Fedelec
JULI
Vakblad van de Nationale Federatie van Elektrotechnische Ondernermers
2017 DRIEMAANDELIJKS LEDENBLAD
magazine Incert Video Certificatie
Meldingsplicht PV-installateur
Erkenning van aannemers
Prijsherzieningsformules Elektrotechnische juli 2017 ondernemers•
1
Eén dag voor alle technieken Fedelec en ICS lanceren samen een unieke vakbeurs
the save te da
VRIJDAG 1 DECEMBER 2017
De eerste Belgische vakbeurs voor alle installatietechnieken: binnenklimaat, sanitair, elektrotechniek, automatisering én beveiliging, verwarming, schoorsteenvegen, waterbehandeling.
In de ruime hallen van Brussels Kart Expo van 10u00 tot 20u00. Gratis toegang voor bouwprofessionals. Sfeer en gezelligheid verzekerd dankzij gratis buffetten en drank.
Meer informatie over het boeken van een stand voor dit unieke evenement via steve.caufriez@confederatiebouw.be. www.installday.be organisatie:
mediapartners:
Fedelec magazine
ICS magazine
initiatief van: Elektrotechnische ondernemers
EDITO
Evenwichtig sectoraal akkoord In het verleden verliepen de sectorale onderhandelingen veeleer met het klassiek uitwisselen van eisenbundels, waarbij uiteindelijk getracht werd om een compromis te bereiken. Verschillende maatschappelijke uitdagingen, waaronder het behoud en de versterking van de tewerkstelling, evenals het tegengaan van oneerlijke concurrentie vanuit het buitenland, hebben de sociale partners ertoe geleid om de onderhandelingen op een andere manier aan te pakken. Niet dat er geen eisenbundels meer zijn, maar er is een zekere mentaliteitswijziging opgetreden waarbij de vertegenwoordigers van de vakbonden en de werkgevers meer met elkaar rekening houden omdat ze deels dezelfde bekommernissen delen.
Karl Neyrinck
Ik ben dan ook verheugd dat er op 14 juni 2017 een nationaal akkoord voor de jaren 2017-2018 kon bereikt worden, waarbij ook aandacht besteed werd aan een aantal verwachtingen van onze ondernemingen. Zo krijgen onze ondernemingen meer flexibiliteit inzake arbeidsorganisatie. Werknemers die daarvoor vragende partij zijn zullen vrijwillige overuren kunnen presteren als hun werkgever daar nood aan heeft. Een deel daarvan telt niet mee voor de berekening van de interne grens en hoeft dus niet gerecupereerd te worden. Enige kanttekening: de wetgever heeft het allemaal nog wat ingewikkelder gemaakt gezien de verschillende regelingen die al dan niet op elkaar aansluiten. De administratieve vereenvoudiging waarover men het steeds heeft is hier ver te zoeken… De andere beslissingen in het kader van het sectoraal akkoord vloeien voort of zijn conform het interprofessioneel akkoord en de wet werkbaar en wendbaar werk. Dit wil zeggen dat we binnen het kader van de loonnorm blijven en dat er geen verhogingen zijn van de werkgeversbijdragen, ook niet in het kader van het fonds voor bestaanszekerheid ondanks dat de aanvullende uitkeringen geïndexeerd werden. Bedrijven dienen wel bijkomende inspanningen te leveren inzake opleidingen, maar zowel formele als informele opleidingen komen in aanmerking en het premiekrediet waarop de bedrijven beroep kunnen doen werd verdubbeld. Een evenwichtig akkoord dus. Waarvoor dank aan de leden van de werkgroep sociale zaken binnen Fedelec die de onderhandelingen voorbereid hebben en aan onze vertegenwoordigers in het Paritair Subcomité voor de elektriciens. Karl Neyrinck VOORZITTER FEDELEC NATIONAAL
COLOFON Confederatie Bouw Lombardstraat 34-42 • 1000 Brussel confederatiebouw.be BTW: BE 406 479 092
Fedelec Joseph Chantraineplantsoen 1 • 3070 Kortenberg T. +32 2 757 65 12 • F. +32 2 757 65 41 info@fedelec.be – www.fedelec.be
Verantwoordelijke uitgever Filip Coveliers, directeur communicatie filip.coveliers@confederatiebouw.be
Directeur Fedelec Willy Pauwels willy.pauwels@fedelec.be
Periodiciteit • Oplage 4x per jaar • 5.500 exempl.
Publiciteit Inge De Ridder T. 053 80 87 47 – F. 053 80 87 48 inge.deridder@confederatiebouw.be
Coverbeeld • Shutterstock
Redactie Confederatie Bouw, pooling communicatie communicatie@confederatiebouw.be Vertaling Anouk Van den Broek Vormgeving Nikka Cuypers nikka.cuypers@confederatiebouw.be abder-razzaaq.boujdaini@confederatiebouw.be Drukwerk Graphius
Wat uw werknemers overkomt, overkomt uw onderneming!
€ 2 400 000 Dat is het aanzienlijke bedrag dat Federale Verzekering dit jaar verdeelt* onder haar bedrijfsklanten die een arbeidsongevallenverzekering bij haar hebben. Wat betekent dit? De klant geniet niet alleen van aantrekkelijke tarieven, maar krijgt voor deze verzekering gemiddeld 7% van zijn premie terug op zijn bankrekening! Want als onderlinge en coöperatieve verzekeraar hebben wij geen externe aandeelhouders, we kunnen dus onze winst delen met onze klanten!
Meer info op veiligophetwerk.be
2014
2017
2016
2015
2013
Reeds voor de 5de maal op rij winnaar van de DECAVI Trofee voor de beste Arbeidsongevallenverzekering… en dat is geen toeval. Kom er snel meer over te weten.
Federale Verzekering – Stoofstraat 12 – 1000 Brussel www.federale.be Gemeenschappelijke Kas voor Verzekering tegen Arbeidsongevallen – RPR Brussel BTW BE 0407.963.786 Financieel rekeningnummer BIC : BBRUBEBB IBAN : BE19 3100 7685 5412
De verzekeraar die zijn winst met u deelt
* Gemeenschappelijke Kas voor Verzekering tegen Arbeidsongevallen De restorno’s evolueren met de tijd in functie van de resultaten en de toekomstperspectieven van de verzekeringsonderneming, haar solvabiliteit, de economische conjunctuur en de toestand van de financiële markten in verhouding tot de verbintenissen van de Gemeenschappelijke Kas voor verzekering tegen arbeidsongevallen, die deel uitmaakt van de Groep Federale Verzekering. De toekenning van de restorno’s is niet gewaarborgd in de toekomst. De restorno’s variëren per categorie en per typeproduct. De regels inzake hun toekenning zijn opgenomen in de statuten van de Gemeenschappelijke Kas voor verzekering tegen arbeidsongevallen. De statuten kunnen geraadpleegd worden op www.federale.be.
INHOUD
50
28
8
Prijsherzieningsformules:
Nieuwe wet op overheidsopdrachten: erkenning van de aannemers
Install Day: beurs voor de volledige installatiesector
De nieuwe wet op overheidsopdrachten die ingaat vanaf 1 juli 2017 - brengt een aantal fundamentele veranderingen met zich mee. Eén van deze veranderingen is de bepaling dat vanaf nu alle onderaannemers in de keten in het bezit moeten zijn van een erkenning, in verhouding tot het deel van de opdracht dat zij uitvoeren.
Op 1 december 2017 organiseert de Confederatie Bouw een vakbeurs voor alle beroepen uit de installatiesector: Install Day. Deze ‘hoogmis voor de installateur’ wil op termijn uitgroeien tot de grootste, toonaangevende beurs voor de installatiesector..
16
30
Bij grotere bouwprojecten en bij openbare aanbestedingen worden de werken vaak gegund op basis van een ‘vaste prijs’. Maar soms spreken de klant-opdrachtgever en de hoofdaannemer echter af dat er nadien een prijsherziening mogelijk is.
3 Edito Evenwichtig sectoraal akkoord
6 Wat zijn de gevolgen van het nieuwe Technische Voorschrift? Incert Video Certificatie
7 Prikbord: Voorzitterswissel Fedelec West-Vlaanderen Install Day Fedelec op bezoek bij Esylux
10
Wat betekent dit in de praktijk? Meldingsplicht PV-installateur vanaf 1 juni
12
Reportage “Gebruiker mag geen slaaf worden van onze installatie"
Oorzaken en mogelijke oplossingen voor een groeiend probleem Indoor dekking van mobiele communicatie (deel 1)
Meetmethodieken
19
38
Nieuwe ‘Code van goede praktijk’ Werken op hoogte
20
Nieuwe regels inzake arbeidsorganisatie en kleine flexibiliteit
25
Publireportage
26
Herziening technisch voorschrift kritisch bekeken
28
Verplichtingen vanaf 1 juli 2017
29
Nieuwe meterkast 25D60
Interview Cwape Stéphane Renier
34
Reportage Stalift
42
Volta presenteert resultaten van twee interessante studies
44
Invoering digitale meters in Vlaanderen
46
Laadinfrastructuur voor Elektrische Voertuigen
48
Slagkracht voor de vernieuwende installateur
50
Vraag en antwoord juli 2017 •
5
Wat zijn de gevolgen van het nieuwe Technische Voorschrift?
Incert Video Certificatie INCERT is door de jaren heen een kwaliteitsmerk geworden voor wat betreft inbraakbeveiliging. Zowel de producten als de installateurs zelf dienen deze certificering te behalen. Tot nu toe waren er 3 domeinen waarop INCERT van toepassing was, namelijk: Incert Inbraak, Incert Alarmcentrales en Incert Inbraak voertuigen. In 2011 werd de vraag gesteld vanuit de autoriteiten om ook een technisch kader uit te werken voor Video installaties. De voorbije jaren hebben verschillende partijen - waaronder Alia Security – zich dan ook ingezet om een technisch voorschrift uit te werken. Intussen werd het Technische Voorschrift T030 gevalideerd en gepubliceerd en kunnen ook bedrijven actief op het vlak van camerabewaking zich laten certificeren. De laatste jaren werden door steden en gemeenten miljoenen geïnvesteerd in camerabewaking... met puur verlies, omdat de resultaten van de installaties niet beantwoordden aan de gehoopte verwachtingen. De voornaamste oorzaken hiervan waren onaangepaste bestekken, niet precies weten wat de klanten wilden, verkeerde keuzes van producten, ontwerpfouten,... Om dergelijke problemen naar de toekomst toe te verhelpen, heeft de overheid de sector de opdracht gegeven om een normatief kader op te stellen voor camerabewaking.
Booming business
Camerabewaking is in volle evolutie en wordt meer en meer een must voor beveiligingsprojecten. Deze grote groei ontkennen of onderschatten zou dan ook een spijtige vergissing zijn... De markt wordt op dit ogenblik ingevuld door een groot aantal spelers waarvoor de installatie van camera's niet de belangrijkste activiteit is. Informaticabedrijven, elektriciens, do-it-yourself, E-commerce,... het zijn allemaal verschillende sectoren die aan de eindklant oplossingen bieden die misschien aantrekkelijk kunnen lijken op financieel vlak, maar die zelden tevredenheid bieden op technisch en kwalitatief vlak. De technologie evolueert bovendien heel snel en systemen van videoanalyse verbreden elke dag de mogelijkheden. De evaluatie van de noden (risicoanalyse), de keuze van de componenten, het parametreren en beschermen (ontwerp), de aanverwante dien-
6
• juli 2017
sten (onderhoud, nazorg,...) vergen dus competenties die steeds hoger liggen. Ook het financiële risico voor de beveiligingsondernemingen wordt steeds omvangrijker.
Moet u uw bedrijf laten certificeren?
Incert Video certificatie zal zeker een commerciële toegevoegde waarde bieden, omdat ze nu ook gevraagd zal wor den in openbare aanbestedingen, gesteund zal worden door de verzekeringsmaatschappijen, voorgeschreven zal worden door de aanvragers en gepromoot zal worden door de verenigingen (Alia Security, Fedelec,…) die haar ondersteunen. Net zoals de certificatie voor inbraak, wordt Incert Video dus een uitstekend kwaliteitslabel en ze
is uniek in België. Door zich te certificeren zal men zeker en vast nieuwe competenties verwerven, de organisatie verbeteren en het imago versterken en dat maakt een bedrijf of vakman sowieso concurrentieel. Naar aanleiding van dit nieuw technisch voorschrift heeft Alia Security op 12 en 13 juni twee infosessies (FR en NL) georganiseerd om alle details van de nieuwe INCERT Video certificatie uit te leggen. De presentaties van deze sessies zijn terug te vinden op de website van Fedelec.
MEER INFO: lucine.albertian@fedelec.be
Prikbord
Voorzitterswissel Fedelec West-Vlaanderen Na 5 jaar harde inzet, talloze geslaagde events en onnoemelijk veel memo rabele momenten heeft Vera Desauw van Desauw nv, beslist om een stap terug te zetten en het voorzitterschap over te dragen aan Wim Mahieu van Mahieu Cabling Services. Wim, die tot dan ondervoorzitter was, wordt op zijn beurt opgevolgd door Lieven Decat van Decat Energy Technics. Vera blijft uiteraard actief als bestuurster van Fedelec West-Vlaanderen. Vera wordt dan ook oprecht bedankt voor haar inzet en Wim wordt van harte succes gewenst bij het uitoefenen van zijn nieuw mandaat.
Vera Desauw geeft haar mandaat door aan Wim Mahieu.
juli 2017 •
7
Beursnieuws
Install Day: één beurs voor de volledige installatiesector Op 1 december 2017 organiseren de beroepsfederaties Fedelec en ICS een vakbeurs voor alle beroepen uit de installatiesector: Install Day. Deze ‘hoogmis voor de installateur’ wil op termijn uitgroeien tot de grootste, toonaangevende beurs voor de installatiesector.
Voor de volledige branche
De Install Day onderscheidt zich van andere beurzen binnen de sector door het feit dat niet alleen alle sectoren aanwezig zijn, maar bovendien ook alle fabrikanten vertegenwoordigd zijn. Verdeeld over twee hallen van Brussels Kart Expo zullen de bezoekers niet minder dan 90 standen kunnen bezoeken. Alle toonaangevende fabrikanten stellen op hun stand de hun nieuwste producten en technologieën voor. Daarnaast zijn ook verschillende andere organisaties uit de sector op de afspraak zoals Informazout, ODE, WPP, PV Vlaanderen, Volta en het WTCB.
Informeel kader
Op 1 december 2017 organiseren de beroepsfederaties Fedelec en ICS een vakbeurs voor alle beroepen uit de installatiesector: Install Day. Deze ‘hoogmis voor de installateur’ wil op termijn uitgroeien tot de grootste, toonaangevende beurs voor de installatiesector. Eén dag voor alle technieken. Dat is het concept van de Install Day, de gloednieuwe vakbeurs voor de installatiesector. Elektriciens, HVAC-installateurs en sanitair specialisten waren vroeger compleet verschillende beroepen, maar de laatste jaren groeien ze steeds meer naar elkaar toe als gevolg van de nieuwe technologieën en de steeds complexer wordende energiewetgeving. Fedelec en ICS zijn zich bewust van deze ontwikkeling en organiseren daarom samen één vakbeurs voor installatietechnieken, HVAC, hernieuwbare energieën, binnenklimaat, sanitair, elektrotechniek, verlichting, automatisering en beveiliging van gebouwen. Fedelec en ICS zijn samen goed voor meer dan 3.000 zelfstandigen, kmo’s en grote bedrijven uit de sector. De praktische organisatie is in handen van de Confederatie Bouw, die zich kan beroepen op haar jarenlange ervaring inzake de organisatie van de succesvolle events “Dag van de Afwerking” en “Belgian Roof Day”, beide toonaangevend in hun sector.
8
• juli 2017
Naast een vakbeurs wil Install Day ook uitgroeien tot een netwerking-event. Alle vakmensen uit de sector, zowel leden als niet-leden van de organiserende beroepsverenigingen, hebben via de post een uitnodiging ontvangen. Ook de architecten en interieurarchitecten werden uitgenodigd. Er is bovendien een uitgebreide catering voorzien, zodat de bezoekers in een ongedwongen kader de banden kunnen aanhalen met de collega’s en leveranciers.
INSTALL DAY • WANNEER? 1 december 2017 • HOE LAAT? Van 10u00 tot 20u00 • WAAR? Brussels Kart Expo Vlot bereikbaar via E40 en Brusselse Ring Voldoende parkeergelegenheid op wandelafstand • WANNEER? 1 december 2017 • MEER INFO www.installday.be
Fedelec leden op bezoek bij Esylux Esylux is van oorsprong specialist op het vlak van automatiseringstechnie-ken en gelooft sterk in de synergie tussen automatisatie en verlichting, wetende dat dit de kern zal vormen van alle toekomstgerichte installaties en bouwprojecten. Naar aanleiding van haar nieuwe catalogus Verlichting 2017/2018 heeft de onderneming de leden van de locale Fedelec afdelin-gen van Brussel-Halle-Vilvoorde en Vlaams Brabant uitgenodigd in haar eigen kantoren, om de mogelijkheden van de intelligente lichtregeling te demonstreren. De lichtsysteemoplossingen van Esylux voor de werkplekverlich-ting in kantoren, onderwijs- en zorginstellingen, bestaan altijd uit een combinatie van ELC (Esylux Light Control) met 4 LED-plafondarma-turen en een aanwezigheidssensor. In hun hoogste uitrustingsni-
veau zijn de armaturen voorzien van de (of Human Centric Lighting) en dit aan betaalbare prijzen. De LED-plafond-verlichting bijvoorbeeld werd in haar eigen kantoorruimte geĂŻnstalleerd
en kon zo ook gedemonstreerd worden. Zo is Human Centric Lighting geen theorie, maar werd het visueel in de praktijk gebracht.
