Ontwerpprincipes architectuur 1
Dit document maakt onderdeel uit van Spoorbeeld, beleid voor de spoorbranche.
versie september2012
Ontwerpprincipes architectuur Architectuur levert een belangrijke bijdrage aan de gewenste identiteit door de uitstraling van het station en de stationsomgeving. De reiziger zal een kwalitatief hoogwaardig stationsgebied associëren met de kwaliteitsambities van de Spoorwegen. De beleving van een stationsgebouw wordt mede bepaald door de specifieke toepassingen van de ontwerpprincipes.
In de kernwaarden van het Spoorbeeld komen de wensen en eisen rondom de architectuur terug: • Menselijk - Het belevingsaspect speelt een grote rol in het reisplezier. Met architectonische middelen als het gebruik van licht, kleurstelling en het geven van overzicht en doorzicht kan invloed worden uitgeoefend op het gevoel van sociale veiligheid. Het Spoorbeeld kiest op alle schaalniveau’s voor vloeiende lijnen en een warme uitstraling. Techniek heeft vooral een dienende rol. • Toegankelijk - het station moet toegankelijk en uitnodigend zijn door bijvoorbeeld goed zichtbare entrees of een transparante voorgevel. In het geval van functiemenging moeten de domeinen duidelijk herkenbaar zijn - het station als een onderdeel van een complex met een andere identiteit. • Vernieuwend - de spoorwegarchitectuur zal het ‘hogesnelheidstijdperk’ van een passend elan moeten voorzien: ‘gedurfde’ stations met een innovatieve architectuur. • Geordend - De architectuur ondersteunt en versterkt de transfer en de voorzieningen. Constructie, daglichtgebruik en materiaalkeuze kunnen de ordening kracht bijzetten. De architectonische ruimte is een hulpmiddel bij de oriëntatie die de architect kan vergroten of verbijzonderen door hiërarchie aan te brengen in de structuur. • Efficiënt - een vervoersknooppunt vraagt om een efficiënte ruimtelijke organisatie en een efficiënte vormgeving. Een terughoudende doelmatige architectuur zorgt voor visuele rust en flexibele ondersteuning van processen. ‘In beton gegoten’ en massieve stationskolossen blijken de herinrichting en aanpassing aan nieuwe bedrijfsinzichten ernstig te belemmeren. De dynamiek in het commerciële domein, de herziening van stationsformules en de mogelijke scheiding tussen publiek- en reizigerdomein vragen een grote flexibiliteit van de ruimtelijke structuur. Moderne stations moeten worden ontworpen als moeiteloos modificeerbare constructies met een, waar nodig, inwisselbaar interieur. Efficiëntie en detailering spelen een belangrijke rol, evenals doelmatig materiaalgebruik.
2
versie september2012
ontwerpprincipes architectuur
Kernwaarden
Vorm In de architectuur wordt gestreefd naar een maximale beleving van de ruimte. Er wordt speciale aandacht besteed aan de functionaliteit van de ruimte door inhoud te geven aan de begrippen presenterende en ontvangende vorm. De architectuur zorgt voor een omgeving waar de verschillende stationsfuncties conform basisstation tot uiting kunnen komen. Daar waar een product of dienst aan de reiziger wordt aangeboden wordt de presenterende vormentaal gebruikt. Waar de reiziger gebruikmaakt van een product of dienst en daar waar hij privacy en beschutting nodig heeft, wordt de ontvangende vorm gebruikt.
3
versie september2012
ontwerpprincipes architectuur
Ontwerpprincipes
Hoofdgroepen architectuur en infra Neutrale grijzen: NCS S 0500-N tot NCS S 2000-N, NCS S 9500-N. Neutrale tinten: NCS S 0502-B, NCS S 0502-R, NCS S 0502-Y. Materiaalkleuren: hout, glas, staal, aluminium, RVS, laminaten. Hoofdgroepen microarchitectuur en utilitair Neutrale grijzen: NCS S 2000-N tot NCS S 4000-N. Neutrale tinten: NCS S 0502-B, NCS S 0502-R, NCS S 0502-Y. Basiskleuren: NCS S 4550-R80B, NCS S 3060-R, NCS S 6020-B70G. Materiaalkleuren: hout, staal, aluminium, RVS, laminaten, textiel, fantasie.
