2008 nr 1

Page 1

BOND VOOR LICHAMELIJKE OPVOEDING vzw

WWW.BVLO.BE SP

JAARGANG 2007-2008 • TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT NR. 3 JANUARI-FEBRUARI-MAART • AFLEVERING 217 ERKENNINGSNUMMER: P409677 AFGITEKANTOOR GENT X

O

RT



Woord vooraf

[IN DIT NUMMER] ] NR. 3 • JANUARI-FEBRUARI-MAART • AFLEVERING 217 • 2007-2008

Theorie Woord Vooraf

...................................................

3

Een sportaanbod op school: Hoe pakken de scholen het aan? . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 GREET CARDON, RAGNAR VAN ACKER, KRISTINE DE MARTELAER, ILSE DE BOURDEAUDHUIJ Meer lichamelijke opvoeding op school? Het kan! Brede school en proeftuinen ................................. 11 MARC MAES & SOPHIE VAN AELST Terug naar de bronnen van de bewegingswetenschap ............................................................................. 14 ROLAND RENSON Honderdjarige KBBLO vereeuwigt zijn viering met de schenking van een affiche aan het Sportimonium ................................................. 18 ROLAND RENSON Gecombineerd gezond gedrag kan 14 jaren toevoegen aan je leven ....................... 19 EURACTIV Dick Fosburry: de atleet die de wereld anders deed springen .................................................... 20 MARC MAES Video in de gymzaal: ontwerp in functie van het leren ........................................................................... 22 PETER ISERBYT Principes leereffect toegepast op video Rode kruis Vlaanderen ‘Reanimeren en defibrilleren’ ........................................................................... 24 KRISTINE DE MARTELAER & LINDA RYDANT Leuk leren leren (deel 3 - reeks van 4) EDWIN TIMMERS

........

In het voor u liggend tijdschrift hebben we twee bijdragen over de ‘Brede School’. Het is reeds decennia duidelijk dat de school moet evolueren in functie van de razendsnelle ontwikkeling van de maatschappij. Dit werd al een hele tijd geleden begrepen door onderwijs- beleidsvoerders in o.a. de Scandinavische landen, Nederland, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten... Maar ook bij ons werden er de jongste jaren reeds heel wat boeiende initiatieven rond o.a. buurtgericht werken opgezet. Naast Brede School, geven diverse andere benamingen zoals Vensterschool, Kantoorurenschool, Open Wijkschool, Forumschool, Integrale School, ... aan dat men door een heroriëntering van de doelstellingen van de school een ander, breder, opener verband met de omgeving, de ouders, de gemeente, de sportclub wil benadrukken. Daarenboven worden diverse van deze onderwijsorganisaties ook gekoppeld aan een versterkte introductie van diverse cultuurmateries zoals muziek, woord, dans en sport. Zo kennen wij bij ons het initiatief “De Brede School met sportaanbod”. De doelstellingen die men met dergelijke initiatieven wil bereiken zijn: het zich welbevinden van de kinderen doen toenemen, het leerrendement verhogen, actualiseren van de sociale competenties en dit vooral door een opvoedingspolitiek te voeren die gericht is op verrijking: verrijking van de leermogelijkheden, verrijking van de participatie, verrijking van de zorg... Via de Brede Schoolinitiatieven jongeren meer kansen bieden tot actieve sportparticipatie in samenwerking met andere organisaties in de gemeente en de buurt, en vooral ook met een belangrijke inbreng van de ouders, kan borg staan voor een andere – menselijker, opener, boeiender – opbouw van de jongerengemeenschap. Muren moeten gesloopt worden; niet enkel tussen de vormingsgebieden maar ook tussen de diverse organisaties, clubs, verenigingen die zich met vorming, begeleiding en opvoeding van jongeren inlaten. De gevormden in de Lichamelijke Opvoeding zijn de deskundigen die binnen het opbouwproces van de Brede School een zeer belangrijke rol kunnen spelen aangezien zij geoefend zijn om bij hun agogisch handelen de drie vormingsgebieden te bestrijken. In dat verband konden wij kennismaken met het project SNS (sport na school) en Sportsnack (Sportief Naschools Actieve Kids) waarbij duidelijk aangetoond wordt dat een leerkracht lichamelijke opvoeding op een uitstekende wijze een brug kan slaan tussen de lichamelijke opvoeding en de sport op school en het naschoolse sportgebeuren. Beide projecten worden gerealiseerd door FOLLO-leerkrachten, een initiatief van de BVLO vzw. Door goede voorbeelden aan te reiken, willen wij ook u en uw directies warm maken om nog meer energie te steken in het uitwerken van een kwaliteitsvol aanbod van sport en beweging, binnen en buiten de lesuren. Heeft u ook een bijdrage voor ons tijdschrift? Wilt u uw eigen goede praktijk voorstellen aan collega’s, stuur een mailtje naar info@bvlo.be of bel op 09/218.91.22.

25

Veel leesplezier Voor de redactie: Prof. Dr. Marc Maes

Rapport over de rol van sport en LO in het onderwijs .................................................................................... 29 EUROPEES PARLEMENT

Praktijk Opwarmingsvormen CAROLINE MAES & MIEKE DEVRIENDT ROPESKIPPING 042-047 Zeeklassen SOFIE DE BOCK LAGER ONDERWIJS 133-138 Foto cover: BVLO

Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw BONDSHUIS BVLO • Waterkluiskaai 16 9040 Gent/Sint-Amandsberg Bankrekening BVLO: KBC 446-9720001-62 Tel. (09) 218 91 20 • Fax (09) 229 31 20 e-mail: info@bvlo.be Openingsuren: 10 tot 12 uur & 14 tot 16 uur

BVLO is een door het Bloso erkende recreatieve sportfederatie

Het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is een vakblad voor gevormden in de LO, trainers en jeugdsportbegeleiders. Het verschijnt trimestrieel: 5 maart, 5 juni, 5 september, 5 december. Verantwoordelijke uitgever: M. Maes, Waterkluiskaai 16, 940 Sint-Amandsberg/ Gent Publiciteit: Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw, Tel. (09) 218 91 20 • Fax (09) 229 31 20 e-mail: info@bvlo.be Copyright: Het overnemen van artikels en foto’s is zonder schriftelijke toestemming van de redactieraad niet toegelaten. Ieder auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn/haar artikel. Een abonnement op het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is inbegrepen in het lidmaatschap van de BVLO. Alle individuele leden van de Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw krijgen het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding toege-

stuurd en zijn automatisch verzekerd voor persoonlijke ongevallen, 24 uur op 24 uur, wereldwijd. De nascholingsbijdrage BVLO (lidmaatschap) 1/09/2007-31/08/2008 bedraagt € 49,00. Een bijkomende verzekering burgerlijke aansprakelijkheid kan ook mits bijbetaling van € 13,00. Alle info en online lid worden op www.bvlo.be. Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers. Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is ondertekenaar van de Mlieubeleidsovereenkomst Papier Vlaanderen en steunt de inspanningen van de Vlaamse regering i.v.m. papierrecuperatie.

Eekhoutdriesstraat 67 9041 Oostakker tel. (09) 251 05 75 fax (09) 251 62 40 e-mail: info@geers-offset.be

3 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


GREET CARDON1

1 2

RAGNAR VAN ACKER1

KRISTINE DE MARTELAER2

ILSE DE BOURDEAUDHUIJ1

UNIVERSITEIT GENT - VAKGROEP BEWEGINGS- EN SPORTWETENSCHAPPEN VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL - VAKGROEP BEWEGINGSVORMING EN SPORTTRAINING

STEUNPUNT CULTUUR, JEUGD EN SPORT, MET STEUN VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, CONSORTIUM UGENT, K.U.LEUVEN, V.U.BRUSSEL BARBARA BIJTTEBIER, JAN CUYPERS, CHRISTOPHE DE WEIRDT, NADINE DE RIDDER

Een sportaanbod op school: Hoe pakken scholen het aan? Inleiding Het uitwerken of optimaliseren van een gezondheidsbeleid is een actuele bekommernis van alle scholen. Binnen het gezondheidsbeleid spelen de promotie van gezonde voeding en voldoende beweging een cruciale rol, in het kader van de preventie van overgewicht en obesitas. Voor het bewegingsgedrag is de hoofddoelstelling ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen en jongeren minimum 1 uur per dag bewegen aan matige tot hoge intensiteit. Om deze doelstelling te bereiken moeten binnen de schooluren de mogelijkheden voor beweging en sport maximaal worden benut. De pijlers waarrond een school dient te werken om dit te realiseren werden uiteengezet in een vorig artikel (Aflevering 213: jan-feb-maart, jaargang 2006-2007). Kwaliteitsvolle en actieve lessen Lichamelijke Opvoeding spelen een sleutelrol, waarbij naast het aanleren van motorische competenties, sociale vaardigheden en een positief zelfbeeld, het aanleren van een veilige en gezonde levensstijl centraal staan. Daarnaast dienen de vrije momenten op school maximaal ‘actief’ te worden ingevuld. De curriculaire promotie van sport en beweging buiten de les Lichamelijke Opvoeding steunt op vier krachtlijnen: 1) de promotie van middagsport, 2) het creëren van een actieve speelplaats (door bv. speelkoffers, aanwezigheid van doelen, voldoende ruimte door gespreide speeltijden, geen ballen verbieden, aanwezigheid van een muziekhoek), 3) educatie met betrekking tot beweging tijdens de lesuren, om kinderen en jongeren bewust te maken van hun eigen bewegingsgedrag, het belang van beweging te doen beseffen en hen te leren eigen ver4 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

antwoordelijkheid op te nemen voor hun bewegingsgedrag. 4) het bevorderen van actief transport (te voet en met de fiets). Ook een sport- en bewegingsaanbod buiten de reguliere schooluren vervullen een sleutelrol: de naschoolse sport. De naschoolse sport moet zich vooral richten tot kinderen en jongeren, die het sportief talent of de sociale steun missen om in een sportclub te sporten. Er dient een ruim aanbod van sportactiviteiten gedaan te worden en het accent ligt op recreatie, met andere woorden plezier staat centraal. Het is ook belangrijk dat er voldoende variatie wordt aangeboden en dat er ook voldoende activiteiten aan bod komen met een hoge transferwaarde (bv. ropeskipping, frisbee,...). De bedoeling is immers dat kinderen, wat ze in de naschoolse sport gedaan hebben, ook in hun vrije tijd kunnen verder

zetten. In deze naschoolse sport moeten kinderen of jongeren ook aangezet worden om lid te worden van een sportclub. Het creëren van een naschools sport- en bewegingsaanbod moet zich vooral richten op continuïteit, en niet zozeer op eenmalige activiteiten. In een vorig artikel (Aflevering 213: jan-febmaart, jaargang 2006-2007) werden twee mogelijke werkmodellen voor een naschools sportaanbod uiteengezet: een werkmodel voor het lager onderwijs en een werkmodel voor het secundair onderwijs. Om dit naschools sportaanbod te realiseren staat samenwerking tussen verschillende actoren centraal: een gezondheidsteam onder leiding van een gezondheidspromotor op school, een schoolsportlesgever, de gemeentelijke sportdienst, lokale sportaan-


Lokaal niveau

Provinciaal niveau

Werkmodel lager onderwijs

SVS Schoolsportdeskundige Kernwerkers

Middagsport Actieve speelplaats Promotie actief transport Bewegingseducatie

School Gezondheidsteam

Fitte School (SVS)

Doo rstro om

Naschoolse sport

Gemeente Schoolsportlesgever

Reguliere sportclub

Buurtsportwerk

O.l.v. gemeentelijke sportverantwoordelijke

bieders (sportclubs, burensport, klimzalen,..), ... Op die manier kunnen partners uit het onderwijs, de sport en de buurt elkaar versterken. Het is tevens belangrijk dat deze partners hun activiteiten op elkaar afstemmen, zodat een duurzame samenwerking kan ontstaan. SVS (Stichting Vlaamse Schoolsport) krijgt in deze modellen een ondersteunende en adviserende functie. Primair ondersteunen zij de scholen en secundair hebben zij ook de taak

om de gemeenten te sensibiliseren om de nodige ondersteuning te bieden aan de scholen. SVS staat tevens in voor de sensibilisering, promotie en ondersteuning van de sport op school (buiten de les L.O.) en voor de realisatie van de schoolsportontmoetingen. Een naschools sportaanbod moet uiteraard groeien vanuit de verschillende partners en mede dankzij gemeentelijke subsidies en

Werkmodel secundair onderwijs Provinciaal niveau

SVS Schoolsportdeskundige Kernwerkers

School Gezondheidsteam

O.l.v. Gezondheidspromotor

O.l.v. Gezondheidspromotor Middagsport Actieve speelplaats Promotie actief transport Bewegingseducatie

Middagsport Actieve speelplaats Promotie actief transport Bewegingseducatie

Lokaal niveauschool

School Gezondheidsteam

Sport Na School

Sport Na School

O.l.v. gemeentelijke sportverantw.

Derden Sportclub, klimzaal, Fitnesscentra, buurtsportwerk

Lokaal niveau-Gemeente

Gemeente Schoolsportlesgever

initiatieven, hebben nu reeds een aantal scholen een uitgebreid sport- en beweegaanbod voor hun leerlingen gecreëerd. De aanpak van verschillende scholen is sterk verschillend en scholen kunnen hieruit leren van elkaar. Voor deze bijdrage werden vier leerkrachten L0 geïnterviewd, die elk hun invulling van een extra sportaanbod op school toelichten (bovenop de reguliere twee LOuren per week) Het betreft twee FOLLO’s (Leerkrachten LO met een flexibele opdracht) en twee reguliere leerkrachten LO, die zich ook als schoolsportgangmaker inzetten. De ‘FOLLO’s’ (intussen zijn er 20 actief over Vlaanderen) vertegenwoordigen sinds 2001 een schoolsportgeoriënteerd proefproject op basis van een samenwerking tussen Sport en Onderwijs, waarbij leerkrachten LO halftijds worden vrijgesteld van hun lesopdracht in de school. Daartegenover staat dat zij i.f.v ‘brede school met sportaanbod’ een netwerk uitbouwen tussen de lokale scholen en het lokale sportieve verenigingsleven, een extra aanbod van duurzame schoolsport uitwerken en ondersteunen in hun regio, en de link leggen met het vakgebied LO. Barbara Bijttebier werkt als leerkracht LO te Heusden en coördineert een naschools sportaanbod in de Gemeentelijke Sportbasisschool te Heusden. Jan Cuypers is FOLLO in de regio RetieArendonk-Dessel en startte drie jaar geleden met de uitbouw van een naschools sportaanbod voor verschillende lagere scholen in Arendonk. De activiteiten worden georganiseerd onder de noemer Sportsnack ‘Sportief Naschools Actieve Kids, een eigentijdse kindvriendelijke benaming ontstaan tijdens overleg tussen Bloso, SVS en de FOLLO’s. Als lid van de SVS-werkgroep ‘Schoolsport geeft kleur’ 5 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


ondersteunt Jan scholen en gemeenten die naschoolse sport willen opstarten. Christophe De Weirdt werkt als leerkracht LO en coördineert een naschools sportaanbod in de Middenschool “De Moerbei” te Moerbeke-Waas. Nadine de Ridder startte als FOLLO van het eerste uur met het concept ‘SNS’ (Sport Na School) voor het secundair onderwijs. Na het succes in Antwerpen bouwde ze SNS nu ook uit te Gent. In dit concept hebben de deelnemende jongeren een ‘SNS-pas’, of een persoonlijke kaart met pasfoto, waarmee ze kunnen deelnemen aan een zeer ruim aanbod van naschoolse activiteiten (fitness, squash, kickboxen, muurklimmen, hip hop, BBB, zwemmen, Ropeskipping, ultimate frisbee, badminton ... ) De leerlingen kunnen kiezen voor een SNSpas die één of twee semesters geldt, waarmee ze dan van maandag tot en met vrijdag (op schooldagen) zoveel sporten als ze willen. Volgende topics en bijhorende vragen werden voorgelegd aan onze vier geïnterviewden: 1. Programma van het naschoolse sportaanbod - Hoe ziet jullie naschools sportaanbod eruit (dit omvat dus niet de reguliere 2 uren LO), en welke partners zijn erbij betrokken? - Hoeveel extra uren sport worden op deze manier wekelijks gecreëerd voor de schoolgaande jeugd? 2. Lesgevers - Wie geeft de lessen in het naschoolse sportaanbod? 3. Infrastructuur en financiën - Welke infrastructuur wordt gebruikt om de lessen te laten plaatsvinden? - Wat is het kostenplaatje om dit naschools sportaanbod te voorzien? 4. Bereik - Welke jongeren of kinderen bereik je? 5. Wat zijn volgens jou de uitdagingen voor de toekomst?

Interviews ... met Barbara Bijttebier (leerkracht LO, schoolsportgangmaker en secretaris van de schoolsportraad in de Gemeentelijke Sportbasisschool te Heusden) 1. Programma van het naschoolse sportaanbod De school heeft een eigen sportraad die alle naschoolse sportactiviteiten organiseert en helpt financieren. Ik ben sportgangmaker voor de school en ondertussen ook secretaris van de schoolsportraad. De schoolsportraad bestaat voor de rest uit enkele leerkrachten en sympathisanten. 6 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

Zowel de circusschool, de judoclub, als initiatiereeksen op woensdagnamiddag worden door de schoolsportraad gecoördineerd. Voor sommige initiatiereeksen doen we een beroep op plaatselijke clubs. Bijvoorbeeld, de voetbalinitiatie met FC Heusden, de petanque-initiatie met de Heusdense club. De plaatselijke judoclub leverde ons een lesgever voor onze judoclub. Andere initiaties worden gegeven door twee collega’s (die ook lid zijn van de sportraad) of volgens aanbod. Nu is er bijvoorbeeld een initiatie Afrikaanse dans bezig, die gegeven wordt door een mama van twee leerlingen. Zij had dit zelf voorgesteld. Bewegingslesjes voor de kleuters worden door één van de kleuterleidsters gegeven. Daarnaast nemen we ongeveer 14 keer per schooljaar deel aan tornooien of initiaties georganiseerd door SVS op woensdagnamiddag. Deze wordt begeleid door de leerkrachten van de lagere afdeling in een beurtsysteem zodat elke leerkracht ongeveer twee keer per schooljaar de leerlingen begeleidt. Onze leerlingen krijgen ook elke volledige schooldag een uur LO. Daarvan worden er drie door leerkrachten LO gegeven en één door de klastitularis zelf. Het team kwam tot die beslissing nu ruim 15 jaar geleden omdat we ervan overtuigd waren dat dit een duidelijke meerwaarde geeft aan onze school, wat ondertussen zeker gebleken is. Hiervoor gaan de leerlingen één uur per week meer naar school, het andere uur komt uit de vrije ruimte waaruit een school kan kiezen om een uurrooster samen te stellen (zo kiezen sommige vrije scholen bv. voor een extra uur godsdienst). De extra uren LO worden in samenspraak met de LO-eerkrachten gepland. Zo nemen zij zeker de meer specifieke LO-lessen voor hun rekening, terwijl de titularissen zich

vooral op teamspirit en op competities van SVS concentreren. De klastitularissen gebruiken hun uurtje LO ook om toepassingen op andere lessen (VOET!) te maken. Ruimtelijk inzicht, toepassingen op metend rekenen (hoe ver kan ik springen?), ... zijn hier voorbeelden van. 2. Lesgevers De naschoolse sportinitiaties worden gegeven door de lesgevers uit eerder vernoemde sportclubs, één van de leerkrachten LO, een kleuterleidster, een leerkracht-klastitularis, en occasionele medewerkers. De judoclub op zaterdag wordt verzorgd door een lesgever van judoclub Heusden, de naschoolse circusschool door de leerkracht LO die zich ook inschakelt voor de sportinitiaties. De activiteiten van SVS worden gecoördineerd door mensen van SVS, en begeleid door leerkrachten van de lagere afdeling. 3. Infrastructuur en financiën De lessen van de circusschool en judoclub gaan door in de turnzaal van de school. Ook de meeste initiatiereeksen kunnen in de turnzaal. Soms vinden de initiaties plaats bij de sportclubs uit de gemeente (bv. voetbal, petanque) De schoolsportraad financiert alle naschoolse activiteiten. De schoolsportraad verwerft de nodige middelen door enerzijds een subsidie van de gemeentelijke sportraad, een kleine bijdrage van de ouders voor de naschoolse activiteiten zoals initiaties (1 euro per les), circusschool (30 euro per schooljaar) en judoclub (30 euro per schooljaar). Bovendien organiseert de sportraad jaarlijks een verkoop van gadgets en een sportdag voor ouders waarvan de winst in de kas van de schoolsportraad gaat. Materiaal voor de circusschool werd ook door de sportraad aangekocht. De judomatten werden in samenspraak met het


gemeentebestuur en de plaatselijke judoclub aangekocht. Momenteel is ook de bouwaanvraag goedgekeurd en zou binnen afzienbare tijd gestart worden met de bouw van een nieuwe vleugel met een extra sportzaal. 4. Bereik Voor activiteiten op woensdagnamiddag zien wij elke keer een grote opkomst waarvan telkens een aanzienlijk deel bestaat uit leerlingen die anders in de kinderopvang verblijven. Op die manier zien deze hun namiddag op een aangename en zinvolle manier onderbroken. Opvallend is ook dat het aantal leerlingen vermindert naar het einde van de lagere school toe. Dit is echter niet te wijten aan minder interesse maar vooral aan het feit dat de leerlingen dan al voor één specifieke sport hebben gekozen, die ze meer intensief beoefenen in een sportclub en daardoor actief zijn in de sportclub op woensdagnamiddag. De judoclub heeft vooral succes bij kinderen die de sport willen uitproberen of bij diegenen die de focus op competitie van andere sportclubs willen vermijden. In de circusschool zien we zowel heel sportieve als minder sportieve kinderen die al dan niet in nog andere clubs actief zijn. Er is trouwens ook een groepje met oud-leerlingen actief, die geen afscheid kunnen nemen van onze school en naschoolse sport. 5. Wat zijn volgens jou de uitdagingen voor de toekomst? Eén van de grootste uitdagingen is het vinden van een oplossing voor het vervoer naar competities van SVS, en initiaties die niet op school zelf plaatsvinden. Hiervoor doen we tot nog toe meestal een beroep op ouders en de begeleidende leerkrachten. Het wordt echter steeds moeilijker om mensen te motiveren om leerlingen te vervoeren. Bovendien zorgden de vernieuwde verkeersregels i.v.m autozitjes en aantal kinderen per auto voor bijkomende terughoudendheid bij ouders. Openbaar vervoer is vanuit Heusden ontoereikend en een bus inhuren is erg duur.