Alles over bouwen en verbouwen www.buildyourhome.be
Powered by Confederatie Bouw
Wilt u deel uitmaken van de 14.500 betrouwbare aannemers op dit nieuwe bouwplatform voor consumenten? Surf snel naar www.confederatiebouw.be en word lid! juli 2017 •
9
Wat betekent dit in de praktijk?
Meldingsplicht PV-installateur vanaf 1 juni Vanaf 1 juni 2017 moeten installateurs van hernieuwbare energie-installaties maandelijks de netbeheerders informeren over de geplaatste hernieuwbare energie installaties. Fedelec en z’n structurele partner PV Vlaanderen hebben al in maart aangedrongen bij de netbeheerders om afspraken te maken over de praktische toepassing van deze meldingsplicht. Na enkele overlegvergaderingen is er een pragmatische oplossing uit de bus gekomen.
Zijn jouw zonnepanelen al aangemeld? Meld je zonnepanelen aan bij Eandis of Infrax. Dat is wettelijk verplicht. Zo werk je mee aan een veilig en stabiel elektriciteitsnet.
KRIS VAN DINGENEN: “De bezorgdheid van Fedelec en PV-Vlaanderen ging uit naar een pragmatische oplossing voor de PV-installateurs. We wilden namelijk voorkomen dat PV-installateurs dubbel werk moesten doen. De meesten helpen immers hun klanten al bij hun aanmeldingsverplichting als eigenaar van de PV-installatie”
Het Decreet om energiefraude te voorkomen stelt dat installateurs van hernieuwbare energie installaties vanaf 1 juni de netbeheerders moeten informeren over de door hen geplaatste hernieuwbare energie-installaties voor elektriciteitsproductie. Het niet of foutief aanleveren van deze informatie kan resulteren in een geldboete. Naast deze meldingsplicht voor PV-installateurs, moeten eigenaars van PV installaties natuurlijk ook nog steeds voldoen aan de aanmeldingsplicht van hun PV installatie. De meldingsplicht voor de PV-installateurs is dus louter een controlemiddel voor de netbeheerders.
Meldingsplicht: praktisch Plaatsing
ok?
Keuring o k
? Aangem eld bij Eandis o f Infrax? Je zonne panelen z ijn helemaal in orde!
Niet zeke r of je zo nnepane Check he len zijn a t hier: angemeld www.ean ? dis.be/zo nnepane www.infr lenmelde ax.be/zo n nnepane lenmelde n
10
• juli 2017
De installateur heeft vanaf 1 juni twee opties om aan de meldingsplicht te voldoen: • OPTIE 1: De installateur doet de online aanmelding van de PV installatie voor de klant waarbij de installateur zowel zijn meldingsplicht vervult als zijn klant helpt met het vervullen van zijn aanmeldingsplicht. • OPTIE 2: Als optie 1 niet mogelijk is en de klant zelfstandig zijn PV-installatie aanmeldt, kan de installateur ook aan zijn meldingsplicht voldoen door aan de netbeheerders maandelijks een lijst te bezorgen van de geplaatste installaties.
OPTIE 1:
combinatie meldingsplicht PV-installateur en aanmeldingsplicht PV-eigenaar
in de vorige maanden al gedaan. Opgelet: Maak een 2e account aan voor deze meldingsplicht indien het installatiebedrijf zelf een PV-installatie heeft in Infraxgebied.
BIJ EANDIS Om een klant te helpen bij het aanmelden van een PV-installatie bij Eandis en tegelijkertijd aan zijn meldingsplicht als installateur te voldoen, dient men volgende procedure te volgen:
• De installateur vraagt het e-mailadres van de klant en meldt de PV-installatie aan op de eigen account van het installatiebedrijf. De installateur moet in het daartoe voorziene veld het e-mailadres van de klant ingeven.
• De installateur meldt de PV-installatie aan in naam van de klant via Eandis>Klant>Aansluitingen>Lokale productie>Lokale productie tot 10kVA>je lokale producie melden> zonnepanelen melden.
• Infrax zal dan de installatie overzetten van de account van de installateur naar de account van klant en de klant een mail sturen met daarin een bevestigingslink waarop de klant binnen de 24 uur moeten klikken. Indien de klant te laat is, dan moet de klant zelf naar “mijn infrax” gaan om er een account aan te maken door er 2 keer zijn emailadres in te vullen. De klant genereert hiermee een nieuwe mail die zijn account zal creëren.
›› Deze aanmelding moet ten laatste 45 dagen na de keuringsdatum van de installatie gebeuren. ›› Vanaf september zal Eandis een soortgelijk systeem hebben als Infrax met een account voor klanten of installateurs. De installateurs zullen via hun installateursaccount de door hen geplaatste en aangemelde installaties kunnen opvolgen. BIJ INFRAX Om een klant te helpen bij het aanmelden van een PV-installatie bij Infrax en tegelijkertijd aan zijn meldingsplicht als installateur te voldoen dient men volgende procedure te volgen: • De installateur creëert een eigen account op naam van het installatiebedrijf op “mijn infrax” of heeft dit
›› Deze aanmelding moet ten laatste 45 dagen na de keuringsdatum van de installatie gebeuren. ›› Voordeel: Vanaf het ogenblik dat Infrax de installatie overzet naar de klant, verdwijnt deze uit de account van het installatiebedrijf. Daarmee weten de installateurs dat hun service naar de klant toe is afgerond (dit is ongeacht of de eindklant nu al dan niet op de bevestigingsknop klikt in de e-mail die de klant krijgt van Infrax, dat is dan in principe niet meer het probleem van de installateur).
OPTIE 2:
meldingsplicht vervullen via maandelijkse lijst Indien u als installateur de PV-installatie van uw klant niet kan of niet wenst aan te melden, moet u wel nog aan de meldingsplicht voldoen. Om hieraan te voldoen bezorgt u tijdens de eerste week van de maand een lijst met alle geplaatste hernieuwbare energie-installaties in de voorafgaande maand aan de bevoegde netbeheerder. Hiervoor dient u volgende procedure te volgen: BIJ EANDIS Om Eandis de lijst te bezorgen met installaties die u in de voorafgaande maand plaatste in hun netgebied, vult u de template in die u sinds eind juni kan downloaden via Eandis>Klant>Aansluitingen >Lokale productie. Eenmaal u de lijst heeft ingevuld stuurt u die elektronisch terug naar zonnepanelen@eandis.be BIJ INFRAX Om Infrax de lijst te bezorgen met installaties die u in de voorafgaande maand plaatste in hun netgebied, vult u de template in die u sinds eind juni kan downloaden via Infrax>Groene Stroom>Zonnepanelen aanmelden. Eenmaal u de lijst heeft ingevuld stuurt u die elektronisch terug naar zonnepanelen@infrax.be De template is dezelfde voor beide netbeheerders. Aangezien de meldingsplicht geldt vanaf juni 2017, moest de template voor de eerste keer worden doorgemaild in de eerste week van juli 2017. De lijst was dan het overzicht van de installaties die in juni 2017 werden geplaatst.
juli 2017 •
11
Reportage: Nieuwe site van HCI gebruiksvriendelijk beveiligd door AEV Vochten
“Gebruiker mag geen slaaf worden van onze installatie” Inbraakbeveiliging, toegangscontrole, brandpreventie, CO-detectie én camerabewaking: de beveiliging van de nagelnieuwe site van industrieel dienstenbedrijf HCI in Antwerpen was een kolfje naar de hand van AEV Vochten. “We hebben maximaal ingezet op automatisering, want hoe je het ook draait of keert: de menselijke factor is altijd de zwakste schakel.” HCI is actief in industriële reiniging, afvalverwerking en de behandeling van kata lysatoren. Na jaren van aanhoudende groei in Kapellen verhuisde het bedrijf naar de Scheldelaan in de Antwerpse haven, het hart van de (petro) chemische industrie. “Zo bevinden we ons een pak dichter bij onze klanten”, vertelt Jürgen Matthyns, manager en samen met zijn vennoot Jan Cockx eigenaar van HCI. Bijkomend voordeel is dat onze medewerkers dagelijks een halfuur minder fileleed moeten trotseren.” Eric Van den Venne, brandexpert en bestuurder van AEV Vochten.
INFOFICHE AEV VOCHTEN OPGERICHT: 1995 ZAAKVOERDERS: Mark Vochten (eigenaar) en Eric Van den Venne (bestuurder) ADRES: Bredabaan 90, 2170 Merksem SPECIALITEIT: alarm en beveiliging voor particulieren en bedrijven PERSONEEL: 29 medewerkers LID VAN FEDELEC EN CONFEDERATIE BOUW SINDS 1995 WWW.AEV-VOCHTEN.BE
12
• juli 2017
HCI telt ruim 300 medewerkers en zag in de nieuwbouw een ideale kans om de verschillende diensten beter te structu-
reren en te investeren in een moderne en veilige werkplaats. “We beschikken over alle technieken om onze positie als koploper veilig te stellen, en dan is ook een goede beveiliging cruciaal.” Daarvoor klopte HCI aan bij AEV Vochten in Merksem, dat sinds 1992 gespecialiseerd is in alarm en veiligheid. “We hadden eerder al voor HCI gewerkt en ze schonken ons opnieuw het vertrouwen”, vertelt Eric Van den Venne, brandexpert en bestuurder bij AEV Vochten. “We hebben in samenspraak met hen het lastenboek aangepast om beter Vooral de beveiliging van de vrachtwagenloods vormde een uitdaging.
Alle poorten en deuren zijn uitgerust met een badgelezer.
De volledige site wordt bewaakt met een dertigtal camera’s.
gen inbraak. Maar ook tijdens de kantooruren blijft niets onopgemerkt. “Vooral de vrachtwagenloods, met een dertigtal toegangspoorten, vormde een uitdaging”, zegt Van den Venne. “We werken met een sleutelloze omgeving met een badgelezer aan elke poort en deur. Alles wordt bijgehouden, zodat de verantwoordelijke altijd weet wie waar geweest is. De schuifhekken sluiten ’s avonds automatisch. Wie dan nog binnen wil, moet zijn badge bovenhalen.”
Bij brand kan de verantwoordelijke het brand- en evacuatiealarm bedienen met afzonderlijke knoppen (conform het ARAB).
aan hun behoeften te voldoen, zowel qua functionaliteit als budget. Daarbij hebben we maximaal ingezet op automatisering, want hoe je het ook draait of keert: de menselijke factor is altijd de zwakste schakel. En de gebruiker mag
In de vrachtwagenloods werden twaalf CO-detectoren op anderhalve meter boven de grond gemonteerd.
natuurlijk ook geen slaaf worden van onze installatie.”
Automatische wapening
De volledige site, goed voor 8.000 m², werd door AEV Vochten beveiligd te-
Om medewerkers zo veel mogelijk te ontzorgen, wordt de inbraakbeveiliging ’s avonds automatisch gewapend. “We activeren het systeem automatisch vanaf een bepaald tijdstip. Wie langer wil doorwerken, kan de activering uitstellen via een bedieningsklavier. Zo voorkomen we misverstanden en valse inbraakmeldingen.”
Branddetectie op twee snelheden
De inbraakbeveiling is gekoppeld aan de branddetectie. “Ook hier werken we met een dag- en nachtstand”, zegt Van ››› juli 2017 •
13
Reportage: Nieuwe site van HCI gebruiksvriendelijk beveiligd door AEV Vochten
HCI is actief in industriële reiniging, afvalverwerking en de behandeling van katalysatoren. De CO-detectiecentrale in de vrachtwagenloods.
››› den Venne. “Bij een detectie overdag,
krijgt de verantwoordelijke een waarschuwing. Hij kan de situatie dan beoordelen en indien nodig de brandweer verwittigen. Hij kan ook een evacuatiealarm bedienen via een afzonderlijke knop. Handelt hij de situatie zelf af, dan kan hij het alarm resetten via het bedienpaneel van de centrale. Doet hij niets, gaat automatisch het evacuatiealarm af en wordt de meldkamer verwittigd. ’s Nachts of in het weekend valt heel de waarschuwingsprocedure weg en wordt de branddetectie automatisch gewapend via de inbraakbeveiliging.” AEV Vochten koos voor een brandcentrale van Limotec uit Anzegem. “In de eerste plaats omdat ze degelijke producten maken, ik heb de afgelopen 30 jaar nog nooit een van hun centrales moeten herstellen. Verder is ook de nabijheid van belang. Als BOSEC-installateur depanneren we klanten zo snel mogelijk. Een brandcentrale die ’s nachts niet werkt, vormt altijd een risico.” Het branddetectiesysteem is volledig adresseerbaar. “We weten precies waar elke rookdetector zich bevindt. En we meten de verontreiniging vanop afstand om detectoren preventief te kunnen vervangen.”
14
• juli 2017
Virtuele vensters
Een dertigtal camera’s biedt de planningsdienst een zicht op alle in- en uitgaande voertuigen. “Tijdens de kantooruren filmen we permanent, buiten de kantooruren alleen na bewegingsdetectie. We nemen kritieke punten in beeld, zoals ingangen, de laad- en loskade, de parking... Er staan ook camera’s gericht op de Scheldelaan en de Schelde zelf. Daarmee creëren we virtuele vensters in de ingesloten werkruimte van het logistiek personeel.” Als opnameplatform koos AEV Vochten voor Milestone. “Een flexibel platform dat meegroeit met de wensen van
“Koolstofmonoxide is reuk- en kleurloos en als iemand flauwvalt, is het dikwijls al te laat.”
de klant. Je kan er veel meer mee dan alleen beelden registeren: video’s analyseren, plattegronden tonen, een koppeling maken met de toegangscontrole...” De camera’s zijn van Dahua. “Dahua biedt uitstekende kwaliteit en is geschikt voor 80 procent van de marktvraag. A-merken kosten meer, maar het is de vraag of je er ook meer mee ziet. Veel hangt af van de verlichting. Daarom hebben we een lichtstudie laten uitvoeren en de verlichting waar nodig aangepast.” Zowel de toegangscontrole als de camerabewaking is IP-gebaseerd. Zo kunnen gegevens en beelden vanop afstand worden geraadpleegd via tablet of smartphone. “We bouwen wel altijd een eigen netwerk. Zo blijft de beveiliging ook actief als het netwerk van de klant uitvalt”, aldus Eric Van den Venne.
Vier alarmfases voor CO
Om een veilige werkomgeving te garanderen voor chauffeurs en andere aanwezigen in de vrachtwagenloods, installeerde AEV Vochten een uitgebreid CO-detectiesysteem. “Koolstofmonoxide is reuk- en kleurloos en als iemand flauwvalt, is het dikwijls al te laat. Daarom registeren we in heel de
loods nauwlettend het CO-niveau met twaalf detectoren op anderhalve meter boven de grond, want die lucht ademen de medewerkers in.” Afhankelijk van het CO-niveau in de bedrijfshal treden er vier alarmfases in werking. “Vanaf een bepaald drempelniveau gaan er twee poorten open aan de voor- en achterkant van de loods om natuurlijke trek te creëren. Tegelijkertijd treedt een ventilator in werking om de luchtcirculatie te versnellen. Vanaf alarmfase twee treedt een tweede ventilator in werking, vervolgens een derde en ten slotte een vierde. Als de CO-concentratie vanaf alarmfase drie afneemt, keert het systeem vanzelf terug in ruststand. Vanaf niveau vier gaat er ook een alarm af bij de brandcentrale dat de verantwoordelijke manueel moet resetten. Verspreid over de hal hangen er verder zes lichtpanelen waarmee we bij een te hoge CO-concentratie het personeel aanmanen om alle motoren uit te schakelen.”
