—
ZONDEREIGEN
zondereigen
—
ZONDEREIGEN een antropologische dorpsmonografie in 82 illustraties door charlotte peys
—
06.01.2013
—
Š 2014 Charlotte Peys Tekst & illustraties: Charlotte Peys Vormgeving: Charlotte Peys Gedrukt op Munken Lynx 150 gr Gezet uit Fabiol en Brandon Grotesque Druk: Koninklijke drukkerij Em. de Jong, Baarle-Nassau Boekbinderij: Callenbach, Nijkerk Alle rechten voorbehouden. Niets van deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Dit boek kwam tot stand dankzij de financiÍle ondersteuning van LEADER, School of Arts Gent en heemkundekring Amalia van Solms.
Het is allemaal lang geleden maar toch zie ik het nog in gedachten en ik heb geprobeerd het op te schrijven, met veel fouten maar het staat er toch.
—
Maria Huybrechts
—
PROLOOG
12
proloog
— Een proloog van een roman vertelt meestal wat er aan het verhaal voorafging. Aan dit boek ging een reis vooraf. Een reis naar – zo men zegt – het einde van de wereld. Alles is een verhaal. Een huis is een verhaal in de vorm van een huis. Een straat is een verhaal in de vorm van een straat. Een dorp is een verhaal in de vorm van een dorp. Dit is geen roman. Dit boek is een bezoek aan een dorp. Het is een encyclopedie, een atlas, een document. Aan uw linkerzijde ziet u de paalkapel van Kerkebos. Niets is verzonnen. (Alles is getekend.)
13
deel i
—
WAARIN IK NOOIT EERDER IN ZONDEREIGEN WAS
16
deel i waarin ik nooit eerder in zondereigen was |
— Tot voor kort was ik nog nooit in Zondereigen geweest. Het dorp bestond enkel in mijn gedachten en zelfs daar kwam het zelden voor, want hoe denk je aan een plek waar je nooit eerder was?
17
— Je kan maar één keer voor de eerste keer een plek ervaren. Alle keren daarna dragen een deel van de eerste blik in zich. De snelheid waarmee je je een plek toe-eigent en de ruimte leert kennen kan niet gemeten worden. Het gebeurt zonder dat je het beseft. Een eerste blik kan je nooit een tweede, laat staan een derde keer werpen.
18
deel i waarin ik nooit eerder in zondereigen was |
19
— Zondereigen is een kerkdorp in de Antwerpse Noorderkempen. Het dorp ligt tegen de Nederlandse grens en telt drie buurtschappen: Dorp, Gel en Ginhoven. Deze drie delen liggen op het grondgebied van de gemeente Baarle-Hertog.
Zuster Rumolda was een zuster Franciscanes afkomstig uit Zondereigen. Maria Van Beek was haar naam in de wereld. In Zondereigen was ze gekend als Mieke Van Beek. Ze woonde op Ginhoven. Ze was gestigmatiseerd en had dus de wonden van Christus. We proberen de zaligverklaring van zuster Rumolda te verkrijgen en alle informatie samen te brengen. Of de mensen dat later nog belangrijk zullen vinden, dat weet ik niet. Waarschijnlijk niet.
—
20
deel i waarin ik nooit eerder in zondereigen was |
22
deel i waarin ik nooit eerder in zondereigen was |
— Baarle is een dorp dat bestaat uit twee gemeenten: het Nederlandse Baarle-Nassau en het Belgische Baarle-Hertog. De rijksgrens loopt in Baarle kriskras over wegen, door huizen en percelen. Het grootste deel van het versnipperde Baarle-Hertog bestaat uit 22 Belgische enclaves. Dat zijn gebieden die als eilanden omringd worden door Nederlands grondgebied. Baarle-Hertog omvat ook nog vier gebiedsdelen die volledig in België liggen, tegen de rijksgrens met Nederland. Het grootse van deze vier gebieden is Zondereigen. In Zondereigen ligt op zijn beurt dan weer ‘t Bosch: een Nederlandse enclave van bijna drie hectare groot. Dat stuk grond ligt midden in de velden en is dus onbewoond. Op kaarten staat het aangeduid, maar in werkelijkheid zie je het niet liggen. Over de grens tussen Baarle-Hertog en Baarle-Nassau werd veel vergaderd, maar vandaag is de grens al meer dan 700 jaar ongewijzigd.
23
— Buiten het Burgemeester Leestmansplantsoen – de nieuwe woonwijk – is er maar één straatnaam in Zondereigen en dat is Zondereigen. Een eeuw geleden waren er straatnamen zoals de Dorpsstraat of de Kloosterstraat. Sommige van deze namen worden nog gebruikt in de volksmond. Alle huizen van Zondereigen zijn doorlopend genummerd. Ze hebben geen even of oneven huisnummers aan een kant van de weg. Zondereigen bestaat uit twee straten die elkaar kruisen bij de kerk. Er is een café, een kapsalon, een broodautomaat, een hobbyshop gespecialiseerd in duivenvoeder, een kerk, een begraafplaats, een parochiezaal, een kleuterschool en een basisschool. Wat wel een nadeel is, is dat hier geen winkel is. Ik heb een trucje voor mijn boodschappenlijstje, want ik ben organisatorisch wel sterk. Elke keer als ik aan iets denk dat ik nog nodig heb van de winkel, trek ik die schuif open en schrijf ik dat op.
—
24
deel i waarin ik nooit eerder in zondereigen was |
25
— Het buurtschap is de oudste vorm van een nederzetting. Dat begrip leeft nog altijd voort. Het betekent meer dan alleen maar naast elkaar wonen. Het betekent het oeroude bewustzijn van een samenhorigheid. Zondereigen is niet groot, maar elk jaar viert elk buurtschap een eigen feest. Andere jaarlijkse dorpsactiviteiten zijn de rommelmarkt, de haafkoopdag waar spullen per opbod worden verkocht, de kermis, de kerstwandelingen, buurten bij het barretje van de kerststal, nieuwjaarke zingen en hanzen. Hanzen is een traditie die voor de eerste keer in Zondereigen georganiseerd werd in 1973. Op de avond van 31 december gaat de jeugd verkleed het dorp rond. Ook het verenigingsleven in Zondereigen draait op volle toeren. OKRA, de landelijke gilde, de KVLV en de KLJ organiseren tal van activiteiten voor hun leden. Er wordt gefietst, gekookt, gewandeld, gekaart, gebreid en veel meer.
26
deel i waarin ik nooit eerder in zondereigen was |
27
28
deel i waarin ik nooit eerder in zondereigen was |
— De bakermat van Zondereigen bevindt zich in het gehucht Ginhoven. De figuurlijke betekenis van bakermat is de oorsprong van iets of iemand. Letterlijk is een bakermat een langwerpige, lage mand of houten bak waarin een baby verzorgd werd. De baker en het kind zaten in de bakermat wanneer het kind gevoed of verschoond moest worden.
Mijn grootmoeder was de baker van het dorp. De vroedvrouw. En haar moeder was ook vroedvrouw. Dat ging over van moeder op dochter. Zij heeft alle kinderen van Zondereigen op de wereld gezet. Tenzij het een speciaal geval was.
—
29
— Je kan Zondereigen niet naderen of verlaten zonder een kapel te passeren. Langs elke weg die het dorp uitgaat staat er een. De kleine religieuze monumenten werden destijds opgericht halverwege de kerk en de buurtschappen. Zo kon wie te voet op weg was naar de kerk even halt houden bij het kapelletje om te bidden of een kaars te branden.
