2 minute read
Annie Gentils
Inleiding
In verschillende projecten werk ik rond de geconstrueerde context van tentoonstellingsobjecten. Ik werp een blik op de architectuur en de infrastructuur van instituten die artefacten en allerlei kunst gerelateerde voorwerpen tentoonstellen, archiveren, conserveren en instrumentaliseren. Ik kan me niet ontdoen van het voelbare en zichtbare spanningsveld tussen enerzijds het wetenschappelijke beleid en anderzijds de visueel prikkelende presentatie; tussen de collectie als erfgoed en het verlangen naar vernieuwing, tussen politieke coördinatie en artistieke vrijheid en tussen economische input en publieke return, enz… Daar waar de verschillende motieven en strategieën elkaar snijden, krijg je een interessante complexiteit, een moment waar elke gestuurde perceptie mogelijks afbuigt. Doelstellingen en strategieën lopen plots niet meer gelijk met de beoogde vormgeving, architectuur of tentoonstellingsstructuur.
Advertisement
The World’s Most Important Artists (2009)
Je kan het werk ’The World’s Most Important Artists’ zien als een ‘fictief’ archief waar je met specifieke criteria op zoek gaat naar een item binnen de kunst. Toch blijf je als toeschouwer bewegen in de periferie van het archief: je krijgt geen toegang tot de ware inhoud. Het is het verlangen om de meest interessante of bekendste kunstenaar te kunnen opvragen. Toch blijft je dwalen in een zoektocht naar criteria. Uiteindelijk kan je wel binnen in het fysieke archief en word je naar de uitgekozen lade geleid, maar ben je niet in de mogelijkheid om de lade te openen. In die zin ligt dit project nog steeds erg dicht bij het onderzoek van de dierenkooien, die een publiek dirigeren om op een bepaalde manier naar een object te kunnen kijken. Er is natuurlijk een soort voyeurisme dat erbij komt kijken: de drang om objecten te gaan analyseren of observeren vanuit een comfortabele en geconstrueerde context.
Foundation for Exhibiting Art & Knowledge (2012)
Het project ‘Foundation for Exhiting Art and Knowledge’ (FEAK), gaat zelfs nog verder. Via het boek krijg je een overzicht van allerlei studies, activiteiten en manifestaties die door het gelijknamige instituut georganiseerd worden. Je ziet diverse tentoonstellingsmodellen: formules die ogenschijnlijk consequent gestipuleerd zijn, maar niet verifieerbaar zijn. Het is me meer te doen om de diverse methodes te behandelen en minder om de specifieke casussen. In wezen is FEAK een verzameling van herkenbare en minder herkenbare mechanismen.
FEAK is opgebouwd uit deze mechanismen die ontleend worden aan bestaande instituten. Toch worden ze niet louter gekopieerd. Ik beschrijf ze als digitale collages, waar bestaande beelden, structuren, vormgeving en tekst worden samengebracht in een geconstrueerde hypothese. Bij een eerste lezing lijken de beelden nauw aan te leunen bij bestaande voorbeelden, maar toch zijn het geen replica’s.
FEAK ‘s mogelijke kritische dimensie schuilt niet in het kraken van tentoonstellingsmodellen en het is ook niet de bedoeling om het institutionele mechanisme onderuit te halen . Het is veeleer een verlangen om er vat op te krijgen, en de slaagkans is tevens ondergeschikt aan het verlangen. Mijn intentie is om de sterk geïnstrumenteerde blik te onthullen.