Tijdschrift voor
Lichamelijke Opvoeding
Vakblad voor gekwaliďŹ ceerden in de LO & Sport, trainers en jeugdsportbegeleiders
Met o.a.
Zit sport nog steeds op de reservebank Kwaliteit van de Lichamelijke Opvoeding
www.bvlo.be BOND VOOR LICHAMELIJKE OPVOEDING VZW BVLO
VLAAMSE OVERHEID
Trimestrieel tijdschrift nr. 2 - 2012 - april - mei - juni - Aflevering 234 - Erkenningsnummer: P409677 - Afgiftekantoor Gent X
Blijf het hele jaar glimlachen met Ethias Assistance
slEchts
â‚Ź 0,33* pEr dAg
Een volledige bescherming voor uw gezin en uw voertuig Bel gratis 0800 25 777 of surf naar www.ethias.be voor meer informatie. 2
Ethias NV, rue des Croisiers 24, 4000 Luik. RPR Luik BTW BE 0404.484.654 *Indien voldaan aan de acceptatievoorwaarden/info op ethias.be.
Woord vooraf
BVLO
In dit nummer
Beste lezer De laatste maanden en weken is er enorm veel te doen over het onderwijslandschap. Het middelbaar onderwijs zoals we dat nu kennen zal grondig veranderen. ASo, TSo, BSo en KSo zullen verdwijnen zodat de vooroordelen over technisch onderwijs van tafel geveegd kunnen worden. Maar de hervorming is nog niet voor volgend schooljaar, volgens minister Smet kan het nog twaalf jaar duren vooraleer leerlingen echt in het nieuwe systeem les zullen krijgen. Hij maakt zich sterk dat het Vlaams Parlement voor de zomer nog een visienota zal goedkeuren, het daaruit volgende decreet zou hij voor het einde van deze legislatuur in 2014 willen laten goedkeuren. Daarna moet dat nieuwe systeem nog geïmplementeerd worden. Er komt ook een nieuwe omkadering voor het basisonderwijs. Met dit nieuwe decreet wordt het aantal onderwijzende personeelsleden in het Vlaamse basisonderwijs, aanzienlijk uitgebreid. Vanaf 1 september 2012 komen maar liefst 1300 VTE leerkrachten bij, goed voor een investering van ˆ 52,7 miljoen. MAAR: De ontkleuring van de lestijden voor bewegingsleer in het kleuteronderwijs en het lager onderwijs is een element in dit decreet waarvoor o.a. de Bond voor Lichamelijke Opvoeding aan de alarmbel trekt. Als de gekleurde uren verdwijnen en scholen opnieuw autonoom kunnen beslissen over de invulling van de uren ‘bewegingsopvoeding’, is dit op zijn minst gevaarlijk. De ontkleuring mag er niet toe leiden dat de bewegingsopvoeding opnieuw door de kleuterjuf moet worden gegeven. Ook in het lager onderwijs moeten er garanties komen dat de beschikbare lestijden hun oorspronkelijke doel blijven dienen. Meer nog, we moeten nagaan in welke mate het systeem van het kleuteronderwijs kan worden uitgebreid naar het lager onderwijs. In tijden waar de minister van Sport geld uittrekt voor een waardevol project “Multimove voor kinderen”, bouwt men binnen het onderwijs de zekerheden voor kwaliteitsvol bewegingsonderwijs af. De BVLO vindt dat dit niet kan, en interpelleerde de minister van Onderwijs hierover. Ook het eindeloopbaandebat en de oplossingen die men zal bieden om de ouder wordende leraar wat te ontlasten blijft de BVLO met argusogen volgen. De BVLO organiseerde trouwens op 2 mei een debat over de lasten en lusten van de leerkracht LO. U krijgt verder in dit tijdschrift een beknopt verslag, meer uitgebreide informatie, o.m. over de overgangsmaatregelen voor diegenen die net de boot missen en niet op TBS kunnen gaan, is gepubliceerd op de BVLO-website. Veel leesgenot De redactie
Het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is een vakblad voor gevormden in de LO, trainers en jeugdsportbegeleiders. Het verschijnt trimestrieel: 5 maart, 5 juni, 5 september en 5 december. Een abonnement op het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is inbegrepen in het lidmaatschap van de BVLO. Alle individuele leden van de Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw krijgen het Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding toegstuurd. Maar een BVLO-lidmaatschap is meer dan dat! Kijk voor alle mogelijke formules en voordelen op onze site: www.bvlo > LO & Sport > Lidmaatschap of bel de ledentelefoon 09- 218 91 23 (kantooruren). nieUW: het BVLO-lidmaatschap sluit je af voor 12 maanden of de volle 365 dagen. Alle info en online lid worden: www.bvlo.be
Theorie Woord Vooraf
3
.............................................................................................................
Meer Lo op school? Het kan! ...................................................................4 SUCCESVOLLE STERRENLOOP VAN VRIJE BUSO-SCHOOL DE STER TIELT
DIMITRI IDE & SOPHIE VAN AELST Zit sport nog steeds op de reservebank? PAUL DE KNOP & HEBE SCHAILLEE
7
.....................................
ethisch (en medisch) verantwoord sporten in Vlaamse jeugdsportclubs: een stand van zaken ........................................... 12 JAN SEGHERS, JEROEN SCHEERDER, FILIP BOEN, ERIK THIBAUT & JEROEN MEGANCK De kwaliteit van lichamelijke opvoeding in het secundair onderwijs ....................................................................................... 17 EEN STERKTE-ZWAKTEANALYSE OP BASIS VAN DE SCHOOLDOORLICHTINGEN IN DE PERIODE 2001-2009
REGINALD LEPER olympische helden in het Sportimonium .................................... 22 SPORTIMONIUM Kleuters staan niet stil................................................................................. 23 BVLO & SPORTSTARS VZW ZETTEN IN OP BEWEGINGSLESSEN VOOR KLEUTERS
BVLO VZW – MIEKE TERMONT De 26e Zomer Universiade van Shenzen, China ........... 26 JAN BOUTMANS BVLo-Activiteiten.................................................................................................. 29 Bond voor Lichamelijke opvoeding - voorstelling........ 30 BVLo-Partners .......................................................................................................... 31
Praktijk Voetbalspelvormen STEVEN DE JAEGHER VOETBAL 079-082 Laat ze (niet) vallen! VALPREVENTIE IN HET BEWEGINGSONDERWIJS
JACKIE CARDINAELS - YOS LOTENS VEILIGHEID 119-122 Uitnodigende zwemactiviteiten ERIC PARDON - ERNST HART ZWEMMEN 135-138
Publiciteit: Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw Tel. 09 218 91 20 - Fax 09 229 31 20 - email: info@bvlo.be Copyright: Het overnemen van artikels en foto's is zonder schriftelijke toestemming van de redactieraad niet toegelaten. Iedere auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn/haar artikel. Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding is ondertekenaar van de Milieubeleidsovereenkomst Papier Vlaanderen en steunt de inspanningen van de Vlaamse regering i.v.m. papierrecuperatie.
Verantwoordelijke uitgever: E. De Boever Waterkluiskaai 16, 9040 Sint-Amandsberg/Gent
Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers.
De redactieraad bestaat uit: Kristine De Martelaer, Eric De Boever, Sophie Van Aelst en wordt bijgestaan door een ruime adviesgroep en een reviewpanel.
drukkerij new Goff - Kaleweg 5 - 9030 Mariakerke(Gent) Tel 09 216 73 73 - fax 09 216 73 74 - info@newgoff.be
Bond voor Lichamelijke Opvoeding vzw - BONDSHUIS BVLO - Waterkluiskaai 16 - 9040 Sint-Amandsberg/Gent
Bond voor Lichamelijke Opvoeding
Bankrekening BVLO: IBAN BE51 4469 7200 0162 BIC: KREDBEBB - Tel. (09) 218 91 20 - Fax (09) 229 31 20 - e-mail: info@bvlo.be - Openingsuren: 9 tot 13 uur & 14 tot uur nr. 217/ 2012
3
BVLO
Meer LO op school? Het kan
Succesvolle Sterrenloop van VRIJE
BUSO-SCHOOL DE STER TIELT De uitdaging: 5 kilometer lopen op 6 mei 2012
4
Inleiding
Een sportief idee
April 2012 was een kletsnatte maand, met bovendien veel wind en temperaturen die nauwelijks boven de 10° Celsius uitkwamen. Toch was april dé maand waarin de leerlingen van de Vrije BUSO-school De Ster in Tielt het hardst moesten trainen om 5 kilometer te lopen. Want op 6 mei was het ‘judgement day’: de Let’s Go Sterrenloop in de centrumstraten van Tielt.
“In de aanloop naar de Olympische Spelen van Londen kwam ik op het idee om onze leerlingen ook een sportief duwtje in de rug te geven”, begint meester Dimitri zijn verhaal. “Al snel kreeg dit concreet vorm en werkten we een ‘sterrenloop’ uit, een uitdagende project voor alle leerlingen van de school. We pakten dit redelijk direct aan en startten met een officiële take-off op maandag 13 februari.”
Hoe de meisjes en jongens het er uiteindelijk vanaf brachten, kom je straks te weten, maar minstens even belangrijk is het proces dat eraan vooraf ging. En hiervoor trok ondergetekende naar de betrokkenen zelf. Op een kille dinsdagnamiddag in de druilerige regen sprak ik met initiatiefnemer Dimitri Ide af aan de atletiekpiste van Tielt, waar de laatste jaren een training zouden afwerken van 2 x 15 minuten lopen.
In de aula van de Katho verzamelden ze alle leerlingen om hen te overtuigen de uitdaging aan te gaan om effectief 5 km te lopen op zondag 6 mei. Om hen zover te krijgen heeft de school op geen enkele inspanning gekeken: ze maakten een filmpje met bekende en minder bekende personen die de leerlingen aanmoedigden en Tielts volksfiguur Rik Schrauwen mocht in
zijn gekende stijl de leerlingen over de streep trekken. “Ze waren zodanig verrast en overdonderd dat ze bijna allemaal intekenden”, lacht meester Dimitri. Elke leerling die het contract afsloot, kreeg een uniek Let’s Go Tshirt en dan kon de opbouw echt beginnen.
Trainen, trainen, trainen Elke leerling kreeg een 7-weken-programma op school. Het was de bedoeling dat er naast de lessen Lichamelijke Opvoeding op school ook thuis geoefend werd natuurlijk. Een eerste generale repetitie vond plaats in de week voor de paasvakantie. Met z’n allen trokken de leerlingen naar de atletiekpiste en probeerden ze 20 minuten te lopen. Aan de hand van deze resultaten kregen ze een nieuw oefenprogramma om dan de resterende vijf weken optimaal te blijven trainen. Als extra stimulans ontving elke leerling al een persoonlijke motivator, nl. een siliconen armbandje met opdruk
‘Let’s Go’. Doel is natuurlijk om er in totaal vijf te halen - in blauw, geel, zwart, groen en rood – naar analogie met de Olympische ringen.
De leerlingen van De Ster Goed, ik sta aan het zwembad en in de verte zie ik een bende ‘jong geweld’ afkomen, onder begeleiding van een stoere meester. Het omkleden gaat relatief snel, althans bij de jongens, de meisjes hebben wat meer tijd nodig (wat perfect normaal is natuurlijk. Ook om te lopen, moet je er toch deftig uitzien, niet!?)
gericht op functionaliteit en praktische bruikbaarheid van hetgeen ze hebben geleerd. Concreet bereiden wij onze leerlingen voor op een toekomst als interieurbouwer, logistiek assistent in ziekenhuizen en zorginstellingen of plaatslager. We werken vooral aan verschillende vormen van zelfstandigheid, sociale redzaamheid, doorzetting en attitudes. En in dat opzicht is het Sterrenloopproject een schitterend initiatief natuurlijk”, besluit de directeur.
“Onze leerlingen hebben het niet altijd gemakkelijk”
Buiten staan al enkele supporters en sympathisanten klaar, waaronder ook de directeur, de heer Paul Strubbe. Hij geeft mij een woordje uitleg over de leerlingen en de school. “De Ster is een school voor buitengewoon onderwijs type 1OV3 (OV staat voor Opleidingsvorm, red.) en De Ster maakt deel uit van de scholengemeenschap Molenland MeulebekeRuiselede-Tielt. Wij geven onze leerlingen een algemene, sociale en beroepsvorming. De bedoeling is dat ze later in een gewoon leef- en arbeidsmilieu terechtkunnen en meestal lukt dat ook. Het onderwijsaanbod van de OV3 is
Het startschot
Dimitri Ide geeft de lopers nog wat peptalk mee en dan kunnen we de piste op. Enkele leerkrachten zullen ook deze keer meelopen. Juf Mieke vertrouwt mij snel toe dat ze pas gestart is in december 2011, dat ze helemaal alleen getraind heeft en heel traag loopt. “Maar ik loop en”, voegt ze er nog aan toe, “ik neem intussen al 12 kg minder mee”. Chique toch! Meester Dimitri geeft het startschot en dan zijn ze vertrokken. Al snel blijkt er een groot verschil in snelheid, wilskracht en zelfs stijl. Zo is er een groepje jongens die het lopen op zich wat te saai vinden en daarom de hele tijd een miniballetje meenemen en passen naar elkaar. Een andere jongen loopt de hele tijd
alleen, op zijn eigen tempo en met een grijns op zijn gezicht. Het meisje dat uiteindelijk de grootste afstand gelopen blijkt te hebben, loopt mooi, constant en op wilskracht. Juf Mieke gaat inderdaad niet snel, maar ze moet ook nooit vertragen of wandelen. Ze komt er wel! De directeur vermoedt dat er toch een heel aantal leerlingen zijn die de afgelopen weken niet getraind hebben. “Ze hebben net hun stage van 3 weken achter de rug en het zal er bij velen niet van gekomen zijn”, denkt hij luidop. Directeur Strubbe kijkt niettemin trots naar zijn leerlingen én leerkrachten. “Dit is goed voor het team, zeer zeker!” Op de vraag waarom hij eigenlijk zelf niet meedoet, roept hij het excuus van een oude voetbalkwetsuur in. “Lopen zit er voor mij niet meer in, fietsen mag wel.” Als iedereen moe maar voldaan de 2 x 15 minuten afgerond heeft, mag meester Dimitri de rode armbandjes uitdelen. Hij stretcht nog even mee en rond samen met mij af. “Onze leerlingen hebben het niet altijd gemakkelijk, thuis niet en ook in de maatschappij niet. Ze worden vaak geconfronteerd met minachting door anderen. Hun zelfbeeld is meestal heel laag door vele negatieve ervaringen. Door mee te doen aan dit project kunnen ze wel succes boeken en dat kan alleen maar positief zijn. Uiteindelijk was dat onze voornaamste doelstelling.
De apotheose op zondag 6 mei Zondag 6 mei om 8 uur … is het nog superrustig ter hoogte van de Buso-school De Ster, maar een kwartiertje later wordt er al grote activiteit waargenomen, de talrijke medewerkers zijn alles in gereedheid aan het brengen om hun eerste Sterrenloop op gang te schieten. Leerkrachten, oudercomité en sympathisantenzetten in een mum van tijd de bar, start- en aankomstzone, kleedzaal en parcours klaar. Om 9.15 uur zijn we klaar om de lopers van onze Sterrenloop te verwelkomen. We verwachten 65 leerlingen, 10 leerkrachten en 70 externe lo-
pers… in totaal dus 145 voorinschrijvingen. Stilletjes hopen we om de kaap van 150 te halen. Een kwartier voor de start is het gezellig druk in en rond onze school. Alles verloopt vlot en we zien alleen maar gelukkige gezichten, want ook de weergoden zijn ons gunstig gezind! Op de dag zelf noteren we nog 32 inschrijvingen, helaas zijn er ook een aantal mensen die hun kat stuurden. Uiteindelijk zijn er 55 leerlingen (-10) en 58 (-12) vooraf ingeschreven externen. Wat het totaal op 155 deelnemers brengt… een megasucces!!
LO leerkracht Dimitri Ide benadrukt in zijn korte inleiding nog eens de Olympische gedachte ‘meedoen is belangrijker dan winnen’ en vraagt de externe lopers om de leerlingen onderweg een bemoedigend woordje en/of schouderklopje te geven. Deze stimulansen moeten hen helpen om de uitdaging van 5 km lopen tot een goed einde te brengen! Om klokslag 10 uur weerklinkt het startschot. De meesten starten op een rustig tempo, maar toch zijn er die zich vergalopperen bij de start (eigen aan een massa natuurlijk).
Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
5
De lopers krijgen een ronde van 1,25 km voorgeschoteld door de centrumstraten en het stadspark van Tielt. Na elke ronde ontvangen de leerlingen een siliconen bandje (na ronde 1: blauw, na ronde 2: geel, na ronde 3: groen en bij aankomst: zwart). Deze bandjes vormen samen met het rode Let’s go-bandje(dat ze ontvingen na de evaluatietraining vóór (lagere jaren) en na (hogere jaren) de paasvakantie) de Olympische ringen. Na iets minder dan 20 minuten kwamen de eerste lopers aan. De eerste leerling Younes liep samen met meester Dimitri de 5 km in 21 min 53 sec, wat bijzonder knap is! Moe maar met een brede glimlach op hun gezicht kwamen de leerlingen voorbij de aankomstlijn. Eén voor één brachten ze de uitdaging tot een goed einde, de laatste leerling na 43 min 59 sec, de laatste ron-
de legde ze ook af samen met meester Dimitri! Tussen de vele lopers was er ook een opmerkelijk groepje uit het buitengewoon onderwijs in Gits. De buurvrouw van Dimitri Ide is kinesiste in deze school en is een looptherapie gestart met een groepje jongeren. Toen ze van ons initiatief hoorde besloot ze om dit project ook te volgen met haar leerlingen. Net zoals onze leerlingen ontving ze de T-shirts en ook tijdens de loop ontvingen ze de siliconen Olympische ringen! Ook zij liepen de 5 km uit en kregen de beloningen zoals onze leerlingen … een dikke proficiat!! Als beloning voor hun prestatie ontvingen de leerlingen een medaille, cinematicket, drankje en een verrassingspakket geschonken door de sponsors. Dit werd overhandigd door de beroepsrenner Pieter Serry, de burgemeester en
de eerste schepen van Tielt. Daarnaast zijn we nog uitgenodigd door Club Brugge om eens een kijkje te nemen achter de schermen met alle leerlingen die de 5 km tot een goed einde hebben gebracht! Ons project loopt ten einde … wat zijn we gelukkig dat ons doel is gehaald. Dit betekent zo veel meer voor onze leerlingen dan we ons kunnen voorstellen. Dit kleine succesje maar vooral hun gevoel dat ze iets moeilijks tot een goed einde kunnen brengen mits een inspanning, dat gevoel moeten ze meedragen voor de rest van hun leven. We zijn dan ook ‘buitengewoon’ trots op onze leerlingen en fier dat we leerkrachten zijn van zo’n gemotiveerde leerlingen! Onze inspanningen zijn niet voor niets geweest … wie weet kan dit het startschot zijn van een jaarlijkse traditie!
Trefwoorden: Lichamelijke Opvoeding, lopen, trainen, uitdaging, zelfbeeld, team, Olymische Spelen, Olympische gedachte
De afwezigen hadden weer eens ongelijk! Sympathisanten die wilden meelopen, konden zich inschrijven via de blog www.bloggen.be/ sterrenloop en ook op facebook kon iedereen de avonturen volgen. Wie meer foto’s wil bekijken en reactief sprokkelen, kan nog altijd op de Facebookpagina ‘Sterrenloop’ terecht. Meer info: Buso De Ster I Steenstraat 42 I 8700 Tielt I Tel. 051/42 75 10 str.tielt@molenland.be I http://www.buso-tielt.be
"Het was heel tof om te doen, het is anders dan les. De drank die voorzien werd was tof en het lopen in het park was ook tof. En we zagen elkaar terug op een zondagmorgen!" Tibo D.
PAST UW SCHOOL OOK IN DEZE RUBRIEK? Neem dan als de bliksem contact op met de redactie: Sophie Van Aelst, sophie.vanaelst@bvlo.be Wij brachten in deze rubriek al verslag uit over - Sportschool Gentbrugge - Vrij Landelijk Instituut Oudenaarde - MPI Zonnebos in ’s Gravenwezel - Atheneum Wispelberg Gent - Middenschool Maaseik - Basisschool De Reigers Zelzate - Maria-Boodschaplyceum Brussel - Sportbasisschool Heusden
- De Oester Oetingen/Strijland - Atheneum Avelgem - Basisschool Hof Pepijn Landen - KTA Jette - KTA De Beeltjens Westerlo - Universiteit Gent - Basisschool De Regenboog Ertvelde - De Meidoorn Eeklo
- Freinetschool De Boomgaard Gent - Middenschool Lyceum Hasselt - Koninklijk Atheneum Ninove - Basisschool De Beeltjens Westerlo - Middenschool Ieper - VLIO Oudenaarde - KAMSA Aarschot
Wie prijkt hier als volgende 'goede voorbeeld'? 6
Paul De KnoP, Vrije Universiteit Brussel
Hebe sCHaillee, Vrije Universiteit Brussel
zit SPORT NOG STEEDS op de RESERVEBANK ? INLEIDING Ik ben 36 jaar professioneel bezig geweest met sport en dit in de begeleiding, de opleiding, het wetenschappelijk onderzoek en het beleid, waarvan 12 jaar deeltijds in Nederland. Nu ben ik reeds drie jaar werkzaam als rector, m.a.w. buiten de sport en in een totaal ander milieu; dit is een veel breder milieu van onderzoekers in de geneeskunde, de ingenieurswetenschappers, de biotechnologen, de astrofysici, de filosofen, de rechters, de criminologen, … om er maar enkele te noemen. Opleiding en wetenschappelijk onderzoek maken uiteraard wel nog steeds mijn core business uit, maar daarbij is sport verworden tot één van de zovele aspecten van het sociale gebeuren en heeft ze niet meer de centrale focus. Dit maakt dat ik niet meer ten volle op de hoogte ben van de actualiteit in de sport en de recente invulling van gezondheidsaspecten in Bachelor-Master programma’s, en dat anderen beter geplaatst
zijn om dit te evalueren; maar anderzijds geeft het mij de mogelijkheid om (zoals de Britten het noemen) ‘detached’ naar de sport te kijken, als zat ik in een space shuttle, op aarde neerkeek en daar de sportleiders bezig zag. Ik zal mij in deze bijdrage focussen op
1/ 2/
2 items:
De maatschappelijke betekenis van sport en bewegen is zeer groot; dit zal ik kort trachten te duiden. Sport wordt nog onvoldoende ‘au serieux’ genomen en dit zowel door de gebruiker/beoefenaar/klant zelf als door de opleidingsinstituten en de overheid. Ook dit zal ik trachten aan te tonen.