...met Jan Cuypers (Follo regio RetieArendonk-Dessel en coördinator van Sportsnack: ‘Sport Naschools Actieve Kids’ voor lagere scholen) 1. Programma van het naschoolse sportaanbod De bedoeling van Sportsnack is dat kinderen meer bewegen. Elke leerling kan wekelijks van één bijkomend naschools bewegingsuur per week genieten.

Kinderen die buiten de sportclub extra willen sporten kunnen in de naschoolse sport terecht. Naast deze complementariteit merken wij dat voor de allerjongsten de naschoolse sport vaak een voorbereiding is op deelname aan clubsport. De gemeente voorziet een deelbudget voor het promotiemateriaal, het beheer van de inschrijvingen en financiën, en het ter beschikking stellen en/of huren van de accommodatie. De vier basisscholen, die meedoen aan het programma, helpen mee in de administratieve omkadering, nl. de inschrijvingen van de leerlingen voor de naschoolse sport en het schrijven van de fiscale attesten (het schrijven van de fiscale attesten is makkelijk te integreren in de dagelijkse werking van de naschoolse kinderopvang, die elke school organiseert). Dankzij deze fiscale attesten voor kinderen jonger dan 12 jaar kunnen ouders genieten van een gedeeltelijke terugbetaling van de kosten voor kinderopvang en naschoolse sport. De lokale sportclubs kunnen steeds gediplomeerde vrijwilligers als lesgever afvaardigen. Concurrentie met lokale sportclubs wordt vermeden door de lessen op een ander tijdstip te organiseren en door andere accenten te leggen. Elke school heeft een eigen kinderopvang, waardoor er eventueel afgewisseld kan worden met het naschools sportaanbod (bv. één uur opvang, één uur sport). Om de samenwerking te bevorderen wordt de uurprijs van kinderopvang en naschoolse sport gelijk gehouden. SVS staat samen met Bloso in voor de betaling van mijn salaris en werking als coördinerende figuur, SVS geeft ook ondersteuning aan de FOLLO’s in de vorm van overlegmomenten.

Alle partners werken gecoördineerd samen zodat een geïntegreerd sportaanbod kan worden georganiseerd. 2. Lesgevers Door versnipperde ‘taakuren’ in de regio te bundelen, hebben we sinds twee jaar een ‘combinatiejob’ gecreëerd. Dankzij deze bundeling hebben we dus een vaste lesgever kunnen inschakelen die dagelijks les geeft in ons project van naschoolse sport (Sportsnack), maar daarnaast ook in het schoolsportproject van een naburige gemeente, in de zwemschool en als sportkamplesgever bij Bloso in de voormiddag. Bovendien coördineert deze persoon de vrijwilligers tijdens de SVS-woensdagnamiddagactiviteiten. Het voordeel van een vaste lesgever is continuïteit (en dus minder kopzorgen die steeds gepaard gaan bij de zoektocht naar tijdelijke lesgevers), en een vertrouwd gezicht voor kinderen en ouders.... Voor sportlesgevers betekent dit trouwens een extra vacature. 3. Infrastructuur en financiën De lessen vinden zoveel mogelijk plaats onmiddellijk na de schooluren in de accommodaties van de eigen school. Voor de lessen van de oudsten zijn wij echter genoodzaakt om uit te wijken naar een gezamenlijke centrale sporthal. Ook het gemeentelijk zwembad wordt gebruikt. De scholen en gemeenten stellen hun accommodaties gratis ter beschikking, en privéaccommodaties worden gehuurd door de gemeente. De vaste lesgever wordt betaald met een Vlabus-vergoeding van ± 25 euro per uur, wat zichzelf echter terugverdient bij een deelname van 16 à 17 kinderen. We kun7 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


nen dus stellen dat het naschools sportaanbod zelfbedruipend is. De verzekering (ISB of schoolverzekering) en het promotiemateriaal zijn gezamenlijke kosten voor de partners. Zoals bij de naschoolse opvang ontvangen de deelnemers van de naschoolse sport een fiscaal attest. Deze fiscale attesten zijn van grote betekenis voor ouders. 4. Bereik Het aanbod is er voor leerlingen van het 1ste tot en met het 6de leerjaar. Elke les worden ± 20 leerlingen bereikt. Hoe jonger de kinderen, hoe groter de deelname: vooral kinderen van het 1ste tot en met het 4de leerjaar nemen deel, kinderen van het 5de en 6de leerjaar richten zich meer op clubactiviteiten. Minder sportieve kinderen voelen zich aangetrokken tot het sportaanbod vanwege de lage instapdrempel en het meer recreatieve karakter. 5. Welke uitdagingen zie je voor de toekomst? • We hebben de intentie om bij Vlabus een volwaardig vast statuut voor onze vaste lesgever aan te vragen (opdat hij of zij dan ook verlofdagen kan opbouwen). De betaling zou blijven gebeuren dankzij inschrijvingsgelden en de extra steun van de gemeente. Hoe meer ‘losse’ taken in de regio kunnen gebundeld worden, hoe omvangrijker de betrekking van de vaste ‘combinatie- lesgever’ wordt. Het komt er dus op aan om meer partners in de ruime regio te vinden. • De sportclubs kunnen een sterkere partner worden en meer evenwicht brengen in de lokale sportdriehoek ‘school-gemeente-club’. Op deze manier hebben zij extra slagkracht om de doorstroming vanuit naschoolse sport naar hun club op lange termijn op te vangen. • Voor kinderen van het kleuter- en lager onderwijs kan per gemeente één groot algemeen jeugdsportnetwerk worden georganiseerd waarbij scholen, sportclubs en gemeente samenwerken. Ook de jeugddienst kan partner zijn. Het gaat tenslotte over dezelfde kinderen. • Voor jongeren van het middelbaar onderwijs kan dit een ‘regionaal sportnetwerk per sporttak’ zijn waarbij clubs uit diverse gemeenten met elkaar samenwerken. Een professionele regionale begeleider per sporttak biedt hierbij heel wat mogelijkheden. Dankzij hun grotere mobiliteit kunnen jongeren die geen lid zijn van een sportclub dan diverse sporten beoefenen in omliggende gemeenten. • Het zou nuttig zijn om een groter 8 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

beweeg- en spelaanbod met het accent op plezier en samenspelen te hebben, vooraleer kinderen in een lokale sportclub terecht kunnen. Diverse oplossingen in de nabije omgeving zijn mogelijk waarbij samenwerking tussen diverse lokale partners een meerwaarde biedt. Ouders van kleuters en kinderen van de 1ste graad lager onderwijs zijn hierbij vragende partij.

...met Christophe De Weirdt (leerkracht LO en schoolsportgangmaker in de Middenschool De Moerbei te Moerbeke-Waas): 1. Programma van het naschoolse sportaanbod Per week bieden we vast vier uur extra sport aan. Dit wordt georganiseerd vlak na de lestijden en de leerlingen komen op vrijwillige basis. De leerlingen vullen zelf de activiteiten in naargelang de weersomstandigheden, het aantal deelnemers en vooral de “goesting” van de dag. Dit kan gaan van voetbal, basket, volleybal/netbal, ropeskipping, tafeltennis, badminton, baseball, frisbee, dans, inline skating,... De leerkrachten LO en de ‘Jojo-er’ staan in voor de begeleiding en een vlot spelverloop. De ‘Jojo’er’ is aangesteld in het kader van het project ‘Jongeren voor jongeren’. Dit is een initiatief van het Department Onderwijs om laaggeschoolde volwassenen jonger dan 26 jaar als begeleider op een school aan te stellen. Deze persoon is voor de leerlingen vaak een gemakkelijk aanspreekpunt, en bouwt op die manier een brug tussen de leerlingen en de leerkrachten. Vaak sport de jojo’er ook mee tijdens de naschoolse sport. De klemtoon tijdens onze naschoolse sport ligt op spel en plezier, en de voornaamste doelen ervan zijn: • leerlingen aanzetten tot meer sport; • het verbeteren van de fysieke conditie; • de geest even vrijmaken om daarna opnieuw aan het studeren te gaan; • het sociaal contact verbeteren (over de studierichtingen en leerjaren heen); • zwakkere leerlingen extra begeleiden en hun zelfbeeld verhogen. Door de flexibiliteit van de gemeente kunnen wij steeds gebruik maken van de sporthal en de gemeentelijke sportterreinen. We hebben ook overeenkomsten met MiniMoerbeke gesloten om materiaal te delen om zo de kosten van het sportmateriaal te drukken en ons aanbod te verruimen. MiniMoerbeke is een sportvereniging die enkel recreatieve sportactiviteiten organiseert voor de lokale jeugd. We hopen in de toekomst de expertise van de sportclubs naar

onze school te brengen om zo de drempel naar de clubs te verlagen. 2. Lesgevers Alle sport wordt op onze school voorzien door de twee leerkrachten LO. Tijdens het de naschoolse sport krijgen we wel steun van onze Jojo-er. 3. Infrastructuur en financiën Er wordt gebruik gemaakt van de gemeentelijke sporthal, de gemeentelijke sportterreinen, het provinciaal zwembad en onze eigen speelplaats. De extra uren sport zijn een bewuste keuze die passen in ons gezondheidsbeleid. Dit wil zeggen dat we deze gratis aanbieden aan al onze leerlingen. De kosten worden gedragen door de school. We bieden dit al een aantal jaren aan en vervangen de materialen stelselmatig. 4. Bereik Elke dag bereiken we toch wel een 40-tal leerlingen (gemengd publiek in alle opzichten) van onze school. 5. Welke zijn uitdagingen voor de toekomst? Dank zij het oprichten van een sportraad in onze gemeente, bestaat de mogelijkheid om nauwer samen te werken met andere scholen en met sportclubs. Hopelijk kunnen we in de toekomst nog een aantal projecten op poten zetten waardoor onze leerlingen nog meer gestimuleerd worden om aan sport te doen om ze zo een gezonde leefwijze/opvoeding mee te geven.


ondersteuning aan de FOLLO’s in de vorm van overlegmomenten. Één van de hoofddoelstellingen van het model Brede school met sportaanbod, nl. een lokaal sportaanbod creëren dat jongeren toelaat om elke dag één uur te laten bewegen, is reeds overtroffen. Het aanbod laat minimum twee uur naschoolse sport per dag toe met een grote keuze aan activiteiten. De nadruk ligt op plezier en recreatieve activiteiten met ook non-traditionele life-time sporten.

...met Nadine De Ridder (Follo in Regio Gent en coördinator van SNS: ‘Sport na school’ voor secundaire scholen) 1. Programma van het naschoolse sportaanbod Het SNS-programma houdt in dat alle leerlingen, die een SNS-pasje kopen, op alle schooldagen kunnen kiezen uit een ruim aanbod van naschoolse sporten. De activiteiten sluiten aan op de schooluren en vinden plaats in de sportzalen van de scholen, in clubs en privésportcentra. De leerlingen moeten niet inschrijven voor één bepaalde sport maar mogen met hun pasje zoveel doen als ze willen . Eén persoon van de Gentse sportdienst is verantwoordelijk voor de logistieke ondersteuning en de promotie van het project. Zo zorgt de sportdienst voor het drukwerk van de ‘SNS’-sportpasjes, en de affiches voor scholen. De informatiebundel met o.a. het programma wordt door mezelf geschreven. De participerende secundaire scholen (dit zijn er momenteel 33 in Gent ) stimuleren, o.a. via de leerkracht LO, tot deelname aan dit naschoolse sportaanbod. De leerkracht LO van de school geeft ook telkens de inschrijvingen door van het aantal leerlingen die een SNS-pas wensen. Enkele Gentse sportclubs (bv. atletiekclub, ropeskipping, judo, handbal, capoeira, frisbeeclub, ...) draaien mee in het programma en geven SNS-jongeren de kans om hun recreatieve lessen mee te volgen. Private sportinstellingen, zoals fitness- en multisportcentra, zijn eveneens een vaste partner in het programma omdat zij het potentieel van naschoolse sport hebben ingezien om jongeren als ‘toekomstige klanten’ warm te maken voor hun recreatief sportaanbod. SVS financiert mijn werkingskosten als Follo en helpt mee in het beheer van de SNS-pasjes. SVS en Bloso geven ook

2. Lesgevers Het uitgebreide netwerk laat toe om lesgevers uit verschillende sectoren in te schakelen: • de leerkracht LO van de school die met een vrijwilligersvergoeding naschoolse sport geeft; • de lesgevers van de plaatselijke sportclubs krijgen ook een vrijwilligersvergoeding; • de reguliere lesgevers van de stad Gent, die les geven in de stedelijke sportinstellingen worden betaald volgens de tarieven van Stad Gent; • de lesgevers van de privé-instelllingen: hun vergoeding is verrekend in de algemene huurprijs voor de accommodatie (forfaitair). 3. Infrastructuur en financiën De stad stelt haar stedelijke sportaccommodatie al dan niet tegen betaling ter beschikking (bv. SNS krijgt twee tennisterreinen gratis voor de tennisactiviteiten, de overige terreinen betaalt SNS zelf). De stad stelt nu ook het zwembad van Eyck elke dag 1 1/2 uur open voor ‘SNS-ers’, wat de continuïteit bevordert. De scholen schakelen hun infrastructuur gratis in. Meerdere lessen vinden ook plaats in de accommodatie van de private sportsector (zoals de trendy danslessen, het muurklimmen en squashen in de fitness- en multi-activiteitencentra).

Enkele scholen die participeren in het programma laten de schoolsportzalen gratis gebruiken. Aangezien de privé-sector ook deel uitmaakt van de partnergroep, kunnen de leerlingen natuurlijk ook gebruikmaken van hun aantrekkelijke sportvoorzieningen. De leerlingen betalen 40 euro voor een sportpas, die twee semesters geldt (24 weken) en 25 euro voor één semester (12 weken). Hiermee kunnen de jongeren van maandag tot en met vrijdag zoveel sporten als ze willen. Aangezien het concept zo’n succes is (meer dan 1500 inschrijvingen), kan SNS met het geld van de inschrijvingen de gediplomeerde lesgevers, de fitness- en multisportcentra, en de sportterreinen betalen. De sportdienst van Gent verzorgt en betaalt het drukwerk van de sportpasjes en de affiches om op te hangen in scholen. 4. Bereik Het aanbod is er voor alle leerlingen van alle Gentse secundaire scholen. Een klein onderzoek heeft trouwens uitgewezen dat meer dan de helft van de leerlingen zijn sportpas minstens twee maal per week gebruikt. Bovendien blijkt de grote meerderheid van de deelnemers geen lid te zijn van een sportclub, wat erop wijst dat de groep minder getalenteerden/sportievelingen alleszins goed bereikt wordt. Ook allochtone jongeren zijn vaak geziene klanten van het SNS-programma. Dankzij de website www.sportnaschool.be kunnen scholen/leerlingen het programma nog eens online checken, alle info i.v.m. de activiteiten opzoeken en foto’s van de activiteiten bekijken. 5. Welke zijn uitdagingen voor de toekomst? Door het succes van SNS en het uitgebreide netwerk dat er aan verbonden is, komt de verdere groei in gevaar, en zijn er dus meer middelen (mankracht!) nodig voor de coördinatie van de activiteiten. Dit is

9 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


dan ook een vraag aan de lokale overheid om de verschillende initiatieven rond naschoolse sport in het Gentse in kaart te brengen, te bundelen, en hier een coördinator voor aan te stellen. In het onderwijs zouden de directies ook uren kunnen vrijmaken of alleszins verschuiven (bv. i.p.v. uren voor toezicht) opdat een “sportminded” leerkracht (die deel uitmaakt van het gezondheidsteam) de naschoolse sport mee kan coördineren. Aansluitend bij vorig punt is de samenwerking met de stedelijke buurtsport een piste die meer verkenning verdient in de toekomst. Er is al veel vraag gekomen van andere gemeenten en steden om een SNS-project ook bij hen te organiseren. Er is echter mankracht nodig voor de uitbouw en organisatie ervan. Ten behoeve van mogelijke organisatoren in andere regio’s werd het voorbije jaar door alle FOLLO’s die een SNS-project hebben opgestart samen met SVS een uitgebreid draaiboek opgemaakt.

Besluit Uit de vier getuigenissen blijkt dat de naschoolse sport, waarin beleving van sport- en bewegingsplezier en het faciliteren van transfer naar de sportclub centraal staan, een succesfactor is van het sport- en gezondheidsbeleid van de scholen. De getuigenissen bevestigen dat de aanpak van het naschools sportaanbod sterk verschilt tussen scholen. Het is dan ook een uitdaging voor elke school om de eigen mogelijkheden na te gaan en vervolgens stap voor stap een duurzaam naschools sportaanbod op te starten of verder uit te bouwen. Zowel uit wetenschappelijke literatuur, als uit de getuigenissen blijkt dat deze zeer laagdrempelige methode de kinderen en jongeren bereikt en dat de doorstroming naar de sportclub voor heel wat deelnemers gerealiseerd wordt. In de getuigenissen wordt de nood aan “mankracht” benadrukt. Uit de uiteenzettingen van de twee FOLLO’s blijkt tevens dat het voorzien van extra mankracht om de samenwerking met de lokale partners tot stand te brengen, uit te bouwen en te coördineren, een zeer grote meerwaarde kan betekenen. Het lijkt dan ook opportuun dat de huidige FOLLO’s hun activiteiten daar zoveel mogelijk op richten en dat het aantal FOLLO’s uitgebreid wordt. Tevens vormen de getuigenissen een pleidooi voor de schooldirecties om taakuren te creëren voor de gezondheidscoördinatie en de organisatie van een naschools sportaanbod. Dergelijk aanbod vormt trouwens ook een extra positieve uitstraling van de school naar de ouders en de lokale gemeenschap toe. Daarnaast is er in de uitbouw van het naschoolse sportaanbod een zeer belangrijke taak weggelegd voor de stedelijke en 10 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

gemeentelijke sportdiensten, die deze anders-georganiseerde sport actief mee dienen op te starten en te ondersteunen. Ook de plaatselijke sportaanbieders (sportclubs, buurtsport, private sportaanbieders) kunnen een belangrijke rol spelen en zichzelf hierdoor versterken. Tevens werd in de getuigenissen aangetoond dat de naschoolse sport zelfbedruipend kan zijn en dus zeker ruimte biedt om lesgevers te vergoeden. De ervaring leert ook dat het inschakelen van betaalde lesgevers meer continuïteit biedt dan een vrijwilliger, die bij stopzetting vaak niet opgevolgd wordt. Ook uit wetenschappelijke literatuur blijkt dat het vragen van inschrijvingsgeld geen echte drempel vormt voor sportparticipatie bij kinderen en jongeren. Bovendien kan de financiële last zeer laag gehouden worden door het delen en gratis (of tegen lage prijs) ter beschikking stellen van infrastructuur. Voor lagere schoolkinderen is er daarnaast ook nog de fiscale aftrekbaarheid en ook heel wat ziekenfondsen sponsoren naschoolse sportdeelname. De naschoolse sport blijkt dan ook heel wat kansen te bieden voor sportlesgevers. Hierbij dienen vooral verdere inspanningen te gebeuren voor het creëren van combinatiejobs, zoals uiteengezet in de getuigenis van Jan Cuypers. De bundeling van taken tot een volwaardige job, kan bijvoorbeeld zeer attractief en leerrijk zijn voor zowel recent afgestudeerde als meer ervaren leerkrachten LO. We kunnen besluiten dat het creëren van een naschools sportaanbod een zeer waardevolle bijdrage kan leveren aan een gezondheidsbeleid op school. Uit de hierboven vermelde getuigenissen blijkt ook dat het aanbieden van naschoolse sport haalbaar is, maar dat samenwerking van de

verschillende betrokken actoren centraal staat. Verdere sensibilisering naar deze actoren en in het bijzonder naar de lokale sportdiensten is dan ook noodzakelijk.

