BVLOPraktijk1/2005p1-8
15-02-2005
18:13
Pagina 1
XXXXXX XXXX XXX
n e w u o b Piramides bouwen s e d i m a r i P kansen tot vaardiger bewegen en samenwerken
Vakconcept LO 011
REGINALD LEPER
Piramides bouwen biedt kansen tot het ontwikkelen van bewegings- én samenwerkingsvaardigheid. Je lokt dit uit door aan elke bewegersrol (onder-, boven- en middenpartner) en/of bewegingsgerelateerde rol (helper, toeschouwer, choreograaf) gelijktijdig een bewegings- en samenwerkingstaak te verbinden. Het uitgangspunt voor dit aanbod zijn vier piramides met 3 bewegers die de basismodules vormen voor het bouwen van piramides met 3, 5 en 6 bewegers. Deze basispiramides zijn geselecteerd op basis van eenvoud, beperkte moeilijkheidsgraad en uitgebreide uitbouwmogelijkheden. Alle leerlingen kunnen ongeacht hun bewegingsvaardigheid, zelfstandig en met succes deze basisvormen bouwen, variëren en uitbreiden tot meer omvangrijke piramides. Directe interactie: kleine en heterogene groepen lokken overleg en discussie uit. Aandacht voor sociale vaardigheden: effectief samenwerken leidt tot succesvoller bewegen. Evalueren van het groepsproces: de teamleden bespreken de sterke en zwakke punten van de samenwerking. De instructie voor het bouwen van de piramides gebeurt met behulp van kijkwijzers en heeft betrekking op de piramidevorm en/of op de specifieke rollen en taken. Aan elke rol worden zowel bewegingstaken (je lichaam aanspannen, een stevige basispositie aannemen, je loodrecht opdrukken, …) als samenwerkingstaken (actief luisteren, volledige informatie geven, gedoseerd helpen, hulp vragen, positieve en negatieve feedback geven, …) gekoppeld. Belangrijk is dat leerlingen samen met de leraar reflecteren over hun bewegings- en samenwerkingstaken. Dit kan na het beëindigen van een opdracht of naar aanleiding van een (zelf)evaluatie.
TEAMS VORMEN Hoewel heterogene teams de meeste leerkansen bieden, moet de leraar erop toezien dat de tegenstellingen tussen de teamleden overbrugbaar zijn. Een heterogeen team bevat onderpartners en bovenpartners, vaardige en minder vaardige leerlingen, doeners en denkers, beschouwers en toepassers, impulsieve en bedachtzame leerlingen, leiders en volgers, enz. De teams moeten daarnaast voldoende ruim samengesteld zijn zodat de verschillende rollen (beweger, helper, instructeur, coach, ...) een kans krijgen.
PIRAMIDES MET 3 BEWEGERS Kijkwijzer 1 geeft een overzicht van de basispiramides en de verwachte taken. Kijkwijzers 2, 3, 4 en 5 geven concrete aanwijzingen over de afzonderlijke basispiramides en de daarbij horende bewegings- en samenwerkingstaken. In een verdere fase kan je de teams vragen om variaties te ontwerpen op de basispiramides.
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
Er wordt een beroep gedaan op de werkvorm samenwerkend leren waarbij volgende sleutelbegrippen toegepast worden. Positieve wederzijdse afhankelijkheid: elk teamlid neemt beurtelings verschillende rollen en taken op. Individuele aanspreekbaarheid: elk teamlid is verantwoordelijk voor de eigen rol en taak, maar ook voor het groepsresultaat.
1
Vakconcept LO 012
BVLOPraktijk1/2005p1-8
15-02-2005
18:13
Pagina 2
PIRAMIDES MET 5 RESP. 6 BEWEGERS Hier volgen twee mogelijke werkwijzen. Aan de hand van de geleerde basispiramides laat je de teams piramides met 5 resp. 6 bewegers ontwerpen. De teamleden werken in subgroepen van twee leden, tekenen een piramide en noteren voor elke beweger en helper de bewegings- en samenwerkingstaken. De teamgenoten vormen vier subgroepen. Elk tweetal kiest of krijgt van de leraar een kijkwijzer (kijkwijzer 6 en 7). Beide partners schrijven hierop de bewegings- en samenwerkingstaken. Eén van beide partners geeft de instructie (instructeur), de andere geeft na de uitvoering constructieve feedback over de bewegings- en samenwerkingstaken (coach).
and balances, Champaign: Leisure. Leper R; Van Maele I, 2001, Circus op school. Acrobatie, evenwicht en jongleren, Leuven/Leusden: Acco. Leper R, 2002, Samenwerken als aanzet voor sociaal en motorisch leren, in Vits H; Behets D (eds), Bewegingsopvoeding: naar een geïntegreerd curriculum, Leuven/Leusden: Acco. Leper R, 2002, Piramides bouwen met invalshoek ‘motorisch en sociaal leren’, in Vits H; Behets D (eds), Bewegingsopvoeding: naar een geïntegreerd curriculum, Leuven/Leusden: Acco. Kijkwijzer 1: overzicht basispiramides met 3 bewegers
DE PIRAMIDES PRESENTEREN AAN EEN PUBLIEK Piramides ontwerpen is fijn, maar ze op muziek presenteren aan medeleerlingen is pas levensecht en lokt grote betrokkenheid uit. Volgende aanwijzingen dragen bij tot het succesvolle verloop van de presentatie. Je presenteert een combinatie van maximum 4 piramides. Je speelt om beurt beweger en helper. Als helper ben je betrokken bij de presentatie. Je combinatie heeft een begin en een einde. Je blijft positief wanneer iets fout gaat. Je speelt voor het publiek: oogcontact en een juiste oriëntatie t.o.v. het publiek geven je presentatie meer uitstraling.
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
REFLECTIE EN EVALUATIE
2
Indien de leraar inzichtelijk leren en gedragsverandering wil uitlokken, is het noodzakelijk dat de leerlingen reflecteren en betrokken worden bij de evaluatie. Volgende richtvragen kunnen de reflectie ondersteunen. Terugblikken Waarover ben je (niet) tevreden: over de aanpak, de uitvoering van de piramide en de samenwerking? Welke problemen heb je ervaren? Alternatieven zoeken en uitproberen Hoe kan je de aangehaalde problemen aanpakken? Welke alternatieven heb je? Welk alternatief wil je bij de volgende taak resp. les uitproberen?
