2011 nr 2

Page 1

Tijdschrift voor

Lichamelijke Opvoeding

Vakblad voor gevormden in de LO, trainers en jeugdsportbegeleiders

Met o.a. Hoe leerlingen motiveren Sportclubs in mannen- en vrouwenhanden

www.bvlo.be Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw BVLO

Trimestrieel tijdschrift nr. 2 - 2011 - april - mei - juni - Aflevering 230 - Erkenningsnummer: P409677 - Afgiftekantoor Gent X


Blijf het hele jaar glimlachen met Ethias Assistance

De goedkoopste formule op de markt : â‚Ź90 per jaar voor heel uw gezin en 2 voertuigen EĂŠn telefoontje volstaat om uw kaart te activeren*. Bel 0800 25 777 of ga naar ethias.be en u bent binnen de 24 uur verzekerd.

2

* Voor alle nieuwe inschrijvingen en indien voldaan aan de acceptatievoorwaarden. Ethias NV, rue des Croisiers 24, 4000 Luik. RPR Luik BTW BE 0404.484.654


Woord vooraf

BVLO Theorie

In dit nummer

Beste lezer

Woord Vooraf . ..................................................................................................... 3

Motivatie is de rode draad doorheen dit tijdschrift. Mogen, willen, durven, kunnen, slagen … het zijn belangrijke werkwoorden in ons leven. Als lesgever, leerkracht, trainer of begeleider moeten we allereerst zelf gemotiveerd zijn om kinderen en jongeren te begeleiden en te onderwijzen. Denk zelf maar eens terug aan de tijd op school en het clubleven. Wie is jou bijgebleven? De mannen en vrouwen die gemotiveerd en gedreven waren, die vooral ook een uitstraling vertoonden door voorkomen, klasse, vriendelijkheid en beleefdheid, die konden boeien en overtuigen, zij die zorgden dat je een tandje bij stak en meer en beter presteerde. Een eerste voorwaarde is dus dat je er zelf de volle honderd procent moet staan, blakend van motivatie. Pas dan kunnen we ons enthousiasme overbrengen op derden. Hoe we dan best tewerk gaan leest u in het artikel over de workshop ‘Hoe leerlingen motiveren‘. Maar ook de bijdrage in verband met de sportclubs en wie daarin actief is heeft te maken met motivatie, want vaak gaat het hier ook over vrijwilligerswerk en wie is meer gemotiveerd dan een vrijwilliger in de sportclub? De personen die zorgen voor accommodatie en materiaal, de organisatie van nevenactiviteiten, de uitbating van de clubkantine, maar ook de secretariaatsmensen en de bestuursleden … Als die niet (meer) gemotiveerd zijn, draait het vierkant. In de ‘Meer LO-rubriek’ lezen we over kinderen die gemotiveerd zijn om extra lestijden voetbal te krijgen na de schooluren en over de motivatie van de school om kinderen de kans te geven hun sportief talent te ontplooien. En ook de rubriek ‘Bijzondere (BV)LO’ers bulkt van de motivatie en de gedrevenheid. Verder laten we jou even filosoferen over waarderingen die in de sport worden uitgesproken en waarop die dan wel gebaseerd zijn en laten we jou meedenken over waardevorming en hoe we die best implementeren in de opleiding van studenten, de actoren van de toekomst.

Basisschool De Beeltjens geeft ook voetballes

Veel leesgenot

De redactie

Meer LO op school? Het kan!............................................................... 4 Geert Wils & Sophie Van Aelst Leerkrachten LO appreciëren de workshop ‘Hoe leerlingen motiveren!’............................................................................... 6 Jotie De Meyer, Nathalie Aelterman, Maarten Vansteenkiste,Stefanie Verstraete, Régine Lannoo, Veerle Permentier, Greet Cardon & Leen Haerens Sportclubs in mannen- en vrouwenhanden. Een gelijkspel? (deel 1) IOC-Voorzitter Jacques Rogge over de Jeugd Olympische Spelen............................................. 12 Jeroen Scheerder & Steven Vos Gejustifieerde preferenties in de sport................................ 17 Jan De Maeyer Waardevorming, sport en bewegingswetenschappen........................22 Jan Tolleneer 40 jaar sport voor allen in Vlaanderen................................. 25 Sportimonium Didier Rotsaert, een geboren ondernemer..................... 26 Sophie Van Aelst BVLO is er ook voor u................................................................................. 29 BVLO-Activiteiten Bond voor Lichamelijke Opvoeding voorstelling..............................................................30 Multibox® – Veelzijdig gymtoestel............................................... 31 Janssen-Fritsen

Praktijk Voetbal organiseren in de les LO Arno Van den Abbeel & Joost Desender VOETBAL 073-078 Algemene Bewegingsvaardigheden: reactievermogen en coördinatie Abdelkader Wahhabi & Rein Haudenhuyse (ZELF)VERDEDIGINGSPORTEN 062-067

Het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is een vakblad voor gevormden in de LO, trainers en jeugdsportbegeleiders. Het verschijnt trimestrieel: 5 maart, 5 juni, 5 september en 5 december. Een abonnement op het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is inbegrepen in het lidmaatschap van de BVLO. Alle individuele leden van de Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw krijgen het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding toegstuurd. Maar een BVLO-lidmaatschap is meer dan dat! Kijk voor alle mogelijke formules en voordelen op onze site: www.bvlo > LO & Sport > Lidmaatschap of bel de ledentelefoon 09- 218 91 23 (kantooruren). NIEUW: het BVLO-lidmaatschap sluit je af voor 12 maanden of de volle 365 dagen. Alle info en online lid worden: www.bvlo.be

Publiciteit: Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw Tel. 09 218 91 20 - Fax 09 229 31 20 - email: info@bvlo.be Copyright: Het overnemen van artikels en foto's is zonder schriftelijke toestemming van de redactieraad niet toegelaten. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn/haar artikel. Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is ondertekenaar van de Milieubeleidsovereenkomst Papier Vlaanderen en steunt de inspanningen van de Vlaamse regering i.v.m. papierrecuperatie.

Verantwoordelijke uitgever: E. De Boever Waterkluiskaai 16, 9040 Sint-Amandsberg/Gent

Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers.

De redactieraad bestaat uit: Kristine De Martelaer, Eric De Boever, Sophie Van Aelst en wordt bijgestaan door een ruime adviesgroep en een reviewpanel.

drukkerij New Goff - Kaleweg 5 - 9030 Mariakerke(Gent) Tel 09 216 73 73 - fax 09 216 73 74 - info@newgoff.be

Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw - BONDSHUIS BVLO - Waterkluiskaai 16 - 9040 Sint-Amandsberg/Gent

Bond voor Lichamelijke Opvoeding Bankrekening BVLO: IBAN BE51 4469 7200 0162 BIC: KREDBEBB - Tel. (09) 218 91 20 - Fax (09) 229 31 20 - e-mail: info@bvlo.be - Openingsuren: 9 tot 13 uur & 14 tot 17 uur nr. 2 / 2011

3


BVLO

Meer LO op school? Het kan Geert Wils Campusdirecteur De Beeltjens Eliane Kemps Directeur basisschool De Beeltjens Sophie Van Aelst Communicatie BVLO

“uniek in Vlaanderen”

Basisschool De Beeltjens geeft ook voetballes

Vier jaar na grote broer start basisschool De Beeltjens uit Westerlo ook met voetbal als keuzevak. “In het secundair (ASO en TSO) tellen we intussen al meer dan 100 leerlingen voetbal en nog eens 50 leerlingen volgen tennis of atletiek”, stelt campusdirecteur Geert Wils. Het accent op sport en in eerste instantie op voetbal is een succes voor de school, het leerlingenaantal groeit. Uit de cijfers van het secundair blijkt dat er heel veel interesse is voor de combinatie studie en voetbal. Kurt Van Diest, de coördinator voetbal, is ervan overtuigd dat er ook bij de jongere kinderen heel wat geïnteresseerden zijn om op school tegelijk hun voetbaltalent bij te schaven. Daarom neemt basisschool De Beeltjens vanaf volgend schooljaar voetbal op in de lessen. Vanaf het eerste studiejaar kunnen de leerlingen kiezen voor de optie voetbal. “Ze krijgen dan vier lestijden per week voetbaltraining en daarnaast blijven natuurlijk de twee lestijden Lichamelijke Opvoeding. Dat is toch zes lestijden

4

per week sport op school. En zo zetten we een flinke stap in de richting van wat steeds vaker gevraagd wordt: meer beweging op school”, legt directeur Wils uit. “Dat er twee uren buiten het curriculum worden aangeboden, vormt totaal geen probleem voor de kinderen of ouders. Ze zijn zelfs vragende partij”, stelt directeur Wils beslist. Die twee extra uren zijn op woensdagnamiddag, onmiddellijk na de schooltijd. Wie geen voetbal kiest, krijgt een extra uur Lichamelijke Opvoeding en een extra uur muzische vorming. “We zijn ervan overtuigd dat veel bewegen plezant is en het leergedrag en de persoonlijkheidsontwikkeling ten goede komt. In de muzische ateliers dagen we de kinderen uit om door middel van beeld, muziek, drama, beweging en media hun creativiteit te ontplooien”, legt de directeur uit. Dankzij een intensieve samenwerking met KVC

Westerlo kan de school beschikken over een uitstekend kunstgrasveld (een voedingsbodem voor techniekers), de accommodatie en de voetbalervaring van een profclub. Alle kinderen en jongeren zijn welkom, of ze nu voetballen op gewestelijk, provinciaal of nationaal niveau of zelfs (nog) niet aan gesloten zijn bij een club. “We benaderen elke leerling individueel en leggen vooral het accent op het verbeteren van de voetbaltechniek en coördinatie met een hoog fungehalte”, staat in de voorstellingsfolder. Het keuzevak voetbal gaat ook in de basisschool verder dan louter een partijtje ‘lekker ballen’, zoals Johan Boskamp zou zeggen. “Wij sluiten ons aan bij de visie van KVC Westerlo”, verduidelijkt Kurt Van Diest. “De nadruk ligt op ‘de jongere met de bal’. Eerst en vooral willen we met allerlei spelletjes de leerlingen beter leren voetballen. We leren hen wennen aan de mogelijkheden met de bal. We laten hen ervaren wat ze moeten doen om zich de bal eigen te maken. In een volgende fase richten we ons in


Trefwoorden: jeugdvoetbal, samenwerking school-club, meer LO, curriculum

het bijzonder op de ‘basics’ van het voetbalspel en zullen onderwerpen als leiden en dribbelen, balcontrole en passing aan bod komen. De uitdaging is om iedereen de ‘Westel Magic’ onder de knie te laten krijgen. En dat is voor elke voetballer pure fun.”

“Onze ervaring met het atheneum leert ons dat KVC Westerlo een professionele en betrouwbare partner is. We kunnen altijd op de goodwill en de hulp van de clubmensen rekenen en we zijn dan ook heel blij dat ook zij dit nieuwe initiatief ondersteunen”, besluit de directeur.

“We gaan niet werken met ingangsproeven, maar het is uiteraard wel de bedoeling dat iemand die de optie voetbal volgt ook aansluit bij een voetbalclub. Aanvankelijk starten we met twee niveaugroepen: 1e, 2e en 3e leerjaar vormen samen Westel Magic BAM-BIO. Het 4e, 5e en 6e leerjaar horen in het Westel Magic BAL-BIO. Blijkt de optie voetbal toch niet wat een kind had verwacht, dan kan hij of zij vlotjes uitstappen en toch nog meer LO krijgen dan in een doorsnee lagere school. En ja natuurlijk zijn ook meisjes welkom. Op dit moment zijn er nog geen meisjes ingeschreven in de basisschool optie voetbal, maar in het secundair zitten er wel een aantal”, weet de directeur.

Meer info: Basisschool De Beeltjens Spikdorenveld 22, 2260 Westerlo Tel. 014/53 86 51 bsgowesterlo@debeeltjens.be http://bs.debeeltjens.be/ Campusdirecteur: Geert Wils, geert.wils@debeeltjens.be Directeur basisschool: Eliane Kemps, 0496/52 86 63 Coördinator voetbal: Kurt Van Diest, 0493/07 75 45

Leergebieden

1e graad

2e graad

3e graad

1-2

voetbal

3-4

voetbal

5-6

voetbal

Godsdienst/Zedenleer

2

2

2

2

2

2

Lichamelijke Opvoeding

3

2

3

2

3

2

Nederlands

8

8

8

8

6

6

Wiskunde

6

6

6

6

5

5

Frans

1

1

1

1

3

3

Engels

-

-

-

-

1

1

Wereldoriëntatie

5

5

5

5

5

5

Muzische vorming

3

2

3

2

3

2

Contract- en hoekenwerk

1

1

1

1

1

1

Voetbal

-

4

-

4

-

4

Totaal

29

29

29

29

29

29

+2

+2

+2

Tabel 1 Kadertje met weekoverzicht

PAST UW SCHOOL OOK IN DEZE RUBRIEK? Neem dan als de bliksem contact op met de redactie Sophie Van Aelst, sophie.vanaelst@bvlo.be

Wij brachten in deze rubriek al verslag uit over - Sportschool Gentbrugge - Vrij Landelijk Instituut Oudenaarde - MPI Zonnebos in ’s Gravenwezel - Atheneum Wispelberg Gent - Middenschool Maaseik - Basisschool De Reigers Zelzate - Maria-Boodschaplyceum Brussel

- Sportbasisschool Heusden - De Oester Oetingen/Strijland - Atheneum Avelgem - Basisschool Hof Pepijn Landen - KTA Jette - KTA De Beeltjens Westerlo - Universiteit Gent

- Basisschool De Regenboog Ertvelde - De Meidoorn Eeklo - Freinetschool De Boomgaard Gent - Middenschool Lyceum Hasselt - Koninklijk Atheneum Ninove

WIE PRIJKT HIER ALS VOLGENDE “GOEDE VOORBEELD” Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

5


Trefwoorden: ZDT/ Zelf-Determinatie Theorie, Motivatie, Behoefteondersteunende workshop, Workshop voor leerkrachten LO, Praktijkgericht onderzoek

Leerkrachten LO

appreciëren de workshop

‘Hoe leerlingen motiveren!’ Inleiding Binnen onderwijskundig onderzoek is het belangrijk dat de brug wordt geslagen tussen theorie en praktijk, om vernieuwing in onderwijspraktijk theoretisch te kunnen onderbouwen. Het vertalen van wetenschappelijke inzichten naar praktijkrelevante toepassingen vormt een ware uitdaging zowel voor onderzoekers als voor leerkrachten. Binnen de onderwijscontext gebeurt onderzoek steeds vaker met en door leerkrachten omdat dit de transfer naar de praktijk vergemakkelijkt. Ook partnerschappen tussen universiteiten en hogescholen vormen meer en meer de basis voor onderwijsonderzoek, waarbij er een duidelijke link bestaat tussen het onderzoek en de onderwijspraktijk. Het project dat voorgesteld wordt in huidig artikel vond plaats binnen dergelijk partnerschap. Het Expertisenetwerk van de Associatie UGent financierde een project waarbij de Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen en de Vakgroep Ontwikkelings- Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie van de Universiteit Gent samen met Lerarenopleidingen Lichamelijke Opvoeding van De Hogeschool West-Vlaanderen, Arteveldehogeschool en Hogeschool Gent samenwerkten om een workshop voor leerkrachten te ontwikkelen. Deze work6

shop rond het thema ‘Het motiveren van leerlingen voor de les Lichamelijke Opvoeding’ werd ontwikkeld samen met en door leerkrachten Lichamelijke Opvoeding (LO). In dit artikel wordt beschreven hoe de workshop samen met leerkrachten ontwikkeld werd. Bovendien wordt de inhoud van de workshop in grote lijnen weergegeven. In september 2011 wordt een grootschalige effectiviteitsstudie gepland, waarbij de workshop gegeven wordt aan leerkrachten LO en waarbij een effectmeting gedaan wordt. Om niet te interfereren met dit onderzoek, bespreken we in huidig artikel de gedetailleerde inhoud van de workshop nog niet. Leerkrachten die interesse hebben om meer te weten te komen over de specifieke motiverende strategieën, kunnen zich kandidaat stellen om de workshop te volgen in het kader van de geplande studie of daarbuiten. In een later nummer van het BVLO tijdschrift zal de meer gedetailleerde inhoud van de workshop beschreven worden samen met de resultaten van het effectiviteitsonderzoek. Bent u nu al geïnteresseerd in welke motivatiestrategieën er bestaan en hoe deze kunnen toegepast worden binnen uw eigen lespraktijk? Contacteer dan Leen.Haerens@UGent.be.


Jotie De Meyer Projectmedewerker Expertisenetwerk Lerarenopleiding, Associatie Universiteit Gent

Drs. Nathalie Aelterman Vakgroep OntwikkelingsPersoonlijkheids- en Sociale Psychologie Universiteit Gent

Régine Lannoo Lector en vakgroepvoorzitter Lichamelijke Opvoeding en bewegingsrecreatie, Arteveldehogeschool

Veerle Permentier Hogeschool Gent

Een workshop rond motivatie voor leerkrachten LO Snel omkleden, zich inzetten, aandachtig zijn tijdens de instructie, helpen bij het klaarzetten van het materiaal, elkaar op een veilige manier helpen,… Tijdens de lessen Lichamelijke Opvoeding merken we dat kinderen en jongeren er niet altijd toe bereid zijn. Waarom is de ene leerling wel gemotiveerd en de andere niet? Welke factoren liggen aan de basis van (een gebrek aan) motivatie? Hoe kunnen leerkrachten hun leerlingen terug of beter motiveren voor de les LO? Deze vragen stonden centraal bij het ontwikkelen van de workshop getiteld ‘Jongeren en motivatie: Hoe motiveer je leerlingen voor het vak LO vanuit een behoefteondersteunend perspectief’. Begin april 2009 werd er gestart met de ontwikkeling van een workshop voor leerkrachten LO, Geslacht

Leeftijd

Opleiding

Aantal jaren leservaring

Type onderwijs

Graad onderwijs

Prof. Dr. Maarten Vansteenkiste Vakgroep OntwikkelingsPersoonlijkheids- en Sociale Psychologie Universiteit Gent

Dr. Stefanie Verstraete Lector bachelor Lichamelijke Opvoeding, De Hogeschool West-Vlaanderen

Prof. Dr. Greet Cardon Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen Universiteit Gent

Prof. Dr. Leen Haerens Vakgroep Bewegingsen Sportwetenschappen Universiteit Gent FWO-Vlaanderen

die gebruikt kan worden op mentorentrainingen, nascholingen en binnen lessen didactiek van de lerarenopleiding van de deelnemende partners. Het doel van de workshop is het trainen van leerkrachten LO uit het secundair onderwijs om op een meer motiverende manier les te geven. De workshop werd ontwikkeld samen met 35 leerkrachten LO uit vier verschillende secundaire scholen in Vlaanderen. Van de betrokken leerkrachten gaf 26 % les in het ASO, 42.5 % in het TSO en 31.5 % in het BSO. Zeventien procent van de leerkrachten gaf les in de eerste graad, 42 % in de tweede graad en de resterende 41 % in de derde graad. Gemiddeld hadden de leerkrachten 14 jaren leservaring in het onderwijs, met een spreiding tussen 2 en 36 jaar. Het opleidingsniveau was quasi gelijk verdeeld, waarbij ongeveer de helft van de leerkrachten het diploma van regent LO (nu professionele ba-

Man

Vrouw

57.1 %

42.9 %

24-30 jaar

31-37 jaar

38-44 jaar

45-51 jaar

52-58 jaar

38.2 %

26.5 %

5.9 %

8.8 %

20.6 %

Master

Bachelor

54.3 %

47.7 %

2-8 jaar

9-15 jaar

16-22 jaar

23-29 jaar

30-36 jaar

51.6 %

16.1 %

3.2 %

9.7 %

19.4 %

ASO

TSO

BSO

26.0 %

42.5 %

31.5 %

1ste graad

2de graad

3de graad

17.0 %

42.4 %

40.7 %

Tabel 1 Demografische gegevens van leerkrachten die deelnamen aan de workshops

chelor LO) bezit en de andere helft het diploma licentiaat LO (nu master LO en Bewegingswetenschappen) (zie Tabel 1). De workshop bestaat uit drie delen en de ontwikkeling doorliep verschillende fases. In een eerste fase werd de workshop in samenwerking met verschillende hogescholen1 inhoudelijk uitgewerkt. De workshop werd vervolgens (fase 2) voorgelegd aan een buitenlandse expert op gebied van interventieontwikkeling met betrekking tot het thema motivatie binnen de onderwijscontext, namelijk , prof. dr. J. Reeve (Universiteit van Korea, Zuid-Korea). Prof. dr. J. Reeve heeft al jaren ervaring in het opzetten van interventies en het ontwikkelen van workshops voor leerkrachten met betrekking tot het motiverend lesgeven. In een derde fase werd samen met een leerkracht LO en een pedagogisch begeleider gezocht naar relevante en boeiende praktijkvoorbeelden. De laatste fase, tenslotte, bestond uit het optimaliseren van de workshop a.d.h.v. de bevraging van leerkrachten LO nadat ze de workshop hadden bijgewoond. Voor deze laatste fase werd de workshop aan vier verschillende groepen leerkrachten LO gegeven. Na elke sessie werd de workshop bijgewerkt, zodat de volgende groep leerkrachten steeds een verbeterde versie kreeg, die op zijn beurt geëvalueerd en geoptimaliseerd kon worden. Op die manier werden de suggesties van leerkrachten verwerkt in de workshop en werden de aanpassingen ook getoetst met een volgende groep leerkrachten. Zo kon telkens nagegaan worden of de aanpassingen door leerkrachten al dan niet geapprecieerd werden. Opdat leerkrachten feedback zouden kunnen geven over de workshop, woonden zij die eerst zelf bij. Meteen aansluitend vulden de leerkrachten een vragenlijst in die peilde naar de appreciatie van verschillende aspecten van de workshop (bv. inhoud, praktische bruikbaarheid,…). Om een goed beeld te krijgen over de Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

7


appreciatie van de drie delen van de workshop, werd elk deel afzonderlijk bevraagd. Vervolgens konden leerkrachten aangeven in welke mate de voorgestelde motivatiestrategieën praktisch bruikbaar zijn en in welke mate mogelijke barrières hen zouden weerhouden de motiverende strategieën toe te passen. Tot slot werden ook enkele vragen opgenomen met betrekking tot vormgeving en presentatie. Om dieper te kunnen ingaan op bepaalde facetten van de vragenlijst en concrete aanpassingen te kunnen doen aan de workshop, werd er bijkomend een focusgroepsgesprek gehouden. Een focusgroepsgesprek is een discussievorm onder leerkrachten die geleid wordt door een moderator, die erop toeziet dat alle relevante onderwerpen voldoende aan bod komen. Het focusgroepsgesprek werd geleid door een psychologe, die als moderator fungeerde. Een comoderator observeerde de groepsdynamiek nauwlettend en nam notitie van de nonverbale communicatie. Dergelijk gesprek nam telkens ongeveer een uur in beslag. Tijdens

het focusgroepsgesprek werd er dieper ingegaan op de hoofdvragen uit de vragenlijst, met name de inhoud van de workshop, de praktische bruikbaarheid, mogelijke barrières om de vooropgestelde motiverende strategieën toe te passen en de presentatie. De groepsdiscussie verliep in een ongedwongen sfeer waar leerkrachten kritiek konden uiten en suggesties konden doen tot verbetering. Na afloop van het gesprek werden de eerste indrukken en opvattingen uit het focusgroepsgesprek besproken tussen moderator en comoderator. De workshop is opgebouwd uit drie verschillende delen. Tabel 2 geeft schematisch de inhoud en de ontwikkeling van de workshop per onderdeel weer.

