Prestatieafspraken CAH Vilentum

Page 1

PR RESTA ATIE E A AFS SPR RA AKE EN

2 27 APRIL 2012


Inhoud 1.

Inleiding ........................................................................................................................................... 4

2.

Historie en context .......................................................................................................................... 4 2.1

Het HAO profiel ....................................................................................................................... 5

2.1.1 Wortelstelsel, voedingsbodem en klimaat: doelstelling en historie ...................................... 6 2.1.2 Onderzoek, lectoraten, expertisecentra .............................................................................. 9 2.1.3 Ontwikkeling ........................................................................................................................... 9 2.1.4 Doorontwikkeling onderwijsportfolio .................................................................................. 10 2.1.5 Ontwikkeling expertisebasis ................................................................................................. 11 2.2

Historie, context en profilering van CAH Vilentum ............................................................... 13

2.2.1 CAH Vilentum binnen de Aeres Groep ................................................................................ 14 2.2.2 De ontwikkeling van het onderwijs in CAH Vilentum .......................................................... 15 2.2.3 De ontwikkeling van onderwijsinhouden in CAH Vilentum ................................................ 16 2.2.4 De ontwikkeling van differentiatie in het onderwijsaanbod in CAH Vilentum ................... 16 2.2.5 De ontwikkeling van de studentenpopulatie in CAH Vilentum ........................................... 17 2.2.6 De ontwikkeling van de onderzoeksfunctie van CAH Vilentum .......................................... 18 2.2.7 De ontwikkeling van kwaliteitszorg in CAH Vilentum ......................................................... 19 2.2.8 Context ................................................................................................................................ 20 3.

Huidig instellingsprofiel ................................................................................................................. 21 3.1

Profieldimensie Onderwijs .................................................................................................... 21

3.1.1 Uitval eerstejaars ................................................................................................................. 21 3.1.2 Studiesucces: switch ............................................................................................................ 22 3.1.3 Studiesucces: bachelorrendement ...................................................................................... 22 3.1.4 Studentenoordeel ............................................................................................................... 23 3.1.5 Docentkwaliteit ................................................................................................................... 23 3.1.6 Onderwijsintensiteit ............................................................................................................ 24 3.1.7 Indirecte kosten ................................................................................................................... 24 3.1.8 Overige opmerkingen m.b.t. onderwijs .............................................................................. 25 3.2

Profieldimensie onderzoek .................................................................................................... 25

3.3

Profieldimensie Valorisatie.................................................................................................... 26

3.3.1 Budget voor ondernemerschapsonderwijs ......................................................................... 26 3.3.2 Externe afstudeeropdrachten ............................................................................................. 27 3.3.3 Docenten met ervaring buiten het hoger onderwijs ........................................................... 27 3.3.4 Stages in het bedrijfsleven .................................................................................................. 27 2


3.4 4.

SWOT analyse ........................................................................................................................ 27

De ambities .................................................................................................................................... 29 4.1

Toelichting op de ambities van HAO‐instellingen m.b.t. de verplichte indicatoren ............. 29

4.2

Toelichting op de ambities CAH specifiek ............................................................................. 31

4.2.1 Studiesucces: ambitie uitval ................................................................................................ 31 4.2.2 Studiesucces: ambities switch ............................................................................................. 32 4.2.3 Studiesucces: ambitie Bachelorrendement ........................................................................ 33 4.2.4 Kwaliteit / excellentie .......................................................................................................... 33 4.2.5 Maatregelen: docentkwaliteit ............................................................................................. 34 4.2.6 Maatregelen: ambities onderwijsintensiteit ....................................................................... 35 4.2.7 Maatregelen: ambities indirecte kosten ............................................................................. 35 4.3

Ambities m.b.t. facultatieve indicatoren ............................................................................... 36

4.3.1 Ambities onderwijs .............................................................................................................. 36 4.3.2 Ambities onderzoek ............................................................................................................. 37 4.3.3 Ambities valorisatie ............................................................................................................. 37 5.

Stappenplan................................................................................................................................... 38

3


1.

Inleiding

Op uitnodiging van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft CAH Vilentum, een agrarische hogeschool met een hoofdvestiging in Dronten en een nevenvestiging in Almere, een proces doorlopen om te komen tot het opstellen van prestatieafspraken. Daartoe heeft interne consultatie plaatsgevonden, in de vorm van overleg met het College van Bestuur, verantwoordelijken voor onderwijs en onderzoek, kwaliteitscoaches binnen de hogeschool en met vertegenwoordigers van de studenten1. Het resultaat van deze consultaties is verwerkt in dit document. Tevens heeft intensief overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de andere HAO instellingen, over de te formuleren prestatieafspraken m.b.t. onderwijs, onderzoek en valorisatie, aan de hand van de aangereikte verplichte en facultatieve indicatoren. De HAO‐ instellingen hebben gemeenschappelijke ambities geformuleerd m.b.t. de verplichte indicatoren. Ten aanzien van de facultatieve indicatoren werd afgesproken dat daarvoor geen gemeenschappelijke ambities worden geformuleerd maar dat iedere afzonderlijke instelling in het eigen document beschrijft waar haar uitdagingen liggen. De door CAH Vilentum geformuleerde prestatieafspraken zijn een concretisering van het Meerjarenplan van CAH Vilentum. Het Meerjarenplan, dat loopt tot 2015, is goedgekeurd door de MR. De MR heeft kennisgenomen van de geformuleerde prestatieafspraken. Het samenwerkend HAO heeft in 2011 een Sectorplan HAO vastgesteld. Dit plan beschrijft de ambities van de samenwerkende HAO‐instellingen op het gebied van onderwijs, onderzoek, valorisatie, zwaartepuntvorming en profilering. Dit sectorplan kan daardoor dienen als referentiedocument voor de voorliggende prestatieafspraken. Met name voor de te realiseren prestaties betreffende de selectieve middelen (zwaartepuntvorming en profilering / differentiatie) wordt verwezen naar het sectorplan. In voorliggend document is een door alle HAO‐instellingen onderschreven statement opgenomen (zie paragraaf 2.1) dat gebaseerd is op het sectorplan. Daarmee geven de samenwerkende HAO‐instellingen aan welke prestaties zij m.b.t. zwaartepuntvorming en differentiatie gaan realiseren. Langs die lijn willen zij inzetten op verwerving van de selectieve middelen. Met het opstellen van het sectorplan en het samen optrekken in het proces om te komen tot prestatieafspraken geven de verschillende Agrarische Hogescholen aan dit beleid te willen implementeren. Het streven naar gemeenschappelijkheid gaat goed samen met het streven naar hogeschool‐specifieke inkleuring. Zoals een mooi landschap zich kenmerkt zich door veel schakeringen van de kleur groen, geldt dat ook voor het groene hogeschoollandschap.

2.

Historie en context

In paragraaf 2.1 wordt de kern weergegeven van afspraken die de samenwerkende HAO‐instellingen hebben vastgelegd in het Sectorplan HAO 2011 – 2015. Hiermee geven de samenwerkende HAO‐ instellingen aan welke prestaties zij m.b.t. zwaartepuntvorming en differentiatie gaan realiseren. Langs die lijn willen zij inzetten op verwerving van de selectieve middelen. In paragraaf 2.2 en de dan volgende sub‐paragrafen wordt ingegaan op historie, context en profilering van CAH Vilentum. 1

Zie bijlage 1

4


2.1

H Het HAO pro ofiel

Het hogeer agrarisch onderwijs (H HAO) is de affgelopen 60‐70 jaren sterrk ontwikkeldd. Vanuit die e sterke basis staaat het HAO d diep geworteld en is herrkenbaar, herkenbaar in h haar domeinn en kwaliteitt. De drie hogescholen CA AH Vilentum, HAS Den Boosch en Hoge eschool Van Hall Larensteein, het dom mein ure van Hogeeschool Inho olland en Sto as Wageninggen | Vilentu um Hogeschoool tezamen vormen Agricultu het HAO O. ontwikkeling g van de topssectorenagenda – De HAO‐‐instellingen hebben vorig jaar – tegeelijk met de o gezamen nlijk het secttorplan HAO 2011 – 20155 opgesteld. In dit sectorplan zijn op hoofdlijnen drie speerpunten benoem md: 1. ZZorgdragen vvoor een kw wantitatief vooldoende insttroom in hett HAO: verduubbeling van de iinstroom, met specifieke e aandacht vvoor o.m. tuinbouw en fo ood (2016); 2. Permanentee herijking op pleidingsporttfolio aansluitend bij stud dentvoorkeuuren én o ontwikkelinggen in de berroepspraktijkk 3. SStevige verstterking kenn nispositie dooor focus op ggezamenlijke e ontwikkelinng van 9 eexpertisetheema’s. ddel van de afspraken in het sectorpplan hebben de HAO‐instellingen hunn ‘doelmatigh heid’ Door mid georganiseerd. De do oelmatigheid d in het opleeidingsaanbo od wordt gerealiseerd dooor op instellinggsniveau een n scherpe ma atch te makeen tussen stu udentbehoeffte en bedrijffsleven beho oefte daar waaar het gaat o om inhoud, kkwaliteit en kkwantiteit binnen de ople eidingen. Uitvoerin ngsdoelmatiigheid daar w waar het gaa t om het oplleidingsprogramma worddt daarmee o op instellinggsniveau gerrealiseerd. De ontw wikkeldoelma atigheid hebb ben de instelllingen gezam menlijk georg ganiseerd, d eels door middel van de onderlinge afstem mming en de eels gezamennlijke ontwikkeling / herijjking van hett opleidingsp portfolio, maar veeel sterker do oor de gezam menlijke ontw wikkeling van n de kennispositie. De 9 eexpertisethe ema’s zorgen eenerzijds voo or een duidellijke ontwikkkelfocus, maaar anderzijdss ook voor eeen ontwikkelmassa, doordat de kennison ntwikkeling o op die themaa’s door de in nstellingen gezamenlijk w wordt gerealiseerd, de keuzee voor bijv. leectoraatspossities daarbinnnen worden n afgestemd en zgn. centtres of experrtise door de instellingen gezamenlijk worden opggezet in lijn m met die expe ertisethema’ss. Die keuzzes in effectivviteit en efficciëntie sluiteen aan bij een sterk kwaliteitsbesef bbinnen de instellinggen, dat beseef heeft diep pe wortels. O Om daar een goed zicht o op te hebbenn is een blik o op de historie vvan groot beelang. Om in het groene domein te blijven: een goed wortelsttelsel en een n goede voedingssbodem geefft een krachttige plant. N et zo goed o overigens als een goed kliimaat en een n goed licht de o ontwikkelingg van een pla ant als het w ware naar bovven trekt. Om m die reden eeerst een schets van

5


die historie om daarna stil te staan bij de verdergaande opbouw van het karakteristieke profiel van de hogescholen. 2.1.1 Wortelstelsel, voedingsbodem en klimaat: doelstelling en historie

De founding fathers van het HAO zijn de diverse Land‐ en tuinbouworganisaties, deels nog steeds actief bestuurlijk betrokken, maar in alle gevallen actief in het netwerk van de hogescholen. Daarmee is vanaf de oprichting een duidelijke verbinding gemaakt tussen het HAO en de beroepspraktijk. Met een helder doel: zorgdragen dat ondernemers en medewerkers in de Agrofoodsector kwaliteit in huis hebben en zich kunnen door ontwikkelen. De hogescholen hebben deze doelstelling langs vier lijnen ingevuld: 1. Sterke inhoudelijke ontwikkeling van het onderwijsportfolio, aansluitend bij de ontwikkelingen in het werkveld; 2. Onderwijsconcepten gericht op het ontwikkelen van talenten, ondernemendheid en langs die lijn voorbereiden van studenten op hun plaats in economie en maatschappij 3. Een permanente verankering in het bedrijfsleven; daarmee studenten real‐life casuïstiek biedend in hun opleiding, docenten te laten voeden door de beroepspraktijk, ondernemers te ondersteunen in hun ‘developmentactiviteiten’ én studenten, docenten en ondernemers wederzijds te laten inspireren door frisse ideeën, goede vakkennis en beroepservaring. 4. Een stevige verbinding in het groene domein naar collega instellingen: AOC’s, WU en DLO‐ instituten Een schets van de historie langs die lijnen. 1 Ontwikkeling onderwijsportfolio Het beeld van elkaar opvolgende ontwikkelingen is terug te zien in de ontwikkeling van het HAO de afgelopen zes, zeven decennia. Deels opeenvolgende ontwikkelingen, deels parallelle en in elkaar vervlechtend. Afhankelijk van setting in de regio’s of landelijk waar de instellingen actief zijn, hebben de verschillende instellingen deze ontwikkelingen doorvertaald in het opleidingsaanbod. 1. De eerste begint in direct na de oorlog en gaat over productie en verwerking, landbouw en levensmiddeltechnologie, aangevuld met tuinbouw. Deze ontwikkeling groeit, door in te spelen op (bio)technologieontwikkelingen en schaalvergroting, naar zijn top eind jaren tachtig en daalt daarna door de verschillende crises die de twee opvolgende decennia kenmerkten. In deze periode ontwikkelt zich ook de lerarenopleiding voor het agrarisch onderwijs2 2. De tweede ontwikkelingsgolf toont de introductie van de omgevingsgerichte opleidingen en opleidingscomponenten. Begin jaren negentig Bedrijfskunde en Milieutechnologie, eind jaren negentig compleet gemaakt met Plattelandsvernieuwing. Ook de studies voor (Gezelschaps)Dierhouderij en Tuin‐ en Landschapsinrichting passen hierbinnen en brengen het ‘leisure’ element naar binnen: groen is niet alleen om te voeden, maar ook te ontspannen. De laatste jaren heeft deze golf ontwikkelingen op het gebied van ondernemerschap en duurzaamheid gebracht. 3. Een bijzondere vorm van dat omgevingsgerichte aspect is gelegen in internationale business en samenwerking. Het ontwikkelingssamenwerking gerichte deel is binnen de opleidingen Tropische landbouw al decennia goed ontwikkeld en deels doorontwikkeld naar meer economisch getinte (business)ontwikkeling. Inmiddels hebben alle instellingen de internationale 2

Tot de zeventiger jaren bestaan er bij de HASsen in Den Bosch, Dronten, Dordrecht en Deventer en de Landbouw Hogeschool allerlei varianten van pedagogisch didactische scholing (de L‐aktes: landbouwaktes). De agrarische sector neemt in de zeventiger jaren het initiatief voor een gezamenlijke agrarische lerarenopleiding, gebundeld in één organisatie. De 2e graads opleidingen voor alle aktes worden verzorgd vanuit Dronten en Den Bosch. De Landbouw Hogeschool blijft verantwoordelijk voor de eerstegraads lerarenopleiding voor het agrarisch onderwijs.

6


4.

5.

6.