LITERATUUR Blume M, 1992, Akrobatik. Training - Technik Inszenierung, Aachen: Meyer & Meyer. Blume M, 1999, Akrobatik mit Kindern und Jugendlichen in Schüle und Verein, Aachen: Meyer & Meyer. Fodero J; Furblur E, 1989, Creating gymnastic pyramids
Je bouwt deze piramides in teams van 4 leden Met deze basispiramides kan je piramides van 3, 5 en 6 bewegers construeren Je leert deze piramides, je verbindt ze aan elkaar en presenteert ze op muziek Je leert de bewegings- en samenwerkingstaken van de onderpartner(s), middenpartner(s), bovenpartner(s) en helper(s). Kijkwijzers 2, 3, 4 en 5 geven je hierover meer informatie
15-02-2005
18:13
Pagina 3
Vakconcept LO 013
BVLOPraktijk1/2005p1-8
Kijkwijzer 2: basispiramide stand op bekken van 2 onderpartners
Kijkwijzer 4: basispiramide stand op dijen van 2 onderpartners
We bouwen de piramide driemaal en wisselen telkens van rol
Kijkwijzer 3: basispiramide handen- en voetensteun
We bouwen de piramide driemaal en wisselen telkens van rol
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
We bouwen de piramide driemaal en wisselen telkens van rol
3
15-02-2005
18:13
Pagina 4
Vakconcept LO 014
BVLOPraktijk1/2005p1-8
Kijkwijzer 6: piramides met 5 bewegers
Kijkwijzer 5: basispiramide stand op bekken van middenpartner
Kijkwijzer 7: piramides met 6 bewegers
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
We bouwen de piramide driemaal en wisselen telkens van rol
4
BVLOPraktijk1/2005p1-8
15-02-2005
18:13
Pagina 5
LUC BOMBEKE
Dansexpressie SPREEKT TOT DE VERBEELDING … OOK IN DE LES L.O. DEEL 2 Laat de kinderen groepjes van vijf maken. De groepjes staan bij elkaar. Speel geen muziek. Vraag hen dezelfde opdrachten uit te voeren met zes, vijf, … blokken. Daag hen uit: welke groep kan het minst aantal blokken gebruiken? Mogelijke bijsturingsopdrachten: • Probeer verschillende mogelijkheden. Hou elkaar eens anders vast. • Welk groepje kan hiermee zachtjes bewegen zonder te lossen?
Verkenning In deze lesfase construeren de kinderen allerlei vormen in verbinding met elkaar. Ze experimenteren met en zonder materiaal. De samenwerking blijft centraal staan.
Opdracht 2: Bouwen met materiaal Bied nog ander materiaal aan zoals stokken: bezemstelen, bamboestokken, …en touwen: spring - en trektouwen. Laat de volgende opdrachten uitvoeren. • Maak met jullie groepje een bouwwerk waarbij zoveel mogelijk van het materiaal gebruikt wordt. • Zorg ervoor dat dit één geheel vormt in een gesloten opstelling ( bijvoorbeeld: een vierkant, een cirkel, …) • Laat mij zien als het klaar is.
Lager Onderwijs 107
REGENT LO
De kinderen van groep één staan verspreid in de zaal. De kinderen van groep twee zitten langs de kant. Laat muziek ( Valse de l’avion, Panta Rhei uit Strides) spelen afwisselend met stopmomenten. Geef de volgende opdrachten. Laat eerst groep één starten. Toon voor aan groep twee. Aan groep één: • Sta in een bepaalde houding. Blijf staan als een standbeeld. Denk hierbij aan een stevig gebouw. Hou dit vol. Aan groep twee: • Maak een stapweg door de zaal. Kijk naar de standbeelden. Van zodra de muziek stopt, bouw je onmiddellijk een andere vorm bij een standbeeld. Telkens komt één nieuwe vorm bij één standbeeld. Maak iets passend. Zorg er voor dat minstens één lichaamsdeel het standbeeld raakt. Blijf in die houding staan. Herhaal deze opdrachten. Wissel dan om: groep één wordt twee en omgekeerd. Stel de volgende vragen. • Hoe was het om dit te doen? • Kon je gemakkelijk aanbouwen? Waarom wel, waarom niet? • Wat deed je het liefst: stilstaan of aanbouwen?
• Laat jullie bouwwerk veranderen: groter of kleiner, hoger of lager, ingewikkelder, …zonder uit elkaar te vallen. • Maak andere bouwwerken. • Beperk het materiaal en bepaal een keuze: alleen de stokken, alleen de touwen, alleen de blokken. • Geef jullie bouwwerken een naam. De kinderen maken een laatste bouwwerk met materiaal. Van zodra de rustige muziek (Danse pour l’élan, Panta Rhei uit Strides) speelt, verplaatsen ze het bouwwerk. Ze zorgen er voor dat het bouwwerk één geheel blijft. Het tempo van de muziek wordt gevolgd.
Laat dezelfde muziek spelen zonder onderbrekingen. Geef deze opdrachten. • Stap door de zaal. Volg de muziek. • Kies zelf wat je gaat doen. Ofwel zet je op een plek een vorm neer en blijf je staan als een standbeeld. Ofwel bouw je aan bij een vorm. Kijk eerst goed rond terwijl je rondstapt. Maak een keuze en bouw passend aan. • Beslis zelf hoelang je blijft staan. Als je met twee samen staat , maak je jezelf eerst langzaam los bij het terug op stap gaan. • Herhaal dit zolang de muziek speelt. Denk aan allerlei bouwwerken. Maak variaties. Uitdieping
Opdracht 3: Aanbouwen per twee Het materiaal ligt opzij. Verdeel de groep in twee.
Al dansend maken de kinderen nu een keuze. Ze kiezen uit twee mogelijke rollen binnen hetzelfde thema.