30
deel i waarin ik nooit eerder in zondereigen was |
deel ii
—
DE GETALLEN
— In 5600 voor Christus ontstonden de eerste dorpen. Voorheen leidde de mens een zwervend bestaan. Hij droeg zijn huis als het ware op zijn rug. Deze zwerfperiode eindigde niet van dag op dag. De overgang van het nomadenbestaan en de tijd dat onze voorouders van jacht en visvangst leefden naar het geordende landbouwleven in landbouwnederzettingen die de dorpen zijn, omvatte een hele lange tijd. Dorpsvorming gebeurde niet met het vooropgezette doel om een dorp te stichten. Het was het resultaat van praktisch overleg om gemeenschappelijke belangen te regelen. Samenlevingsvormen die het dorp voorafgingen waren onder andere een kamp, een mark, een hoeve en een heerlijkheid.
34
deel ii de getallen |
— De oppervlakte van Zondereigen is 4,78 km2. Op 1 januari 2013 woonden er 446 mensen in 161 huizen. Zes mensen overleden dat jaar en er werden vier baby’s geboren. In een klein dorp werkt de gerichte waarneming heel sterk. Je hoort veel meer over mensen dan in je eigen kring in de stad. In die eigen kring van familie, vrienden en kennissen weet je alles over ziekte, geboorte en overlijden. In een dorp weet je dat ook van dorpsgenoten die geen familie of vrienden van je zijn. Je hoort alles van en over iedereen, of je wilt of niet. We zitten hier zes kilometer verwijderd van het volgende dorp. Dus het is geografisch gezien een gesloten gemeenschap. Als er vroeger mensen van andere dorpen in Zondereigen kwamen dan zeiden ze: ‘Daar is het afgeplakt met gazettenpapier en gaat ge er voorbij dan valt ge van de wereld.’ Ze hebben mij ooit gewaarschuwd dat Zondereigen een heel gesloten gemeenschap is waar ge als buitenstaander niet in kunt geraken, maar dat is niet het geval. Als ge uzelf open opstelt en ge zegt vriendelijk ‘goeiendag’ dan krijgt ge dezelfde reactie terug.
— 36
deel ii de getallen |
38
deel ii de getallen |
— Een mens is de optelling van alle plekken waar hij is geweest. Iedere plaats op aarde kun je aanduiden met een breedte- en lengtegraad. N 51° 24’ 25”, E 4° 53’ 36”. Dat is Zondereigen. Er wonen mensen in Zondereigen die hun leven lang al in het dorp wonen. Die zelfs hun leven lang al in hetzelfde huis wonen. Als een mens en voorgaande generaties geboren en gevestigd zijn in een bepaald gebied spreekt men van ‘inheems’. Kun je zeggen dat je in Zondereigen bent als je er nog nooit buiten bent geweest? Het fenomeen ‘binnen’ bestaat toch alleen maar met een ‘buiten’? Van het universum schijnt geen buiten te zijn. Zitten we er dan wel in?
39
— Er bestaat wellicht geen enkel dorp waarover niet door een of enkele inwoners aan de hand van studie en opzoekwerk een geschrift, een boek werd gemaakt. Daar ben ik geboren en daar is mijn moeder gestorven. Op een ander moment op dezelfde plek.
—
40
deel ii de getallen |
—
24.03.2013
— In 2001 werd binnen Heemkundekring Amalia van Solms de Heemkundige Werkgroep Zondereigen opgericht. Doelstelling: het beoefenen van heemkunde, toegespitst op het grondgebied van Zondereigen. Pater Ladislas Segers was de pionier van de kapucijnen missionarissen in Canada. Hij was de eerste Zondereigense heemkundige en schrijver. Hij ondertekende zijn teksten met de schuilnaam ‘Vossenberg’.
Mijn grootoom is Pater Ladislas Segers. Dat is een nonkel van mijn vader. Een broer van mijn grootvader. Dat is een historisch figuur. Hier in Zondereigen toch.
—
44
deel ii de getallen |
45
46
deel ii de getallen |
47
— 05.04.2013
— Het woord ‘heem’ betekent huis of erf en is afkomstig van het Germaanse woord ‘haima’ dat woning betekent. Heemkunde is de kennis van en het onderzoek naar de eigen leefomgeving. Het gaat onder meer om de geschiedenis, de geografie en het dialect van een woonplaats of omgeving. Alles heeft zijn ontstaansgeschiedenis: de grond waarop je loopt, de gevels, de straten. Je omgeving bestaat uit een complex van vertellingen. Maar weinig gebeurtenissen laten geen enkel spoor na. Volgens sommigen voel je je beter thuis als je nieuwe dingen ontdekt over je eigen familie, het boerenleven of de geschiedenis van je dorp.
Ik denk niet dat ze precies weten wat de Vossenberg ooit geweest is. En dan gaat men daar legendes rond fabriceren. En iedereen doet er misschien een beetje bij. Ik weet het niet, het kan wel zijn dat het zo is, maar het is geen exacte geschiedenis. Het is in ieder geval heel raar dat er in een heel plat landschap in een keer een berg staat en dat niemand weet waar die vandaan komt.
— 51
— De oudste gekende schriftelijke verwijzing naar Zondereigen dateert uit 1251. In een oorkonde waarin de grens van Merksplas wordt vastgelegd, spreekt men van grensrechters uit Merksplas, Wortel en Sondereijghen. Op basis van dit document werd in 2001 het 750-jarig bestaan van Zondereigen gevierd. Een feest waarvan het hele dorp vandaag nog spreekt.
52
deel ii de getallen |
53
54
deel ii de getallen |
55
56
deel ii de getallen |
— Iedereen in Zondereigen gebruikt dezelfde techniek om zich voor te stellen wie waar woont. De ogen worden gesloten, een hand op het voorhoofd gelegd en met de wijsvinger van de andere hand gaat men in gedachten over de daken. Zachtjes wordt er geknikt in de richting van de huizen waarover men praat. In Zondereigen kan je de koppen letterlijk tellen. Als ge een gesprek hebt met iemand van het dorp, gaat ge altijd terug. ‘Uw grootvader heb ik nog gekend,’ zo van die dingen. Ge kent mekaar. De achtergrond van die nieuwe inwijkelingen kent ge niet, maar van de echte mensen van Zondereigen wel. Dat is belangrijk he, ge kunt die mensen plaatsen. Ge ziet iemand voor u en ge ziet direct die geschiedenis. In de stad heb ik dat niet. Ge ziet de persoon voor u en daar blijft het bij. Daar staat een muur achter.
—
57
21.04.2013
—
— Six degrees of separation (letterlijk ‘zes niveaus van verwijdering’) is een theorie die beweert dat je met slechts vijf tussenstappen eenieder op de wereld met eender welke andere persoon op de wereld kan verbinden. In Zondereigen heb je nooit zes tussenpersonen nodig om van de ene inwoner bij de andere te geraken. Iedereen kent iedereen. Met naam en toenaam. Je komt bij wijze van spreken met zes stappen toe om van de ene kant van het dorp naar de andere kant te lopen.
60
deel ii de getallen |
61
deel iii
—
DE GEVELS EN DE GEZICHTEN
—
30.04.2013
— Tussen huid en huis bestaat een etymologisch verband en het Griekse ‘kefalè’ of ‘gevel’ betekent schedel of gezicht. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat we wereldwijd huismetaforen aantreffen in tal van disciplines zoals filosofie, psychologie, maar ook kunst en poëzie. Een huis kan een persoon worden en een mens een huis. Ramen zijn ogen, de zolder het brein en de kelder het onbewuste. Ons hoofd is ons huis: we wonen erin.
Handen kunnen soms ook veel zeg gen.
—
— Iedere mens leeft verborgen in drie huiden: de eigen huid, de kleding en het huis. Het dorp zouden we als een vierde huid kunnen beschouwen.
Ik heb een serieus accident gehad. We krijgen alle jaren een hoop paletten binnen. Ik dacht: ‘Ik zal die al eens in stukken zagen voor in de stoof ’. En ik zaag mijn vingers eraf. We zullen er mee voort moeten leven. Ge kunt in een hoekje gaan zitten maar dat is ook niks gekort.