EEN HALVE EEUW ERVARING AEV Vochten ontstond uit Elektriciteit Vochten nv, dat eind jaren 60 opgericht werd door René Vochten met als kernactiviteit elektrische installaties voor woningen en villa’s. Sinds de jaren 90 zijn beide zonen, Mark en Kurt, a ctief in het bedrijf. Onder impuls van de tweede generatie ging Elektriciteit Vochten zich toeleggen op beveiliging. Daarom werd in 1995 zusterbedrijf Alarm en Veiligheid Vochten (AEV) opgericht, dat vandaag geleid wordt door Mark Vochten en Eric Van den Venne. In 2007 werd Mylle Security & Partners uit Roeselare overgenomen. In totaal telt de beveiligingstak een 30-tal medewerkers, verspreid over Antwerpen en West-Vlaanderen. “We staan bekend om onze persoonlijke aanpak”, vertelt Eric Van den Venne. “Hier zijn klanten geen nummers. Integendeel, we luisteren naar hun vragen en proberen hen zo gericht mogelijk te helpen, met aandacht voor de functionaliteit en de kostprijs.” AEV Vochten voert jaarlijks 6.000 onderhoudsbeurten uit. Gemiddeld zitten zo’n 80 à 90 nieuwe projecten in de planning, van particuliere woningen tot kmo’s en grote bedrijven. “We verwachten vooral veel van IP-gebaseerde systemen in de toekomst”, zegt Van den Venne. “Hoe meer we vanop afstand en pro actief kunnen werken, hoe beter onze service.”
tecICT : de partner voor uw telecommunicatie infrastructuur, zowel voor de uitbouw van outdoor telecommunicatie netwerken als voor de realisatie van de indoor telecommunicatie infrastructuur als onderdeel van uw Smart Building. tecICT is één van de toonaangevende, Belgische dienstverleners op vlak van ICT en telecommunicatie. Wij leveren diensten aan vaste, mobiele en geconvergeerde telecom operatoren en aan andere dienstverleners, nutsbedrijven en bedrijven op zoek naar ICT-expertise. tecICT biedt een breed gamma van ICT diensten aan, gaande van consultancy en staffing diensten tot de volledige dienstverlening gerelateerd aan de realisatie van uw telecommunicatie infrastructuur, zowel indoor als outdoor. Een steeds belangrijker deel van alle mobiele communicatie vindt binnen het gebouw plaats. Naast deze vaststelling is er ook de vereiste dat de hulpdiensten in staat moeten zijn om ten alle tijden te kunnen communiceren binnen in een gebouw. Tegelijkertijd worden nieuwe gebouwen echter steeds meer gebouwd op basis van materialen die de outdoor mobiele netwerken eerder buitensluiten. Als gevolg is de realisatie van een specifieke indoor bedekking meer en meer een noodzaak. Sinds meer dan 15 jaar levert tecICT gespecialiseerde diensten om indoor bedekking projecten te realiseren
in bedrijfsgebouwen, zowel op basis van multi-operator DAS (Distributed Antenna) systemen als op basis van small cell technologie. Wij bekijken graag met u wat de meest geschikte oplossing voor uw specifieke situatie is. Met de opkomst van het Smart Building concept, zien wij belangrijke opportuniteiten om op basis van één geconvergeerde ICT infrastructuur zowel te voldoen aan uw indoor communicatie vereisten (LAN, Wifi, 2G/3G/4G, Astrid) alsook aan alle toepassingen die van uw gebouw een echte Smart Building maken, zoals werkplekbezetting, intelligente verlichting, beveiliging, en nog zoveel meer. tecICT stelt zich nadrukkelijk op als een systeem integrator die samen met u bekijkt welke ICT infrastructuur en bekabeling het best geschikt zijn om van uw nieuw of te renoveren gebouw een Smart Building te maken. Heeft u een concreet project dat u graag met ons wil bespreken ? Aarzel niet tecICT te contacteren : telefonisch op 02/709.10.10 via email op smartbuilding@tecict.be
juli 2017 •
15
Oorzaken en mogelijke oplossingen voor een groeiend probleem
Indoor dekking van mobiele communicatie (deel 1) Vandaag zijn we zo ver dat we als mobiele gebruiker altijd en overal een kwalitatieve mobiele verbinding wensen, niet alleen om te telefoneren, maar ook om in verbinding te staan met de kantooromgeving en het internet. Voor steeds meer organisaties is het wenselijk dat hun medewerkers bereikbaar zijn, zowel op kantoor, thuis als onderweg. Dat de bereikbaarheidsproblematiek gevoelig ligt en dat dekkingsgraad voor de operatoren een differentiator is om klanten aan te trekken, bewijzen de verschillende reacties in de pers, als antwoord op de publicatie door het BIPT van de “dekkingsatlas”, waarbij een inventarisatie gemaakt werd van de outdoor dekking in België. Fedelec springt daarom - samen met Beltug, ORI en Confederatie Bouw - op de bres voor betere afspraken inzake Multi Operator Distributed Antenna Systems (MO-DAS). Indoor dekking voor mobiele communicatie is groeiend probleem, dat staat als een paal boven water. Professioneelen privégebruik raken steeds meer vervlochten en veel bedrijven voeren naast een BYOD-politiek (Bring Your Own Device) een beleid van BYOS (Bring Your Own SIM), wat de problematiek nog complexer maakt. Daarnaast doen organisaties ook steeds vaker beroep op tijdelijke medewerkers en consultants, die over een eigen toestel en over een SIM-kaart beschikken. Ook bezoekers en klanten verwachten een goede toegang tot hun mobiel netwerk en tot hun eigen kantooromgeving. Dit betekent dat het voor veel organisaties niet langer mogelijk is om de indoor dekking tot één operator te beperken..
Oorzaken van een slechte indoor coverage Er zijn 3 belangrijke oorzaken die aan de basis liggen van een slechte indoor coverage. 1. GEBOUWEN EN GEBOUWTECHNIEKEN Architecten maken in hun ontwerpen en bij renovaties vaak gebruik van staal, gewapend beton, sandwich panelen en metalen constructies aan buitengevels en bij lichte scheidingwanden binnen. Verder zorgt de energieprestatieregelgeving ook voor verhoogde thermische isolatie (meestal met metaalfolie) en raampartij-
16
• juli 2017
en met super isolerend glas dat voorzien is van een metaalcoating of –damp en dat steeds vaker wordt geplaatst in onderhoudsvriendelijke metalen raamkozijnen. Tenslotte zijn gebouwen steeds vaker uitgerust met warmtebronnen die watercirculatiesystemen gebruiken, of met koel- en luchtfiltersystemen die gebruik maken van luchtcirculatiesystemen op basis van metalen kokers. 2. DE STRALINGSNORMEN Overheden leggen aan de mobiele operatoren strenge stralingsnormen op voor hun antennes, waardoor het zendbereik - en dus ook de gebouwpenetratie - beperkt worden. Dit maakt het voor de operatoren een hele uitdaging om ook voor de hogere frequenties, die minder ver dragen, in een goede buitendekking te voorzien. De indoordekking is hieraan vanzelfsprekend gekoppeld. Verder is er de problematiek rond bouwvergunningen voor de zendmasten en de lange administratieve procedure met milieu- en gezondheidsbepalingen voordat een operator een bestaande antenne mag ‘bijregelen’ om een betere dekking te verzorgen in een bepaald gebied. 3. DE MOBIELE TELEFOONS De moderne mobiele toestellen zijn steeds dunner en bovendien worden ze uitgerust met een ingebouwde antenne. Vanwege de stralingswetgeving (SAR-waarden) mogen mobiele toestellen slechts zeer beperkt in de richting
van het hoofd van de gebruiker stralen, waardoor fabrikanten in het toestel een “afscherming” inbouwen. Mobiele telefoons zijn bovendien steeds vaker van het 3G of 4G-type. Deze telefoons maken niet enkel gebruik van de lagere 2G-frequenties (800 MHz en 900 MHz), maar ook van de hogere frequenties: 1.800 MHz, 2.000MHz en 2.600 MHz) die echter minder ver dragen en die een minder goede penetratie hebben in gebouwen. Hierdoor schakelen smartphones in gebouwen vaak terug naar de lagere frequenties, ook voor hun datacommunicatie. Uiteraard kan een oproep enkel geplaatst worden (of behouden blijven) als de frequenties vrij zijn (en dus niet opgebruikt zijn) voor datacommunicatie van de indoor gebruikers.
Oplossingen
Er zijn verschillende oplossingen om deze problematiek aan te pakken. Omdat het in dit artikel gaat over het gebruik van het mobiele signaal van de operatoren, worden VoIP-apps en mobile unification die verlopen over Wifi, hier buiten beschouwing gelaten. Er zijn 2 grote categorieën oplossingen voor het gebruik van het mobiele signaal van de operatoren: de passieve en de actieve. Een DAS (Distributed Antenna System) is de enige passieve oplossing, maar in zeer grote gebouwen zal een DAS gecombineerd worden met actieve apparatuur.
Voorbeeldschema van een typische DAS
per verdieping of per groep van enkele verdiepingen. In deze configuratie is een verdeling van de noodstroom doorheen het gebouw nodig om de communicaties gedurende een stroomuitval te garanderen. Als een goed DAS uitgerold wordt, dan kan dit systeem gebruikt worden voor 2G, 3G, 4G, en door meerdere mobiele operatoren, maar dan moet het design hiervoor wel ontworpen zijn. In dit laatste geval spreekt met van een Multi Operator-DAS (MO-DAS)
De vraag is in hoeverre een oplossing rendabel is en wie de kosten ervoor moet dragen. De “beste oplossing” is niet altijd eenvoudig te bepalen. Er is een goed inzicht nodig in de gebruikersbehoeften: één of méérdere operatoren, 2G of 3G of 4G (op termijn 5G) of een combinatie van meerdere technologieën, inzicht in het mobiel telefoongebruik, in het mobiel datagebruik, in eventuele pieken in de communicatiestromen, … Daarnaast is het voor een optimale implementatie van sommige oplossingen ook belangrijk om een goed inzicht te hebben in het netwerk van de mobiele operatoren: antenne locaties, beschikbare kanalen op die antennes (capaciteitsplanning), enz. Het direct gevolg hiervan is dat de mobiele operatoren zelf dus zeer belangrijk zijn in dit verhaal. Meestal bieden de operatoren een goede ondersteuning bij de selectie en bij de implementatie van een oplossing. Maar er zijn ook een aantal gespecialiseerde bedrijven actief in deze markt.
Indoor coverage voor meerdere operatoren?
De kost voor indoor dekking is niet verwaarloosbaar in de totaalkost van de mobiele communicatie voor een organisatie. Meestal is de indoor infrastructuur operatorafhankelijk. Uit de Beltug markstudie blijkt dat 64% een operatorafhankelijke oplossing heeft. Dit betekent dat de investeringen in indoor dek-
king een beperkende factor zijn als een bedrijf wil veranderen van mobiele operator. De operatoronafhankelijke oplossingen zijn immers duur en alleen aangewezen voor grote gebouwen.
Multi Operator DAS (MO-DAS)
Zonder bijkomende infrastructuur is de indoor dekking voor mobiele communicatie in de meeste bedrijven onvoldoende. Daarom moeten organisaties investeren om een vlotte bereikbaarheid van hun werknemers, klanten en bezoekers binnenhuis mogelijk te maken. Dit gebeurt in de praktijk door een Distributed Antenna System (DAS). Een DAS is een (meestal) passief antenne systeem dat vast in een gebouw geïnstalleerd wordt en dat zorgt voor de distributie van het antennesignaal in het gebouw. De DAS zelf vormt geen beperkende factor in het aantal simultane gesprekken en een DAS wordt gekoppeld aan actieve transmissieapparatuur, meestal in een centrale technische ruimte. Een voordeel van een DAS is dat het systeem tamelijk onderhoudsarm is en dat alle actieve apparatuur op één centrale locatie staat. Hierdoor is het dus eenvoudig om de draadloze verbindingen zelfs bij een stroompanne operationeel te houden door de installatie van een no-break. In zeer grote gebouwen is een DAS gekoppeld op een actief distributiesysteem. In dat geval zorgt de DAS voor een “lokale” distributie van het antennesignaal;
Betere afspraken voor implementatie
In de praktijk komt een gebouweigenaar nogal wat problemen tegen bij het beslissen over een DAS of een MO-DAS. Om te beginnen wil een gebouweigenaar vooraf weten of ten minste correct kunnen inschatten wat een DAS ongeveer gaat kosten. Indien het gaat over een MO-DAS is er bijkomend een coördinatie te doen tussen de verschillende operatoren. Omdat het juist implementeren van een DAS pas kan gebeuren op het moment dat een gebouw bijna klaar is (binnenmuren, plafonds, ramen), is er vaak een timingprobleem bij de uitrol van een (MO-)DAS. In de eindfase van het bouwen gaat de afwerking immers enorm snel. Fedelec, Beltug, ORI en de Confederatie Bouw hebben deze problematiek aangekaart bij de operatoren in aanwezigheid van het BIPT. In verschillende vergaderingen zijn de knelpunten besproken. De bouwsector vraagt naar een uniforme aanpak met duidelijk procesverloop en de aanduiding van een single point of contact bij de operatoren. Op basis van onze opmerkingen hebben de operatoren een document “General guidelines for MO-DAS in Belgium” opgesteld. Er is afgesproken dat de finale versie in september 2017 gepubliceerd zal worden. BRON: Bewerking van teksten uit het Beltug Standpunt “Indoor coverage” (December 2015) Kris Van Dingenen juli 2017 •
17
Nieuwe ‘Code van goede praktijk’
werkzaamheden op de steigers worden stopgezet. • Alle werknemers die werkzaamheden op een steiger uitvoeren, dienen een opleiding te hebben gevolgd.
Instructienota
Werken op hoogte Werken op hoogte brengt veel gevaren met zich mee en is tot op heden de oorzaak van één op drie ernstige arbeidsongevallen. Gezien het de verantwoordelijkheid is van de werkgever om ervoor te zorgen dat de werknemers die op een steiger tewerkgesteld zijn op een doeltreffende manier beschermd worden, hebben de sociale partners van de bouw en de elektrosector, samen met andere partijen, de koppen bij mekaar gestoken om een handleiding uit te werken voor zowel werkgevers als werknemers. Deze handleiding, de ‘code van goede praktijk’, geeft enerzijds verdere aanvullingen aan het KB betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte en anderzijds reikt het technische oplossingen aan voor diverse steigertypes.
Risicoanalyse
De eerste stap in het proces van veilig werken op hoogte is het opmaken van een risicoanalyse. Dit is de verantwoordelijkheid van de werkgever wiens werknemers de werkzaamheden op de steiger gaan uitvoeren. De opgestelde risicoanalyse zal ten eerste bepalen aan welke eisen een steiger moet voldoen en welke maatregelen er moeten getroffen worden om de veiligheid van de werknemers te garanderen (wetende dat collectieve beschermingsmaatregelen voorrang hebben op persoonlijke beschermingsmaatregelen).
Ingebruikstellen van een steiger
Het monteren, demonteren of ombouwen van een steiger dient steeds te gebeuren door een persoon die hiervoor een opleiding heeft gevolgd. Hierbij moet het montageschema strikt gevolgd worden om de stabiliteit van de opgebouwde steiger te garanderen. Indien er wordt afgeweken van
de standaardconfiguratie van de steiger, zal er een nieuw sterkte- en stabiliteitsberekening moeten worden opgesteld. In ieder geval moet het montageschema gedurende de hele gebruiksperiode van de steiger ter beschikking zijn van de leidinggevende ambtenaar. Een steiger moet ook telkens voorzien zijn van een label, die de toegang tot de steiger al dan niet toelaat. Indien de steiger niet mag worden betreden, moet er een duidelijke (visuele/fysieke) afscherming zijn.
Gebruik van een steiger
Een aantal essentiële elementen om mee te nemen hierin zijn: • Onbevoegd personeel mag in geen geval wijzigingen aanbrengen aan de steigerconstructie. Alle aanpassingen dienen te gebeuren door bevoegd personeel, die de juiste opleiding hebben gevolgd. • De door sterkte- en stabiliteitsberekening aangegeven maximale belasting mag niet worden overschreden. • Bij hoge windsnelheden moeten alle
Elke steiger dient over een instructienota te beschikken. Omdat er binnen de elektro sector vooral gebruik wordt gemaakt van rolsteigers, zoemen we in op wat de instructienota van een rolsteiger moet bevatten: a. Concept rolsteiger b. Betreden van de rolsteiger: 1) Elke rolsteiger moet steeds voorzien zijn van een betredingslabel 2) Bij elk gebruik moet er een visuele controle gebeuren 3) Ingebouwde ladders of sporten van het kader (langs de binnenkant) gebruiken om de rolsteiger te betreden 4) De werkvloer heeft een toegangsluik 5) Bij het beklimmen van de ladder/ sporten mag geen materiaal in handen worden gedragen c. Risico bij weersomstandigheden (enkel voor buitengebruik) d. Controle van de rolsteiger door de gebruiker: na elke wijziging aan de constructie of indien de rolsteiger gedurende een lange periode niet gebruikt werd e. Wijzigen van de rolsteigerconstructie: de standaardconfiguratie dient gerespecteerd te worden en enkel hiervoor opgeleid personeel mag wijzigingen aanbrengen aan de constructie f. Voorkomen van vallende voorwerpen g. Beëindigen van de werkzaamheden op de rolsteiger: een rolsteiger dient grondig gereinigd te worden (speciale reiniging bij asbestvezels en stof ) h. Gebruik van de rolsteiger: zie hierboven i. Deze Code biedt ongetwijfeld een meerwaarde, maar de werkgever zal zelf op basis van de specifieke kenmerken en de uitgevoerde risicoanalyse moeten inschatten wat de risico’s zijn en welke veiligheidsmaatregelen er moeten worden genomen. De volledige “Code van goede praktijk: Werken op hoogte” kan u terugvinden op de Fedelec website.
MEER INFO: lucine.albertian@fedelec.be
juli 2017 •
19
Wat verandert er voor de elektrotechnische ondernemingen?
Nieuwe regels inzake arbeidsorganisatie en kleine flexibiliteit De wet van 5 maart 2017 over werkbaar en wendbaar werk verandert een aantal fundamentele zaken betreffende de arbeidsorganisatie. Wat betekent dit concreet voor de ondernemingen die voor hun arbeiders ressorteren onder het PsC 149.01 (paritair subcomité voor de elektriciens: installatie en distributie)? De nieuwe wet is uiteraard de wettelijke basis die bepaalt wat er al dan niet mag inzake arbeidsorganisatie en flexibiliteit, maar de wet biedt de sectoren en/of de bedrijven de mogelijkheid om op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst zelf nog een zekere invulling te voorzien. De sectorale cao’s inzake arbeidsorganisatie en flexibiliteit zijn buiten werking getreden op 30 juni 2017. Op het ogenblik van het schrijven van dit artikel was het nog niet duidelijk of er nieuwe sectorale cao’s komen inzake arbeidsorganisatie en flexibiliteit (onderhandelingen waren nog aan de gang), maar we kunnen u al een overzicht geven van de wettelijke bepalingen die sowieso van toepassing zijn (direct effect) en we zullen aangeven welke sectorale invulling er eventueel zal komen.
