de hoeken teruggebracht zijn. Deze waren in de Tweede Wereldoorlog verdwenen. Via de Aastraat steken we het Hinthamereind over en lopen over de Aawal. Bij de Aa zijn inmiddels delen van de verdedigingswerken hersteld, zodat we ons een beetje kunnen voorstellen hoe een en ander er heeft uitgezien vroeger. We gaan linksaf de Muntelwal op. De huizen uit 1880 zijn al geruime tijd afgebroken en vervangen door moderne woningen. Op de hoek met de Noordwal en de Hofstad stond ooit de Pulvertoren. De muren dateren uit de 14de eeuw. Via de Hofstad lopen we het Hinthamereind weer op, rechtsaf, de Zuid Willemsvaart over en meteen weer rechtsaf. “We lopen langs enige kroegjes (want schippers moeten nu eenmaal wachten bij het schutten in de sluizen) en langs de koffiebranderij De Drie Mollen.” Dat staat
nog in het boekje. Inmiddels is de koffiebranderij al lang verdwenen; zelfs het tot voor kort nog geopende winkeltje is gesloten. Misschien is het een idee hier een minimuseumpje van te maken… We gaan linksaf via Achter de Mollen naar de Hinthamerstraat en steken hier schuin over de Sint Jacobstraat in. Hiervandaan vertrok een van de pelgrimsroutes naar Santiago de Compostella in Spanje. We lopen door en bekijken nog even de oude Sint-Jacobskerk, waar in Het groot Tuighuis de BAM (Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten) zetelt. En daar eindigt deze wandeling.
Huisjes Aastraat.
Deel gerestaureerd Hinthamerbolwerk.
Monique Ruzius-Brummans*
Archiefpraat
Getroffen door de bliksem Bij het inventariseren van het archief van de voormalige gemeente Engelen over de periode 1811-1921 attendeerde collega Valentijn Paquay mij op een opmerkelijk archiefstuk: een doktersverklaring opgemaakt op 16 juli 1881. Dokter Blijgers verklaart hierin dat Johannes van Bilzen door de bliksem is getroffen op 16 juli 1881 en ‘geen teekens van leven meer geeft’.1
In het archief van de ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de voormalige gemeente Engelen bevinden zich vier omslagen met verklaringen van overlijden respectievelijk lijkschouw over de periode 1866-1934 (1944).2 Bij het Stadsarchief zijn alleen van Engelen en Rosmalen dergelijke verklaringen bewaard gebleven.3 Het is geen toeval dat beide series in 1866 beginnen. Vanaf 1866 geldt namelijk de plicht voor geneeskun‑ digen om aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een verklaring af te geven over zowel het overlijden (de zogenaamde ‘verklaring A’) als over de doodsoorzaak (de ‘verklaring B’). In veel gevallen zijn deze doods‑ briefjes vernietigd, maar het Stadsarchief beschikt dus nog over de briefjes van Engelen en Rosmalen.4
Inkijkje Deze documenten geven soms een mooi, maar soms ook een triest inkijkje in het dagelijks leven. Johannes van Bilzen is dus op 16 juli 1881 door de bliksem getroffen. Wat kunnen we meer over dit tragische voorval achterhalen? De overlijdensaangifte in Engelen is gedaan door de veldwachter en een landbouwer. Uit deze akte blijkt dat Johannes in Orthen woont en van beroep boterwerker is. Hij is slechts 24 jaar geworden. Omdat hij dus niet in zijn woonplaats overlijdt, moet zijn overlijden worden doorgegeven aan het gemeen‑ tebestuur van zijn woonplaats. Aldus gebeurt: op 23
BOSSCHE KRINGEN
juli schrijft de ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente ’s-Hertogenbosch het zogenaamde ‘doodsextract’ in.
Schuilen Behalve deze archiefstukken hebben we in de krant nog meer informatie kunnen vinden over de dood van Johannes van Bilzen. Op dinsdag 19 juli 1881 schrijft de Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogen‑ bossche Courant dat afgelopen zaterdagochtend drie mannen tussen Engelen en Bokhoven in een hooiopper schuilden voor het onweer. Een van hen ‘bleef op de plaats dood’. De krant weet ook nog te melden dat hij werkt in een kunstboterfabriek ‘te dezer stede’. Helaas is uit het gemeentelijk jaarverslag over het jaar 1881 en uit de beschikbare adresboeken niet te achterhalen bij welke boterfabriek Johannes van Bilzen werkzaam was. De boterfabriek aan de Zuid-Willemsvaart is er, volgens de beschikbare bronnen, in 1881 nog niet. Wat begint als een mooie, zonnige zaterdag eindigt op 16 juli fataal voor Johannes. Hij schuilt met twee vrienden (?) in een hooiberg voor onweer, maar wordt getroffen door de bliksem en sterft ter plekke. * Monique Ruzius-Brummans is senior medewerker studiezaal bij het Stadsarchief. Noten 1 Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, Archief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van Engelen, 1821-1971, inv.nr. 155. 2 Archief ambtenaar van de burgerlijke stand van Engelen, inv.nrs. 154-157. 3 Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, Archief van de gemeente Rosmalen 1811-1932 (1939), inv.nrs. 891-906. 4 Zie voor meer achtergrondinformatie: Rob van Drie, ‘Het doodsbriefje’, in: Genealogie 17 (2011) afl. 3, blz. 101-111 en http://www.brabantsebronnenblog.blogspot.nl/search/label/Doodsbriefjes.
53
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Ed Hupkens
Boekbespreking
In vrede en vriendschap Op 27 oktober 2014 vond in de voormalige synagoge, nu De Toonzaal, de boekpresentatie plaats van In vrede en vriendschap. Het is het persoonlijk verhaal van Max Cahen van wat hij zelf ‘een wandeling langs de woningen van de joden uit zijn jeugd (1920 – 1940)’ noemt. Zijn persoonlijke herinneringen zijn soms anekdotisch genoteerd en rijkelijk voorzien van beschrijvingen van joodse gebruiken en tradities. Ze geven een goed beeld van het (joodse) leven in ’s-Hertogenbosch tijdens het Interbellum.
