LES FINANCES ET L'ARGENT
L’argent (m) - les sous (m) (populaire)
La monnaie - les pièces (f.) de monnaie
Un billet (de banque)
Le liquide - les espèces - le cash
→ payer cash
LES ACHATS
acheter ↔ vendre
l'achat (m.) ↔ la vente
coûter de l'argent
être cher ↔ bon marché
le prix bas ↔ élevé (objets)
le tarif (services)
Augmenter ↔ diminuer
Un budget serré
LA BANQUE - LES AFFAIRES BANCAIRES
La carte bancaire - la carte de crédit
→ payer par carte
Le compte en banque
Le compte à vue / courant
Le compte / le livret d’épargne
Le taux d’intérêt - le pourcentage
Être à découvert / dans le rouge
Retirer de l’argent (à la banque)
Mettre de l'argent sur son compte
Faire un paiement / un virement (en ligne)
Faire un don
Le paiement sans contact / mobile
Emprunter de l’argent - prendre un crédit
Prêter de l'argent
Avoir des dettes - une dette
Rembourser / rendre de l'argent
Gérer son argent (de poche) - la gestion
GELD
Het geld
Het kleingeld – de muntstukken
Een (bank)biljet
Cash
→cash betalen
DE AANKOPEN
kopen↔ verkopen de aankoop ↔ de verkoop
geld kosten
duur ↔ goedkoop zijn
de prijs - laag ↔ hoog
het tarief
Stijgen ↔ dalen
Een strak (beperkt) budget
DE BANK - DE BANKZAKEN
De bankkaart - de kredietkaart
→ met de kaart betalen
De bankrekening
De zichtrekening
De spaarrekening
De intrestvoet - het percentage
Onder nul / In het rood staan
Geld afhalen (bij de bank)
Geld op zijn rekening zetten
Een betaling uitvoeren (online)
Geld geven aan een goed doel
De contactloze betaling / met de gsm
Geld ontlenen - een lening aangaan
Geld lenen (geven)
Schulden hebben - een schuld
Geld terugbetalen / teruggeven
Zijn (zak)geld beheren - het beheer
ÉPARGNER
LES FINANCES ET L'ARGENT
Épargner - économiser ↔ dépenser
Faire des économies (f.)
Mettre de l'argent de côté
Être économe ↔ dépensier
Être avare / radin ↔ généreux
Avoir de l'argent sur soi
Avoir du mal à joindre les deux bouts
Ne pas avoir un rond (populaire)
INVESTIR
Investir (dans les cryptomonnaies)
Un investissement (m.) rentable
La bourse - les actions (f.)
Financer un projet
→ un problème financier (adj.)
LES IMPÔTS
(m.)
Le taux de TVA
Le fisc
La fraude fiscale (le travail au noir)
L'ÉCONOMIE
L'économie (f.) est forte↔ faible
L'économie du partage / collaborative
Le troc / l'échange - échanger des choses
La crise financière
L'inflation (f.)
Le pouvoir d’achat (m.)
Gagner de l'argent
Un job d'étudiant / un petit boulot
Un job précaire
Le smic (le salaire minimum)
SPAREN
Sparen ↔ uitgeven
Besparen
Geld opzij zetten
Spaarzaam ↔ verkwistend zijn
Gierig ↔ vrijgevig zijn
Geld op zak hebben
Moeilijk rondkomen
Blut zijn / geen geld hebben
INVESTEREN
Investeren (in crypto)
Een rendabele investering
De beurs - de aandelen
Een project financieren
→ een financieel (geld)probleem
DE BELASTINGEN
Het Btw-tarief
De fiscus
De belastingontduiking (zwartwerk)
DE ECONOMIE
De economie is sterk↔ zwak
De deeleconomie
De ruilhandel - dingen ruilen
De financiële crisis
De inflatie - stijging van de prijzen
De koopkracht
Geld verdienen
Een studentenjob
Een onzekere job
Het minimumloon
LES FINANCES ET L'ARGENT
- Tu as de l'argent liquide sur toi?
- J'ai trois billets de €20 et quelques pièces de monnaie
- Heb je cash geld op zak?
- Ik heb drie biljetten van €20 en enkele muntstukken.
En France, le pouvoir d'achat des ménages a encore baissé cette année.
In Frankrijk is de koopkracht van de gezinnen dit jaar opnieuw gedaald.
Mettre son argent sur un livret / compte d'épargne n'est plus très intéressant.
Geld op zijn spaarboekje zetten is niet meer zo interessant.
Quand tu fais un job d'étudiant, tu apprends à gérer ton argent.
Wanneer je een studentenjob doet, leer je je geld beheren.
Les banques ne prêtent pas facilement aux jeunes qui ont peu d'argent de côté.
Banken lenen niet gemakkelijk aan jongeren die weinig geld opzij hebben staan.
J'ai emprunté 10 euros à Giulia, mais je les ai déjà remboursés.
Ik heb 10 euro geleend van Giulia, maar ik heb ze al teruggegeven.
Mehmet est un garçon généreux: il a fait un don à une association qui aide les enfants malades.
Mehmet is een vrijgevige jongen: hij heeft geld gegeven aan een organisatie die zieke kinderen helpt.
Beaucoup de familles essaient d'économiser de l'argent
Vele gezinnen proberen geld te besparen.
Mon frère n'a jamais un rond.
Mijn broer is altijd blut.