Afrikaanse en Japanse ethiekmodelen

Page 1

Bénézet Bujo: “Die ethische Dimension der Gemeinschaft”. het Japan van Okano, het Afrika van Bujo Drs. J. L. C. Marechal


2

Inhoud: Deel 1: Bénézet Bujo: “Die ethische Dimension der Gemeinschaft. Das afrikanische Modell im Nord – Süd – Dialog”.

3

1.0.

Het leven en werk van Bénézet Bujo

3

2.0.

De ethische dimensie van de gemeenschap – het Afrikaanse model in Noord – Zuid dialoog

3

2.1. 2.1.1. 2.1.2. 2.1.3. 2.1.4.

De antropologische grondslag van Afrika De Afrikaanse gemeenschap De Afrikaanse voorouderverering (ahnen) Het Afrikaanse overlegmodel (palaver) De Afrikaanse overlegethiek (palaverethiek)

3 3 3 4 4

2.2. 2.2.1. 2.2.2. 2.2.3. 2.2.4. 2.2.5.

De maatschappelijk ethische gevolgen van de antropologische grondslag Het Afrikaanse huwelijk en de rol van de vrouw De armoede in Afrika Afrikaanse kritiek op de ‘Europese’ mensenrechten Het democratiseringsproces in Afrika De solidaire Afrikaanse gemeenschap in ethisch perspectief

5 5 5 5 6 6

3.0.

Tot slot

7

Deel 2: Het Japan van Okano en het Afrika van Bujo Modernisering: de paradoxale spanning tussen homogenisering en heterogenisering 8

2


3

Deel 1: Bénézet Bujo: “Die ethische Dimension der Gemeinschaft. Das afrikanische Modell im Nord – Süd – Dialog”. 1.0. Het leven en werk van Bénézet Bujo Bénézet Bujo is op 4-4-1940 geboren in Zaïre (de voormalige ‘Democratische Republiek Kongo), waar hij studeerde, priester werd en in 1978 tot professor werd benoemd in de moraal theologie aan de katholieke universiteit van Kinshasa. Naast zijn leven en werk in Afrika studeerde Bujo in Duitsland en Zwitserland, waar hij sinds 1989 professor in de moraal theologie is aan de universiteit van Fribourg. Momenteel houdt Bujo zich bezig met vier belangrijke onderzoekprojecten: “Christliches Verständnis von Ehe und Sexualität in Auseinandersetzung mit den afrikanischen Eheformen”; “Die katholische Soziallehre der Kirche – interkulturell: Schwerpunkt Afrika”; Ethik im interkulturellen Dialog” en “Bibelkommentare im Kontext afrikanischer Theologie und Exegese”. Bujo houdt zich dus voornamelijk bezig met de interculturele ethiek en dialoog tussen Afrika en het christelijke Europa. Dit laatste wordt ook duidelijk in het boek dat ik hieronder wil bespreken: “Die ethische Dimension der Gemeinschaft. Das afrikanische Modell im Nord – Süd – Dialog”. Bujo gaat in dit boek opzoek naar de ethische dimensie van de Afrikaanse gemeenschap. Hij vindt deze dimensie uiteindelijk in de gemeenschap zelf. Dit boek is opgebouwd uit twee grote delen. Het eerste deel handelt over de antropologische grondslag van Afrika en het tweede deel over de maatschappelijk ethische gevolgen van de Afrikaans antropologische grondslag voor belangrijke thema’s in de Noord – Zuid dialoog. 2.0. De ethische dimensie van de gemeenschap – het Afrikaanse model in Noord – Zuid dialoog 2.1. De antropologische grondslag van Afrika Bujo brengt in dit eerste deel de Afrikaanse cultuur in kaart door o.a. stil te staan bij de Afrikaanse gemeenschap, voorouderverering (ahnen), overlegmodel (palaver) en ethiek. 2.1.1. De Afrikaanse gemeenschap Volgens Bujo leeft de Afrikaan tussen de christelijke individuele dimensie en de sociale gemeenschapsdimensie van de Afrikaanse cultuur. Maar de Afrikaan leeft voornamelijk in gemeenschap met de ‘stamgenoten’, overleden voorouders en de natuur. De gemeenschap is fundamenteel voor het Afrikaanse harmonische leven, waarin voortplanting en huwelijk een grote rol spelen. De gemeenschap van levenden en doden kan alleen overleven in hun nakomelingen, kinderloos sterven betekent vergeten worden (etappehuwelijk). Men trouwt niet alleen met een ander maar met de gehele gemeenschap, daarom zijn er ook andere opvattingen over monogamie en polygamie. Door in de gemeenschap te leven realiseert de Afrikaan zijn of haar identiteit. Een gevoeligheid die de mens levend in de christelijke individuele dimensie mist. Daar staat tegenover dat de Afrikaan de moderniteit uit het westen niet te snel moet afwijzen en kritisch moet zijn op de eigen voorouderverering (ahnen), aldus Bujo. 2.1.2. De Afrikaanse voorouderverering (ahnen) Ondanks het moderniseringsproces in Afrika komt de traditionele antropologische grondslag niet onder druk te staan. In een crisis blijkt de traditionele grondslag diep geworteld te zijn, aldus Bujo. Niet het Europese denken of christelijke geloof biedt in een crisis oplossingen maar de Afrikaanse traditie zelf. De tradities van de voorouderverering (ahnen) wordt in een crisis door iedereen nageleefd. God is zeer belangrijk in het dagelijks leven van Afrika, maar 3