—
68
deel iii de gevels en de gezichten |
69
14.05.2013
—
— Een van de meest boeiende analyses van historici is de geschiedenis of het verhaal van het eigen huis. Hoe oud is het huis waarin ik woon, wie heeft er voor mij gewoond en wat overkwam die mensen? Hoe zag mijn huis er aanvankelijk uit en wat heeft er voor het huidige gebouw op deze plek gestaan? Huizen hebben een geschiedenis. Ze zijn een verzamelplaats voor herinneringen. Een opeenstapeling van dagen en nachten. Ook de kamer waarin ik gedurende mijn bezoeken aan Zondereigen verblijf, kent – net als elke andere plek – een eigen historie. Toen de kinderen groter werden, bleken de kamers te klein. Er werd een kamer bijgebouwd voor de dochter. Tussen de twee kleine kamers werd de muur gedeeltelijk gesloopt zodat er een grote kamer ontstond voor de zoon. Eens de kinderen het huis uit waren, werd de muur tussen de twee kleine kamers weer dichtgemaakt.
72
deel iii de gevels en de gezichten |
19.05.2013
—
— Ik noem mijn bezoek aan Zondereigense huishoudens ‘huisbezoeken’. Bij bestuursrechterlijke huisbezoeken wordt behalve een gesprek met de betrokkene ook een onderzoek in de woning verricht waarbij inzage wordt gevraagd in kasten, kamers en verregaande vragen over het privéleven aan de bezochte worden gesteld. Dat is niet mijn bedoeling.
Daar staan pralines he, pakt er op tijd één.
—
76
deel iii de gevels en de gezichten |
77
— Sommige mensen hebben geen verwachtingen als ik binnenkom. Ik kies een plek, een onderwerp en bepaal wanneer het gesprek afgelopen is. Anderen hebben al beslist waar we zitten en waarover we praten. Een tafel vol uitgespreide foto’s en brochures. De woorden liggen klaar. Een tafel is een meubelstuk met een horizontaal, vlak blad op een of meerdere poten om dingen op te zetten of om aan te zitten.
78
deel iii de gevels en de gezichten |
— Ik loop voorbij de huizen en vraag me af wat er zich achter de gevels afspeelt. Ik ken de namen van de mensen die er wonen en weet hoe oud ze zijn. Maar wat zegt dat? Serres zijn net doorzichtige huizen. In Vlaanderen bedoelt men met serre wat men in Nederland een kas noemt. Wat Nederlanders een serre noemen, heet in Vlaanderen een veranda. Vroeger was de kerk het middelpunt van het dorpsleven. De pastoor werd beschouwd als de belangrijkste figuur. Zijn doen en laten werd nauwlettend in de gaten gehouden. Hij leefde net als de schoolmeester in een serre en gaf altijd het goede voorbeeld.
81
82
deel iii de gevels en de gezichten |
— Het inrichten en vormgeven van een plek of een huis om het zich eigen te maken, is een heel primaire drang. Het komt zelfs voor in het dierenrijk. Maar bij sommige mensen groeit het uit tot een obsessie. Soms gaat het zover dat de brievenbus een miniatuurversie is van het eigenlijke huis. Dat heb ik in Zondereigen niet gezien. Gelukkig, want het idee dat zich in zo’n brievenbus een exacte kopie van het leven binnenshuis afspeelt, bezorgt me rillingen.
83
Nu zijn die allemaal weg, maar vroeger stonden er achter het huis serres. Sla, aardbeien, tomaten. Ons leven speelde zich in die serres af. Waren we niet in huis dan zaten we in de serre.
—
84
deel iii de gevels en de gezichten |
deel iv
—
DE GRENZEN
— Alles begint met het idee van een grens tussen ‘binnen’ en ‘buiten’, een membraan, een huid, een hemd, een jas, vervolgens een muur. Dat onderscheid tussen binnen en buiten is een basisvoorwaarde voor het ontstaan van een ‘eigen’, een ‘ik’: de plek van waaruit alles wordt geordend. Dit idee kan uitgebreid worden van onze huid naar onze kleding tot de grenzen van ons huis, de huismuur met ramen en deuren, tot de tuinmuur en dan de grenzen van het dorp, tenslotte de landsgrens. Steeds abstracter. Zo vormt zich de identiteit van het individu. ‘Eigen’ betekent ‘zichzelf’. Een typische Kempische zinsbouw is ‘hij gaat zijn eigen wassen’, ‘ik ga mijn eigen afdrogen’ of zelfs: ‘hij heeft zijn eigen verdaan’.
88
deel iv de grenzen |
20.06.2013
—
— Ook door een dorp te stichten wordt er een grens getrokken tussen binnen en buiten. Het onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’ wordt geïntroduceerd. Met het stichten van een dorp wordt niet alleen een ruimte geopend, het betekent ook de sluiting van een ruimte, een bescherming. Misschien is de stichting van het dorp wel het belangrijkste collectieve ritueel in de geschiedenis van de mensheid. Het dorp is alleszins de meest voorkomende vorm van samenleven en een van de taaiste menselijke instituten die we kennen.
92
deel iv de grenzen |
94
deel iv de grenzen |
— Een naam is een grens. Hij dient om de ene persoon van de andere te onderscheiden. Ken je iemand als je zijn naam kent? Ik ken alle namen van alle mensen die in Zondereigen wonen. In Zondereigen komen sommige achternamen meer dan eens voor. Vaker nog dan ergens anders. Er zijn families die al generaties lang in het dorp wonen. Het kan dan ook niet anders of er duiken naamgenoten op. Aan de hand van bijnamen wordt daar een oplossing voor gezocht. Frans van nonkel Sooi. Frans van nonkel Jan. Frans van nonkel Louis. Frans van nonkel Gust. Marc van Jaane. Marc van Jef van Kezen. Marc van Jefkes.
95
— Ik dwaal over het vlakke land van Zondereigen waar momenteel een ruilverkavelingsproject het landschap rechttrekt en herverdeelt. Ik zie hoe verschillende boeren in dat eens zo geordende landschap, dat er nu ietwat slordig bij ligt, hun vak uitoefenen. Meer dan tweeduizend jaar geleden schreef de Romeinse dichter Vergilius zijn Georgica: een lofzang op het boerenbedrijf en het leven op het platteland. Wat zouden de boeren denken van de teksten van Vergilius? Sommige dingen zijn hetzelfde gebleven: de seizoenen, de grond die bewerkt moet worden, het weer, de vogelgeluiden. Maar er is ook heel veel veranderd.
96
deel iv de grenzen |
97
— Een sneeuwlaag van vijf centimeter bedekt Zondereigen. Het verschil tussen straat, voetpad, gracht en wei is verdwenen: alles is evenwaardig. Ik tracht het landschap te ontcijferen. Door af en toe tot aan mijn knieÍn in de sneeuw te zakken, ontdek ik waar de straat eindigt en de gracht begint.
98
deel iv de grenzen |
100
deel iv de grenzen |
Vroeger liepen alle wegen uit Zondereigen dood op de grens. Daar stonden paaltjes. Alleen met de fiets of te voet kon ge daar door, maar met een auto of met een tractor niet.
—
102
deel iv de grenzen |
deel v
—
DE GROND EN DE GESTEENTEN
106
deel v de grond en de gesteenten |
— Ruzie over grond is een van de meest voorkomende en hardnekkigste ruzies tussen buren. Grond is heilig en duivels tegelijk. Er is gevochten om piepkleine stukjes ruimte. In Baarle-Hertog ligt een akker met de sprekende naam ‘Ruzie’.
Mijn vader zei vroeger altijd: ‘De grond van je buren is maar één keer te koop.’