4
versie september2012
ontwerpprincipes architectuur
Kleur Het Spoorbeeldkleursysteem is gekoppeld aan de acht hoofdgroepen. Kleurgebruik voor architectonische aspecten komen voor in vier hoofdgroepen. Kunst en monumenten vallen buiten het kleursysteem.
Kleurtoepassing in de architectuur De verhoudingen en verschijningsvormen voor ruimten worden beïnvloed en mede gevormd door slim kleurengebruik. De basis voor architectonische kleurgeving is binnen het Spoorbeeld neutraliteit. De primaire kleurtoepassing is altijd terughoudend en licht. Dit laat ruimte voor aandachtvragende kleuren en transferbewegwijzering, reclame en bijzondere objecten. Voorkeur heeft de materiaalgebonden kleur, zoals RVS, aluminium, glas, etc.
Richtlijn Kleurtoepassing in de architectuur - De toewijzing van kleuren is gekoppeld aan de productgroepen. - Grote verticale vlakken uitvoeren in neutrale grijzen tot NCS S 4000 of in neutrale tinten. - Vlakken in ruimten die op grote afstand worden waargenomen in neutrale grijzen tot NCS S 4000 of in neutrale tinten. - Plafonds in neutrale grijzen tot NCS S 1000,of in neutrale tinten. - Grijzen kunnen metallic worden uitgevoerd. - Binnen de verhoudingen van een stationsomgeving zal aan het grootste element ten opzichte van het kleinste de lichtste neutrale kleur
5
worden toegekend. - Basiskleuren kunnen gecombineerd worden met eigen nuance of andere neutrale tint. - Grijze kleuren kunnen combineerd worden met een eigen nuance. - Veiligheidskleuren worden alleen voor veiligheidsaspecten toegepast. - Zo veel mogelijk toepassen van door-en-door gekleurde materialen (leder, tapijt, rubber, etc.). - Onderdelen die onderhevig zijn aan duurzaam gebruik en slijtage alleen in natuurlijke, niet extra gekleurde materialen (RVS, aluminium). - Kwaliteitsmaterialen zo min mogelijk kleuren (glas, hout, RVS, aluminium, etc.). - Materialen moeten voldoen aan technische richtlijnen v.w.b. verkleuren, slijtage, reinigen, etc. - Een extra oppervlaktebewerking en een glansgraad laten de gekozen kleur intact
versie september2012
ontwerpprincipes architectuur
Kleurtoepassing in monumenten Bij restauratie wordt zo veel mogelijk ‘teruggerestaureerd’ (dat wil zeggen dat de onderdelen in de oorspronkelijke kleur worden (terug)gebracht). Het kleurbestek wordt opgesteld in overleg met de Spoorbouwmeester. Monumenten vallen buiten het kleurensysteem. Wel zijn de volgende punten van toepassing: • Veiligheidskleuren toepassen voor veiligheidsaspecten. • Constructiedetails zo veel mogelijk toepassen in door-en-door gekleurde materialen (leder, tapijt, rubber, etc.). • Kwaliteitsmaterialen zo min mogelijk kleuren (glas, hout, RVS, aluminium, etc.). • Materialen moeten voldoen aan technische richtlijnen voor wat betreft verkleuren, slijtage, reinigen, etc. • Een extra oppervlaktebewerking en een glansgraad moeten de gekozen kleur zo veel mogelijk intact laten.
Architectonische belevingswaarde Wachten en overstappen wordt als hinderlijk ervaren, maar het wordt een stuk prettiger als de reiziger van wachten en verblijven in een aangename omgeving. De architectonische belevingswaarde bevat de kwaliteiten die er voor zorgen dat ruimte en vorm van het station leiden tot een positieve beleving. Het gaat hierbij, behalve de ruimtelijkheid zelf en de constructie waarmee de ruimte wordt opgebouwd, om de belevingsaspecten licht, akoestiek en transparantie.
Ontwerpprincipes Ruimtelijkheid De structuur van de ruimte wordt versterkt door de hiërarchie van die ruimten niet alleen in plaats, maar ook in maat en vorm uit te drukken. De stationshal moet hoger en groter zijn dan de omringende ruimten. Daar wordt ruimte geboden om even uit het gedrang te komen, om overzicht te krijgen en zich te oriënteren op het vervolg van de reis. Verhoudingen van de ruimte zijn belangrijk, een grote platte doos maakt gevoelsmatig al een lage indruk. Er moet ook gelet worden op de relaties tussen ruimten; vides maken zichtrelaties mogelijk en vergroten daarmee de oriëntatiemogelijkheid.
