650 •
jaar
•
Mastenbroek De eeuwenlange ontwikkeling gaat voort
Een weids en modern polderlandschap vol rechte lijnen en vlakke rechthoeken kenmerken al 650 jaar dit veenpoldergebied.
al Albert Corpora 14 Hasselt, oktober 20
Watererfgoed: sporen van omgang met water Het grondgebied van de huidige gemeente Kampen was door de eeuwen heen slechts leefbaar bij de gratie van een goede regulering van het water, dat zich op drie manieren manifesteerde. Alle drie vormden soms een bedreiging en vaak een welkome gast. We hebben het dan over het water vanuit de Zuiderzee, vanuit de IJssel en vanuit de lucht. Hoog water vanuit zee of rivier betekende een gevaar voor mens en have, te veel regenwater zorgde vaak voor overlast. Daarentegen zorgden vloeden voor vruchtbaar slib op het land en was regen in tijden van droogte gewenst.
Voorwoord
Het in cultuur brengen van dit gebied hield dan ook niets anders in dan het opzetten van een zo slim mogelijk systeem, enerzijds om te beschermen tegen de gevaren van het water en anderzijds om de voordelen van water optimaal te benutten. In de begintijd
betekende dit het opwerpen van woonterpen en het graven van afwateringssloten. Beide zijn nog volop in het landschap rondom Kampen aanwezig. Niet meer als losse element herkenbaar is de vroegste kunstmatige verhoging binnen onze gemeente, de oorspronkelijk langwerpige woonterp in de oude binnenstad van Kampen, die tijdens de middeleeuwen ‘dike’ werd genoemd. Aardig is om in dit verband te beseffen dat zowel dit woord (verwant met ‘dijk’) als het Engelse woord ‘ditch’ (sloot) is afgeleid van het oude werkwoord ‘dig’, dat ‘graven’ betekent. Mastenbroek is geen polder in de zin van een droogmakerij, maar vormt wel hét voorbeeld bij uitstek van watererfgoed. De auteur van dit boekwerkje laat zien dat al vóór de verdeling van het gebied in 1364 gebruik werd gemaakt van bewust laten bezinken van slib uit aangevoerd hoogwater. Mastenbroek was in de tijd voor de verdeling al een drassige streek (broek), waar langs de randen vee werd geweid (gemast of gemest). De IJsselmuider wijknaam Zeegraven is in dit verband veelzeggend en verwijst naar een oude aan de rand van het Mastenbroek gegraven sloot, een zeeg-graven, waardoor het overtollige water naar open water kon zijgen. Het in cultuur brengen van het broek in de jaren na 1364 is in twee opzichten bijzonder: het relatief grote gebied werd in één keer aangepakt en het gebied werd onafhankelijk van de loop van de randen verdeeld volgens een streng geometrische blokverdeling. Deze zaken in combinatie met het sprekende landschap en de vele watergerelateerde namen en begrippen maken het gebied uniek en het beschermen meer dan waard!
Sybren Gerlofsma 2
wethouder cultuur gemeente Kampen
U gaat een kort verhaal lezen over het gebied Mastenbroek, hoe het past in de regionale historie en hoe het zich in grote lijnen ontwikkeld heeft. De lezer, die vertrouwd is met historische literatuur, weet dat er over deze regio relatief veel geschreven is en dat er tamelijk recent nogal wat boekwerken op dit gebied zijn verschenen. Over de hier aanwezige stadjes, over de ontwikkelingen ervan in de tijd, over organisatorische ontwikkelingen van bijvoorbeeld de waterschappen, relatief veel over de waterstaatkundige historie, enz.
deltagebied een soort automatisme geworden.
inpolderingen en ontginningen kenmerkt de
En steeds weer speelden de werkende mensen
polder Mastenbroek zich door de historisch al
in op de situatie die we nu vaak als plekken met
zeer oude en voor die tijd zeer vooruitstrevende
wateroverlast betitelen.
opzet: strak geometrisch en weids en met een waterhuishouding die haar weerga niet
Water bracht in het verleden veel zegeningen,
kende. Terwijl weer en wind vaak roet in het
hier en op andere plekken in ons land, maar
eten gooide, werkten de povere bemaling en
ook elders op de wereld, al vele duizenden
de rieten met hun uitvlieten meestal prima.
Dit verhaal probeert een rode draad te
jaren lang. Denk eens aan Nebukadnezar de
Maar die waterhuishouding, waarbij gedurende
trekken door veel van die verhalen in beeld
2e, die al met dijken en kanalen hangende
het winterhalfjaar de polder vaak onder water
te brengen en laat zien op welke wijze de
tuinen wist te bevloeien, de oude Egyptenaren
stond, werkte in de hand dat de vruchtbare
vele aspecten met elkaar verbonden kunnen
die de Nijloverstromingen tot 3 maal per jaar
klei – na opdroging – een puike grasmat ging
worden. Het probeert ook neer te zetten dat
adoreerden, de Romeinen die met veldheer
vertonen met een zeer hoge opbrengst. Tot ver
met de inpoldering van Mastenbroek er geen
Drusus voorop tal van kanalen noordelijk van
over de grens was dat bekend!
fundamentele breuk in de Middeleeuwse
de Rijn lieten graven. En daarmee was Drusus
exploitatie is gekomen en dat inpoldering, zo’n
eigenlijk de eerste waterstaatsambtenaar
Na WO II, in het bijzonder na de ruilverkaveling
650 jaar geleden, goed past in een veel bredere
in Nederland was, de oude Inca’s die al
Genemuiden en wat later Mastenbroek, is
maatschappelijke verandering die al lang in de
irrigatiekanalen kenden voor de landbouw en
het gebied terechtgekomen in het moderne
lucht hing.
ga zo maar door.
tijdvak. Bestuur en beleid doen nu uitspraken
In dit boek wordt u in hoog tempo bijgepraat
over dit gebied dat eeuwenlang vooral zichzelf
Met het beëindigen van de feodaliteit en de
over wat er zich vooral in de eeuwen
bestierd heeft. Nieuwe gezichten komen en
‘heerlijke’ overheersing (in de feodale periode
voorafgaande aan de inpoldering in
spreken, maar problemen zijn als vanouds: ze
waren het ‘heren’, vaak ridders, die het voor
Mastenbroek afspeelde. Nu al 650 jaar geleden.
betreffen het water in de rivieren rondom, ze betreffen het waterpeil op het IJsselmeer met
het zeggen hadden) ontstond als vanzelf weer een nieuwe hiërarchische situatie en die is
Al 650 jaar is het gebied behouden gebleven
de Noordzee op de achtergrond. Is wonen en
door de eeuwen heen steeds weer vernieuwd.
met veel van de essentiële kenmerken die
werken op watervrije hoogten een zegen, zoals
Zo is ook het leren leven met het water in dit
deze polder zo siert. Gelet op nog oudere
het altijd is geweest? 3
Sinds de Romeinen
Als de Romeinen in het begin van de jaartelling ons land inkomen, treffen ze er uitgestrekte bossen en stinkende moerassen aan waar de grens tussen land en water vaag is. Riviertjes stromen in moerassige meren en die meren lozen hun water via allerlei bochtige waterlopen uiteindelijk via openingen in westelijke strandwallen in de zee. De oorspronkelijke bevolking verkiest de natuurlijke hoogten om te leven, wel steeds nabij natuurlijke waterlopen en op veilige hoogte van het water. De oeroude bewoners ervoeren zo af en toe dat de zeespiegel behoorlijk kon veranderen.