7.

componenten in hun opleidingen verstevigd en voor een deel doorvertaald naar nieuwe opleidingen. Een derde ontwikkelingsfase is gelegen in het onderkennen de functie van voedsel. De consument als ‘gebruiker/genieter’ van voedsel komt nadrukkelijker in beeld. Niet langer alleen ‘dat’ we produceren, maar ‘voor wie en waarom’ we produceren komt in beeld. Twee aspecten daarvan zijn van belang: design als wezenlijk element in het beroepenveld van foodsector en landschapsontwikkeling. Studies die volledig herkend worden als horend bij het HAO en die – als gevolg van de inbreng van compleet nieuwe disciplines – een stimulerende invloed hebben op de andere opleidingen en de aantrekkelijkheid van de instellingen. Een tweede aspect in die ontwikkelingsfase, die van de humane gezondheid, voor ons vooral gecombineerd met voeding en natuur/leefomgeving, verloopt veel vlakker. Deze nieuwe stap blijkt groter en van meer fundamentele aard dan de vorige; deels omdat het gedrag van consumenten in beeld komt, deels omdat gezondheid in onze maatschappij nog vooral vanuit een ‘curatief’ gezichtspunt wordt beschouwd in plaats van het preventieve dat voedsel en natuur in zich heeft. Uitwerking van deze vernieuwing zien we in specialisaties binnen opleidingen, in projecten binnen de opleidingen en via de landelijke Groene Kennis Coöperatie in de vorm van ontwikkelingsprojecten. Een vierde ontwikkelingsfase is het toegepast onderzoek, dat heel snel in de groeifase is gekomen, deels vormgegeven via nieuwe opleidingen zoals Toegepaste Biologie, met inmiddels specialisaties in het Marine domein en door ontwikkelend in het Geodomein, aansluitend bij de opleidingen op het gebied van landschapsontwikkeling. Maar voor een belangrijk(er) deel via lectoraten/kenniskringen en daaraan gekoppelde projecten en activiteiten doordringend in een verdieping van alle opleidingen binnen de Hogescholen. Een aparte plaats in het groene kennissysteem heeft de lerarenopleiding voor het groene onderwijs. De tweedegraads lerarenopleiding is sinds 1981 ondergebracht bij Stoas, en is daarmee een van de opleidingen in het HAO. Daarnaast zijn de algemeen geldende bepalingen voor lerarenopleidingen van toepassing, naast de stelselverantwoordelijkheden in het HBO in het algemeen. De ontwikkelingen daarbinnen betreffen educatie, leren en communicatie voor en in groen onderwijs.

Deze opeenvolgende fundamentele vernieuwingen hebben het HAO een hecht samenhangend portfolio opgeleverd, dat herkend wordt als een sterke identiteit en erkend wordt als maatschappelijk relevant en actueel. Samengevat:

Figuur 1 HAO in 2012 7


2 Onderwijsconcept De HAO‐instellingen kenmerken zich alle door een op de persoonlijke ontwikkeling gericht onderwijsconcept. De relatieve kleinschaligheid van de instellingen en de opleidingen, maakt dat er een sterke docent‐student interactie plaatsvindt. Daardoor is er veel ruimte voor persoonlijke ontwikkeling van de student, waarbij ondernemendheid en internationalisering kenmerkende eigenschappen zijn. De gehanteerde onderwijsstructuren geven veel ruimte voor flexibiliteit, duidelijk ingekaderd in een helder beroepsperspectief, maar aansluiting biedend aan gewenste specialisaties van studenten en in vooropleiding of werkervaring al opgedane kennis. Onze wortels zuigen ook nog steeds sterk water en mineralen uit de beroepspraktijk op. De praktijkgerichtheid van onze opleidingen onderhouden we sterk: goede praktijkfaciliteiten, sterke interactie met het bedrijfsleven, stages en afstudeeropdrachten. Dat alles maakt dat onze studenten echte praktijkervaring hebben als ze afstuderen en docenten hun praktijkkennis op peil houden en met een sterke motivatie kunnen doorgeven aan de studenten. 3 Bedrijfsleven Vanaf de oprichting van de HAO‐instellingen is een duidelijke verbinding gemaakt met de beroepspraktijk. Met een helder doel: zorgdragen dat ondernemers en medewerkers in de agrofood/tuinbouwsector en groene omgeving kwaliteit in huis hebben en zich kunnen door ontwikkelen. Om die reden is vanaf het begin een duidelijke interactie met de beroepspraktijk vormgegeven. Enerzijds om te zorgen dat het onderwijs gestoeld wordt op wezenlijke praktijkervaring; anderzijds om te zorgen dat actieve ondernemers en ondernemingen zich blijven ontwikkelen door ondersteuning in product‐ en procesinnovatie en cursussen en trainingen. Binnen het HBO heeft het HAO één van de hoogste percentages niet‐bekostigde activiteiten. Het bedrijfsleven voor de lerarenopleiding is in eerste instantie het VMBO en MBO groen, in tweede lijn de bedrijven in de groene sector. Vanuit dat perspectief wordt bijdragen aan de HCA’s. Topteams en daarbinnen de teams Agrofood en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen specifiek geven het groene onderwijs een impuls. Een impuls die uitgewerkt wordt in de bekende tripartite aanpak tussen overheid – ondernemers – onderwijs op nationaal en regionaal niveau. De Human Capital Agenda’s van deze topteams sluiten aan bij het genoemde sectorplan en leggen ook een duidelijke verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven. Inhoudelijk wordt op drie punten versterking aangebracht: imago van de sectoren naar jongeren; betere afstemming programma’s life‐ long‐learning tussen onderwijs en bedrijfsleven; versterken interactie beroepspraktijk en onderwijs. In het verlengde van de topteams worden ook de regionale agenda’s bepaald, agenda’s waarin de HAO‐instellingen actief zullen participeren. 4 Groene kolom De afgelopen decennia hebben de HAO‐instellingen geopereerd in een krachtig groen werkveld. Goede verbindingen met MBO‐instellingen zorgden voor een sterke regionale verankering en kennisdoorstroming van HBO‐ naar MBO‐instellingen. Goede verbindingen met WU zorgden op hun beurt voor een goede kennisontwikkeling ook op de HBO‐instellingen, de verbindingen met de DLO‐ instituten zorgden voor activiteiten in het praktijk‐ en toepassingsgericht onderzoek. Daarmee is de schakelfunctie van het HAO duidelijk gedefinieerd: in het onderwijs schakelen tussen universitair en MBO niveau en in de beroepspraktijk schakelen tussen wetenschappelijk onderzoek en implementatie/uitvoering door het daadwerkelijk toepassen van onderzoek en realiseren van innovaties. Goede verbindingen tussen praktijkonderwijs, VMBO en MBO zorgden voor de lerarenopleiding voor kennisontwikkeling, instroom uit en uitstroom in van docenten in het onderwijsveld. 8


De afgelopen jaren hebben de instellingen hun kolom‐relatie geborgd in de zgn. Groene Kenniscoöperatie. Een samenwerkingsverband van en voor de instelling voor groen onderwijs en onderzoek, gericht op het versterken van de onderlinge samenhang, uitwisseling van kennis en gezamenlijke participatie in onderzoeksprogramma’s en –centra. De HAO‐instellingen hebben daarbij een duidelijke schakelrol in die kolom: schakelen tussen WU‐kennisontwikkeling en de kennistoepassing binnen de hogescholen en het netwerk van (MK)bedrijven rondom de hogescholen én schakelen naar de MBO‐instellingen daar waar het gaat om kennisdoorstroming. 2.1.2 Onderzoek, lectoraten, expertisecentra In 2002 deden de eerste lectoren hun intrede in het hoger onderwijs. Het HAO heeft deze kans, om toegepast onderzoek uit te voeren en te verbinden met het onderwijs en de verwante beroepspraktijk, aangegrepen. Lectoraten voeden en verbinden. Voeden door uitkomsten van wetenschappelijk toegepast onderzoek te ontsluiten voor docenten en studenten. Verbinden door binnen hun kenniskring en daarbuiten dat onderzoek daadwerkelijk toe te passen, toe te passen in ‘development’ vraagstukken van het bedrijfsleven, maar ook in curriculumvernieuwing van het reguliere onderwijs. De afgelopen 7 a 8 jaren hebben de lectoraten zich ontwikkeld3. De komende jaren staat het HAO hierin voor een professionaliseringsslag van het onderzoek en de organisatie rond de valorisatie. Onderdeel van die professionalisering is het inrichten van zogenaamde expertisecentra. In die centra willen we het toepassen van onderzoek in de beroepspraktijk (valorisatie) en het onderwijscurriculum als het ware tot ‘kunst’ verheffen. Voor een belangrijk deel in samenwerking met partners binnen het Hoger onderwijs, waaronder Wageningen Universiteit. In 2011 (sectorplan HAO) hebben we de expertisethema’s benoemd waarop we deze expertisecentra zullen ontwikkelen: (1) Voedsel, Voeding en gezondheid; (2) Biobased, nieuwe duurzame technologieën; (3) Duurzaam ondernemen in Agrofood; (4) Tuinbouw/Greenport; (5) Dierenwelzijn, diergezondheidszorg, dierhouderij; (6) Regionale Transitie, stad‐ en streekontwikkeling; (7) Leren en innoveren; (8) Natuur, landschap, water; (9) Groene kennis voor (wereld) burgers. Met de keuze voor deze thema’s wil het HAO enerzijds een duidelijke focus in haar ontwikkeling aanbrengen en haar ontwikkeldoelmatigheid organiseren, anderzijds haar duidelijk breed‐groene profiel zoals ook geschetst in paragraaf 1.1 duidelijk vasthouden en door ontwikkelen. Productie én verwerking, omgevingsgericht nationaal en internationaal, steeds meer aandacht voor de functie(s) van voedsel en via (het toepassen van) onderzoek kennis én kunde toevoegen aan bedrijfsleven en onderwijsinstellingen. 2.1.3 Ontwikkeling De ontwikkeling in zowel het onderwijs als het toepassen van onderzoek maakt waar we nu staan: een dynamisch en breed onderwijsportfolio in een duidelijke agrokern; een persoonlijk, ondernemend en praktijkgericht onderwijsconcept; een sterke interactie met het bedrijfsleven; een breed en stevig portfolio aan kennisontwikkeling en toegepast onderzoek. 3

Lectoraten: CAH Dronten: Agrologistiek & Voedselzekerheid, Duurzame varkens‐ en pluimveehouderij (organic animal husbandry), Values of Life, Ondernemerschap & Samenleving, Duurzame energie en groene grondstoffen, Precisie Landbouw, Duurzame melkveehouderij; HAS Den Bosch: Netwerk en ketenkunde, Technologie en Ingrediënten, Innovatief ondernemen in de paardensector, Diergezondheid/welzijn, Nieuwe Teelttechnieken, Duurzame wereldvoedselvoorziening, Voeding en Gezondheid, Agro Food Marketing, Biobased Productontwikkeling, Greenport, Duurzame Veehouderijketens. Hogeschool Van Hall Larenstein: Voeding en Gezondheid, Melkveehouderij, Welzijn van dieren, Watertechnologie (drinkwater, afvalwater), Integraal Waterbeheer en klimaatbestendige gebiedsontwikkeling, Duurzame visserij en acquacultuur, Marine Ecosystems management, Marine Policy, Plattelandsvernieuwing, Groene leefomgeving van steden, Geïntegreerd Natuur‐ en Landschapsbeheer, Biobased economy, Metropolitane landbouw. Hogeschool Inholland, domein Agriculture: Integrale Voedsel‐ en productieketens, Duurzame verbindingen in de Greenport. Stoas Wageningen | Vilentum Hogeschool: Kenniscreatie en ecologisch denken, De ecologie van het leren, Ecologie van culturele diversiteit.

9


In onze profilering willen we daarin dynamisch blijven. Het onderwijsportfolio is wat ons betreft dynamisch, aansluitend bij ontwikkelingen in de beroepspraktijk én aansluitend bij motivatie van studenten. Via lectoraten en expertisecentra willen we onze kennis‐ en expertisebasis versterken. Beide meer concreet uitgewerkt in onderstaande paragrafen. 2.1.4 Doorontwikkeling onderwijsportfolio Vanuit het bestaande profiel zullen de instellingen inhoudelijk door ontwikkelen, rondom een duidelijke kern van agrofood/tuinbouw, groene omgeving en water. Die doorontwikkeling vindt echter wel plaats in een veel sterkere context: namelijk een zich vergroenende economie. Daarmee zitten activiteiten op het gebied van groen/agrofood nadrukkelijker in het hart van de economie. Vanuit dat perspectief zullen de volgende aspecten de komende jaren het profiel van de Hogescholen aanvullen4: - Een revival van de eerste ontwikkelingsfase productie en verwerking: o aandacht voor productie van hoger‐toegevoegde waarde producten in food en non‐food uit agro‐grondstoffen (biobased); o reststroomvalorisatie en resource‐efficiency; o hernieuwde aandacht voor technologische ontwikkeling in de Agrofoodsector: productie‐ en verwerkingstechnologie, precisielandbouw door o.m. de ontwikkelingen op het gebied van High Tech, Logistiek en ICT; o versterking betekenis van chemie, biotechnologie, (toegepaste) biologie voor de ‘harde’ kant van de curricula; - Een doorontwikkeling van de omgevingsgerichtheid van de opleidingen in het HAO: o het consumentgericht denken wordt geïntegreerd in de opleidingsprofielen; o ondernemerschap wordt verder versterkt, onder meer door innovatief denken en handelen te integreren; o internationalisering wordt standaard.

4

De overige geschetste ontwikkelingsfases in paragraaf 1.1.1 blijven eveneens dynamisch

10


Ontwikkeling tot stand gekomen door:  aaandacht voor prooductie van hogerr‐toegevoegde waaarde producten in food en non‐ffood uit agro‐gronndstoffen (b biobased);  reeststroomvalorisaatie en resource‐eefficiency;  heernieuwde aandaacht voor technollogische ontwikkeeling in de Agrofo oodsector: produ uctie‐ en verwerkkingstechnologie, prrecisielandbouw door o.m. de onttwikkelingen op hhet gebied van Hiigh Tech, Logistie ek en ICT;  veersterking betekeenis van chemie, biotechnologie, (toegepaste) biologie voor de ‘harde’ kant van de curricula  heet consumentgerricht denken worddt geïntegreerd inn de opleidingsprofielen;  on ndernemerschap wordt verder versterkt, onder meeer door innovattief denken en handelen te integreeren;  internationaliserinng wordt standaard. Figuur 2 HAO in 2016 2.1.5 On ntwikkeling e expertisebassis Gezamenlijke kennissontwikkelingg willen we kkrachtig vorm mgeven in zo ogenaamde ccentres of exxpertise. De centrra worden geetrokken doo or één van d e instellingen, met een h heldere partiicipatie van a alle 5 instellinggen. Dit in lijn met de uittwerking vann het CoE Bio obased : daarin hebben aalle instellinggen binnen d dat thema Biobased iede er een helderr ontwikkelin ngsprofiel gekozen en deekken de instellingen gezamen nlijk het geheele thema. Binnen d de centres off expertise kiezen we vooor een aanpaak waarin gezamenlijke i nnovatie(pro ojecten) tussen b bedrijfsleven en onderwijjs centraal sttaat. Daarme ee gericht op p ontwikkelinng van het bedrijfsleeven, particiipatie van stu udenten en ddocenten in die ontwikke elingen (verssterking beroepsggerichtheid o opleidingen: studenten een docenten) én input ge evend op acttuele thema’’s in de 5

Binnen het CoE Biobaased (CBBE) hebben de insttellingen hun afspraken ook k geformaliseeerd in een e ontwikkelen CoE;s zullen w we soortgelijkke samenweerkingsovereeenkomst en sturingsstructu ur; voor de te afspraken n formaliseren n.

