Mind the salience - independent magazine

Page 5

mind the salience

independent magazine
An
INTERVIEW (4-11) YUVAL NOAH HARARI MUSEA (12-19) KMSKA ARCHITECTUUR (20-21) EEN LES IN BESCHEIDENHEID RELATIES (22-27) HOE BLIJF JE VRIENDEN VOOR HET LEVEN REPORTAGE (28-35) VROUWELIJKE STAD

ZOWEL DE KLIMAATOPWARMING ALS DE STIKSTOFOVERLAST IS GUNSTIG VOOR DE

HET GEVAAR VAN MENSTRUATIE APPS

TIEN VRAGEN OVER ALZHEIMER

DE ‘LANGZAME PANDEMIE’ DIE WE

UIT HET OOG VERLIEZEN

WETENSCHAP (36-37)
DAGPAUWOOG. TECHNOLOGIE (38-41)
GEZONDHEID (42-45)
WETENSCHAP (46-49)

Sinds hij de wereld veroverde met zijn bestseller Sapiens is de Israëlische historicus Yuval Noah Harari alomtegenwoordig, een publieke intellectueel met een drukke agenda, een man met een missie. Onvermoeibaar trekt hij de wereld rond, zetelt in panels, geeft interviews en lezingen. Afgelopen zomer was hij nog te gast op de Love Tomorrow Conference, het duurzaamheidsevenement van Tomorrowland. Met sterauteurschap komt invloed, en die invloed wil Harari aanwenden om te wegen op de grote debatten die de toekomst van de mens-

heid zullen bepalen. Hij en zijn partner Itzik hebben een organisatie opgericht die een team van vijftien mensen tewerkstelt: het voornaamste doel van Sapienship is het gesprek te stimuleren over de grote uitdagingen van vandaag, zoals ecologie, duurzaamheid en klimaatopwarming. Een van de projecten van Sapienship is een vierdelige kinderboekenreeks, gebaseerd op Harari’s boek Sapiens, bedoeld voor kinderen vanaf tien jaar. Het eerste deel, Hoe wij het machtigste dier op aarde werden, verscheen deze week.

Yuval Noah Harari heeft een missie. Hij wil kinderen een stem geven in de grote debatten. En dus moeten ze wetenschappelijk leren denken. ‘De wereld verandert sneller dan ooit. We hebben meer input van jonge mensen nodig.’
interview 4
Yuval Noah Harari

— Net als in Sapiens legt u in Hoe wij het machtigste dier op aarde werden sterk de nadruk op onze superkracht: ons vermogen om verhalen te verzinnen. Wilt u dat kinderen zich ervan bewust worden dat de wereld zoals wij ze zien een constructie is?

‘De belangrijkste boodschap van het boek is dat de wereld niet zo hoeft te zijn zoals ze is. Ze is gevormd door onze ideeën en verhalen. Alles wat menselijk is, is gebaseerd op een verhaal. Dat betekent dat we dingen kunnen veranderen, dat is het goede nieuws. Als je denkt dat er een eeuwige, onveranderlijke orde der dingen is, dan is verandering onmogelijk, hoe schadelijk of onrechtvaardig iets ook is. Maar als je gelooft dat de wereldorde het gevolg is van verhalen die mensen hebben verzonnen en doorverteld, en dat sommige van die verhalen leed of problemen veroorzaken, dan kunnen we die constructies en de regels en wetten die eruit voortvloeien veranderen.

‘We moeten kinderen leren leven met onopgeloste vragen en tegenstrijdige visies’

Ongeacht of het nu om een economisch, een politiek of een religieus systeem gaat: het hangt van ons af.’

‘Ik denk dat het makkelijker is voor kinderen om dat idee te aanvaarden dan voor volwassenen. Neem het idee van geld. Voor volwassenen is het heel moeilijk om zich te realiseren dat geld en alles daaromheen een menselijke creatie is. Omdat we dat verhaal zo vaak hebben horen vertellen dat we het vanzelfsprekend zijn gaan vinden. Iedereen doet zoveel moeite om geld te vergaren en te beheren dat het extreem moeilijk is om eventjes stil te staan en te zeggen: “wacht even, de enige plek waar dit echt bestaat, is onze verbeelding.”. Voor tienjarigen is dat veel makkelijker aan te nemen, omdat ze dat verhaal nog niet zo vaak hebben gehoord en er nog niet de gevangene van zijn. Ze hebben het niet moeilijk om zich te realiseren dat dit de sprookjes zijn die volwassenen aan elkaar vertellen.’

‘Het model van de moderne school is een industrieel model, het is een educatiefabriek, die industriële methoden hanteert om kinderen te onderwijzen – als een soort educatieve assemblagelijn’

5

— Maar we vertellen hen die verhalen wel, en dus geven we ook onze gevangenschap door.

‘Dat is wat we vaak doen, ja. Een essentiële vraag voor elke ouder, elke leraar, elke schrijver van kinderboeken is: wat willen we eigenlijk van kinderen? Heel vaak willen we dat ze de zware vracht die wij een heel leven met ons meedragen – het gewicht van onze ideeën, onze gekoesterde overtuigingen –van ons overnemen: ik heb deze dingen heel mijn leven gedragen en nu is het jouw beurt. Je moet blijven geloven in mijn religie, in mijn politieke overtuigingen en mijn economische theorieën. Je kunt je dat verbeelden als een loodzware zak die elke generatie op de volgende dumpt. Maar het hoeft niet zo te gaan. In plaats van de volgende generatie te belasten met onze angsten en overtuigingen kunnen we het ze makkelijker maken om zich daarvan te bevrijden door eerlijker te zijn over het feit dat we soms gevangenzitten in verhalen die mensen eeuwen geleden hebben gecreëerd. Eerlijk zijn betekent niet dat we ze allemaal meteen overboord moeten gooien, sommige verhalen zijn juist heel waardevol. Maar we moeten wel de

vrijheid creëren om te beslissen met welke verhalen we verdergaan en welke we willen veranderen.’

— Moeten volwassenen ook eerlijker zijn over wat ze wel en niet begrijpen van de wereld?

‘Dat is belangrijk. Als je dingen met veel aplomb poneert om te maskeren dat je iets niet weet, bezorg je jongeren een hoop ballast . Een belangrijk deel van wat we doen aan de universiteit is jongeren de foute dingen die ze eerder hebben geleerd weer afleren. Als we iets niet weten, moeten we dat gewoon toegeven en het houden bij de feiten die we wel kennen en de mogelijke theorieën die erover bestaan. Dat is heel moeilijk voor volwassenen, vooral als het om belangrijke kwesties gaat. Maar het is evengoed moeilijk voor jongeren, omdat ze de wereld willen begrijpen. Ze zijn op zoek naar zekerheid, want dat geeft houvast. Veel van mijn studenten houden er niet van als ik zeg dat we iets niet weten en dat er verschillende, tegenstrijdige argumenten en feiten zijn. Zij willen weten: wat is het juiste antwoord? Wat vul ik in op mijn examen? Dat is een verleiding waaraan ze moeten

leren weerstaan. Een belangrijk deel van wetenschappelijke opvoeding is kinderen leren leven met onopgeloste vragen en tegenstrijdige visies. Natuurlijk zijn er feiten in de wetenschap, er zijn veel feiten, maar er zijn ook gebieden waar conflicterende theorieën en onwetendheid heersen en ze hoeven zich daardoor niet te laten afschrikken.’

— U stelt in het boek vaak rechtstreeks vragen aande lezer. Maakt dat deel uit van de wetenschappelijke opvoeding die u kinderen wil geven?

‘Het boek geeft vaak geen sluitende antwoorden. Het werpt vragen op waarop we niet altijd het antwoord weten. Maar het is beter om vragen te hebben waarop we het antwoord niet weten dan antwoorden die mensen niet in vraag mogen stellen.’‘Vragen stellen daagt kinderen ook uit om kritisch te denken, en zoals ik eerder al zei: te leren leven met onzekerheid. Wetenschap begint met toegeven dat je iets niet weet. Als je denkt dat je alles al weet, dan is er geen ruimte voor wetenschap. Dan hoef je geen nieuwe fenomenen te onderzoeken of experimenten meer uit te voeren.’

interview
6
MATHIAS REDING

— Maar onzekerheid leidt er bij bepaalde mensen toch ook toe dat ze zich fanatiek aan bepaalde verhalen vastklampen?

‘Het nut van geschiedenis is dat ze toont hoe alles verandert, hoe mensen volkomen overtuigd kunnen zijn van een bepaald idee en dat idee enkele eeuwen later plots loslaten. Ik geef in het boek het voorbeeld van de gezinssamenstelling. Veel mensen zijn ervan overtuigd dat het traditionele gezin – man, vrouw en hun gezamenlijke kinderen – al duizenden jaren de norm is. Als ze om zich heen kijken, zien ze andere constellaties, en dan zeggen ze: dat is een modern fenomeen dat tegen een lange traditie indruist, en dat is een slechte zaak. Maar het traditionele kerngezin is niet altijd en overal de norm geweest. Als je bijvoorbeeld alleen al naar de Bijbel kijkt, zie je verschillende gezinsstructuren, waaronder:

één man en verschillende vrouwen en hun kinderen.’

‘We hebben ook geen tastbare aanwijzingen over hoe de gezinssamenstelling eruitzag in de steentijd. In het boek overloop ik verschillende feiten die ons daarover misschien iets kunnen leren, zoals de 257 voetafdrukken die een groep neanderthalers 80.000 jaar geleden achterliet op een zandduin in Le Rozel in Frankrijk: velen van hen waren tieners, er was zelfs een peuter bij. Of je hebt restanten van kampen van 20.000 of 30.000 jaar geleden. Op basis van die puzzelstukjes kun je proberen iets te zeggen over de gezinsconstellatie waarin mensen leefden. Maar heldere antwoorden krijg je niet, alleen een aantal mogelijke opties. Het meest plausibele antwoord is dat er verschillende samenlevingsvormen waren in verschillende culturen.’

‘Het nut van geschiedenis is dat ze toont hoe alles verandert, hoe mensen volkomen overtuigd kunnen zijn van een bepaald idee en dat idee enkele eeuwen later plots loslaten.’