Hierbij zal ik gebruikmaken van enkele kritische observaties, niet om mijn peers aan te vallen of om mijn vakgebied af te breken (daarvoor is het mij nog steeds te dierbaar), wel om ons alert te maken …
1. DE GROTE MAATSCHAPPELIJKE BETEKENIS VAN SPORT Sport is in de afgelopen eeuw uitgegroeid van een kleinschalig verschijnsel tot een mondiaal fenomeen, met uiteenlopende dimensies, verschijningsvormen en betekenissen. Door die grootschaligheid is het zelfs mogelijk om te spreken van de maatschappelijke betekenissen van sport. Wat is de waarde van sport voor al die miljoenen mensen die er in onze samenleving op de één of andere manier bij betrokken zijn? En wat is de waarde van die grootschalige sportparticipatie voor de samenleving als geheel? In totaal kunnen er 24 functies en betekenissen van sport vastgesteld worden (De Knop & Hoyng, 1998), o.a.: • De democratische werking van sport. Hiermee bedoelt men dat sport bijdraagt tot het in evenwicht brengen van de machtsbalans tussen groepen met verschillende karakteBond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
7
•
•
•
•
•
•
•
8
ristieken (sociale klassen, ras, sekse, leeftijd, religie, handicap, regionale verschillen of seksuele voorkeur). Distinctie door middel van sport. Distinctie is het zich (bewust) onderscheiden van anderen. Door een onderscheidend gebruik van het lichaam of een andere (leef-)stijl demonstreert sport de maatschappelijke classificatie van verschillende personen; men kan zich via sport onderscheiden van anderen en van andere klassen. De economische betekenis van sport. De economische functie van sport kan men vaststellen aan de hand van drie maatstaven: uitgaven, productie en werkgelegenheid. Zo werd onlangs vastgesteld dat thans meer dan drie procent van alle consumptie en investeringsbestedingen in Vlaanderen gerelateerd is aan sport en dat sport goed is voor drie procent van de wereldhandel. De gezondheidsfunctie van sport. Sport voorziet in lichaamsbeweging en kan als gevolg een grotere algemene gezondheid bevorderen; dat is niet onbelangrijk, aangezien we meer en meer geconfronteerd worden met een drastisch toenemend sedentarisme, wat gepaard gaat met een stelselmatig afnemende fysieke fitheid van onze jeugd. De beleving van sport. Niet alleen het deelnemen aan sport, maar ook het kijken naar sport levert plezier op. Sport kan dus direct en indirect bijdragen tot een verhoogde kwaliteit van het leven. De herstelfunctie van sport. Sport is een goed middel voor lichamelijk herstel bij sedentaire beroepen. De identificatiefunctie van sport. Sport biedt aan individuen de mogelijkheid om zich te identificeren met een bepaalde groep of individu. Sport biedt aldus de mogelijkheid tot het creëren van kameraadschap, het gevoel ergens bij te horen en solidariteit. De integratiefunctie van sport. Integratie betekent het samengroeien van verschillende groepen en/of personen (allochtonen, ouderen, gehandicapten, homoseksuelen, enzovoort) in een maatschappij, instituut of organisatie. Ondanks het feit dat het de leden van de gemeenschap zowel opsplitst als bijeenbrengt, bevordert sport de communicatie en voorziet het in gemeenschappelijke symbolen, een collectieve identiteit en een reden voor solidariteit (integratie door conflictparadox). Zo ook kunnen sportevenementen en sportcentra fungeren als nationale trots en kracht, waardoor de inwoners van een land zich meer één gaan voelen; sport is één van de weinige symbolen van mondiale
•
•
•
•
verbondenheid tussen mensen die door vrijwel de hele wereldbevolking wordt herkend. De ontladingsfunctie van sport. Sport is een uitlaatklep voor vele mensen, een kalmeringsmiddel tegen spanningen en een manier om driften uit te leven; die ontlading wordt ook wel eens met de term ‘catharsis’ aangeduid. Sport is een afleiding voor agressie, een mogelijkheid om te ontsnappen aan de werkelijkheid. De ontwikkelingsfunctie van sport. Sport biedt de mogelijkheid tot ontplooiing, zelfkennis en uiteindelijk tot persoonlijke ontwikkeling. Dit laatste kan leiden tot een gevoel van eigenwaarde en tot zelfverwerkelijking. Het gevoel van bekwaamheid (beheersing van vaardigheden) kan bij een sporter een uitwerking hebben op de perceptie van zelfgeschiktheid, zelfvertrouwen, gevoel van eigenwaarde, zelfvervulling en het bevorderen van de zelfactualisatie. De maatschappelijke controlefunctie van sport. Sport is een vorm van gecontroleerd vechten (mimetische functie), een symbolische representatie van een meestal ‘nietgewelddadige vorm van competitie tussen individuen, groep of zelfs staten’. Sport kan daardoor een ordescheppende functie hebben (panem et circenses). Sport als politiek instrument. De politieke functie van sport is één van de meest beschreven functies in de wetenschappelijke literatuur; sport blijkt immers meerdere politieke functies te vervullen: - sport als diplomatiek instrument; - sport als middel voor propaganda en ideologie; - sport als mogelijkheid tot het verkrijgen van politiek prestige; - sport als instrument voor buitenlandse politiek; - sport als medium voor politieke protesten; - sport als katalysator voor (inter)nationale conflicten.
• Socialisatie door Sport. Aan sport wordt een socialiserende of opvoedkundige waarde toegedicht, waarbij door belonen en straffen een veelzijdige vorming van de sporters en zo van de bevolking wordt bewerkstelligd. Karakter, persoonlijkheidskenmerken en morele eigenschappen (sportiviteit, eerlijkheid, moed, succesgeoriënteerdheid, samenwerking, enzovoort) worden nagestreefd door sportdeelname. • Sociale mobiliteit door sport. Dit houdt in dat de sporter na zijn of haar sportcarrière hoger op de sociale ladder staat (en blijft)
dan aan het begin van de carrière. Deelname aan sport kan leiden tot de opbouw van bepaalde lichamelijke vaardigheden, die de stap naar een professionele carrière (zowel in als buiten de sport) vergemakkelijken. Er worden namelijk attitudes en gedragspatronen ontwikkeld die in de beroepswereld erg gewaardeerd worden. Niet al deze sociale functies van sport zijn momenteel al ontegensprekelijk bewezen. Voor de volgende functies en betekenissen van sport ontbreken empirische gegevens die het bestaan ervan kunnen aantonen. Het betreft hier: herstel, ontlading, ontwikkeling, ordeschepping, reproductie-ideologie, socialisatie en vervreemding (De Knop, Scheerder, & Vanreusel, 2006). Verder onderzoek is dan ook nodig. Vastgesteld wordt wel dat zowel de participatie aan sport als de belangstelling voor sport in de huidige samenleving zijn uitgegroeid tot ongeziene hoogtes. Ondanks de talrijke initiatieven van de overheid en de toenemende impact van commerciële sportaanbieders, bekleden traditionele sportclubs tot op heden nog steeds een dominante positie in het Vlaamse sportlandschap (Scheerder & Vos, 2010). Anno 2004 waren er in Vlaanderen bij benadering 1,5 miljoen clubsporters actief in een kleine 25.000 sportclubs (Scheerder, 2007; Van Lierde & Willems, 2006). Door de jaren heen is er echter sprake van een stagnatie van het aantal clubsporters en evolueerde de sportmarkt naar een sterk gefragmenteerde vraagmarkt (De Knop et al., 1996; Koski & Heikkala, 1998; Lucassen et al., 2007; Van Hoecke et al., 2009). De groeiende rol van de commerciële markt in dit landschap komt voornamelijk tot uiting in bepaalde deelsegmenten zoals fitness en squash (Scheerder & Vos, 2010). Anno 2008 telde België bij benadering 842 fitnesscentra waarin naar schatting 500.000 fitnessbeoefenaars lid waren (IHRSA, 2008). Dit Belgische aanbod inzake fitnesscentra is goed voor twee procent van de Europese markt en situeert zich hiermee in de Europese middengroep (Scheerder & Vos, 2010). Daarenboven blijkt de populariteit van sport ook uit het kijkers- en lezerspubliek. In Vlaanderen behoort ‘sportweekend’ tot de top 20 van de 100 best bekeken programma’s (CIM-tv, 2011). In Nederland blijkt zelfs dat in relatief rustige maanden, als er geen Tour, EK of WKvoetbal, of EK of WK-schaatsen te zien is, sport de televisiekijkcijfers blijft domineren: drie van de vier best bekeken programma’s op de Nederlandse televisie behoren dan tot de categorie ‘sportuitzendingen’. Een ander opmerkelijk voorbeeld van de grote maatschappelijke be-
tekenis van sport zijn de Olympische Spelen. Laten we dit even illustreren met enkele feiten en cijfers m.b.t. de Olympische Spelen in Peking (BOIC, 2008; IOC, 2008):
• Sport wordt in tegenstelling tot andere sociale verschijnselen niet als ernstig ervaren (zo is de status van de arbeids-, gezins-, cultuursociologie, … ontegensprekelijk hoger dan deze van de sportsociologie). • De sport is zeer nauw verbonden met het irreële, het niet ernstige, het ludieke:
invloed van verschillende sportcampagnes, maar ook onder invloed van welbepaalde maatschappelijke evoluties de sport geëvolueerd is tot een massa-aangelegenheid. Naar schatting doet ruim 63 % van de 14- tot en met 18-jarigen in Vlaanderen aan sport. 25 % van de bevolking is lid van een sportclub of met andere woorden 36,5 % van de Vlaamse sportbeoefenaars (Lievens & Waege, 2009). Sport blijkt tot op heden nog steeds één van de populairste vrijetijdsbestedingen van jongeren te zijn (OIVO, 2010). Dit in tegenstelling tot de afnemende of beperktere belangstelling voor een aantal andere maatschappelijke instituties zoals de kerk, de politiek, maar ook zang-, muziek- en toneelverenigingen (Van Bottenburg & Schuyt, 1996; OIVO, 2010). Lange tijd echter is deze sport, ondanks de toenemende maatschappelijke belangstelling die haar toebedeeld werd, ook een achtergeschoven onderwerp geweest in het sociaal-wetenschappelijk onderzoek zelf. De reden hiervoor is volgens Dunning (1994) te vinden in het feit dat sport als niet echt/niet reëel en als een niet-significant onderdeel van het sociaal leven werd beschouwd door de grote verbondenheid met de fantasie-component, met het irreële. Een tweede reden was de neiging van westerse academici om sport te marginaliseren en om hun onderzoek te wijden aan ‘ernstige’ onderwerpen zoals ‘arbeid’ en aan het economische concept van ‘utilitarisme’. Sport en andere spelactiviteiten werden niet als ernstig beschouwd en kregen derhalve niet de verdiende aandacht van ‘ernstige’ beroepen zoals de wetenschap. Zo stelt Roger Caillois (1961): “sport... it is an occasion of pure waste: waste of time, energy, ingenuity, skill and often of money ...”. Met andere woorden, het ondergeschikte wetenschappelijke belang dat aan sport gehecht werd, is te wijten aan een vorm van culturele etnocentriciteit: de wetenschappers stonden immers te dicht bij de dominerende waarden van de westerse samenleving en dit belemmert hen in hun inschatting van het belang van sport. Coakley (1990) voegde daar nog aan toe dat het merendeel van de wetenschappelijke tijdschriften niet bereid was om sociaal-wetenschappelijke artikels oorspronkelijk zelfs m.b.t. sport op te nemen en dat sportgerelateerde publicaties in sociaal-wetenschappelijke tijdschriften als minderwaardig werden afgedaan. Sport is dan ook nog niet in die mate onderwerp geweest van humaanwetenschappelijk onderzoek, welke evenredig kan worden genoemd met haar maatschappelijk belang.
Reeds eerder heb ik aangegeven dat onder
• De sport is zeer functionalistisch gericht,
• 205 landen en regio’s namen deel (het grootste aantal ooit). • 28 sporten, 10.500 atleten. • 37 stadions en sportterreinen: 31 in Peking, 6 in andere steden. • 4 miljard mensen hebben de Spelen gevolgd, 1,6 miljoen bezoekers uit China en 500.000 uit het buitenland. • 400.000 agenten en 100.000 vrijwilligers hebben alles in goede banen geleid. 110.000 veiligheidsagenten en militairen verzorgden de veiligheid. Daarnaast werden nog 74 jets en 48 helikopters ingezet. • 336.000 hotelkamers met in totaal 660.000 bedden. • De stad telt 3,3 miljoen automobilisten, dagelijks komen er duizend auto’s bij. Voor de Olympische Spelen werd het aantal auto’s op de weg met 40 % verminderd, door een verkeersbeperking op basis van een beurtsysteem. • Fabrieken werden stilgelegd en er werd kunstmatig regen opgewekt om de lucht te zuiveren. • Peking werd opgefleurd met 40 miljoen planten. Maar sport is niet alleen populair bij de bevolking; ook de overheid ziet meer en meer het belang (in) van sport. Toch kan men zich afvragen of sport, ondanks haar grote maatschappelijke betekenis wel voldoende ‘au serieux’ wordt genomen. En de vraag stellen is ze tegelijk beantwoorden.
2. SPORT WORDT NOG ONVOLDOENDE ‘AU SERIEUX GENOMEN’ Ik zal dit trachten aan te tonen aan de hand van kenmerken.
7
1/ Hoe ‘serieux’ is sport?
Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
9
wenst resultaten neer te zetten; al wat niet functioneel is, wordt als bijkomstig beschouwd; het lezen op zich en zeker van sociologische en/of filosofische boeken behoort niet tot de geliefkoosde bezigheid van sportmensen. En als er toch wordt gelezen dan beperkt het zich vaak tot ‘technische’ werken. Daarenboven valt het me op dat op congressen van decanen van ‘sport’faculteiten (toch wel de leiders in de sport?!) bijna uitsluitend technische thema’s aan bod komen (cfr. congres ENSSEE 2011 in Parijs) (ENSSEE staat voor European Network of Sport Science, Education & Employment, red.). Thema’s zoals: - hoe omgaan met de economische crisis - welke uitdagingen brengt deze crisis voor onze opleidingen teweeg? komen totaal niet aan bod.
•
•
•
2/ Woorden maar ook daden? • Vele zogenaamde sportmensen belijden de sport met het woord en met het oog, maar tonen zelf niet het belang van de sport, m.a.w. zijn geen rolmodel; als het erop aan komt wijkt de sport voor andere bezigheden als het restaurant, de passieve vrijetijdsbesteding, de cosmetica, …(orthodontie is legitiem voor vrijstelling in het onderwijs, sport niet; cultuur wordt hoger gewaardeerd dan sport; …) • Vlamingen zijn Bourgondiërs: relevant in dit opzicht is een onderzoek dat we een aantal jaren geleden hebben uitgevoerd in Nederland en in België naar het waarom van het grote succes in topsport in Nederland en het achterblijven van enig succes in België; één van de meest significante redenen op macroniveau bleek te zijn dat Nederlanders zich duidelijk meer kunnen ontzeggen dan Belgen (De Knop, De Bosscher, van Bottenburg, & Leblicq, 2006).
3/ Hoe professioneel is de sport? • De professionelen in de sport gedragen zich i.t.t. andere vakdomeinen niet steeds als echte professionals: zo gebruiken we een zeer divers vakjargon waarbij we zeer diverse vormen van beweging door elkaar halen (LO, sport, gezond bewegen, fitness,…) en als synoniem hanteren. Sport ongenuanceerd promoten als ‘goed voor de gezondheid’ is weinig geloofwaardig gelet op de vele blessures, de overtraining, … • De opleidingen: vertonen nu weliswaar een bredere finaliteit dan vroeger maar een be10
•
•
scherming van het beroep ontbreekt nog steeds (o.a. wegens gebrek aan een beroepsvereniging van de werkers in de sport i.t.t. de advocaten, de artsen, …). Zo werd recent licentiate Lichamelijke Opvoeding Sonia Kimpen aangevallen door de diëtisten omdat ze voedingsadvies verstrekt?! Een onduidelijke meerwaarde voor werkgevers (kunnen we wel hard maken wat we pretenderen te zullen bereiken?!) Sportopgeleiden bekleden nog steeds weinig tot geen keyposities in de samenleving, vaak zelfs door gebrek aan interesse hiervoor (als daar zijn beleidsfuncties, decision functies bij de overheid, mandatarissen, het bedrijfsleven en het maatschappelijke middenveld). Afgestudeerden in de LO vinden buiten het onderwijs nauwelijks werk in de sport of in de bewegingssector; zij vinden allemaal wel hun weg, maar vaak in totaal andere sectoren dan de sport. M.a.w. deze mensen zijn zeer waardevol voor de samenleving, ze hebben eigenschappen die door de bedrijven worden gewaardeerd, maar de erkenning van de opleiding is minimaal. De algemene gegevens inzake tewerkstellingsgraad en -niveau van afgestudeerde in de LO zien er echter bevredigend uit (Visitatierapport VLIR). Vaak hoor ik nog verkondigen dat sport gratis moet worden aangeboden terwijl men anderzijds wel wenst om professioneel betaald te worden als begeleider / organisator! Hoe valt dit met elkaar te verenigen ?
4/ Hoe staat de overheid t.o.v. sport en bewegen? • Alhoewel wetenschappelijk werd aangetoond dat beweging een goedkoper en een meer efficiënt hulpmiddel is tegen een te hoog cholesterolgehalte dan het slikken van cholesterolverlagers, wordt de verkoop van cholesterolverlagende middelen nog steeds gesubsidieerd door de overheid. De lobby van de farmaceutische sector is hier niet vreemd aan. De lobby van de promotoren van de gezonde beweging is duidelijk minder sterk. • De overheid overweegt momenteel om de piste van diplomavoorwaarden voor gemeentelijke en provinciale sportfunctionarissen te verlaten i.f.v. planlastverlaging. M.a.w. sportbeleid behoeft geen professioneel opgeleiden in de sport …
5/ De inhoud van ons vak? • De maatschappelijk en economisch belangrij-
ke sport (m.a.w. de sector van de sport waar er tewerkstelling is, waar geld beschikbaar is en waar wetenschappelijke ondersteuning echt nodig is) komt in de opleidingen nauwelijks aan bod (wielrennen, golf, voetbal, tennis, …) • Fitness: drie elementen zijn steeds noodzakelijk: een correcte voeding, voldoende en voldoende intensieve beweging en de motivatie; voeding komt nu al min of meer aan bod in de opleiding, maar de studenten opleiden en hen leren hoe je mensen die geen zin hebben om te bewegen toch hiertoe kan motiveren, zal nog meer tot uiting komen in de 2-jarige master.
6/ De universitaire erkenning • Universitaire erkenning: er is te weinig slagkracht en samenhorigheid aanwezig onder de bewegingswetenschappers om een eigen en volwaardige plaats af te dwingen in fundamentele wetenschappelijke instellingen (FWO) en in toepassingsgerichte wetenschappelijke organisaties (IWT). De bewegingswetenschappen hebben daardoor een lage universitaire status. • Er is tot op heden sprake van een beperkte samenwerking en specialisatie: i.p.v. alle expertise m.b.t. topsport in een Vlaams universitair sportcentrum te plaatsen, houdt elke universiteit haar eigen (klein) centrum, er is ook sprake van beperkte uitwisseling met betrekking tot de afspraken omtrent de afstudeervarianten (i.f.v. aanwezige expertise) tussen de verschillende Vlaamse universiteiten.
7/ Het onderwijssysteem • Sport en beweging in ons onderwijssysteem bekleden een marginale plaats en zeker in het basisonderwijs. • Er wordt veel te weinig accent gelegd in de lessen LO op de succesbeleving van de leerlingen en al te veel op een klassikale aanpak waarbij men voornamelijk de nadruk legt op het verwerven van vaardigheden. • Gezondheid staat niet centraal in ons schoolsysteem ondanks het feit dat alle scholen sinds 2007 verplicht zijn om een gezondheidsbeleid te implementeren: gezondheid en gezondheidsmaatregelen liggen duidelijk ondergesneeuwd onder de kennisvakken; pas als men zelf geconfronteerd wordt met gezondheidsproblemen komen gezonde voeding en gezond bewegen veel duidelijker op de voorgrond.
BESLUIT
ADVIEZEN
In deze bijdrage heb ik gepoogd om met een aantal kritische anekdotes aan te tonen dat ondanks de grote maatschappelijke betekenis van sport en beweging het toenemende belang van sport als beleidshulpmiddel, de sport (en al wat we daar nog bij rekenen zoals LO, fitness,…) en het gezond bewegen (die ik duidelijk als twee verschillende zaken beschouw!) nog steeds geen volwaardige plaats in onze samenleving hebben ingenomen. Aldus moet ik inderdaad bevestigen dat sport nog steeds op de reservebank zit.
Tot slot wens ik deze bijdrage te beëindigen aan de hand van een aantal adviezen waardoor we de kans dat sport nog langer op de reservebank moet blijven zitten mogelijk kunnen terugdringen. • We kunnen wellicht een voorbeeld nemen aan het ‘Olympisch Plan 2028’ van Nederland, waarbij tal van sectoren (incl. sport) aangezet worden tot het nastreven van eenzelfde doelstelling (www.nisb.nl). • De 2-jarige masters dienen diepgaander opgeleid te worden, waarbij meer accent gelegd wordt op vakken als entrepreneurship. • Er is nood aan meer interdisciplinair samen-
•
•
•
•
werken in onderzoek binnen de sportwetenschappelijke wereld. Elke opleiding dient een specifieke niche uit te werken; de uitdaging ligt niet tussen de opleidingen onderling maar met de andere faculteiten en/of disciplines. Onderzoek en daarvan afgeleid de verspreiding van onderzoeksresultaten dienen gebundeld te worden. Afstappen van ‘eigen’ onderzoek en meer samenwerken met de fundamentele onderzoeksdisciplines (psychologie, sociologie, economie, ..). Een beroepsvereniging oprichten van werkers in de sport.