Annualisering van de kleine flexibiliteit
De “kleine flexibiliteit” (art.20 van de arbeidswet van 16 maart 1971) maakt het mogelijk om over een bepaalde referteperiode de prestaties te laten schommelen binnen de volgende grenzen: • Er mag niet meer dan 2 uur meer of minder gewerkt worden dan de dagelijkse grens en de dagelijkse arbeidsduur mag 9 uur niet overschrijden (anders heeft men overuren) • Er mag niet meer dan 5 uur meer of minder gepresteerd worden dan de wekelijkse grens Deze kleine flexibiliteit kan bij cao of via een wijziging van het arbeidsreglement (bepaling uurroosters) worden ingevoerd in de onderneming. Het volstaat deze uurroosters 7 dagen op voorhand aan te plakken en ze afwisselend
20
• juli 2017
toe te passen zodat de arbeidsduur, die in de onderneming van toepassing is op jaarbasis, gemiddeld is nageleefd op het einde van het jaar. Sinds 1 februari 2017 wordt de referteperiode voor de uitvoering van het stelsel van de kleine flexibiliteit namelijk automatisch vastgelegd op het kalenderjaar (van 1 januari tot 31 december). Inzake kleine flexibiliteit geldt dus de “algemene” wetgeving.
Overschrijding van de arbeidsduur en interne grens
De nieuwe wet vereenvoudigt artikel 26bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 die de overschrijdingen van de ar-
beidsduur regelt. Deze worden namelijk meegerekend in de “interne grens” die nu automatisch verhoogd wordt tot 143 uren over de referteperiode. Vanaf nu kunt u dus uw werknemers maximum 143 overuren laten presteren alvorens hen inhaalrust te moeten toekennen.
100 vrijwillige overuren
Buiten de algemene regelgeving over overuren is er een specifieke regeling voor overuren in het kader van een buitengewone vermeerdering van werk of in geval van een onvoorziene noodzakelijkheid. In die gevallen kunnen de werknemers kiezen tussen de uitbetaling of de recuperatie van die overuren. De wet wendbaar en werkbaar werk voegt nu een nieuw artikel 25bis toe in de arbeidswet van 16 maart 1971. Op basis van dit “nieuwe principe” mag de werknemer die dit wenst maximum 100 vrijwillige overuren presteren. Dergelijke overuren kunnen natuurlijk enkel indien ze door de werkgever worden aangeboden. Dit systeem staat volledig los van de klassieke regelingen inzake overuren zoals hierboven aangehaald. Om de vrijwilligheid van het systeem te garanderen, moet er – vooraleer de overuren gepresteerd kunnen worden – een schriftelijke overeenkomst tussen werkgever en werknemer worden gesloten. Deze overeenkomst is maximaal 6 maand geldig maar kan vernieuwd worden. De vrijwillige overuren worden niet in aanmerking genomen voor de naleving van de wekelijkse arbeidsduur die over de referteperiode gemiddeld moet worden nageleefd. Ze moeten met andere woorden dus niet ingehaald worden via de toekenning van inhaalrust. Op het einde van de loonperiode worden deze vrijwillige overuren onmiddellijk aan 100 % betaald met een overloon van 50 % of 100 % al naargelang ze tijdens de week, op een zondag of feestdag werden verricht. De vrijwillige overuren moeten dus niet ingehaald worden, maar er is wel een belangrijke kanttekening: de eerste 25 vrijwillige overuren in de referte periode worden niet meegeteld voor de interne grens, maar de overige wel.
De wetgever heeft de regelingen inzake arbeidsorganisatie, die al complex waren, dus nog wat complexer gemaakt want vanaf het 26e vrijwillige overuur telt elk overuur mee voor de berekening van de interne grens. Indien een werknemer dus het maximum van 100 vrijwillige overuren zou presteren dan zullen 75 uren meetellen voor de berekening van de interne grens. Tijdens de sectorale onderhandelingen, trachten we deze 75 uren terug te brengen tot 40 (nog te bevestigen). Met andere woorden klopt het niet volledig om te stellen dat vrijwillige overuren niet moeten worden ingehaald, want als het presteren ervan tot gevolg heeft dat de interne grens wordt overschreden, dan is dat wel het geval… Dit is een thema dat ter bespreking ligt tijdens de sectorale onderhandelingen omdat van deze grenzen kan afgeweken worden mits een sectorale cao.
Glijdende werktijden
De nieuwe wet voorziet eveneens “glijdende werktijden”: een stelsel van vaststelling van de arbeidstijd, waarin de werknemers vrij hun tijd van aankomst en vertrek kunnen kiezen binnen bepaalde limieten. Zij zijn dus niet langer onderworpen aan een strikt tijdschema. De invoering van een dergelijk stelsel moet geregeld worden via een cao (auto matische invoering in het arbeidsreglement) met vermelding van een aantal elementen zoals de functies waarvoor “glijden” mogelijk is en de stamtijden (verplicht aanwezig) en de glijtijden (werknemer bepaalt vrij aankomst, vertrek en pauzes). Gezien de aard van de activiteiten in onze sector (werken op werven) verwachten wij niet dat ondernemingen in deze regeling zullen instappen). Van zodra er een sectorakkoord is voor het PsC 149.01, zullen wij de leden van Fedelec informeren over de inhoud ervan. Uiteraard zullen wij hen in dat kader verder inlichten over eventuele bijkomende sectorale specificaties inzake arbeidsorganisatie.
juli 2017 •
21
Drie regelingen. Of vier?
Hoofdelijke aansprakelijkheid Stel: een onderaannemer betaalt zijn werknemers niet zoals het hoort. Dan kan de aannemer die op hem een beroep doet, rechtstreeks of via een keten van onderaanneming, aansprakelijk zijn voor de correcte betaling van het loon. Maar hoe het juist zit is bijzonder complex. Een poging om klaarheid te scheppen. In de Loonbeschermingswet staan intussen drie onderscheiden regelingen van hoofdelijke aansprakelijkheid voor de betaling van het loon. Elke regeling heeft een ander toepassingsgebied, maar daarop gaan we in dit artikel niet in. We kunnen voor de eenvoud zeggen dat ze voor activiteiten in de bouwsector alle drie gelden. Maar als ze alle drie gelden, welke rege-
22
• juli 2017
ling is dan van toepassing? Om dat te beslissen is het eerste criterium de contractuele relatie. Gaat het om personeel van een rechtstreekse contractant? Of gaat het om een sub-onderaannemer, die verder in een keten van onderaanneming tussenkomt of tussenkwam in een stadium van het project? Een tweede criterium is de nationaliteit van de werknemer. Is hij een onderdaan
van een derde land, een land dat niet bij de EU hoort en ook niet kan profiteren van het vrije verkeer van personen zoals dat in de EU geldt? Zo ja, verblijft hij hier dan illegaal? De tabel legt uit wat de verschillende gevallen zijn.
EĂŠn: algemene regeling
De algemene regeling geldt ten aanzien van het personeel van alle onder in de keten, uitgezonderd het personeel van
een rechtstreekse onderaannemer. Kort geschetst zit het als volgt in elkaar:
∙ deze
hoofdelijke aansprakelijkheid is niet automatisch; ∙ ze wordt pas actief na een kennisgeving door de inspectie; ∙ het moet gaan om zwaarwichtige looninbreuken; ∙ de aansprakelijkheid begint 14 dagen na de kennisgeving en kan niet langer dan een jaar duren; ∙ ze heeft alleen betrekking op loonschulden in deze periode.
Twee: rechtstreekse contractant
Ten aanzien van het personeel van een rechtstreekse onderaannemer is er wel een automatische aansprakelijkheid. Deze regeling is er pas sinds dit jaar. De aansprakelijkheid geldt in principe voor de hele duur van de samenwerking. Aannemers kunnen zich in zekere mate beschermen tegen het automatische karakter van deze specifieke hoofdelijke aansprakelijkheid. Meer informatie staat verderop in dit artikel.
voor de betaling van het loon HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VOOR DE BETALING VAN HET LOON activiteiten in de bouwsector relatie aannemer – (sub)onderaannemer Werknemer = Illegaal verblijvende onderdaan van een derde land
Bijzondere regeling “illegalen”
Overige werknemers
Bijzondere regeling “rechtstreekse contractant”
Werknemer = Illegaal verblijvende onderdaan van een derde land
Bijzondere regeling “illegalen”
Overige werknemers
Algemene regeling
Rechtstreekse contractant
Subonderaannemer verderop in de keten
(in welk stadium ook)
Drie: Illegalen
Als het gaat om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, dan zijn de twee vorige regelingen niet van toepassing. Voor illegalen geldt een bijzondere regeling. Werkt de illegaal verblijvende persoon voor een rechtstreekse contractant, dan is de aansprakelijkheid in principe automatisch. Ze is geldig voor de hele duur van de samenwerking. Werkt de illegaal voor een subonderaannemer ergens in een keten van onderaanneming (in om het even welk stadium van het project), dan is men aansprakelijk voor de loon- ››› juli 2017 •
23
Drie regelingen. Of vier?
En wat als het fout loopt?
››› schulden die ontstaan vanaf het ogen-
blik dat men op de hoogte is van dit feit. Voor alle duidelijkheid: met "dit feit" wordt bedoeld dat de werknemer hier illegaal verblijft. Om een concreet voorbeeld te geven: een aannemer verneemt dat ergens in de keten illegalen werken. Hij checkt dit. Hij stelt vast dat de werkomstandigheden goed zijn en deze mensen een correct loon krijgen. Hij denkt dat hij zich verder geen zorgen hoeft te maken. Maar twee maanden later worden de lonen niét meer correct betaald. De aannemer is automatisch aansprakelijk, want hij wist al twee maanden dat er illegalen aan de slag waren. Maar ook in dit geval kan een aannemer zich vrijwaren voor het automatische karakter van de aansprakelijkheid.
Eerlijke ondernemingen beschermd
Ondernemingen die te goeder trouw zijn, krijgen ruime bescherming in alle drie de regelingen van hoofdelijke aansprakelijkheid in de Loonbeschermingswet. Dat is mee te danken aan het onophoudelijke lobbywerk van de Confederatie. Wie zorgvuldig handelt en enkele eisen respecteert wordt vrijgesteld van de automatische aansprakelijkheid. Als er toch inbreuken op de loonverplichtingen worden vastgesteld, is een aannemer enkel aansprakelijk naar de toekomst toe. Daardoor heeft hij de mogelijkheid om passende maatregelen te nemen. Hij kan bijvoorbeeld de samenwerking beëindigen. Vrijwaring voor de specifieke regeling (geval twee) kan door een schriftelijke verklaring op te stellen. Deze moet - en dit is verplicht! - ondertekend worden door de aannemer én zijn onderaannemer. In dit document verklaart de aannemer dat hij aan de onderaannemer heeft meegedeeld dat de informatie over het verschuldigde loon staat op www. werk.belgie.be. De onderaannemer bevestigt dat hij deze internetsite kent. Daarnaast verklaart de onderaannemer dat hij zijn verplichting om tijdig het verschuldigde loon aan zijn werknemers uit te betalen, naleeft en zal naleven. Een model van verklaring vindt u op www.fedelec.be.
24
• juli 2017
De Confederatie overlegt met de kabinetten over een vermindering van de administratieve rompslomp.
REGELING VIER … Er bestaat nog een vierde vorm van hoofdelijke aansprakelijkheid voor het loon. Deze staat niet in de Loonbeschermingswet. Ze is van toepassing op de verboden terbeschikkingstelling van personeel. Daarvan is sprake als een aannemer personeel van een onderaannemer behandelt alsof het zijn eigen personeel is. Met andere woorden: als de aannemer gezag uitoefent over personeel van de onderaannemer, als het voor hem werkt in ondergeschikt verband. In dat geval riskeert de aannemer beschouwd te worden als de werkgever van dit personeel. Hij is dan aansprakelijk voor de betaling van hun loon. Dit is de meest verregaande vorm van aansprakelijkheid. Men kan er zich niet voor vrijwaren, en de aansprakelijkheid geldt vanaf het begin van de samenwerking. De aannemer heeft er dus alle belang bij dat de samenwerking een echte onderaanneming blijft! Er bestaat in dit geval geen mechanisme om zich te vrijwaren voor de aansprakelijkheid.
Als de onderaannemer-contractant het loon toch niet correct betaalt, dan kan de aannemer hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor de loonschulden. Maar hij wordt pas aansprakelijk voor deze schulden veertien dagen nadat hij kennis kreeg van de nalatigheid van de onderaannemer. Doorgaans komt die kennisgeving van de inspectie, maar het kan ook gebeuren dat de betrokken werknemer hem op de hoogte brengt. Fedelec raad op dit moment aan om de verklaring op te stellen en te ondertekenen bij elke afzonderlijke arbeidsprestatie door de onderaannemer voor rekening van de aannemer. Als de onderaannemer afzonderlijke prestaties herhaaldelijk verricht, bijvoorbeeld in een raamovereenkomst, zou een eenmalige verklaring eenvoudiger zijn. De Confederatie praat daar op dit moment over met de kabinetten van de betrokken ministers. Zulke eenmalige verklaring zou voor een beperkte duur geldig zijn. Het is ook aanbevolen om bij nieuwe overeenkomsten het dubbele beding van de verklaring op te nemen in de aannemingsovereenkomst zelf. Voeg er de door de partijen ondertekende verklaring als bijlage bij. Dat laatste hoeft niet als de partijen de aannemingsovereenkomst vóór het begin van de werken ondertekenen (nog steeds in de veronderstelling dat de overeenkomst het dubbele beding omvat).
En de illegalen?
In dit geval verklaart de onderaannemer schriftelijk dat hij geen illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt en zal tewerkstellen. Mocht de onderaannemer dat toch doen, dan is de aannemer enkel aansprakelijk voor de loonschulden die ontstaan vanaf het ogenblik dat hij op de hoogte is van de aanwezigheid van illegalen. Deze voorzorgsmaatregel neemt een aannemer automatisch als hij het model van onderaannemingscontract van Fedelec gebruikt (tenminste als het door beide partijen ondertekend wordt).
Publireportage
Uw Arbeidsongevallenverzekering bij Federale Verzekering? Al voor de 5e maal op rij wint ze de DECAVI Verzekeringstrofee!* U heeft tijd tot eind september om te kiezen voor de verzekering Arbeidsongevallen van Federale Verzekering. Die werd in april bekroond met de Verzekeringstrofee 2017 door een jury van vakmensen als de beste verzekering in haar categorie, net zoals in 2013, 2014, 2015 en 2016. Ontdek de redenen waarom onze polis het verschil maakt; wij regelen de rest!
Deskundig advies van onze Preventiedienst
De Preventiedienst is ISO 9001-gecertificeerd en bestaat uit ingenieurs van wie de dienstverlening bijzonder op prijs wordt gesteld door onze klanten. Ze houden zich dagelijks bezig met de organisatie van veiligheidscampagnes en vormingen binnen bedrijven en met het uitvoeren van risicostudies met het oog op het afsluiten van specifieke waarborgen.
Het ISO 9001-certificaat, een kwaliteitsgarantie
Sinds 1999 beschikt onze afdeling Schadebeheer Arbeidsongevallen over een ISO 9001-certificaat. Dit label is het bewijs dat het activiteitenbeheer gebeurt volgens een goed omkaderd model, waarbij een constante verbetering van de organisatie een belangrijke doelstelling is. Dit systeem van kwaliteitsbeheer vormt een onmiskenbare meerwaarde. Zo kunnen we onze klanten de beste service aanbieden.
Uw contract raadplegen en online aangifte van schadegevallen: efficiëntie en snelheid
Federale Verzekering biedt haar klanten met Mijn FEDERALE Verzekering op www.federale.be een beveiligde site. U kunt een schadegeval aangeven en de afhandeling van het dossier opvolgen, maar ook uw verzekeringscontracten raadplegen. Bij een elektronische aangifte van een schadegeval kunnen we het dossier nog sneller afhandelen. Om ons contact met u nog te verbeteren, hebben we het beheer van de meeste schadegevallen gedecentraliseerd naar onze regionale zetels.
Gespecialiseerde begeleiding van zwaargewonde slachtoffers
slachtoffer zeer grondig over zijn rechten en de afhandeling van het schadegeval, volgen het medische dossier nauwgezet op, adviseren het slachtoffer tijdens zijn hospitalisering en revalidatie. Indien nodig begeleidt onze dienst het slachtoffer wanneer hij zijn werk herneemt. De werkgever ontvangt ook de nodige info.
Tarieven en winstverdeling
De voorbije 10 jaar is geen enkele prijsstijging doorgevoerd voor deze verzekering. Als onderlinge verzekeraar moet Federale Verzekering geen externe aandeelhouders vergoeden. De maatschappij deelt haar winst met haar klanten. Klanten met een Arbeidsongevallenverzekering ontvangen elk jaar hun restorno’s**, die uitgekeerd worden op hun rekening.