‘Schrijven voor kinderen is moeilijker, omdat je heel helder en concreet moet zijn. Als je voor volwassenen schrijft en je hebt niet helemaal helder in je hoofd wat je eigenlijk wilt zeggen, kun je daarmee wegkomen’
7

‘Ik zou een les over democratie en dictatuur beginnen met de vraag: hoe gaan jullie om met pestkoppen? Daar krijgen veel kinderen mee te maken, maar het is evengoed een cruciale vraag in de politieke geschiedenis’

‘In plaats van de volgende generatie te belasten met onze angsten en overtuigingen kunnen we ze helpen zich daarvan te bevrijden door eerlijker te vertellen dat wij zelf ook soms gevangenzitten in die eeuwenoude verhalen’’

interview
DAPOA
BIDEEN JC GELLIDON TIY
BRUNO ADAM GIOVANNI CALIA

— Als we de snel veranderende wereld van vandaag willen begrijpen, moeten we inzicht hebben in gisteren. Maar hoe leg je het aan boord om kinderen die geschiedenis saai vinden bij de les te houden?

‘Als je van geschiedenis iets van het verleden maakt, over een of andere koning die een oorlog uitvocht met een andere koning, dan vinden veel kinderen dat oersaai, omdat ze er geen enkele voeling mee hebben. Het is belangrijk dat je aantoont dat geschiedenis niet iets van het verleden is. Het is de studie van verandering en is nauw verbonden met het heden en met het leven van elk van ons. De beste manier om kinderen betrokken te houden, is vertrekken van kwesties en problemen die spelen in hun eigen leven, om dan terug te keren in de tijd om te begrijpen hoe we zover zijn gekomen. Ik zou een les over democratie en dictatuur bijvoorbeeld beginnen met de vraag: hoe gaan jullie om met pestkoppen? Daar krijgen veel kinderen mee te maken, maar het is evengoed een cruciale vraag in de politieke geschiedenis. Hoe gingen mensen duizenden jaren geleden om met een bullebak die iedereen in de stad of de stam naar zijn pijpen wilde laten dansen? En onder welke omstandigheden hebben dat soort pestkoppen zoveel succes dat ze uitgroeien tot een dictator? Veel kinderen zijn misschien niet geïnteresseerd in geschiedenis, maar wel in hoe je een pestkop aanpakt.’

‘Of je kunt stilstaan bij hun dagelijkse schoolleven. In veel landen ziet een traditionele school eruit als een massieve betonconstructie met klassen waarin groepen van pakweg dertig leerlingen om het uur een andere volwassene zien binnenkomen die hen onderwijst in een andere discipline. Waar komt dat idee vandaan? Scholen hebben niet altijd bestaan. Dat is een goede manier om les te geven over de geschiedenis van de opvoeding, maar ook over de industriële revolutie. Want het model van de moderne school is een industrieel model, het is een educatiefabriek, die niet alleen industriële methoden hanteert om kinderen te onderwijzen – als een soort educatieve assemblagelijn –maar hen ook voorbereidt op een baan op kantoor of in de fabriek. Het is exact hetzelfde wereldbeeld: of je het nu leuk vindt of niet, je gaat hier 45 minuten zitten en deze regels en voorschriften volgen. Wat je ook leert, wiskunde, fysica, geschiedenis – of misschien leer je zelfs helemaal niets –wat je in ieder geval leert, is discipline. Als kinderen beseffen dat de geschiedenis van de industriële revolutie niet ver van hun bed is, maar relevant is voor hun dagelijks bestaan, kun je verder gaan denken. Waarom is de school nog altijd op deze leest geschoeid? De industriële revolutie is voorbij, de economie ondergaat diepgaande veranderingen. Waarom worden we dan in het derde decennium van de 21ste eeuw nog altijd onderwezen volgens een voorbijgestreefd industrieel model?’

— U houdt van gedachteexperimenten: wat als. Wat als er nog steeds verschillende mensensoorten zouden zijn, zoals neanderthalers en denisovamensen?

‘Dat is een van de grote vragen. We kunnen ervan uitgaan dat sapiens niet heel vriendelijk was ten aanzien van andere mensensoorten, al hebben Europeanen gemiddeld twee à drie procent neanderthal-DNA. Dat betekent dat neanderthalers en sapiens niet alleen seks hebben gehad, maar ook samen kinderen hadden die tot de sapiens-soort bleven behoren. Dat is iets om over na te denken. Als Viktor Orban bijvoorbeeld tekeergaat tegen de rassenvermenging van Europeanen en niet-Europeanen, vergeet hij dat hij wellicht zelf gemengde voorouders heeft, zelfs niet gewoon van een andere kleur, maar van een andere soort.’

‘Het is vreemd dat sapiens de enige overblijvende soort is. Van veel andere dieren bestaan veel meer soorten: bruine beren, grizzlyberen, pandaberen. Dat heeft verstrekkende gevolgen gehad voor onze identiteit, doordat we van onszelf zijn gaan denken dat we uniek zijn. Je hebt al die andere dieren, en dan heb je mensen. Als er nog steeds neanderthalers en denisova-mensen zouden rondlopen, zouden religie en politiek er heel anders uitzien, dan zouden we gewend zijn aan het idee dat mensen niet zo uniek zijn.’

9

— De vroege sapiens was ervoor verantwoordelijk dat de helft van alle grote dieren uitstierven. Ze waren zich daar niet van bewust, maar wij weten wel wat onze acties teweegbrengen. Wilt u kinderen verantwoordelijkheidsgevoel bijbrengen?

‘Ja, dat is een deel van de boodschap van dit boek. We zijn zo machtig geworden dat we de planeet overheersen, maar dat is niet iets om trots op te zijn, want we hebben onderweg vreselijke dingen uitgehaald met andere dieren en het klimaat. We moeten veel meer verantwoordelijkheidszin hebben over wat we doen of niet doen. Maar dat is iets wat hoe dan ook heel sterk leeft onder jonge mensen.’

— U bent een academicus die het gewend is om voor volwassenen te schrijven.

Hoe moeilijk was het om uw stijl aan te passen aan een jonger publiek?

‘Ik had steun van een heel team, waar ook kinderboekenschrijvers bij zaten. Waar ik al snel achter kwam, was dat schrijven voor kinderen moeilijker is, omdat wat je schrijft heel helder en concreet moet zijn. Als je voor volwassenen schrijft en je hebt niet helemaal helder in je hoofd wat je wilt zeggen, dan kun je daarmee wegkomen. Dan schrijf je in lange, ingewikkelde zinnen met ingewikkelde begrippen. Als lezers het dan niet helemaal vatten, denken ze dat je te slim bent voor hen. Bij kinderen werken die trucs niet. Die flikkeren het boek dan meteen in een hoek. Als je het kapitalisme wilt uitleggen aan een tienjarige moet je dat heel helder doen, en dus moeten de gedachten in je hoofd ook heel helder zijn. Dit boek heeft me veel meer

denkwerk en research gekost dan ik had verwacht. Het was niet gewoon het boek voor volwassenen wat insnoeien.’

‘Maar ik zie het als een plicht voor de academische gemeenschap om bruggen te bouwen tussen de laboratoria en archieven en de laatste bevindingen in de wetenschap en de meerderheid van de mensen, zeker ook jonge mensen. Nu we voor zo’n grote uitdagingen staan, is het belangrijk om mensen de tools in handen te geven waarmee ze kunnen deelnemen aan de grote debatten van onze tijd. Meer en meer van die discussies zijn gestoeld op wetenschappelijke kennis: de klimaatopwarming, de pandemie… Om te kunnen deelnemen aan de discussie over covid moet je enkele dingen weten over wat voor virus dat is, hoe het zich verspreidt en hoe vaccins werken. Dat geldt ook voor nieuwe

interview

technologieën zoals artificiële intelligentie. Daar zullen in de nabije toekomst grote politieke vraagstukken uit voortvloeien. Ook daarvoor is kennis nodig. De wetenschappelijke wereld moet mensen helpen die kennis te vergaren. En daar moeten we vanaf jonge leeftijd mee beginnen. De wereld verandert sneller dan ooit tevoren, waardoor de ervaring van volwassenen minder relevant wordt voor wat er nu gebeurt. We hebben meer input nodig van jonge mensen, omdat zij iets meemaken wat niemand eerder in de geschiedenis ooit heeft meegemaakt. Dus het gaat niet op om jonge mensen te zeggen: je bent nog te jong, laat de volwassenen het maar onder elkaar regelen. Alleen:

om te kunnen deelnemen aan de discussie hebben jongeren een wetenschappelijke basis nodig. Dat is een belangrijke drijfveer voor dit project.’

—Tegelijk is er een steeds mondigere beweging die wetenschap wegzet als fake news.

‘Dat is een extreem gevaarlijke ontwikkeling. We hoeven geen blind vertrouwen te hebben in de wetenschap. De schoonheid van wetenschap is dat ze fouten maakt en bereid is die fouten te erkennen. Dat is hoe ze vooruitgaat. Wetenschappers claimen niet dat ze onfeilbaar zijn of de wijsheid in pacht hebben. De hele weten-

schappelijke methode is gebaseerd op het in vraag stellen van de theorieën van je voorgangers. Maar dat betekent niet dat er geen feiten bestaan. We leven in een complexe wereld waarin steeds meer politieke beslissingen gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek. Het gevaar bestaat dat wetenschap gepolitiseerd wordt. Maar het antwoord is niet: schaf de wetenschap af. Het antwoord is: doe aan wetenschap op een nog hoger niveau, want er is geen andere optie. Als je niet kunt vertrouwen op wetenschap als het om klimaatopwarming, pandemieën of artificiële intelligentie gaat, waar kun je dan wel op vertrouwen?’

HAYDON CURTEUS LATEO 11
1810-HEDEN
14

Het KMSKA heropent dit weekend, na een eersteklas upgrade die ruim elf jaar in beslag nam. Het museum zet alles in op de eigen collectie: een ontdekkingsreis door de tijd, waarbij je het oude en het nieuwe museum doorkruist.

Een museum dat zich ‘de schatkamer van Antwerpen’ laat noemen. Dat de ‘strafste make-over’ achter de rug heeft. Dat een centraal kunstwerk bezit dat zich wil meten met de Mona Lisa. En dat in het nieuwe gedeelte een ‘stairway to heaven’ installeerde … Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (KMSKA) drukt zich graag in superlatieven uit en wil ronduit het Schoonste Museum zijn. Met hoofdletters.

