77e
crr4,
(
i
N
uw
e^ r_^u^iuc ►.i
DOOR / ^ iieit
HAAR GEHEIMEN
VERBLUFFENDE TRUCS DIE IEDERE AMATEUR KAN LEEREN
KOSMOS
z DE
GOOCHELKUNST en haar geheimen door LARETTE Verbluffende trucs, die iedere amateur kan leeren
N.V. KOSMOS AMSTERDAM
Voorwoord De goochelkunst is ontegenzeggelijk de oudste vorm van amusement en heeft door de eeuwen heen nog niets van haar bekoring verloren, zoodat ook heden ten dage deze kunst nog ontelbare bewonderaars bezit. Velen voelen zich echter dermate tot de mysteries der magie aangetrokken, dat zij van de geheimen der goochelkunst een studie maken, teneinde zelf in staat te zijn hun medemenschen met goocheltrucs te verbluffen. Het is zoowel voor hen, voor deze amateur-goochelaars, als voor diegenen, die den wensch koesteren zich in de goochelkunst te willen bekwamen, dat ik „De Goochelkunst" het licht heb doen zien. Neem na Uw dagtaak mijn boek ter hand, blader het eens rustig door en ongetwijfeld zult U er verschillende experimenten in vinden, die U zult willen kennen. Bestudeer deze zorgvuldig en zoodra U ze onder de knie heeft, vertoon ze dan eens in den huiselijken kring. U zult reeds spoedig ervaren, dat U Uw omgeving op gemakkelijke wijze zult weten te amuseeren en dat U al vlug in het middelpunt der belangstelling komt te staan. Ik hoop zeer, dat mijn boek den vrienden der goochelkunst vele genoegelijke uren zal bezorgen. LARETTE Amsterdam, Najaar 1939.
De in dit werk beschreven apparaten en benoodigdheden zijn verkrijgbaar bij Studio Larette, Amsterdam Zuid. 5
Inhoud Blz.
Voorwoord Van toovenaar tot goochelaar De io geboden der goochelkunst Goocheltrucs Onbreekbaar glas De vliegende gulden Tempo, een zwevende sigaar Het kaartenwonder Trix, het wonderpapier RÜntgen-oogen De klopgeest De helderziende De raadselachtige sigaar Een sigaret als brandkast. Op en neer De onschuldige zakkenroller Wegen en winnen De vlucht uit de pakkist Het doek-experiment „Valencia" Presto, de verschijnende goochelstok De patriotische ringen Chronos Het is alles maar een toeval Reverso Kleine oorzaken-groote gevolgen De magische dobbelsteenen Een frappante bloemenhulde De telefoon van Sherlock Holmes De hand van Monte Christo
5 9 17 19 21 24 25 27 29 31 33 36 38 42 44 46
48 15 53 55 58 6o 63 65 67 71 74 77 7
Blz.