A. Deel 1 Het theoretisch kader: de Zelf-Determinatie Theorie I. Inhoud theoretisch deel In het eerste deel van de workshop wordt de

Deel I: Theoretisch kader Toelichting Zelf-Determinatie Theorie: Inhoud

• Soorten motivatie • Psychologische basisbehoeftes

Duur

± 60 min.

Zelf-Determinatie Theorie (ZDT) (Deci & Ryan, 2000; Vansteenkiste, Niemiec & Soenens, 2010) geschetst als theoretisch kader. Dit deel van de workshop werd gebaseerd op een reeds bestaande workshop, die ontwikkeld werd door motivatiepsycholoog prof. dr. M. Vansteenkiste, verbonden aan de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (UGent). Via interactieve opdrachten komen leerkrachten zelf tot het inzicht dat er verschillende motieven zijn om een gedrag te stellen. De verschillende motieven worden geïllustreerd aan de hand van voorbeelden uit het dagelijkse leven (bv. Wie staat er op de rem voor een flitspaal in het verkeer? Ben je hier vandaag uit vrije wil of werd je verplicht door de directie?). Vanuit deze invalshoek worden verschillende types motivatie voor deelname aan de les LO geleidelijk geïntroduceerd. Hierbij wordt duidelijk dat er kwalitatief verschillende types motivatie bestaan, waarvan sommige meer wenselijk zijn dan andere. Daarnaast wordt er kennisgemaakt met het centrale concept van de ZDT, namelijk de fundamentele psychologische behoeftes.

Deel II: Concrete strategieën

Deel III: Aan de slag

Overzicht concrete motivatiestrategieën: • Autonomieondersteuning

Toepassen en inoefenen van concrete motivatiestrate-

• Competentieondersteuning

gieën

Illustraties uit de praktijk ± 60 min.

± 60 min.

Mondelinge uiteenzetting Werkvorm

Hoorcollege Interactieve opdrachten

Interactieve opdrachten en discussie Didactisch materiaal: • Videofragmenten ‘positieve voorbeelden’

Groepswerk (lesvoorbereiding) Klassikale feedback en discussie

• Praktijkvoorbeelden op papier

‘Het zijn altijd perfecte filmpjes (…) Misschien kan je ook een keer een minder goed filmpje tonen’ ‘Theoretische kadering is altijd belangrijk. Appreciatie

‘Eigenlijk zou je met de componenten van

Ik denk dat je zonder die duiding niet echt

competentie moeten beginnen en dan overgaan

weet wat je aan het doen bent.’

naar autonomie (…) Autonomie is voor een

‘Ik weet niet of het zo zinvol is om de

leerkracht het nuttigst’

theorie zo uitgebreid te brengen.’

‘Ik denk dat je iets meer interactief kan werken’ ‘Misschien kan je met voorbeelden uit de groep

‘Ik denk dat het leuk zou zijn om een praktisch gedeelte te doen in de sportzaal’ ‘Ik weet niet of volleybal het beste voorbeeld is dat je kan nemen’ ‘Het kan interessant zijn om vanuit verschillende bewegingsdomeinen vertrekken’

werpen (…) Omdat je dan direct naar een discussie kan gaan’ • Toevoeging videofragmenten ‘negatieve voorbeelden’ • Volgorde overzicht motivatiestrategieën van Autonomie-Competentie naar CompetentieAanpassingen

• Verkorte versie

Autonomie • Reduceren van praktijkvoorbeelden en meer ruimte voor input van het publiek • Starten vanuit situatieschets/’case study’ om interactie te bevorderen

Tabel2 Schematisch overzicht van de ontwikkeling van de workshop 8

• Van pen-en-papier lesvoorbereiding naar rollenspel in de sportzaal • Van één lesonderwerp (volleybal) naar verschillende lesonderwerpen (basketbal, gymnastiek, ropeskipping) • Van feedback door lesgever naar feedback door collega’s


Iedereen onderkent het belang van fundamentele fysiologische behoeftes zoals voedsel, drank, nachtrust, e.a. Analoog aan deze fysiologische behoeftes bestaan er, volgens de ZDT, ook fundamentele psychologische behoeftes, die aangeboren en universeel zijn. Deze behoeftes zijn m.a.w. van toepassing op ieder van ons, waar ook ter wereld en zijn zoals de fysiologische behoeftes van primordiaal belang voor het goed functioneren van de mens. In tegenstelling tot de fysiologische behoeftes die een organische noodzaak in zich dragen, worden de psychologische behoeftes beschouwd als de essentiële bestanddelen voor psychologische groei, integriteit en welzijn (Deci & Ryan, 2000). Binnen de ZDT gaat men ervan uit dat optimale vormen van motivatie alleen bereikt kunnen worden wanneer voldaan wordt aan deze fundamentele psychologische behoeftes, zijnde de behoefte aan autonomie, verbondenheid en competentie. Deze drie behoeftes zijn eenvoudig te onthouden via het acroniem ABC. Daarbij staat de letter A voor ‘Autonomie’, de B voor ‘verBondenheid’ en de C voor ‘Competentie’. ‘Autonomie’ wordt omschreven als het ervaren van psychologische vrijheid en een gevoel van keuze bij het uitvoeren van een activiteit. In de les LO betekent dit dat leerlingen het gevoel hebben dat ze zichzelf kunnen en mogen zijn, omdat ze zelf beslissingen en keuzes kunnen maken en zich ervaren als de initiator te zijn van hun eigen gedrag. ‘Verbondenheid’ verwijst naar de behoefte aan positieve relaties met anderen, de nood aan liefdevolle relaties en geborgenheid. In de les LO betekent dit dat leerlingen zich verbonden voelen met elkaar en hun leerkracht en dat ze het gevoel hebben te horen tot een hechte klasgroep. ‘Competentie’ kan men omschrijven als het gevoel dat men activiteiten tot een goed einde kan brengen. In de les LO betekent dit dat leerlingen zich bekwaam voelen om de opgedragen oefeningen uit te voeren en niet twijfelen aan hun vaardigheden. Strategieën die inspelen op deze drie behoeften worden als behoefteondersteunend beschouwd. Een meer uitgebreide uiteenzetting over de Zelf-Determinatie Theorie, kan je terugvinden in het artikel ‘Wil je of Moet je deelnemen aan de les Lichamelijke Opvoeding? Het ABC van een motiverende Leeromgeving, dat eerder verscheen in dit tijdschrift (Haerens et al., 2010).

(Reeve et al., 2004). De meerderheid van de Vlaamse leerkrachten in onze studie gaf aan dat het theoretische luik te uitgebreid was, maar vermeldden wel dat ze dit onderdeel als essentieel beschouwden. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de volgende bewoording van een leerkracht die deelnam aan het focusgroepsgesprek: ‘Theoretische kadering is altijd belangrijk. Ik denk dat je zonder die duiding niet echt weet wat je aan het doen bent.’ Op basis van deze feedback van leerkrachten werd dan ook besloten om dit deel te behouden, weliswaar ingekort.

B. Deel 2 Hoe kan je als leerkracht behoefteondersteunend lesgeven: Toelichting concrete motivatiestrategieën Binnen Deel 2 van de workshop wordt de focus gelegd op behoefteondersteuning bij leerlingen tijdens de les LO en de daaraan gekoppelde motivatiestrategieën. Hoe kan je als leerkracht op de drie psychologische basisbehoeftes van competentie, autonomie en verbondenheid inspelen opdat leerlingen optimaal gemotiveerd zouden zijn. Anders gezegd, welke strategieën werken behoefteondersteunend? I. Inhoud: concrete strategieën In Deel 2 van de workshop wordt concreet geïllustreerd wat behoefteondersteunend lesgeven inhoudt, zodat leerkrachten weten wat ze kunnen zeggen en doen om leerlingen goed te motiveren. De leerkrachten leren acht verschillende motivatiestrategieën aan, die de behoeftes aan autonomie en competentie bij

leerlingen ondersteunen. Een autonomieondersteunende leerkracht houdt rekening met de interesses, voorkeuren, persoonlijke doelen en waardes van de leerlingen en probeert hier zoveel mogelijk op in te spelen door uitdagende en relevante opdrachten te selecteren (bv. differentiatie). Een autonomieondersteunende leerkracht zal daarnaast mogelijkheden bieden aan leerlingen om zelf initiatief te nemen gedurende de activiteiten. Autonomieondersteuning komt niet alleen naar voor in de keuze van de oefenstof, maar ook in de instructies van de leerkracht. Autonomieondersteunende instructies leggen de link naar de leefwereld van de leerlingen, door het belang en de relevantie van de oefening te duiden, waardoor leerlingen het nut en persoonlijk belang van de activiteiten inzien. Tot slot is het bieden van autonomieondersteuning ook het onderkennen van de gevoelens en problemen van leerlingen, en open staan voor mogelijke aversie die zij hebben ten aanzien van bepaalde taken. Competentie-ondersteunende leerkrachten creëren een gestructureerde leeromgeving. Uit motivationeel perspectief, is het van essentieel belang dat leerlingen zich competent voelen wanneer ze een taak uitvoeren. Het expliciteren van lesen leerdoelen op een duidelijke en begrijpbare manier is een onderdeel van competentieondersteuning omdat leerlingen dan goed begrijpen wat van hen verwacht wordt. Een goede begeleiding van het leerproces gesteund door positieve feedback en aanmoediging hoort hier ook thuis. Dit alles met als doel zo veel mogelijk succeservaring voor zoveel mogelijk leerlingen. Tijdens de workshop worden meerdere concrete strategieën uitgediept.

II. Appreciatie theoretisch deel Studies bij Amerikaanse en Canadese leerkrachten LO toonden aan dat het schetsen van de theoretische context geen essentieel onderdeel is van een workshop voor leerkrachten

Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

9


Bij iedere motivatiestrategie wordt de haalbaarheid en toepasbaarheid aangetoond door gebruik te maken van illustraties aan de hand van filmfragmenten uit authentieke lessen LO. Voor de selectie van dit beeldmateriaal werden 116 lessen LO uit het secundair onderwijs in Vlaanderen gefilmd. Deze videobeelden werden verzameld door onderzoekers en studenten uit de verschillende partnerinstellingen2. Voor 27 van deze lessen werd de toestemming van zowel leerkrachten als leerlingen verkregen om de videobeelden in de workshop te gebruiken als positief praktijkvoorbeeld. Uit deze selectie van videobeelden werd geput om de motivatiestrategieën te illustreren binnen de workshop. Verschillende motivatiestrategieën worden ingeleid met een ‘casestudy’, waarbij leerkrachten de vrijheid krijgen om zelf input te geven en voorbeelden uit eigen lespraktijk aan bod te laten komen. Op die manier worden waardevolle ervaringen gedeeld en leren leerkrachten van elkaar. Verschillende aangereikte motivatiestrategieën hebben te maken met de communicatieve

vaardigheden van de leerkracht. Hoe geef je bijvoorbeeld op motiverende wijze een duidelijke instructie, feedback, enz. Met hulp van prof. dr. J. Reeve werden deze motivatiestrategieën aangevuld met inhoudelijke strategieën, die aansluiten bij de leefwereld van jongeren, zoals het integreren van een spelelement binnen de les LO of het creëren van optimale uitdagingen. Ook het bieden van differentiatie en variatie binnen en tussen oefeningen zijn inhoudelijke strategieën die leiden tot meer optimale motivatie bij leerlingen. II. Appreciatie: concrete strategieën Voor verschillende strategieën werd geopteerd om te starten vanuit een ‘casestudy’ aangezien leerkrachten aangaven dat deel 2 nog onvoldoende interactief was. Volgend citaat toont dit aan: ‘Ik denk ook dat het soms was dat we naar een filmpje keken en eigenlijk direct soms het antwoord gezegd werd. Ik denk dat je daar (waarmee deel 2 wordt bedoeld) iets meer interactief kan werken. Ik denk dat je beter iets minder aanreikt, en de groep zelf meer laat denken.’

Tijdens de focusgroepsgesprekken werd door de leerkrachten vermeld dat naast de positieve praktijkvoorbeelden er ook negatieve praktijkvoorbeelden zouden kunnen opgenomen worden om zo een vollediger beeld te kunnen vormen van de strategieën. Voor de compilatie van de negatieve praktijkvoorbeelden werd gebruik gemaakt van beeldmateriaal uit een Franse studie (Tessier et al., 2010). In tegenstelling tot onze eigen studie werd in de studie van Tessier wel toestemming verleend door de leerkrachten om de beelden te gebruiken als negatieve praktijkvoorbeelden. Tenslotte werd door een aantal leerkrachten de kritiek geuit dat de videobeelden niet representatief waren voor een doorsnee les LO. Deze kritiek is deels terecht omdat lessen uit ASO klassen en sportrichtingen oververtegenwoordigd zijn in vergelijking met lessen uit BSO en TSO klassen. De sectie van 27 LO lessen, waarbij we de toestemming ontvingen van zowel leerkrachten als leerlingen om de beelden te gebruiken als didactisch materiaal, bestond voor 63% uit ASO klassen. Dit gegeven beperkte ons in het selecteren van bruikbare voorbeelden uit BSO en TSO klassen. Van de 35 leerkrachten ging bijna 80 % helemaal akkoord of akkoord met de stellingen dat de motivatiestrategieën praktisch bruikbaar zijn voor zijn/haar lessen (Fig. 2). Bijna alle leerkrachten gaven aan dat ze de intentie hadden om deze ook daadwerkelijk toe te passen binnen hun eigen lessen LO (Fig. 3). Figuur 4 toont aan dat ongeveer 65% van de leerkrachten de workshop zou aanbevelen aan collega’s. Voor de hierboven vernoemde stellingen, werd er geen verband gevonden tussen de leeftijd of het aantal jaren ervaring van de leerkrachten met de mate waarin zij akkoord gingen met deze stellingen.

Fig. 2 'De motiverende strategieën zijn praktisch bruikbaar voor mijn lessen’

10

Fig. 3 'Ik ben van plan om de motiverende strategieën in mijn lessen toe te passen’

Fig. 4 'Ik zou deze workshop aanbevelen aan andere collega’s’


C. Deel 3 Aan de slag: leerkrachten LO proberen motivatiestrategieën uit I.a. Inhoud : lesvoorbereiding Oorspronkelijk bestond Deel 3 uit het uitwerken van een lesvoorbereiding volleybal, waarbij de leerkrachten trachtten om de aangeleerde motivatiestrategieën te integreren. Voor deze opdracht werden de leerkrachten verdeeld in groepjes per drie of per vier, waarbij er gedurende een kwartier werd gebrainstormd binnen elk groepje over hoe ze de les konden aanpakken vanuit het concept van behoefteondersteunend lesgeven. Nadien werden de oplossingen van de verschillende groepjes naast elkaar gelegd en klassikaal besproken. II.a. Appreciatie: lesvoorbereiding Tijdens het eerste focusgroepsgesprek werd meteen duidelijk dat dit deel niet voldeed aan de verwachtingen van de leerkrachten. Dit blijkt uit het volgende citaat: ‘Waarom was er geen praktisch gedeelte? Misschien is het een vreemde vraag, maar je spreekt over een praktisch deel, en er is er geen. Ik denk dat het leuk zou zijn om een praktisch gedeelte te doen in de sportzaal’. Op basis van deze en andere soortgelijke feedback werd geopteerd om Deel 3 van de workshop grondig aan te passen. De aangepaste versie wordt hieronder beschreven. I.b. Inhoud: rollenspel Op basis van de geboden feedback werd beslist de tijdsduur van Deel 3 te verdubbelen van oorspronkelijk 30 minuten naar een volledig uur. Dit deel van de workshop vindt, in tegenstelling tot de eerste twee delen, plaats in de turnzaal of andere sportaccommodatie die ter beschikking is. Elke groep van leerkrachten ontvangt een vooraf opgestelde lesvoorbereiding. Daarna bereiden zij in groepjes de les voor met bijzondere aandacht voor gebruik van de motivatiestrategieën. Er zijn verschillende rollen. Eén of meerdere leerkrachten per groepje neemt het initiatief om de rol van lesgever op te nemen en een onderdeel van een voorbereide les te geven. Hierbij proberen ze de motiverende strategieën (bv. uitleggen waarom iets relevant is) toe te passen in hun lesdeel. De andere leerkrachten nemen de rol van leerling op. Ieder groepje krijgt 10 minuten de tijd, om één of meerdere onderdelen te geven aan de rest van de groep. Tijdens het lesgeven noteren een aantal observatoren welke motivatiestra-

tegieën al dan niet gebruikt werden. Aansluitend wordt op basis van de feedback van de observatoren, de gegeven les besproken in de volledige groep. II.b. Appreciatie: rollenspel Het praktische deel van de workshop, zoals het uiteindelijk werd uitgewerkt en hierboven staat beschreven, werd ontwikkeld dankzij de suggesties die we kregen van leerkrachten. Uit de focusgroepsgesprekken met de leerkrachten bleek telkens opnieuw dat dit deel het sterkst geapprecieerd werd door leerkrachten omdat ze dan effectief aan de slag kunnen met de motivatiestrategieën zoals ze dit ook in hun eigen lessen zouden doen. Dit is misschien niet onlogisch gezien de meeste leerkrachten LO liever iets uitproberen in de praktijk dan het op papier uit te denken. Het thema volleybal werd door de leerkrachten gepercipieerd als moeilijk om de strategieën te implementeren. Dat illustreren ook volgende citaten: ‘Ik weet niet of volleybal het beste voorbeeld is dat je kan nemen’, ‘Het is echt moeilijk’, ‘De aller-moeilijkste sport’. Naar aanleiding van deze feedback werd het aantal lesthema’s van één naar drie opgedreven. Het lesthema volleybal werd vervangen door een lesthema naar keuze (basketbal, gymnastiek en ropeskipping) om zo leerkrachten te motiveren.

Algemene conclusie en woord van dank De brug tussen theorie en praktijk verkleinen is van groot belang voor onderwijskundig onderzoek en vormt de voorwaarde voor het realiseren van theoretisch onderbouwde vernieuwingen in de onderwijspraktijk. Universiteiten zijn kennisinstellingen, maar hebben ook een dienstverlenende rol naar het werkveld toe. Bovenstaande resultaten tonen aan hoe onderzoekers van universiteiten en hogescholen samenwerkten met het oog op het ontwikkelen van een praktijkrelevante workshop. Naast het ontwikkelen van bovenstaande workshop, werd er binnen hetzelfde project gefocust op het versterken van de vakdidactische component binnen de verschillende lerarenopleidingen. De database met videobeelden betekent een grote meerwaarde voor het illustreren van de theoretische aspecten in vakdidactische opleidingsonderdelen. De videofragmenten vormen de basis voor oefeningen en reflectie met betrekking tot verschillende thema’s zoals werkvormen, instructie, feedback en klasmanagement.

Tot slot wensen wij via deze weg de 35 leerkrachten LO, die deelnamen aan de focus groep gesprekken te bedanken voor de waardevolle feedback die we van hen kregen. Ook de 116 leerkrachten die de toelating gaven om bij hen een les LO te komen filmen wensen wij te bedanken via deze weg.