Sleutelreferenties * Jouw school: een “Brede school met sportaanbod”?! G. Cardon, I. De Bourdeaudhuij, K. De Martelaer, B. Vanreusel, E. Van Waes. Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid, met Steun van de Vlaamse Gemeenschap. Consortium UGent, K.U.Leuven, VUBrussel. Tijdschrift van de Lichamelijke Opvoeding, jaargang 2006-2007. Januari-februari-maart aflevering 213, p.7-11. * Meer en beter bewegen. Binnen en buiten de school. S. Verstraete, I. De Bourdeaudhuij, D. De Clercq, G. Cardon. PVLO, 2006. * Promotie van gezonde voeding en fysieke activiteit in het secundair onderwijs. L. Haerens, Maes L., De Bourdeaudhuij I. IN: Moet er nog sport zijn? Sport, beweging en gezondheid in Vlaanderen 2002-2006. Vol 1, Ed, G. Steens, p 137-150

website: www.lo-bsw.ugent.be

brede school sportaanbod FOLLO project naschoolse sport sectoroverschrijdende samenwerking combinatiejob


PROF. DR. MARC MAES DIRECTEUR TIJDSCHRIFT

SOPHIE VAN AELST COMMUNICATIE BVLO

Meer lichamelijke opvoeding op school?

Het kan!

Brede school en proeftuinen Een brede school: wat moeten we ons daarbij voorstellen? Een uit de kluiten gewassen schoolgebouw, met brede voorgevel? Waarin verschilt een brede school van een “normale” school? En proeftuinen? Nog zo’n term waaruit niet meteen blijkt waar dit precies voor staat. Proeven, proberen, maar van wat dan wel? Beide termen en/of projecten horen thuis in de “Onderwijsvernieuwing” waarin de jongste jaren redelijk geïnvesteerd wordt.

Zie je ook het bos door de bomen niet meer? Hoog tijd om eventjes dieper in te gaan op deze projecten en er via concrete voorbeelden ook meer zicht op te krijgen. We gingen eens langs bij de Pedagogische Begeleidingsdienst van de Stad Gent en zaten rond de tafel met Mary-Ann de Meijer en Katrien De Vuyst, respectievelijk coördinator van de Brede School Brugse Poort en de Brede School SintAmandsberg.

de vier algemene themata: talentontwikkeling: didactische werkvormen of overgang van basis- naar secundair onderwijs; beleidsvoerend vermogen; technologie; leren en werken.

De brede school is een samenwerkingsverband tussen diverse partijen die bekommerd zijn om opgroeiende kinderen en hun ontwikkeling. De brede schoolinitiatieven die de minister van Onderwijs neemt, vinden uiteraard aansluiting bij de rode draad die door heel zijn onderwijsbeleid loopt, en dat is: gelijke kansen. Een brede school is dus een duurzame samenwerking van scholen met andere instellingen of partners die meer gelijke kansen beogen. Hoe die samenwerking vorm krijgt en welke instellingen of partners daarbij betrokken worden, hangt af van de lokale behoeften en omstandigheden en van de gestelde doelen. De partners kunnen zeer divers zijn: buurtcentra, sportverenigingen, muziek-

KATRIEN DE VUYST

De theorie: definities De proeftuinen zijn gestart op 1 september 2005 en lopen nog tot 31 augustus 2008. Zestien van deze proeftuinen waren vanaf 1 september 2003 als ‘voortrekkersschool’ actief betrokken bij onderwijsvernieuwing vanuit het gedachtegoed van Accent op Talent. De proeftuinen werken binnen een regelluwe omgeving. De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming hoopt uit die proeftuinen te leren welke aanpassingen er nodig zijn aan de regelgeving om talentontwikkeling in scholen centraal te kunnen stellen. Ingediende projecten moeten zich focussen op minstens één van de volgen-

MARY-ANN DE MEIJER 11 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


It takes a whole community to raise a child.

scholen, cultuurverenigingen, jeugdzorg, welzijnsorganisaties, schoolbegeleidingsdiensten, kinderopvang, jeugdverenigingen ... 14 Vlaamse en 3 Brusselse proefprojecten Brede School krijgen 3 schooljaren lang de kans om in hun dagelijkse praktijk op zoek te gaan naar antwoorden op deze en andere vragen.

De praktijk in Gent Mary-Ann de Meijer en Katrien De Vuyst maakten ons wegwijs in de wirwar van projecten en invalshoeken door hun eigen ervaringen met ons te delen. “Er gebeurt zo veel, maar slechts weinig mensen weten ervan”, steekt Mary-Ann de Meijer van wal. Sinds oktober 2004 is er een coördinator aangesteld voor een Brede School in de Brugse Poort, in het kader van een Stedenfondsproject, onder de vleugels van de Pedagogische Begeleidingsdienst van de Stad Gent. Het is Mary-Ann de Meijer die hier de touwtjes in handen heeft. 12 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

In mei 2006 startte de Pedagogische Begeleidingsdienst met een Brede Schoolproject in Sint-Amandsberg. Hier is Katrien De Vuyst verantwoordelijk. In Gent zijn er trouwens vier projecten lopende, naast de Brede School Brugse Poort en Sint-Amandsberg is er nog het project “Jouw kind groeit op in de wijk” in de buurt Sluizeken, Tolhuis, Ham en de proeftuin WOCK - Werken aan Onderwijs, Cultuur en Kunst in Nieuw Gent. Concept dat groeit Een Brede School is vooral een inhoudelijk verhaal, het is een concept, netoverschrijdend, het is een zoektocht naar de beste weg om kinderen (en ouders) te bereiken en de weg te wijzen naar initiatieven, naar kansen, naar mogelijkheden om zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen. “We hebben een visietekst opgesteld, waarin je de gedachtegang en de grote lijnen van het project Brede School terugvindt”, vertelt Marie-Ann de Meijer. “De Brede School in de Brugse Poort loopt nu drie jaar

en blijft evolueren, het concept is nog volop aan het groeien en er zijn nog veel mogelijkheden om verder uit te breiden. “Een Brede School zien we als een netoverschrijdend samenwerkingsverband tussen scholen uit de buurt en actoren in de wijk die werken rond opvang en vrije tijd van kinderen. Door dit samenwerkingsverband wordt het naschoolse aanbod geoptimaliseerd en de deelname van kinderen vergroot. Hierdoor krijgen de scholen meer voeling met de leefwereld van de kinderen uit de buurt. Tijdens deze naschoolse activiteiten worden allerlei talenten van kinderen aangeboord, worden hun sociale vaardigheden vergroot en wordt hun zelfbeeld verbeterd.” Doelstellingen en partners “Met het oprichten van een brede school beogen wij ‘de gelijkwaardige en actieve deelname van alle kinderen aan de samenleving.’ Wij richten ons op alle kinderen tussen 2.5 en 12 jaar, die wonen of naar school gaan


in de buurt. Hierbij hebben wij vooral aandacht voor de sociaal-culturele mix van de wijk en de kansengroepen. Wij zijn gestart vanuit een individuele kennismakingsronde met alle actoren in de wijk (scholen, kinderopvang, jeugdwerk, buurtwerk...). Tijdens deze gesprekken werd de visie van het project goed doorgesproken. Dit is belangrijk voor de opbouw van het vertrouwen tussen de verschillende partners, wat de slaagkansen op samenwerking vergroot. Uit deze contacten is er een eerste netoverschrijdend overleg tussen de scholen gegroeid, is er een werkgroep over buurtgerichte kinderopvang opgericht en zijn de contacten met het buurtteam (overleg van alle actoren in de wijk) versterkt.” Activiteiten Mary-Ann de Meijer doet gezamenlijke acties met de dienst Kinderopvang, het jeugdwerk van VZW Jong, de bibliotheek, de spelotheek en het sociaal artistiek werk. Op initiatief van de brede school komt er een vakantiekrant met daarin een overzicht van alle zomeractiviteiten voor kinderen. De bedoeling is dat zoveel mogelijk kinderen en hun ouders de weg naar dit aanbod vinden. De krant wordt op grote schaal in de wijk verspreid i.s.m. de brugfiguren van de scholen en via de verschillende wijkorganisaties. Heel recent deed Brede School Brugse Poort ook een beroep op de BVLO door

Brede school is een concept, gedragen door verschillende mensen.

deel te nemen aan het project Skip-inGent. Coördinator Lore De Porre verzorgde ropeskippinginitiaties in een aantal schooltjes en bij de vzw Jong. Het sportieve initiatief werd fel gesmaakt en is zeker voor herhaling vatbaar. Wellicht worden in de Brugse Poort ropeskippers geboren... Ook de Brede School Sint-Amandsberg is nog altijd de mogelijkheden aan het verkennen. Hier wordt regelmatig samengewerkt met De Ingang, een danshuis met een zeer ruim aanbod aan danscursussen en workshops. Katrien De Vuyst verkent ook mogelijke andere pistes. “De kunst is om de scholen niet extra te belasten, maar wel om organisaties naar de scholen te brengen. De initiatieven moeten een winwinsituatie zijn, zodat alle partners er wel bij varen. De kinderen, omdat ze hun talenten kunnen ontdekken en ontwikkelen. De school en de onderwijzers, omdat ze de kinderen op een andere manier leren kennen. En de buurt, omdat de kinderen zinvol bezig zijn. De partners, omdat ze nieuwe kinderen aantrekken. Maar soms is het moeilijk om aan ‘zinvolle invulling van vrijetijd’ te werken, als een deel van onze doelgroep bezig is met ‘aan voldoende eten en degelijke kledij geraken’.” Het blijft ook zoeken naar de juiste kanalen. Soms is er wel iets in de buurt, maar dan vinden de kinderen gewoon de weg niet of zijn de drempels te hoog. Ook de aanbieders zijn zich soms niet bewust van de drempels die er zijn vanwege bv. cultuurverschillen of financiële mogelijkheden. We hopen dat we de mogelijkheid krijgen om nog een hele tijd verder te werken aan de projecten, geven onze gesprekspartners nog mee. “Ons werk is nog lang niet af!”

Alle info http://www.ond.vlaanderen.be/bredeschool/ PAST UW SCHOOL OOK IN DEZE RUBRIEK? NEEM DAN ALS DE BLIKSEM CONTACT OP MET DE REDACTIE Sophie Van Aelst, sophie@bvlo.be Wij brachten in deze rubriek al verslag uit over -

Sportschool Gentbrugge Vrij Landelijk Instituut Oudenaarde MPI Zonnebos in ‘s Gravenwezel Atheneum Wispelberg Gent Middenschool Maaseik Basisschool De Reigers Zelzate Maria-Boodschaplyceum Brussel Sportbasisschool Heusden Sportbasisschool ‘De Oester’ in Oetingen /Gooik

WIE PRIJKT HIER ALS VOLGENDE “GOEDE VOORBEELD”

brede school proeftuin sportaanbod

13 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


Terug naar de bronnen van de bewegingswetenschap te in 1560 en waarop hij een encyclopedisch overzicht gaf van de ludodiversiteit van toen.

Referaat door Prof. Roland Renson naar aanleiding van zijn eredoctoraat aan de UGent op zaterdag 29 september 2007

Inleiding: Ad fontes Tijdens de periode van de renaissance of wedergeboorte, brak geleerd Europa in de helft van de 15de eeuw met de starre scholastiek van de middeleeuwen. “Ad fontes”, naar de bronnen, was de leuze die vorsers toen inspireerde hun kennis te gaan putten aan de oorspronkelijke bronnen van de wetenschap. De term ‘wetenschap’ bestaat trouwens in het Nederlands al van de jaren 1300. Ik maak even een korte duik in de wetenschapstraditie omtrent spel en beweging in onze contreien. In de humanistische traditie schreef Erasmus niet alleen zijn Lof der zotheid (1515), maar met zijn Dialogi familiares beoogde hij ook kinderen Latijn te leren door middel van het beugelspel. Erasmus’ collega en vriend, Juan Luis Vives, onderstreepte in zijn pedagogische werken het belang van allerlei spelvormen voor de intellectuele, de fysieke en morele ontwikkeling van het kind. De prille bewegingswetenschap van toen had uiteraard baat bij deze nieuwe anatomiebijbel van Vesalius De humani corporis fabrica (1543). Vesalius was de gelatiniseerde naam van Andries van Wesel [uit een geslacht van Vaalbeek]. Deze rebel had het aangedurfd het menselijk lichaam te openen hetgeen bij pauselijk decreet was verboden. Wereldwijd bekend is het schilderij van ‘De Kinderspelen’, dat Pieter Bruegel konterfeit14 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

“Nil novum sub sole”, er is niets nieuws onder de zon, lijkt het wel als wij het werk raadplegen dat de Leuvense hoogleraar geneeskunde Vopiscus Fortunatus Plempius in 1670 wijdde aan De togatorum valetudine tuenda commentatio. [Vandaag de dag zou het pompeus klinken onze rectoren aan te spreken als Marcus Vervennius of Paulus Montis Frigidi]. Dit handboek over de gezondheidszorg voor professoren was toen een unicum. Plempius rekende blijkbaar – samen met de bekende Italiaanse arts Hieronymus Mercurialis – de universiteitsprofessoren én de gevangenen tot de meest sedentaire beroepen van toen. Daarom raadde hij de togati aan het kaatsen te beoefenen. Ook bolspelen zoals krulbol en beugelen achtte hij heilzaam voor hun gezondheid. [Voor beide laatste volkssporten kunt U, waarde collegae, terecht in de Volkssporttuin van het Sportimonium in Hofstade].

AFBEELDING 1: DE LEUVENSE HOOGLERAAR GENEESPROF. VOPISCUS FORTUNATUS PLEMPIUS RAADDE REEDS IN 1670 DE PROFESSOREN AAN TE

KUNDE

KAATSEN EN BOLSPELEN TE BEOEFENEN OM IN GOEDE FYSIEKE CONDITIE TE BLIJVEN.

Alhoewel er dus altijd al enige vorm van academische aandacht heeft bestaan voor de bewegende homo movens en de spelende homo ludens, weigerden de curatoren van de drie rijksuniversiteiten, die in 1817 te Gent, Leuven en Luik werden

opgericht, om er dans-, scherm- of ritmeesters aan te stellen zoals dat bij voorbeeld in de Duitse universiteiten het geval was. Het zou welgeteld tot 1908 duren tot er – dus honderd jaar geleden – aan de Rijksuniversiteit van Gent het Institut Supérieur d’Education Physique werd opgericht, waarmee ons land meteen een wereldprimeur scoorde.

De architecten van de Gentse wereldprimeur Na even geput te hebben uit onze eigen voorgeschiedenis van de bewegingscultuur en van de bewegingswetenschap, wil ik even inzoomen op deze merkwaardige Gentse primeur. Ik wens echter niet te veel in het vaarwater te komen van vorige sprekers, noch te veel te vissen uit het boek Een eeuw lichamelijke opvoeding en bewegingswetenschappen aan de Universiteit Gent omdat ik hoop dat U allen dit boek zelf zult lezen! Sta mij echter toe enkele kanttekeningen te maken bij deze markante mijlpaal in de universitaire institutionalisering van ons vakgebied. Het moeilijke pad voor deze doorbraak werd geëffend door “an officer and a gentleman”. In dit geval was de ‘officer’ kolonel Clément Lefébure en de ‘gentleman’ de christendemocratische politicus en Leuvense hoogleraar Cyrille Van Overbergh. Lefébure was leerling geweest in het College van Melle, waar de paters Jozefieten een elitaire kostschool hadden opgericht voor zonen van industriëlen, geïnspireerd op het Engelse public schoolmodel. De daar opgedane sportervaring heeft alleszins zijn sporen nagelaten op Lefébure en in zijn biografische literatuur moet zeker het beeld worden gecorrigeerd van de doctrinaire aanhanger van de Zweedse gymnastiek. Hij voerde inderdaad in 1902 de Zweedse gymnastiekmethode van Ling in aan de militaire Ecole Normale de Gymnastique et d’Escrime te Brussel, maar hij was ook de instigator van de oprichting van het Belgisch Olympisch Comité in 1906. Verder ijverde Lefébure voor de oprichting van een universitair Instituut voor Lichamelijke Opvoeding, geschoeid op de leest van het Centraal Gymnastiekinstituut van Stockholm. Cyrille van Overbergh, die in Leuven de pionier zou worden van de sociologie en


trole is een verhaal van lange adem. Het HILO heeft de medische navelstreng nooit volledig doorgeknipt. Sommige zullen stellen dat dit ook niet nodig is zolang deze streng zich maar niet rond de hals gaat winden. Qua onderzoek heeft de huidige vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen, de 25ste vakgroepen van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, de klemtoon meer verlegd van het zuiver biomedische naar het motorische. Een Gents idioticon is het feit dat de Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie een aparte 24ste vakgroep vormen zonder een accoladestructuur met vakgroep 25.

De piramide van Babel AFBEELDINGEN 2 EN 3: ‘AN OFFICER AND A GENTLEMAN’. KOLONEL CLÉMENT LEFÉBURE (FOTO LINKS) HAD IN 1902 DE ZWEEDSE GYMNASTIEK INGEVOERD AAN DE MILITAIRE ECOLE NORMALE DE GYMNASTIQUE ET D’ESCRIME IN BRUSSEL. SAMEN MET CYRILLE VAN OVERBERGH (FOTO RECHTS), DIE TOEN DIRECTEUR-GENERAAL WAS VAN HET HOGER ONDERWIJS, IJVERDE HIJ VOOR DE OPRICHTING VAN HET INSTITUT SUPÉRIEUR D’EDUCATION PHYSIQUE AAN DE GENTSE RIJKSUNIVERSITEIT IN 1908. EEN WERELDPRIMEUR!

sociale antropologie, was in 1908 directeur-generaal van het Hoger Onderwijs der Wetenschappen en Letteren. Hij had in Engeland gestudeerd en was er – net als Pierre de Coubertin – in de ban gekomen van de moderne sport. Wat hij toen – door gebrek aan middelen en wellicht ook aan visie – niet kon realiseren aan een vrije universiteit zoals Leuven, wist hij wel te instigeren aan de Rijksuniversiteit van Gent. Deze visionair, tevens één van de eerste mannelijke voorvechters van het vrouwenstemrecht, zou ook in 1910 de eerste interuniversitaire sportkampioenschappen organiseren. Het past hier dus vandaag deze officer en deze gentleman te memoreren.

Een emancipatieproces van lange adem

zijn mandaat – stopgezet en teruggedraaid naar het Zweedse dogma. Zijn collega Marcel De Meestere bevestigde inderdaad dat “In der Beschränkung zeigte sich De Meestere”. Pas na de generatiewissel in de jaren zestig werd de verstarde Zweedse gymnastiek door Willy “à la Porte” gezet. Ad 1: het loskomen van de medische con-

In plaats van Toren van Babel, spreek ik liever van Piramide van Babel omdat wij als LO-alumni meer vertrouwd zijn met het maken van menselijke piramides dan met het bouwen van stenen torens. Op het vlak van de menselijke piramidebouwkunde had het HILO van Gent trouwens een wijde faam, vooral dank zij de originele asymmetrische piramides van professor Maurits Verdonck. De benaming lichamelijke opvoeding werd in 1908 nog algemeen en wereldwijd gebruikt om ons veelzijdig vakgebied aan te duiden, ook al was dit epistemologisch en terminologisch wellicht niet de beste keuze. De term werd in 1762 voor de eerste keer met de Franse doopnaam “éduca-

AFBEELDING 4 EN 5: ASYMMETRISCHE PYRAMIDE GEBOUWD DOOR LEDEN VAN DE GENTSE TURNKRING GANDA (FOTO LINKS) ONDER LEIDING VAN PROF. MAURITS VERDONCK (FOTO RECHTS). OP DIT OGENBLIK BESTAAT ER EEN TERMINOLOGISCHE SPAAKVERWARRING - EEN ‘PIRAMIDE VAN BABEL’ - NADAT DE BENAMING LICHAMELIJKE OPVOEDING OP DE ACHTERGROND GERAAKTE OM DE ACADEMISCHE DISCIPLINE VAN DE MENSELIJKE BEWEGING EN DE BEWEGENDE MENS AAN TE DUIDEN. DE VUB HEEFT EEN FACULTEIT LO EN KINESITHERAPIE, AAN DE UGENT IS ER EEN VAKGROEP BEWEGINGS- EN SPORTWETENSCHAPPEN EN AAN DE K.U.LEUVEN EEN FACULTEIT BEWEGINGS- EN REVALIDATIEWETENSCHAPPEN.

