Respons: Robrecht Bothuyne
Engagement Ons klimaat verandert. Sneller dan we zelf inschatten. De gevolgen worden echter steeds sneller en manifester zichtbaar. Toch is het broeikaseffect al heel lang een wetenschappelijk thema. Het is in inderdaad zo dat de Zweedse fysicus Arrhenius al in 1904 ontdekte dat de verbranding van fossiele grondstoffen de temperatuur in de atmosfeer zou kunnen verhogen. Het is ironisch dat Arrhenius hier positief op reageerde. Maar het is misschien ook typerend hoe men de decennialang op dit onderwerp heeft gereageerd: vergoelijken, relativeren, soms flagrant negeren.
De tijd voor scepticisme is voorbij, de tijd voor actie is al enige tijd aangebroken. Het late besef van sommigen zorgt ervoor dat we ondertussen al stappen van adaptatie moeten zetten: onvermijdelijke aanpassingen aan de eerste gevolgen van de temperatuurstijging. Maar laat ons defaitisme geen kans geven. De geschiedenis heeft ons al genoeg geleerd dat ijzeren noodzakelijkheden vaak noch van ijzer, noch noodzakelijk zijn. De manier waarop we op wereldschaal met het gat in de ozonlaag zijn omgegaan, kan als voorbeeld tellen. Beleid kán, hoe traag of log het ook moge overkomen, bakens verzetten. Europa heeft met het witboek over Adaptatie aan klimaatverandering al haar leiderspositie getoond. Het is maar één van de vele stappen die Europa de jongste jaren heeft gezet. De meest indrukwekkende stap was ongetwijfeld het energie- en klimaatpakket met de intussen bekende 20/20/20-doelstellingen, dat de rest van de wereld qua vooruitziendheid en ecologisch bewustzijn op ruime afstand achterlaat. De VNklimaattop te Kopenhagen en zijn opvolger in Cancun hebben ondanks het politieke momentum en de intensieve voorbereidingen niet het verwachte resultaat opgeleverd. Er werd geen overeenkomst bereikt rond een nieuw juridisch bindend akkoord dat de architectuur voor klimaatbeleid van de toekomst had moeten uittekenen. In het Europese Energie- en Klimaatpakket wordt gesteld dat de EU-27 unilateraal haar broeikasgasuitstoot tegen 2020 met 20% zal verminderen ten opzichte van 1990. Om het broeikaseffect tegen te gaan is dit niet genoeg. Europa is immers maar goed voor 11% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen. Ook andere continenten moeten dus hun verantwoordelijkheid nemen. Voor CD&V – en de EVP – is een doeltreffend klimaatbeleid er één waarbij alle ontwikkelde, ontwikkelende (India, China…) en ontwikkelingslanden zich engageren
44
Engagement
om de overeengekomen doelstellingen na te streven binnen het afgesproken tijdspad. Om dit te realiseren is een wettelijk bindend traject waaraan alle partijen op een evenwichtige en proportionele manier bijdragen, absoluut noodzakelijk. Daarin mag niet het risico worden gelopen dat aangegane engagementen niet worden nagekomen. Om de uitvoering van het akkoord tussentijds te evalueren en te vermijden dat doelstellingen onderuit worden gehaald, moeten de nodige ondersteunende instrumenten worden ontwikkeld en afdwingbare controlemechanismen ingebouwd. Achillespees van het akkoord is de positie van de ontwikkelingslanden. Het is onrechtvaardig dat de armste landen het hardst door de klimaatsverandering getroffen worden door extreme droogten en overstromingen. Zij moeten daarom kunnen rekenen op zowel technologische als financiële steun om hun voortgangsproces te versnellen. Duitsland heeft binnen Europa een ambitieuze pioniersrol opgenomen met haar ‘Energiewende’: een resolute keuze voor een koolstofarme economie tegen 2050. De beslissing werd genomen na een lang en uitgebreid maatschappelijk debat en wordt gedragen door een regering onder leiding van christendemocraten. Het is haar ambitie om aan de rest van de wereld te tonen dat deze omslag op een economisch verantwoorde manier kan, ook al is men er zich terdege van bewust dat er een serieus prijskaartje