206 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 juni 2005

Page 1

Voetbal 065

Voetbal! Voetbal!

BART VAN RENTERGHEM LICENTIAAT LO LESGEVER VOETBAL UGENT LESGEVER VOETBAL VTS LECTOR IN DE LERARENOPLEIDING VAN DE ARTEVELDEHOGESCHOOL GENT

PATRICK VANSTEENBRUGGE LICENTIAAT LO LESGEVER VOETBAL UGENT LERAAR LO AAN HET VRIJ LANDELIJK INSTITUUT OUDENAARDE, AFDELING LO, SPORT EN SPORTWETENSCHAPPEN

DE DELICATE ROL VAN DE TRAINER EN VAN DE LERAAR VOETBAL DEEL 1 Vooreerst is het van groot belang te vermelden dat de parameters die de verschillen tussen een voetballes en een voetbaltraining zullen uitmaken nuance- of accentverschuivingen zijn en zeker geen fundamentele verschillen. Hieronder zal dus wél onderscheid worden gemaakt tussen aandachtspunten in coaching en organisatie. Op geen enkel moment mogen echter fundamentele onderdelen van een les of van een training worden verwaarloosd omdat ze niet onmiddellijk prioritair worden geacht.

≥ VOETBALLES OF VOETBALTRAINING: DE ACCENTVERSCHILLEN We bespreken enkele algemene verschillen in karakteristieken tussen de voetballes en de voetbaltraining. • In de les voetbal staat spelbeleving centraal. De klassieke vraag van leerlingen om een partijtje voetbal kan via doordachte structurering doelgericht worden aangepakt. Toch moet de fun, de beleving op elk moment binnen het korte tijdsbestek waarover de LO-leerkracht beschikt, primeren. Verschillende doelstellingen kunnen bij een voetbaltraining op hetzelfde echelon worden geplaatst. Het accent van een voetbaltraining zal dan ook sterk variëren, afhankelijk van o.a. het tijdstip in het seizoen, de inzet van de spelers op een vorige wedstrijd of training, enz. Wel is het zo dat de spelbeheersing hier meer aandacht zal krijgen dan tijdens de les LO. De ontwikkeling van zowel technische, tactische, fysieke als mentale vaardigheden en capaciteiten wordt prioritair beschouwd. Om het leerproces gevarieerd en aantrekkelijk te houden gedurende de talloze herhalingen en de vele trainingen tijdens het seizoen, dient het belevings- of funaspect op elk moment te worden geïntegreerd. • Spelgerichte aanleermethodes vereisen een degelijke, gerichte coaching. De coaching zal in de LO-les echter meer gericht zijn op de sociale aspecten van het voetbalgebeuren, terwijl trainers vooral inhoudelijk zullen moeten leiden en bijsturen. We vinden het

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2004

In het huidige voetbalonderricht starten de meeste methodische concepten vanuit de globale wedstrijdsituatie. Via vereenvoudigingen in en aanpassingen aan de spelregels worden specifieke accenten gelegd; door middel van oefenvormen kunnen tenslotte aparte technische of tactische vaardigheden worden bijgebracht. Hoewel dergelijk concept zowel in onderwijssituaties als op clubtrainingen kan worden toegepast, vergen beide instructievormen een verschillende aanpak. Zowel de organisatie als de begeleiding dienen op een specifieke manier te worden aangepakt, inspelend op het eigen karakter van beide doelgroepen. Het is de bedoeling van dit artikel via een uitgewerkt praktijkvoorbeeld aan te tonen dat eenzelfde concept kan worden toegepast op school- en op clubniveau. Tegelijk worden een aantal accentverschillen tussen beide situaties belicht.