—
107
— Om niet weg te waaien, stop ik stenen in mijn zakken. Stenen hebben de schoonheid van verhalen, ze zijn de hofsecretaris van de aarde, ze onthouden alles. In een steen perst zich een hele geschiedenis samen. Al ben ik niet thuis in Zondereigen, toch voel ik eigen grond onder mijn voeten. Ik hoor mijn bladeren ruisen in de wind, hoor mijn vogels, kijk naar mijn bomen, mijn sloot, mijn uitzicht. In Zondereigen is het nog mogelijk om een kleine stip te zijn in een wijd uitgestrekt landschap. Hij die zegt dat de vertes van het platteland eentonig zijn heeft ongelijk. Ze zijn elke dag anders.
109
— Constant Permeke slaagde er als geen ander in om het Vlaamse boerenleven te portretteren. Hij schilderde monumentale figuren – huizen van mensen – die de verbondenheid van de landbouwer met de aarde weergeven en ook de beproeving die daarmee gepaard gaat. Aarde is meer dan bezit, meer dan ‘ik heb zoveel hectaren liggen’. Ik heb bewondering voor boeren die nooit langer dan een dag wegblijven van hun veld, die vastzitten aan de aarde, aan hun land, hun heem. Een erf is een feitelijk of op papier begrensd stuk grond dat toebehoort aan een pand. Het is het grondgebied rond een boerderij. Een ander woord voor erf is binnenplaats, heem of koer.
110
deel v de grond en de gesteenten |
111
— Zondereigen ligt ingesloten tussen twee riviertjes. Het Merkske in het noorden en de Noordermark in het zuiden. Meanderend door het landschap vormen ze een natuurlijke afscheiding. Aan deze riviertjes woonden duizend jaar geleden al mensen. Het bewijs daarvan is geleverd met de vondst van een handvol potscherven uit die tijd. In het kader van de ruilverkaveling werd een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Er werden meer dan 170 artefacten van de akkers geraapt. Het principe van veldverkenning is dat het materiaal dat op het aardoppervlak gevonden wordt een beeld geeft van wat er dieper in de grond aanwezig is. De winterperiode – wanneer de akkers geen gewassen dragen – is de meest geschikte periode om de velden af te lopen. Er zijn zoveel onzekerheden in de archeologie dat inzichten vaak in de voorwaardelijke wijze geformuleerd worden. Mogelijk, misschien, waarschijnlijk.
113
— Slapen is je ontspannen van de wereld. Wanneer ik in Zondereigen in bed lig, voel ik me als Funes, het personage van Jorge Luis Borges dat onmogelijk in staat is te vergeten. Ik lig op mijn rug in het donker en denk aan de huizen die me omringen, de voetpaden, de bomen. De nachtelijke geluiden zijn van een overzichtelijke eenvoud: de deur van het café die opengaat, de buren die thuiskomen. Patricia de Martelaere schreef ooit dat thuis de plek is waar het best, het diepst geslapen wordt. Zoals het bed thuis aanvoelt, zo voelt het nergens aan. Meer zelfs: thuis voel je het bed niet.
De eerste nacht dat wij hier sliepen lagen wij bijna wakker van de stilte.
—
115
— Een toponiem is een plaatsnaam. De naam Zondereigen bestaat uit twee delen met elk een grondheerlijke betekenis. Zonder komt van het Oudnederfrankische ‘sundir’ en verwijst naar een voor zichzelf gereserveerd gebied. Eigen komt van het Germaanse ‘agina’ en betekent: eigen bezit. In zijn geheel betekent Zondereigen dus allodium of eigengoed. Het duidt op een uitzonderlijke vorm van grondbezit, waarover het bezitsrecht absoluut is. In oude wetteksten schreef men dat boven een allodium alleen nog God en de zon stonden.
116
deel v de grond en de gesteenten |
— Hoe plaatsen genoemd worden heeft te maken met hoe mensen naar die plekken kijken. De wereld bestaat alleen uit gedachten die mensen erover hebben geuit. Een veldnaam of een akkernaam is de naam die de eigenaar aan een bepaald stuk land geeft om het te kunnen onderscheiden.
In een dorp als Zondereigen loopt de tijd trager. En dat wilt niet zeg gen dat de mensen niet mee zijn. Maar op de een of andere manier duurt hier een weekend langer dan ergens anders. Ik weet niet hoe dat komt, maar ik vind dat heel aantrekkelijk dat hier de tijd ogenschijnlijk trager gaat. Er is hier minder verkeer, de manier van omgaan met de mensen is anders, er hangt geen stress in de lucht. En ik zeg dus niet dat de tijd hier heeft stilgestaan he.
—
118
deel v de grond en de gesteenten |
119
— Ploegen is tekenen.
deel vi
—
DE INHEEMSE PLANTEN EN DIEREN
— 02.09.2013
— Ik zit stil en luister naar de vogels en naar de geluiden die bij deze plek horen. Zondereigen klinkt als niemandsland, nergenshuizen of geenland. Het enige verschil is dat de laatste drie fictieve plaatsen zijn en Zondereigen echt bestaat. De maïs staat hoog. Het dorp is zoek.
126
deel vi de inheemse planten en dieren |
— Het spectaculaire karakter van het landschap valt zelden op tijdens ons dagelijks bezig zijn. Het is eerder op reis, op fietstocht of tijdens een wandeling dat we bewuster naar het landschap kijken. Wie niet thuis is, ziet pas de dingen, omdat hij zich verbaast en niets zomaar voor waar aanneemt. Thuis verbergen de dingen zich onder hun bekendheid. Alles verdwijnt en wordt neutraal. Het is de plek waar de wereld onzichtbaar wordt: dat brengt ons tot rust en stelt ons in staat om aan verderaf gelegen dingen te denken.
Ik heb vorig jaar azalea’s geplant. Mettertijd groeit dat dicht, dan heb ik er niet veel werk meer mee. In het begin moet ge dat regelmatig onderhouden.
— 128
deel vi de inheemse planten en dieren |
129
— Op 18 augustus 2008 streken 146 ooievaars neer in Zondereigen. Een octet ooievaars genoot op het dak van de Sint-Rumolduskerk van de invallende avond. Ook in weides, in bomen en op daken werden ooievaars gezien. Ze brachten de nacht door in de grensstreek en stegen de volgende ochtend in alle vroegte weer op. Op dinsdag 4 maart 2013 vloog er een zwerm kraanvogels over het dorp. Ze trompetterden en draaiden even terug om vervolgens hun reis te hervatten. Met deze gebeurtenissen komt Zondereigen in het nieuws. Ook als de broodautomaat stuk is of een rij bomen door een hevig onweer zijn omgewaaid, wordt daar in de krant over geschreven. Dat wil niet zeggen dat er nooit grote, ernstige dingen gebeuren in Zondereigen. Die vinden helaas overal plaats.
130
deel vi de inheemse planten en dieren |
132
deel vi de inheemse planten en dieren |
133
— Af en toe heb ik het gevoel dat ik het leven in Zondereigen misloop. Zou het zich nu elders in volle hevigheid afspelen? Terwijl ik hier door het raam kijk naar een boom die zelfs niet een blad optilt.
Vroeger wist ik elke boom staan. Vooral de fruitbomen. In heel Zondereigen.
—
— De schaal van de natuur is anders wanneer het grootste object in je buurt een boom is.
— De wind in Zondereigen is nog echt wind. Het raam van vele kamers uit huizen in Zondereigen is gevuld met koeien, vogels, een tractor ver weg op het land. Als een schilderij waarop de wolken voortgejaagd worden door de wind.
138
deel vi de inheemse planten en dieren |
deel vii
—
WAARIN ALLES VERTELLEN ONMOGELIJK BLIJKT
142
deel vii waarin alles vertellen onmogelijk blijkt |
— Nog steeds zijn er huizen waarvan ik zou zweren dat ze er een week eerder nog niet waren. Als je op de kleine dingen let, is het af en toe onvermijdelijk om de grote uit het oog te verliezen.
