OPEN BRIEF Minister van Buitenlandse Zaken De heer drs. F.C.G.M. Timmermans Postbus 20061 2500 EB Den Haag Nijkerk, 4 juni 2014 Geachte heer Timmermans, Vanaf 1973 heeft de Europese Unie (EU) zich ten doel gesteld een Arabisch-‐Palestijnse staat op te richten in de gebieden waarover Israël de controle kreeg tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 (de “Betwiste Gebieden”). In de afgelopen veertig jaar zijn miljoenen euro’s uitgegeven aan het tot stand brengen van een Euro-‐Arabische dialoog, de ondersteuning van Palestijnse vluchtelingen en de oprichting van een Palestijnse staat. De EU is momenteel de grootste sponsor van de Palestijnse Autoriteit en het United Nations Works Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA). De EU verdient lof voor het willen faciliteren van een duurzame vrede in deze regio. Echter, de benadering van de EU met betrekking tot deze gebieden is niet alleen onevenwichtig, maar is ook gebaseerd op fundamenteel verkeerde opvattingen. De door de Commissie op 19 juli 2013 gepubliceerde richtsnoeren (2013/C 205/5) met betrekking tot de subsidiëring en financiering door de EU van Israëlische entiteiten zijn hier een voorbeeld van. De EU dient haar beleid inzake de Palestijnse staat en de status van de Betwiste Gebieden -‐ inclusief Jeruzalem -‐ dringend te herzien. 1. Geschiedenis. Het Arabisch-‐Palestijnse streven naar erkenning en zelfbeschikking moet rekening houden met de diepe historische, culturele en religieuze banden die het Joodse volk heeft met de oude stad van Jeruzalem en een groot gedeelte van de Betwiste Gebieden – banden die een lange geschiedenis kennen, langer dan die van enig andere bestaande volk of natie. 2. Grenzen. Het beleid van de EU houdt onvoldoende rekening met de rechten en belangen van Israël en het Joodse volk zoals vastgelegd in eerdere verdragen en overeenkomsten, waaronder de besluiten genomen door de geallieerden uit de Eerste Wereldoorlog in San Remo (1920), het Mandaat voor Palestina door de Volkerenbond (1922) en de Israëlische Onafhankelijkheidsverklaring uit 1948. Door het aan Israël feitelijk opleggen van de 1949 Armistice Lines als grenzen van een Palestijnse “Staat” beloont de EU niet alleen degenen (waaronder de leiders van de Arabische Palestijnen) die deelnamen aan de pogingen de Staat Israël in 1948 te vernietigen maar ondermijnt de EU ook het recht (en de verplichtingen) van Israël en de Palestijnen om te onderhandelen over een vredesverdrag,
zoals bijvoorbeeld verwoord in Resolutie 242 van de Verenigde Naties en de Oslo-‐ Akkoorden. 3. Veiligheid. Het beleid van de EU dient erop gericht te zijn Israëls recht op veiligheid te erkennen met betrekking tot de alarmerende toename van extremistische krachten en geopolitieke onrust in het Midden-‐Oosten. Israël heeft niet alleen een verplichting om te onderhandelen over vrede, maar is te allen tijde ook gerechtigd om de veiligheid van haar grenzen en inwoners te verzekeren. Dat plaatst Israël in een zeer moeilijke positie, en het is niet aan de EU of welke andere staat of organisatie dan ook om te bepalen hoe Israël deze kwesties tegen elkaar dient af te wegen. 4. Jeruzalem. Jeruzalem moet een stad blijven voor alle religies. De Joodse staat Israël heeft getoond dat het al sinds 1967 in staat is te waarborgen dat de stad op een zodanige wijze bestuurd wordt dat alle gelovigen toegang hebben tot de heilige plaatsen en hun geloof vrijelijk kunnen uitoefenen. Hetzelfde kan niet worden gezegd van haar tegenstanders. 5. Rechtvaardigheid. EU beleid moet onpartijdig en onbevooroordeeld zijn. Als de EU besluit om zich te mengen in Israëls grensgeschillen met haar buurlanden dan dient zij dat ook te doen met betrekking tot andere landen die grensgeschillen met elkaar hebben. 6. Vrijheid. De EU behoort niet toe te staan dat de Arabische Palestijnen hun recht op zelfbeschikking uitoefenen door het recht van individuele Joden met voeten te treden om in Jeruzalem en de West Bank te wonen en te werken. Het is lijnrecht in strijd met Europese waarden om van Israël te eisen democratische principes te handhaven en gelijke rechten te verlenen aan Arabieren die op Israëlisch grondgebied wonen, terwijl tegelijkertijd de voorgestelde Palestijnse staat geen gelijkwaardige verplichting heeft om eveneens democratische principes te handhaven en gelijke rechten te verlenen aan Joden die wonen in Palestijns gebied. Vandaag 4 juni 2014 is er in Nijkerk een symposium gehouden waarin al deze onderwerpen aan de orde zijn gekomen. Namens de aanwezigen verzoeken wij de Europese Commissie en de Raad Buitenlandse Zaken de op 19 juli 2013 gepubliceerde richtsnoeren onmiddellijk te herroepen. Tevens roepen wij de EU en alle lidstaten (waaronder Nederland) hun beleid met betrekking tot de Palestijnse Staat en de Betwiste Gebieden te herzien, rekening houdend met bovenvermelde zaken. Hoogachtend,
Andrew Tucker -‐ Directeur Christians for Israel International en Legal Counsel European Coalition for Israel Bastiaan Belder -‐ Lid Europees Parlement Joel Voordewind -‐ Lid Tweede Kamer (ChristenUnie) Tomas Sandell -‐ Directeur European Coalition for Israel Matthijs de Blois -‐ Docent Universiteit Utrecht Jan van Klinken -‐ Journalist Roger van Oordt -‐ Directeur Christenen voor Israël