1


Voetbal 066 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2004

2

belangrijk dat het belevingsaspect tijdens de LO-les door alle leerlingen wordt ervaren en niet enkel door de betere voetballers van de klas. Daarom is het uiterst belangrijk de leerlingen de juiste keuze (decision making) te leren maken. De voetballende kinderen zullen dikwijls geneigd zijn de meest efficiënte keuze te maken (lees: zelf voor de individuele actie kiezen en scoren), maar ze zullen in elke spelsituatie de meest logische beslissing moeten kiezen (een leerling die beter is opgesteld moet de bal ontvangen). Deze moeilijk bij te brengen logica kan wel worden gestaafd via reële voetbalsituaties; voorbeelden van topvoetballers kunnen naar de leerlingen toe het bewijs vormen dat het belangrijk is de logische keuze te stimuleren. In de klasgroep is het trouwens niet eenvoudig de leerlingen los te maken van de “voetballers-status” die bij jongeren dikwijls in belangrijke mate aanwezig is. De minder voetbalbegaafde leerlingen dienen in hun beperkingen te worden geholpen door de voetballers die op die manier in hun coachende rol, veeleer dan in hun capaciteiten als voetballer, kunnen worden geapprecieerd. Op clubniveau echter kan veel meer vanuit de individuele kwaliteiten van de voetballers worden gewerkt. Spelers zullen dan ook een positie op het terrein toegewezen krijgen volgens de eigen mogelijkheden. Een dribbelvaardige speler kan eerder op de flank worden uitgespeeld, de speler met een goede interceptie centraal in de verdediging. Aldus kunnen we spelers zich ook goed laten ontwikkelen binnen hun eigen specifieke mogelijkheden. In het moderne voetbal kunnen we dan ook best regelmatig positiegericht gaan trainen. • Voetbalinstructie tijdens de LO-les vereist veel varia tie. Vooral de weinig capabele leerlingen zijn enkel te stimuleren via nieuwe prikkels of opdrachten. In het licht van een haalbare organisatie pleiten we voor een opeenvolging van varianten binnen eenzelfde spelorganisatie, eerder dan een constante afwisseling van onderdelen met veranderende organisatie. Een verval in lestempo zal nl. gemakkelijk leiden tot concentratie- en gedrevenheidsdaling bij de leerlingen. Jonge voetballers kunnen we al sneller technische en/of tactische onderdelen, bij voorkeur spelgericht, laten automatiseren. Dit betekent dat er langer tijd kan worden besteed aan welbepaalde technische of tactische onderdelen van het voetbalspel. In principe kadert een voetbaltraining in een maandplan, waardoor bepaalde onderdelen over verschillende trainingen heen worden benaderd. Vanzelfsprekend dient de trainer er ook bij de jonge voetballers over te waken dat eentonigheid en verveling geen kans maken. • LO-leerkrachten beschikken, jammer genoeg, dikwijls niet over voldoende ruimte om de leerlingen op

een degelijke manier te laten voetballen. Daarbij komt nog dat het voetballen op korte ruimte veel techniciteit vergt, waardoor de zo belangrijke sociale doelstellingen onmogelijk zullen worden bereikt; het zijn enkel de betere spelers die het spelplezier zullen ervaren. Daarom pleiten we ervoor de kinderen op een doordachte manier het plezier van de voetbalsport bij te brengen op ruimtes die daarvoor groot genoeg zijn. Toch blijkt dit niet steeds realiseerbaar. Organisatie is bijgevolg dikwijls de hoofdbekommernis van de LO-leerkracht die desondanks een aangename en doelgerichte les voetbal wil verzorgen. Bij het voorbereiden van een les voetbal worden dus best meteen de organisatorische beperkingen in rekening gebracht. Werkvormen in golven, tornooivormen of doorschuifsystemen zijn dikwijls de ideale tussenoplossing waarbij voldoende inhoudelijke doelen worden bereikt in een haalbare organisatie met een aanvaardbare graad van leerlingenactiviteit. De voetbaltrainer echter beschikt meestal over meer ruimte en over voldoende specifiek materiaal. Wel worden maand-, week- en trainingsplannen het best afgestemd op verwachte terreinomstandigheden. Januari en februari blijken meestal de maanden te zijn waarop vorst en regen vele terreinen onbespeelbaar maken. Alternatieven indoor, conditionele accenten of oefenmomenten op hoge ballen kunnen dan bijvoorbeeld een interessante afwisseling vormen. • Op fysiek vlak blijkt het dikwijls moeilijk de activi teitsgraad van de les voetbal op een degelijk peil te houden binnen soms erg beperkte organisatiemogelijkheden. Zoals al vermeld zal de organisatievorm daarbij een belangrijke rol spelen. Het heeft echter weinig zin volledige lessen aandacht te besteden aan technische oefenvormen die weliswaar gemakkelijker te organiseren zijn op beperkte ruimte. Niet alleen worden dan de sociale doelstellingen van de les voetbal niet bereikt, daarnaast ontbreekt ook de specifieke fysieke belasting van de groepssport. Leerlingen zouden moeten kennismaken met de sport in de verschillende aspecten, dus ook het fysieke, zoals ze ook reëel wordt beleefd. Dit houdt ook bijvoorbeeld een specifiek uithoudingsvermogen in.