Referentielijst Deci, E.L., & Ryan, R.M. (2000). The “What” and “Why” of Goal Pursuits: Human Needs and the Self-Determination of Behavior. Psychological Inquiry, 11, 227-268. Haerens,L., Cardon, G., De Bourdeaudhuij, I., & Vansteenkiste, M. (2010). ‘Wil je of moet je deelnemen aan de les lichamelijke opvoeding ? Het ABC van een motiverende leeromgeving’ Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding, 1, 11-14. Reeve, J., Hyungshim, J., Carrell, D., Soohyun, J., & Barch J. (2004). Enhancing Students’ Engagement by Increasing Teachers’ Autonomy Support. Motivation and Emotion, 28, 147-169. Tessier, D, Sarrazin, P., & Ntoumanis, N. (2010). The effect of an Intervention to improve newly qualified teachers’ interpersonal style, students motivation and psychological need satisfaction in sport-based physical education. Contemporary educational psychology, 35, 242-253. Vansteenkiste, M., Niemiec, C. & Soenens, B. (2010). ‘The Development of the Five Mini-Theories of Self-Determination Theory: An Historical Overview, Emerging Trends, and Future Directions’, In T. Urdan and S. Karabenick (eds) Advances in Motivation and Achievement, vol. 16: The Decade Ahead: pp. 105-166. UK: Emerald Publishing. De hogeschool West-Vlaanderen, Arteveldehogeschool, Hogeschool Gent 2 Universtiteit Gent, De Hogeschool West-Vlaanderen, Arteveldehogeschool, Hogeschool Gent 1

Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

11


Trefwoorden: sportclubs, gender, bestuursfuncties, sporttechnische functies, parasportieve functies Prof. dr. Jeroen Scheerder K.U.Leuven, Afdeling Sociale Kinesiologie & Sportmanagement

Gender, sportclubs en beleid

drs.

Steven Vos K.U.Leuven, Afdeling Sociale Kinesiologie & Sportmanagement Steunpunt Cultuur, Jeugd & Sport

Foto © Panathlon Stipendium

Sportclubs in mannen- en vrouwenhanden Een gelijkspel? (Deel 1) In dit artikel staat de man-vrouwverdeling in de Vlaamse sportclubs centraal. Deze bijdrage bouwt voort op presentaties in het kader van de studiedag Gender in beweging, georganiseerd door het Steunpunt Cultuur, Jeugd & Sport in november 20091, de Academische Zitting Vrijwilligers in de sport in februari 20112 en de Panathlon-causerie Vrijwilligerswerk in de sport in Vlaanderen eveneens in februari 20113. Het cijfermateriaal is voornamelijk gebaseerd op het Vlaamse Sportclub Panel 2009 (VSP09)4, een grootschalige bevraging bij sportclubs in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest anno 2009 (zie Scheerder & Vos, 2010). Deze bijdrage vormt het eerste deel van een tweeluik over de vertegenwoordiging van vrouwen in het Vlaamse sportlandschap. In een volgend nummer van dit tijdschrift zal dieper ingegaan worden op de vrouwvriendelijkheid van de overheid, de markt en het maatschappelijk middenveld in de sportsector. In het eerste luik van het voorliggende artikel wordt toelichting gegeven bij een aantal beleids- en onderzoeksinitiatieven met betrekking tot de vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in sportclubs en wordt een algemeen beeld geschetst van de evolutie van de (club)sportdeelname. Vervolgens wordt specifiek aandacht besteed aan het aandeel vrouwen dat actief is als vrijwilliger in een sportclub en de vertegenwoordiging van vrouwen in bestuursfuncties, sporttechnische functies en ondersteunende functies. Tot slot wordt nagegaan of de aanwezigheid van vrouwen binnen de verschillende functieniveaus van een club kan verklaard worden op basis van organisatiekenmerken van de sportclubs. 12

Sport wordt traditioneel aanzien als een sociaal en cultureel proces waarin sociale constructen van mannelijkheid en vrouwelijkheid een centrale plaats innemen (Stromquist & Fishman, 2008). Van oudsher is er een sterke affiliatie tussen sport en mannelijkheid (o.a. Elling, 2003; Elling & Knoppers, 2006). Zo werd sport gekoppeld aan aspecten zoals kracht, competitie en prestatie die ook geassocieerd kunnen worden met het klassieke sportclubconcept. Sport werd aanzien als het middel om jongens te laten ontwikkelen tot echte mannen. Deze visie vertoonde bovendien sterke parallellen met het algemene maatschappelijke leven waarbij er een systematische ongelijkheid was van de deelname door vrouwen aan het sociale, culturele en economische leven. Er werd een strikt onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde activiteiten die zich binnen de muren van de eigen woning afspeelden en buitenhuiselijke activiteiten. Vanuit die visie werd sportdeelname door vrouwen dan ook veeleer ontmoedigd. Nochtans biedt de sport heel wat mogelijkheden om de maatschappelijke noties van mannelijkheid en vrouwelijkheid te beïnvloeden. In die zin zou de sport een katalysator kunnen zijn voor gendergelijkheid. Vanaf de jaren zeventig, het moment waarop de Sport voor Allen-idee haar intrede deed in het Vlaamse sportlandschap en grootschalige Sport voor Allen-campagnes op poten werden gezet, werden ook een aantal beleidsinitiatieven met betrekking tot de rol van de vrouw in de sport(club) gelanceerd. Sportiva (1971), die samen met de Sportbiënnale I (1970) en de Sportbiënnale II (1972) de eerste grootschalige sportpromotiecampagnes in Vlaanderen uitmaakte, is de eerste campagne waarin de promotie van de sport voor de vrouw centraal stond (Scheerder e.a., 2006). Een klein decennium later in 1980 werd het Sportjaar voor haar gelanceerd. Deze campagne maakte deel uit van een aantal jaarcampagnes waarin onder meer ook ouderen en personen met een beperking aan bod kwamen. Niet enkel de Vlaamse overheid toonde zich actief op dit domein. Zo waren er in het afgelopen decennium initiatieven van onder meer de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), Gelijke kansen in Vlaanderen5 en het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media (Departement CJSM)6 in samenwerking met de Vlaamse Sportfederatie (VSF) en het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB).


Ontwikkeling van de actieve (club) Sportdeelname In Vlaanderen zijn er naar schatting ongeveer 23.900 sportclubs. Het merendeel van deze clubs (85%) zijn sportclubs in de strikte zin van het woord. De overige clubs kunnen bestempeld worden als socio-culturele verenigingen met een sportaanbod (Van Lierde & Willems, 2006). De Vlaamse sportclubs tellen bij benadering 1,5 miljoen leden (Scheerder, 2007). Anno 2009 doet 27 procent van de volwassenen in Vlaanderen aan clubsport. Een vergelijking doorheen de tijd op basis van het PF/ SBV-onderzoek7 uitgevoerd aan de Afdeling Sociale Kinesiologie & Sportmanagement van de K.U.Leuven (zie Scheerder e.a., 2002; 2003) leert ons dat dit een verzesvoudiging is van het aantal clubsporters in vergelijking met het eerste meetmoment in 1969 (Scheerder & Vos, 2011c; Scheerder e.a., 2011). Deze evolutie werd voornamelijk gerealiseerd in de jaren zeventig. In de periode 1999-2009 is de stijging afgezwakt en is er eerder sprake van een stagnatie van het aantal clubsporters, zeker bij de vrouwen (Scheerder & Vos, 2011c; Scheerder e.a., 2011). Op basis van het Vlaamse Sportclub Panel 2009 blijkt bovendien dat de Vlaamse sportclubs ongeveer 33 procent vrouwelijke leden hebben (Scheerder & Vos, 2010). Een kwart van de clubs heeft geen vrouwen of meisjes in haar ledenbestand. Deze vertekening bevestigt de cijfers uit participatieonderzoek met betrekking tot de sterkere vertegenwoordiging van mannen in de clubsport (cf. Scheerder & Pauwels, 2002). De cijfers voor de clubsportdeelname staan in contrast met de ontwikkelingen binnen de algemene sportdeelname. Gedurende de voorbije decennia noteren we een opvallende stijging van het aantal sportactievelingen. Deze toename ging gepaard met een afname van het participatieverschil tussen mannen en vrouwen. Anno 2009 is de genderkloof zelfs volledig verdwenen wat de algemene sportparticipatie betreft. Drieënzeventig procent van zowel mannen als vrouwen komt minimaal één keer per jaar actief in contact met sport. Ter vergelijking: anno 1999 kwam 54 procent van de mannen en 49 procent van de vrouwen actief in contact met sport. In 1979 bedroegen deze aandelen respectievelijk 47 procent en 34 procent (Scheerder & Vos, 2011c; Scheerder e.a. 2011). De stagnering van het aandeel clubsporters doorheen de tijd impliceert dat de hierboven

beschreven groei dan ook hoofdzakelijk gerealiseerd wordt door de andersgeorganiseerde en de niet-georganiseerde sport. Meer bepaald kan de toename in de algemene sportdeelname in sterke mate worden toegeschreven aan de groei van de recreatiesportmarkt (Scheerder & Vanreusel, 2009). Het traditionele sportaanbod heeft concurrentie gekregen van tal van anders- en niet georganiseerde sporten bewegingsvormen. Zo is er langs aanbodzijde een duidelijke evolutie merkbaar van een sportlandschap waarin voornamelijk sportclubs actief waren, gedreven door een sterk vrijwilligersdynamisme, naar een sportmarkt waarin vandaag zowel sportclubs, commerciële sportaanbieders (bijvoorbeeld fitnesscentra) en publieke sportactoren (bijvoorbeeld gemeentelijke sportdiensten) actief zijn (Vos & Scheerder, 2011). Sporten zoals loopsport, wandelsport, recreatief fietsen en fitness zijn toonaangevend geworden (Scheerder & Vos, 2011c).

Een glazen plafond in de sportclub? »» Vrouwelijke vrijwilligers in sportclubs Zoals eerder aangegeven, staat in deze bijdrage de man-vrouwverhouding binnen de sportclubvrijwilligers centraal. Sportclubs doen bijna uitsluitend beroep op het dynamisme van vrijwillige medewerkers. Zo blijkt uit de resultaten van het Vlaamse Sportclub Panel 2009 dat slechts drie procent van de Vlaamse sportclubs gebruik maakt van betaalde krachten (Scheerder & Vos, 2010). Dit staat in schril contrast met de inzet van vrijwilligers door commerciële sportaanbieders en lokale sportdiensten8. Naar schatting zijn er in de 23 900 Vlaamse sportclubs 418 000 vrijwilligers actief. Zij worden ingezet voor bestuurstaken, sporttechnische begeleiding en/of ondersteunende functies (Scheerder & Vos, 2010; Vos & Scheerder, 2011). Parasportieve of ondersteunende functies (42%) zijn het sterkst vertegenwoordigd. Deze personen zorgen onder meer voor het onderhoud van materialen en accommodatie, de organisatie van nevenactiviteiten, de uitbating van de clubkantine, etc. Iets minder dan een derde van de vrijwilligers (31%) heeft een bestuursfunctie en 27 procent heeft een sporttechnische functie (Scheerder & Vos, 2010). Negenentwintig procent van de vrijwilligers in de Vlaamse sportclubs zijn vrouwen (Scheerder e.a., 2010). Het aandeel vrouwen is in ieder van de verschillende functieniveaus ondervertegenwoordigd (zie figuur 1). De genderongelijkheid komt evenwel het sterkst tot uiting

in de bestuursfuncties (20%). Ongeveer een kwart van de sporttechnische functies (26%) wordt uitgeoefend door vrouwen. In de ondersteunende taken, i.c. parasportieve functies, zijn vrouwen iets nadrukkelijker vertegenwoordigd (37%). Deze bevindingen komen zeer goed overeen met recente cijfers verzameld op individueel persoonsniveau in de participatiesurvey van het Steunpunt Cultuur, Jeugd & Sport (afgekort PaS’09), met dit verschil dat het aandeel vrouwen in sporttechnische functies ietwat lager ligt in de PaS’09 (De Martelaer e.a., 2011). In lijn met de algemene genderkloof in topfuncties, blijven aldus ook sportbesturen grotendeels een mannenaangelegenheid. Een op vijf bestuursfuncties wordt ingenomen door een vrouw, wat op zich hoger ligt dan het algemeen Belgisch gemiddelde van 12 procent vrouwen in topposities (GTI, 2009). Binnen het bestuursniveau is er eveneens sprake van een opvallend gendereffect. Zo is slechts in elf procent van de clubs de voorzitter een vrouw. Ongeveer een kwart van de secretarissen in de bevraagde clubs zijn vrouwen. Vrijwel eenzelfde aandeel vrouwen is penningmeester of neemt een andere bestuursfunctie op. Op basis van voorgaande studies in 1974 (Van Meerbeek, 1974) en 1990 (De Knop e.a., 1991) is het bovendien mogelijk om een vergelijking te maken doorheen de tijd voor wat betreft het aandeel vrouwen in bestuursfuncties, parasportieve functies en het ledenbestand. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat omwille van de vergelijkbaarheid van het cijfermateriaal voetbal- en wielerclubs niet opgenomen zijn in de analyse9. Bijgevolg kunnen de cijfers voor 2009 in figuur 2 niet zondermeer vergeleken worden met de cijfers in de eerste figuur.

Fig. 1 Het aandeel vrouwen in bestuurs-, sporttechnische en parasportieve functies in Vlaamse sportclubs anno 2009 Bron: bewerking op basis van VSP09 (Scheerder & Vos, 2010)

Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

13


Fig. 2 Het aandeel vrouwen in het bestuur, de sporttechnische begeleiding en het ledenbestand van Vlaamse sportclubs (excl. voetbal en wielrennen), tijdstrend 1974-2009 Bronnen: Van Meerbeek (1977), De Knop e.a. (1991), Scheerder & Vos (2009) - NB: niet beschikbaar

Figuur 2 toont aan dat het beheer van sportclubs nog steeds een mannenaangelegenheid is, ondanks de (lichte) toename van het aandeel vrouwen in bestuursfuncties in vergelijking met eerdere meetpunten in 1974 (Van Meerbeek, 1974) en 1990 (De Knop e.a., 1991). Dit geldt zeker wanneer typische mannensporten zoals het voetbal en het wielrennen mee in rekening worden gebracht. Voor de sporttechnische functies en het algemene ledenbestand zien we een min of meer gelijkaardige evolutie. Opmerkelijk is wel dat de inhaalbeweging door vrouwen op het sporttechnische niveau eerder werd ingezet dan deze op het bestuursniveau.

Gendervertegenwoordiging in functie van clubprofielen Tot dusver werd een beeld gegeven van de (onder)vertegenwoordiging van vrouwen binnen het vrijwilligerskorps van sportclubs. Hierbij werd geen onderscheid gemaakt in functie van kenmerken zoals de sporten die aangeboden worden, de grootte, de leeftijd van de clubs, het niveau van sportbeoefening, etc. In wat volgt zal nagegaan worden of deze kenmerken een invloed hebben op de genderongelijkheid binnen het vrijwilligerskorps van de sportclubs.

禄禄 Mannen- en vrouwensport De sterkste toename van het aandeel vrouwen in sporttechnische functies noteren we immers v贸贸r 1990, terwijl dit voor de bestuursfuncties tijdens de laatste twee decennia plaatsvond.

In figuur 3 wordt een overzicht gegeven van het aandeel vrouwen in bestuursfuncties in functie van de sporttak die beoefend wordt. Uit de figuur blijkt dat er enkel voor gymnastiek sprake is van een quasi gelijke vertegenwoordiging

Fig. 3 Het aandeel vrouwen in het bestuur van Vlaamse sportclubs naar sporttak anno 2009 Bron: Scheerder & Vos (2009)

14

van mannen en vrouwen. Bij zwem- en wandelclubs blijkt circa een derde van de bestuursfuncties door vrouwen te worden opgenomen. Voor alle andere sporten bedraagt het aandeel vrouwen minder dan dertig procent. Wielrennen (7%), voetbal (5%) en zaalvoetbal (4%) scoren het zwakst wat het aandeel vrouwen in bestuursfuncties betreft. Een min of meer gelijkaardig patroon zien we ook voor wat het aandeel vrouwen betreft binnen de sporttechnische functies (cijfers niet weergegeven). Figuur 4 geeft voor vier populaire sporten een verdeling weer van het aandeel vrouwen in het bestuur, de sporttechnische begeleiding, ondersteunende functies en het ledenbestand. Hoe groter de oppervlakte van de ruit, hoe sterker de vertegenwoordiging van vrouwen in de diverse functies. Gymnastiek scoort aldus het best wat de representatie van vrouwen betreft.

Fig. 4 Het aandeel vrouwen in het bestuur, de sporttechnische begeleiding, parasportieve functies en het ledenbestand van gymnastiek-, voetbal-, tennis- en volleybalclubs in Vlaanderen anno 2009 Bron: Scheerder & Vos (2009)


lijking met kleinere clubs het aandeel vrouwen in sporttechnische functies hoger.

Tennis en volleybal vertonen een vergelijkbare configuratie, terwijl het voetbal een eerder atypisch patroon weerspiegelt. Vrouwen zijn in het voetbal zowel in het bestuur, de sporttechnische functies als het ledenbestand sterk ondervertegenwoordigd. Alleen in de ondersteunende functies blijkt een ietwat sterkere aanwezigheid van vrouwen.

Tot slot In deze bijdrage werd de man-vrouwverhouding in de Vlaamse sportclubs geanalyseerd. Het merendeel van de sportclubs kan nog steeds als mannenbastions bestempeld worden, ondanks diverse (beleids)initiatieven met betrekking tot de positie van vrouwen in sportclubs in de afgelopen decennia en het verkleinen van de genderkloof voor wat betreft de (club)sportdeelname.

»» Organisatieprofiel Om na te gaan wat de invloed is van een aantal organisatiekenmerken op de vertegenwoordiging van vrouwen in de diverse functies in een sportclub, werden een aantal regressiemodellen geschat (zie tabel 1). De resultaten van deze analyses tonen aan dat het aandeel vrouwen in het ledenbestand in sterke mate bepalend is voor het aandeel vrouwen in het vrijwilligerskorps. Dit geldt zowel voor wat betreft de bestuursfuncties, de sporttechnische functies als de ondersteunende functies. Met andere woorden, indien er een sterke vertegenwoordiging is van vrouwen in het ledenbestand van een club straalt dit uit naar de vertegenwoordiging van vrouwen in het bestuur, in het trainerskorps en in de parasportieve functies. Wat de grootte van de sportclub betreft, wordt enkel een effect gevonden voor het aandeel vrouwen in sporttechnische functies: in grote clubs ligt in verge-

De genderongelijkheid komt het sterkst tot uiting in het clubbestuur. Bovendien geldt ook binnen dit niveau een duidelijke hiërarchie: hoe hoger de functie, hoe lager het aandeel vrouwen. De genderongelijkheid is minder groot binnen clubs die sporten aanbieden met een sterke vertegenwoordiging van meisjes en vrouwen in het ledenbestand. Zo zijn vrouwen en mannen in min of meer gelijke mate vertegenwoordigd in gymnastiekclubs, maar zijn vrouwen in het bestuur van bijvoorbeeld een voetbalclub eerder uitzonderlijk. Deze bevindingen bevestigen eerder onderzoek uit Nederland (Elling, 2003). In het inleidende deel van deze bijdrage werd

Bestuur

Sporttechnische begeleiding

Parasportieve functies

NS

NS

+

Grootte Klein (<60 leden) Middelgroot (61-180 leden) Groot (>180 leden)

Referentie NS NS

Referentie NS +

Referentie NS NS

Sporttype Solosport Duosport Teamsport

NS + Referentie

NS NS Referentie

NS NS Referentie

Oprichtingsjaar Voor 1970 1970-1979 1980-1989 1990-1999 2000 en later

Referentie NS NS NS NS

Referentie NS NS + NS

Referentie NS NS NS NS

Niveau Recreatief Recreatief en competitief Competitief

NS NS Referentie

NS NS Referentie

NS NS Referentie

Referentie + +

Referentie + +

Referentie + +

0,45

0,43

0,20

Intercept

Genderverhouding ledenbestand ≤ 33% vrouwen 34%-66% vrouwen >66% vrouwen R²

gewezen op de belangrijke rol die de sport zou kunnen spelen als katalysator voor gendergelijkheid. Algemene sportparticipatiecijfers tonen aan dat de sport er inderdaad in geslaagd is om de genderkloof te dichten. Dit komt (voorlopig) evenwel niet tot uiting in het vrijwilligerskorps binnen de sportclubs: vrouwen zijn en blijven opvallend ondervertegenwoordigd in zowel bestuursfuncties, sporttechnische als parasportieve functies. Een verschil in interessesferen en een verschillende invulling van gezinstaken tussen vrouwen en mannen kan mogelijk een stuk van deze ondervertegenwoordiging verklaren. De genderpariteit in de sportdeelname toont nochtans aan dat vrouwen en meisjes steeds meer hun weg gevonden hebben naar de sport, maar schijnbaar is dit voor (vrijwilligerfuncties in) sportclubs minder evident. Een blijvende ondersteuning vanuit de overheid is dan ook noodzakelijk om mechanismen die vrouwen uitsluiten van deze functies uit de weg te ruimen en werk te maken van gendergelijkheid binnen de sportclub. In het tweede deel van het tweeluik over de vertegenwoordiging van vrouwen in het Vlaamse sportlandschap zal in het volgende nummer van dit tijdschrift nagegaan worden in welke mate er gelijkenissen en/of verschillen zijn met de vertegenwoordiging van vrouwen in commerciële en publieke sportaanbieders.

