SOCIALE EN POLITIEKE ETHIEK “Weltethos” II: Hans Küng: Projekt Weltethos: Eine Zeitanalyse (1990)
Drs. J.L.C. Marechal
Weltethos
Hans Küng: Projekt Weltethos: Eine Zeitanalyse (1990)
Hans Küng, Sursee 19 maart 1928, Zwitsers rooms-katholiek theoloog, een van de meest radicale en omstreden voorvechters van de innerlijke vernieuwing van de Rooms-katholieke kerk en van de hereniging van de kerken, studeerde te Rome en Parijs, was zielzorger te Luzern (1957 – 1959) en werd in 1960 hoogleraar in de theologie te Tübingen, waar hij in 1963 tevens de leiding kreeg van het Instituut voor Oecumenische Theologie. Hij oefende veel invloed uit op het Tweede Vaticaans Concilie, met name door zijn boek Konzil und Wiedervereinigung. Erneuerung als Ruf in die Einheit. Tijdens het concilie zelf (1962 – 1965) was Küng ‘peritus’ (officieel conciliedeskundige). Hij was een van de grondleggers van het internationale tijdschrift Concilium. In 1970 verscheen zijn boek Unfehlbar? Eine Anfrage, waarin de traditionele opvattingen over de pauselijke onfeilbaarheid aan een kritisch onderzoek worden onderworpen. Zoals steeds in zijn theologische bezinning, interpreteert Küng ook hier de dogmatische uitspraken in het licht van hun bijbelse gegrondheid en hun historische context, waarbij hij op zoek is naar een geloofwaardige gestalte en beleefbare uitdrukking van de traditionele leer. In zijn denken wordt de orthodoxe leer gemeten en dienstbaar gemaakt aan de orthopraxie, dwz. De gemeenschapstichtende en tot zinvol gelovig handelen inspirerende waarde van het geloofsgegeven. Daarbij beschikt Küng over de gave om het oude en moderne theologische jargon te vertalen in een voor de ontwikkelde gelovige verstaanbare taal. Het laatst genoemde werk en het in 1974 verschenen Christ Sein wekten twijfel aan Küngs orthodoxie bij de Duitse bisschoppenconferentie en de Romeinse congregatie voor de geloofsleer. Hij weigerde zich in een proces te Rome te verantwoorden, omdat hij geen inzage kreeg in zijn dossier en evenmin zijn eigen verdediger mocht kiezen. Op 18 december 1979 volgde een veroordeling waarbij Küng de kerkelijke bevoegdheid om theologie te doceren werd ontnomen. De Universiteit van Tübingen maakte daarop het Instituut voor Oecumenische Theologie los van zijn kerkelijke binding en handhaafde Küng als directeur en hoogleraar aan dat instituut. In de jaren tachtig heeft Küng zich meer en meer toegelegd op de bestudering van andere wereldgodsdiensten en hun relatie met het christendom. In 1990 verscheen “Projekt Weltethos: eine zeitanalyse”.
“Projekt Weltethos: Eine zeitanalyse” (Mondiale verantwoordelijkheid: Aanzetten voor een verbindende ethiek) Wat is het dilemma van de democratie? De democratische staat moet volgens zijn grondwet gewetens- en godsdienstvrijheid, ook pers- en vergadervrijheid en alles wat gerekend wordt tot de moderne mensenrechten, respecteren, beschermen en bevorderen. En desondanks: deze staat mag bij dit alles juist geen levenszin en levensstijl decreteren; hij mag geen hoogste waarden en laatste normen juridisch voorschrijven als hij zijn wereldbeschouwelijke neutraliteit niet wil schenden. Wat hij juridisch niet mag voorschrijven, dat heeft hij tegelijk nodig. Juist de plurale maatschappij heeft, als daarin diverse wereldbeschouwingen moeten samenleven, behoefte aan een fundamentele consensus waaraan de diverse wereldbeschouwingen bijdragen, zodat er een wel niet ‘strikte’ of totale, maar niettemin ‘overlapping consensus’ (John Rawls) kan ontstaan. Waarom is een minimum aan gemeenschappelijke waarden etc. nodig? “Zonder een minimale basisconsensus ten aanzien van bepaalde waarden, normen en houdingen is noch in een kleinere noch in een grotere gemeenschap een menswaardig samenleven mogelijk. Zonder