Kleurenblind De wonderbar De schatkist van den toovenaar Miss Nicotina De lucifers van Lucifer Het meesterlijke schot De droom van een rooker Het mysterieuze getal De fantoom-ringen De spiritistische tafel Het toppunt van onmogelijkheid Een grootsche finale Het beroemde konijn uit de hoed
8
8i 86 89 91 93 94 96 98 ioi 103 1o5 108 iii
Van toovenaar tot goochelaar De goochelkunst, ook wel magie of magische kunst genoemd, is zoo oud als de menschheid zelve. Reeds van het begin af heeft de magie een invloedrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van het menschdom, ja, eens beteekende zij zelfs haar cultuur. Wie waren de eerste toovenaars ? De authentieke berichten dienaangaande gaan meer dan 6000 jaren terug en stammen uit het oude Mesopothamie, aan de oevers van Euphrat en Tigris. Hier leefden de Accadeeën, afstammelingen van een priesterkaste uit het oude Perzië, die achter de verschillende geheimen der natuurwetten gekomen waren. Zij wisten profijt van hun geheim gehouden kennis te trekken door als „toovenaars" hun wonderen te vertoonen, hetgeen weliswaar niet altijd tot heil van hun medemenschen geschiedde. Later ontstond de „zwarte kunst". Haar beoefenaars, die niet uit de priesterscholen voortkwamen, ontbrak het mom van heiligheid en geloofwaardigheid, dat den priesters omgaf. Daarom trachtten zij dit gemis te vervangen door zinlooze manipulaties, om zoodoende de aanwezigheid van een magische kracht te kunnen aantoonen. Vanzelf brengt ons de geschiedenis nu naar de wereld der „booze geesten", die zoogenaamd een verderfelijke macht op de menschen uitoefenden en alleen maar door de magiërs, natuurlijk tegen belooning, bezworen konden worden. Zoo ontstond het geloof aan toovenarij, dat ontaarden moest in de hoogste graad van bijgeloovigheid. Een logisch gevolg hiervan is weer dat er een zekere categorie menschen kwam, die deze bijgeloovigheid en onwetendheid wisten uit te buiten. De wijze mannen gebruikten (of misbruikten) hun talenten bij het verklaren van droomen. De Babyloniërs zoowel als de Meden en Perzen hadden reeds een zekere vermaardheid verworven in de astrologie en necromantie, terwijl de Grieken wijd en zijd bekend waren om hun voortreffelijke waarzeggers en hun orakels, waarbij zelfs de leiders der verst verwijderde
9
volken om raad kwamen, alvorens politieke beslissingen te nemen. Bij de Indianen waren het de medicijn-mannen, die door middel van tooverdranken de demonen, die in het lichaam van den zieke heerschten, wisten te bezweren. Later bracht Azië, het land der Arabische nachten, de ongeloofelijkste geschiedenissen op het gebied der magie en een zeer uitgebreide literatuur brengt ons van de sprookjes van Aladin en zijn wonderlamp naar de middeleeuwen. De toovenarij en het bijgeloof hadden toen een grooten omvang genomen. Was de zomer te heet, de winter te koud of mislukte de oogst, alles werd aan de heksen geweten. Wie den „boozen blik" gezien had, moest sterven. De duivelskunstenaars schroomden ook niet de kerkelijke ceremoniën op lasterlijke wijze in hun verrichtingen te betrekken en uit dien tijd stamt het „Hocus Pocus", dat een verbastering is van „Hoc est corpus (domini)". Tot heden is deze uitdrukking aan de magie verbonden gebleven. Paus Innocensius VIII zag zich genoodzaakt in het jaar 1484 in een bul te verordenen, dat de toovenaars en heksenmeesters van beiderlei geslacht uitgeroeid moesten worden. Deze ontegenzeggelijk goed bedoelde maatregel had echter een negatief resultaat. Het bijgeloof was zoo diep geworteld, dat de „verklaarders" zelf aangezien werden voor duivelskunstenaars en menigeen werd het slachtoffer van zijn overtuiging. De heksenprocessen uit dien tijd geven ons een duidelijk maar gruwelijk beeld hiervan. Cornelius Agrippa von Nettesheim (1486-1535), Johannes Wierus (1515-1588) en Johannes Baptist Porta ( 1 545 -161 5) zijn de namen van de pioniers, die het volk voorlichtten in deze geestelijk donkere tijden. Niet alleen charlatans, kwakzalvers en geestenbezweerders werden als duivelskunstenaars aangezien, doch ook de beoefenaars van de destijds moderne wetenschap. Zoo werd in het jaar 1664 in het bisdom Bamberg een zekere Allix verbrand, die een „automaat" geconstrueerd had, die gitaar speelde. In het begin van de i6de eeuw was het de alchimist 10