11


beroepspraktijk als basis voor permanente herijking van het onderwijscurriculum. Op die wijze borgen we een permanente aansluiting van de CoE’s op de behoeftes vanuit onderwijs én bedrijfsleven. De centres zullen daarnaast een duidelijke samenwerking laten zien met andere (hoger) onderwijsinstellingen. Met verwante Centres voor Innovatief Vakmanschap wordt innovatie en implementatie aan elkaar verbonden. Met HO‐instellingen buiten het agrofood/groene domein worden cross‐sectorale verbindingen ontwikkeld vanuit de keuzes die wij maken in expertiseontwikkeling en gericht op het organiseren van cross‐sectorale kennisinput nodig voor de ontwikkeling van die domeinen (bijv. high tech, logistiek, gezondheid, chemie, water) 6. Met relevante MBO‐instellingen worden opleidingsprofielen afgestemd om een kwalitatief goede doorstroom te bevorderen. In 2011 zijn we gestart met het Centre for Biobased Economy, in 2012 het Centre for Greenports. De komende drie jaren (nl. de jaren waarvoor de prestatieafspraken gelden) willen we in ieder geval nog 4 centres of expertise toevoegen, mede aansluitend bij agenda’s van topsectoren en daaruit voortkomende regionale profileringen: Food; Dier; Duurzaam Produceren en Ondernemen; Duurzaam leren en ontwikkelen CoE Dier (varkens, pluimvee, melkvee) (Van Hall CoE Greenports (HAS Den Bosch, Inholland, CAH Larenstein, CAH Dronten, HAS Den Bosch, Inholland) Dronten, Van Hall Larenstein) ‐ Voeding ‐ Duurzame productie ‐ Technologische innovatie ‐ Diergezondheid ‐ Welzijn ‐ Logistiek ‐ Veredeling Centre for Biobased Economy (Inholland, CAH Dronten, CoE Food (HAS Den Bosch, CAH Dronten, Inholland, Van Hall Larenstein) HAS Den Bosch, Van Hall Larenstein)1 ‐ Productontwikkeling (o.a. gericht op meer ‐ Groene grondstoffen voor grootschalige energie‐ toegevoegde waarde) en chemieproductie ‐ Ontwikkeling (hoog toegevoegde waarde) non‐ ‐ Procestechnologie (productie en verwerking) ‐ Voeding, gezondheid en welbevinden food eindproducten ‐ Voedselveiligheid en –zekerheid ‐ Kringloopsluiting / energieproductie binnen de ‐ Samenwerkende waardeketen primaire productie ‐ Logistiek ‐ Cascadering / reststromen benutting in de (agro)foodsector CoE Duurzaam leren en ontwikkelen van professionals CoE Duurzaam Produceren en Ondernemen (CAH

Dronten, HAS Den Bosch, Inholland, Van Hall Larenstein) ‐ Duurzame productie (resource efficiency, meer met minder) ‐ High tech Farming / Precisie Landbouw ‐ Ondernemerschap

en organisaties in hun omgeving. (STOAS, CAH Dronten, HAS Den Bosch, Inholland, Van Hall Larenstein) ‐ Kennisinnnovatie‐ , transfer en circulatie ‐ Leren en ontwikkelen van professionals ‐ Leren in programma’s en organisatieontwikkeling

Figuur 3 – Centres of Expertise in 20167

6

Zo werken de HAO‐instellingen met andere HO‐instellingen samen in CoE’s, bijv. Water in Leeuwarden met participatie van Van Hall Larenstein, Green Chemistry (AVANS) in West Brabant met participatie van HAS Den Bosch, Techniek m.b.t. Greenports in West Nederland en Logistiek tussen Fontys en HAS Den Bosch in Venlo 7 Onderstreept de trekkende hogeschool

12


Met deze zes centres kiezen we voor centra die de gehele agrofood en tuinbouwketen raken:  Dier en Greenports: twee centres die zich richten op de primaire sector;  Food en Biobased: binnen die centra wordt de verwerkende industrie – food‐ en non‐ foodproductie – vanuit de verschillende ‘agrostromen’ (vlees, zuivel, tuinbouw, akkerbouw, etc) met aandacht voor hun product‐ en keteneigenheid ontwikkeld;  Duurzaam produceren en ondernemen: een centre dat zich richt op de bredere duurzame en technologische ontwikkeling van agroproductie  Duurzaam leren en ontwikkelen: een centrum dat zich richt op leren en ontwikkelen van professionals en organisaties in hun omgeving. In alle thema’s komen prominent een aantal aspecten terug: technologie en technologische innovatie; duurzaamheid o.m. via (her)gebruik reststromen, resource efficiency en verbetering logistiek; hogere toegevoegde waarde via productontwikkeling in food en agro‐nonfood. De centra worden ingebed binnen de hogescholen, daarmee is een natuurlijke verankering van primaire (agro) en secundaire (food) sector en toeleverende industrie en dienstverlening geborgd, maar is ook wisselwerking op de genoemde doorsnijdende thema’s georganiseerd. We kiezen voor 4 toe te voegen centra, omdat de ervaring leert dat het ontwikkelen inclusief de eerste fase van implementatie van een centrum ongeveer een jaar in beslag neemt. De afstemming tussen de instellingen, maar ook het realiseren van verbindingen met bedrijven, vraagt veel tijd en aandacht. Daarmee houden we wel nadrukkelijk vast aan de 9 te ontwikkelen thema’s. Wetend dat de thema’s Natuur, landschap en water en Regionale Transitie, stad‐ en streekontwikkeling de afgelopen jaren al de nodige aandacht in hun ontwikkeling hebben gehad, ligt daar een goede basis om op door te bouwen en te zijner tijd door te ontwikkelen naar centres of expertise. Het thema Groene kennis voor wereldburgers zal volop aandacht krijgen in de ontwikkellijn van het onderwijs zoals geschetst in dit document. Internationalisering zal de standaard worden. 2.2 Historie, context en profilering van CAH Vilentum CAH Vilentum werd in 1957 in Ede opgericht door de Christelijke Boeren‐ en Tuindersbond. Leidend onderwijsprincipe was het zogenoemde Drieslag principe, dat stelde dat studeren, werken/praktijkleren en wonen samen dienden te gaan. Het onderwijs richtte zich op de traditionele aandachtsgebieden van de Nederlandse landbouw, te weten dierhouderij, akkerbouw en tuinbouw. Als enige Agrarische Hogeschool met een christelijke identiteit trok CAH Vilentum van meet af aan jongeren uit het hele land. De verhuizing naar Dronten, gelegen in modern landbouwgebied, bood studenten optimale kansen om “state of the art” land‐ en tuinbouwpraktijk te leren kennen. CAH Vilentum heeft in Dronten een innovatieve schoolboerderij, waar studenten theorie en praktijkkennis met elkaar kunnen verbinden. Docenten en praktijkinstructeurs werken met het oog op dit doel nauw samen. Het Drieslag8 model is nog steeds van toepassing: CAH Vilentum beschikt over een goed geoutilleerde campus en er zijn – naast de al genoemde schoolboerderij ‐ veel praktijkfaciliteiten, zoals een paardenplaats, verschillende laboratoria en een coöperatief studentenbedrijf op het gebied van intensieve dierhouderij. Medio mei 2012 verhuist CAH Vilentum naar een nieuw onderwijsgebouw, dat mag worden beschouwd als een icoon op het gebied van duurzaam en toekomstgericht bouwen. De omgeving rond het gebouw bevat onder meer een energietuin. Door het onderwijs in een dergelijk gebouw aan 8

Het terrein waar CAH Vilentum staat heet “De Drieslag”, als een verwijzing naar de beschreven visie.

13


te bieden prikkelt CAH Vilentum haar studenten om na te denken over verschillende aspecten van duurzaamheid en toekomstgerichte concepten. CAH Vilentum is door de jaren heen gestaag gegroeid, zij het dan met jaren van terugval. Zo was er tussen 2003 en 2007 sprake van afname in studentenaantallen9 in het groen HBO. Dat was ook op CAH Vilentum merkbaar. Sindsdien is weer groei te zien, van 1211 ingeschreven studenten in 2007 tot 1611 ingeschreven studenten in 201110. De groei van de laatste jaren is mede te danken aan de opening van een nevenvestiging in Almere en aan instroom van Duitse studenten. De toename van het aantal personeelsleden steeg navenant. Momenteel zijn op CAH Vilentum tegen de 200 personen werkzaam (OP, OOP en AOP) Tabel 1. Overzicht instroom per CROHO

500

4330

400

4329

300

4228

200

4205

100

4202

0 198819901992199419961998200020022004200620082010

34869

Legenda (alleen de nieuwe CROHO’s die nu nog aangeboden worden) 34869 Dier‐ en Veehouderij Dronten 34868 Tuin‐ en akkerbouw Dronten 34866 Bedrijfskunde & Agribusiness Dronten , Almere 34859 Plattelandsvernieuwing Dronten, Almere 30009 Toegepaste Biologie Almere

2.2.1 CAH Vilentum binnen de Aeres Groep Sinds 2004 maakt CAH Vilentum deel uit van de Aeres groep. Deze groep bestaat, na een aantal fusieprocessen, nu uit Stoas Wageningen | Vilentum Hogeschool(agrarische lerarenopleiding), Groenhorst (Agrarisch MBO met vestigingen op 10 locaties) en PTC+ (praktijkonderwijs). De Aeres groep wordt aangestuurd door een 2 hoofdig College van Bestuur. CAH Vilentum heeft een locatiedirectie. Door haar deelname in de Aeres groep maakt CAH Vilentum deel uit van een sterke en complete kenniskolom, beginnend bij het praktijkonderwijs van PTC+, via VMBO / MBO van Groenhorst naar het HBO met Ad‐ , Bachelor‐ en Masteropleidingen. .De aanwezigheid van Stoas Wageningen | Vilentum Hogeschoolbinnen de Aeresgroep maakt het mogelijk om de opleiding voor het pedagogisch didactisch getuigschrift (verplicht voor alle CAH docenten die geen onderwijsbevoegdheid hebben) “dichtbij” te organiseren, evenals nascholing voor docenten. Als onderdeel van de Aeres Groep maakt CAH Vilentum gebruik van dienstverlening vanuit het bestuursbureau, bijvoorbeeld op het gebied van personeelszaken, financiële zaken, projectadministratie, ICT en facilitaire zaken. Via de Aeres Groep vindt de publieke verantwoording plaats. Binnen de Aeres groep ontwikkelt CAH Vilentum activiteiten in Dronten, Almere en Barneveld. Doel is, om op deze locaties een Aeres Kenniscentrum te vestigen, waar onderwijs en praktijkgericht 9

www.onderwijsinspectie.nl/Groen+Onderwijs,blz 156 www.aeres.nl /publieke verantwoording/jaarverslagen/jaarverslag 2010, pg 75. Noot: de getallen voor 2011 zijn verwerkt in jaarverslag 2011. Dit jaarverslag wordt dezer dagen op de website geplaatst 10

14


onderzoek een plaats hebben en waar in actieve interactie met partners in de regio en daarbuiten wordt ingezet op valorisatie. CAH Vilentum speelt in deze ontwikkelingen een trekkersrol. Het Kenniscentrum Dronten richt zich op Agrofood & Ondernemen, het Kenniscentrum Almere op Groene en Gezonde Stad. Ondanks het feit dart CAH Almere pas enkele jaren bestaat, is er in de regio Almere al sprake van zeer actieve interactie tussen CAH Vilentum Almere en lokale en regionale partijen. De Kenniswerkplaats is daarin een ondersteunend instrument. Het Kenniscentrum Barneveld, een actieve coalitie tussen het Groenhorst College, PTC+ en CAH Vilentum, zal de komende jaren vorm krijgen. Het kenmerkende thema op die locatie betreft intensieve veehouderij, met aandacht voor preventie en management van uitbraak van ziekten. Anderzijds zal de coalitie tussen Groenhorst, PTC+ en CAH Vilentum zich blijven richten op gezelschapsdieren, zowel in onderwijs als praktijkonderzoek. Daarbij zal intensief gebruik worden gemaakt van de ter plaatse aanwezige state of the art voorzieningen. Met haar trekkersrol in het vestigen van Aeres Kenniscentra in Dronten, Almere en Barneveld draagt CAH Vilentum bij aan de realisatie van de ambities zoals verwoord in het Aeres Strategisch Beleidsplan11. Stoas Wageningen | Vilentum Hogeschool, ook onderdeel van de Aeresgroep, vervult een trekkersrol in het vestigen van een vierde Kenniscentrum, in Wageningen. 2.2.2 De ontwikkeling van het onderwijs in CAH Vilentum Tot de jaren ’90 was bij CAH Vilentum sprake van een traditioneel onderwijsmodel met theorielessen, aangevuld met praktijk op het gebied van dierhouderij, tuin‐ en akkerbouw, bodem, techniek, mechanisatie en laboratoriumwerk. In de jaren ‘’90 werd het onderwijs‐visiedocument Drieslag Didactiek geschreven, met als kern dat studenten van geleid leren via begeleid leren komen tot zelfverantwoordelijk leren. Het onderwijs werd modulair. De praktijkcomponent werd nadrukkelijk geïntegreerd in verschillende modules. Trainingen in Algemene Beroepsvaardigheden werden in het curriculum geïntegreerd, om de voorbereiding van studenten op het punt van dergelijke vaardigheden te optimaliseren. In 2003/2004 werd besloten om over te gaan tot de introductie van competentiegericht onderwijs (CGO). Lerend van de zwakke punten die CGO elders bleek te hebben, werd binnen CAH Vilentum naar een vorm gezocht die de sterke kanten van CGO zou combineren met sterke kanten van het onderwijs op CAH Vilentum tot dan toe. De ontwikkeling werd gerealiseerd op basis van een visiedocument, “Een nieuwe Koers’”. De theorieën van Merrienboer en De Bie, met o.a. het model van verschillende leerlijnen, waren een belangrijke inspiratiebron. Na een ontwikkelproces dat enkele jaren in beslag nam, werd de omslag naar CGO gemaakt in 2006. Veel aandacht werd besteed aan het uitwerken van een set van voor de studenten relevante competenties met daaraan gekoppeld een model van indicatoren. Uiteindelijk werden 10 competenties gekozen, waarvan 8 vrij algemeen, o.a. voortbordurend op de competentiesets die destijds in het groene MBO werden gebruikt ( de zg SHL competenties) en 2 CAH specifiek, “duurzaam handelen” en “globaliseren”, waarmee CAH Vilentum haar afgestudeerden een CAH specifiek stukje bagage wil meegeven. De beschrijving van de competenties en de groei‐indicatoren, zoals deze momenteel nog steeds binnen het onderwijs aan CAH Vilentum gebruikt worden, is o.a. te vinden in het Onderwijs Examenreglement van CAH Vilentum12.

