6 minute read
Managementnieuws
Antibioticagebruik beperkt in Nederland en Vlaanderen
GEZONDHEID – Nederlandse bedrijven met zoogkoeien gebruikten in 2021 gemiddeld 0,6 dierdagdosering aan antibiotica. Bedrijven met vleesstieren kwamen gemiddeld uit op 1,1 dierdagdosering. Dat blijkt uit de jaarcijfers van de SDa, de Autoriteit Diergeneesmiddelen. De SDa noemt het gebruik van antibiotica in de rundveesector laag en aanvaardbaar. Het gros van de bedrijven met zoogkoeien en vleesstieren gebruikt zelfs geen antibiotica, zo geeft de SDa aan. Van de ruim 7500 zoogkoeienbedrijven in Nederland scoorde in 2021 9,8 procent boven de actiewaarde van twee dierdagdoseringen. Zij moeten met hun dierenartsen maatregelen nemen om het gebruik zo snel mogelijk te verminderen. Van de bijna 2600 bedrijven met vleesstieren scoorde 8,9 procent boven de actiewaarde. Het percentage zoogkoeienbedrijven dat structureel veel antibiotica gebruikt is 3,5 procent, bij vleesstierenbedrijven 4,3 procent. In tien jaar tijd is het antibioticagebruik in de veehouderijsector in België bijna gehalveerd. Ten opzichte van 2011 lag de inzet in 2021 44,6 procent lager, zo heeft Amcra, het kenniscentrum voor antibioticumgebruik en -resistentie bij dieren in België, berekend. In 2021 daalde de inzet met 8,4 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Welk deel van de antibioticadaling toe te schrijven is aan rundveehouders, is lastig te zeggen, zo vertelt Jeroen Dewulf, voorzitter van de raad van bestuur van Amcra. ‘In navolging van de andere sectoren moeten rundveehouders vanaf augustus ook verplicht de inzet van antibiotica registreren’. Amcra heeft voor de hele veehouderijsector een doelstelling geformuleerd waarbij in 2024 65 procent minder antibiotica moeten worden gebruikt ten opzichte van 2011. Daarvan is reeds 44 procent gerealiseerd. ‘We hebben nog drie jaar, er liggen nog uitdagingen’, zo stelt Dewulf.
Advertisement
Tien procent meer mais op met klei verrijkte zandgrond
MAISTEELT – Zware klei toevoegen aan arme zandgrond kan ruim 10 procent meer mais opleveren. Dit blijkt uit onderzoek op De Marke, waar op proefvelden op leemarme zandgrond een laagje klei werd aangebracht. Door het verrijken van arme zandgrond met klei hopen de onderzoekers de gevoeligheid voor droogte en het risico op nitraatuitspoeling te minderen. De onderzoekers vergeleken tijdens drie groeiseizoenen vier behandelingen met een referentie (geen behandeling). De vier varianten waren: een laagje lichte klei van 5 centimeter, een laagje lichte klei van 10 centimeter, een laagje zware klei van 5 centimeter en een laagje zware klei van 10 centimeter. De kleilaag is in één keer opgebracht en ingewerkt. In de jaren 2020 en 2021 was de maisopbrengst op de velden met 10 centimeter zware klei respectievelijk 11 en 13 procent hoger dan op het referentieveld zonder kleitoevoeging. Ook voor de andere kleibehandelingen werden hogere opbrengsten gemeten, maar deze verschillen waren niet significant. De onderzoekers zouden de proef graag verlengen om te onderzoeken of met meer metingen de verschillen wel statistisch kunnen worden onderbouwd. Op de percelen die verrijkt waren met zware klei, werden gedurende het groeiseizoen significant hogere vochtgehalten gemeten dan op het referentieperceel. Op de percelen met lichte klei waren er ook verschillen, maar deze waren niet statistisch significant. De onderzoekers stelden vast dat na drie jaar de aangebrachte klei nog niet goed in de bodem is verdeeld.
Pittige eerste graskuilen
GRASTEELT – Dankzij 984 vem, 129 gram suiker en een NDF-gehalte van 427 zit er een pittige eerste snede graskuil onder het plastic. Dat blijkt uit de analyses van meer dan duizend kuiluitslagen van Eurofins Agro. Door de hoge voederwaarde lijkt de eerste snede meer op krachtvoer dan op ruwvoer. Het extreem hoge suikergehalte – 129 ten opzichte van een langjarig gemiddelde van 88 gram per kilogram droge stof – is het gevolg van een zonnig voorjaar met koude nachten. Door het droge voorjaar kwamen voedingsstoffen zoals stikstof matig beschikbaar en dat verklaart ook een gematigde hoeveelheid eiwit van 165 gram (ten opzichte van langjarig gemiddelde van 173). Dat er relatief jong gemaaid is, wordt zichtbaar door een laag NDF-gemiddelde (427) en een hoge verteerbaarheid van 77,4 procent. Volgens Eurofins zijn de kuilen over het algemeen goed geconserveerd dankzij een drogestofpercentage van 42,6 procent en een pH van 4,8. De pittige voorjaarskuilen vragen komende winter om voldoende aanvulling van structuur.