≥ DE STRUCTUUR VAN DE LES EN VAN DE TRAINING In een praktijkvoorbeeld trachten we te illustreren dat vanuit eenzelfde conceptueel model toch verschillende accenten kunnen worden gelegd waardoor de eigenheid van zowel de les voetbal als van de voetbaltraining kan behouden blijven, elk met hun respectievelijke voordelen. Over het algemeen kunnen volgende tips een interessante leidraad vormen bij het samenstellen van de les of training. De gekozen accenten zijn zeker voor discussie vatbaar en allerminst heiligmakend, maar blijken in de meeste gevallen zowel organisatorisch als inhoudelijk succesvol. 1. DE LES VOETBAL 1.1 de opwarming In de meeste gevallen wordt gekozen voor een spelvorm in een eenvoudige organisatie. Zo wordt al snel de concentratie van de leerlingen geëist en worden zowel technische als strategische capaciteiten geprikkeld door middel van voetbalspecifieke baltoetsen. De opwarming is vanzelfsprekend kerngericht, mag niet té veel tijd in beslag nemen (± 10 min) en wordt over het algemeen niet gevolgd door een stretchingmoment. Tijdens de voetballes worden nl. geen grote specifieke amplitudes in de gewrichten vereist en dus geven we er ook eerder de voorkeur aan het lenigheidsmakende onderdeel achterwege te laten of uit te stellen tot de cooling down. 1.2 de leskern De kern van de les wordt bij voorkeur opgebouwd vanuit een spelgerichte vorm; hetzij een partiële grond-

Voetbal 067

vorm of een spelgerichte oefenvorm. Daaruit kan vervolgens, als er de nodige ruimte is, gedifferentieerd worden. De betere voetballers krijgen wedstrijdspecifieke opdrachten, voor de mindere voetballers worden aangepaste oefenvormen - bij voorkeur dicht aanleunend tegen de spelgerichte opdrachten - voorbereid. Op elk moment moeten de leerlingenactiviteit en het tempo van de les voldoende hoog liggen. Enkel zo worden tegelijk de concentratie van de leerlingengroep én de beleving op peil gehouden. In dit opzicht wordt best ook snel genoeg overgeschakeld naar varianten op de spel- en oefenvormen. Dit zijn bij voorkeur eenvoudige opdrachtverschuivingen binnen gelijke of gelijkaardige organisatievormen. Ten slotte is het, sociaal-affectief beschouwd, belangrijk alle spelers de verschillende functies te laten uitoefenen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen verdedigers, middenvelders, aanvallers of keepers(!) en de leerkracht waakt erover dat de verschillende functies regelmatig door nieuwe leerlingen worden ingevuld. 1.3 het slot Het slot van de les bestaat over het algemeen uit een leergesprek waarin naast een bespreking van technische of strategische onderwerpen het accent vooral ligt op de beleving. Grote bekwaamheidsverschillen tussen de leerlingen van de klas kunnen verregaande sociale invloeden hebben op een klasgroep. De leerkracht LO speelt dus ook een belangrijke rol in het begeleiden van het aanvaardingsproces en in het opbouwen van een sportspecifieke beleving en vertrouwen bij de mindere voetballers. Zo kunnen de betere voetballers worden gewezen op hun rol als begeleider of als coach van de zwakkere leerlingen en op het belang van het samenspel. Opgemerkte vorderingen of positieve acties van de minder goede voetballers kunnen in deze fase andermaal worden aangehaald. Voor, tijdens of na dit gesprek kan tijd worden gemaakt voor een stretchingmoment. Niet enkel het lenigheidsmakende of blessurepreventieve aspect is hier van belang, maar ook het herstellen van de rust en van de rustpols kan aldus door de leerkracht worden begeleid. 2. DE VOETBALTRAINING 2.1 de opwarming Inhoudelijk dient de opwarming meerdere doelstellingen te bereiken. De cardiovasculaire prikkel moet geleidelijk worden opgebouwd; aanvankelijk aan een matig tempo, vervolgens steeds intensiever. Daarnaast wordt verwacht dat de spelers specifiek worden voorbereid op de technische én tactische vereisten van de trainingskern. Ten slotte moeten de opdrachten tijdens de opwarming het concentratievermogen van de spelers prikkelen. De spelers dienen ook mentaal specifiek te worden voorbereid op wat tijdens de kern van de training zal worden behandeld. Nochtans is het niet de bedoeling de opwarmingsopdrachten té gecompliceerd te maken. Een eenvoudige toepassing van de