Richtlijn Ruimtelijkheid - De stationshal onderscheidt zich ruimtelijk duidelijk van de omringende ruimten. - De hoogte van de hal moet in elk geval voor 2/3 deel hoger zijn dan 4 meter. - De hoogte van wachtruimten moeten minimaal 2,40 meter zijn, bij een oppervlakte van meer dan 50 meter is dat minimaal 2,60 meter. - De hoogte in tunnels en op loopbruggen is overal minimaal 2,60 meter. - Tunnels tot een lengte van 10 meter of meer zijn minimaal 4 meter breed en 2,60 meter hoog. - Tunnels van 10 meter of meer zijn minimaal 5 meter breed en 2,90 meter hoog. - Vanuit tunnels worden er naar de perrons zo ruim mogelijke vides gemaakt om contact tussen perronniveau en tunnel mogelijk te maken. Richtlijn Transparantie - De buitengevels van de hal van het stationsgebouw moeten voor de onderste 2,50 meter voor 2/3 deel transparant zijn. - Voor het geveldeel van de hal boven de 2,50 meter moet de hal voor minimaal de helft transparant zijn. - Liften worden aan alle kanten voor ten minste 2/3 deel transparant uitgevoerd. - Gevels van traversen worden minimaal voor 3/4 deel transparant uitgevoerd. - Gevels van voorzieningen die grenzen aan publieksruimte, zijn in totaliteit in elk geval voor 2/3 deel transparant om saaiheid te voorkomen. - Bij transparante gevels moet de glasbewassing eenvoudig zijn (arbo normen).
6
versie september2012
ontwerpprincipes architectuur
Transparantie Transparantie in de vorm van overzicht, verhoogt de belevingswaarde aanzienlijk. Voor de sociale veiligheid en voor de oriëntatie is zicht op mensen en processen een absolute voorwaarde. ‘Zien en gezien worden’. Een transparante voorgevel laat de levendigheid van de mensen binnen het station zien. Een transparante traverse biedt zicht op de perrons en zorgt zodoende voor meer sociale controle en betere oriëntatie.
Visuele Rust Bundelen van voorzieningen en elementen schept visuele rust. Ook de visuele verschijningsvorm van de bouwonderdelen zelf moet rustig zijn. Het gebouw is zowel achtergrond als verpakking van de reis, het moet zowel rustig als sfeervol en comfortabel zijn. De visuele rust van bijvoorbeeld gevels en wanden zorgt ervoor dat belangrijke onderdelen, zoals bewegwijzering of oriëntatiepunten, een extra accent kunnen krijgen. Visuele rust betekent niet per definitie een grijze en neutrale brei. Accenten van gebouwdelen kunnen de structuur versterken en daardoor juist zorgen voor meer visuele rust.
Richtlijn Visuele Rust
Licht Licht is een belangrijke bouwsteen voor de ruimtelijke beleving. Goede verlichting is in een stationsgebouw niet alleen heel functioneel voor het zicht (je moet van redelijke afstand mensen en informatie goed kunnen herkennen), maar is daardoor ook erg belangrijk voor het gevoel van sociale veiligheid. Goede verlichting betekent niet per se veel licht, maar wel voldoende licht en aangenaam licht en licht op die plaatsen waar je het nodig hebt. Met licht kan bovendien de oriëntatie worden verbeterd: zo wijst daglicht je de weg naar de uitgang, en geeft een hoger verlichtingsniveau de hiërarchische plaats van de ruimte weer.
Richtlijn Licht
- Vorm, kleur en materiaalgebruik van de diverse onderdelen worden op elkaar afgestemd. - Vorm, kleur en materiaalgebruik leiden niet af van de kernfunctie: de transfer. - Vorm, kleur en materiaalgebruik zijn terughoudend, maar mogen opvallend worden ingezet als dat de ruimtelijke oriëntatie ten goede komt.