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
Mogelijke bijsturingsopdrachten:
5
Lager Onderwijs 108
BVLOPraktijk1/2005p1-8
15-02-2005
18:13
Pagina 6
Opdracht 4: Verwelkomen en bezoeken De kinderen kiezen een plek in de zaal. Speel muziek ( Carasau, Panta Rhei uit Strides ) en geef de volgende opdrachten. • Maak een dansweg door de zaal. • Kies hoe je verder danst: je bouwt je huis of je gaat op bezoek bij iemand. Een huis bouwen: Maak een vorm waarbij openingen zijn. Blijf zo staan, houd die vorm een tijdje aan en ontvang bezoekers Dans daarna verder en maak opnieuw een keuze.
Bezoeken:
Verlaat je dansweg en ga op bezoek in een huis. Dans daarna verder en maak opnieuw een keuze.
• Laat je huis bewegen, kantelen, afbreken, ineenstorten en terug opbouwen, … Maak er een dansweg mee. Ook in dit dansend huis blijven bezoekers welkom. Mogelijke bijsturingsopdrachten: • Zorg voor variaties in de huizen. • Bouw huizen met andere kinderen samen. • Durf aanbouwen bij andere huizen. Maak een kring en hou een gesprekje. Stel de volgende vragen. • Hoe was het om zo te dansen rond huizen? • Wat deden jullie het liefst: bouwen of bezoeken? • Hebben jullie samengewerkt? Met hoeveel? Hoe deden jullie dat?
Mogelijke bijsturingsopdrachten: • Verlaat je gebouw en kies al dansend een ander. Maak bij het nieuwe gebouw een dansverhaal. Afronding De kinderen maken een kring. Stel de volgende vraag. • Wie wil iets vertellen over de voorbije dansles? Muzische uitbreidingsopdracht De kinderen schilderen een fantasiegebouw. Ze geven dit een passende naam.
Verwerking
LES 3 Opdracht 5: Een eigen bouwverhaal dansen
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
THEMA: ‘ESCHER’
6
De kinderen maken groepjes van vijf. Ze kiezen samen een plek in de zaal. Geef de volgende opdrachten. Speel muziek ( Beyond the sunset, Jo Manji uit Café Del Mar). • Dans samen rond gebouwen. • Jullie kunnen gebruik maken van alles wat we in deze les gedaan hebben: aanbouwen aan elkaar met of zonder materiaal, het gebouw laten bewegen op zijn plek of in verplaatsing, het gebouw bezoeken. • Spreek af hoe jullie starten: één vorm waaraan kan gebouwd worden of een bouwwerk waarbij jullie met elkaar verbonden zijn. Spreek ook af of jullie materiaal gebruiken. • Van zodra de muziek speelt, zeggen jullie niets meer tegen elkaar. Dans en kijk goed naar wat er gebeurt. Dans vrijuit jullie bouwverhaal. • Als de muziek verstilt, komen jullie tot een eindhouding in de dans.
Lesduiding
Doelgroep: derde graad Situering: Deze les sluit aan bij beeldende vorming binnen het muzisch leerplan. Het is best dat de kinderen op voorhand van deze kunstenaar al bepaalde werken gezien hebben. Ook een korte schets over zijn leven en werk kan de interesse voor deze lesinhoud groter maken. Ter info: Escher Escher was een Nederlandse graficus (1898- 1972). Hij maakte vooral zwart-wit tekeningen waarin hij speelde met perspectief. Hij creëerde hiermee onbestaanbare werelden. Voor een tekening maakte hij zorgvuldig uitgemeten voorstudies
18:13
Pagina 7
Lesdoelen: Op ritmische muziek het lichaam losmaken en bewegingsherhalingen uitvinden, dansen met bewegingsherhalingen, dansen met geleidelijke veranderingen, een dansstukje in kleine groepjes uitwerken en presenteren Lesscenario
Instap De kinderen zitten samen in een kring. Laat prenten (bv. ‘Flatworms’, ‘Predestination’, ‘Metamorphose’, ‘Liberation’) van de kunstenaar Escher zien. Stel de volgende vragen. • Wat staat er op? Wat zie je? • Wat gebeurt er op de tekeningen? Hou hierover een kort gesprek. Laat de kinderen vrij antwoorden. Maak een link met het thema van deze les: bewegingen die veranderen dansen op muziek.
Verkenning Opdracht 1: Zwaai je los en herhaal. Geef de volgende opdrachten en begeleid met de handtrom. Speel een trommuziek dat past bij stappen en lopen. • Sta verspreid in de zaal. Kies een plek waardoor je met de andere kinderen de zaal gelijk indeelt. Er is evenveel afstand tussen alle kinderen. • Stap rond en houd diezelfde afstand. • Stap ook zijwaarts en achterwaarts. Blijf de trommuziek volgen. Stop niet. • Doe hetzelfde in looppas. Kijk uit. Behoud opnieuw de afstand. Speel afwisselend een loop, spring- of huppelritme. Geef deze opdrachten. • Kies een loopweg door de zaal. Bewaar de afstand. • Bij de springmuziek maak je op een plek loszwaaiende bewegingen met je armen en benen. Als de springmuziek stopt, loop je opnieuw door de zaal. • Loop telkens naar een andere plek. Maak je bewegingen heel groot. • Probeer zoveel mogelijk lichaamsdelen te laten meebewegen. • Houd dit loszwaaien aan zolang de springmuziek speelt.
spreken af wie vooraan staat. Geef deze opdrachten. • De eerste van elke rij stapt, loopt, springt door de zaal en maakt bewegingen die herhaald worden. De bewegingsherhalingen worden uitgevoerd met één of meerdere lichaamsdelen of met het hele lichaam. • De eerste bepaalt zelf hoelang een beweging wordt aangehouden en kiest stopmomenten. • Op signaal wissel je om van eerste plaats. Mogelijke bijsturingsopdrachten: • Elke eerste vindt andere bewegingsherhalingen uit. • Wie vooraan staat, zorgt voor verrassende stops. • De eerste houdt een langere tijd een zelfde beweging aan, de tweede en derde proberen die beweging te variëren: groter of kleiner, vlugger of trager, sterker of slapper.
Uitdieping De bewegingen die bij de verkenning de kinderen wat vrijer maken, worden in de uitdieping tot dans verwerkt. Het gebruik van herhalingen en veranderingen die in de tekeningen van Escher veelvuldig voorkomen, dienen ter inspiratie.