zo’n basisconsensus die steeds opnieuw in dialoog gevonden moet worden kan een moderne democratie niet functioneren, ja gaat ze ten onder in chaos of dictatuur (Republiek van Weimar).” Er is een basale wil nodig voor vrede. Een wil die betrokken is op democratie en de zinvraag. Het gemeenschappelijk heil wordt dan gezien als dragende functie voor de democratie. Dat betekent dat we problemen en meningsverschillen vreedzaam proberen op te lossen i.p.v. oorlog te gaan voeren. Waarom: geen wereldorde zonder een wereldethos? Ethisch handelen moet niet alleen maar een privé toevoeging zijn aan marktconcepten, concurrentiestrategieën, ecologische boekhouding en sociale balans, maar moet het vanzelfsprekende kader vormen van menselijk-sociaal handelen. Want ook markteconomie heeft, wil ze sociaal functioneren en ecologisch geregeld worden, behoefte aan mensen die gedragen worden door zeer duidelijke overtuigingen en houdingen. De mens kan niet door steeds meer wetten en voorschriften verbeterd worden, en evenmin alleen door psychologie en sociologie. In het groot en in het klein wordt men immers geconfronteerd met dezelfde situatie: kennis van zaken is nog geen kennis van zin, reglementeringen zijn nog geen oriëntaties, en wetten zijn nog geen zeden. Ook het recht heeft behoefte aan een moreel fundament! De ethische acceptatie van de wetten is voorwaarde voor elke politieke cultuur. Wat halen wetten uit zonder zeden? (De mensen moeten de wetten toch intrinsiek naleven). Als ethiek wil functioneren tot welzijn van allen, moet ze ondeelbaar zijn. De ongedeelde wereld heeft in toenemende mate behoefte aan de ongedeelde ethos! De postmoderne mensheid heeft behoefte aan gemeenschappelijke waarden, doelstellingen, idealen, visioenen. Wat zijn hoofdeisen van een wereldethos? De hoofdeisen komen voort uit het verlangen de waardigheid van iedere mens (gelovigen en ongelovigen) te waarborgen. Tot die menselijke waardigheid behoren:
-
verstand en mondigheid (ook immanente levensvisies kunnen menswaardigheid en de mensenrechten vertegenwoordigen en verdedigen); gewetensvrijheid (zedelijke autonomie/menselijke autonomie bij alle praktische beslissingen van de mens); godsdienstvrijheid (betekent ook recht op godsdienstloosheid); en de overige mensenrechten.
Waarom kunnen gelovigen en niet gelovigen elkaar in zo’n wereldethos ontmoeten? - Het gevaar van een vacuüm van zin, waarden en normen bedreigt gelovigen en ongelovigen; - Een democratie zonder een voorjuridische consensus krijgt moeite zich te legitimeren; - Geen overleven van de mensenmaatschappij zonder ethos.
“Projekt Weltethos: Eine zeitanalyse” (Mondiale verantwoordelijkheid: Aanzetten voor een verbindende ethiek) Wat vind je van datgene, wat Küng over religie en onvoorwaardelijkheid zegt? Ook de mens zonder godsdienst kan echt menselijk, dus humaan en in deze zin moreel leven leiden; juist dit is uiting van de binnenwereldlijke autonomie van de mens. Maar een ding kan de mens zonder godsdienst niet, zelfs als hij feitelijk voor zichzelf onvoorwaardelijke zedelijke normen zou accepteren: de onvoorwaardelijkheid en universaliteit van ethische verplichting funderen. Het categorische van de ethische eis, de onvoorwaardelijkheid van het ethische moeten, kan men niet funderen vanuit de mens, de in vele opzichten bepaalde mens, maar alleen vanuit iets onvoorwaardelijks: vanuit iets absoluuts dat een overkoepelende zin kan geven en dat de individuele mens, ook de menselijke natuur, ja de gehele gemeenschap der mensen omvat en doordringt! (GOD). Alleen deze binding aan het oneindige geeft de mens vrijheid en verantwoordelijkheid tegenover het eindige. Godsdiensten kunnen hun ethische eisen met een heel ander gezag naar voren brengen dan een puur menselijke instantie.
