212 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 december 2006

Page 1

THOMAS VAN INGELGEM

Turnen van hurkwenden

tot radslag

Turnen 255

STUDENT LO

EINDTERM(EN): • de leerlingen kunnen in omgekeerde houding hangen en steunen • de leerlingen kunnen veiligheidsafspraken naleven • de leerlingen kennen hun voorkeurshand en -voet en kunnen deze ook efficiënt gebruiken • de leerlingen hebben noties over hun eigen constitutie en ontwikkelen een correcte lichaamshouding • de leerlingen zijn bereid een opdracht vol te houden en af te werken BEGINSITUATIE: Deze klas, zesde leerjaar, bestaat uit 25 leerlingen. Het is de eerste les die ze krijgen in het aanleren van radslag. Ik ga proberen om hen van in het begin de juiste techniek aan te leren. Het is een redelijk kleine zaal met voldoende materiaal.

MIJN AANDACHTSPUNTEN VOOR DEZE LES: • de leerlingen de juiste techniek aanleren • belang hechten aan de veiligheid en de helperfunctie • veel oefengelegenheid bieden

NR

DOEL

HOE KAN MEN NAGAAN OF DIT BEREIKT WERD?

1

Fysiek: - de leerlingen verbeteren en onderhouden hun lenigheid - de leerlingen versterken hun armspieren

De leerlingen voeren de bewegingen en oefeningen correct uit

2

3

4

Motorisch: - De leerlingen kennen hun voorkeurszijde - De leerlingen leren radslag bewust uitvoeren en leren een sporttechnische vaardigheid aan - De leerlingen ontwikkelen dynamisch en statisch evenwicht - De leerlingen kennen de aandachtspunten van de radslag, en kunnen deze toepassen en verwoorden Dynamisch affectief: - de leerlingen ontwikkelen verantwoordelijkheidszin en ontdekken hun eigen mogelijkheden en beperkingen Cognitief: - de leerlingen leren de bewegingskenmerken van de uit te voeren vaardigheden en elementaire regels om zichzelf en anderen te beschermen

De leerlingen voeren de oefeningen uit aan hun beste kant

De leerlingen helpen anderen en weten wat ze zelf kunnen en wat anderen kunnen

De leerlingen kunnen de belangrijkste aandachtspunten van de les opsommen.

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2006

VERANTWOORDING VAN DE DIDACTISCHE UITWERKING VAN DE LES: We beginnen de les met een korte opwarming. Het lesthema is radslag en deze les wordt opgebouwd door eerst de hurksprongen over de bank in te oefenen. Hierdoor ontdekken de leerlingen hun voorkeursvoet en hebben ze al het gevoel om hun bekken tot boven hun handensteun te heffen.

1


Turnen 256

DOELSTELLINGEN

LEERINHOUD

ORGANISATIE

De leerkracht stelt zich voor, kondigt het thema van de les aan en verduidelijkt de doelen.

De leerlingen verzamelen op een frontrij

DIDACTISCHE VERANTWOORDING

Enkele afspraken: - op fluitsignaal stoppen - stil zijn tijdens de uitleg en demonstratie

de leerlingen activeren harten longfuncties

de leerlingen activeren de belangrijkste spiergroepen

Opwarming: - de leerlingen lopen 2 maal rond de zaal.

Er staan 5 banken dwars geplaatst. De leerlingen voeren de oefening uit en komen in lichte looppas terug:

Er worden 5 banken in de breedte van de zaal geplaatst. organisatie: de leerlingen staan op twee rijen achter de banken grondplan:

de leerkracht geeft korte fluitsignalen en moedigt aan

De leerlingen verzamelen zich achter de banken. (3)

tip: handen plat op de bank plaatsen.

- lopen over de banken - lopen en afstoten op de bank met één voet - op de bank springen met twee voeten - idem, maar nu met hoogtesprong - over de banken met zo weinig passen tussen de banken - idem maar met zoveel mogelijk passen

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2006

De leerlingen hurken over de banken.

2

De leerlingen heffen hun bekken hoog boven de handensteun.