De oerbossen bestaan grotendeels uit halfopen bossen waarin een afwisseling aanwezig is van zeer moerassige stukken vol Elzen en Essen en drogere delen met Eiken, Dennen en Iepen. De open plekken ontstonden door stormen, dier- en insectenvraat en overstromingen.
4
Bestaan in de marge
Natuur overheerst
Qua bevolkingsdichtheid gaat het in de ‘West-Overijsselse
Tot de fauna behoren nog tal van grotere diersoorten (denk
regio’ vermoedelijk slechts om honderden bewoners die in
aan wilde runderen, elanden, wisenten, edelherten, beren
kleine groepen hier semipermanent hun kampement hebben
en wolven). Onder de planten vallen de varens op en
opgeslagen. Ze beoefenen vooral jacht, natuurlijk visserij
veel stammen en stronken zijn begroeid met mossen
en de landbouw door zoveel mogelijk in te spelen op de
en korstmossen. De vogelstand is rijk aan bossoorten.
natuurlijke ritmes in het landschap. De kampementen
Moerasland is er ook in overvloed, natuurlijk nabij
krijgen al een meer definitief beslag op de grotere hoogten
de waterlopen met rietlanden waarin roerdomp en
die hier aangetroffen worden bij Zwolle, Brunnepe en
purperreiger zich helemaal thuis voelen, met nog veel
Kampen, Grafhorst, Genemuiden en Barsbeek. Zo ook in
meer andere reigerachtigen, rallensoorten en eenden.
de omgeving van Meppel en hoogten nabij Hasselt en
En kraanvogels zijn er te over als het bos niet al te dicht
daar verderop richting het huidige Dalfsen, met op
wordt. Onder de wintervogels zijn nog maar weinig
die plekken nog oerbos in de vorm zoals we die
ganzen en zwanen, omdat er te weinig natuurlijk
bossen nu kennen van eendenkooien: met veel
grasland is.
statige Elzen, Iepen en Essen en een keur aan laag hout en struiken als meidoorns, wegedoorn, sleedoorn. Eiken en grove dennen zijn vrij spaarzaam en groeien alleen op de droogste plekken. Op en aan de randen van het veen leven ook mensen, meestal in erg kleine gehuchten, die met een soort veenbrandcultuur landbouwproductie op het hoger liggende veen in praktijk brengen. Dit doen ze vooral op hoogvenen en de randen daarvan.
5
Veengebieden gaan verloren Het veengebied in het hart van ons land, zeg maar het gebied waar de Zuiderzee gaat ontstaan, begint aan het einde van de Romeinse tijd, steeds meer te eroderen. Dat gebeurt op het moment dat het klimaat steeds kouder en natter wordt. Waterlopen en grote meren krijgen steeds meer vat op de kustlijn van die tijd. Het Flevomeer verliest terrein en het Almere ontstaat, beide voorlopers van de latere Zuiderzee. Het uitgestrekte Schokkerveen krimpt steeds meer en er ontstaat oostelijk hiervan een ondiepe, modderige kustvlakte die lijkt op de Boddenkust van de westelijke Oostzee, een fraaie archipel van keileemopduikingen en landhoogtes. Op die modderige ondiepte verblijven
De “Genemuider baai” ligt direct westelijk van de klifkust bij Vollenhove en
’s winters onnoemlijke aantallen
is onderdeel van de ‘Boddenkust’ waarin toestromende riviertjes en beken
watervogels en het hele jaar door jaagt
hun overtollige water, vaak met geërodeerd slib erin, afzetten. Het gebied
hier zeearend op zowel vis als vogels.
moet sterk geleken hebben op het gebied zoals we dat nu kennen met het
Hier zijn ook altijd wel kadavers te vinden van allerlei verzopen dieren, waar zich steeds weer raven en zwarte wouwen aan te goed doen. De oostkust van dit landschap gaat deels geleidelijk over in de moerassen van de ‘Kop van Overijssel’ maar kent ook steile overgangen van de klifkust bij de Voorst, met Paaslo en Steenwijk op de achtergrond. In die tijd fladdert daar nog de grote vuurvlinder rijkelijk rond in de moerassen die ongemerkt overgaan in tal van kleine riviertjes. Verspreid in het gebied vinden we resten van keileemopduikingen waar soms mensen zijn gaan wonen, denk aan het huidige Urk en Schokland, maar ook zijn plekken als het Zwartewatersklooster en Hasselt daarmee verbonden. 6
“Vogeleiland” of van het oostelijke Ketelmeer.
Met water het oerbos te lijf
Het punt waar het Vechtwater de polder ingelaten werd ligt nabij Ruimzicht, waar vanaf de oostzijde van het huidige Zwarte Water een
zuidelijk van de huidige Vecht lopende rivierloop
De klei uit het Vroegmiddeleeuwse boddenlandschap komt zeer waarschijnlijk uit Münsterland. Daar waar door ontbossing in de eerste helft van de Middeleeuwen van hogere gebieden een fossiel kustlandschap komt bloot te liggen. Door erosie komt de klei in het afstromende water terecht en uiteindelijk in een rivier die we nu de Overijsselse Vecht noemen. Die klei blijft onderweg in brede lage vlakten steken, in moerasbossen. Het lijkt er trouwens veel op dat die overstromingen moedwillig tot stand gebracht zijn om de oerwouden te kunnen beteugelen en om die om te vormen tot exploiteerbaar en/of voor beweiding geschikt land. Het teveel aan klei is er zelfs de oorzaak van dat veel bossen (eigenlijk zijn het nog oerwouden) in hun groei definitief aan hun einde komen.
van de Vecht was, deels samenvallend met de
zouden gaan.
Westerveldse Aa. Waar in het huidige Zwarte
Zo sterft er ook een omvangrijk bos af in het
Water die Vecht samenvloeide met een water
gebied wat we nu als Stadshagen bij Zwolle
dat we als de Aa kenden, en die vanuit Salland
kennen. Hier sterft al honderden jaren oud
gevoed werd, loopt een gegraven waterloop
moerasbos af in een stuk Voorsterbroek, nu
enigszins kronkelend naar de huidige Nieuwe
Mastenbroek. De IJssel wordt tot in het begin
Wetering toe. Hier werd dat water het oerbos
van de Middeleeuwen via de Oude IJssel in
ingelaten richting de al lang bestaande Oude
de Achterhoek gevoed vanuit het hoge plateau
Wetering waardoor de klei hier afgezet werd
en haar randen in het huidige Münsterland.
ten koste van het nog aanwezige oerbos, dat
Maar wanneer er weer een verbinding met het
deel uit maakte van het Voorsterbroek. Vanaf
Rijnsysteem ontstaat, zo ergens tussen 600-900
dat punt stroomde het ook in noordelijke
n. Chr., dan komt er nog meer water de West-
richting door het oerbos en hier werd in de
Overijsselse moerasvlakte binnen. Bossen in de
latere Middeleeuwen de eerste ‘wateringh’
West-Overijsselse regio beginnen definitief af te
(de latere Oude en nog weer later de Nieuwe
sterven door de vernatting en de vlakten krijgen
Wetering) gegraven richting het punt dat we
een steeds weidser karakter waarin rietruigten
nu als Veneriete resp. Genemuiden kennen.
gaan overheersen op de vruchtbare kleilaag
Overtollig water werd eerst door de vele rieten
die ook afgezet is. De nog niet geperceleerde
afgevoerd naar het Zwarte Water van toen,
gebieden worden beweid, er wordt een goede
maar die functie werd al gauw overgenomen
boterham mee verdiend. De ridders in het
door die Oude Wetering. Na de Oude Wetering
kasteel De Stins te Westenholte varen er wel
volgen de andere wateringhen die na de
bij! Hun kasteel is wereldberoemd in een tijd
inpoldering als weteringen de geschiedenis in
dat de wereld natuurlijk wel kleiner was dan nu!
De grens tussen het veen in de ondergrond en de kleilaag er boven is haarscherp en verloopt sterk golvend: de veenbovenkant is rijk aan allerlei hout tot hele stammen aan toe. Ze markeert de grens tussen het bos en het water met klei, wat men het gebied liet binnenstromen om een einde aan het oerbos te maken. De kleilaag is daarna begroeid geraakt met riet en ruigte en is daarna door beweiding in exploitatie gekomen in Merovingse tijd (Riddertijd).
7
In 1865 loopt de gemeentegrens ter hoogte van de noordgrens
zeep helpen’. De Aa verliep destijds via de gemeentegrens die op
van Zwollerkerspel en Zwolle ter hoogte van de Westerveldse Aa,
deze kaart als stippellijn tussen beide dijken aangegeven staat. In de
die hier als één van de oorspronkelijke rivierlopen van de Vecht
allereerste periode van de oerbosvernietiging werd het overtollige
opgevat wordt. Deze Aa wordt in de Vroege-Middeleeuwen door
water in het oostelijke broek gedraineerd via waterlopen die we nu als
heren Van Voorst, ter hoogte van het toenmalige Stadsland en het
‘rieten’ kennen. Dit water werd afgevoerd naar de voorloper van het
Zuidelijke Jutjes Riet, afgetapt en in verbinding gebracht met de
Zwarte Water. Later kwam de Oude en Nieuwe Wetering hiervoor in
oude wateringhen die in het oostelijke broek het water met haar
de plaats, maar de rieten bleven bestaan en gaven hun naam aan de
kleivracht distribueren en het bestaande broek moedwillig ‘om
beweide blokken er om heen.
De Zuiderzee wint
Het gebied westelijk van Vollenhove bestaat
die we nu de Vecht noemen, waarin ook de
van de IJssel en verloopt net voorbij Kampen
nog uit een nagenoeg aaneengesloten
Sethe (= Reest + Meppelerdiep) terecht komt
in oostelijke richting om uiteindelijk nog door
veengebied tot ver voorbij het huidige Urk. De
en de diverse beekjes van het keileemplateau
delen van Friesland te lopen. Bij Brunnepe, aan
bewoning is beperkt tot kleine gehuchten die er
van Vollenhove. Vanuit westelijke richting wordt
de overzijde van de IJssel en wat “een plek
verspreid voorkomen. De wateren en moerassen
al dat moeras gevoed door een oude voorloper
waar bruin water stroomt” betekent, neemt
betreffen zompige plekken waarin rivierwater
van de huidige IJssel. Samen met andere
de invloed van watertoevloeiing vanuit het
zich verzamelt, deels gevoed door waterlopen
wateren en zijbeken is die afkomstig uit het dal
westelijke veen in die tijd al steeds meer af.
Baai met grintbanken
8
Door geleidelijke vernatting en versterkte
wind – tal van zandige banken vol grint en fijn
monding van de oude IJssel. Naar de gebieden
toevoer van riviertjes uit hogere gebieden en
vuursteengesteente uit de klifkusten heeft.
die we nu als Afsched, Kamperzeedijk,
uit de bovenlopen begint het veenlandschap
Ergens na 1400 pas gaat dit veengebied met
Veneriete en Genemuiden kennen. Deze
geërodeerd te raken. Ook onstaat er een
een zware storm geheel verloren en verdwijnen
weggevluchte lieden blijven de “Genemuider
baaiachtig gebied ten oosten van het
tal van gehuchten tussen Schokland en
baai” uiteraard bevissen, want veel andere
huidige Schokland. Hierin kan de Vecht haar
Vollenhove in zee. De bewoners van toen
bestaansmiddelen zijn er niet...
sediment blijven afzetten: de “Genemuider
vluchten – zo ze niet verdronken – richting
baai”, die aan de oostzijde – volop in de
Vollenhove, Kadoelen en de Krieger en naar de
In ons land bevloeien rivieren slechts de buitendijkse gebieden, maar vroeger liet men zo veel mogelijk gebieden met slibrijk water bevloeien teneinde die te bemesten, tienduizenden hectaren tegelijk. Het slib bleef achter als het water verdwenen was. Buiten Nederland is deze wijze van exploitatie nog zeer gebruikelijk.
De IJssel neemt in kracht toe, zeker als ze verbonden raakt met de Rijn. Hierin heeft Drusus, veldheer van de Romeinen, met een door hem – zo beweerde men tot voor kort gegraven kanaal (Drususgracht) in het geheel niet de hand gehad trouwens! Deze ‘Drususgracht’ zou de voorloper zijn van de rivier de IJssel tussen Arnhem en Doetinchem, maar dit is dus ontkracht.
De IJssel gaat wel steeds meer zand aanvoeren,
wordt voorzien. Het water werd uiteindelijk
vooral omdat men bovenstrooms tot ver in
weer in de waterlopen in het toenmalige Almere
Duitsland steeds meer bossen blijkt te kappen.
geloosd. Het landschap van toen had al een vrij
Niet alleen dienen tal van vloeden zich aan,
grootschalig en modern karakter: het waren
maar de zandvracht neemt ook toe. Waar het
deels beweide ‘blokken en hooiweiden, van
tot in de hoge Middeleeuwen nog om water
elkaar gescheiden door opgaand bos waarin
met slib ging die men kon laten bezinken,
wilgen, Zwarte elzen, essen en iepen moeten
neemt steeds vaker het risico op zandafzetting
hebben overheerst. Noordoostelijk van de
toe. Zo rond 1200 is de rivier eerder een
toenmalige IJssel gingen de heren Van Voorst
last dan een zegen en pas met gezamenlijke
al even ingenieus, zo ongeveer ter hoogte van
inspanning, waaraan de landheren en tevens
Schelle van de IJssel water aftappen om dan
Rivierdijken worden nodig
bisschoppen van Utrecht via allerlei
daarmee hun directe omgeving en belangrijke
dijkbrieven krachtige impulsen
deel van het Voorsterbroek (nu Mastenbroek)
aan gaven, ging het wat beter. Het
te bevloeien. Dit gebeurde ook weer met
aloude stelsel van kaden en leidijken
een stelsel van kaden en wateringhen. Die
begon plaats te maken voor meer
wateringhen worden pas later de bekende
moderne dijken, hoewel men zich hier
weteringen.
nog niet veel van moet voorstellen. Westelijk van de IJssel, waar het veen weer helemaal westelijk naar Elburg uitwaaiert, heersten de heren van Buckhorst over het veen dat via vloeivelden van slibrijk IJsselwater 9
Ridders dankzij het veen Er wordt op de venen, of liever met de
veenbevloeiingen, een goede boterham verdiend en de heren, representanten
uit de Karolingse tijd (feodale of riddertijd)
leefden er goed door. Ze deelden hun weelde nauwelijks met boer en burger en de geestelijkheid kwam er hier niet aan te pas. Dat gaat veranderen, maar pas tegen het einde van de Middeleeuwen, een periode waarover we via geschriften weinig geïnformeerd zijn. Het lijkt erop alsof alles hetzelfde blijft...
De Spoolderberg bij Zwolle dateert al uit de vroege Middeleeuwen. Het is een plek waar zowel recht gesproken werd als waar bestuurders elkaar troffen. Deze ‘berg’ (onnatuurlijke hoogte op plek waar al een natuurlijke terreinverhoging ligt) ligt relatief dichtbij de bewoning waar zowel het eerste als het latere tweede kasteel van de heren Van Voorst lag. 10
Noordwestelijk van Zwolle, richting Kampen is er al degelijk bewoning en bedijking. Zo is er al midden in de Middeleeuwen sprake van de Lambertuskerk te Wilsum, vermoedelijk de oudste van Overijssel, die dateert van 1050. Deze ligt direct aan de toenmalige IJssel, toen Wilsum een niet onbelangrijk stadje in dit IJsselgebied was. Veel minder zeker weten we hoe oud Zalk (‘Zallik’ of ‘Sallik’) is, maar vermoedelijk wat jonger dan Wilsum. Veel wijst erop dat Zalk eertijds op de noordelijke IJsseloever lag, ten noorden van de huidige IJssel, die als veel kleinere riviergeul zuidelijk van het huidige dorp liep en benut werd door de heren van Buckhorst om de westelijke venen te kunnen bevloeien zoals de heren Van Voorst dit al vele decennia deden in noordelijke richting met hun Voorsterbroek. Dat wonen aan de IJssel ongewis was wist men al generaties, want de slechts ten dele bedijkte
Wonen in de IJsseldelta bij de IJssel
rivier wist haar loop nog wel eens te verleggen.
Katen - ongeveer waar nu het Katerveer ligt –
de polder Mastenbroek benut als rivierloop
Iets wat meanderende rivieren nu eenmaal
ten onder gegaan na een decennialang gevecht
om die weer ter hoogte van het huidige
bij tijd en wijle plegen te doen, waarbij vaak
tegen de IJssel. Vermoedelijk heeft in die tijd
Veecaten te verlaten. Deze oude wateringhe
enorme demografische en economische schade
ook de IJssel Zalk van oever doen verspringen
is later vernoemd geraakt naar de bisschop en
geleden wordt. Zo is vermoedelijk het oudste en
door de toenmalige noordelijke IJsseldijk van
werd nadien dan ook de Bisschopswetering
eerste kasteel van de heren Van Voorst ten prooi
Westenholte en Konijnenbelten naar Zalk te
genoemd. Vermoedelijk heette die daarvoor
gevallen aan de grillen van de alsmaar groter
doorbreken. De IJssel heeft toen vermoedelijk
gewoonweg ‘Zalkerwateringh’ maar hierover
wordende IJssel. En zo is in 1444 het dorpje
een stukje van de toenmalige wateringhe in
rept de geschiedenis niet.
De kerk van Zalk torent boven het lokale landschap uit. Zoals zo veel oude kerken is het geen verrassing als ze haar oorsprong zou vinden op een oeroude waterader die aan de basis van menig doopvont ligt. Een waterader zou in deze situatie kunnen duiden op de geografische relatie met de Veluwe, waar in de periode aansluitend op de voorlaatste IJstijd enorme zandwaaiers alle windrichting op gingen, nog ruim vóór het latere veen hierop tot ontwikkeling kwam. 11
De Wieden
Zwartsluis
Zuiderzeepolder
Genemuiden
Ramspol
Polder de Pieper
Mandjeswaard
Kamperzeedijk
Kampereiland
Keteleiland Seveningen
Hasselt
Grafhorst Jutjesriet
De Koekoek Mastenbroek
el
sw
ss
op
IJ
sch
Bis
IJsselmuiden
ete g rin
Oosterholt
Kampen
Stadsbroek
Scherenwelle ‘s-Heerenbroek
Stadshagen
Wilsum Zalk
Benoorden de Willemsvaart Westenholte Vreugderijkerwaard
12
Zwolle
Ligging Mastenbroek in de IJsseldelta Begrenzing Nationaal Landschap IJsseldelta
0
2 km
Beleidsinformatie: Geo-informatie maart 2007 tek.nr.07456057
13
Forse omwenteling en aanloop
Is het door het noodlot dat deze regio een forse omwenteling ondergaat die zowel fysiek-geografisch als maatschappelijk en daarmee economisch doorwerkt? Misschien is de bedijking van Mastenbroek wel één van de meest ingrijpende zaken, zo’n 650 jaar geleden, ergens in de 14e eeuw. Er werken ogenschijnlijk los van elkaar zaken op elkaar in, die tot op de dag van vandaag hun weerslag vinden. Juist gedurende deze tijd komt de bisschop van Utrecht in de gelegenheid zijn slag te slaan... Maar vóórdat het geschikte moment er was, is daar eerst een forse aanloop voor nodig.
En die aanloop omvatte onder meer het gegeven
Zo kon het zijn dat er op een gegeven
dat de Duitse Keizer, tot wiens gezag dit gebied
moment telgen met een meer aan de Franse
behoorde, de oude vazalliteit wilde oppoetsen.
koning toegenegen houding de grafelijke
Daartoe werden aan ‘keizervriendelijke’
én bisschoppelijke lakens gingen uitdelen.
bisdommen lenen (= gebieden) toegekend
Bijvoorbeeld toen het huis Avesnes een zeer
waarbij de bisschop naast kerkelijk leider nu ook
belangrijke rol ging spelen. De toenmalige graven
wereldlijk leider werd. Het Oversticht (= Overijssel)
waren vooral met het bestuur van het land
was zo’n gouw (= gewest) dat aan de Utrechtse
bezig, terwijl de bisschoppen zich vooral met
bisschop toegekend (= uitgeleend) werd. De
landontginning en waterbeheer bezig hielden. En
keizer was ermee in zijn nopjes want uitlenen
omdat het nauwe familie van elkaar was, kwamen
aan een bisschop betekende in ieder geval twee
veel revenuen uiteindelijk in een steeds kleinere
dingen. Ten eerste: het uitgeleende goed kon niet
kliek van belanghebbenden terecht, die de macht
vererfd raken omdat een bisschop nu eenmaal
menigmaal aan elkaar toebedeelden. Niet vreemd
geen nakomelingen kreeg en ten tweede: in zo’n
dat hier allerlei slangenkuilen verborgen lagen.
bisschoppelijk goed werd de kerk gedienstig
En de éne keer helde de macht meer over naar
geëerd.
Engelse, dan weer naar Franse of weer naar Duitse invloed. Maar op enig moment, het was
Daar stond natuurlijk wel een forse pacht
een bisschop met Franse achtergrond, was het
tegenover. Bij de benoeming van de feitelijke
moment geschikt om in deze gouwe van zich te
bisschop Guy van Avesnes speelden de graven van
laten spreken.
Holland en hun trawanten ook weer een rol. 14
Een sluwe bisschop De IJssel verwilderde zo erg dat de oude inperking van deze rivier met kaden geheel door nieuwe dijken vervangen moest worden en wel helemaal vanuit het IJsseldal tot aan Kampen toe. De bisschop voorzag dat er een prima momentum was om de zaken helemaal naar zijn hand te gaan zetten en om de heren Van Voorst, die het hier voor het zeggen hadden, een flinke hak te zetten.
heen, waardoor er een kleine oorlog uitbrak die uiteindelijk het bestuurlijke einde van Van Voorst betekende. Zo in deze zelfde tijd was er in Zwolle een sterke tegenstroming binnen de kerk op gang gekomen, onder leiding van Geert Grote en die Geert Grote vond veel weerklank bij de gegoede burgerij en handelaren die eigenlijk wel wat meer wilden met de stad. De bisschop verleende Zwolle het Hanzerecht, iets
De overwonnen heer Van Voorst wordt zoals
dat Kampen al lang bezat, waardoor Zwolle
toen meestal gebruikelijk niet gedood. Hij komt
de Aa tot een goed bevaarbaar Zwolse Diep
niet lang daarna in dienst als eerste ‘dijkgraaf’
(= Zwarte Water) kon maken. Per saldo kreeg
om het veengebied Mastenbroek te bestieren
Zo zette hij Zwolle aan om ruzie met Van Voorst
hierdoor de bisschop veel van zijn status in het
inzake het landgebruik en waterbeheer. Niet
te maken, en een kanaal naar de IJssel te laten
Zwolse terug. Overigens krijgen de heren van
lang daarna volgen zijn beide zoons hem op, als
graven dwars door hun bevloeiingskanalen
Buckhorst (onder het gezag van de hertog van
hij – vermoedelijk van alle narigheid – komt te
Gelre) hier geen last mee.
overlijden.
De rivier de IJssel voerde jaren achtereen veel zand aan, wat tot lokale verstoppingen leidde. Dit betekende het einde van de uitgestrekte, onbegaanbare Wilgenbossen die het IJsseldal gevuld hebben en die het leefgebied van Bevers en Otters vormden. De relatief geringe dynamiek van de Wilgenbossen werd steeds meer omgeruild voor de dynamiek van rivierduinen, droogvallende en soms sterk stuivende rivieroevers en langgerekte hoogten direct naast de rivierlopen. 15
Spagaat van de kerk
Door deze gang van zaken kon de bisschop ook zijn positie als kerkelijk leider blijven manifesteren. Want hiermee kon hij – juist in deze Zwolse omgeving – zich goed verweren tegen Geert Grote en consorten. Deze had zich sterk verweerd tegen de toenemende goddeloosheid binnen de kerk en de groeiende behoefte aan geld en andere wereldlijke middelen. Juist in deze omgeving, denk ook aan de in gebruik genomen en destijds al zeer modern ingerichte gebieden bij Windesheim, was dat verzet tegen de alliantie van kerkelijk en wereldlijk gezag immers het sterkst.
Omdijken of bedijken De polder wordt een gebied dat al lange tijd geëxploiteerd werd onder het gezag van de feodale heren Van Voorst. De inpoldering waarbij een gezamenlijke dijk aangelegd wordt, moeten we in eerste instantie beschouwen als een omdijking. De zee is nog nergens te vinden en de rivieren de IJssel, de Aa en Vecht hebben nog relatief laag liggende uiterwaarden. Als er al sprake is van overstroming, dan is die juist erg welkom (ze voert naast water ook slib aan) en wordt deze inundatie tot zover mogelijk het veengebied ingevoerd. De komst van een gezamenlijke dijk om dit veengebied heen werkt in de hand dat er moet worden samengewerkt, maar ook dat men in staat is om water op het wat hoger liggende veengebied vast te houden. Door de steeds terugkerende winterbevloeiing ontstaat er een uitgestrekt en vruchtbaar gebied dat men veel planmatiger kan exploiteren. De omdijking stelt de samenwerkende investeerders (de vrindjes van de bisschop) in staat om hun investering er weer uit te krijgen, namelijk door dat vruchtbare polderland vanaf terpen te gaan benutten. De realisatie van de dijken was in 1364 (650 jaar geleden) een feit!
16
Mastenbroek (het Voorsterbroec van eertijds) werd in blokken verdeeld onder de medebetrokkenen die de bisschop openlijk gesteund hadden en dat waren naast de steden Zwolle en Kampen ook de omliggende plaatsjes (nu vaak geheel opgegaan in de stad Zwolle). Daartoe behoorden NIET de plekken aan de noordkant van dit gebied zoals Kamperzeedijk, Afsched, Veneriete en Genemuiden, hoewel die al van ouds in dit gebied woonden en werkten. Zij hadden zich kennelijk van dit conflict afzijdig gehouden of waren misschien wel tegen deze gang van zaken geweest. Hoewel Kampen destijds al wel delen van het Voorsterbroec gebruikte, was deze stad al lange tijd een concurrent van Zwolle, maar ook van Wilsum. Kampen had een vervelend probleem maar zag ook kansen: ze zag het probleem van de steeds weer verzandende IJssel met alle nadeel voor de handel en scheepvaart, maar zag ook een mooie kans om haar zeggingskracht over de IJsselmonding te krijgen; hier ontstond in vrij korte tijd een delta met vruchtbare landerijen die vanaf terpen geëxploiteerd konden worden. Om nu Kampen zowel veel grond in Mastenbroek toe te delen én een delta in wording achtte de bisschop, zo schat ik in, teveel
van het goede en ze liet Kampen kiezen tussen of een stuk Mastenbroek of eeuwige rechten op de Kampereilanden, plus visrechten tot ver in het gebied waar ooit de Genemuider baai was. Kampen koos voor het Kampereiland. Nadien komt het polderland relatief steeds lager ten opzichte van de rivieren te liggen en moet men, betrouwbare bemalingen ontbreken nog, met uitvlieten (zielen of zijlen) van het overtollige water afkomen. Bij een aanhoudende oostenwind lukt dat vaak goed, maar in onze contreien overheersen de westenwinden meestal... De omdijking wordt steeds meer ervaren als een bedijking die de exploitanten van de polder moet vrijwaren van te veel instromend rivierwater, waar al na een paar eeuwen na de bedijking invloed van de zee bij komt. De dijken worden geleidelijk aan winterdijken genoemd en krijgen steeds meer de moderne functie van dijk voor de veiligheid. De benutting van de landerijen wordt er in principe niet veel anders door, maar het duurt nog tot in het midden van de 19e eeuw, voor er bemaling komt die men passend vindt bij de overwegend landbouwkundige gebiedsdoelstellingen.
Na diverse ruimingen en bedijkingen was er een geheel nieuwe, bedijkte polder ontstaan in het Voorsterbroekse veenlandschap met de naam Mastenbroek. Dit is een bijna 10.000 hectare groot veengebied dat grotendeels door moedwillige inundaties ontdaan was van oerbos. Via de weteringen, op de oude plekken waar altijd al wateringhen gelopen hadden, werd het poldergebied nu bevloeid.
Op zo’n 100 terpen liggen de oudste boerenrijen in een paar linten in de polder. Ze lagen vroeger meer verscholen tussen het hout dat als geriefhout dienst deed. Dit groeide goed op de lage plekken die door het afgraven ten behoeve van de terp ontstaan waren. Veel terpen liggen nu open-en-bloot, volop in de wind, het hout er om heen is vaak vervangen, soms door een erg magere beplanting en soms ontbreekt die zelfs.
Er werd een stelsel van interne bekadingen opgeworpen, die ook ter ontsluiting dienden. En er kwam ruimte voor ongeveer 100 boerderijen, door deze in een paar rijen op de reeds afgezette kleibodem op te werpen tot terpen.
heel logisch. Het verraadde tevens de Friese
Boeren vanaf 100 terpen
invloed aan het hof van de bisschop. Immers in
recent dus biologische bedrijven. Er werden
regio, waren het lieden van elders zoals die
heel Friesland uit de voorafgaande Merovingse
bedrijfsleiders (zeg zetboeren) opgespoord
zich ook in West-Nederlandse ontginningen
tijd, wist men dat dit een noodzaak was: de
voor al die nieuwe bedrijven en de polder, het
hebben gevestigd, vaak vluchtelingen van
ervaringen in de bakermat van ons polderstelsel
is nog Middeleeuwen! Het wordt steeds meer
elders, gelukzoekers? De investeerders van toen
werd dan ook - zo mag men veronderstellen –
geëxploiteerd op de strak-geometrische wijze
hechtten veel waarde aan hun kundigheden,
gretig door deze leenheer omarmd. De grond
die we nu nog kennen, een landschap vol
want men vertrouwde hen toe dat ze relatief
was – tot in de 2e helft van de 19e eeuw
van rechte lijnen en open ruimten. Maar wie
grote stukken grond mochten benutten. Tegen
– onbemest. En via de bevloeiingen kon men
die eerste ‘Mastenbroekers’ waren en waar
een flinke duit geld aan pacht natuurlijk!
op ieder bedrijf rivierslib laten bezinken ter
ze vandaan kwamen, weten we niet... Waren
bemesting. Alle bedrijven waren tot relatief
het pioniers en kinderen van boeren uit deze
Ieder gemiddeld tegen de 100 hectare groot. Dit was uitzonderlijk groot in een tijd dat een gemiddeld boerenbedrijfje óf keuterboer toch relatief klein was met hooguit zo’n 8-12 koeien. Dat men op terpen ging wonen in dit iedere winter weer onder water staande veenland was
17
Eigendom bepalen en beperken De regio krijgt steeds meer de contouren van hoe we het nu kennen. Staphorst wordt ontgonnen vanuit het Cisterciënser-klooster te Zwartewater. Na veel geharrewar, waarbij een gezworen landmeter heel vaak het veengebied in moest om de eigendommen te bepalen. Dit gebeurde ook zuidelijk van de huidige Dedemsvaart (in Genne en Holten), in de kop van Overijssel, en in veel andere oostelijke en noordelijke veenstreken. Uit die tijd dateert menig werkwoord die we
dan het optrekken van een houten, en dus
nu ook kennen zonder ons de oorspronkelijke
verplaatsbaar, kot. Waar op oude kaarten
betekenis te realiseren. Zo is ‘bepalen’ letterlijk
sprake is van ‘zee(g)graven duidt dat op een
afkomstig van ‘het slaan van palen’ in te
‘gegraven kwelsloot’, een sloot die parallel aan
ontginnen gebieden, opdat de ontginners weten
een dijk gegraven is en die het water dat onder
waar ze zich aan moeten houden qua richting
die dijk doorsijpelt, kwelt of ‘wegzijgt’ opvangt;
en reikwijdte van de ontginning. ‘Beperken’
het woordje ‘zeeg’ duidt dan op ‘zijgen’
betekent ‘er een perk van maken, inhoudende
iets dat we ook weer in het Angelsaksische
dat je op een bepaald stuk grond ook kon
taalbereik tegen komen. En zo treffen we tal van
gaan wonen’, hoewel je bij de bewoning
voorbeelden aan.
van toen niet veel meer moet voorstellen
18
Dijkherstel met alle middelen
Rondom de Enserkerk op het voormalige eiland Schokland kunt u goed zien dat men zich toendertijd nog veilig waande achter allerlei plankenen palenbeschoeiingen. Men woonde en leefde met de rivieren en de zee, meestal noodgedwongen.
De Zuiderzee was nog een enorme bedreiging voor dit deel van Overijssel. Immers met noordwesterstormen liep de waterstand vervaarlijk hoog tegen de dijken op en beukten ze ongenaakbaar op de ranke dijken. Zo eens per 50 jaar ging het mis en overstroomde het hele achterland tot voorbij Meppel, tot bij Dalfsen en Heino en kon men tot Wijhe de hoge waterstand bemerken. De terugtrekkende zee liet echter een vruchtbare laag slik achter en menig sloot was gevuld met vis als Haring en Bot. En kennelijk was men de ellende dan al weer snel vergeten. Veel frequenter braken de dijken door, gemiddeld
Bijna-Zuiderzee stadjes De zee kwam evenwel steeds dichterbij en
bewoning soms alleen maar ruimte was voor
het scheelde maar een haar of ook Zwartsluis
een stenen of planken waterkerende dijk.
en Staphorst hadden aan de zee gelegen. En misschien Hasselt en Zwolle ook wel want het
Perioden van allerlei voor- en tegenspoed,
veengebied in deze delta was niet de allerbeste
oorlogen en ‘pestinenties’ maakten de regio
buffer zo bleek in de loop der eeuwen. En dat
tot wat ze nu is: een zeer waterrijk gebied met
de rivier of zee bedreigend was bleek wel uit
een taaie bevolking die menig leed weet te (ver)
het feit dat er tussen de rivier of zee en de
dragen.
Weer een nieuwe tijd In omstreeks het eind van de 1e helft van de
enige bemesting stratendrek, krabbenscheer
twintigste eeuw liep de Zuiderzee tegen het
en koeienmest. En daarmee verdween ook
einde en kwam na veel plannen uiteindelijk na
de rijke vogelbevolking van de graslanden,
de aanleg van de Afsluitdijk het IJsselmeer.
alles wat op blauwgrasland leek en daarmee
De Zuiderzee-economie hield definitief op
de bijzondere flora die deze gebieden zo lang
te bestaan toen de laatste botters hun kuil
gekenmerkt had. Bedenk dat vrijwel ieder
binnentrokken en de laatste vracht paling
grasland van toen paarsrood kon kleuren van
was het altijd wel ergens 1 x per 10 jaar
aan land gebracht werd. De gebiedsinrichting
de orchideeën, en op de kleiige delen helemaal
mis. Met man en macht dichtte men dan
en het grondgebruik werden moderner,
bedekt werden door velden vol kievitsbloemen
de dijken met alles wat voorhanden was,
wat voor natuur grote gevolgen had: de
wanneer het winterwater weer wegzakte en
vooral takkenbossen en mest was heel
kenmerkende biodiversiteit duikelde ineen
alles weer begon te bloeien. Grutto’s leken wel
gebruikelijk, maar ook met karrevrachten
en tal van bijzondere leefgebieden raakten
op kolonievogels en er was geen kraai die het
grond, planken en palen. Hele dijkstukken
verloren. Soorten stierven uit of raakten in hun
waagde de polder in te vliegen.
bestonden uit slechts palenrijen met
voorkomen geïsoleerd. Oude, gebruikelijke
planken er aan gespijkerd, maar nood
exploitatievormen raakten in onbruik. Denk
breekt wet.
maar aan de exploitatie van land met als
bertknot | photo op flickr
19
Nieuwe wetmatigheden Het moderne tijdperk van na 1945 rolde zich
Op de kleiige grond bovenop het veen groeiden vroeger in de nabijheid van de rivieren het Zwarte Water, de Vecht en de IJssel miljoenen
ook in deze regio uit. Na de jaren zeventig
kievitsbloemen. Afgaand
begon de groei ieder dorp, stadje en stad
op de bloemenpracht, ieder
wel te raken en tal van woonwijken stegen
voorjaar weer, zag je nog
de pan uit. Vinex-wijken maakten een einde
maar 10% van het werkelijke
aan Middeleeuws-oude veenlandschappen.
aantal: de meesten bloeiden
Hanzesteden zijn al lang vervangen door nieuwe
(nog) niet of bleven
economische wetmatigheden en alles wordt
ondergronds. Tegenwoordig
met alles verbonden door grote wegen, wegen
vinden we deze plant alleen
en paden op plekken waar eertijds alleen maar
in overstroomde gebieden,
gevaren kon worden of via een tolweg over land
nog maar in een paar landen
gereden kon worden.
waarvan Nederland de tweede plaats bezet.
Klimaat verandert voortdurend En nu lijkt in dit steeds groter wordend stadpark-Nederland ook nog het klimaat te
veranderen. Het wordt warmer en de neerslag verloopt buiiger. Maar dat is niet nieuw, want in de hier behandelde tijdspanne werd het aan het begin van de jaartelling warmer (de Romeinen kwamen), toen natter (de Franken gingen heersen), toen kregen we een kleine IJstijd (einde Middeleeuwen en begin industriĂŤle tijdperk), en nu wordt het warmer (moderne tijd). Het lijkt een golfbeweging, waar we als mens wel invloed op hebben, maar laten we dat niet overschatten... 20
Rampen veranderen van geografisch in maatschappelijk naar economisch De regio is in tweeduizend jaar aan gigantische veranderingen onderhevig geweest en dat zal zo blijven. Vroeger waren het geografische rampen met veel ecologische en maatschappelijke gevolgen en tegenwoordig lijkt het erop dat maatschappelijke rampen (denk aan WO II) de gevolgen dicteren. Zelfs economische rampen zorgen voor veel vervolg... Maar die dynamiek, leuk of niet, zal er zeer vermoedelijk blijven. En welk scenario het meest waarschijnlijke is: let op het klimaat en de risico’s die er mee samenhangen. Maar wie zal zeggen dat er geen WO III komt of een ramp op het vlak van humane gezondheid...?
Nu verder en hoe? Tweeduizend jaar
veilige manier wonen en werken moeten zien
geschiedenis is een langere periode dan 650
te verenigen met de relatief lage ligging op het
jaar polderhistorie. Natuurlijk markeerde de
ontmoetingspunt van rivier, stad en zee? Kun je
inpoldering, of liever bedijking, een gigantisch
dit wel vervlechten en mixen of moet je kiezen?
belangrijke periode. Maar laten we die bedijking
Terugkijken en leren van het verleden is een
in waarde niet overschatten. Het is primair
relatief gemakkelijke opgave in vergelijking met
bedoeld om de exploitatie van het al veel langer
onze toekomst: toen woonde er slechts een
geëxploiteerde veengebied het Voorsterbroek
handje vol mensen en straks...? Moet je hier
toen in een modern jasje te gieten. De
wel mensen naar ‘toe lokken’ of moet je juist
bedijking van toen volgde prima op de toen
mensen stimuleren hier niet te gaan wonen en
gepraktiseerde inpolderingspraktijk, het paste
werken? Zijn er goede technische antwoorden
prima bij de hierop volgende droogmakerijen
te vinden om in deze delta meer mensen op
en de veel latere inpolderingen van delen van
watervrije hoogten te laten verblijven: moet
de Zuiderzee en het IJsselmeer. Onbedoeld
iedereen er permanent verblijven of is er een
was al ruim vóór de bedijking een man-made
meer temporaire maatschappij denkbaar waarbij
geëxploiteerd landschap ontstaan in de tijd
we gescheiden wonen en werken? Schuilt
van de Merovingers door toedoen van de heren
het juiste antwoord erin door aanwijzingen
van Voorst. Jaloezie en geldzucht waren de
te zoeken in het verleden, zoals we dat als
belangrijkste drijfveren om de macht door
goede erfgoedbeheerders plegen te doen. Wat
sluw samenspel over te gaan nemen, in een
behouden we dan, wat nemen we mee de
weldoordacht momentum. Staan we nu weer
toekomst in? Onze bestuurders staan voor een
op zo’n kantelpunt, nu we de vraag moeten
grote uitdaging.
beantwoorden hoe we op een duurzame en
Zullen we blijven modderen in de delta, gaan we op watervrije plekken wonen en werken. Gaan we wonen en werken scheiden door aan de Veluwerand te gaan wonen om in de delta te gaan werken. Kunnen we de lessen uit het verleden benutten als leidraad voor de toekomst?
21
Als de Romeinen komen in een vrij warme klimaat fase brengen ze met veldheer Drusus ook kennis mee omtrent bevloeiing, iets dat hun elite al als kennis in Egypte opgedaan heeft. Maar daar komt weer een einde aan, in de ‘duistere’ Middeleeuwen wordt veel van die kennis gepraktiseerd door feodale heersers (zeg ridders op hun heerlijkheden) die er een zeer goede boterham door verdienen. Dat bracht allerlei maatschappelijke verandering met zich mee, maar er waren ook enorme ecologische veranderingen gaande. Door ontginnen en inpolderingen ontgon men steeds meer de laatste resten natuur zoals die ooit kenmerkend waren voor het lage deel van ons land. Veengebieden met hun oerbossen werden door slim gebruik te maken van rivierwater om zeep geholpen en zo werd ook het Voorsterbroek in een paar stappen aan
Samenvatting
‘moeder natuur ontfutseld’. Maar de rivieren laten van zich horen en in de verte zwelt de zee aan. Het wonen en werken
nabij het water wordt bij tijd en wijle erg spannend, maar er dienen zich ook maatschappelijke kantelpunten aan. Dit gebied wordt door een sluw samenspel van de toenmalige Utrechtse bisschop met tal van regionale partijen aan het toenmalige gezag onttrokken en deze nieuwe landsheer beloonde de hem getrouwe betrokkenen rijkelijk. Het Voorsterbroek ging als Mastenbroek een nieuwe 650 jaar lange periode tegemoet, tot nu toe. De polder werd eerst ‘omdijkt’ en die dijk werd geleidelijk aan steeds noodzakelijker als bedijking vanwege haar beschermende werking. De polder werd vanaf toen van terpen geëxploiteerd, op een ongekend moderne manier zouden we nu zeggen. De kracht van de dijken is nadien nog menigmaal op de proef gesteld en pas na de aanleg van de Afsluitdijk, nog maar enkele decennia geleden, is de veiligheid van de voormalige Zuiderzee-regio behoorlijk gewaarborgd. De tijd leerde ons al dat de tijd om achterover te leunen nooit zal aanbreken wanneer je in een delta leeft. Zal het klimaat als bron voor de nieuwe zorgen optreden? Het is aan bestuurders hier goede antwoorden op te vinden.
22
Literatuur Baaijens, G.J., E.B. Brinckmann, P. Dauvellier & P. van der Molen (2011). Stromend Landschap. Vloeiweidenstelsels in Nederland. KNNV Uitgeverij, Zeist.
Gottschalk, M.K.E. (1971 e.v.j.). Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland. (3 delen, periode vóór 1400-1700). Van Gorcum 7 Comp. N.V., Assen.
Baaijens, G.J., F.H. Everts & A.P. Grootjans (2001). Traditionele bevloeiing van grasland. Een studie naar vroegere bevloeiing van reservaten in Pleistoceen Nederland, alsmede enkele boezemlanden. Expertisecentrum LNV. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Wageningen.
Grutter, B. & A. Corporaal (2011). Kievitsbloemen en bondgenoten: samen succesvol. In: J.H.J. Schaminée et al. (red.), Gewapende vrede. Beschouwingen over plantdierrelaties. KNNV Uitgeverij, Zeist, pg. 88-106.
Beernink, J.J.Ph. (1937). Waterbouwkundige werken der oudheid in Nederland. Uitgave van de N.V. Uitgeversmaatschappij Ae. E. Kluwer, Deventer. Beyer, L. (1992). Die Baumberge. Landschaftsführer des Westfälischen Heimatbundes. Aschendorf Verlag. Münster. Brunsveld, M. & A. Corporaal (2008). Halfnatuurlijke graslanden: herkomst van de plantensoorten, ontstaan en ontwikkeling. In: J.H.J. Schaminée & E.J. Weeda (red.), Grenzen in beweging. Beschouwingen over vegetatiegeografie. KNNV Uitgeverij, Zeist, pg. 112-130. Buisman, J. (2011). Extreem weer! Een canon van weergaloze winters & zinderende zomers, hagel & hozen, stormen & watersnoden. Van Wijnen, Franeker. Corporaal, A., R. Koopmans & R.L. Kooman (2014, in druk). De HKG-methode, een nieuwe methode om het risico op piping beter beheersbaar te maken. Arnhem. Everard, M (2005). Water meadows. Living treasures in the English landscape. Forest Text. Ceredigion. UK.
Gulikers, J. & A. van Halem (2013). IJsseldelta. Nationaal Landschap in beeld. Uitgave IJsselakademie. Kampen. Hamming, C., M. Knibbe & G.C. Maarleveld (1965). Afzettingen van de IJssel, nabij Zwolle. Inleiding. Boor en Spade 14: 88-102. Makaske, B., G.J. Maas & D.G. van Smeerdijk (2008). The age and origin of the Gelderse IJssel. Netherlands Journal of Geosciences – Geologie en Mijnbouw 87-4: 323-337. Huisman, K. (1995). De Drususgrachten: een nieuwe hypothese. Westerheem 44: 188-194. Marsman, D.J., S. Visser & R. Immink (2006). Italiëreis ‘waterbestuurders Rijn-West’ op 20 en 21 oktober 2006 aan de Povlakte. Mooiweer J. en W.Koster (2003). Uit den ash kolk der vergetelheid. Geschiedenis van de stad Hasselt 1252-2002. Uitgave IJsselakademie. Kampen. Neefjes, J. et al. (2010). Cultuurhistorische Atlas van de Vecht, biografie van Nederlands grootste kleine rivier. Zwolle. Pons, L.J. (1957). Bodemkundige studies No. 3 - De Geologie, de bodemvorming en de waterstaatkundige ontwikkeling van het land van Maas en Waal en een gedeelte van het rijk van Nijmegen. Stichting voor bodemkartering, Wageningen.
In samenwerking met Nationaal Landschap IJsseldelta, vormgeving door Villa5.
Schilt, A. en A.Corporaal (2012). Vossenstaartgraslanden in Salland door de eeuwen heen. In: Schaminée et al (2012). Geboeid door het verleden. Beschouwingen over historische ecologie. Uitgave KNNV-uitgeverij. Zeist. Sebus, J.H. (1923). De oudste geschreven berichten over ons land. Tijdschrift KNAG, serie 2. Spek, T., F.D. Zeiler & E. Raap (1996). Van de Hunnepe tot de zee. De geschiedenis van het Waterschap Salland. IJsselakademie, Kampen. Van den Berg, J.P. & D.M. van der Schrier (1987). Windesheim. Studies over een Sallands dorp bij de IJssel. Hoofdstuk ‘Het water in het historische landschap van Windesheim’ Uitgave van de IJsselakademie, Kampen. Van der Schrier, D.M. (2011). Overijsselsche waterstaat in de kaart gekeken. Uitgave IJsselakademie. Kampen. Van Vliet, M. (1961). Het hoogheemraadschap van de Lekdijk bovendams. Van Gorcum & Comp. N.V., Assen. Weeda, E.J., J.H.J. Schaminée & L. van Duuren (2002). Atlas van Plantengemeenschappen in Nederland 2. Graslanden, zomen en droge heiden. Uitgeverij KNNV, Utrecht. W-Books (2011). Moderne devotie. Terug naar de bron met Geert Grote en Thomas a Kempis. Zwolle. Zeiler, F.D. (1995). Omarmd door IJssel en Zwartewater. Zeven eeuwen Mastenbroek. Uitgave IJsselakademie. Kampen.
23