Opdracht 3: Maak je eigen herhalingsdans. De kinderen kiezen een plek in de zaal en zitten neer. Geef de volgende opdrachten op muziek (Love song, René Aubry uit Signes). • Luister naar de muziek. Ik laat een klein stukje horen. • Sta klaar in een passende houding om op die muziek te bewegen. • Maak bewegingsherhalingen die passen bij de muziek. • Dans op je plaats of door de zaal. Bepaal zelf je dansweg en je stopmomenten. • Na een stop tel je tot vijf en start je een nieuwe weg met andere bewegingen. • Herhaal deze opdrachten zolang de muziek speelt. Als de muziek verstilt, kom je tot een stilstaande houding. Herhaal deze opdrachten op andere muziek (Norweg, Cirque Du Soleil uit Saltimbanco en Lily was here, Stewart uit Film Favourites). Mogelijke bijsturingsopdrachten:
Speel afwisselend een ritme dat herhaald wordt en een stapritme. • Maak op een plek allerlei bewegingen met je armen, benen, hoofd, handen, buik, …die je herhaalt. Als de muziek verandert, stap je terug naar een andere plek. Opnieuw maak je andere bewegingsherhalingen. • Zorg voor variatie. • Riskeer grappige, rare, ingewikkelde, …bewegingen. Blijf de herhalingskadans volgen.
Opdracht 2: Experimenteren met bewegingsherhalingen. Maak groepjes van drie. De kinderen staan op een rij en
Lager Onderwijs 109
15-02-2005
• Dans met variaties. Hou je gekozen bewegingsherhalingen aan en maak die groter of kleiner, vlugger of trager, sterker of slapper. • Gebruik ook de grond. • Varieer de richtingen van je dansweg …ook zijwaarts en achterwaarts. • Verras jezelf met plotse stops en wissel vlug om naar andere bewegingsherhalingen. • Kijk al dansend rond en boots andere bewegingen na. Maak er een schaduwspel van. Doe dit zonder dat de andere het weet.
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
BVLOPraktijk1/2005p1-8
7
Lager Onderwijs 110
BVLOPraktijk1/2005p1-8
15-02-2005
18:13
Pagina 8
Opdracht 4: Escher in dans.
Verwerking
Breng de kinderen in een kring. Bekijk opnieuw de tekeningen van Escher en bespreek de veranderingen die er in voorkomen. Duid het verloop van de herhalingen aan en het creëren van een fantasiewereld. Geef de volgende opdrachten op muziek ( Lily was here, Stewart uit Film Favourites). • Start opnieuw met bewegingsherhalingen in je dans. Laat je bewegingen al dansend helemaal veranderen. Dans nu vrijuit. Zorg voor geleidelijke overgangen. Denk hierbij aan de veranderingen op de tekeningen van Escher. • Kom dan telkens terug naar nieuwe bewegingsherhalingen waarna je opnieuw vrijuit danst. • Herhaal dit patroon: bewegingsherhalingen, geleidelijke overgangen, vrije dans, nieuwe bewegingsherhalingen, … • Blijf ook afwisselen met stopmomenten.
Opdracht 5: Samen een dansstukje maken en presenteren
Hoe maak je een eigen dans?
De kinderen zitten verspreid in de zaal. Geef deze opdrachten na het beluisteren van de vorige muziek ( muziek 1: Love Song, muziek 2: Norweg en muziek 3: Lily was here). • Kies de muziek waarop je wilt dansen. • Maak volgens de gekozen muziek groepjes van vijf. • Verspreid je met je groepje in de zaal • Bespreek dansbewegingen en probeer een dansstukje te maken. • Gebruik hiervoor de volgende aanwijzingen: Zoek samen een gezamenlijk begin: hoe staan, zitten, liggen, …jullie bij elkaar? waar starten jullie in de zaal? Bepaal samen het dansverloop: wat gebeurt er in jullie dans? welke dansbewegingen gaan jullie daarvoor maken? dans iemand voor of spreken jullie samen af? Spreek samen het einde af: hoe en waar?
Maak een eigen dansweg of dans op je plaats met bewegingen die passen bij de muziek.
Na het doorgeven van de opdrachten laat je de drie muziekstukjes om de beurt horen. Herhaal dit.
Maak bewegingen die herhaald worden Met je benen en voeten of met je armen En handen of met je hele lichaam … en laat Die bewegingen ook variëren: groter of Kleiner, vlugger of trager, sterker of slapper,…
Laat de kinderen om de beurt hun dansstukjes tonen. Vraag van de toeschouwers voldoende aandacht.
Bundel deze dansmogelijkheden in een fiche. Toon het aan de kinderen en bespreek kort.
dans expressie Zorg voor geleidelijke overgangen.
Dans vrijuit. Volg de muziek.
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
Gebruik ook stopmomenten.
8
Laat de kinderen dansen op muziek (Norweg, Cirque Du Soleil uit Saltimbanco). Leg enkele van deze dansfiche neer in de zaal. Geef de volgende opdrachten. • Maak opnieuw een eigen dans. Gebruik de dansfiches. • Kijk rond en boots onopgemerkt na. Maak er een dansspel van. • Herhaal de bewegingen die voor jou het best past bij de muziek. Maak er allerlei variaties bij. Bespreek deze opdracht. Stel de volgende vragen en laat voortonen. • Hoe was het om dit te doen? • Wie wilt iets voortonen?
Bespreek kort na elke voorstelling met de volgende vragen: • Voor de toeschouwers: Hoe zijn ze gestart, Wat gebeurde er in de dans? Welke bewegingen hebben ze daarvoor gemaakt? Hoe was het einde?
• Voor de dansers: Hoe was de voorbereiding? Verliep het vlot of niet vlot? Waarom wel of niet? Vertel! Afronding
De kinderen zitten samen in een kring. Stel de volgende vragen en bespreek kort. • Wat vonden jullie van deze dansles? • Hebben jullie iets gevoeld van de wereld van Escher? Muzische uitbreidingsopdrachten De kinderen maken een schildering rond figuren die herhaald worden en van vorm veranderen. Ze experimenteren hierbij mat perspectief. Ze kiezen zelf het kleurgebruik (bv. één of meerdere kleuren). Belangrijk is dat het blad volledig wordt opgevuld. Eventueel kunnen ze hierbij nog een passende titel verzinnen.