4

de Afrikaan roept bij problemen, volgens Bujo, toch eerder zijn overleden voorouders aan als bemiddelaar dan God zelf. Het kwaad kan de gemeenschap in een crisis storten doordat het de gemeenschap uit balans brengt. Het zijn dan ook vooral individuele mensen die de gemeenschap in problemen brengt en niet God. De voorouders zorgen ervoor dat hun nageslacht niet alleen dapper maar ook ethisch goed handelt. De solidariteit tussen voorouders en nageslacht is een voorwaarde voor het goede handelen. Want, en hier citeert Bujo Johannes 10; 10 en parafraseer ik Bujo, deze solidariteit zorgt voor “leven en overvloed”. Dit is een belangrijk thema in de N – Z dialoog, volgens Bujo. Want in het westen sterven mensen in ziekenhuisfabrieken en slijten ouderen hun dagen in bejaardenhuizen. Dit is een situatie waar Bujo, vanuit zijn Afrikaanse gemeenschapsgevoel en voorouderverering, tegen ageert. 2.1.3. Het Afrikaanse overlegmodel (palaver) Het overlegmodel (palaver) is een voorwaarde voor de solidariteit in de gehele gemeenschap. Het is een model dat zich laat vergelijken met de intersubjectieve communicatierationaliteit van Habermas. Een intersubjectieve relatie tussen mensen. Iedereen wordt gezien als gelijkwaardig. Gedeelde argumenten en niet macht of gezag bepaald een oordeel of besluit. Het wederzijds verstaan is een doel op zich. In het palavermodel staat echter voornamelijk wijsheid, geschiedenis (belangen van levenden en doden) en ervaring als bindend element centraal en niet cognitieve intellectualiteit (zoals bij Habermas), aldus Bujo. De betekenis van het individu is ondergeschikt aan de gemeenschapsdimensie. Het individu is volledig vrij als hij zich conformeert aan een palaverbeslissing van die gemeenschap. Deze ‘vitale dimensie’ in de Afrikaanse theologie laat volgens Bujo zien dat de intermenselijke betrekkingen van de Afrikaan berusten op geven en nemen. Deze ‘vitale dimensie’ illustreert Bujo ook aan de hand van de overlegethiek (palaverethiek). 2.1.4. De Afrikaanse overlegethiek (palaverethiek) De Afrikaanse overlegethiek is een variant op de aristotelische-thomistische moraal van het ‘goede leven’. De Afrikaanse ethiek werkt echter niet volgens het principe van synteresis (goede doen en kwade vermijden) maar volgens het principe het leven te bevorderen en het doden te vermijden. Geweten in Afrikaans perspectief is ‘met elkaar praten’ en ‘bij elkaar horen’, daar wordt het levensbevorderende bevestigd. Bujo spreekt over een overlegethiek volgens de filosofie van Habermas. Het gaat hier over een antropocentrische ethiek want mensen maken samen de normen en waarden om het gemeenschapsleven te bevorderen. Deugd en habitus zijn in de katholieke thomistische moraaltheologie hetzelfde. Ethiek impliceert dat de mens het goede doet (Schüller). De deugd is de bekwaamheid mens te zijn (Klomps). Maar deze normatieve ethiek zegt volgens Mieth niets over de ethische motivatie van iemand. Volgens Thomas maakt dat niet veel uit zolang iemand maar deugdzaam handelt. Deze vorm van ethiek is te individualistisch volgens Bujo. Bujo zoekt meer de weg van de Afrikaanse gemeenschappelijke overlegethiek (palaverethiek). Een intermenselijke ethiek waar de vrijheid binnen de gemeenschap centraal staat en niet een individuele vrijheid op zich. Niet het individuele geweten heeft voorrang, maar het geweten van de gemeenschap in dialoog. De enkeling is vrij als zijn vrij-zijn de vrijheid van de gemeenschap bevordert. De Afrikaanse ethiek is volgens Apel een solidaire communicatieve verantwoordelijkheidsethiek. Ieder lid van de gemeenschap heeft een verantwoording naar de ander toe. De ethische dialoog die Bujo nastreeft in zijn N – Z dialoog is dan ook die van het Afrikaanse palavermodel en het natuurrecht, i.t.t. de koloniale dogma’s van het christendom die het natuurrecht verwaarloosde. Een dialoog die niet enkel oplossingen zoekt voor de toekomst in het verleden (Horkheimer) of in de joodse lijdensgeschiedenis (Benjamin) maar ook in de koloniale geschiedenis waarin Afrika zelf ‘offers’ heeft moeten brengen onder haar ‘geknechte voorouders’.