Om zich te kunnen ontwikkelen tot een autonome universitaire institutie moest het Gentse HILO (Hoger Instituut voor Lichamelijke Opvoeding) zich geleidelijk aan bevrijden van een drieledig mancipium of leenmanschap. De LO moest zich emanciperen 1. door zich te verzelfstandigen ten opzichte van de medische patronage van de moederfaculteit der Geneeskunde, 2. door los te komen van de Zweedse gymnastiekdoctrine en 3. door zich te vervlaamsen. Het HILO doorliep dit hindernissenparcours in omgekeerde volgorde. Ad 3: in 1930 werd de universiteit van Gent vervlaamst, inclusief het HILO. Ad 2: de creatieve bewegingsvormen die door de Vlaamsgezinde turnleider Maurits Verdonck waren ingevoerd, werden na de oorlog – door de tijdelijke opschorting van 15 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


tion physique” bedacht door de Zwitserse arts Jacques Ballexerd. Als wetenschap is de lichamelijke opvoeding een bioculturele wetenschap met een enorm breed spectrum. De ‘draagvader’ van de moderne Olympische Beweging, de Franse baron Pierre de Coubertin, stelde al in 1891: “L’éducation physique est une science d’une extrême étendue puisque, d’un côté elle confine à la médecine, et que, de l’autre, elle touche la morale.” De term lichamelijke opvoeding wijst echter op een praxis, een toepassingsgebied, niet op een wetenschap als zodanig. Helaas heeft de wetenschappelijke LO-traditie zijn eigen ontologisch discours veel te laat gevoerd. Op internationaal vlak werd in 1963 het academische debat over de naam en over het wetenschappelijke statuut van de LO – of de academische negatie ervan – ingezet in de Verenigde Staten. Toen bracht de voormalige rector van de Harvard universiteit, Bryan Conant, een erg negatief rapport uit over de kwaliteit van de Physical Education curricula aan de Amerikaanse universiteiten. Dat was het eerste schot voor de boeg. Sindsdien is er een Babelse spraakverwarring ontstaan door allerlei naamwijzigingen. Door de oude wijn in te veel verschillende nieuwe vaten te gieten, hebben wij ons helaas herhaaldelijk zelf in de voet geschoten. Ik bespaar U de ganse litanie van terminologische nieuwerwetsigheden. In Franstalig Canada kwam Roch Meynard in 1966 met het concept kinanthropologie op de proppen, dat ook in België aansloeg: de wetenschap van de bewegende mens. Dit neologisme heeft het echter internationaal niet gehaald, behalve in het subdomein van de biometrie van de bewegende mens, dat sindsdien als kinantropometrie wordt gelabeld. In de Verenigde Staten opteerden de meeste PE departments om hun naam te wijzigen in ofwel kinesiology ofwel exercise and sport science. Een cruciale beslissing werd genomen in 1993 toen de American Academy of Physical Education [opgericht in 1926] zijn naam wijzigde in American Academy of Kinesiology and Physical Education. Van waar de term kinesiology, die in 1886 in de VS was geïmporteerd door de uitgeweken Zweedse gymnasiarch baron Nils Posse?

Een queeste naar de oorspronkelijke bron van de kinesiologie Om het begrip kinesiologie op zijn wetenschappelijke inhoud en epistemologische credibiliteit te toetsen, ondernam ik een speurtocht naar de bronnen van de logos van de kinesis: de wetenschap van de beweging. Ik had mij al in 1991, tijdens een 16 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

gastprofessorschap aan de Sorbonne, verdiept in de figuur van Nicolas Dally en zijn publicatie van 1857 Cinésiologie. Zijn magnum opus Cinésiologie is geen sinecure om te lezen omdat Dally met zijn encyclopedisch discours alles aan alles wil koppelen. Hij schuwt daarbij zelfs niet te verwijzen naar het Oude Testament of naar de continentendrift. [Ik weet niet of er ook zo iets bestaat als de drift van de incontinenten?]. Maar naast al dit overbodige ruis, blijft zijn werk een rijke ‘Fundgrube’ over de geschiedenis en wereldwijde variatie van de bewegingscultuur en van de bewegingstherapie. Zijn definitie van kinesiologie, die tevens als ondertitel van zijn Cinésiologie op de frontpagina prijkt, houdt echter - na exact 150 jaren - niet alleen stand maar bovendien ook steek: “Cinésiologie ou science du mouvement dans ses rapports avec l’éducation, l’hygiène et la thérapie” Kinesiologie is dus de bewegingswetenschap vanuit een opvoedkundig, hygiënisch en therapeutisch perspectief. Ondertussen is de kinesiologie recent nog drie jaar ouder geworden, 153 jaar oud dus. Wij ontdekten namelijk dat drie jaren vóór Dally de de term kinesiology al in het Engels werd gehanteerd door Carl August Georgii. Deze Zweedse heilgymnast [sjukgymnast in het Zweeds onzes aanschijns] publiceerde namelijk in 1854 A biographical sketch of the Swedish poet and gymnasiarch, Peter Henry Ling (1776-1839),

AFBEELDING 6

waarin hij het Zweedse begrip rörelseläre (bewegingsleer) vertaalde als kinesiology. Dally heeft dus waarschijnlijk leentjebuur gespeeld bij Georgii. Een Grieks begrip uit het Engels in het Frans ‘omturnen’ was in zijn ogen waarschijnlijk geen plagiaat ... In 1847, zeven jaar vóór Georgii de term kinesiology lanceerde, had hij al de term kinésitherapie geconcipieerd in zijn werk Kinésithérapie ou traitement des malades par le mouvement selon la méthode de Ling. Georgii was dus – althans volgens onze huidige kennis van zaken – de naamgever van de bewegingswetenschap, Dally de conceptualisator. Alleen hebben wij dit anderhalve eeuw lang vergeten of verzwegen. Om dit terminologisch opgraafwerk af te ronden zou ik willen besluiten, dat ik – in de huidige stand van zaken – eerder voorstander ben van een gemeenschappelijke benaming in de enkelvoudsvorm om ons vakgebied, als legale erfgenaam van de honderdjarige universitaire LO-traditie, te profileren. Waarom niet kinesiologie als gemeenschappelijk koepelbegrip in plaats van de soms redundante benamingen bewegingswetenschappen en/of lichamelijke opvoeding, sportwetenschappen, revalidatiewetenschappen en/of kinesitherapie enz.? Als ‘bewogen’ onderzoekers delen wij allemaal de interesse voor de menselijke beweging en de bewegende mens, dat is onze ‘corps business’. Die bewegende mens verschijnt voor ons in verschillende gedaanten: als leerling,

7: DE GRONDLEGGERS VAN DE KINESIOLOGIE. IN 1856 PUBLICEERDE NICOLAS DALLY ZIJN CINÉSIOLOGIE (FOTO LINKS), WAARIN HIJ EEN ENCYCLOPEDISCH OVERZICHT GAF VAN DE BEWEGINGSWETENSCHAP VANUIT EEN PEDAGOGISCH, HYGIËNISCH EN THERAPEUTISCH PERSPECTIEF. DRIE JAAR EERDER HAD DE ZWEEDSE HEILGYMNAST CARL AUGUST GEORGII (FOTO RECHTS) DE TERM KINESIOLOGY IN HET ENGELS GELANCEERD, GEBASEERD OP DE GRIEKSE STAMWOORDEN KINESIS (BEWEGING) EN LOGOS (WETENSCHAP). MAGNUM OPUS

EN


recreant, topsporter/ster, patiënt, andersvalide, acrobaat of ...iemand die het bewegen haat. Met dit referaat wens ik dus opnieuw het debat te openen omtrent de academische identiteit en eigenheid van de LO-traditie, die hier in Gent honderd jaar oude wortels heeft. Een erg performante collega in ons vakgebied antwoordde mij onlangs nog dat hij van deze problematiek niet wakker ligt, ... ik wel. Of onze subspecialiteit nu inspanningsfysiologie of biomechanica is, cardiovasculaire of neuromotorische revalidatie, bewegingsopvoeding of psychomotorische revalidatie, ontwikkelings- of differentiële kinesiologie, motorisch leren of motorische controle, historische of sociale kinesiologie: “We better all hang together, or we will sure all hang separately” De buitenlandse realiteit – vooral wat is gebeurd aan de universiteiten van de Westkust van de Verenigde Staten – leert ons dat daar waar de LO-traditie niet de rangen sloot, de inboedel werd uitverkocht en uitgesplitst over allerlei andere departementen, die – inderdaad – niet wakker liggen van de bewegende mens. Het is al de andere faculteiten en departementen uiter-

naar de ‘fondsen’. Het is een anachronisme en anomalie dat bewegingswetenschappers – kinesiologen dus – nog altijd niet terecht kunnen bij het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen (IWT) voor een doctoraatsbeurs.

aard toegestaan – zij zijn hierbij zelfs van harte uitgenodigd – zich te interesseren aan sport, spel, dans en andere expressievormen van de homo movens, maar wij leggen een claim op de transdisciplinaire studie van de menselijke beweging en van de bewegende mens. De Vlaamse kinesiologen van de K.U.Leuven, UGent en V.U.B hebben zich ondertussen oecumenisch verenigd in de Vereniging voor Kinesiologie, die in 1996 werd opgericht als Vereniging voor Kinesiologie en Sportwetenschappen en vanaf 1998 als Vereniging voor Kinesiologie tout court.

Enkele eredoctorale stellingen

3. Kwantificering van publikaties berust op het adagium dat de meting en niet de mens, de maat is van alle dingen. Deze ‘verkwanselisering’ is een gevolg van een duidelijk gebrek aan academische moed om het werk van collega’s op zijn intrinsieke en kwalitatieve waarde te beoordelen.

1. Historische kinesiologen – ik verkies in deze context deze benaming boven de benaming sporthistorici – moeten, gewapend met hun kennisarsenaal over het verleden, gefundeerde inzichten aanreiken en mee sleutelen aan het realiseren van een democratische bewegingscultuur voor allen.

4. Kinesitherapie vormt het klinisch-therapeutische toepassingsluik van de bewegingswetenschap en zou onder de benaming klinische kinesiologie door het academisch leven kunnen gaan. Het wordt tijd dat het draconische kinesitherapieverhaal met staatsexamens als toegevoegde ontwaarding wordt afgesloten. Demotte zit er in ...

2. Historici gaan doorgaans eerder naar de ‘fontes’, de biowetenschappers

5. Pseudowetenschappers, die de benaming applied kinesiology of toege-

AFBEELDING 8: HET CONCEPT BEWEGINGSCULTUUR. BEWEGINGSCULTUUR WORDT IN DIT MODEL (RENSON 2005) AFGEBAKEND DOOR DE VETTE LIJNEN. HET

OMVAT VIER

INTENTIONELE VELDEN. 1.IN HET INSTRUMENTELE VELD TRACHT DE HOMO EXERCENS ZIJN LICHAAM TE OEFENEN. DEZE LICHAAMSOEFENINGEN RESSORTEREN UITERAARD ONDER DE BREDERE CULTURELE CATEGORIE VAN DE LICHAAMSCULTUUR.

2. IN HET AUTOTELISCHE VELD (DOEL OP ZICH) SPEELT DE HOMO LUDENS. OMDAT DE CULTUURCATEGORIE 3. HET COMPETITIEVE VELD VAN DE HOMO AGONIZENS OMVAT ALLE VORMEN VAN WEDKAMPEN EN SPITST ZICH HIER TOE OP DE FYSIEKE WEDKAMPEN. 4. IN HET EXPRESSIEVE VELD PROBEERT DE HOMO EXHIBENS EEN PERFORMANCE TE BESTE TE GEVEN. QUA BEWEGINGSVORMEN KAN DIT BESTAAN UIT DANS- EN ACROBATISCHE DEMONSTRATIES. 5. SPORT VORMT HET MIDDENVELD, WAARIN DE VIER VELDEN ELKAAR KRUISEN. DE ‘ANATOMIE’ VAN HET MODEL WORDT HIER TOEGELICHT DOOR ALLERLEI AQUATISCHE BEWEGINGSVORMEN. SPEL ZEER BREED IS, WORDT SPEL HIER TOEGESPITST OP BEWEGINGSSPELEN EN WEDSTRIJDSPELEN.

AGONISTISCH Homo AGONIZENS WEDKAMPEN

FYSIEKE WEDKAMPEN Snorkelen/diepzeeduiken Competitiezwemmen

Waterpolo

Oefenzwemmen INSTRUMENTEEL LICH.CULTUUR Homo EXERCENS

Waterspelen SPORT

SPEL

LICHAAMSOEFENINGEN

WEDSTRIJDSPELEN

Aquagym/Hydrobics Sierduiken

Synchroonzwemmen

AUTOTELISCH Homo LUDENS

Waterballet ACROBATIE/DANS PERFORMANCE

EXPRESSIEF Homo EXHIBENS 17 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 2/2007-2008


paste kinesiologie claimen om kwakzalf in de ogen of op de spieren te strijken, moeten op hun vingers worden getikt. 6. Na jarenlange sociale actie slaagden socialisten, christen-democraten en enkele progressieve liberalen erin om in 1889 de kinderarbeid af te schaffen in België. Nu slagen olympische of andere medaillejagers erin de kindersportarbeid terug te legaliseren. Er wordt steeds vroeger topsporttalent gescout [in plaats van lid te worden van de scouts en gidsen] en in topsportafdelingen ondergebracht, reeds vanaf het basisonderwijs. Is dit geen misplaatste DDR-imitatie? 7.

Onze onderwijsbonzen hebben destijds de bal misgeslagen door in plaats van sportieve humaniora’s voor iedereen, sporthumaniora’s voor enkelen op te richten.

8. Ons lichaam is gemaakt om te bewegen, mensen zijn homobielen. Beweging is dus een levensnoodzakelijk iets voor allen, sport niet. Hopelijk komt het nooit zo ver dat men op bepaalde sportuitrusting – zoals voor tabakproducten – de waarschuwende boodschap moet aanbrengen: “Deze

sport kan uw gezondheid ernstig schaden”. 9. Laat ons het verengde sportbegrip verruimen tot het veel bredere begrip bewegingscultuur, waarin veel meer speel-, oefen- competitie- en dansante bewegingsruimte is voor iedereen. 10. Kennis omtrent de bewegende mens is gedoemd om transdisciplinair te zijn, dat maakt het domein zo boeiend en uitdagend. Naast verantwoorde hypergespecialiseerde kortzichtigheid, is er binnen de kinesiologie nood aan generalisten, die de gefragmenteerde kennis aan elkaar lassen en integreren. Wij zijn niet gebaat met specialisten van het linkeroor en van het rechteroor, zoals kwatongen nu al van ORL-specialisten beweren. Ik vermoed trouwens dat – in dit geval – uw rector eerder als een specialist van het ‘muzikale oor’ dient bestempeld te worden...

Tot slot: omkijken in dankbaarheid Vandaag sta ik hier omdat enkele verlichte geesten honderd jaar geleden aan de Gentse Universiteit – in wereldpremière – de academische doorbraak realiseerden van de lichamelijke opvoeding. De erfgena-

Honderdjarige KBBLO vereeuwigt zijn viering met de schenking van een affiche aan het Sportimonium Eric De Boever, sedert 1994 covoorzitter van de Koninklijke Belgische Bond voor Lichamelijke Opvoeding (KBBLO) en voorzitter van de Bond voor Lichamelijke Opvoeding (BVLO), beleefde in 2007 zijn ‘moment de gloire’. Hij ontving op 24 september de erkentelijkheidsmedaille van de UGent uit de handen van rector Paul Van Cauwenberge en op 20 oktober, naast het ereteken van Ridder in de Leopoldsorde, de prestigieuze Trofee van de Voorzitter van het IOC. Met een genereuze geste en met de intentie het centennium van de KBBLO blijvend te herdenken, schonk de Bond een prachtige affiche aan het Sportimonium. Deze affiche werd ontworpen ter gelegenheid van het 35ste Turnfeest van de Belgische Turnbond van 19 tot 21 juli 1913 tijdens het jaar van de Gentse Wereldtentoonstelling. De affiche prijkt sindsdien in de permanente tentoonstelling van het Sportimonium, dat hoopt dat dit mecenaat van de KBBLO tot voorbeeld moge strekken (Roland Renson).

18 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

KBBLOCOVOORZITTER

ERIC DE BOEVER BIJ DE ONTHULLING OP

19 DECEMBER 2007 VAN DE AFFICHE, GESCHONKEN AAN HET

SPORTIMONIUM IN HOFSTADE.

men van deze pioniers en pioniersters, de huidige generatie bewegingswetenschappers van de UGent, wens ik van harte te feliciteren met hun eeuwfeest. Ik dank hen omdat zij mij tot ‘Sant in eigen land’ hebben gekozen. Uw erg betwistbare keuze heeft mij echt ontroerd, maar heeft mij niet belet kritisch te reflecteren over het heden, het verleden en de toekomst van ons dynamisch vakdomein. Elke kinesioloog zingt nu eenmaal zoals hij gebekt is en in dit geval wil ik de Duitse cultuurfilosoof Friedrich Schlegel (1772-1829) citeren, die stelde: “Der Historiker ist ein rückwärtsgekehrter Prophet” Ad multos annos!

bewegingswetenschap lichamelijke opvoeding kinesiologie kinesitherapie bewegingscultuur


ONDERZOEK:

Gecombineerd gezond gedrag kan 14 jaren toevoegen aan je leven Dagelijkse fysieke activiteit, matig alcoholgebruik en voldoende consumptie van fruit en groenten zijn zoals bekend goed voor de gezondheid, maar onderzoekers hebben nu ontdekt dat hun gecombineerd effect tot 14 jaren aan de levensverwachting kan toevoegen als we dit vergelijken met mensen die deze gewoontes niet aannemen.

Kort Nieuws: Onderzoekers van de Universiteit van Cambridge en het Medical Research Council (Verenigd Koninkrijk) bestudeerden levensstijlgerelateerde determinanten om het potentiële gecombineerde gezondheidsimpact van bepaalde gewoonten te meten. Totnogtoe was onderzoek geconcentreerd op hun individuele impact op mortaliteit. De resultaten, gepubliceerd in een gratis toegankelijk internationaal medisch tijdschrift PLoS Medicine in januari 2008, stellen dat “de gecombineerde impact, hoewel relatief bescheiden en uitvoerbaar, geassocieerd werd met een geschatte viervoudige winst in mortaliteitsrisico, gelijk aan 14 jaar.” Om de gecombineerde impact van veranderingen in levensstijl te bestuderen, evalueerden onderzoekers meer dan 20.000 mannen en vrouwen tussen 45 en 79 jaar betreffende vier gewoontes: niet roken, fysieke activiteit, gematigd alcoholgebruik en consumptie van minimum vijf porties fruit en groenten per dag. De deelnemers

werden 11 jaar gevolgd en de sterfgevallen onder hen werden geregistreerd. De onderzoekers besluiten dat “risico op sterfte significant vermeerderde bij een minder aantal gezonde gewoonten”. Zij die alle vier de gezonde gewoonten naleefden hadden slechts een vierde van het risico op sterfte van zij die geen van de gezonde gewoonten aannamen. “Hoewel de trends het sterkste waren voor dood vanwege cardiovasculaire oorzaken, ze waren ook duidelijk aanwijsbaar bij sterfte door kanker en bij andere oorzaken”, vulden de onderzoekers aan. “Deze opvallende bevindingen zijn niet alleen relevant voor de gezondheidsonderzoekers en beleidsmakers, maar voor de totale bevolking”, schrijven de uitgevers van de PLoS Medicine, die een brede maatschappelijke verspreiding van deze resultaten nastreven. Een ander onderzoek waarvan de resultaten de volgende dag gepubliceerd warden in de European Heart Journal, volgde zo’n 12.000 Deense mannen en vrouwen van 20 jaar en ouder gedurende 20 jaar. Het keek naar de gecombineerde invloed van

fysieke activiteit en alcoholverbruik op specifieke hartzieken en andere doodsoorzaken. De resultaten tonen dat zowel matige als hoge niveaus van fysieke activiteit en een matig alcoholverbruik een positieve impact hebben op de gezondheid. “Het laagste sterfterisico werd geobserveerd onder de fysiek actieve gematigde drinkers en het hoogste risico onder de fysiek inactieve en niet of zware drinkers”, zei de hoofdauteur van het onderzoek Jane Østergaard Pedersen. “Noch fysieke activiteit, noch alcoholverbruik kan het toegenomen risico dat geassocieerd wordt met alcoholonthouding en gebrek aan fysieke activiteit omkeren”, voegde ze eraan toe. Sinds 2003 heeft de Public Health Action Programme (2003-2008) van de Europese Unie de levensstijl gerelateerde determinanten van gezondheid aangepakt en de lidstaten aangemoedigd om gezonde levensstijlen bij hun burgers te promoten. Deze benadering van volksgezondheid gebaseerd op de levensstijl is de eerste in zijn soort in de Europese Unie en erkent dat doeltreffende preventie een oplossing kan bieden voor de economische problemen in de Europese gezondheidssystemen. Bron: EurActiv, gepubliceerd vrijdag 11 januari 2008

fysieke activiteit voeding alcohol gezondheid onderzoek 19 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


PROF. DR. MARC MAES DIRECTEUR TIJDSCHRIFT

Dick Fosburry:

de atleet die de wereld anders deed springen

Inleiding Door omstandigheden had ik de gelegenheid om tijdens een busreis enkele uren door te brengen naast de Amerikaanse Olympische Kampioen Dick Fosburry. Mijn gevoel ten opzichte van deze atleet was dubbel, enerzijds lag hij aan de basis van enkele moeilijke vragen bij mijn examen bewegingsanalyse na zijn memorabele sprong tijdens de Olympische Spelen van Mexico 1968 en anderzijds brandde bij mij reeds jaar en dag de vraag ‘hoe kom je ertoe als atleet een totaal nieuwe techniek te ontwikkelen, tot dan ongezien en door niemand ooit toegepast’? Dick Fosburry was onmiddellijk bereid een interview rond deze vraag toe te staan.