Als ge hier een ziekenwagen hoort, dan weet ge een half uur later wie ze meegenomen hebben. Of als de doodsklokken gaan. Dat gaat meteen rond.
—
143
— Maar wat is een dorp zonder doden? Wat is een straat waar niemand vertrekt? Wat is het leven zonder requiem? Dood en geboorte leert men slechts in een dorp kennen, niet in een stad. Mensen die sterven, verdwijnen nooit helemaal. Ze laten een naam achter op een grafsteen, foto’s, herinneringen. Elk mens die sterft is een museum dat afbrandt.
Ofwel beginnen ze met de kleine klok. Ofwel met de grote klok. Als ze beginnen met de kleine klok is het een vrouw. En als ze met de grote klok beginnen is het een manspersoon. Maar het kan ook net andersom zijn.
—
144
deel vii waarin alles vertellen onmogelijk blijkt |
— Er is zelden een leven voorbijgegaan waarvan een kundige, getrouwe beschrijving niet nuttig zou zijn.
Mijn moeder heeft dit huis nooit gezien. De tijd tussen haar sterfdag en de begrafenis bedroeg ongeveer een week. In die week kwamen ze de betonplaat storten van het huis.
—
— Antoine de Saint-Exupéry schreef dat de mens bovenal iemand is die woont, iemand die een thuis heeft. Wonen is een fundamenteel menselijk fenomeen. Het wordt als een evidentie beschouwd. De vraag: ‘Woont u?’, wordt dan ook nooit gesteld.
148
deel vii waarin alles vertellen onmogelijk blijkt |
149
— Een dorp is een stilleven. Het is een verzameling roerloze voorwerpen waarin en waartussen mensen rondlopen terwijl ze hun leven leiden. Het is een vreemd, onopvallend zichzelf zijn van dingen. Bij vrieskou, mist of grote hitte lijkt het zelfs alsof alles wat boven de horizon uitsteekt er even opgezet is en zo weer kan worden weggenomen. Af en toe wordt er in het dorp iets verplaatst. Een brievenbus, een huis, soms zelfs een straat of een volledig landschap. In de tijd die ik in Zondereigen doorbracht, veranderden er verschillende dingen. Een huis werd afgebroken, een nieuw huis werd gebouwd, mensen verhuisden van het ene naar het andere huis in Zondereigen. Hier en daar werd het landschap rechtgetrokken.
150
deel vii waarin alles vertellen onmogelijk blijkt |
151
— Met welke eenheid wordt het behoren tot een dorp gemeten? Met het aantal passen dat je er zet? De dagen die je er doorbrengt? Het aantal nachten dat je er slaapt? Kinderen die je er grootbrengt?
152
deel vii waarin alles vertellen onmogelijk blijkt |
153
— Je bent ergens thuis als je er je weg vindt in het donker. Als je weet hoeveel treden de trap telt. Je behoort tot een dorp wanneer je er bent zonder aan een leven elders te denken. Zonder ergens anders aan te denken. Dan ben je van kop tot teen in Zondereigen. Je behoort tot een dorp als twee op drie mensen je begroeten in het voorbijgaan.
Als ik met mijn hond ga wandelen en ik kom iemand tegen, heb ik altijd iets te zeg gen. Die kleinschaligheid is belangrijk. De mensen die in Zondereigen wonen zijn een beetje met schakeltjes verbonden. Dikwijls door iets heel kleins maar ge kent iedereen eigenlijk.
—
155
— Ik ben onder de indruk van de manier waarop inwoners van Zondereigen een blauwdruk van het dorp in hun hoofd lijken te hebben. Hierdoor zijn hun bewegingen door het dorp haast geruisloos. Ondertussen kan ook ik in gedachten door Zondereigen lopen zonder daarbij de weg kwijt te raken. Als vanzelf en zonder het te beseffen, leren we een ruimte uit het hoofd en worden onze gewoonten op haar afgestemd. Het wordt een verzamelplaats voor steeds meer herinneringen die je als een filter voor de werkelijkheid kan schuiven om haar beter te vatten.
Ofwel moet ge hier zijn en is Zondereigen uw bestemming. Ofwel zijt ge hopeloos verkeerd gereden. Toevallig komt ge hier niet terecht.
—
156
deel vii waarin alles vertellen onmogelijk blijkt |
— Ik kan niet alles zien en niet alles meemaken. Er gebeuren op eenzelfde moment tal van dingen. Iemand kleedt zich aan, een koppel heeft een woordenwisseling, een kauw vliegt op, een kauw gaat dood, het dakgewelf van de kerk kraakt.
Mag ik de radio opzetten? Anders heb ik zoveel gedachten in mijn hoofd.
—
159
haas
—
EPILOOG door koen peeters
Er bestaat wellicht zoiets als het wezen van de Kempen. Een geest, een genius of een kleine reus die niet bestaat als een lichaam maar toch sluipt en heerst hij nog altijd in het Kempense landschap. In de huizen, in de dorpen, langs de wegen. Altijd opnieuw verschijnt hij. Of zij. Deze geest daalt en stijgt in het vlakke landschap. Misschien gebeurt die beweging via zonnestralen, vogelkak, een onzichtbare tamtam of via een nog andere stofwisseling of circulatie in de Kempen. Deze geest leeft in woorden, in het corpus van zinnen en verhalen die Kempense mensen elkaar vertellen. Laten we die geest de daimoon noemen. Je hoort de daimoon hijgen tussen de woorden die mensen uitspreken. Je ziet hem in die vreemde mist over het Kempense landschap. Die flarden, slierten. Daardoor zit in de verhalen een of ander subtiel, ritmisch geroffel dat men kan opmerken. Mijn hypothese: misschien wordt deze daimoon via de sporen van hazen in de aarde gelegd. Ik bedacht deze kleine theorie toen ik onlangs toevallig in de Kempen was en een haas passeerde mijn pad. Vandaar. Het zou een mooie theorie kunnen zijn: woorden en zinnen in de Kempense tongval dalen per hazenpoot neer en stijgen weer op in onkruid, veelsoortig, elk jaar opnieuw, onuitroeibaar. Daarom spreken de mensen zoals ze spreken in de Kempen. Vervolgens dacht ik aan mijn grootvader Louis P., geboren op 4 mei 1890, die een Kempense boerenzoon was. Lang geleden op een nacht, ergens in het begin van vorige eeuw, kon Louis niet slapen. Hij was toen tien jaar of ouder. ’s Nachts baadde zijn kamer in een warme, grijze schijn. Door het raam keek de jongen naar de met potlood ingekleurde maan. Een vuur van
162
epiloog