4


5

2.2. De maatschappelijk ethische gevolgen van de antropologische grondslag Het tweede deel handelt over de maatschappelijk ethische gevolgen van de Afrikaans antropologische grondslag voor enkele belangrijke thema’s in de Noord – Zuid dialoog. 2.2.1. Het Afrikaanse huwelijk en de rol van de vrouw Het huwelijk en de rol van de vrouw is erg belangrijk in het Afrikaanse leven en daarom een ethisch gespreksonderwerp. Je trouwt als Afrikaan niet alleen met je partner maar tevens met een hele gemeenschap. Het doel is de gemeenschap te laten overleven doormiddel van het nageslacht. De zegen van de voorouders moet zorgen voor nakomelingen. De vruchtbaarheid neemt binnen de etappes van het huwelijk een centrale positie in. Pas als er kinderen zijn spreekt men over een volwaardig huwelijk, aldus Bujo. Polygamie is een garantie voor een kinderrijk huwelijk zonder dat de onvruchtbare vrouw verstoten wordt. Het is een bevestiging van de macht van de man want monogamie is armoede. De man beschermt zijn vele vrouwen tegen gevaren van buiten want een vrouw is in Afrika pas vrouw als ze getrouwd is en moeder wordt. Bujo vraagt hier Mt. 5: 32 en 19: 9 Afrikaans te mogen uitleggen, alhoewel er in de christelijke traditie hevig verzet tegen polygamie is aangetekend (van Calvijn t/m. Johannes Paulus II). Karl Barth concludeert echter dat dit verzet niets met een gebod van God te maken heeft. De feministische theologie ziet de polygamie en de besnijdenis van de vrouw als onderdrukking. Doordat vele Afrikaanse vrouwen in het westen hebben gestudeerd worden ze meer zelfbewust en kritisch t.o.v. de eigen cultuur (Assamoi). De problemen in Afrika voor de vrouw en alle andere onderdrukten moeten bespreekbaar worden in een N – Z dialoog, opdat de christelijke kerk hen kan helpen, aldus Bujo. De vrouw is namelijk geen mislukte man, zoals Thomas ons wil doen geloven. 2.2.2. De armoede in Afrika Een ander thema dat Bujo aansnijdt is het thema over de armoede. De armoede in Afrika is zo groot dat het volgens Gutierrez moeilijk is om te spreken over een rechtvaardige God. De bevrijdingstheologie spreekt vooral over de materiële armoede. Maar volgens Bujo moeten we hier ook spreken over de antropologische armoede. Door de koloniale geschiedenis zijn de Afrikanen beroofd van hun identiteit en vervreemd van hun omgeving. De N – Z dialoog moet een bijdragen leveren in het opheffen van deze armoede. Een armoede die o.a. door de vooroordelen van de christelijke missionering ontstaan is. De vervloeking van Cham door Noach in Gen. 9: 18-27 werd gezien als de vervloeking van het Afrikaanse volk met de Afrikaanse huidskleur als bewijs. In 1873 verspreidde Vaticanum I nog een gebed waarin God werd gevraagd die vloek op te heffen. 2.2.3. Afrikaanse kritiek op de ‘Europese’ mensenrechten De Afrikaanse kritiek op het Europese mensenrechtdenken is niet van de lucht. Als er echt sprake wil zijn van een oprechte N – Z dialoog dan moet de universele geldigheid van deze mensenrechten opnieuw ter discussie staan, volgens Bujo. Küng en Schild doen een poging nieuwe universele rechten en plichten te formuleren. Een groot verschil in de universele mensenrechten zal de nadruk op het individu of de gemeenschap zijn, aldus Bujo. De Europese mensenrechten zijn te individueel opgesteld volgens Bujo waardoor er geen rekening wordt gehouden met de gemeenschap. Individueel vrij zijn is in harmonie met de gemeenschap (natuur) leven, aldus Bujo. Het is nodig de bestaande mensenrechten in onze multi-culturele wereld opnieuw in discussie te brengen, waarbij een dialoog moet worden aangegaan met de niet-Europese landen waar andere accenten worden gelegd. In eerste lijn hebben de ouders bijvoorbeeld het recht de wijze van opvoeding te bepalen. In Afrika echter behoren de kinderen niet alleen aan de ouders, maar aan de hele gemeenschap. De opvoeding is ook door de voorouders en oudsten vastgesteld.