Dr. Johannes Faustus (Faust), die door zijn wonderdaden alom van zich deed spreken. Faust heeft ongetwijfeld geleefd, maar zijn leven en werken werden sagen, zoodat het zeer moeilijk is uit de uitgebreide literatuur hieromtrent het echte van het onechte te onderscheiden. Het staat vast, dat hij een uitmuntend kenner der geheime wetenschappen en de meeste wonderdokters uit zijn tijd ver vooruit was. Dit was ook het geval met Nostradamus. Hij stamde uit een geslacht van waarzeggers en sterrenwichelaars en werd door de gunst van Catharina de Medici tot haar lijfarts en hofastroloog benoemd. Hoewel zijn uitspraken en profetiën, die op rijm gesteld waren, niet altijd uitkwamen, heeft hij volgens de mémoires van d'Artigny zijn eigen dood op den dag af vooruit bepaald. Zoo zien wij uit de magie zich langzamerhand verschillende wetenschappen ontwikkelen, uit astrologie kwam de astronomie voort, uit alchemie de chemie en de tooverkruiden maakten plaats voor de moderne medicijnen. De moderne magie wordt dan ook niet meer beschouwd als „zwarte kunst", doch als een wetenschap, gebaseerd op gezonde principes. Doch de ontwikkeling van de middeleeuwsche kunst tot de zoogenaamde „moderne school" moest nog een twijfelachtige figuur opleveren, die voor eeuwig zijn naam aan het begrip „zwarte kunst" verbonden zou zien. Dit was Graaf Alexander Cagliostro. Zijn burgerlijke naam was Joseph Balsamo en in 1743 werd hij te Palermo geboren. Na een zeer avontuurlijke jeugd bereisde hij de halve wereld en overal verwekte hij met zijn kunst groot opzien. Hij speelde zijn rol als ziener, profeet en magiër zeer voortreffelijk. Bekend was zijn levenstinctuur, waarmede hij beweerde oude vrouwen jong te kunnen maken. In Frankrijk was zijn ster opgegaan, ook in Frankrijk zou zij ondergaan. Door de intriges van de markiezin Lamotte werd Cagliostro op bevel van Marie Antoinette in 1785 in de Bastille geworpen. Uit Frankrijk werd hij later verbannen en in het jaar 1795 kwam hij in een gevangenis te Rome om het leven. II
Met de moderne school, waarvan Pinetti (1750-1800) één der baanbrekers was, deed de goochelkunst haar intrede als amusement. Aan hem heeft de magie verschillende vernuftige ideeën te danken, die technisch geperfectioneerd, gedeeltelijk ook heden ten dage nog gebruikt worden. Dat er in de i8de eeuw veel belangstelling voor de goochelkunst bestond, bewijst wel het lijvige boekwerk, dat onder den titel Natuurlyk Tover boek of 't Nieuw Speel-Tooneel der Konsten in 1713 uitgegeven werd bij de Wed. van Gysbert de Groot, Boekverkoopster op de Nieuwedyk, tusschen de twee Haarlemmersluizen, in de Groote Bijbel. Simon Witgeest heeft in dit werk van 461 pagina's, waarvan de auteur nog een exemplaar in zijn bezit heeft, „zestien hondert natuurlyke toverkonsten" beschreven, waarvan er sommigen, hoewel natuurlijk gemoderniseerd, tegenwoordig nog in het programma van vele goochelaars voorkomen. Wel een bewijs er voor, dat de goochelkunst op zulke geniale principes gebaseerd is, dat het groote publiek na meer dan zoo jaar nog niet achter de geheimen gekomen is. Wat ons heden ten dage als volkomen vanzelfsprekend voorkomt, werd toen echter als goochelen aangezien, b.v. „Om Groen te maken daar men meede Schryven en Verwen mag" „De Henne groote eyeren te doen leggen en van de Vlooyen te doen bevryen" „Om gemeen vlas als zyde te maken" „Om het hair des lighaams swart te verwen". Met de voortschrijdende ontwikkeling der techniek is ook de goochelkunst met rassche schreden vooruitgegaan, echter de goochelkunst was de techniek uit den aard der zaak steeds vele jaren vooruit. Zoo werd reeds bij het vertoonen van goocheltrucs electrische stroom toegepast lang voordat de wetenschap het bestaan der electriciteit wist te benutten. I2