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2004

Voor jeugdvoetballers wordt best op voorhand een periodisering uitgeschreven over een volledig voetbalseizoen. Aldus kunnen de spelers op een gevarieerde manier gedurende het volledige seizoen verantwoord op de wedstrijden worden voorbereid. Een uitgebalanceerde en doordachte fysieke planning biedt naast de fysieke voordelen trouwens ook psychische afwisseling in de trainingen, waardoor spelers gemakkelijker alert worden gehouden tijdens de trainingen. In principe dienen spelers te worden voorbereid op de wedstrijden, afhankelijk van de categorie, met een specifieke duur. Trainingen moeten dus zowel qua duur als qua intensiteit op deze wedstrijden voorbereiden. Dikwijls weten de spelers met het laagste fysiek verval in de loop van de wedstrijd trouwens een beslissende rol te spelen. We zijn dan ook overtuigd van het belang van een gerichte fysieke voorbereiding tijdens de jeugdjaren. Conditionele paraatheid die doordacht en goed begeleid werd opgebouwd, zal trouwens naast prestatieverbeteringen ook aanzienlijke voordelen bieden op het vlak van blessurepreventie en gezondheid.

3


Voetbal 068

≥ EEN LES EN EEN TRAINING ALS VOORBEELD Hieronder geven we een voorbeeld van respectievelijk een voetballes en een voetbaltraining. Beiden behandelen het onderwerp ‘de verantwoorde individuele actie’. Telkens worden specifieke aandachtspunten, tips en organisatieaccenten vermeld. 1. DE VOETBALLES 1.1 Opwarming

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2004

voornaamste basistechnische en –tactische accenten van de training lijkt het meest aangewezen, hetzij via een gesloten oefenvorm, hetzij via spelvormen. De opwarming kan ook langer duren (30’) om een geleidelijke opbouw mogelijk te maken.