5


6

2.2.4. Het democratiseringsproces in Afrika Door het grote analfabetisme en de koloniale geschiedenis is het Europese democratiemodel, volgens Bujo, in Afrika onhaalbaar. Maar als men recht doet aan de Afrikaanse situatie dan is een democratiseringsproces niet uit te sluiten. Solidariteit en gemeenschapleven zijn zeer belangrijk in Afrika. Democratie heeft in Afrika dan ook vooral te maken met samenwerking ofwel harambee (Kenyatta). De gehele bevolking moet samen de consensus van normen en waarden socialiseren en internaliseren. Uiteindelijk moet deze democratische overlegethiek worden uitgevoerd in het dagelijks leven. Dit wordt het ‘Bushingantahe-ideaal’ genoemd, aldus Bujo. Door de solidariteit heeft Afrika het hoofd boven water weten te houden. Bujo wijst volgens mij terecht op de Europese koloniale geschiedenis die de grote politieke en economische problemen hebben veroorzaakt. Ook Johannes Paulus II ageert tegen de uitbuiting van de Afrikaanse bevolking. Ook nu nog wordt, volgens Bujo, Afrika afhankelijk gehouden door de economische macht van het westen (IMF). In de N – Z dialoog moet voor de problemen van Afrika, de rol van de koloniale Europese geschiedenis en de mogelijke oplossingen aandacht worden gevraagd. 2.2.5. De solidaire Afrikaanse gemeenschap in ethisch perspectief De democratische overlegethiek moet, volgens het ‘Bushingantahe-ideaal’, in het dagelijks leven van de Afrikaanse solidaire gemeenschap worden uitgevoerd. De Afrikaan leeft niet voor zichzelf met de ander. Volgens Bujo kan het ‘individu’ in Afrika slechts zichzelf worden in relatie tot de gemeenschap en de ander. Het is dan ook een noodzaak ethisch goed te handelen t.o.v. die gemeenschap en de ander. Want als het ‘individu’ de harmonie verstoord dan richt deze daad zich tenslotte op het individu zelf. Ik zal hier drie belangrijke Afrikaans ethische thema’s bespreken: Aids, het oud worden en de ecologie. Aids is een groot probleem in het algemeen maar voor Afrika in het bijzonder. De slechte medische zorg in Afrika zorgt voor een grote verspreiding van dit hiv-virus. Niet alleen seksualiteit maar ook de slechte hygiënische omstandigheden dragen hier toe bij. In de N – Z dialoog moet ook de rol van het westen besproken worden. In het koloniale verleden werd de medische zorg namelijk slechts als dwangmiddel en als privilege gebruikt. Terwijl nu het broodnodige kapitaal van dictators naar Zwitserse bankrekeningen worden overgemaakt i.p.v. ingezet te worden ter bestrijding van dit dodelijke virus. Voor Bujo ligt de oplossing in de genezende werking van Jezus, namelijk intermenselijke relaties verbeteren en de relatie tussen God en de mens. De harmonie van de gemeenschap is belangrijk voor de Afrikaan. Een gemeenschap die bestaat uit de overleden voorouders en levende leden van de gemeenschap. Overleden, ziek, gezond of oud de gemeenschap zorgt voor elkaar. Oud worden is volgens Bujo niet een negatief concept zoals in het westen. Oud worden wordt geassocieerd met wijsheid en daarom met respect. Doordat de ouderen hebben gezaaid kunnen de jongeren nu oogsten, aldus Bujo. Als je, zoals in het westen soms gebeurd, ouderen aan hun lot overlaat en vergeet dan vergeet je ook de geschiedenis. Een laatste thema dat ik hier wil noemen is dat van de ecologie in ethisch Afrikaanse perspectief. De gemeenschap waarin de Afrikaan leeft omvat ook de natuur. De Afrikaan leeft volgens Bujo in solidariteit en harmonie (Patzig) met de schepping. Als de schepping (mens of natuur) door de mens bedreigd wordt zondigt men tegen de schepper zelf. Bujo wijst met Rom 8: 19 – 22 op de taak van de mens t.o.v. de schepping, namelijk niet enkel wachten op verlossing maar de schepping mee helpen voltooien. De mens moet zuinig zijn op de natuur en daarmee op zichzelf. In de N – Z dialoog moet de schepping op de agenda worden gezet. Volgens Bujo is de humanisering belangrijker dan de westerse technologie, geld en vooruitgangsoptimisme. De mens moet leven in interactie met de natuur/schepping (Habermas) opdat de wereld bewoonbaar blijft. Want niet alles mag wat kan (Kuitert).