Tabel 1 Het aandeel vrouwen in het bestuur, de sporttechnische begeleiding en parasportieve functies in Vlaamse sportclubs anno 2009, resultaten van lineaire regressies Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

15


Foto's © Panathlon Stipendium

Referenties De bruyn E. & Mortelmans, D. (2008) Vrouwen buitenspel? Een onderzoek naar de genderverhoudingen in de Vlaamse sportsector. Antwerpen: Steunpunt Gelijkekansenbeleid. De Knop, P., Laporte, W., Van Meerbeek, R. & Vanreusel, B. (1991). Fysieke fitheid en sportbeoefening van de Vlaamse jeugd. Analyse van de georganiseerde sport in Vlaanderen (Volume 2). Brussel: Interuniversitair Onderzoekscentrum voor Sportbeleid. De Martelaer, K., Scheerder, J., Lefevre, J. & Philippaerts, R. (2011). Het profiel van de Vlaming als vrijwilliger in de sport. In Philippaerts R. (Ed.) Sport voor Allen. Strategieën voor laagdrempelig bewegen en sporten in Vlaanderen. (pp. 13-30). Leuven: Acco. Elling, A. (2003). Sekse en sport: bewegende beelden. Vrouwenraad, 1, 10-35. Elling, A. & Knoppers, A. (2006). Sport en gender. In P. De Knop, J. Scheerder & B. Vanreusel (Eds.). Sportsociologie. Het spel en de spelers. (pp. 319-330). Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. GTI (2009). Privately held businesses. The lifeblood of the global economy (International Business Report 2009/Global overview). s.l.: Grant Thornton International. Scheerder, J. (2007). Tofsport in Vlaanderen. Groei, omvang en segmentatie van de Vlaamse recreatiesportmarkt. Antwerpen: F&G Partners. Scheerder, J., De Knop, P., Vanreusel, B. & De Bosscher, V. (2006). Sportbeleid in Vlaanderen. Een sociaal-historisch overzicht. In: P. De Knop, J. Scheerder & H. Ponnet (Eds.). Sportbeleid in Vlaanderen. Trends, visies, cases en cijfers (Volume 1). (pp. 25-37). Brussel: Publicatiefonds Vlaamse Trainersschool. Scheerder, J., Dehaese, J. & Vanreusel, B. (Eds.), m.m.v. Taks, M., Lagae, W., Delheye, P. & Renson, R. (2003).

Jeugdsport in cijfers. De sportdeelname van jongeren in Vlaanderen in 2000 tabellen en grafieken (CD-rom). Tielt: Lannoo. Scheerder, J. & Pauwels, G. (2002). Vlaanderen sportief gepeild! Resultaten voor de APS-survey 1999 (Stativaria 26). Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap/Administratie Planning & Statistiek.

causerie ‘Vrijwilligerswerk in de sport in Vlaanderen’; Hotel Serwir; Sint-Niklaas; 24 februari 2011). Scheerder, J. & Vos, S. (2011c). Social stratification in adults' sports participation from a time-trend perspective. Results from a 40-year household study. European Journal for Sport and Society, 8(1/2), 31-44.

Scheerder, J., Taks, M., Vanreusel, B. & Renson, R. (2002). 30 jaar breedtesport in Vlaanderen: participatie en beleid. Trends 1969-1999 (Sport & Maatschappij 1). Gent: Publicatiefonds voor Lichamelijke Opvoeding.

Scheerder, J., Vos, S., Pabian, S. & Pauwels, G. (2010). De Vlaamse sportarbeidsmarkt in kaart gebracht. Enkele ontwikkelingen en kenmerken van de tewerkstelling in de sportsector. Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer, 215, 21-33.

Scheerder, J. & Vanreusel, B. (2009). Over gulzige instituties en lichte gemeenschappen. Het Vlaams Sport voor Allen-beleid in een stroomversnelling. (pp. 3053). In H. Wittock & T. Van Steendam (Eds.). Sport verruimd. 5 jaar Vlaams sportbeleid (2004-2009). KesselLo: Van der Poorten.

Scheerder, J., Vos, S., Pabian, S., De Martelaer, K., Lefevre, J. & Philippaerts, R. (2011). Actieve vrijetijdssport in Vlaanderen. Trends, profielen en settings. In: J. Lievens J. & H. Waege (Eds.). Participatie in Vlaanderen. Eerste analyses van de participatiesurvey 2009, (pp. 43-82). Leuven/Den Haag:. Acco.

Scheerder, J. & Vos, S. (2009). Sportbestuur en sportbegeleiding in mannen- en vrouwenhanden. Een gelijkspel? (Presentatie op de 2de Studiedag van het Steunpunt Cultuur, Jeugd & Sport ‘Gender in beweging’; Hendrik Consciencegebouw; Brussel, 26 november 2009). www.cjsm.vlaanderen.be/evenementen/.

Stromquist, N. P. & Fischman, G. E. (2008). Introduction. From denouncing gender inequities to undoing gender in education: practices and programmes toward change in the social relations of gender. International Review of Education, 55, 463-382.

Scheerder, J. & Vos, S., m.m.v. Breesch, D., Késenne, S., Van Hoecke, J. & Vanreusel, B. (2010). Sportclubs in beeld. Basisrapportering over het Vlaamse Sportclub Panel 2009 (VSP09) (Beleid & Management in Sport 4). Leuven: KULeuven/Afdeling Sociale Kinesiologie & Sportmanagement. Scheerder, J. & Vos, S. (2011a). Een profielanalyse van de sportvrijwilliger in Vlaanderen (Presentatie op de Academische zitting ‘Vrijwilligers in de sport’; De Zwalmparel; Zwalm; 16 februari 2011). Scheerder, J. & Vos, S. (2011b). Het vrijwilligerswerk in het Vlaamse sportlandschap. Vrijwilligersprofiel en beleidsuitdagingen (Presentatie op de Panathlon-

Van Lierde, A. & Willems, T. (2006). Hoe goed zit het met de Vlaamse sportclubs?. In P. De Knop, J. Scheerder & H. Ponnet (Eds.). Sportbeleid in Vlaanderen. Studies (Volume 2). (pp. 127-135). Brussels: BLOSO. Van Meerbeek, R. (1977). Structurele analyse van de sportclubs in Vlaanderen. Leuven: K.U.Leuven/Instituut voor Lichamelijke Opleiding. Vos, S. & Scheerder, J., m.m.v. Breesch, D., Késenne, S., Lagae, W., Van Hoecke, J. & Vanreusel, B. (2011). De aanbodzijde van de sportmarkt op lokaal niveau. In: R. Philippaerts (Ed.). Sport voor Allen. Strategieën voor laagdrempelig bewegen en sporten in Vlaanderen. (pp. 33-69). Leuven: Acco.

Scheerder & Vos (2009) Scheerder & Vos (2011a) 3 Scheerder & Vos (2011b) 4 Dit onderzoek werd uitgevoerd door de Afdeling Sociale Kinesiologie & Sportmanagement van de K.U.Leuven, met de steun van de Vlaamse overheid in het kader van het Steunpunt voor beleidsrelevant onderzoek Cultuur, Jeugd & Sport. Het volledige onderzoeksrapport kan gratis gedownload worden via www.faber.kuleuven.be/BMS. 5 Anno 2002 werd door Gelijke Kansen in Vlaanderen in samenwerking met de VVSG voor acht gemeenten een lokaal emacipatie-effectenrapport (LEER) uitgewerkt voor het domein sport. Dit resulteerde in 2003 in de studiedag Gender en sportbeleid. Tijdens dit publieksmoment werden de bevindingen en ervaringen uit het project voorgesteld. 6 In 2008 organiseerde het Departement CJSM in samenwerking met de VSF en het ISB de rondetafel Vrouwen buitenspel? Inspraakmoment rond vrouwen in de sport. Als input voor deze discussievoormiddag fungeerde onder meer een onderzoek van het Steunpunt Gelijkekansenbeleid naar de genderverhoudingen in de Vlaamse sportsector (De bruyn & Mortelmans, 2008). 7 PF en SBV staan respectievelijk voor Physical Fitness en Studie over de Bewegingsactiviteiten in Vlaanderen. Meer bepaald gaat het om een tienjaarlijks cross-sectioneel sportparticipatieonderzoek dat wordt uitgevoerd vanaf 1969. In 2009 vond het vijfde meetmoment plaats. 8 In het volgende nummer van dit tijdschrift zal dieper ingegaan worden op de vrouwvriendelijkheid van de overheid, de markt en het maatschappelijk middenveld in de sportsector. 9 In de onderzoeken van 1974 en 1990 werd geen rekening gehouden met voetbal en wielrennen daar deze sporttakken op deze meetmomenten nog niet over een (gedeeltelijke) Vlaamse koepelstructuur beschikten. 1 2

16


Trefwoorden: waarderingen, refectie, vergelijken, preferenties, waardeoordeel

Gejustifieerde preferenties in de sport Inleiding In dit artikel willen we het hebben over waarderingen die in de sport worden uitgesproken. Wij komen meteen tot de volgende vaststelling: Er is geen eensgezindheid in waarderingen, m.a.w. er is weinig tot geen intersubjectiviteit vast te stellen. Op zich is dat geen probleem ware het niet dat er consequenties verbonden zijn aan het waarderen. Waarderingen kunnen namelijk schade toebrengen, zoals het ontlopen van een selectie voor de Olympische Spelen. In dat verband verwijs ik ook naar de limieten die door het IOC en door het BOIC worden gevraagd (BOIC

met strengere normen). Waarderingen zijn dus niet vrijblijvend, ze worden of kunnen worden gecontesteerd. Uit de voorbeelden zal blijken dat mensen argumentaties aanhalen om hun beweringen, hun evaluaties te rechtvaardigen, ook al zijn mensen zich daar niet altijd van bewust. Het is een vaststaand gegeven dat mensen voortdurend bepalen wat waarde heeft of zou moeten hebben. Elk antwoord op de vraag 'wat is belangrijk voor uzelf of voor anderen' levert een naam op van een waarde: geluk, inkomen, vriendschap, liefde, rust, daadkrachtigheid, muziek, enz. Rescher haalt in zijn boek 'Introduction to Value Theory' meerdere definities aan van waarde. Hiermee wil hij aantonen dat

Jan De Maeyer Algemeen Directeur Panta Rhei

een definitie geven van het begrip waarde niet gemakkelijk is. Omdat handelen per definitie doelgericht is en doelstellingen formuleren meteen ook bepalen is wat belangrijk is, is de mens onontkoombaar een waarderend wezen. Hij is ook een dynamisch waarderend wezen: de mens, de medemens en de omgeving zijn in beweging, verouderen en ontwikkelen zich - zowel door die omgeving als door het handelen zelf - in de tijd (een onomkeerbaar verloop). De mens kan bovendien niet volledig volstrekt onverschillig zijn. De mens bouwt tevens op min of meer bewuste manier een waardeoordeel op.

Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

17


Waarderen hoeft niet samen te gaan met bewuste reflectie. Uit het gedrag van dieren blijkt tenslotte net zo goed als uit dat van mensen dat zij 'waarden' nastreven. Handelen in overeenstemming met een behoefte impliceert immers al dat organismen iets belangrijk vinden - onder andere - omdat zij er behoefte aan hebben. Sommige zogenaamde 'objectivistische' waardetheorieën laten zelfs toe om niet-menselijke organismen als 'waarderende' wezens te beschrijven. Een kamerplant heeft immers behoefte aan licht en water, naast andere dingen, en dus zijn die dingen ook 'waarden' voor planten. Zonder dat daar enige vorm van bewustzijn komt bij kijken. Niet elke vorm van waarderen echter hangt samen met biologisch geconditioneerde behoeften. Behoeften vertalen zich in de praktijk in specifieke preferenties of voorkeuren. Men eet geen voedsel, maar bonen of vlees of kaviaar, die dan op zeer welbepaalde wijzen kunnen worden bereid. Met het niveau van de preferenties, bovenop dat van de biologisch geconditioneerde behoeften, ontstaat ook dat van de preferentieordeningen: mensen hebben liever steak au poivre dan steak nature (of omgekeerd), wat een ander niveau van waarderen is dan dat van de biologisch geconditioneerde behoefte. Nog een ander niveau van waarderen ontstaat waar men zich niet afvraagt wat men liever heeft en dus verkiest boven iets anders, maar waar de preferentieordening zelf is gebaseerd op een norm (of op meerdere normen). Zo kan iemand vegetarisch eten verkiezen boven het eten van vlees, omdat het eerste de draagkracht van de planeet minder belast, of het leed van dieren minimaliseert, of op basis van een ascetische levenshouding (zoals in de christelijke monastieke traditie). Dergelijke - de mens meer kenmerkende - vorm van waarde18

ren is gebaseerd op reflectie, dat is gebaseerd op onderzoek en vergelijking van waarom het verdient te worden verkozen boven iets anders. Dergelijke vormen van waarderen zijn niet eenvoudig. Wanneer we dingen met elkaar vergelijken dan is het vergelijken van bijvoorbeeld de lengte, het gewicht, de leeftijd van een klas jongeren, enz. redelijk eenvoudig en kunnen we ze naar de bedoelde parameters rangschikken. Iets moeilijker wordt het als we ze moeten rangschikken naar bijvoorbeeld lengte en IQ. Om te stellen dat X beter is dan Y is een veel moeilijkere opdracht. Men doet dan bijvoorbeeld een beroep op gemiddelden, gewogen of niet. Men plaatst de gegevens in een al dan niet zelfbedachte formule maar 'klaar en duidelijk' stellen dat X beter is dan Y, Y op zijn beurt beter dan Z, enz. is van een hogere moeilijkheidsgraad. En dan hebben we het nog maar over twee aspecten. De lezer zal begrijpen dat met drie, vier en meer aspecten of parameters de oefening in vergelijken en of waarderen nog moeilijker wordt. Sommigen beweren zelfs onmogelijk. Als argumenten worden hiervoor o.m. aangehaald: welke parameters, voor welk gewicht, enz.? De focus in dit artikel ligt niet in het domein van de morele waarden. Het morele waarderen is veel sterker bestudeerd dan andere vormen van waarderen, waarbij het esthetische waarderen wellicht in tweede orde komt. De vraag wat een sportprestatie is, en hoe die zich verhoudt tot andere praktijken in het veld van de sport, heeft op zich niets te maken met een morele beoordeling. Sommige sporten, zoals stierenvechten, kunnen vanuit moreel standpunt zelfs moeilijk te rechtvaardigen vallen. Dat neemt niet weg dat de prestaties van de grote torero's, van Manolito, enz. kunnen worden vergeleken (of in ieder geval in de praktijk

worden vergeleken) en als uitmuntend kunnen worden beschouwd. Dergelijke beoordelingen zijn gebaseerd op min of meer geëxpliciteerde normen, die de voorkeuren voor deze of gene prestatie van deze of gene matador ordenen. Preferenties verklaren onze keuzes. Bovendien zullen mensen proberen om preferenties van anderen die niet aanvaard kunnen worden (bijvoorbeeld van iemand die racisme aanhangt) te corrigeren daar handelingen van een 'racist' onze goedkeuring niet kunnen wegdragen. Ook omgekeerd verraden handelingen een onderliggende preferentie. Wie elke zondag een voetbalmatch 'live' in het stadion meemaakt verraadt zijn verlangen om voetbal te zien en het bijhorend waardeoordeel dat voetbal gewaardeerd wordt.

Waarderen in de sport, ééndimensioneel en multidemensioneel Het waarderen en evalueren in het domein van de sport is complexer dan men op het eerste zicht zou denken. Er zijn sporten, waarbij het eindklassement van de atleten tijdens een wedstrijd gebaseerd is op een reeks van metingen; dit kan zijn een tijd, een afstand of een gewicht. Een zwemmer die de 100 m vrije slag aflegt in 49 sec. zwemt vlugger dan iemand die er 50 sec. voor nodig heeft en dus moet men zich niet afvragen welke prestatie van de twee de meeste waarde heeft (aspect tijd). De prestaties van hoogspringers worden uitgedrukt in het aantal cm. dat overschreden wordt. Een sprong over een hoogte van 2m20 heeft aldus meer waarde dan een sprong over een hoogte van bijvoorbeeld 2m10 (aspect afstand). Zo ook zal de gewichtheffer die 80 kg. heft, stoot of werpt een betere prestatie leveren (een hogere waarde) dan de gewichtheffer die slechts 75 kg heft, stoot of werpt (aspect gewicht). Tijden,


afstanden en gewichten liegen niet, ze zijn registreerbaar. De moderne technologie heeft bovendien de diverse meetinstrumenten zodanig verfijnd waardoor de nauwkeurigheid van deze metingen nog fel verbeterd is. De waarde van iedere sportprestatie, gemeten naar de parameters tijd, afstand of gewicht, kan moeilijk objectiever. Dit aspect van waarderen van sportprestaties is hier echter niet aan de orde. Het is, zo kan men stellen, een loutere vergelijking van kwantitatieve data. De vergelijking van tijden, afstanden en gewichten is onmiddellijk vaststelbaar en de waardetoekenning kan dan ook geen problemen opleveren. De waardering is ééndimensioneel en eenduidig en wordt gemeten aan de hand van objectief registreerbare parameters of criteria. In sporten zoals hierboven beschreven kampt de atleet enkel tegen zichzelf. De atleet probeert een tijd te verbeteren, een grotere afstand te overbruggen of een groter gewicht te heffen. In ploegsporten zoals voetbal, basket, volleybal e.a. maar ook individuele sporten zoals tennis, badminton, enz. kampen atleten in groep of individueel tegenover andere atleten in groep of een individuele atleet. Wie meer doelpunten of punten scoort is de winnaar. De waarde van de prestatie is echter niet altijd navenant. Een ploeg kan verliezen maar eigenlijk beter hebben gespeeld. Een draw of gelijkspel of zelfs een kleine nederlaag van een, op papier zwakkere ploeg, tegenover een zeer goede ploeg kan in de ogen van de zwakkere ploeg de waarde van een overwinning aannemen. Elementen in de waardering van dergelijke sportprestaties liggen dan niet zozeer in het zuiver cijfermatige maar in een

(menselijke) beoordeling waarbij elementen in rekening worden gebracht als inzet, doorzetting, samenspel, tactisch inzicht, enz. DOORDENKERTJE Wat dacht u van volgende uitslag in het tennis tussen speler A en B? 7-6 0-6 0-6 7-6 7-6 Speler A wint (3 gewonnen sets), speler B wint de meeste spelletjes (30 tegenover 21) De waardering wordt dan minder eenduidig maar is voor wat het resultaat op zich betreft (men verliest, speelt gelijk of wint) niet echt relevant. Schitterend spelen en verliezen levert geen punten op in het klassement. Analyses van wedstrijden zijn dan ook enkel waardevol als een gegeven voor volgende wedstrijden van betrokken spelers of ploegen of voer voor specialisten (analisten) en geïnteresseerden. Uit discussies blijken de argumenten die aangewend worden en dit niet alleen om aan te duiden wat men waardevol acht maar ook in welke mate het ene al waardevoller is dan het andere. Beoordelingen zijn hier dus gebaseerd op argumentatie waarbij criteria worden gebruikt waar niet altijd een instemming over bestaat. Nog een paar vergelijkingen tonen de complexiteit van het waarderen aan. Toen Johnny ‘Tarzan’ Weismuller als eerste de 100 m vrije slag onder de minuut aflegde was deze prestatie wereldnieuws. De waarde van deze prestatie was dan ook niet te onderschatten. Vandaag leggen honderden zwemmers (ook vrouwen!), zelfs op training, deze afstand moeiteloos af in ruim minder dan één minuut en dit zelfs repetitief na elkaar (het wereldrecord 1500 m vrije slag bedraagt al lang minder dan 15 minuten). Een zelfde tijd over

een identieke afstand in een zelfde zwemslag is nu als het ware 'gedegradeerd in waarde'. De muur van zestig seconden op de 100m vrije slag doorbreken was vooral een psychologische muur. Eens doorbroken volgden andere atleten, net zoals er ook meerdere zwemmers onder de grens van 50 sec. doken toen ook die grens voor het eerst werd doorbroken. Men zou dus kunnen stellen dat waarde samenhangt met elementen als: wie doet voor het eerst iets dat niemand anders voordien heeft gedaan of wie presteert iets wat voordien voor onmogelijk werd gehouden. DOORDENKERTJE 100 m lopen Evolutie Usain Bolt Tyson Gay Asafa Powell Nesta Carter Maurice Green/Donovan Baily Bruny Surin/Leroy Burell Justin Gatlin

9.58 9.69 9.72 9.78 9.79 9.84 9.85

Is de limiet bereikt? De extreme waardentheorie (in een van de volgende artikelen meer hierover) heeft het ultieme wereldrecord berekend: 9.51 sec (voor vrouwen 10.33 sec.) Waarderingen van objectief vaststelbare identieke prestaties (naar tijd, afstand, gewicht) veranderen dus in de loop van de tijd en zijn dus blijkbaar gedoemd om in waarde te verminderen. Nog een andere vergelijking: Welke prestatie is meer waard: het wereldrecord op de 100 m vrije slag of deze op de 100 m schoolslag of zijn ze omwille van het feit dat ze beiden het beste resultaat zijn, evenveel waard? In het zwemBond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