Hoe het allemaal begon Dick Fosburry werd geboren in Amerika (Medford) op 6 maart 1947 en groeide op tot een vrij grote jongeman die van jongs af geïnteresseerd was in atletiek en dan vooral het hoogspringen. In die tijd werd er nog evenveel met de schaartechniek als met de ‘Western roll’ of ‘Straddle’ gesprongen. Deze laatste techniek werd bij ons de Californische rol genoemd. De schaarsprong werd in de jaren vijftig nog zeer frequent gesprongen omdat men nog op zand sprong. Geleidelijk aan ontwikkelde zich een nieuwe techniek ‘de rol’ waarbij valmatten gebruikt werden om de val te breken. De voorkeur van Dick Fosburry ging echter wel naar de schaarsprong omdat hij daar het best mee scoorde en de rolsprong moeilijk kon controleren. Zijn eerste dag op de high school (hoger middelbaar) werd hij reeds opgemerkt door de atletiekcoach, die hem verplichtte te trainen op de rol, omdat hij stelde dat de schaarsprong mechanisch beperkt is doordat men het zwaartepunt te hoog diende te brengen. Hij sprong toen met schaar 1m 65 op 16-jarige leeftijd. 20 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

OFFICIAL SOUVENIR PROGRAM BARCELONA 1992, P. 81 (COLLECTIE SPORTIMONIUM).

Hij begon intensief de straddle te oefenen doch bij de eerste meeting strandde hij drie maal op 1m 55. Hij was dan ook erg ontgoocheld en ontmoedigd. Na vijf meetings sprong hij 1m 65 terwijl de anderen reeds 1m 80 tot 1m 90 sprongen. Hij sprak met de coach en drukte zijn frustratie uit, hij stelde voor terug op schaar te trainen. Tijdens de volgende meeting sprong hij 1m 65, doch de anderen sprongen beter.

Frustratie en woede aan de basis van een nieuwe techniek Hij wist dat hij iets extra’s moest doen om de anderen te verslaan en poogde bij elke sprong het bekken hoger te heffen en zijn schouders meer naar achter en benenden te drukken. Hij herhaalde deze techniek bij elke

sprong en verbeterde zijn record op dezelfde dag van 1m 65 tot 1m 90. Fenomenaal! Hij ging als het ware volledig rugwaarts liggend over de lat maar wel parallel met de lat. Samen met de coach ging hij op zoek naar films en ander studiemateriaal teneinde te kunnen verglijken en zijn techniek te verbeteren doch ze zouden niets vinden. Bij een volgende meeting sprong hij terug 1m 90 en wist hij dat de eerste 1m 90 geen toevalstreffer was. De twee volgende jaren evolueerde zijn stijl volledig van zit naar lig, terwijl zijn positie ten opzichte van de lat evolueerde naar een hoek van 45° om uiteindelijk op 90° te komen.

De Fosburry-flop Bij deelname aan de Staatscompetitie op 18-jarige leeftijd eindigde hij tweede met een sprong van 1m 98.


De volgende meeting verbeterde hij zijn persoonlijk record tot 2m 02. Toen hij naar de universiteit ging om de studies van burgerlijk ingenieur aan te vatten werd Burny Wagner zijn coach, een groot specialist in het hoogspringen. Aangezien er geen modellen voorhanden waren, oefende en trainde hij zich vooral baserend op een goed lichamelijk aanvoelen. Hij perfectioneerde zijn stijl op natuurlijke wijze. Zijn coach gaf vooral aan hoe hij moest trainen in functie van explosieve kracht. Hij begon dan ook met krachttraining met gewichten samen met een groep toproeiers. Hij trainde vooral op explosieve kracht bij middel van squads en plyometrie. Plyometrisch werd vooral gewerkt via ‘bounding’; stuiten en botsen zoals een bal. Wat hij vooral gebruikte om zijn dynamische werkstand op te bouwen was de ‘bounding’-oefening uitvoeren op de trappen van een gigantisch stadion, het Colloseum, waar hij afwisselend met het ene en het andere been, alle treden ‘opbotste’. Hij gebruikte daarbij alleen zijn eigen lichaamsgewicht in tegenstelling tot o.a. Valeri Brummel (de vigerende wereldrecordhouder met 2m 28) die looptrainingen deed met halters op de schouders. Wij kennen verschillende voorbeelden van grote atleten die bij loop- of spring training een extra belasting gebruikten om het trainingeffect te verhogen. Zo trainde de grootste atleet uit de oudheid, Milon van Croton met een pasgeboren kalf op de schouders. Dit herhaalde hij dagelijks met hetzelfde dier tot het bijna volwassen geworden was. Emil Zatopek, de Olympische kampioen die ook wel de locomotief genoemd werd, trainde dan weer met zijn vrouw, zelf Olympische kampioene, op de schouders. Marcel Cerdan, groot bokskampioen en CREDITS UNKNOWN

partner van Edith Piaf, beklom dagelijks de Eifeltoren met een vriend op de rug... Het grote moment nadert... Vanaf september 1967 tot juni 1968 werkt Fosburry het volledige indoor- en outdoorseizoen af als voorbereiding op de trials. Reeds bij de eerste trials behoorde hij tot de top 10 van de VS. Daar de teamartsen bevreesd waren voor het effect van de hoogte op de prestaties werd een hoogtestage van 10 weken in Californië voor alle VS-atleten georganiseerd. Midden de bossen werd een atletiekpiste gebouwd maar men behield het bos op het middenveld, dit niet enkel onder druk van de milieuactivisten, maar ook omdat er daardoor meer zuurstof voorhanden was. Voor de speerwerpen werd een smalle strook midden van de bossen aangelegd. Fosburry heeft deze hoogtestage ervaren als een zeer nuttige en interessante training. Vooral het voortdurend samenwerken met de allerbesten en het opbouwen van een uitstekende, stimulerende teamgeest heeft hij als zeer positief ervaren. Na deze hoogtestage werd hij derde met 2m 21 tijdens de 2de trials in september 1968. Tijdens de Olympische Spelen in Mexico (1968) sprong hij zonder fouten 2m 24 waarmee hij Olympische kampioen werd... en de wereld van de hoogspringers totaal veranderde. Na de Spelen combineerde hij verder zijn sporttraining en wedstrijden met zijn studies. Hij kreeg geen enkele faciliteit of flexibiliteit waardoor hij zich heroriënteerde naar de sociologie en de filosofie, wat beter te combineren was met zijn sport. Hij won nog de universitaire kampioenschappen. Hij werd uitgenodigd voor een Europese demonstratietoer doch zag daarvan af omdat hij zich moe voelde. Hij keerde terug naar huis en besloot te gaan werken. Na de tijdje deed hij een aanvraag om de studies van Burgerlijk Ingenieur te kunnen voortzetten, hij werd toegelaten op proef en op voorwaarde dat hij niet meer zou deelnemen aan atletiekwedstrijden. Hij hield zich aan deze voorwaarde een behaalde twee en een half jaar later zijn diploma. Hij nam nog deel aan de trials voor Munchen doch diende af te haken onder druk van Avery Brundage (IOC- voorzitter) die het amateurisme hoog in het vaandel voerde.

DICK FOSBURRY EN PROF. DR. MARC MAES

door zijn trainer gebruikt die de sprong vergeleek met een vis die uit een bokaal ‘floepte’. Dick Fosburry is nu zeer bedrijvig binnen de wereld van de Olympians, hij is lid van de Nationale Olympische Academie en voorzitter van de vereniging van Olympians uit de VS. Deze hoogst minzame man, deze Olympische kampioen leerde de wereld anders te springen.

hoogspringen

Epiloog Dick Fosburry werd een succesvol zakenman en zag met genoegen dat tienduizenden, vooral jongeren zijn stijl overnamen. Vooral bij de vrouwelijke springatleten had dit dankzij hun lenigheid zeer snel succes. Op de Spelen sprongen twee atleten de Fosburry-Flop: Dwight Stones die brons haalde en Chris Dunn. De benaming ‘Flop’ werd voor het eerst

Olympisch atleet Fosburry flop 21 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


PETER ISERBYT ONDERZOEKSASSISTENT LABO BEWEGINGSOPVOEDING EN SPORTPEDAGOGIE KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN

Video in de gymzaal: ontwerp in functie van het leren Multimedia is niet meer weg te denken uit het hedendaagse onderwijs. Ook in de les Lichamelijke Opvoeding worden dynamische vormen van multimedia zoals video’s gebruikt om het leren te ondersteunen. Vaak wordt echter te weining aandacht besteed aan het ontwerp van deze video’s, met gemengde leereffecten tot gevolg. In deze bijdrage worden een aantal designprincipes naar voor geschoven om het leereffect bij dynamische multimedia te verhogen. Deze principes zijn afgeleid uit cognitief wetenschappelijk onderzoek en kunnen een hulp zijn om video’s te construeren in functie van het leren van leerlingen.

Multimedia en multimedialeren Multimedialeermiddelen combineren beelden van de te leren vaardigheid met woordelijke instructie over deze vaardigheid. Onderzoek binnen het multimedialeren stelt dat mensen beter leren van woorden en beelden dan van woorden alleen. Dit eenvoudige principe wordt het multimediaprincipe genoemd en wordt verklaard door de Cognitieve Theorie in Multimedialeren (Mayer, 2005).

Cognitieve Theorie in Multimedialeren Leermiddelen die geconstrueerd zijn op basis van hoe mensen leren zullen een groter leereffect veroorzaken dan leermiddelen die dit niet zijn. De Cognitieve Theorie in Multimedialeren verklaart hoe mensen leren van multimedia en vormt een belangrijk uitgangspunt voor het ontwerp van multimediale leermiddelen. Ten eerste gaat deze theorie ervan uit dat het menselijk informatieverwerkingssysteem over twee kanalen beschikt: een kanaal voor de verwerking van pictoriële elementen (beelden), en een kanaal voor de verwerking 22 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

van verbale (woordelijke) elementen. Deze twee kanalen kunnen slechts een beperkte hoeveelheid informatie tegelijkertijd verwerken, waardoor er een reëel gevaar voor ‘overload’ is. Tenslotte worden multimediale leermiddelen actief verwerkt door de selectie van relevante woorden en beelden, de organisatie van deze woorden en beelden tot een mentaal coherente structuur en de integratie van deze informatie met bestaande voorkennis.

Designprincipes voor dynamische multimedia Hieronder worden een zestal principes besproken die het leereffect bij het werken met video verhogen. Deze principes moeten worden geïnterpreteerd tegen het licht van de Cognitieve Theorie in Multimedialeren en hebben een onmiddellijke impact op het design van de video. Ze zijn gebaseerd op cognitief wetenschappelijk onderzoek en stimuleren een diepe verwerking van de aangeboden leerstof. De principes worden verduidelijkt aan de hand van een praktijkvoorbeeld uit het bewegingsgebied contact- en verdedigingsvormen: de grote buitenwaartse beenworp of o-soto-gari.

1. Multimediaprincipe Mensen leren beter van woorden en beelden dan van woorden alleen. Dit betekent dat we beelden van de beenworp zullen combineren met woordelijke instructie over deze beenworp. 2. Modaliteitprincipe Mensen leren beter wanneer beelden gecombineerd worden met gesproken tekst dan wanneer beelden gecombineerd worden met tekst op het scherm. Voor onze video betekent dit dat we de beelden van de beenworp zullen combineren met gesproken instructie op de video. Het beeld van de uitgangspositie bijvoorbeeld zullen we combineren met de gesproken instructie dat beide partners met hun rechterhand elkaars linkerschouder vastnemen, en met de linkerhand de rechterelleboog. 3. Gelijktijdigheidprincipe Mensen leren beter wanneer het beeld van de te leren vaardigheid gelijktijdig aangeboden wordt met de woordelijke instructie van deze vaardigheid. Voor de video van de buitenwaartse beenworp betekent dit dat de gesproken instructie over hoe je de uitgangshouding moet aannemen moet samenvallen met het beeld waarop de uitgangshouding aangenomen wordt. 4. Overbodigheidprincipe Mensen leren beter wanneer overbodige en overlappende informatie weggelaten wordt. • Vermijd overbodige informatie of effecten Allereerst betekent dit dat de video een neutrale visuele en auditieve achtergrond moet hebben. Muziek op de achtergrond of een achtergrond waarop beweging te zien is (zoals andere mensen) leidt de


lerende af van het essentiële: de voorgrond van de video. Logo’s en blijvende titels op de video dienen ook verwijderd te worden. Voorts betekent dit principe dat je je dient te beperken tot het essentiële: wat wil je dat de leerlingen leren? Hierbij geldt het principe ‘less is more’ oftewel: drie aandachtspunten die geleerd worden zijn te verkiezen boven tien aandachtspunten die vergeten worden. • Vermijd overlappende informatie Dit heeft voornamelijk betrekking op de modaliteit van de informatie. Concreet betekent dit dat het niet nodig is om gesproken instructie aan te vullen met te lezen instructie op de video. Gesproken instructie geniet de voorkeur boven te lezen instructie (zie het modaliteitsprincipe hierboven). Beiden samen aanbieden zal het leren negatief beïnvloeden omwille van de mentale overbelasting die dit bij de lerende teweegbrengt. 5. Interactiviteitprincipe Mensen leren beter wanneer interactiviteit aan de video toegevoegd wordt. Met interactiviteit wordt bedoeld dat de lerende een zekere controle moet krijgen over de presentatie van de video. Dit doe je door leerlingen de mogelijkheid te geven om de video van de buitenwaartse beenworp te pauzeren, door te spoelen, te herbekijken of de snelheid van afspelen te laten manipuleren. Dergelijke interactiviteit stelt je als leraar in staat tegemoet te komen aan individuele verschillen tussen leerlingen zoals voorkennis en vaardigheidsniveau. Leerlingen kunnen de fasen waar ze moeilijkheden mee hebben (zoals de fase van het vallen) zo vaak als gewenst herbekijken, en de fasen die ze al beheersen (zoals het aannemen van de uitgangspositie) kunnen ze overslaan. Deze interactiviteit is standaard voorhanden op veel software zoals Windows Media Player van Microsoft of Quicktime van Apple. Een andere mogelijkheid van interactiviteit bestaat erin om relevante deeleenheden van de te leren taak op te delen in aparte presentaties op de video. In het geval van de buitenwaartse beenworp kan dit zijn: aannemen van de uitgangshouding, de fase van het uit evenwicht brengen, de fase van het wegmaaien van het steunbeen en de fase van de val. Leerlingen kunnen dan de mogelijkheid krijgen om naar de volgende fase over te gaan door het drukken op een ‘ga door’ knop, dit alleen wanneer ze de voorgaande fase beheersen. 6. Principes met betrekking tot de gesproken tekst Onderstaande principes hebben gemeenschappelijk dat ze betrokkenheid en sociale respons uitlokken. Op die manier zouden ze een diepere verwerking van de leerstof stimuleren.

• Personalisatie Mensen leren beter wanneer de woorden in een multimediapresentatie gepersonaliseerd zijn. De gepersonaliseerde instructie betekent concreet dat zinsconstructies in de 1e persoon de voorkeur krijgen boven die in de 3e persoon. Ook het gebruik van bezittelijke voornaamwoorden (bv. mijn) is aan te raden. Bij het beeld van de uitgangshouding voor de buitenwaartse beenworp bijvoorbeeld zou volgende gesproken instructie passen: “Met mijn rechterhand neem ik de linkerschouder van mijn partner vast, en met mijn linkerhand zijn elleboog.” • Stemgeluid Mensen leren beter wanneer de stem van de gesproken instructie een normale menselijke, accentloze stem heeft dan een computerstem of een stem met een buitenlands accent. Een normale menselijke stem roept in zekere mate betrokkenheid op bij de lerende, daar die het gevoel krijgt direct aangesproken te worden. Bij een computerstem is dit niet het geval. Tenslotte moet gezegd worden dat mensen zonder voorkennis meer zullen profiteren van een goed ontworpen video dan mensen die wel over voorkennis beschikken. In het voorbeeld van de buitenwaartse beenworp betekent dit dat leerlingen die deze vaardigheid nog nooit gezien of uitgevoerd hebben meer baat zullen hebben bij een goed geconstrueerde video om te leren dan leerlingen die deze vaardigheid al eens ingeoefend hebben.

Besluit Multimedia is geen onbekend terrein voor leraren Lichamelijke Opvoeding. Altijd al

hebben zij immers woord en beeld gecombineerd in de vorm van demonstratie en instructie. Deze vaardigheden krijgen veel aandacht in de vakdidactiek, als essentieel onderdeel van het leerproces. Eenzelfde aandacht dienen we terug te vinden bij het ontwerp van dynamische multimedia zoals video. Deze zijn immers in staat om de traditionele demonstratie en instructie van de leraar aan te vullen of te vervangen. In deze bijdrage werden een aantal designprincipes naar voor geschoven om het leereffect van dynamische multimedia zoals video te verhogen. Deze principes kunnen de leraar helpen bij de selectie van bestaande video’s of om zelf krachtige video’s te ontwikkelen, in functie van het leren van leerlingen.

Referenties Mayer, R.E. (2005). The Cambridge Handbook of Multimedia Learning. Cambridge, UK: Cambridge University Press.

Lichamelijke Opvoeding multimedia leermiddelen leereffecten onderzoek 23 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


PROF. DR. KRISTINE DE MARTELAER VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL, FACULTEIT LK

LINDA RYDANT VORMINGSINSTITUUT RODE KRUIS VLAANDEREN

Principes leereffect toegepast op video Rode kruis Vlaanderen ‘Reanimeren en defibrilleren’ De zes principes die het leereffect bij het werken met video verhogen, zoals besproken in de tekst van Peter Iserbyt, worden nogmaals overlopen met de recente DVD-video ‘Reanimeren en defibrilleren’ als voorbeeld.

Leerprincipe

Concretisering in DVD-video ‘Reanimeren en defibrilleren’

1. Multimediaprincipe

Beelden en woorden worden gecombineerd.

2. Modaliteitprincipe

De beelden van de reanimatie worden gecombineerd met de gesproken instructie door Sofie.

3. Gelijktijdigheidprincipe

Bij het beeld van de te leren vaardigheden geeft Sofie simultaan woordelijke instructie waarbij de demonstratie samenvalt met de uitleg. Maar soms is er ook extra (achtergrond)informatie die wordt verteld aanvullend op een demonstratie, vooral bij de analytische uitleg van de technieken.

4. Overbodigheidprincipe - overbodige informatie/effecten - overlappende informatie

Bij de opname van de DVD heeft men rekening gehouden met een neutrale visuele (witte) en auditieve achtergrond (geen muziek of geluid). Tijdens de instructie komen ook geen blijvende titels of logo’s in beeld. Men beperkt zich tot het essentiële en biedt de mogelijkheid aan om in het hoofdmenu een keuze te maken tussen: ‘technieken’, ‘stap voor stap’ en ‘oefenen’.

5. Interactiviteitprincipe

De lerende heeft een goede controle over de presentatie van de video, dank zij het menu waaruit hij/zij kan kiezen, dit zowel voor het onderdeel reanimeren als defibrilleren. Onder ‘technieken’ wordt meer uitleg gegeven, vooral bedoeld voor wie nog niet heeft leren reanimeren / defibrilleren. ‘Stap voor stap’ is vooral bedoeld om de correcte volgorde van de te ondernemen acties grondig gedemonstreerd te krijgen. ‘Oefenen’ biedt de gelegenheid voor wie reeds voorkennis heeft om alles op te frissen en tegelijkertijd mee te oefenen op een reanimatiepop.

6. Principes m.b.t. de gesproken tekst - personalisatie - stemgeluid

De gesproken tekst is in die mate gepersonaliseerd dat Sofie de mensen geruststelt door te zeggen “Reanimeren is niet moeilijk, dat zal je merken”, “Maak je geen zorgen, een klein foutje kan geen kwaad”, .... Ze spreekt de gebruikers telkens aan met woorden zoals: “leer ik je”, “samen oefenen”, “jouw beurt”, ... Sofie heeft een warme, rustige en normale stem die betrokkenheid bij de lerende oproept omdat men zich direct aangesproken voelt.