Trefwoorden: sport, maatschappelijke betekenis, vakgebied, waarde, erkenning, professionalisme, onderwijssysteem, onderzoek
REFERENTIES Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) (2008). Olympische Spelen – Peking 2008. Ontleend aan http:// www.olympic.be Caillois, R. (1961). Man, Play, and Games. New York: The Free Press of Glencoe. CIM TV --- Noord, 1/1 --- 31/12/2011, 02-Ð26h, 4+ & gasten --- GfK Audimetrie NV IHRSA (2008). The IHRSA Global Report 2008. The State of the health club industry. Boston: IHRSA. Coakley, J. (1990) Sport in Society: Issues and Controversies. St Louis: Times Mirror/Mosby College Publishing. De Knop, P., de Bosscher, V., van Bottenburg, M., & Leblicq, S. (2006). Een vergelijkende studie van het topsportbeleid in Vlaanderen en Nederland (pp. 175-182). In P. de Knop, J. Scheerder, & H. Ponnet (Eds.). Sportbeleid in Vlaanderen. Volume 2, Studies. Brussel: Publicatiefonds VTS. De Knop, P. & Hoyng, J. (1998). De functies en betekenissen van sport. Tilburg: Tilburg University Press. De Knop, P., Scheerder, J., & Vanreusel, B. (2006). Sportsociologie: Het spel en de spelers. Maarssen: Elsevier. De Knop, P., Van Meerbeek, R., Vanreusel, B., Laporte, W., Theeboom, M., Wittock, H. & De Martelaer, K. (1996). Sports clubs in crisis? The Flemish situation. European Jour-
nal for Sport Management, 2, 36-52. Dunning, E. (1994). Sport in space and time: "civilizing processes:, trajectories of state-formation and the development of modern sport. International Review for the Sociology of Sport, 29(4), 331 - 345. International Olympic Committee (IOC) (2008). Beijing 2008. Ontleend aan http://www.olympic.org IHRSA (2008). The IHRSA Global Report 2008. The State of the health club industry. Boston: IHRSA. Koski, P., & Heikkala, J. (1998). Professionalization and organizations of mixed rationales. The case of Finnish national sport organizations. European Journal for Sport Management, 5(1), 7-29. Lievens, J., & Waege, H. (2009). Participatie in Vlaanderen: Basisgegevens van de participatiesurvey. Leuven: Acco Academic. Lucassen, J., van Bottenburg, M. & Van Hoecke, J. (2007). Sneller hoger sterker beter. Kwaliteitsmanagement in de sport. Nieuwegein/'s-Hertogenbosch: Arko Sports Media/ W.J.H. Mulier Instituut. Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (OIVO) (2010). Jongeren en vrijetijdsbesteding. Retrieved from http://www.oivo-crioc.org/files/
nl/4905nl.pdf Scheerder, J. (2007). Tofsport in Vlaanderen. Groei, omvang en segmentatie van de Vlaamse recreatiesportmarkt. Antwerpen: F&G Partners. Scheerder, J., & Vos, S. (2010). De Fitnesssector in beeld: basisrapportering over het Vlaamse Fitness Panel 2009 (VFP09). Leuven: KULeuven-Afdeling Sociale Kinesiologie & Sportmanagement. Van Bottenburg, M. & Schuyt, C. (1996). De maatschappelijke betekenis van sport. Arnhem: NOC*NSF. Van Hoecke, J., De Knop, P. & Schoukens, H. (2009). A decade of quality and performance management in Flemish organized sport. International Journal of Sport Management and Marketing, 6(3), 308-329. Van Lierde, A. & Willems, T. (2006). Hoe goed zit het met de Vlaamse sportclubs?. In P. De Knop, J. Scheerder & H. Ponnet (Eds.). Sportbeleid in Vlaanderen. Studies (Volume 2). (pp. 127-135). Brussels: BLOSO. Visitatierapport VLIR (2011). Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen. Ontleend aan http://www. vlir.be/media/docs/Visitatierapporten/2011/VLIR_LO_ def.pdf
Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
11
Met steun van de Vlaamse overheid werd door de onderzoeksgroep Humane Kinesiologie van de KU Leuven in 2011 een wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar het beleid en acties in Vlaamse jeugdsportclubs met betrekking tot ethisch (en medisch) verantwoord sporten. Het project maakt deel uit van het ad-hoc onderzoek van het Steunpunt voor beleidsrelevant onderzoek Cultuur, Jeugd en Sport (2007-2011). Het onderzoek omvatte een representatieve onlinebevraging bij 190 jeugdsportclubs, mondelinge interviews met bestuurders uit 14 jeugdsportclubs, en een focusgroep met experten. In deze bijdrage geven we een overzicht van de voornaamste resultaten uit het desbetreffende onderzoek. Voor de volledige rapportering van de onderzoeksresultaten verwijzen we naar de eindrapporten die gedownload kunnen worden via www.faber.kuleuven.be/BMS (Seghers e.a., 2012a, 2012b).
Beleidskader
© Panathlon Stipendium
ETHISCH(en medisch) verantwoord sporten IN vLAAMSE
jEUgDSPORTCLUBS: een
jan segHers,
FiliP boen,
Professor sport- en bewegingspedagogie aan de KU Leuven, Onderzoeksgroep Humane Kinesiologie
Professor sport- en bewegingspsychologie aan de KU Leuven, Onderzoeksgroep Humane Kinesiologie
jeroen sCHeerDer, Professor sportbeleid en sportmanagement aan de KU Leuven, Onderzoeksgroep Humane Kinesiologie
eriK THibauT & jeroen meganCK, Doctorandi aan de KU Leuven, Onderzoeksgroep Humane Kinesiologie
12
De Vlaamse overheid keurde op 21 mei 2010 een Besluit goed met thema’s en richtsnoeren die moeten leiden tot ethisch verantwoord sporten in sportclubs (Vlaamse overheid, 2010). Ethisch verantwoord sporten impliceert het promoten van een faire, gezonde, pedagogisch verantwoorde en plezierige sportbeoefening. In het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering staan zes ethische thema’s uitdrukkelijk vermeld: (i) de rechten van het kind in de sport, (ii) inclusie, (iii) het respect voor diversiteit, (iv) fair play, (v) de fysieke en psychische integriteit van het individu, en (vi) de onderlinge solidariteit. Voor elk ethisch thema zijn er in het decreet een drietal richtsnoeren vermeld. Alle erkende Vlaamse sportfederaties kregen vanaf 1 januari 2011 de opdracht om concrete acties uit te werken voor minstens één ethisch thema en minstens twee richt-
stand van zaken snoeren (binnen het gekozen ethisch thema) (Vlaamse overheid, 2010). Uit de rapportering van de Vlaamse sportfederaties aan het team Medisch Verantwoord Sporten van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media van de Vlaamse overheid blijkt dat de meest gekozen richtsnoeren onder de thema’s rechten van het kind in de sport, fair play en solidariteit vallen (Vlaamse overheid, 2011). De richtsnoeren binnen het ethisch thema rechten van het kind in de sport bestaan er onder andere in dat de sportfederatie de nodige inspanningen levert
om (i) de Panathlonverklaring over ethiek in de jeugdsport van 24 september 2004 binnen de federatie en sportclubs te concretiseren en te implementeren en (ii) haar sportclubs, trainers, begeleiders en andere betrokkenen te sensibiliseren, te begeleiden en te ondersteunen bij het ethisch en pedagogisch verantwoord omgaan met hun jeugdleden, met bijzondere aandacht voor hun ontwikkelingsniveau.
Onderzoeksvragen In het project verkozen de onderzoekers het gebruik van de ruimere term ‘ethisch en medisch verantwoord sporten’ boven ‘ethisch verantwoord sporten’. Hoewel de onderzoeksvragen voornamelijk gebaseerd zijn op het decreet van de Vlaamse overheid betreffende ‘ethisch verantwoord sporten’, komen binnen het vijfde ethische thema uit het decreet (de fysieke en psychische integriteit van het individu) ook aspecten met betrekking tot gezondheidspromotie en dopinggebruik aan bod. In het project stonden volgende 3 onderzoeksvragen centraal: 1 In welke mate voeren Vlaamse jeugdsportclubs een beleid en ondernemen zij concrete acties in functie van ethisch (en medisch) verantwoord sporten? 2 Welke hindernissen ervaren Vlaamse jeugdsportclubs in functie van het uitwerken van ethisch (en medisch) verantwoord sporten? 3 Welke contextfactoren verklaren het beleid, de acties en hindernissen in Vlaamse jeugdsportclubs in functie van ethisch (en medisch) verantwoord sporten?
Representatieve steekproef van Vlaamse jeugdsportclubs Uit een beschikbare representatieve dataset van Vlaamse sportclubs (Vlaams Sportclub Panel 2009) (Scheerder en Vos, 2010) werden alle sportclubs geselecteerd die anno 2011 beschikten over een jeugdwerking en/of jeugdcoördinator en/of jeugdbeleid. De gecontacteerde populatie bestond uit 293 jeugdsportclubs. De online vragenlijst werd finaal ingevuld door één van de bestuurders van 193 jeugdsportclubs (respons van 66 procent). Een verdeling van de bevraagde jeugdsportclubs naar sporttype (solosport, duosport of teamsport) en sporttak is weergegeven in Figuur 1a (sporttype) en Figuur 1b (sporttak). Solosporten zijn sporten die niet noodzakelijk een tegenstander vereisen (bijvoorbeeld atletiek, gymnastiek). Duosporten zijn sporten waarvoor doorgaans
30%
■ Solosport ■ Duosport ■ Teamsport
43% 27%
Figuur 1a Percentage van jeugdsportclubs in de steekproef, opgedeeld naar sporttype (solosport, duosport, teamsport) (N=193).
Bron: Seghers e.a. (2012a: 23)
3%
Atletiek Volleybal
3%
Basketbal
3% 4%
Zaalvoetbal
4%
Sportief fietsen
4%
Zwemmen
5%
Gymnastiek
5%
Tennis
13%
Voetbal
14%
Vechtsport 0,0%
2,0%
4,0%
6,0%
8,0%
10,0%
12,0%
14,0%
16,0%
Figuur 1b Overzicht van de tien meest voorkomende sporttakken in de steekproef van Vlaamse jeugdsportclubs, percentages in functie van totale respons (N=193).
Bron: Seghers e.a. (2012a: 24)
één tegenstander nodig is (bijvoorbeeld tennis, vechtsport). Teamsporten zijn sporten die doorgaans in groep plaatsvinden (bijvoorbeeld voetbal, basketbal) (De Haan & Breedveld, 2000: 27).
Negen op tien jeugdsportclubs vinden ethisch (en medisch) verantwoord sporten belangrijk Het belang van het promoten van ethisch (en medisch) verantwoord sporten in de jeugdsport blijkt uit het feit dat er in Vlaanderen in 2009 meer dan 500.000 jongeren aangesloten waren bij jeugdsportclubs van een erkende sportfederatie (Scheerder e.a., 2011). Hoewel de georganiseerde (jeugd)sport geen opvoedingspraktijk vormt in de strikte zin van het woord, kan er geen twijfel over bestaan dat ze vanuit het oogpunt van socialisatie van jongeren een uiterst relevante praktijk is. Negentig procent van de ondervraagde bestuurders van jeugdsportclubs erkenden dat ethisch (en medisch) verantwoord sporten een belangrijke taak is van jeugdsportclubs (zie Figuur 2). Een meerderheid van de bestuurders gaf ook aan dat de verschillende actoren binnen de werking van een jeugdsportclub een positieve houding aannemen ten opzichte van de promotie van ethisch (en medisch) verantwoord sporten bij
hun jeugdleden. Niettegenstaande deze positieve houding van de verschillende betrokkenen, gaat 62 procent van de ondervraagde jeugdsportclubs akkoord met de stelling dat ze in de toekomst nog meer aandacht moeten besteden aan deze thematiek. Deze bevindingen tonen aan dat Vlaamse jeugdsportclubs de bereidheid vertonen om ethisch (en medisch) verantwoord sporten in hun werking op te nemen, maar dat er nog groeimarge is in de praktische uitvoering. Ook op het vlak van communicatie kan er nog vooruitgang worden geboekt. Slechts één op tien van de ondervraagde jeugdsportclubs communiceert hun acties met betrekking tot de ethische thema’s naar hun leden op een systematische wijze.
Praktische sportspecifieke thema’s zoals Fair Play scoren goed Dat er nog groeimarge is op het vlak van de praktijk, blijkt uit de respons op de vraag naar concrete acties met betrekking tot de zes ethische thema’s (zie Figuur 3). Resultaten uit de representatieve onlinebevraging tonen aan dat vooral de ethische thema’s die nauw aansluiten bij de sportpraktijk goed scoren. Een bijzonder populair ethisch thema is bijgevolg het promoten van Fair Play. Bijna zes op tien van de ondervraagde jeugdsportclubs geeft aan concrete Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
13
acties te ondernemen met betrekking tot Fair Play. In de praktijk uit zich dat in “handschudacties” of het uitreiken van een “Fair Play prijs” op het einde van het seizoen. Een aantal jeugdsportclubs richten zich hierbij ook expliciet naar het gedrag van ouders en supporters, onder meer door gedragscodes op te stellen (in 25 procent van de ondervraagde jeugdsportclubs) of door “no-go-zones” te creëren rond de reservenbank en de trainers. Fair Play heeft ook te maken met het aanbieden van aangepaste oefen- en competitievormen zodat iedereen kan sporten met jongeren van hetzelfde ontwikkelingsniveau. Ook dit aspect van Fair Play scoort goed in jeugdsportclubs. Ongeveer drie op vier van de ondervraagde jeugdsportclubs gaat namelijk akkoord met de stelling: “De club zorgt ervoor dat al de jeugdleden kunnen sporten met jongeren van hetzelfde ontwikkelingsniveau”. Op het vlak van de rechten van het kind in de sport werd in het onderzoek vastgesteld dat
een meerderheid van jeugdsportclubs (nog) geen gebruik maken van uitgeschreven ethische codes of gedragscodes. Het expertenpanel erkent echter dat het ondertekenen van de Panathlonverklaring voor vele jeugdsportclubs een startpunt is om basisprincipes rond rechten van het kind in de jeugdsportclub toe te passen. De Panathlonverklaring heeft als doel de rechten van de kinderen in de sport te waarborgen. Het legt enerzijds de nadruk op de positieve waarden in de jeugdsport en anderzijds op het beschermen van de jeugdleden tegen de mogelijke negatieve effecten van sport. Niettegenstaande de Panathlonverklaring al dateert van 2004 (Panathlon Vlaanderen, 2004), had anno 2011 nog maar veertig procent van de bevraagde sportclubs deze verklaring ondertekend. Van de zes ethische thema’s wordt inclusie het minst in de praktijk gebracht. Slechts één jeugdsportclub op vier geeft aan concrete acties te ondernemen met betrekking tot het
Promotie van EMVS is een belangrijke taak voor jeugdsportclub
91%
In toekomst meer aandacht besteden aan promotie van EMVS
62%
Positieve houding sportfederatie t.a.v. promotie EMVS
64%
Positieve houding 'eigen' jeugdtrainers t.a.v. promotie EMVS
Hindernissen om ethisch (en medisch) verantwoord sporten in de praktijk te brengen
78%
Positieve houding 'eigen' jeugdleden t.a.v. promotie EMVS
52%
Positieve houding ouders t.a.v. promotie EMVS
55% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Figuur 2 Percentage van de ondervraagde bestuurders van jeugdsportclubs dat akkoord gaat met de voorgelegde houdingen van diverse actoren aangaande de promotie van ethisch (en medisch) verantwoord sporten (EMVS) binnen de sportclub (N=193).
Bron: Seghers e.a. (2012a: 25)
Rechten van het kind (N=178)
29%
Inclusie (N=164)
25%
Diversiteit (N=159)
30%
Fair Play (N=157)
56%
Integriteit (N=147)
40%
Solidariteit (N=150)
28% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Figuur 3 Percentage van de ondervraagde Vlaamse jeugdsportclubs die concrete acties ondernemen met betrekking tot de zes ethische thema’s (N = 193). Bron: Seghers e.a. (2012a: 27-51)
14
wegwerken van bestaande toegangsdrempels of het toegankelijk maken van de sportbeoefening voor personen uit bijzondere groepen. Uit de interviews met clubbestuurders kunnen we opmerken dat clubs vaak weigerachtig staan tegenover het integreren van bijzondere groepen, zoals gehandicapten, in hun reguliere werking. Indien ze toch actie ondernemen, zijn ze aangenaam verrast door de enorme meerwaarde. Zo vertelde een club dat de aanwezigheid van doofstomme jeugdleden haar trainers motiveerde om oefeningen beter te demonstreren, een didactische vooruitgang waar alle kinderen van profiteren. Tot slot kunnen we op het vlak van het beschermen van de fysieke en psychische integriteit van de (jeugd)sporter vaststellen dat jeugdsportclubs in vele gevallen pas acties ondernemen nadat er iets is fout gelopen. Preventief denken en handelen is dus nog niet ingeburgerd. Uit de interviews met clubbestuurders komt onder meer tot uiting dat ze geen nood voelen om preventieve acties op te zetten rond dopinggebruik of seksueel grensoverschrijdend gedrag. In een beperkt aantal gevallen wordt een vertrouwenspersoon aangesteld waar jeugdleden terecht kunnen met hun problemen.
In het onderzoek werd ook nagegaan welke hindernissen jeugdsportclubs ondervinden om de ethische thema’s in de sportpraktijk te brengen. Uit de resultaten van onlinebevraging blijkt dat gebrek aan kennis en expertise de voornaamste hindernis is om de ethische thema’s (op uitzondering van het thema fair play) te vertalen naar concrete acties of beleidspunten. Samenhangend met dit tekort aan kennis en expertise, ervaren jeugdsportclubs ook een gebrek aan inhoudelijke steun van vooral de overheid en in minder mate van de sportfederaties. Financiële drempels en/of gebrek aan interesse van de verschillende betrokkenen in de sport worden door de jeugdsportclubs niet als hindernis ervaren. Naast het rapport met onderzoeksgegevens (Seghers e.a., 2012a) resulteerde dit project in een bundeling van 52 praktijkvoorbeelden (Seghers e.a, 2012b). Deze praktijkvoorbeelden werden opgesteld op basis van de interviews met clubbestuurders en kunnen een inspiratiebron zijn voor andere jeugdsportclubs. Ter illustratie wordt in tabel 1 een concrete actie per ethisch thema weergegeven. Vanuit het expertenpanel werd echter benadrukt dat het niet de bedoeling is om
“kant en klare” acties van andere jeugdsportclubs zonder reflectie en/of aanpassingen in de eigen jeugdsportclub toe te passen. Elke jeugdsportclub heeft immers haar eigenheid die mee bepaalt of een welbepaalde actie een goede (succesvolle) actie is.
Sleutels tot succes: belang van beleidsplan en clubverantwoordelijke
Ethisch thema
Praktijkvoorbeeld
1 De rechten van het kind in de sport
Gedragscode voor atleten, trainers, bestuurders, juryleden, ouders en supporters.
2 Inclusie
Samenwerking tussen sportclub en instelling voor mensen met een handicap.
3 Respect voor diversiteit
Onthaalbrochure voor anderstaligen. De federatie ontvangt van elke wedstrijd een Fair Play rapport dat ingevuld wordt door de tegenstander. Op het einde van het seizoen wordt een Fair Play-prijs uitgereikt.
4 Fair Play Factoren die systematisch in verband kunnen worden gebracht met een beter beleid en concrete acties op het vlak van ethisch (en medisch) verantwoord sporten zijn het beschikken over een beleidsplan (zie Figuur 4) en het aanstellen van een clubverantwoordelijke voor deze thematiek. Bovendien werd ook vastgesteld dat jeugdsportclubs met een beleidsplan en clubverantwoordelijke voor ethisch (en medisch) verantwoord sporten minder hindernissen ervaren bij het in de praktijk brengen van de ethische thema’s. Ongeveer 60 procent van de ondervraagde jeugdsportclubs antwoordt positief op de vraag of er een clubverantwoordelijke is voor ethisch (en medisch) verantwoord sporten. Deze rol wordt in dalende volgorde opgenomen door een (jeugd)trainer (24 procent van de ondervraagde jeugdsportclubs), een bestuurslid (20 procent), een persoon uit de medische begeleiding (9 procent) of door een ouder (3 procent). Het loopt met andere woorden goed als er een degelijke structurele werking is met een concreet beleidsplan en een clubverantwoordelijke voor ethisch (en medisch) verantwoord sporten. Het is ook belangrijk dat de clubs hun trainers, (jeugd)leden én ouders inspraak geven. Niettegenstaande jeugdsportclubs met een beleidsplan meer inspraakmogelijkheden voorzien in vergelijking met jeugdsportclubs zonder beleidsplan, kan op dit vlak nog vooruitgang worden geboekt. Ongeveer 3 op 10 jeugdsportclubs met een beleidsplan antwoorden “helemaal akkoord” op de vraag of jeugdleden en hun ouders de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan het beleid. Bij de jeugdsportclubs die niet over een uitgeschreven beleidsplan beschikken, is dit aandeel nog geen 10 procent. Tot slot is de kans op een goede aanpak ook groter als de clubs samenwerken met deskundigen en lokale overheden.
Besluit Jeugdsportclubs zijn van mening dat ethisch (en medisch) verantwoord sporten een belangrijke taak is. Ze erkennen echter dat ze
Aanstellen van een vertrouwenspersoon. Het profiel van de vertrouwenspersoon werd opgemaakt in samenwerking met sportpsychologen.
5 Fysieke en psychische integriteit
Via een tevredenheidsenquête kunnen ouders de sterke en zwakke punten van het beleid aanduiden, en voorstellen formuleren om het beleid te verbeteren.
5 Solidariteit
Tabel 1 Overzicht van enkele concrete acties in functie van ethisch verantwoord sporten in jeugdsportclubs op basis van interviews met clubbestuurders. Bron: Seghers e.a. (2012b)
Rechten van het kind (N=176)
31%
Inclusie (N=165)
24%
Diversiteit (N=165)
32%
Fair Play (N=176)
48%
Integriteit (N=150)
35%
Solidariteit (N=147)
28% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
% Ja
Figuur 4 Percentage van de ondervraagde Vlaamse jeugdsportclubs met een uitgeschreven beleidsplan waarbij het ethisch thema expliciet is opgenomen (N=193). Bron: Seghers e.a. (2012b)
in de toekomst nog meer aandacht moeten besteden aan deze thematiek. Uit het onderzoek konden we onder meer vaststellen dat Vlaamse jeugdsportclubs op de meeste ethische thema’s een onvoldoende scoren op het actieniveau. Jeugdsportclubs ervaren een gebrek aan kennis en expertise en verwachten meer inhoudelijke steun van overheid (en sportfederatie) om de ethische thema’s in de praktijk te kunnen toepassen. Op basis van de interviews met clubbestuurders werden een aantal nuttige praktijkvoorbeelden gedetecteerd. Dit toont aan dat er in het veld al enige expertise aanwezig is. Een bredere bekendmaking van deze praktijkvoorbeelden is aangewezen en kan voor andere jeugdsportclubs een inspiratie vormen om acties uit te werken.
In het kader van de thema’s inclusie, respect voor diversiteit en solidariteit werd door de Vlaamse Sportfederatie vzw recent een nieuwe website gelanceerd met oplossingen om participatiedrempels in de sportclub weg te werken (http://www.laagdrempeligesportclub.be/). Tot slot werd in het onderzoek het belang van een goede structurele omkadering van de jeugdsportclub aangetoond. Vlaamse jeugdsportclubs met een uitgeschreven beleidsplan en een clubverantwoordelijke voor ethisch (en medisch) verantwoord sporten scoorden namelijk beduidend beter op hun beleid en werking binnen deze thematiek. Bovendien ervaren deze jeugdsportclubs ook minder hindernissen om ethisch (en medisch) verantwoord sporten in de praktijk te brengen.
Trefwoorden: jeugdsport, EVS, ethisch en medisch verantwoord sporten, beleid, onderzoek, fair play, richtsnoeren, Panathlon verklaring Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
15
REFERENTIES • De Haan J. & Breedveld, K. (2000). Trends en determinanten in de sport. Eerste resultaten uit het AVO 1999 (SCP Paper 68). Den Haag: Sociaal & Cultureel planbureau. • Panathlon Vlaanderen. (2004). Panathlonverklaring "Ethiek in de Jeugdsport". Gent: Panathlon Vlaanderen (http:// www.panathlonvlaanderen.be/). • Scheerder, J., Vos, S., Pabian, S., De Martelaer, K., Lefevre, J. & Philippaerts, R. (2011). Actieve vrijetijdssport in Vlaanderen. Trends, profielen en settings. In J. Lievens & H. Waege (Eds.). Participatie in Vlaanderen 2. Eerste analyses van de Participatiesurvey 2009. (pp. 43-82). Leuven/Den Haag: Acco.