11

Zie www.aeres.nl http://oer.cahvilentum.nl

12

15


2.2.3 De ontwikkeling van onderwijsinhouden in CAH Vilentum CAH Vilentum is van oudsher gekend als een “diepgroene” hogeschool. Zoals in paragraaf 2.2 werd beschreven, richtte het onderwijs zich op Nederlandse Landbouw, Dier‐ en Veehouderij en Tuin‐ en Akkerbouw. Gaandeweg verbreedde het onderwijsaanbod zich met een CROHO op het gebied van Bedrijfskunde & Agribusiness en een CROHO op het gebied van Plattelandsvernieuwing. In 2010 werd een CROHO verworven voor de opleiding Toegepaste Biologie, voor de locatie Almere. Onder elk van de CROHO registraties werden verschillende uitstroomvarianten ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld Hippische Bedrijfskunde en Agrotechniek & Management als varianten van Bedrijfskunde & Agribusiness en Dier en Gezondheidszorg als variant van Dier‐ en Veehouderij. Belangrijk werd ook de variant op het gebied van Agrarisch Ondernemerschap. Daarnaast werden internationale opleidingsvarianten ontwikkeld, waarin studenten instromen van binnen en buiten Europa. Belangrijke varianten in de internationale opleidingen zijn Food Chain Management, European Funds Management en Rural Innovation and Development. Alle opleidingen kenmerken zich door hun gerichtheid op het verwerven van een opleidingsspecifieke “Body of Knowledge & Skills” en door gerichtheid op aantoonbare groei van studenten in de 10 door CAH Vilentum geformuleerde competenties. CAH Vilentum Dronten heeft weliswaar een aantal varianten ontwikkeld, maar is nog steeds gekend als een hogeschool met een sterke verbinding met de primaire sector. De meeste studenten in Dronten en Barneveld zijn afkomstig uit ruraal gebied. De nieuwe vestiging van CAH Vilentum in Almere richt zich echter expliciet op stedelijke jongeren en heeft dan ook een onderwijsaanbod dat zich richt op toepassing van groene kennis in een stedelijke omgeving. Op de website van CAH Vilentum staat het volledige onderwijsaanbod beschreven.13 2.2.4 De ontwikkeling van differentiatie in het onderwijsaanbod in CAH Vilentum De afgelopen jaren heeft CAH Vilentum zich ingezet om haar onderwijsaanbod te differentiëren. Een eerste stap in die richting was de ontwikkeling van een Ad op het gebied van agrarisch ondernemerschap Dier‐ Veehouderij / Tuin‐ en Akkerbouw en een Ad op het gebied van Bedrijfskunde en Agribusiness. Waar CAH Vilentum van oudsher al een hogeschool was met een sterke binding met het groene MBO, werd deze band nog sterker door het feit dat er Ad’s aan het onderwijsaanbod werden toegevoegd. In 2011 tekende CAH Vilentum een samenwerkingsovereenkomst met een aantal AOC’s, met als doel verdergaande samenwerking in het Ad onderwijs te realiseren. CAH Vilentum heeft zich door haar intensieve samenwerking met enkele AOC’s een bijzondere positie verworven in het HAO. CAH Vilentum heeft het voortouw genomen in het organiseren van afstemming in het HAO veld op het gebied van Ad onderwijs. Doel daarvan is, om te komen tot HAO brede afspraken op het gebied van wervings‐ en intakeprocedures, kwaliteitszorg, spreiding en dergelijke. Het Sectoraal Advies College HAO heeft het initiatief omarmd en CAH Vilentum gevraagd om de beoogde afstemming te gaan organiseren via een landelijke stuurgroep Ad, waarin alle HAO‐instellingen een vertegenwoordiger hebben. De Ministeries van EL&I en OCW hebben het initiatief eveneens toegejuicht en zijn ook vertegenwoordigde in de stuurgroep. CAH Vilentum heeft ook een differentiatie “naar boven” in haar opleidingsaanbod aangebracht met de ontwikkeling van de Master Agribusiness Development. Deze Engelstalige Master richt zich op het opleiden van studenten tot innovatie strategen in de agribusiness. Uniek aan de Master is de 13

Zie : www.cahvilentum.nl

16


intensieve samenwerking met topbedrijven in de sector. Studenten worden geworven in Nederland en daarbuiten. Voor deze Master werd in 2011 accreditatie verworven. Op basis van bovenbeschreven ontwikkelingen kan CAH Vilentum gekenschetst worden als een hogeschool met een volwaardig gedifferentieerd profiel. Tabel 2 opleidingen en majors

locatie Dronten

Opleiding / CROHO Dier‐ en Veehouderij

Dronten

Tuin‐ en Akkerbouw

Dronten

Bedrijfskunde & Agribusiness

Dronten

Almere

Plattelandsvernieuwing Bedrijfskunde en Agribusiness Plattelandsvernieuwing

Almere

Toegepaste biologie

Barneveld Dronten

Dier‐ en Veehouderij

Almere

Agribusiness Development

Majors

niveau

Dier‐ en Veehouderij Dier en Gezondheidszorg Agrarisch Ondernemerschap Animal sciences Tuin‐ en Akkerbouw Voeding en Gezondheid Agrarisch Ondernemerschap International Horticulture Badrijfskunde & Agribusiness Agrotechniek & Management Financiële Dienstverlening Agrarisch International Food Business Food Chain Management

Bachelor Bachelor Ad en Bachelor Bachelor Bachelor Bachelor Ad en Bachelor Bachelor Ad en Bachelor Bachelor Bachelor Bachelor Bachelor Bachelor

Natuur, Economie & Leefomgeving met bedrijfskundig uitstroomprofiel Natuur, Economie & Leefomgeving met uitstroomprofiel management Stad&Land Plant Dier Natuur Biologie & Gezondheid (in ontwikkeling) Dier en Gezondheidszorg

Bachelor

Master

Bachelor Bachelor Bachelor Bachelor Bachelor Bachelor

2.2.5 De ontwikkeling van de studentenpopulatie in CAH Vilentum CAH Vilentum trok vanaf haar oprichting jongeren uit het gehele land, door haar identiteit, door haar nauwe relatie met de primaire sector, door de intensieve samenwerking met een aantal AOC’s, ook ver buiten de eigen regio en door de sfeer, die door studenten door de jaren heen altijd hoog is gewaardeerd. Deze trend is tot op heden aan de orde. In aansluiting op het sectorplan wordt weliswaar beleid gemaakt dat zich richt op het positioneren van CAH Vilentum als regionaal kenniscentrum, maar dat laat onverlet dat de studenteninstroom nog steeds landelijk is en zelfs internationaal en dat naar verwachting ook zal blijven. De hierna volgende figuur14 geeft aan welke ontwikkeling zich sinds 2007 heeft voorgedaan in de vooropleiding waarmee Nederlandse studenten instroomden. De constatering is dat het aantal 14

Ontleend aan jaarverslag 2011 van de Aeres groep, hoofdstuk CAH

17


instromers met een HAVO vooropleiding is toegenomen, terwijl het aantal instromers met een MBO vooropleiding – als men MAO en MBO samenneemt, min of meer stabiel is gebleven. Het percentage instromers met een VWO achtergrond blijft beperkt. De instromers met een HBO diploma kiezen voor een 2e HBO opleiding in deeltijd. Tabel 3 achtergrond instromers HAVO

Cohort 2007 Cohort 2008 Cohort 2009 Cohort 2010 Cohort 2011

MBO MAO VWO HBO Overig* 29 % 8 % 26 % 7 % 1 % 29 % 32 % 10 % 25 % 5 % 2 % 26 % 29 % 8 % 29 % 6 % 2 % 26 % 31 % 7 % 27 % 5 % 2 % 28 % 37 % 9 % 26 % 5 % 1 % 22 % *Bij de groep “Overig” zit ook 17 % met een buitenlands diploma. Door de invoer via studielink krijgen we minder studenten waarbij diploma niet duidelijk bekend is.

CAH Vilentum Dronten heeft de afgelopen 15 jaar stevig ingezet op de werving van internationale studenten, door actieve samenwerking aan te gaan met universiteiten in en buiten Europa. Uit deze partnerschappen zijn afspraken over wederzijdse erkenning van (delen van) opleidingen voortgekomen die hebben geleid tot instroom van gemiddeld rond de 100 internationale studenten per jaar, die Engelstalig onderwijs volgen. De relatieve bijdrage van deze doelgroep is de afgelopen jaren achteruitgegaan, maar het percentage instromers met een buitenlands diploma is niettemin nog vrij hoog, omdat sinds enkele jaren ook Duitse studenten instromen. Zij volgen, na een intensieve taaltraining, Nederlandstalig onderwijs. 2.2.6 De ontwikkeling van de onderzoeksfunctie van CAH Vilentum Na een bescheiden start met een eigen lector Voedselveiligheid en een gedeeld lectoraat op het gebied van Competentie Gericht Onderwijs, heeft CAH Vilentum de afgelopen jaren ingezet op het versterken van de onderzoeksfunctie. Momenteel heeft CAH Vilentum 5 lectoren in dienst en wordt een 6e lector geworven ( zie ook 3.2)15. Drie lectoren hebben Donten als standplaats, de openstaande vacature betreft eveneens Dronten en twee lectoren hebben Almere als standplaats. De lectoren spelen een belangrijke rol als boegbeeld op hun expertisegebied en ondersteunen zo de positionering van CAH Vilentum op de verschillende locaties. De opdracht van de lectoren is om zelf onderzoek uit te voeren en verworven inzichten met anderen te delen, docenten die onderzoek willen uitvoeren te begeleiden, bij te dragen aan onderwijsontwikkeling en regionaal, nationaal of internationaal bij te dragen aan de acquisitie van onderzoeksprojecten. Voor het Kenniscentrum Barneveld wordt de oprichting van een lectoraat voorbereid. Werktitel voor dit lectoraat is “Prevention and Outbreak Management”. Rond elke lector is een kenniskring actief. Deze bestaat uit collegae van CAH Vilentum maar staat ook open voor anderen. De leden van de kenniskring ondersteunen de lector bij het uitvoeren van onderzoek. Om e.e.a. beter te borgen en het onderzoeksprofiel van CAH Vilentum scherper neer te zetten werd in het voorjaar van 2012 een specifiek onderzoeksteam opgericht. Daarin zijn opgenomen de lectoren, docenten die onderzoek willen uitvoeren en promovendi. Zij werken onder leiding van een teammanager aan het realiseren van een VKO‐waardig onderzoeksportfolio en aan verbindingen tussen CAH Vilentum als kenniscentrum en de buitenwereld.

15

Zie ook www.cahvilentum.nl/samenwerking/lectoraten

18


2.2.7 De ontwikkeling van kwaliteitszorg in CAH Vilentum Sinds de jaren ’90 is beleid ontwikkeld om kwaliteitszorg stevig in de organisatie te verankeren. Om een breed gedragen kwaliteitsbewustzijn te realiseren werden in 2010 enkele kwaliteitscoaches benoemd, met elk een deeltaak binnen de bestaande onderwijs‐ en ondersteunende teams. Dichterbij de uitvoerenden, waardoor het kwaliteitsbewustzijn toeneemt. De kwaliteitscoaches zorgen voor een goed functionerend systeem van evaluaties en het opvolgen van verbeteracties. Daarnaast is hen de opdracht gegeven om teammanagers en teamleden te coachen op het gebied van kwaliteit. CAH Vilentum heeft voor elke opleiding een opleidingscommissie die uitspraken doet over de ervaren kwaliteit op basis van enquêtes. Externe feed back wordt georganiseerd in werkveldcommissies. Iedere major (variant van een CROHO opleiding) heeft een eigen werkveldcommissie. Elke commissie vergadert 2 keer per jaar en geeft de desbetreffende teammanager feed back over inhoud en ervaren relevantie van de opleidingen die onder diens verantwoordelijkheid vallen. Met ingang van september 2012 stelt CAH Vilentum een extern Auditteam16 aan. Dit team van 4 externe personen zal 3 keer per jaar in CAH Vilentum rondgaan om onder eigen regie dossiers in te zien, eindscripties te bekijken, studenten te spreken en op basis daarvan kwaliteitsgerichte sturingsinformatie te genereren voor directie, teammanagers, docenten en ondersteuners. In het NSE, dat door de reviewcommissie als een belangrijke indicator voor het meten van studenttevredenheid en ervaren studiekwaliteit wordt beschouwd, neemt CAH Vilentum een middenpositie in. Het hierna volgende overzicht met een aantal scores op een 5 punts‐schaal geeft gerealiseerde gemiddeldes aan op een aantal items: Tabel 4: samenvatting van enkele resultaten uit STO / NSE sinds 2008

2008

2009

2009

2010

2010

2011

2011

Tevreden / zeer tevreden over CAH CAH land CAH land CAH land Inhoud / niveau 3,2 3,3 3,4 3,3 3,5 3,5 3,5 Gericht op beroepspraktijk 3,3 3,4 3,6 3,4 3,6 3,4 3,5 Kwaliteit docenten 3,3 3,4 3,5 3,4 3,5 3,5 3,5 Toetsen en beoordelen 3,2 3,4 3,2 3,3 3,2 3,4 3,3 informatievoorziening 2,8 2,9 3,1 3,1 3,3 3,3 3,3 studiefaciliteiten ‐‐ 3,7 3,4 3,5 3,3 3,5 3,4 Roosters 2,6 2,9 3,1 3,0 3,1 3,0 3,1 Studielast 3,4 3,3 3,3 3,2 3,3 3,1 3,3 Over het algemeen kan gesteld worden dat m.b.t. de genoemde items sprake is van een trend van lichte verbeteringen gedurende de afgelopen jaren. Op het punt van faciliteiten is de score gedaald. Dit is te verklaren door het feit dat in het bestaande gebouw geen substantiële verbetering van voorzieningen meer is gerealiseerd in de aanloop naar de verhuizing, die in mei 2012 plaatsvindt. De verwachting is dat de tevredenheid m.b.t. faciliteiten na de verhuizing zal toenemen. Met betrekking tot de studielast is de score eveneens gedaald. Dit valt te verklaren uit het feit dat de lat m.b.t. gevraagde tijdsinvestering en te realiseren resultaten de afgelopen jaren omhoog gegaan is. 16

De concrete opdracht voor dit Auditteam was bij het uitbrengen van dit dossier al wel besproken maar nog niet vastgelegd.

19


2.2.8 Context CAH Vilentum functioneert in een groot netwerk van externe contacten. Elk van deze contacten heeft invloed op het functioneren van docenten en onderzoekers, op de onderwijsprogramma’s en zo ook, direct of indirect, op het leerproces van studenten. De belangrijkste partijen die de context vormen van CAH Vilentum worden hierna behandeld 2.2.8.1 De overheid CAH Vilentum valt onder het Ministerie van EL&I. Er zijn regelmatige contacten met de Directie Kennis. Vanuit het Ministerie wordt aandacht gevraagd voor het Topsectorenbeleid en de Human Capital Agenda. Met behulp van de zg BOX middelen realiseert CAH Vilentum projecten die aansluiten bij het beleid van EL&I. 2.2.8.2 De regio CAH Vilentum herkent zich in de opdracht om in de regio van betekenis te zijn. Met het opzetten van Kenniscentra in Dronten (Agrofood & Ondernemerschap) , Almere (Groene en Gezonde Stad) en Barneveld (Intensieve Veehouderij) voert CAH Vilentum actief beleid om interactie in de regio te bevorderen. Door deze centra aan het onderwijs en onderzoek te koppelen via de Kenniswerkplaatssystematiek ontstaat een dynamische omgeving waarin regioleren (niet alleen studenten leren, maar alle participanten in de projecten) een duidelijke plek heeft. CAH Vilentum neemt deel aan plaatselijk en provinciaal overleg over bijvoorbeeld de relatie onderwijs en arbeidsmarkt, de positionering van het groene onderwijs in Dronten en Almere, de ontwikkeling van regionale projecten zoals Showcase Flevoland en provinciaal overleg over topsectorenbeleid en provinciale beleidsspeerpunten (w.o. de ontwikkeling van de agribusiness). In de regio wordt eveneens aandacht besteed aan het leggen van contacten met VO, ROC’s en AOC’s, ten behoeve van verbeterde instroommogelijkheden. CAH Vilentum is o.a. betrokken bij overleg met een aantal VO scholen in de regio die een Technasium hebben en stimuleren dat leerlingen in deze Technasia een groen profiel kiezen en vervolgens mogelijk doorstromen naar groen hoger onderwijs. 2.2.8.3 De HAO‐instellingen De 4 agrarische hogescholen en Stoas Wageningen | Vilentum Hogeschool werken samen op basis van een gezamenlijk opgesteld sectorplan. Dit plan beschrijft de ambities van de groene HO instellingen op het gebied van profilering, onderwijs, onderzoek en valorisatie. De instellingen treffen elkaar in SAC HAO verband, waar de onderling afstemming gezocht wordt. (zie ook 2.1) 2.2.8.4 De AOC’s CAH Vilentum is van oudsher gericht op intensieve samenwerking met het groene MBO. Na toetreding tot de Aeres groep werd AOC Groenhorst een voor de hand liggende partner waarmee gesprekken van start gingen over werving, doorlopende leerlijnen en uitwisseling van expertise. Het contact met Groenhorst en andere AOC’s is intensiever geworden sinds CAH Vilentum enkele Ad’s in haar opleidingsportfolio heeft. Met 6 AOC’s is in dit kader een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De resultaten hiervan moeten de komende jaren zichtbaar worden. Een aantal inmiddels uitgevoerde trajecten van Ad onderwijs i.s.m. AOC partners heeft al tot bevredigende resultaten geleid. 2.2.8.5 De Groene Kenniscoöperatie (GKC) De GKC is een organisatie die ervoor moet zorgen dat de verschillende soorten groen onderwijs (VMBO, MBO, HBO en WO) samen optrekken in programma’s / themagroepen die zijn gevormd rond belangrijke onderwerpen in het groene domein, zoals Dier, Ondernemerschap, Natuur & Landschap, Regionale Transitie, Voeding & Gezondheid en Groen Kennis voor Wereldburgers. CAH Vilentum 20