24 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

De DVD-video van het Rode Kruis is heel bruikbaar, zowel voor de leraar om de eigen CPR-vaardigheden op te frissen als voor de leerlingen om in groepjes tijdens de les of op individuele basis na de uren bij te oefenen. Aanvullend bij de DVD kan men gebruikmaken van een klein boekje (29 p.), als naslagwerk of als te kennen leerstof voor de leerlingen. Voor meer informatie en mogelijkheden tot bestelling: www.rodekruis.be of e-mail leergangen@rodekruis.be

Lichamelijke Opvoeding multimedia leermiddelen leereffecten reanimeren


DR. EDWIN TIMMERS INSTITUUT VOOR SPORTSTUDIES VAN DE HANZEHOGESCHOOL TE GRONINGEN

Leuk leren In een eerder artikel (‘Leuke linken leggen’) heb ik geschreven dat het pendelen (de ‘heen en weer’- actie) van docent én leerlingen tussen beleven, leren én leren leren om verschillende redenen belangrijk is. Leren leren is de link tussen het meer zelfstandig werken van leerlingen én daardoor hun meer gemotiveerd bewegen. Bij dat ‘meer zelfstandig werken’ kun je verschillende posities innemen. A. Voor veel zelfstandigheid: ‘Ik wil leerlingen vrij laten bij het uitvoeren van taken, organiseren van bewegingsactiviteiten en -situaties, keuzes én het ontwerpen daarvan’ B. Voor beperkte zelfstandigheid: ‘Ik wil leerlingen vrij laten bij het zelfstandig uitvoeren van opdrachten én het organiseren van bewegingsactiviteiten en -situaties’ C. Voor weinig zelfstandigheid: ‘Ik wil leerlingen leren hoe ze zelfstandig een opdracht kunnen uitvoeren’. Taken reguleren die zelfstandigheid. Dàt is de kern van dit verhaal.

Leren voor wat? Leren vindt plaats door activiteiten die leerlingen tot veel en intensief bewegen uitdagen, voldoende inhoud hebben of de nodige inspanning kosten en tot het willen leren van leerlingen leiden. Het moet ergens over gaan, ergens toe leiden en de nodige tijd kosten. Het is daarom motiverend voor leerlingen als een basketbalblok van acht tot tien lessen voor een derde leerjaar wordt afgesloten met bijvoorbeeld een interklassikaal tornooi. In vervolg op dat blok wordt bij voldoende belangstelling en als schoolsportactiviteit, onmiddellijk na schooltijd een klassencompetitie (per klas twee teams) gehouden. Dat organiseren ze vooral zelf. Een blok bewegen en muziek en acrogym van vier tot zes lessen voor een tweede leerjaar eindigt met demonstraties op een ouderavond. Het gebeurt in teams van vier

leerlingen. Ontwerp en aankleding doen ze zelf. Een blok judo van zes lessen voor brugklassers eindigt met een kata of judodemonstratie aan elkaar en een onderling tornooitje. Tweede of derdeklassers nemen de organisatie voor hun rekening. De tijd die aan een bepaalde activiteit wordt besteed en waarin de meerderheid van de leerlingen wellicht enige leerervaring opdoet is beperkt. Het dilemma hierbij is: wèl een veelzijdig bewegingsaanbod willen doen, maar tegelijk ook diepgang willen nastreven. Ze moeten wàt kunnen leren. Het effect van wat er geleerd wordt, kan worden vergroot door bewust naar transfer te streven. In dat geval hanteert u als opvatting: ‘leerlingen leren basketballen én leren spelen’, ‘leren judo’en én leren vechten’, ... Enkele voorbeelden illustreren die combinatie aan leereffecten. Het (technisch) principe van rechte stoten bij boksen is ‘elkaar ontspannen en nét op het voorhoofd of de maag te raken’. Een actie lokt een reactie uit. Dat kan een ver-

dedigingsactie zijn: blokken, weren, bukken of achterwaarts slippen of een tegenaanval. Ook dat is een rechte stoot eerst met dezelfde hand waarmee de aanval van de partner is opgevangen en waardoor de partner enige reactietijd heeft en later direct met de andere hand. De partner weet dat die aanval onmiddellijk na een eigen aanval komt. Bij het leren boksen is een methodiek en leerlijn: • verdediger staat stil, aanvaller bepaalt de afstand tot het voorhoofd (reachafstand), doet een stapje terug, partner houdt de handschoen voor z’n voorhoofd, de aanvaller komt in en slaat met de hand aan dezelfde kant als waarmee wordt uitgenodigd op de handschoen; met die ‘handschoen’ reageert de partner in een tegenaanval; • beide zijn in beweging en ‘dansen’ om elkaar heen; verdediger staat stil, aanvaller komt in, bepaalt de afstand, staat stil op het moment van stoten en geeft een afgesproken stoot; de verdediger reageert met dezelfde tegenstoot; 25 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


Figuur 1. Een lesvoorbereidingsschema Leren spelen met inzicht spelen: technische en didactische principes?

Sociaal leren (tactisch en sportief spelen)

Datum: 16-10-06

Leren spelen

Groep: 3H Lesnummer: 2 (dubbeluur)

Spelthema 5 en 3+4 als afwisseling

Beleven

5-5 half veld met recht van aanval halen. Teams spelen de hele periode in vaste samenstelling met het oog op een interklassikaal basketbaltornooi voor 3e klassers aan het eind van deze periode.

4 teams (niveauheterogeen) In de hele les: team 1-2 en 3-4.

Spelers zijn scheids- rechter: zelf spel op gang houden.

Leren

Aanvallend: 1-2-2. Verdedigend: man tegen man.

Speelwijze: zorg in de aanval voor positiewisselingen en snelle balcirculatie; hou het veld breed en diep;

Tactische principes: - bij ruimte scoren in beweging! - pak dichtstbijzijnde tegenspeler! - in and out moven!

(SpelThema 5) Positiespel 5-3 (+2). Accent: scoren in beweging. Op half veld.

Keuzes geven in manier van het probleem ‘scoren’. Lay-in aanbevelen.

Regelthema: Bewegend oefenen

Spelen met 2 coaches per team. Eén voor aanval en één voor verdediging.

(ST 3/4) Doelcircus met 2-tallen op half veld. Leren te leren

Leerlingen coachen elkaar indirect of vragenderwijs (toepassen van werkpatroon).

Vuistregel/principe: ‘sturend coachen als het moet en probleemsturend/ vragend als het kan’

Probleemsturend coachen op principes.

In time-outs: plaatje-praatje-daadje als werkpatroon toepassen.

Teamtaak: maak een plan voor ‘steeds beter tactisch gaan spelen’ ter voorbereiding op tornooi.

• beide zijn in beweging, maar het initiatief verschuift van verdediger naar aanvaller die met een signaal vooraf aangeeft welke stoot eraan gaat komen; het is een sparren; • beide zijn in beweging en beide mogen elkaar raken; de stoten kunnen vooraf afgesproken zijn of niet. Bij het leren judo’en is van een vergelijkbare methodiek en leerlijn sprake: • vanuit stand en enige voorbeweging probeert tori als aanvaller om uke als verdediger met een vooraf afgesproken techniek te werpen; uke verdedigt zich door te blokken of te ontwijken en met een vergelijkbare techniek de partner te werpen; voorbeeld: aanval met een grote buitenwaarts beenveeg wordt beantwoord met het over dat been heenstappen en overnemen met een 26 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

kleine binnenwaartse beenveeg met hetzelfde been gericht op het wegvegen van het standbeen van de partner; • in beweging probeert tori om uke uit balans te brengen met een vooraf afgesproken aanval; • tori geeft twee of drie aanvalsmogelijkheden vooraf aan; • beide proberen elkaar te werpen; de mogelijk aanvallen kunnen vooraf afgesproken zijn of niet. Het op elke actie van een aanvaller direct reageren (verdedigen of juist onmiddellijk de aanval kiezen) is een tactisch principe. Je krijgt er initiatief mee. De methodische stappen in de zin van een werkpatroon is een didactisch principe (of vuistregel). Transfer ontstaat als de bewegingsvorm, (technische, tactische en didactische) prin-

Op basis van spelanalyseschema (met spelthema’s)


cipes en beleving sterk overeenkomen. Met name het leren van principes bevordert het leren met inzicht en dus het begrijpen. Een volgende stap is het zelf toepassen en gebruiken van ‘principes’. Wat hier wordt gezegd over het bevorderen van transfer vereist samen met de wens tot zelfstandig leren handelen de noodzaak van ‘leren leren’.

Een op ‘leren’ gebaseerde lesopzet Als beleven, leren en leren leren de kern van onze les vormen én het motorisch, sociaal en cognitief leren in samenhang de leerlijnen bepalen, ligt het voor de hand dat de docent het volgende lesvoorbereidingsschema gebruikt (zie figuur 1). Opvattingen hebben immers consequenties voor ons concreet didactisch handelen. De spelthema’s zijn in een vorig artikel (‘leuke linken leggen’) beschreven. Het belang van ‘technische, tactische of didactische (leer)principes’ is zojuist aangegeven. (1) Daarmee kunnen we leerlingen tot inzichtelijk leren brengen. De leerling ervaart dan het belang van principes om te kunnen leren. Later leert hij deze bijvoorbeeld in de rol van coach zelf toe te passen. De didactiek van de docent wordt op die manier op termijn de ‘bewegingsgrammatica’ van de leerling.

Taken reguleren zelfstandigheid Gewapend met kennis en vaardigheden die ze in enige mate kunnen toepassen en door het uitvoeren van rollen zoals beweger/speler, scheidsrechter/organisator of helper/coach) kunnen ze taken uitvoeren die gericht zijn op (a) samen een opdracht uitvoeren, (b) samen iets organiseren, (c) samen verantwoorde keuzes van activiteiten en in volgordes maken tot en met het (d) samen ontwerpen van activiteiten en situaties. Er is hier sprake van een opbouw in complexiteit in en het in toenemende mate zelf iets kunnen regelen. De taken die hier worden bedoeld hebben verder de volgende kenmerken. 1 Een relatief complexe/moeilijke en uitdagende taak die een onderlinge verdeling van taken nodig maakt, waarbij met interesses en kwaliteiten van elkaar rekening wordt gehouden en die verschillende roluitvoeringen vereisen. 2 Uitnodigt tot het geven van adviezen aan elkaar. 3 Uit te voeren in een relatief klein team (van drie tot zes personen) en na een gegeven tijd resulteert in een te demonstreren product. 4 Waarvoor verschillende competenties nodig zijn: - iets doen of uitvoeren,

5

- iets ontwikkelen; een plan maken, - elkaar helpen bij het uitvoeren, organiseren, kiezen en ontwerpen, - een ‘kijk’ hebben op ‘hoe’ te spelen en ‘hoe’ te leren - samen en alleen evalueren van proces en product. Het team en elk teamlid worden getoetst op het bereikte niveau en de kwaliteit van het proces dat daaraan vooraf is gegaan.

Als een taak aan al deze kenmerken voldoet is de kans op het ontstaan van samenwerkend leren groot.

Een voorbeeld van taken met deze kenmerken De een na laatste les ... geef een boksdemonstratie! Je kijkt elkaar eens aan en besluit een groep van drie personen te vormen omdat je vindt, dat je prima met elkaar kunt boksen. Er is onderling vertrouwen. Jullie maken een demoplan op basis waarvan twee boksers al sparrend een demonstratie gaan geven en tonen hierin alles wat je in huis hebt op het gebied van aanvallen, verdedigen en het reageren op elkaar. Het actie-reactie principe wordt dus duidelijk in

Figuur 2. Ensceneringsthemagebieden en thema’s A. Al boksend oefenen

B. Veilig en gezond boksen

C. Sportief boksen

Doen A2 Acties van een scheidsrechter A5 Boksprincipes

Doen B1 Boksspelregels B2 Organiseren van veilig boksen

Doen

Regelen A6 Het spel lopend houden A7 Volgordes in aandachtspunten en aanwijzingen A9 Oplossen van boksproblemen

Regelen

Regelen C7 Omgaan met verschillen C9 Direct (of indirect) coachen

Kiezen-Ontwikkelen A13 Boksvormen A14 Vuistregels (didactische principes)

Kiezen-Ontwikkelen

Kiezen-Ontwikkelen C16 (Direct of) indirect coachen

Ontwerpen A15 Ontwerpen van een boksdemonstratie

Ontwerpen B7 (taak) een sportief evenement organiseren bijvoorbeeld een intraklassikaal bokstornooi

Ontwerpen C17 Beoordelen van boksniveaus van elkaar

C10 Organiseren van een bokstornooi

27 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


beeld gebracht. Er kan sprake zijn van enkelvoudige en samengestelde aanvallen (series en combinaties). Een derde man/vrouw geeft een toelichting bij wat de boksers gaan doen. Er wordt een opbouw naar een steeds grotere complexiteit van aanvallen en verdedigen getoond. Het volgende is kenmerkend voor jullie manier van boksen: - beweeglijk en ontspannen - met een hoge dekking, ook bij een eigen aanval - gevarieerde aanvallen en verdedigingen Zorg voor een zo goed mogelijke demonstratie van wat je als boksers kunt. Na vijf minuten wordt van toelichter gewisseld en krijgen we een volgende demonstratie. Er wordt op twee of drie zaaldelen aan de toeschouwers gedemonstreerd. De toeschouwers beoordelen het gezamenlijke boksniveau. Jullie hebben jezelf ook vooraf beoordeeld. Plan en beoordelingen worden bij de docent ingeleverd. Jullie krijgen ze de volgende week, samen met een eindniveaubeoordeling terug. Taak 2. De laatste les.... Het bokstornooi. We maken zelf een groep van vier of vijf boksers en gaan een tornooi boksen. Kies vooraf je groep. De hele klas is opgedeeld. Regel dat onderling. Maak in tweetallen een boksinleiding = beweeglijk, ontspannen, gevarieerd boksen op uitnodiging om en om. Het bokstornooi duurt 30 minuten. Maak er een halve competitie van: maak een doordacht wedstrijdschema en hou een poulestand bij. Bepaal de duur per wedstrijd. Er zijn steeds twee boksers actief die per wedstrijd kiezen voor recreatief (op signalen van de aanvaller) of prestatief boksen. Er is één scheidsrechter die zorgt voor sportief boksen en twee juryleden, die bepalen welke bokser het best heeft gebokst. Je kent de vier aandachtspunten om die beste bokser aan te wijzen. Voor deze les heeft elke bokser zijn boksprofiel zelf ingevuld en laat dit profiel tijdens het tornooi door een medebokser van commentaar voorzien. Als deze op onderdelen anders oordeelt, wordt dat duidelijk op het formulier aangegeven. Het profiel wordt voorzien van de naam van de bokser én de beoordelaar en bij de docent ingeleverd. Ook het wedstrijdschema en de poulestand worden ingeleverd. Je krijgt de profielen voorzien van een uiteindelijke niveauaanduiding de volgende week terug’.

Taken veronderstellen het toepassen van kennis Voor het uitvoeren van deze taak zullen leerlingen uit drie hieronder genoemde enscenerings- themagebieden de volgende thema’s kunnen toepassen (zie figuur 2). 28 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

Taken die voor een doelgroep geschreven moeten zijn, prikkelen leerlingen om het beste van henzelf te tonen. Het vooruitzicht om dat straks samen te mogen tonen, stimuleert het leren en maakt het zinvoller. Leren leidt dan namelijk ergens toe. Bovengenoemde thema’s bevatten schema’s, werkpatronen en vuistregels. Dat maakt ‘inzichtelijk leren’ en bij toepassing het ‘leren leren’ mogelijk. Je kunt er zelfstandiger mee leren en het bevordert transfer. Je merkt namelijk dat een ‘aanpak’ in meerdere situaties toepasbaar is. Je leert een kunstje dat wendbaar en op een breed bewegingsgebied kan worden toegepast. Optimaal presteren wordt aangemoedigd. Leren (leren) maakt sport en bewegen nu pas écht leuk! (2)

1 Veel in dit artikel verwijst naar een aanpak die kan worden getypeerd als ‘actief leren onderwijzen’. In 2005 is het als boek verschenen bij uitgeverij De Vrieseborch, thans Tirion te Baarn. ISBN 90 6076 529. Het is geschreven door dertien opleiders van de ALO-Groningen. 2 Dit artikel is een product van een inhoudelijke ontwikkelgroep bestaande uit: Wim van de Mark, Mark Jan Mulder, Dinant Roode en Edwin Timmers allen verbonden aan het Instituut voor Sportstudies van de Hanzehogeschool te Groningen.

Lichamelijke Opvoeding actief leren onderwijzen beleven - leren leren leren!


ERIC DE BOEVER VOORZITTER BVLO SECRETARIS-GENERAAL EUPEA

Europees Parlement over de rol van sport en LO in het onderwijs Wat is EUPEA? EUPEA is de Europese vereniging voor Lichamelijke Opvoeding en groepeert 35 aangesloten landen. Onder impuls van de BVLO/KBBLO (Eric De Boever) werd EUPEA opgericht in 1991 in Brussel. De zetel van de vereniging is gehuisvest op de Waterkluiskaai 16, 9040 Gent en het secretariaat wordt waargenomen door secretaris-generaal, Eric De Boever. EUPEA heeft als doelstelling de lichamelijke opvoeding op school in alle landen van Europa te verdedigen. EUPEA hield in oktober 2007 nog zijn jaarlijkse Forum in Gent. Tijdens de jongste Bestuursvergadering in Belgrado werd het onderstaande rapport van het Europees Parlement besproken.

Europees Parlement over de rol van sport en LO in het onderwijs In de ontwerpresolutie van het Europees Parlement dat eind oktober 2007 werd goedgekeurd in de Commissie cultuur en onderwijs staan een heel aantal uiterst interessante aanbevelingen en adviezen die wij ook onder uw aandacht wilden brengen.

Het rapport wijst er onder meer op dat in sommige lidstaten het aantal lesuren voor Lichamelijke Opvoeding de laatste tien jaar is gedaald, zowel op lagere als op middelbare scholen, en dat op het gebied van voorzieningen en uitrusting grote verschillen bestaan tussen de lidstaten. Het haalt ook aan dat er grote verschillen zijn tussen de programma’s voor de opleiding van leraren Lichamelijke Opvoeding en dat de praktijk terrein wint dat het gymnastiekonderwijs op school wordt toevertrouwd aan docenten met een gebrekkige vakopleiding.

Het rapport stelt een aantal maatregelen voor waarvan we er een aantal aanhalen: Het Europees Parlement: • stelt voor leerkrachten Lichamelijke Opvoeding en sportdeskundigen te laten bijdragen aan het werk van de groep deskundigen van het Europees actieplatform op het gebied van voeding, lichaamsbeweging en gezondheid, dat is opgericht door de Commissie; • roept de lidstaten op om onderzoek te doen naar de plaats van Lichamelijke Opvoeding als schoolvak en daarin zonodig wijzigingen aan te brengen,

rekening houdende met de gezondheidsgerelateerde en sociale behoeften en verwachtingen van de kinderen; • roept de lidstaten op om Lichamelijke Opvoeding tot een verplicht vak te maken op lagere en middelbare scholen en als uitgangspunt te nemen dat in het lesrooster ten minste drie uur per week wordt besteed aan Lichamelijke Opvoeding, met dien verstande dat scholen moeten worden aangemoedigd om in de mate van het mogelijke meer te geven dan dit voorgeschreven minimum; • spreekt zijn waardering uit voor het Witboek van de Commissie over sport, dat een belangrijke stap is in de richting van de toekomstige ontwikkeling van communautaire maatregelen op het gebied van sport, en hoopt dat het thema Lichamelijke Opvoeding op school deel zal uitmaken van het actieplan Pierre de Coubertin; • is verheugd over de beslissing van het Internationaal Olympisch Comité om vanaf 2010 Olympische Jeugdspelen te organiseren, een evenement dat jongeren meer bewust zal maken van de Olympische geest en de waarde van sport; • verzoekt alle lidstaten om ervoor te zorgen dat Lichamelijke Opvoeding op alle niveaus, ook op de basisschool, wordt gegeven door leerkrachten die gespecialiseerd zijn in Lichamelijke Opvoeding; • verzoekt de lidstaten en daartoe bevoegde autoriteiten te zorgen voor leerkrachten in lichamelijke opvoeding die de genderkwestie uit hun opleiding kennen door dit aspect in het leerplan op te nemen; verlangt dat er niet langer een lagere status wordt toegekend aan het vak lichamelijke opvoeding en aan de leerkrachten die dit vak doceren; benadrukt het belang van de mogelijkheid 29 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008


van co-educatie in sport bij kinderen in het basisonderwijs alsook de keuzemogelijkheid tussen ofwel co-educatie ofwel niet-gemengde klassen vanaf het secundair onderwijs om meisjes aan te moedigen ook traditionele mannensporten uit te proberen; benadrukt dat het nodig is “alternatieve vormen” van fysieke activiteit te verkennen, die op vrijwillige basis beoefend zouden kunnen worden, bij voorkeur buiten het verplichte staatsonderwijs; • benadrukt dat het gebruik van prestatiebevorderende chemische middelen in strijd is met de waarden van sport als sociale, culturele en educatieve activiteit; verzoekt de lidstaten tevens ervoor te zorgen dat de leerkrachten lichamelijke opvoeding, zowel in de scholen als daarbuiten, leerlingen informeren over de lichamelijke en psychologische gevaren van het gebruik van doping; • verzoekt de lidstaten een onderzoek uit te voeren naar de deelname, zowel op kwantitatief als kwalitatief niveau, van meisjes en jongens aan sport, zowel binnen als buiten schoolverband, en de benodigde middelen te verschaffen om het sportaanbod verder uit te breiden en

daardoor de deelname van meisjes aan sport te verhogen; wijst nogmaals op de noodzaak de effectiviteit van dergelijke overheidsuitgaven te controleren en te evalueren door middel van gender budgeting en een gender impact assessment; • stelt voor dat er in het volksgezondheidsprogramma van de EU meer aandacht wordt besteed aan de bewustmaking voor de prominente rol die onderwijs, lichamelijke opvoeding en sport spelen op het gebied van de volksgezondheid; • pleit ervoor de middelen van de Europese structuurfondsen aan te wenden voor de aanleg en ontwikkeling van sportvoorzieningen in achterstandsregio’s op school en daarbuiten; • verzoekt de Commissie om de mobiliteit van leerkrachten lichamelijke opvoeding en trainers binnen Europa

te bevorderen in het kader van het programma voor levenslang leren, zodat ze kennis kunnen nemen van beste praktijken en ervaringen kunnen uitwisselen; • erkent dat sport een belangrijke rol speelt op het gebied van levenslang leren en dat lerenden van alle leeftijden in staat moeten worden gesteld hieraan deel te nemen; • verzoekt de lidstaten bijzondere aandacht te schenken aan situaties waarin het talent van kinderen wordt uitgebuit om succes in sportwedstrijden te behalen en benadrukt dat in geval van professionele sportactiviteiten waarbij kinderen betrokken zijn, hun grondrechten en belangen moeten worden geëerbiedigd; Wij raden u aan dit rapport volledig door te nemen. Wat vindt u van dit document? Graag ontvangen wij uw reacties op de redactie: sophie@bvlo.be!