Cover van In vrede en vriendschap. (Foto Stadsarchief)
Max Cahen werd in 1905 in ’s-Hertogenbosch geboren, in een gezin dat tot de kille (= joodse gemeenschap) van die stad behoorde. Een samenleving op zich die – alle verschillen ten spijt – vervlochten was met haar niet-joodse omgeving. Alle rangen en standen van de toenmalige maatschappij waren er in vertegenwoor‑ digd. Max Cahen werd in 1943 gedeporteerd, over‑ leefde verschillende concentratiekampen in Polen, en keerde in juni 1945 terug naar Nederland. Zijn zwangere vrouw, Henriëtte Elion, had in 1943 kunnen onderduiken in de buurt van Breda. Zij en hun dochter Truus waren eind oktober 1944 al bevrijd. Beroofd en berooid pakte het echtpaar Cahen de draad van hun leven weer op. Op verzoek van Loe de Jong stelde Max Cahen de geschiedenis van het Philips-Kommando in Kamp Vught op schrift. Een ‘niet-mogen-vergeten’ lag ten grondslag aan zijn idee om grafstenen op joodse
begraafplaatsen in Noord-Brabant te inventariseren. In 2010 verscheen het aangrijpende Ik heb dit alles opgeschreven… Vught-Auschwitz-Vught. Memoires van Max Cahen 1939-1945. Maar hij liet nog een manuscript na: Joden van ’s-Hertogenbosch in mijn jeugd, 1920 – 1940. Dit document bevat de herinneringen van Max Cahen aan zijn geloofs- en stadgenoten in het ’s-Her‑ togenbosch van vóór de Tweede Wereldoorlog. Dochter Truus Wertheim-Cahen voerde de hoofdredactie over het onderhavige boek In vrede en vriendschap. Zij schreef een persoonlijke en indringende inleiding bij het manuscript van haar vader. Daarnaast zijn in deze uitgave bijdragen opgenomen van Aart Vos (over anti‑ semitisme en joodse vluchtelingen) en van Arnoud-Jan Bijsterveld (herinneringscultuur van de Holocaust). Een lijst met verklarende joodse begrippen en een familienamenregister completeren de publicatie.
Titel: In vrede en vriendschap. Sholoum vereinchous, een kleine kroniek van de vooroorlogse joodse gemeenschap in ’s-Hertogenbosch. Auteurs: Max Cahen, Truus Wertheim-Cahen, Aart Vos en Arnoud-Jan Bijsterveld. ISBN 9789070545321. Uitvoering 256 pagina’s, formaat 17 x 24 cm, genaaid gebonden. Prijs € 21,95.
BOSSCHE KRINGEN
54
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Hommage aan Bosch Interbellum Sholoum vereinchous, Hebreeuws voor In vrede en vriendschap, was de naam van de joodse gezellig‑ heidsvereniging in het ’s-Hertogenbosch van vóór de Tweede Wereldoorlog. Max Cahen noemde deze vereniging in een van zijn herinneringen die hij op schrift stelde. Zijn portretten van joodse en nietjoodse stadgenoten weerspiegelen een eigenzinnige manier van observeren. Ze brengen een selectieve en subjectieve hommage aan zijn toenmalige geloofs- en stadgenoten. Max Cahen laat zien hoe vanzelfspre‑ kend die tijdens zijn jeugd in het straatbeeld van ’s-Hertogenbosch hoorden. En ook hoe die op allerlei manieren, klein en groot, bijdroegen aan de econo‑ mische en culturele bloei van de stad. Hij behoorde tot een minderheid die, zoals hij zelf schrijft, niet echt geliefd was. Of hij heeft geleden onder het gebruike‑ lijke, meer of minder goedmoedige antisemitisme,
dat ook in ’s-Hertogenbosch voorkwam, valt uit zijn verhalen nergens op te maken. Wel dat het joods-zijn en Bosschenaar-zijn voor hem onlosmakelijk met elkaar verweven waren. Die verwevenheid bepaalde de manier waarop Cahen zijn omgeving waarnam. Deel uitmakend van de gegoede middenklasse van de stad, observeerde hij zijn geloofs- en stadgenoten vanuit die specifieke sociale positie. De omlijsting van het manuscript met talrijke, historische foto’s van de joden in het vooroorlogse ’s-Hertogenbosch, brengen Cahens verhalen verder tot leven. Het gekozen beeld‑ materiaal is illustratief voor ’s-Hertogenbosch tijdens het interbellum. De foto’s vormen het decor van de toenmalige katholieke standenmaatschappij, waar‑ tegen de verhalen van Max Cahen zich afspelen. De uitgebreide bijdragen van Aart Vos en Arnoud-Jan Bijsterveld plaatsen ‘de rondwandeling’ in een soci‑ aal-historische context.
Max Cahen in de synagoge aan de Prins Bernardstraat 1984. (Foto: Joods Historisch Museum)
Moos de Winter, fruitverkoper, ongeveer 1930. (Foto: Joods Historisch Museum)
BOSSCHE KRINGEN
55
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Eva Repkes-van Hooijdonk*
Kunst en cultuur
Het laatste rederijkerslandjuweel Het Bossche zinnespel uitgelicht
In 1561 werd in Antwerpen de laatste wedstrijd van het Brabants landjuweel der rederijkers gehouden. Nog nooit waren er zoveel rederijkersspelen op één evenement te zien geweest. Als herinnering aan dit grootse feest gaf de Antwerpse drukker Silvius in 1562 de zogenaamde zinnespelen van het landjuweel uit. In dit artikel zal worden ingegaan op het zinnespel van de Bossche rederijkerskamer.
Voorstelling van middeleeuws toneel. Detail van een gravure van Karel de Mallerij en Maerten de Vos (ca. 1610-1635).
Hoewel de rederijkers enkele eeuwen lang in de vergetelheid zijn geraakt, vormde ‘de rederijkerij [...] de grootste en misschien wel belangrijkste literaire beweging in de geschiedenis van de Nederlanden. Zij domineerde het letterkundige leven in de vijftiende, zestiende en het begin van de zeventiende eeuw.’1 Sinds de jaren 1990 is er weer belangstelling voor de belangrijke rol die de rederijkerskamers eeuwenlang in de Nederlandse cultuur en literatuur hebben ingenomen. Vooral in het zuiden van de Nederlanden was de rederijkerij onlosmakelijk verbonden aan de laatmiddeleeuwse Bourgondische feestcultuur. Daar kwam echter verandering in na een rederijkerswedstrijd in Gent in 1539. Veel van de spelen die op deze wedstrijd vertoond werden, bevatten protestantse ideeën. Na de wedstrijd werden de spelen gedrukt en daarmee werd het reformatorische gedachtegoed verder verspreid. De rederijkers werden er daarom van verdacht mensen aan te zetten tot ketterij. Vanaf dat moment werden ze vervolgd door de katholieke overheid. Er ontstond een heksenjacht op de rederijkers en op iedereen die een exemplaar van de Gentse wedstrijdbundel in huis had. Na deze gebeurtenis werden de rederijkers door de centrale
BOSSCHE KRINGEN
56
overheid gewantrouwd.2 Het was daarna bijna onmogelijk voor ZuidNederlandse rederijkers om grote feesten en wedstrijden te organiseren. Aan het Antwerps landjuweel gingen dan ook maanden aan onderhandelingen vooraf. Het feest zou uitmonden in het laatste en grootste rederijkersfestijn ooit.