4

2.2 de kern Het aandeel van spel- en wedstrijdvormen en van oefenvormen op een training zal afhangen van de planning die de trainer of coördinator op voorhand maakte. Aldus kan de samenhang tussen de trainingsonderdelen best over verschillende trainingen heen worden beschouwd. Zo heeft de trainer ook de mogelijkheid langer bij een bepaald aandachtspunt of bij een specifiek probleem stil te staan; oplossingen kunnen dan over verschillende trainingen heen worden aangeboden. De trainingsduur laat trouwens ook toe herhaaldelijk spelsituaties te ‘bevriezen’ om de spelers tot gewenste inzichten te brengen. Van de spelers mag op dat moment voldoende interesse en gedrevenheid verwacht worden om het trainingstempo op dat ogenblik niet te laten stagneren. Tenslotte kan tijdens de trainingskern ten gepaste tijde positiegericht worden gewerkt. D.w.z. verdedigers, middenvelders, aanvallers en zeker keepers kunnen aparte, specifieke opdrachten worden opgedragen. Ook kunnen spelers met specifieke fysieke, technische of strategische tekorten samen worden genomen om deze gebreken weg te werken. Deze specifieke vorming zal op jonge leeftijd weliswaar ondergeschikt zijn aan de algemene, maar zal aan belang winnen naarmate de leeftijd toeneemt en het niveau stijgt. 2.3 het slot Tijdens het slotgesprek zal de trainer vooral de uitvoeringen van spelers behandelen. Best wordt een drietal aandachtspunten meegegeven, eventueel met verwijzingen naar specifieke situaties. Intussen kan van de spelers worden verwacht dat zij volgens aangeleerde methodes en technieken stretchen. Na het slotgesprek wordt aan de spelers gevraagd los te lopen, eventueel in combinatie met het verzamelen van materiaal.

13 lln bezitten een bal, 3 lln niet. De 3 lln trachten op een reglementaire manier de bal van een medespeler te ontfutselen. De lln in balbezit op het ogenblik dat de lk fluit krijgen 1 punt. Wie verzamelt na 5 manches de meeste punten? Accenten: • fair play; de bal mag enkel reglementair worden veroverd • verwerking eindresultaat Tips: • overzicht in balbezit • lichaam tussen bal en tegenstander; de rug naar de tegenstander • veel contact maken met de bal


NEDERLANDS HANDBAL VERBOND

Kennismaken met HANDBAL

Handbal is een erg aantrekkelijk spel voor het basisonderwijs. Vanuit eenvoudige keeperspelen is een voortzetting in de richting van handbal binnen de leerlijn doelspelen een logische stap. Vanuit dat startpunt zijn leskaarten ontwikkeld voor het basisonderwijs om kennis te maken met handbal. De leskaarten zijn gebundeld in een map ’Kennismaken met handbal’. De map bevat behalve leskaarten ook een cdrom. Op 23 oktober werd de map in Topsportcentrum Rotterdam voor het eerst gepresenteerd tijdens het tornooi om de Lucardicup. De map is in Rotterdam aangeboden tijdens een minisymposium aan jeugdleiders/ters van zeventig handbalverenigingen. Vakcollega’s hebben inmiddels via workshops kennis kunnen maken met de handballessen tijdens de studiedag basisonderwijs in november in Tilburg of tijdens een expertmeeting over ‘Sportkennismaking via het onderwijs’ op 7 december in Papendal. Dit praktijkartikel geeft een korte toelichting over de opzet en bedoelingen van de leskaarten

≥ UITGANGSPUNTEN EN BEDOELINGEN Het Nederlands Handbal Verbond vindt het belangrijk dat leerlingen op een leuke en uitdagende manier kennismaken met de basisprincipes van handbal. De lessen die hier zijn uitgewerkt proberen een brug te slaan tussen het bewegingsonderwijs in school en de handbalvereniging, waar de jeugd zich verder kan ontwikkelen in het handbal. De lessen zijn primair bedoeld voor sportkennismakingsprojecten, waarbij ook de handbalvereniging actief betrokken kan worden. Het gaat om een drietal series van drie lessen: • een serie van drie kennismakingslessen die gegeven wordt binnen schooltijd in school • een serie van drie kennismakingslessen die gegeven wordt na schooltijd aan kinderen die hierin geïnteresseerd zijn. Bijvoorbeeld op de woensdagmiddag • een serie van drie lessen die worden gegeven binnen de vereniging en die gericht zijn op de kinderen die vanuit dit traject zich willen aanmelden bij de vereniging. De lessen zijn uitgeschreven op leskaarten. Belangrijk is