BVLOPraktijk1/2005p9-16
15-02-2005
18:10
Pagina 1
CHRISTINE DE MEDTS
HOE VEILIG ZIJN ONZE LESSEN
bewegingsopvoeding
Veiligheid 111
XXXXX XXXXX XXXXX
IN HET BASISONDERWIJS? KLEUTERONDERWIJS EN 1STE EN 2DE GRAAD LAGER ONDERWIJS
• Veiligheid bestaat niet enkel in ‘afwezigheid van ongelukken’, maar in het creëren van een mentale en fysieke zekerheid, die voortvloeit uit de kennis en de praktische know-how, die alle verantwoordelijke lesgevers vanuit ervaringssituaties hebben opgedaan. (O’Connor, 1987,pg.25) • In de context van ‘verantwoordelijkheid in verband met veiligheid’ hoort men vaak zeggen: ‘de leerkracht moet handelen als een goede huisvader’. Doch een leerkracht lichamelijke opvoeding moet binnen zijn vak meer weten dan een goede huisvader, omdat hij kinderen in situaties brengt, die meer risico’s inhouden dan in het gewoon dagelijkse leven. We weten allen dat ongelukken nu eenmaal deel uitmaken van het leerproces dat kinderen doorlopen in de les lichamelijke opvoeding. Doch als leerkracht lichamelijke opvoeding moeten wij zoveel als mogelijk anticiperen op de aangereikte situaties. We moeten de factor ‘veiligheid’ au sérieux nemen. In onze lesvoorbereiding moeten we preventief inzoemen op elke situatie in functie van veiligheid. We spreken dan van effectief risicoassessment: d.w.z. de enige risico’s die de leerlingen mogen bedreigen, zijn deze die inherent zijn aan de gekozen activiteit, t.t.z. het risico dat nog overblijft wanneer alles is ondernomen om een activiteit zo veilig mogelijk te maken. vb. je kan niet voorzien dat een ll. bij handstand door de armen zakt, of dat de ll. slecht landt na een sprong….
• Het aanleren van veilige en gezonde handelwijzen maakt een integrerend deel uit van elke vakopleiding • Een veiligheidsopvoeding werpt slechts vruchten af, indien de ll. in de school een voorbeeld vindt van veiligheid in al zijn aspecten. 2. Algemeen: soorten veiligheid • Veiligheid begrepen vanuit de Ontwikkelingsdoelen en Eindtermen
MC (motorische competentie): materiële veiligheid = materiaal, (veiligheidsbewust aankoopbeleid van de school) kledij, uitvoeringsveiligheid, verkeerssituatie rondom de school,…
GVL (gezonde veilige levensstijl): fysieke veiligheid = inspanning aangepast aan je fysieke mogelijkheden, doch voldoende aandacht voor de uitbouw van deze factoren; houdingsopvoeding (heffen en dragen); helperfunctie uitbouwen; EHBO; gezonde voeding…
ZB (zelfbeeld): emotionele veiligheid =je goed voelen in je vel, bij uitvoering van …= pedagogischdidactisch creëren van een veilige leeromgeving: vb.correct inbouwen van leer- en ontwikkelingslijnen (beginsituatie - differentiëren…)
SF (sociaal functioneren): relationele veiligheid = kunnen deelnemen aan, je aanvaard weten in de groep
1. Beginselverklaring (uit forum, nr.15, 1985- VSKO) • De leerlingen hebben recht op veilige en gezonde levensomstandigheden op school • Bij het realiseren van veiligheid en gezondheid voor de leerlingen moet rekening worden gehouden met hun leeftijd en ontwikkelingsniveau.
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
UITGAAN VAN ENKELE STELLINGEN
9
Veiligheid 112
BVLOPraktijk1/2005p9-16
15-02-2005
18:10
Pagina 2
1. Mogelijke risico’s, oorzaken, preventieve maatregelen in verband met veiligheid Aard van het risico
Oorzaken en bezwarende factoren
Preventie
• risico’s verbonden aan het kind dat speelt of beweegt:
Fysieke, motorische, psychische aspecten
De leerkracht moet de hem toevertrouwde leerlingen kennen (fysiek, mentaal, …) - om echt veilig te kunnen werken, moeten leerkrachten op de hoogte zijn van een aantal gegevens van de lln., die de veiligheid in het gedrang kunnen brengen: vb.astma, obesitas, suikerziekte, vermoeidheid, zintuiglijke mogelijkheden, hoogtevrees, evenwichtsstoornissen, agressief gedrag….
- verschillen in ontwikkelingsniveau - verschillen in vaardigheidsniveau - verschillen in leertempo
- plaats in de zaal liever meerdere (2 à 3) groepen van toestellen en opdrachten dan één grote omloop (vb. reis rond de wereld). Dit laatste veroorzaakt opstoppingen en lokt onaangepast gedrag uit: dus debietregeling is noodzakelijk - in elk van de gegroepeerde opstellingen kunnen of-of-taken worden voorgesteld (= ingebouwde differentiatie) - laat kinderen bewegen op eigen tempo, jaag ze niet op, doe geen wedstrijden aan toestellen - in elke opstelling kunnen veel aanpassingen gebeuren: hoogte, breedte, verte, aanloopruimte….
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
• risico’s verbonden aan de uitrusting:
10
- verschillen in hulpvaardigheid
- leerlingen helpen in het BaO (tot tweede graad) in principe niet echt: Ze groeien in hulpvaardigheid: vb. aangeven van materiaal; bal, hoepel… / binnen vertrouwensgroepjes)
- verschillen in lengte en gewicht
- partneroefeningen : gelijke lengte en gewicht/ of bij acro vb….zwaar onder…
- verschillen in geslacht, temperament
- bij jonge kinderen nog niet zo van tel
- de installaties van toestellen en andere - plaatsingsritueel aanleren materialen, die gebruikt worden in de lesvb. het plaatsen van boombalken/ plinten/ sen kunnen uiteraard aan de basis liggen banken… kan gevaarlijk zijn, wanneer dit niet gebeurt volgens een afgesproken van heel wat ongevallen of letsels chronologisch ritueel én steeds onder begeleiding van de L. - aanloop- en uitloopruimte voorzien - het dragen van kastonderdelen
- moet volgens bepaalde afspraken en met bepaalde aantallen lln…per 2 max. 2 delen
- bovendien zal elke uitrusting maar veilig - vb. volleynet als hangbrug? = oneigenlijk gebruik van materialen zijn bij een normaal gebruik (een natuurlijk gebruik) en mits respect voor een aantal gebruiks- en veiligheidsregels.