6


7

3.0. Tot slot Ik ben deze recensie begonnen met vast te stellen dat Bujo zich voornamelijk bezig houdt met de interculturele ethiek en dialoog tussen Afrika en het christelijke Europa. In zijn boek “Die ethische Dimension der Gemeinschaft. Das afrikanische Modell im Nord – Süd – Dialog”, werd dit meer dan duidelijk. Met dit boek wijst Bujo ons, op een heldere en systematische wijze, de juiste richting voor een mogelijk succesvolle dialoog tussen Afrika en haar historische onderdrukker Europa. Bujo vraagt in het eerste deel van dit boek de aandacht voor de eigen cultuur van Afrika door de antropologische grondslag van dit continent in kaart te brengen. Bujo heeft daar een duidelijke reden voor namelijk een N – Z dialoog volgens het palavermodel. Bujo pleit voor een interculturele ethiek en dialoog tussen Afrika en het christelijke Europa. Een dialoog die intersubjectief van aard is. Iedereen wordt gezien als gelijkwaardig. Gedeelde argumenten en niet macht of gezag bepaald een oordeel of besluit. Europa heeft een negatieve rol gespeeld in het koloniale verleden van Afrika en het wordt, volgens Bujo en ik onderschrijf dat, nu tijd dat er een relatie tussen beide continenten ontstaat op grond van gelijkwaardigheid. Ik ben het met Bujo eens dat niet het individuele vooruitgangsoptimisme van Europa het gemeenschapsdenken van de Afrikaan mag overschaduwen. Bujo vraagt in het eerste deel van zijn boek terecht aandacht voor de antropologische identiteit van Afrika. Bujo maakt namelijk duidelijk dat de Afrikaan alleen in de gemeenschap zijn of haar identiteit weet te realiseren en niet in het individualiseringsproces van het westen. In het tweede deel van dit boek bespreekt Bujo enkele maatschappelijk ethische gevolgen van de Afrikaans antropologische grondslag voor belangrijke thema’s in de Noord – Zuid dialoog. Bujo maakt terecht duidelijk dat het westen ook kan leren van Afrika. De solidaire Afrikaanse gemeenschap is daar een goed voorbeeld van. In het westen leven de mensen langs elkaar heen en enkel voor zichzelf. Dit individualisme hekelt Bujo vanuit het solidaire Afrikaanse gemeenschapsdenken. Iedereen is belangrijk en van waarde in de gemeenschap. Door voor elkaar te zorgen is de harmonie van de gemeenschap gewaarborgd. Ik constateer in Nederland bijvoorbeeld dat iedereen die niet economisch van waarde is (ouderen, zieken,…) als ‘waarde-loos’ aan de zijlijn moet staan. Ik ben het dan ook van harte met Bujo eens dat hier een leermoment voor het westen ligt. We kunnen echter alleen iets leren van Afrika als we bereidt zijn in dialoog te treden als gelijken. De interculturele dialoog volgens het palaverprincipe, waar Bujo voor pleit, kan volgens mij een begin zijn van de universele oplossing voor de grote en kleine wereldproblemen zoals: Het huwelijk en de rol van de vrouw; de armoede; de mensenrechten; democratisering; individualisme (aids, ouderdom, ecologie),… . Het boek “Die ethische Dimension der Gemeinschaft. Das afrikanische Modell im Nord – Süd – Dialog”, van Bénézet Bujo is in ieder geval een stap in de goede richting.