Vlees behoudt een vaste plek in het Belgische menu
MAATSCHAPPIJ – iVox-onderzoek toont aan dat het grootste deel van de Belgen (96%) vasthoudt aan vlees in het menu. De frequentie van vlees op het menu neemt wel af. Uit dit onderzoek – in opdracht van VLAM – blijkt ook dat 68 procent aangeeft dat vlees sterk ingebakken zit in zijn voedingsgewoontes. De voornaamste verandering betreffende vleesconsumptie zit in het aantal consumptiemomenten. De Belg vermindert het aantal maaltijden dat er vlees gegeten wordt. Hij of zij kijkt echter niet negatief naar vlees: negen op de tien Belgen geven aan geen negatieve attitude te hebben ten opzichte van het product. De voornaamste drijfveer voor variatie is een positieve keuze; variëren is lekker, gezond en duurzaam. 9 procent geeft aan dat vlees niet past in een gezond voedingspatroon. Bij 29 procent van de ondervraagden is de bezorgdheid om het milieu en het klimaat een argument om te variëren. Dierenleed is een argument dat vooral te horen is bij personen die zelden of nooit vlees eten. Dagelijks vlees eten gebeurt bij 17 procent van de Belgen, in 2014 was dit nog 24 procent. Het percentage dat nooit vlees eet, blijft al jaren stabiel op 4 procent. Bijna drie op de vijf Belgen (58%) geven aan dat het land van herkomst invloed heeft op hun aankoopkeuze van vers vlees. Een absolute meerderheid (95%) verkiest zo Belgisch vlees. Daarbij zijn de steun voor de binnenlandse economie, het vertrouwen in de controles in België (veiliger) en de inspanningen die de Belgische vleessector doet op het vlak van milieu en dierenwelzijn, de belangrijkste redenen. Anderzijds weet slechts 18 procent dat de CO2-uitstoot van het Belgisch-witblauwrund lager is dan de uitstoot van bijvoorbeeld het Ierse rund.
Vlaanderen verbouwt in 2022 fors meer korrelmais
MAISTEELT – Het Vlaamse areaal korrelmais lijkt dit jaar fors te stijgen. In 2021 werd er ruim 43.000 hectare korrelmais verbouwd. Dit jaar groeit er naar verwachting korrelmais op ruim 56.000 hectare in Vlaanderen. Dat is een stijging van bijna 30 procent. Dat blijkt uit een analyse van het Vlaamse departement Landbouw en Visserij op basis van de verzamelaanvraag 2022. Het departement houdt daarbij wel een slag om de arm: het gaat om voorlopige cijfers en door een wijziging in de registratie is een-op-een vergelijken met vorig jaar lastig. De stijging van het areaal korrelmais heeft te maken met de oorlog in Oekraïne, vermoedt de Vlaamse landbouwadministratie. De prijzen van granen en ook van korrelmais zijn daardoor flink gestegen. Het areaal snijmais lijkt dit jaar licht af te nemen. Volgens voorlopige cijfers zaaiden Vlaamse landbouwers ruim 125.000 hectare in met snijmais, een daling van bijna 4,5 procent. Het areaal grasland daalt naar verwachting met bijna 4 procent naar ruim 227.000 hectare.
Nieuwe regels I&R-runderen
GEZONDHEID – Vorige maand trad in België een nieuwe regeling in omtrent identificatie en registratie. Zo vervangen een verplaatsingsdocument en een identificatiedocument het vertrouwde runderpaspoort. Rundveehouders ontvangen voortaan geen paspoorten meer van hun dieren. In plaats hiervan zijn voor dieren die vanaf 13 juni verhandeld worden, andere documenten beschikbaar. Voor binnenlandse handel is een verplaatsingsdocument beschikbaar met twee luiken. Dit document bevat bovenaan het effectieve verplaatsingsdocument dat meegaat met het dier en onderaan het vertrekluik. Voor export telt vanaf de start van de nieuwe wetgeving het identificatiedocument. Deze documenten zijn online beschikbaar via Veeportaal. Een veehouder kan er wel nog voor kiezen om ze op papier te krijgen. Belangrijk is dat met deze nieuwe wetgeving aangekochte dieren niet verhandeld kunnen worden alvorens alle resultaten van de verplichte aankooponderzoeken (ook tweede aankooponderzoek ibr) gekend zijn. Om tijdig alle nodige documenten (verplaatsingsdocument) te hebben, is het goed om zo kort mogelijk na de geboorte het kalf aan te melden. Er dient immers rekening mee gehouden te worden dat naast de verplichte bvdanalyse ook een immobiliteitsperiode van 10 dagen na de meldingsdatum wordt gehanteerd vooraleer men een dier kan verhandelen. De aankoop van runderen registreert de veehouder bij voorkeur zelf via Veeportaal. In dit geval geeft die de individuele documenten van de aangekochte dieren niet meer mee met de dierenarts. In plaats hiervan bezorgt de nieuwe eigenaar de lijst van de aangekochte dieren, die men de dag na de aankomstmelding automatisch per e-mail ontvangt.