5 minute read

‘Ik vind het belangrijk om ook de publieke zaak te dienen’

Bij grote spoorontwikkelingen heb je niet alleen te maken met de belangen van NS en ProRail, maar moet je ook rekening houden met de inbreng van publieke overheid en ontwerpers. Die combinatie is voor Marianne Loof een van de aantrekkelijke aspecten van haar nieuwe nevenfunctie als Spoorbouwmeester, die ze sinds begin dit jaar combineert met het werk voor haar eigen bureau LEVS architecten.

DOOR YVONNE TON

Waarom zei u ja tegen deze functie toen NS en ProRail u vroegen?

“Openbaar vervoer en stations beschouw ik echt als een publiek belang. Ik heb veel ervaring met ontwerpen en bouwen, maar vind het altijd heel belangrijk om ook de publieke zaak te ondersteunen en te dienen. Dat heb ik in mijn carrière al in heel veel nevenfuncties gedaan. Deze hoort daar bij uitstek bij.”

Waarom?

“Meer dan ooit is de ontwikkeling van het spoor en de stations ongelooflijk verbonden met die van steden, zeker in deze tijd. Bij de verbouwing van de BV Nederland tot een duurzame en toekomstbestendige leefomgeving hebben we een aantal belangrijke opgaves. We moeten veel woningen bouwen en dat moet in de bestaande omgeving, terwijl het landelijk gebied goed bereikbaar moet blijven. Duurzame mobiliteit is de sleutel tot de enorme groei die we willen doormaken.”

Het spoor is toch al best groen?

“Ja, de treinen rijden duurzaam, maar hoe zorg je ervoor om het spoor nog beter te benutten om plekken waar mensen wonen, werken en recreëren op een goede manier met elkaar te verbinden, waardoor je mobiliteit niet alleen duurzaam aanbiedt, maar ook aantrekkelijk en goed bruikbaar maakt? Het gaat niet alleen om stations, maar die vormen wel de OV-knoop om steden te verbinden met andere plekken waar mensen moeten zijn.”

Het spoor heeft een zeer herkenbare identiteit, tot in de kleinste details. Wat valt er nog toe te voegen voor een Spoorbouwmeester?

“Er is inderdaad een hele lange traditie van spoorse kwaliteit. Wij noemen die herkenbaarheid generieke kwaliteit. Daarnaast is er ook het belang van specifieke kwaliteit. Plekken waar je vertrekt en aankomt en de verbondenheid voelt met de omgeving zijn ook belangrijk voor het Bureau Spoorbouwmeester. Er worden misschien niet zo veel nieuwe stations gebouwd, maar er zijn maar weinig stations in Nederland die niet in transitie zijn. Denk aan de ontwikkelingen rondom de drie Haagse stations in het centrum, waar enorm moet worden verdicht. Of ’s-Hertogenbosch waar een opgave ligt van gebiedsontwikkeling en grootschalige transformatie van station en omgeving. Het is heel belangrijk om na te denken over wat voor plekken dat moeten worden. Ze moeten niet alleen ruimtelijke kwaliteit krijgen, met een goede aanhechting aan de stations, maar ook een verankering houden met de identiteit van de steden.

Uw eigen bureau LEVS is goed thuis in verdichten, verduurzamen en vergroenen. Sluit die ervaring naadloos aan bij uw taken als Spoorbouwmeester?

“Enerzijds wel omdat de thematiek mij sterk ligt en omdat ik die aspecten in al- les wat je doet centraal stel. Maar mijn bureau is niet gespecialiseerd in stationsopgaves. Doordat ikzelf lang adviseur ben geweest bij gemeenten als Amsterdam en Den Haag, breng ik veel gevoel, kennis en ervaring mee over hoe je vanuit de stad kijkt naar stations. Als Spoorbouwmeester kijk ik vanuit spoor en stations heel sterk naar de omgeving. Verder breng ik mee hoe je er vanuit ontwerpdynamiek naar kijkt. Die drie moet je verbinden: ontwerpdynamiek, publiek belang vanuit de stad en het spoor. De reden dat ik de goede vrouw in de goede tijd ben, is dat ik heel makkelijk op die verschillende stoelen zit en me kan verplaatsen in de kijk van de ander.”

Wat zijn echt complexe projecten waarover u zich gaat buigen?

“Eindhoven bijvoorbeeld, omdat daar grote ambities liggen voor de gebiedsontwikkeling rondom het spoor en de OV-knopen. Eindhoven heet niet voor niets Knoop XL. Het station is net klaar, maar de omgeving begint aan een volgende slag, een verknoping van bus- en treinnetwerken en allerlei regionale ambities en dan ook nog eens enorm gestapeld: bussen twaalf meter onder de grond, fietsenstallingen en hoogbouw erbovenop, onderdoorgangen onder het station, woningbouw en kantoren. Een belangrijke vraag voor mij is ook wat de grootste maatschappelijke meerwaarde

Cv

Spoorbouwmeester Marianne Loof (Heemstede, 1960) geeft sinds begin dit jaar in opdracht van ProRail en NS twee dagen in de week leiding aan Bureau Spoorbouwmeester als opvolger van Eric Luiten. De rest van de week is ze werkzaam bij haar eigen bureau LEVS architecten, waarvan ze een van de oprichters was. Ruimtelijke kwaliteit is een collectieve verantwoordelijk, vindt Loof. Daarom kiest ze bewust voor nevenactiviteiten naast haar werk. Zo was ze voor haar aanstelling als Spoorbouwmeester onder meer lid van het hoofdbestuur van branchevereniging BNA en voorzitter van de Welstands- en Monumentencommissie in Den Haag.

is en hoe je de kwaliteit geborgd krijgt gedurende de hele looptijd. We hebben het immers over een verbouwingsopgave die tientallen jaren kan duren.”

Zijn het vooral dit soort grote, complexe projecten die u aantrekken? “Kleinere gebieden en stations vind ik ook fascinerend. In al die spoorzones zie ik stedenbouwkundige plannen ontstaan die op elkaar lijken. Ik noem het maar een enorme dynamiek van torentjesplannen die overal verschijnen. De vraag is of we overal hetzelfde moeten doen. Moet er niet een diversiteit in de leefomgeving zijn? Verdichten en torens lijken op dit moment een eendimensionale oplossing voor alles te zijn, terwijl over het hele land gezien diversiteit een groot goed is die we moeten omarmen. We moeten ons ook afvragen hoe we in de nabijheid van het station een grote verscheidenheid aan woongebieden maken. Dus niet alleen kleine starterswoningen, maar ook gebieden waarin je duurzame mobiliteit verbindt met gezinswoningen. Wat op de ene plek vanzelfsprekend is, is dat op de andere plek niet.”

This article is from: