(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
)
– CULTUURCENTRA IN DE RAND –
ACHTEROMKIJKEN
)
ACHTEROMKIJKEN
U KEEK NAAR…
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND – CULTUURCENTRA IN DE RAND –
)
DIT BOEK
I
4
Kijkt achterom. En ziet dat het goed was. En dat het veel was. En dat we trots mogen zijn. Veertig jaar CC Strombeek en Westrand, dat heeft wat in beweging gezet. Het heeft vooral ook heel veel mensen in beweging gezet om te komen kijken, genieten, luisteren, ontmoeten, ontspannen, bijleren, ontroerd worden, nadenken, fijne momenten beleven... We tonen en vertellen het u in het eerste deel van dit boek. Dat heeft niet de ambitie om een – laat staan de – geschiedenis van de twee grote cultuurcentra in de Rand te brengen. We flaneren langs veertig jaar ‘leven en werk’. Veel kijk-, lees en denkplezier met dit boek van en over twee jarigen!
5
Proloog Twee burgemeesters over twee cultuurcentra
40 JAAR WESTRAND Sinds 1973 is Dilbeek onherroepelijk veranderd. Met de bouw, eerstesteenlegging en ingebruikname van CC Westrand trad de gemeente een nieuw tijdperk binnen. Niet enkel het lokale sociaal-culturele verenigingsleven kwam hierdoor voor de uitdaging te staan om vernieuwend, verheffend en verruimend te gaan werken. Ook de ruime publieksprogrammatie plaatste Dilbeek in een nieuw daglicht: hier kon je voortaan ook nationale en internationale artiesten of theatergezelschappen meemaken, kennismaken met het werk van bekende of minder bekende kunstenaars, een ďŹ lm- of vormingsavond meepikken‌ Of gewoon gezellig iemand tegen het lijf lopen. De brede culturele en artistieke wereld werd als het ware afgeleid naar het eigen dorp. Maar altijd met ruime aandacht voor het lokale verenigingsleven, de basis waaruit het ooit allemaal is ontstaan.
blijft het een belangrijk instrument om op een positieve en proactieve wijze de ontnederlandsing tegen te gaan, in het belang van de lokale bevolking en de vele nieuwkomers. Onze bijzondere dank gaat dan ook naar die vele generaties die professioneel of dankzij het vele ontbaatzuchtige vrijwilligerswerk hebben bijgedragen tot dit succes. Westrand, ad multos annos!
6
Voor het gemeentebestuur is de aanwezigheid van een dergelijk cultuurcentrum in al die jaren van ontzettend belang geweest. De culturele regiofunctie zorgde voor een opwaardering van het belang van onze gemeente in de westrand van Brussel. Als baken van de Nederlandse cultuur was en
WILLY SEGERS
40 JAAR CC STROMBEEK Sinds veertig jaar lang versterkt en vergroot het gemeentebestuur van eerst StrombeekBever en vervolgens Grimbergen de waarde van cultuur, omdat het cultuur zag en ziet als een basisbehoefte en de voornaamste bron van een warm gemeenschapsgevoel. Zonder dit gevoel zou ons leven steriel zijn. Cultuur, dat is kennis en kennismaking, een wipplank naar creativiteit en persoonlijke ontwikkeling van mensen: van elke leeftijd, vermogend en minvermogend, valide en andersvalide. Vandaar onze laagdrempeligheid: we sluiten niemand uit. Daarom ook het grote aanbod: workshops, podiumactiviteiten, vormingssessies, kunstateliers, taalcursussen en zoveel meer. Zo stimuleren we het verenigingsleven én vele artiesten. Buiten de grote steden hebben maar weinig gemeenten een cultuurcentrum van niveau dat met zo’n gevarieerd aanbod alle doelgroepen aanspreekt. In onze ‘plankgasmaatschappij’ is het voor veel mensen drukdrukdruk en stapelt de stress zich op. Daarom is er in ons cultuurcentrum naast toneel, dans, film, muziek en andere voorstellingen ook de bibliotheek en yoga, in het teken van de balans tussen geest en lichaam. Ik ben verheugd dat het
centrum de jongste jaren meer naar buiten treedt en enthousiast meewerkt aan projecten van het gemeentebestuur en het OCMW. Als in de foyer velen mij toevertrouwen dat ze genoten hebben van een voorstelling en daarna met een open geest in een ongedwongen sfeer kunnen napraten en nieuwe mensen leren kennen, weet ik dat we goed bezig zijn. Het is mijn innigste wens dat cultuur de verbeelding van de mensen blijft inspireren en uitzicht biedt op de zin van het bestaan. Zo creëren we ook sociale samenhang in onze warme gemeente Grimbergen.
MARLEEN MERTENS
7
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
)
In 40 jaar
8
hebben ruim 5 miljoen mensen in de theaterzitjes van Westrand en Strombeek gezeten. organiseerden Strombeek en Westrand een 600-tal tentoonstellingen. vonden ruim 20.000 voorstellingen plaats in Westrand en Strombeek, goed voor een gemiddelde van 500 per jaar. kregen Strombeek en Westrand zowat 10 miljoen bezoekers over de vloer. trad Will Tura 75 keer op in Westrand en Strombeek.
9
B E G I N JA R E N 1 9 6 0
GROOTSE PLANNEN Vlaanderen vaart wel in de golden sixties en het geloof in de maakbare samenleving is groot. De overheid speelt een regulerende en corrigerende rol: het verzekeren van welvaart en welzijn is haar taak, net als het actief bevorderen van cultuur én het ‘verheffen’ van mensen door hen aan cultuur te laten doen. Het onderwijs democratiseert, net als cultuur: er worden gebouwen gepland, er zullen mensen in dienst worden genomen en er worden middelen ter beschikking gesteld. In die gebouwen moet iedereen terechtkunnen en moeten mensen elkaar ontmoeten, van alle gezindten. De oude zuilen brokkelen af.
1963-1966
WAT VOORAFGING...
Renaat Van Elslande
10
JAREN 60
In 1963 wordt de taalgrens vastgelegd: Dilbeek en Strombeek-Bever zijn Vlaamse gemeenten in de Rand, zonder faciliteiten. Het jaar nadien ontvouwt Renaat Van Elslande, de eerste minister van de Nederlandse cultuur in een Belgische regering, een groots project: er moeten in Vlaanderen culturele centra komen. De bestaande infrastructuur is te verouderd en verzuild. Het worden gebouwen die een bibliotheek, tentoonstellingsruimte, polyvalent theater, ateliers, vormings- en vergaderlokalen en ruim bemeten ontmoetingsruimten ‘onder één dak’ verzamelen. De (nieuwe!) Vlaamse overheid zal 60% van de bouwkosten subsidiëren. Het voorafgaande studiewerk naar de vrijetijdsbesteding van de Vlaming vertrouwde de minister toe aan professor Frans Van Mechelen, die in 1968 zijn opvolger wordt. Culturele centra moeten het lokale en regionale culturele leven op een hoger peil tillen. In de Brusselse Rand zullen de cen-
JAREN 70
JAREN 80
tra ook steunpunten worden waar de Nederlandstalige cultuur wordt verdedigd en gepromoot.
Burgemeester Ernest Soens
“Als de overheid ernstige financiële middelen ter beschikking stelt van orkesten, toneelgezelschappen of balletgroepen, dan is haar taak niet af wanneer enkele grote of middelgrote steden dit gezien en gehoord hebben. Zonder te beweren dat Zoetenaaie zijn schouwburg en zijn concertzaal moet hebben, toch is het onbetwistbaar dat de inwoner uit deze kleinste onzer gemeenten evenveel recht heeft op de cultuurgoederen als de inwoner uit de hoofdstad. [...] Er moeten over het ganse land een serie gebouwen bestaan waarin het mogelijk is alle denkbare kunstmanifestaties te laten plaatsgrijpen.” Renaat Van Elslande
1967-1968 Karel Hemmerechts
Burgemeester Philip Vergels
DE BESLISSING De lokale overheden in Strombeek-Bever en Dilbeek beslissen tot de bouw van een nieuw pluralistisch cultureel centrum met een regionaal karakter. Er moeten in deze aanloopjaren wat sceptische weerstanden worden ‘weggemasseerd’, vooral bij de lokale verenigingen. Enkele personaliteiten spelen daarin als drijvende kracht een bepalende rol. In StrombeekBever zijn dat vooral burgemeester Ernest Soens, schepen van Cultuur, Sport en Financiën Marc Servotte en ‘diplomaat’ en eerste voorzitter van de Culturele Raad Karel Hemmerechts. In Dilbeek gaat het om burgemeester Philip Vergels en trekker Jan De Craen. Daar wordt ook het grote onderzoek Westrand Brussel opgezet naar het sociaal-culturele gedrag en het integratiepatroon van de bevolking in de Brusselse Westrand, onder leiding van Frans Van Mechelen.
Jan De Craen
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
11
“Uit de bevolkingsanalyse treedt duidelijk naar voren dat in de immigratie in de gemeenten rond Brussel een essentiële factor ligt van ingrijpende sociale veranderingen en tevens specifieke vraagstukken opwerpt op het sociaal kultureel vlak.” – Uit het onderzoek Westrand Brussel
1968-1969
DE EERSTE STEEN In Strombeek-Bever wordt de eerste steen van het nieuwe cultureel centrum op 6 oktober 1968 gelegd, in Dilbeek op 13 september 1969. Bij de twee gelegenheden onderstreept minister van Nederlandstalige Cultuur Frans Van Mechelen het belang van cultuur, van culturele centra en van de specifieke rol van Vlaamse culturele centra in de Brusselse Rand, die hij “de gordel van smaragd” noemt. Deze omschrijving zal later school maken.
Bouwwerf Strombeek
“In een maatschappij van de overvloed van het verbruik, de luxe, dreigt de mens overspoeld te worden. In een tijd waar hem alles op een presenteerblaadje wordt aangeboden, is het gevaar voor vervlakking zeer groot. Cultuur dient daartegenover te staan als een uitdaging voor een eigen persoonlijke creativiteit op alle mogelijke domeinen van het menselijke leven. [...] De culturele centra zullen de haarden zijn van waaruit de culturele vernieuwing zal gebeuren.” – Frans Van Mechelen
1970-1973 – WESTRAND
TOENEMENDE BETROKKENHEID
12
JAREN 60
Al vanaf 1970 vinden in Dilbeek druk bijgewoonde zondagse rondleidingen plaats op de bouwplaats, vlak bij het populaire motorcrossoord de Wolfsputten. Vanaf mei wordt de
JAREN 70
JAREN 80
Aanvang van de werkzaamheden en eerste betonontkisting. Een van de eerste directeurs gaf op zondagvoormiddag vaak zelf de rondleiding.
tweemaandelijkse Westrandkrant verspreid in vijf van de zes latere deelgemeenten. De krant is bijna integraal gesponsord door lokale bedrijven en zelfstandigen, en na een tijd bedeelt het personeel de exemplaren zelf. Onder meer door deze initiatieven nemen de betrokkenheid bij en de goodwill voor het nieuwe cultureel centrum toe.
1972 – CC STROMBEEK
DE EERSTE TAALLEERGANGEN Al op 1 september start het cultureel centrum in Strombeek met taalleergangen voor volwassenen en het bijbehorende talenpracticum: “Hier kunnen de ingewekenen die de taal van de gemeente niet beheersen, Nederlands leren en zich op die manier inwerken in de lokale leefgemeenschap.” Nederlandstalige Strombekenaren van hun kant kunnen er
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
13
Frans en Engels leren. De taalleergangen zijn tot op vandaag een onderdeel van de vzw Cultuurcentrum. De werking is geëvolueerd naar een Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO) met een uitgebreid aanbod. De vzw treedt op als centrumbestuur. Nog vóór de officiële opening in 1973 neemt ook het Brussels Kamertoneel zijn intrek in het centrum om er met geëngageerd toneel aan “vormingswerk bij het publiek” te doen.
1973
HET EERSTE DECREET
14
JAREN 60
Een decreet omschrijft de opdrachten van de nieuwe culturele centra. Kernbegrippen zijn: ruimte ter beschikking stellen, een cultureel trefpunt zijn, het bevorderen van sociaal-cultureel werk en de ontmoeting van alle bevolkingsgroepen. Dankzij Vlaamse subsidies kunnen steden en gemeenten ook cultuurfunctionarissen bezoldigen die in erkende centra werken: in Strombeek-Bever werken in deze periode een vijftal mensen, onder wie één cultuurfunctionaris, in Dilbeek zijn er drie personeelsleden. Typisch voor deze ‘overheidswerkers’ is dat ze een beleidsopdracht krijgen én tegelijk een grote mate van vrijheid. Het bestuur van de centra weerspiegelt tot op vandaag de geest van het Cultuurpact uit 1974, met de helft vertegenwoordigers uit de politiek en de andere helft uit het middenveld: verenigingen, gebruikers, experts... Een van de uitdagingen is het vinden van een balans tussen het eigen professionele aanbod en de receptieve activiteiten door ‘derden’ – lees: het lokale, nog verzuilde verenigingsleven – die aanvankelijk overwegen. Dat zoeken naar een evenwicht is voor cultuurcentra tot op vandaag een permanente oefening.
JAREN 70
JAREN 80
1973
FEESTELIJKE OPENINGEN Op 5 mei opent oud-Strombekenaar Jos Chabert, minister van Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden, het cultureel centrum van Strombeek-Bever. Op 6 en 7 oktober gaat in Dilbeek Westrand open, tijdens de Jaarmarkt. Twee keer gaat de opening gepaard met een groot volksfeest, met in Dilbeek een groot bal en in Strombeek “de grootste kermis die Strombeek ooit beleefde”. In Westrand staan in de theaterzaal nog geen stoelen, waardoor er dubbel zoveel volk binnen kan. In Strombeek spreekt burgemeester Soens de hoop uit dat de toekomst zal uitwijzen dat in 1973 “een einde gemaakt werd aan de opdringerige beulemans cultuur der Franstaligen”. (De slogan ‘Waar Vlamingen thuis zijn’ prijkt sinds 1978 op Westrand.) Het jaar voordien ging in de twee gemeenten ook de Gemeentelijke Openbare Bibliotheek open, in de culturele centra in aanbouw. In Westrand vond toen al een geruchtmakend en ambiancerijk popfestival plaats. De eerste directeurs zijn Isi Moyson in Strombeek, die in 1978 wordt opgevolgd door Chris Maere, en Wilfried Vanderpooten in Dilbeek. Samen met hun schepen van Cultuur komen zij geregeld samen met twee andere pioniers: het Cultureel Centrum Hasselt (Piet Jaspaert) en De Warande in Turnhout (Erik Antonis). Zowel Hasselt als Turnhout – en ook De Schakel in Waregem – zijn al open sinds 1972. Minister Chabert met de jonge Dilbekenaren Dirk Van Dijck en Griet Impe bij de opening van Westrand.