Silvius geeft de zinnespelen uit Omdat het Antwerps Landjuweel het laatste rederijkersfeest in de Zuidelijke Nederlanden was en de rederijkers lange tijd ontzettend belangrijk zijn geweest voor de Zuid-Nederlandse cultuur, heeft het landjuweel de laatste jaren veel
Titelpagina van de bundel van de ‘Spelen van sinne’ van Silvius uit 1562.
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
aandacht getrokken.3 Daarnaast zijn we gelukkig goed ingelicht over het Antwerps Landjuweel, omdat bijna alle teksten in 1562 door Willem Silvius zijn gedrukt. De enige teksten die in de bundel ontbreken zijn de ‘esbattementen’ (kluchtspelen). We kunnen dus niet achterhalen met wat voor tekst de Bossche rederijkers in 1561 het landjuweel hebben gewonnen.4 De belangrijkste plaats in het boek is daarentegen voorbehouden aan de zinnespelen. Het zinnespel dat de Bossche rederijkers in 1561 hebben opgevoerd hebben we dus wel over.
Het zinnespel
Een veel voorkomende vorm van de allegorie in het rederijkerstoneel is de variant van de reis, die is gebaseerd op de levenspelgrimage, het populairste genre van het middeleeuwse drama. De levenspelgrimage allegoriseert het leven als een pelgrimage. Wie geboren wordt begint aan de reis van het leven, die uiteindelijk eindigt in de dood. Elke nieuwe etappe van de reis staat voor een nieuwe fase in het leven en in elke levensfase ontmoet het hoofdpersonage personificaties van de verlokkingen van het leven (zogenaamde sinnekens, vergelijkbaar met de duiveltjes uit de hedendaagse strips en tekenfilms) en personificaties van het goede, die hem onderweg helpen om de juiste keuzes te maken. Meestal begint een zinnespel in de laatste levensfase, waarin de Mens wordt geconfronteerd met de Dood, zoals in de Elckerlijc.
De levenspelgrimage als zoektocht
Het ‘poëtelicke punt’ van Moyses Doorn uit 1562: voorbeeld van een allegorisch beeld.
Rederijkersspelen wijken af van moderne spelen, waar eenheid van plaats, tijd en handeling wordt nagestreefd en waar het verhaal voor ons logisch is opgebouwd: meestal verloopt een spel chronologisch en ontwikkelt zich een plot op het toneel. In een zinnespel wordt geen verhaal verteld, maar wordt een allegorie verbeeld. Ieder personage en iedere handeling op het toneel verwijst naar een abstract begrip.
Een variant van de levenspelgrimage is de zoektocht van het hoofdpersonage naar het antwoord op een levensvraag. Dit antwoord is het einddoel van de reis. De reis zelf symboliseert de zoektocht naar kennis. Die gaat niet langs verschillende plaatsen, maar langs verschillende personages, die allemaal een ander antwoord hebben op de levensvraag. De laatste personages die het hoofdpersonage tegenkomt zijn personificaties van de waarheid. Van hen leert het hoofdpersonage het antwoord op zijn levensvraag. Alle personages in het zinnespel zijn personificaties van abstracte begrippen. Meestal is het hoofdpersonage de symbolisering van de mens in het algemeen. De ‘goede’ en ‘kwade’ personages die hij tegenkomt op zijn reis personifiëren zijn goede
BOSSCHE KRINGEN
57
en slechte eigenschappen. Door naar zijn goede eigenschappen te luisteren, kan hij tot de waarheid komen en zo de levensvraag oplossen.
Het Bossche zinnespel uit 1561 Het spel van Den Bosch uit 1561 is een wedstrijdspel. Dat betekent dat in het spel een vraag moet worden beantwoord die de organiserende kamer hen vooraf heeft gesteld. Deze vraag stond op de ‘caerte’, de uitnodiging voor het landjuweel. De rederijkerskamer die het beste antwoord zou geven op deze vraag, zou de zinnespelwedstrijd winnen. De vraag die kamers in 1561 moesten beantwoorden is: ‘Wat spoort een mens het meest aan tot de kunsten?’ De Bossche rederijkers hebben ervoor gekozen om de vraag te beantwoorden met behulp van een pelgrimage, waarbij het hoofdpersonage verschillende personages ontmoet, waarvan de laatste hem naar het antwoord op de wedstrijdvraag leidt.
Afbeelding van het toneel waarop in Antwerpen in 1561 gespeeld werd, uit de bundel van 1562.
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Samenvatting van het spel Het spel opent met een discussie tussen twee goede personages, tGoethertigh Vermeughen (Goedhartig Vermogen) en In Consten Verheughen (Verheugd door de Kunst). Zij personifiëren twee eigenschappen van het hoofdpersonage, die hem kunnen helpen de vraag op te lossen. Tegenover hen staan twee personificaties van het ‘kwade’: de sinnekens Discoordich Voortstel (Ruziezoekend Voorstel) en Onwetentheyt, die het hoofdpersonage zullen tegenwerken in zijn zoektocht naar het antwoord. Als eerste zijn de twee goede personages aan het woord. Ze bezingen de goede dingen van de kunst. Als ze uitgesproken zijn komen de twee slechte personages op. Zij stellen zich voor als figuren die juist helemaal niet van kunst houden. Ze voelen zich niet thuis bij de rederijkers ‘die van Conste spreken’.5 Van hen leren we dus dat de personages tGoethertigh Vermeughen en In Consten Verheughen twee rederijkers zijn. Nu het publiek weet wie deze laatste twee personages zijn en hoe ze tegenover de kunst staan, onthullen de sinnekens hun eigenlijke doel in dit spel: ze willen voorkomen dat de vraag wordt opgelost. Ondertussen is ook Simpel van Verstande het podium opgekomen. Hij is degene die de vraag wil beantwoorden. Hij is de personificatie van de Mens in dit toneelspel en net als tGoethertigh Vermeughen en In Consten Verheughen een rederijker. Hij worstelt met de vraag die de Antwerpenaren de Brabantse kamers gesteld hebben: ‘Wat spoort een mens het meest aan tot de kunsten?’ Hij weet dat Discoordich Voortstel en Onwetentheyt hem
zullen proberen te verhinderen om tot het juiste antwoord te komen, en daarom zal hij zich tot tGoethertigh Vermeughen en In Conste Verheughen wenden. Om de vraag op te lossen leiden zij Simpel van Verstande naar twee van hun vrienden, die hem verder kunnen helpen. In de strijd tussen de sinnekens en de goede personages zit voor het rederijkerspubliek de spanning van het spel.