7


8

Deel 2: Het Japan van Okano en het Afrika van Bujo Modernisering: de paradoxale spanning tussen homogenisering en heterogenisering

Okano

Bujo

Het Japan van professor Okano en het Afrika van professor Bujo laten ons verschillen en overeenkomsten tussen beide culturen zien. Maar is het eigenlijk wel mogelijk de Japanse en de Afrikaanse cultuur te vergelijken? Er is volgens Boas een meervoud aan culturen die niet universeel maar particulier moet worden bestudeerd. Hij hanteert een pluralistische en particularistische antropologie. Alle culturen zijn gelijkwaardig aan elkaar en verdienen het afzonderlijk en waardevrij bestudeerd te worden. Deze tolerantie is een voorwaarden om een proces van relativisme mogelijk te maken. Japan en Afrika staan naast elkaar en kunnen volgens Boas niet vergeleken worden. Elk oordeel over Japan of Afrika is etnocentrisch. We moeten een particuliere cultuur dus van binnenuit leren kennen zonder te oordelen. De antropologie van Boas maakt ons door haar methodologisch relativisme, bewust van onze eigen cultuurbepaaldheid en daarmee van de beperktheden van onze opvattingen. Boas gelooft niet in het vinden van algemene wetten in de particuliere cultuur die hij bestudeert. Hij doet namelijk geen algemene uitspraken maar beschrijft slechts 'objectief' wat hij ziet. Generaliseringen zijn volgens Boas weerspiegelingen van onze cultuur. Dit extreme empirisme leidt echter volgens mij tot relativisme want het weerhoudt hem ervan te pogen een synthetisch beeld te geven van een door hem bestudeerde cultuur. Omdat hij geen universele uitspraken wil (kan) doen blijft hij in een optelsom van losse beschrijvingen hangen. Ik wil hier niet in een optelsom van losse beschrijvingen blijven steken maar in de vergelijking van Japan en Afrika is het natuurlijk belangrijk ons bewust te zijn van onze cultuurbepaaldheid. Dit mag ons echter niet weerhouden verschillen en overeenkomsten tussen beide culturen aan te wijzen. De cultuurbepaaldheid waar Boas het over heeft komt hier meteen aan het licht als we spreken over het moderniseringsproces. Het moderniseringsproces is in eerste instantie een westers proces geweest. I.t.t. Boas' antropologie werd aan de hand van de antropologie van Tylor beoordeeld of een cultuur voldeed aan de moderne westerse maatstaf. Zoniet dan werd die cultuur als primitief afgeschilderd. Tylor hanteert een developmentalistisch cultuurbegrip. Zijn evolutionistische cultuurbeschouwing gaat i.t.t. Boas wel uit van een culturele eenheid van de mensheid. Er bestaan volgens Tylor geen culturen maar slechts verschillende stadia van een en dezelfde cultuur. Tylor ziet cultuur dus als een universeel evolutionair proces, een ontwikkeling van primitief naar modern. Een verschil tussen culturen is een verschil in ontwikkeling. Dit betekent dat de primitieve volkeren, zoals Tylor ze noemt, wel een cultuur hebben maar die is volgens Tylor op het niveau van de westerse prehistorie. Okano en Bujo