Programma opening CC Strombeek
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
15
16 Openingsweekend CC Strombeek: verslag in de Gazet van Antwerpen op 7 mei 1973.
JAREN 60
JAREN 70
JAREN 80
Openingsweekend Westrand: Bezoekers konden deelnemen aan een helikoptervlucht, om het imposante Westrandgebouw vanuit de lucht te bewonderen.
Minister Jos Chabert en burgemeester Philip Vergels.
Openingsweekend Westrand: Dilbeekse hostessen verwelkomden de gasten. Tijdens het feestweekend ‘40 jaar Westrand’ in oktober 2013 waren ze opnieuw van dienst.
17 Openingsweekend Westrand: ook de Gentse volkszanger Walter De Buck stond in Westrand op de planken bij de opening.
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
DE ARCHITECTEN EN HUN GEBOUWEN WESTRAND: A L F O N S H O P P E N B R O U W E R S (1930-2001)
Architect Alfons Hoppenbrouwers
18
Westrand is een ontwerp uit 1968 van ingenieur-architect Alfons Hoppenbrouwers. Hoppenbrouwers speelde een belangrijke rol in de Belgische architectuur en het kunstonderwijs, onder meer als oprichter van de kunsthumaniora van Sint-Lucas Brussel en de afdeling Stedenbouw aan het Hoger Sint-Lucasinstituut in Schaarbeek. Hij ligt begraven op de begraafplaats van de broeders in Groot-Bijgaarden, voor wie hij hun school ontwierp. Westrand was vrij revolutionair. Er werd gekozen voor de formule ‘alles onder één dak’, met een maximum aan informeel contact en een minimum aan afzondering tussen de verschillende activiteiten. Ze mochten elkaar ‘prettig storen’. Zo waren er aanvankelijk enkel klapdeuren naar de schouwburg. De diverse functies geven uit op of maken deel uit van wat insiders ‘de Westrandstraat’ noemen, met haar
pleintjes, hoekjes en kantjes. De huidige ingang van de bibliotheek was oorspronkelijk de hoofdingang van deze ‘straat’, die een open uitzicht bood op de Wolfsputten en met onderweg de infobalie, de speelhoek, de open haard, het jeugdhuis Den High en het café. In de geest van toen moest Westrand een ware ontmoetingsplek zijn voor “kinderen, hippies en bejaarden”. En een architect moest volgens Hoppenbrouwers “kunst maken vanuit een democratische ingesteldheid”. Het gebouw was zo ontworpen dat gemeenschapsvorming vanzelfsprekend was. Alleen: het ‘prettig storen’ werd al snel echt storend en er moest worden ingegrepen. De architect liet zich inspireren door het brutalisme van Le Corbusier en door de organische structuur van Hans Scharoun in het concertgebouw van de Berlijnse Filharmonie. Het harde beton staat in contrast met de zachte organische vormen en kleurrijke popart-elementen in de binneninrichting. Er zijn door de jaren heen veranderingen gebeurd – zoals het jeugdhuis dat een vergaderzaal werd en andere ruimtes die andere functies kregen, de muziekacademie die uit Westrand is gehaald, de isolatie en het dubbele glas aan de buitenzijde – maar de meeste basisopties hebben de tijd goed doorstaan. De keuze voor ruime wanden, naakte betonnen constructie-elementen en onbeklede vloeren leverden een gebouw op dat er na veertig jaar intens gebruik nog altijd patent uitziet.
CC STROMBEEK-BEVER: WALTER STEENHOUDT (1930), BIJGESTAAN DOOR J. CURIAS
CC Strombeek is een ontwerp van architect Walter Steenhoudt, die een tijdlang directeur was aan de Hogeschool voor Wetenschap & Kunst Sint-Lucas (departement Architectuur in Brussel en Gent), adjunct-directeur aan het
19
Gentse Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas en voorzitter van de Nationale Raad van de Orde van Architecten. Het beeldbepalende cultuurcentrum staat aan het Gemeenteplein, samen met de OCMW-kantoren en de Academie voor Muziek, Woord en Dans. Aanvankelijk deed het ook dienst als politiekantoor en gemeentehuis. De cafetaria van het centrum geeft uit op het plein. Het centrum zoals Steenhoudt het ontwierp, telt drie kernen waaromheen ‘de rest’ is gebouwd en het geheel is geconcipieerd: de expositiezaal is opgevat als een grote ruimte die de andere ruimtes bedient. Je komt er meteen na het binnenkomen in terecht en de cafetaria sluit erop aan. Het tweede hart is de theaterzaal, met haar gesloten toneeltoren, en er is tot slot de bibliotheek. De balie, kantoren, vergaderzaaltjes en andere nuttige ruimtes vullen het geheel aan. De lage, beglaasde schil met daarin de eerder onopvallende ingang omgeeft de volumes van het theater. Zoals in Dilbeek maakte ook hier de architect ruimschoots gebruik van beton. Makkelijk verliep de bouw niet: er waren problemen met de stabiliteit van de kwelmgrond, die meerkosten met zich meebrachten, en tijdens de bouw zorgde het faillissement van een aannemer voor bijkomende vertraging. De bouw kostte uiteindelijk 60 miljoen Belgische frank of ca. 1,5 miljoen euro, waarvan de Belgische staat 60% subsidieerde. Een voordeel van het nadeel van de problematische stabiliteit is dat men heel diep heeft moeten graven, waardoor er onder de grond een nieuwe, vensterloze ruimte kon worden ingericht. Die werd aanvankelijk ingepalmd door de jeugdwerking van... ’t Vensterke.
20
Maquette ontwerp CC Strombeek door Walter Steenhoudt
21 Beeld Mark Verstockt binnentuin CC Strombeek
1973
EEN SPRAAKMAKENDE VOORSTELLING: ‘MISTERO BUFFO’ De Internationale Nieuwe Scène voert zowel in Dilbeek – tijdens het openingsweekend – als in Strombeek-Bever Mistero Buffo op, een Vlaamse bewerking van het Italiaanse origineel van Dario Fo uit 1969. Het stuk is een mengeling van bijbelsketches, satire, maatschappijkritiek en volksliederen. Onder meer Dora van der Groen, Jan Decleir en Wannes Van de Velde werken mee aan dit totaalspektakel van Charles Cornette en Hilde Uitterlinden. Het non-conformistische stuk, een mijlpaal in de Vlaamse toneelgeschiedenis, trekt heel diverse publieksgroepen aan en kan symbool staan voor de spirit die de culturele centra wilden en willen uitstralen. In Dilbeek zitten de 500 toeschouwers nog op matjes omdat de toneelzetels er dan nog niet zijn.
22
Beide culturele centra openden hun theaterzaal met de voorstelling Mistero Buffo met Jan Decleir in de hoofdrol.
JAREN 60
JAREN 70
JAREN 80
1973 – CC STROMBEEK
IEDEREEN WELKOM! De eerste jaren groeit de werking ‘van onderuit’: het verenigingsleven is welkom in de nieuwe centra en maakt intens gebruik van de nieuwe ontmoetingsmogelijkheden. In het cultureel centrum van Strombeek, waar zich tot op vandaag de bibliotheek bevindt, is er onder meer een jeugdwerking (met tot begin jaren 1980 ‘t Vensterke in de kelderruimte), vertoont de Jefi-club films voor kinderen en vinden vormingsactiviteiten en opvoeringen van lokale verenigingen plaats: dans, klassieke muziek, toneel, kleinkunst... Er zijn ‘gymnastiekoefeningen voor bejaarden’, er is een bejaardenhoek met restaurant, de scherpschutters hebben hun schietstand in de kelderruimte, er is een fotoatelier, de postzegelverzamelaars en de yogaclub vergaderen en oefenen hier...: “De zinvolle, verrijkende zelfwerkzaamheden, de interessante hobby als remedie tegen het grote gevaar van de afstompende, louter passieve cultuurconsumptie, tegen de geestdodende routine van de arbeid”. De eigen programmering en werking, met voorstellingen van professionele artiesten en gezelschappen en met een eigen filmclub, krijgt na enkele jaren steviger vorm.
1974
START VAN HET ATELIER BEELDENDE KUNSTEN Heel snel starten beide centra met een Atelier Beeldende Kunsten (ABK). De twee culturele centra organiseren van meet af aan tal van zeer uiteenlopende cursussen en vormingsprogramma’s. In Strombeek zijn de drijvende krachten Bert Driesens en Doris Deheyder. In Westrand was het onder de artistieke leiding van kunstschilder Jacky Duyck,
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
23
die het dertig jaar lang zal bezielen, samen met andere docenten en monitoren. Het Atelier, nog altijd een begrip in Dilbeek, is samen met Westrand veertig jaar geworden. Zowel jongeren als volwassenen kwamen en komen er massaal op af. De ateliers van beide centra traden mettertijd ook ‘naar buiten’: op de Jaarmarkten, Open Monumentendag, de Dag van het Park én de jaarlijkse eindejaarstentoonstelling in juni enzovoort. Er werden tientallen culturele uitstappen georganiseerd naar binnen- en buitenlandse musea, weekends met ateliers ‘in de natuur’, kerstfeesten, barbecues... Hier ontstonden onder de cursisten talloze vriendschappen. In 1988 zal binnen de ateliers een werking met andersvalide kunstenaars starten, in samenwerking met V.O.S. Pajottenland en Inclusie Vlaanderen. In de loop van de jaren zijn uit de cursussen enkele nieuwe verenigingen ontstaan, zoals in Strombeek/Grimbergen een dansclub, een gilde van boekbinders, een vereniging voor kalligrafie... In Westrand vonden de familiekundigen elkaar en richtten ze een vereniging op.
24 In oktober 1974 startte het Atelier Beeldende Kunsten (ABK) onder de artistieke leiding van Jacky Duyck.
JAREN 60
JAREN 70
JAREN 80
1975 – WESTRAND
HET EERSTE SINTERKLAASFEEST
De Sinterklaasfeesten die sinds 1975 plaatsvinden hebben tot op vandaag veel succes. Er worden vanuit alle deelgemeenten bussen ingelegd. Een van de eerste hoogtepunten was een optreden van Bobbejaan Schoepen.
In 1975 ontstaat in Westrand, na een onderzoek naar de behoeften van senioren uit Dilbeek en omgeving, een merkwaardige traditie, die tot op vandaag succesvol is: het Sinterklaasfeest voor senioren. Ook de meireizen voor deze doelgroep groeien vanaf 1977 uit tot een traditie.
1977
FUSIE! 1977 is het jaar van de gemeentefusie, voor veel inwoners een ingrijpende gebeurtenis die nog altijd nazindert. Strombeek-Bever fuseert met Grimbergen, Beigem en Humbeek. Groot-Dilbeek bestaat voortaan uit Groot-Bijgaarden, Itterbeek, Schepdaal, Sint-Martens-Bodegem en Sint-UlriksKapelle. Pas in 1993 – één erkend cultuurcentrum per gemeente, zegt het decreet uit 1991 – zal Westrand fuseren met het Recreatiecentrum van Itterbeek en Trefcentrum Solleveld in Sint-Martens-Bodegem. Dan wordt ook de vzw Cultureel Centrum Dilbeek opgericht.
1978 – WESTRAND
KUNST IN HUIS
Westrand lag mee aan de basis van de uitleendienst Kunst in Huis.
JAREN 90
In Westrand vestigt zich een nieuwe ‘inwonende’ dienst: Kunst in Huis, een voorbeeld van de democratiserings- en spreidingsgedachte. Voor een klein bedrag kun je er hedendaagse kunstwerken ‘lenen’ en ze een tijdlang in huis houden. Wie wil, kan er werk aankopen. Kunst in Huis ondersteunt met haar werking ook jonge kunstenaars. Westrand ligt mee aan de basis van Kunst in Huis en maakt
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
25
in zijn lokalen dankzij kleine ingrepen plaats voor de collectie beeldende kunst. Sinds september 2012 bevinden de vaste filialen van Kunst in Huis zich in Antwerpen, Gent en Leuven. Westrand heeft nog op geregelde tijdstippen een pop-upfiliaal.
1979
DE JEUGD IN EN UIT DE CULTURELE CENTRA
Jeugdclub Den High, die van bij het begin in Westrand was opgenomen, werd gesloten in 1979. De 18/25-jarigen waren toen ‘hun’ huis kwijt.
Het cultureel centrum als plek voor jongeren en hun cultuur: het wordt door de jaren heen een permanente zoektocht, soms met succes, maar ook met de nodige mislukkingen. In Westrand krijgt jeugdclub Den High van bij het begin een stek. Voor veel jongeren en jongvolwassenen is het de gedroomde ontmoetingsplek. Tot de club in 1979 dichtgaat: het samenleven van diverse culturen blijkt moeilijker dan gedacht. Ook in Strombeek wordt een jeugdhuis onder het eigen dak na een tijdje onhaalbaar: ’t Vensterke stopt begin jaren tachtig met zijn werking.
1980 – WESTRAND
DE VERENIGDE DILBEEKSE TONEELSPELERS
26
JAREN 60
In april vindt In Westrand een uniek gebeuren plaats in de post-fusietijd: het stuk Ene misdadige van Nestor Detiège wordt drie keer opgevoerd, in een coproductie van de zes amateurtoneelgezelschappen uit Groot-Dilbeek. De grenzen tussen de deelgemeenten worden geslecht en de samenwerking betekent het begin van een nieuwe jaarlijkse traditie: een wagenspel op de Dilbeekse jaarmarkt.
JAREN 70
JAREN 80
CC Strombeek: aďŹƒches eigen programmering met professionele artiesten en gezelschappen. Westrand: pagina uit het gulden boek.
JAREN 90
27
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
DOOR DE BRIL VAN DE SCOUT EN DE SCHEPEN Stel je onze gemeente voor zonder cultuurcentrum: geen film op dinsdagavond, geen beeldende kunst, geen optreden van je favoriete artiest, geen vergaderzaal voor je vereniging. Het zou geen leven zijn. Behalve de optredens zouden we vooral ook een plek missen om elkaar te ontmoeten. Toen het cultuurcentrum eind jaren zestig werd gebouwd, was de plek een lager gelegen open ruimte naast het nieuwe gemeentehuis. Als jonge kerels hadden we gehoord over de komende bouw. Onze biotoop was toen het jeugdlokaal en het parochiehuis. Toen de werfkeet werd opgetrokken, dachten we dat het cultureel centrum er al stond. Zo groot was ze. Al vlug vonden we vanaf 1973 onze stek in het ‘echte’ cultureel centrum: het werd de vergaderplek voor de jeugdraad, we stonden er zelf op de planken tijdens groepsfeesten en we vonden er een eerste studentenjob: afwassen achter de toog! Onze biotoop vergrootte, we kwamen in contact met mensen van andere verenigingen, mensen met andere ideeën. Het cultureel centrum was de hefboom naar een open samenleving. We beleefden memorabele voorstellingen: Mistero Buffo deed ons tintelen tot in al onze vezels. Dit totaalspektakel blijft in ons gemeenschappelijk geheugen gegrift. Het centrum bleef maar groeien en wij ontgroeiden onze korte broek. Inmiddels huisvestte het centrum een jeugdhuis met meer dan vijfhonderd leden. Menig Strombekenaar bracht een stuk van z’n jeugd door in ’t Vensterke. 28
Mijn politieke interesse was intussen gewekt en ik belandde
in het beheersorgaan van de vzw, waar voorzitter Karel Hemmerechts mij wel eens vaderlijk vermanend toesprak. Van kelner tot bestuurder, dat was al een atypische carrièrewending, maar mijn aanstelling tot schepen was dat helemaal. Budgetten, personeel, infrastructuur en EVA-structuren zijn sindsdien de dagelijkse besognes. Maar de voorstellingen en tentoonstellingen blijven de desem van ons culturele leven. Het cultuurcentrum blijft ten volle zijn rol spelen: toeschouwers ontroeren en elkaar ontmoeten.
M A R C VA N G O D T S E N H O V E N
schepen van Cultuur en Erfgoed in Grimbergen
HOE EEN ‘BETONNEN BUNKER’ DE FUSIE GEMAKKELIJKER MAAKTE 1973, Groot Bijgaarden, een boerendorp aan de rand van Brussel. Een groot deel van mijn jeugd speelde zich af rond parochiezaal Het Collegium. Boven was de jeugdclub Zolder en in de zaal werd gefeest en vonden lezingen en voordrachtwedstrijden plaats. Vanaf 1976 werd het de vaste stek van de Bijgaardse Komedie, waar ik bij acteerde. Verwonderd en zelfs verbijsterd zagen de Bijgaardenaars ondertussen in buurgemeente Dilbeek een lelijke betonnen bunker verrijzen bij de Wolfsputten. ‘Een nieuwe cultuurtempel’, werd gezegd. Op 1 januari 1977 moesten we fusioneren met datzelfde Dilbeek, waarmee we, zoals de andere deelgemeenten, erg weinig affiniteit hadden. Elke deelgemeente bleef bezig onder de eigen kerktoren. In 1978 volgde mijn echte kennis-
29
making met Westrand: ik vertegenwoordigde in de raad van bestuur de jeugd van Groot-Dilbeek en zag het cultuurcentrum met andere ogen: het bood zoveel meer mogelijkheden en kansen voor verenigingen. Er traden grote en kleine vedetten op voor wie je anders naar Brussel moest. Twee jaar later opperde iemand een idee: een toneelstuk in Westrand, met acteurs uit de zes toneelverenigingen van Groot-Dilbeek! Er werd een stuk gezocht met veel personages: Ene misdadige, een drama van Nestor Detiège. Dramaturg André Lefèvre van het Mechels Miniatuurtheater werd aangetrokken als regisseur. Het enthousiasme was groot en we speelden in april 1980 driemaal voor een uitverkochte zaal. Iedere acteur had familie en vrienden meegebracht. Voor velen was het een kennismaking met Westrand. Die viel zo goed mee dat ze sindsdien regelmatige bezoekers werden. Voor de acteurs was het een zeer prettige ervaring: we leerden fijne mensen kennen. Ikzelf kreeg er vrienden voor het leven door. Omdat we zo’n mooie tijd hadden gehad, werd zelfs een nieuwe groep opgericht: Bijdilkapit. Met acteurs uit alle deelgemeenten zouden we vanaf dan jarenlang ‘s zomers in Westrand repeteren voor het wagenspel op de Dilbeekse jaarmarkt. Of hoe ik, en ik niet alleen, mijn hart verloor aan een ‘lelijke betonnen bunker’ en hoe een toneelstuk het bindmiddel werd tussen de Dilbeekse toneelverenigingen en deelgemeenten.
D I A N E VA N H O V E 30
schepen van Cultuur en Erfgoed in Dilbeek
1981 – WESTRAND
DE EERSTE GORDEL De eerste Gordel vindt plaats. Het woord herinnert aan ‘de gordel van smaragd’ waar minister Frans Van Mechelen het bij de eerstesteenlegging van de culturele centra over had. De massamanifestatie zet op een sportieve wijze het Vlaamse karakter van de Rand in de verf. De Gordel draagt mee bij aan de bekendheid van de stop- en inschrijvingsplaats Westrand, tot ver buiten de eigen regio. Duizenden mensen maken dankzij het evenement kennis met het cultureel centrum van Dilbeek.
De eerste Gordel vond plaats in 1981 en bleef jarenlang een zeer succesvolle formule. Westrand was een trefpunt en raakte mede hierdoor bekend tot ver buiten de eigen regio.
1982
GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN IN HET CULTUREEL CENTRUM Bij de verkiezingen van 1982 spelen de twee culturele centra eens te meer volop hun rol van ontmoetingsplek. Ze worden zelfs een soort van epicentrum. De kopstukken maken er hun opwachting en de uitslagen worden er in primeur bekendgemaakt, nog voor de nationale media.
1983 – CC STROMBEEK
ABDIJCONCERTEN EN HET CULTUREEL CENTRUM
Vanaf begin jaren 1980 werkte het cultureel centrum van Strombeek nauw samen met de Werkgroep Abdijgemeenschap Grimbergen bij de organisatie van concerten in de abdijkerk.
JAREN 90
Tot op vandaag vinden – lange tijd onder impuls van onder meer Vic Nees (+2013) – in de abdijkerk van Grimbergen concerten plaats. De Werkgroep voor Cultuur – Abdij Grimbergen (WAG) bestaat sinds 1971. Aanvankelijk is de groep op eigen kracht actief, maar vanaf begin jaren 1980 wordt er nauw samengewerkt met het cultureel centrum van Strom-
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
31
De revue Van Hoefgeklepper tot Westrandgetetter (3-4-5 oktober 1986) was een groots Dilbeeks gebeuren, waar heel veel verenigingen uit alle deelgemeenten bij betrokken waren, op initiatief van de Cultuurraad. De zaal liep zes keer vol. Het Westrandlied dat er werd geïntroduceerd, was een compositie van Guido Vereecke en Marc Vanderauwera.
beek-Bever. Vanzelfsprekend is de samenwerking van een ‘katholieke’ werkgroep en een cultureel centrum aanvankelijk niet: een ‘neutraal’ en pluralistisch centrum dat naar een kerk trekt... In de abdijkerk treden in de loop van de decennia grote buiten- en binnenlandse namen op, onder wie Kurt Masur van het Leipziger Gewandhausorchester, James Galway, Collegium Vocale, Huelgas Ensemble, Anima Eterna... In 1992 wordt de vzw Cultuurfonds Noordrand opgericht, die wordt gespijsd door het bedrijfsleven en financieel risicovolle cultuurproducties dekt.
1986 – WESTRAND
DE REVUE EN HET WK Na twee jaar voorbereiding wordt begin oktober de revue Van Hoefgeklepper tot Westrandgetetter opgevoerd, een groots en eenmalig gebeuren in Groot-Dilbeek waar tal van verenigingen bij worden betrokken, ook uit de deelgemeenten. Het idee kwam van de cultuurraad. Zes keer zit de Westrandzaal nokvol. Tijdens de revue wordt ook het Westrandlied gelanceerd. Voor de zomer zorgden in mei en juni de successen van de Rode Duivels in Mexico én een groot scherm voor stevige ambiance in het cultureel centrum.
1987
DE VLAAMSE GOLF IN HET PODIUMLANDSCHAP
32
Het theatergezelschap Blauwe Maandag Compagnie drukte jarenlang zijn stempel op het Vlaamse theaterlandschap. Het werd in 1984 in Antwerpen opgericht door Guy Joosten en Luk Perceval, en stond in 1990 in Westrand en CC Strombeek met Voader.
JAREN 60
In de jaren 1980 wordt het Vlaamse kunstenlandschap opvallend verrijkt met nieuwe hedendaagse theater- en dansgezelschappen die in de culturele centra een podium vinden.
JAREN 70
JAREN 80
33
CC Strombeek: aďŹƒches van toonaangevende acteurs en gezelschappen van de Vlaamse theatergolf uit de jaren 1980.
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
In 1987 kwam Wim Vandekeybus voor het eerst on stage in Westrand met de voorstelling What the body does not remember. Vanaf dan werd hij een vaste waarde en een exponent van het Vlaamse kunstenlandschap van die tijd.
34
JAREN 60
Ook de podiumkunsten voor kinderen en jongeren professionaliseren en doen de centra graag aan. Leerkrachten en schooldirecties komen met hun leerlingen naar de culturele centra, ook voor filmvoorstellingen. CC Strombeek en Westrand spelen als befaamde ‘theaterhuizen’ een belangrijke rol in deze golf en zorgen mee voor de uitbouw van de carrière van veel kunstenaars en gezelschappen. Het zijn ook favoriete premièreplekken.
1988
CC STROMBEEK EN WESTRAND VERNIEUWD Als het cultuurseizoen wordt opgestart, is de theaterzaal in Westrand vernieuwd, met een nieuwe vloer en klankinstallatie, nieuwe zetels, nieuwe kleuren...
JAREN 70
JAREN 80
In Strombeek wordt in dezelfde periode de schouwburg opgefrist en de technische installatie bij de tijd gebracht, onder meer voor de filmvoorstellingen. Ook andere ruimtes in het gebouw zijn na vijftien jaar van intens gebruik aan een opfrissing toe.
1988
DE INTERNETTIJD BEGINT Als twee van de eerste centra in Vlaanderen starten eerst Westrand en later CC Strombeek met de automatisering van de kaartjesverkoop. Dit betekent het begin van de internettijd en de digitalisering voor de promotie, contacten met het publiek, ticketting... Vanaf 2010 worden tickets ook online verkocht.
1988
CONCURRENTIE IN DE FILM Filmvertoningen zijn voor de culturele centra een economisch erg rendabele activiteit én trekken een jeugdig publiek aan: het cultureel centrum is voor de jeugd in het weekend dé pleisterplaats en de zaalbezetting is groot. Er wordt samengewerkt met de Leuvense Studio’s van de familie Rastelli en het Nationaal Instituut voor de Waardevolle Film (NIWF). Hierdoor kunnen in de centra recente films worden vertoond. Wanneer Kinepolis zich in het Brusselse Expopark vestigt, betekent dat voor de filmvoorstellingen in de culturele centra van de Brusselse Rand aanvankelijk een streep door de rekening. De centra vulden tot dan het gat op dat de verdwenen kleine filmzalen in Vlaanderen de decennia voordien
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
35
hadden gelaten. Maar de centra spelen in op de nieuwe situatie door te kiezen voor de betere kwaliteitsfilm. Strombeek is de eerste Belgische filmzaal die het systeem van het vooraf reserveren invoert. Ook de technische ontwikkelingen gaan niet aan de centra voorbij: zo schakelen CC Strombeek en Westrand als een van de eerste over op digitale projectie. Zoals andere genres en domeinen is de film een voorbeeld van hoe het veld in veertig jaar tijd ingrijpend is veranderd en hoe een cultuurcentrum op deze evoluties kan inspelen.
1989 – WESTRAND
KINDEREN EN GEZINNEN WELKOM!
In de jaren ’90 werden er verschillende projecten (Trappelend talent, Tinteltenen, Kotteekoer, ...) uit de grond gestampt met allen hetzelfde doel: zoveel mogelijk mensen bereiken uit de hele regio. 36
JAREN 60
In Westrand was er altijd een film-, podium- en kunstenaanbod voor kinderen van alle leeftijden, in school- of familieverband: de Jefi-filmclub is daar een mooi voorbeeld van. Vanaf 1989 beleefde dat aanbod een ferme groei, dankzij de aanwerving van een programmeur en een positief klimaat. In 1995 is Westrand een van de medebedenkers en trekkers van Tinteltenen, een samenwerking tussen cultuurcentra en de Gezinsbond om hoge kwaliteit te koppelen aan hoge toegankelijkheid, dankzij professionele omkaderingsactiviteiten. Sinds de eerste tournee in 2005 van de musical Pippi Langkous, met Veerle Baetens in de hoofdrol en Niek Kortekaas als regisseur en vormgever, heeft ook het betere ‘commerciële’ aanbod voor de allerkleinsten (Kaatje, Efteling, Nijntje, …) een plaats in het programma. Er zijn familiefestivaldagen, zoals Spinrag, Pepernoot en Gonzende Zondagen, en sinds 2009 krijgt het centrum de hulp van een ploeg vrijwilligersleerkrachten die in hun vrije tijd naar voorstellingen komen, kinderen van hun school uitnodigen om mee te komen en zorgen voor omkadering.
JAREN 70
JAREN 80
Sfeerbeeld uit het ABK voor kinderen.
37 Met de tentoonstelling Oog in Oog stond Felix De Boeck van 5 tot 21 oktober 1984 in Westrand. De opening lokte heel wat bekende kunstenaars.
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
1991
EEN NIEUW DECREET, EEN NIEUWE MIJLPAAL De Vlaamse middelen voor de culturele centra bevatten voortaan ook een werkingstoelage: dat betekent een extra ondersteuning van de eigen programmatie – met nieuwe programmeurs en meer podiumkansen voor artiesten – én het omvat ook een expliciete opdracht tot cultuurspreiding. Het aantal centra en functionarissen neemt toe, tot er in 1998 een erkenningsstop komt, waardoor de groei stokt. De onderlinge concurrentie tussen de centra – 109 op dat moment – dreigt te groot te worden. Voortaan bepalen de lokale besturen ook zelf hun juridische beheersvorm: gemeentelijk of als vzw. De taken van een cultureel centrum, dat voortaan ‘cultuurcentrum’ heet: ruimte voor cultuur in al haar vormen en strekkingen ter beschikking stellen, instaan voor ontmoeting en contacten, culturele activiteiten organiseren in de kunstsfeer, organisatoren helpen en de culturele sector mee coördineren.