We hebben er lang geduld voor moeten oefenen, de operatie kostte ook ruim 100 miljoen euro, maar op het Zuid heeft zich een metamorfose voltrokken. Met de facelift en de bijkomende museumruimte, goed voor een derde meer aan oppervlakte, straalt het KMSKA de allure en het prestige uit van een groot internationaal museum. Bezoekers stappen vanaf dit weekend binnen in een kunsttempel waar de aloude grandeur bewaard bleef. Waar de parketvloer heerlijk kraakt, de roodfluwelen zitbanken uitnodigen tot uren van bewondering en de Rubenszaal haar antiekrode wandkleur en gouddecoratie op de sierlijsten terugkreeg. De rondwandeling, met haar symmetrische opeenvolging van hoge zalen, levert mooie zichtlijnen en doorkijkjes op. Jan Van Eyck, Rogier van der Weyden, een vroeg landschapje van Joachim Patinir, een visstilleven van Clara Peeters, de grote drie Rubens, Van Dyck en Jordaens: topwerken uit onze grote schildertraditie, verrassing na verrassing.

Evengoed zet het KMSKA een nieuw ijkpunt uit. De nieuwe zalen, oogverblindend wit en met glimmende gietvloeren, tonen forse ambities.

musea 16

WIL HET SCHOONSTE MUSEUM ZIJN

Vuurtoren van moderniteit

Met de renovatie en de krachtige nieuwe architectuur claimt het KMSKA zijn plaats terug: de poleposition van het Vlaamse museumlandschap. Bezoekers die er vóór de facelift kwamen herinneren het zich als een verstilde doos, een museum dat stoffig oogde en als gebouw verrommeld geraakt was. Het was een lange weg tot de make-over van nu. Sinds het startschot, met de open oproep in 2003, wisselden bouwmeesters, ministers, directeurs, kabinetten en zelfs de organisatiestructuur. Het mag een wonder heten dat het project uiteindelijk integraal is afgewerkt.

Het museum vond het niet nodig zich te herlanceren met een blockbuster. Het stalt trots de eigen schatten uit, waarvan ruim tweehonderd werken recent gerestaureerd zijn. Het resultaat verbaast, in veelvoud zelfs. Zo heeft Ensors Oestereetster, die hier als een vuurtoren van de moderniteit wordt opgevoerd, zijn impressionistische frisheid teruggewonnen. En lijkt Memlings God de Vader met zingende en musicerende engelen van binnenuit te stralen. Alle details van dit hemelse tafereel zijn zo precies geschilderd, dat het ensemble Oltremontano de 15de-eeuwse instrumenten kon laten nabouwen.

Daglicht is overal vaste prik, al worden veel topstukken extra uitgelicht. De grote troef in het klassieke gedeelte, met de oudste kunst, is de spaarzame presentatie. Een uitzondering zijn de hoekzalen waar de werken in rijen naast en boven elkaar hangen, zoals dat bij de 19de-eeuwse salonkunst de gewoonte was. De curatoren volgden geen strikte tijdlijn. Ze kozen voor thematische clusters. Alleen al voor religi-

euze kunst, toch de grootste oogst, zijn dat er vier: lijden, verlossing, gebed en hemel – in die laatste categorie is de Memling de blikvanger.

Besloten hofje

De zoektocht naar werken die elkaar versterken levert sprekende ensembles op. Ook omdat er hedendaagse kunst mag infiltreren. Zo duiken Luc Tuymans en Marlene Dumas op in de zaal met de Madonna’s. In de Schmerzensmann van Berlinde De Bruyckere vind je een echo van de verkrampte, gehavende lichamen van de goede en slechte moordenaar op Da Messina’s Calvarieberg. En de ‘man van smarten’ van Albert Bouts, sereen en onbewogen, hangt naast de woedende Christusfiguur zoals Ensor die presenteert vanuit zijn diepste meevoelen.

Zalen die imponeren met monumentale formaten, zoals die rond Rubens en omgeving, wisselen af met vitrines voor het intiemere werk. Ze brengen paneeltjes samen van de fijnschilders, diptieken voor privédevotie die meereisden met hun opdrachtgevers. Andere zalen zijn gewijd aan de levensles, met moraliserende kunst vol verborgen symboliek. Aan overvloed, met markttaferelen, bordeelscènes en stillevens. Of aan de machtsuitstraling van landvoogden en koningen in een portretgalerij met barokke bustes. In de afdeling ‘landschap’ wordt de kleine ijstijd opgeroepen, een storm op zee, een ‘besloten hofje’ dat het paradijs voorstelt met huisvlijt van kloosterzusters, het avondlicht waarmee Rubens zijn carrière afsloot op zijn buitenverblijf in Elewijt. Ook Magritte en Pyke Koch komen hier spoken, in wat je de overstuurde fase van de landschapstraditie kunt noemen.

HET HEROPENDE KMSKA
17

Elegante leesbaarheid en zachte clashes krijgen in het oude gedeelte voorrang op een theoretisch kader of een nieuwe kijk op de traditie. Dat verandert in de nieuwe zalen, met een tour d’horizon van de twintigste eeuw. Hier ontbreekt een dwingend ritme en is het zoeken naar een consistent verhaal. De curatoren deden een greep uit de collectie die vorige eeuw vooral focuste op de Belgische schilderscanon van toen en zo soms de boot van de avant-garde miste. Een verdwaalde Modigliani geeft aan dat de blik niet in de eerste plaats op het buitenland gericht was. Ook hier zijn er dialoogjes, kriskras doorheen de tijd, maar ze zijn minder frappant.

De werken in het nieuwe museumdeel zijn gegroepeerd rond kleur, licht en vorm. In één zaal moet je dat letterlijk nemen: witeffecten bij wit, blauw bij blauw. Hier worden dus formele principes gehanteerd, wat de indruk wekt dat het inhoudelijke verhaal van de werken niet van tel is. Waar de volle aandacht naar uitgaat, zijn de twee hoofdfiguren in het avontuur van kleur en licht: de flamboyante James Ensor en de zachtmoedige, huiselijke Rik Wouters.

Veel oog was er voor de museumbeleving. Onder het motto ‘anders kijken en meer zien’ kun je verhalen oppikken via de audiogids of via aanraakschermen. De bezoekersinfo is fris, kort en krachtig en legt onverwachte accenten. Ze is, wellicht tot opluchting van de traditionele bezoeker, ook discreet ingepland. Twee zalen in het oude parcours gaan qua infotainment wel voor het volle pond. In een eerste kun je met een VR-bril het virtuele schildersatelier van Rubens verkennen. Een andere ruimte biedt een onderdompeling in extreem uitvergrote detailbeelden.

Er is nog werk op de plank. De kunst van nu, van Basquiat tot Bill Viola, moet geïmporteerd worden – het museum Boijmans Van Beuningen is een van de belangrijke bruikleengevers. Misschien kan de voorziene toenadering tot Muzee en het Muhka hier soelaas brengen, als daar ook een samenwerking tussen collecties bij gepland is. Ook de vervrouwelijking van het perspectief kan veel beter. Nu paait het KMSKA met nog geen handvol vrouwelijke kunstenaars in de collectiepresentatie en een nieuw beeld van Lili Dujourie, dat volgende maand prominent op het voorplein verschijnt.

Bij de perspresentatie noemde minister-president Jan Jambon (N-VA) musea zoals het KMSKA ‘een vaste en betrouwbare baken in een wereld van verandering’. Dat is veel eer. Maar het KMSKA heeft beslist veel troeven in handen: als modern museum dat de goudader van de Vlaamse meesters aanboort, maar ook als herwonnen verwijlplek voor het Antwerpse Zuid.

musea 18
SH
NADIN

een les in bescheidenheid

In een Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) kunnen mensen terecht met persoonlijke, familiale of relationele problemen. Je kunt er ook hulp krijgen bij financiële, administratieve, juridische en materiële zaken. CAW’s bieden ook crisisopvang, onder meer aan slachtoffers en daders van geweld of misbruik of tijdelijk onderdak in afwachting van een beschikbare woning. De veelzijdigheid van dergelijke sociale voorzieningen maakt dat daar geen bekend type gebouw voor bestaat. Architecten krijgen zo de relatieve vrijheid om zo’n complex zelf vorm te geven.

In het geval van het Inloopcentrum Den Durpel in Sint-Niklaas was er geen sprake van een wit blad. De architecten kregen de site van de oude koekjesfabriek De Biekens in handen. Die vulde een heel gebied, verscholen achter een modale bakstenen gevel. Na de verbouwing tot studio’s voor tijdelijke opvang van dak- en thuislozen, met spreekruimtes, crisisopvang, inloopcentrum én

werkplekken voor het personeel, schuilt het centrum nog steeds achter de anonieme gevel uit de jaren 50 – Volt Architecten behoedt zich voor ego-architectuur. Integendeel, het project is een les in bescheidenheid en dienstbaarheid. Volt nam bedachtzaam openingen weg en liet even zorgzaam oude betonbalken spalken en stutten, alsof de voormalige fabriek een fragiel lichaam was. De bestaande muren kregen een dunne witte verflaag, waardoor de bakstenen licht doorschemeren. De ingrepen mijden de misleidende schoonheid van het nieuwe, maar wentelen zich evenmin in armoedige esthetiek. Het is eerlijke architectuur, zo eerlijk als ambachtelijk brood.

Beluik

Daarentegen gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat het gros van de studio’s op de eerste verdieping, links en rechts van een smal voetpad, tegen elkaar aanschurken. Ongewild overvalt je in dit steegje de sfeer van een 19de-eeuws beluik.

Terwijl de studiootjes an sich een zekere lichtheid uitstralen, met witte muren en kasten, botst je blik er overal op blinde muren.

Het is duidelijk dat de architectuur hier niet dient om te behagen. Het concept van crisisopvang – en dus ook de architectuur – kampt hier met het dilemma: mensen uit de nood helpen, maar geen echte ‘thuis’ aanbieden. De boodschap is dat de mensen beter maar snel de draad opnemen met de (buiten)wereld.

Het project kreeg de Prijs Wivina Demeester, een instrument van de Vlaams Bouwmeester om opdrachtgevers te stimuleren en bekronen die een voorbeeldig en vernieuwend ontwikkelingstraject hebben afgelegd. Dat traject was zeker voorbeeldig. De vraag is echter of architectuur niet meer als een tuin moet worden opgevat, en als een levend organisme dat wordt begeleid in zijn groei, verval en regeneratie.

architectuur 20
MAX OVCHARENKO
BO VAN BIERVLIET 22

Als kind is het duidelijk: mag ik niet meespelen, dan ben je mijn vriend niet meer. Maar naarmate we ouder worden en iedereen zijn eigen, drukke leven gaat leiden, worden vriendschapsrelaties vager en moeilijker te onderhouden. Hoe doe je dat, vrienden blijven voor het leven of toch voor een lange tijd?

23

‘Hoe gaat het met u?’ We vroegen het deze zomer elke weekdag in de gelijknamige rubriek. Maar hoe dikwijls zeg je die woorden tegen mensen die veel voor je betekenen en die je niet zo vaak ziet? Veel kans dat je vaker aan een collega of de buurman vraagt of alles goed gaat dan aan je oma of vriendin in het buitenland. Soms doe ik het wel, even virtueel dag zeggen tegen een vriend van wie ik lang niets meer gehoord heb. Dat gebeurt meestal zo impulsief dat ik verbaasd ben wanneer ik een antwoord krijg. Nog verbaasder ben ik wanneer ik zelf uit het niets een berichtje krijg, dat iemand aan mij denkt en de moeite doet om dat te laten weten.

We onderschatten hoezeer vrienden een onverwachte sms of telefoon waarderen. Dat bleek uit een recent onderzoek, gepubliceerd in The Journal of Personality and Social Psychology. Professor Peggy Liu en haar collega’s vroegen aan de helft van de deelnemers om te denken aan de laatste keer dat ze contact hadden opgenomen met iemand uit hun sociale kring, ‘gewoon om bij te praten’ na een lange periode zonder interactie. De andere deelnemers moesten zich een soortgelijke situatie voor de geest halen waarbij iemand met hén contact gezocht had. Vervolgens moesten ze aangeven hoezeer zij of degenen naar wie ze iets gestuurd hadden, dankbaar waren met het contact. De zenders dachten dat het gebaar significant minder werd gewaardeerd dan degenen die een berichtje hadden ontvangen.

Glimlach

Met haar onderzoek roept Peggy Liu op om vaker aan vrienden te vragen waarmee ze bezig zijn. Zomaar, zonder reden. Dat doen we veel te weinig, niet alleen omdat we het belang ervan onderschatten, maar ook omdat het best eng is. Toen ik over de studie las, moest ik denken aan een vriendin van wie ik sinds de middelbare school niets meer gehoord had. Ik wilde graag weten hoe ze het stelde, maar durfde het niet goed te vragen, want ze zat vast niet te wachten op mijn berichtje, misschien vond ze het zelfs raar. Toen ik alsnog op verzenden drukte en de dag nadien geen antwoord kreeg, schaamde ik me pas.

Ik ben niet de enige die zich zorgen maakt over hoe zo’n gebaar ontvangen wordt. ‘Soms heb je schrik dat je vriend geen tijd heeft of dat je hem lastigvalt. Zeker digitaal, als een bericht gelezen is en je geen antwoord krijgt, kun je beginnen te twijfelen’, zegt Selma Franssen, auteur van Vriendschap in tijden van eenzaamheid. ‘Alleen weet je niet hoe de ander zal reageert. Misschien zat hij in een meeting en glimlachte hij breed toen hij het zag. Het helpt om te bedenken hoe je zelf zou reageren op zo’n bericht. Ikzelf krijg spontaan een warm gevoel.’

VIJFTIG UREN ZIJN ER

NODIG VOORDAT EEN KENNIS EEN VRIEND

WORDT EN MEER DAN TWEEHONDERD UREN OM EEN HECHTE

VRIENDSCHAP OP TE BOUWEN.

relaties 24

Vanzelfsprekend

Franssen schrijft in haar boek niet alleen hoe belangrijk die spontane interactie is, ze merkt ook iets zorgelijks op: hoewel vriendschappen steeds vaker onze liefdesrelaties overleven, spelen ze in de maatschappij een bijrol. ‘We behandelen vriendschappen vaak als een soort bonus, als een uitlaatklep voor wanneer het niet goed gaat met die andere, belangrijkere relaties. (…) De vrijheid die vriendschap zo aantrekkelijk maakt, wordt tegelijk met vrijblijvendheid geassocieerd.’

Nochtans is vriendschap belangrijk voor een gezond leven, mentaal én fysiek. We maken oxytocine aan als een vriend bij ons is op stressvolle momenten, sterke sociale banden geven het immuunsysteem een boost en ze verlengen onze levensduur. Naarmate we ouder worden, vergroot de invloed van vriendschap op onze gezondheid. Volgensonderzoek van de Michigan State University zijn goede vriendschapsbanden op hoge leeftijd een grotere welzijnsindicator dan stevige familiebanden.

Dat goede vrienden goud waard zijn, weet Linde Dessoy. Ze is al sinds de kleuterklas bevriend met Mathilde. ‘Hoewel zij heel theatraal is en ik eerder teruggetrokken, zijn we toch op bevriend geraakt. In de lagere school zaten we in dezelfde klas – ik herinner me haar legendarische verjaardagsfeestjes – maar toen we daarna naar een andere school gingen, leek het alsof onze pa-

den zouden scheiden.’ Daar besliste het lot anders over: toevallig volgden ze allebei yogales en kozen ze voor dezelfde universitaire studie. ‘Door samen op te groeien, heeft onze vriendschap een stevige basis. Zo ben ik onlangs na een bruiloft bij haar blijven slapen, hoewel we elkaar een jaar niet gezien hadden. Dat voelde meteen heel oprecht. Na vijf minuten hadden we al superdiepe gesprekken omdat we niet eerst onze geschiedenis hoefden uit te leggen. We waren erbij op elkaars hoogte- en dieptepunten, dat schept een blijvende vertrouwensband.’

Ziekte en bruiloften

Het lijkt of er vooral geluk en toeval nodig zijn voor lange vriendschappen, maar net dat maakt het verraderlijk. ‘Vriendschappen onderhouden is een beetje als ademen’, schrijft Franssen. ‘Het is een van de weinige activiteiten waarvan wordt verwacht dat je het min of meer vanzelf leert en je hele leven blijft doen.’ Nochtans kan het geen kwaad om die intuïtieve vaardigheid eens te ontleden. Zoals een recept helpt om een gerecht in de vingers te krijgen, vraagt een stevige vriendschap om duidelijke ingrediënten.

Volgens Shasta Nelson, auteur van meerdere vriendschapsgidsen, zijn dat er drie: consequentie, positiviteit en kwetsbaarheid. Het eerste ingrediënt houdt in dat je regelmatig tijd met elkaar doorbrengt. Volgens een studie in The Journal of Social en Personal Relationships zijn er vijftig uren nodig voordat een kennis een vriend wordt en meer dan tweehonderd uur om een hechte vriendschap op te bouwen. Het is niet voor niets dat je vaak vrienden maakt op school, waar automatisch aan die tijdspanne voldaan is.

Voor regelmatige interactie zijn de eerdergenoemde berichtjes handig, maar ze volstaan niet. ‘Bij virtueel contact mis je veel signalen’, meent klinisch psycholoog Ann Van Cauwelaert van groepspraktijk Kurago. ‘Daardoor is het moeilijk om op te merken hoe het echt met de ander gaat. Je ziet geen gebaren en kunt geen hand op de schouder van je vriend leggen.’ Volgens Franssen hangt het af van het medium: ‘Bij spraakberichten hoor je wél de intonatie en tijdens het videobellen hoor je iemands stem en zie je zijn gezichtsuitdrukking, wat meer informatie overbrengt.’

Je moet ook niet met alle vrienden evenveel tijd doorbrengen. ‘Als ik mijn beste vriendin een maand niet hoorde, zou ik teleurgesteld zijn’, zegt Franssen. ‘Maar een andere vriendengroep zie ik maar een keer per jaar. We weten dat we in elkaars leven blijven. Het is vooral belangrijk dat je er bent op de momenten die ertoe doen. Door aanwezig te zijn bij een ziekte of bruiloft maken langeafstandsvrienden veel goed.’

25

Fun, fun, fun

Op mijn telefoon houd ik een lijstje bij met leuke momenten, zoals toen mijn huisgenoot me riep om te komen kijken naar een enorme maan of toen ik onverwacht een kerstkaartje kreeg van een oude studievriendin. Want voor we het vergeten: vriendschap is niet alleen een serieuze bezigheid, het is ook samen minutenlang de slappe lach hebben en gezellig picknicken in het park. Kortom, de positiviteit waarover Nelson het heeft. ‘Daarvoor zijn fysieke samenkomsten zo belangrijk’, benadrukt Franssen. ‘Door samen leuke dingen te doen, maak je gedeelde herinneringen. Dat is iets anders dan alleen bijpraten door te chatten of te bellen.’ Het is bijvoorbeeld samen een hobby beginnen, een uitstap naar zee maken of je koffieafspraak verlengen door spontaan naar de cinema te gaan.

Behalve plezier maken, houdt positiviteit in dat je dankbaarheid uit en elkaar bevestiging geeft. ‘Veel behoeftes bij

vriendschap zijn vergelijkbaar met die in een liefdesrelatie’, meent Van Cauwelaert. ‘Erkenning bijvoorbeeld: geef complimenten en benoem wat je zo leuk vindt aan de ander. Dat zijn belangrijke zaken die we vaak nalaten. Een andere behoefte is empathie: vraag naar het gevoel van je vrienden, durf doorvragen en laat hen zelf aangeven wat ze nodig hebben zonder met oplossingen af te komen.’

Binnenlaten

Die kwetsbaarheid is de derde bouwsteen van een lange vriendschapsrelatie. Om ons geliefd te voelen, moeten we het gevoel hebben dat de ander ons kent en daarvoor moeten we die ander binnenlaten. Franssen roept dan ook op om ook eerlijk met je vrienden te praten over je angsten, verwachtingen en frustraties, bijvoorbeeld wanneer het initiatief alleen van jouw kant komt. ‘Met een partner reflecteer je af en toe over hoe de relatie loopt, maar met vrienden doen we dat amper. Daardoor wil jij misschien een hechte band met iemand opbouwen, terwijl die jou puur als een activiteitenpartner beschouwt. Het is goed om dat af te toetsen.’

