2 minute read
‘Even stevig ertegenin, met Led Zeppelin’
Groningen. Universiteit. Maar ook talloze straten, huizen, bruggen, pleinen waar herinneringen liggen. Bekende oud-RUG-studenten vertellen over hun speciale plek. maakten aantekeningen voor de anderen, met carbonpapier. Ik dacht: Het moet een keer leuker worden. En dat gebeurde ook, bij de coschappen, in Enschede. Ik hield mijn kamer aan en kwam elk weekend terug. Groningen was een veel bruisender stad dan Enschede.
Ernst Kuipers (1959), voorzitter Landelijk Netwerk Acute Zorg en voortrekker Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding, alias ‘ic-beddenbaas’ in coronatijd; voorzitter Raad van BestuurErasmus MC Rotterdam; hoogleraar gastro-enterologie; studeerde een jaar scheikunde en daarna geneeskunde (afgestudeerd 1986).Speciale plek
Tekst: Ellis Ellenbroek, foto: Elmer Spaargaren
‘Ik woonde mijn hele studietijd op hetzelfde adres, twee huizen boven elkaar. Ik ben op het bovenhuis begonnen, later verhuisde ik naar beneden. Andere deur. Zelfde club mensen. Ik herinner me de luide klingelbel en een buurman die elektrische gitaar speelde. Als hij te lang en te luid speelde werden meestal mijn boxen gebruikt voor wat tegengas. Bijna altijd Led Zeppelin. Even stevig ertegenin was de manier om de buurman weer rustig te krijgen. De huurbaas was een prachtige Groninger die de boekhouding niet altijd even goed op orde had. Periodiek kreeg je boze briefjes, dat je je huur niet had overgemaakt. Wij gingen dan rustig met hem door zijn bankafschriften en wezen aan dat we wel degelijk betaald hadden. Ik was de enige in huis die geneeskunde studeerde. Geneeskunde toen was een ongelooflijk saaie studie. Het curriculum zat niet zo stevig in elkaar. De medische colleges waren verschrikkelijk. Niet te pruimen zo saai. Met twee anderen had ik een groepje. We gingen om beurten naar college en maakten aantekeningen voor de anderen, met carbonpapier. Ik dacht: Het moet een keer leuker worden. En dat gebeurde ook, bij de coschappen, in Enschede. Ik hield mijn kamer aan en kwam elk weekend terug. Groningen was een veel bruisender stad dan Enschede.
Alle college-uren met carbonpapier, al die uurtjes studeren op het Eyssoniusplein liggen mijlenver achter me. Haha. Een witte jas draag ik niet meer. Mijn registratie is zelfs verlopen. Als bestuurder sta ik nu voor microfoons en camera’s over corona te praten. Ik vind het leuk, maar ik ben het ook aan mijn stand verplicht uit te leggen wat er gebeurt. Zo’n coronacrisis heeft een ontzettend grote impact op iedereen. Er zijn beperkingen aan zorg. Dan moet je vanuit die zorg ook goed uitleggen waar je mee bezig bent. Dat ik bekend ben nu – die spreekwoordelijke five minutes of fame – doet me niet zoveel. Daar ben ik toch te veel Groninger voor. Mijn ouders kwamen allebei uit Noord-Groningen. Mijn moeder uit Oethoezen. Mijn vader uit Leens.’