1993 en 1994
HET FENIKSHOF (CC STROMBEEK) EN BETONROCK (WESTRAND)
38
Deze affiches kondigden evenementen van de jeugdwerking FeniXX in Grimbergen aan.
JAREN 60
Het Fenikshof in Grimbergen met zijn grote polyvalente zaal wordt door het cultuurcentrum in gebruik genomen als nieuwe ruimte voor verenigingsactiviteiten en populaire concerten. Het Fenikshof zal in 2003 worden vernieuwd, onder meer met het oog op jongerenconcerten onder het label ‘Fenixx’, de jongerenwerking en het cultureel platform van CC Strombeek. Dat biedt een gevarieerd en betaalbaar programma aan van fuiven en podiumevents. Het doet dat
JAREN 70
JAREN 80
samen met jeugdhuizen en -verenigingen uit de buurt en met de academie. In Fenixx organiseren, promoten en programmeren de jongeren de projecten mee. Ook Westrand gaat in 1994 op zoek naar manieren om jongeren aan te trekken, samen met de jeugdhuizen: de Westrandharmonica is een voordelig abonnement waarbij min-26-jarigen samen of individueel tegen voordelige tarieven van cultuur kunnen genieten. Het is een manier om elkaar in pre-Facebooktijden uit te nodigen voor een evenement. Betonrock, een plaatselijke muziekwedstrijd, is een aantal jaren succesvol tot Oosthoek live, een initiatief van een Dilbeeks jeugdhuis, een gelijkaardige formule overneemt en Westrand de fakkel doorgeeft.
In 1994 startte Westrand met de Westrandharmonica, een ‘rekbare jeugdpas’ voor jonge cultuurliefhebbers van -26j. Dit bonnenboekje bestond uit tien tickets naar keuze en kostte slechts 1000 frank.
Op 10 en 11 november 1994 bestond de Internationale Nieuwe Scène twintig jaar en bracht ze opnieuw een versie van Mistero Buffo van Dario Fo in Westrand, zoals tijdens het openingsweekend in 1973.
JAREN 90
39
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
1993
FEEST! 20 JAAR WESTRAND EN CC STROMBEEK
Op 24 en 25 september 1993 organiseerde Westrand een feestweekend naar aanleiding van het 20-jarig bestaan met Semola teatre, een fascinerende Catalaanse openlucht act.
40
CC Strombeek vierde zijn 20-jarige bestaan in aanwezigheid van Johan Verminnen en Geert Hoste, die zijn carrière begon op het podium van dit huis. Oud premier en trouwe bezoeker, Jean-Luc Dehaene huldigde voorzitter Karel Hemmerechts.
JAREN 60
JAREN 70
JAREN 80
1993
DE VERENIGINGEN EN DE CC’S SLAAN DE HANDEN IN ELKAAR
Jarenlang was de amateurtoneelvereniging Vlug en Vroom gast in Westrand. De Koninklijke toneelkring De Bietjes hebben hun thuisbasis in Westrand sinds 1978.
De sociaal-culturele raad van Grimbergen en CC Strombeek slaan de handen in elkaar: de verenigingen kunnen in een uitgebreide infobrochure zichzelf voorstellen en bij de opening van het culturele jaar vindt een infobeurs plaats over het Grimbergse verenigingsleven. Ook in de programmatie is een opvallende rol weggelegd voor Grimbergenaars en mensen uit de omgeving. Ook in Westrand worden tal van activiteiten in samenwerking met gemeentelijke adviesraden georganiseerd, zoals: de Dag van de Vrijwilliger, projecten met koren, voorjaarsfeesten, popconcerten, kerstmarkten... Verenigingen krijgen ruimte in de Westrandkrant in de rubriek Kriskras.
1995
KUNSTEDUCATIE OP DE VOORGROND Vanaf 1995 heeft kunst- en cultuureducatie een steeds volwaardiger plaats in het aanbod van Westrand, voor alle leeftijden, van kleuters tot senioren. Het is ook complementair aan het deeltijds kunstonderwijs. Ook lezingen overdag krijgen ruimte, vooral sinds de renovatie van Kasteel la Motte in Sint-Ulriks-Kapelle met zijn kleine auditorium. Sinds de komst van Dil’arte (2012) is de overdagreeks uitgebreid met avondlezingen in de academie. Westrand werkt hierbij samen met andere culturele spelers. In de meer recente kunstlabo’s leren mensen van elkaar en inspireren ze elkaar om zelf initiatieven te nemen en zo aan gemeenschapsvorming te doen. CC Strombeek gaat vanaf 1996 een verregaande samenwerking aan met de Academie voor Muziek, Woord en Dans: tot
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
41
op vandaag worden projecten samen uitgewerkt en is er de Academiekaart, waarmee leerlingen per seizoen enkele voorstellingen en concerten in het cultuurcentrum gratis kunnen bijwonen.
1995
HECHTE BANDEN MET KUNSTENAARS
Op 6 november 1978 nam Raymond van het Groenewoud een CD op in Westrand met de titel ‘Kamiel in België’.
Zowel CC Strombeek als Westrand smeden in de loop van de jaren hechte banden met een aantal kunstenaars en gezelschappen, zoals: Speeltheater Gent, Victoria, Laika (toen nog Blauw Vier), BL!INDMAN, de Blauwe Maandag Compagnie, Geert Hoste, Raymond van het Groenewoud, De Nieuwe Snaar... Dat gebeurt onder meer door hen gedurende een aantal dagen op allerlei manieren in een (mini)festivalformule aan het publiek voor te stellen – met behalve voorstellingen ook lezingen, tentoonstellingen... – of door een residentiewerking op te zetten.
1996 – CC STROMBEEK
ART NIVO In het wekelijkse atelier Art Nivo komen vanaf 1996 mensen met een lichte tot matige mentale handicap samen en werken ze rond beeldende kunst. Centrale doelstelling is dat mensen elk op hun manier kunst beleven en beoefenen, en zich via kunst uitdrukken. Art Nivo is ook een integratieproject.
42
JAREN 60
Art Nivo wordt opgestart in Strombeek, een atelier voor beeldende kunst voor mensen met een mentale handicap.
JAREN 70
JAREN 80
Johan Verminnen bracht zoals veel artiesten van zijn tijd elk jaar een album uit. Zanger zonder meer betekende voor zijn carrière een doorstart. De repetities en de première vonden plaats in Westrand. 43 CC Strombeek en Westrand smeden hechte banden met kunstenaars en gezelschappen en waren de plekken van talrijke premières.
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
1996 – WESTRAND EN CC STROMBEEK
HET CULTUURCENTRUM ALS SPRINGPLANK Westrand is de thuisbasis van het project ‘Trappelend Talent’: beginnende groepen treden op voor een publiek van programmatoren, waarna een tournee opgezet wordt in cultuurcentra. Ook CC Strombeek ondersteunt dit project. De tournees worden financieel en promotioneel ondersteund door de Vlaamse Gemeenschap. Maken er hun opwachting: Tine, Pieter en Bert Embrechts, Adriaan Van den Hoof, Dimitri Leue, Raf Coppens, Zefiro Torna, De Beenhouwerij...
1998
FEEST! 25 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
Voor de viering van 25 jaar werkte Westrand een kunstenparcours voor families uit in de Wolfsputten, met de mooie naam Nesten. Dit was een samenwerking met De Warande (Turnhout) en CC De Werft (Geel). Op de foto speelt actrice Katrien Meganck een stukje uit Mijn Vader op tekst van Toon Tellegen en in een regie van Arlette Van Overvelt. 44
JAREN 60
Affiche en programma voor de viering van 25 jaar CC Strombeek.
JAREN 70
JAREN 80
1999
SAMENWERKEN EN AFSTEMMEN Westrand en CC Strombeek liggen mee aan de basis van Vlabra’ccent, het samenwerkingsverband van alle cultuuren gemeenschapscentra in de provincie Vlaams-Brabant. Vrij snel ontstonden regiowerkingen, met CC Strombeek als voorzitter van Vlabra'ccent. De twee centra zijn trekkers geworden in diverse vormen van samenwerking die sindsdien zijn ontstaan, zoals voor CC Strombeek klassiek in de Regio Noordrand, dat focust op ‘klassiek’: lezing-concerten, klassieke concerten in de centra zelf en op unieke locaties... Het gaat om een samenwerking van tien cultuur- en gemeenschapscentra. Sinds 2000 stemmen Westrand en CC Strombeek hun aanbod en promotie van theater en dans op elkaar af. Onder de naam Randstad CultuurComplot werken de programmatoren van beide centra één theater- en dansabonnement uit, met gezamenlijke inleiders en een project als Vlotte Pennen voor jonge recensenten.
1999 – WESTRAND
FACELIFT Zowel de cafetaria als de bibliotheek van Westrand ondergaan een opfrissingsbeurt. De bib wordt ook uitgebreid. Het concept komt van de architectengroep L3M.
2001 Een nieuw decreet, meer lokale inbedding en samenwerking Cultuur- en gemeenschapscentra – het onderscheid is nieuw – krijgen samen met de bibliotheken een plek in het nieuwe
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
45
decreet voor het lokale cultuurbeleid, samen met de bibliotheken, adviesraden...: cultuur wordt meer en meer een bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de lokale besturen. De samenwerkingsverbanden met onder meer jeugd en welzijn nemen toe. Er komt een steunpunt (Locus) en er is een belangenbehartiger (VVC, Vereniging van Vlaamse Cultuuren Gemeenschapscentra).
2001 – CC STROMBEEK
MAGHREBELGIUM
Djamel trad op in het kader van Maghrebelgium.
CC Strombeek organiseert “een pittig Maghrebijns evenement”, een festival waarin Marokko, Algerije en Tunesië centraal staan. Het publiek van het cultuurcentrum maakt kennis met deze landen en culturen aan de hand van muziek, dans, film, beeldende kunsten, lezingen, workshops én een tentenweekend waarin het park in de buurt van het CC wordt omgeturnd tot een tentendorp met vertellers, muzikanten en ‘culinaire goochelaars’.
2002
DE SCHOUWBURGEN VERNIEUWD Onder meer omdat 400 zitjes voor een erkenning als Acentrum noodzakelijk zijn, vernieuwt CC Strombeek zijn schouwburg. In Westrand worden in 2005 de theaterzetels vernieuwd.
46
JAREN 60
Het seizoen 2002-2003 opende met nieuwe zitjes in de theaterzaal.
JAREN 70
JAREN 80
2002
SAMENWERKING MET ‘BRUSSEL’
‘Kwartslag’ was een samenwerkingsproject van CC Strombeek, Westrand, het Kaaitheater en de KVS. De Kwartslag-pas stond symbool voor de dialoog tussen de cultuurhuizen in de Rand en in Brussel.
Het succes van de samenwerking van CC Strombeek en Westrand is enkele Brusselse theaters niet ontgaan. In 2002 resulteert dat in een nieuwe samenwerking: het Kaaitheater, de KVS, CC Strombeek en Westrand presenteren de Kwartslagpas, een systeem dat door gezamenlijke promotie toeschouwers wil laten roteren tussen de verschillende theaterhuizen. Het is een symbolisch moment: de dialoog met ‘Brussel’ wordt aangegaan. De pas verdwijnt in 2009, maar de samenwerking gaat voort in de gezamenlijke presentatie van grotere voorstellingen.
2003
CULTUURCENTRA ALS LANCEERPLATFORMEN Westrand en ook CC Strombeek spelen een sleutelrol in ‘Gouden Vleugels’, een project dat jonge klassieke muziekensembleswil lanceren. Ze worden gekoppeld aan gevestigde waarden die hen coachen. Samen creëren ze tandemconcerten. Het project is een samenwerking van de cultuurcentra, Klara, het Muziekcentrum, Cultuur Lokaal, de Vlaamse Gemeenschap en KBC. Projecten als 'Circuit X en 'Nieuwe Maatjes' bieden een podium aan jonge, beginnende theatermakers.
2003-2004 – WESTRAND In september 2003 startte Westrand i.s.m. de jeugddienst Catsjoe op. Samen met een groepje jongeren werd gezocht naar mogelijkheden en kansen om culturele initiatieven te nemen die jongeren aanspraken en podiumkansen gaven.
JAREN 90
JONGEREN GEZOCHT In september 2003 start Westrand in samenwerking met de jeugddienst Catsjoe op. Samen met een groepje jongeren
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
47
In 2004 nam Westrand het initiatief Pierced: jongeren brachten in diverse disciplines een nummer voor publiek. Stilaan werd meer ingezet op coaching. Na een zesde editie in 2011 werd dit project door De Meent en de Boesdaalhoeve overgenomen en aangepast.
zoeken ze naar mogelijkheden en kansen om culturele initiatieven te nemen die jongeren aanspreken en waarin ze podiumkansen krijgen. Vanaf 2004 communiceert Westrand in het tijdschrift Dretz, opnieuw samen met de jeugddienst, naar jongeren vanaf 14 jaar. Zij worden ook gecoacht om aan de hand van optredens voor een ‘echt’ publiek hun artistieke grenzen te verleggen. Na de vierde editie van Pierced in 2011 wordt het initiatief door De Meent en de Boesdaalhoeve overgenomen en aangepast.
2004 – WESTRAND
VERNIEUWDE ATELIERS
Renato Nicolodi werd in 2004 coördinator voor de volwassenenateliers van het Atelier Beeldende Kunsten, als opvolger van Jacky Duyck.
Na een werking van dertig jaar neemt Westrand de coördinatie van de Ateliers Beeldende Kunsten meer in eigen handen: een team van jonge docenten en kunstenaars stelt het programma samen. Ook heel wat gastdocenten passeren de revue. Nieuwe accenten worden gelegd en kinderen, jongeren en volwassenen worden gestimuleerd om te experimenteren, te ontdekken en nieuwe technieken te leren beheersen.
2004 – CC STROMBEEK
GERESTAUREERD ORGEL, START ORGELCONCERTEN ABDIJKERK GRIMBERGEN
48
Sinds 2004 vinden op het gerestaureerde orgel van de abdijkerk in Grimbergen en op het koororgel in dezelfde kerk orgelconcerten plaats.