- Van daglicht wordt optimaal gebruik gemaakt ter ondersteuning van de oriëntatie en ten behoeve van de sociale veiligheid. - Verlichting ondersteunt de structuur en organisatie van het gebouw. - Het station moet in zijn totaliteit een lichte indruk maken, vooral waar de reizigers zich verplaatsen. - Naast direct licht is ook zichtbaar licht aanwezig aanstralen van wanden. - De verlichting is niet alleen gelijkmatig, maar accentueert ook de hiërarchie. - Op perrons breder dan 6 meter is de perronoverkapping voor ten minste 1/5 deel lichtdoorlatend. - De hoeveelheid licht moet voldoende zijn maar ook niet meer om het ‘koelkasteffect’ te vermijden. Daarentegen is de verlichting sfeerbevorderend. - Natriumlicht voor buitentoepassing niet toepassen in verband met slechte kleurweergave. - Geen licht dat van onderen aanstraalt in gebieden waar reizigers lopen i.v.m. nare ‘doodshoofdeffecten’.
7
versie september2012
ontwerpprincipes architectuur
in de vorm van indirect licht of in de vorm van het
Wijze van constructie De constructie ondersteunt de structuur van het gebouw. De hiĂŤrarchie in de overspanningmaat of het ritme van de kolommen kunnen de hoofdstructuur verduidelijken. Transparantie, doorzicht en visuele rust spelen ook een rol in de te kiezen constructie. In grote openbare ruimten moet gekozen worden voor grote overspanningen en zo weinig mogelijk kolommen. Veel kolommen op een rij doen het beeld dichtslibben en kolommen in de openbare ruimte moeten zo slank mogelijk worden uitgevoerd. Dit is belangrijk voor de sociale veiligheid (geen verschuilplek) en goed voor het doorzicht. Ook bevordert dit de flexibiliteit in gebruik en aanpassingen.
8
Richtlijn Akoestiek - Absorptiewaarde in stationshal conform regelgeving. - Absorptiewaarde in transferzones conform regelgeving. - Absorptiewaarde op perrons conform regelgeving.
Richtlijn Constructie - In transferzones zo weinig mogelijk kolommen. Kolommen rond of ovaal uit te voeren. - De constructie ondersteunt wat betreft de maatvoering, ritmering en hiĂŤrarchie de structuur van de transfer en transfervoorzieningen.
ontwerpprincipes architectuur
Akoestiek Hoewel akoestiek niet is te zien, is het wel degelijk belangrijk voor de sfeer in een stationsgebouw. In een station zijn veel geluiden zoals remmende treinen, pratende mensen, omroepberichten. Al gauw wordt het een kakofonie wat het gevoel van rust niet bepaald bevordert. Met betrekkelijk weinig middelen kan de akoestiek verbeterd worden en ontstaat er een rustiger atmosfeer.
versie september2012
Materialen en detaillering De materialisering en detaillering zijn zeer specifiek voor een stationsgebouw. Het gebouw wordt intensief gebruikt, staat bloot aan ernstige vervuiling en vandalisme, maar moet er uitnodigend en fris uit blijven zien. Bunkerarchitectuur blijkt meer agressie uit te lokken dan verzorgde ruimten die duidelijk aangeven dat het de bedoeling is de gebruiker kwaliteit te bieden. Kwetsbaarheid kan soms worden benut als paradoxaal hulpmiddel. Duurzame kwaliteit blijkt erg afhankelijk van de mogelijkheden tot reiniging en onderhoud. Sociale veiligheid heeft een duidelijke relatie met de staat van onderhoud van een gebouw. In de materialisering en detaillering wordt daar uitdrukkelijk rekening mee gehouden.
Richtlijn Materialen en detaillering -Details zien er verzorgd en aantrekkelijk uit. - Details zijn zo ontworpen dat de kans op vervuiling wordt tegengegaan en dat ze gemakkelijk te onderhouden en te reinigen zijn. Detaillering is functioneel, geen overbodige versiering, behalve op die plaatsen waar dat verantwoord is. - Details mogen niet hinderlijk zijn voor de reiziger, dus geen uitsteeksels of scherpe randen. - De materialisering ziet er aantrekkelijk uit. Kaal beton mag alleen worden toegepast als dit in voldoende mate gecompenseerd wordt met warme materialen en als er aan de uitvoering van dit betonwerk de hoogste eisen worden gesteld. - De materialen moeten tegen een stootje kunnen (denk aan vandalisme, stoten met bagagekarren) en hebben bij voorkeur een ‘door-en-door’- in plaats van een ‘oppervlakte’-behandeling. - De materialen moeten gemakkelijk schoongemaakt en bijgewerkt kunnen worden. - -
ontwerpprincipes architectuur
- Denk aan het verwijderen van graffiti.