Een arbeidsongeval kan dramatische gevolgen hebben, ook voor de familie. Daarom heeft Federale Verzekering een begeleidingsdienst opgericht voor zwaargewonde slachtoffers. Gespecialiseerde medewerksters informeren het
Wacht niet langer en maak kennis met ons! * Meer info op www.decavi.be ** De rendementen uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. De winstdeelnames evolueren met de tijd in functie van de resultaten en de toekomstperspectieven van de verzekeringsonderneming, haar solvabiliteit, de economische conjunctuur en de toestand van de financiële markten in verhouding tot de verbintenissen van de Vereniging van Onderlinge Levensverzekeringen, die deel uitmaakt van de Groep Federale Verzekering. De toekenning van de winstdeelnames is niet gewaarborgd in de toekomst. De winstdeelnames variëren per categorie en per type product. De regels inzake de toekenning van de winstdeelnames zijn opgenomen in de statuten van de Vereniging van Onderlinge Levensverzekeringen. De statuten kunnen geraadpleegd worden op www.federale.be. REDACTIE: Federale Verzekering : 0800 14 200 - www.federale.be
juli 2017 •
25
Herziening technisch voorschrift kritisch bekeken
Opmerkingen Fedelec bij voorstel update C10/11
Het Technisch Voorschrift C10/11 van Synergrid bepaalt de specifieke technische voorschriften voor decentrale productie-installaties die in parallel werken met het distributienet. De huidige versie is de revisie van het TV van 4 juni 2012. Het doel van deze voorschriften is zowel de goede werking van de openbare distributienetten veilig te stellen als de veiligheid van het personeel, werkzaam in deze netten, te bevorderen. Fedelec juicht de herziening toe maar betreurt toch een aantal punten en gemiste kansen. Het doel van het voorstel tot update van de C10/11 is het uitbreiden van het toepassingsgebied van dit voorschrift tot bepaalde opslaginstallaties. Men wil de invulling van het begrip ‘productie-installatie’ in die zin verduidelijken (verruimen) dat niet alleen een installatie die elektriciteit opwekt daaronder begrepen wordt, maar ook “energie-opslagsystemen”. Indirect wordt tegelijkertijd van het begrip “energie-opslagsysteem” ook een definitie gegeven: een installatie die de mogelijkheid heeft om elektriciteit die opgeslagen werd opnieuw terug te voeden in de binneninstallatie van de netgebruiker of in het distributienet.
Te beperkte uitbreiding voor energieopslagsystemen
In principe mag men een decentrale productie-installatie enkel na schriftelijke toestemming aansluiten op het distributienet. Voor de aansluiting van een kleine decentrale productie-installatie (vermogen eenfasig ≤5 kVA of driefasig ≤10 kVA) werd al in de huidige versie van de C10/11 een uitzondering gemaakt en is geen toestemming vereist. Synergrid stelt voor om deze uitzondering uit te breiden voor enkelfasige productie-installaties ≤ 5kVA. In dit geval stelt Synergrid
26
• juli 2017
voor dat ook één of meerdere energie-opslagsystemen zonder toestemming mogen aangesloten worden die samen een maximaal vermogen hebben van 5kVA, op voorwaarde dat aan de DC-zijde van deze bijkomende omvormers in geen enkel geval elektrische productie aangesloten wordt. In dit voorstel van update kan voor driefasig aangesloten PV-installaties tussen 5 en 10 kVA, een logische batterij-installatie van hetzelfde vermogen echter niet toegevoegd worden onder dezelfde “fit and inform”-regel. Dit omwille van de theoretische 10 kVA-grens, terwijl energie-opslagsystemen zoals batterijen meestal dienen voor ontlasting van het net. Synergrid motiveert nergens waarom die theoretische 10kVAgrens niet zou mogen overschreden worden tot 20kVA in geval van driefasige-opslagsystemen van 10kVA. Fedelec verwelkomt deze uitbreiding voor energie-opslagsystemen, maar betreurt dat deze uitzondering niet door getrokken wordt naar de driefasige installaties tussen 5kVA en ≤10 kVA.
injecteren op het distributienet, maar uitsluitend voeden op de binneninstallatie van de netgebruiker. Het meest voorkomende doel van energie-opslagsystemen die de opgeslagen elektriciteit niet injecteren in het net, is de opslag van decentraal geproduceerde elektriciteit op een moment van overschot (dus niet-verbruikt in de binneninstallatie), zonder dat deze stroom op het distributienet geïnjecteerd wordt. Deze energie-opslagsystemen zijn dus systemen die eigenlijk niet of slechts op uitzonderlijke wijze zullen injecteren op het distributienet. Deze systemen verschillen van energie-opslagsystemen die geïnstalleerd werden om actief deel te nemen aan flexibiliteit in energiemarkten, om de opgeslagen elektriciteit te verkopen op de leveringsmarkt of om de opgeslagen elektriciteit te injecteren in het distributienet om gelijk welke andere reden.
Geen onderscheid tussen energieopslagsystemen
Synergrid stelt verder voor dat de nieuwe voorschriften zouden gelden voor zowel energie-opslagsystemen - die de opgeslagen elektriciteit injecteren op het distributienet - als voor energie-opslagsystemen die de opgeslagen elektriciteit niét
Fedelec betreurt de gelijke behandeling van alle energie-opslagsystemen, en vraagt naar een gunstigere regeling voor netgekoppelde batterijsystemen die hun opgeslagen energie niet injecteren in het distributienet.
Making solar systems smarter Het eigen PV verbruik maximaliseren met SolarEdge
1/2 page 185mm (w) x 132.5mm (h)
Met het StorEdge™ DC-gekoppelde opslagsysteem van SolarEdge kunnen huiseigenaren het eigen verbruik van zonne-energie maximaliseren en energie onafhankelijk worden. Ongebruikte zonne-energie wordt in een LG Chem thuisaccu opgeslagen en gebruikt wanneer het nodig is. Meer energie Hoog rendement dankzij het DC-gekoppeld systeem. Geen extra conversies van AC naar DC en terug naar AC. Vermogensoptimalisatie op paneelniveau.
Eenvoudig ontwerp & installatie Eén enkele omvormer voor zowel PV als opslag. Buitenmontage biedt flexibiliteit m.b.t. plaatsing van de thuisacc Geen speciale kabels nodig: gebruikt dezelfde PV-kabels.
Bezoek onze website www.solaredge.nl / www.solaredge.fr
Volledig zicht en makkelijk onderhoud Informatie over accustatus, PV-productie en eigen verbruik. Slimmer energieverbruik om de elektriciteitsrekening te verlagen. Toegang op afstand tot omvormer- en accusoftware.
Grotere veiligheid Spanning van PV-panelenvlak en thuisaccu worden verlaagd naar een veilige spanning bij AC-afschakeling. Conform VDE 2100-712.
Voor meer informatie of een afspraak, mail naar salesBE@solaredge.com.
juli 2017 •
27
Verplichtingen vanaf 1 juli 2017
Nieuwe wet op overheidsopdrachten: erkenning van de aannemers De nieuwe wet op overheidsopdrachten - die ingaat vanaf 1 juli 2017 - brengt een aantal fundamentele veranderingen met zich mee. Eén van deze veranderingen is de bepaling dat vanaf nu alle onderaannemers in de keten in het bezit moeten zijn van een erkenning, in verhouding tot het deel van de opdracht dat zij uitvoeren. De onderaannemer moet over deze erkenning bezitten uiterlijk op het moment dat zijn werkzaamheden starten. met een erkenning in klasse 2 mag het bedrag van het werk niet hoger liggen dan €275.000. De categorie en de ondercategorie bepalen het soort werk dat mag worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld met een erkenning in de ondercategorie P3 kunnen enkel bovengrondse elektriciteitsleidingen worden gelegd. Het is aan de aanbestedende overheid om voor elke opdracht en elk niveau van (onder)aanneming te bepalen over welke erkenning de bedrijven moeten beschikken. De nieuwe wet brengt dan ook een aantal nieuwe verplichtingen met zich mee die van toepassing zijn vanaf 1 juli 2017. Wij bekijken graag samen met u wat de voornaamste aandachtspunten zijn.
Wat verandert er niet?
Zoals voorheen, moeten onderaannemers niet beschikken over een erkenning, als de som van hun opdrachten niet hoger is dan €75.000 voor de categorieën (bijvoorbeeld categorie S) en niet hoger dan €50.000 voor de ondercategorieën (bijvoorbeeld ondercategorie P1). Uiteraard kan de opdrachtgevende overheid een aantal selectiecriteria opnemen in de aanbestedingsdocumenten die overeenkomen met de criteria voor een erkenning klasse 1..
Wat valt er juist onder?
Deze wet is van toepassing op alle uitgevoerde werken in onroerende staat (dus niet de leveringen of diensten) voor de volgende instanties:
28
• juli 2017
• echte overheidsopdrachten (federale overheid, gewesten, gemeenschappen, provincies, gemeenten) • van andere rechtspersonen waarop de overheidsopdrachtenwet van toepassing is (vb. universiteit) • privéwerken die voor minstens 25 % door de genoemde overheden worden betoelaagd
Wat is een erkenning?
In de eerste plaats toont een erkenning aan dat het bedrijf in kwestie genoeg financiële draagkracht en technische bekwaamheid heeft om de opdrachten te kunnen uitvoeren. Een erkenning is ook een bewijs van de professionele integriteit van het bedrijf. Er zijn 8 erkenningsklassen, 15 categorieën (worden aangeduid door een letter) en een 63 ondercategorieën (aangeduid door de letter van de categorie waartoe ze behoren en een nummer). De erkenningsklasse bepaalt het maximum bedrag van de opdrachten die het bedrijf mag uitvoeren. Bijvoorbeeld
Hoe een erkenning aanvragen?
We raden u aan om te anticiperen op de nieuwe wet en hier al werk van te maken. U kan uw erkenning zelf aanvragen, maar u kan ook steeds bij Fedelec terecht om u te begeleiden bij het samenstellen van uw erkenningsdossier. Zeker als het gaat om een erkenning in een klasse 1, waarbij de voorwaarden en de administratieve verplichtingen uiterst beperkt zijn. Voor nieuwe ondernemingen of ondernemingen die een nieuwe activiteit aanvatten kan er een voorlopige erkenning worden aangevraagd. Deze voorlopige erkenning heeft een beperkte geldigheidsduur: waar een gewone erkenning geldig is gedurende 5 jaar is een voorlopige erkenning tot 20 maanden geldig, maar kan nog één keer hernieuwd worden.
MEER INFO: lucine.albertian@fedelec.be
Nieuwe meterkast 25D60
Eandis en Infrax verwelkomen digitale meters met nieuwe meterkast Volgend op de beslissing van de Vlaamse regering over de gefaseerde invoering van digitale meters, hebben Eandis en Infrax groen licht gegeven voor de introductie van een nieuwe elektriciteitsmeterkast. De nieuwe ‘25D60’ zal bij Eandis vanaf 1 januari 2018 verplicht worden bij nieuwbouw of renovatie van gezinswoningen en kleine bedrijven. Bij Infrax zal deze verplichting pas vanaf 1 januari 2019 ingaan. Ze maakt elke meetopstelling klaar voor de toekomst aangezien er zeer snel een digitale meter in kan worden geplaatst. Het donkergekleurde doorkijkdeksel van de huidige ‘25S60‘-meterkast, die begin de jaren ’90 werd geïntroduceerd, is niet geschikt om een elektronisch display af te lezen of te bedienen. Het deksel bedekt de meter immers integraal en een klant met een elektronische meter moet op de display-knoppen kunnen drukken om het scherm af te lezen en door de verschillende indexen te kunnen scrollen. Bovendien moeten klanten ook kunnen ‘inpluggen’ op hun digitale meter, bijvoorbeeld om hun verbruikswaarden te raadplegen.
Update met minimale wijzigingen
De nieuwe meterkast, die ook perfect kan worden gebruikt met een klassieke meter, bereidt de elektriciteitsaansluitingen voor op de toekomst. De wijzigingen zijn bewust minimaal gehouden, met zo beperkt mogelijke kosten en milieu-impact. De buitenafmetin-
gen van de nieuwe kast blijven exact hetzelfde als de oude. Ook de bodem, het tussenkader en alle elektrische componenten kunnen worden hergebruikt. Enkel het deksel is nieuw. Dat is voortaan halfopen, en biedt zowel ruimte voor een klassieke als een elektronische meter. Uiteraard voldoet de nieuwe kast aan alle veiligheidsvoorwaarden.
Nieuwe kast, nieuwe naam: 25D60
De nieuwe ‘25D60’, met de ‘D’ van digitaal, is het resultaat van een nauwe samenwerking tussen verschillende hoogtechnologische spelers die actief zijn in Vlaanderen. Via ‘rapid prototyping’, warmte- en mouldflow-simulaties kon de nieuwe kast snel en kwalitatief worden ontwikkeld. Zo zal ze een kostenefficiënte uitrol van digitale meters mee kunnen ondersteunen. Het model houdt rekening met alle Europese tech-
nische standaarden die vandaag bekend zijn. De kast zelf zal worden geproduceerd in de Gentse vestiging van General Electric.
Impact op installateurs
Fedelec raadt z’n elektro-installatiebedrijven aan om geen grote voorraad van de huidige oude 25S60-kast meer te nemen. Gelet op de stapsgewijze uitrol van de 25D60-kast vanaf 2018 kunnen de elektro-installatiebedrijven hun eventuele voorraden van de oude kasten nu tijdig verwerken. Voor aansluitingen groter dan 56 kVA, zoals bij grotere of industriële bedrijven, wijzigt er niets en blijft het oude deksel bestaan.
juli 2017 •
29
De Waalse regulator (Cwape) over enkele hete hangijzers
Interview Stéphane Renier
Prosumententarief (producent-consument), de benoeming van een nieuwe directeur, de kwestie van de distributienetwerken, de installatie van intelligente elektriciteitsmeters, enz. : al deze onderwerpen kwamen aan bod tijdens onze ontmoeting met directeur Stéphane Renier van de Waalse regulator voor energie, de tegenhanger van de VREG in Vlaanderen. Vergezeld door zijn communicatieverantwoordelijke Stéphanie Grevesse, overliep hij met ons de belangrijkste thema’s die de elektriciteitssector momenteel aanbelangen. Eind maart heeft de Cwape (Commission wallonne pour l'Energie) een ontwerp van een nieuwe tariferingsmethode gepubliceerd met daarin vervat een soort van prosumentenbelasting. Deze laatste heeft voor heel wat beroering gezorgd in de markt. Vanwege de onduidelijkheid rond deze voorstellen (met name het ontbreken van precieze bedragen) heeft de sector inderdaad een lichte daling van de verkoop genoteerd. De commerciële mensen konden namelijk geen sluitend antwoord geven aan kandidaat investeerders wanneer ze vragen stelden over deze belasting. Zou men de sector niet beter kunnen betrekken in deze communicatie, zonder de neu-
30
• juli 2017
traliteit van de regulator in het gedrang te brengen?
Stéphane Renier : De Cwape zou in feite inderdaad zeer aandachtig moeten zijn voor de manier waarop nieuwe maatregelen worden aangekondigd met betrekking tot hernieuwbare energie, en PV in het bijzonder. Wat betreft het prosumententarief heeft men intussen begrepen dat daar een communicatie rond moet worden gevoerd. Het resultaat daarvan was alvast de publicatie van een FAQ in de maand mei. De Cwape is zich bewust van het nut van een verbeterde informatieverstrekking, afgaand op de talrijke telefonische oproepen naar het Call Center. Stéphanie Grevesse : Het is nu al minstens vier jaar dat men spreekt over deze belasting. Men mag niet vergeten dat ze al werd geïntegreerd in de rentabiliteits-
berekening van de Qualiwatt-premie. Zodra de methodologie is aangepast, zullen we daar zo snel en efficiënt mogelijk over communiceren. Stephane Renier : we moeten toch ook wel aangeven dat de onzekerheden in verband met deze belasting ook deels veroorzaakt worden door acties en schadeclaims van belangenverenigingen die de prosumers verdedigen. Zij doen belangrijk werk en het is zeker niet de bedoeling hun acties te bekritiseren, maar het is wel een feit dat het indienen van schadeclaims de onzekerheid in de hand werkt. Het tarief dat u dan voor ogen hebt zal de prosument toelaten op forfaitaire manier gefactureerd te worden (zoals dat ook
al in Vlaanderen gebeurt) maar ook naar reëel verbruik, via een dubbeltariefmeter. En dat is een belangrijk argument voor de sector…
Stephane Renier : Absoluut! In kan nu al bevestigen dat het document zo voorzien is dat de keuze wordt gelaten tussen tarifering naar reëel verbruik of op forfaitaire basis In dat document is er iets dat heel wat mensen heeft verbaasd: de ongelijkheid van de tarieven in functie van de netwerkbeheerder. Met spreekt van een belasting die varieert van ongeveer 60 € per kWp tot wel 112 of 115 €. Dit riskeert op langere termijn een heel onevenwichtige kaart van residentiele fotovoltaïsche installaties te creëren met heel wat gevolgen voor de netwerkbeheerders.
Stephane Renier : Als er een overweging zou bestaan om de tarieven in Wallonië gelijk te trekken, dan is dan nog niet efficiënt. De ongelijkheid in deze tarieven reflecteert dus de verschillen die er bestaan. Vergeet niet dat de Qualiwatt premies, die ook per netwerkbeheerder verschillen, met deze netwerktarieven rekening houden en dat ook de Qualiwatt premie daar rekening mee houdt. Er moet dus niet gevreesd worden voor een geografisch onevenwicht voor wat betreft de fotovoltaïsche installaties. Stéphanie Grevesse : Het prosumenten-tarief reflecteert tenslotte de verschillen in netwerktarieven die in Wallonië bestaan. Op termijn zullen we zonder twijfel evolueren naar een harmonisatie van deze tarieven. Maar dat is vandaag nog niet het geval. Door een homogeen prosumenten-tarief voor te stellen, zou men uiteindelijk een oneerlijke situatie veroorzaken aangezien die dan geen weerspiegeling van de bestaande netwerktarieven. Langs de andere kan moet men ook weten dat het niet in de bedoeling ligt van de Cwape om het aantal fotovoltaïsche installaties te beperken. In het kader van de energetische transitie kunnen er niet genoeg
zijn… Het andere gevolg van een hoog netwerktarief is dat dit reële mogelijkheden schijnt te creëren voor installateurs van residentiële batterijen. Heeft de Cwape daar een visie of standpunt over? Stephane Renier : Misschien dat dit op een dag een economisch interessante oplossing zal worden voor de prosumenten, maar op dit moment lijkt dat zeker nog niet het geval te zijn. Op dit vlak gaat de voorkeur van de Cwape ook eerder uit naar collectieve oplossingen dan individuele. In dit geval moet men de markt oplossingen laten voorstellen. Het is ook in die richting dat de Europese richtlijnen gaan. Het stockeren zou dan ook niet voorbehouden mogen blijven aan de netwerkbeheerders, maar ook door de markt zelfs worden geïnitieerd. Nochtans is ook de netwerkbeheerder genoodzaakt om oplossingen met betrekking tot hernieuwbare en opslag kan er daar één van zijn…
Stephane Renier : Inderdaad, indien de markt geen oplossingen voorstelt waar de netwerkbeheerder behoefte aan heeft, dan kan die laatste er zelf ontwikkelen. En dat gebeurt in een zeer precies kader. Er wordt een offerteoproep gedaan en indien daar geen gevolg aan wordt gegeven wordt er een eigen oplossing ontwikkeld. In 2016 heeft Damien Ernst, een onderzoeker aan de Universiteit van Luik, de resultaten van een onderzoek bekend gemaakt waaruit bleek dat het economisch gezien veel interessanter was om niet aangesloten te zijn op het net maar gebruik te maken van een PV-installatie met batterijen, dan wél aangesloten te zijn zonder PV. Wat dacht u van deze bevindingen? Hebt u de resultaten bekeken?