levert al jaren een groot aantal programmatrekkers (o.a. Ondernemerschap, Voeding & Gezondheid en Dier) 2.2.8.6 Bedrijven / Werkveld Een optimale relatie met het bedrijfsleven / het werkveld is van eminent belang voor CAH Vilentum. Doelstelling is, dat iedere docent een netwerk in de buitenwereld heeft en van dat netwerk actief gebruik maakt bij het organiseren van feed back en het verwerven van projectopdrachten en stageplaatsen. Hoewel deze doelstelling realistisch is, stelt CAH Vilentum vast dat er verbeteringen mogelijk zijn, o.a. in het verzorgen van bestaande contacten en het actief benutten van de mogelijkheden die het bedrijfsleven biedt. De Kenniscentra moeten in dat verband een impuls leveren. CAH Vilentum scoort van oudsher goed in contacten met het bedrijfsleven via KIGO projecten17, en in consultaties met het werkveld / brancheorganisaties bij de ontwikkeling van nieuwe opleidingen. Zoals op locatie Almere. Verder is er intensieve samenwerking met topbedrijven in de ontwikkeling en de uitvoering van de Master van CAH Vilentum. Grote kansen liggen in het sterker verbinden van de onderzoeksfunctie van CAH Vilentum met opdrachtgevers in het bedrijfsleven. 2.2.8.7 Internationale partners Sinds 15 jaar biedt CAH Vilentum internationale opleidingen aan. Doelgroep daarvoor zijn studenten van internationale partners in het buitenland. Anders dan de vaak vrij vluchtige contacten die in het HBO en WO bestaan met buitenlandse partners, bijvoorbeeld op basis van Erasmus overeenkomsten, heeft CAH Vilentum veel geïnvesteerd in het opzetten van een partnernetwerk dat zich kenmerkt door intensieve contacten over en weer. Deze contacten leiden tot uitwisseling van studenten in degree programmes, tot regelmatige bezoeken en tot ontwikkeling van gemeenschappelijke onderwijsprogramma’s. Goede voorbeelden zijn het partnerschap met NSAC / Dalhousie University in Truro / Halifax, Canada18, dat heeft geleid tot een 4 jarig double degree programma International Food Business en de samenwerking met ESA in Angers19, waardoor al jarenlang een instroom van Franse studenten in enkele internationale programma’s van CAH Vilentum gerealiseerd wordt. Andere partners zijn o.a. Corvinus Universiteit in Boedapest (Hongarije), de landbouwuniversiteit van Jelgava (Letland), de Universiteit van Alto Douro / Tras os Montes in Vila Real (Portugal) en de landbouwuniversiteit van Nitra (Slowakije).

3.

Huidig instellingsprofiel

Aan de hand van de aangereikte indicatoren wordt een beeld geschetst van de huidige situatie op CAH Vilentum m.b.t. de profieldimensies onderwijs, onderzoek en valorisatie. Naast een beschrijving van de status quo m.b.t. de verplichte indicatoren wordt gereflecteerd op de stand van zaken m.b.t. een aantal andere indicatoren 3.1 Profieldimensie Onderwijs 3.1.1 Uitval eerstejaars Het overzicht dat is ontleend aan de website van de reviewcommissie geeft het volgende beeld betreffende studenten die in achtereenvolgende jaren het eerste jaar van de opleiding instroomden. Voor deze rapportage is gebruik gemaakt van de cijfers sinds 2006. 17

Zie www.groenekenniscooperatie.nl Zie www.nsac.ca 19 Zie www.esa.fr 18

21


Tabel 5: uitval eerste jaars

Jaar

Aantal eerstejaars

Percentage uitval eerstejaars 17,0 18,5 15,4 20,9 25,3

Mediaan uitval eerstejaars 27,4 26,8 25,3 26,4 27,7

2006 352 2007 341 2008 371 2009 397 2010 396 Er is sprake van een groeiend aantal uitvallers tijdens / na jaar 1. Landelijk is sprake van een milde toename, bij CAH Vilentum is sprake van vrij sterke toename. Verklaringen hiervoor:  CAH Vilentum hanteert sinds 2006 een Bindend Studieadvies  Voor enkele opleidingsvarianten die de laatste jaren ontwikkeld zijn, wordt vrij intuïtief gekozen. Een dergelijke keuze leidt sneller tot uitval.  Toename van last minute aanmeldingen, die sneller leiden tot uitval  Een groeiende instroom van Duitse studenten in Nederlandstalig onderwijs. Problemen met taal en NL cultuur dragen bij aan een relatief hoge uitval van deze studenten 3.1.2 Studiesucces: switch Door de jaren heen is bij CAH Vilentum het percentage studenten dat binnen de hogeschool na 1 jaar een andere opleiding kiest, zeer gering, met een relatieve uitschieter in 2007 en 201020. Het zeer geringe percentage kan worden verklaard uit het feit dat CAH Vilentum een mono‐sectorale hogeschool is. De studenten kiezen allereerst al zeer bewust voor een opleiding in het agrarische kennisdomein en vervolgens over het algemeen ook voor een specifieke opleiding binnen dat kennisdomein. De verwachting is, dat dit beeld de komende jaren niet zal veranderen. 3.1.3 Studiesucces: bachelorrendement De statistieken van 1 cijfer HO geven informatie voor de cohorten 2003 tot 2006 en laten een dalende trend te zien het percentage voltijdse Bachelorstudenten dat het diploma behaalde in n+1, van 87,7 % in 2003 naar 74,5 % in 2006. Verklaringen hiervoor:  Het komt zeer regelmatig voor dat stagebieders studenten op basis van geleverde prestaties meteen een baan aanbieden. Studenten die dit aanbod aannemen combineren het afstuderen met werk, hetgeen vertraging oplevert  Het beleid m.b.t. toelating in afstudeerfase op basis van behaalde studiepunten in de hoofdfase. Door dit beleid is er een restgroep die op de drempel van de studeerfase eerst achterstallig onderhoud moet plegen. Dit levert een half jaar vertraging op. In combinatie met eerder opgelopen vertraging leidt dit vrij snel tot een studieloopbaan van meer dan 5 jaar. De positieve keerzijde is, dat door dit beleid steeds meer studenten maximaal 2 jaar uitloop hebben, terwijl die uitloop voorheen vaak groter was.  Binnen CAH Vilentum nemen studenten vaak actief deel aan raden‐ en commissiewerk. Dit kan studievertraging in de hand werken. 20

Zie: 1 cijfer HO

22


3.1.4 Studentenoordeel Het studentenoordeel over de opleidingen in het algemeen,21 zoals gemeten in STO (2009) en NSE (2010 en 2011) heeft zich als onderstaand ontwikkeld: Tabel 6: studentenoordeel algemeen

jaar CAH landelijk 2009 3,6 3,6 2010 3,5 3,6 2011 3,6 3,7 Opmerking: door de gewijzigde vraagstelling zijn niet alle items uit de achtereenvolgende enquêtes geheel vergelijkbaar. Als algemene conclusie kan op basis van beschikbare cijfers worden vastgesteld dat CAH Vilentum de laatste twee jaren net onder het landelijk gemiddelde uitkomt. In de meerjarenplanning 2011 – 2015 van CAH Vilentum is als ambitie opgenomen dat op dit item in de NSE minimaal een 3,5 behaald dient te worden. Deze ambitie is gerealiseerd. 3.1.5 Docentkwaliteit Het studentenoordeel over de kwaliteit van docenten, aan de hand van enkele indicatoren, zoals gemeten in STO (2009) en NSE (2010 en 2011) heeft zich als onderstaand ontwikkeld: Tabel 7: : docentkwaliteit

2009 2010 2011 Indicatoren CAH land CAH land CAH land Tevreden over docenten 3,4 3,5 3.4 3.5 3,4 3,5 Inhoudelijke deskundigheid 3,5 3,7 3,5 3,7 Over deze items is Didactische kwaliteit 3,3 3,4 3,3 3,4 geen specifieke info Op de hoogte van beroepspraktijk 3,5 3,8 3,6 3,8 beschikbaar Bereikbaarheid 3,5 3,3 3,5 3,3 Gemiddeld (voor vergelijk met 2009) 3,4 3,5 3,4 3,5 CAH Vilentum scoort over de afgelopen jaren iets onder het landelijk gemiddelde. Zowel bij CAH Vilentum als ook landelijk is er sprake van vrijwel onveranderde scores gedurende deze jaren. Ten opzichte van 2008 is er sprake van een lichte verbetering (toen CAH 3,3 gemiddeld, in 2011: 3,49) Docentkwaliteit wordt in het licht van de prestatieafspraken getoetst aan de hand van het percentage docenten met Master of PhD graad. CAH Vilentum laat op dat punt medio 2012 het volgende beeld zien: Tabel 8: : opleidingsniveau docenten / lesgevenden in vaste dienst

Team Aantal docenten Bedrijf & Samenleving 40 Voedsel & gezondheid 46 Biologie, Econ ,Natuur 10 Internationaal 19 Lectoren betrokken bij 5 onderwijs

Aantal Master 22 32 10 12

21

Aantal PhD 0 2 0 0 5

Opm: in de rapportage van de NSE enquête 2010 en 2011 is de thema score “studie in het algemeen” niet goed meer zichtbaar.

23


Totaal aantal docenten / lesgevenden = 120 Totaal aantal met Master of PhD = 83 Percentage met Master of PhD = 69,2 % Medio 2012 zijn 4 docenten studerend voor een Master; de prognose is dat zij allen in 2014 hun opleiding voltooid hebben. Minimaal 2 docenten hebben aangegeven graag een Master te willen gaanvolgen. Tevens zijn 3 docenten bezig met een promotietraject en staan 2 docenten op de nominatie om aan een promotietraject te beginnen. Eén van deze trajecten zal leiden tot promotie in 2014, de overige trajecten zullen nog enkele jaren extra duren. CAH Vilentum neemt intern enquêtes af om een beeld te krijgen van de beoordeling van studenten aangaande de kwaliteit van individuele docenten. Het algemene beeld is dat docenten die geen Master of PhD hebben over het algemeen goed gewaardeerd worden. Het betreft hier meestal docenten die afkomstig zijn uit de beroepspraktijk. Omdat de praktijkervaring die zij meebrengen waarde toevoegt, stuurt CAH Vilentum actief op het aantrekken van deze praktijk‐ ervaringsdeskundigen. Mede daardoor wil CAH Vilentum haar themascore “kennis over de beroepspraktijk” (zie bovenstaand tabel 5) verbeteren. 3.1.6 Onderwijsintensiteit Bij de invoering van CGO is gestuurd op het handhaven van een voldoende aantal contacturen, op basis van negatieve ervaringen elders in het land waar CGO gepaard ging met extensivering op dit punt, hetgeen leidde tot ontevredenheid bij studenten en verslechtering van rendement. CAH Vilentum heeft vastgesteld dat ingeroosterde contacttijd niet altijd leidt tot het ervaren daarvan onder studenten. Dit komt onder meer omdat mentor‐ / en coachingstijd vaak niet als contacttijd wordt ervaren. De gemiddelde contacttijd ligt op CAH Vilentum boven het in de prestatie‐indicatoren genoemde gewenste aantal van 12 contacturen in jaar 1. Dit is aan het rooster te verifiëren. Het rooster per major staat op CAH Intranet / Blackboard. 3.1.7 Indirecte kosten

CAH Vilentum heeft meegedaan aan het Benchmark Onderzoek Overheid Hogescholen22, uitgevoerd door Bureau Berenschot. Berenschot formuleert “overhead” als het geheel van functies gericht op de sturing en de ondersteuning van het primaire proces”23 Berenschot onderscheidt drie invalshoeken: 1. Overheadformatie als percentage van de totale formatie. 2. Overheadkosten per fte van de gehele organisatie. 3. Overheadkosten als percentage van de omzet De meting van 2012 brengt Berendschot tot de volgende conclusies24: Het percentage generieke overheadformatie van CAH Vilentum ligt met 20,4% onder het sectorgemiddelde en zelfs 2,4%‐punt onder de kwartielscore. De formatie voor Onderwijs‐ en Onderzoeksondersteuning ligt met 10,0% boven het gemiddelde in de grootteklasse, maar net onder de kwartielscore van de sector (10,2%). De totale overheadkosten per fte van de gehele organisatie zijn 12% lager dan gemiddeld. Dit is een meer volledige maatstaf, aangezien daarin ook de uitbestedingskosten en de automatiseringskosten zijn meegenomen. De totale salarislasten en de 22

Wismans, Mouthaan en Huijben, Benchmark Onderzoek Overhead Hogescholen, Utrecht, april 2012 Wismans, Mouthaan en Huijben, Benchmark Onderzoek Overhead Hogescholen, Utrecht, april 2012, rapportage CAH, pg 2 24 Wismans, Mouthaan en Huijben, Benchmark Onderzoek Overhead Hogescholen, Utrecht, april 2012, rapportage CAH, pg 19 23

24


I&A‐kosten zijn lager dan gemiddeld, de uitbestedingen zijn hoger dan gemiddeld. Hierdoor komen de totale overheadkosten 12% lager uit dan gemiddeld. 3.1.8 Overige opmerkingen m.b.t. onderwijs CAH Vilentum heeft een docent / student ratio van 1;18,725 . Deze verhouding is gunstig t.o.v. het landelijk gemiddelde. Dat verliep van een ratio van 1: 25,2 in 2006 naar een ratio van 1: 23,4 in 2010.26 Veruit de meeste lessen worden verzorgd voor relatief kleine klassen van max 32 studenten. Dit heeft een gunstig effect op de betrokkenheid van docenten bij studenten, de sfeer en op ervaren bereikbaarheid en betrokkenheid van docenten27 . Het onderwijs op CAH Vilentum is van dien aard, dat de afgelopen jaren bij voortduring is gebleken dat het grote merendeel van de gediplomeerden binnen 1 maand een passende baan heeft gevonden, en van mening is dat de gevolgde opleiding een goede basis is voor de toetreding tot de arbeidsmarkt. CAH Vilentum scoorde in 2010 boven het landelijk gemiddelde op indicatoren zoals “’ opleiding als basis om te starten op arbeidsmarkt”, “voorbereiding op actuele beroepspraktijk” en “verkrijgen van passend functieniveau”28 3.2 Profieldimensie onderzoek Medio 2012 heeft CAH Vilentum 6 lectoraten: Tabel 9: overzicht lectoraten

Lectoraatsthema Lector Locatie Ondernemerschap en Samenleving Dr. Ir Jos Verstegen. Dronten Duurzame Energie en Groene Grondstoffen Dr. Ir Han van Kasteren Dronten Organics Ir. Frank Wijnands Dronten Eco Effectief ondernemen in stedelijke omgeving Dr. Ir. Gaston Remmers Almere Natuurlijk Gezond Samenleven Dr. Ir. Dinand Ekkel Almere Agrotechniek en Precisielandbouw Nn, benoemingsprocedure Dronten Prevention & Outbreak Management In voorbereiding Barneveld De lectoren maken deel uit van een onderzoeksteam. Van dat team maken ook de promovendi van CAH Vilentum deel uit, evenals een geselecteerde groep docenten die door toetreding tot dit team praktijkgericht onderzoek, i.s.m. de lectoren, als hoofdtaak hebben gekregen. (2/3 onderzoek, 1/3 onderwijs). Het gezamenlijke team is ervoor verantwoordelijk dat CAH Vilentum kan voldoen aan de eisen van de VKO. De ontwikkeling van de onderzoeksfunctionaliteit van CAH Vilentum heeft sinds 2010 een versterkte groei doorgemaakt. Met het instellen van het onderzoeksteam wordt ernaar gestreefd de komende jaren een substantiële stap te zetten met het publiceren van onderzoeksresultaten en met het valoriseren van gegenereerde kennis. Onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met partijen buiten de hogeschool. Voorbeelden van coalities voor gezamenlijke kennisontwikkeling zijn OSA (Ontwikkelcentrum Stadslandbouw Almere) en ACRRES (Application Centre for Renewable Resources Lelystad / Dronten). 25

