Interview leerlingen BSB Grote Waal met Hans Kuyper – 24 mei 2016 1. Wat is uw favoriete voetbalclub? Ajax. Mijn vader heeft vroeger ook gevoetbald bij Ajax en omdat ik geen ruzie wil krijgen met hem ben ik voor Ajax. 2. Waarover zou u nog willen schrijven? Over zoooveeeel, maar het eerstvolgende boek gaat over de geschiedenis van de Haarlemmermeerpolder. Deze polder werd ‘Het wilde westen van Nederland’ genoemd en had vroeger geen burgemeester of politie. Alle criminelen van Nederland vluchtten er naartoe. Dat lijkt me vast heel spannend geweest en daarom ga ik erover schrijven. 3. Heeft of had u ook een huisdier? We hadden drie kippen en daar is nog een van over. Het is een krielkip en legt nog steeds elke dag een ei. 4. Bent u weleens in het buitenland geweest? En zo ja, waar? Ik ga meestal naar landen op vakantie waar het koud, mistig en regenachtig is. Zoals Schotland, Ierland en Engeland of Scandinavië. Mijn vrouw houdt juist van zonnige landen. Daarom gaan we soms naar Frankrijk. Ik hou niet van vliegen. Het liefst ga ik met de boot op vakantie of met de auto. Dan heb ik echt het reis-gevoel. Heel veel jaren geleden ben ik naar Mexico geweest. 5. Heeft u ooit last gehad van schrijversblok en zo ja, wat doet u er dan aan? (Hans klopt even af) Gelukkig heb ik daar bijna nooit last van. Ik wacht vaak tot het laatste moment om mijn boek op te schrijven, wanneer de uitgever vaak belt. Dan schrijf ik gauw het verhaal op. 6. Heeft u ook een bepaald ritueel voordat u gaat schrijven? Ik begin vaak met een kop koffie en de krant en…een sigaretje. 7. Schrijft u ook boeken voor volwassenen? Ik schrijf het liefst kinderboeken. Af en toe schrijf ik voor volwassenen. Meestal zijn dat geschiedenisboeken. 8. Wat is uw best verkochte boek? “Kat in ’t bakkie. Rijmen is een makkie.” Dit was ooit het Kinderboekenweekgeschenk en verkocht in één week beter dan Sonja Bakker. 9. Wie is uw idool? James M. Barrie, de schrijver van ‘Peter Pan’. En natuurlijk Annie M.G. Schmidt, want als je kinderboekenschrijver bent, moet je daar wel van houden. 10. Schrijft u liever op de computer of op een notitieblok? Op de computer, maar gedichten krijg ik meestal als er geen computer in de buurt is. Die schrijf ik vaak op een stukje papier of op de rand van een krant. Zodra ik weer bij de computer ben, sla ik de gedichten digitaal op. 11. Schrijft u liever met pen of met potlood? Met pen!! Ik druk veel te hard als ik schrijf. Een potlood zou dan breken of gelijk stomp worden.
12. Wat wilde u vroeger worden? Politie, brandweerman, toneelspeler of filmregisseur. 13. Waarom bent u kinderboekenschrijver geworden? Dat is eigenlijk een beetje vanzelf gegaan. Ik begon met het schrijven van gedichten voor de radio. Mijn broer moedigde mij aan om een gedichtenbundel te schrijven. De uitgevers vroegen mij toen om een verhaal te schrijven, vervolgens een langer verhaal, toen een boek. En zo is het een beetje gegaan. 14. Bent u ergens bang voor? Ik ben nergens echt bang voor. Ik heb alleen hoogtevrees. Ik vind het eng als mijn voeten niet op de grond staan. 15. Heeft u nog tips voor als je schrijver wilt worden? Veel boeken lezen en veel schrijven. Laat je werk ook aan anderen horen en doe wat met de kritiek die je krijgt. Ook al ben je het er niet mee eens. 16. Heeft u ook boeken geschreven die waargebeurd zijn? Ik schrijf vaak verhalen die ergens op gebaseerd zijn, maar verzin er altijd iets bij. 17. Wat was er eerst? De kip of het ei? De haan!! Nee, er was eerst een voorloper van de kip, de drempelkip en deze legde een ei. 18. Welke boeken leest u het liefst? Geschiedenisboeken of biografieën, verhalen over de levens van mensen. Ik lees graag over de 18e eeuw, dat is mijn favoriete tijdperk. 19. Wat is uw lievelingseten? Mexicaans eten. In Nederland smaakt Mexicaans eten lekker, maar dit is niks vergeleken met het eten in Mexico!! 20. Maak van de volgende vier woorden een gedicht: Baksteen, Ruit, Handzeep en Fietsbel. Hij tastte naar de handzeep maar keek niet zo goed uit, zodat hij de foute kant greep, hij maaide om zich heen en dacht: ‘Was ik een fietsbel dan raakte ik toch iets wel…’ Toen viel hij als een baksteen een baksteen door een ruit.