19


men en ook in atletiek bestaan tabellen die prestaties onderling vergelijken zodat mannen en vrouwen qua prestaties met elkaar kunnen vergeleken worden over de zwemslagen heen. Zelfs met de leeftijd wordt in deze tabellen rekening gehouden. Iedere prestatie wordt dus als het ware gewogen, waardoor het mogelijk wordt prestaties op één enkele ranking te plaatsen. Oneerbiedig uitgedrukt zou men kunnen zeggen dat men appels, citroenen, aardappelen, wortelen, enz. kwalitatief afmeet op een enkele lijst. Formules IAAF scoring tables Loopnummers, formule P= a/t – b 100 m lopen in 10.7 sec (uit de tabellen blijkt dat a = 29 550, b = 1881.5) dus P = 880.2 punten. Wat moet de tijd zijn om 880.2 punten te verdienen op 400 m lopen, m.a.w. wat is een evenwaardige prestatie? P = 880.2, a = 111960 en b = 1433.5. Plaatsen we dit in de formule dan bekomen we een tijd van 48.39. FINA calculator (voorbeeld van vergelijking prestaties, zelfde tijd met variatie slag en gender) 100 m vrije slag mannen 50 sec --> 825 punten 100 m vrije slag vrouwen 50 sec --> 1129 punten 100 m rugslag mannen 50 sec --> 1120 punten 100 m rugslag vrouwen 50 sec --> 1200 punten Het gaat in de beide gevallen over wereldrecords, m.a.w. de beste prestatie op dat ogenblik van een individuele sporter binnen eenzelfde sporttak maar in een andere discipline (vrije slag tegenover schoolslag). Indien er een verschil in waarde is of zou zijn dan kan die enkel worden verklaard aan de hand van andere elementen dan de tijd nodig om de afstand af te leggen. Een mogelijke verklaring zou bijvoorbeeld kunnen zijn: sommige wereldrecords sneuvelen vlugger dan anderen, zodat men zou kunnen stellen dat er sterke en zwakke wereldrecords bestaan. Een wereldrecord dat meerdere jaren stand houdt is dan een sterk wereldrecord. Een wereldrecord breken dat bijvoorbeeld 20 jaar heeft stand gehouden zou een hogere waarde kunnen toebedeeld worden. Fenome-

20

naal was de sprong van Bob Beaman in Mexico met een sprong in het verspringen van 8m90 en dit in twee opzichten. Niet alleen was het een enorme verbetering t.o.v. het toenmalige record, het heeft ook zeer lang stand gehouden om uiteindelijk verbeterd te worden met 5 cm (Spelen van Barcelona 1992). Men zou kunnen stellen dat de waarde hier eigenlijk afhangt van het uitzonderlijk karakter van de prestatie. Niemand kwam ook maar in de buurt van de afstand, ook Beaman later niet meer. Een vergelijking m.b.t. waarderingen over verschillende sporten heen: is de nummer 1 plaats van Kim Clijsters in tennis evenveel waard als de nummer 1 plaats van Michel Saive in tafeltennis, de vijf gele truien van Eddy Merckx evenwaardig aan de vijf van Hinault in de Ronde van Frankrijk, het winnen van Olympisch goud op de 100 m schoolslag door Fred Deburgraeve of de winst in de triatlon van Hawai van Luc Van Lierde of nog de Belgen als wereldkampioen voetbal (als dit ooit eens het geval zou zijn)? Op basis van welke criteria kan men dan waarde-onderscheid maken? Het is o.a. een discussie die jaarlijks gehouden wordt bij het toekennen van de trofee voor sportverdienste. Op basis van welke elementen waardeert men de ene prestatie hoger dan een andere. Hanteren deze juryleden (journalisten, sportkenners, trainers, oud-sporters, enz.) wel een systeem? Sommige uitslagen van deze trofee doen eerder vermoeden van niet. Kijken journalisten er anders tegenover dan trainers of oud-sporters? In al deze gevallen is de waardering eenduidig naar resultaat maar kan de waardering als complex worden omschreven daar er via argumentatie een waardeoordeel wordt uitgesproken. Daar er verschillende elementen in de waardebepaling in rekening worden gebracht is deze te omschrijven als multidimensioneel.

Waarderen in de sport, patriotisme en nationalisme Voor veel landen was presteren in de sport, het behalen van vele medailles op bijvoorbeeld Olympische Spelen, noodzakelijk om het nodige prestige in de wereld te verkrijgen. Denken we maar aan Oost-Duitsland, maar ook Rusland en Amerika. De veelvuldig Olympisch kampioen, wereldkampioen en wereldrecordhouder

in rugslag, Roland Mattes, werd aan de enkels geopereerd met de bedoeling het enkelgewricht zodanig overstrekbaar te maken dat hij met minimale buiging in het kniegewricht, en dus met als resultaat minder weerstand tegenover het water, de voetrug optimaal kon plaatsen teneinde een maximale propulsie te bewerkstelligen. Andere voorbeelden zijn wijdverbreid bekend, zoals het geven van kleine elektrische schokken op het ellebooggewricht zodat in crawl de voorarm op het juiste moment in de juiste houding zou komen te staan. Praktijken tot meerdere glorie van de natie, maar barbaars. Vergeten we dan nog de verschillende dopingpraktijken en andere praktijken binnen het kader van enhancement. Grootse prestaties kunnen het nationaliteitsgevoel doen aanwakkeren, in bepaalde sporten zelfs voor een land een golf van interesse opwekken. We verwijzen bv. naar de hype rond Clijsters en Henin. Nog nooit werd er zoveel door zowel jong als oud getennist zodat de waarde van de prestaties van deze beide dames niet kan onderschat worden. Ook in de oudheid was sport van groot belang. Ten tijde van de Egyptenaren stond de verzorging van het lichaam en van de lichamelijkheid al centraal, omdat kracht en behendigheid als onontbeerlijk beschouwd werden voor het levensonderhoud en verdediging van have en goed. De muurschilderingen en afbeeldingen op voorwerpen allerhande geven aan dat lichamelijke oefening als zeer belangrijk werd beschouwd en zeer veelzijdig en systematisch in haar toepassing. Sportjournalist Hans Vandeweghe schreef in De Morgen een artikel met als titel (krant van 22.08.2008): Het goud, het totaal of de punten. Na de resultaten die onze Belgische sporters behaalden op de Olympische Spelen wilde iedereen zijn mening kwijt. Iedereen roept (met of zonder kennis van zaken) dat het slecht was, bedroevend, maar klopt dat wel? Het is ergerlijk te moeten vaststellen dat velen zich vaak geroepen voelen om zonder enige vorm van argumentatie meningen te geven. Vooraleer te antwoorden moet men eerst analyseren. De vraag die Hans Vandeweghe zich stelt is: wat moet in rekening worden gebracht bij de Olympische Spelen: het goud of het aantal medailles (dat is louter tellen) of een puntentotaal (dat is een berekening aan de hand van ‘een formule’)? Impliciet is het ook de vraag stellen: hoe goed scoort België? Wanneer we dus meer willen doen dan louter tellen, dan moeten we


op zoek naar een formule, een algoritme. Dat is een niet zo gemakkelijk op te lossen vraagstuk, maar wel niet onmogelijk. Wanneer we dingen met elkaar vergelijken dan is het vergelijken van bijvoorbeeld het aantal gouden medailles vrij eenvoudig. Iets moeilijker wordt het als we dingen moeten rangschikken naar bijvoorbeeld aantal gouden, zilveren en bronzen medailles. Dergelijke waarderingen zijn complexer omdat er meer elementen in de waardebepaling meespelen. Is iedere medaille evenveel waard? Neen, maar hoeveel dan meer of minder? De waardebepaling is dus complexer dan men op het eerste gezicht zou denken.

aantal andere sporten. Goud behalen betekent het volkslied horen, de vlag zien hijsen. Kan het dan verwondering opwekken dat patriottisme en nationalisme (met alle daarmee gepaarde gaande kwalijke gevolgen) hier een gevolg van is? De Olympische Spelen verworden dan tot oorlogen. In de berekening dienen gewichten gegeven te worden aan de verschillende parameters zoals bijvoorbeeld goud is 4 punten waard, zilver… maar er zijn nog gegevens die in rekening gebracht kunnen worden zoals: betreft

het een individuele sport of een ploegsport, individueel t.a.v. estafette, het aantal finaleplaatsen (maat voor de breedtewerking in de sport), het aantal inwoners van het land, het aantal atleten dat medailles behaalt voor een land waar ze niet geboren zijn, de maatschappelijke voetafdruk, het aantal sporten waaraan deelgenomen werd, de relevantie van de sport (mondialisering), enz. Het gewicht bepalen of anders gesteld het relatief belang van iedere parameter afzonderlijk in de formule kan o.i. berekend worden.

Op basis van welke criteria kan men dan een waardeonderscheid maken? Zo lang het land met de meeste gouden medailles ook de meeste medailles heeft is er natuurlijk niets aan de hand. Maar op de Olympische Spelen in Peking was dat niet het geval. Bij de oude Grieken telde alleen de eerste plaats en zo willen de Chinezen dat ook, terwijl de Amerikanen de macht van het getal willen laten spreken. Het Internationaal Olympisch Comité gaat uit van het feit dat goud alles overstijgt. Een land met 10 gouden medailles op twintig staat hoger dan een land met negen gouden medailles op een totaal van veertig medailles. In de antieke spelen kreeg de winnaar een prijs, een laurierkrans, de rest kreeg niets. Wanneer het erom te doen is na te gaan of we al dan niet een sportnatie zijn betekent het dat we met de gegevens omzichtig moeten omspringen en dat er een juiste inschatting van onze medailleoogst, finaleplaatsen, enz. moet worden gemaakt. Ik ben het met Hans Vandeweghe eens dat het berekenen van een puntentotaal de juiste weg is, m.n. het is een berekenen op basis van naakte cijfers (medailles). Ook Jacques Rogge heeft zich in De Morgen, in een pre-olympisch interview, voorstander getoond van een telwijze waarop het aantal medailles een beter zicht geeft op de sportieve waarde van een land. Dat alleen het goud telt voor bepaalde landen en voor andere landen dan weer het aantal medailles, heeft een politiek getinte grondslag en wordt vaak ad hoc gebruikt. Wat die landen op dat ogenblik het beste uitkomt, is het gangbare criterium. Bovendien hebben dergelijke klasseringen perverse effecten. Er zijn landen die enkel inzetten op sporten waar men met bijna zekerheid goud kan verwerven en dus verwaarloost men een

Referenties BOULLART, K., Esthetica en kunstfilosofie, deel I, Lelijke regels, heerlijke uitzonderingen, Essays over kunst, kunstzinnigheid en levenskunst, UGent. DE MAEYER, J., Evalueren, axiologische analyse van drie casusgebieden en ontwerp van een algemene theorie, Doctoraal Proefschrift Wijsbegeerte, UGent, 2008. JUVENALIS, D., I., De Satiren, (vertaald door M. d’Hane-Scheltema), Ambo Baarn, 1984. RESCHER, N., Introduction to value theory, Prentice Hall Inc, Englewood Cliffs; New Jersey, 1969. (wordt vervolgd met een nieuw artikel: De logica achter kwantificatie en kwalificatie)

Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

21


Jan Tolleneer Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen KULeuven Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen UGent Docent Sportethiek aan de Vlaamse Trainersschool

Trefwoorden: waardevorming, curriculum Lichamelijke Opvoeding en bewegingswetenschappen

Waardevorming, sport en

bewegingswetenschappen Op 18 november 2009 organiseerde het Overlegcentrum voor Ethiek (K.U.Leuven) een interdisciplinair debat over Ethiek in de Sport onder de titel Topsport is oorlog. Dit handelde over geweld in het voetbal en over verantwoordelijkheid van de verschillende betrokkenen. Het is duidelijk dat sport, in de hoedanigheid van spel en van schouwspel bedreigingen inhoudt. Het debat, waarvan het verslag in Ethische perspectieven van juni 2010 gepubliceerd werd, toonde aan dat de problemen genuanceerd bekeken dienen te worden.�Contactsporten zijn wezenlijk verschillend van niet-contactsporten. De omstandigheden zijn vandaag anders dan gisteren, bij ons anders dan elders. De invloed van de media is de ene keer tastbaarder dan de andere keer. Des te wezenlijker zijn daarom het aanspreken en verfijnen van de morele gevoeligheid van de uiteenlopende actoren. Universiteiten moeten zich geroepen voelen voor een dergelijke langetermijnopdracht. Daarom werd aan de Faculteit voor de Bewegings- en 22

Revalidatiewetenschappen (FaBeR) van de K.U.Leuven van gedachten gewisseld over de morele vorming van studenten, de actoren van de toekomst. Denkoefeningen over waardevorming zijn faculteitspecifiek. FaBeR onderscheidt zich op verschillende manieren van andere faculteiten. De faculteit concentreert zich op het afgebakende thema van de bewegende mens. Ze mag dan ingebed zijn in de biomedische wetenschappen, haar focus is interdisciplinair en holistisch. Ze heeft een sterke traditie van lerarenopleiding. Tenslotte heeft deze faculteit zowel een academisch als een professioneel profiel en integreert ze op een eigen manier theorie- en praktijkonderwijs. Ik laat in deze bijdrage de Revalidatiewetenschappen buiten beschouwing – die komen wel aan bod in een ruimere, niet-gepubliceerde nota.1 Hier bekijk ik wat waardevorming kan beteke-

nen voor de studierichting Lichamelijke opvoeding en bewegingswetenschappen. Het curriculum Lichamelijke opvoeding en bewegingswetenschappen is erop gericht studenten zo te vormen dat ze optimale diensten kunnen bieden aan bepaalde doelgroepen: fitnessbeoefenaars, recreatiesporters, atleten, leerlingen, etc. De agogische en pedagogische dimensie komt overal sterk naar de voorgrond. Voor het onderwijs hebben academici een holistisch model ontwikkeld dat inspirerend kan zijn. Lichamelijke opvoeding richt zich niet alleen op vaardigheden, maar ook op dynamische, affectieve, en cognitieve eigenschappen. De eindtermen betreffen niet alleen motorische competentie maar ook een fitte, gezonde en veilige levensstijl, een positief zelfbeeld en sociale vaardigheden. Dit tweedimensionaal raster vormt het skelet van het eigentijds vakconcept en wordt aangevuld door vakoverschrijdende eindtermen. In het basis- en secun-


dair onderwijs wordt het systematisch gebruikt en helpt het om waardevorming te institutionaliseren. In het universitair onderwijs lijkt een dergelijk breed en werkbaar model paradoxaal genoeg minder gehanteerd of geëxpliciteerd te worden. Naast cognitieve, bewegings-, didactische en onderzoekscompetenties dient er voldoende aandacht te gaan naar waardevorming. Uiteraard zijn ook in het FaBeR-onderwijs morele gevoeligheid en maatschappelijk engagement verstrengeld met andere onderwijsdoelstellingen, maar we stellen ons de vraag of dit voldoende uitgewerkt en gekaderd wordt. Is er qua waardevorming genoeg coördinatie en opbouw doorheen de verschillende studiejaren, zowel in de sportpractica als in de theoretische colleges? Wordt voldoende aangesloten bij de algemene opleidingsonderdelen Wijsbegeerte, Ethiek en Religie, zingeving en levensbeschouwing, en beschikken die over voldoende studiepunten? Mondt dit alles genoeg uit in kritische reflectie en zelfstandigheid bij de student?

Worden voldoende kansen gegrepen om complexe casussen interdisciplinair uit te diepen? Op een specifieke manier kunnen FaBeR-onderzoek, -onderwijs en -dienstverlening bijdragen tot wat in de opdrachtverklaring van de K.U.Leuven genoemd wordt: aandacht voor de persoonlijke waardigheid van de mens, bescherming van de zwakken, voor gerechtigheid en vrede. Worden in dit verband kansen geboden, dan dienen echter ook klippen omzeild te worden. Opvoeders vinden in lichaamscultuur en sportbeoefening hefbomen voor de emancipatie van zwakkere groepen: vrouwen, (kans) armen, bejaarden, personen met functiebeperkingen. Ontwikkelingsbegeleiding dreigt echter een Matteuseffect te veroorzaken, waardoor sportieve leerlingen sportiever worden en de anderen aan de andere kant blijven. Clubbestuurders kunnen deuren openzetten voor allochtonen en integratiemogelijkheden bieden aan kansarmen. Verbroedering tussen bevolkingsgroepen en de bevordering van vredeshoudingen komen echter allerminst vanzelf: zonder een doelgerichte en doordachte aanpak werkt het sportmilieu vaak segregerend eerder dan integrerend. Om bewegingsbeperkingen van kansarme groepen te bestuderen en onderbouwde aanbevelingen voor aanpassingen te doen, zijn financiële middelen nodig. De vraag is of die middelen in voldoende mate aanwezig zijn. Breedtesport, lichamelijke opvoeding en bijzondere bewegingscultuur zijn voor academici niet zo lonend als medaillesport en prestatieverbetering. Er zijn minder financieringskanalen voor cultuurwetenschappelijk dan voor biomedisch onderzoek. De Arts and Humanities missen een publicatiesysteem van impactfactoren, waardoor ze dreigen gemarginaliseerd te worden. Op microschaal worden hier onevenwichten gereflecteerd die universiteitsbreed

bestaan. Vernieuwende en risicodragende transdisciplinariteit blijft vaak in de schaduw van behoudsgezinde unidisciplinariteit. Onderzoekers kiezen hun thema’s dikwijls in functie van de publicatiescores die ze opleveren, eerder dan vanuit een bewuste maatschappelijke betrokkenheid. Met die keuzen dreigen ze een eenzijdig rolmodel te worden voor toekomstige professionals. We stellen enkele concrete initiatieven voor waarmee de FaBeR-faculteit waardevorming zou kunnen uitbouwen. Het eerste voorstel betreft interdisciplinair debat. Menselijke bewegingsvormen en hun relatie tot gezondheid en levenskwaliteit vormen het centrale thema van bewegingswetenschappen. Samenwerking tussen verschillende disciplines vormt de ingebouwde kracht. Het is een paradox dat hierin precies ook de zwakheid schuilgaat: de vakoverschrijdende samenwerking is, mede door de jonge leeftijd van het vakgebied, nog vaak onvolkomen. Sport, agressie en ethiek is zo’n domein waar debat zich opdringt tussen docenten, onderzoekers, studenten en beroepslui. Op het snijvlak van vakgebieden als motorische controle, trainingsleer, psychologie en ethiek ligt werk klaar om mechanismen van spelverruwing en spelkwaliteit te onderzoeken en daarrond te sensibiliseren. Ethisch gedrag heeft in deze context niet alleen een dynamisch-affectieve component, maar ook een motorische component. We verwijzen naar de Witsel-Wasilewski-case die centraal stond in het debat van 25 november 2009. Beroepsvoetballers hebben een hoge motorische intelligentie, een bijzonder vermogen om de geometrische banen van de bal en van de tegenstrever te berekenen en een buitengewone zogenaamde oogvoetcoördinatie om de bal te raken en het been van de tegenstander te sparen. Het moreel vrijpleiten van overtreders of het inroepen van Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

23


verzachtende omstandigheden is daarom vaak ongepast en kan verkeerde signalen geven aan kijkers voor wie die spelers een rolmodel zijn. Ook het thema van supportersgeweld dient aandacht te krijgen. Bij jeugdvoetbal gebeurt het regelmatig dat de ouders de controle over hun gedrag verliezen. Op 9 november 2009 gingen bij de wedstrijd van tienjarigen tussen RFC Doornik en KSK Beveren volgens de Gazet van Antwerpen enkele Beverse ouders de scheidsrechter te lijf en kwam het tot een ernstige vechtpartij met ook de trainer en ouders van Doornik. Dergelijke ontwikkelingen zijn verontrustend. De maatschappelijke beroering daarrond moet resulteren in ethisch en multidisciplinair onderzoek en onderwijs. Het gaat om complexe cases waarbij de media, rolmodellen en de hele context mee in kaart moeten gebracht worden. Enkele weken voor dit incident was ook gerapporteerd over het gedrag van Johan Boskamp, de trainer van de eerste ploeg van hetzelfde KSK Beveren, die bij een verkeersruzie in het Brusselse een andere automobilist een hoofdwonde had toegebracht. Volgens Boskamp had de man zijn moeder beledigd: ‘Niemand zegt zoiets over mijn moeder. Normaal zou ik dit nooit doen, maar dan word ik een straatvechter.’3 We laten de berichtgeving hier voor wat ze is, maar ik wil het volgende beklemtonen. Om bachelor- en materstudenten – de opvoeders, trainers en journalisten van morgen – vorming te geven rond de hele problematiek van agressie, media en moreel leiderschap, zijn initiatieven nodig die het huidige, in vakken onderverdeelde studiecurriculum aanvullen en overstijgen. Een debatreeks ‘sport, wetenschap en samenleving’ is één van de mogelijkheden om ethische gevoeligheid aan te scherpen. Een tweede voorstel handelt over de praktijkervaring die studenten opdoen in stages, bijvoorbeeld in de jeugdsport of in de bijzondere lichamelijke opvoeding. Meer dan nu al het geval is, zouden studenten via hun stage in contact kunnen gebracht worden met minder geprivilegieerden en met personen met functiebeperkingen. Het valt overigens op dat een stijgend aantal studenten lichamelijke opvoeding bij hun onderzoekstage en masterproef onderwerpen kiest uit de derde en de vierde wereld. Dit loopt parallel met de aandacht die binnen en buiten de universiteit uitgaat naar gelijke kansen en diversiteit. De ontwikkeling van een ethische houding en van maatschap24

pelijk engagement kan gevoed worden, niet alleen vanuit het studiecurriculum, maar ook vanuit eigen ervaringen en vanuit contacten met externe deskundigen. De optimalisering van een dergelijke aanpak vraagt opnieuw veranderingen in de onderwijscultuur en -ondersteuning. Een derde voorstel dient begrepen te worden vanuit de samenhang tussen waarde en culturele vorming: studenten Lichamelijke opvoeding en bewegingswetenschappen dienen tijdens hun opleiding geconfronteerd te worden met cultuur en literatuur. Leesopdrachten van klassieke werken, eigentijdse romans en (auto) biografieën, en discussies hierover, zouden de opleidingen moeten vervolledigen. Een laatste voorstel richt zich naar de hele universiteit. Studenten van andere faculteiten hebben, naast hun cognitieve en culturele vorming en als deel van een omvattende waardevorming, ook recht op een confrontatie met bewegingscultuur. Zoals in het buitenland en aan de Universiteit Gent waar het opleidingsonderdeel Sport en beweging, nu en later bestaat, kunnen aan de K.U.Leuven studenten van andere faculteiten sinds het academiejaar 2010-2011 kiezen voor het vak Wetenschap van de bewegende mens. Een sportieve, gezonde en veilige levensstijl en respect voor eigen lichaam en voor de fysieke en morele integriteit van de ander vormen immers een sluitstuk van een breed geconcipieerde waardevorming. Op deze manieren en in een dergelijk denkkader kan morele vorming aangezwengeld worden. Zo kunnen studenten, docenten en onderzoekers zich op een meer bewuste wijze richten naar een toekomst van dienstbaarheid en maatschappelijk engagement. Met Jürgen Court4 ben ik ervan overtuigd dat een dergelijke ethische oefening bovendien de integratie van subdisciplines kan stimuleren en de eenheid van de jonge bewegingswetenschappen kan helpen bewerkstelling. Alleszins ben ik van mening dat de algemene en bewegingsculturele waardeontwikkeling beter dient geëxpliciteerd te worden als doelstelling van het onderwijs en van de permanente vorming. Bij de beoordeling van studenten, de evaluatie van opleidingsonderdelen en de visitatie van studierichtingen, maar ook bij de beloning van onderzoeksprojecten, dient waardevorming een meer nadrukkelijke rol te spelen.