• Seghers, J., Scheerder, J., Boen, F., Thibaut, E., Meganck, J. (2012a). Medisch en ethisch verantwoord sporten. Het promoten van fysiek, psychisch en sociaal welbevinden van jongeren in Vlaamse jeugdsportclubs (Beleid & Management in Sport 12). Leuven: KU Leuven / Onderzoeksgroep Humane Kinesiologie. • Seghers, J., Scheerder, J., Boen, F., Thibaut, E., Meganck, J. (2012b). Medisch en ethisch verantwoord sporten. Praktijkvoorbeelden in Vlaamse jeugdsportclubs (Beleid & Management in Sport 13). Leuven: KU Leuven / Onderzoeksgroep Humane Kinesiologie. • Vlaamse overheid (2010). 21 MEI 2010 — Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvaardiging van de thema’s en de richtsnoeren betreffende ethisch verantwoord sporten.
Panathlon verklaring over ETHIEK in de jeugdsport
Belgisch Staatsblad, gepubliceerd op 18.06.2010 (http:// www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2010/06/18_3. pdf#Page89). • Vlaamse overheid (2010). Ethisch Verantwoord Sporten: Richtsnoeren uit het besluit van de Vlaamse Regering tot uitvaardiging van de thema’s en de richtsnoeren betreffende ethisch verantwoord sporten. Brussel: Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. (http://www.cjsm.vlaanderen.be/gezondsporten/evs/richtsnoeren.pdf). • Vlaamse overheid (2011). Sportfederaties starten concrete uitwerking voor ethisch verantwoord sporten. Brussel: Kabinet Philippe Muyters, Vlaams Minister van Sport (http:// www.cjsm.vlaanderen.be/gezondsporten/evs/20110217 persmededelingethischverantwoord%20sporten.pdf).
© Panathlon Stipendium
vast te discussie heen, heldere gedragsregels de r ove om, aan nis inte verb de we Met deze verklaring gaan itieve waarden in de jeugdsport. leggen bij het nastreven van de pos
We verklaren dat: 1.We de positieve waarden in de jeugdsport actiever, met volgehouden inspanning en met goede planning zullen nastreven.
sche en humanistische principes in het in algemeen en de fair play in de sport tten. scha de het bijzonder naar waar eren • We zullen ervoor zorgen dat kind itvor beslu het betrokken worden bij t. mingsproces in hun spor
• Op het vlak van training en competitie 2.We onze inspanningen zullen zullen we op evenwichtige manier vier voortzetten om alle vormen van hoofddoelen nastreven: de ontwikkeling discriminatie uit de jeugdsport van de motorische (technische en tacti te bannen. sche) vaardigheid, een gezonde en veiheeft te maken met het fundamentele Dit zelflige competitieve stijl, een positief le ethische principe van gelijkheid, dat socia . beeld en goede sociale vaardigheden van eling verd ke rechtvaardigheid en gelij Hierbij zullen we ons laten leiden door n, de mogelijkheden vereist. Laatmature de noden van het kind. erde lente geta er gehandicapten en mind blin• We geloven dat de drang om uit te en kinderen zullen dezelfde kansen krijg net ken en te winnen, succes en plezier lfde deze n zulle en om aan sport te doen als mislukking en frustratie te ervaren, ter professionele begeleiding krijgen die comintegrerend deel uitmaken van de e valid ture, gma beschikking staat van vroe petitiesport. We zullen kinderen de kans er zond eren kind en meer getalenteerde te geven zich dit eigen te maken en het onderscheid van geslacht, ras of cultuur. reintegreren (binnen de structuur, de in gels en de beperkingen van het spel) en hun prestatie en we zullen hen help hun emoties te beheersen. nken • We zullen speciale aandacht sche aan de leiding en opleiding van kinderen aan de hand van modellen die de ethi-
16
3.We erkennen en aanvaarden het feit dat sport ook negatieve effecten kan veroorzaken en dat er preventieve en curatieve maatregelen nodig zijn om kinderen te beschermen.
ge• We zullen de psychische en fysieke rbevo l imaa max eren kind van zondheid og, bedr om nen span te in ons deren door te doping, misbruik en uitbuiting tegen elijke mog en help te eren kind de gaan en negatieve effecten ervan te overwinnen. de • We aanvaarden dat het belang van het en kind het van g evin omg sociale rmotiverende klimaat nog steeds onde geeen we n zulle om Daar en. schat word en dragscode ontwikkelen, aanvaarden ntvera de eleg vastg klaar met n toepasse kwoordelijkheden voor allen die betro djeug de rond erk netw het bij ken zijn sport: sportorganisaties, sportleiders, aouders, opvoeders, trainers, sportman , isten kines n, artse , uren tbest gers, spor de n, tlete topa gen, holo psyc diëtisten, kinderen zelf… t • We raden sterk aan dat ernstig word de op en creër te nen orga om en overwog gepaste niveaus
DE
kwaliteit lichamelijke opvoeding
VAN
in het
reginalD lePer, Onderwijsinspecteur
SECUNDAIR ONDERWIJS Een sterkte-zwakteanalyse op basis van de schooldoorlichtingen in de periode 2001–2009 Inleiding De kwaliteit van lichamelijke opvoeding (LO) in de basisvorming van het secundair onderwijs (SO) toetsen we op de eerste plaats af aan het realiseren resp. nastreven van de voorgeschreven eindtermen en ontwikkelingsdoelen. De eindtermen en ontwikkelingsdoelen LO zijn geclusterd in 3 groepen: 1 Ontwikkelen van motorische competentie: - verantwoord en veilig bewegen, - zelfstandig bewegen, - reflecteren over bewegen, - verbreden en verdiepen van motorische competentie; 2 Ontwikkelen van een gezonde en veilige levensstijl; 3 Ontwikkelen van het zelfconcept en het sociaal functioneren. De groepen (a) en (b) vertegenwoordigen bewegingsdoelen, groep (c) heeft betrekking op 1 2
persoonsdoelen. In de eerste graad heeft een aanzienlijk aantal bewegingsgebonden eindtermen en ontwikkelingsdoelen betrekking op concrete sporttakgebonden vaardigheden zoals gymnastiek, atletiek, dans en expressie, spel en sportspel, verdedigingssporten, zwemmen en natuurgebonden bewegingsactiviteiten. In de tweede en vooral in de derde graad zijn de sporttakgebonden eindtermen beperkt en ligt de nadruk meer op het verdiepen van door het leerplan en door de school bepaalde bewegings- en sportvaardigheden. De complexiteit van de bewegingsdoelen i.v.m. zelfstandig werken, reflecteren over bewegen en een gezonde en veilige levensstijl neemt gradueel toe. Dit geldt eveneens voor de persoonsdoelen. Zo moeten leerlingen o.m. op het einde van de derde graad in staat zijn om bewegingssituaties alleen of in groep te organiseren en om bewegingsactiviteiten te kiezen op basis van overleg en zelfkennis. Dit onderstelt dat leerlingen kunnen plannen, samenwerken, communiceren en fungeren als leider en uit-
voerder. Bijlage 1 geeft een overzicht van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen voor het vak LO in de eerste, tweede en derde graad van het SO. De kwaliteit van de basisvorming LO wordt daarnaast beoordeeld op de doeltreffendheid van de onderliggende processen en de aanwezigheid van de beschikbare materiële en infrastructurele randvoorwaarden. De gegevensverzameling is gebeurd aan de hand van vaststellingen en gesprekken tijdens schooldoorlichtingen en doorlichtingsverslagen van de periode 2001 – 2009 (tweede doorlichtingsronde1). De sterktes en zwaktes van de curriculumrealisatie worden besproken aan de hand van volgende indicatoren en variabelen van het CIPO2 -referentiekader: leerprestaties, begeleiding, evaluatie, onderwijsorganisatie, logistiek, personeelsorganisatie en deskundigheidsbevordering.
Een doorlichtingsronde is een cyclus van doorlichtingen waarin de onderwijsinspectie alle scholen minstens één maal controleert. Context, input, proces en output. Zie www.ond.vlaanderen.be/inspectie/. Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
17
© Jansen-Fritsen
Leerprestaties De meeste bewegingsdoelen en in het bijzonder sporttakgebonden doelen krijgen een kwalitatieve invulling. Een groot aantal vakgroepen beschikt hiervoor over uitgeschreven leerlijnen. De doelen i.v.m. zelfstandig werken en reflecteren over bewegen krijgen echter in de tweede en de derde graad vaak een impliciete behandeling. Dit betekent dat voor deze doelen geen leerlijnen en concrete verwachtingen (evaluatiecriteria) bestaan. Veel leraren LO verengen een hoge actieve leertijd tot bewegingsactie. Ze hanteren voornamelijk leraargestuurde werkvormen die weinig ruimte bieden voor zelfstandig leren en reflectie (inzichtelijk leren). De beperkte curriculumtijd (2 lesuren/week), gebrek aan en/of moeilijk bereikbare sportinfrastructuur spelen hierbij een negatieve rol (zie rubriek 'Onderwijsorganisatie en logistiek'). De bewegingsdoelen dans en expressie (eerste en tweede graad), verdedigingsporten (eerste graad) en zwemmen (eerste graad) die behoren tot de categorie ‘verbreden en verdiepen van motorische competentie’ leveren vaak problemen op. De minder kwalitatieve invulling van dans en expressie en verdedigingssporten is voornamelijk te wijten aan onvoldoende deskundigheid van sommige leraren. De problemen met zwemmen zijn hoofdzakelijk te wijten aan het ontbreken of het niet beschikbaar zijn van zweminfrastructuur. Het protocol schoolzwemmen (2003 en 2004) afgesloten tussen de koepel van zwembadbeheerders (ISB3), de pedagogische begeleiding van alle koepels/netten en de onderwijsinspectie was een initiatief om voorrang te verlenen aan leerlingen die eindtermen, ontwikkelingsdoelen en leerplandoelen zwemmen moeten realiseren resp. nastreven. De toepassing van dit protocol is wisselend. De bewegingsdoelen reanimatie, EHBO en rug18
scholing van de categorie ‘gezonde en veilige levensstijl’ worden in de derde graad vaak te weinig uitgediept.
De persoonsdoelen krijgen algemeen een impliciete invulling. Hiervoor ontbreken vaak leerlijnen, concrete leersituaties en duidelijke verwachtingen. Dit tekort hangt samen met de minder goede realisatie van de bewegingsdoelen ‘zelfstandig werken en reflecteren over bewegen’. De bewegings- en persoonsgebonden vakattitudes zijn vaak weinig concreet uitgewerkt. Leraren vinden bijv. inzet belangrijk, maar ze geven zelden concrete en geïndividualiseerde instructie om die kwaliteit te ontwikkelen in diverse bewegingssituaties. De meeste vakgroepen zorgen voor een uitgebreid en divers extracurriculair bewegings- en sportaanbod. Ze bouwen aan een bewegingsen sportcultuur die een basis legt voor levenslang bewegen en sporten. Het rendement is wisselend omdat leraren het extracurriculaire aanbod te weinig benaderen als een verdieping of uitbreiding van het voorgeschreven curriculum. Leerlingen worden algemeen te weinig betrokken bij het organiseren en leiden van bewegingsactiviteiten, wedstrijden en competities.
Begeleiding In de meeste lessen LO staat de zorg voor leerlingen centraal. Leraren creëren een taakgericht en veilig (fysiek en emotioneel) leerklimaat. Ze stimuleren en moedigen leerlingen aan. De meeste leraren waarderen in het bijzonder de vakattitudes gerelateerd aan inzet en volharding tonen, eigen grenzen verleggen en bewegingsvreugde ervaren.
De aandacht voor leerbegeleiding is doorgaans gering. De diepgang en de continuïteit van het leerproces zijn vaak beperkt doordat leerinhouden kortstondig (vooral in de eerste graad) en niet opeenvolgend (vooral in scholen met onvoldoende sportinfrastructuur) aangeboden worden. Vakgroepen beschikken zelden over leertrajecten voor fysiek zwakke én sterke leerlingen omdat ze aan de leerdoelen en -lijnen geen expliciete minimale verwachtingen (zie evaluatie) verbinden. Het overwicht van leraarop leerlinggestuurde werkvormen bemoeilijkt zoals hoger aangetoond de realisatie van bewegingsdoelen die betrekking hebben op zelfstandig werken en reflecteren over bewegen. Leraren LO maken voorts te weinig gebruik van de beschikbare ICT-mogelijkheden om het leerproces te ondersteunen (digitaal leerplatform en digitale audiovisuele middelen). De meeste vakgroepen hebben geen of weinig aandacht voor talenbeleid (begrippen en termen gerelateerd aan sportbeoefening, communicatie van de leerlingen bij bewegings- en spelopdrachten, leerstrategieën).
Evaluatie Een leerplangerichte evaluatiepraktijk is voor vele vakgroepen een werkpunt. Er bestaan doorgaans gezamenlijke afspraken over de evaluatie-inhouden en kwantitatieve evaluatiecriteria voor de doelen die de motorische competentie verbreden en verdiepen (aangeboden sportdisciplines). De observatiepunten en de kwalitatieve evaluatiecriteria daarentegen zijn vaak niet geëxpliciteerd. Dit geldt eveneens voor de overige bewegingsdoelen (verantwoord en veilig bewegen, zelfstandig bewegen, reflecteren over bewegen en gezond bewegen), de persoonsgebonden doelen en de vakattitudes. De evaluatie gebeurt bijna altijd op het einde
van een leerperiode. Zij is periodiek maar niet steeds permanent. De rapportering is meestal algemeen en geeft weinig informatie over het leerproces. Een beperkt aantal scholen werkt met specifiek vakrapport dat informatie geeft over de aangeleerde leerinhouden.
Onderwijsorganisatie en logistiek Een aantal scholen kiest voor geslachtsgescheiden lesgroepen zonder dit te koppelen aan een visie hieromtrent. Deze keuze heeft niet alleen een zware impact op de lessenroosters (samenzettingen van lesgroepen), maar kan ook het leerproces negatief beïnvloeden indien er hierdoor onevenwichtige (uiterst grote of kleine) lesgroepen voorkomen. Ook de scholen die werken met geslachtsheterogene lesgroepen gaan te weinig uit van een gedifferentieerde aanpak voor de invulling van het curriculum en het gebruik van groeperingsvormen en evaluatiecriteria. Het principieel vasthouden aan afzonderlijke lesuren (versus aaneengesloten uren of blokuren) leidt in sommige scholen die niet over voldoende eigen infrastructuur beschikken, tot een niet-efficiënte besteding van de curriculumtijd. Bij een verplaatsing naar een externe sportinfrastructuur is het meestal nodig om blokuren te organiseren. De meeste scholen beschikken over voldoende leermiddelen (matten, springkasten, klimtoestellen, ballen,…). Voor veel scholen is de geschiktheid, de capaciteit en de bereikbaarheid van sportinfrastructuur een probleem voor een kwaliteitsvolle re3
alisatie van het leerplan. De kwaliteit van de sportinfrastructuur wordt beoordeeld op volgende criteria: a. de capaciteit van de infrastructuur moet in overeenstemming zijn met het leerlingenaantal en het aantal ingerichte lestijden LO/ sport; b. de infrastructuur moet geschikt of aangepast zijn (o.a. groepsgrootte, leeftijd leerlingen, afmetingen, soort bewegings- of sportdiscipline, veiligheidsnormen…); c. de infrastructuur moet bereikbaar zijn zodat de verplaatsingstijd tot een minimum beperkt wordt ten voordele van de effectieve onderwijstijd. Voor de schooljaren 2002-2003, 2003-2004, 2004-2005, 2005-2006 en 2006-2007 heeft de onderwijsinspectie het studiepeil van de vakken LO en/of sport onderzocht in 109 secundaire scholen. Dit stemt overeen met ongeveer 11 % van het totaal aantal secundaire scholen voor gewoon voltijds en deeltijds onderwijs. Hieruit blijkt dat in 35 % van de onderzochte scholen (38) de leerplanrealisatie voldoet en de sportinfrastructuur toereikend is. Daartegenover scoort ongeveer 29 % van de scholen (32) een onvoldoende voor leerplanrealisatie en voor sportinfrastructuur. In circa 26 % van de scholen (28) voldoet de leerplanrealisatie niettegenstaande de sportinfrastructuur niet optimaal is. Het gaat doorgaans om opmerkingen die een volwaardige leerplanrealisatie niet in de weg staan. Tenslotte is de leerplanrealisatie in ongeveer 10 % van de gevallen (11 scholen) onvoldoende hoewel de kwaliteit van de sportinfrastructuur toereikend is. Tabel 1 geeft een overzicht over de relatie tussen de leerplanrealisatie en de kwaliteit van de sportinfrastructuur. Tabel 2 geeft een beeld van de kwaliteit van de
sportinfrastructuur in de onderzochte scholen. Opmerkelijk hierbij is dat de sportinfrastructuur in bijna één derde van de onderzochte scholen ontoereikend is en in één kwart van de scholen Leerplanrealisatie
Sportinfrastructuur
%
n
Voldoet
Toereikend
35%
38
Voldoet
Niet optimaal
26%
28
Voldoet niet
Ontoereikend
29%
32
Voldoet niet
Toereikend
10%
11
100%
109
Totaal
Tabel 1 Relatie leerplanrealisatie en kwaliteit sportinfrastructuur in de onderzochte scholen
Sportinfrastructuur
%
n
Toereikend
45%
49
Niet optimaal
26%
28
Ontoereikend
29%
32
Totaal
100%
109
Tabel 2 Kwaliteit sportinfrastructuur in de onderzochte scholen
niet optimaal is. Scholen die gebruikmaken van externe (bijv. gemeentelijke) sportinfrastructuur besteden doorgaans onvoldoende aandacht aan een goede organisatie van de verplaatsing. In die gevallen leidt dit tot een onaanvaardbare reductie van de lestijd. Scholen die beschikken over een eigen of nabijgelegen zwembad spenderen vaak de helft van de curriculumtijd aan zwemmen. In de eerste graad leidt dit onvermijdelijk tot een onvoldoende realisatie voor de talrijke bewegingsdoelen i.v.m. gymnastiek, atletiek, dans en expressie, sport en spel, verdedigingsporten en natuurgebonden bewegingsactiviteiten.
Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid. Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
19
Personeelsorganisatie en deskundigheidsontwikkeling De invulling van de vakgroepwerking wordt vaak niet aangestuurd door de schoolleiding, maar overgelaten aan de leden van de vakgroep. Een groot aantal vakgroepen overlegt frequent en informeel. Het overleg handelt voornamelijk over organisatorische onderwerpen. Dit is zeker het geval in scholen die kampen met infrastructuurtekort. Inhoudelijke onderwerpen zoals studie van de leerplannen en eindtermen, het ontwikkelen van leerlijnen, het vastleggen van afspraken i.v.m. evaluatieinhouden en -criteria,… komen minder aan bod. De aanwezige competenties van de leraren worden zelden in kaart gebracht. Bij het werven van leraren wordt de vakgroep meestal niet geraadpleegd.
ode 2001 – 2009) en van het CIPO-kader. Hieruit blijkt dat er nog aanzienlijke kwaliteitswinst te boeken valt. Positief is dat een groot aantal bewegingsdoelen kwaliteitsvol gerealiseerd wordt. De meeste scholen bouwen aan een bewegingsen sportcultuur door te zorgen voor een uitgebreid en divers extracurriculair bewegings- en sportaanbod. In de lessen LO staat de zorg voor leerlingen centraal. De leraren stimuleren en moedigen leerlingen aan. Ze overleggen vaak over organisatorische onderwerpen en volgen geregeld sporttakgebonden nascholing. Niettegenstaande bovengenoemde sterke punten, is er nog werk aan de winkel. School- en
graadgebonden zijn er curriculumtekorten voor de sporttakgebonden bewegingsdoelen ‘dans en expressie, verdedigingssporten en zwemmen’ en de bewegingsdoelen ‘reanimatie, EHBO en rugscholing’. Verder krijgen de bewegingsdoelen ‘zelfstandig werken en reflecteren over bewegen’ en de persoonsdoelen meestal een impliciete invulling. De evaluatiepraktijk is vaak te weinig leerplangericht. De aandacht voor de begeleiding van het leerproces is gering. Inhoudelijk vakoverleg is algemeen schaars. Leraren LO volgen zelden nascholing over algemene didactiek of vakdidactiek. Tenslotte is de geschiktheid, de capaciteit en de bereikbaarheid van sportinfrastructuur in veel scholen een probleem voor een kwaliteitsvolle leerplanrealisatie.
Een groot aantal leraren volgt regelmatig praktijkgerichte (sporttakgebonden) nascholing. Leraren LO volgen zelden nascholing over algemene didactiek of vakdidactiek.
Besluit De kwaliteitsschets van het vak LO in de basisvorming is gebeurd aan de hand van de doorlichtingsonderzoeken in de tweede ronde (peri-
Bijlage 1: BIJLAGE 1: OVERZICHT EINDTERMEN LICHAMELIJKE OPVOEDING SECUNDAIR ONDERWIJS Overzicht eindtermen lichamelijke opvoeding secundair onderwijs Leerlingen van de 1stegraad
Verantwoord en veilig bewegen
2. 3.
Zelfstandig werken
4.
Reflecteren over bewegen
MOTORISCHE COMPETENTIE
1.
Leerlingen van de 2degraad
Leerlingen van de 3degraad
kunnen de belangrijkste basisregels van houdings- 1. en rugscholing in bewegingssituaties toepassen. kunnen onder begeleiding veiligheidsvoorschriften, afspraken en regels naleven. 2. gebruiken aangepaste uitrusting en kledij bij het uitvoeren van bewegingsactiviteiten 3.
kunnen in welbepaalde bewegingssituaties verantwoordelijkheid opnemen omtrent elkaars veiligheid door afspraken en regels na te leven. kunnen het belang van veiligheidsafspraken toelichten. kunnen medeleerlingen in welbepaalde bewegingssituaties helpen en ondersteunen.
1.
in eenvoudige bewegingssituaties zelfstandig en onder begeleiding oefenen in kleine groepen, het gepaste materiaal opstellen en wegbergen.
bepalen zelfstandig hoe ze in welbepaalde bewegingssituaties eenvoudige leertaken individueel of in groep aanpakken en oplossen. kunnen bij zichzelf nagaan of ze vorderingen maken in welbepaalde bewegingssituaties.
3.
4. 5.
2.
4. 5. 6.
5. 6.
de belangrijkste onderdelen van een bewegingsverloop benoemen. oorzaken van lukken en mislukken van de beweging aangeven.
6.
kunnen op basis van een beperkt aantal afgesproken criteria bij zichzelf en anderen aangeven waarom een bewegingsopdracht wel of niet lukt.
7.