De oplossing van de vraag De twee sinnekens proberen tGoethertigh Vermeughen en In Conste Verheughen tegen te houden en Simpel van Verstande in verwarring te brengen. Ze weerleggen wat de twee goede personages hebben gezegd en zo ontstaat er een discussie tussen de personificaties van de goede en slechte eigenschappen. Simpel van Verstande moet een oordeel vellen en kiezen tussen de sinnekens en de goede personages. Hij kiest voor de goede personages tGoethertigh Vermeughen en In Conste Verheughen en spoort hen aan om hem naar Rechte Kennisse te brengen, zodat hij de vraag op kan lossen.6
Voordat de twee daaraan gehoorzamen, geven ze hem een mantel, Smaeck van Scientie (Smaak van Wetenschap), symbool voor het feit dat Simpel van Verstande nu de smaak te pakken heeft van het vergaren van kennis. Wanneer hij de mantel heeft aangedaan, brengen tGoethertigh Vermeughen en In Conste Verheughen hem naar de herberg waar Rechte Kennisse (Juiste Kennis) en Des Waerheyts Bewijs (Bewijs van de Waarheid) zitten. Die leggen uit wat kunst precies inhoudt en waar het vandaan komt. In hun antwoord halen zij de ‘caerte’ van de Antwerpse rederijkers tevoorschijn: Dees vraghe (soo wy sien) die tot deuchden streckt Dwelck den mensche alder meest tot Consten verwect […] De caerte spreect van loflijcke Consten goet Diemen soot schijnt voor behoort te stellene Daer op wy u dit respons te spellene Gheven 7 Deze vraag (die wij hier zien), die tot deugd strekt: ‘Wat zorgt er het beste voor dat een van Kunst gaat houden?’ [...] De uitnodiging spreekt van goede en loffelijke kunsten, Die men, zo lijkt het, op het podium moet brengen. Daarop spellen wij u dit als antwoord. Door deze verwijzingen naar de ‘caerte’ waar de wedstrijdvraag op stond, die in het spel wordt beantwoord, sluit het spel van Den Bosch aan bij de reële situatie van het landjuweel en laat de kamer als het ware aan het publiek zien hoe het spel waar ze nu naar kijken, tot stand is gekomen.
De ‘caerte’ of uitnodiging van de Antwerpse rederijkerskamer uit 1561, zoals opgenomen in de bundel van Silvius.
BOSSCHE KRINGEN
58
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Interpretatie De allegorie van het Bossche spel kan op twee verschillende niveaus en op twee verschillende manieren worden uitgelegd. Zo staat Simpel van Verstande ten eerste symbool voor de mens in het algemeen, die op zoek is naar kennis. Daarnaast is hij een rederijker van de Bossche kamer, Moyses Doorn, die de wedstrijdvraag voor de kamer op moet lossen. Om de vraag van het spel op te lossen heeft Simpel van Verstande hulp nodig van zijn twee kamerbroeders, tGoethertigh Vermeughen en In Conste Verheughen. Deze personages zijn niet alleen zijn kamerbroeders, maar vertegenwoordigen ook twee karaktereigenschappen van Simpel van Verstande. Zonder deze karaktereigenschappen (kort gezegd: talent en plezier), kan een mens de vraag niet oplossen en een rederijker geen toneelspel schrijven. De drie kamerbroeders gaan samen te rade bij twee oudere rederijkers van hun kamer, die tegelijkertijd personificaties van de Waarheid zijn. Zij symboliseren echte kennis en het bewijs van de waarheid. Die twee dingen kunnen de mens de Waarheid leren en een rederijker onderwijzen in zijn eigen kunst. De Bossche rederijkers lossen in
dit spel dus niet alleen de vraag van de Antwerpenaren op, zij laten tegelijkertijd zien hoe het toneelspel zelf tot stand is gekomen: door een rederijker met talent en liefde voor de (drama)kunsten, die met behulp van zijn kamerbroeders en de juiste bronnen (Rechte kennisse en Des Waerheyts Bewys) tot het antwoord op de vraag kan komen en zo tot een goed toneelstuk.
Rrol van de sinnekens De sinnekens in het spel, Discoordich Voortstel en Onwetentheyt, stellen zich voor als mensen die niets van rederijkers willen weten. Zij symboliseren de onwetendheid en eigenwijsheid van Simpel van Verstande aan het begin van het spel. Deze twee al te menselijke karaktereigenschappen staan echter kennis en kunstlievendheid in de weg. Daarom moet Simpel van Verstande met hen breken om tot kennis te komen. Tegelijkertijd symboliseren de sinnekens de niet-rederijkers. Zij stelden zich immers voor als figuren die zich niet thuis voelen bij de rederijkers ‘die van Conste spreken’.8 De twee sinnekens symboliseren het tegenovergestelde van de ideale rederijker. De Bossche kamer ziet rederijkers dus als mensen die juist niet van onwetendheid houden en mensen die openstaan voor de dialoog: het tegenovergestelde van wat de twee sinnekens symboliseren.
Conclusie Het spel van de Bossche rederijkers kamer laat goed zien hoe een rederijkersspel in elkaar stak. Op de eerste plaats was een zinnespel altijd een allegorisch toneelstuk, Afbeelding van het blazoen van Moyses Doorn, zoals opgenomen in de bundel van 1562.