Karel STAPPAERTS en Jan TOLLENEER. Waardevorming aan de K.U.Leuven: Perspectieven vanuit de Faculteit voor Bewegings- en Revalidatiewetenschappen (FaBeR), niet-gepubliceerde nota, 2008. 2 'Ouders op de vuist met scheids bij miniemenwedstrijd.’ Gazet van Antwerpen 9 november 2009 (http://www.gva.be/oost-vlaanderen/beverenwaas/ouders-op-de-vuist-met-scheids-en-metelkaar-bij-miniemenwedstrijd.aspx geraadpleegd 27 februari 2010). 3 Steven KOELMA. ‘Update: belediging moeder Boskamp reden voor knokpartij.’ Elfvoetbal 15 oktober 2009 (http://www.elfvoetbal.nl/nieuws/88347_ belediging-moeder-boskamp-reden-voor-knokpartij; geraadpleegd op 27 februari 2010). 4 Jürgen COURT. ‘Ethics and the Unity of Sport Science.’ International Review for the Sociology of Sport 30/3-4 (1995): 323-324. 1

Uit Ethische Perspectieven 20 (2010)2, p. 173-177 Centre for Ethics / Overlegcentrum voor Ethiek Ethical Perspectives / Ethische Perspectieven www.ethics.be / www.ethische-perspectieven.be


40

Sportimonium

Trefwoorden: sport voor allen, Bloso, sportpromotie

jaar sport voor allen in Vlaanderen

Door het Lissabonverdrag wordt ook een educatieve rol van sport promoten (gende partners in eigen land, maar ook dergelijkheid, mensen met een handimet de Europese instellingen (Europese Formele Europese Raad van de ministers cap, bescherming van jongeren,…) Commissie, Europees Parlement) en de van Sport opgericht, waar de lidstaten • uitwisseling van kennis, dialoog en goed andere Europese lidstaten. hun concreet engagement op het vlak beheer van de sportorganisaties bevorvan sport uitspreken en gezamenlijk een deren (licentiesystemen, mobiliteit van De Vlaams minister van Sport Philippe aantal prioriteiten stellen. sportpromotiecampagnes van sport een behoefte aan vernieuwing en verVoetbal, fietsen, joggen, surfen, skiën … het is sporters/trainers,..) Muyters reeks zal diegrootschalige Europese vergaderingen • projecten die bijdragen tot een gezonde voorzitten endeheeft dus een belangrijke die overheid vanaf de jaren zeventig lanruiming. Bovendien werd alsmaar duidelijker maar een kleine greep uit de enorme waaier België voorzitter van de levensstijl door middel van sport rol op het internationale toneel te spelen dat deEuropese toenemende sedentaire van sporten die •vandaag onze vrije vullen. Unie in 2010 levensstijl tot samenwerking met tijd andere Europese in 2010.ceerde om zoveel mogelijk mensen in beweging landen internationale organisaties te zetten. een Vanaf bewegingsarmoede leidde die nefast was Want of we nu oud zijn ofenjong, man of vrouw, 1 juli 2010 tot het einde van op het vlak van sport Meer informatie over het Belgische zal Belgiëenvoorzitter van de Dankzij deze breedtesportcampagnes kwam voordat de jaar gezondheid voor hetzijn welzijn van de goed bij kas of niet, het hedendaagse sportlandEU-voorzitterschap sport wordt later Europese Unie. Voor materies waarvoor de bekendgemaakt, maar de voorbereidingen sport eindelijk in het bereik van iedereen en mens. Als gevolg hiervan lanceerde de Raad van schap biedt voor elk wat wils. Tijd voor actie! Gemeenschappen bevoegd zijn, werden zijn al in volle gang binnen het departeraakte de sportbeoefening in een stroomverEuropa in 1966gemaakt het SPORT voor ALLEN-beginsel. Vanzelfsprekend?In Integendeel! afspraken welke Gemeenschap 2010 wordt een oproep gelanceerd ment CJSM van de Vlaamse overheid. België vertegenwoordigen. voor tijd een een aantal voorbereidende snelling. werdzalbenadrukt dat iedereen het recht en Vermits sport lange competitieve aan- acties,Hierin waarna een Europees Sport Programma Meer weten? de kans moet hebben om aan sport te doen. gelegenheid wasuitgewerkt in handen van private clubs, Zo zal Vlaanderen met betrekking tot sport zal worden in de periode 2010 België vertegenwoordigen en is Vlaanderen In de tijdelijke tentoonstelling 40 Jaar Sport bleef sportbeoefening tot ver in de 20ste eeuw – 2012, dat actief zal zijn vanaf 2014. Neem een kijkje op: verantwoordelijk voor het coördineren van Ook Vlaamse sportfederaties, sportclubs http://ec.europa.eu/sport. Maar ookdie viavan 10 juni t.e.m. voor Allen in Vlaanderen Aangezien deze koersverruiming parallel verliep beperkt tot een sportieve elite. het Belgisch EU-voorzitterschap Sport. en sportorganisaties zullen projecten die www.vlaanderen.be/sport kan je in 2010 12 september in hetopvolSportimonium, wordt met de oprichting van het Bloso in 1969 stond beantwoorden aan de criteria kunnen berichtgeving rond sportloopt en Europa Dat betekent niet alleen de praktisch en hunhet expertise gen. een overzicht gegeven van de campagnes en acsportbeleid van meet af aan in het Maar in de jarenindienen zestig keerde tij! kunnen delenhet Vlaamse organisatie van de verschillende evenemet Europese partners. Daarnaast zullen ties die het Bloso in samenwerking met andere van demaar Sportook voor In een tijdsgeest als lerentekenmenten, deAllen. inhoudelijke voordie waarin Vlaamsesociale actorenwaarden ook kunnen Bron: VSFmagazine 4. 2009, pp. 23-24 van de kennis en ervaring uit andere bereiding van de agenda, het uitwerken sportactoren heeft gerealiseerd om de Sport Sportbiënnale ‘70 met acties als de gezinskilodemocratie, emancipatie, innovatie, creativiteit Europese landen en op die manier hun van de thema’s en documenten en dat voor Allen-idee in Vlaanderen vorm te geven. meter en de fit-o-meter, was de eerste in een … werden gepredikt, groeide ook op het vlak eigen werking en projecten verbeteren. allemaal in overleg met de verschillen-

ZEEZEILEN

Ook voor uw sportdagen of sportkampen Sterk gereduceerde all-in prijzen voor scholen 1 dagreis, of meerdere dagen met overnachting mogelijk INFO: CHANNEL SAILING - Koestraat 1, 8490 Jabbeke - Tel. 050/81.53.40 - Fax 050/81.53.50 e-mail: info@channelsailing.be website: www.channelsailing.be CHANNEL SAILING: JACHTVERHUUR - JACHTCHARTER

SPORTDAG-FORMULE: 40 euro/leerling/dag - incl. verzekering, schipper, waarborg per jacht mag één begeleider gratis mee - vanaf 4 dagen: 30 euro/leerling/dag Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

25


BVLO

Bekende/bijzondere (BV)LO’ers

Didier Rotsaert,

een

geboren ondernemer

Trefwoorden: Lichamelijke Opvoeding, sportmanagement, ondernemen, alumnivereniging Als je spreekt over iemand die gedreven is, dan mag Didier Rotsaert op de eerste rij staan. “Ja, ik sta voor mijn zaak!, steekt hij meteen van wal. Ik ben van ‘den HILO’ en ik zal dit instituut altijd verdedigen en promoten.” We hadden een openhartig gesprek met de voorzitter van de Alumni Hilo die af en toe gastlezingen sportmanagement geeft, o.a. aan de Vakgroep Bewegings- en sportwetenschappen van de Faculteit Geneeskunde en gezondheidswetenschappen van de Universiteit Gent. In deze rubriek komen alleen afgestudeerden Lichamelijke Opvoeding aan bod, dus is onze logische eerste vraag bijna altijd dezelfde: BVLO: Hoe kwam u erbij Lichamelijke Opvoeding te gaan studeren? Lichamelijke Opvoeding was gewoon de meest logische keuze. Ik ben opgegroeid in het milieu van de BSD – de Belgische Strijdkrachten in Duitsland. Het hoofdkwartier beschikte over een militair sportcentrum dat volledig uitgerust was en we lagen net naast de Sporthochschule van Keulen die toen al vijfduizend studenten 26

telde. Sport was ons leven. We waren verwend qua accommodatie en het milieu stimuleerde ons om sportief te zijn. Het leuke was dat wij bijna altijd wonnen, om het even wat we deden met onze klasgenoten. Die tijd in Duitsland heb ik mee een zwemclub opgericht in Keulen. Prof. Dr. Liselott Diem (sportpedagoge Sporthochschule Keulen) deed

onderzoek naar de effecten van fysieke activiteit en lichamelijke opvoeding op de latere ontwikkeling van kinderen. Babyzwemmen was één van de zaken waarmee ze zich bezighield en van die kennis hebben we gebruikgemaakt om babyzwemmen te geven in de club. In het openluchtzwembad van het leger deden we aan overlevingszwemmen en deden we oefeningen met een auto te water.


Als jonge gast werd ik door mijn buurman Cdt. Rik Voorhelst (o.r.) gevraagd om in het Belgische bobsleeteam te trainen voor de Olympische winterspelen van 1980. Ik was student LO en ergens bang om kwetsuren op te lopen en mijn jaar in het gedrang te brengen, vandaar dat ik het aanbod afsloeg. Vandaag heb ik er spijt van dat ik deze kans niet heb gegrepen, een Olympisch avontuur was mooi geweest. Trouwens, van onze vriendenkring in het Koninklijk Atheneum Bensberg, waren er veel die LO & Kine deden!

BVLO: En dan de studententijd... Hoe was die? Och, ik was heel geëngageerd, toen al. Ik zat een paar jaar in het praesidium en ik heb veel HILO-activiteiten georganiseerd. Tijdens mijn studententijd vierden we een verjaardag van de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit Gent, een boeiend gebeuren waar we heel intens aan gewerkt hebben. Ik was ook vaak moderator, samen met Marc Maes trouwens. Met het ‘KK’ of het ‘Kritisch Komité’ trachtten we aan het curriculum te werken, om het marktgerichter te maken zodat het meer zou beantwoorden aan de realiteit van de arbeidsmarkt. Een discussie die nog altijd aan de gang is. BVLO: Moeten we hieruit opmaken dat het onderwijs niet echt iets voor u is of zien we dat verkeerd? Lesgeven doe ik wél graag. Ik ben aan de UGent pedagogisch praktijkassistent geweest voor reddingszwemmen en tennis, en tegenwoordig geef ik af en toe gastlezingen sportmanagement. Vroeger was ik nog sportlesgever voor Bloso, zat ik in de denkcel reddend zwemmen en ik gaf les voor het BOIC aan zwemmers met een handicap.

Ik ben ontzettend gedreven Maar ik wilde niet in de onderwijssector werken, ik wou ondernemen. Dat inzicht had ik al tijdens mijn studies. Toen al was ik ervan overtuigd dat ik naar de industrie zou gaan. Vooral marketing interesseerde mij, naast projecten en het implementeren van nieuwe ideeën en daarnaast was en ben ik zot van cijfers, van statistieken en vooral van groei.

BVLO: Was het leger een interessante passage voor u? Zeker. Ik ben tijdens mijn legerdienst KRO of Kandidaat Reserveofficier geweest. Als onderluitenant (na de opleiding) werd ik compagnie-

commandant. Uiteindelijk moest ik een compagnie van 250 à 300 man aansturen, daarbij geholpen door zes pelotonscommandanten (beroepsonderofficieren). Ja, ik heb het entrepreneurschap aangeleerd in de praktijk.

BVLO: U trok naar de farmaceutische sector? Ja, na mijn legerdienst. Het was een logische keuze omdat ik wetenschap verder wou gebruiken en blijven verder leren. De farmaceutische industrie biedt daartoe de kans. Ook de combinatie met geneeskunde wat mij altijd al boeide en het ‘internationale’ aspect trok mij aan – het reizen en het samenwerken met verschillende nationaliteiten en culturen.

LO’ers hebben vaak de underdog uitgehangen Zoals zovele LO’ers ben ik gestart als medisch afgevaardigde, ja, ik heb alle echelons doorlopen en ik vind dat dat ook moet. Dat is een belangrijk devies voor pas afgestudeerden en voor werkzoekenden.

BVLO: Afgestudeerden Lichamelijke Opvoeding komen een beetje overal terecht, zo blijkt. Het HILO heeft eind 2009 een grondig onderzoek gevoerd naar de afgestudeerden. Eén van de resultaten was dat de afgestudeerden in wel 90 verschillende beroepen terechtkwamen. Meer dan tien jaar geleden hebben we met de vereniging Pro HILO (een soort denktank) een periode gewerkt om het HILO te promoten, projecten aan te trekken en de studenten te informeren over en te motiveren voor de toekomstige arbeidsmarkt. Pro HILO bestond uit afgestudeerden, ex-assistenten en professoren. Het HILO maakte toen even een moeilijke tijd door, er was eventjes te weinig instroom, er waren te weinig projecten, enz. (wat we nu gelukkig niet meer kunnen zeggen). BVLO: En nu trekt u de Alumnivereniging? Het HILO ligt mij nog altijd nauw aan het hart en met de alumnivereniging willen wij de studenten profileren en positioneren in het arbeidsveld en een netwerk uitbouwen. Een deel van onze missie is het uitdragen van onze competenties. LO’ers zijn vaak te bescheiden en menen vaak dat de sport- en de onderwijswereld een typisch werkveld zijn, maar met hun

competenties en sociale vaardigheden kunnen LO’ers in eender welk beroep terecht waar met mensen gewerkt wordt. Met Alumni HILO organiseren we naast sportieve evenementen ook trainingssessies en een afstudeerbeurs. (Meer op de website: www. alumnihilo.be). Als voorzitter van de Alumnivereniging kan ik stellen dat het HILO of beter de Vakgroep Bewegings- en sportwetenschappen vandaag een fantastische track record kan voorleggen. Er zijn veel studenten, veel doctoraten en veel projecten.

BVLO: U heeft al vele watertjes doorzwommen. Welke goede raad kunt u studenten meegeven? Ik heb twintig jaar ervaring op directieniveau, in verschillende landen en bij verschillende bedrijven. Maar ook ontslag is een rode draad in mijn leven, dat hoort er nu eenmaal bij in de ondernemerswereld als je bij multinationals werkt. Toch heb ik telkens een nieuwe uitdagende job gevonden en steeds zaken kunnen realiseren. Dat is een wijze les: Probeer niet zo snel mogelijk naar de top te gaan, maar doorloop de verschillende echelons en blijf daar ook even zitten om zaken te realiseren. Want hoe hoger je zit, hoe meer je op je team moet rekenen en hoe minder je eigenlijk weet. En bovenaan zitten er sluipschutters met een pistool of misschien wel een bazooka. (een welgemeende lach volgt, red.) En nog een belangrijke tip: Probeer eens weg te gaan vanonder de kerktoren. Jonge gasten hebben tegenwoordig zoveel kansen (Erasmus, uitwisselingen, jobs in het buitenland), wel ze moeten die grijpen. Het is pas als je die zaken hebt meegemaakt dat je weet wat er in de wereld omgaat en kan kalibreren en vergelijken met wat we kennen. Men heeft overal de mond vol van globalisatie, maar blijkbaar zijn we nog niet zo ver in ons denken en in onze attitudes. En tot slot die mentaliteit ‘voor wat hoort wat’, daar gruw ik van. Ik zou graag meer vrijwilligerswerk, engagement en vechten voor de goede zaak zien, zonder dat er financiële tegemoetkomingen tegenover moeten staan.

BVLO: U bent de eerste ondernemer in deze rubriek, maar we hebben een vermoeden dat er nog veel zullen volgen. De richting Sportmanagement groeit en LO’ers kunnen goede managers zijn, daarvan ben ik overtuigd. Ik probeer studenten zin te geven in het ondernemen, hopelijk slaag ik daarin.

Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

27


Info en bestellen via ISB www.isbvzw.be of 03/780.91.00

28


BVLO

BVLO-activiteiten

Fietsen, wandelen en sneukelen tijdens 3e BVLO Toert Belsele was op zondag 15 mei 2011 ‘the place to be’ voor de derde editie van de BVLO Fiets- en Wandeldag, een organisatie van BVLO in samenwerking met WTC De Belseelse Trappers. Nieuw dit jaar was de sneukeltocht waarbij de deelnemers naast 25 km mooie wegen ook een heerlijk menu kregen voorgeschoteld tijdens de verschillende tussenstops. Naast sneukelen konden de deelnemers ook kiezen uit twee wandeltochten, een mountainbikeroute en langere wielertoeristentochten tot 120 km. Voor elk wat wils dus. Mis de volgende editie niet!

data om bij te houden Internationaal EUPEA symposium

Sportstage Studenten LO BVLO Oost-Vlaanderen vzw organiseert deze zomer opnieuw een sportstage voor studenten en toekomstige studenten LO van 1 t.e.m. 5 augustus 2011. Een perfecte gelegenheid om in vorm te komen en tekorten weg te werken onder leiding van gespecialiseerde lesgevers. Meer info en inschrijvingen: www.bvlo.be

Nascholingsweek van BVLO Oost-Vlaanderen met internationaal tintje BVLO Oost-Vlaanderen organiseert van 22 tot 26 augustus 2011 opnieuw de jaarlijkse nascholingsweek in Gent. Leraren en studenten LO, trainers, sportmonitoren en sportfunctionarissen,... kunnen zich een volledige week bijscholen in verschillende sportdisciplines onder leiding van nationale en internationale vakspecialisten. In 2011 krijgt de nascholingsweek een internationaal tintje. Er worden 10 sessies door internationale lesgevers aangeboden. De folder werd samen met dit tijdschrift verstuurd. Meer info en inschrijvingen: www.bvlo.be

37e BVLO-Studiedag 2011 BVLO vzw organiseert op donderdag 10 november 2011 de 37e editie van zijn jaarlijkse studiedag. De studiedag vindt dit jaar plaats in de Vrije Universiteit Brussel (VUB), campus Etterbeek, en wordt georganiseerd i.s.m. de VUB, de Europese school en de ULB. Het thema van onze 37e editie is "Lichamelijke Opvoeding in een veelzijdig Europees landschap".

Parallel aan de jaarlijkse BVLO-studiedag plannen we een Internationaal symposium "PE-Internationalisation at home: The European dimension of Physical Education and Sport'". Met dit symposium willen we een aantal hot topics uit de opleiding lichamelijke opvoeding en de jeugdsport onder de aandacht brengen. Tijdens het symposium "Internationaal forum sport en lichamelijke opvoeding" vorig jaar in Leuven werd een eerste aanzet gegeven waarop we in 2011 verder bouwen. Het symposium vindt plaats in samenwerking met EUPEA (European Physical Education Association), de ULB en de Europese school. Tijdens dit internationale symposium zullen 25 verschillende landen worden vertegenwoordigd door de leden van de Eupea-board en het Eupea-forum. Op vrijdag 11 en zaterdag 12 november vindt aansluitend in Brussel het 22e EUPEA-forum plaats.