Kern: Hurkwenden 1. De leerlingen hurken – wenden over de bank, zowel links als rechts, tot het einde van de laatste bank en komen in lichte looppas terug. 2. idem, maar er op letten dat de benen gespreid zijn. 3. idem maar de benen moeten zo hoog mogelijk en gestrekt boven de bank gezwaaid worden. 4. idem maar we gaan onze handen achter de bank plaatsen.

de leerkracht staat aan de zijkant en demonstreert elke oefening

tip: bekken hoog heffen boven de handensteun


De leerlingen voeren eenvoudige oefeningen uit op het bewuste niveau. Dynamische en statisch evenwicht ontwikkelen.

Relaxatie van het lichaam

ORGANISATIE

DIDACTISCHE VERANTWOORDING

Rad op hellend vlak De leerlingen voeren een rad uit op een hellend vlak, door de helling hebben ze meer snelheid en is het gemakkelijker om rond te geraken.

Materiaal: bovenste deel van plint, bank, matje Bank wordt vastgehaakt aan sportraam

- We proberen onze voeten en handen steeds op 1 lijn te plaatsen. - De armen houden we in het verlengde van onze romp, van bij de start tot de landing. - Armen steeds goed strekken. - Bekken heffen tot boven onze handen.

- Standbeen wordt voor geplaatst. - Handen worden naast elkaar op de plint gezet. - Zwaaibeen hoog opzwaaien en been strekken en ander been volgt. - Landing: zwaaibeen wordt eerst geplaatst.

De leerkracht helpt de leerlingen met een klemgreep aan de lende.

De leerlingen doen de oefening op de verhoogde bank en herhalen dan de wendsprongen aan de bank.

De leerlingen plaatsen het materiaal weg.

Slot: De leerlingen verspreiden zich in de zaal en leggen zich op hun rug. Iedereen doet zijn ogen dicht. De leerkracht geeft een signaal en wanneer ze denken dat er 1 minuut voorbij is, openen ze de ogen en zetten zich recht

Turnen 257

LEERINHOUD

De minuut gaat pas in wanneer iedereen de ogen sluit . Volledige stilte wordt gevraagd.

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2006

DOELSTELLINGEN

3


Turnen 258

FOUTEN EN REMEDIERING FOUT

1. De eerste hand wordt te dicht bij het afstootbeen geplaatst. De plaatsing van de handen is te smal of te breed.

- Dwangsituatie: plaats van afstoot en handensteun situatief bepalen. Bv. - markeringen op matten - gebruik van hulpmaterieel (hindernissen) afstand bank-plint vergroten

2. De handen worden gelijktijdig op de grond geplaatst.

- Afdaling: 2 tellen-ritme bij handensteun inoefenen

3. De handen worden niet op dezelfde lijn van de aanlooprichting geplaatst.

- Rad op 1 lijn oefenen.

4. Moeilijk afduwen van de handen. a. Gemis aan steun- en drukkracht.

b. De tweede hand wijst naar de bewegingsrichting.

5. Het hoofd wordt niet in de nek gehouden. 6. Er is onvoldoende rotatiesnelheid daar: a. het afstootbeen onvoldoende afstoot. b. Het zwaaien onvoldoende actief is

7. De heupen zijn gebogen; de armen en schouders niet uitgestrekt.

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2006

De heupbuiging verplicht de benen in een schuin vlak te zwaaien.

4

VERBETERING

- Steunoefeningen: pompen; in voorlingse handen- en voetensteun voorwaarts huppen; handenstand met dubbele steun, enz. - Oefeningen met verhoogde handensteun; hindernis overschrijden. - Verbale correctie: erop wijzen dat je tweede hand naar binnen wordt gedraaid. - Of handen tekenen op mat. - Bewegingsaanwijzing: kijk naar je handensteun.

-

Verbale correctie. Afdaling: afstoot door afstootbeen op springplank. Handenstand opzwaaien met verhoogde handensteun Rad met verhoogde handensteun Afdaling: gebruik van schuine banken

- Uit stand zijlings opzwaaien naar handenstand

- Bewegingsverloop door verticale vlak laten aanvoelen. Valmat speciaal tegen muur plaatsen; rad oefenen evenwijdig aan valmat; handensteun zo dicht mogelijk bij de valmat plaatsen, buikzijde naar valmat.

8. De benen zijn gebogen en onvoldoende gespreid.

- Benen gestrekt opzwaaien en de spreiding in de steunwisseling laten aanvoelen, eventueel bank of plint gebruiken om bewegingsverloop te verlengen.

9. Foutief bewegingsritme.

- Het 4-tellen-ritme accentueren.