JAREN 60
In september wordt het gerestaureerde monumentale hoofdorgel van de abdijkerk in Grimbergen ingehuldigd tijdens een groots feestweekend, het begin van een nieuwe toekomst. Er zijn sindsdien grote binnen- en buitenlandse solisten te gast geweest, zowel op het hoofdorgel als op het tweede orgel in de kerk. De orgelconcerten kunnen rekenen op bezieler Kamiel D’Hooghe, al meer dan dertig jaar organist
JAREN 70
JAREN 80
van de abdijkerk. Ze vinden plaats dankzij de samenwerking van de Werkgroep Abdijgemeenschap Grimbergen, de abijgemeenschap zelf en CC Strombeek.
2005
EEN NIEUW GEMEENTEDECREET Er komt een wettelijk kader voor alle lokale instellingen met taken van gemeentelijk belang en hun mogelijke beheersstructuren: zuiver gemeentelijk, minimaal verzelfstandigd, helemaal verzelfstandigd... De uitdagingen blijven dezelfde: het evenwicht tussen de politiek, de gebruikers en de centra, de participatie van burgers en experts, de inhoudelijke autonomie in de programmering... Strombeek-Bever en Dilbeek worden op 1 januari 2014 een EVA (extern verzelfstandigd agentschap). Juridisch blijven beide centra een vzw en blijft de inspraak van de gebruikers gewaarborgd door hun afvaardiging in de Raad van Bestuur.
2005 – CC STROMBEEK
DE EERSTE KINDERHOOGDAGEN Sinds dit jaar wordt één keer per jaar, op een zondag in oktober of november, in Grimbergen een kinderhoogdag georganiseerd in en rond het cultuurcentrum. Tijdens zo’n kinderhoogdag maken kinderen van 4 tot 12 jaar kennis met alle mogelijke vormen van cultuur: in workshops, in- en uitloopactiviteiten, straattheater, doorlopende animatie, filmvoorstellingen... Andere familiefestivaldagen volgen: Pepernoot en Sinterklaashappening. 49
De jaarlijkse Kinderhoogdag is sinds 2005 een echte... hoogdag.
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
2006 – CC STROMBEEK
EEN VRIJPLAATS VOOR KUNSTENAARS Van 2006 tot 2013 werkt CC Strombeek samen met Mechelen Expo: bkSM (Beeldende kunst Strombeek/Mechelen) werkt projecten uit rond hedendaagse beeldende kunst. De uitdaging is de integratie van deze kunst in de context van een cultuurcentrum met al zijn ‘publieken’. Dat leidt tot thematische tentoonstellingen en individuele exposities. BkSM is al die tijd een vrijplaats en een niet-commercieel gebonden project.
2008
EEN INTENSERE SAMENWERKING MET SCHOLEN
50
JAREN 60
Het aanbod voor scholen van Westrand en CC Strombeek groeit gestaag, tot de maximumfactuur in september 2008 roet in de onderwijspap strooit. Sindsdien is er een terugval in het aantal schoolbezoekers, maar zijn er óók nieuwe impulsen: Westrand probeert een cocreatieve aanpak uit, waarbij leerkrachten actief meedenken en -werken aan projecten. Een hoogtepunt is sinds 2010 de overnachting, na een voorstelling in Westrand, van meer dan honderd schoolkinderen onder begeleiding van hun leerkrachten. CC Strombeek start samen met gemeenschapscentrum De Zandloper uit Wemmel Spa Bruis op: SchoolProgrammatie Anders, mét gas. Uitgangspunt is een pijnpunt: de vaststelling dat schoolvoorstellingen te vaak ‘verplichte nummertjes’ zijn, die tegelijk te vrijblijvend zijn. Een podiumvoorstelling wordt voortaan een ruimer en intensief driemomentenproject dat zowel op school als in het cultuur- of gemeenschapscentrum plaatsvindt. Een klein cultuurkuuroord, als het ware. Inmiddels is de samenwerking voor het lager onderwijs uitgebreid tot vijf cultuurhuizen.
JAREN 70
JAREN 80
Sinds 2010 organiseert Westrand jaarlijks voor een honderdtal zesdejaars van het lager onderwijs een overnachting na een voorstelling. Meer samenwerking tussen programmatoren en leerkrachten was een van de drijfveren.
2008 – WESTRAND
WESTRAND BUITEN! Het wijkproject ‘Stoep en Drempel’ wordt opgestart als een klein kunstenfestival met bewoners van bepaalde buurten. De intentie is om in een afgebakend gebied zo veel mogelijk wijkbewoners bij het project te betrekken en het artistieke materiaal dat ze aanreiken in contact te brengen met professionals. Het project start in december 2008 in de vrieskou in het Vijverkwartier en passeert in Savio, Itterbeek, SintGertrudis-Pede, Kaudenaarde, de Reinaartwijk en Paloke. In november 2013 vindt in Westrand een apotheose plaats.
2009
JONGEREN GEZOCHT (BIS) In 2008 ging ‘Stoep en drempel’ van start: Westrand trok naar wijken met voorstellingen en grotere projecten waarin de betrokkenheid van de inwoners een grote rol speelde.
JAREN 90
Het kunsteducatieve aanbod voor jongeren wordt duidelijker onder de aandacht gebracht van de doelgroep, met speciale cursussen op maat en met een grote eigen creatieve inbreng: de pop- en rockweek, de musicalreeksen... In de schoolprogrammering komt een apart aanbod voor secundaire scholen, met onder meer de Vlotte Pennen als jong
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
51
recensentenclubje. Westrand zet vanuit een geïntegreerde aanpak ook meer in op voorstellingen die jongeren kunnen aanspreken. Mixxit is dan weer de jongerenwerking van CC Strombeek, met aangepaste thema’s: 3D-videomapping, light graffiti, ultrasonic borduren en tal van andere workshops.
2010 – CC STROMBEEK
HET CULTUURCENTRUM OPENT BUITEN DE MUREN Sinds 2010 organiseert CC Strombeek opvallende en grootse locatieprojecten. Op vrijdag 11 september, sinds 2001 een onvergetelijke datum, toont het cultuurcentrum in de beschermde loodsen van het vliegveld van Grimbergen de film Dial H-I-S-T-O-R-Y van Johan Grimonprez, waarmee hij indruk maakte op Documenta X te Kassel. De collage van fragmenten uit reclamefilms, nieuwsuitzendingen, muziekclips en amateurvideo’s toont de onrustbarende kant van de luchtvaart. In 2011 opent het seizoen met Tuning door het Antwerpse gezelschap Bad van Marie, een compositie van Joost Van Kerkhoven voor piano, tenor en acht tuning cars. Locatie is deze keer Verbrande Brug in Grimbergen. Na het concert vindt een ‘meet and greet’ plaats van liefhebbers van klassieke muziek en theater met de aanwezige tuners en de artiesten.
2011 – CC STROMBEEK
NAAR EEN MASTERPLAN 52
JAREN 60
Uit informele gesprekken met de gemeentelijke urbanist en de voorzitter van de gemeentelijke commissie voor ruimte-
JAREN 70
JAREN 80
53
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
Maquette masterplan Strombeek met nieuwe cultuursite (architect: Dawid Strebicki).
54
In 2011 werd de Academie voor Woord, Muziek en Dans gebouwd op de site van Westrand. Architect Carlos Arroyo staat sinds 2013 ook in voor de opmaak van het masterplan van Westrand. De oďŹƒciĂŤle opening van de nieuwbouw vond plaats op 8 september 2012.
JAREN 60
JAREN 70
JAREN 80
lijke ordening, die vanuit het cultuurcentrum werden gestart, wordt duidelijk dat in Strombeek strategische ingrepen nodig zijn. Die moeten leiden naar een betere werking van het cultuurcentrum en andere overheidsinstellingen, en naar een betere kwaliteit van de woonomgeving. De gemeente keurt een masterplan goed met een structurele visie op het Strombeekse centrumgebied. De realisatie daarvan zal voor de omgeving van het cultuurcentrum een belangrijke meerwaarde betekenen.
2012 – WESTRAND
EEN NIEUWE ACADEMIE Naast Westrand gaat op 8 september de Academie voor Muziek, Woord en Dans open, in een nieuwbouw van de Spaanse architect Carlos Arroyo. Diezelfde maand vindt de laatste editie van de klassieke Gordel plaats, waarin Westrand en Dilbeek jarenlang een belangrijk trefpunt waren voor duizenden mensen.
2013
VLAANDEREN TELT Vlaanderen telt 13 A-cultuurcentra, waarvan CC Strombeek en Westrand er twee zijn. Er zijn er daarnaast 20 in de B-categorie en 32 in C. Daarnaast zijn er drie grootstedelijke centra in Gent, Antwerpen en Brussel, en zowat 165 gemeenschapscentra. In 2012 wordt het decreet Lokaal Cultuurbeleid herzien, in het kader van het planlastendecreet en de interne staatshervorming. 55
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
2013 – CC STROMBEEK
MUSEUMCULTUUR STROMBEEK/GENT IN HET CULTUURCENTRUM Na een samenwerking van zeven jaar met Mechelen Expo werkt CC Strombeek sinds januari 2013 interregionaal en structureel samen met het S.M.A.K., het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst in Gent. Vier jaar lang zal het centrum onder de noemer ‘Museumcultuur Strombeek/Gent’ jaarlijks twee tentoonstellingsprojecten realiseren: een drieluik in het voorjaar en een tweeluik in het najaar. Daarin wordt een thematiek uitgediept aan de hand van de S.M.A.K.-collectie. Die wordt aangevuld met werk uit privécollecties en nieuwe producties. Het initiatief wil een nieuw publiek – ook jonge kinderen! – in contact brengen met de recente kunstgeschiedenis. Het concept is van CC Strombeek.
2013 – WESTRAND
EEN MASTERPLAN VOOR WESTRAND
56
In 2013 nam Carlos Arroyo, ook de architect van de muziekacademie, het masterplan voor Westrand op zich. In een eerste fase bracht hij het kleurenpallet van Hoppenbrouwers opnieuw in het gebouw. Maken er ook deel van uit: groendaken, een fietspunt, de verhuizing van de kantoren en een aantal structurele ingrepen.
JAREN 60
Carlos Arroyo krijgt de opdracht om een masterplan te ontwerpen voor Westrand en zijn omgeving. Het plan zal onder meer opnieuw de kleuren binnenbrengen waar architect Hoppenbrouwers zo van hield in zijn concepten (maar die het niet haalden in de realisatiefase). Het legt ook de nadruk op voorstellen om de culturele activiteiten in het centrum centraal zichtbaar te maken, net als de nieuwe cultuur van duurzaamheid: groendaken, regenwaterrecuperatie... Het ‘nieuwe’ Westrand zal, samen met de bibliotheek, de dienst Toerisme en Cultuur en de academie Dil’Arte, het culturele hart van de gemeente en de regio vormen: the place to be voor de volgende 40 jaar…
JAREN 70
JAREN 80
2013
SAMEN NADENKEN OVER DE TOEKOMST In september starten CC Strombeek en Westrand met een academische zitting het traject op dat onder meer uitmondt in... dit boek. Hun veertigste verjaardag is de aanleiding om met tal van ‘betrokken buitenstaanders’ na te denken over de toekomst.
Tijdens het openingsweekend in september 2013 vierden zowel Westrand als Cc Strombeek hun veertigste verjaardag op heel feestelijke wijze.
57
JAREN 90
2 0 0 0 -2 0 1 0
2010-...
De twee groepsgesprekken in deel II van dit boek bevatten, net als de andere teksten, tal van prikkelende gedachten over de cultuurcentra van nu en straks. Een aantal ideeën werd in de vorm van knelpunten en uitdagingen geherformuleerd tot acht controversiële stellingen. Die vormden de basis voor een publieksdebat dat CC Strombeek en Westrand organiseerden. In de weken vooraf werd het publiek om een reactie op de stellingen gevraagd. Dit werd een forum om mee te denken én te spreken over het cultuurcentrum zoals het is en (misschien) moet worden. We brengen hier een klein staal van de reacties.
ENTR
’
Stemmen uit
STELLING 2: Cultuur is zoals voetbal: als je er niet van houdt, ga je nooit kijken. Rode draad in de antwoorden: een meerderheid gaat niet akkoord met wat ‘een boutade’ wordt genoemd. CC’s moeten nog meer inspanningen doen om cultuur minder onbekend en dus minder onbemind te maken (diversiteit, laagdrempelig, toeleiding...). “Sport en cultuur kunnen misschien wel beter samenwerken, in het kader van een geïntegreerd vrijetijdsbeleid.” “Cultuur moet je blijven promoten en laagdrempelig houden.” “Ik hou niet van voetbal, maar ga er wel eens heen voor de sfeer en de ervaring. Dit zou zo moeten zijn bij mensen die niet van cultuur houden.” “Cultuur is het resultaat van opvoeding: van kleins af moet je kinderen leren om van cultuur te genieten.”
STELLING 1: Weg met humor, muziek en theater. Leve de wijkwerking, projecten en debatten.
’
Rode draad in de antwoorden: nee. Combineer de twee.
ACTE I
het publiek
“Ooooh nooooh!” “Het cc moet een mix zijn van alles! Er moet ruimte zijn om te experimenteren.” “Leve muziek, humor & theater EN leve wijkwerking, projecten en debatten!” “Hoe meer aanbod, hoe meer mogelijkheden tot reactie en deelname. Hoe blijer iedereen.” “Liever een ‘en-en’-verhaal dan ‘of-of’. Kijk naar Vicky Featherstone in Londen of de KVS dichter bij huis.”
STELLING 3: Het cultuurcentrum moet er zijn voor alle culturen. Rode draad in de antwoorden: doorgaans is men het hiermee eens. Sommige leggen de nadruk op het Vlaamse aspect. “Voor elk wat wils!” “Zeer zeker! Meer campagnes naar verschillende doelgroepen is noodzakelijk.” “Het cc moet diverse cultuuruitingen aan bod laten komen. Dit werkt integratie in de hand.” “Laat het centrum een ‘centrum zijn voor alle culturen’.”