8.
kunnen in nieuwe bewegingssituaties verantwoordelijkheid opnemen door gezamenlijk afgesproken veiligheidsregels toe te passen. kunnen medeleerlingen helpen wanneer de bewegingssituatie dit vereist.
kunnen uit een aanbod een aan hun mogelijkheden aangepaste leerweg kiezen voor het aanpakken en oplossen van bewegingsopdrachten. kunnen zelfstandig leertaken uitvoeren om een bewegingsopdracht tot een goed einde te brengen, rekening houdend met hun eigen kunnen. kunnen bewegingssituaties alleen of in groep organiseren en aanpassen aan de deelnemers. kunnen volgens vooropgestelde criteria bij zichzelf nagaan of ze vorderingen maken bij het uitvoeren van bewegingsopdrachten en hun leerproces bijsturen. kunnen op basis van een beperkt aantal afgesproken criteria, bij zichzelf en anderen, aangeven waarom een bewegingsopdracht wel of niet lukt en eenvoudige oplossingen geven. kunnen over bewegingssituaties hun mening geven, bewegingservaringen uitwisselen en hieruit conclusies trekken voor hun eigen uitvoering.
20 Overzicht eindtermen LO voor SO
1
MOTORISCHE COMPETENTIE
Verbreden en verdiepen van motorische competentie
Gymnastiek: de lln. kunnen 7. evenwicht behouden en herstellen. 8. in omgekeerde houding hangen en steunen. 9. vrije sprongen en steunsprongen uitvoeren. 10. hangen, steunen, zwaaien aan toestellen en beheerst landen. 11. een draaibeweging om de breedteas uitvoeren. 12. klimmen. 13. gekende oefeningen in een eenvoudige gymnastische combinatie uitvoeren. Atletiek: de lln. kunnen 14. een duurloop en een sprint uitvoeren. 15. verspringen en hoogspringen en op een veilige manier landen. 16. werpen en stoten. Dans en expressie: de lln. kunnen 17. eenvoudige bewegingen uitvoeren op een maatstructuur. 18. verschillende basisbewegingen uit één dansvorm uitvoeren: volksdans of sociale dans of jazzdans. Spel en sportspel 19. kunnen deelnemen aan een vorm van doelspel en een vorm van terugslagspel. 20. spelen volgens afgesproken en aangepaste regels. 21. kunnen verschillende rollen vervullen binnen spelsituaties. 22. *leren omgaan met elementen als spanning, verliezen, winnen en fair-play. Verdedigingssporten: 23. kunnen deelnemen aan een eenvoudige vorm van verdedigingssport met het oog op veilig vallen; evenwicht bewaren, verstoren en herstellen; lichamelijk contact durven nemen binnen de grenzen van de gestelde opdracht. Bewegen in verschillende milieus 24. nemen deel aan bewegingsactiviteiten in de natuur. 25. kunnen één zwemslag doeltreffend uitvoeren. 26. beheersen voorbereidende vormen van reddend zwemmen.
ONTWIKKELING VAN HET ZELFCONCEPT EN HET SOCIAAL FUNCTIONEREN
GEZONDE EN VEILIGE LEVENSSTIJL
Overzicht eindtermen LO voor SO 27. ontwikkelen fitheid gebaseerd op uithouding, kracht, lenigheid en snelheid in verschillende bewegingssituaties. 28. kennen het belang van opwarming vóór en tot rust komen na fysieke activiteiten en passen dit toe. 29. passen vóór en na bewegingsactiviteiten hygiënische regels toe. 30. *leren positief staan tegenover regelmatig oefenen en hun prestaties vergelijken met de voorgaande.
31. kunnen in groepsactiviteiten verschillende taken uitvoeren en afspraken nakomen. 32. tonen in alle omstandigheden respect voor materiaal. 33. betrekken alle leerlingen zonder onderscheid van geslacht, etnische origine of motorische aanleg in spel en andere groepsactiviteiten. 34. *leren hun eigen bewegingsuitvoeringen en hun mogelijkheden en beperkingen juist inschatten. 35. *leren inzet en volharding tonen en hun eigen grenzen verleggen.
keuze uit verantwoorde vormen uit meerdere bewegingsgebieden: atletiek, gymnastiek, dans en expressie, zwemmen, spel en sportspel, zelfverdediging, natuurgebonden activiteiten, of andere verantwoorde bewegingsgebieden. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
15.
16.
combineren en passen eerder geleerde vaardigheden toe. kunnen geleerde vaardigheden uitvoeren met anderen. zoeken, behouden en herstellen evenwicht in verschillende situaties. hangen, steunen, klimmen, zwaaien en draaien in verschillende situaties. kunnen aangepaste vormen van springen, werpen en lopen in verschillende situaties beheerst uitvoeren. kunnen meegaan en tegenwerken in bewegingen met anderen. kunnen veilig vallen en landen in verschillende situaties. kunnen binnen aangepaste vormen van minimum één doelspel: als aanvaller een keuze maken m.b.t. doelen, passen, dribbelen en vrijspelen; als verdediger positie kiezen tussen aanvaller en doel. kunnen binnen aangepaste vormen van minimum één terugslagspel: het eigen speelveld verdedigen; pogen (na samenspel) te scoren. kunnen ritmische of dansante bewegingsvormen uitvoeren gekoppeld aan houdings-, ruimte- en tijdsbesef.
17. doen binnen verantwoorde en milieuvriendelijke omstandigheden bewegingservaringen op in de natuur. 18. kunnen het belang van het regelmatig leveren van fysieke inspanningen aangeven met het oog op gezondheid. 19. kunnen voor zichzelf wijzigingen in fitheid aangeven. 20. herkennen en reageren gepast op onveilige bewegingssituaties. 21. *passen welbepaalde hygiënische basisregels spontaan toe. 22. *passen welbepaalde basisregels van houdings- en rugscholing spontaan toe. 23. *zetten zich in met het oog op fysieke fitheid. 24. zijn in staat op een sociaal aanvaarde wijze verschillende rollen te vervullen in welbepaalde bewegingssituaties. 25. kunnen overleggen, afspraken maken, samenwerken of samenspelen in groepsverband. 26. *ervaren bewegingsvreugde in verschillende bewegingssituaties. 27. *aanvaarden hun eigen mogelijkheden. 28. *kunnen respectvol omgaan met het eigen lichaam en met dat van anderen. 29. *brengen waardering op voor elkaars mogelijkheden en houden rekening met individuele verschillen. 30. *hebben respect voor en kunnen aangepast omgaan met omgeving en materiaal.
keuze uit verantwoorde vormen uit meerdere bewegingsgebieden: atletiek, gymnastiek, dans en expressie, zwemmen, spel en sportspel, zelfverdediging, natuurgebonden activiteiten, of andere verantwoorde bewegingsgebieden 9. kunnen eerder geleerde vaardigheden uit verschillende bewegingsgebieden toepassen in andere bewegingscontexten. 10. kunnen motorische eigenschappen op een inzichtelijke wijze gebruiken in bewegingscombinaties met en zonder toestellen, alleen en met anderen. 11. kunnen met gekende motorische vaardigheden een creatieve combinatie samenstellen en uitvoeren, alleen of met anderen. 12. kunnen gekende motorische vaardigheden uitvoeren op een hoger beheersingsniveau zoals: een betere controle; een meer esthetische uitvoering; een hogere moeilijkheidsgraad; een grotere efficiëntie; ... 13. kunnen in aangepaste vormen van een doelspel of een terugslagspel eenvoudige aanvallende en verdedigende strategieën toepassen. 14. *kunnen kritisch omgaan met het bewegingsaanbod in hun leefomgeving. 15. *ervaren duurzame bewegingsvreugde op basis van competente deelname aan verschillende bewegingsactiviteiten.
2 16. kunnen het verband leggen tussen bewegen, gezondheid en samenleving. 17. kunnen hun kennis rond reanimatie vertalen naar risicovolle bewegingssituaties. 18. kunnen eerste hulp bieden bij ongevallen in bewegingssituaties. 19. kunnen basisregels van houdings- en rugscholing integreren in nieuwe bewegingssituaties en in werk- en studiesituaties. 20. kunnen met betrekking tot "fitheid" hun eigen doelen bepalen. 21. *zijn bereid "bewegen" te integreren in hun levensstijl en zijn zich bewust van verschillende mogelijkheden hiervoor. 22. *zien het belang in van een goede fysieke conditie. 23. kunnen in bewegingssituaties leiding nemen over en leiding aanvaarden van medeleerlingen. 24. kunnen samen overleggen over en keuzes maken uit het mogelijke activiteitenaanbod van de school. 25. kunnen aanduiden in welke bewegingsactiviteiten ze zich goed voelen en welke bewegingsactiviteiten het best aansluiten bij hun fysieke en relationele mogelijkheden.
Met het oog op de controle door de inspectie werden de attitudes met een asterisk (*) aangeduid.
Overzicht eindtermen LO voor SO – bewegingsdoelen – curriculum LO – deskundigheidsbevordering – eindtermen en ontwikkelingsdoelen 3 Trefwoorden: Begeleiding LO – evaluatie – gezond en veilig bewegen – kwaliteit lichamelijke opvoeding – leerplanrealisatie – leerprestaties – logistiek – motorische competentie – onderwijsorganisatie – persoonsdoelen – sportinfrastructuur – schooldoorlichtingen – sportinfrastructuur – vakattitudes – vakgroepwerking – werkvormen – zelfconcept en sociaal functioneren.
Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
21
Sportimonium
OLYMPISCHE HELDENin het
© Pawel Kuczynski (Polen)
sportimonium
Meer dan 10.000 atleten en 5.000 begeleiders uit zowat alle landen ter wereld, 3.000 officials en 70.000 vrijwilligers, 25.000 persafgevaardigden en zo’n 4 miljard toeschouwers … Sinds hun heroprichting in 1896, zijn de olympische Spelen uitgegroeid tot een gigantisch sportfeest dat de volledige wereld in de ban houdt en begeestert. iedereen leeft mee met de atleten wiens ultieme droom het is om een plaats te veroveren op het olympische schavot en bij hun thuiskomst verwelkomd te worden als nationale helden. Want een olympische medaille heeft kennelijk iets bijzonders, iets magisch, iets sacraals zelfs! Dat was ook al het geval bij de Antieke Spelen, die vanaf 776 vc tot 393 nc plaatsgrepen in het Griekse olympia. olympia was geen gewone plaats, maar een heiligdom gewijd aan de Griekse oppergod Zeus. Zoals vele sportwedstrijden in de Griekse oudheid, wa-
22
ren de Spelen te olympia ‘Heilige Spelen’. Ze vormden een onderdeel van religieuze feestelijkheden die om de vier jaar werden georganiseerd als eerbetoon aan Zeus. Precies zoals vandaag, gingen ze van start met een plechtige eedaflegging en het ontsteken van een ‘heilig vuur’. ‘olympio-niken‘, olympische atleten die in de gunst stonden van de overwinningsgodin nikè en een kampioenstitel in de wacht konden slepen, werden op de Spelen zelf uitsluitend beloond met een krans van gevlochten olijftakken. Maar de afwezigheid van materiële beloningen werd ruimschoots gecompenseerd met allerhande privileges zoals vrijstelling van belasting, toegang tot militaire ambten, een atletenpensioen …. Bovendien stond een olympische titel gelijk met eeuwige roem. Dichters beschreven de heroïsche prestaties van de atleten in zegezangen en beeldhouwers vereeuwigden de olympische helden
met standbeelden. Dat ook de moderne olympische Spelen en zijn helden tot de verbeelding spreken en een bron van inspiratie zijn, kan je sinds 25 maart zien in het Sportimonium. Hier loopt nog tot 9 september een internationale Sportcartoonale die de olympische scène en haar hoofdrolspelers letterlijk in de verf zet. Deze cartoonale is slechts één van de initiatieven die dit jaar in het Sportimonium worden gerealiseerd om de olympische helden voor het voetlicht te plaatsen. Meer informatie hierover vind je op www.sportimonium.be
Sportimonium vzw / Bloso-domein Hofstade Trianondreef 19 / 1981 Hofstade-Zemst www.sportimonium.be
n)
KLEUTERS staan NIET STIL BVLO & Sportstars vzw zetten in op bewegingslessen voor kleuters Wetenschappelijke situering Recent onderzoek van de UGent toont aan dat de basismotoriek van lagereschoolkinderen de voorbije decennia met meer dan drie procent achteruit is gegaan. Nog meer verontrustend is dat het aantal kinderen met bewegingsproblemen in vierendertig jaar verdubbeld is. De oorzaak daarvan hoef je niet ver te zoeken. Vroeger ontwikkelden kinderen hun motorische vaardigheden spelenderwijs op straat. Door de verstedelijking kan dat nog nauwelijks. “Kinderen ter compensatie aan het oefenen zetten in de sportclub, bleek niet meteen de juiste oplossing. Onderzoek wijst uit dat sporten in een club niets verandert aan de basismotoriek van lagereschoolkinderen. Om twee redenen”, legt professor Matthieu Lenoir uit. “Bij de meeste sportclubs kunnen kinderen pas terecht vanaf zes jaar en op die leeftijd is de basismotoriek van een kind al gevormd. Daarnaast leiden sommige clubs kinderen eenzijdig op in één sport, de focus ligt op competitie en prestatie en niet op de algemene lichamelijke ontwikkeling van kinderen.”
aandacht en een meer structurele opvolging van de bewegingsvaardigheden. “Door kinderen op jonge leeftijd algemene bewegingsvaardigheden aan te leren kun je met een minimum aan inspanningen een maximum aan resultaat bereiken”, besluit hij.
Sportstars, initiatief BVLO Bewegingslessen voor kleuters zijn een uitstekend antwoord op de achteruitgang van de basismotoriek bij kinderen. Vandaar dat de BVLO vzw samen met de sportclub Sportstars vzw tijdens het schooljaar 2011-2012 een eerste lessenreeks opstartte voor kleutertjes vanaf 3 jaar. Er bleek meteen al veel vraag te zijn naar
een kwaliteitsvol bewegingsaanbod voor de allerkleinsten in de onmiddellijke omgeving van de eigen school en woning. Op 17 september vond de allereerste les van sportclub Sportstars vzw plaats in Mariakerke, meer bepaald in Basisschool De Wijze Eik, Eeklostraat 121 in 9030 Mariakerke. Meteen mocht de club 27 kleuters verwelkomen die bereid waren het beste van zichzelf te geven. Gedurende tien lessen hebben de lesgevers hen allerlei vaardigheden bijgebracht. De lesjes waren elke week verschillend. Springen, dansen, klimmen, klauteren, vallen en weer opstaan... Kleuters krijgen een uur lang de kans om zich op zoveel mogelijk vlakken te
Motivering bewegingslessen voor kleuters Voor het meest recente onderzoek van professor Matthieu Lenoir en zijn team van de Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen (UGent) werden honderd kleuters met bewegingsproblemen gevolgd. De kinderen kregen een schooljaar lang twintig uur extra les in fundamentele bewegingsvaardigheden. En wat bleek? Nadien scoorden ze allemaal beter op motoriek. De coördinatie van de spieren in het lichaam wordt gestuurd vanuit de hersenen en die zijn de eerste levensjaren nog zeer dynamisch. Daarom pleit professor Lenoir voor meer Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
23
ontwikkelen. De sportzaal wordt omgetoverd tot een uitdagend parcours met veel afwisseling en oog voor veiligheid. Er wordt in thema's gewerkt zodat de kleuters zich altijd kunnen inleven in het verhaal! En de lesgevers gebruiken zo veel mogelijk klein materiaal zodat kinderen echt kunnen ontdekken wat ze hiermee kunnen doen. In januari ging de tweede reeks in Mariakerke van start en 98% van de kleuters van de eerste reeks nam opnieuw deel. Maar ook de nieuwe gezichtjes zijn ondertussen al zeer goed ingewerkt. Omdat deze proefreeksen een groot succes waren, besliste de club Sportstars om met de ondersteuning van de federatie BVLO vzw uit te breiden naar een tweede locatie. In maart 2012 nam de club in Beveren een tweede locatie in gebruik. GVBS Sint-Lodewijk in de Stationsstraat 7 in 9120 Beveren verwelkomt kinderen van 3 tot 6 jaar op zaterdagvoormiddag. Ook hier konden de proeflessen op heel veel belangstelling rekenen en intussen zijn er een 40-tal bewegende kleuters bij!
ject in bij de provincie Oost-Vlaanderen. De BVLO zal de lessen organiseren in samenwerking met de Sportstars, de vzw die op dit ogenblik recreatieve lessenreeksen voor kleuters en omnisporters aanbiedt in Mariakerke en Beveren. De bedoeling is om tot een evenwichtige geografische spreiding te komen met een aanbod in de Denderstreek, het Meetjesland, de Vlaamse Ardennen, het Waasland en de rand van Gent. Figuur 1 toont de geografische spreiding. Het project loopt over 2 jaar, van 1 juni 2012 tot 31 mei 2014 en het is de bedoeling om ieder half jaar één extra locatie op te starten met bewegingslessen voor kinderen van 3 tot 6 jaar. De BVLO zal erop toezien dat er laagdrempelig gewerkt wordt en doet een beroep op gekwalificeerde lesgevers die continu begeleid en bijgeschoold zullen worden. Doel is om uiteindelijk zelfstandige sportclubs voor kleuters te creëren die op eigen benen kunnen staan. Eens de werking in Oost-Vlaanderen op poten staat, is het ook de bedoeling om uit te breiden naar de andere provincies.
BVLO-kleuterproject De formule van ons project Inspelend op de algemene bewegingsbehoefte
age 2: Geografische an het sportproject ‘Oost-‐Vlaamse Kleuters staan niet zoeken stil!’ we telkens wil despreiding BVLO nogvmeer bewegingslessen voor Voor de bewegingslessen kleuters opstarten en diende daarvoor een pro-
een geschikte en veilige sportzaal. Voor kleutertjes is het trouwens heel belangrijk om zo laagdrempelig mogelijk te werken. De eigen school of een school in de onmiddellijke omgeving van de woonplaats is vertrouwd gebied en zal zowel de kleuters als hun ouders een goed gevoel geven. De tijdstippen waarop de lessen worden aangeboden worden vanzelfsprekend ook kindvriendelijk uitgekozen. Uiteraard worden uitsluitend gekwalificeerde lesgevers aangesteld die op een pedagogisch verantwoorde manier met de kleuters kunnen bewegen. Alle schoolgaande kleuters kunnen de bewegingslessen volgen. Het is de bedoeling om op elke locatie een aantal proeflessen aan te bieden zodat de kleuters vrijblijvend kunnen kennismaken met het aanbod. Een lessenreeks op jouw school? Is jouw school ook geïnteresseerd om een lessenreeks voor kleuters aan te bieden? Neem dan snel contact op met de BVLO (tel. 09 218 91 20 of mail info@bvlo.be) en wie weet kan je in september al de deuren opengooien voor een nieuwe lading Sportstars!
samenwerking met een (lagere) school met
Rode zone Reeds bestaande locaties van lessenreeksen, georganiseerd door club Sportstars vzw Blauwe zone Nieuwe regio's waar lessenreeksen opgestart zullen worden in het kader van het sportproject
Roze zone = reeds bestaande locaties van lessenreeksen, georganiseerd door club Sportstars vzw Blauwe zone = nieuwe regio’s waar lessenreeksen opgestart zullen worden in het kader van het sportproject
Bijlage 2 Geografische spreiding van het sportproject 'Oost-Vlaamse Kleuters staan niet stil!' 24
Bezoek KAV – tegenwoordig Femma Het initiatief is ook de KAV opgevallen en zij maakten een reportage over de Sportstars. Wij geven u graag aan stukje mee: Het is zaterdagochtend iets voor half tien. Een twintigtal ukken tussen drie en vijf jaar stuitert vrolijk de sportzaal van basisschool De Wijze Eik binnen. Onder hen Oscar (4 jaar), het zoontje van Peggy: ‘Oscar heeft heel veel energie, dus leek het mij leuk hem in het weekend wat extra te laten bewegen.’ ‘Dat geldt ook voor Robbe (4 jaar en een half)’, valt een andere mama haar bij. ‘Terwijl hij zich uitleeft, verfijnt hij zijn motoriek.’
Indianen Na een kleine opwarming halen begeleidsters Dina en Stephanie een kleurrijke parachute boven. Onvoorstelbaar welke creatieve en sportieve mogelijkheden er in zo’n stuk stof schuilen. Nu eens wordt hij in de fantasie van de kinderen een paddenstoel waar ze als een gezellige familie kabouters omheen huppelen, dan weer een indianentent waarin ze schuilen voor ingebeelde wilde dieren. Door de opdrachten die het team aan de deelnemertjes geeft, spelen Dina en Stephanie op allerlei manieren op hun vaardigheden in. ‘We dagen hen in onze lessen uit om op een speelse manier hun grenzen te verleggen’, legt begeleidster Stephanie Coppens uit. ‘Ze worden daarbij door ons gestuurd, maar ze krijgen tegelijk ook ruimte voor experiment.’ De mama’s van Robbe en Oscar zijn enthou-
siast over de variatie in het aanbod tijdens de les Bewegen voor kleuters. ‘Dansen, lopen, klimmen, springen, zelfs knutselen en zingen. Het komt allemaal aan bod en dat houdt het boeiend voor de kinderen’, zegt de mama van Robbe enthousiast. ‘In december nog leerden ze een Pietendans en maakten ze een hoed. De les erna werden ze uitgedaagd om met de hulp van een aantal zwarte pieten een speels parcours af te leggen. Als slot van de les kwam de Sint zelfs langs.’
Jong geleerd… Doordat de les in handen is van twee geschoolde begeleiders, is het mogelijk in aparte groepen te werken. Dat komt de variatie van de les ten goede, maar het maakt het ook mogelijk om de kinderen nog meer op hun maat te begeleiden zodat de kwaliteit gegarandeerd blijft. ‘Om kleuters aan het bewegen te zetten moet je uit het juiste hout gesneden zijn’, legt begeleidster Stephanie uit. ‘Enerzijds heb je voldoende vakkennis lichamelijke opvoeding nodig, anderzijds moet je je ook in de wereld van heel jonge kinderen kunnen inleven.’ Na afloop van de les krijgen de moeders van Robbe en Oscar hun zonen moeilijk weer mee naar huis. ‘Liever dit dan een voetbalclub,’ zegt Oscars moeder beslist. ‘Het zal hem helpen om een sport te kiezen die hij echt graag doet en goed kan, anders blijft hij het toch niet doen.’ ‘Wil je kinderen stimuleren om zelf voor een sport te kiezen, dan zijn
lessen omnisport ideaal,’ benadrukt professor Lenoir. ‘Kinderen kunnen zo diverse sporten uitproberen en een brede motoriek ontwikkelen. Dat zal hen helpen om later op basis van hun eigen talent en voorkeur tot een keuze te komen waar ze zelf achter staan.’ Wie op jonge leeftijd plezier vindt in sport, maakt meer kans later ook nog te sporten. En dat is belangrijk. Sport beschermt op volwassen leeftijd tegen allerlei beschavingsziekten zoals aandoeningen van hart- en bloedvaten, obesitas en depressie. ‘Door kinderen op jonge leeftijd algemene bewegingsvaardigheden aan te leren kun je met een minimum aan inspanningen een maximum aan resultaat bereiken’, besluit professor Lenoir. ‘Daarom pleit ik voor meer aandacht en een meer structurele opvolging van de bewegingsvaardigheden van kinderen in de lessen lichamelijke opvoeding en voor een meer gevarieerde opleiding van jonge kinderen in de sportclubs.’