Stéphanie Grevesse : De drijfveer zou enkel economisch zijn. Voor een sei-
zoensgebonden stockage zouden er enorme batterijen nodig zijn of zelfs diesel aangedreven elektriciteitsgeneratoren. Wat zou daarvan het nut zijn in het kader van een ecologische transitie? En bovendien, veronderstel dat het nu economisch gezien interessant zou zijn, maar wat indien de prijs van fossiele brandstoffen zou toenemen? Stephane Renier : Het is in elk geval geen scenario dat we vooropstellen: we geloven er niet echt in. Op psychologisch vlak is het in elk geval erg onzeker om los van het elektriciteitsnet te leven. Wie is bereid om de proef op de som te nemen? Dat lijkt toch redelijk onrealistisch. . Men praat ook veel over de ontwikkeling van elektrische voertuigen. Maar die markt wil niet echt in gang schieten. Het is een beetje het probleem van de kip en het ei. Zolang er niet genoeg oplaadpunten zijn, zijn maar weinig investeerders geïnteresseerd. Maar met zo’n zwakke verkoop van elektrische voertuigen is men ook niet geneigd om te investeren in het netwerk van laadpunten. Wat is het standpunt van de regulator op dit vlak?
Stephane Renier : De Cwape houdt zich daar tot hiertoe niet echt mee bezig. Het is geweten dat de netwerkbeheerders langs hun kant wel geïnteresseerd zijn. Wij denken dat de oplossing uit de markt zal komen. In 2012 heeft de Cwape daarentegen wel een studie gepubliceerd over CNG (Compressed Natural Gas). En wanneer de markt zou ontploffen, hoe moet men dan omgaan met de gelijktijdige explosie van elektriciteitsbehoefte. Men spreekt al van het risico op een black-out in de winter?
Stephane Renier : Men moet de vraag natuurlijk in de gaten houden. Maar momenteel blijft dit nog steeds in de hypothetische fase. Men moet er natuurlijk eventueel wel op voorbereid zijn. juli 2017 •
›››
31
De Waalse regelgever over enkele hete hangijzers
ontwikkeling van de markt. Maar tot nu toe heeft de Cwape geen enkele officiële klacht ontvangen Hier en daar duiken er initiatieven op voor micro-grids in Wallonië. Hoe kijkt de Cwape hier tegenaan?
Stéphanie Grevesse : Merk op dat de batterijen van een wagen voor een zekere flexibiliteit zullen zorgen, aangezien dat opslagmiddelen zijn die de gebruiker toelaten zijn wagen op te laden in daluren en de batterij te gebruiken in piekuren. Dit maakte trouwens al deel uit van een onderzoek door de Ines (Institut national du solaire en France). In dat opzicht zouden de intelligente meters alvast een belangrijke rol kunnen spelen. Wat die intelligente meters betreft: Fedelec heeft in 2015 deelgenomen aan een vergadering met Ores voor wat betreft de installatie van deze meters in Wallonië. Maar sindsdien lijkt dit project in winterslaap. Hoe staat het daarmee? Men weet dat dit project door de Europese Commissie gesteund wordt wat heel wat elektrische installateurs zou kunnen mobiliseren…
Stéphane Renier : Wat betreft de intelligente meter, is de Cwape ervan overtuigd dat deze nuttig kan zijn op korte termijn voor zekere klantenniches of prioritair uit te rusten zones: de prosumenten, in het kader van de openbare dienstverplichtingen … Een bredere inzetting zal er enkel komen wanneer
32
• juli 2017
de business case als positief wordt ervaren en zal zeker niet zo’n vaart lopen als in Frankrijk bijvoorbeeld. Indien de Cwape overtuigd is van het nut van deze meters, dan rest de taak om waakzaam te zijn over het respecteren van de privacy. Als belangenvereniging van elektriciens ontvangen wij regelmatig klachten van installateurs over de activiteiten van de netwerkbeheerders (zie elders). Organisaties als RESA en Nethys Energy maken ook deel uit van deze groep. De wetgeving wordt gerespecteerd, de raden van bestuur zijn verschillend, maar toch leunen deze structuren zo dicht tegen elkaar aan dat het een bron van achterdocht wordt…
Stephane Renier : Dat is wat de Europese Commissie “unbundling” noemt, de scheiding van beroepen. De Cwape heeft op dat vlak ook een advies overhandigd aan de minister, die een vereenvoudiging voorstelt van de structuren van de netwerkbeheerders om die beter te kunnen controleren. De structuur van sommigen blijkt namelijk bijzonder complex door een veelvoud aan zusterbedrijven, filialen, enz… Dat kan inderdaad een hinderpaal lijken voor de
Stephane Renier : De Cwape wil zeker geen innovatieve technologische oplossingen in de weg staan, maar de regulator wil toch wel dat de collectieve financiering van de distributienetten behouden blijft. Het heeft geen zin om pilootprojecten te steunen als er geen maatschappelijke interesse voor bestaat. Met andere woorden als ze niet ten goede kunnen komen van alle gebruikers en breed worden toegepast. Het heeft eveneens geen zin om projecten te onderhouden met als enig doel enkele spelers toe te laten zich los te koppelen van het distributienetwerk om economische redenen en de kost ervan door te schuiven naar het distributienetwerk . In het kader van de position paper waar wij aan werken (zie elders) krijgen we vaak dezelfde opmerking te horen: de administratieve last die gepaard gaat met de hernieuwbare energie. En dat is toch ook een bedenking die we de regulator willen meegeven…
Stephane Renier : Die bedenking interesseert ons enorm. Ik heb persoonlijk net twee interventies gedaan op dat vlak bij prosumenten. Ik heb er de noodzaak verdedigd van een administratieve vereenvoudiging voor wat betreft hernieuwbare energie. Maar we moeten wel een goed evenwicht vinden tussen een vereenvoudiging en het kunnen blijven controleren van eventuele fraude. En dat is één van de taken van de regulator.
MEER INFO david.germani@fedelec.be
Isolatie bewaking, monitoring, beveiliging. Toepassing: IT netten
The Power in Electrical Safety Š
www.benderbenelux.com
Differentieel bewaking en beveiliging,
type A, type B (AC & DC).
The Power in Electrical Safety Š
www.benderbenelux.com
Dossier
Meetmethodieken isolatiebewaking voor IT-netstelsels toepassing AREI, artikel 104 In dit artikel worden de verschillende meetmethodieken van isolatiebewaking besproken, waarbij de nadruk op de specifieke kenmerken en de toepassingsgebieden ligt, bij voorbeeld: IT-net volgens artikel 104 – AREI.
Het ongeaarde netstelsel (IT-stelsel)
Wanneer er een aardfout ontstaat in een geaard net, de bron is DUS geaard (zie fig. 1) zal er t.g.v. deze fout direct een hoge stroom via de aardfout naar aarde terug de bron in kunnen gaan lopen. In dat geval zal zeer snel de overstroombewaking (en afhankelijk van de grootte van de aardfout direct de differentieelstroombewaking) aanspreken.
Fig 3: ongeaard net met dubbele aardfout
vooraleer een tweede isolatiefout zich zou voordoen) weer naar een goede, hoogohmige, waarde terug te brengen. Het IT-net biedt de volgende voordelen t.o.v. geaarde netten (TT, TN); • Hoge Continuïteit van het elektriciteitsnet/installatie • Hogere aanraakbaarheid (persoonbeveiliging) • Minder schade in geval van aardfouten in apparatuur • Minder brandgevaar Fig 1: geaard net met een aardfout
Wanneer er een aardfout ontstaat in een ongeaard net, de bron is NIET geaard (zie fig. 2), zal er vrijwel geen stroom tussen het net en aarde kunnen gaan lopen, waardoor een overstroombewaking niet aan zal spreken. Slechts wanneer een tweede aardfout ontstaat kan er een foutstroom gaan lopen welke een gevaar voor personen en installatie kan vormen. (zie fig. 3) Wanneer er een eerste aardfout ontstaat zal er geen afschakeling plaatsvinden zodat de installatie in bedrijf blijft, zelfs wanneer het een complete kostsluiting naar aarde betreft. Echter, om bij een eerste fout deze ongeaarde, veilige, situatie te waarborgen, moet de Ohmse waarde tussen het net (bron) en aarde continu worden bewaakt met een isolatiebewakingsrelais. Na het ontstaan van een eerste aardfout moet er actie worden ondernomen om het isolatieniveau zo snel mogelijk (zodra de mogelijkheid zich voordoet en
Fig 2: ongeaard net met een aardfout
De isolatiebewaking meetmethodieken
De drie belangrijkste meetmethodieken, meetprincipes, welke in isolatiebewakingen worden toegepast zijn; • DC meetprincipe • Puls meetprincipe • Adaptieve puls meetprincipe 1. DC MEETPRINCIPE Het DC meetprincipe berust op het principe van het plaatsen van een DC meetspanning tussen het net en aarde. Het meetsignaal van het isolatiebewakingsrelais is een actief signaal, onafhankelijk van de netspanning, waardoor de meting zowel onder spanning als in spanningsloze toestand van het te bewaken net functioneert. De DC spanning veroorzaakt een DC stroom welke via de aardfout naar aarde loopt. De meetstroom (Im) is in grootte direct afhankelijk van de grootte van de aardfout, een grotere aardfout (laagohmig) veroorzaakt dus een hogere meetstroom M.b.v. de bepaling van de meetstroom Im kan de grootte (de Ohmse waarde) van de aardfout RF bepaald worden. De wisselstroomcomponent welke wordt veroorzaakt door de netspanning, wordt uit het meetsignaal gefilterd d.m.v. het low pass filter. Hierdoor wordt enkel het DC signaal gemeten en ontstaat een zuiver meetresultaat. Er kunnen echter problemen ontstaan wanneer DC componenten in het net worden toegepast, bij voorbeeld via een diode.
34
• juli 2017
Fig 4: DC Meetprincipe
(bv. motoren, spoelen), waarbij geen elektronische sturingen en schakelingen worden gebruikt.
2. PULS MEETPRINCIPE Het meetprincipe berust op het plaatsen van een puls meetspanning tussen het net en aarde.
Fig 5: Mogelijk probleem bij DC Meetprincipe
Via DC componenten ontstaan vreemde DC stromen welke via de aardfout naar aarde door de meting terug in het net zullen lopen. (zie fig. 5) Deze vreemde DC stromen worden niet weg gefilterd door het Low pass filter. Deze vreemde DC stromen worden bij de DC meetstroom van het isolatiebewakingsrelais opgeteld, waarbij de grootte van deze vreemde DC stromen (stoorstromen) direct afhankelijk is van de netspanning. De hoogte van de meetspanning bedraagt doorgaans zo’n 20 tot 40VDC, in de situatie van een 230VAC net houdt dat dus in dat de meetstroom IM vele malen lager is dan de vreemde DC stroom (stoorstroom) IS. De invloed van vreemde DC stromen t.g.v. DC componenten op de isolatiemeting is dus zeer groot, en verstoort deze in zeer hoge mate. Invloed van de stroomrichting van de gelijkstroom. Wanneer de richting van de stoorstroom tegengesteld is aan de richting van de meetstroom zal de meting een negatief meetresultaat veroorzaken, omdat de stoorstroom vele malen hoger is dan de meetstroom, wat zich uit in een weergave van het relais van een oneindige (ideale) ohmse waarde tussen het te bewaken net en aarde. Dit betekent dat in deze situatie het relais zelfs bij een volledige kortsluiting naar aarde in het negatieve DC gedeelte geen alarm zal geven, maar een ideale, oneindige waarde. Wanneer de richting van de stoorstroom gelijk is aan de richting van de meetstroom zal een aardfout in het positieve DC gedeelte zich uiten door het vele malen te vroeg aanspreken van het relais, daar de stoorstroom de meetstroom versterkt. In de meeste gevallen is de isolatiewaarde tijdens de installatie van de isolatiebewakingsmeting van een hoog niveau, waardoor de meting op dat moment, bij oplevering, goed functioneert. Isolatiebewaking m.b.v. een DC meetprincipe kan alleen worden toegepast in zuivere AC netten, niet in DC netten en niet in AC netten met DC componenten.
Net als bij het DC meetprincipe is het meetsignaal van het isolatiebewakingsrelais een actief signaal, onafhankelijk van de netspanning, waardoor de meting zowel onder spanning als in spanningsloze toestand van het te bewaken net functioneert. Doordat het pulssignaal een tweetal niveaus (waarden) kent, een positieve en een negatieve waarde, zijn er een tweetal meetresultaten. De vreemde DC stromen (stoorstromen) veroorzaakt door DC componenten, worden bij allebei de metingen gesuperponeerd, waardoor de twee meetresultaten er als volgt uitzien; I tot = I vreemde DC stroom + I meting I tot = I vreemde DC stroom - I meting Uit deze vergelijkingen kan het onbekende element, de stoorstroom, worden geëlimineerd door de 2 vergelijkingen bij elkaar op te tellen. Hierdoor wordt de invloed van de DC componenten geëlimineerd en ontstaat een zuiver meetresultaat. Met behulp van een puls meetprincipe kunnen AC netten, DC netten, en AC netten met DC componenten worden bewaakt op isolatiefouten. Dit meetprincipe is toepasbaar bij netten en installaties met een beperkt aantal elektronische sturingen en schakelingen, waarbij de totale capacitieve waarde beperkt is en een stabiele waarde heeft.
3. HET ADAPTIEVE PULS MEETPRINCIPE. Wanneer een puls meetprincipe wordt toegepast kunnen zowel AC, DC en AC netten met DC gedeelten op aardfouten worden bemeten, het meetprincipe berekent altijd de juiste waarde. Helaas is het echter wel zo dat met name een pulssignaal in hoge mate hinder zal ondervinden van de aanwezigheid van afleidcapaciteiten. Er is altijd een capacitieve koppeling aanwezig tussen het net en aarde, ieder gedeelte bekabeling vertegenwoordigt m.a.w. sowieso een zekere capaciteit t.o.v. aarde. Eveneens worden er, om aan de EMC richtlijnen te kunnen voldoen, capaciteiten geplaatst tussen het net en aarde. Hierdoor kan de capacitieve koppeling tussen het net en aarde oplopen tot een waarde welke problemen kan opleveren voor de meting van de isolatiewaarde.
Fig 6: Capacitieve laadstroom versus pulssignaal
Dit meetprincipe is enkel en alleen toepasbaar bij resistieve gebruikers (bv. verwarmingselementen) en inductieve gebruikers
juli 2017 •
35
Dossier
Doordat het puls signaal geplaatst wordt tussen het te bewaken net en aarde, waar eveneens de afleidcapaciteiten aanwezig zijn, zal dit puls signaal worden ‘verminkt’ door de afleidcapaciteiten. Doordat de afleidcapaciteiten zich opladen met het puls signaal zal het totale stroombeeld uit een tweetal componenten bestaan. Een stroomcomponent welke wordt veroorzaakt door de ohmse koppeling tussen het net en aarde (de isolatiewaarde), en een stroomcomponent t.g.v. de afleidcapaciteiten welke bij de stroomcomponent t.g.v. de isolatiewaarde wordt opgeteld. De stroomcomponent t.g.v. de afleidcapaciteit heeft het beeld van een laadstroom, d.w.z. een hoge aanvangswaarde welke langzaam naar nul daalt. Wanneer de afleidcapaciteiten volledig zijn opgeladen blijft alleen de stroomcomponent t.g.v. de isolatiewaarde over.
Formalis uw springplank naar zorgeloos ondernemen
Wanneer de puls duur te kort is zullen de afleidcapaciteiten nog niet volledig zijn opgeladen aan het einde van de puls tijd (wanneer de waardebepaling geschiedt), en zal er dus nog steeds een bepaalde laadstroom van de afleidcapaciteiten aanwezig zijn. Deze resterende afleidcapaciteit stroomcomponent zal dan een verstoring van de meting veroorzaken. Dit betekent dat het relais een lagere isolatiewaarde weer zal geven dan daadwerkelijk aanwezig is. De keuze van de lengte van de meetpulsen mag dus niet te kort worden gekozen en moet worden aangepast aan de aanwezige netcapaciteiten. Wanneer een te lange waarde van de meetpulsen wordt gekozen wordt de meettijd van het relais nodeloos verlengd. Het AMP-meetprincipe bepaald eerst de grootte van de RCtijd, welke wordt bepaald door de isolatiewaarde en de afleidcapaciteit en past daar de puls duur op aan. Op deze manier wordt het resultaat van de meting niet verstoord door de aanwezige afleidcapaciteiten en wordt tevens de meettijd zo kort mogelijk gehouden. Om een verkeerd meetresultaat t.g.v. een mismeting uit te sluiten wordt er eveneens een meetbeschouwing op het resultaat toegepast, er moeten twee dezelfde resultaten op rij worden gegenereerd om een vrijgave van een meetresultaat te bewerkstelligen. Wanneer het AMP-meetprincipe wordt toegepast, wordt onder alle omstandigheden de juiste isolatiewaarde bepaald in IT (AC en DC) netstelsels.