STELLING 4: Het cultuurcentrum is er niet voor jongeren. Die zitten in het jeugdhuis. Rode draad in de antwoorden: niemand is het hiermee eens. “Jeugdhuizen zijn waardevol, maar dat wil niet zeggen dat de cc’s niets voor de jeugd hoeven te doen. Een jeugdhuis wordt geleid door jongeren zelf, vanuit hun leefwereld en visie, een cc kan net dat ietsje meer aanbieden, hen in contact brengen met andere zaken. Daarnaast is samenwerken met de jeugd belangrijk om de drempel naar cultuur te verlagen.” “Uit onderzoek blijkt dat de kostprijs niet de drempel is. Er kunnen toegepaste toegangsprijzen zijn voor jongeren, maar alles gratis kan niet en is niet de oplossing.” “Het is onze taak als ouders om jongeren warm te maken voor cultuur.” “Vraag bij de jongeren zelf wat ze willen, zoals workshops met de nieuwste digitale technieken. Speel daarop in. Dan merk je ook dat een grote groep jongeren vandaag de dag net heel erg met kunst bezig is.” “Een cc IS een jeugdhuis, maar met meer middelen. Jongeren moeten kansen en ruimte krijgen om te experimenteren.” “Cultuur is ook voor jongeren van fundamenteel belang. Aanpassen aan hun interesses is wel noodzakelijk.”
STELLING 5: Als publiek wil ik mee bepalen wat er in het cultuurcentrum te zien en te beleven valt. Rode draad in de antwoorden: men rekent nogal op de professionals en wil zich laten verrassen. Een aantal mensen geeft graag tips en wil mee suggesties formuleren. “Ik wil als abonnee genieten van cultuur en mij laten verrassen door te kunnen kiezen uit een aanbod dat is samengesteld door de professionals.” “Als we het aanbod te veel vanuit het publiek laten bepalen, dan zou er een verarming van het aanbod optreden.” “Het kan wel interessant zijn om met sleutelfiguren uit bepaalde doelgroepen te praten om te luisteren waar zij geïnteresseerd in zijn.” “Programmatoren kunnen vastlopen in hun routines. Het is essentieel om feedback te geven en te luisteren. Dialoog als bron van verrijking.” “Wat Westrand en CC Strombeek de laatste maanden en jaren in gang zetten, is echt goed. Er zijn heel wat mogelijkheden gecreëerd om inspraak te hebben, via verschillende kanalen. Ook de bestaande kanalen mogen niet buitenspel gezet worden. Daarom is het goed dat de cultuurcentra als bestuursvorm voor een EVA-statuut gekozen hebben.” “Het is ook verrassend om naar voorstellingen te gaan kijken van iemand waar je nog nooit van gehoord hebt. Dat verruimt juist je cultuur.”
STELLING 6: Alle jongeren, kansarmen en anderstaligen kunnen gratis naar cultuur. Rode draad in de antwoorden: er zijn verdeelde meningen over deze stelling, en er is de nuancering dat het om drie heel verschillende groepen gaat en dat een verminderd tarief denkbaar is, maar gratis niet. “Als Welzijnsschakels kiezen we niet voor gratis toegangsprijzen. Dat maakt de scheiding alleen maar groter. Het is een fijner gevoel wanneer de mensen voelen dat ze zelf een bijdrage hebben geleverd.” “Als ouder moeten we bijdragen aan het financieren van de culturele activiteiten van onze kinderen. Die hoeven dus niet gratis te zijn. Zo leren de jongeren dat cultuur niet gratis kan zijn.” “Cultuur hoeft niet gratis te zijn, ook niet voor jongeren. Wel is vaak een betere communicatie nodig: formules, kortingen... Want jongeren gaan er vaak vanuit dat cultuur sowieso te duur is.” “Ook jongvolwassen geraken niet in het cc. Het jachtige leven heeft daar zeker mee te maken: werk, huishouden, kinderen... Misschien kan het voorzien van kinderopvang bij bepaalde voorstellingen helpen.” “In Nederland is de ticketprijs verhoogd en zijn de mensen best bereid om meer te betalen. Er zijn ook experimenten om de mensen te laten betalen wat ze willen betalen.”
STELLING 7: Het cultuurcentrum is geen spiegel van de samenleving, het kijkt naar de toekomst. Rode draad in de antwoorden: de twee zijn nodig, lijkt de teneur. “Een combinatie van de twee is noodzakelijk voor een gezonde diversiteit in het programma.” “Bullshit. Cultuurcentra tonen wat er op dit moment leeft in de maatschappij.”
STELLING 8: Zonder kunstenaar is het cultuurcentrum een lege doos. Rode draad in de antwoorden: verdeelde meningen, met een kwart mensen die naar voren schuiven dat een cultuurcentrum ook andere troeven heeft. “Zonder kunstenaar geen voorstelling. Dus inderdaad een lege doos.” “Kunstenaars beleven en tonen de cultuurimpulsen rond zich. Ze zetten de toeschouwer aan tot denken en het vormen van een eigen mening.” “Kunstenaars zijn zeer belangrijk maar er zijn nog zoveel andere spelers die voeding geven aan het cc.” “Het cc is er toch niet voor de kunstenaars. Wel voor het publiek.”
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
)
– CULTUURCENTRA IN DE RAND –
VOORUITBLIKKEN
)
VOORUITBLIKKEN
EN DAN VOLGT NU...
HET CULTUURCENTRUM VA N D E T O E KO M S T
Inhoud 6 Proloog – Twee burgemeesters over twee cultuurcentra 10 I. U keek naar … 40 jaar CC Strombeek en Westrand 30 Schepenen van Cultuur blikken terug 58 Entr’acte I
Stemmen uit het publiek
6
II. En dan volgt nu… Het cultuurcentr um van de toekomst
8
Brussel- en Randkenners aan het woord Fred Dhont in gesprek met Dirk De Clippeleir, Guido Fonteyn, Eddy Frans en Elke Van Empten
22
Kenners van de context aan het woord Miek De Kepper in gesprek met Franky Devos, Jan Hautekiet, Leen Laconte en Bert Mulder
42
Theatermakers aan het woord Wouter Hillaert sprak met Michael De Cock, Koen Van Kaam, Lucas De Man, Arne Sierens, Wim Vandekeybus en Raf Walschaerts
4
52
Een ondernemer aan het woord Bart Verhaeghe
58
Een cultuursocioloog aan het woord Pascal Gielen
64
Een participatiewaker aan het woord Bart Rogé
70
72
Entr’acte II De cultuurcentra en de Verenigde Naties
Academici aan het woord Nele Cannaerts, Daan Sorgeloos en Jesse Segers
82
Trendwatchers aan het woord Tom Palmaerts en Ellen Anthoni
88
De architecten aan het woord Carlos Arroyo en Dawid Strebicki
96
De directeurs aan het woord Fred Gillebert en Wim Meert
102
Epiloog – De voorzitters over de toekomst
104 106 110
Schreven mee Bouwden mee aan veertig jaar CC Strombeek en Westrand Colofon
5
DIT BOEK
II
6
Blikt vooruit. De tijden, de mensen, de samenleving: alles verandert voortdurend. Of toch niet? Een cultuurcentrum dat doet wat het moet doen, evolueert mee met zijn veranderende omgeving en ziet ook de dingen die blijven in mensenlevens. We gaan met een aantal gesprekspartners na wat er anders is en wordt, en wat niet, en hoe een cultuurcentrum daarmee kan omgaan. Er komen mensen uit zeer diverse hoeken aan het woord. Ze delen minstens ĂŠĂŠn gemeenschappelijk kenmerk: ze spreken met kennis van zaken.
Veel kijk-, lees- en denkplezier met dit boek van en over twee jarigen!
7
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
)
BRUSSEL- EN RANDKENNERS AAN HET WOORD
WESTRAND EN CC STROMBEEK ALS RANDFENOMENEN
HET GESPREK: DE CONTEXT
Dirk De Clippeleir
Fred Dhont en Patrick De Rynck
De Rand in 2014 is een andere Rand dan veertig jaar geleden en de Rand in 2024 en 2034 zal weer een heel ander beeld geven: economisch, sociaal, demografisch, linguïstisch, op het vlak van ruimtelijke ordening en infrastructuur, wat de relatie met Brussel betreft... We keren veertig jaar terug in de tijd. De cultuurcentra in de Vlaamse Rand rond Brussel worden opgericht, onder meer om de toenemende verfransingsdruk vanuit de hoofdstad een halt toe te roepen, en in een sfeer van ‘cultuur als volksverheffing en instrument voor emancipatie’. Dat gebeurde niet zo heel lang na het vastleggen van de taalgrens. Westrand en Cc Strombeek pasten in die strategie. Door hun ‘fysieke verschijning’ en hun werking moesten ze ervoor zorgen dat het Vlaamse karakter van de ‘bedreigde’ gemeenten bewaard bleef. Ze functioneerden als steun voor het Vlaamse gemeenschapsleven en straalden de Vlaamse cultuur uit. In 2013 hebben deze cultuurcentra te maken met een meer en meer diverse bevolking en benadrukt het Vlaamse beleid dat ze zich moeten richten tot die diverse bevolkingsgroepen. Hoe kunnen de cultuurhuizen deze opdracht verzoenen met hun Vlaamse karakter? Wat met de taal en de talen? En met de programmatie? Kortom, welk ‘Vlaams karakter’ willen ze in de toekomst uitstralen? Een ander facet, dat nauw met het vorige is verbonden, is de verstedelijking: de identiteit van Cc Strombeek en Westrand wordt in grote mate bepaald door hun geografische ligging: op de grens van stad en platteland, van natuur en cultuur, van het Vlaamse en het Brusselse Gewest, van noord en zuid, van industrieel en agrarisch, van internationaal multicultureel en lokaal Brabants. Sinds hun oprich-
9
Elke Vanempten
Guido Fonteyn
10
Eddy Frans
ting zijn deze grenzen niet meer zo afgelijnd. Wat betekent de gewijzigde realiteit voor het beleid van deze cultuurcentra? Welke nieuwe rol kunnen ze vervullen? Een dam tegen de verstedelijking, is dat nog aan de orde? Kunnen ze bijdragen aan een nieuwe visie op ruimtelijke ordening? En wat met de samenwerking met andere cultuurhuizen, – culturele organisaties en instellingen: vormt de regio, ruim bekeken, in de hoofden van het publiek één culturele ruimte? En als dat zo is, volgen de beleidsmakers deze redenering? Is samenwerking op het vlak van cultuurspreiding prioritair of dienen zich andere domeinen aan: educatie, kunstproductie, sociale cohesie, identiteit…? Moeten we focussen op samenwerking met de (groot)stad of ligt er in het hinterland een grotere taak voor de regiowerking van een cultuurcentrum? Deze vragen over de cultuurcentra en/in hun voortdurend evoluerende sociale, geografische en culturele ruimte – en laten we ook de digitale ruimte niet vergeten – kwamen aan bod in een pittig gesprek waarvan u in de volgende bladzijden de weergave vindt.
D E G E S P R E K S PA R T N E R S
EDDY FRANS
is sinds 1999 algemeen directeur van vzw de Rand, de organisatie die sinds 1996 het Nederlandstalige karakter van de Rand ter harte neemt. Hij is ook voorzitter van de stuurgroep van Vlabra’ccent, het samenwerkingsverband van alle cultuur- en gemeenschapscentra in Vlaams-Brabant, ook de gemeenschapscentra van vzw de Rand. DIRK DE CLIPPELEIR
GUIDO FONTEYN
is sinds 2011 directeur van de Ancienne Belgique en was voordien actief in de muziekbusiness. De AB wil een open muziekhuis zijn voor alle vormen van muziek, met uitzondering van klassiek, en combineert de ontwikkeling van jong talent met het aanbieden van een podium aan gevestigde waarden.
is observator, Brusselaar, voormalig journalist en auteur van boeken over België, Brussel, Wallonië en hun onderlinge verhouding. Hij schreef een biografie van Renaat Van Elslande, die aan de wieg stond van de Vlaamse cultuurcentra, en richtte mee het Kaaitheater op.
E L K E VA N E M P T E N
is burgerlijk ingenieur-architect (KU Leuven). Haar stedenbouwkundig doctoraatsonderzoek (KU Leuven & VUB) gaat over de ontwikkeling van de open ruimte in Brussel en de Rand, waar niet naast de band tussen ‘cultuur’ en ‘ruimte’ kan gekeken worden. Zij is momenteel projectcoördinator Productief Landschap bij ILVO. Moderator
FRED DHONT
is sinds 2006 directeur van Socius, Vlaams steunpunt voor sociaalcultureel volwassenenwerk. Voordien was hij docent en consulent. Cultuur- en gemeenschapscentra liggen hem na aan het hart.
11
ONTNEDERLANDSING ÉN ONTFRANSING Fred Dhont: “We focussen in dit gesprek op
de ‘omgeving’ van de twee huizen: wat er gaande is en nog zal zijn, en hoe dat de cultuurcentra uitdaagt. Wordt veertig jaar een wissel in de geschiedenis? Laten we eerst kijken naar de sociale ruimte: de samenstelling van de bevolking, vergrijzing, vergroening, verkleuring, verarming, de taalproblematiek... Het is niet slecht daarbij in het achterhoofd te houden wat volgens het huidige Vlaamse beleid de taken zijn van een cultuurcentrum: cultuurparticipatie, cultuurspreiding en gemeenschapsvorming.”
Eddy Frans: “Westrand en Strombeek zijn ontstaan in een geest van ‘we moeten de verfransing en de Franse olievlek indijken’, Guido Fonteyn: “Tegen 2030 wordt de veronder meer met gebouwen. Het was meer houding vreemd/Vlaams één op twee, geen ‘tegen iets’ dan ‘voor iets’. Vlaanderen had twijfel aan. De strijd tegen de verfransing toen ook nieuwe bevoegdheden gekregen. en de olievlek is gelukt en ligt achter ons. De omgeving is intussen ontzettend veran- De huidige internationalisering leidt naar derd en verandert nog elke dag, in een on- ontnederlandsing én ook naar ontfransing, gezien tempo. Het gaat niet meer over zoals blijkt uit de jongste gemeenteraadsverfransing, wel over het Nederlands als verkiezingen. Het inzicht groeit dat de begemeenschappelijke taal die we geacht worden te koesteDe huidige internationalisering leidt naar ren en te promoten. Dat Nederlands staat onder druk ontnederlandsing én ook naar ontfransing. door de internationalisering: het aantal talen in de Rand is groot als je dat vergelijkt met de volking verandert en dat begint hier altijd rest van Vlaanderen. Die ‘ontnederland- vanuit Brussel. Vzw de Rand heeft dat goed sing’ wordt recent beleidsmatig gelukkig ingezien, door in haar Randkrant van in het niet langer gekoppeld aan offensieven eerste nummer samenvattingen van arti-
(
12
tégen, wel aan uitnodigingen naar nieuwe gemeenschappen om zich te verbinden met de Nederlandse taal en cultuur. Zo beland je bij de notie gemeenschapsvorming.” “Een op vier inwoners in de Vlaamse Rand is van vreemde herkomst: hij of zij heeft een andere nationaliteit of een ouder die bij de geboorte een andere nationaliteit had. In Brussel is dat nog een stuk meer. Bij de jongeren is het cijfer in de Rand vier op tien. Die nieuwe omgeving is voor iedereen een enorme uitdaging. Daarom moet volgens mij een slogan als ‘Waar Vlamingen thuis zijn’ grondig overdacht worden: wat betekent dat als je geacht wordt voor de hele bevolking beleid te voeren, als gemeente en als cultuurcentrum?”
kels te geven in het Engels, Duits en Frans. Misschien moet er ook aan het Arabisch gedacht worden. Dan denk ik aan de niet-Belgen in de meer industriële gemeenten, veelal met een moslimachtergrond. Dat segment wordt nu ondergewaardeerd, net zoals de Europese aanwezigheid in Brussel nog altijd fel wordt onderschat. Ik ben óók voorstander van het weghalen van de slogan ‘Waar Vlamingen thuis zijn’.”