Uit: Vrouw en wereld februari 2012, auteur: Mieke Termont, fotograaf: Thomas Depaepe
Trefwoorden: bewegingslessen, kleuters, project, clubwerking, motorische ontwikkeling, BVLo, Sportstars
Hét fiets- en wandelfeest in de Vlaamse rand rond Brussel.
Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
25
ProF. em. jan bouTmans, K.U. Leuven
De
26e Zomer Universiade van China
Van 12 tot 23 augustus 2011 namen 11.350 atleten en begeleiders uit 157 landen deel aan de Zomer Universiade in Shenzen, China. Ook België was aanwezig, met een delegatie van 69 personen.
Wat is een Universiade? Een universiade is een international sport- en cultuurfestival dat om de twee jaar plaatsvindt in een andere stad en die alleen voor de Olympische Spelen moet onderdoen. De zomeruniversiade bestaat uit twaalf verplichte sporten (atletiek, basketbal, schermen, voetbal, gymnastiek, judo, zwemmen, duiken, waterpolo, tafeltennis, tennis & volleybal) en tot drie optionele sporten gekozen door het gastland. De winteruniversiade bestaat uit zeven verplichte sporten (alpineskiën, snowboarding, Noords skiën bestaande uit sprong, cross country & combinatie, curling, ijshockey, shorttrack snelschaatsen, figuurschaatsen & biathlon) en één of twee optionele sporten eveneens gekozen door het gastland.
Korte historiek van FISU (Fédération Internationale du Sport Universitaire) In het begin van de 19de eeuw vonden in Amerika, Engeland en Zwitserland de eerste interuniversitaire wedstrijden plaats. Langzaam groeide de vraag naar universitaire associaties en de eerste werd opgericht in 1905 in de USA. 26
Een Internationale Confederatie van studenten werd in 1919 opgericht en het was het sportcomité van deze organisatie die in 1923 de eerste wereld universitaire spelen organiseerde in Parijs. De eerste universitaire winterspelen vonden in 1928 plaats in Cortina d’Ampezzo, Italië. Het begin van de Tweede Wereldoorlog bracht een onderbreking in de organisatie van de spelen en ook in de structuur van de bestaande federatie. In 1948 was het onder impuls van de Luxemburger Paul Schleimer dat de Internationale Universitaire Sportfederatie (FISU) gesticht werd. In 1959 organiseerde Turijn succesvol een Universiade met 1.400 deelnemers uit 43 landen. Op deze spelen werd de vlag gecreëerd met de ‘U’. In 1961 werd Dr. Primo Nebiolo, de man die de spelen van Turijn georganiseerd had, verkozen tot voorzitter van de FISU (Fédération Internationale de Sport Universitaire). Onder impuls van voorzitter Nebiolo en secretaris generaal Dr. Michel Ostyn, die later vervangen werd door Roch Campana, groeide de
Internationale Universitaire Sportfederatie uit tot een speler van wereldformaat.
Zomer Universiade Shenzen De 26ste Zomer Universiade vond plaats in Shenzen, een stad die langs drie kanten uitkijkt op de Chinese Zee en gelegen is in de provincie Guandong. De ‘Shenzen River’ vormt de natuurlijke grens met Hongkong. In een historisch document van 1410 werd de naam Shenzen gevonden en bronnen vermelden dat de stad gesticht werd in het begin van de ‘Qing dynastie’. In 1958 was Shenzen nog een rustig vissersstadje, gekend als toeristisch uitstapje vooral voor de inwoners van Hongkong. Langzaam ontwikkelde de stad tot in 1980 de Chinese overheid er een speciale economische zone installeerde, die de toetssteen werd van de hervorming en het begin vormde van een meer open politiek van China en tevens een uitvalsbasis werd naar het Westen. Volgens de laatste statistieken leven in Shenzen 10.357.900 inwoners in een stad van net geen 2.000 vierkante kilometer. Daarbij blijkt het één van de meest economisch ontwikkelde steden van China te zijn en is de gemiddelde leeftijd van de inwoners 30 jaar.
,
Impact van de Universiade op de ontwikkeling van de stad De stad investeerde enorm om de sportinfrastructuren zo optimaal mogelijk te maken. Van de 69 plaatsen waar een of andere sportactiviteit zou plaatsvinden werden er 29 nieuw gebouwd en 40 gerenoveerd. Dit alles opdat de 13 sporten en 11 optionele sporten een vlot verloop zouden kennen. Een voorbeeld, het ‘Shenzen Bay Sports Center’ met een oppervlakte van 326.000 vierkante meter is opgevat als een functioneel complex waar sport, cultuur, handel en toerisme onderdak vinden. In het grote stadium woonden 60.000 toeschouwers de openingsplechtigheid bij. Verder is er een stadium waar basketbal en volleybal georganiseerd worden en plaats biedt aan 18.000 toeschouwers, een zwembad met 3.000 zitplaatsen vervolledigt de sportieve infrastructuur. De volledige constructie was vergelijkbaar met het ‘Birds Nest’ dat in Beijing ter gelegenheid van de Olympische Spelen gebouwd werd. Na de Spelen wordt het volledige complex een ideale ontmoetingsplaats voor jong en oud, zowel voor fitness als ontspanning. Vermeldenswaard is ook nog de ‘Ahtlete Village’ en het daarbij gelegen ‘Universiade Sports Center’. Het universiadedorp is een gedeelte van de nieuwe campus van het ‘Shenzen Institute of Information and Technology’. Het dorp bood de 11.350 atleten, coaches en begeleiders een comfortabel onderkomen en lag op wandelafstand van het Universiade Sports Center waar zowel de atletiek, het zwemmen als het basketbal plaatsvond. Alle appartementen in het atletendorp worden na de Spelen in gebruik genomen door de studenten van het ‘Shenzen Institute of Information and Technology’ en wordt eigendom van het instituut. Alsof die hele sportinfrastructuur nog niet voldoende indruk maakte, tartte de ‘Mission Hills Golf Club’ met zijn twaalf ‘world golf courts’ elke verbeelding. Het is dan ook erkend door het ‘Guiness Book of Records’ als de grootste golfclub ter wereld. De stad rekruteerde één 126.000 vrijwilligers, 20.000 onder hen stonden in voor de begeleiding van de deelnemers. Voor en tijdens de Spelen waren honderden servicepunten verspreid over de stad waar iedereen informatie kon krijgen in verband met
de Spelen of het transport van en naar de sportactiviteiten. Ze waren herkenbaar als kleurrijke ‘U-stations’ en vormden een aanknopingspunt zowel voor vreemdelingen als voor inwoners van Shenzen. Alles bij elkaar kunnen we zeggen dat deze Universiade zo goed als perfect georganiseerd was. Het enige minpunt waren de enorm strenge veiligheidscontroles. Daartegenover staat wel dat het om onze eigen veiligheid ging. Maar ook deze controles verliepen vrij professioneel en de jonge Chinese vrijwilligers/controleurs waren uiterst vriendelijk, wat ze lieten horen met het steeds terugkerende zinnetje “Sorry for the inconvenience sir ...., gevolgd door "Thank you for your cooperation.”
Deelnemers Zoals reeds vermeld werden 11.350 deelnemers uit 157 verschillende landen geregistreerd. Het was opvallend dat behoorlijk veel landen met een vrij grote delegatie vertegenwoordigd waren. Ook de Belgische delegatie mocht wat het aantal deelnemers betreft best gezien worden. Zij bestond uit 39 atleten, 21 begeleiders, 7 officials en twee scheidsrechters en de atleten waren actief in 10 sporten. Het is belangrijk te vermelden dat het niveau van de deelnemers aan een Universiade zeer hoog is. Verschillende winnaars – vooral in atletiek, zwemmen, gymnastiek en judo – blijken enkele jaren later Olympische medaillewinnaars te zijn. In dat licht is de zilveren medaille van DonnaDonny Truyens (Artevelde HS) op het paard met bogen vermeldenswaard. Deze atleet behaalde op de vorige Universiade in Belgrado eveneens een medaille op hetzelfde onderdeel en heeft zijn plaats in de wereldtop. Een tweede medaille, mogelijk minder verwacht, was de bronzen plak van Anne Arnout (K.U. Leuven) in het dameswielrennen op de weg. Het was de eerste maal dat België een atlete selecteerde voor het wielrennen op de Universiade. In atletiek hadden we 11 deelnemers met een finaleplaats van Michaël Bultheel (K.U. Leuven) op de 400 meter horden, een vijfde plaats van Melissa Dupré (UGent) in het speerwerpen met een verbetering van het Belgisch record. In de finale van de 3.000 meter steeple behaalde Selien De Schryder (UGent) een twaalfde plaats. In het judo werd Bottieau Jean-Yves (UMons)
in zijn eerste gevecht op 5 seconden voor het einde gevloerd met ippon. In het boogschieten hadden we vier deelnemers. Catheline Dessoy (HERS Libramont) behaalde de finale en eindigde achtste. Julien Depoitier (IESN Namur) behaalde de negende plaats. Het niveau lag hier enorm hoog gezien de bijna professionele deelnemers van China, Korea, Rusland en Amerika. In Taekwondo werd Willems Melvin (Artesis Antwerpen) gewipt in de eerste ronde en in het zwemmen behaalden we evenmin goede resultaten. Van de vijf deelnemers onthouden we alleen de tiende plaats van de ploeg op de 4 maal 100 m vrije slag en de tiende plaats van Glenn Surgeloose (VUB) op de 200 meter vrije slag. De Belgische volleybalploeg dames eindigde negende op een totaal van 24 deelnemende landen, een resultaat dat mogelijk beter had gekund, hadden zij in hun reeks niet tegenstrevers gehad als China en Japan.
Besluit Eens te meer was het een buitengewone ervaring om deze Spelen te kunnen bijwonen. Niet alleen als toeschouwer, om van sport op topniveau te kunnen genieten maar ook om wat te werken als lid van een internationale studiecommissie van de universitaire sport. In die functie waren we gedurende vijf dagen actief betrokken bij de organisatie van een Internationale Conferentie. Het thema van de Conferentie was “University Sports: From Culture of the ‘How’ to the culture of the ‘Why’ – The Future starts here”. De organisatoren ontvingen 864 papers waarvan er 443 werden aanvaard. Van dat totaal waren 75 papers van buitenlandse onderzoekers. Interessant was de uiteenzetting van Allison Odell over ‘London 2012 - Shaping Legacy reflection’. Verder onthouden we Margo Mountjoy MD die ‘Sexual Harrassment and Abuse in Sport’ op een zeer bevattelijke en inhoudelijk sterke wijze naar voor bracht. Overweldigend was ook de voordracht van Prof. Xiaopei Yan over ‘Universiade and the City Development of the city of Shenzen’. Met indrukwekkende cijfers en foto’s schetste hij hoe de stad, in de periode voorafgaand aan de Spelen, ontwikkelde en groeide en hoe de bevolking mee betrokken werd in deze evolutie. Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
27
Info en bestellen via ISB www.isbvzw.be of 03/780.91.00
28
VTS216_bnw.indd 68
20/04/10 11:43
10 11:43
BVLO
BVLO-activiteiten
de Bond voor lichamelijke opvoeding heeft een druk voorjaar achter de rug, barstensvol activiteiten. U krijgt hier al een aantal indrukken, maar uiteraard vind je nog meer informatie en foto’s op de BVlo-website.
BVlo VaKVereniging BVLo Debat/infoavond over de Lusten en Lasten van de leerkracht Lo De Bond voor Lichamelijke Opvoeding (BVLO) vzw organiseerde op woensdag 2 mei om 19 uur in het Bloso-Sporthotel in Gent een debat. Het ging voornamelijk over de eindeloopbaanproblematiek van de leerkracht Lichamelijke Opvoeding. Het publiek bestond uit een mooie mix van leerkrachten, mensen uit de opleidingen, van de pedagogische begeleiding… In het panel zaten: de heer Eric De Boever, Voorzitter BVLO en Secretaris-Generaal EUPEA; Prof. Dr. Kristine De Martelaer, Voorzitter BVLO Adviescomité, professor VUB; de heer Gilbert Van den bossche, Lid BVLO Adviescomité; mevrouw Anny Devreker, pedagogisch adviseur GO!; Dr. Jan De Maeyer, Algemeen Directeur Panta Rhei; de heer Dirk De Bock, Vakbegeleider Lichamelijke Opvoeding DPB (VSKO). Iedereen kon zijn vragen stellen en kreeg uitleg van de aanwezige experten. Voorts deden de collega’s onder elkaar ook ideeën op en kregen tips mee. Het moet gezegd: de aanwezige leerkrachten stonden stuk voor stuk voor hun
vak. En natuurlijk waren er een aantal bezorgd dat ze de pensioenleeftijd niet zonder kwetsuren of inboeten aan enthousiasme zouden halen. Besluit was: de leerkracht LO wil geen onwaardig afscheid van een mooie loopbaan. Meer informatie: www.bvlo.be
Boeiende nascholing dans, voetbal en rugby Op woensdagvoormiddag 21 maart organiseerde de BVLO vzw in samenwerking met de Voetbalfederatie Vlaanderen vzw (VFV) een nascholing 'Dans, Voetbal & Rugby'. Deelnemers kozen in de voormiddag 2 van de 8 aangeboden workshops. Na afloop gingen ze naar huis met kant-en-klare dansjes en een basispakket met nieuwe ideeën rond uitdagende oefen- en spelvormen voor voetbal en rugby. Schitterend weer zorgde voor nog extra lachende gezichten tijdens deze nascholing!
Schrijf je nu in voor de nascholingsweek: 20 – 24 augustus in Gent! Leraren en studenten LO, kleuterbegeleiders, trainers, sportmonitoren en sportfunctionaris-
sen,... kunnen zich een volledige week bijscholen in verschillende sportdisciplines onder leiding van vakspecialisten. Een enthousiast lesgeversteam staat klaar om jou met een pak vernieuwend lesmateriaal klaar te stomen voor het nieuwe school- of sportjaar. Een ideale gelegenheid om opnieuw in vorm te komen, collega's te ontmoeten in een toffe sfeer en natuurlijk om ideeën op te doen. Het programma en de inhoud van de sessies vind je op onze website! Schrijf je nu in op www.bvlo.be > nascholingen > nascholingsweek
Andere data om te onthouden! Sportstage BVLo oost-Vlaanderen: 31 juli - 3 augustus 2012 – Gent Sportstage BVLo Limburg: 6 - 10 augustus 2012 – Kiewit, Hasselt Xios Hogeschool Bijscholing voor bijzondere personen: 18 oktober 2012 sporthal Wuustwezel 38ste BVLo Studiedag: 15 november 2012 - Gent
BVlo reCreaTieVe SPorTfederaTie BVLo Toert
een onvergetelijke dag vol beweging te bezorgen waarbij ze konden kennismaken met skippers van andere clubs. Plezier en sfeer waren dan ook dé ingrediënten voor deze dag! Als herinnering aan deze sportieve dag, kreeg elke skipper een button. Lisa De Clerck, Neelke Van Goethem, Hanne Lievens, Lotte Lievens, Jana Gusse en Bilal Lamarti kregen elk een medaille en boek voor hun verdienstelijke podiumplaats. Nog eens een dikke proficiat aan alle deelnemers!
Op zondag 22 april 2012 organiseerde BVLO vzw in samenwerking met de WTC-club de Belseelse Trappers de vierde editie van BVLO Toert. Met zo’n 300 deelnemers werd de fiets- en sneukeltoer in Belsele een fel gesmaakt succes! Onze sneukelaars hadden alleen maar superlatieven voor de route en de smakelijke stops tijdens de fietstocht in het prachtige Durmelandschap. Maar ook de wielertoeristen kwamen na 70 km moe maar voldaan aan de aankomst. Foto’s van dit recreatieve fietsevenement vind je op de BVLO-site.
Lopen met BVLo
ropeskippingkampioenschap
Twee loopevenementen stonden ook op het BVLO-programma van het voorjaar.
Op zaterdag 5 mei 2012 vond het eerste individueel recreatief kampioenschap van Let’s Go Aalter i.s.m. BVLO vzw plaats. Drie BVLO-clubs, Let’s Go, Brussels Jump Club en Saliré Bocholt gooiden samen 38 gemotiveerde skippers in de strijd. Doel van dit kampioenschap was om de skippers
ekiden Gent Op zaterdag 17 maart 2012 hielp de BVLO bij de organisatie van de 3e Sfinx Ekiden rond de Watersportbaan in Gent. Daarnaast liepen er ook vijf BVLO-ploegen mee. Een Ekiden is een aflos-
singsmarathon die zijn oorsprong vindt in Japan. Elk team telt zes deelnemers die afwisselend een verschillende afstand van 5 tot 10 km lopen en zo samen 42,195 km afleggen. Ben je er volgend jaar ook bij? Meer info: www.sfinxekidengent.be Melle Loopt Drie postgraduaatstudenten van de VUB organiseerden voor BVLO een loopevenement aan de Kouterslag in Melle op zaterdag 28 april 2012. ‘Melle Loopt’ is een loopwedstrijd waar jong & oud samen aan de start komen. Deelnemen kan uitsluitend in teams van 2 personen. De deelnemers konden kiezen uit een afstand van 5 km (aflossing na 1 km, tweede persoon loopt 4 km) of 10 km (aflossing na 3 km, tweede persoon loopt 7 km). De teams bestonden uit zowel volwassenen als kinderen. De eerste editie was zeker geslaagd met 120 recreatieve lopers. Wordt vervolgd! Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
29
BVLO
BVLO
“DYNAMISCHE jONgE STAF” Het BVLO-Secretariaat is open alle werkdagen van 9u tot 13u en van 14u tot 17u. Onze algemene gegevens: tel. 09 218 91 20 – fax 09 229 31 20 - E-mail: info@bvlo.be
We stellen ons even voor: sTePHanie CoPPens (1) – bijgestaan door KirsTen bogaerTs (2) als je iets wil weten of melden i.v.m. “Ledenadministratie: databeheer, verzekeringen”: tel. 09 218 91 23 Tom De ClerCK (3) de man van de “Facturatie & Bestellingen”: tel. 09 218 91 21 line Dumoulin (4) dagelijkse leiding BVLO: tel. 09 218 91 27
Hanne gYselbreCHT (5) voor alle informatie over “Nascholingen & Studiedagen”: tel. 09 218 91 29 emmeline HaeK (6) weet u alles te vertellen over “Clubinfo, Activiteiten & Sportkampen”: tel. 09 218 91 25 soPHie Van aelsT (7) het adres voor “Publicaties, Persrelaties, Communicatie”: tel. 09 218 91 22 nele Van rie (8) houdt zich bezig met de organisatie van “Sportkampen en de Clubwerking”: tel. 09 218 91 20
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(7)
DAgELIjKSE LEIDINg EN BESTUREN Dagelijks Bestuur • eriC De boeVer (1), Voorzitter, Ter Rivieren 11, 9031 Gent/Drongen, tel. 09 282 66 96, eric.deboever@bvlo.be • PaTriCK De PoorTer (2), Financieel Directeur, Monterreystraat 51, 9000 Gent, depoorterpatrick@live.be • line Dumoulin (3), Secretaris-Generaal, Fraterstraat 96, 9820 Merelbeke, tel. 09 230 59 98, line.dumoulin@bvlo.be • josse lambriX (4), Voorzitter BVLO Limburg, Eerste Ondervoorzitter, Maastrichtersteenweg 202, 3700 Tongeren, tel. 012 23 38 01, josse.lambrix@telenet.be • annY DeVreKer (5), Draverstraat 5, 9810 Nazareth, tel. 09 385 52 55, anny.devreker@edpnet.be • sTePH sTorme (6), Slodelwiezeweg 9, 9890 Vurste, stesto@telenet.be BVLO Adviescomité • KrisTine De marTelaer (7), Voorzitter, kdmartel@vub.ac.be • jorge CoTTYn (8), jorge.cottyn@katho.be • annY DeVreKer (5), anny.devreker@edpnet.be • leen Haerens (9), leen.haerens@ugent.be • josse lambriX (4), josse.lambrix@telenet.be • jan segHers (10), jan.seghers@faber.kuleuven.be • lieVe Van lanCKer (11), lieve.vanlancker@vsko.be
• linDa Van PuYmbroeCK (12), linda.vanpuymbroeck@artesis.be RAAD VAN BESTUUR BVLO Jan Boutmans, Jorge Cottyn, Eric De Boever, Dirk De Clercq, Kristine De Martelaer, Patrick De Poorter, Anny Devreker, Jan Dumon, Freddy Gatz, Eveline Lagae, Josse Lambrix, Johan Lefevre, Eric Leijnen, Jan Seghers, Steph Storme, Linda Van Puymbroeck, Johan Vanthournout, Wim Verbessem & Line Dumoulin, gemachtigd lid SENAAT BVLO Gerda Billiauws, Jean-Pierre Bormans, René Goossens, Jan Priem, Philippe Storme, Georgette Swinnen, Guy Van der Marlière
(1)
(2)
(3)
(4)
(9)
(10)
(11)
(12)
(5)
(6)
(7)
(8)
"PROvINCIAAL UITgEBOUWD" BVLO is nooit veraf. Neem gerust contact op met jouw provinciale afdeling: BVLO ANTWERPEN vzw • VoorZiTTer: Linda Van Puymbroeck • seCreTaris: Geoffrey Hermes • PenningmeesTer: Joeri Clerckx CorresPonDenTieaDres: Huis van de Sport, Boomgaardstraat 22 bus 32, 2600 Berchem BVLO LIMBURG vzw • VoorZiTTer: Josse Lambrix, Maastrichtersteenweg 202, 3700 Tongeren, tel. 012 23 38 01, josse.lambrix@telenet.be • seCreTaris: Sonia Meurant, Nieuwe Steenweg 3A bus 201, 3850 Nieuwerkerke, tel. 011 48.72.13, sonia.meurant@scarlet.be • PenningmeesTer: Marc Broeks, Heidestraat 112, 3500 Hasselt, tel. 011 22.96.41, marcbroeks@telenet.be BVLO OOST-VLAANDEREN vzw • VoorZiTTer: Steve Storme, Slodelwiezeweg 9, 9890 Vurste, tel. 09 363 04 82, stesto@telenet.be • onDerVoorZiTTers: Marie-Anne De Pape, Patronagiestraat 7, 9950 Waarschoot, marieannedepape@hotmail.com 30
Hanne Gyselbrecht, Meienbroek 43, 9920 Lovendegem, hannegyselbrecht@hotmail.com • seCreTaris: Sofie Meneve, Slinke Molenstraat 7, 9000 Gent sofie.meneve@vlg.be • PenningmeesTer: Eveline Lagae, Keizer Karelstraat 14, 9700 Oudenaarde, eveline.lagae@westvl.schoolsport.be BVLO VLAAMS-BRABANT • VoorZiTTer: Kristine De Martelaer, Smalle Heerweg 211, 9080 Lochristi kdmartel@vub.ac.be • seCreTaris: Thomas Doms, Motstraat 10, 1980 Eppegem, thomasdoms@gmail.com • PenningmeesTer: Steve De Decker, Rode Kruisstraat 13, 2830 Willebroek, tel. 02 629.37.56 BVLO WEST-VLAANDEREN • VoorZiTTer: Jorge Cottyn, Goedendaglaan 106, 8500 Kortrijk, tel. 056 21 20 23, JorgeCottyn@katho.be • seCreTaris: Michel Rys, E. Ronselaan 10, 8630 Veurne, tel. 058 31.20.87, rysdeb@hotmail.com • PenningmeesTer: Ruben Ost, Begoniastraat 25, 8310 Assebroek, tel. 0473 676 960, Ruben.Ost@hotmail.com