Bron: Europees Parlement, Verslag over de rol van sport in het onderwijs, Rapporteur Pál Schmitt Het volledige document vindt u op: http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+REPORT+A6-20070415+0+DOC+XML+V0//NL

ZEEZEILEN Ook voor uw sportdagen of sportkampen Sterk gereduceerde all-in prijzen voor scholen 1 dagreis, of meerdere dagen met overnachting mogelijk INFO: CHANNEL SAILING - Koestraat 1, 8490 Jabbeke - Tel. 050/81.53.40 - Fax 050/81.53.50 e-mail: carlos@channelsailing.be website: www.channelsailing.be CHANNEL SAILING: JACHTVERHUUR - JACHTCHARTER

SPORTDAG-FORMULE: 40 euro/leerling/dag - incl. verzekering, schipper, waarborg per jacht mag één begeleider gratis mee - vanaf 4 dagen: 30 euro/leerling/dag 30 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008




Opwarmingsvormen Opwarmingsvormen

ropeskipping 042

CAROLINE MAES Regente LO Trainer B Ropeskipping MIEKE DEVRIENDT Regente LO

Voordelen van de opwarming: - door de hogere lichaamstemperatuur verbeteren een aantal fysiologische processen - positieve invloed op de kracht, de snelheid, de lenigheid en het uithoudingsvermogen - sportletselpreventief - mentale voorbereiding

Naam: Touwtjesroof Niveau: iedereen kan hieraan meedoen Spelopstelling: De skippers verzamelen aan een zijde van het terrein en maken zich klaar om over te lopen. De tikker neemt plaats in het midden van het terrein.

x x x x x x x x x x

De algemene of cardiovasculaire opwarming bestaat uit het inlopen gedurende 5 Ă 10 minuutjes. Via bepaalde oefeningen worden de belangrijkste spieren in armen, benen en romp soepel gemaakt. Dit deel van de opwarming gebeurt aan een lage intensiteit. Na de algemene of cardiovasculaire opwarming volgt de stretching. Het doel hiervan is spieren en pezen verlengen (grotere bewegingsmogelijkheden) en het soepeler maken van gewrichten. Als laatste onderdeel volgt de sportspecifieke opwarming. Deze is aangepast aan de sport die je gaat beoefenen en heeft een hogere intensiteit dan de algemene opwarming. Voor rope skipping zullen hier dus vooral spring- en steunoefeningen aan bod komen.

G

Legende:

x : Skipper G : Tikker Doel: Voor de tikker: de touwen uit de broeken van de skippers krijgen door met zijn voet op het uiteinde van het touw (dat over de grond sleept) te trappen. Voor de skippers: overlopen, de tikker ontwijken, zorgen dat ze hun touw niet verliezen, als laatste overblijven.

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

Een opwarming bestaat uit 3 delen: 1. algemene of cardiovasculaire opwarming 2. stretching 3. sportspecifieke opwarming

1

[

De opwarming is een zeer belangrijk deel van de les of de training. De kans op kwetsuren wordt vergroot met een slechte of onvolledige opwarming. Bij een goede opwarming worden de ademhaling en de doorbloeding van de actieve spieren gestimuleerd, wat zorgt voor een stijging in lichaamstemperatuur. Hierdoor zullen de pezen kunnen weerstaan aan trekkrachten en wordt eventuele spierstijfheid weggewerkt.

Voor een les lichamelijke opvoeding op school kan de structuur van een les er dus als volgt uit zien: 1) Begin met een rustig spelletje waarbij de hartslag wordt opgedreven. 2) Een korte maar goede stretching. 3) Eindig met een spelletje waar reeds enkele rope skippingsprongen aan bod komen (bv. Schipper mag ik overvaren?) (zie verder).


Naam: ‘tikspel’ Niveau: kunnen inspringen bij een skipper die in double bounce springt in zijn single rope touw Spelopstelling: er is 1 tikker per 5 skippers (vb. 15 skippers ¨ 3 tikkers)

L

x

x x

x

x

x

x

G

x

G

x

x

x

L

x

x x

G

~

••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

Naam: long rope doorspringen Niveau: de skipper moet in een long rope kunnen inen uitspringen Opstelling/organisatie: Er is 1 long rope per 8 à 10 skippers en 2 draaiers per long rope.

~

ropeskipping 043

Spelbeschrijving: Op het signaal van de tikker mogen de skippers overlopen. Zolang je touw niet los is, blijf je bij de skippers. Wanneer het touw uit je broek is, neem je het goed opgeplooid vast (veiligheid) en word je ook tikker. De skipper die als laatste overblijft, is de winnaar en mag bij het nieuwe spel in het midden starten. Spelregels: - pas overlopen na signaal van de tikker - het touw moet op de grond slepen. Het mag dus niet te ver in de broek gestoken worden - Wanneer je een bank of een andere skipper raakt en je touw komt los, ben je er ook aan. Variaties: - 2 of meerdere tikkers om te starten

L

xxxx

xxxx

xxxx

xxxx

L

x Legende:

Legende:

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

x : Skipper G : Tikker

[

2

Doel: voor de skippers: tikkers vermijden, anderen bevrijden Voor de tikker: iedereen kunnen aantikken Spelbeschrijving: Als je aangetikt bent, blijf je in double bounce springen. Je kan iemand bevrijden door er 2x mee samen te springen in het touw van de aangetikte. Als alle skippers eraan zijn, hebben de tikkers dat spel gewonnen. Spelregels - Niet verplaatsten als je aangetikt bent. - Je eigen touw moet goed opgeplooid in je hand liggen. Variaties - de skippers kunnen pas bevrijd worden na 5 sprongen - de skippers kunnen pas bevrijd worden na een criss cross meepak ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

x

: Skipper L : Draaier ¨ : Looprichting ~ : Long rope

Doel: door de long rope kunnen lopen (al dan niet met springen) zonder te haperen Beschrijving van de oefening: de skippers springen dwars door de long rope, tikken een muur aan en keren terug. De 1e skipper wisselt na iedere oefening met een draaier. Die draaier springt dan eerst nog de laatste oefening mee. Variaties: - de skippers starten naast de draaier en lopen diagonaal door het touw, rond de andere draaier en opnieuw door het touw. Er wordt in een ∞ vorm gelopen - de 2e springer springt in als de 1e uitspringt - enkele sprongen in de long rope en dan pas uitspringen - de eerste 2 skippers van elke rij springen gelijktijdig in. Ze wisselen van plaats en springen dan uit ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••


L

x

x x

x x

G

x L

L

Legende:

x : Skipper G : Tikker L : Draaier ~ : Touw Doel: voor de skippers: niet getikt worden; voor de tikkers: zo snel mogelijk iemand anders aantikken Spelomschrijving: De skippers lopen vrij rond in de zaal. Ze moeten ervoor zorgen dat ze niet getikt worden. Als een skipper in een touw springt, kan die niet getikt worden (= vrije plaats). Er mogen maximum 5 sprongen gedaan worden in een touw, hierna moet het touw verlaten worden. De skipper die in het touw gesprongen heeft (of proberen springen), wisselt met de draaier die er al het langst staat. De skipper die getikt is, wordt nu zelf tikker. De tikker wordt skipper. Zorg voor iets waardoor de tikker duidelijk zichtbaar is, en dat snel kan gewisseld worden (vb. een petje). Spelregels: - niet meer dan 5 sprongen uitvoeren in het touw - nadat een skipper in een touw heeft gesprongen, moet hij wisselen met de draaier die er al het langst staat Variaties: - Maximum 3 sprongen i.p.v. 5 - Maximum 1 skipper per touw - Niet de hele tijd bij eenzelfde touw blijven - Voor meer gevorderde skippers: double dutch i.p.v. single dutch ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

Legende: : Skipper : Skipper met touw

Doel: zonder haperen de volledige kring ‘rondtravellen’ Omschrijving: alle skippers springen (zonder touw) op hetzelfde ritme. De skipper met touw springt ook in dit ritme. Hij zal al springend rond de kring gaan en telkens wanneer hij een skipper passeert, laat hij deze 1x meespringen in zijn touw. Variaties: - zonder tussensprongen van skipper naar skipper travellen - de skipper met touw staat in de cirkel ipv erbuiten - een dubbel kring, de skipper met touw staat tussen de 2 kringen en laat telkens 2 skippers meespringen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

~

L

x

G

x

G

~

x

3

[

L L ~

x

Naam: traveller Niveau: iedereen kan hieraan meedoen Opstelling: de skippers staan in een kring en kijken naar het midden. Deze skippers op hun plaats staan. Aan de buitenkant van de kring staat 1 skipper met touw. ropeskipping 044

Naam: Tikspel met single dutch als vrije plaatsen Niveau: de skipper moeten kunnen in- en uitspringen in single dutch Spelopstelling: Skippers en tikkers lopen vrij door elkaar. Naargelang de grote van de groep, worden er een aantal tikkers aangeduid en zijn er een aantal single dutch draaiers.


ropeskipping 045 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

Naam: Schipper, mag ik overvaren Niveau: enkele basissprongen zijn vereist Opstelling: De skippers verzamelen aan een zijde van het terrein en maken zich klaar om over te lopen. De tikker neemt plaats in het midden van het terrein.

x x x x x x x x x x Legende:

x

[

4

G

Doel: voor de skippers: de opdrachten goed uitvoeren zodat je niet getikt kan worden voor de tikker: de skippers tikken Omschrijving: De tikker mag een bepaalde sprong met het touw kiezen en doet deze voor. De skippers moeten deze oefening uitvoeren terwijl ze naar de overkant gaan. Als een skipper mist, moet hij verder lopen en kan hij dus aangetikt worden. Als je getikt bent, wordt je ook tikker. De skipper die als laatste overblijft is de winnaar. Spelregels: - Pas overlopen na signaal van de tikker - Als je aangetikt bent, wordt je mee tikker - Als je hapert door iemand die bv. tegen jou loopt mag je verder springen Variaties: - 2 of meerdere tikkers

: Skipper G : Tikker

••••••••••••••••••••••••••••••••••••••


ropeskipping 046

Naam: 2 people 1 overloop Niveau: de basissprongen van 2 people 1 zijn al gezien Opstelling/organisatie: per 2, 1 lang single rope touw, beaded rope of blokjestouw

x x

••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

x x

L A N D

x x x

x x

x x

x

x x x x x

Z E E

L Legende:

x : Skipper L : Lesgever Doel: zo lang mogelijk foutloos blijven Omschrijving: de skippers staan aan de ene kant van de zaal, bv. aan land. Als de lesgever ‘ZEE’ roept, dan moeten alle skippers naar de andere kant van de zaal lopen (naar de zee dus). De lesgever kan (onderweg) ook andere dingen roepen: - zon: alle skippers moeten criss cross uitvoeren - schelp: alle skippers moeten straddle uitvoeren - ... De lesgever kan de skippers op het verkeerde been zetten, door bijvoorbeeld ‘LAND’ te roepen en te wijzen naar de ‘zee’. Wie mist, gaat naar de kant en voert 10x double under uit. Variaties: - andere sprongen - al springend naar de overkant gaan i.p.v. al lopend ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

x x

L

Legende:

x : Skipper L : Lesgever ¨ : Looprichting Beschrijving van de oefening: Er wordt naar de overkant gelopen van de zaal, naar een andere lijn. Terwijl dit gedaan wordt, worden er oefeningen gedaan in het touw. De oefeningen kunnen zijn: - samen in het touw - 1 iemand springt in het touw, de ander draait mee - afwisselend inspringen - snel en traag afwisselen - voorwaarts en achterwaarts afwisselen - binnenwaarts en buitenwaarts draaien Variaties: - per 3, 1 iemand springt in het midden, de andere draaien - per 5, 3 skippers draaien, 2 skippers springen in de touwen •••••••••••••••••••••••••••••••••••••• Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

Naam: Kapitein Matroos. Niveau: enkele basissprongen moeten gekend zijn Opstelling:

5

[

Naam: Trappenspeed Niveau: de basic jump moet gekend zijn Doel: de trap kunnen opstijgen en afdalen Omschrijving: Je springt 1x op je rechtervoet, 1x op je linkervoet, 2x op je rechtervoet, 2x op je linkervoet, 3x op je rechtervoet, 3x op je linkervoet, en zo trapsgewijs verder (ook terug afdalen tot 1). Alnaargelang de vaardigheid en de conditie van de skippers kan je de trap tot 5 of 10 laten gaan.


ropeskipping 047

Naam: double dutch doorspringen Niveau: de skippers moet al in een double dutch kunnen in- en uitspringen Opstelling/organisatie: Er is 1 paar double dutch touwen per 8 à 10 skippers en 2 draaiers per double dutch. G

()

G

()

xxxx

xxxx

xxxx

xxxx

G

G

Beschrijving van de oefening: De 1e skipper loopt in zijn touw naar de eerste lijn, tikt die lijn met zijn voet en loopt terug. Eens hij over de startlijn is, mag de volgende vertrekken. Als de 2e klaar is, mag de 1e vertrekken naar de 2e lijn enz... Variaties: - springen met 2 voeten samen (basic jump) i.p.v. lopen - vooruit, achteruit, zijwaarts springen - als estafette of individueel ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

Naam: 12th street rag Niveau: gevorderd Opstelling/organisatie: gerangschikt of in een halve cirkel

Legende:

x

: Skipper G : Draaier ¨ : Looprichting ~ : Long rope

Beschrijving van de oefening: de skippers springen dwars door de double dutch, tikken een muur aan en keren terug. De 1e skipper wisselt na iedere oefening met een draaier. Die draaier springt dan eerst nog de laatste oefening mee. Variaties: - de skippers starten naast de draaier en lopen diagonaal door de touwen, rond de andere draaier en opnieuw de touwen in en diagonaal uit ∞ vorm - de 2e springer springt in als de 1e uitspringt - 4 sprongen in de double dutch en dan pas wordt er uitgesprongen - inspringen, 1 double under en terug uitspringen - de draaiers verplaatsen zich ook

Beschrijving van de oefening: routine die sneller en sneller gaat naarmate het einde. * 4x heel to toe * 1x side swing rechts en links * 3x speedstep R en L * Open * Kick achter * Kick voor * Single bounce Spelregels: - missen is zitten Variaties: - 2x missen is zitten - zelf een routine maken ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

Naam: Cha cha slide Niveau: enkele basissprongen zijn vereist

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

••••••••••••••••••••••••••••••••••••••

[

6

Naam: ’lijnenloop met touw’ Niveau: beginner Opstelling/organisatie:

L x x x x x x x x Legende:

x L l

: Skipper : Lesgever : Lijn

Opstelling/organisatie: gerangschikt of in een halve cirkel Beschrijving van de oefening: luister naar de tekst van het liedje en voer uit wat gezegd wordt. Spelregels: - missen is zitten Variaties: - 2x missen is zitten


zeeklas Ideeën voor een zeeklas in Middelkerke Middelkerke ligt vrij centraal aan de kustlijn. Het is een goede uitvalsbasis voor een aantal educatieve uitstappen. In het centrum van Middelkerke ligt Del Huzo, een uitstekende verblijfplaats voor zeeklassen. Deze bijdrage kan leerkrachten en andere begeleiders ideeën geven voor het organiseren van een zeeklas. Het bevat een weekschema met dag- en avondactiviteiten, waarbij de sportieve activiteiten nader worden toegelicht. De bijdrage kan worden gebruikt als vertrekpunt, zowel voor het lager als het secundair onderwijs.

lageronderwijs 133

SOFIE DE BOCK, LEEN DELLAFAILLE, SYLVIE VANDEWALLE

Dag Maandag

Dinsdag

Woensdag

Donderdag

Vrijdag

Vertrek

Ochtendgym: aërobic

Ochtendgym: lopen

Ochtendgym: volksdans

Voormiddag

Aankomst en Kamerverdeling

Strand- en duinexploratie

Bezoek vismijn Nieuwpoort

Wandeling naar Raversijde + bezoek Wandeling terug

Kamers opruimen Go-kart Winkelen

Namiddag Strandspelen

Fotozoektocht

Bezoek Amandine te Oostende

New- en beachgames

Zwemmen in Olympisch zwembad Oostende

Brieven schrijven Kwis

Voorbereiden slotshow

Knutselen of gokspel

Slotshow

Indeling

Maandag Voormiddag Aankomst en kamerindeling Namiddag Fotozoektocht in de gemeente Strandspelen ESTAFETTESPELEN: Doel Het verbeteren van de reactiesnelheid en de loopsnelheid. Spel waarbij de speler van richting verandert en telkens tot een maximale snelheid moet komen. Materiaal: - Fluitje - Bal - lijnen in het zand: begin- en eindlijn Organisatie en beschrijving De spelers worden verdeeld in meerdere ploegen. De eerste speler van elke ploeg spurt, op signaal van de spelleider, naar de achterlijn. Keert terug en spurt opnieuw naar de beginlijn. Daar tikt hij de volgende speler, die hetzelfde traject loopt,... Variaties - Voorwaarts / rugwaarts lopen; - Per 2 lopen; - Eerst bal doorgeven van voor naar achter, wanneer bal bij de achterste speler is, mag die lopen. Eenmaal terug aan de startlijn, geeft hij de bal door aan de tweede, die de bal opnieuw doorgeeft naar achteren;

-

Op 1 been / 2 benen springen; Verschillende signalen: auditief, visueel, tactiel,...

Balspelen: - Stabal Doel Verbeteren van de reactiesnelheid De bal gericht kunnen werpen Materiaal - een bal Organisatie en beschrijving Speler A staat in het midden van een kring. Hij gooit de bal verticaal opwaarts en roept tegelijk de naam van een andere speler (B), die onmiddellijk reageert en probeert de bal op te vangen. Als speler B de bal vangt, roept hij stop en moeten de andere spelers direct stoppen. Speler B mag nu nog 3 passen zetten, en iemand van de andere spelers trachten aan te werpen met de bal. Lukt dat, dan wisselen deze spelers en het spel kan herbeginnen. Puntenverdeling: elke speler start met 5 punten. Wanneer een speler wordt aangegooid, -1 punt. Wanneer een speler iemand kan aangooien, +1 punt. Variaties Verschillende manieren van werpen: 2 handen, 1 hand, stoten, botsen,...

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

Avond

Terugreis

- Russisch kamp Doel De bal gericht kunnen werpen

7

[

Ochtend


- 2 doelen (afgebakend door rugzak, vest,...) - lijnen op het strand Organisatie en beschrijving De spelers worden verdeeld in 2 ploegen. De ene ploeg tracht een doelpunt te scoren in het doel van de andere. Ploeg die na x aantal minuten de meeste punten heeft, wint.

lageronderwijs 134

- Chinese voetbal Doel Bal gericht slaan Reactiesnelheid en coÜrdinatie Materiaal - een bal Organisatie en beschrijving De spelers staan in een frontkring, benen gespreid, zodat je de voeten van de personen naast je raakt. Met je vuisten klop je de bal verder, binnen de kring. Als de bal door iemands benen gaat, niet door toedoen van een buur, dan mag die maar met 1 hand verder spelen. De volgende keer dat de bal tussen z’n benen doorgaat moet hij zich omkeren en mag hij weer met 2 handen spelen. De keer daarop speelt hij omgedraaid met 1 hand en de 4de keer vliegt hij uit de kring. Avond Brieven schrijven: Quiz: Thema: de zee.