dat de lessen aansluiten op de leerlijnen en tussendoelen van het basisonderwijs. Daarbij is gekeken naar de uitwerking in het Basisdocument bewegingsonderwijs. Het specifieke van het handbalspel is terug te vinden in de leerlijn mikken, waarbij het bij handbal erom gaat om zowel ‘hard’ als ‘zuiver’ te gooien om het doel te treffen. En in de leerlijn doelspelen, waarbij het erom gaat de keeper te passeren met een schot. Het eindspel handbal past in het bewegingsthema ‘aangepaste sportspelen’ en heeft verwantschap met bijvoorbeeld ‘pilonbal’. Een ander belangrijk principe voor de leskaarten is dat alle kinderen intensief en succesvol kunnen deelnemen. Dat betekent: veel beurten en herhalingen, geen lange wachttijden, spelen in kleine groepjes en een aanbod waaraan zowel goede als minder goede bewegers kunnen deelnemen.

≥ DE OPZET De serie leskaarten heeft een bepaalde opbouw. DE EERSTE SERIE VAN DRIE LESSEN (BINNEN SCHOOLTIJD) 1 Overzichtskaart les 1 tot en met drie (deze leskaart staat afgebeeld bij het artikel) Op deze kaart staat een overzicht van de drie stations. Er wordt dus gewerkt met drie groepen die telkens doordraaien. 2 a Leskaart station 1: mikken b Uitbouwkaart mikken 3 a Leskaart station 2: pilonbal (deze leskaart staat afgebeeld bij het artikel) Op de voorkant staat beschreven: organisatie, arrangement, opdracht, regels (zie voorbeeld). Op de achterkant staan tips voor de lesgever onder de kopjes: ‘Loopt het?’, ‘Lukt het?’, ‘Leeft het?’ b Uitbouwkaart pilonbal Op deze uitbouwkaart wordt o.a. aangegeven hoe het spel makkelijker of moeilijker gemaakt kan worden: • groter of kleinere doelen/scoringsplaatsen • doelgebied verkleinen of vergroten • beschermd gebied (makkelijker) of • minder scoringsplaatsen (moeilijker) Hoe gedifferentieerd kan worden in de regels: • wie het goed kan scoort met een stuit, of sprong- of valworp • wie scoort krijgt een eigen doel, bijv. twee blokjes naast elkaar, om te verdedigen. Ook worden op de uitbouwkaart tips gegeven voor werpen vangspelletjes om het werpen en vangen te verbeteren. 4 a Leskaart station 3: keeperspel

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2004

Samenwerken tussen buurt, onderwijs en sport is een mogelijkheid om ervoor te kunnen zorgen dat jeugd gaat en blijft bewegen. Hoe een sport kan worden geïntroduceerd op de basisschool door de vereniging uit de buurt wordt in dit artikel duidelijk gemaakt aan de hand van de lessenmap ‘Kennismaken met handbal’.

Handbal 110

CHRIS MOOIJ, CHRIS HAZELEBACH EN NICOLIEN DE WIT

5


Handbal 111

Hand b Uitbouwkaart keeperspel 5 Eindspel handbal

Deze vier leskaarten vormen de basis van drie lessen. Deze handballes wordt driemaal herhaald en natuurlijk aangepast en uitgebouwd aan de hand van de leervorderingen van de kinderen.

DE TWEEDE SERIE VAN DRIE LESSEN (NA SCHOOLTIJD) • Overzichtskaart les 4, 5 en 6 • Leskaarten voor les 4 en 5. Deze kaarten geven lesinhouden voor de inleiding en telkens drie lesonderdelen: een ronde met werpen en vangen, een ronde met oefenvormen voor doelschieten (bijv. sprongworpfeest) en een ronde met spelvormen. • Leskaart voor les 6. Deze kaart geeft suggesties voor het spelen van een Handbaltornooi. Deze tweede serie lessen wordt aan een kleine groep van 16 leerlingen gegeven, die daar zelf voor gekozen hebben, omdat de les na schooltijd plaatsvindt. In deze serie is ook een herhaling van thema herkenbaar.