U start of heeft een bouwbedrijf? Vertrouw dan op Formalis: > bij de afhandeling van al uw administratieve formaliteiten. > voor de inschrijving en wijzigingen in de Kruispuntbank van Ondernemingen. > voor onze expertise en kennis van de bouw.
formalis.be ondernemingsloket
36
• juli 2017
Daar kan je niet omheen! 14.500
bouwondernemers
in
héél
België
rekenen op ons. Klein en groot. Actief in bouw, energie en milieu. De Confederatie Bouw is hun stem en partner. Wij verdedigen hun belangen en promoten hun innovatief vakmanschap. Samen sterk !
confederatiebouw.be
ConfederatieBouw NL_210x297.indd 1
15/12/16 12:52
Reportage
De (absolute) noodzaak
De firma Stalift uit Doornik is gespecialiseerd in het moderniseren, installeren en onderhouden van liften, activiteiten die vandaag meer dan ooit in de belangstelling staan. Ondanks een overvol orderboek is het team dat in 2009 door Simon Stellian gelanceerd werd er helemaal klaar voor. “Stalift is een onderhoudsfirma die samenwerkt met Autinor, een leverancier zeer kort bij ons bedrijf die ook maatwerk levert, waardoor wij heel snel op alle opdrachten en vragen kunnen reageren. Dat wil dus zeggen binnen de maand! En dat geldt voor gans België en vooral ook voor picardisch Wallonië en de Belgische kust waar wij zeer veel klanten hebben.” Dat onderhoud wordt door deze onderneming aan de Chaussée de Douai (Doornik) onder andere verzekerd door 10 werknemers en een depannagedienst die 24 h op 24 en 7 dagen op 7 actief is. Volgens François Tevesz, de technische verantwoordelijke van de afdeling ‘onderhoud en modernisering’ bij Stalift, is deze activiteit enorm belangrijk geworden voor een onderneming die voorheen voornamelijk met ladderliften en trapliften bezig was. En daar is een reden voor… “Volgens het Koninklijk Besluit van 10 december 2012,
38
• juli 2017
moesten de liften die in dienst zijn genomen tussen 1 januari 1958 en 31 maart 1984 theoretisch gezien allemaal gerenoveerd zijn tegen eind 2016”, aldus François, eind juni. “Diegene van vóór 1958 zouden dat moeten zijn ten laatste op 31 december 2022. Momenteel is er een gigantische ‘boom’ wat betreft uitrustingen die in gebruik zijn genomen tussen 1958 et 1984. » Hoe valt deze ‘boom’ te verklaren? F. T. : « Momenteel voert het ministerie controles uit in kantoorgebouwen, bij syndici en in appartementsgebouwen. En de boetes bedragen makkelijk 5000 € per vastgestelde inbreuk (geen veiligheidsdossier, geen preventief onderhoud, geen risicoanalyse, onvolledige handleidingen, enz. ) De hoogste boete werd vastgelegd op 25.000 €. De ‘boom’ is daardoor enorm, want de meesten hebben hier jaren geen aandacht aan besteed.” Volgens u zijn de risico’s dan ook groot voor diegenen die zich van deze controles en aanpassingen niets aantrekken? F.T. : “Jazeker. Elk hijstoestel (rolbruggen, liften, kranen,…) wordt onderworpen aan deze controles. Het ministerie is nog relatief soepel en laat de boetes meestal vallen indien er snel een planning van de werken wordt gemaakt of indien de werken binnen de drie maand zijn uitgevoerd. Heel wat gemeenschappelijke eigendommen werken in twee, drie of vier fases, afhankelijk van hun timing en het beschikbare budget.”
om liften te renoveren
Hoe verlopen deze controles? F.T. : “Alle mede-eigendommen zijn verbonden aan één of ander controle-organisme, dat zijn verslagen opstuurt naar het ministerie. Deze controle is verplicht voor openbare liften, zelfs halfjaarlijks. Maar klanten hebben meestal geen contract met een maatschappij en worden bijgevolg dan ook niet gecontroleerd. Geheel op eigen risico natuurlijk en met alle gevolgen vandien. Naar het einde van het jaar toe gaan de controles bovendien nog toenemen.” Hoe kan men weten of men er al dan niet mee geconfronteerd zal worden? F.T. : “Bij particulieren telt men de traditionele liften, zoals in herenhuizen bijvoorbeeld. Daar plaatsen wij veel huisliften (die met 0,15 m per seconde stijgen en dalen). Die behoren tot de categorie ‘machines’ die niet echt verplicht gecontroleerd moet worden. Een traditionele lift valt in de categorie ‘lift’ wanneer zijn stijg- of daalsnelheid de 0,65 m per seconde niet overstijgt.” Pakt Stalift als lid van Fedelec en haar koepel Confederatie Bouw alle soorten modernisering aan? F.T. : “Natuurlijk! Wat de industrie betreft zitten we vaak in picardisch Wallonië waar we ca. 80% van onze 600 onderhoudscontracten hebben lopen. We zijn ook erg goed vertegenwoordigd in rust- en verzorgingstehuizen, zoals het OCMW in Doornik bijvoorbeeld en in de Marronniers, een
psychiatrisch centrum in de regio. We zijn ook sterk aanwezig in de cementfabrieken. We hebben overigens de lift gemoderniseerd van de ‘Espace Wallonie Picarde’, waar de Confederatie Bouw Henegouwen gevestigd is.” Waaruit bestaan de interventies van Stalift ? F.T : “Wij installeren handgemaakte elektrische panelen, binnen vier weken. De werken zelf nemen zo’n drie weken in beslag. Maar hoe dan ook, wij zijn sowieso in staat om de zaak te beklinken binnen de twee maanden. Wij passen ons ook aan aan de cabinemotor van de klant zodat hij de eventueel aanwezige installaties kan behouden. Eind juni in Moeskroen hebben we nog een offerte gemaakt voor de complete vervanging van een lift uit de periode 58-84 die oorspronkelijk enkel gemoderniseerd had moeten worden. Wij vervangen ook de elektriciteitskasten en de aandrijfmotoren. Ook de toegankelijkheid voor mensen met een mobiele beperking dragen we hoog in het vaandel. Maar weet u…een modernisering is natuurlijk wel het bestaande materiaal behouden. Met alle beperkingen dat dat met zich meebrengt. En voor 2000 à 3000 euro meer …heb je een nieuwe.” De onderneming die u inhuurt wil haar activiteiten ook verder ontplooien in het Noorden van Frankrijk. Wat zijn haar voornaamste sterke punten? F. T. : “Om te beginnen werken wij met verschillende merken, of dat nu Schindler is of Otis, om er maar enkele te noe-
juli 2017 •
39
Reportage
men. Verder – en dit is eigen aan de constructeur – werken we met intelligente knoppen met dubbele bedrading, zonder polariteit en voorzien van gekleurde LED-waaklampjes. In deze liften is de telefonie ook bidirectioneel: in geval van nood kan men de klant dus ook opbellen en kalmeren. Ook spraaktechnologie zit erin verwerkt voor blinden. Kortom, Stalift werkt met een open technologie, wat wil zeggen dat ook een concurrent in onze kasten zou kunnen werken. In België is dat een groot voordeel want een klant kan perfect beroep doen op een andere onderneming dan diegene waarmee hij het onderhoudscontract heeft ondertekend. Verder worden er overuren aangerekend eens het contract is ondertekend. Sommigen werken aan een uurtarief van 145 €/h. Wij zaten half juni op een uurtarief van 75 €/h” Wat zijn tenslotte de eigenschapen eigen aan het beroep? F.T. : “Omdat wij in feite de uitrusting van de liftcabine aankleden, is het zowel een esthetische als een technische job. Het werk van een liftspecialist vereist kennis van zowel mechaniek als elektriciteit. Jammer genoeg is het werk van elektromecanicien een knelpuntberoep geworden sinds een tweetal jaar geleden deze beide specialiteiten werden losgekoppeld. Het resultaat? Als we iemand aannemen dan benutten we het ene of het andere profiel en zorgen voor bijscholing in de andere discipline.” Dus als uw lift ‘hoogtes’ en ‘laagtes’ kent dan weet u wat u te doen staat. Zeker wanneer hij niet (meer) voldoet aan de normen. Infos : www.stalift.be, tél. : 069/64.95.99, tournai@stalift.be
INFOFICHE STALIFT OPGERICHT : 13 mei 2015 ZAAKVOERDER: Stellian Simon ADRES : Rue du Meunier(W-V) 47, 7620 Brunehaut SPECIALITEIT : liften WWW.STALIFT.BE
40
• juli 2017
juli 2017 •
41
Volta presenteert resultaten van twee interessante studies
Grote opkomst voor symposium ‘verwarming en elektriciteit’ Volta is de nationale koepelorganisatie van de sectororganisaties die actief zijn in de wereld van de elektrotechniek. Op dinsdag 16 mei organiseerde de vereniging bij Living Tomorrow een druk bezocht symposium ‘Verwarming en Elektriciteit’ waarop onder meer de resultaten werden bekendgemaakt van twee interessante onderzoeken die de organisatie liet uitvoeren bij twee verschillende universiteiten om de strijd aan te binden met de negatieve perceptie aangaande elektrische verwarming. Het Living Tomorrow project in Vilvoorde bleek de ideale locatie om de meer dan 100 geinteresseerde deelnemers aan het symposium te verwelkomen. Het publiek bestond uit specialisten uit verschillende domeinen en sectoren, gaande van elektro-installatiebedrijven, studieburelen en architecten,
42
• juli 2017
over kenniscentra, overheidsinstellingen en distributienetbeheerders tot vertegenwoordigers van hogescholen, universiteiten, enz. Initiatiefnemer en organisator Volta – de nationale koepelorganisatie van de sectororganisaties die actief zijn in de
wereld van de elektrotechniek – had vastgesteld dat er de voorbije jaren zowel bij het grote publiek als bij beslissingsnemers een negatieve perceptie is ontstaan aangaande elektrische verwarming. Bovendien wordt er geen onderscheid gemaakt tussen directe elektrische verwarming en hybride elektrische
verwarming met thermische opslag. Dit wordt nog verder in de hand gewerkt door de groeiende aandacht voor elektrische opslag. Over thermische opslag daarentegen wordt nauwelijks gesproken en zijn er ook bijna geen studies voorhanden. Daarom besloot de organisatie om twee studies te laten uitvoeren bij twee verschillende universiteiten, de UGent en ULg.
consumptie van een woning met PV panelen te verhogen door middel van thermische of elektrische opslag of een combinatie van beiden.
Opzet van de studies
In de studie van UGent werden verschillende mogelijkheden, niveaus en combinaties van elektrische en thermische stockage met mekaar gecombineerd om te zien tot welk percentage van elektrische zelfconsumptie dit leidt.
Het team van de ULg maakte in zijn studie een vergelijking van drie mogelijke oplossingen (waarvan twee volledig elektrisch) voor lage energiewoningen voorzien van PV-panelen. Deze drie oplossingen werden telkens getoetst aan twee criteria. • Het eerste criterium is de mogelijkheid om het vermogen dat gevraagd wordt van het elektrisch distributienet af te vlakken in piekuren in de winterperiode. Dit is essentieel om een mogelijke black-out te vermijden. • Als tweede criterium is er de mate waarin de 3 mogelijke oplossingen de zelfconsumptie van de opgewekte PV-energie toelaten. De universiteit van Gent bestudeerde onder leiding van professor De Paepe de mogelijkheid om elektrische zelf-
In beide studies (ULg en UGent) gaat het om lage energiewoningen met PV panelen. De woning van de ULg heeft een isolatieniveau K25, deze van de studie van UGent heeft K15.
Naast een voorstelling van de pas uitgevoerde studies van ULg en UGent werden er op het symposium ook presentaties gehouden over “Data is het nieuwe goud”, EPB berekeningen, het belang van goed isoleren en een studie over de terugverdientijd van systemen voor elektrische opslag in verschillende lidstaten van de Europese Unie.
Algemene conclusies
De studiedag bracht heel wat interessante informatie aan het licht maar er zijn toch een aantal algemene conclusies die we kunnen trekken uit de diverse presentaties en onderzoeken.
ning (Bijna Energie Neutrale woning) met PV panelen zijn er tussen de onderzochte configuraties twee aangewezen oplossingen om het distributienet te ontlasten en zelfconsumptie zo hoog mogelijk te maken. 1) Een lucht-water warmtepomp met buffervat geeft de laagste EPB factor dankzij de COP factor van de warmtepomp. 2) Ook een hybride herlaadbare elektrische verwarming (met thermische opslag) komt in aanmerking omdat deze de energie opgewekt door de PV panelen kan bufferen en het vermogen dat nodig is op piekmomenten kan afvlakken. Mits het plaatsen van extra zonnepanelen van 3 kWp kan men hetzelfde EPB niveau halen als bij de warmtepomp. In de tarifering van elektriciteit in de komende jaren is het dan ook fundamenteel om deze zodanig te maken dat de vraag naar een hoog vermogen op piekmomenten zoveel mogelijk wordt vermeden en dat de zelfconsumptie van lokaal opgewekte energie (zoals PV panelen) zoveel mogelijk wordt aangemoedigd.
Voor de nieuwbouw van een BEN wo-
juli 2017 •
43
Invoering digitale meters in Vlaanderen
Fedelec actieve rol in Opvolgcommissie Digitale Meters De Vlaamse regering keurde begin februari 2017 de conceptnota goed over de invoering van digitale meters in Vlaanderen. Op dit moment wordt op basis van deze nota een ontwerpdecreet opgesteld voor de uitrol van de digitale meter vanaf 2019. Fedelec maakt samen met ODE deel uit van de beperkte opvolgingscommissie die de uitwerking van dit ontwerpdecreet begeleidt. De Vlaamse regering wil in 2019 starten met de uitrol van gestandaardiseerde, eenvoudige digitale meters die kwartierwaarden kunnen meten en communiceren. Gebruikers kunnen hieraan optioneel een ‘slimme’ energie-management module toevoegen. De afnemer is eigenaar van de meetdata, maar data die nodig zijn voor de uitoefening van bepaalde wettelijk vastgelegde taken kan men wel zonder toestemming gebruiken. Men zal een databeheerder oprichten die data uitleest, samenbrengt, toegankelijk maakt en over de privacy waakt.
Voorstel uitrol digitale meters in Vlaanderen
In een eerste fase zal men digitale meters verplicht plaatsen bij nieuwbouw, verplichte metervervanging, ingrijpende renovatie, installatie van nieuwe decentrale productie kleiner dan of gelijk aan 10 kVA, plaatsing van nieuwe en vervanging van bestaande budgetmeters en bij bestaande prosumenten (consumenten die zelf (een deel van) hun energie opwekken). In de meeste gevallen zijn de kosten voor de digitale meter en de installatie ervan ten laste van de distributienetbeheerder. Behalve bij nieuwbouw en ingrijpende renovatie, waarbij de klant de plaatsing en indienststelling van de meter betaalt, terwijl de kosten voor de meter zelf in het nettarief worden geïncorporeerd.
Kosten-batenanalyse VREG
De VREG voerde ondertussen een kosten-batenanalyse uit over de uitrol van slimme meters in Vlaanderen. Er werd geconcludeerd dat ondanks een kostenstijging voor de kleine consument, de slimme meter op lange termijn een ener-
44
• juli 2017
giebesparing met zich meebrengt die opweegt tegen deze kostenstijging.
Gevolgen voor eigenaars van zonnepanelen
Door het invoeren van de digitale meter zal het systeem van de terugdraaiende tel-
ler uitdoven. Om dezelfde rendabiliteit voor zonne-energie installaties te verzekeren als onder het huidige systeem, werkte de regering een alternatief compenserend systeem uit: • Bestaande installaties en installaties ge-
plaatst tot en met 31 december 2020 hebben gedurende 15 jaar een verworven recht op de compensatieregeling gelijkwaardig aan die van de terugdraaiende teller. • Vanaf 1 januari 2021 zal de compensatieregeling vervallen voor nieuwe installaties. In plaats daarvan zal men een alternatief maar gelijkwaardig vergoedingssysteem implementeren, ten vroegste vanaf 1 januari 2021. • Tot en met 31 december 2020 blijft de compensatieregeling een recht voor elke prosument, zelfs indien de termijn van 15 jaar eerder verstrijkt. Hier houdt men rekening met die mensen die reeds in een vroeg stadium in zonnepanelen investeerden.
De Vlaamse regering creëert met het invoeren van de digitale meter ook kansen voor batterijopslag. Als men een slimme module aan de digitale meter toevoegt, kan de gebruiker lokaal aan energiebeheer doen. In combinatie met slimme toestellen en opslagsystemen zoals warmtepompen en batterijen kan de gebruiker flexibiliteit aanbieden via vraagsturing.