Vriendschap, het vraagt wat, maar je krijgt er veel voor terug, misschien zelfs levenslang gezelschap. Dus als je de volgende keer denkt aan je leuke oud-collega of de vriend die je gisteren nog zag: laat het hen weten. Niet straks, maar nu meteen. En mocht je je afvragen wat er geworden is van het berichtje naar mijn middelbare-schoolvriendin: ik had graag geëindigd met een verhaal over hoe we uren bijgepraat hebben en een vervolgdate gepland hebben. Maar zo is het niet gegaan. Ik heb antwoord gekregen – dat alles goed gaat en ze nog druk bezig is met haar studies – en daarbij is het gebleven. Het deed me beseffen dat niet elke vriendschap eeuwig moet blijven leven. Vriendschappen onderhouden, betekent ook andere vrienden laten gaan.

relaties 26
BO VAN BIERVLIET

‘Hier kun je op één plein zien hoe de stad kan uitsluiten én verbinden’, zegt Apolline Vranken, architecte en onderzoekster aan de ULB. Het plein tussen de Brusselse Dansaertstraat en de Yvonne Jospastraat valt uiteen in twee delen. Aan de ene kant is er een grote sportkooi, met een voetbal­ en basketbalveld en een paar fitnesstoestellen. Er zijn een paar jongens aan het sporten. Het is een beeld dat zo vertrouwd is dat je er amper bij stilstaat.

Vranken plaatst er graag een paar vraagtekens bij, niet bij de sportende jongens op zich, wel bij de ruimte die ze innemen in de stad. ‘Op dat sportveld zie je alleen jongens en jonge mannen. Impliciet worden vrouwen, gezinnen, ouderen en mensen met een beperking uitgesloten.’ Op het andere – kleinere – deel van het plein voelt wel iedereen zich thuis. Golvende banken en een beetje groen trekken vrouwen en mannen van alle leeftijden, gezinnen komen er spelen, mensen passeren met fietsen en buggy’s. Het is een plek die uitnodigt, door hoe ze ontworpen is en door de vrijheid die ze biedt. ‘Bij een voetbalveld schrijven de stadsplanner en de ontwerper voor hoe de ruimte gebruikt moet

Hoe zou een stad eruitzien waarin iedereen zich op zijn gemak voelt? Speelser, beter verlicht, zonder hindernissen, met meer overlap tussen privé en openbare ruimte, en met minder sportterreinen. ‘Van jongs af krijg je als meisje het idee mee dat je de ruimte aan de jongens moet laten.’

worden, waarmee je meteen een hoop mensen uitsluit. Op het andere deel van het plein kan gevoetbald worden, maar je kunt er net zo goed rusten, praten, met krijt tekenen, tikkertje spelen, dansen of picknicken. Het is een plek waar mensen kunnen onderhandelen over hoe de ruimte gebruikt wordt. Een stad heeft veel meer van die onderhandelingsplekken nodig, zodat iedereen de kans heeft om een deel van de ruimte in te nemen.’

Van het plein aan de Jospastraat –‘een van de 6 procent straten die naar vrouwen genoemd zijn’, zegt Vranken – wandelen we naar de Nieuwe Graanmarkt, een paar honderd meter verder. Hier is het plein zo goed als volledig ingenomen door een sportveld (de rest is parking). Het is er eentje zonder kooi, zodat het iets minder afschrikt. Er loopt al eens een meisje over het veld, en op de banken rondom hangen ook een paar meisjes. ‘Dat is een fenomeen dat je al op de speelplaats ziet: in het midden van de speelplaats voetballen de jongens, rondom houden de meisjes en de niet-voetballers zich op. Vanaf de lagere school krijg je zo als meisje het idee mee dat je niet in het centrum van de ruimte thuishoort, maar in de periferie.’

reportage 28
SINITTA LEUNEN 29

De doorsneestad versterkt de maatschappelijke orde, dat is het bewustzijn dat Vranken en haar medestanders bij de vzw L’architecture qui dégenre tijdens hun rondleidingen willen bijbrengen. Het is pas als je bewust met een vrouwelijke blik rondkijkt dat je het ziet: hoeveel makkelijker mannen hun plek innemen in de openbare ruimte, en hoe stadsplanners maar weinig moeite doen om tegenwicht te bieden. Een badmintonveld of een klimspinnenweb zet meisjes makkelijker aan tot spelen dan een voetbalveld. ‘En waarom staan onze speelterreinen zo in het teken van competitie? Kun je geen andere manier van spelen uitlokken door andere speelterreinen te bedenken? Met meer verbeelding en samenwerking, en minder regels die je moet volgen om te kunnen winnen?’ Ze verwijst naar het werk van het Brusselse architectenbureau Suède 36, dat speelpleinen opdeelt in meerdere kleine veldjes en er reliëf en groen aan toevoegt. ‘Dat werkt wonderwel, dan nemen jongens niet meer als vanzelf het centrum in.’

Met de buggy over de trap

Hoe zou een niet-seksistische stad eruitzien? Dat vroeg de Amerikaanse stedenbouwkundige Dolores Hayden zich ruim veertig jaar geleden af. Steden zijn sterk gemodelleerd vanuit het idee dat de plek van de vrouw thuis is, stelde

Hayden vast. Een niet-seksistische stad zou volgens Hayden de private, professionele en publieke sfeer veel meer in elkaar laten vloeien dan traditioneel gebeurt. In de feministische stad zou ook meer in gemeenschap geleefd worden, zodat zorgtaken veel meer gedeeld zouden kunnen worden dan in de eengezinswoning het geval is.

Al zolang steden bestaan, worden ze vormgegeven door mannen – stadsplanners, architecten, politici. Maar vrouwen gebruiken de stad op een heel andere manier. Dat hangt sterk samen met de traditionele verdeling tussen de seksen, die maar erg langzaam opschuift in de richting van een gelijke verdeling van de zorgtaken. Terwijl mannen vaker de stad gebruiken om van en naar hun werk te gaan, en eventueel naderhand te ontspannen, hangt de dag van een vrouw vaak aan elkaar van de verplaatsingen voor werk én zorg (crèche, school, boodschappen). Mannen gebruiken vaker de auto, vrouwen zijn afhankelijk van openbaar vervoer en wandelen meer. En dat vaak in gezelschap van één of meerdere niet altijd even zelfstandige kinderen.

Hoe de stad voor de jonge moeder een uitputtingsslag kan worden, heeft de Canadese geografe Leslie Kern levendig beschreven in Feminist city. Het boek ademt liefde voor de

Een meer feministische stad is niet per se een zaak van grote principes en dure ingrepen. In Stockholm beginnen de sneeuwruimers hun ronde aan crèches, scholen en openbaar vervoer. Openbare toiletten, plekken voor borstvoeding en verlichting maken een wereld van verschil.

reportage 30

stad als bron van vrijheid en inspiratie, en tegelijk geeft het uiting aan de vele frustraties van het stadsleven, van het onveiligheidsgevoel tot de trappen waar je met een buggy over moet sleuren. Een meer feministische stad is niet per se een zaak van grote principes en dure ingrepen. In Stockholm beginnen de sneeuwruimers hun ronde aan crèches, scholen en openbaar vervoer. Openbare toiletten en plekken om borstvoeding te geven maken een wereld van verschil. Goede verlichting is cruciaal. Voetpaden en pleinen zonder hindernissen helpen ook andere verzorgenden, én ouderen én mensen met een beperking – wat goed is voor vrouwen, is goed voor iedereen. ‘Je zou bij alle projecten een gendertoets moeten inbouwen’, zegt Apolline Vranken.

In een stad die de feministische toets doorstaat, moet een vrouw zich niet afvragen of ze er goed aan doet om ’s avonds de kortste weg naar huis te nemen. ‘In een vrouwelijke stad zou er veel meer bewoning op straatniveau zijn’, zegt Vranken. ‘In een stad als Brussel is het privéleven helemaal afgescheiden van het publieke leven. Blinde muren, garagepoorten, straten met vitrines waar ’s avonds geen leven is, de vele bel-etagewoningen waarin het privéleven zich boven het straatniveau afspeelt: het maakt dat er hele straten zijn waar je je verlaten voelt, afgesneden van menselijk contact. Amsterdam is daar heel anders in, daar zie je overal wel een licht branden, of je hoort iets, of mensen zitten op de bank voor hun huis een glas wijn te drinken. Dat voelt veiliger, je krijgt een gezamenlijke waakzaamheid – niet controlerend, maar steunend.’

31

In een inclusieve stad

eerste plaats alle bewoners thuisvoelen. Dat is voor mij een vrouwelijke eentje die met zorg omgaat haar bewoners, ongeacht geaardheid, leeftijd, beperking. moet je praten met iedereen gebruikt.’

zouden
32

zouden op de bewoners zich moeten vrouwelijke stad: omgaat met ongeacht geslacht, beperking. Daarvoor iedereen die de stad

33

Mensenmaat

‘Het Beursplein is het beste voorbeeld van hoe slecht het kan zijn’, zegt Camille Kervella, architecte, medeoprichtster van L’architecture qui dégenre en curator van de tentoonstelling Queering Brussels. De grote vlakte voor het Beursgebouw, het centrale punt van de voetgangerszone, zou bij uitstek een uitnodiging moeten zijn aan het adres van flaneurs allerhande, en hele gezinnen moeten trekken.

Op het eerste gezicht is het een toegankelijke plek: het plein is vlak, en het loopt over in de omringende straten zonder dat er drempels zijn. Maar in de praktijk is het een plek die gedomineerd wordt door mannen, vaak in groep. ‘Wat op zich goed is, het bewijst dat zij zich hier op hun gemak voelen,’ zegt Kervella, ‘maar het is zo intens, dat het voor mensen die geen man zijn niet erg comfortabel voelt. Door de grote open vlakte voel je je hier als vrouw heel erg bekeken, heel erg exposed. Dat maakt ongemakkelijk, het triggert de ervaringen die bijna alle vrouwen hebben met lastiggevallen worden. En als je je even op een bank zet, word je aangesproken, alsof je aanwezigheid op deze plek aangeeft dat je beschikbaar bent voor contact. Het is heel moeilijk om hier als vrouw gewoon even te chillen.’

Een simpele ingreep als een fontein, met een drinkkraantje

en meer beschutte zitplaatsen rondom, zou de plek veel inclusiever kunnen maken, denkt Kervella. Of een hoop blokken en andere verplaatsbare elementen, zodat gebruikers zelf de ruimte kunnen vormgeven. Een ideale inclusieve publieke ruimte werkt een beetje zoals een goed park, waar bomen wat afstand tussen de bezoekers garanderen, en het groen tegelijk wat intimiteit kan brengen. ‘Het Beursplein zoals het nu is, is geen plek op mensenmaat. Het is een plek voor kapitalistische evenementen zoals Winterpret. In een inclusieve stad zouden op de eerste plaats alle bewoners zich moeten thuisvoelen. Dat is voor mij een vrouwelijke stad: eentje die met zorg omgaat met haar bewoners, ongeacht geslacht, geaardheid, leeftijd, beperking. Daarvoor moet je praten met iedereen die de stad gebruikt.’