Dinsdag

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

Ochtend

[

8

Inschatten van balweg Fairplay Materiaal - een bal - lijnen op het strand Organisatie en beschrijving De spelers worden verdeeld in 2 groepen. Elke groep kiest zijn kapitein. De groepen staan elk op een helft van het speelveld, de kapitein staat in de zone achter de speelhelft van de tegenpartij. De spelers trachten met een bal een speler van de andere ploeg aan te gooien. Wanneer iemand is aangegooid, gaat die bij zijn kapitein staan. Als op het eind van het spel slechts 1 speler overblijft, wordt de kapitein op het veld geroepen, de kapitein heeft 2 levens en moet dus tweemaal worden aangegooid alvorens uitgeschakeld te zijn. De winnende ploeg is diegene die het langst spelers op het speelveld staan heeft. - Traditionele voetbalspel Doel Omgaan met gevoelens van verliezen, winnen en fairplay Materiaal - een bal

Aerobics Doelen: Cardiovasculaire prikkel Bevordering fysieke fitheid Durven bewegen Aanleren van de basispassen aerobics: - Stappen: afwisselend linker-, rechtervoet opheffen. - Step touch: rechtervoet zijwaarts plaatsen naar rechts, linkervoet naast rechter plaatsen, linkervoet zijwaarts plaatsen naar links, rechtervoet naast linker plaatsen. - Double step touch: idem step touch, maar dubbel. - Grapevine: rechtervoet zijwaarts naar rechts, linkervoet achter, rechtervoet zijwaarts naar rechts, linkervoet naast rechter plaatsen. - V - step: rechtervoet schuin voorwaarts, linkervoet schuin voorwaarts, rechtervoet terug naar uitgangshouding, linkervoet terug naar uitgangshouding. - A - step: idem V - step, maar achterwaarts. - X - step: combinatie van V - step en A - step. - Jumping jack: al springend benen open - toe. - Mambo: rechtervoet naar voor, rechtervoet naar achter.


Armbeweging

1-4 5-8 1-4 5-8 1-4 5-8 1-4 5-8

Step touch V - step Mambo Jumping jack Grape - vine A - step Double step touch Jumping jack

Low row Bicep curl Vuisten naar beneden duwen Overhead press Low row Bicep curl Vuisten naar beneden duwen Overhead press

Ontspannen: - Diep in- en uitademen en zwaaien met armen - Armen en benen loszwaaien Stretchen: - Adductoren - Hamstrings - Quadriceps - Kuitspieren Voormiddag Strand- en duinexploratie Namiddag Bezoek van de Amandine te Oostende De laatste IJslandvaarder (Amandine) is defintief op het droge getrokken. De tentoonstelling en het ingerichte schip geven je een goed idee van het ruige leven. In en rond de boot kunt u alles opsteken over het harde leven van een IJslandvaarder. Verschillende scènes beelden de activiteiten op de boot uit. Gegevens: Visserskaai - 8400 Oostende, tel. 059/23.43.01 Avond Voorbereiding slotshow: De leerlingen kunnen deze avond in groepjes een stukje voorbereiden voor de laatste avond. De begeleiders kunnen eventueel helpen en tips geven. Enkele tips: toneeltje, dansje, liedje, gedicht

Woensdag Ochtend Lopen Doelen: Bevorderen fysieke fitheid Volhouden van het parcours De hele groep loopt een klein parcours in het park gelegen achter Del Huzo. De groep kan eindigen met het loopparcours aan de speeltuin in het park. (voor lager onderwijs) Voormiddag Met de kusttram naar Nieuwpoort Leerwandeling in de vismijn te Nieuwpoort Een bezoek aan de visveiling is mogelijk zonder gids als je reeds vroeg uit de veren bent. De visveiling vindt plaats om 7 uur ‘s morgens, de garnalenverkoop start om acht uur ‘s morgens. Maar gelet op de nieuwe hygiënevoorschriften wordt er geen publiek toegelaten in de hallen waar de vis gesorteerd of uitgestald wordt. Wel kan alles gevolgd worden vanuit de passage, die daartoe van ramen voorzien werd. Je kan ook een beroep doen op een gids, die gerust enkele deeltjes van de leerstof kan integreren tijdens zijn/haar uitleg. Als je met een gids de visveiling bezoek, wordt er ook een verkoopssimulatie (vanaf 5e leerjaar) opgestart. Een bezoek met gids kan aangevraagd worden op tel. 058/ 22 44 23. Tip: Kijk voor speciale programma’s op de site: www.nieuwpoort.be Namiddag New and beachgames: Algemene doelen: Spelvreugde

Frisbee: - Lijnenspel 1 Leerlingen stellen zich per 2 op aan de startlijn van het terrein. Leerling 1 gooit de frisbee zover hij kan, leerling 2 loopt erachter en blijft staan op de plaats waar de frisbee de grond raakte. Leerling 2 gooit de frisbee, leerling 1 loopt erachter,... Ze proberen in zo weinig mogelijk worpen de eindlijn te bereiken. Variant: leerlingen trachten de frisbee te vangen. - Lijnenspel 2 2 ploegen: door middel van passen de frisbee achter de doellijn van de tegenstander proberen te leggen. - Tienpassenspel 5 - 5: beide ploegen trachtten binnen hun eigen ploeg achtereenvolgens de frisbee 10 maal te passen. Wanneer de frisbee op de grond komt begint het tellen opnieuw. De andere ploeg probeert de frisbee te onderscheppen. Vertrouwensspelen: - Evenwicht Kring maken, handen geven. 1 leunt naar voren, 1 naar achter. Zo in evenwicht blijven.

lageronderwijs 135

Beenbeweging

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

Tellen

Kennismaking met nieuwe spelen Samenwerken en vertrouwen in zichzelf en elkaar Durf en inzet tonen Parachutespelen: - De parachute wordt opengespreid op de grond, de leerlingen nemen de parachute steeds vast aan de rand. - Leerlingen brengen de parachute op: kniehoogte - heuphoogte schouderhoogte golfbewegingen maken - lichtjes op en neer bewegen - Alle leerlingen brengen op hetzelfde moment de parachute van de grond naar omhoog (zo hoog mogelijk => koepel vormen) en langzaam terug naar beneden. - Alle leerlingen brengen de parachute van de grond naar omhoog. Wanneer de parachute op zijn hoogste punt is, kijken alle leerlingen naar elkaar. - De parachute wordt omhoog gebracht. Wanneer hij op zijn hoogste punt is wordt de parachute losgelaten en: eenmaal in de handen klappen, tweemaal in de handen klappen, draaien rond de lengteas,... Bij elke oefening wordt de parachute door de leerkracht en een leerling aan de overkant vastgehouden. - Alle leerlingen brengen de parachute van de grond naar omhoog. Wanneer de parachute op zijn hoogste punt is, lopen alle leerlingen naar het midden en blijven de parachute vasthouden. Wanneer de parachute terug zakt lopen de leerlingen achteruit. Variant: wanneer de leerlingen in het midden staan van de parachute, laten ze één hand los en geven elkaar de hand. - Bergklimmen: Alle leerlingen brengen de parachute van de grond naar omhoog. De leerlingen doen twee stappen voorwaarts en brengen de parachute naar benenden tot op de grond. De parachute loslaten, alle leerlingen kruipen op de parachute naar het midden. De parachute zakt langzaam naar beneden. Variant: bij zachte ondergrond maakt men een koprol op de berg. - Een tent maken: Alle leerlingen brengen de parachute omhoog. Wanneer de parachute op zijn hoogste punt is, doen alle leerlingen een grote stap voorwaarts. De leerlingen houden de parachute stevig vast en brengen hem achter zich op de grond en gaan erop zitten. De parachute wordt pas losgelaten wanneer alle leerlingen erop zitten (zoals een iglo). - De groep verdelen in drie; de leerlingen nummeren. Alle leerlingen brengen de parachute naar omhoog. De leerkracht roept een nummer (bv. nummer 5). alle leerlingen met nummer 5, gaan onder de parachute met elkaar van plaats verwisselen. De andere leerlingen brengen de parachute terug naar beneden. - Enkele ballen worden op de parachuten gelegd. De leerlingen houden de parachute stevig vast en bewegen de parachute op en neer. Ze moeten beletten dat de ballen er afrollen. - Enkele ballen liggen op de parachute. Nu moet men de ballen zo vlug mogelijk van de parachute gooien (niet afrollen).

9

[

Aanleren dansje van 32 T


-

lageronderwijs 136

-

Rolband Heel de groep in twee rijen tegenover elkaar, handen geven. 1 leerling legt zich op de handen, die wordt doorgegooid. Plank groep van ongeveer 10 personen, één leerling in het midden. Anderen schouders tegen elkaar, handen en armen naar voor. Persoon in het midden in vormspanning, laat zich voor- ,achter-, zijwaarts vallen.

Avond Knutselen: voor lager onderwijs. Er wordt voor enkele activiteiten gezorgd waaruit de leerlingen een keuze kunnen maken. Voorbeelden: kader met schelpjes; strandbloemen van crepe papier; vlieger maken; schelpenbeeldjes; vissen; bootje met luchtaandrijving. Gokspel: voor secundair onderwijs. Doel van het spel: Gokken wie van de kandidaten er zal winnen en zo geld verdienen. Materiaal: - 5 droge wafels - 5 blinddoeken - chronometer - lijst met 30-tal woorden - diskman met koptelefoon en harde muziek - lijst voor de bookmakers - opdrachtenkaartjes voor presentator

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

Nodige begeleiding: - 5 bookmakers - 1 presentator - 5 vrijwilligers (voor de opdracht van de ontblote onderbenen, kunnen ook de bookmakers zijn)

[

10

Speluitleg: De leerlingen schrijven zich bij het binnenkomen in bij één van de 6 bookmakers. (1 bookmaker per 10 leerlingen) Ze krijgen als startgeld 150 euro. Tijdens het spel worden er telkens 5 kandidaten gevraagd via een cryptische omschrijving. De 5 kandidaten krijgen elk een nummer. Alle andere leerlingen moeten nu inzetten op een van de kandidaten bij hun bookmaker. Ze moeten wel telkens 30 euro inzetten. De opdracht wordt nu uitgelegd aan de kandidaten. De kandidaten voeren de opdracht uit. Als de leerlingen op de winnaar gegokt heeft, dan wordt zijn inzet verdrievoudigd. Leerlingen die op een van de verliezers gokten, verliezen hun inzet. Als één van de leerlingen geen geld meer heeft, dan krijgt hij/zij in ruil voor een kledingsstuk 50 euro. Cryptische omschrijvingen en opdrachten:

Cryptische omschrijving

Opdracht

5 kandidaten met een grote mond

De kandidaten eten zo vlug mogelijk een (heel droge) wafel op en proberen daarna een gekend liedje te fluiten, neuriën.

5 kandidaten die heel goed kunnen tellen

De kandidaten worden geblinddoekt en worden op een stoel gezet. Ze moeten proberen na exact 1 minuut op te staan.

5 kandidaten die hun man/vrouw kunnen staan

Je lief komt 3 uur te laat op een afspraakje omdat ze/hij samen met een paar vriend(inn)en is uitgegaan. Hij/zij is duidelijk dronken. Hoe reageer je? De jury (bookmakers) beslissen wat de leukste reactie is.

5 kandidaten die ‘s avonds altijd vroeg in hun bed zitten

De kandidaten gaan naar hun kamer, doen zo vlug mogelijk hun pyjama aan en keren terug.

5 kandidaten die nog een beetje kind zijn

De kandidaten komen één voor één de zaal binnen en noemen in 1 minuut zoveel mogelijk sprookjes op.

5 kandidaten met een goed verstand

De presentator leest een 30-tal woorden voor. Daarna krijgen de kandidaten 1 minuut tijd om zoveel mogelijk woorden op te schrijven.

5 kandidaten die graag het woord voeren

De kandidaat komt de zaal binnen en krijgt de opdracht zichzelf op te hemelen. We laten ze een tijdje praten en chronometreren hoelang ze praten zonder ‘euh’ te zetten. De kandidaten weten niet dat er geen “euh” mag gezegd worden.

5 kandidaten met muzikaal talent

De kandidaten krijgen één voor één een koptelefoon met keiharde muziek op hun hoofd. Ze moeten intussen een gekend liedje zingen. De jury (bookmakers) beslissen wie het mooiste zingt.

5 kandidaten die gek zijn op meisjes / jongens

De kandidaten noemen zoveel mogelijk meisjes- of jongensnamen op met “f”. (er wordt niet noodzakelijk bij gezegd dat de “f” niet noodzakelijk de eerste letter van de naam moet zijn)

5 kandidaten met gevoelige vingers

5 monitoren ontbloten de onderbenen. De kandidaten voelen geblinddoekt van wie de benen zijn.

5 kandidaten die graag op een terrasje zitten

De 5 kandidaten zitten met hun rug tegen de muur, hun armen hangen naast hun lichaam en hun benen vormen een hoek van 90°. Ze blijven om het langst in deze houding zitten.


Tellen

Beenbeweging

Armbeweging

1 en 2

Kick ball change in de dansrichting rechts

Natuurlijke armbeweging

3-4

1/4 draai links zijwaartse bijtrekpas: rechts - links - rechts

Armen zijwaarts zwaaien

5-6

Links voorwaarts kruisen rechts achterwaarts belasten

Natuurlijke armbeweging

7-8

zijwaartse bijtrekpas tegen de draairichting: links - rechts - links

Idem

1-2

1/4 draai tegen de dansrichting rechts voorwaarts kruisen - links achterwaarts belasten

Armen voorwaarts zwaaien

3-4

links achterwaarts belasten rechts voorwaarts belasten

Natuurlijke armbeweging

5-6

rechts voorwaarts balans - 1/2 draai in de dansrichting links achterwaarts belasten

Idem

7-8

rechts achterwaarts balans links voorwaarts belasten

Idem

lageronderwijs 137

volksdans “Eli Eli” Doelen: Durven bewegingen uitproberen en geen beperkingen kennen Een eigen manier van beweging naar voor brengen Verbeteren van de coördinatie en de eigen motoriek Plezier en vreugde beleven Aanleren van de basispassen: - Kick ball change: schop voorwaarts met rechtervoet; rechterhiel terug achter plaatsen, linkervoet opheffen; linkervoet terug neerplaatsen - Balans = mambo: rechtervoet naar voor, rechtervoet naar achter. - Balans-draai: idem balans + halve draai - Bijtrekpas: rechts opzij, links erbij (x 2) Aanleren van dansje van 16 T

Gegevens: Nieuwpoortsesteenweg 636 - 8400 Oostende, tel. 059/70.22.85, fax 059/51.45.03 www.domeinraversijde.be; domein.raversijde@west-vlaanderen.be Wandeling terug naar Middelkerke Namiddag Met de kusttram naar Oostende Zwemmen in het Olympisch zwembad van Oostende (met zeewater) Gegevens: Koninginnelaan 1 - 8400 Oostende, tel. 059/50.38.83, fax 059/70.38.71 Zwembadspelen Het aanbieden van deze spelactiviteiten in het water, waar bij het ‘beleven’ van de activiteit belangrijk is, onafgezien men wel of niet kan zwemmen. Aandachtspunten: We onderscheiden twee groepen leerlingen de zwemmers en niet zwemmers. Wij raden aan deze groepen zeer nauwgezet samen te stellen. Beide groepen moeten duidelijk herkenbaar zijn, door het dragen van een bepaalde kleur van badmuts, lintje om de arm, enz De scheiding van diep en ondiep moet duidelijk merkbaar zijn. Beide groepen moeten zich hiervan goed bewust zijn. De vooropgestelde spelvormen kunnen zowel in het ondiepe, halfdiep als diepe gedeelte van het zwembad plaatsvinden. Men dient er zich wel van bewust te zijn dat een spel in het diepe gedeelte uitgevoerd over het algemeen vermoeiender zal zijn. Bouw dus geregeld een rustpauze in.

Algemene doelen zwembadspelen: Spelvreugde Voortbewegen in het water, onder water; drijven Evenwicht in het water Balspelen: - Bal door de benen Materiaal - 3 Ballen Organisatie en beschrijving In het spel zijn twee, maximaal drie ballen in omloop en één tikker. Het is de bedoeling om de bal te spelen naar degenen

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

Ochtend

Voormiddag Wandeling naar “Raversijde” Plannetje of wegbeschrijving Bezoek aan “Raversijde”: Het meest in het oog springend is de “Atlantikwal”, de verdedigingswal van de Duitse bezetter tegen aanvallen van de overzee door de geallieerden tijdens de twee wereldoorlogen. Op het domein zijn zestig constructies bewaart gebleven die je kan bezoeken door 2 kilometer open en ondergrondse gangen. Sommige bunkers zijn in hun oorspronkelijke staat hersteld en autentieke voorwerpen roepen de sfeer van weleer op. Op het domein kan je ook de resten van het middeleeuwens vissersdorp Walraversijde bezoeken en je verdiepen in het leven van Prins Karel, Regent van België tussen 1944 en 1950.

11

[

Donderdag


lageronderwijs 138 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 3/2007-2008

[

12

die aangetikt zijn en die bevrijd kunnen worden door zelf de bal onder water tussen de benen door te duwen. Maak kenbaar dat je getikt bent door je hand op te steken. Variaties - In de plaats van de ballen toe te werpen, bevrijden door de bal te brengen en met de bal door de benen van de getikte te duiken. - De tikker probeert de bal te onderscheppen. Dit kan door de bal te veroveren, maar ook door degene, die de bal heeft, aan te tikken, waarna de bal moet worden afgegeven. - Vijfbal Materiaal - Bal Organisatie en beschrijving Maak twee groepen A en B. Het is de bedoeling dat de spelers uit groep A de bal 10 maal naar elkaar kunnen spelen zonder dat een speler van groep B deze kan onderscheppen. Wanneer de bal onderschept wordt, begint de andere partij. Men mag de bal niet terugspelen naar de speler van wie de bal kwam. Lukt het een partij 10 maal samen te spelen, dan verdienen ze één punt. Tikspelen: - Aandachtspunten speciaal bij tikspelen: Speelveld af bakenen; tikkers herkenbaar maken; taak van de tikkers aangeven; taak van de groep aangeven; start en einde van het spel aangeven. - Visnet Organisatie en beschrijving tikkers geven elkaar de hand en vormen het visnet, het visnet moet de vissen vangen zonder dat het visnet verbroken wordt. De gevangen vissen gaan bij de spelleider staan. Zodra er 5 vissen gevangen zijn wordt een nieuw visnet gevormd. - Waterslang Organisatie en beschrijving Wie getikt is gaat achter de tikker staan en neemt diens heup vast. Welke tikker heeft de langste slang? Naarmate de rij langer wordt, vermindert de verplaatsingssnelheid en heeft de tikker minder kans. Daarom is het spel beter te spelen mat meerdere tikkers. - Levend koraal Organisatie en beschrijving Wie getikt is blijft ter plaatse en wordt koraalrif, waar alle overige vissen omheen moeten zwemmen; komt er een vis in de buurt Van het rif, dan slaat dit onverwachts zijn tentakels uit en vangt de vis. De tikker die langs komt, heeft het daarna makkelijk om dit visje te tikken. Uiteraard kan het koraalrif zich niet verplaatsen. Koraalriffen groeien door aanbouwen van koraaldiertjes (handen vast). Variatie De tikker hoeft niet apart te tikken; op het moment dat een visje verstrengeld raakt in het levend koraal, wordt het koraaldiertje. 0verloop - tikspelen: - Schipper mag ik overvaren, ja of nee? Moet ik dan een tol betalen, ja of nee? Organisatie en beschrijving Een deelnemer, de schipper bevindt zich in het midden van het speelveld. Zegt de schipper ‘ja’ bij het zingen van het lied, dan mogen allen naar de overkant gaan, lopen of zwemmen zonder een ‘cent’ te betalen d.w.z zonder aangetikt te worden. Na drie beurten wordt een schipper gewisseld en speelt iedereen weer mee. Zegt de schipper ‘nee’ dan mag niemand naar de overkant en moeten de leerlingen iets doen. Men kan de manier van oversteken preciseren: in het ondiep: gaan, lopen, huppen, in het diep: op de rug, slechts met één koraaldiertje. Spelen met vlotten: - Vlottentik Materiaal - Vlotten of drijfmatten of banden

Organisatie en beschrijving In het bad liggen één of meerdere vlotten/drijfmatten/banden, dit zijn vrijplaatsen. Als je erop zit kan je niet getikt worden. Variatie De tikker heeft een helper die niet mag tikken maar wel het vlot mag omkeren. - Prinses van monaco ¡ estafette Materiaal - Vlotten of drijfmatten of banden Organisatie en beschrijving Één deelnemer (prinses) zit op de drijfmat, de andere deelnemers trachten de prinses zo snel mogelijk naar de overzijde van het bad over te brengen zonder dat deze van de mat tuimelt. Indien de prinses van de drijfmat valt moet de groep opnieuw vanaf het vertrekpunt starten. Andere spelen: - Voorwerpen ophalen Organisatie en beschrijving In het zwembad liggen er verschillende drijvende voorwerpen zoals visjes, bloemen ... De kinderen staan aan de kant en gaan allemaal samen het water in. Ze halen telkens 1 voorwerp en brengen het naar de kant in de mand. Het spel gaat verder tot er geen voorwerpen meer zijn. De kinderen worden aangemoedigd om zoveel mogelijk voorwerpen te halen. - Bellen blazen Organisatie en beschrijving De kinderen staan in een kring en krijgen telkens een opdracht. Voor elke onderduik wordt er samen afgeteld zodat iedereen gelijktijdig ondergaat. Opdrachten: om ter langst blazen, de grootste bellen,... Avond Showavond De leerlingen hebben dinsdagavond een stukje voorbereid. Deze laatste avond brengen ze dit voor de hele groep naar voor.

Vrijdag Voormiddag Kamers opruimen Go-kart en/of winkelen (souvenirs,...)

Namiddag Terugreis


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.