10. Slechte landing, de beweging “valt in elkaar�. a. Eerste landingsvoet wordt te ver geplaatst. b. Onvoldoende afduwen van tweede hand. c. Te weinig vormspanning bij het oprichten.

- Verbale correctie; markeringen aanduiden. - of handen tekenen op mat - Vormspanningsoefeningen.


Deze les werd gegeven in het tweede leerjaar, met twintig leerlingen in de klas. De leerlingen hebben reeds een beetje springvaardigheden gehad, vooral verspringen en dieptesprongen ALGEMENE VAARDIGHEDEN EN ATTITUDES: Sociale vaardigheden – domein relatiewijzen: • De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen • De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders

Sociale vaardigheden – domein samenwerking: • De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond of etnische origine.

Atletiek 112

Springvaardigheden: hoogtesprongen

BEN LENTACKER STUDENT LO

LEERPLANDOEL(EN): Inhoudsgebonden: D.1.7.2: Bewust- gewijzigde vormen van aanlopen, afstoten, afspringen, neerkomen, verspringen, hoogspringen, steun- en hangspringen D.1.7.3: De leerlingen kunnen de motorische basisbewegingen op een voldoend flexibele en verfijnde wijze aanwenden in het domein van technische vormen van springvaardigheden Persoonsgebonden: D.3.4.2: De leerlingen zijn aandachtig en verwerven daardoor meer bewegingsbewustzijn: luister bij uitleg D.2.5.8: De leerlingen kunnen de afspraken in verband met organisatie, klashouding, veiligheid, materiaalgebruik, kledij, spelverloop, verplaatsingen, enz. naleven

Globale Zaalopstelling Legende

Ballon

Kegel Matje

Spot

Touw

Hoepel met nummer

Kegel op zijn zijde

Plint

Korfbalpaal Bank

Vaste paal in de zaal

Elastiek Zaal

S P O R T R A A M S P O R T R A A M

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2006

S P O R T R A A M

5


Atletiek 113

LESDOELEN

LEERINHOUD

De tikker ontwijken door snel te lopen.

LESBEGIN: “tikkertje verhoog”/ voetje van de grond - Categorie: kleine spelen, loopspelen.

Reactiesnelheid: zo snel mogelijk reageren op de bewegingen van de andere leerlingen

- Spelidee: er wordt één leerling aangeduid als tikker. Deze moet proberen om zo snel mogelijk iemand te tikken om zo zijn beurt af te geven aan diegene die hij getikt heeft. De lopers moeten op de toestellen gaan staan om niet getikt te worden (het materiaal vormt een vrije zone). - Spelomschrijving: - De loper moet proberen om zo snel mogelijk te reageren wanneer iemand van een verhoogd deel komt om die dan zo te kunnen tikken - De lopers moeten proberen om zich zodanig te verplaatsen tussen de toestellen, dat de tikker hen niet kan tikken m.a.w inzien wanneer de tikker hen niet ziet en dan zo snel mogelijk proberen van toestel te veranderen.

WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE

De leerlingen kleden zich rustig om langs de kant van de zaal. Degene die klaar zijn komen in een frontrij voor de leerkracht staan.

TIJD

7min

10min

Zaalopstelling

Legende Ballon

Kegel Matje

Spot

Touw

Hoepel met nummer

Kegel op zijn zijde

Plint

Korfbalpaal Bank

Vaste paal in de zaal

Elastiek

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2006

- Spelregels: - De lopers mogen maar een aantal seconden op het materiaal staan en dan moeten ze veranderen. - wanneer een leerling op het materiaal staat, mag hij niet getikt worden. - de tikker wordt aangeduid met een doek, indien iemand getikt is, wordt de doek doorgegeven.

6

- Tactiek: De tikker moet proberen om elke vrije ruimte af te dekken voor de lopers om ze zo te dwingen om dicht tot bij hem te komen. De lopers moeten goed kijken naar de tikker en de goede beslissing nemen om over te stappen naar een ander toestel. (Afwisselingsprincipe)

De leerlingen kunnen over het touw geraken. De leerlingen kunnen inschatten waar ze moeten afstoten in de cirkel om één van de ballonnen te raken.