vOORDELEN MET jE BvLO-LIDKAART! De Bond voor Lichamelijke opvoeding vzw wil zijn leden graag nog meer voordelen aanbieden en gaat actief op zoek naarpartnerships. We onderhandelen druk verder, maar intussen kunnen wij jou al volgende voordelen aanbieden:
[ TIJDELIJKE ACTIE ] SUPERKORTING
RUNNING GENT biedt op alle POLARS Wie een paar loopschoenen koopt bij Running Gent krijgt op vertoon van zijn BVLOlidkaart
slagmeters uit het RS/RCX gamma. Deze actie loopt tot het einde van het schooljaar – 30 juni 2012. (niet cumuleerbaar met andere aanbiedingen). Kom dus snel uw voordeel halen bij Running Gent, Kortrijksepoortstraat 19 in 9000 Gent. www.runninggent.be
10% korting op de schoenen en bovendien maar liefst 30% korting op alle Polar hart-
Running Gent Op vertoon van je BVLO-lidkaart krijg je 10% korting op het volledige gamma. Running Gent is dé specialist in loopschoenen. Je krijgt een gratis loopanalyse en wordt professioneel geholpen. Bij een aankoop krijg je tevens een kortingsbon van 10 euro voor vrienden of familie. Adres: Kortrijksepoortstraat 19, 9000 Gent Website: www.runninggent.be Intersport Gent Op vertoon van je BVLO-lidkaart krijg je: • 10 % korting op het hele gamma voor alle leden + een extra korting van 5% vanaf een 4e aankoop • Ben je BVLO-lid én leerkracht LO dan krijg je 15% korting Adres: Wijmenstraat 1a, 9030 Mariakerke Website: www.intersportgent.be Channel Sailing Channel Sailing schenkt een zeiltocht met schipper, elke eerste maandag en dinsdag van juli, voor in totaal 14 BVLO-leden. Wil je ook kans maken, stuur een mail naar info@bvlo. be. In de loop van juni trekt een onschuldige hand de gelukkige zeilers. Adres: Koestraat 1, 8490 Jabbeke & rederskaai 52 Westhinder Marina, Zeebrugge Website: www.channelsailing.be
Intersport Lanaken Op vertoon van je BVLO-lidkaart krijg je 20% op alle sportschoenen 10% op alle sportkledij Adres: nijverheidslaan 156, 3620 Lanaken Website: www.intersportlanaken.be
Polar Polar stelt hartslagmeters ter beschikking die wij kunnen uitlenen aan BVLO-leden voor hun klassen of clubs. Wil je graag een pakket hartslagmeters uitlenen (tot max. 20) voor een bepaalde duur, neem contact op met het BVLO-secretariaat of vul het aanvraagformulier in op de website: www.bvlo.be. VAB Als BVLO-lid krijg je een korting van +- 10% bij het afsluiten van een VAB verzekering ‘pechservice benelux' en/of ‘reisbijstand buitenland'. Neem contact op met het BVLO-secretariaat of vul het aanvraagformulier in op de website: www.bvlo.be. Mars Actie Stap en blijf fit (i.s.m. Mars) - zie ook www.stapenblijffit.be, Gratis stappentellers Stap en Blijf Fit, is een project van de firma Mars, gericht naar jongeren van 12 tot 18 jaar met als doel hen zowel binnen als buiten de school meer te laten bewegen. Breng een goed idee aan om je leerlingen meer te laten bewegen door het gebruik van stappentellers en je krijgt een pakket stappentellers cadeau! Stuur je idee op naar het BVLO-secretariaat via e-mail info@bvlo.be
BVLO
MBT Store Gent De positieve effecten van MBT blijven ook bij veel medisch specialisten niet onopgemerkt. Steeds meer artsen en fysiotherapeuten zetten MBT dan ook in bij de behandeling van rugpijn, spierblessures en andere lichamelijke klachten. Op vertoon van je BVLO-lidkaart verkrijg je 15% korting op het volledige MBT-gamma. Adres: Limburgstraat 24, 9000 Gent www.mbtstores.be
Heb je ideeën voor nieuwe partnerships en voordelen voor BVLO-leden? Breng zelf een partner aan en krijg je lidmaatschap cadeau! *Neem contact op met Emmeline Haek, tel. 09/ 218 91 25 of Emmeline.Haek@bvlo.be Uiteraard willen we hier ook onze hoofdsponsors vermelden Ethias www.ethias.be
Janssen en Fritsen www.janssen-fritsen.be
Bond voor Lichamelijke Opvoeding nr. 2 / 2012
31
• BEZ .BE OE EN
SSEN-FRITS AN
Bekijk het filmpje op onze web-site
ZE WEB ON S
• WWW P! .J HO
K
Janssen-Fritsen n.v. Klaverbladstraat 2 • 3560 Lummen • Tel: 013/53.15.07 • Fax: 013/53.15.10 info@janssen-fritsen.be • www.janssen-fritsen.be
Official supplier: World Championships Gymnastics Antwerp 2013 32
12050901_advertentie BVLO.indd 1
10-05-12 15:13
BVLO
Voetbalspelvormen
steVen de JaeGHer, Provinciaal Coördinator Oost-Vlaanderen VOETBALFEDERATIE VLAANDEREN www.voetbalfederatievlaanderen.be
OPWARMING – DRIBBELVAARDIGHEID
ORGANISATIE
o 4 vierkanten (10m – 10m): 1, 2, 3 en 4 o Afstand van 15m tussen de vierkanten o Elke leerling 1 bal
BESCHRIJVING o Gelijk aantal leerlingen verdelen over de vierkanten o Basisvorm: leerlingen dribbelen door elkaar zonder tegen elkaar aan te lopen (hoofd recht) en voeren daarbij verschillende basisvaardigheden uit: • Leiden binnenkant rechts • Leiden binnenkant links
• • • • •
Leiden buitenkant rechts Leiden buitenkant links Bal tussen beide voeten tikken Op signaal voet op de bal Bal afschermen en de bal van de tegenstander proberen weg te tikken (FUN) • Bal omhoog gooien en controleren • Bal onder de voetzool meetrekken • … o Variant 1: door elkaar dribbelen en op signaal met de bal aan de voet naar een ander vierkant dribbelen. Hier moeten frontale aanrijdingen vermeden worden. 3 mogelijkheden: • 1 – 2 en 3 – 4: horizontale pijlen • 1 – 3 en 2 – 4: verticale pijlen • 1 – 4 en 2 – 3: diagonale pijlen o Variant 2: idem variant 1 maar doorlopen naar een ander vierkant zonder bal. Opwarmingsoefeningen: • Dijen heffen • Dij – dij – loop – loop • Ritmisch: dij – dij – klap – klap • Hielen zitvlak • … o Variant 3: estafettespel. 4 ploegen tegen elkaar: leerling 1 dribbelt met de bal aan de voet richting een andere groep en keert zo vlug mogelijk terug. Wanneer hij/zij terug is in het vierkant mag leerling 2 vertrekken. Zo dribbelt elke leerling heen en terug. Ploeg die het eerst met iedereen heen en terug is, wint.
DOEL o Cardiovasculair opwarmen o Balbeheersing o Leiden – dribbelen (bal kortbij met beide voeten en kin omhoog) & FUN
Voetbal 079
1.
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 1 juni 2012
2.
OOG – HAND – VOETCOÖRDINATIE
ORGANISATIE
handen richting het eerste markeerhoedje. Ongeveer in het midden gooit hij de bal met de buitenste hand naar leerling 3 die ondertussen dezelfde tegenovergestelde beweging heeft gemaakt. Leerling 3 vangt de bal op en loopt door naar de beginpositie waar hij/zij start met de bal in de handen. Uitbreidingen: • Bal met links gooien = andere looprichting • Bal met 1 hand gooien en de andere leerling vangt hem op met 1 hand • Bal controleren op de borst/hoofd • … o Variant 1 (tekening rechtsboven): alle leerlingen hebben een bal. Idem basisvorm maar ondertussen gaat leerling 3 ook een bal gooien. Uitbreidingen: • 1 bal gooien en andere bal botsen • 1 bal middelhoog gooien en andere nog hoger • … o Variant 2 (voetbalvariant): idem basisvorm en variant 1 maar alles wordt uitgevoerd met de voeten
DOEL
o Idem opwarming maar leerlingen staan tegenover elkaar aan de buitenzijde van het vierkant
BESCHRIJVING
Voetbal 080
o Basisvorm (tekening linksboven): leerling 1 loopt met de bal in de
2
o Oog-hand coördinatie o Oog-voet coördinatie o Dribbel-, controle- en passvaardigheid o Timing - samenwerken o FUN
3.
TUSSENDOORTJE
ORGANISATIE
o 2 groepen tegen elkaar: links licht en donker – rechts licht en donker o Op 25m afstand ligt een hoepel of een “dartbord” o Elke leerling heeft een bal
4.
PAS- EN TRAPVORM
ORGANISATIE
o 2 doeltjes o 2 leerlingen per groep met bal o Doorschuifsysteem
BESCHRIJVING BESCHRIJVING o Basisvorm: de leerlingen proberen om de bal zo dicht mogelijk bij de hoepel/kegel/markeerhoedje/… te trappen. Er wordt steeds per 2 getrapt (links vs rechts). Wie het dichtst bij de hoepel/kegel/ markeerhoedje/… trapt scoort een punt voor zijn ploeg. Welke ploeg scoort het meeste punten? o Variant 1: Er wordt met de minder goede voet getrapt of van een grotere afstand. o Variant 2: Er wordt getrapt naar een ‘dartbord’ met verschillende punten per vak.
o Basisvorm: 1 past op 2 die een controle uitvoert. 2 past op 3 die een controle uitvoert. 3 neemt mee en trapt op doel. Doorschuiven = bal volgen: 1-->2-->3-->1 o Variant 1: Doorschuiven naar de andere groep. Als leerling 3 op doel heeft getrapt, neemt hij/zij de bal mee naar de beginpositie van de andere groep. Zo werken ze over links en rechts. o Variant 2: Competitie. Linkse ploeg vs rechtse ploeg: Welke ploeg scoort het meeste doelpunten binnen 1min? Welke ploeg kan het eerst 10x scoren?
DOEL o FUN – competitie o Passing – precisie – inschattenbalsnelheid
o Dribbel-, pass- en controlevaardigheid o Juist doorschuiven – mentaal o Trappen op doel
Voetbal 081
DOEL
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 3 juni 2012
5.
WEDSTRIJDVORM
ORGANISATIE o 30m – 20m o K+3/K+3
BESCHRIJVING o o o
Wedstrijdvorm in gelijkheid met gedifferentieerde regels: vb.: bal 2x raken voor de voetballers. In golfsysteem: wedstrijdje max 45” laten duren en dan de wissel spelers op het terrein brengen. Nummers geven aan de leerlingen zodat iedereen op het terrein komt. Variant: meerderheidssituaties: K+3/K+1 en K+3/K+2 --> indien ploeg in minderheid kan scoren: punten tellen dubbel.
DOEL
Voetbal 082
o o o o
4
FUN Scoren – succesbeleving Samenwerken – samenspel Fair play
Yos Lotens, Leerkracht LO aan het Teylingen College-locatie K.T.S. in Voorhout Rijksgediplomeerd judoleraar en 4de dan judo
Jackie Cardinaels , Pedagogisch begeleider VSKO
Laat ze (niet) vallen!
Een pleidooi voor de valpreventie in het
bewegingsonderwijs Inleiding
In Nederland zijn lessen ‘leren vallen’ intussen expliciet opgenomen in het leerplan lichamelijke opvoeding. Kan dit ook bij ons, was de vraag van Vlaams Parlementslid Dirk Van Mechelen aan Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet (7 december 2010). “Misschien kan heel wat lichamelijke schade worden vermeden wanneer de betrokken kinderen hebben leren vallen, wanneer ze hebben geleerd hoe een val kan worden gebroken zonder risico van letsel voor zichzelf of iemand anders”, suggereerde hij. De minister antwoordde dat zowel in de vakgebonden als vakoverschrijdende eindtermen als in de ontwikkelingsdoelen is voorzien dat samen met de kinderen en de jongeren kan worden gewerkt aan het aanleren van een gezonde levensstijl. Niet alleen is er aandacht voor het voorkomen van ongevallen, maar ook voor het ‘veilig leren vallen en landen’ in verschillende situaties. De wijze waarop de scholen inhoud geven aan de realisatie van de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen of de wijze waarop de scholen uitvoering geven aan de leerplannen behoort tot de autonomie van de scholen. De tijd is misschien wel rijp voor een project valpreventie, zo dacht ere-coördinerend inspecteur Gary Peeters die al langer met de idee rondliep om het probleem ‘vallen’ aan bod te laten komen. Hij vroeg mij (Jackie Cardinaels, red.) het project uit te werken. Toeval of niet, net voor zijn vraag had ik zelf een zware val gemaakt en ging ik met een letsel boven mijn wenkbrauw naar de spoed in Tienen. Het viel allemaal wel mee, want ik had mijn val kunnen breken door op mijn linkerschouder te vallen en verder door te rollen. Mijn vele jaren ervaring als doelman kwamen goed van pas.
NUT VAN LEREN VALLEN Leren vallen kan je aanleren en is volgens vele experts heel nuttig in
het voorkomen van letsels. Andere collega’s willen vooral werken op voorwaarden om het vallen te beperken zoals meer bewegen in de buitenlucht, de motoriek verbeteren, de voeding aanpassen en meer spel en sport beoefenen. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Bovendien is leren vallen als training op zich ook al de moeite waard. Yos Lootens, valpedagoog, zegt dat met leren vallen ernstige letsels voorkomen kunnen worden. Vanaf september 2010 is in de Nederlandse scholen het lespakket gratis aangeboden aan de scholen die er om vroegen. Ook mochten wij vaststellen dat na veel zoekwerk in Nederland er opeens veel aandacht is ontstaan rond het probleem VALLEN . Slechts wanneer valoefeningen daadwerkelijk in de jaarplanning van bewegingsopvoeding geïntegreerd zullen worden, zal men kunnen spreken van letselvermindering van ongeveer 25 procent … geraadpleegde bronnen. Website www.valtraining.nl Website www.yoslotens.nl Glibbertips. Bron: Hart van Nederland Vallessen in het basisonderwijs. Bron: leraar24.nl Valles: Hoe kun je best vallen? Bron: bredavandaag.nl Valtraining voor kinderen op basisscholen. Bron: Trouw.nl Website www.veiligheid.nl Website www.valtraining.nl
Val breken Een zeer belangrijk aspect van judo is het ‘val breken’. Het kan in de training of les geïntegreerd worden en aan bod komen vlak na of tijdens de opwarming. Er zijn vier manieren om de val te breken: de achterwaartse val, de zijwaartse val, de voorwaartse val of plankval en de voorwaartse rol. De valtechniek stuurt je val in een bepaalde bewuste richting met de bedoeling de energie en kracht die er bij een val opgewekt wordt geleidelijk af te bouwen. Dit om beschadiging van een lichaamsdeel te voorkomen.
Veiligheid 119
Uit een onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam blijkt dat het aantal letsels van 8- tot 12-jarigen tijdens sport of spelen tussen 2004 en 2008 gestegen is met 42 procent. Dat stond te lezen in een artikel over ‘leren vallen’ in Klasse van oktober 2010. Saskia Cloet, coördinator van de Stichting Consument en Veiligheid haalde deze cijfers aan. Zij stipte ook twee oorzaken aan: een falende motoriek , niet voldoende bewegen en ongezonde voeding …
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 5 juni 2012
Methodische wenken Hoe er voor zorgen dat de valenergie geleidelijk omgezet wordt? - Ga bewust omlaag als je valt. - Zoek contact met de grond met de binnenzijde of snijkant van je handen. - Je ellebogen, schouders, nek, hoofd, rug en heupen mogen de grond niet stotend raken. - Bij een aantal valbreekmanieren rol je ook een gedeelte over je rug en/of schouders. Zorg dat die uitsluitend rol-energie te verduren krijgen. - Val nooit op gestrekte armen. Je breekt je polsen. Aanleren van gemakkelijk naar moeilijk, van laag naar hoog, van langzaam naar snel en van statisch naar dynamisch. Concentratie is nodig om de uitgelegde technieken goed te kunnen doordenken. Kruipen, tijgersluipgang en daaraan verwante spelletjes zijn geschikt als kennismaking met de judomat. De judoka begint met valbreekoefeningen laag bij de grond en bij voldoende vorderingen worden die vanuit staande positie uitgevoerd. Voorbereidende oefeningen op de verschillende valbewegingen. De nadruk ligt op het leren afronden van de rug en de ruimtelijke oriëntatie.
Koprol voorwaarts en rugwaarts: 1. Schouderrol voorwaarts en rugwaarts om de breedteas draaien, niet om de lengteas . 2. Zijwaarts rollen vanuit zit, hurkzit, stand. 3. Tollen of vierkant rollen. Het goed in balans (leren) staan en ook na het zelf uit balans zijn weer goed in balans terug (leren) komen, draagt bij aan het zelfvertrouwen. Een goede lesopbouw draagt bij aan de noodzakelijke succeservaringen van de leerlingen en het ontwikkelen van een gezond zelfvertrouwen. De judoleraar kan dit allemaal begeleiden maar ook de leraar lichamelijke opvoeding kan de aan judo gerelateerde spelen best begeleiden. Het probleem stelt zich vaak dat leraren een doelgerichte warming-up kiezen in functie van de leskern. Hij kan een bewuste keuze maken in opwarming en voorbereidende oefeningen. In elke les kan een kort deel van het val breken gegeven worden. Dit kan dan een hele periode aan bod komen zodat niet de hele les telkens aan dit item moet besteed . De leerkracht zal elke vorm van val breken aan bod laten komen en kan dit ook geïntegreerd aanbieden. Confusius zegt: “Vertel het me en ik zal het vergeten, laat het me zien en ik zal het onthouden, laat het me doen en ik zal het kunnen.”
De methodiek
- Gebruik een dik tapijt, een valmat of een andere zachte ondergrond.
1. Wennen aan de ondergrond. 2. Opzij vallen: als je ligt, als je zit, als je staat. 3. Achterover vallen: schommelen, afslaan, schommelen met afslaan, doorrollen met schouderrol, van een verhoogd vlak. 4. Voorover vallen: met een rol (over de fysiobal, zonder fysiobal), zonder rol. 5. Tuimelen in alle richtingen. 6. Jong geleerd, oud gedaan (ouder-kind-oefening).
Voor de leerling - Houd je hoofd van de mat. - Steek nooit een arm uit in de valrichting.
Oefenvoorbeelden Om een indruk te geven van een fantasie- en lessuggestie, kies ik ervoor om in dit artikel de situaties van opzij vallen als je zit, achterover vallen, schommelen, en voorover vallen zonder rol te beschrijven.
Tempo, hoogte en ondergrond Een geschikte ondergrond is bij de valoefeningen een vereiste. Matten zijn prettig om te gebruiken; judomatten ideaal. Een dik tapijt, een brede matras, maar ook een egale ‘schone’ grasmat kan goed bruikbaar zijn. Zoek dus een veilige omgeving om te oefenen. Het is raadzaam om gedurende de lessencyclus te werken: - van langzaam naar sneller - van stilstaand naar lopend - van zelf doen naar omgeduwd worden - vanuit verschillende richtingen: eerst naar opzij, dan naar achteren en dan naar voren - van een zachte naar een wat hardere ondergrond - van laag bij de grond naar hoger.
Veiligheid 120
Veiligheid
6
Vóór en tijdens het oefenen moet je goed op de veiligheid letten. Voor de oefenplek - Zorg voor voldoende ruimte - Let erop dat de valruimte vrij en schoon is voor je gaat vallen.
OPZIJ VALLEN, ALS JE ZIT Schommelen Je leert hierbij om je hoofd van de vloer te houden als je naar opzij valt en je arm daarbij niet in de valrichting uit te steken. Om dit te kunnen oefenen heb je minstens drie tot vier vierkante meter ruimte nodig en een dik tapijt, een mat of een grasveld als ondergrond.
Spelsuggestie op een vlot Fantasie Je zit op een vlot op zee. Het waait een beetje en je dobbert dwars op de golven. Plotseling begint het harder te waaien. Je gaat steeds harder heen en weer. Zorg dat je overeind blijft. Als je oor vlak bij de golf is, hoor je de vissen tegen je bluppen dat je je geen zorgen hoeft te maken.
Actie 1. Ga in kleermakerszit op een mat(ras) zitten. 2. Houd je voeten tegen elkaar en vouw je handen eromheen.
3. Houd goed vast en zit rechtop. 4. Beweeg voorzichtig naar opzij en weer terug rechtop. 5. Doe hetzelfde naar de andere zijkant en weer terug rechtop. 6. Beweeg nu afwisselend van links naar rechts en rechts naar links. 7. Probeer zo schuin mogelijk te bewegen en niet omver te rollen op je rug. Let op: de meeste bewegingen worden met je hoofd ingezet. Breng je lichaamsgewicht afwisselend van links naar rechts en van rechts naar links. Een onbalans naar links, vang je hierbij met je linkerbeen op. Je hoofd houd je daarbij naar rechts. Dit is om vallen naar links te voorkomen of om in elk geval niet met je hoofd op de vloer te vallen. Een onbalans naar rechts, vang je op met je rechterbeen. Daarbij houd je je hoofd natuurlijk naar links.
ACHTEROVER VALLEN Schommelen Je leert hierbij om je hoofd van de vloer te houden als je achterover valt en je armen daarbij niet in de valrichting uit te steken. Om dit te kunnen oefenen heb je minstens drie tot vier vierkante meter ruimte nodig en een dik tapijt, een mat of een grasveld als ondergrond. De houding bij schommeloefeningen is als volgt: met een geronde rug en opgetrokken benen (de armen eromheen geklemd) op de mat heen en weer bewegen: van de schouders tot en met de onderrug/billen, waarbij het hoofd de mat niet raakt. Dit om te oefenen om bij achterover vallen het hoofd van de vloer te kunnen houden of zo te kunnen wenden dat geen letsel oplevert.
Schommelen met afslaan Je leert om je armen niet uit te steken in de richting van een onbalans of val naar opzij. Je leert ‘afslaan’ met je armen, d.w.z. om de schok van een val zonder letsel te kunnen dempen en om daarbij zo gunstig mogelijk terecht te komen. Je leert ook om hierbij je hoofd van de vloer te houden. Om dit te kunnen oefenen heb je minstens drie tot vier vierkante meter ruimte nodig en een dik tapijt, een mat of een grasveld als ondergrond.