8


9

hebben geprobeerd ons van binnenuit (Boas) de eigen waarde van hun cultuur te laten zien en daarmee impliciet het ongelijk en etnocentrisme van Tylor te bewijzen. Het westerse moderniseringsproces heeft zijn invloed op de Japanse en Afrikaanse cultuur gehad. Beide gemeenschappen waren vroeger nogal afgezonderd en hadden daarom volgens mij ook zo’n grote aantrekkingskracht op het westen. Franz Xaver was een van de eerste jezuïetmissionarissen in Japan. De missionarissen waren van mening dat de invloed en macht van de Japanse keizer (Teno) door de Shintô religie in stand werd gehouden. Het christendom dat door die missionarissen werd meegebracht viel niet in goede aarde bij de keizers omdat zij niet de keizer maar de christelijke Jezus en God aanbaden. In het werk van Kojiki en Nihongi, het oudste Japanse geschiedenisboek, leren we over de Shintô mythologie. Motoori Norinaga is erg nationalistisch en denkt dat Shintô beter is dan de christelijke persoonlijke God. Shintô is tolerant volgens Okano maar niet voor het westerse christendom omdat deze religie ook niet tolerant was voor de Japanse cultuur. Tot het midden van de jaren tachtig van de 19 e eeuw waren er maar weinig officiële koloniën in Afrika. De Europese macht werd voornamelijk uitgeoefend door middel van verdragen die de invloedssferen vastlegden in exclusieve handelsverdragen en protectoraten. Het verdrag dat werd getekend op de koloniale conferentie van Berlijn (1884 – 1885), maakte de weg vrij voor de officiële kolonisatie van het continent. In het verdrag werd bepaald dat er geen nieuwe annexatie of protectoraten zouden worden erkend tenzij ze vergezeld zouden gaan van een effectieve bezetting. In eerste instantie gold de effectiviteitsregel alleen in de kuststreken van Afrika. In 1890 werd deze uitgebreid tot heel Afrika. De stormloop op de formalisering van eerder verworven gebieden en de creatie van nieuwe koloniën versnelden de ‘verdeling van Afrika’. Tegen het begin van de 20e eeuw was heel Afrika, op Ethiopië en Liberia na opgedeeld in koloniën van Europese landen met o.a. als doel zoveel mogelijk grondstoffen in het bezit krijgen. De cultuur van Afrika en Japan bleef echter een mysterie voor de vreemdelingen uit Europa. Maar door de globalisering en modernisering is Japan en Afrika toegankelijker geworden voor het westen. Japan zelf is een grote economische en technologische macht en heeft daarmee zeker invloed in de hele wereld. We kunnen volgens mij niet meer om Japan heen als we alleen al kijken naar wat wij allemaal importeren uit dat land. Ook Afrika heeft zijn invloed in de wereld. Al was het alleen maar door het koloniale verleden van vele westerse landen en de grote invloed van de twee voormalige grootmachten, de Sovjetunie en de Verenigde Staten, op dat continent tijdens de koude oorlog. Ik denk dat ook Afrika in de toekomst een grote economische rol zal gaan spelen omdat het een groot afzetgebied heeft, net zoals China op zich steeds meer ontsluit voor het westen. Kortom: Japan en Afrika zijn op het westen gericht en wij op deze twee culturen. De moderne technologie speelt steeds meer een grote rol maar als er sprake is van een crisis dan grijpen ze beiden terug op de gebruiken van hun voorouders. Ondanks de moderne interactie tussen de verschillende culturen, economieën en technologieën zoekt Japan volgens Okano en Afrika volgens Bujo in een crisissituatie hun heil in de eigen traditie. De hele gemeenschap grijpt dan terug op de gebruiken van de voorouders. Deze Japanse harmonie of Afrikaans gemeenschapsgevoel geeft de Japanner volgens Okano en de Afrikaan volgens Bujo zijn of haar identiteit. Maar toch is er een wezenlijk verschil in de Japanse harmonie en het Afrikaanse gemeenschapsgevoel. Japan zoekt de balans in de harmonie die hiërarchisch gestructureerd is. Okano wees op het gevaar van deze vorm van harmonie. Doordat iedereen in Japan kritiekloos in de harmonie leeft was het fascisme in Japan mogelijk. Een fascisme met de Teno (keizer) als halfgod (De