Zie www.aeres.nl/publieke verantwoording / jaarverslagen Rapport “Personeel in het hoger beroeps onderwijs”, uitgave van de HBO raad, Den Haag, aug 2011 27 Indicatoren in NSE waarop CAH Vilentum een goede score laat zien t.o.v. landelijk gemiddelde. Zie NSE 28 Gegevens ontleend aan management summary HBO Monitor 2010 en aan www.scp.nl/onderzoek/bronnen (geeft cijferreeksen vanaf jaren ’90) 26

25


De lectoren vormen het boegbeeld voor CAH Vilentum in haar streven om te komen tot de oprichting van enkele Kenniscentra29. In Dronten ontstaat het KC Agrofood en Ondernemerschap, aansluitend bij de topsector Agrofood en in Almere het KC Groene en Gezonde stad, aansluitend bij topsectoren Agrofood, Tuinbouw en Life Sciences. In een wat later stadium zal rond een lector een KC in Barneveld ontstaan rond het thema Prevention & Outbreak Management. Door de al lang aanwezige, goed geoutilleerde praktijkfaciliteiten bij CAH Vilentum en de ontwikkeling van lectoraten beoordelen de studenten CAH Vilentum gemiddeld hoger dan het landelijk gemiddelde op de themascore “wetenschappelijke vaardigheden”, m.n. op de aspecten “het doen van zelfstandig onderzoek” en “schriftelijk rapporteren over praktijkgericht onderzoek”30. 3.3 Profieldimensie Valorisatie Valorisatie wordt in het kader van de prestatieafspraken opgevat als “een proces van waardecreatie uit kennis, afkomstig uit alle disciplines, door kennis geschikt en/of bruikbaar te maken voor economische en/of maatschappelijke benutting en te vertalen in producten, diensten, processen en nieuwe bedrijvigheid”31. Valorisatie is nauw verbonden aan de onderzoeksfunctie van CAH Vilentum: daar vindt vooral het proces van waardecreatie plaats. De omvang van het valorisatieproces in genoemde zin is nog beperkt, gezien het feit dat de onderzoeksfunctie van CAH Vilentum nog jong is. Niettemin zijn al belangrijke valorisatieprocessen gerealiseerd. Een goedvoorbeeld is de ontwikkeling van CAH Vilentum Master opleiding Agribusiness Development, in nauwe samenwerking met het lectoraat van Dr. Ir. Jos Verstegen. Hier is sprake van ondernemerschapsonderwijs32 op het hoogste niveau. Het lectoraat van Dr. Ir. Gaston Remmers heeft bijgedragen aan initiatieven in OSA (zie 3.2) waardoor de stadslandbouw een impuls heeft gekregen. Het lectoraat van Dr. Ir. Han van Kasteren heeft een bijzondere bijdrage geleverd aan de realisatie van duurzame energievoorziening t.b.v. de nieuwbouw van CAH Vilentum. Tenslotte is het lectoraat van Dr. Ir. Dinand Ekkel betrokken bij een NME arrangement in Almere, dat als doel heeft jongeren bewuster met hun voeding te leren omgaan. Veel van de indicatoren die zijn aangereikt door de reviewcommissie betreffen andere dan bovengenoemde uitingen van valorisatie, die in het toegepast onderzoek van een HBO instelling minder aan de orde zijn. Een aantal van de aangereikte indicatoren sluit echter wel aan bij de realiteit van CAH Vilentum. Hierna worden deze kort behandeld 3.3.1 Budget voor ondernemerschapsonderwijs CAH Vilentum heeft gekozen om haar profiel op het thema “ondernemerschap” sterk te maken. Er zijn middelen ingezet om op dit onderwerp onderwijsprogramma’s te ontwikkelen ( een specifieke Ad opleiding, een Bachelor ondernemerschap (met een internationale variant), een Master Agribusiness Development met een sterke oriëntatie op ondernemerschap en losse modules als onderdeel van verschillende majors. Daarnaast heeft CAH Vilentum geïnvesteerd in de opzet van een Ondernemersacademie. Momenteel loopt een procedure voor het aanvragen van een bijzonder kenmerk op het thema “ondernemerschap” bij de NVAO. 29

Zie Sectorplan Hoger Agrarisch Onderwijs pg 22 Zie NSE 2010 en 2011 31 Citaat uit Hoofdlijnenakkoord OCW – HBO Raad 32 Genoemd als een van de indicatoren voor valorisatie 30

26


3.3.2 Externe afstudeeropdrachten Alle studenten die bij CAH Vilentum afstuderen, doen dat op basis van een onderzoek in opdracht van / in samenwerking met één of meerdere bedrijven. Deze afstudeeropdracht sluit in de meeste gevallen aan bij de bedrijfsopdracht, die standaard deel uitmaakt van de afstudeerfase. 3.3.3 Docenten met ervaring buiten het hoger onderwijs CAH Vilentum stuurt actief op het aantrekken van docenten met ervaring in het bedrijfsleven c.q. als ondernemer. De ervaring leert dat deze collega’s waarde toevoegen door hun praktijkgerichtheid en door studenten als zodanig worden gewaardeerd. Deze collega’s zijn ook in staat om de curricula te helpen evalueren vanuit het perspectief van de buitenwereld. Een keerzijde van dit beleid is, dat het percentage academici in de docentenpopulatie mogelijk lager is dan in andere HBO instellingen omdat docenten die uit het bedrijfsleven instromen niet altijd een universitaire opleiding gevolgd hebben. Zij hebben echter een werk‐ en denkniveau dat hun positie in de hogeschool zonder meer rechtvaardigt. Daarom zal CAH Vilentum haar beleid t.a.v. het aantrekken van docenten uit de beroepspraktijk niet aanpassen. 3.3.4 Stages in het bedrijfsleven Iedere opleiding in CAH Vilentum kent verplichte stages en projecten in het bedrijfsleven. Het aandeel stages / onderwijs‐praktijkprojecten ligt in de meeste opleidingen tussen de 30% en 40% Een internationale stage maakt deel uit van dit aandeel en het afstuderen is altijd gekoppeld aan een probleemstelling uit het werkveld. 3.4 SWOT analyse Tabel 10: SWOT

Sterk

Zwak / voor verbetering vatbaar

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

Gedifferentieerd onderwijsaanbod Kenniscentra / lectoraten op 3 locaties Gericht op ondernemerschap Student / staf ratio Lage overhead Inkomsten uit tweede geldstroom Internationale positionering 8. Netwerk bedrijven en onderwijspartners

1. 2. 3. 4. 5.

Kans

Bedreiging

1.

1. 2. 3. 4.

Maatschappelijk draagvlak voor groen/biobased / duurzaamheid 2. Rol van HBO’s als kenniscentra 3. Human Capital Agenda 4. Behoefte aan doorlopende leerlijnen 5. Mogelijkheden voor Joint degrees

Uitval in/na jaar 1 Afstuderen na max 5 jaar Aantal docenten met een mastertitel / PhD Informatievoorziening Integratie onderwijs en onderzoek

Overregulering vanuit overheid Wijziging bekostigingssystematiek Minder instroom (demografische ontwikkeling) Afname van het aantal ondernemers in de agrarische sector 5. Vergroening van grijze HBO

De SWOT leidt tot strategische besluitvorming, op basis van een confrontatie van verschillende elementen. In het Meerjarenplan is uitgeschreven welke strategische stappen uit de SWOT voortkomen Het Meerjarenplan, opgesteld in 2011 schetst het volgende beeld van CAH Vilentum voor 201533. Er wordt hier volstaan met verwijzing naar ambities m.b.t. de thema’s onderwijs, onderzoek en personeel, omdat deze gerelateerd zijn aan de prestatieagenda. 33

Zie www.cahvilentum.nl;/ intranet. Hier is een selectie gemaakt, gerelateerd aan thematiek van de prestatieafspraken

27


Kader 1 ONDERWIJS

    

Wij sturen op studenten die zich via praktijkgerichte didactiek (CGO) tot niveau 3 ontwikkelen op alle 10 CAH competenties. Wij sturen op een onderwijsopzet en studiebegeleiding die waarborgt dat tenminste 80% van de studenten de Hoofdfase (= bachelorprogramma minus propedeuse) binnen 4 jaar met een diploma heeft afgerond. Wij sturen op studenten die aangeven het onderwijs aan CAH Vilentum hoog te waarderen op items betreffende kwaliteit en inhoud. Het Studenttevredenheidsonderzoek (STO) scoort op deze onderwerpen 3,5 of hoger (schaal 1‐5). Wij sturen op studenten die niet alleen kwaliteit vragen maar ook kwaliteit leveren. Dat wordt o.a. zichtbaar in het gemiddelde resultaat van het afstudeerwerkstuk. Dat is per diplomeringsmoment 7 of hoger. Wij sturen op het faciliteren van levenlang leren met flexibele leerroutes voor werkenden, in de eigen regio en daarbuiten, m.n. via Associate Degree aanbod. In 2015 staan voor deze trajecten 150 studenten ingeschreven, naast de “gangbare” Bachelor‐deeltijdstudenten. Wij sturen op een vanzelfsprekende interactie tussen onderwijs en onderzoek binnen de instelling, waardoor een bijdrage wordt geleverd aan het innovatieve karakter van de opleidingen. Er worden tenminste 4 minoren aangeboden die qua thematiek rechtstreeks aansluiten bij de lectoraatsthema’s.

Kader 2 ONDERZOEK

   

Wij sturen op uitbreiding van het aantal kenniskringen en hebben op elk van de verbindingslijnen van het Triple Life model ( levensdoel ‐ levensbehoefte ‐ leefomgeving) één of meer lectoraten . Wij sturen op samenwerking met bedrijfsleven en maatschappij, wat resulteert in een onderzoeksportefeuille van minimaal 1 miljoen Euro per jaar, mede gegenereerd via de kenniswerkplaats. Wij sturen op verwerving van de status die nodig is om promotieonderzoek te mogen begeleiden en begeleiden in 2015 minimaal 5 PhD studenten. Wij sturen op langjarige samenwerking met tenminste 5 gerenommeerde onderzoeksinstellingen in binnen‐ en buitenland, die leidt tot ontwikkeling van hoogwaardige kennis die actief gebruikt wordt in het onderwijs, bij de onderzoekspartners en in het bedrijfsleven.

Kader 3 PERSONEEL

 

Wij sturen op een continuering van de huidige student‐docent ratio. Wij sturen op competentieontwikkeling bij elke medewerker, zodat in MTO de waardering t.a.v. eigen ontwikkelmogelijkheden tenminste een 3,5 scoort (schaal: 1 ‐5). Wij sturen op participatie van eigen docenten in het CAH‐onderzoeksprogramma door het uitvoeren van promotietrajecten (minimaal 2 actief per jaar).

De vorig jaar omschreven ambities sluiten goed aan bij de indicatoren die zijn aangereikt voor het formuleren van de prestatieafspraken. De zwakke punten uit de SWOT worden geadresseerd. Uitdaging is om de in 2011 geformuleerde ambities, die nu met de prestatie‐afspraken zijn aangescherpt, te realiseren. Hierna worden de prestatieafspraken uitgewerkt.

28


4. De ambities De prestatie ambities van CAH Vilentum zijn ontleend aan het CAH Meerjarenplan 2011‐2015. Bij het formuleren ervan is afstemming gezocht met de andere HAO instellingen. Paragraaf 4.1 geeft een toelichting op dit afstemmingsproces. In 4.2 worden de ambities in CAH Vilentum specifieke context geplaatst. 4.1 Toelichting op de ambities van HAO‐instellingen m.b.t. de verplichte indicatoren In het hoofdlijnenakkoord zijn afspraken gemaakt over een aantal verplichte indicatoren waarvoor de HO‐instellingen ambities dienen te formuleren. Dit in het kader van hun prestatieafspraak met het ministerie van EL&I dan wel OCW. De Inspectie van het Onderwijs (IvhO ) heeft begin 2011 een Sectoranalyse Groen Hoger Onderwijs uitgevoerd. Tevens maakt de IvhO jaarlijks een analyse in het kader van haar onderwijsverslag34. In deze analyse wordt de vergelijking met overig HO meegenomen, waarbij zowel de Sectoranalyse als het Onderwijsverslag 2010‐2011 als bron zijn gebruikt. Eén van de beleidsdoelstellingen van groene kennis & innovatie is een goed functionerend systeem van groene onderwijsinstellingen. “Door middel van de afspraken in het sectorplan hebben de HAO‐ instellingen hun ‘doelmatigheid’ georganiseerd. De doelmatigheid in het opleidingsaanbod wordt gerealiseerd door op instellingsniveau een scherpe match te maken tussen studentbehoefte en bedrijfslevenbehoefte daar waar het gaat om inhoud, kwaliteit en kwantiteit binnen de opleidingen” (zie verder Profiel HAO 2012–2016 t.b.v. prestatieagenda). De verplichte indicatoren hebben betrekking op onderwijs. De HAO‐instellingen hebben is ook in dit kader gezamenlijke ambities geformuleerd, waarbij tegelijkertijd ruimte bestaat voor de individuele instellingen. Er is gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij reeds bestaande bronnen en meetinstrumenten. Verder is er voor gekozen om, op het niveau van het collectief van de HAO instellingen, geen zogenaamde facultatieve indicatoren mee te nemen in de prestatieafspraken. Voor een deel komen deze indicatoren, soms indirect, terug in het onderdeel ´zwaartepuntvorming en differentiatie´. In de prestatieafspraken van de individuele instellingen komt een groot aantal thema’s uiteraard wel terug. Op collectief niveau volstaan we met het benoemen van een aantal opvallende conclusies uit de onderzoeken van de inspectie. De Sectoranalyse van de IvhO toont aan dat de HAO‐instellingen in vergelijking met niet‐groen HBO relatief veel praktijkgericht onderzoek doen en dat bovendien het aan aandeel lectoraten stijgend is. Meer en meer vindt inbedding van dit onderzoek in onderwijs plaats. Het vormen van de diverse kennis‐ en expertisecentra bevordert het systematisch werken aan uitwisseling van kennis tussen praktijkgericht onderzoek en onderwijs. Dat moet ook wel, want hier heeft het HAO nog wel een slag te slaan. “Lectoraten voeden en verbinden. Voeden door uitkomsten van onderzoek te ontsluiten voor docenten en studenten. Verbinden door binnen hun kenniskring en daarbuiten dat onderzoek daadwerkelijk toe te passen, toe te passen in development vraagstukken van het bedrijfsleven, maar ook in curriculumvernieuwing van het reguliere onderwijs” (zie verder Profiel HAO 2012 – 2016 t.b.v. prestatieagenda). 34