15-02-2005
18:10
Pagina 3
Veiligheid 113
BVLOPraktijk1/2005p9-16
- de bergplaats - hoeveelheid materiaal
- moet zéér ordelijk zijn, alles heeft een vaste plaats - er moet ook voldoende materiaal zijn: vb. voldoende landingsmatten bij turnen
- sommige toestellen moeten achter slot en - vb. minitrampoline, grendel Didactische begeleiding: - onmogelijke sprongen maken: *i.v.m. leerstof: inhoud, kennis van ontwik- - op niveau werken (zie vakdidactiek turnen) kelings- en leerlijnen, opvatting over differentiatie… - wat is moeilijk of makkelijk? Is verschillend van kind tot kind: verschillende factoren spelen een rol (vb. angst, bewegingservaring buiten de school...) *i.v.m. werkvormen: zelfstandig werk, - wat kunnen kinderen zelfstandig aan? opvatting over groepswerk…. Vb. helpen? - progressief leren werken in groepen, eerst per twee, later met drie… - eerst met elkaar, later tegen elkaar *i.v.m. organisatievormen, individueel of - opletten dat vrije opstelling gebeurt zonklassikaal, of in rijen… der dat lln. elkaar hinderen - estafettes: met vrije loopruimte en veilige omkeerpunten, nooit op hindernissen - opvatting over opstelling toestellen
- grote toestellen worden best voor de les geplaatst - klein materiaal heb je best bij de hand (lln. niet alleen laten om materiaal te halen) - zorg steeds voor voldoende uitloopruimte - verzorg de overgangen (van het ene toestel naar het andere)
- verkeerde keuze van situatie vb. wedstrijd, estafette in te kleine zaal
- intense loopwedstrijden: buiten, met vrije ruimte - geen evenwicht combineren met snelheid of wedstrijd
- rumoer stoort activiteiten die hoge con- - geen turnen naast basketbal centratie vragen - te grote klasgroepen werken onveiligheid - werkbare groepen vragen (eisen) in funcin de hand tie van veiligheid! - gebrek aan autoriteit kan ook leiden tot - goed management van de les is onontverhoogde veiligheidsrisico’s (zwak beerlijk management) - de L. moet aanmoedigend en ondersteunend optreden doch; ook moeilijke leerlingen kunnen onveiligheid in de hand werken
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
• risico’s verbonden aan organisatie en begeleiding
11
Veiligheid 114
BVLOPraktijk1/2005p9-16
15-02-2005
18:11
Pagina 4
4. Invalshoek: Veiligheid in gymnastiek en toestelturnen Voor jonge kinderen komt het erop neer ‘rijke landschappen’ te creëren vanuit de oogpunten: • motorische mogelijkheden en veiligheid enerzijds • én economie in het management van de leerkracht anderzijds. Je denkt best steeds aan de combinatie van deze drie!
CONCRETE TIPS VOOR EEN GOEDE OPBOUW BEWEGINGSLANDSCHAPPEN BIJ KLEUTERS EN JONGSTE KINDEREN LAGERE SCHOOL Vooraf:!!! • Voorzie de nodige voorbereidingstijd voor de inrichting van het landschap. • Zorg voor maximale veiligheid! • Zorg vooral voor veel afwisseling!
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
I. Invalshoeken in opbouw vanuit aanbod.
12
Invalshoek 1:
zoveel mogelijk bewegingsfamilies (praktische vaardigheden) men kan ook werken vanuit bepaalde bewegingsthema’s: vb. klimmen en klauteren/ springen/ heffen en dragen…
Invalshoek 2:
gesloten, maar vooral relatief open situaties aanbieden (d.w.z. waar leerlingen gradaties in moeilijkheid hebben of waar ze zelf een oplossing kunnen zoeken)
Invalshoek 3: ruimte:
-richting: rechtdoor, zig-zag, bochten, cirkels -niveau: laag, onderdoor, hoog (opm.: afspringhoogte nooit boven schouderhoogte) -afstand: dichtbij of verder van elkaar, op regelmatige afstand van elkaar…
Invalshoek 4 :
bewegingsvorm (shape) -groot en breed -groot en smal -klein en breed -klein en smal
Invalshoek 5:
intensiteit: rustig, kortdurend, langdurig, met of zonder tussenpauze…
II. Sleutels in opbouw vanuit de ontwikkeling en beleving van de kinderen: nl. hun interactie - Ik speel met materiaal - Ik speel met anderen - Ik speel met ruimte - Ik speel met materiaal + ruimte - Ik speel met materiaal + extra materiaal - Ik speel met materiaal + andere - Ik speel met andere + ruimte - Ik speel met materiaal + andere + ruimte - Ik speel met materiaal + materiaal + andere - Ik speel met materiaal + materiaal + ruimte
III. Moeilijkheidsgraad: Een bewegingslandschap is voor een kleuter moeilijker • als er evenwicht inzit • als er in de handeling zelf een fijnmotorisch onderdeel zit • als er 2 verschillende handelingen tegelijk moeten uitgevoerd worden • als er meerdere bewegingsonderdelen (fasen) aan mekaar moet gekoppeld worden: vb. met één hand een bal opwerpen, met de andere hand een bal slaan en nadien overlopen en achter een rij aansluiten • als de kleuter zijn aandacht naar meerdere aspecten moet richten: hoeveel interacties: medespelers, ruimtelijke component, combinatie van materialen, ….