9


10

keizer is volgens Arahitogami een zichtbare ‘Menschengott oder vermenschlichten Gott’) waar elke japanner zich gehoorzaam aan onderwierp. Japan is een familie-staat waarin iedereen leeft voor elkaar in de ‘ethos’ van de harmonie. Op die wijze gaan ze volgens de basisreligie van Japan, het Shintôisme, de weg van God (Kami). De god van de zon regeert over Japan. Er is een bloedverwantschap tussen de Japanners en hun goden. De theeceremonie is volgens Okano een typisch Japans gebruik dat symbool staat voor de harmonie die in dit land gezocht wordt en tussen de gast en gastheer in dit specifieke geval. De gemeenschap is zeer belangrijk voor de Afrikaan, aldus Bujo. Het is een gemeenschap van alle levende familieleden en de dode voorouders. Deze dode voorouders worden bij het gehele leven betrokken en vaak om raad gevraagd. De wereld van de Afrikaan bestaat uit levenden en doden. De voorouders zijn bemiddelaars tussen God en de mens. Maar het kwaad wordt niet als een straf van God gezien maar als een daad van boze geesten of de mens zelf. Door in de gemeenschap te leven realiseert de Afrikaan zijn of haar identiteit. Bujo beschrijft Afrika als een meer open gemeenschap. Een gemeenschap waar niet de hiërarchie geldt maar die van het democratisch overleg. Dit overlegmodel (palaver) is een voorwaarde voor de solidariteit in de gehele gemeenschap. Gedeelde argumenten en niet macht of gezag bepaald een oordeel of besluit. Het wederzijds verstaan is een doel op zich. In dit palavermodel staat voornamelijk wijsheid, geschiedenis en ervaring als bindend element centraal, aldus Bujo. Het kwaad kan de gemeenschap in een crisis storten doordat het de gemeenschap uit balans brengt. Het zijn dan ook vooral individuele mensen die de gemeenschap in problemen brengt en niet God. De voorouders zorgen ervoor dat hun nageslacht niet alleen dapper maar ook ethisch goed handelt. De solidariteit tussen voorouders en nageslacht is een voorwaarde voor het goede handelen. De betekenis van het individu is ondergeschikt aan de gemeenschapsdimensie. Het individu is volledig vrij als hij zich conformeert aan een palaverbeslissing van die gemeenschap. Deze ‘vitale dimensie’ in de Afrikaanse theologie laat volgens Bujo zien dat de intermenselijke betrekkingen van de Afrikaan berusten op geven en nemen. Deze ‘vitale dimensie’ illustreert Bujo ook aan de hand van de overlegethiek (palaverethiek). Het kwaad kan de gemeenschap in een crisis storten doordat het de gemeenschap uit balans brengt. Het zijn dan ook vooral individuele mensen die de gemeenschap in problemen brengt en niet God. De voorouders zorgen ervoor dat hun nageslacht niet alleen dapper maar ook ethisch goed handelt. De solidariteit tussen voorouders en nageslacht is een voorwaarde voor het goede handelen. Als we culturen bestuderen dan moeten we niet de fout maken van het etnocentrisme van Tylor of het relativisme van Boas. Het westen liet haar cultuurbepaaldheid en daarmee haar vooroordelen gelden in het koloniale verleden en de verschillende missioneringen. Als tegenbeweging kwam de antropologie van Boas waardoor er helemaal niets meer gezegd mocht of kon worden. Ik heb geprobeerd niet alleen in losse beschrijvingen te blijven hangen maar ook overeenkomsten en verschillen aan te geven tussen Japan, Afrika en het westen zonder een etnocentristische cultuurbepaaldheid te laten doorklinken. Als we dan kijken dan zien we dat de wereld steeds meer moderniseert. De wereld wordt door de nieuwe computertechnologie steeds ‘kleiner’ maar tegelijkertijd zien we volgens mij dat de verschillende culturen de eigen traditie en identiteit opzoeken in crisissituaties. In grote lijnen durf ik dan ook te beweren dat het moderniseringsproces een paradoxaal proces is waar de wereld kleiner wordt en steeds homogener maar in bepaalde situaties, die bijvoorbeeld de veiligheid betreffen, komt de heterogeniteit en de existentiële verscheidenheid van de verschillende culturen zoals Japan, Afrika en het westen aan het licht.

10


11

11


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.