LESKERN: Post 1: Er hangt een lint schuin gespannen tussen de vaste paal in de zaal en het sportraam. Aan dat lint hangen ballonnen op verschillende hoogtes. De leerlingen beginnen bij de ballon die het laagste hangt en proberen er naartoe te springen door met beide voeten af te stoten in de cirkel. Als ze de ballon kunnen raken schuiven ze op.

De leerlingen gaan allemaal weer op de frontrij staan en de leerkracht legt postje per postje uit. Als de leerkracht fluit, gaan de leerlingen zitten en wordt er iets gezegd door de leerkracht. Daarna schuiven ze rustig door naar het volgende postje.

Post 1

20min

Legende Ballon Elastiek

Vaste paal in de zaal Spot


LEERINHOUD

WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE

Variatie/ degradatie: De leerlingen proberen met hun hoofd de ballonnen te raken.

De leerlingen kunnen inschatten waar ze moeten afstoten om op de plint te geraken. De leerlingen kunnen zowel met beide voeten als met één voet afstoten.

Post 2: Er staan 2 plinten naast elkaar. Één met maar 1 plintdeel, de andere met twee plintdelen. De leerlingen proberen door aan te lopen op de plint te springen. Achter de plint ligt een matje met verschillende cirkels, ze springen naar één van de cirkels.

De leerlingen kunnen de verschillende hoogtes inschatten en hun sprongkracht en richting eraan aanpassen.

Post 3: 4 rijen van 2 kegels staan achter elkaar. Sommige kegels zijn verbonden met een touw en de andere liggen plat op de grond. De leerlingen moeten achtereenvolgens over de touwen springen en keren naast de opstelling terug al wandelend.

TIJD

Atletiek 114

LESDOELEN

Post 2

Legende Variatie/ degradatie: - Met één voet afstoten en met de andere landen - Met één voet afstoten en met dezelfde landen

Ballon Plint Matje

Post 3

Legende Kegel op zijn zijde

Touw

Kegel

De leerlingen voelen het verschil van tweevoetige en éénvoetige afstoot

Post 4: Er staat een bank dwars in de zaal met daarachter een matje, de leerlingen lopen aan, zetten één voet op de bank en stoten zo af. Ze proberen zo hoog mogelijk te springen, het plafond te raken.

Post 4

Legende

Post 5: Tussen twee banken is een elastiek gebonden op verschillende hoogtes. De leerlingen proberen over de elastiek te springen met beide voeten samen.

Matje

Elastiek

Bank

Post 5

Legende

De leerlingen kunnen zelf inschatten over welke hoogte ze al kunnen springen en zich daaraan aanpassen.

Post 6: Elastiek schuin hangen tussen twee korfbalpallen. De leerlingen springen eerst over het lage gedeelte en schuiven zo op naar een hoger gedeelte.

Post 6

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2006

De leerlingen kunnen de verschillende hoogtes inschatten en hun sprongkracht en richting eraan aanpassen.

Bank

7


Atletiek 115

LESDOELEN

LEERINHOUD

WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE

TIJD

Legende Elastiek

Korfbalpaal

Matje

De leerlingen kunnen gedifferentieerd bewegen.

Post 7: Er staat een bank waar de leerlingen gespreid over moeten staan, dan met beide voeten op de bank moeten springen. Op het einde van de bank staan ze met twee voeten op de bank en springen ze naar één van de twee ballonnen/ringen.

Post 7

Legende Bank

Korfbalpaal

Vaste paal in de zaal Ballon

Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2006

De leerlingen kunnen hun ademhaling onder controle brengen om zo tot rust te komen + zintuiglijke prikkelingen.

8

LESEINDE “Gezicht voelen” - Categorie: kleine spelen, zintuigspel.

Zaalopstelling

- Spelidee: De leerling in het midden van de kring probeert met de ogen gesloten te raden wie er voor haar / hem zit. - Spelomschrijving: De groep zit in een kring en een kind zit in het midden, met de ogen gesloten. De leerkracht wijst een leerling aan die voor het kind in het midden mag gaan zitten. Het kind in het midden die de ogen gesloten heeft mag nu aan het gezicht voelen. Op die manier kan het kind erachter komen wie er voor haar/ hem zit. - Spelregels: - De leerlingen in het midden van de kring moet de ogen gesloten houden en alleen voelen met de handen. - De leerlingen die voor de leerlingen in het midden van de kring komt zitten moet stil zijn.

Legende Een leerling Vaste paal in de zaal

6min


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.