Kervella verwijst naar het werk dat Edith Maruéjouls, een geografe met specialisatie in gender, doet in Frankrijk, vooral in scholen. Ze vraagt kinderen hoe ze samen willen spelen, nodigt hen uit om spelletjes te bedenken, en wat ze daarvoor nodig hebben. ‘Stel je voor dat je dat kunt doen in Brussel, vragen hoe bewoners samen zouden spelen op een plein. In de projecten van Maruéjouls zie je hoe de kinderen onderling met veel liefde en zorg communiceren, en hoe blij ze zijn met de resultaten. Ze dragen ook zorg voor de ruimtes

die ze samen ontwerpen. Als je mensen bij de stad betrekt, gaan ze zich ook meer deel van de stad voelen.’

In Brussel lopen een paar proefprojecten waarin meisjes gehoord zullen worden (DS 6/9). In Namen is een gebouw ontworpen met input van de feministische vzw Garance. ‘Een heel mooi project,’ zegt Vranken, ‘met een openbare bibliotheek en een restaurant dat laat openblijft. Er is erg nagedacht over verlichting ook, en over hoe de parking uitkomt in de publieke ruimte. Wat ik nog mis, zijn woningen in het project. Dat is de beste manier om mensen het gevoel te geven dat ze niet alleen zijn.’

Begijnhoven

Terwijl in België de inclusieve stedenbouwkunde nog in de kinderschoenen staat, is er één stad die al decennialang rekening houdt met de genderdimensie in nieuwe projecten. In Wenen heeft stadsplanner Eva Kail (DS 16/4) een goede dertig jaar geleden de feministische blik op de stad ingevoerd, als eerste hoofd van het Frauenburo. Een van haar grote projecten was FrauenWerk-Stadt, een complex van 357 wooneenheden dat door vrouwen ontworpen werd, onder meer te merken aan de parkeerplekken voor buggy’s en brede trappenhuizen, met gedeelde ruimte die uitnodigt tot contact. In de wijk Aspern, ook volledig afgestemd op

reportage 34

de noden van gezinnen, zijn alle straten en pleinen naar vrouwen vernoemd. ‘Ook op dat vlak heeft Brussel nog een hele weg te gaan’, zegt Vranken. ‘De bijdrage van vrouwen uit de geschiedenis lijkt hier actief weggevaagd.’ Ze geeft het voorbeeld van het modernistische gebouw van MAD Brussels, waarvan tot voor kort niemand, zelfs niet het renoverende architectenteam, wist dat het van de hand van een vrouw is. Eliane Havenith tekende het samen met Marcel Anneet, maar haar bijdrage kwam pas boven water toen een medewerker van het Civa tijdens covid de tijd vond om het archief-Havenith te ordenen. Havenith is dit jaar een van de figuren op de affiches van de Matrimony Days, die de bijdrage van vrouwen aan de stad voor het voetlicht brengen.

‘Als je zoekt, vind je vrouwen genoeg die een rol gespeeld hebben in architectuur en stedenbouw’, zegt Vranken. ‘We hebben daar een sterke traditie in. De begijnen waren de eerste vrouwelijke grondbezitters, en een begijnhof is een soort stad-in-de-stad, met een grote openheid. Anders dan nonnen sloten de begijnen zich niet af, ze werkten in de stad en hielden bijvoorbeeld scholen open. En in een begijnhof zie je hoe werk, huiselijkheid en publieke ruimte door elkaar lopen. Het is het beste voorbeeld van een feministische stad dat ik ken.’

In een stad die de feministische toets doorstaat, moet een vrouw zich niet afvragen of ze er goed aan doet om ’s avonds de kortste weg naar huis te nemen.
35
Als je je even op een bank zet, word je aangesproken, alsof je aanwezigheid op deze plek aangeeft dat je beschikbaar bent voor contact.

ZOWEL DE KLIMAATOPWARMING ALS DE STIKSTOFOVERLAST IS GUNSTIG VOOR DE dagpauwoog.

36

Met vier blauwige ogen op zijn roodbruine vleugels is de dagpauwoog een van onze mooiste vlinders. Algemeen wordt aangenomen dat de ogen een manier zijn om vlindereters af te schrikken. Verrassend voor een vlinder is dat dagpauwogen, als ze bedreigd worden, een sissend geluid produceren met hun vleugels. Als hij zijn vleugels dichtvouwt, is een dagpauwoog bijna onzichtbaar – hij is dan uniform bruinzwart. De rupsen zijn zwart met witte spikkeltjes. Zij zijn beschermd door stekels op hun lichaam.

Misschien zijn de ogen ook een element om indruk te maken op potentiële partners. Mannetjes verdedigen vliegend een territorium, waarnaar ze een vrouwtje proberen te lokken. Ze zijn heel actief in de voortplantingstijd, want de periode waarin een vrouwtje vruchtbaar is, is klein. De evaluatie moet dus snel gaan, zodat er geen tijd is voor een uitgebreid vooronderzoek. De vleugelogen kunnen daarbij helpen.

Een vrouwtje legt honderden eitjes, vooral op brandnetels – de lievelingsplant van de rupsen. De duur van de cyclus van eitje naar volwassen vlinder hangt af van de weersomstandigheden, maar als alles goed zit kan hij in twintig dagen (in plaats van dertig à zestig) rond zijn. Dagpauwogen overwinteren als vlinder, wat maakt dat ze in het voorjaar een van de eerste vlinders zijn die zich laten zien. Ze komen in tuinen voor, waardoor ze voor veel mensen een eerste signaal van de lente zijn. Op bloeiende vlinderstruiken zitten soms tientallen dagpauwogen, dikwijls met grote verschillen in slijtagepatronen op hun vleugels – hun vliegtijd is beperkt door wat hun vleugels aankunnen.

In The Journal of Animal Ecology werd de dagpauwoog vermeld als een vlinder die moeite

heeft om zijn lichaamstemperatuur onder controle te houden in hittegolven, waardoor hij meer dan andere soorten zou gaan lijden onder de klimaatopwarming. Er werd aanbevolen om in tuinen schaduwrijke plekjes aan te leggen, waar de soort voor de zon kan schuilen.

Maar een studie in het vakblad Insects van onder meer bio-ingenieur Marc Herremans, tot voor kort chef van de studiedienst van Natuurpunt, stelt net dat de dagpauwoog profiteert van de opwarming. Vroeger kon hij bij ons elk jaar slechts één vlindergeneratie voortbrengen, maar tegenwoordig komt er na de lentegeneratie nog een herfstgeneratie bij. Dat werd voor het eerst vastgesteld in de jaren 1976 en 1989 – toen was het uitzonderlijk warm. Sinds 2005 is het de regel, hoewel het sommige jaren nog eens misloopt, zoals in 2018 toen het in de zomer zo droog was dat de brandnetels massaal verdorden en de rupsen geen voedsel hadden.

Vroeger werd 5 procent van de waarnemingen van dagpauwogen in Vlaanderen in de herfst gedaan, nu is dat 30 procent. De langere vliegtijd door het warmere weer en de kortere tijd om eitjes te laten uitgroeien tot vlinders zijn samen verantwoordelijk voor de verdubbeling van de voortplantingsmogelijkheden. Vroegen haalden de eitjes van de zomervlinders nooit de volwassen fase. Nu gaan vlinders uit de eerste en tweede generatie samen de winter in.

Om het nog straffer te maken halen de rupsen voordeel uit het feit dat brandnetels tot de weinige planten behoren die profiteren van de stikstofoverlast in ons landschap. De dagpauwoog is dus een soort die succes puurt uit de sluipende aanslagen van de mens op zijn leefmilieu.

wetenschap 37
‘Sinds 2005 planten dagpauwogen zich bij ons twee keer per jaar voort in plaats van één keer.’

HET GEVAAR VAN

MENSTRUATIE-APPS: ‘DATA KUNNEN TEGEN VROUWEN WORDEN

GEBRUIKT IN ABORTUSRECHTZAKEN’

Het nieuws dat het Amerikaanse Hooggerechtshof het abortusrecht op de helling dreigt te zetten, veroorzaakt ongerustheid bij vrouwen die menstruatie­apps gebruiken. Zulke apps

kunnen namelijk prijsgeven wanneer iemand zwanger is, of zwanger is geweest. Ook in Europa is voorzichtigheid geboden, zegt onderzoeker

Rob Heyman (VUB).

38

‘zelfs advertentieschocoladekunnen worden afgestemd op menstruatiecycli.’

Begin mei publiceerde de Amerikaanse nieuwssite Politico een ontwerpadvies van het Amerikaanse Hooggerechtshof waaruit blijkt dat het Hof het grondwettelijk gegarandeerde recht op abortus wil schrappen. Als dat gebeurt, kan elke staat in de VS binnenkort zelf bepalen of ze abortus toestaat of verbiedt.

‘Iedereen die zwanger kan worden, moet nu werk maken van zijn digitale veiligheid’, tweette activiste Erin Matson eerder deze week. Matson is medeoprichter van Reproaction, een actiegroep die strijdt voor het recht op abortus. ‘Je menstruatie- en vruchtbaarheidsapp of je zoekopdrachten lijken nu misschien geen big deal, maar ze kunnen vanaf juli tegen je gebruikt worden.’ In juli valt wellicht de beslissing van het Hof.

Handig hulpmiddel

In de hele wereld maken miljoenen mensen die menstrueren gebruik van apps om hun vruchtbaarheidscyclus te monitoren. Zulke apps vormen een handig hulpmiddel voor wie zwanger wil worden of dat net probeert te vermijden.

De apps hebben daarvoor uiteraard erg persoonlijke informatie nodig. Wanneer is de gebruiker ongesteld geweest? Welke fysieke symptomen gingen daarmee gepaard? Heeft de gebruiker onbeschermde seks gehad? Met die gegevens en met behulp van kunstmatige intelligentie zoeken de apps in een enorme dataset naar patronen die helpen de vruchtbare periode van vrouwen te voorspellen.