aardappelloof smeulde nog na naast het huis. Een verre hond blafte twee keer. Buiten wapperden beddenlakens, ze werden door de nachtwind aangeblazen. In het wasgoed fluisterde de daimoon met zijn warme adem. Het was de daimoon zelf. Het was ook dezelfde daimoon die plots verscheen in de akkers als een onwaarschijnlijke toren van dondervliegjes boven Louis’ hoofd. En in die zwermen van spreeuwen, flikflakkende kieviten. Een daimoon, want hoe noem je anders dergelijke tekens als ze verschijnen? Misschien hoorde je de daimoon ook duidelijk articuleren in doodsklokken, als er iemand gestorven was in het dorp. Thuis hadden ze vier paarden, de buren hadden er maar twee. In hun stal stonden twintig koeien, die allen vrouwennamen droegen, en een kampioenstier. Die had geen naam, maar het was de beste dekstier voor alle koeien uit de omtrek, duizend kilo zwaar. Soms liep de kleine Louis mee als zijn vader op stap ging met de stier naar een boerderij in de buurt, Louis erachteraan met een stok. Het was een gevaarlijk, prikkelbaar dier dat brieste als plots tochtige koeien op het erf verschenen. De stier raakte buiten zinnen als de koe werd voorgeleid. Met haar achterste poten werd de koe in een putje geplaatst, om de stier te helpen. Zijn vader bedwong de stier met een metalen stok, die verbonden was met de neusring van de stier. Zo wrong hij dat geweldige dier tot het luisterde. Plichtsgetrouw, steunend en met een misprijzende toewijding besteeg de stier zijn koe. Louis stond naast zijn krachtige vader en bewonderde hem. Daarna deed Louis nog een toertje met zijn fiets. De hond
163
Mirza liep met Louis mee, langs het veld achter het huis naar de grens. ‘De douane zal je pakken,’ zei zijn moeder altijd. En: ‘Heb je de weidepoort goed vastgemaakt, met de dubbele ketting? Anders ontsnappen de koeien straks naar Nederland.’ ‘Ja, moeder,’ zei Louis. ‘De douaniers zullen je pakken,’ herhaalde ze. ‘Ja, moeder,’ antwoordde Louis. Soms droomde Louis dat hij die grens kon vastpakken en verschuiven. Als een regengordijn dat over de akkers trok. Louis fietste over de grensweg, en met zijn fietsje zwalpte hij van links naar rechts, van binnen- naar buitenland. Hij genoot ervan om telkens opnieuw de grens te overschrijden. De grens was een spel. En dit was zijn dorp. Ginds lag het dorp, met de huizen. Kijk, een haas speelde datzelfde spel. Binnenland, buitenland. Hoe moeilijk is het om te ontsnappen aan een dorp, dacht Louis. Met zijn lepeloren wachtte de haas Louis op en spurtte dan weg op zijn onhandige meccanopoten. De haas schoot vooruit, de akker in, maar nu spurtte Louis’ hond Mirza erachteraan. Om zijn achtervolger te misleiden liep de haas in hoeken, maar de hond liep recht en efficiënt op het slachtoffer af. Hij pakte de haas beet, in zijn nek. De haas bewoog niet, de hond evenmin. De haas was doodsbang, was blijkbaar niet gekwetst. Louis kwam eraan gelopen. Hij greep Mirza bij zijn nekvel tot die hond de haas loste, en Louis stuurde de hond weg. Louis streelde over het zachte hazenvel. Dag haas, zei Louis. Hij besefte niet, – natuurlijk niet – dat hij de daimoon van de Kempen in handen had. Louis voelde het angstige hart kloppen in de
164
epiloog
hazenborst. Hij gaf de haas een duwtje. Ineens schoot de mechaniek van overmaatse hazenpoten weer in gang. De haas spurtte weg, en daarom heerst vandaag de daimoon nog altijd over de Kempen.
— Koen Peeters (°1959, Turnhout) studeerde communicatiewetenschappen en antropologie. Hij is nauw betrokken bij Passaporta, internationaal literatuurhuis in Brussel. Zijn Grote Europese roman (2007) werd vertaald in 4 Europese talen. Zijn roman De bloemen (2009) kreeg de F. Bordewijkprijs. In 2012 verscheen zijn roman over Rwanda – Duizend heuvels – bekroond met de E. du Perronprijs.
165
—
DANKWOORD
Er wordt weleens schamper gezegd dat mensen op het platteland gesloten zijn. Tijdens mijn talrijke bezoeken aan Zondereigen, is me dat nooit opgevallen. Ik heb nochtans goed opgelet. De inwoners van Zondereigen blonken vooral uit in het tegenovergestelde. De openheid waarmee ik verwelkomd werd, was overweldigend. Ik wil iedereen bedanken die me ontving in zijn of haar eigen huis, met wie ik samen aan tafel zat en een aangenaam gesprek voerde. Ook de mensen die ik op straat tegenkwam en me vriendelijk goedendag zeiden en de mensen die me simpelweg lieten begaan, verdienen een woord van dank. Niet alleen voor hun openheid en enthousiasme maar vooral ook voor het immens en blindelings geloof dat ze in me hadden. Je dorp geef je niet zomaar uit handen. Maar de inwoners van Zondereigen vertrouwden me hun eigen dorp toe. Ik kreeg de mogelijkheid het van dichtbij en binnenuit te bekijken en er een boek over te maken, zonder dat ik iemand op voorhand kon vertellen wat het eindresultaat zou zijn. Ik dank hen dan ook allen uit de grond van mijn hart voor dit vertrouwen. Speciale dank gaat uit naar Frans Van Gils en Els Verbiest die me met zo veel hartelijkheid huisvesting boden. Na een wandeling in het dorp keerde ik steeds terug naar een plek waar ik kon rekenen op oeverloos enthousiasme en – niet te onderschatten – een heerlijke warme maaltijd. Ze boden me een haven van rust en bleken – behalve bezield en geëngageerd – ook over massa’s informatie over het dorp en zijn geschiedenis te beschikken.
168
dankwoord
Net als de inwoners van Zondereigen gaf ook het gemeentebestuur van Baarle-Hertog hun dorp uit handen. Voor dit vertrouwen zou ik specifiek Jan Van Ammel, Jan Vervoort en Ann Brosens willen bedanken. Behalve de inbreng van de inwoners van Zondereigen zelf, kon ik ook rekenen op de hulp van mensen die niet in het dorp wonen, maar er vanuit hun interesse of beroep een bepaalde blik op hebben: Bart Hoeymans – boswachter actief op Zondereigens grondgebied, Christel Elst – gids verbonden aan bezoekerscentrum De Klapekster, Antoon van Tuijl – heemkundige en natuurliefhebber, Jurre Yntema – druïde, Hild Segers – heemkundige met een interesse voor taal, Jos Willemsen en Lisette Vlaminckx – schoonzoon en dochter van de voormalige smid van Zondereigen, Herman Janssen – heemkundige en amateur-archeoloog en Leen Leestmans – dochter van wijlen Alfons Leestmans, burgemeester van Zondereigen. Zij brachten me elk via hun eigen kennis en expertise heel wat bij over het dorp. In dit rijtje hoort zeker ook de School of Arts Gent thuis. Ik mocht daar vijf jaar lang een kwaliteitsvolle opleiding genieten, onder begeleiding van competente en interessante docenten. Dankzij Bram Crevits, die mijn project met veel overtuiging voorstelde, besliste mijn school om me financiële steun te verlenen die het drukken van dit boek mede mogelijk maakte. In het bijzonder wil ik mijn praktische en theoretische mentoren bedanken: Elsje Dezwarte en dr. An van Dienderen. Elk op haar eigen manier en vanuit de eigen achtergrond en deskundigheid speelden zij een zeer waardevolle rol en brachten ze mijn masterproject op een hoger niveau. Ik had me geen betere mentoren kunnen wensen.