DE DERDE SERIE VAN DRIE LESSEN (BIJ DE VERENIGING) • Leskaart met oefenstof voor tikspel, tippen in beweging, sprongworp in beweging en handbalspel • Leskaart met oefenstof voor tikspel, tippen in beweging en veroveren van de bal, passeren gevolgd door sprongworp en handbalspel

• Leskaart voor tikspel met samenwerken, tippen met schot op doel, passeren met bal gevolgd door sprongworp, en handbalspel.

≥ STANDAARDGYMZAAL

Bij de lessuggesties voor school is uitgegaan van de afmetingen van de standaardgymzaal. Dat betekent dat zo optimaal mogelijk gebruik gemaakt moet worden van de ruimte en kleine aanpassingen soms nodig zijn. Het spel handbal komt beter tot zijn recht in grotere ruimten, bijvoorbeeld in een sporthal. Maar de eerste kennismaking bij de kinderen in de eigen school is ook erg belangrijk. Bij de lessen worden veel didactische tips gegeven en suggesties voor verandering. Ook zijn er uitbouwkaarten ontwikkeld die bijvoorbeeld in extra lessen kunnen worden toegepast. Ga echter spaarzaam om met al deze tips en suggesties. Observeer eerst goed of de kinderen gebaat zijn bij een bepaalde verandering. Ga dus zeker niet alle suggesties tegelijk toepassen. De ervaring heeft geleerd dat de leskaarten voldoende suggesties bevatten voor leuke en leerzame lessen en dat de kinderen het juist fijn vinden om ook een paar keer spelvormen te herhalen. De meeste lessen eindigen met een eindspel handbal. In de eerste lessen van de series zal hiervoor wat minder tijd overblijven, maar in de tweede en derde lessen als de kinderen er al wat meer bekend mee zijn zal er zeker meer tijd overblijven om de les te beëindigen met een echt handbalspel.

≥ TENSLOTTE

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2004

De map is samengesteld door een schrijfgroep van SLO en Nederlands Handbal Verbond (NHV). De schrijfgroep bestaat uit: Henk Groener (NHV, tevens bondscoach), Chris Hazelebach, Gijs Houdijk, Chris Mooij en Nicolien de Wit (NHV). De map (incl. cd-rom) is uitgegeven en verkrijgbaar bij het NHV in Utrecht. De uitgave is tot stand gekomen met steun van NOC*NSF, SLO en het ministerie van VWS. De map is voor € 10 (excl. verzendkosten) te bestellen bij het NHV, afd. sportstimulering 030 656 6401, voor informatie zie www.nhv.nl.

6

Correspondentie: c.mooij@slo.nl


LESPLAN 1. Inleiding: vrij spelen met de bal (5 minuten) 2. Werken in groepen met onderstaande activiteiten (3 keer 10 minuten) a. mikken b. pilonbal c. keeperspel 3. Eindspel: handbal (10 minuten) In de eerste les blijft voor het eindspel over het algemeen wat minder tijd over. Probeer in les 2 en 3 wat meer tijd te besteden aan het eindspel.

Opdracht: Probeer zo hard mogelijk de meeste pilonnen van de bank af te gooien.

Opdracht: Probeer via samenspel vanuit het speelveld een van de pilonnen om te gooien.

Handbal 112

dbal

OVERZICHTSKAART SPORTKENNISMAKING HANDBAL / LES 1, 2 EN 3 / GROEP 6

Opdracht: Loop naar voren en probeer vanaf de streep een doelpunt te maken.