29


Een andere interessante conclusie van de inspectie is dat het aandeel contractactiviteiten in het HAO drie keer hoger is dan in het overige HBO en dat dat veelbelovend is. Een thema dat tevens nadrukkelijk in de Sectoranalyse naar voren komt is de sterke positie op het gebied van internationalisering. Drie HAO‐instellingen zitten in de landelijke top 10 internationalisering: studiepuntmobiliteit. Ook op de factoren studentmobiliteit inkomend en uitgaand scoort het HAO beduidend hoger dan het overige HO. Het onderwijsverslag van de inspectie beschrijft de rendementen in het groene hoger onderwijs in vergelijking met het overige hoger onderwijs. Voor de HAO‐instellingen geldt een verblijfsduur in het hoger beroepsonderwijs van 4,1 jaar. Dat is gunstig in vergelijking met andere opleidingen. De verwachte slaagkans is voor het groene hbo 66 procent, ook dat is positief in vergelijking met andere opleidingen. Voorts staat als bevinding in de Sectoranalyse dat het percentage ongediplomeerde uitstromers in groen hbo met 35,9% kleiner is dan overig hbo gemiddeld, 38,2%. Het percentage gediplomeerde uitstromers is met 64,1% hoger dan het overig hbo gemiddelde van 61,8%. Opvallend is dat wel dat de uitvalpercentages in het eerste studiejaar in het groene hbo juist iets boven het gemiddelde van het overige hbo ligt. Al met al kan echter geconcludeerd worden dat gemiddeld genomen het studierendement van HAO‐instellingen goed is. Desondanks is het HAO ambitieus en is geformuleerd dat de uitval elk jaar met minimaal 1 procentpunt verder naar beneden moet. Dit betekent een reductie van uitval van minimaal 3 procentpunten in 2015. Het aandeel studenten dat switcht naar een andere opleiding bij dezelfde instelling is zeer laag en lager dan bij overige HO instellingen. De HAO‐instellingen hebben daarom als ambitie geformuleerd dat het aantal studenten dat binnen de instelling switcht van opleiding in 2015 zo laag mogelijk is en maximaal op 5% uitkomt. De laatste indicator behorend bij studiesucces is het bachelorrendement. Op deze indicator zien we bij het merendeel van de HAO‐instellingen een neerwaartse trend die sterker is dan de landelijke neerwaartse trend. Gezien de landelijke ontwikkelingen, waarbij enerzijds kwaliteitseisen worden opgeschroefd en anderzijds verschillende bezuinigingsmaatregelingen zijn aangekondigd, is het ambitieniveau dusdanig geformuleerd dat de neerwaartse trend in bachelorrendement wordt omgebogen in een stijgende lijn. In het beoordelingskader staan drie mogelijkheden genoemd als indicator voor de kwaliteit van een opleiding. De HAO‐instellingen geven hierbij de voorkeur aan de indicator ‘studentenoordeel over de opleiding in het algemeen’. Als HAO‐instellingen hechten we aan een frequente meting van kwaliteit en de studenttevredenheid wordt jaarlijks gemeten. Er is niet gekozen voor percentage studenten in excellente trajecten, omdat juist de basiskwaliteit voor elke student geborgd moet zijn. De studenttevredenheid over de gevolgde opleiding, is voor studenten van het groene en het overige HO gemiddeld genomen gelijk, zo blijkt uit de Sectoranalyse van de inspectie. De bestuurders hebben collectief de ambitie uitgesproken deze hoge studenttevredenheid vast te willen houden. Dit betekent concreet dat het streven is dat in 2015 het algemene oordeel van studenten over de door hen gevolgde opleiding minimaal 3.8 is, gemeten op een 5‐puntsschaal. Overigens zijn we van mening dat het feit dat ruim 80% van de afgestudeerden hbo‐groen minimaal een baan op eigen niveau vindt, tegen 70% van de overige afgestudeerde hbo‐ studenten, ook een belangrijk signaal afgeeft over de kwaliteit van het groene hoger onderwijs. Bovendien vindt 75% een baan in de eigen of verwante studierichting en is 79% van afgestudeerden tevreden over de mate waarin de opleiding hen heeft voorbereid op de arbeidsmarkt. Docentkwaliteit kan op verschillende manieren gemeten worden en verdient naar onze mening dan ook een brede invulling. De definitie ‘Het aandeel van de docenten (OP) met een master/ PhD in het totaal aantal docenten (OP)’ is wat ons betreft een te smalle definiëring. Allereerst zou hieraan toegevoegd kunnen worden de MO‐B opleiding. Een MO‐B opleiding is een opleiding die zoals 30


bekend boven het niveau van een bachelor‐opleiding ligt. Aan een MO‐B getuigschrift is een eerstegraadsbevoegdheid verbonden.

Verder is het zo dat de, weliswaar facultatieve, indicator ‘Onderzoekers/docenten met werkervaring buiten het hoger onderwijs’ mogelijk haaks staat op de eis docenten te benoemen die een master dan wel PhD hebben behaald. Juist docenten met ervaring in het bedrijfsleven kunnen van grote toegevoegde waarde zijn voor de kwaliteit van het onderwijs en de aansluiting van de opleidingen op de arbeidsmarkt. Samenvattend wordt de kwaliteit van een docent in onze optiek bepaald door zowel functioneren op een master/PhD denkniveau, als door het tonen van voldoende vakinhoudelijke competenties, het hebben van relevante werkervaring en door te beschikken over goede pedagogisch‐didactische vaardigheden. Vanuit deze benadering zijn er ambities geformuleerd met betrekking tot: (1) het aandeel docenten dat reeds beschikt over een master/PhD/MO‐B getuigschrift dan wel hiervoor studerend is, (2) het beschikken over een onderwijsbevoegdheid dan wel een wettelijk erkend pedagogisch didactisch getuigschrift bij vaste aanstelling. Een belangrijk aspect van de kwaliteit van het onderwijs is het aantal uren dat studenten les krijgen of aan hun studie besteden. Uit de studentenmonitor blijkt dat hbo studenten in 2009 gemiddeld 33 uur per week aan hun studie besteden. In het groene hbo ligt die tijdsbesteding hoger: daar is het 36 uur. In het onderwijsverslag van de inspectie is te lezen dat het aantal contacturen in het groene hbo met 14,2 echter nauwelijks boven het landelijk gemiddelde van 14,1 ligt. Er bestaan geen wettelijke richtlijnen voor het aantal lesuren in het hoger onderwijs (ho). Er zijn wel afspraken over de studielast. Op basis hiervan is bepaald dat studenten zestig studiepunten per jaar moeten halen, wat overeenkomt met 1.680 uren studie. In het hoofdlijnenakkoord staat dat “…hogescholen de effectieve onderwijstijd van studenten uitbreiden. Zeker in het eerste bachelorjaar is voldoende contacttijd daarbij van belang. In het eerste bachelor jaar van alle opleidingen worden tenminste 12 contacturen per week geprogrammeerd of wordt op andere wijze een equivalente intensivering van het onderwijs gerealiseerd…”. De HAO‐instellingen ambiëren dat uiterlijk in 2015 alle bachelor voltijds opleidingen gemiddeld minimaal 14 uur contacttijd per week hebben in de reguliere lesweken. Gezien de bezuinigingen die(ook) op het HAO afkomen, zijn de bestuurders van de HAO‐instellingen van mening dat de lat nog hoger leggen niet meer reëel is. 4.2 Toelichting op de ambities CAH specifiek CAH Vilentum zet in op het realiseren van de ambities zoals deze zijn verwoord in haar meerjarenplan. Deze ambities zijn geformuleerd in overleg met docenten, managers en met de MR en geaccordeerd door het CvB. Het meerjarenplan staat op het intranet van CAH Vilentum. CAH Vilentum beschouwt het formuleren van ambities betreffende de door de reviewcommissie aangereikte indicatoren als een toespitsing van haar meerjarenplan. Wanneer in 2015 een nieuw meerjarenplan wordt ontwikkeld, zullen de onderstaande ambities, die zich richten op een gewenste situatie in 2016, worden opgenomen. 4.2.1 Studiesucces: ambitie uitval De uitval gaat elk jaar met minimaal 1 procentpunt naar beneden. Dit betekent een reductie van uitval van minimaal 3 procentpunten in 2015. Als nulmeting geldt het percentage uitval voor het cohort gestart in 2010. Dat was voor CAH Vilentum 25,3%. 35 35

Zie prestatie indicatoren CAH uit 1 cijfer HO

31


Onderbouwing ambitieniveau en haalbaarheid: CAH Vilentum heeft het uitvalspercentage de afgelopen jaren zien toenemen, van een beperkte toename tot 2008 tot een forse toename in de jaren daarna, van 15,4% in 2008 naar 20,9% in 2009 naar 25,3% in 2011. Een analyse van achterliggende redenen werd gegeven in paragraaf 3.1.1. In het meerjarenplan staan ambities uitgeschreven m.b.t. het vergroten van de instroom maar er wordt nog onvoldoende stilgestaan bij maatregelen die nodig om eerstejaars vast te houden. De verwachting is dat meer aandacht voor dit onderwerp reductie van de uitval mogelijk zal maken. Met het oog op de ontwikkelingen van de afgelopen jaren is de ambitie getalsmatig voldoende ambitieus en tevens realistisch. Er zijn hogescholen die ervoor kiezen om het uitvalpercentage niet expliciet te willen reduceren omdat zij dit eerste jaar als selectiejaar beschouwen en omdat zij door een strenge selectie aan het einde van jaar 1 (met hoge norm voor BSA) hopen het Bachelor‐rendement te verhogen. CAH Vilentum herkent deze redenering maar vindt niettemin nodig om het bestaande uitvalpercentage te verlagen. Benodigde acties:  Implementatie van nieuw beleid m.b.t. deficiënties bij instromende MBO studenten, waardoor MBO‐ers die geen doorstroompakket hebben voorafgaand aan instroom hun deficiënties moeten wegwerken. Dit i.t.t. huidige praktijk, waarin instromende MBO studenten tijdens hun eerste leerplanjaar deze deficiënties konden wegwerken.  Het verstrekken van zo reëel mogelijke informatie over de inhoud van opleidingen  Het verstrekken van informatie over valkuilen bij het volgen van een HBO studie.  In algemene zin meer aandacht voor selectie aan de poort, door in bredere zin dan nu gebruikelijk studiekeuze gesprekken te voeren  Opzetten en uitvoeren van kwalitatieve uitstroom‐ enquête waaraan leerpunten voor beleid / verbeteracties kunnen worden ontleend.  Implementatie van de nieuwe programmeringssystematiek (rooster), die ertoe leidt dat een groep studenten gedurende een semester te maken zal hebben met een vaste, vrij kleine groep docenten. Hierdoor kan begeleiding geoptimaliseerd worden.

Bron van verificatie DUO 4.2.2 Studiesucces: ambities switch Het aantal studenten dat binnen de instelling switcht van opleiding is in 2015 zo laag mogelijk doch maximaal 5%. Als nulmeting voor CAH Vilentum geldt het percentage van 2010, dat staat op 0,5%.36 Onderbouwing ambitieniveau en haalbaarheid: Het ambitieniveau is hoog in verhouding tot het landelijk gemiddelde, vergeleken over de afgelopen 8 jaar. Gezien de trends die in het groene HBO in het algemeen en in CAH Vilentum in het bijzonder zichtbaar zijn, is de geformuleerde ambitie haalbaar. Redenen voor het constante lage percentage switch : de groene HBO instellingen zijn monosectoraal. Binnen deze monosectorale setting kan weliswaar worden geswitcht, maar de keuze die bij aanvang voor een bepaalde opleiding wordt gemaakt is in de meeste gevallen een vrij uitgesproken keuze. Benodigde acties:  Continuering van het huidige beleid 36

Zie prestatie indicatoren CAH uit 1 cijfer HO

32


Bron van verificatie: DUO 4.2.3 Studiesucces: ambitie Bachelorrendement Het Bachelorrendement in 2015 is minimaal gelijk aan het gemiddelde Bachelorrendement over de jaren 2004, 2005 en 2006. Het betekent dat CAH Vilentum in 2015 een rendement voor N+1 heeft van 80% of hoger. Onderbouwing ambitieniveau en haalbaarheid: Er is sprake van een neerwaartse trend in het realiseren van Bachelor‐rendement, van 87,7% voor het cohort dat startte in 2003 tot 74,5% voor het cohort dat startte in 2006. In paragraaf 3.1.3 werd hiervoor een verklaring gegeven. Sinds in 2006 CGO werd ingevoerd zijn vrijwel alle studenten die oude programma’s volgen, afgestudeerd. De beginproblemen van het CGO systeem zijn inmiddels grotendeels onder controle en studenten zijn aan de CGO aanpak gewend. Daardoor verwacht CAH Vilentum dat gaandeweg vertraging onder studenten die na jaar 1 zich opnieuw inschrijven (herinschrijvers) zal afnemen, hetgeen een positief effect zal hebben op het Bachelorrendement. Dit, in combinatie met staand beleid om aan het einde van het 2e jaar een uitgesteld BSA te kunnen geven aan studenten die de propedeuse nog niet hebben afgerond en met een meer intensieve begeleiding tijdens de studie door een nieuwe programmeringssystematiek (zie ook 5.1) moet het mogelijk maken om de neerwaartse trend van de afgelopen jaren om te buigen naar een stijgende curve. Benodigde acties  Prioriteit voor doorstroom‐management en studentbegeleiding.  Mentoraat meer richten op studiebegeleiding  Implementeren van nieuwe programmeringssystematiek die leidt tot meer intensief contact tussen docenten en studenten, met als effect een steviger monitoring op studievoortgang.  Continueren van met CGO ingevoerd systeem van mentoraat, waarin reflectie op persoonlijke ontwikkeling en studieloopbaan belangrijke aandachtspunten zijn. Mentoren op dit punt opnieuw instrueren  Het versterken van het bewustzijn bij studenten t.a.v. de consequenties van lang‐ studeren, waaronder de consequentie van het moeten betalen van de langstudeerders‐ boete. Mentoren op dit punt opnieuw instrueren.  Studenten consequent wijzen op financiële gevolgen van langstuderen Bron van verificatie DUO 4.2.4 Kwaliteit / excellentie In 2015 is het algemene oordeel van studenten over de door hen gevolgde opleiding minimaal 3,8, gemeten op een 5 punts‐schaal. Onderbouwing ambitieniveau en haalbaarheid: Het oordeel van de studenten over de door hen gevolgde opleiding is de afgelopen 3 jaar 3,5 of 3,6 geweest. In het meerjarenplan is uitgesproken dat gestreefd wordt naar een waardering van minimaal 3,5, een ruime voldoende dus. Deze ambitie wordt inmiddels waargemaakt, en daarom is het goed een hogere ambitie te formuleren. Een beoordeling van 3,8 is voor CAH Vilentum een vrij stevige ambitie, want gerealiseerde progressie tot dusver is 33


vrij beperkt. Als we echter kijken naar het oordeel van studenten uit verschillende opleidingen over verschillende modules / docenten is zichtbaar dat dergelijke metingen over het algemeen een beter beeld schetsen dan het beeld dat in de NSE naar voren komt. Het is een uitdaging om meer cohesie te realiseren tussen eigen metingen onder studenten op het punt van tevredenheid over hun opleiding en landelijke metingen. Benodigde acties:  In iedere klasgroep het NSE jaarlijks bespreken en analyseren wat de achtergrond is van ingevulde scores  Met behulp van deze analyse verbeteracties opzetten  Steekproefsgewijs een eigen enquête afnemen met NSE indicatoren om tussentijds te meten hoe de stand van zaken is en daarmee vaker dan 1 keer per jaar op deze indicatoren verbeteracties formuleren  Doorgaan met eigen module‐ en docentenenquêtes en deze met studenten bespreken  Heroverweging van interne organisatie en het daarbinnen beleggen van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van kwaliteitszorg.  Aanstellen van extern auditteam Bron van verificatie NSE Interne administratie 4.2.5 Maatregelen: docentkwaliteit In 2015 heeft minimaal 70% van de docenten een Master/PhD behaald dan wel is studerend hiervoor ofwel beschikt over een MO‐B getuigschrift. De nulmeting van CAH Vilentum is gebaseerd op de situatie medio 2012 (zie ook 3.1.5) . Op dat moment heeft CAH Vilentum 83 docenten op dit niveau, op een populatie van 120 docenten, ofwel 69,3%. Aanvullend op het bovenstaande heeft iedere docent met een vaste aanstelling in 2015 een onderwijsbevoegdheid dan wel een pedagogisch didactisch getuigschrift of is studerend hiervoor. Onderbouwing ambitieniveau en haalbaarheid: CAH Vilentum heeft een zeer stabiele docentenpopulatie, met een substantieel aandeel docenten afkomstig uit het bedrijfsleven. Uitstroom van docenten vindt in de meeste gevallen plaats op basis van leeftijd. Een groot aantal docenten bevindt zich in de leeftijdscategorie 50+. Instroom van docenten vindt plaats op basis van groei van de opleidingen. Het sturen op verhoging van het percentage academici geschiedt enerzijds via het aanname beleid en anderzijds door het aanbieden van opleidingsmogelijkheden aan zittend personeel. De verbetering van het percentage academici in het docentencorps is op dit moment vrijwel geheel toe te schrijven aan benoemingsbeleid. Inmiddels volgt ook een aantal docenten een Masteropleiding c.q. een promotietraject. De doorlooptijd van dit soort trajecten is meestal rond de 2 jaar voor een Masteropleiding en minimaal 4 jaar voor een PhD. Het realiseren van groei van het percentage docenten met een Master / PhD of studerend daarvoor naar 75% betekent, bij een gelijkblijvende populatie, dat er negen personen meer dan nu een dergelijke kwalificatie dienen te bezitten / daarvoor studeren. Met de nu voorziene aantallen studerenden / promovendi / personen die zich hebben gemeld voor een opleidingstraject (zie 3.1.5) moet de geformuleerde ambitie haalbaar zijn. Door de stabilisering van het aantal personeelsleden en het beperkte aantal docenten dat een functie elders aanvaardt / op leeftijdsgronden uitstroomt en dus vervangen moet worden (plm 7 personen uitstroom op leeftijdsgronden voorzien, de komende jaren) is het niet