Uit ons eigen publieksonderzoek blijkt dat we niet alle bevolkingsroepen en leeftijden bereiken. Maar kan je daar ooit in slagen? Je bent tenslotte met iets relatief elitair bezig. Maghrebijnse mensen komen niet, ook niet als je Maghrebijnse groepen laat optreden en lage prijzen hanteert. Er zijn initiatieven om kansarmen naar de zaal te krijgen, maar dat blijft heel moeilijk.” Eddy Frans: “Bij de opdrachten van een cul-
SNIJPUNT Fred Dhont: “Er is in de sociale ruimte ook
de vergrijzing en de armoedeproblematiek. De komende jaren komt er een migratiestroom uit Brussel naar Vlaanderen van naar schatting een kwart miljoen mensen. Dat betekent gezien de grond- en woning-
(
tuurcentrum hoort gemeenschapsvorming. In een bepaalde interpretatie kan dat wat paternalistisch klinken, maar de term geeft de essentie aan van wat in een veranderende samenleving met veel migratie en nieuwe mensen nodig is, ook in de Rand: mensen die op zoek zijn naar hun plek uitnodigen en samenbrengen. Je moet hun belangstelling en passie aanspreken, en hen
Cultuur- en gemeenschapscentra zijn bij uitstek de plekken van waaruit een dynamiek kan uitgaan die nieuwe inwoners betrekt bij het lokale leven. Ik heb dat altijd hun grote kracht gevonden.
prijzen ook import van mensen in armoede. Zij participeren minder aan cultuur, zoals ook ouderen, alleenstaanden, mensen uit andere culturen... Bereikt het cultuurcentrum zijn doelstellingen slechts gedeeltelijk? En moet het daar in de toekomst op inzetten?” Dirk De Clippeleir: “Dat is zo, ook voor de AB, die muziek wil brengen voor iedereen.
verbinden. Die taak, onder meer van een cultuurcentrum dat voor mij in de eerste plaats een 'gemeenschapscentrum’ is, is belangrijk maar niet gemakkelijk: naar verbindingen zoeken tussen mensen en groepen in een lokale omgeving. Dat is iets heel anders dan productie X programmeren en dan vaststellen of mensen al dan niet komen. Het is veel complexer.” “Cultuur- en gemeenschapscentra zijn bij
13
uitstek de plekken van waaruit een dyna- in de zaal. Daar leeft iets nieuws, waar ook miek kan uitgaan die nieuwe inwoners be- cultuurcentra over moeten nadenken: meer trekt bij het lokale leven. Ik heb dat altijd doelgroepgericht werken. De bevolking is hun grote kracht gevonden: zij zitten op het veranderd en dus moet je anders programsnijpunt van kunsten en sociaal-cultureel meren, zonder voor elke gemeenschap werk. Kunstencentra niet: daar is kunst het aparte dingen te doen, want dan wordt het product en het doel op zich. Een cultuur- folklore. Je moet internationaliseren, wercentrum moet het artistieke en kwaliteit verbinden met Je moet programmatoren in dienst hebben de sociaal-culturele dimendie de diverse bevolkingsgroepen kennen: sie. Dat maakt het ook kansarmen, mensen uit andere culturen... moeilijk: je mag nooit het Nu is dat niet het geval. ene overboord gooien ten gunste van het andere en je moet zoeken naar mengvormen. Het veron- ken met mensen van de tweede en derde derstelt bijvoorbeeld een extra muros-be- generatie.” leid. Hoe betrek je mensen die in een bepaalde buurt wonen bij je werking? Een Dirk De Clippeleir: “Dat doe je automabelangrijke bedenking in dit verband: een tisch. Het publiek rond jou verandert en belangrijk deel van ons traditionele vereni- dus pas je je voorstellingen aan als je je zaal gingsleven bekijkt al deze bewegingen met vol wil krijgen. Ik vind de KVS een fantasveel argwaan en scepsis. Ik verbaas er mij tisch voorbeeld van hoe je uit de cocon van over dat ze zich blijven afzetten tegen on- je zaal breekt. Maar toen ze naar Molenbeek omkeerbare evoluties en zich daardoor re- en Sint-Joost trokken, bleef dat wel de KVS. actionair opstellen.” Ze werkten niet met de lokale bevolking, maar ze ontplooiden ter plekke een KVSwerking. Dat is geen oordeel, alleen een vaststelling.” KEN JE PUBLIEKEN “Wij programmeren naar andere groepen, Guido Fonteyn: “Een cultuurcentrum moet maar dat is heel moeilijk: een tijd geleden inderdaad in de eerste plaats een gemeen- hadden we een overbekende Congolese schapscentrum zijn, niet alleen een podium groep en daar kwam nauwelijks een Brusen een zaal. Er zijn voorbeelden van hoe het selse Afrikaan uit Matonge op af. Waarom? kan. Neem de KVS van Jan Goossens: zij De artiesten zaten in een rolstoel. De menhebben het abonnementensysteem afge- sen vonden dat we hen uitlachten. Je moet schaft en ze werken met producties voor programmatoren in dienst hebben die de doelgroepen, met telkens een ander publiek diverse bevolkingsgroepen kennen: kans-
(
14
armen, mensen uit andere culturen... Nu is dat niet het geval. En dus lukt het niet.” Eddy Frans: “Het Nederlandstalige karakter van de Rand bevorderen is de bestaansreden van de vzw De Rand. Dat belet ons niet meertaligheid in te bouwen in onze communicatie, ook omdat men het ons toestaat. Lokale besturen worden daarin gehinderd door de taalwetgeving. Zij zetten die stap niet of nauwelijks. Dat is een handicap.” “We zijn het stadium voorbij van ‘de Franstalige bourgeois die hier komt wonen en weigert Nederlands te spreken’. Er is een evolutie naar ‘ook wie onze taal niet kent, is welkom en we doen van beide kanten inspanningen’. Ook een cultuurcentrum moet dat doen en zo het Nederlands aantrekkelijk maken. Natuurlijk moet je Vlaamse kunstenaars blijven programmeren, maar je kunt mensen ondersteunen door bijvoorbeeld te zeggen: ‘Dit niveau van Nederlands is nodig voor voorstelling X.’ En je moet even natuurlijk ook andere dingen programmeren. Kortom: mensen binnenhalen, positief met het Nederlands omgaan en je bezoekers daarin ondersteunen.” Elke Vanempten: “De uitwisseling tussen culturen in een omgeving is erg belangrijk voor de leefkwaliteit. Je kan focussen op het meegeven van de Vlaamse cultuur aan andere bewoners, maar je moet tegelijk ook de vraag durven stellen: hoe kunnen wij leren van andere culturen? Een cultuurcentrum zou daarin een waardevolle rol kunnen spe-
len. Cultuur wordt rijker door andere culturen te leren kennen, zonder je eigenheid op te geven. Het is een wisselwerking.” Guido Fonteyn: “Waarom niet een stuk
brengen in het Turks met boventiteling? De technieken zijn er en het gebeurt bijvoorbeeld al in het Kaaitheater. Het mag zogezegd niet van de Taalwet, maar daar moeten we iets aan doen. We moeten dringend ons minderwaardigheidscomplex laten vallen.” Dirk De Clippeleir: “Er wordt volgens mij
van de kunst- en cultuursector te veel verwacht, alsof wij alle maatschappelijke problemen kunnen oplossen. Je voelt die druk in de politiek: minder begoeden binnenhalen, gemeenschappen samenbrengen... Cultuurhuizen mag je niet opzadelen met problemen die je in de eerste plaats ergens anders moet oplossen.”
R E N DA B E L E C U L T U U R ? Fred Dhont: “Behalve druk op de sociale omgeving is er ook toenemende druk op ons welvaartssysteem. De voorbije veertig jaar gingen er publieke middelen naar cultuur. Maar blijft dat zo of laten we het aan de markt over? Is het begrip ‘recht op culturele ontwikkeling’ uit de grondwet krachtig genoeg?” Guido Fonteyn: “We moeten vertrekken
van het belang van cultuur, ook voor kansarmen. Cultuur is een basisrecht, zoals het
15
(
Je moet de rentabiliteit van cultuur vergelijken met die van onderwijs: we spreken dus over de lange termijn.
recht op onderwijs, en dat moeten we verdedigen. Het wordt nu niet waargemaakt. Voor de huidige Vlaamse regeringen is cultuur een soort luxeproduct en dat is compleet verkeerd. Als je het historisch bekijkt en start bij minister Van Elslande, het begin van de Vlaamse culturele autonomie, zie je dat Vlaanderen toen alleen bevoegd was voor culturele materies. Intussen ligt de nadruk allang niet meer op cultuur, maar op economie. De Vlaamse Gemeenschap moet absoluut veel meer het belang van cultuur benadrukken en je moet de rentabiliteit van cultuur vergelijken met die van onderwijs: we spreken dus over de lange termijn. Je mag het niet herleiden tot de korte termijn en tot wat het kost. Dat is een politieke keuze.” Dirk De Clippeleir: “Het klopt dat cultuur
16
in Vlaanderen meer en meer als een economisch goed wordt gezien. Cultuur moet omwille van de cultuur blijven bestaan en voor iedereen toegankelijk zijn. Je mag het bestaansrecht van cultuur dus zeker niet enkel in economische termen vatten.” “Dat is een moeilijk debat: het economische is nu eenmaal belangrijk en in moeilijke tijden zal er minder geld zijn voor cultuur. Ik pleit ervoor dat cultuurinstellingen een stuk verantwoordelijkheid opnemen en niet aan het verslavende infuus van de subsidies blijven hangen. Je moet daar minstens over nadenken. Mijn broek zakt af als ik uitspraken hoor als: ‘Wij maken kunst en we zien wel of daar mensen op afkomen. Dat interesseert
me niet.’ Zulke mensen zitten echt niet meer op hun plaats. De AB brengt 80% van zijn middelen zelf op.” “Nu, subsidies of niet, wij hebben de plicht tegen de politiek te zeggen: ‘Dank u voor uw geld en nu buiten, alstublieft. Bemoei u niet met ons artistiek beleid.’ Dat blijven waarmaken is voor ieder van ons een belangrijke opdracht: dit is de lijn die we trekken en daar komt u als politicus niet over.”
GOESTING Fred Dhont: “De decentralisatie zet zich in Vlaanderen intussen onmiskenbaar door, ook financieel. Straks krijgen we misschien autonome steden en gemeenten die zelf keuzes zullen moeten maken. Er is de verambtelijking en het lokale niveau botst wel eens met de droom van het vormgeven van ruimtes over de gemeentegrenzen heen. Er is zeker voor de A-cultuurcentra een spanningsveld tussen de regionale opdracht en de hoe langer hoe meer gemeentelijke context.” Eddy Frans: “Klopt. De vraag naar de legiti-
mering speelt ook op lokaal vlak, met de bijbehorende eigen visies en gevoeligheden. We hebben er daarom alle baat bij ons binnen een gemeente niet als geïsoleerde instellingen te positioneren. Omwille van de omgevingsuitdagingen moeten de centra
zich profileren als een partner van het lokale beleid en daarin een wezenlijke rol opnemen: verbindingen leggen, leefbaarheid, identiteitsvorming, gemeenschapsvorming in de lokale omgeving... Denk ook aan de brede school, de jeugd enzovoort. Dáár moeten ze een rol in spelen, in dat brede lokale beleidsverhaal.” “Autonomie heeft ook te maken met vertrouwen. De Vlaamse overheid geeft dat vertrouwen meer en meer aan de gemeenten. Tegelijk is er binnen gemeenten een tendens om cultuur binnen te halen in de gemeentelijke administratie. Dat beperkt voor een stuk de bewegingsvrijheid. Het is met de uitdagingen die voor ons liggen geen goede evolutie dat het beleid wordt waargemaakt door ambtenaren. Tegelijk moet je dat ook relativeren: structuren en beleidscontexten zijn belangrijk en voorwaarden-
nen dat niet zijn. Deze twee centra zijn dus méér dan onderdelen van een gemeentelijk beleid. Ik verneem dat er meer en meer wordt gedacht aan een soort nieuwe fusies. Er is inderdaad iets nodig tussen de gemeente en de provincie.”
AFSCHAFFEN, DIE GORDEL! Fred Dhont: “De geografische ruimte dan,
in dit geval de Rand ten opzichte van Brussel en de rest van de omgeving. Ook die is sinds de jaren 1970 veranderd. Wat is daar bezig?” Elke Vanempten: “Dat is een brede vraag,
maar er zijn zeker fundamentele veranderingen: denk aan de bevolkingsaangroei door de overflow vanuit Brussel, de nieuwe bevolkingsgroepen, het mobiliteitsverhaal... Hoe verhoudt cultuur zich daartoe en heeft ze Omwille van de omgevingsuitdagingen er een rol in te spelen? Daar gemoeten de centra zich profileren als een beurt vandaag niet veel mee, partner van het lokale beleid. terwijl het een interessante vraag is en men veertig jaar gescheppend, maar in deze sector staat of valt leden wél expliciet de koppeling tussen culalles met de mensen die het waarmaken: tuur en de ruimte maakte. Het was hun goesting en hun zin voor de uitdagin- misschien niet de meest ideale of gewenste, gen die zich aandienen...” maar er was een wisselwerking. De cultuurcentra waren een middel om het ruimtelijk Guido Fonteyn: “Zeker centra als Westrand beleid op de kaart te zetten. Vandaag zie ik en Strombeek hebben een bovengemeente- die koppeling veel minder, behalve als het lijke functie. Samenzitten met andere ge- over shopping- en cultuurbelevingscentra meenten en met Brussel dringt zich op. gaat. Maar is dat nog onder de noemer culJullie zijn de vuurtorens, de kleinere kun- tuur te plaatsen?”