aan vasthangt. CD&V is voorstander van een verdergaande Europese reductie tot 30% i.p.v. 20%. Hiervan zou minstens 25% binnen Europa moeten worden gerealiseerd en 5%, via duurzame flexibele mechanismen, buiten Europa. Voorwaarde is echter dat daarbij de Europese en Vlaamse concurrentiepositie niet onder druk komt te staan, en dat ook de andere geïndustrialiseerde landen, groeilanden en ontwikkelingslanden zich tot concrete inspanningen engageren. Vlaanderen en Europa mogen zichzelf niet in een economisch nadelige positie manoeuvreren omdat zij hun verantwoordelijkheid opnemen voor de klimaatproblematiek. Zoals Duitsland tracht aan te tonen: een goed klimaatbeleid kan zowel binnen als buiten de EU ook voor meer welvaart zorgen. Als CD&V dringen we aan op een faire verdeling van lasten en lusten. Zowel tussen de Europese lidstaten als binnen België moeten de doelstellingen verdeeld worden op basis van potentieel en kostenefficiëntie. Concreet moeten binnen de EU ook de Oost-Europese landen hun duit in het zakje doen. Het Emission Trading System (ETS) voor de energie-intensieve industrie toont de manier waarop: een gelijk speelveld (binnen de EU), een afgelijnde reductiedoelstelling, en aan de bedrijven zelf de keuze voor de meest economische ontwikkeling. Eens de doelstellingen afgesproken zijn binnen Europa en tussen de Belgische gewesten moet het engagement van Vlaanderen omgezet worden in een eigen Klimaatsbeleidsplan. Hierbij moeten alle betrokken maatschappelijke sectoren en spelers betrokken worden. De doelstellingen moeten verdeeld worden rekening houdend met reeds geleverde inspanningen. Goede leerlingen mogen niet gestraft worden omdat ze hun
Engagement 45
huiswerk reeds gedaan hebben. Hoe dan ook moeten de klimaatmaatregelen en –investeringen bij voorkeur in eigen land gebeuren, o.a. met het oog op de vergroening van de economie en de erbij horende jobs. Zo kunnen bijvoorbeeld in de bouwsector heel wat duurzame jobs gecreëerd worden als we energiezuiniger gaan bouwen. Het gaat daarbij niet alleen om handarbeid, maar ook om logistiek, administratie, onderzoek, enz. Vlaanderen moet zelf ook ambitieus blijven. Het nieuwe Vlaamse klimaatsbeleidsplan 2013-2020 moet voldoende concrete acties bevatten om de internationaal vastgelegde doelstellingen te halen en, zoals momenteel het geval is, daarop te blijven vooruit lopen. Bijkomend moet een adaptatieplan Vlaanderen afdoende wapenen om de effecten van de klimaatsverandering – zoals overstromingen in de winter, de stijging van de zeespiegel, droogteperiodes in de zomer, … – op te vangen. Vlaanderen, België, Europa en met ons de hele wereld moeten inzake de klimaatuitdaging vooruitkijken. Niet alleen de eigen belangen inzake leefmilieu en economie moeten daarbij voorop staan. Een wereldwijde aanpak is een noodzaak. Het IPCC kan daarbij een belangrijke rol spelen als toekomstinstituut voor de wereld als het gaat over klimaat. Het IPCC of het Intergovernmental Panel on Climate Change is een organisatie van de Verenigde Naties, opgericht in 1988, om de risico’s van klimaatverandering te evalueren. Het panel bestaat uit honderden experts uit de hele wereld, vanuit universiteiten, onderzoekscentra, ondernemingen, milieu-organisaties, enz. Het IPCC doet zelf geen onderzoek, maar evalueert onderzoek dat is gepubliceerd in aan collegiale toetsing onderworpen wetenschappelijke tijdschriften. Deze rol zou moeten worden uitgebreid en versterkt. Eigen onderzoeksbudgetten kunnen van het IPCC een krachtig wapen maken om onze toekomst te vrijwaren. Ook op Europees en Vlaams niveau moeten we vooruitziend zijn; daarom is een af bouw van de EU-budgetten, ook in crisistijden, voor CD&V niet aan de orde. Alleen een sterke EU kan een voortrekker zijn in het wereldwijde klimaatdebat. [Robrecht Bothuyne is Vlaams Volksvertegenwoordiger CD&V]
46
Engagement