BOSSCHE KRINGEN
59
waarbij het hoofdpersonage tot een oplossing van een levensvraag moest komen. Deze manier van toneelschrijven was de rederijkers zo eigen, dat ze in de zestiende eeuw konden experimenteren met deze allegorische vorm van toneel. Zo zien we dat in het spel van Moyses Doorn de allegorie op verschillende niveaus werkt: ten eerste is het spel een gewone levenspelgrimage, waarin een mens op zoek gaat naar echte kennis. Ten tweede wordt in het spel de vraag opgelost die de Antwerpse kamer aan de deelnemers had gesteld. En tot slot geeft het spel een inkijkje in hoe een rederijker te werk ging om een wedstrijdvraag op te lossen. Daarbij wordt besproken welke eigenschappen een rederijker idealiter wel en niet moest bezitten (gesymboliseerd door goede personages en sinnekens). Tegelijkertijd zien we dat Simpel van Verstande de vraag niet alleen oplost: hij gaat te rade bij twee andere rederijkers en tot slot legt hij zijn tekst voor aan twee oudere rederijkers, die het spel beoordelen en beslissen of het spel goed genoeg was om in Antwerpen te worden opgevoerd. * Eva Repkes-van Hooijdonk is classica en neerlandica. Als promovenda is ze verbonden aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, waar ze werkt aan een boek over zestiende - en zeventiende-eeuwse poëzie. Daarnaast is ze redactrice bij Bossche Kringen en columniste bij de Boschboom. Noten 1 B. Ramakers, ‘Conformisten en rebellen, ter inleiding’, in: B. Ramakers, Conformisten en rebellen, rederijkerscultuur in de Nederlanden (1400-1650) (Amsterdam 2003), p. 12. 2 W. Waterschoot, ‘De Gentse drukkers Joos Lambrecht en Jan Cauweel,’ in: W. Waterschoot, Schouwende fantasye: opstellen (Gent 2002), pp. 195- 201. 3 Zie: J. Vandommele, Als in een spiegel. Vrede, kennis en gemeenschap op het Antwerpse Landjuweel van 1561 (Hilversum 2011); R. Ryckaert, De Antwerpse spelen van 1561, naar de editie Silvius, uitgegeven met inleiding, annotaties en registers (Gent
2011). 4 R. Hage, ‘‘Sult soo syn’, zei de zot. Moyses Bosch wint landjuweel 1561’, in: Bossche Bladen 14 (2006), nr. 4, pp. 145-149. 5 Spelen van sinne vol scoone moralisacien uutleggingen ende
bediedenissen op alle loeflijcke consten…: ghespeelt met octroy der Con. Ma. Binnen der stadt van Andtwerpen op dLantjuweel by die veerthien cameren van retorijcken die hen daer ghepresenteert hebben den derden dach Augusti int jaer ons heeren M.D.LXI: op die questie Wat den mensch aldermeest tot conste verwect, by M. Willem Silvius (Antwerpen 1562), p. S3v.
6 Spelen a.w., p. T2v. 7 Spelen a.w., p. T3r en U1r. 8 Spelen a.w., p. S3v.
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Nieuws
Bericht van de BAM
Nederlands oudste nootmuskaat uit Bossche bodem Archeologie is een spannend vak, vooral het stukje waarbij daadwerkelijk gegraven wordt en steeds weer onverwachte zaken uit de bodem te voorschijn komen. Na de fase van opgraven volgt een lange periode van uitwerking waarbij alle sporen en muren aan een periode worden toegeschreven en alle vondsten worden gewassen, geordend en beschreven. Ook bij deze uitwerkfase kunnen nog verrassende vondsten
(foelie). De gevonden resten van beide specerijen zijn de oudste vondsten in Nederland en dateren van ver voor de bekende specerijenhandel door de VOC in de zeventiende en achttiende eeuw. In de middeleeuwen was er echter ook al een levendige handel in specerijen vanuit Azië. Peper, kaneel, kruidnagel, nootmuskaat en foelie werden vooral door Arabische handelaren via karavaanroutes of over zee naar het Middellandse
Resten van de zaadwand van de nootmuskaat gevonden in een gedempte Diezetak aan de Mortel. (Bron: BIAX Consult)
opduiken. Bij het archeologisch onderzoek dat vooraf ging aan de bouw van het nieuwe Stedelijk Museum aan de Mortel werd in een gedempte Diezetak uit de periode 1350-1400 een grondmonster genomen om te onderzoeken of hierin nog voedselresten bewaard waren gebleven die iets kunnen zeggen over de eetgewoontes van de 14de-eeuwse Bosschenaren. Bij onderzoek door specialisten van onderzoeksbureau BIAX bleek dat in dat monster naast de gebruikelijke zaden van boekweit, vijg, walnoot, appel en peer ook resten van nootmuskaat en foelie zaten. Beide specerijen zijn afkomstig van de muskaatnootboom die voorkomt in Zuidoost-Azië. De boom heeft vruchten die enigszins op perziken lijken. De vrucht heeft een grote zwarte pit (de muskaatnoot) die omgeven is door een soort vlies
BOSSCHE KRINGEN
Opengespleten vrucht van muskaatnoot. Binnenin is de muskaatnoot te zien, omgeven door een rood vlies (de foelie). (Foto: ‘Fpalli’, Wikimedia Commons)
Zeegebied gebracht. Daar werd het dan – al dan niet met tussenstappen – verkocht aan Noordwest-Europese kooplieden die het meestal naar Brugge vervoerden. Brugge was in deze periode de belangrijkste handelsstad in Noordwest-Europa. Bossche handelaren kochten daar op hun beurt weer specerijen in om deze op de Bossche markt te verkopen. De gevonden nootmuskaat en foelie hebben dus in de 14de eeuw al een enorme reis afgelegd voordat ze uiteindelijk tussen allerlei menselijk afval in de waterloop werden gedumpt. Het is een bijzondere vondst die ons een beeld geeft van de exotische producten die in deze tijd al in ’s-Hertogenbosch gegeten werden. Tekst: Ronald van Genabeek
60
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Bericht van het Stadsarchief Aanwinsten
• Collectie architect Meylink, met name foto’s van panden in Den Bosch en Vught, 1e helft 20e eeuw, 0,05 m, ontvangen van Gemeentearchief GemertBakel (nog niet raadpleegbaar). • Fotoreportage van ‘Sint Cathrien herrijst’, 25 april 1999, 39 kleurenfoto’s, ontvangen van dhr. M. v.d. Vaart. • Enige films van de Godshuizen, o.a. van het St. Jozefhuis uit 1938 en ca. 1960 (nog niet raadpleegbaar). • Videoband opening kantoor Bolduc, ‘kantoor van de toekomst’, 1993.