Ik ben het hier helemaal mee eens. Dit doet mij denken aan Herman Berger “Vragen naar zin – Een nieuwe inleiding in de metafysiek”, 1986, Tilburg University Press. Berger gebruikt Aristoteles om tot de formulering te komen van de metafysische hypothese. Hij herformuleert Aristoteles’ “zijnde als zijnde” om misverstanden te voorkomen. Berger spreekt daarom van “elke werkelijkheid in haar eenheid met andere werkelijkheden.” De metafysische hypothese luidt: “Er is sprake van eenheid omdat elke willekeurige werkelijkheid uit zichzelf een band heeft met alle andere werkelijkheden. Er is eenheid in de mate waarin er veelheid is, zoveel eenheid als er veelheid is. Eenheid in veelheid moet zijn.” Als de mens zelf, onvoorwaardelijk en universeel de ethische verplichting zou kunnen funderen dan zou de mens niet in intuïtief impliciet vanuit de veelheid verwijzen naar eenheid maar met de eenheid samenvallen. Als de mens de veelheid verabsoluteert en daarmee de eenheid afsnijdt dan spreekt Berger over verdeeldheid. Want de consequentie is dat de mens de status-quo moet accepteren. Godsdiensten verliezen hun integrerende en eschatologisch kritische functie. Oorlog, honger, ziekten,… CHAOS! Berger zegt hier net als Küng: Eenheid in veelheid moet zijn. Dit maakt verschillen mogelijk en het betekent ook dat we kwalitatief participeren aan een onvoorwaardelijkheid (eenheid, waarheid of God genoemd) die groter is dan welke mens ook. We moeten niet als mens de eenheid of de veelheid verabsoluteren maar in de veelheid intuïtief impliciet gericht zijn op de God van de godsdiensten opdat ons handelen niet gefundeerd is in de mens zelf maar in datgene wat ons overstijgt. Wat zijn gemeenschappelijke elementen van de verschillende religies? - Het welzijn van de mens: (juist wie in de profetische traditie werkelijk in God gelooft, voor hem zou het consequent in de praktijk moeten gaan om het welzijn van de mens. De verschillende godsdiensten willen de menselijke waardigheid en vrijheid godsdienstig funderen); - Stelregels van elementaire menselijkheid: (Vijf grote geboden van menselijkheid die talloze toepassingen hebben ook in economie en politiek, gelden in alle grote wereldgodsdiensten: 1. Niet doden; 2. Niet liegen; 3. Niet stelen; 4. Geen ontucht bedrijven; 5. De ouders eren en de kinderen liefhebben. Het gaat hier om normen die de situatie verhelderen en de situatie moet de normen bepalen. In elke concrete zedelijke beslissing moet de algemene normatieve constante verbonden worden met de bijzondere, door de situatie bepaalde variabelen). - Verstandige weg van het midden: (Alle godsdiensten zijn voorstanders van handelingsmodellen die een weg van het midden wijzen. Een verstandige weg tussen libertinisme en legalisme. Een weg tussen ignorant rationalisme en larmoyant irrationalisme, tussen wetenschapsverheerlijking en wetenschapsverdoeming, tussen euforie over de techniek en vijandigheid jegens de techniek, tussen puur formele democratie en totalitaire volksdemocratie). - Gouden regel: (Godsdiensten kunnen aan mensen een hoogste gewetensnorm geven, de voor de huidige samenleving immers belangrijke categorische imperatief die in heel andere diepte principieel verplicht. Want alle grote godsdiensten eisen immers zoiets als een ‘gouden regel’ – een niet slechts hypothetische, voorwaardelijke, maar een categorische, apodictische, onvoorwaardelijke norm – volstrekt hanteerbaar in de hoogst ingewikkelde situatie waarin het individu of ook groepen vaak moeten handelen. “Doe een ander niet aan wat jij je zelf ook niet toewenst). - Zedelijke motivaties: (Ze kunnen tegenover frustraties vanuit oeroude traditie in actuele vorm overtuigende motieven voor het handelen aanbieden. Tot op heden werken de
levensmodellen motiverend die men aantreft in leven en leer van de grote leiders van de wereldgodsdiensten. Zedelijke handelen vanuit een concreet levensmodel die ons voorgeleefd heeft). - Horizon van zin, bepaling van doel: Godsdiensten kunnen met unieke overtuigingskracht tegen leegte en zinloosheid in voor honderd miljoenen mensen in leer, ethos en ritus geloofwaardig een horizon van zin op deze aarde zichtbaar laten worden – en ook een diepste doelbepaling. Alle godsdiensten beantwoorden de vraag naar de zin van het geheel, van het leven, van de geschiedenis met een blik op een reeds hier en nu invloed uitoefenende allerlaatste werkelijkheid). Welke vraag zou je graag discussiëren? Het Humanisme fundeert haar normen in de mens zelf. Moeten we nu concluderen dat het Humanisme eigenlijk niet bestaat of dat het Humanisme eigenlijk een godsdienst is als we ervan uitgaan dat het transcenderend gegeven niet de mens maar de mensheid is?
CHRISTELIJKE CONCRETISERINGEN In mei 1989 hebben de christelijke kerken elkaar op Europees niveau in Bazel ontmoet. Het ging over de bevordering van ‘rechtvaardigheid, vrede en behoud van de schepping. De vergadering begon met zelfkritiek op de kerk om daarna een bijdrage te leveren voor de postmoderne tijd. a. Kerkelijke zelfkritiek De kerkenvergadering van Bazel begint met zelfkritiek op de kerk uit te oefenen omdat ze zich bewust zijn van het falen van de christelijke kerken in het verleden: - Wij hebben gefaald omdat wij geen getuigenis afgelegd hebben over Gods zorgzame liefde voor alle schepselen en elk schepsel, en omdat wij geen levensstijl ontwikkeld hebben die overeenkomt met onze zelfopvatting als deel van Gods schepping. - scheidingen tussen de kerken omdat gezag en macht misbruikt werden - oorlogen veroorzaakt en verontschuldigd - politieke en economische systemen die de scheiding tussen arm en rijk vergroot en de natuurlijke hulpbronnen uitput werd niet voldoende aangevochten. - Europacentrisme (we zagen ons als het centrum van de wereld)
-
We hebben niet een onophoudelijke getuigenis afgelegd over de heiligheid en waardigheid van alle leven.