9
versie september2012
Casco en Inbouw Onder casco wordt de ‘kale’ staat van het gebouw begrepen. Huurders/gebruikers kunnen hun eigen vestiging gaan inrichten. Dat noemen we de ‘inbouw’. Het Spoorbeeld heeft eisen t.a.v. de bouwonderdelen van zowel het casco als de inbouw. Tegenwoordig zijn er veel verschillende, onafhankelijke, ondernemingen die zich in het station vestigen. Iedere huurder/gebruiker heeft daarbij vaak zijn eigen huisstijl. Er zijn duidelijke afspraken nodig over de afstemming tussen casco en inbouw met als doel een aantrekkelijk en rustig geheel te krijgen. Rol architect Allereerst moet bepaald worden wat precies tot het casco behoort en wat daarmee door de ‘centrale’ architect wordt vormgegeven. Om de rust en de samenhang te bewaren gaat het Spoorbeeld er vanuit dat de architect van het stationsgebouw alle binnengevels die grenzen aan het openbare (transfer)gebied in het ontwerp meeneemt. Daarnaast stelt hij globale kaders op ten aanzien van plafondhoogten en binnenwanden van de ruimten van de huurders, zodat dit past in de totale architectuur. Binnen de afgesproken kaders kunnen de ontwerpers van de diverse ondernemingen dan hun eigen PVE en huisstijl implementeren. Naast deze ideale situatie zullen er vaak voorzieningen gebouwd worden in een al bestaand gebouw. In dat geval moet de vormgeving van de nieuwe vestiging zich aanpassen aan de bestaande structuur en de bestaande architectuur van het gebouw.
ontwerpprincipes architectuur
De casco-onderdelen Om goed overzicht te houden in het station moeten de binnengevels (puien) terughoudend worden vormgegeven. In principe zal de stationsarchitect de gevels ontwerpen, bij een verbouwing moet de architect van de winkel de gevel ontwerpen in dezelfde stijl en maatvoering als de reeds aanwezige gevels. Ook in de contouren van de voorziening moet hij de lijn van de architectuur volgen.
10
versie september2012 Bureau Spoorbouwmeester is een samenwerkingsverband van NS en Prorail, KvK 301243569
Signing (naam en/of logo vermelding). De verschillende retailers hebben alle hun eigen huisstijl. In een stationsomgeving mogen de huisstijlen elkaar niet overschreeuwen. Daarom dient de signing terughoudend te zijn en zich te beperken tot de fries, op uniforme wijze, in één maatvoering. Wanneer het winkelfront samenvalt met de buitenzijde van het station, beperkt de winkelsigning zich tot één logo op de bovenfries. De winkelwand dient neutraal te zijn; de herkenbaarheid van het station moet voorop staan. Een entree van een winkel in de stationshal wordt voorzien van een enkele signing.
Richtlijn Casco en Inbouw - De architect van het stationsgebouw ontwerpt alle binnengevels die grenzen aan transfergebied. - De architect geeft kaders t.a.v plafondhoogten en binnenwanden van de inbouw. Relevant zijn richtlijnen van ProRail, NS en het bouwbesluit. - Binnengevels die naderhand worden bijgebouwd, moeten in dezelfde stijl en maatvoering worden uitgevoerd als de reeds aanwezige binnengevels, volgens de bovengenoemde kaders. - Binnengevels die naderhand worden bijgebouwd moeten aansluiten bij de architectuur van het bestaande gebouw. - Uitvoering en maatvoering van de signing moet volgens concept van de betrokken ‘centrale’ architect. - Alleen binnen in winkels is reclame toegelaten, op een daarvoor aangegeven herkenbare plek, dus geen plakstrook op de transparante gevel.
ontwerpprincipes architectuur
Reclame Om de visuele rust in de stationsomgeving te garanderen mag reclame alleen binnen in de winkel worden toegepast. Er mogen geen tijdelijke affiches of borden tegen de transparante gevel worden geplakt. Reclametoepassingen zijn conform de regels in het document ‘Richtlijnen Commerciële Informatie’ (Intergo, september 2000).
11
versie september2012
12
versie september2012