In het verleden bleken die data al een goudmijn voor adverteerders. Zo ontdekte Privacy International in 2019 dat onder andere de populaire menstruatie-apps Maya en MIA gevoelige data van gebruikers automatisch deelden met Facebook om er strategische advertenties aan te kunnen koppelen. Ze deden dat vanaf het moment dat een gebruiker de app installeerde en opende, nog voor die persoon had ingestemd met het privacybeleid.

Adverteerders kunnen met die informatie heel gericht hun doelpubliek bereiken. Ze tonen bijvoorbeeld reclame voor crèmes tegen acne aan vrouwen die in de app

‘Onderzoeksrechters hebben in de VS al eerder data van apps opgevraagd om claims te staven’

39

aangeven daar last van te ondervinden. Of ze schotelen advertenties voor luiers voor aan vrouwen die zwanger zijn. Zelfs chocolade-advertenties kunnen worden afgestemd op menstruatiecycli.

Bewijsmateriaal

Die lakse omgang met gegevens uit menstruatie-apps zonder toestemming van de gebruiker is niet nieuw. Maar die laksheid zou nog gevaarlijker kunnen worden als bepaalde staten abortus binnenkort strafbaar zouden maken. Vrouwen vrezen dat die slecht beschermde data straks ook als bewijsmateriaal zullen opduiken in rechtszaken tegen hen.

Rob Heyman, coördinator van het Kenniscentrum Data & Maatschappij en onderzoeker bij imec-SMIT (VUB)

‘Die vrouwen maken zich terecht zorgen’, zegt Rob Heyman, die het Kenniscentrum Data & Maatschappij coördineert bij de onderzoeksgroep imec-SMIT (VUB). ‘Onder-

zoeksrechters hebben in de VS al eerder data van apps opgevraagd om claims te staven. In staten waar abortus illegaal wordt, kunnen gegevens over menstruele cycli dus zeker een rol beginnen te spelen in strafzaken.’

Amerikaanse privacyverdedigers vragen de ontwikkelaars van menstruatie- en vruchtbaarheidsapps dan ook om stil te staan bij de manieren waarop gegevens uit die apps in de toekomst gebruikt of misbruikt kunnen worden. ‘Iedereen die werkt met data over reproductieve gezondheid moet nadenken over welke gegevens hij verzamelt, waar hij die opslaat en voor hoe lang die daar bewaard blijven’, vertelde technologie-expert Cooper Quintin van de Electronic Frontier Foundation (EFF) eerder deze maand aan de BBC.

Ethisch en juridisch onaanvaardbaar

In de Europese Unie zijn de data van menstruatie- en vruchtbaarheidsapps beter beschermd. Dat is te danken

Tips voor de gebruiker

Wat kun je zelf doen om je data veilig te stellen?

Heyman raadt aan om te kiezen voor apps die je data lokaal (op je eigen toestel) bewaren. ‘Op die manier kan de ontwikkelaar niet aan je gegevens, zelfs als die dat zou willen of als een privébedrijf of een

overheidsinstelling daarnaar zou vragen’, zegt hij. Daarnaast kun je ook letten op hoe lang je data worden bijgehouden. ‘De regel is: hoe korter, hoe beter’, zegt Heyman. ‘Je kunt je afvragen wat de meerwaarde is van data die jaren bewaard blijven.’

aan de algemene verordening gegevensbescherming (AVG), beter bekend onder de Engelse afkorting GDPR. Toch toont recent onderzoek van de universiteit van Zürich aan dat de apps ook hier tegen de privacyregels zondigen. Volgens de onderzoekers voldoen de door hen beoordeelde apps niet aan de basisnormen voor privacy, uitwisseling en beveiliging van gegevens, wat ze ‘ethisch en juridisch onaanvaardbaar’ noemen.

Heyman bevestigt die conclusie. ‘Volgens de GDPR is er een waslijst aan regels waaraan apps moeten voldoen en het klopt dat ontwikkelaars nog altijd steken laten vallen’, zegt hij. ‘Als gebruiker zou je dan moeten achterhalen waarmee ze precies niet in orde zijn. Vaak hebben de apps geen duidelijk privacystatement of vermelden ze niet waar data bewaard worden. En dan loop je in Europa in theorie dezelfde risico’s als in de VS.’ Toch acht Heyman de kans klein dat politiediensten in Europa gebruik zullen maken van de data, net omdat het bij wet verboden is.

Ten slotte garandeert de Europese privacywetgeving ook het recht op vergetelheid. Heyman: ‘Als je een app verwijdert, mag je de ontwikkelaar vragen om al je persoonsgegevens van zijn centrale servers te verwijderen. Maak zeker gebruik van dat recht.’

technologie
40
BO VAN BIERVLIET 41

Tien vragen over Alzheimer: ‘iemands leefstijl speelt een grotere rol dan zijn aanleg’

BO VAN BIERVLIET

1. Waarom krijgen steeds meer mensen alzheimer?

Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie (70 procent). Het risico op de ziekte neemt toe naarmate je ouder wordt. Omdat de bevolking vergrijst, stijgt het aantal mensen met dementie explosief.

2. Wie lopen het risico op de ziekte van Alzheimer?

De ziekte komt vaker voor bij vrouwen (een op de drie) dan mannen (een op de zeven). Vrouwen worden ouder dan mannen en ontwikkelen de ziekte vaak op een leeftijd waarop mannen al zijn overleden. Daarnaast tonen studies aan dat binnen een bepaalde leeftijdsgroep meer vrouwen dan mannen dementie krijgen.

Waarom dit zo is, is nog niet bekend. Ook jongere mensen kunnen alzheimer krijgen. Volgens professor Marcel Olde Rikkert van het Radboudumc Alzheimer Centrum spelen leefstijl en aanleg een grote rol in de ontwikkeling van de ziekte. ‘Leefstijl nog meer dan aanleg.’

Overgewicht op middelbare leeftijd is een bewezen en belangrijke risicofactor. Ook mensen met een hoog cholesterol-

gehalte en een hoge bloeddruk op middelbare leeftijd behoren tot de risicogroep. Olde Rikkert is ervan overtuigd dat als we deze risicofactoren aanpakken, 35 procent van de dementie-gevallen is te voorkomen.

‘Al kennen we niet alle risicofactoren en spelen ook genetische factoren mee.’ Wat volgens Olde Rikkert bijdraagt aan de ziekte zijn overgewicht, suikerziekte, hoge bloeddruk en gehoorverlies. ‘Dat laatste is een miskende factor. Omdat je minder hoort en minder sociaal contact hebt, mis je de prikkels die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de hersenen.’

3. Waarom herkent iemand met alzheimer soms een geliefde of familielid niet meer?

Bij alzheimer klonteren er eiwitten buiten de hersencel (plaques) en ontstaan knopen in de cellen (tangles), waardoor de hersencellen kapot gaan. Daardoor neemt hun aantal na verloop van tijd af. Dat tast de hersenfuncties aan.

Professor Philip Scheltens, directeur van het VUmc Alzheimercentrum › Bij alzheimer wordt de hippocampus in het hersengebied vaak als een van de eerste delen aange-

tast. In dit deel van ons brein zit het geheugen. In een later stadium volgen bijvoorbeeld hersendelen waarin herkenning bevinden van gezichten en de associatie van naam en gezicht. Patiënten herkennen dan in hun zoon het gezicht van hun man of vader, of herkennen hun zoon niet meer. Dat gebeurt niet bij iedere patiënt. Sommigen verliezen hun geheugen voor feiten, anderen vergeten wat er net is gebeurd of krijgen juist problemen met taal of praktische vaardigheden.

4. Waarom is het zo moeilijk om alzheimer in een vroeg stadium vast te stellen?

Olde Rikkert › Een huisarts moet veel ervaring hebben om de vroege symptomen te kunnen herkennen, zoals geheugenverlies of andere psychische functies. Symptomen die ook op normale klachten van ouderen lijken. Bij jongeren is het lastiger omdat vaak wordt gedacht aan psychische klachten of burn-outachtige verschijnselen. Bij jonge mensen uit alzheimer zich bijvoorbeeld door een gebrek aan planning of door angst of somberte. Maar dit kan ook bij andere ziektes het geval zijn, waardoor je als arts niet snel denkt aan alzheimer. ‹

44
Vandaag is het Wereld Alzheimer Dag. Kenners voorspellen dat het aantal mensen met alzheimer in de toekomst explosief zal stijgen. Toch kent de hersenziekte nowel geheimen, voor ons en wetenschappers. Tien vragen op een rij.
gezondheid

5. Is het mogelijk van alzheimer te genezen?

Nog niet. Professor Scheltens › We testen medicijnen bij mensen die de ziekte net hebben om te zien welk effect het op het eiwit heeft. Er zijn twee soorten medicijnen: een waarbij we proberen het ontstaan van giftig eiwit te voorkomen. En medicijnen die het geklonterde eiwit afbreken.

› Over vijf jaar hopen we een medicijn te hebben dat het ziekmakende proces in een vroeg stadium kan stoppen door het eiwit aan te pakken dat problemen geeft. En wellicht kunnen we de ziekte in de toekomst voorkomen met medicijnen. ‹

6. Waaraan sterven de meeste alzheimerpatiënten?

Gemiddeld leeft een patiënt acht jaar met alzheimer voor hij of zij overlijdt. Scheltens: ‘Mensen sterven niet aan de ziekte, die tast namelijk de organen als hart en vaten niet aan, maar zorgt ervoor dat een patiënt op een bepaald moment bedlegerig wordt en niet meer bij machte is zichzelf te voeden of te verzorgen. Daardoor wordt het lichaam vatbaar voor infecties. Een patiënt overlijdt bijvoorbeeld aan een longontsteking.’

In een verzorgingshuis is de kans op sterfte groter dan thuis, vanwege de micro-organismen waar je ziek van kan worden.

7. Helpt avocado’s en walnoten eten tegen alzheimer?

Avocado’s en walnoten eten helpt niet. Tenminste, dat is niet wetenschappelijk bewe-

zen. Dat geldt voor geen enkel voedingsmiddel. Wel wordt vermoed dat een voedingspatroon invloed heeft, aangezien Italianen en Japanners minder gevallen van alzheimer kennen.