Echt christendom stelt zich niet tevreden met de belijdenis van schuld, maar eist als consequentie de radicale verandering. Metanoia! Een fundamenteel ‘om-denken’, een ‘ommekeer’ van de mens, van de mensheid naar het absolute, naar God. b. Een bijdrage voor de postmoderne tijd De beaming van de moderne overtuigingen ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap’ (Franse revolutie) is niet voldoende meer. Küng wil postmoderne eisen op tafel leggen in de lijn van de Europese vergadering van Bazel. De postmoderne eisen zijn: a. Noodzakelijk is een sociale wereldorde; b. Noodzakelijk is een plurale wereldorde; c. Noodzakelijk is een partnerschappelijke wereldorde; d. Noodzakelijk is een wereldorde die de vrede bevordert! e. Noodzakelijk is een natuurvriendelijke wereldorde! f. Noodzakelijk is een oecumenische wereldorde! Een mondiaal ethos is nodig want zonder wereldethos valt er niet te overleven! B.
GEEN WERELDVREDE ZONDER GODSDIENSTVREDE Een oecumenische weg tussen waarheidsfanatisme en waarheidsvergetelheid
I. HET DUBBELE GEZICHT VAN DE GODSDIENSTEN (OORLOG EN VREDE) April 1967 werd in Libanon het honderdjarig bestaan gevierd van het toen belangrijkste wetenschappelijke instituut in het Nabije Oosten, de American University in Beiroet. Dit zou een ontmoeting kunnen worden tussen de islam en het christendom maar daar kwam het niet van. Godsdiensten hebben een dubbel gezicht: het gezicht van oorlog en het gezicht van vrede. OOLOG Het was volgens sommigen te vroeg (1967) voor een dialoog tussen islamitische en christelijke theologen. Er was op dat moment een vredig maar wankel evenwicht tussen de christenen en de islamieten in Libanon. Küng is ervan overtuigd dat een serieuze godsdienstige dialoog de gruwelijke chaos in Libanon had kunnen voorkomen. Libanon had vandaag het voorbeeld kunnen zijn van oecumenische toenadering. De vraag wordt natuurlijk terecht opgeworpen: kunnen godsdiensten wel zoveel bereiken? Er zijn vele godsdienstoorlogen geweest en er wordt in de naam van God heel wat gemoord en vernietigd. (Iran – Irak, Noord-Ierland: protestanten – katholieken en Indiërs en Pakistani). Ze zijn zo onbeschrijfelijk fanatiek, bloedig en genadeloos, omdat ze godsdienstig gefundeerd zijn. God is aan hun kant en de ander moet dan wel de duivel vertegenwoordigen. Dat lijkt een voldoende excuus om die ander uit te roeien. VREDE Godsdiensten kunnen ook in positieve zin, opbouwend, oneindig veel bereiken en hebben ook veel bereikt. Door zich in te zetten voor vrede, naastenliefde en geweldloosheid in de wereld.
Ze kunnen levenshoudingen als vreedzaamheid, nederigheid en verdraagzaamheid propageren en activeren. Een voorbeeld: Voorbeeld: Frankrijk en Duitsland waren eeuwenlang erfvijanden maar omdat mensen als Charles de Gaulle en Konrad Adenauer na de tweede wereldoorlog niet aan revanche-politiek deden (zoals na de eerste wereldoorlog) maar een ethischgodsdienstig toekomstbeeld hadden van het moet nu uit zijn, voor eens en voor al, met die oorlogen tussen Europese naties. Om duidelijk te maken dat de verzoening tussen Frankrijk en Duitsland na zoveel anti-christelijke wangeest christelijk geïnspireerd was, hebben De Gaulle en Adenauer deze verzoening voor het oog van de wereld bezegeld met een kerkdienst in de kathedraal van Reims. Alle godsdiensten (en de leiders) in de wereld moeten tegenwoordig hun medeverantwoordelijkheid voor de wereldvrede erkennen (zonder conflicten aan te wakkeren). Er is geen vrede onder de volken zonder vrede onder de godsdiensten, kortom: geen wereldvrede zonder godsdienstvrede. De constructieve dialoog met de andere godsdiensten van deze wereld omwille van de vrede in de wereld is noodzakelijk om te overleven.