15-02-2005
18:11
Pagina 5
Veiligheid 115
BVLOPraktijk1/2005p9-16
5. Algemene veiligheidsregels en afspraken (accenten) Binnen gymnastiek en toestelturnen zijn er een aantal regels, die een leerproces vergen. Graag enkel voorbeelden • Elk toestel of deel ervan, alle materiaal leert men dragen, verplaatsen… niet in één aparte les, maar steeds herhalend in elke les: *een bank met 8 kleuters + de juf met 6 leerlingen : o.l.v. de leerkracht *eenspringkast: per deeltje; 1 deeltje per 2 leerlingen (liefst niet boven het hoofd af te heffen van andere kastdelen) *een mattenwagen: enkel de L. stuurt: de matten worden ter plekke afgenomen of gelegd per 2 lln.(naargelang het gewicht) • Aan elk toestel of hindernis moet elke ll. leren wachten tot het toestel vrij is (beurt laten)
6. Een woordje extra over ‘helpen’
tot: voor oudere leerlingen: in het SO!! * ingrijpen in bewegingsverloop vb. achter bok of springkast landing beveiligend, de leerling bij de opperarm klemmend vastnemen: dit kunnen lagere schoolkinderen NIET (of toch zeker niet alleen)
• Een omloop met evenwicht-dominantie steeds scheiden van een omloop met snelle doorstroming:
7. Kledij
• Bij evenwicht : best géén helpers: deze storen de reflexregeling (geeft een geïrriteerd gedrag)
• Leerlingen moeten goed en degelijk schoeisel dragen. • Ze dragen liefst uniforme kledij.
• In één van de verschillende omloopjes mag één nieuwe of-of-taak zitten, omdat daar de leerkracht kan helpen. De leerkracht staat steeds (excentrisch) zo opgesteld, dat hij alle leerlingen ziet • Leerlingen helpen in het BaO (tot tweede graad) in principe niet echt: ze groeien in helpersattitude van ….tot van: * aangeven, vasthouden van vb. de hoepel op de bank waar een leerling door kruipt * vasthouden: klemgreep boven elleboog vb. bij vormen van wenden op en over een kast * draaggreep boven knieën vb. bij Handen- en Voetenlopen (kruiwagen) * dragen per twee; stoeltje * dragen alleen; paard en ruiter (aandacht aan gewicht van de ruiter)
8. Klasnormen Voor de lessen bewegingsopvoeding zou de ‘normale’ klasnorm niet mogen overschreden worden. Men dient ook rekening te houden met de grootte van de accommodatie en met het aanwezig materiaal. 9. Bepaalde oefeningen weren uit het basisonderwijs Het zou wel eens nuttig zijn een oplijsting te maken van de verschillende aangeboden activiteiten bij jonge kinderen en ze op een continuüm te zetten in functie van veiligheid. ( materiële veiligheid). Hieruit kan blijken dat bepaalde activiteiten beter niet meer worden aangeboden binnen het basisonderwijs, juist omdat ze té risicovol zijn: vb. trampolinespringen, gewichtheffen, bepaalde atletiekdisciplines…
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
• Regels bij taken: a) taken worden in of-of-taken voorgesteld en enkel die voorgestelde taken worden toegelaten b) leerlingen kunnen ook voorstellen doen, die dan besproken worden c) leerlingen kunnen vrij bewegen, maar dan binnen regels en afspraken • Gezien alles in kleine groepjes gebeurt, in een heen-enweer- weg, moeten opstoppingen vermeden worden door een ‘debietregeling’; vb. een tweede bank bijplaatsen, een hoepel of fietsband bijleggen • NIET lopen op een landingsmat of over kleinere matten, die onder of achter een toestel liggen, waarop vb. moet worden neergekomen (sommige leerkrachten werken met pictogrammen om zo de afspraken duidelijk te maken naar jonge kinderen toe)
13
BVLOPraktijk1/2005p9-16
15-02-2005
18:11
Pagina 6
Veiligheid 116
bewegin opvoe Sommige begeleiders of inspecteurs ontraden ook bepaalde oefeningen: vb. rugwaartse koprol, kopstand, zweefrol… omdat er vlug een foute of een te zware belasting op de halswervels plaatsheeft.
Landingsplaatsen. Matten zijn landingsplaatsen. Leer de leerlingen nooit te lopen op de matten (tenzij dit voor bepaalde specifieke oefeningen gevraagd wordt)
Rugwaarts rollen. Rugwaarts rollen mag in het basisonderwijs aan bod komen, doch het is niet noodzakelijk, en het wordt dus liefst niet als lesonderwerp opgenomen. Het is geen natuurlijke basisbeweging en ze is nergens voor nodig als basis voor volgende vaardigheden. Rugwaarts rollen geeft een hoge nekbelasting, zeker wanneer de leerlingen niet in staat zijn de handen op de juiste plaats te zetten en de nek te ontlasten. Voor zwaarlijvige leerlingen is rugwaarts rollen echt af te raden. Sommige leerkrachten leren de beweging aan op een schuin vlak. Hierbij is de nekbelasting nog groter. Helpen bij deze oefening is voor basisschoolkinderen zeer moeilijk. Ze moeten het bekken grijpen op het juiste ogenblik en dit vraagt reeds een grote LichaamsTijds- en Ruimteperceptie. Het is wel goed de achterwaartse, gehurkte omkering te oefenen in het water.
Mini-trampoline. Citaten : *Een minitrampoline mag enkel gebruikt worden door die leerkrachten die hiertoe een opleiding gekregen hebben. Voor het strafrecht is het immers een basisprincipe dat een leerkracht zich na een ongeval niet kan verdedigen met het argument ‘ik wist niet dat’, het strafrecht gaat er immers vanuit dat een leerkracht alleen doet wat ze naar behoren beheerst. Het is zeker niet aan te raden om een minitrampoline op te nemen in een omloop of circuit omdat « helpen » dan niet mogelijk is.
Zweefrol. Deze oefening is helemaal uit den boze voor het basisonderwijs. Ook hier is het risico van nekbelasting té groot.
*Springen met behulp van de minitrampoline is fascinerend. Het is bedrieglijk eenvoudig en kinderen overschatten gemakkelijk ‘het eigen kunnen’. Het woordgebruik ‘valmat’ suggereert bovendien dat op een ‘llandingsmat’ mag ‘gevallen’ worden en verhoogt het risico op ongevallen.