Tewerkstelling in de sportsector BVLO organiseert i.s.m. Sportac de opleiding ‘Tewerkstelling in de sportsector, op woensdag 28 september 2011 van 19u tot 22 uur in het Huis van de Sport in Gent. In deze opleiding krijg je een inzicht in de verschillende mogelijke vormen van tewerkstelling in de sportsector. Er wordt een duidelijk beeld gegeven van wat de verschillende stappen zijn bij het zelf tewerkstellen van personeel. Verder krijg je antwoorden op: “Hoe is een loon samengesteld?”, “Wat zijn de kosten als werkgever?”, “Welke vergoedingen zijn mogelijk?”,“Kan ik gepensioneerden inschakelen?”, ... Een must voor ieder clubbestuur en alle federaties die begaan zijn met correcte en officiële tewerkstelling in de sportsector! De kostprijs bedraagt 12 euro voor BVLO-leden; 15 euro voor niet-leden. Meer info en inschrijvingen: www.bvlo.be

BVLO-Lidmaatschap Sluit jouw collega’s of gezinsleden aan tegen een uiterst voordelig tarief Een tweede lid betaalt slechts 27 euro (volwassenen) of 20 euro (kinderen tot 18 jaar)(Het hoofdlid betaalt 52 euro) De extra leden hoeven geen LO’er te zijn om aan te sluiten bij de BVLO en ook te genieten van de voordelen van het lidmaatschap, waaronder de superinteressante 24/24 uur persoonlijke verzekering, wereldwijd en zonder franchise! Wat doen? Bel de ledentelefoon 09 218 91 23 en we zorgen voor een vlotte aansluiting OF kijk op onze site www.bvlo.be voor meer info en online inschrijvingsformulieren

Meer info over polissen en waarborgen, alle andere formules en tarieven en hoe je gemakkelijk een echte sportclub of een los groepje sportvrienden aansluit en verzekert, vind je op www.bvlo.be OF bel naar onze ledentelefoon Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

29


BVLO

BVLO

“Dynamische jonge staf” Het BVLO-Secretariaat is open alle werkdagen van 9u tot 13u en van 14u tot 17u. Onze algemene gegevens: tel. 09 218 91 20 – fax 09 229 31 20 - E-mail: info@bvlo.be

Sofie De Bock (5) voor alle informatie over “Nascholingen & Studiedagen”: tel. 09 218 91 29 Tom De Clerck (6) de man van de “Facturatie & Bestellingen”: tel. 09 218 91 21

We stellen ons even voor: Katrien Allaert (1) – bijgestaan door Simon van Hooren (2) weet u alles te vertellen over “Clubinfo, Activiteiten & Sportkampen” tel. 09 218 91 24

Line Dumoulin (7) dagelijkse leiding BVLO: tel. 09 218 91 27 Sophie Van Aelst (8) het adres voor “Publicaties, Persrelaties, Communicatie”: tel. 09 218 91 22

Stephanie Coppens (3) – bijgestaan door Kirsten Bogaerts (4) als je iets wil weten of melden i.v.m. “Ledenadministratie: databeheer, verzekeringen”: tel. 09 218 91 23

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

dagelijkse leiding en besturen Dagelijks Bestuur • Eric De Boever (1), Voorzitter, Ter Rivieren 11, 9031 Gent/Drongen, tel. 09 282 66 96, eric.deboever@bvlo.be • Patrick De Poorter (2), Financieel Directeur, Monterreystraat 51, 9000 Gent, depoorterpatrick@live.be • Line Dumoulin (3), Secretaris-Generaal, Fraterstraat 96, 9820 Merelbeke, tel. 09 230 59 98, line.dumoulin@bvlo.be • Josse Lambrix (4), Voorzitter BVLO Limburg, Eerste Ondervoorzitter, Maastrichtersteenweg 202, 3700 Tongeren, tel. 012 23 38 01, josse.lambrix@telenet. be Directiecomité = Dagelijks Bestuur BVLO uitgebreid met • Livin Bollaert (5), Poolse Winglaan 20, 9051 St. Denijs-Westrem, tel. 09 248 07 71, livin.bollaert@telenet.be • Kristine De Martelaer (6), Smalle Heerweg 211, 9080 Lochristi, kdmartel@vub.ac.be • Wim Verbessem (7), Ere-Directeur Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding, Adolf Buylstraat 56, 8400 Oostende, tel. 059 51 79 38, verbessem-devos@skynet.be

RAAD VAN BESTUUR BVLO Jan Boutmans, Leo Clerckx, Eric De Boever, Dirk De Clercq, Mario De Jans, Kristine De Martelaer, Patrick De Poorter, Jan Dumon, Freddy Gatz, Eveline Lagae, Josse Lambrix, Johan Lefevre, Eric Leijnen, Jan Seghers, Linda Van Puymbroeck, Germain Vanneste, Johan Vanthournout, Wim Verbessem & Line Dumoulin, gemachtigd lid SENAAT BVLO Gerda Billiauws, Jean-Pierre Bormans, René Goossens, Jan Priem, Philippe Storme, Georgette Swinnen, Guy Van der Marlière

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

"provinciaal uitgebouwd" BVLO is nooit veraf. Neem gerust contact op met jouw provinciale afdeling: BVLO Antwerpen vzw • Voorzitter: Linda Van Puymbroeck • Ondervoorzitter: Leo Clerckx • Secretaris: Geoffrey Hermes • Penningmeester: Joeri Clerckx Correspondentieadres: Huis van de Sport, Boomgaardstraat 22 bus 32, 2600 Berchem BVLO Limburg vzw • Voorzitter: Josse Lambrix, Maastrichtersteenweg 202, 3700 Tongeren, tel. 012 23 38 01, josse.lambrix@telenet.be • Secretaris: Sonia Meurant, Nieuwe Steenweg 3A bus 201, 3850 Nieuwerkerke, tel. 011 48.72.13, sonia.meurant@scarlet.be • Penningmeester: Marc Broeks, Heidestraat 112, 3500 Hasselt, tel. 011 22.96.41, marcbroeks@telenet.be BVLO Oost-Vlaanderen vzw • Voorzitter: Steve Storme, Slodelwiezeweg 9, 9890 Vurste, tel. 09 363 04 82, stesto@telenet.be • Ondervoorzitters: Marie-Anne De Pape, Patronagiestraat 7, 9950 Waarschoot, marieannedepape@hotmail.com Hanne Gyselbrecht, Meienbroek 43, 9920 Lovendegem, hannegyselbrecht@hotmail.com 30

• Secretaris: Sofie Meneve, Bekemolen 1, 9700 Oudenaarde, sofie.meneve@vlg.be • Penningmeester: Eveline Lagae, Keizer Karelstraat 14, 9700 Oudenaarde, eveline.lagae@westvl.schoolsport.be BVLO Vlaams-Brabant • Voorzitter: Kristine De Martelaer, Smalle Heerweg 211, 9080 Lochristi kdmartel@vub.ac.be • Secretaris: Thomas Doms, Motstraat 10, 1980 Eppegem, thomasdoms@gmail.com • Penningmeester: Steve De Decker, Rode Kruisstraat 13, 2830 Willebroek, tel. 02 629.37.56 BVLO West-Vlaanderen • Voorzitter: Jorge Cottyn, Goedendaglaan 106, 8500 Kortrijk, tel. 056 21 20 23, JorgeCottyn@katho.be • Secretaris: Michel Rys, E. Ronselaan 10, 8630 Veurne, tel. 058 31.20.87, rysdeb@hotmail.com • Penningmeester: Ruben Ost, Begoniastraat 25, 8310 Assebroek, tel. 0473 676 960, Ruben.Ost@hotmail.com


Multibox® -

Veelzijdig gymtoestel

BVLO-partner Janssen-Fritsen ontwikkelde samen met lesgevers uit het onderwijs en de gymnastiek een uniek turntoestel voor kinderen vanaf 4 jaar: de Multibox®. Het toestel heeft de kenmerken van een springkast, maar met tal van extra’s. Met de Multibox® en het bijbehorende spelmateriaal kunnen kinderen alle grondvormen van bewegen oefenen.

Aantrekkelijk voor kinderen Door de opvallende kleuren en het compactere formaat is de Multibox® op zich al een bijzonder aantrekkelijk toestel. De vaste ladder aan de zijkant zet spontaan aan tot klimmen en klauteren. Maar ook diverse standaard JF-toebehoren zoals een bank, een ladder, een rekstok of een glijbaan kunnen daar eenvoudig ingehaakt worden. Zo kan er eindeloos gecombineerd en gedifferentieerd worden. In de afsluitbare inhaakopeningen aan de andere zijde van de Multibox® kunnen een accessoirebeugel of koppelbuizen geplaatst worden. Met een tussendek maak je zo al snel een verhoogd vlak.

Een zee van mogelijkheden in een mum van tijd Behalve aan de kinderen is ook aan de lesgevers gedacht. De Multibox® is dan ook ontwikkeld vanuit de wens om met één compact toestel een compleet lesprogramma te verzorgen. Om bovendien steeds de nodige lesmaterialen bij de hand te hebben is de Multibox voorzien van drie ruime opbergvakken. Zo gaat er geen kostbare lestijd verloren. Het turntoestel is bovendien eenvoudig verplaatsbaar door één volwassene. De uitschuifbare opberglade kan ook dienst doen als opstap voor de kinderen.

Inspiratie en veiligheid De Multibox® is zowel gevuld als ongevuld leverbaar in de kleuren rood en blauw. De gevulde versie wordt geleverd met meer dan 250 stuks methodisch lesmateriaal en een handige opbergmap met tal van voorbeeldlessen. Uiteraard voldoet de Multibox® aan de strengste veiligheidseisen. De trapeziumvorm garandeert een hoge stabiliteit en bij de materiaalkeuze stond duurzaamheid voorop. Het toestel bevat geen scherpe of uitstekende delen. Afmetingen van de Multibox® (hxbxl): ca. 107x78x107 cm.

juli Nog tot 1 bij loopt er en Fritsen e s snel Janssendu r ® is . Wees e ie t c la e e d ultibox M voor e w u ie de n gd. bij! Ook ijs verlaa t r p in k r lkran nu ste voordee e t le p m o bsite De c op de we . n e d in v kan je sen.be ssen-frit n a .j w w w

Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2011

31


Voorjaarsactie tot 1 juli

• BEZ .BE OE EN

Vraag de actiekrant of kijk op www.janssen-fritsen.be

Janssen-Fritsen n.v. Klaverbladstraat 2 • 3560 Lummen • Tel: 013/53.15.07 • Fax: 013/53.15.10 32 info@janssen-fritsen.be • www.janssen-fritsen.be

SSEN-FRITS AN

Voordelig investeren in kwaliteit

ZE WEB ON S • WWW P! .J HO

K


BVLO Arno Van den Abbeel Sporttechnisch coรถrdinator VFV Vlaams-Brabant, UEFA-A Elite Jeugd, Lic bewegingswetenschappen VUB

Joost Desender Docent KBVB, Physical coach Club Brugge

LESONDERWERP: Voetbal organiseren in de les LO DOELGROEP: Secundair onderwijs MATERIAAL: 2 doelen, potjes, 1 bal per leerling, hesjes/overgooiers LESDOEL(EN): Jongeren verbeteren hun ruimtelijke en coรถrdinatieve vaardigheden. Aanleren van basisvaardigheden en toepassen in wedstrijdsituaties Via samenspel een doelpoging ondernemen GERAADPLEEGDE BRONNEN: KBVB, Opleidingsvisie 2006 Arno Van den Abbeel: sporttechnisch coรถrdinator VFV Vlaams-Brabant UEFA-A Elite Jeugd, Lic bewegingswetenschappen VUB Joost Desender: Docent KBVB, Physical coach Club Brugge

Voetbal 073

Voetbal

Bond voor Lichamelijke Opvoeding

1


2

20’

Tijd

Vorderen, rondraaien, achterwaarts Richtingsveranderingen

• Jongleren • Tik-tak tussen de voeten

•…

• V-turn

• Controle en meenemen

• Buiten-Binnen

• Binnen-Buiten

• Kappen binnenkant/buitenkant

• Ronaldo kap

• Zidane turn

• Cruyff turn

• Overstap

Tracht de ogen zo lang mogelijk open te houden

Bal raken op voorhoofd niet op de kruin

Actieve contractie van buikspieren

Eerst holle rug (banaan)

Oefeningen elk 1 bal:

Variatie: na de kaats (oefening), vrijlopen (plaatswissel)

Koppen

Koppen

Bal raken voor de knie van het standbeen

Aannemen dij, terugspelen binnenkant voet Aannemen buitenkant (halfhoog), terugspelen binnenkant

Bal raken op zijn zwaartepunt

Halfhoge kaats

Bal duwen, bal moet schuiven en niet glijden! Halfhoge Kaats

inspelen

• Ritmisch, coördinatieve opwarming

Voet opendraaien en tenen strekken

Aannemen rechts, inspelen links

Aannemen binnenkant, bal buitenkant meenemen met de veters en

Kapstok maken met de voet

duwen 1 tijd.

Kaatsen

Kaatsen binnenkant: kapstok met de voet maken, tenen strekken en bal

Didactisch handelen

Oefenstof:

Opwarming

Organisatie

• Aanspreken cardiovasculair systeem

Oefenstof

Opwarming

Doelstellingen:

de opwarming (geen vermoeidheid)

Basisvaardigheden aanleren tijdens

Doelstellingen

Voetbal 074


Bond voor Lichamelijke Opvoeding

3

Voetbal 075

doordraaien en inspelen op L4 (leerlingen schuiven door naar tegenoverge-

Combinatie van 1 en 2

Gemengde vorm

nenzijde van het vierkant

Idem concentrisch maar bal vragen bin-

Excentrische pasvorm

Speel in op de verste voet

L2 neemt aan en draait door, inspelen op L3 die zich diagonaal aanbied

Oefening uitvoeren in wijzers- en tegenwijzerzin

Eerst met 1 bal, daarna met 2 ballen (bal bij tegenovergestelde groep)

stelde groep)

Draai open, neus omhoog

L1 drijft op buitenkant, L2 vraagt diagonaal buiten. L1 speelt in

Beheersen van tijd en ruimte

Vraag de bal op het juiste moment

Concentrische pasvorm

Basisvaardigheden ontwikkelen

Didactisch handelen

Passing en controle

Organisatie

10’

Oefenstof

Doelstellingen

Tijd

Opwarming


4

10’

Dribbel

10’

Score bijhouden

2 teams van 2 + 4 kaatsers die spelen naar 2 minidoelen

en het aantal spelers in het speelveld

naargelang de grootte van het terrein

Opletten: intensiteit varieert

Kaatsers langs het terrein: zelfde principe.

doelen en 2 doelmannen.

Kan ook in een rechthoek (normaal terrein) gespeeld worden met 2 grote

kaatsen

bv. Meisjes en jongens apart laten spelen. Afwisselend meisjes/jongens die

bv. Kaatsers inspelen 1 tijd of 2 tijden

bv. Kaatsers rapen bal op en rollen uit.

Evenwaardige teams samenstellen

Wees creatief en durf

Boardingvoetbal nabootsen

Hier kan men differentiëren naar niveau toe.

Actie maken

Leren samenspelen met elkaar en scoren

Na de controle, bal met de veters meenemen

met 1 pas, hoek van 90° maken (uitvalspas)

Hoek maken wanneer we rond de kegel draaien

Tracht niet naar de bal te kijken bij het leiden

Didactisch handelen

Scoren = FUN

•…

• Bal leiden, links afdraaien, inspelen en 1-2 vragen

• bal voor de kegel stoppen, bal meenemen van tegenovergestelde leerling

• bal leiden, afdraaien links en inspelen

Verschillende variaties mogelijk:

de ruitvorm Basic (basisvaardigheden)

Dribbel en passing (10’)

Organisatie

Tussenvorm (10’)

Oefenstof

Opwarming

Via samenspel een doelpoging ondernemen

Hoeken lopen

Controle en passing in beweging

Leiden en dribbelen

Basivaardigheden ontwikkelen

Doelstellingen

Tijd

Voetbal076


Bond voor Lichamelijke Opvoeding

5

Basisvaardigen toepassen in wedstrijdechte

20’

Voetbal 077

2. Bal inspelen breed en diep naar flankaanvaller

4. Rechtdoor doorschijven

3. Scoren

2. Kaatsen op 3de man

1. Diagonaal inspelen

Rechtsbeneden: DE RECHTHOEK

3de man vraagt bal en scoort

Inspelen diep

Verplicht om diagonaal de bal te vragen

3 spelers op 1 verticale lijn

Rechtsboven: HET LIJNTJE

Variatie2: 1-1 duel na diep inspelen

Variatie1: Dubbele 1-2 na de kaats

4. Gerichte controle en scoren

3. Bal diep

2. Inspelen, kaatsen

1. Diagonaal aanbieden

Midden: DE VIJFHOEK

Oefening afwisselend links en rechts uitvoeren

4. Scoren

3. flankvoorzet over de grond

1. inspelen diep, terugkaatsen

Oefening in ruitvorm

Oefeningen naar 2 doelen (minder wachttijden)

den/vrijlopen)

• Tijd en ruimte (op het juiste moment aanbie-

bal (diagonaal aanbieden)

• Leerlingen bieden zich nooit aan recht in de

• Echte wedstrijdsituaties (ev. verdedigers)

Algemene aandachtspunten:

Tussenvormen pas en trap (10’) Links: DE RUIT

Didactisch handelen

Organisatie

wedstrijdechte situaties

Oefenstof

Aangeleerde vaardigheden toepassen in

Een doelpoging ondernemen

situaties

Doelstellingen

Tijd

Opwarming


6 Pos 7 en 11: Breed en diep (actie)

(symmetrie en herkenning)

breed en diep of 1 ste bal diep en kaats

Eventueel richtpunten in doel plaatsen: kegels, hoepels..

Bal raakt makkelijker van de grond, minder weerstand

boven het zwaartepunt: bal zal zakken naar de grond

onder het zwaartepunt: bal zal stijgen en overgaan

Bal raken op zijn zwaartepunt of er net boven

Bal raken met gestrekt been/zweepslag

Lichaam in balans

Halfvolley - trappen vanop een kegel

Voet volledig uitstrekken, tenen strekken

Trappen met de wreef = knobbel van de dikke teen

Trachten zo technisch mogelijk te trappen

Demo van leerkracht

Score bijhouden!

Gebruiken van echte wedstrijdreglementen

Bal technisch trappen vanop een hoedje trappen

Wreeftrap

Verdedigers opstellen in functie van de doelstel-

stilstand!

ling van de les

digers

Tracht de aanvaller steeds te laten starten in beweging, niet vanuit

Meer dan 1 optie om te scoren voor de verde-

Minstens 1 groet doel centraal op de doellijn

Bal start bij aanvallers. Wedstrijdvorm conditioneren vb.: 1ste bal verplicht

4+K vs 4+K

4+K vs 5

Actieve recuperatie

Cooling down

10’

Pos 10: achter de bal (verdeel)

3+K vs 4 3+K vs 5

Pos 9: diep

2+K vs 4

• Via samenspel tot scoren komen (FUN)

2+K vs 3

1+K vs 2

• Openen BREED en DIEP

Tactische doelstellingen:

Meerderheidsituaties (10’) Logische opbouw:

Didactisch handelen

Organisatie

Opwarming

Traptechniek

Aangeleerde vaardigheden toepassen in wedstrijdvormen (meerderheidsituaties)

20’

Oefenstof

Doelstellingen

Tijd

Voetbal 078


BVLO

Algemene Bewegingsvaardigheden Abdel Wahhabi, Gediplomeerde professionele bokstrainer, BLOSO

Rein Haudenhuyse, Master Lichamelijke Opvoeding, Vrije Universiteit Brussel

LESONDERWERP: reactievermogen en coördinatie, oefeningen op ontwijken, aanval + tegenaanval. (deel 3) DOELGROEP: jongeren 1ste graad secundair (n= 20); voorkennis vereist: hebben de oefenstof van (zelf)verdedigingsporten deel 1 (050-055) en deel 2 (056-061) gedaan. MATERIAAL: 10 noodles (foam materiaal), 20 springtouwen (single ropes), ton wasknijpers (+/- 120), medicine ballen (minimum. 10), 10 kleine valmatjes, chronometer + fluitje LESDOEL(EN): Deelnemers zijn fysiek actief geweest voor minimum 30 minuten, aan een midden tot hoog intensiteitniveau. Deelnemers kunnen op een correcte manier omgaan met hun partners, en zijn in staat rijke leersituatie te creëren voor elkaar. Deelnemers hebben hun coördinatie en snelheid geoefend. Deelnemers kunnen onder druk oefeningen technisch correct uitvoeren. springtouw tennisballenton Deelnemers hebben geoefend met het touwspringen. tennisbal GERAADPLEEGDE BRONNEN: jongere Abdel Wahhabi, hoofdtrainer binnen Opboksen (Limburg) sinds 1993. Voor info&vragen mail naar abdelwahhabi@gmail.com. coach FUNdamentals, dvd-instructies voor het creëren van een sociaal-pedagogisch vechtsportklimaat, KNKF 2008. noodle De Ridder, Nadine (2000). Rope skipping in de school en in de club. PVLO tijd

DOELSTELLING

ACTIVITEIT

ORGANISATIEVORM

DIDACTISCHE AANPAK

5’

ROPE-JUMPING SERIES

ROPE-JUMPING SERIES

ROPE-JUMPING SERIES

ROPE-JUMPING SERIES

Deelnemers zijn cardiovasculair voldoende opgewarmd. Deelnemers hebben geoefend met het springtouw (single rope)

Deelnemers nemen per 2: 2 springtouwen (single ropes), 1 medicine bal, 12 wasknijpers, 1 kleine valmat en 2 tennisballen. Tussen elke oefening neemt iedereen op fluitsignaal (1x) van de coach het springtouw en springt tot het volgende fluitsignaal (2x). Dit materiaal wordt per duo op het valmatje gelegd.

X x 12 x2

Het touwspringen tijdens de intervals kan continu of in 3 opeenvolgende fases gedaan worden (touw achter de hielen, zwaai voorwaarts het touw over het hoofd tot voor de tenen, spring over het touw, touw achter de hielen, zwaai voorwaarts etc. ). Indien in 3 fases gesprongen wordt, gaat men stelselmatig de fases sneller op elkaar laten volgen, zodanig dat men uiteindelijk het springen in 1 vlotte beweging kan doen. Tijdens het zwaaien houdt men de ellebogen tegen het lichaam met de handen voor het lichaam.