EINDSPEL: HANDBAL

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2004

Opdracht: Probeer via samenspel de bal in het doel van de tegenpartij te gooien. (Bij valmatten telt de voorkant van de mat als doelvlak)

7


Handbal 113

LESKAART STATION 2: PILONBAL

ORGANISATIE: station met 10 kinderen • Drie groepen van 3 spelers waarbij één van de spelers mag keepen vanuit het doelgebied • Eventueel 1 teller ARRANGEMENT: • Speelveld van 12 – 7 m (afgebakend met banken) • 2 lijnen op 2 meter van het eind van het vak • Het veld tussen de lijnen noemen we het speelveld • De gebieden achter de lijnen noemen we het doelgebied • 6 pilonnen als doelen

• 8 lintjes in twee kleuren (de keeper heeft twee lintjes gekruist om) • Stopwatch • 2 hanteerbare ballen (een speelbal en een reservebal in korf) OPDRACHT: ‘Probeer via samenspel vanuit het speelveld een van de pilonnen om te gooien.’ REGELS: • Je speelt met beschermd balbezit (= zonder contact en op 1 meter afstand) • De keeper mag bij balbezit van de eigen partij meespelen in het speelveld en moet bij balbezit van de tegenpartij terug naar het eigen doelgebied • Je mag 3 passen lopen • Na een score wordt de pilon weer rechtop gezet • Je speelt 2 wedstrijdjes van 4 minuten of (3 wedstrijdjes van 4 minuten) REGELS TELLER: • Let op uitballen • Telt hard op de scores • Beslist bij twijfel of onenigheid

LOOPT HET?…………………………………………..................................TIPS Zijn de spelregels duidelijk?

Is de rol van de teller duidelijk?

Hoe verloopt het samenstellen van de teams?

• Laat de kinderen aan elkaar de regels uitleggen • speel een onduidelijke situatie voor, maak de regels zichtbaar • leg het belang van regels uit in verband met de scheidsrechtersrol • Laat de teller beslissen als kinderen er niet uit komen • laat de teller de tijd bijhouden en het wisselen regelen (nieuwe teller aanwijzen). • Licht het belang van gelijkwaardige teams toe • maak spelbepalers tot aanvoerder • maak zelf een indeling • verander tijdens het spel de teamsamenstelling.

LUKT HET?………………………………………….....................................TIPS Zijn de kinderen voldoende balvaardig? • Zijn er problemen met het vangen tijdens het spel?

• Zijn er problemen met het werpen tijdens het spel?

• Maken ze gebruik van de loopregel?

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2004

Zijn de kinderen voldoende spelvaardig? Balbezitter • Kunnen de kinderen bal snel afspelen? • Kunnen de kinderen afspeellijnen openen (schijnpasses maken)? • Hebben de kinderen voldoende overzicht over de spelsituatie? (zien ze de acties van beide medespelers?) Medespeler • Kunnen de kinderen aanspeellijnen openen door: • voldoende tempowisselingen? • voldoende richtingen veranderingen goed ruimtegebruik?

• • • • • • • • •

Probeer een wat grotere niet te harde bal Laat de medespelers “vriendelijk” aangooien Laat zien hoe het vangen het beste kan Geef ideeën voor vangspelletjes (zie uitbouwkaart). Laat ze 2 handig werpen (duwpassje) Laat zien wat de makkelijkste manier is Geef suggesties voor werpspelletjes Laat ze een paar passen lopen Benadruk de passen niet teveel.

• • • • •

Kijk waar je naar toe kan spelen voor je de bal hebt. Doe net alsof je …. Kijk ook opzij. Laat zien hoe het ook kan… Speel ook veel lummelspelletjes.

• • • •

Loop snel bij je tegenstander vandaan Loop van de balbezitter vandaan Denk aan hoe het ging bij matlummelspel Laat zien hoe je de aanspeellijnen kan openen.

LEEFT HET?………………………………….………..................................TIPS Bestaat er voldoende spanning tussen balbezittende en niet balbezittende partij? En is de beleving binnen een partij gelijk? Wordt er voldoende gescoord?

8 Zijn er voldoende onderscheppingen?

• Geef aan dat het bij spel gaat om willen winnen en kunnen verliezen • Wissel een speler • Streef naar gelijkgestemdheid binnen een partij. • Pas het arrangement en de ploegen zo aan dat er in elk partijtje voor beide ploegen voldoende scoringskansen ontstaan (zie ‘lukt het?’). • Laat de onderscheppers ook op de niet balbezitters letten.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.