• Archief van Joost van Balkom en van de Bossche Beiaard Stichting, 1994-2014, ca. 2 m (nog niet raadpleegbaar). • Aanvulling archief BOFA (Bossche filmamateurs), 1977-2010, 0,3 m. • Aanvulling archief Hervormde Gemeente, 19601980, 0,05 m (bruikleen, nog niet raadpleegbaar). • Aanvulling archief Schaakvereniging HMC, 19711997, 0,2 m (nog niet raadpleegbaar). • Bankboekje bij de Nuts-spaarbank van mevr. A.E. van Woerden-Mandemaker, 1937-1940, ontvangen van dhr. M. van Woerden uit Den Haag. • Aanvulling collectie John van den Heuvel: tekening van de BATA-winkel aan de Pensmarkt, ontvangen van mevr. E. Beerens uit Tholen. • Aanvulling collectie Gerris (keuren, literatuur en atlasmateriaal betreffende Den Bosch), 1782-1954, 0,05 m, ontvangen van mevr. Thomas-Gerris in Nieuwegein. • Twee kopieën van brieven van W. Vermeulen aan C. Middeldorp over de oorlogshandelingen in de omgeving van de Visstraat bij de bevrijding van Den Bosch en over problemen bij de heropening van een winkel in die straat, 1945, ontvangen van dhr. Middeldorp. • Collectie Vorst betreffende het parochieel gemengd koor van de Sint-Jacob (vooral documentatie), ca. 1930-1990, 0,1 m, ontvangen van mevr. D. de Bekker-Vorst (nog niet raadpleegbaar). • Documentatiemateriaal uit de nalatenschap van Bep Luijten, 1903-2013, 0,02 m, ontvangen van dhr. J. Lunenburg. • Collectie Thea van der Biezen betreffende de viering van het 800-jarig bestaan van de stad in Den BoschZuid, 1985, 0,02 m. • Collectie Vrouwendocumentatiecentrum De Spinster (affiches, verslagen e.d.), ca. 1970 - ca. 1990, 0,1 m.
BOSSCHE KRINGEN
Openingstijden Anders dan bij de meeste andere gemeentelijke afde‑ lingen is voor een bezoek aan het Stadsarchief geen voorafgaande afspraak noodzakelijk. De openbare studiezaal staat gedurende de openingstijden (dinsdag tot en met vrijdag van 9.30-17.00 uur) gratis voor u ter beschikking. In de kerstperiode 2014/15 zijn de openingstijden van de studiezaal als volgt: Dinsdag 23 december: geopend van 9.30-17.00 uur Woensdag 24 december: geopend van 9.30-15.00 uur Donderdag 25 december: gesloten Vrijdag 26 december: gesloten Dinsdag 30 december: geopend van 9.30-17.00 uur Woensdag 31 december: geopend van 9.30-15.00 uur Donderdag 1 januari: gesloten Vrijdag 2 januari: gesloten In de komende periode is de studiezaal bovendien op de volgende zaterdagen geopend: 6 december 10 januari (verschoven!) 7 februari
61
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Nieuws Organisatiewijziging
Wijkproject Rosmalen
Met ingang van 1 oktober jl. maakt het Stadsarchief deel uit van de sector Stadsontwikkeling. Hier zal een nieuw cluster Cultuurhistorie ontstaan uit Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten (BAM), Stadsarchief en Vestingwerken. Hoofd van de nieuwe eenheid is ing. M.P.W.J. (Martin) Nooijens. Hij gaat de komende jaren het cluster opbouwen en fungeert tevens als afdelingshoofd van het Stadsarchief. Stadsarchivaris drs. R.C. (Rolf) Hage blijft inhoudelijk verantwoordelijk voor het Stadsarchief, ir. J.G. (Hans) Meester voor de BAM en ir. H.P.L. (Huibert) Crijns voor Vestingwerken.
In het kader van de door de gemeenteraad goedge‑ keurde Cultuurhistorische Visie vindt momenteel het project ‘Historie in de wijk’ plaats in Rosmalen-Noord. Het Stadsarchief werkt hierbij samen met de wijkraden en de Heemkundekring Rosmalen. In de week van 23-30 november zullen onder de noemer ‘Week van de geschiedenis in Rosmalen-Noord’ verschillende acti‑ viteiten plaatsvinden die de lokale historie van de wijk vanuit de inwoners aan de orde stellen.
Bericht van Het Noordbrabants Museum De volledige collectie romantische schilderijen van ex-televisieproducent Jef Rademakers is van 11 oktober 2014 t/m 25 januari 2015 te zien in Het Noordbrabants Museum. Omdat het echt‑ paar Rademakers na vijfentwintig jaar een punt zet achter hun verzamelwoede is de tentoonstelling Een Romantische Reis de eerste en laatste kans om de collectie in zijn geheel te ervaren. Aangevuld met meubilair, kleding en muziek biedt de tentoonstelling een fraai en sfeervol overzicht van de romantiek van de Lage Landen, een onverwacht invloedrijke periode uit de Nederlandse kunstgeschiedenis.
Henri van Assche, landschap met watermolen en boerderij, 1806. Olieverf op paneel, 45 x 66 cm. (Coll. Rademakers, fotografie Bruno Vandermeulen).