8. Grieks leren en sudoku’s maken, helpt dat alzheimer te voorkomen?

Scheltens › Complexe (sociale) activiteiten helpen om je hersenen gezond te houden en weerbaar te maken tegen symptomen van dementie. Kruiswoordpuzzels of sudoku’s aanleren is goed, maar zodra je het trucje kent is de uitdaging weg. Het is goed om nieuwe, complexe taken aan te leren. Een taal, pottenbakken of viool spelen, maar ook vrijwilligerswerk of nieuwe vrienden maken helpt.

› Dat komt doordat we daarmee de verbinding tussen onze hersencellen verstevigen en uitbreiden. Hoe groter dit netwerk en hoe meer cellen met elkaar in verbinding staan, hoe meer routes er zijn en weerbaarder het brein. Dit trainen heeft vooral effect in de leeftijd van 40 tot 60 jaar. Dan leg je de basis voor de gezondheid van de hersenen na je zeventigste. ‹

9. Kan ik een gesprek voeren met een alzheimerpatiënt?

Dat kan zeker in het beginstadium. Praat in korte zinnen en verpak één boodschap per zin. Geef iemand de tijd de vraag te verwerken. Wat ook helpt is iets laten ruiken, zien of voelen. Dit stimuleert de zintuigen waardoor iemand sneller snapt wat er wordt gezegd. Ook beelden laten zien, vooral herkenbare van vroeger, kan stimuleren.

10. Hoe kan muziek alzheimerpatiënten helpen?

In de documentaire ‘Alive Inside’ krijgt de 94-jarige dementerende Henry Dreher muziektherapie. Hij brengt zijn dagen zonder te praten door in een rolstoel. Tot een medewerker hem de muziek van zijn idool Cab Calloway laat horen.

Henry’s ogen gaan open, zijn hoofd komt omhoog en hij gaat stralen. Henry begint zelfs te zingen. Wanneer de interviewer hem daarna vragen stelt over zijn liefde voor muziek, geeft hij antwoord. Zodra de muziek ophoudt is het effect weg.

Alzheimerpatiënten in een vergevorderd stadium hebben baat bij muziek, die prikkelt hen en maakt ze levendig.

Wie was Alzheimer?

De Duitse neuropatholoog Aloïs Alzheimer (1864-1915) onderzocht en beschreef de veranderingen in de hersenen bij dementie. Vandaar dat de ziekte naar hem is vernoemd.

45

DE ‘LANGZAME

PANDEMIE’ DIE WE UIT HET OOG VERLIEZEN

‘Bacteriën eisen over dertig jaar wellicht meer levens dan kanker’

Na virussen moeten we durven kijken naar een nieuw gevaar: bacteriën. Infecties worden steeds moeilijker te bevechten. Nieuwe antibiotica zijn hoognodig. Onderzoek van Gilles van Wezel bouwt het fundament voor deze zoektocht.

Blaasontsteking? Even langs de dokter voor een antibioticakuurtje. Maar voor hoe lang nog? “Bacteriën passen zich aan. Wereldwijd worden ze in rap tempo resistent, waardoor onze antibiotica bij veel bacteriën niet meer werken,” zegt Gilles van Wezel, hoogleraar moleculaire biotechnologie aan de Universiteit Leiden. “We hebben een gigantisch probleem.”

“Resistentie gaat miljarden kosten in de zorg. Bacteriën die ons te slim af zijn, vormen een traag groeiend gevaar. Waar de coronapandemie razendsnel opkwam, vormt antibioticaresistentie de zogeheten ‘langzame pandemie’. Maar het gevaar komt eraan: over dertig jaar overlijden mogelijk meer mensen door bacterie-infecties dan aan kanker. Zelfs een eenvoudige ontsteking kan dan tot de dood leiden.”

De vraag is dus: waar halen we nieuwe antibiotica vandaan die straks nog wel werken? Om deze vraag te beantwoorden, heeft Van Wezel

een van de grootste onderzoeksbeurzen in Europa gekregen. Zijn onderzoek naar ‘slapende antibiotica’ legt een veelbelovend fundament voor de strijd tegen ziekmakende bacteriën.

— Wat zijn slapende antibiotica?

“In de 20ste eeuw ontdekten we met sneltreinvaart antibiotica, totdat we niets nieuws meer vonden. Nieuwe antibiotica zoeken gaat net zoals voetbalplaatjes sparen bij de supermarkt. De eerste keer dat je boodschappen doet, zijn ze allemaal nieuw. De tweede keer ook. Maar de derde en vierde keer krijg je er eentje die je al hebt. Op een gegeven moment heb je ze bijna allemaal. Dan is het ontzettend moeilijk om die laatste te vinden, je blijft maar op dezelfde plaatjes stuiten. Op dat punt zijn we nu in antibiotica-onderzoek.”

“We weten dat grondbacteriën – goede bacteriën die in de grond leven – nieuwe antibiotica kunnen maken om andere bacteriën uit de buurt te houden. Maar in het lab willen ze dat niet doen. Daarom noemen we dit ‘slapende antibiotica’. Ik doe al jaren onderzoek naar de vraag wanneer die nieuwe antibiotica dan wél worden aangemaakt.”

47

— Hoe ‘wek’ je slapende antibiotica?

“Hiervoor moeten we eerst terug naar de natuur. De meeste antibiotica komen niet uit de fabriek, maar zijn natuurstoffen uit de grond. Schimmels en grondbacteriën zoals de Streptomyces produceren 95 procent van alle antibiotica. Die bacteriën groeien in bosgrond en krijgen daar een kakofonie aan signalen op zich afgevuurd. Deze bepalen of Streptomyces bijvoorbeeld gaan groeien of antibiotica gaan produceren. De grootste uitdaging in het lab is begrijpen welke signalen de antibioticaproductie ‘aanzetten’.

“Grondbacteriën beschermen zichzelf met antibiotica tegen vijandelijke bacteriën. Grondbacteriën zitten geworteld in de aarde met een dradennetwerk, net als paddenstoelen. Als de voedingsstoffen op zijn in de grond, maken ze sporen. Die worden ergens anders heen geblazen, waar ze opnieuw uitgroeien. Om die sporen te maken breken ze hun eigen dradennetwerk af tot bouwstenen. Vijandelijke bacteriën die wel kunnen bewegen, haasten zich erheen om die bouwstenen op te eten. De grondbacteriën produceren antibiotica om hun vijanden te doden. Antibiotica zijn dus wapens, en worden alleen gemaakt tijdens de sporenvorming.”

— Kunnen we met deze kennis nieuwe antibiotica produceren?

“Als ‘hongerige’ grondbacteriën hun dradennetwerk afbreken tot bouwstenen, is dat een signaal dat er antibiotica nodig zijn. Als we deze bouwstenen bij grondbacteriën voegen in het laboratorium, gaan ze inderdaad antibiotica maken. Deze signaalmoleculen zetten een ‘schakelaartje’ om, dat genen voor antibioticaproductie ‘aanzet’. Dat is echt een vertaling van wat er in de natuur gebeurt. We hebben recentelijk nog twee van zulke signaalstoffen gevonden.”

“Toch hebben we nog geen nieuwe medicijnen. Zo eenvoudig is het helaas niet. Eerst moeten we de kakofonie aan signalen in kaart brengen, om te snappen hoe ze antibioticagenen activeren.”

— Kun je antibiotica niet gewoon uit de natuur halen?

“De grondbacteriën maken antibiotica tot nu toe alleen – verrassing – in de grond. Als je vele bacteriesoorten met modder en al in de grond stopt, kun je niet zien welke signaalstoffen welke bacterie aanzetten tot antibioticaproductie. Bovendien worden onbekende antibiotica slechts in minuscule hoeveelheden gemaakt, in

wetenschap 48

tegenstelling tot al bekende antibiotica. Vergelijk het met ‘goudklompjes’ die je niet ziet tussen een berg kiezelstenen. Voor medicijnen haal je nooit genoeg uit de natuur. Je zult naar het laboratorium moeten.”

— Hoe kunnen we het dan wel oplossen?

“We leren wel veel van de natuur. Na langdurig onderzoek weten we welke genen die (nu nog) slapende antibiotica kunnen maken. We kennen er nu al meer dan een miljoen. Maar we moeten voor elk antibioticumgen uitzoeken met welk ‘schakelaartje’ we het ‘aan’ kunnen zetten, zodat antibiotica geproduceerd worden. Als je na veel onderzoek, geld en moeite zo’n schakelaartje omzet, en je vindt geen nieuw antibioticum, dan is dat zonde. Dus waar begin je?”

“De bouwstenen die signaleren dat antibiotica nodig zijn, zijn maar één regulatiemechanisme. Ik wil een stap dieper gaan. Met moderne technologie willen we alle regulatiemechanismen van de grondbacterie in kaart brengen. Daarvan kennen we nu pas zo’n 3 procent. Als we herkennen hoe antibioticagenen gereguleerd zijn, dan kunnen we voorspellen welke van die miljoen genen de kiezelstenen en welke de goudklompjes zijn.”

“Ik wil een handleiding maken, zodat onderzoekers wereldwijd nieuwe medicijnen kunnen vinden. De hele wereld kan onze databases straks gebruiken.”

— Komt er geen resistentie tegen deze nieuwe ‘slapende’ antibiotica?

“Er ontstaat ongetwijfeld uiteindelijk weer resistentie tegen nieuwe antibiotica, maar toch moeten we voor de komende generaties echt nieuwe vinden. Anders moeten we buitengewoon radicale therapieën gaan toepassen bij bacterie-infecties, met net zulke grimmige bijwerkingen als chemotherapie bij kanker.”

“Ik ben er honderd procent van overtuigd dat er ergens antibiotica zijn waar we nu geen weet van hebben, maar die ongelooflijk belangrijk gaan zijn. We hebben nog zóveel niet geprobeerd, het is ondenkbaar dat alles is gevonden.”

“Ik weet niet of dit de toekomst is. Maar zo leren we wel of we deze weg moeten blijven bewandelen. Oplossen gaan we het nooit, want resistentie zal altijd terugkomen. Wat we wel kunnen doen is het fundament leggen voor nieuwe medicijnen. Hiermee hopen we de langzame pandemie voor te blijven.”

49
“Ik ben er honderd procent van overtuigd dat er ergens antibiotica zijn waar we nu geen weet van hebben, maar die ongelooflijk belangrijk gaan zijn. We hebben nog zóveel niet geprobeerd, het is ondenkbaar dat alles is gevonden.”
RAWWKIM
COVER FOTO & BINNENWERK DOOR BO VAN BIERVLIET

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.