- coach geeft uitleg over de opdracht en het materiaal dat per duo dient genomen te worden. - coach legt uit dat tussen de oefeningen telkens met het touw gesprongen zal worden, en demonstreert start en eindsignaal. - coach houdt de tijd zorgvuldig bij, en zorgt voor de gepaste start- en eindsignalen. - coach demonstreert touwspringen (continu en in 3 fases) - coach legt de nadruk op het actief blijven bewegen tijdens het touwspringen, en motiveert.

Voor variaties touwspringen zie boek ‘Rope skipping in school en club’

4’

2’

START OEFENING

START OEFENING Touwspringen interval (2 minuten)

START OEFENING

START OEFENING

Oefening 1 Deelnemers oefenen hun explosieve kracht en positionering.

Oefening 1 Neem per 2 een medicine bal. 1 partner werpt de bal krachtig tegen de grond en de andere probeert de bal op te vangen. Daarna wisselen. Deze oefening wordt continu gedaan tot het fluitsignaal. Tel het aantal keren dat de bal gevangen kan worden.

Oefening 1

Oefening 1 - coach demonstreert de oefening of laat demonstreren.

Touwspringen interval (2 minuten)

- coach zorgt eventueel voor variaties in het touwspringen.

(Zelf)verdedigingssporten 062

- coach geeft aan dat variaties bij het touwspringen mogelijk zijn (bv. richting en snelheid touw, beweging benen, verplaatsing in de ruimte enz.)

Bond voor Lichamelijke Opvoeding 7


tijd

DOELSTELLING

ACTIVITEIT

ORGANISATIEVORM

DIDACTISCHE AANPAK

4’

Oefening 2

Oefening 2

Oefening 2

Oefening 2

Deelnemers hebben hun reactievermogen en hand-oog coördinatie geoefend.

Neem 2 tennisballen. Eén van de partners houdt beide armen horizontaal gestrekt op schouderhoogte met de handpalmen wijzend naar de grond. De andere houdt de tennisballen in beide handen recht voor zich uit, tevens ter hoogte van de schouders van de partner en tussen beide handen van de partner. Ballen worden gehouden met de handrug opwaarts georiënteerd. Doel is dat de partner met ballen 1 van de handen opent en 1 bal laat vallen. De partner zonder bal probeert deze te vangen. Na 10 maal wisselen en score bijhouden. Het is niet toegelaten voor de partner met ballen om schijnbewegingen te doen.

- coach demonstreert de oefening of laat demonstreren.

Touwspringen interval (2 minuten)

- coach zorgt eventueel voor variaties in het touwspringen.

2’

6’

Oefening 3

Oefening 3

Deelnemers oefenen hun snelheid en reactievermogen.

Beide partners hangen 6 wasknijpers aan zich (2 schouders, 4 romp). Partners gaan tegenover elkaar staan. Op startsignaal van de coach proberen de partners elkaar wasknijpers te bemachtigen. Wanneer een wasknijper van de partner genomen is wordt deze aan de eigen kleren bevestigd. De persoon met de meeste wasknijpers op het einde, heeft gewonnen.

Oefening 3

- coach demonstreert de oefening of laat demonstreren. - coach let goed op of beide partners plezier hebben in de oefening. - coach demonstreert de correcte verdedigingspositie van de armen. - coach toont hoe pogingen om de wasknijpers te kunnen bemachtigen correct afgeweerd kunnen worden. - coach benadrukt dat deelnemers niet statisch de oefening doen, maar rond elkaar moeten bewegen.

Aandachtspunt (!) Het is niet toegelaten om de armen te sluiten voor het lichaam. De handen worden half open iets hoger dan schouderhoogte gehouden. De minimumafstand tussen beide ellebogen komt overeen met de lengte van de onderarm. Het is evenwel toegestaan om pogingen van de partner om een wasknijper te nemen af te blokken/schermen met de armen en handen.

2’

(Zelf)verdedigingssporten 063

6’

8

Oefening 3

- coach zorgt eventueel voor variaties in het touwspringen.

Touwspringen interval (2 minuten)

Oefening 4

Oefening 4

Deelnemers hebben hun reactievermogen en hand-oog coördinatie geoefend.

Neem 1 tennisbal. 1 van de partners gaat met zijn gezicht naar de muur staan ongeveer op 2 meter afstand, klaar om de bal te vangen (= handen hoog). De andere partner met bal gaat achter de andere staan (2 meter). De partner met bal geeft aan dat hij de bal gaat werpen door ‘ja’ te roepen. De bal wordt tegen de muur onderhands geworpen en de partner zonder bal probeert deze te vangen. De partner kan afwisselend over de rechter- of linkerschouder werpen. De bal wordt na het vangen telkens achterwaarts teruggeworpen. Na 10 x wordt van rol gewisseld.

- coach demonstreert de oefening.

Aandachtspunt (!) Door met foam tennisballen te werpen zal de bal minder snel terugkaatsen, wat de partner meer tijd geeft om deze te vangen.

- coach demonstreert hoe in moeilijkheidsgraad gevarieerd kan worden.

De moeilijkheidsgraad kan verhoogd worden door de worp niet aan te kondigen of harder te gooien.

2’

Oefening 4

Oefening 4

- coach benadrukt dat de oefening rustig dient opgebouwd te worden. - coach wijst op een correcte onderhandse werpbeweging, en het aankondigen van de worp.

- coach zorgt waar nodig voor aangepaste tennisballen. - coach zorgt eventueel voor variaties in het touwspringen.

Touwspringen (2 minuten)


tijd

5’

DOELSTELLING

ACTIVITEIT

ORGANISATIEVORM

DIDACTISCHE AANPAK

Oefening 5

Oefening 5

Oefening 5

Oefening 5

Deelnemers hebben hun reactievermogen en hand-oog coördinatie geoefend.

Idem oefening 4, maar nu kijken beide partners elkaar aan, en staat de partner zonder bal met de rug naar de muur. Wanneer de partner met bal over een van de schouders van de andere de bal naar de muur onderhands werpt, draait de partner zonder bal zich zo snel mogelijk naar de muur en probeert de bal te vangen. Wanneer de bal gevangen wordt, draait men zich zo snel mogelijk terug om met het gezicht naar de partner uit te komen en werpt men de bal terug. Na 10x wisselen

- coach demonstreert de oefening. - coach benadrukt dat de oefening rustig dient opgebouwd te worden. - coach wijst op een correcte onderhandse werpbeweging, en het aankondigen van de worp. - coach zorgt waar nodig voor aangepaste tennisballen.

Aandachtspunt (!) Hoe dichter de partner zonder bal met de rug tegen de muur staat, hoe moeilijker de oefening. De partner zonder bal draait zich pas wanneer de bal uit de hand van de partner vertrokken is.

- coach demonstreert hoe in moeilijkheidsgraad gevarieerd kan worden.

Touwspringen interval duo Per twee heeft men 1 touw. Men probeert per twee in1 touw te springen. Na 1 minuut wisselen

- coach laat deelnemers zelf zoeken, en laat deelnemers aan elkaar demonstreren.

Deelnemers hebben coöperatief naar een bewegingsoplossing gezocht.

3’

totaal duur opwarming: 42’ Kern

Kern

Kern

Kern

A. VERPLAATSING

A. VERPLAATSING

A. VERPLAATSING

A. VERPLAATSING

Spiegel oefening groep 1-2-3-4

Spiegel oefening groep 1-2-3-4

Spiegel oefening groep 1-2-3-4

Spiegel oefening groep 1-2-3-4

Deelnemers kunnen de verschillende verplaatsingsprincipes toepassen, waarbij een juiste basishouding gehanteerd wordt.

De coach staat voor de groep. Doel is dat de groep de verplaatsingen van de coach spiegelt (volgt). De coach drijft het tempo op door sneller 1-2-3-4 te tellen, waarbij de deelnemers telkens zo goed mogelijk trachten te volgen. Bij alle verplaatsingen heeft men aandacht voor de correcte basishouding. Basishouding (voor rechtshandige) = linkervoet voor, schouderbreedte afstand tussen beide voeten, knieën licht gebogen, romp neigt ligt naar voren, voeten en knieën licht naar binnen gedraaid. Handen worden open iets hoger dan de schouders gehouden (en zakken niet!).

- coach geeft duidelijke cues (= 1-2-3-4) en drijft het tempo geleidelijk op. - coach zorgt bij tempo verhoging dat de basishouding en verplaatsingstechniek niet verwaarloosd wordt. - coach zorgt dat de groep dicht op elkaar staat. Dit zorgt dat deelnemers extra aandachtig moeten zijn, en bij foute verplaatsingen direct feedback kunnen krijgen door te ‘botsen’ op de deelnemers vlak naast/voor/achter. - coach ziet erop toe dat iedereen de juiste basishouding aanneemt, en let specifiek op het hoog houden van de handen (= dekking). - coach laat de achterste en voorste rijen wisselen. (Zelf)verdedigingssporten 064

Kern

Bond voor Lichamelijke Opvoeding

9


tijd

DOELSTELLING

5’

ACTIVITEIT

ORGANISATIEVORM

DIDACTISCHE AANPAK

Volgende verplaatsingen worden gedaan:

1. Links & Rechts Deelnemers kunnen de zijwaartse verplaatsingstechnieken toepassen.

- coach demonstreert de verplaatsingstechniek. - coach geeft duidelijke cues (= 1-2-3-4) en drijft het tempo geleidelijk op. - coach geeft indien nodig extra cues (aanwijzingen).

Vanuit een correcte bokshouding beweeg je naar links door op de rechtervoet af te zetten, en naar rechts door op de linkervoet af te zetten. Beide voeten leggen steeds eenzelfde afstand af. Gaat de linkervoet 5cm naar links, dan doet de rechtervoet dit ook. Afzetten gebeurt telkens door af te duwen op de bal van de voet.

2. Voor & achter

Deelnemers kunnen de achter/voorwaartse verplaatsingstechnieken toepassen.

Deelnemers kunnen de verschillende verplaatsingstechnieken toepassen.

5’

Vanuit een correcte bokshouding beweeg je naar voren door op de achterste voet af te zetten en naar achteren door op de voorste voet af te zetten. Bij voorwaarts/achterwaarts vorderen worden beide voeten steeds over eenzelfde afstand verplaatst. Wordt de linkervoet 5cm naar voren geschoven, dan doet de rechtervoet dit ook.

3. Links/Rechts & Voor/Achter Combinatie van de hoger beschreven verplaatsingstechnieken, waarbij de deelnemers de bewegingen van de coach moeten volgen

Spiegel oefening duo

Spiegel oefening duo

Deelnemers kunnen de verschillende verplaatsingstechnieken toepassen.

Idem van de vorige oefeningen, maar nu gaat men per twee de zelfde verplaatsingsoefening doen als in groep. De ene partner leidt, terwijl de andere volgt. De optimale afstand tussen beide partners komt overeen met het elkaar net een hand kunnen geven met gestrekte arm. Er wordt minimum 2x gewisseld van partner.

Deelnemers kunnen voor elkaar rijke leersituaties creëren.

- coach demonstreert de verplaatsingstechniek. - coach geeft duidelijke cues (= 1-2-3-4) en drijft het tempo geleidelijk op. - coach geeft indien nodig extra cues (aanwijzingen). - coach demonstreert de verplaatsingstechnieken. - coach geeft duidelijke cues (= 1-2-3-4) en drijft het tempo geleidelijk op. - coach geeft indien nodig extra cues (aanwijzingen) Spiegel oefening duo

- coach laat demonstreren - coach benadrukt de correcte afstand. - coach stuurt bij waar nodig - coach geeft signaal voor wisselen.

Deelnemers kunnen elkaar feedback geven over de geoefende technieken

(Zelf)verdedigingssporten 065

- coach heeft aandacht voor linkshandigen.

B. TECHNIEK (noodle)

B. TECHNIEK (noodle)

B. TECHNIEK (noodle)

B. TECHNIEK (noodle)

Oefening Boks & ontwijk

Oefening Boks & Ontwijk

Oefening Boks & Ontwijk

Oefening Boks & ontwijk

Deelnemers hebben hun basishouding (incl. dekking), verplaatsingtechnieken, stoot- en ontwijkbewegingen binnen een spelvorm geoefend.

10

Spiegel oefening duo

Deelnemers hebben een rijke leersituatie voor elkaar gecreëerd. Deelnemers hebben hun reactievermogen geoefend. Deelnemers kunnen een correcte rechte stoot geven.

Per 2 neem je 1 noodle. Partner 1 (P1) neemt noodle en houdt deze vast zoals aangegeven op foto. Partner 2 (P2) zonder noodle doet een aanval op de noodle (rechte stootslag met de voorste hand) vanuit de juiste basishouding, waarbij P1 na de aanval de noodle verticaal richting P2 terug slaat (actie -reactie op de noodle). Om te zorgen dat de noodle de P2 niet raakt voert deze ontwijkbewegingen uit. Het is vooral belangrijk dat P1 snel na de aanval van P2 de noodle lanceert. Bij alle oefeningen zorgt P2 dat zijn handen half open gehouden worden t.h.v. het gezicht (= dekking). Eveneens wordt gelet op de juiste basishouding en de (geoefende) verplaatsingstechnieken. Een rechtshandige staat in een juiste basishouding met linkerbeen voor en stoot met linkerhand tegen de noodle.

- coach geeft uitleg over het opzet van de oefening. - coach wijst op enkele aandachtspunten (basishouding, dekking, verplaatsing). - coach demonstreert. - coach legt duidelijk de opdracht uit voor P1 en P2 - coach wijst op het correct omgaan met partner (opbouwen snelheid van uitvoering). - coach demonstreert correcte rechte stoot met de voorste hand. - coach heeft aandacht voor linkshandigen.


DOELSTELLING

5’

ACTIVITEIT

ORGANISATIEVORM

DIDACTISCHE AANPAK

Volgende ontwijkbewegingen worden afzonderlijk geoefend

1. Links / Rechts Deelnemers kunnen de ontwijkbeweging correct toepassen in een spelvorm. Deelnemers kunnen voor elkaar een rijke leersituatie creëren.

Na de aanval (rechte stootslag met voorste hand) van P2 beweegt zijn/haar bovenlichaam deze links of rechts om de aankomende terugbeweging van de noodle te ontwijken. Het is vooral belangrijk dat P2 ervoor zorgt dat bij de ontwijkende beweging het hoofd niet geraakt wordt. Technische omschrijving: bij het naar L/R neigen wordt het bovenlichaam licht gedraaid. Na de ontwijkbeweging draai je het lichaam terug naar de uitgangshouding. Er wordt als het ware een duikende beweging gedaan met het bovenlichaam. Indien je naar rechts ontwijkt, duik je met het bovenlichaam in de richting van de klok mee. Bij links tegen de klok in. Belangrijk telkens hierbij is dat de benen actief worden ingezet om de ontwijk(duik)beweging te ondersteunen. De afstand tussen noodle kan groter gemaakt worden door de benen te buigen.

2. Terugtrekken Deelnemers kunnen de ontwijkbeweging correct toepassen in een spelvorm. Deelnemers kunnen voor elkaar een rijke leersituatie creëren.

Na de aanval (rechte stootslag met voorste hand) van P2, beweegt deze zich explosief naar achteren om de terugslag van de noodle te ontwijken. Hierbij wordt gelet op de juiste verplaatsingsprincipes en het herstellen van de initiële positie na de ontwijkbeweging. Bij deze oefening neemt P2 een actieve basishouding aan (huppelen ter plaatse)

- coach demonstreert of laat demonstreren. - coach legt duidelijk de opdracht uit voor de P1 & P2 - coach stuurt bij waar nodig.

- coach demonstreert of laat demonstreren. - coach legt duidelijk de opdracht uit voor P1 & P2 - coach stuurt bij waar nodig. - nadruk op explosief en technisch correct achterwaarts vorderen - coach wijst op het belang en de functie (= sneller terugtrekken) van een actieve basishouding.

3. Links/Rechts of Terugtrekken Deelnemers kunnen de ontwijkbewegingen correct toepassen in een spelvorm.

Combinatie van oef 1 en 2, waarbij P2 zelf beslist hoe de terugslag van de noodle ontweken wordt. Bij oefening 3 ligt het accent meer op het dynamische en het bewegen in de ruimte. P1 zorgt (= opdracht) dat de oefening niet statisch (op dezelfde plek blijven) wordt.

- coach demonstreert of laat demonstreren. - coach legt duidelijk de opdracht uit voor de P1 & P2 - coach stuurt bij waar nodig

Deelnemers kunnen voor elkaar een rijke leersituatie creëren.

Bij deze oefening neemt P2 eveneens een actieve basishouding aan (huppelen ter plaatse)

- coach wijst op het belang en de functie (= sneller terugtrekken) van een actieve basishouding.

P1 mag eveneens gedurende de oefening bijkomende snelle en lichte aanvallen geven om de dekking van de P2 te controleren. Dit mag zowel wanneer de dekking van P2 goed is (=positief bekrachtigen en aantonen van het nut van een goede dekking), maar ook wanneer P2 de dekking laat zakken.

- coach wijst op de rol van P1 om de oef dynamisch te houden en P2 te wijzen op zijn/ haar dekking.

Oefening Boks, ontwijk + counter

Oefening Boks, Ontwijk + counter

Oefening Boks, ontwijk + counter

Deelnemers kunnen de ontwijkbewegingen correct toepassen in een spelvorm.

Idem als de bovenstaande oefeningen van Boks & Ontwijk, maar nu gaat P2 na het ontwijken van de terugslag van de noodle een bijkomende aanval doen op de noodle = rechte stootslag achterste hand. Voor een rechtshandige betekent dit dat met de rechterhand de counterstoot uitgevoerd wordt. In totaal doet P2 2 aanvallen op de noodle, namelijk een rechte stoot met de voorste hand en een rechte stoot met de achterste hand. Opnieuw wordt gelet op de juiste basishouding, de handen aan het hoofd (=dekking) en de verplaatsings-technieken. P1 zorgt voor de variatie en stimuleert P2 om de verschillende ontwijkingbewegingen toe te passen.

- coach demonstreert correcte rechte stoot met de achterste hand

Deelnemers kunnen voor elkaar een rijke leersituatie creëren. Deelnemers kunnen een correcte rechte stoot geven.

- coach benadrukt de rol van P1 om variatie en dynamiek in de oefeningen te steken.

(Zelf)verdedigingssporten 066

tijd

Bond voor Lichamelijke Opvoeding

11


tijd

DOELSTELLING

ACTIVITEIT

ORGANISATIEVORM

DIDACTISCHE AANPAK

Volgende ontwijkbewegingen + counter worden geoefend

1. Links/Rechts + counter Voor beschrijving zie Oef. 1 Boks & Ontwijk.

- coach demonstreert of laat demonstreren.

2. Terugtrekken + counter

5’

Deelnemers kunnen de ontwijkbewegingen correct toepassen in een spelvorm.

Voor beschrijving zie Oef. 2 Boks & Ontwijk. Om de counter uit te voeren is het heel belangrijk de initiële positie na de ontwijkbeweging snel te herstellen gebruikmakende van de juiste verplaatsingstechnieken.

3. Links/Rechts of Terugtrekken

5’

Deelnemers kunnen de ontwijkbewegingen correct toepassen in een spelvorm.

- coach wijst op het leren inschatten van de aanval en de meest gepaste keuze om de aanval te ontwijken. - coach legt duidelijk de opdracht uit voor P1 & P2

Voor beschrijving zie Oef 2 Boks & Ontwijk. P1 mag eveneens gedurende de oefening bijkomende snelle en lichte aanvallen geven om de dekking van P2 te controleren. Dit mag zowel wanneer de dekking van P2 goed is (=positief bekrachtigen en aantonen van het nut van een goede dekking), maar ook wanneer P2 de dekking laat zakken.

- coach stuurt bij waar nodig.

cooling down

cooling down

cooling down

Deelnemers beëindigen de les op een ontspannen manier.

Deelnemers gaan in een kring liggen op de valmatjes en doen volgende oefeningen.

- coach begeleidt de deelnemers in het aannemen van de juiste vormspanning in de verschillende houdingen.

Deelnemers kunnen de ontwijkbewegingen correct toepassen in een spelvorm. Deelnemers kunnen voor elkaar een rijke leersituatie creëren.

- coach heeft aandacht voor linkshandigen

Kern: 55 minuten

8’

1. Voorwaartse stabiliteitsoefening. Lichaam in voorwaartse steun (pomp-) houding met de voorarmen als steunvlak in de vorm van een driehoek. Ellebogen staan loodrecht op de schouders, voeten bij elkaar. Lichaam in vormspanning en dit 2 x 30 seconden aanhouden 2. Zijwaartse stabiliteitsoefening. Lichaam in zij-lig met voeten op elkaar. Lichaam wordt opgeduwd met de onderarm in een hoek van 90 graden t.o.v. de bovenarm. De elleboog staat loodrecht op de schouder. De andere hand wordt op de voorkant van de schouder gelegd voor stabilisatie van het schoudergewricht. Deze houding wordt 2 x (2 x 15 seconden) afwisselend L/R aanhouden 3. Ontspannen

(Zelf)verdedigingssporten 067

Deelnemers hebben aangegeven waar voor hen uitdagingen liggen.

12

Deelnemers kunnen het oefenmateriaal situeren binnen de lessenreeks

Iedereen ligt of zit en kijkt elkaar aan. Coach begeleidt het leergesprek

- coach vraagt naar het verloop van de les (wat was leuk, minder leuk, moeilijk...) - coach vraagt de deelnemers hoe het ging met het touwspringen en of iemand thuis oefent? - coach geeft nog wat uitleg over het opzet van de les.

Totale duur 100 minuten


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.