169
Daarnaast mogen Danny Dobbelaere en Jan Van Der Veken in dit lijstje niet ontbreken. De bestuursleden van heemkundekring Amalia van Solms ben ik erkentelijk voor hun interesse en steun. Deze houvast vertaalde zich naar een financiële bijdrage – waarvoor oprechte dank – maar ook op andere manieren voelde ik me door deze hardwerkende vereniging hartelijk gesteund. Ze gaven me de kans om illustraties te maken bij de interessante publicatie Hoogspanning aan de Belgisch-Nederlandse grens en meermaals kreeg ik een plaatsje in het verenigingsblad Van Wirskaante. Hiervoor wil ik in het bijzonder Herman Janssen, Jef van Tilburg, André Moors en Frans Van Gils bedanken. Grote dank gaat ook uit naar LEADER – een Europees subsidiëringprogramma voor plattelandsontwikkeling. Ik kwam bij Miel Gilis – coördinator MarkAante Kempen – terecht met de vraag of mijn project in aanmerking kwam om financieel ondersteund te worden. In oktober 2013 werd mijn aanvraag goedgekeurd door de projectgroep. Deze goedkeuring, in combinatie met de financiële steun van heemkundekring Amalia van Solms en School of Arts Gent, betekent dat ik aan elk huishouden in Zondereigen een professioneel gedrukt boek kan schenken. En voor dit laatste wil ik graag Koninklijke drukkerij Em. de Jong en Callenbach Boekbinders bedanken voor het geduld en de professionaliteit en voor het knap werk dat ze leverden. Koen Peeters wil ik graag bedanken omdat hij bereid was een bijdrage te leveren aan dit boek in de vorm van de epiloog. Als romancier
170
dankwoord
begeeft Koen Peeters zich vaak in de schemerzone tussen historische werkstukken, antropologische studies en familieromans. Uit zijn werk – dat ik al jaren bewonder – spreekt een grote verzameldrang en een onderzoekende houding. Wim Van Gorp – voor mij nonkel Wim – wil ik bedanken voor het redigeren van de tekst van dit boek. Hij deed dit met zeer veel oog voor detail en slaagde erin om fouten die er langs tal van wegen waren ingeslopen weer weg te werken. Ik had dit project nooit tot een goed einde kunnen brengen zonder de onvoorwaardelijke steun die ik van mijn thuisfront kreeg. Zonder de zekerheid dat ik na elke week in Zondereigen, ook naar huis kon – hetzij naar Zolder, hetzij naar Gent – waar er altijd iemand oprecht geïnteresseerd vroeg naar mijn ervaringen. Bedankt papa en mama, voor alles, maar zeker ook voor jullie grenzeloze interesse, jullie prachtige voorbeeld en alle kansen die jullie mij geven. Het staat misschien niet op pagina drie, maar dit boek is voor jullie. Tegen Fien en Louis zeg ik: broers en zussen kies je niet, zeggen ze,maar ik zou jullie zeker kiezen. Mijn vriend Toon wil ik graag bedanken voor zijn begrip en de ruimte en de rust die hij me altijd geeft. En Lize en trees, mijn nichten, huisgenoten en bovenal vriendinnen: bedankt voor het meedenken, het meeleven en het meezingen. Tijd voor een vierdag.
171
05.12.2013
—
—
VERANTWOORDING
Wie op zoek is naar objectieve informatie over de geschiedenis van Zondereigen zal in dit boek wellicht zijn gading niet vinden. Dit boek geeft geen algemeen historisch overzicht van het dorp. Het is veeleer een visueel dagboek of een blik op Zondereigen via mijn persoonlijke manier van kijken en tekenen. Hierdoor is dit boek behalve een subjectieve studie over Zondereigen ook een studie over de auteur geworden: de teksten en de tekeningen zeggen evenveel over de maker ervan als over het dorp. Maar wat dit boek nu precies over mij vertelt, kan ik zelf niet volledig grijpen. Dat zal iemand anders me moeten vertellen. Wat ik wel weet, is dat ik tijdens mijn verblijven in Zondereigen regelmatig op mijn eigen grenzen stootte. Elke keer wanneer ik ergens aanbelde, moest ik mezelf moed inspreken om te blijven staan tot de deur geopend werd. En dat had niets te maken met de manier waarop ik ontvangen werd. Ik stootte keer op keer op een muur die ik zelf had gebouwd, maar die in werkelijkheid niet bestond. Logeren en rondlopen in Zondereigen was een evenwichtsoefening. Ik had het gevoel dat ik constant bepaalde cirkels betrad waar ik niet hoorde te komen. Ik beperkte me niet tot het doorkruisen van de publieke ruimte, maar zette ook stappen in de sociale en persoonlijke ruimte; zelfs in de intieme ruimte van sommige personen. Niet zelden voelde ik me als een onbekwame koorddanser die balanceert op het slappe koord tussen het persoonlijke en het algemeen gedeelde. Het is in een kleine gemeenschap als Zondereigen onmogelijk om de rol van buitenstaander vol te houden. Onvermijdelijk glijd je in een situatie waarbij je niet alleen toeschouwer bent, maar ook deelnemer. Ik was al
176
verantwoording
snel niet meer enkel aanwezig als student, als onderzoeker of illustrator, maar werd – in zoverre dat mogelijk is – opgenomen in de kring van het dorp. Ik kon meepraten. Ondanks het feit dat alles en iedereen in Zondereigen me het gevoel van een thuis gaven, had ik soms last van heimwee. Ik had ‘vort’. Meer dan ik een verlangen naar huis voelde, miste ik onbewust de zekerheden van het bekende. Voor ik aan dit project begon was ik nog nooit in Zondereigen geweest. Ik kende er niemand en had nog nooit van het dorp gehoord. En zelfs al leerde ik binnen de kortste keren de naam van elke inwoner, toch voelde ik me vaak misplaatst. Als een hond die eeuwig rondjes blijft draaien in zijn mand vooraleer hij zijn plek gevonden heeft. En met de constante angst dat ik – door mijn onderzoekende houding – de inwoners van Zondereigen minimaliseerde tot studieobjecten in plaats van de mensen van vlees en bloed die ze waren en nog steeds zijn. Dit boek gaat dan wel over een dorp – in die zin dat de inspiratie gehaald werd uit de huizen en de straten en het leven in Zondereigen – het gaat ook over hét dorp: over samenleven, identiteit, gemeenschap en het platteland. Er zijn in de loop der eeuwen heel wat dorpen bestudeerd en in haast al deze onderzoeken valt één ding op: de ‘universaliteit’ van het dorpsleven. Dorpen – waar ook ter wereld – lijken in sommige opzichten verbazingwekkend veel op elkaar. Over dorpen wordt meestal op twee zeer verschillende manieren gesproken. De romanticus beschouwt het plattelandsdorp als een van
177
de laatste havens van rust in onze hectische wereld. Anderen spreken – soms bewust, soms onbewust – op een denigrerende en betuttelende manier over het dorp. Alsof het dorp een ‘stadium’ is dat overschaduwd wordt door ‘de stad’: de na te streven samenlevingsvorm van vandaag. Ik wil mij met dit boek met geen van deze twee standpunten inlaten. Ik ben de inwoners van Zondereigen zeer erkentelijk voor de ontmoetingen, de gesprekken en het vertrouwen dat ze me gunden. Ik hoop dat ze hun dorp herkennen in de wijze waarop ik het geportretteerd heb, maar ik besef ten volle dat dit schrijven en tekenen niet meer dan een persoonlijk relaas is van hoe ik mijn onderzoek, omzwervingen en ontmoetingen ervaren heb. Niets van wat in dit boek verteld wordt, is niet voorgevallen. Elke gelijkenis met werkelijk bestaande namen, personen of plaatsen berust op moedwil. Maar bovenop deze werkelijkheid ligt een toegevoegde laag. De laag die gekleurd is door mijn persoonlijke blik op de wereld. Het belangrijkste bij het schrijven en tekenen van dit boek was voor mij het in ere houden van de mooie gemeenschap die Zondereigen is. Nooit heb ik de bedoeling gehad om mensen of ideeën in een slecht daglicht te stellen of om oordelen te vellen. Het leven is echter geen boek. Het is dan ook onmogelijk om de sfeer, de warmte en de eigenheid van een dorp in zijn volledigheid te vatten en te vertalen op papier. Ik weet zelfs niet of ik daadwerkelijk iets over Zondereigen verteld heb. Misschien heb ik me er wel te sterk thuis gevoeld om de dingen te kunnen zien.