34


realistisch om te veronderstellen dat het huidige percentage academici door instroom van nieuwe collegae binnen enkele jaren drastisch zal toenemen. Daar komt bij dat CAH Vilentum wil blijven sturen op instroom van collegae uit het bedrijfsleven, gezien de voordelen die dat biedt (zie ook 3.3.3) . Deze collegae hebben niet altijd een academische opleiding genoten maar wel een dergelijk werk‐ en denkniveau. Benodigde acties:  Actief opleidingsbeleid voor docenten die geen Master / PhD bezitten. Ter aanvulling op in meerjarenplan geformuleerde ambitie m.b.t. aantal promovendi ( minimaal altijd 2 personen binnen docenten‐populatie die promotietraject doen) wordt een aanvullende ambitie geformuleerd m.b.t. het volgen van Master‐opleiding.  In geval van vacatures worden de komende jaren zoveel mogelijk personen met academische opleiding aangenomen. Bron van verificatie Administratie instelling NSE 4.2.6 Maatregelen: ambities onderwijsintensiteit Uiterlijk in 2015 hebben alle Bachelor voltijdsopleidingen gemiddeld minimaal 14 uur contacttijd per week in de reguliere lesweken in het 1e studiejaar. Onderbouwing ambitieniveau en haalbaarheid: CAH Vilentum streeft naar een goed evenwicht tussen contacttijd, begeleidingsuren, praktijkopdrachten en stages. In het recente verleden was er een verschil tussen gerealiseerde contacttijd per opleiding. In 2011 werden stappen gezet om de contacttijd schoolbreed te intensiveren. Dat leidde in sommige gevallen tot te volle weekprogramma’s en overbelasting bij docenten. Om die reden is een nieuw programmeringssysteem ontwikkeld, met een strak stramien van vaste roostertijd en flextijd. Dit systeem garandeert dat het vereiste minimum van 12 contacturen per week voor eerstejaars wordt gerealiseerd en zelfs licht wordt overschreden. De ambitie om 500 uur contacttijd te realiseren is dan ook haalbaar. Benodigde acties:  Nieuwe programmeringssystematiek implementeren m.i.v. september 2013  Evaluatie van deze systematiek gedurende 2013 en indien noddzakelijk daarna aanpassingen doorvoeren teneinde de geformuleerde ambitie te realiseren Bron van verificatie Intranet CAH Blackboard CAH 4.2.7 Maatregelen: ambities indirecte kosten CAH Vilentum heeft deelgenomen aan het Benchmarkonderzoek Overhead Hogescholen, uitgevoerd door Berenschot37 Het beeld dat dat onderzoek oplevert is aangegeven in paragraaf 3.1.7. Op basis van dit onderzoek formuleert CAH Vilentum de volgende doelstelling met m.b.t. indirectie kosten: 37

Wismans, Mouthaan en Huijben, Benchmark Onderzoek Overhead Hogescholen, Utrecht, april 2012

35


Tabel 11 verhouding OP/OOP

2011

2015

Overheadformatie als percentage van totale formatie excl. Onderwijs‐ en onderzoeksondersteuning Overhead per fte van de gehele organisatie incl. Onderwijs‐ en onderzoeksondersteuning Overhead/omzet. Overhead als percentage van de omzet

20,40%

22,5%

€ 19.737

€ 20.800

21,0%

22,0%

Onderbouwing ambitieniveau en haalbaarheid: CAH Vilentum kent momenteel een relatief heel laag percentage overhead. Er wordt actief gestuurd op optimale aanwending van middelen om het primaire proces uit te voeren. We stellen het volgende vast:  De hogeschool groeit.  De nieuwe locatie in Almere vereist ondersteuning  De regeldruk neemt toe; dat vereist adequate ondersteuning, naar kwaliteit maar ook naar kwantiteit  Binnen CAH Vilentum wordt een groep medewerkers, tot dusver deel uitmakend van de Stichting SSV, toegevoegd aan het personeelsbestand van CAH Vilentum. Het betreft hier onderwijsondersteunend personeel. Door deze stap zal het aandeel OOP in de verhouding OP/OOP veranderen Dit leidt ertoe dat de huidige ratio mogelijk zal veranderen. CAH Vilentum stuurt er echter op om de toename van de overhead zoveel mogelijk te beperken, en spreekt de ambitie uit om in 2015 maximaal de percentages / bedragen voor overhead te halen zoals in figuur 10 aangegeven Benodigde acties:  Actief sturen op gebalanceerde formatieplanning OOP vs OP Bron van verificatie Interne administratie 4.3 Ambities m.b.t. facultatieve indicatoren Evenals de andere groene HBO instellingen heeft CAH Vilentum haar ambities op de profieldimensies onderzoek en valorisatie. Het beleid van de komende jaren is erop gericht om, als individuele instelling maar ook zeker in samenspraak met de collega‐instellingen uit de sector, deze ambities te realiseren. In onderling overleg hebben de groene HBO instellingen er echter voor gekozen om deze ambities niet mee te nemen in de formulering van kwantitatieve doelstellingen voor de prestatie‐ afspraken met de aangereikte bronnen van verificatie CAH Vilentum wil aangesproken worden op de volgende ambities m.b.t. de profieldimensies onderwijs (facultatieve indicatoren), onderzoek en valorisatie.

36


4.3.1 Ambities onderwijs  Het handhaven van een docent / student ratio die niet hoger wordt dan 1: 22 (administratie CAH)  Een verbetering van het NSE oordeel van studenten over de inhoud van hun opleiding (NSE)  Een verbetering van het NSE oordeel van studenten over algemene vaardigheden. (NSE)  Minimaal het vasthouden van het NSE oordeel van studenten over wetenschappelijke vaardigheden (NSE)  Een verbetering van het NSE oordeel van studenten over voorbereiding op beroepsloopbaan (NSE)  Minimaal het vasthouden van tot dusver behaalde resultaten m.b.t. snelle instroom van afgestudeerden in passende functies met een startsalaris dat aansluit bij het landelijke beeld (HBO monitor)  Het handhaven van internationaal onderwijsaanbod (NUFFIC) en instroom van buitenlandse studenten op basis van een in het buitenland behaald diploma (NUFFIC) 4.3.2 Ambities onderzoek  Verhoging van het aantal docenten dat bij onderzoek betrokken is. (administratie CAH)  Handhaven van het huidige percentage lectoren t.o.v. aantal FTE onderwijsgevenden (administratie CAH) 4.3.3 Ambities valorisatie  Verkrijgen van NVAO bijzonder kenmerk “Ondernemerschap” op basis van investeringen en prestaties op het gebied van onderwijs en onderzoek op het gebied van ondernemerschap. (NVAO)  Handhaven van het staande beleid om alle afstudeerprojecten te verbinden met een praktijkopdracht (CAH VILENTUM administratie)  Handhaven van beleid om docenten / onderzoekers te benoemen die werkervaring hebben buiten het Hoger Onderwijs  Handhaven van beleid om substantieel onderdeel van curricula te laten bestaan uit praktijk‐ gerelateerde opdrachten, projecten en stages (administratie Kennisbalie, stage coördinatoren en afstudeer coördinator)

37


5.

Stappenplan

Voor het realiseren van de ambities m.b.t. de verplichte indicatoren zijn per punt acties benoemd. In onderstaand schema is e.e.a. samengevat:

2012 /2013

2013 / 2014

2014 / 2015

Beleid m.b.t. deficienties

Aanbod zomercursus

Selectie aan de poort

Aangepast beleid ontwikkelen

Evt. doorvoeren aanpassingen in cursus Beleid uitvoeren

Uitstroom enquête

Ontwikkelen en uitvoeren; data base voor gegevens maken Nieuwe roostersystematiek implementeren

Analyse resultaten, bepalen vervolgbeleid Beleid op basis van eerste uitvoering indien nodig verder aanscherpen Analyse van enquête en formuleren & uitvoeren noodzakelijke acties Implementatie van geanalyseerde verbeterpunten

Aanpassen Programmering

Doorzetten project achterstandsmanagement

Mentoraat / begeleiding studenten

Analyse NSE

Opzetten van tussentijdse meting met NSE indicatoren Verbinden van eigen evaluaties met NSE en daaruit leerpunten halen

Instelllen auditteam

Analyse van gegevens mbt doorstroom en formuleren & implementeren van noodzakelijke acties Meer aandacht voor consequenties langstuderen en begeleiding ter voorkoming hiervan Aanscherping van beleid op dit punt

Opzetten van tussentijds NSE. Eerste afname Gesprekken met studenten over resultaten eigen metingen vs NSE en komen tot acties naar aanleiding hiervan Team aanstellen ( 4 ps) en werkafspraken maken. 1e audit

Opleidingsplan Master

Minimaal 3 ps studeren voor Master, minimaal 2 staan klaar

Opleidingsplan PhD

Minimaal 2 ps bezig met promotie In advertenties eis

Aanpassen aannamebeleid

38

Analyse van enquête en formuleren & uitvoeren noodzakelijke acties Analyse van resultaten en formuleren & implementeren van verbeteracties Analyse van gegevens mbt doorstroom en formuleren & implementeren van noodzakelijke acties Meer aandacht voor consequenties langstuderen en begeleiding ter voorkoming hiervan Analyse van ontwikkeling in uitkomsten NSE en opstellen van verbeteracties Afname tussentijdse eigen NSE en analyse Gesprekken met studenten over resultaten eigen metingen vs NSE en komen tot acties naar aanleiding hiervan Gesprekken met studenten over resultaten eigen metingen vs NSE en komen tot acties naar aanleiding hiervan Minimaal 3 ps behalen Master, minimaal 2 nieuwe kandidaten staan klaar Minimaal 2 ps bezig met promotie In advertenties eis

Analyse van gegevens mbt doorstroom en formuleren & implementeren van noodzakelijke acties Meer aandacht voor consequenties langstuderen en begeleiding ter voorkoming hiervan Implementeren verbeteracties, begeleiding van studenten Afname tussentijdse eigen NSE en analyse Gesprekken met studenten over resultaten eigen metingen vs NSE en komen tot acties naar aanleiding hiervan Gesprekken met studenten over resultaten eigen metingen vs NSE en komen tot acties naar aanleiding hiervan Minimaal 3 ps behalen Master, minimaal 2 nieuwe kandidaten staan klaar Minimaal 2 ps bezig met promotie In advertenties eis


academische opleiding opnemen. Nieuw rooster als onderdeel Rooster wordt van nieuwe geïmplementeerd programmerings‐ systematiek

39

academische opleiding opnemen. Verbeterpunten nieuwe roostering implementeren

academische opleiding opnemen. Verbeterpunten nieuwe roostering implementeren


Bijlage 1 Conclusies van bijeenkomst met studenten, d.d. 23 april 2012 en namenlijst van aanwezigen Op 23 april 2012 werd een bijeenkomst georganiseerd om met studenten van gedachten te wisselen over de prestatieafspraken. Aan de hand van een presentatie werd uitgelegd waarom deze afspraken gemaakt moeten worden en welke keuzes CAH Vilentum, in overleg met de andere HAO‐instellingen, gemaakt heeft. Na het plenaire gedeelte werd in kleine groepen doorgepraat over de volgende 4 vragen 1. Hoe krijgen we meer samenhang tussen interne evaluaties en NSE? 2. Hoe voorkomen we voortijdige uitval? 3. Hoe realiseren we een beter Bachelorrendement? 4. Welke rol kunnen studenten spelen bij het realiseren van de prestatieafspraken? Antwoorden werden op flappen gezet en waar nodig aan het eind van de bijeenkomst nog toegelicht. Sommige reacties zijn vetgedrukt. Het betreft hier suggesties die bespreekbaar gemaakt zullen worden of zelfs nu al opgevolgd worden. Ad vraag 1  Evaluaties inroosteren in mentoruur: meer deelnemers, meer tijd en meer aandacht  Betere terugkoppeling NSE naar studenten  Betere informatie over belang NSE  Grote hoeveelheid (externe) mailverzoeken voor invullen NSE reguleren, er intern 1 moment voor kiezen  Items interne evaluaties (meer) gelijk maken aan items in NSE  Betere en meer specifieke vragen in NSE  In enquêtes minder vragen stellen, meer to the point  Studenten met bepaalde acties triggeren om enquêtes in te vullen Ad vraag 2  Voorlichting verbeteren, meer realistisch maken  Nagaan of de uitval met name in specifieke majors zit en daar dan maatregelen treffen  Veel aandacht besteden aan eerste weken op school, deze zijn cruciaal  Verbetering keuzetraject voor 3‐ of 4 jarige opleiding voor MBO‐ers  Bied meer herkansingsmogelijkheden  Verken de mogelijkheden om toelatingsgesprekken in te voeren of een toelatingsexamen af te nemen  Voer meer controle uit op lesinhoud en docentkwaliteit.  Maak beter zichtbaar wat er gebeurt met docent‐evaluaties  Studenten zouden naast de studie niet moeten werken  Met name aandacht besteden aan goede voorlichting voor matige MBO‐ers  Minimale norm bindend studieadvies verhogen naar 50 pt die men behaald moet hebben aan het einde van jaar 1 (opm: verhoging van de norm wordt momenteel wel besproken  Duitse studenten intensiever taaltrainingsprogramma aanbieden  Deficiëntie‐vakken in zomer voorafgaand aan instroom laten wegwerken door aanbod zomercursus Ad vraag 3  Goede analyse maken van redenen om te stoppen / vertraging oplopen 40


Studenten goed duidelijk maken dat een diploma van grote waarde is, ook als men al tijdens de studie een baan vindt Meer herkansingen en sneller herkansingen nadat het examen is afgenomen Studietijd vrijroosteren / lagere werkdruk voorafgaand aan tentamenperiode Werk aan betere bewustwording bij studenten t.a.v. studienormen. Mentoruren veel meer gebruiken voor intensieve studiebegeleiding Actievere modules in het eerste jaar Meer onderling klankborden van studenten, elkaar aanspreken

      Ad vraag 4  Leraren die geen kennis kunnen overbrengen andere taken geven (opm: lijkt niet op vraag 4 te slaan, is wel als antwoord op die vraag opgetekend  studenten stimuleren om te “leren leren”  Studenten uitdagen om meer ideeën te delen met docent / mentor  Werken aan systeem van bijlessen voor & door studenten.  Elkaar onderling stimuleren en aanspreken op studieprestaties  Studenten moeten de NSE enquête meer bewust gaan invullen  Studenten moeten betere studiementaliteit krijgen, meer aan deadlines gehouden worden; daardoor minder lakse houding onder studenten  Betere voorlichting over wat, hoe waar, wanneer. Het lijkt erop dat veel studenten nu niet erg volgens een goede planning werken  Meer contacten tussen zittende en aspirant studenten  Studiebegeleiding door studenten onderling  Vinger aan de Pols per opleiding organiseren

41


42


43


44


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.