Rectificatie Helaas is in het artikel ‘Atelier van Aken; de werkplaats van Jheronimus Bosch?’ in het eerste nummer van Bossche Kringen een fout geslopen. Voor mijn poging de mogelijke bewoners van het pand Markt 29 in de periode 1462-1523 te benoemen, is de indeling van het pand in die periode relevant. Daarom haalde ik de haardentelling van 1553 aan als bewijs voor de stelling dat de kelder van het pand voor bewoning geschikt was. Het klopt echter niet dat ‘Hilleke de appelkoop‑ ster’ op dat moment de kelder bewoonde, zij woonde
BOSSCHE KRINGEN
in de kelder van het naastgelegen pand, thans Markt 31. Het klopt wel dat Markt 29 in 1553 drie schouwen bezat, maar in de telling wordt niet gespecificeerd waar in het pand deze zich bevonden. Uit de haarden‑ telling blijkt enkel dat Markt 29 in 1553 wordt bewoond door ‘de weduwe van Dirck Henrickszoon’; de weduwe van de Theodericus Henricusz. van Zoemeren die in 1523 het pand van de familie Van Aken kocht. Tekst: Loes Scholten
62
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Jac. Biemans*
Fotografie
’s-Hertogenbosch in beeld rond 1900 Foto’s van Dolf van Engelen, ca. 1896-1900 In 2008 verwierf het Stadsarchief ’s-Hertogenbosch door tussenkomst van de Bossche fotograaf Frans Kuit (1935-2011) een collectie glasnegatieven van amateurfotograaf Dolf van Engelen. Over zijn persoon en werk gaat deze bijdrage, waarbij enige van de vele fraaie foto’s van ’s-Hertogenbosch rond 1900 centraal staan. De Kerkstraat bij de hoek van de Krullartstraat. Achter de kar het pand van boekhandel/uitgeverij Fa. Wed. J. Loretz (later Heinen). (Stadsarchief, collectie A. van Engelen)
A.A.J. (Dolf) van Engelen (1868-1936) op een pasfoto uit 1930. (Collectie: mevr. M. van Engelen te Vught; foto: Stadsarchief)
Een van de nieuwe ontwikkelingen die de negentiende eeuw bracht, was de fotografie. Na de bekendmaking van de uitvinding in 1839 begon het nieuwe medium aan een onstuitbare opmars. In 1842 maakten de eerste reizende fotografen (‘daguerreotypisten’) ook in ’s-Hertogenbosch hun opwachting. Vanaf circa 1860 vestigden zich voor kortere of langere tijd personen in
BOSSCHE KRINGEN
63
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Een deel van de collectie glasnegatieven, doosjes en afdrukken van Dolf van Engelen. (Foto: Jac. Biemans)
de stad die fotografie als hoofd- of nevenberoep uitoefenden. Door de komst van nieuwe, meer eenvoudige opnametechnieken vanaf de jaren 1880 gingen ook steeds meer niet-beroepsfotografen de camera bedienen.1 Dolf van Engelen (18681936) uit ’s-Hertogenbosch was een van hen.
1897). Exact een jaar later volgde zijn zus Maria Catharina Christina, die in 1894 huwde met slager Arnoldus van den Eerenbeemt, maar al in 1896 overleed, twee kinderen nalatende.2 Vermoedelijk volgde Dolf een opleiding aan de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten in ’s-Hertogenbosch. Hij had in ieder geval een artistieke aanleg en werkte vanaf 1886 als tekenaar bij Gemeentewerken. In zijn vrije tijd maakte hij tekeningen, waarvan er enkele bewaard bleven, met Tekening van Dolf van Engelen van de Vughterpoort en omgeving, 1894. (Collectie: mevr. M. van Engelen te Vught; foto: Stadsarchief)
Artistieke aanleg Adolf Adrianus Joannes (Dolf) van Engelen werd op 25 december 1868 in de (Lange) Putstraat te ’s-Hertogenbosch geboren als zoon van koetsier Arie van Engelen (1825-1890) en winkelierster Joanna Maria van Londen (1824een sterke sociale inslag en van monumentale gebouwen in zijn geboortestad.3
Technisch ambtenaar Na de dood van zijn vader in 1890 woonde Dolf van Engelen enige jaren met collega-ambtenaren aan het Ortheneinde. Per 1 oktober 1895 trad hij in dienst bij de Provincie Noord-Brabant als technisch ambtenaar bij Provinciale Waterstaat. Hier werkte hij tot zijn pensionering in 1933. Uit circa 1895 dateren ook de De Orthenstraat, gezien vanuit de Visstraat. Rechts de Ruische Poort, ca. 1896. (Stadsarchief, collectie A. van Engelen)
eerste dateerbare foto’s van Dolf van Engelen. Ze laten het net voltooide tweede station van ’s-Hertogenbosch en de omgeving daarvan zien. In februari 1897 verhuisde Dolf naar Oudenbosch. Van hieruit huwde hij in 1898 te Breda met Jacoba Barbara Hubertina de Haan (1875-1943). Uit dit huwelijk werden vier kinderen in Oudenbosch geboren: Ad (1900), Willem (1901), Leonie (1904) en Rie (1906). Het vijfde kind, Johanna, kwam in 1912 in ’s-Hertogenbosch ter wereld. Dolf was namelijk in 1909 met zijn gezin teruggekeerd en vestigde zich aan de Zuid-Willemsvaart 125. Zoontje Willem overleed in 1914 op twaalfjarige leeftijd.4
‘Wie koopt er wat?’ noemde Dolf van Engelen deze opname van klanten rond een marktkraam aan de Parade bij de hoek Kerkstraat/ Torenstraat, ca. 1896. (Stadsarchief, collectie A. van Engelen)
Maatschappelijk actief Naast zijn werk en zijn hobby’s als tekenen en fotografie was Dolf van Engelen bijzonder actief op sociaal en cultureel vlak als bestuurslid van de Vincentiusvereniging, het Consultatiebureau voor Drankzuchtigen, de Reclasseringsvereeniging, het Genootschap tot Zedelijke Verbetering van Gevangenen, de Woningraad, de Kunstkring, de Commissie van Toezicht op het Nijverheidsonderwijs, de Commissie
Arbeiders op een (hulp)spoor vóór het nieuwe station. Op de achtergrond het net voltooide eerste huis aan de Stationsweg van de heer L. Bogaerts, 1896. (Stadsarchief, collectie A. van Engelen)
Markttafereel op de Parade: een verkoopster van ‘breekwaren’ (porselein) met klanten, ca. 1896. (Stadsarchief, collectie A. van Engelen)
Het begin van de Brede Haven met brugwachterswoning (vóór aanleg van het tramspoor) aan de Oliemolensingel en de Boombrug, ca. 1896. (Stadsarchief, collectie A. van Engelen)
voor Stadsschoon en Bosch Belang. Dolf van Engelen overleed te ’s-Hertogenbosch op 2 juni 1936.5
Collectie De collectie Van Engelen bestaat uit glasnegatieven (met bijbehorende doosjes), afdrukken op papier en op karton geplakte afdrukken. Door een sticker op een aantal van de doosjes weten we dat die gekocht zijn bij de bekende fotohandel van C.A.P. Ivens te Nijmegen.6 Het gaat om 103 glasplaten en enige tientallen afdrukken, waarvan er 7 niet als glasnegatief bewaard zijn, in totaal dus om 110 verschillende beelden. Dolf van Engelen heeft de
opnamen zelf gedeeltelijk gedocumenteerd. Op de meeste doosjes waaruit de negatieven afkomstig zijn, heeft hij korte beschrijvingen van de onderwerpen geschreven. Vijf op karton geplakte foto’s zijn van een jaartal voorzien (1896 en 1898). Die van de vlootschouw op het Hollands Diep ter ere van de kroning van koningin Wilhelmina is exact te dateren op 15 september 1898. De meeste overige op karton geplakte foto’s zijn voorzien van een kort onderschrift en zijn kunstig tot een beeld gevormde initialen ‘AvE’. Foto’s van(af) het net gebouwde station van Cuijpers wijzen ook op een datering van 1896. Deze laatste
Bedrijvigheid op de Bossche Markt, ca. 1896. (Stadsarchief, collectie A. van Engelen)
opnamen zijn, voor zover thans bekend, overigens de enige ooit gepubliceerde opnamen van Dolf van Engelen.7 De beelden van amateurfotograaf Van Engelen hebben voor het overgrote deel betrekking op ’s-Hertogenbosch, een kleiner deel (vooral familieopnamen) op zijn andere woonplaats Oudenbosch. Daarnaast zijn er beelden van vriendengroepen op de Vughterheide, bij de IJzeren Man, nabij Kleef en in Parijs. De Bossche beelden laten vooral straat- en marktsituaties zien, waarbij Van Engelen zoveel mogelijk ook mensen in beeld wilde hebben. Een breekwaren (porselein) verkoopster op de markt op de Parade, militairen die een kar trekken in de Sint-Jansstraat, mannen aan de haven of bij de Stationsweg in aanleg, werknemers bij een knuppelbruggetje, enzovoort. In dit artikel kunnen we slechts een deel van het mooie materiaal laten zien. Hopelijk komt er nog eens een gelegenheid om een meer uitgebreide publicatie over deze en andere verdienstelijke vroege Bossche (amateur)fotografen te maken. * Jac. Biemans is historicus en als medewerker Educatie en PR verbonden aan het Stadsarchief ’s-Hertogenbosch. Noten 1. Zie Jan Coppens, Marga Altena, Steven Wachlin, Het licht van
de negentiende eeuw. De komst van de fotografie in de provincie Noord-Brabant (Eindhoven 1997), pp. 11-48.
2. Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, Registers Burgerlijke Stand en Bevolkingsregisters ’s-Hertogenbosch. 3. Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, lijst vernietigde personeelsdossiers 1891-1963. 4. Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, Bevolkingsregisters ’s-Hertogenbosch; Archief Gemeentewerken, correspondentie 1894-1895; Collectie Dolf van Engelen; Regionaal Archief West-Brabant, Bevolkingsregisters Oudenbosch; Stadsarchief Breda, Burgerlijke Stand, Huwelijken 1898. 5. Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, Noordbrabantsch Dagblad het Huisgezin, 3 juni 1936; Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant, 3 juni 1936. 6. Cornelis Adrianus Peter Ivens (1871-1941) was de zoon van de Nijmeegse fotograaf Wilhelm Ivens en vader van de bekende cineast Joris Ivens. In 1894 startte C.A.P. Ivens als fotograaf en handelaar in fotografische artikelen te Nijmegen, later onder de naam Ivens & Co of (zijn initialen) CAPI ook in Amsterdam, Den Haag en Groningen. CAPI bestaat nog steeds. Zie ook: Steven Wachlin, Photographers in the Netherlands (Den Haag/Rotterdam 2011). 7. En wel in de Feestgids ter herdenking van het zevenhonderd-
vijftig jarig bestaan der stad ’s-Hertogenbosch in de wijken ‘t Zand en de Veemarkt onder algemeene leiding van Kees Spierings en de artistieke medewerking van Herman Moerkerk (’s-Hertogenbosch
1935) pp. 12, 15-17.
BOSSCHE KRINGEN
66
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
Tekst: Redactie Foto: Ellie de Vries
Binnendieze
100.000
bezoekers Binnendieze In februari was het al uitgerekend: eind augustus zou de 100.000ste gast een kaartje kopen voor een vaartocht op de Binnendieze. De gokkende schippers hebben gelijk gekregen. Op 31 augustus werden twee jonge mensen verrast: Chen Li uit ’s-Hertogenbosch en Lauke Bisschops uit Nijmegen. Voor hun eerste date hadden de twee afgesproken een dagje ’s-Hertogenbosch te doen. En daar hoort uiteraard een boottocht bij. Ze bestelden hun kaartje en werden meteen uitgenodigd in het schippershonk aan de Molenstraat. Daar stonden koffie/thee en chocolade bolletjes klaar. Een klein comité ontving het stel in stijl. Hans Fagel hield een kort toespraakje, waarin hij vertelde over de Kring Vrienden, de schippers van de Binnendieze: allemaal vrijwilli‑ gers. Hij besloot met een schalks “we hebben ook een bruidsboot”. De twee werden vervolgens verrast met een bloemetje, een fles wijn,
Chen Li en Lauke Bisschops.
een petje, een spel, capes, een boek over de Binnendieze, Bossche Kringen. Het kaartje voor de boot‑ tocht kregen ze gratis. Chen en Lauke waren zichtbaar blij met de belangstelling. Via internet hadden ze kennis gemaakt en nu
BOSSCHE KRINGEN
67
hadden ze elkaar voor het eerst in levenden lijve ontmoet. Ze hoopten dat het niet de laatste keer zou zijn, maar met zo’n start kan het toch niet mis gaan, zou je zeggen. We wensen het stel in ieder geval een stralende toekomst.
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014
’s-Hertogenbosch verandert
Op de dubbelfoto, kunstig bewerkt door fotografe Ellie de Vries met behulp van een ansichtkaart van vroeger, ziet u een van de mooiste doorkijkjes van ’s-Hertogenbosch: gezicht op de Sint-Jan vanuit In den Boerenmouw. Aan de Sint-Jan is niet veel veranderd: de kathedraal is nog niet zo lang geleden aan deze zijde fraai gerestaureerd. De rechterkant van de Boerenmouw is ingrijpend anders geworden: de oude huisjes zijn verdwenen, ook de school erachter – het Sint Janslyceum – is er ook niet meer. Weg is de fietsenstalling, waar je band geplakt kon worden terwijl jij de lessen volgde. Weg is ook de stadsboerderij – die overigens ook niet op de ansichtkaart staat -. In 1991 is aan deze zijde een complex in de stijl van de Bossche School neergezet. Links zien we nog steeds het gebouw van de RK Militairen Vereniging Concordia. En net achter het bruggetje staat nog steeds een – inmiddels mooi gerestaureerd – woonhuis uit de 16de eeuw.
BOSSCHE KRINGEN
68
JAARGANG 1 • NUMMER 4 • NOVEMBER 2014