Opvolgcommissie Digitale Meters
Op dit moment wordt op basis van de conceptnota een ontwerpdecreet opgesteld voor de uitrol van de digitale meter vanaf 2019. Fedelec maakt samen met ODE deel uit van de beperkte opvolgingscommissie die de uitwerking van dit ontwerpdecreet begeleidt. Beide organisaties zullen actief deelnemen in
deze opvolgcommissie om erover te waken dat de uitrol van slimme meters de rendabiliteit van zonnepanelen niet in het gedrang brengt. De conceptnota van de Vlaamse Regering spreekt niet van een slimme meter, maar van een digitale meter. De meter zal maar slim gebruikt kunnen worden door er extra intelligentie aan te koppelen. Fedelec heeft in de opvolgcommissie gevraagd welk protocol gebruikt zal worden voor de koppeling tussen de digitale meters en de eventuele module(s) met extra intelligentie. De netbeheerders (DNB’s) antwoordden dat het nog wat te vroeg was omdat alle details nog niet gekend zijn. De laatste details hangen af van welke leverancier er gaat gekozen worden in de openbare aanbesteding inzake de aanschaf van de digitale meters. Grosso modo zou de werking van de digitale meter als volgt lopen: • De P2 poort van en naar de digitale meter zal ook andere fluïda kunnen uitlezen (gas, warmte/koude, water) • De P1 poort levert enkel informatie van de digitale meter naar een CEMS. (Customer Energy Management System) • De digitale meter zal naar de buitenwereld toe enkel rechtstreeks in contact staan met de gereguleerde backend (DNB). • Het CEMS zal in contact staan met de niet gereguleerde back-end (leveranciers en nieuwe marktspelers).
Fedelec heeft aangedrongen om snel duidelijkheid te verschaffen over het communicatieprotocol van de P1-poort zodat de marktpartijen zich kunnen voorbereiden (fabrikanten van domotica en energiemanagementsystemen alsook elektro-installatie bedrijven)
juli 2017 •
45
Laadinfrastructuur voor Elektrische Voertuigen
Fedelec haalt samen met Tecnolec mooi subsidieproject binnen Het project Laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen is goedgekeurd in de recente oproep “VIS-trajecten voor innovatievolgers” van het Agentschap Innoveren en Ondernemen. Met innovatievolgers bedoelt men hier grote en – economisch gezien ook belangrijke groepen bedrijven die soms nog bewust gemaakt moet worden van het belang van innovatie en overtuigd moeten worden dat innovatie zinvol is voor hun onderneming. Deze VIStrajecten moeten dan de introductie van recente kennis/technologieën bij een ruime groep innovatievolgers versnellen, waardoor deze hun competitiviteit kunnen verhogen en zo ook een duidelijke economische impact kunnen hebben.
In het voorjaar van 2016 heeft Fedelec een oriënterende info avondreeks “Laadpalen” georganiseerd voor de elektro-installatiebedrijven om hen in het algemeen te sensibiliseren rond de marktevoluties inzake elektrische voertuigen en de mogelijke opportuniteiten qua installatie van laadsystemen. De feedback van de elektro-installatiebedrijven was een duidelijke vraag naar technische kennisverhoging inzake de types en mogelijkheden van laadsystemen enerzijds en de installatievoorwaarden in de verschillende netsystemen anderzijds. Verder kregen zowel Fedelec als de Technologische AdviesDienst van Tecnolec de voorbije maanden vanuit de elektro-installateurs hoe langer hoe meer vragen over het plaatsen van laadsystemen en -palen voor elektrische voertuigen.
Doelstelling
Het globaal doel van het project “Laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen” is om de elektro-installatiebedrijven objectieve en praktische kennis bij te brengen over de mogelijkheden en eigenschappen van laadinstallaties in het algemeen en meer specifiek welke types er op de markt zijn. Verder worden de oplossingen voor de beperkingen van specifieke netsystemen ook bijgebracht. De globale doelstelling zal bereikt worden door o.a. volgende projectactiviteiten: • 1 Info-avondreeks van 4 à 5 sessies • 1 Workshopreeks van in totaal 6 sessies • 17 E-learning modules (17-tal verschillende korte items of filmpjes) • Meerdere nieuwsitems en technische artikels Het aantal unieke bedrijven dat deze nieuwe kennis zal gebruiken binnen de projectduur wordt hierbij ingeschat op 800. ›››
46
• juli 2017
Rexel is als allereerste in de sector uit de startblokken geschoten om u van A tot Z te begeleiden in al uw EV-projecten. Met de ondersteuning van eigen productspecialisten en een aanbod van de belangrijkste merken. Ontdek binnenkort op Netstore onze laadpuntconfigurator om uw projecten uit te werken en tevens uw kennis bij te schaven.
• opleidingen vanaf september i.s.m. Volta / SBM • kwaliteitscertificaat “Erkend installateur laadpalen” • gratis leads voor installateurs met dit certificaat • configurator • team van productspecialisten • voorraad
READY SET GO !
Volg een basisopleiding bij Volta/SBM Volg een specialisatiecursus bij Rexel Ontvang uw certificaat en gratis leads
VOOR MEER INFO: ev@rexel.be / www.rexel.be
Laadinfrastructuur Elektrische Voertuigen
Slagkracht voor de vernieuwende installateur
ICS en Fedelec binnen ›››
Beoogd resultaat
Het resultaat dat beoogd wordt is de drempel bij elektro-installatiebedrijven inzake de implementatie van laadinstallaties te verlagen en het kennisniveau en vertrouwen te verhogen. Dit geeft de doelgroep de mogelijkheid om als ontwerper/adviseur van installatie sterker in de schoenen te staan en zorgt voor meer kwalitatieve omzet. Bovendien zal de doelgroep: • Permanent geïnformeerd worden over de evoluties van deze markt • Gewapend zijn om eventueel verkeerde of onvolledige informatie vanuit de hoek van de autoverkopers te weerleggen en aan te vullen. • In staat zijn om het juiste laadsysteem toe te passen op de juiste plaats Het project ging van start op 1 mei 2017 en de activiteiten worden gespreid over 2 jaar. Dit najaar zullen de eerste concrete activiteiten al georganiseerd worden.
De hoofdaanvragers voor het subsidieproject zijn dus ICS en Fedelec (de sectorfederaties voor installatiebedrijven), geruggesteund door medeaanvragers/uitvoerders WPP (Warmtepomp Platform) en COGEN Vlaanderen (sector- organisatie die zich inzet voor de ontwikkeling van kwalitatieve WKK).
Drempel tot installatie warmtepompen
Hoewel warmtepompen en (µ)WKK toch hun intrede al hebben gemaakt bij zowel particulieren, binnen de tertiaire sector als bij KMO’s, blijkt de echte doorbraak ervan nog steeds op zich te laten wachten. Toch mogen we stellen dat de technologie van warmtepompen al ruim beschikbaar is en dat de leveranciers ervan ook al belangrijke inspanningen doen om de installatie ervan sterk te vereenvoudigen. Voor wat betreft WKK zijn de toepassingen voor kleinere vermogens pas sinds de jaren 2010 ruim ter beschikking gekomen. Maar ondanks deze inspanningen van de leveranciers blijven de warmtepompen en (µ)WKK’s toch nog complexer dan het installeren van bijvoorbeeld een eenvoudige verwarmingsketel. De belangrijkste drempel voor het merendeel van de installateurs om de nieuwe technieken in hun gamma op te nemen - zo blijkt uit bevraging in de sector enerzijds maar ook bij andere stakeholders - is het gebrek aan kennis. Daar voornamelijk het invullen van de warmtevraag centraal staat, worden in dit subsidieproject in hoofdzaak de installateurs van centrale verwarming en sanitair (de zogenaamde “chauffagisten”) benaderd. Dit wil evenwel niet zeggen dat de elektrotechnische ondernemingen (de
48
• juli 2017
halen mooi subsidieproject Het Agentschap Innoveren en Ondernemen subsidieert geregeld innovatieprojecten en één van de manieren om daarvan te kunnen genieten is een project indienen voor de zogenaamde “VIS-trajecten voor innovatievolgers”. Met inovatievolgers bedoelt men hier grote en - economisch gezien ook belangrijke groepen bedrijven - die soms nog bewust gemaakt moet worden van het belang van innovatie en overtuigd moeten worden dat innovatie zinvol is voor hun onderneming. Deze VIStrajecten moeten dan de introductie van recente kennis/technologieën bij een ruime groep innovatievolgers versnellen, waardoor deze hun competitiviteit kunnen verhogen en zo ook een duidelijke economische impact kunnen hebben. In januari 2017 werd de 4e oproep voor de indiening van projectvoorstellen opengesteld en uit de 23 projectaanvragen werden eind april 8 projecten voor steun geselecteerd, waaronder het project met als titel “Slagkracht voor de vernieuwende installateur” van ICS en Fedelec. zogenaamde “elektriciens”) niet benaderd zullen worden, in tegendeel, het blijkt alleen dat zij minder uitdagingen ervaren bij het verwerven van de nodige kennis. Nochtans zullen ook een belangrijk aantal elektriciens voordeel hebben bij de op maat afgestemde opleidingen, de tools, de demo’s, het expertisecentrum en zeker ook bij de matchingtool, die de “chauffagisten” en “elektriciens” bij elkaar zal brengen.
Doelstelling
De projectdoelstelling is dus het geven van ‘slagkracht’ aan de installateurs van centrale verwarming en sanitair en de elektrotechnische ondernemers om warmtepompen en (micro) warmtekrachtkoppeling ((µ)WKK) aan te kunnen bieden aan hun klanten. Gebrek aan kennis en ervaring bij de installateur komen immers naar voren als belangrijke barrière voor de grootschalige uitrol van deze technologieën. De klassieke en vaak ook behoudsgezinde installateur zal zich daarenboven, onder invloed van de doorsijpelende Europese regelgeving enerzijds en een radicaal wijzigend energiesysteem anderzijds, toch gedwongen zien nieuwe toepassingen zoals WKK en warmtepompen aan te bieden, ook al is hij daar momenteel vaak nog niet klaar voor. Het directe resultaat van het ingediende project is het aanspreken van de grote groep van innovatievolgers, naar inschatting minimaal 70% van de 4.000 installateurs, die momenteel een afwachtende houding aanneemt. Met het project en de tools die zullen uitgerold worden, zal slagkracht gegeven worden aan deze groep van installateurs zodat zij zelf ware ambassadeurs kunnen worden van deze nieuwe technologieën. Het rechtstreekse resultaat van het project moet de introductie zijn van warmtepompen en (µ) WKK in het gamma van 500 bijkomende installateurs tijdens het project.
Aanpak
De uitwerking van het project zal onder meer gebeuren door het aanreiken van informatie op maat, het bezoeken van relevante demo-cases waar het beslissingstraject naar de duurzame installatie in de kijker wordt gezet, een expertisecenter waar eerstelijnsondersteuning wordt geboden, ondersteunende keuzetools, een tool waarmee installateurs online matchmaking kunnen doen om een geïntegreerde marktbenadering te kunnen leveren en op maat van de installateur afgestemde vormingstrajecten die tijdens het project geëvalueerd zullen worden en na het project door diverse opleidingsactoren verder zullen worden uitgerold. Deze groep van installateurs zal aldus meer vertrouwd geraken met innovatie in het algemeen, zich gesteund voelen door de beschikbare tool en zal daardoor ook in de toekomst sneller innovatieve technologieën oppikken. Het geheel wordt voor de installateur uitgewerkt maar ook door de installateurs getrokken en door een ruime user board ondersteund om de lange-termijn-impact voor de sector van de installateurs enerzijds en voor de uitrol van duurzame warmte-invulling anderzijds te verzekeren. Om de lange-termijn-impact te garanderen zal het infocenter ook na afloop van het project de verdere eerste-lijns-ondersteuning blijven bieden aan de installateurs zodat zij op maat advies kunnen bekomen bij dienstverleners. Men zal leren werken in een installatieconsortium waarbij elke installateur vanuit zijn specifieke expertise werkt in synergie met de andere installateurs. Het promoten van samenwerking met bouwpromotoren, architecten en ingenieurs & studieburelen om de promotie van warmtepompen en (µ) WKK te versterken en gezamenlijk de markt te benaderen staat eveneens centraal. Het project loopt 24 maanden en gaat van start op 1 oktober dit jaar. juli 2017 •
49
Vraag en antwoord
Prijsherzieningsformules Bij grotere bouwprojecten en bij openbare aanbestedingen worden de werken vaak gegund op basis van een ‘vaste prijs’. Maar soms spreken de klant-opdrachtgever en de hoofdaannemer echter af dat er nadien een prijs-herziening mogelijk is. Dankzij zo’n prijsherzieningsclausule kan de hoofdaannemer dan stijgende lonen, materiaalprijzen e.d. doorrekenen.
Wat zijn de meest voorkomende prijsherzieningsformules?
In Vlaanderen zijn de 2 meest voorkomende prijsherzieningsformules de volgende: 1. Prijsherzieningsformule volgens het Standaardbestek 240/270 van de Vlaamse Gemeenschap: p = P x [(0,40*s/S + 0,40*isti/ISTI + 0,20)] 2. Prijsherzieningsformule volgens Guideline Vlaams Samenwerkingsforum Overheidsopdrachten van 21 oktober 2014: p = P x [(0,40 x s/S) + (0,40 x i/I)+ 0,20]
De eerste formule wordt vooral gebruikt bij elektriciteitswerken en de tweede formule is meer van toepassing op algemene bouwwerken. Er zijn uiteraard nog andere variaties op de bovenstaande herzieningsformules, afhankelijk van de kostenstructuur van de uitgevoerde werken. Opgelet: Waar vroeger de ‘vaste factor’ minimaal 20% van de waarde van de prijzen moest zijn, is dat nu bv. niet meer de regel.
Wanneer een prijsherziening? Voor alle opdrachten die worden bekendgemaakt sinds 1.07.2013 stelt
de wet dat – indien de hoofdaannemingsopdracht een prijsherzieningsclausule bevat – dat dan op de prijs van de onderaanneming ook een prijsherziening van toepassing is, indien: • het bedrag van het onderaannemerscontract groter is dan 30.000 euro • of de tijdspanne tussen het moment waarop het onderaannemingscontract wordt gesloten en de aanvangsdatum van de uitvoering van de onderaanneming groter is dan 90 kalenderdagen. Het is mogelijk dat er in het contract een bepaling is opgenomen dat de prijzen vast en niet herzienbaar zijn. Maar de bovenstaande regel overstijgt deze bepaling in het contract en laat het gebruik van een herzieningsformule toch toe, indien er voldaan is aan 1 van de 2 voorwaarden.
Welke prijsherzieningsformule?
Meestal wordt de herzieningsformule die gebruikt wordt in de hoofdaannemingsovereenkomst integraal overgenomen in de onderaannemingsovereenkomsten. Wat de meeste ondernemingen die in onderaanneming werken echter niet weten, is dat indien de herzieningsformule geen correcte weerspiegeling is van de door u gemaakte kosten, dat u dan een andere formule kunt laten opnemen in uw onderaannemingscontract, die beter overeenkomt met de werkzaamheden die u uitvoert.
HEB JIJ OOK EEN VRAAG OF WIL JE MEER INFO? Mail naar lucine.albertian@fedelec.be
50
• juli 2017
Wie kan rekenen kiest voor de Dachs.
Omdat we onze energiekosten zelf beheren.
Bij het verwarmen ook stroom produceren....? De Dachs doet het! Na 20 jaar en Europa rond, reeds meer dan 35.000 maal Dachs.
Dachs. Smart Cogeneration. Erkend partner voor België De Rouck & Co NV Maarkeweg 4 · 9680 Maarkedal Tel.: 055 31 90 89 · Fax: 055 31 09 85 info@derouckenergie.be · www.derouckenergie.be
Besparen met de warmtekrachtkoppelingsmodules van Viessmann
Warmtekrachtkoppeling voor gelijktijdige productie van warmte en elektriciteit: door de
n Hoge rendabiliteit door lange onderhoudsintervallen
verbranding van aardgas wordt een interne
n Aantrekkelijke subsidieregelingen
Meer informatie over Vitobloc en een persoon-
verbrandingsmotor aangedreven. Deze drijft
n Uitstoot ver onder de geldende emissie-
lijke haalbaarheidsberekening op maat? Vindt
vervolgens een synchrone generator aan die de mechanische energie omzet in elektriciteit. Vrijgekomen warmte wordt via een condensa-
grenswaarden n Bewaking op afstand via webportaal en app
op via vndc@viessmann.com.
voor smartphone
tiewarmtewisselaar gerecupereerd voor ver-
n Zeer stil, compact en montagevriendelijk
warming of sanitair warm water. De duurzame
n Eigen servicedienst, flexibele onderhouds-
productie van eigen energie-efficiënte stroom
ons op www.viessmann.be of neem contact
contracten en lokaal wisselstukkenbeheer
is vandaag betaalbaar en binnen handbereik.
Vitobloc_1-2page_B-Fl.indd 1
12.06.17 14:17
De juiste verlichting met DALI-adresseerbare detectoren De DALI-adresseerbare detectoren van Niko passen zichzelf aan het binnenvallende daglicht aan. Ze zijn flexibel te conďŹ gureren en sturen tot 4 lichtzones tegelijk, wat minder detectoren en bekabeling vergt. Zones kunnen wijzigen zonder dat de bekabeling moet aangepast worden. Om het systeem zo energiezuinig mogelijk te houden, schakelt de verlichting uit als de detectoren geen beweging meer oppikken of als er voldoende licht in de ruimte binnenvalt. Ook in stand-by verbruiken deze DALI-detectoren amper stroom. Zo is elke ruimte altijd goed verlicht en ligt het energieverbruik laag. De juiste lichtsturing in niet-residentiĂŤle gebouwen bespaart dus heel wat energie en bevordert de gezondheid en de prestaties van de mensen die er werken. Meer informatie nodig? Contacteer ons op het nummer 03 778 92 47 of stuur een e-mail naar sales@niko.be. PA-811-01
www.niko.be