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
Klimtoestellen. Bij het gebruik van klimtoestellen zoals: ‘kader’ - ‘wandrekken’ – ‘touwladders’ – ‘touwen’…moet men het actieterrein afbakenen; bv. aangeven met lintjes tot welke hoogte mag worden geklommen. Men zal beveiligen met de beschikbare matjes.
14
Het verdient aanbeveling om minitrampolines met een slot aan de muur te bevestigen of achter slot te bewaren. Vermeden moet immers worden dat leerlingen of kinderen van het personeel zonder leiding ervan gebruik zouden maken.
Het onderwijs moet op een verantwoorde wijze gebeuren. De moeilijkheid in het lager onderwijs is een efficiënte organisatie op te zetten, vooral door het feit dat de leerkracht zelf steeds als helper moet optreden.
15-02-2005
18:11
Pagina 7
ingseding Familiariseren met minitrampolinespringen stelt een aantal voorwaarden aan de kinderen. Kinderen moeten elementaire ervaringen hebben opgedaan in verband met lichaams-, tijds-,en ruimteperceptie.
Veiligheid 117
BVLOPraktijk1/2005p9-16
Hieraan heeft de leermeester L.O. reeds een hele opdracht. Daarna komen veel eenvoudige gewenningsoefeningen aan het toestel, doch steeds onder bewaking van de leerkracht. Zeker verboden is: - zweefrol en, of salto vanuit de minitrampoline. - leerlingen laten helpen aan de minitrampoline TER AFRONDING In de lessen bewegingsopvoeding moet men een zo hoog mogelijke ‘concentratie’ garanderen. Dit wil niet zeggen dat er nooit eens wat lawaai mag zijn in de les of dat er geen plezier mag worden gemaakt. Doch momenten van aanvaardbaar lawaai (vb. bij spel of kamp) moeten worden afgewisseld met momenten van stilte en concentratie : vb. bij aanloop voor een gymnastische sprong.
Leerkrachten moeten steeds maximaal beveiligen. Beter een mat te veel dan één te weinig. Leerkrachten die alle beschikbaar materiaal gebruiken om veiligheid te garanderen zijn minder vlug strafbaar. Leerkrachten moeten steeds betrokken zijn bij het gebeuren, steeds klaar zijn om in te grijpen, leerlingen observeren om mogelijke fouten te kunnen voorzien. Leerkrachten moeten steeds handelen als en goede huismoeder of huisvader, zoals ze zouden wensen of doen voor de eigen kinderen. Genoteerd in functie van ‘veilig werken’ in de lessen bewegingsopvoeding in de basisschool. Christine De Medts
In het ‘Piramide-model van Gallagher ‘ (1984) wordt de motorische ontwikkeling opgevat als een opeenvolging van fasen die gekenmerkt zijn door een bepaalde categorie van motorische vaardigheden en een aangepaste methodiek. Voor kleuters en jonge kinderen wordt uitsluitend niveau 1 gereserveerd.
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
10. Bijlage: Van hindernisturnen ...naar...toestelturnen
15
Veiligheid 118
BVLOPraktijk1/2005p9-16
15-02-2005
18:11
Pagina 8
3de niveau
topsport
2de niveau vormen van *toestelturnen, acrogym, sportieve ritmische gym…
Cultuurinitiatie vb. in turnvereniging
Bedrevenheidsdrempel: tussen niveau 1 en 2 vroege ontwikkeling stimuleren: in kleuter- en lager onderwijs
natuurlijke bewegingspatronen: lopen, kruipen, werpen, wenden, glijden….
nabootsing en landschappelijke zelfontdekking
Ontwikkelingsfasen en de motoriek
Vormingsdoel
Middelen
Methode
Bronnen
Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 1/2005
Systematische leerstofopbouw Cognitieve zelfsturing
1ste niveau Basismotoriek *hindernisturnen, balanceren, jongleren…
TOT SLOT Minimaliseer ‘de risico’s’ niet met roepen en schreeuwen tegen de kinderen. Maximaliseer ‘de veiligheid’ door goed doordacht te organiseren en een sereen klimaat te behouden. Veiligheid in de les lichamelijke opvoeding staat in verhouding met de onderwijservaring van leerkrachten. Lessen lichamelijke opvoeding van jonge leerkrachten kunnen alleen risico-armer worden door goede lesvoorbereidingen en aandachtige begeleiding.
16
Gestileerde, onnatuurlijke bewegingspatronen vb. van handenstand tot overslag.. van wentelen tot buikdraai
Berverly Nichols, Moving and learning, The elementary School, Physical education, Experience, Mosby Bijscholingen Pisani, E. Rousseau/ LOBOKO (Els Bertrands)/ eigen ervaringen C. De Medts C. De Medts (1999): ‘Veiligheid binnen de lessen bewegingopvoeding’ een tekst die tot stand kwam na overleg met enkele kinesisten: is opgemaakt ter attentie van de leerkrachten LO en de directies van het Bisdom Gent E.Van Assche: nota’s uit Cursus, Methodologie turnen: KUL, 2000) E. Bertrands, C. De Medts, G. Descheppere, Kleuterstappen in beweging, Bewegingszorg voor het jonge kind, Acco Leuven, 2003 E. Van Assche en Georgette Swinnen, Vademecum voor de leerkracht lichamelijke opvoeding, Acco Leuven,1999 Forum, nr.15, VSKO, 1985 Richard Bailey and Tony Macfadyen, Teaching physical education 8-11, ISBN 0-8264-4842-9 LOBOKO, werkteksten; niet gepubliceerde documenten. Tille Scheerlinck, Bewegingsomlopen met bijhorende ateliers, Bewegingsschool, Achilles v.z.w. Grimbergen, 2001 Valeer Stijnen , Minitrampoline op school, Acco 1984 VGOS, Veiligheid bij bewegingsopvoeding en bij para- en extrascolaire activiteiten , 1996 (VSKO) pg. 9 VVKBaO, Bewegingsopvoeding in de basisschool, Leerplan, CRKLKO, Guimardstraat, Brussel, 1998