178
verantwoording
Ik hoop dat elke inwoner van Zondereigen in dit boek op zijn minst één ding vindt dat hem boeit, dat hij herkent, dat hij wil onthouden. Iets dat hij misschien nog niet op die manier bekeken had, omdat mijn blik verschilt van elke andere blik en vice versa. En als u van mening bent dat in dit boek niets interessants te vinden is, dan kan u er nog altijd de stoof mee aanmaken. Beloof dan wel dat u erbij gaat zitten en een goed verhaal vertelt.
— Charlotte Peys (°1987, Leuven) studeerde cultuurwetenschappen aan de universiteit van Maastricht, culturele studies in Leuven en illustratie aan de School of Arts in Gent. Het boek dat u in handen heeft, is het resultaat van haar masterproject binnen de opleiding illustratie. In 2013 verbleef Charlotte regelmatig een week in het Noord-Antwerpse plattelandsdorp Zondereigen: een jaar lang beschouwde ze het dorp als haar onderzoeksgebied. Alles wat zich binnen de grenzen van Zondereigen (grondgebied Baarle-Hertog) afspeelde, vormde een aanleiding voor teksten en tekeningen. Aan de hand van wandelingen, gesprekken met bewoners, deelname aan dorpsactiviteiten en het lezen van documenten verzamelde ze informatie over het dorp. Meer dan 50 uur aan interviews en 4.581 foto’s werden verwerkt tot tekeningen en teksten die in dit boek samen werden gebracht tot een geïllustreerde antropologische dorpsmonografie. www.charlottepeys.be charlottepeys@gmail.com
179
—
LITERATUUR
De informatie die in dit boek aan bod komt, heb ik op verschillende manieren verzameld. In de eerste plaats waren er de persoonlijke geheugens van de inwoners van Zondereigen. Ook in het archief van heemkundekring Amalia van Solms kon ik mijn kennis over dit Noord-Antwerpse plattelandsdorp bijschaven. Daarnaast heb ik veel materiaal gevonden in de beschikbare literatuur over de hier aan bod gekomen onderwerpen. Met deze toegeĂŤigende informatie werden een groot deel van mijn gedachten gevormd. Om de leesbaarheid van de tekst niet te verstoren, besloot ik de bronnen waaruit ik heb geput niet in de lopende tekst te vermelden. Hier vindt u alsnog een lijst van literatuur die ik las tijdens dit project.
182
literatuur
Blommaert, T., Ik was nog nooit in Zelzate geweest, Berchem: EPO, 2010. Behar, R., The Presence of the Past in a Spanish Village. Santa Maria Del Monte, Princeton: Princeton University Press, 1986. Buiks, C., Baarle op de kaart gezet. Veldnamen van Baarle, CastelrÊ, Ulicoten en Zondereigen, Baarle-Hertog-Nassau: Heemkundekring Amalia van Solms, 2012. Calvino, I., De onzichtbare steden, Amsterdam: Atlas, 2003. Gils, C. van & Tuijl, A. van, Bomen in Baarle. Een grensoverschrijdende inventarisatie in woord en beeld, Baarle-Hertog-Nassau: Heemkundekring Amalia van Solms, 2004. Gils, F. Van, Govaerts, K., & Janssen, H., Een eeuw Zondereigen, Baarle-Hertog: Heemkundekring Amalia van Solms, 2001. Hertmans, S., Steden: verhalen onderweg, Amsterdam: Meulenhoff, 1998. Huybrechts, M., Herinneringen aan Zondereigen uit mijn kinderjaren, 1995. Janssen, H., 777 eeuwen Zondereigen, Baarle-Hertog: Heemkundige Werkgroep Zondereigen, 2007. Laureyns, J., Weg van Vlaanderen. Hedendaagse Vlaamse landschappen in de beeldende kunst 1968–2013, Lichtervelde: Hannibal Lemaire, T., Filosofie van het landschap, Amsterdam: Ambo/Anthos, 2006. Mak, G., Hoe God verdween uit Jorwerd, Amsterdam: Atlas, 1996. Martelaere, P. de, Verrassingen: essays, Amsterdam: Meulenhoff, 1997. Peeters, K., De bloemen, Antwerpen: Meulenhoff | Manteau, 2009 Perec, G., Ruimten rondom, Amsterdam: De Arbeiderspers, 2008. Segers, L., Het Gelmellied, 1956. Vergilius, Georgica: landleven, Groningen: Historische Uitgeverij, 2004. Verschaffel, B., Figuren: essays, Amsterdam: De Balie, 1995.
183
—
LIJST VAN KAPELLETJES
— De paalkapel van het Kerkebos werd rond 1857 opgericht op initiatief van Cornelis Dierckx. Hij was onderwijzer in Zondereigen van 1844 tot 1877. De kapel bevindt zich langs een oud, verloren gegaan kerkpad naar het Lipseinde en het Geheul: twee gehuchten van Merksplas die grenzen aan Zondereigen.
— Deze wegkapel van Gel is toegewijd aan de Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen. Het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen werd al meermaals gestolen. De laatste keer was in 2012. De huidige kapel werd in 1939 gebouwd. Rond 1850 stond er al een voorloper. Twee stevige, knoestige lindenbomen zorgen voor de nodige schaduw. Het planten van lindenbomen bij kapelletjes is een restant van de oude gewoonte om godsdienst te beoefenen onder deze bomen.
187
— De St.-Jozefkapel werd opgericht door Jozef Nooyens: pastoor van Zondereigen tussen 1903 en 1915. Ze werd gemetseld op de plaats waar sinds het einde van de 19e eeuw de Oude Baan en de ‘nieuwe steenweg’ samenkomen. Tweemaal per jaar trok de processie door de Dorpsstraat naar deze plaats: op zondag na Sacramentsdag en tijdens de kermis begin juli. Veldbloemen zoals margrieten, wilgenroosjes en brem werden op de weg gestrooid en alle ramen werden versierd met bloemen en brandende kaarsen.
— Dit is het paalkapelletje dat naast de parochiezaal in Zondereigen staat. Tijdens de meimaand wordt dit – net als alle andere kapelletjes in Zondereigen – versierd met blauw witte slingers. In het kapelletje staat een beeld van Maria met het kindje Jezus: de zogenaamde Madonna.
189
— Deze kapel staat voor de begraafplaats in Zondereigen. Het is nog niet zo oud. Het werd zo rond 1955 gemetseld door Jef Willebrords. Hij was de schoonvader van Maria Van Beek en woonde toen in de buurt van het kerkhof.
— De kapel van Ginhoven is toegewijd aan het H. Hart van Maria en werd in 1881 door het echtpaar G. en A. Meyvi-Vermonden opgetrokken met authentieke Zondereigense handvormstenen. Meyvis was steenbakker op Ginhoven en de grootvader van Maria Van Beek. Mieke – zoals ze in Zondereigen gekend was – kwam tijdens haar jeugdjaren regelmatig bidden bij de Ginhovense kapel.
191
— De kapel van de Oude Baan werd in 1932 ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes opgericht door de landbouwer Sus Van Gils. Met paard en kar reed Sus op een dag naar zijn akkers. Bij het oprijden van het veld viel hij van de kar. Hij kwam vlak voor het wiel neer en vreesde te worden overreden. Snel deed hij een schietgebedje waarin hij beloofde op deze plek een kapel op te richten als hij niet gewond raakte. Als bij wonder stopte het paard: Sus bleef ongedeerd! Hij hield zijn belofte en bouwde op die plaats een kapelletje.
— Doorheen dit boek zijn tien paginavullende landschappen verspreid waarop telkens een datum vermeld staat. Deze data verwijzen naar een geboorte of sterfte Zondereigen in het jaar 2013. Elk landschap bevindt zich op de pagina die correspondeert met de datum waarop de sterfte op de geboorte plaatsvond. Dit gebeurde volgens de verhouding 192 (pagina’s van dit boek) op 365 (dagen in een jaar).
193