Spelsuggestie Haaibaai
Actie 1. Ga op je rug liggen. 2. Trek je knieën naar je borst. 3. Houd je handen boven je knieholtes, op de achterkant van je bovenbenen. 4. Houd bij alles je hoofd van de mat. 5. Trek je rug een beetje rond. 6. Beweeg schommelend van voor naar achter, van achter naar voor. Maak vaart door met je onderbenen te slingeren. Oefen bij voldoende vaardigheid vervolgens vanuit langzit, vanuit gehurkte zit, vanuit stand en tenslotte van een verhoogd vlak. Om nog minder kans te hebben dat je je bij een val achterover bezeert, moet je ook leren afslaan. Dat wordt na het onderdeel schommelen beschreven.
Spelsuggestie Daan Banaan
Je zit nog steeds op hetzelfde vlot en je bent een baai ingedreven. Als je schommelend met één oor boven de golf bent, komt er plotseling een haai naar boven gezwommen. Dit wil jou laten schrikken. Doordat je met je arm boven zijn snuit in het water slaat, laat je hém schrikken. Dat had hij niet verwacht. Je bent een echte haaibaai!
1. Zoals bij schommelen. 2. Laat je nu op je rechterzij terechtkomen en sla daarbij tegelijkertijd met je rechterarm, vlak langs je lichaam, op de mat. 3. Houd hierbij je arm gestrekt en je vingers gestrekt, aaneengesloten. Hoe harder je met die arm ‘afslaat’, hoe harder je afremt. 4. Doe hetzelfde met je linkerarm als je op je linkerzij terechtkomt. Let op: zorg ervoor dat je niet op je rug rolt.
Fantasie Je bent een banaan, liggend op je rug in de schommelhouding. Je bent in
Veiligheid 121
Actie
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 7 juni 2012
Fruitland net uit de boom gewaaid. Hoe harder/sneller je heen en weer schommelt, hoe hoger hing je in de boom.
Actie 1. Ga op je rug liggen. 2. Maak jezelf zo klein mogelijk en klem je armen zo stevig las je kan om je ingetrokken benen. 3. Schommel afwisselend vooruit en achteruit. 4. Probeer hierbij je hoofd van de vloer te houden. (Anders krijg je er een ‘beurse plek’ op).
Actie 1. Ga languit met je buik op de mat liggen. 2. Je hebt je armen gebogen voor je uitgestoken en je vingers aaneengesloten. 3. Je houdt je hoofd van de mat, met je oor naar de mat gedraaid. 4. Sla nu met beide armen tegelijk (stereo) op de mat: zachtjes, hard, harder, zo hard als je maar kan. Tenslotte met z’n allen tegelijk: echte donderonweerknallen’
Dennis laat je niet vallen Begeleiding Stimuleer de leerlingen flink te schommelen. Controleer ‘beurse plekjes’ op de banaan (wanneer een hoofd de mat geraakt heeft). Beloon de bananen die niet beurs zijn (met de duimt omhoog). Afhankelijk van de motorische mogelijkheden kan halfzittend worden begonnen om wat vaart te krijgen om te schommelen.
VOOROVER VALLEN Je leert hierbij om zo veilig mogelijk terecht te komen als je recht naar voren valt en daarbij niet over de kop gaat: niet op je gezicht vallen en je armen zo plaatsen dat dit zo min mogelijk letsel oplevert. Het is het prettigst om de volgende oefenvormen op een dikke valmat te oefenen.
Topjudoka Dennis van der Geest laat al jaren mensen over de hele wereld over de judomatten rollen en heeft ook zelf altijd veel met het vallen te maken gehad. In interviews en tv-programma’s attendeerde hij meerdere malen de pers en zijn collega-topsporters erop, dat de impact van de meeste valongevallen in de sport onnodig groot is. Vanuit zijn judoachtergrond ziet hij het als een uitdaging om preventieve valtraining te implementeren in de meeste sporttrainingen. Immerrs, in welk (top) sportprogramma past een revalidatieperiode? ‘Dennis laat je niet vallen’ is de titel van een boekje over vallen dat de auteur Yos Lotens samen met Dennis van der Geest heeft ontwikkeld. Dit om het mogelijk te maken ook thuis aan valpreventie te kunnen doen. Verkrijgbaar bij Uitgeverij Elmar.
Actie 1. Ga op je buik liggen. 2. Houd je armen gebogen, je handen voor je hoofd op de mat. 3. Houd je vingers aaneengesloten, je handen schuin naar elkaar toe gedraaid. 4. Houd je hoofd van de mat en draai daarbij één oor naar de mat gericht. 5. Sla nu met beide armen tegelijk op de mat. 6. Maak een zogenaamde pushup (= opdrukken) en land vervolgens op je buik. 7. Houd je hoofd, je armen en je handen bij de landing hierbij altijd als hierboven beschreven. 8. Varieer in hoogte met de pushup. Afhankelijk van je fysieke mogelijkheden kan uiteindelijk worden geoefend vanuit kniebrug (= vanuit de stand ‘op handen en knieën’) of zelfs vanaf de knieën.
WORDT VERVOLGD Spelsuggestie Ga tekeer als een onweer
Veiligheid 122
Fantasie
8
We gaan met z’n allen harde knallen laten horen. We beginnen met het te laten regenen. Eerst zachtjes, maar dan steeds harder. Daarna gaat het zelfs hagelen en onweren.
Uitnodigende zwemactiviteiten Hoge bEwEgingsintEnsitEit en bElEvingswaardE
Zwemmen houdt niet op na het behalen van het zwemABC (de Nederlandse zwembrevetten, red.). Eigenlijk begint het zwemmen dan pas echt. Immers, behalve dat het noodzakelijk is om te leren zwemmen, is zwemmen vooral ook leuk! In de zwemclub en ook in de vrije tijd en vakanties wordt na het zwemABC volop gezwommen. In de lessen lichamelijke opvoeding wordt helaas lang niet altijd zwemmen gegeven. Maar juist daar kunnen kinderen ingeleid worden in de bewegingscultuur in en rond het water. Na de elementaire zwemdiploma’s ligt er namelijk een wereld van uitnodigende zwemactiviteiten open.
Door: Eric Pardon en Ernst Hart
Een belangrijk uitgangspunt voor ons is dat het kind in de zwemlessen centraal staat. Bovendien willen wij kinderen een veelzijdig aanbod geven. Dit resulteert in lessen met een sfeer die past bij kinderen: speels, gevarieerd, veelzijdige belasting en verantwoordelijkheid voor hun eigen leerproces. In dit artikel beschrijven we enkele zwemactiviteiten die afkomstig zijn uit het boek Zwemmen na het zwemABC (Jan Luiting Fonds, Zeist). Dat boek is opgebouwd rond vijf verschijningsvormen van zwemmen: • zwemmen als race • zwemmen als show • zwemmen als survival • zwemmen als spel • zwemmen als avontuur. De zwemactiviteiten die we voor dit artikel kozen, zijn afkomstig uit het hoofdstuk Zwemmen als race. Ze worden gekenmerkt door een hoge bewegingsintensiteit en een hoge belevingswaarde. Uiteraard kan de docent eindeloos variëren op onze basisbeschrijvingen.
Marathon-estafetterace Er wordt gezwommen met teams van meertallen. De gehele ploeg zwemt in totaal bijvoorbeeld 40 x 1 baan. Welke ploeg heeft de snelste tijd? Of de ploegen zwemmen tien minuten lang een doorlopende estafette. Welke ploeg heeft na tien minuten de meeste meters afgelegd?
Aanhaakrace Deze vorm is geschikt voor drietallen. Ieder zwemt steeds vier banen volgens de volgende organisatie: • nr. 1 zwemt twee banen alleen • na twee banen haakt nr. 2 aan en zwemmen ze samen twee banen • nr. 1 neemt even rust, nummer 2 zwemt nog twee banen terwijl nr. 3 aanhaakt (nr. 2 en nr. 3 zwemmen nu samen) • nr. 2 neemt even rust, nr. 3 zwemt nog twee banen en nu haakt nr. 1 aan (nr. 3 en nr. 1 zwemmen nu samen). Bij kleine aantallen kunnen alle zwemmers naast elkaar zwemmen in de breedte van het bad. De aanhaakrace is ook uit te voeren in stroomvorm, waarbij de zwemmers achter elkaar zwemmen in de lengte van het bad.
ESTAFETTERACES Afl ossingsrace Deze race kan het beste gedaan worden met drietallen of viertallen, volgens de volgende organisatie: • nr. 1 zwemt alleen twee banen • nr. 2 haakt aan (nr. 1 en nr. 2 zwemmen samen twee banen) • nr. 3 haakt aan (nr. 1, nr. 2 en nr. 3 zwemmen met z’n drieën twee banen) • nr. 1 koppelt los (nr. 2 en nr. 3 zwemmen samen twee banen) • nr. 2 koppelt los (nr. 3 zwemt alleen twee banen). Iedereen heeft nu dus zes banen gezwommen. Het meest geschikt hierbij is de stroomvorm, waarbij de zwemmers achter elkaar zwemmen.
Ludieke estafetteraces Altijd leuk om te doen, zijn de alternatieve estafettes. Bijvoorbeeld: • vervoeren van materiaal (ballen, plankjes, en dergelijke)
Zwemmen 135
Alhoewel zwemmen een individuele sport is, staat bij estafettezwemmen toch de groepsprestatie voorop. In feite is er sprake van een optelling van de individuele prestaties. Door deze extra dimensie zijn kinderen vaak extra gemotiveerd. Ook in de wedstrijdsport valt op dat individuele zwemmers vaak erg snel zwemmen in een estafette. De zwemmer kan boven zichzelf uitstijgen door het stimulerende groepsgevoel. Estafettes vormen een prima variatie binnen zwemlessen en bieden erg veel mogelijkheden.
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 9 juni 2012
• sjeikrace (om beurten op de dikke mat) • kledingestafette (zwemmen in korte broek en shirt, waarna de kleding wordt doorgegeven).
ALTERNATIEVE VOORTBEWEGINGSVORMEN Naast de traditionele wedstrijdslagen, zijn er natuurlijk nog talrijke andere manieren van voortbewegen in het water mogelijk. Kinderen vinden het vaak erg interessant om alternatieve vormen uit te proberen. De lesgever reikt een aantal andere vormen van stuwen aan, zoals wrikken, alternatieve slagen en combinaties van slagen. Daarnaast probeert hij ook om de leerlingen uit te dagen zelf nieuwe manieren te bedenken en uit te proberen. Het aantal mogelijkheden is erg groot. Als de leerlingen een aantal nieuwe manieren van voortbewegen in het water onder de knie hebben, kan er ook een wedstrijdje (race) mee gedaan worden. Het gaat erom kinderen te laten spelen met zwemmen en andere, nieuwe manieren om vooruit te komen in het water te laten ontdekken. Daarmee worden tevens de coördinatie en het watergevoel ontwikkeld, op zoek naar ‘grip’ in het water.
van een code is CBC: combinatieslag-beenslag-combinatieslag, enz. Het kan ook met een armslag in plaats van een beenslag (code: CAC). Allerlei andere variaties zijn mogelijk voor dit codezwemmen. Bijvoorbeeld: wie kan de code CBBCA uitvoeren? Net als bij de combinatieslagen kan ook hier de inbreng van leerlingen gestimuleerd worden door ze zelf zwemcodes te laten verzinnen.
Zwemmen met een handicap Door het uitschakelen van bepaalde lichaamsdelen wordt het een hele kunst om nog naar de overkant te zwemmen. Bijvoorbeeld: • een hand houdt (kruislings) een enkel vast • met de armen over elkaar • met de handen op de rug. Net als bij de combinatieslagen en het codezwemmen kan ook hier de inbreng van leerlingen gestimuleerd worden door ze zelf handicaps te laten verzinnen.
Wrikken Bij wrikken wordt de voortstuwing opgewekt door een heen en weer zwaaien van de handen in het water (een soort vlakke ‘achtjes draaien’). Watergevoel (de mate waarin de zwemmer ‘grip’ heeft op het water) speelt hier een belangrijke rol. De eenvoudigste manier van wrikken is in rugligging richting het hoofd. Hierbij wijzen de vingers omhoog en de handen ‘zwaaien de tenen uit’. Andere manieren van wrikken zijn onder andere: • in rugligging richting tenen (de vingers wijzen nu naar de bodem) • al zittend op een plankje richting de rug (handen zwaaien de muur uit) • in buikligging richting hoofd (handen voor het hoofd, de vingers wijzen naar beneden) • in buikligging richting voeten (handen voor het hoofd, de vingers wijzen omhoog). Als de benen van een zwemmer de neiging hebben om te zakken, kan er een drijfmiddel (plankje) tussen de benen geklemd worden om de horizontale ligging te bewaren.
Hondjesslag Zwemmen in buikligging en voortbewegen richting het hoofd. Niet door middel van wrikken, maar door je met je handen om en om ‘voort te trekken aan het water’.
Combinatieslagen Combinaties tussen beenslag en armslag van bekende zwemslagen zijn zeer geschikt. Bijvoorbeeld: • schoolslag armen met vlinderslag benen • borstcrawl armen met schoolslag benen • walsen: 3 slagen borstcrawl, 3 slagen rugcrawl, 3 slagen borstcrawl, enz. • schroeven: 1 slag borstcrawl, 1 slag rugcrawl, 1 slag borstcrawl, enz.; laat de zwemmer op tijd de schroefrichting omdraaien, anders wordt hij ‘dronken’.
Zwemmen 136
Als lesgever kan je de inbreng van de leerlingen stimuleren met vragen als: • Wie weet er nog een andere combinatie? • Welke combinatie is lastig uit te voeren en welke combinatie zwemt prettig?
10
Codezwemmen De schoolslag is een geschikte slag voor codezwemmen. Een voorbeeld
Achteruitzwemrace Het achteruitzwemmen van de bekende zwemslagen zal niet meevallen. Het is wel het proberen waard. Bijvoorbeeld: • borstcrawl achteruit (ook mogelijk: alleen beenslag) • schoolslag achteruit (ook mogelijk: alleen armslag of beenslag).
Op de zij zwemmen Schoolslag op de zij wordt ook wel zeemansslag genoemd. Zeemannen moesten namelijk tegen de golven inzwemmen en om geen water in het gezicht te krijgen, zwommen ze op hun zij.
Fietsen in het water Vooruitkomen door middel van een fietsbeweging van de benen. Dit kan zowel voorwaarts als achterwaarts. Een leuke uitdaging is om te proberen materiaal boven water te houden en droog naar de overkant te vervoeren (zoals een militair met zijn geweer zwemt).
AFSTANDZWEMMEN ZONDER VERPLAATSEN Het is heel goed mogelijk dat een zwemmer niet van plaats verandert, ook al doet hij zijn uiterste best om vooruit te komen. Hoe kan dit? We kiezen activiteiten waarbij de zwemmer tegen een weerstand in zwemt zonder vooruit te komen. De bedoeling is het ontwikkelen van het ‘watergevoel’, op zoek naar ‘grip’ in het water. In elke baan is een andere trek- of duwopdracht. Bijvoorbeeld tien minuten per baan en op een centraal wisselteken met het groepje doorschuiven naar de volgende baan.
• watertrappen met borstcrawlbeenslag • watertrappen met vlinderslagbeenslag. De opdracht kan ook verzwaard worden: • watertrappen waarbij de vingers, de handen, de onderarmen of zelfs de gehele armen boven water gehouden moeten worden • de docent nadoen, al watertrappelend (zwaaien, vioolspelen, krant lezen, enz.) • ‘watertrappen’ met alleen de armen, waarbij de handen wrikbewegingen maken, maar de benen mogen nu juist niet gebruikt worden.
ZWEMVORMEN MET MEERTALLEN Bij zwemvormen die door meertallen uitgevoerd worden, zullen de zwemmers goed moeten samenwerken en elkaar aanvoelen. Samenwerkingsvormen die lukken, geven de zwemmers erg veel plezier. Ook kunnen er wedstrijdjes gehouden worden van meertallen tegen elkaar. Zwemvormen met meertallen zijn aantrekkelijke vormen en geschikt voor de kern van een les, maar ook voor een leuk slot van een les.
Station 1: touwtrekken Neem een dik touwtrektouw, liefst drijvend. Wanneer het touw niet drijft, kunnen er drijfmiddelen aan gebonden worden. Een dunner touwtreklijn waarin lussen gemaakt zijn of een aantal aan elkaar geknoopte fietsbanden kunnen ook uitstekend als touwtrektouw dienen. Een opvallend drijfmiddel (bijvoorbeeld een kurkje) in het midden van het touwtrektouw dient als merkteken dat aangeeft wanneer een partij ver genoeg heeft getrokken voor de overwinning, bijvoorbeeld tot de hoogte van een op de kant geplaatste pilon. Een andere mogelijkheid is touwtrekken in een cirkel. Voor deze vorm is een vak in het zwembad nodig. Met vier fietsbanden die aan elkaar zijn vastgemaakt, wordt een cirkel gemaakt. Aan elke band trekt een zwemmer naar de buitenkant van de cirkel. Wie van de vier bereikt een zijde van het vak?
Station 2: duwkamp
Station 3: race tegen het elastiek
Schaduwzwemmen De voorste zwemmer bepaalt de slag(en), de kunstjes die onderweg gedaan worden en de route door het bad. De anderen volgen en doen na.
Schoolslagtreintje De zwemmers zwemmen schoolslag vlak achter elkaar, maar wel los van elkaar. Alle zwemmers in de rij proberen het ritme van de voorste zwemmer op te pakken. Na elke baan wordt er van kop gewisseld en sluit de voorste zwemmer achteraan aan.
Een lijn van elastiek (aaneengeknoopte fietsbinnenbanden kan ook) wordt bevestigd aan de zwemmer, bijvoorbeeld met klittenband om de enkels of met een tuigje om de schouders. Wie komt het verst? Of: wie kan het langst op een bepaalde plaats blijven zwemmen?
Van een tweetal pakt de achterste zwemmer (zwemt beenslag) de voeten van de voorste zwemmer (zwemt armslag) vast. Samen proberen ze een juiste schoolslagcombinatie te zwemmen.
Station 4: watertrappen
Schoolslagrups
Gedurende een bepaalde tijd op een plaats blijven watertrappen. Dit kan op verschillende manieren, zoals: • de ‘klassieke’ manier: gelijktijdig met beide benen watertrappen • als een waterpolospeler of synchroonzwemmer: om en om met het linker- en rechterbeen watertrappen
Tweetallen of meertallen pakken elkaar bij de heupen beet. Alleen de voorste zwemmer zwemt de complete schoolslag, de anderen alleen beenslag.
Schoolslagreus
Zwemmen 137
De zwemmers proberen elkaar op verschillende manieren weg te duwen. • Met tweetallen: rug aan rug. • Met tweetallen: twee zwemmers liggen met het gezicht naar elkaar toe en houden beiden een plankje met gestrekte armen vast. • Met meertallen: als boven, maar nu wordt een dikke drijfmat gebruikt. Hierdoor kunnen er meerdere zwemmers tegen elkaar strijden, bijvoorbeeld twee tegen twee of drie tegen drie.
Bond voor Lichamelijke Opvoeding 11 juni 2012
Borstcrawltreintje
Brancard
Van een tweetal pakt de achterste zwemmer (zwemt beenslag) de enkels van de voorste zwemmer (zwemt armslag). Samen zwemmen ze borstcrawl hele slag. Dit is een lastige vorm en alleen uitvoerbaar wanneer de borstcrawl goed beheerst wordt. Wanneer de voeten van de voorste zwemmer te laag blijven, krijgt de achterste zwemmer moeite met ademhalen.
De dragers zwemmen schoolslag achter elkaar. Degene die vervoerd wordt, ligt op zijn buik met zijn handen op de schouders van de voorste drager en met de wreven van zijn voeten op de schouders van de achterste drager.
Borstcrawltweeling Een tweetal zwemt borstcrawl naast elkaar in hetzelfde ritme (naar elkaar kijken bij het ademen, eventueel de handen tegen elkaar klappen tijdens het ademhalen). Wanneer de handen aan elkaar worden verbonden (bijvoorbeeld door allebei dezelfde ring vast te houden) wordt het zeer lastig. Dit is alleen uitvoerbaar wanneer de borstcrawl goed beheerst wordt.
Bokspringen Begin deze vorm met tweetallen. Ze bewegen zich voort door af te zetten op elkaars schouders. Om beurten duwt de achterste zich over de voorste zwemmer heen. Als het met tweetallen lukt, kan het met meertallen geprobeerd worden, waarbij de achterste zich al bokspringend over zijn voorgangers naar voren werkt. De zwemmers moeten zo’n twee meter onderlinge afstand houden.
Schoolslagsleepboot De sleepboot zwemt schoolslag. De sleep pakt de schouders van de sleepboot vast, waarbij zijn armen gestrekt zijn. Er is ook een uitvoering mogelijk met twee sleepboten. Hierbij zwemmen de sleepboten schoolslag naast elkaar en ligt de sleep tussen de sleepboten in. De sleep heeft zijn handen aan de schouders van de sleepboten en zijn armen zijn weer gestrekt.
Meerkoppige rups De rups is een kopgreep-sleep met meertallen. Eerst maar eens met drie zwemmers proberen en langzamerhand uitbouwen tot een grotere sleep. Ga voor het wereldrecord: een rups met twintig koppen!
OPMERKINGEN De opdrachten lijken op papier vaak gemakkelijker dan dat ze in werkelijkheid zijn. Het zal blijken dat er voor een aantal vormen een behoorlijke zwemvaardigheid nodig is om ze met succes te kunnen uitvoeren. Een goede opbouw in moeilijkheidsgraad is dus van belang. Begin met vormen die gemakkelijk te doen zijn, zodat er vanuit succesbeleving enthousiasme bij de leerlingen ontstaat. De creatieve inbreng van kinderen is vaak onuitputtelijk. Stimuleer ze dus zoveel mogelijk: ‘Wie weet er nog meer manieren?’ Het is soms zeer verrassend waar leerlingen zelf mee komen.
Illustraties:Hendrik J. Vos, hjvos@xs4all.nl Correspondentie:Eric Pardon, e.k.pardon@hhs.nl Zwemmen na het zwemABC Eric Pardon ISBN 90 72335 33 3 € 14,90 Jan Luiting Fonds Postbus 398 3700 AJ Zeist Fax: +31 (0)30-6912810 E-mail: jlf@kvlo.nl Internet: www.janluitingfonds.nl
Uit ‘Lichamelijke Opvoeding’, tijdschrift KVLO, nr 6/mei 2006
Schoolslagduwboot De duwboot zwemt schoolslag. Degene die geduwd wordt, ligt op zijn rug met het hoofd in de zwemrichting en zijn voeten rusten op de schouders van de duwboot. Hij kan zijn voeten een beetje vastklemmen om de nek van de duwboot door ze voorzichtig naar elkaar toe te drukken. Er is ook een uitvoering mogelijk, waarbij de duwboot enkelvoudige rugslag zwemt. Eventueel kan hij de enkels vasthouden van degene die geduwd wordt.
Zwemmen 138
Borstcrawlsleepboot
12
De sleepboot zwemt borstcrawl. De sleep ligt in rugligging en pakt, terwijl hij zijn armen gestrekt houdt, de enkels beet van de sleepboot. Dit is een lastige vorm. Pas wanneer er vaart gemaakt wordt, is het voor de sleep mogelijk om zijn gezicht boven water te houden voor de ademhaling.