(
17
“Je ziet wel een evolutie naar het betrekken van allerlei actoren met soms zeer diverse achtergronden bij de ruimtelijke planning. Daar heeft een cultuurcentrum misschien een rol in te spelen. Hoe bereik je die actoren, de mensen en gemeenschappen, hoe ga je in dialoog, hoe leer je mekaar kennen? Er lijkt me een boeiende link denkbaar tussen een cultuurcentrum en ruimtelijke planningsprocessen.” Fred Dhont: “De vormgeving van de ruimte wordt nu sterk bepaald door de economische invulling, met inbegrip van de vrijetijdsindustrie, zoals je zegt. Moeten we hiervoor niet meer sociaal-cultureel gaan denken?” Elke Vanempten: “Een groter sociaal-cultu-
reel tegengewicht zou inderdaad welkom zijn. Zo wordt het mobiliteitsverhaal nu louter economisch ingevuld. En een belangrijke uitdaging is ook de recreatieve druk vanuit Brussel. Er zijn speelterreinen te kort in Brussel en iets als een provinciaal domein is er niet. Dat veroorzaakt druk, maar ook mogelijkheden voor de Rand én zeker voor cultuur in de Rand. Ook dat is voor mij een uitdaging voor de cultuurhuizen: hoe ga je om met de recreatieve noden, de vrijetijdsnoden...?”
18
Eddy Frans: “Historisch zijn we ook hier
van een ‘tegen-houding’ naar iets anders geëvolueerd: men was ‘tegen stedelijkheid’ en de Vlaamse Rand moest vooral iets ánders zijn dan stedelijk. Zeg maar: dan
Brussel. Hoe zie jij dat evolueren? Is er inderdaad een evolutie, blijft de weerstand? Je merkt dat de kwaliteit van de ruimte ook in steden meer en meer een thema is. In de realiteit is het evenwicht tussen landelijk en stedelijk veranderd, maar misschien nog niet in de hoofden?”
(
De Rand is anders dan Brussel, maar er is een ook grote samenhang tussen de twee.
Elke Vanempten: “Ik heb het gebied van de noordoostrand onderzocht. Stedelijkheid en landelijkheid zijn daar vandaag sterk verweven. Er is nog altijd wel weerstand: alleen al het woord ‘park’ krijgt er soms een stedelijke connotatie en stoot daardoor op tegenstand. Mogen we dat veralgemenen? Daar moeten we mee oppassen. In elk geval: de Rand is anders dan Brussel, maar er is ook een grote samenhang tussen de twee. Het uitzicht en de sterkte van gemeenten in de Rand is gerelateerd met Brussel. Denk aan werkgelegenheid, maar ook aan het landschap. Vanuit een ruimtelijke bril zijn er heel wat waardevolle stedelijke en landelijke verbindingen die de gewestgrens overschrijden, maar die net daardoor weinig aandacht kregen. Dat verandert toch stilaan.” Guido Fonteyn: “Ik ga choqueren: schaf de Gordel af. Dat was een defensieve forten-
gordel tegen de Franstalige Brusselaars. Dat is gedaan: we hebben gewonnen. Vervang de burchten door vuurtorens. Westrand bijvoorbeeld moet ook kunnen werken voor Laken, Jette... Daar kunnen ze best wat steun gebruiken. De Gordel is geografische onzin. Het is beter te vertrekken van stadsgedeelten. Zinnema – ze noemen zichzelf ‘een open talentenhuis’ – is een goed voorbeeld: vanuit Anderlecht opereren zij voor de Rand. Dat staat ook in de statuten. Het is de enige vzw die zo denkt. Er is toch niets gruwelijkers dan de Gordel: ‘Kom geen centimeter binnen Brussel, want daar wonen de vijanden!’”
Dirk De Clippeleir: “Voor mij zijn de ‘hui-
zen’ ook fysieke gebouwen. Overal en nergens zijn is ook maar niets. Mensen moeten zich kunnen verplaatsen om iets te beleven. We mogen dat niet loslaten, die fysieke aanwezigheid.” Eddy Frans: “Ik verbind het met de financieel moeilijke tijden en de vele andere noden, bijvoorbeeld op sociaal vlak. Hebben we nu vooral nood aan nieuwe infrastructuur of aan menselijke energie om te werken rond processen, nog meer dan nu het geval is? Ik neig naar het tweede. Er staan al veel gebouwen in de Vlaamse Rand.”
Fred Dhont: “De bakens zijn gebouwd maar de laatste jaren is cultuur veel meer extra muros gaan werken. Ik denk ook aan de opkomst van gedeelde ruimtes voor onderwijs, jeugd... tegenover de vroegere segmentering. Cultuur is daar tot nu toe te weinig bij betrokken. Hoe zien we de culturele infrastructuur van de toekomst?”
Dirk De Clippeleir: “Ik verbind het ook met samenwerking. Er zijn tientallen goed werkende huizen in Brussel en de Rand. Leg daar verbanden tussen, laat ze niet allemaal in hun eigen zeetje vuurtorentjes zijn. Laat de samenwerking groeien! Eén voorbeeld: onlangs organiseerde de AB iets in Flagey. Dat leverde een ander publiek op dan in de AB, waar de ‘Europese bevolking’ niet naartoe komt. Flagey is ‘veiliger’ en ‘properder’.”
Elke Vanempten: “Op een heel andere ma-
Fred Dhont: “Ook de digitale ruimte wordt
nier dan nu, en niet door ze op één plek te centraliseren. De lokale differentiatie vergt iets anders dan alleen ‘fysiek aanwezig zijn’. Ook de digitale ruimte speelt daarin een belangrijke rol. Een cultuurcentrum kan ook hier een functie hebben in het ‘iedereen toegang bieden tot’.”
steeds belangrijker. Hebben cultuurhuizen daar een rol van betekenis in te spelen: denk aan spreiding, participatie...?”
GEBOUWEN OF MENSEN?
Dirk De Clippeleir: “Natuurlijk moet je di-
gitaal aanwezig zijn. Kijk naar AB-TV: wij streamen, stellen content gratis ter beschikking... Zo kun je mensen Stromae live
19
(
Mensen moeten zich kunnen verplaatsen om iets te beleven. We mogen dat niet loslaten, die fysieke aanwezigheid.
laten meemaken op scherm. Dat moet je uitproberen als cultuurhuis. Dat geldt ook voor een cultuurcentrum.” Guido Fonteyn: “Voor mij hoort dat bij het ter beschikking stellen van infrastructuur: een computerruimte, een sociale-mediaruimte... Kijk naar de moderne invulling van de bib.”
is nog zo veel meer mogelijk. De AB bijvoorbeeld dreigde geïsoleerd te raken van zijn omgeving. Je moet met die omgeving en met andere culturele spelers in dialoog gaan. Daaruit ontstaat ook vernieuwing en verrijking... Dat is mijn mantra: ga naar buiten, zoek contacten, bezoek elkaar. Wij gaan met de directieploeg op bezoek bij collega’s: Bozar, deSingel en zelfs Studio 100.”
Eddy Frans: “De bib van de toekomst en het
cultuurcentrum van de toekomst hebben inderdaad veel met elkaar te maken.”
MANTRA Fred Dhont: “We eindigen met de culturele
20
ruimte: cultuurcentra zijn allang geen alleenspelers meer. Er is sinds de jaren 1970 een cultureel landschap ontstaan met veel spelers, zowel gefinancierd door de overheid als in de vrijetijdsindustrie. In dat landschap staan nog veel schotjes en wordt er apart gewerkt... Een andere evolutie is dat de scheiding tussen cultuurconsumenten, -deelnemers en -producenten minder strikt wordt. Welke uitdagingen zitten daarin vervat voor een cultuurcentrum?”
Guido Fonteyn: “Dilbeek heeft een cultuurcentrum met daarnaast een conservatorium en een schitterende open ruimte. Neem nu de Boerenmarkt op zaterdagochtend: die maakt deel uit van het complete aanbod in die ruimte. Bij de mensen die ernaartoe komen zijn nogal wat Brusselaars. Ook dat soort activiteiten hoort voor mij ergens thuis bij het cultuurcentrum, maar vraag me niet hoe. Zo haal je misschien mensen naar je centrum die niet naar moeilijk theater zullen komen.”
Dirk De Clippeleir: “Ik kom terug op wat ik
Eddy Frans: “De cultuur van samenwerking
daarnet zei: samenwerken, samenwerken, samenwerken! Het is al veel beter, maar er
groeit. Met de komst van Vlabra’ccent is er nu een beleid om mekaar op te zoeken en
samen te werken. We bakenen subregionaal samenwerkingsverbanden af op het vlak van programmering en communicatie. Dat is een niet-evident intergemeentelijk verhaal voor lokale besturen. We blijven wel nog in Vlaams-Brabant en we zitten in de fase van het elkaar leren kennen. De stap over de Gewestgrens naar Brussel is er nog niet.” “Dat brengt me bij de vraag: wat ís in deze omgeving de culturele ruimte? Vanuit een Nederlandstalige profilering moet je zeggen dat die niet ophoudt bij de Gewestgrenzen, op één of twee kilometer van Strombeek of Dilbeek. Als ik daarop verder denk en m’n eigen winkel in vraag stel, is er het communicatiegegeven...: Brussel Deze Week is Brussel en de Randkrant is de Rand. Dat blijven gescheiden werelden en ook daar moet je over durven nadenken. De calimerohouding van de Rand moeten we meer laten varen. Je moet op lange termijn durven denken. Is ieder in zijn biotoopje blijven de beste houding?”
Eddy Frans: “Als je krachten bundelt en
meer mensen erbij betrekt dan een paar professionals per centrum, kun je niches globaal aanpakken waarvan het niet evident is dat één individueel centrum ze programmeert, opvolgt, promoot enzovoort.”
MET ONZE BESTE WENSEN! Fred Dhont: “Tot slot: een ‘laatste wens’
voor de veertigjarige cultuurcentra?” Guido Fonteyn: “Doe er maar veertig jaar bij!” Dirk De Clippeleir: “Samenwerking: daar ligt de toekomst. Er kan nog heel veel gebeuren. De AB is een potentiële partner.” Elke Vanempten: “Exploreer het potentieel van cultuur voor ruimtelijke beleidsprocessen. En omgekeerd.” Eddy Frans: “Betrek de diversiteit van de omgeving bij je werking zonder je identiteit te verliezen.”
Dirk De Clippeleir: “Samenwerken bete-
kent voor mij niet het opgeven van je identiteit. Ik zou dus de instellingen niet loslaten om bijvoorbeeld ploegen van professionals te vormen. Elk huis moet zijn identiteit behouden: de AB is iets anders dan de KVS en dan een cultuurcentrum. We moeten wel zoeken naar wat ons bindt, naar extra’s... Dat is een cultureel statement, geen politiek. Vat het zo samen: betere culturele producten maken voor een ander publiek door samen te werken.”
(
De calimerohouding van de Rand moeten we meer laten varen. Je moet op lange termijn durven denken. 21
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
)
KENNERS VAN DE CONTEXT AAN HET WOORD
MODELLENWERK. D E H E RU I T V I N D I N G VA N H E T C U L T U U R C E N T RU M ?
Franky Devos en Leen Laconte
HET GESPREK: DE CONTEXT
Bert Mulder
Al meteen na hun oprichting bekleedden cultuurcentra een prominente plaats in de vrijetijdsbesteding van de Vlaming. Ze hadden en hebben duidelijk omschreven taken. Volgens het Gemeentedecreet draagt een cultuurcentrum op het lokale niveau bij tot het welzijn van de burgers en de duurzame ontwikkeling van ‘het gemeentelijke gebied’. Volgens het decreet Lokaal Cultuurbeleid en de Vlaamse beleidsprioriteiten dan weer realiseert een cultuurcentrum een eigen aanbod met een lokale en regionale uitstraling. Dat speelt in op de vragen en behoeften van diverse bevolkingsgroepen en heeft aandacht voor de spreiding van, en wisselwerking met, gezelschappen die de Vlaamse overheid subsidieert. Een cultuurcentrum ondersteunt verder actief de amateurkunsten en de (sociaal-)culturele verenigingen en het zet in op een aangepast aanbod van kunst- en cultuureducatie, in samenwerking met relevante spelers. Om kort te gaan: cultuurcentra spelen een actieve, (op)bouwende en sturende rol in de samenleving. Ook in Strombeek en Dilbeek hadden de nieuwe centra meteen een sterke aanzuigkracht. In moderne marketingtermen hadden ze met hun one stop shop een unique selling proposition in de zich toen nog volop ontwikkelende markt van de vrijetijdsbesteding. Anno 2013 is de situatie veranderd. Behalve het gesubsidieerde vrijetijdsaanbod is ook het commerciële aanbod sterk gegroeid. Hadden de cultuurcentra in de beginjaren nog nagenoeg een monopolie, dan delen ze de culturele koek nu met andere, vaak grotere aanbieders: concertzalen, festivals, muziekclubs, cinemacomplexen... Het is aan de cultuurcentra, ook in de Brusselse Rand, om hierop een antwoord te vinden, zich in de gewijzigde markt te herpositioneren en
23
zo hun marktaandeel te behouden of heroveren. Hoe vullen ze hun rol in? Welke effect hebben de cultuurcentra met hun activiteiten op de samenleving en wat is hun verantwoordelijkheid daarin? Moeten ze een voortrekkersrol opnemen of zijn ze beter de afwachtende, voorzichtige partner? En als cultuurcentra een maatschappelijk verantwoorde rol willen opnemen, hebben ze dan voldoende aandacht voor duurzaamheid, sociaal beleid, mensenrechten, het belang van de klant...? Bewaken de cultuurcentra voldoende sociale, ethische en milieukwesties in hun activiteiten? Is die aandacht voldoende geïntegreerd in hun strategie en geven ze die voldoende door aan stakeholders en medespelers? Bij welke aspecten is groei of vertraging noodzakelijk en welke rol moeten cultuurcentra – met focus op de Rand rond Brussel – opnemen om zich maatschappelijk te kunnen (blijven) verantwoorden?
24
Naast de centra zelf speelt ook de overheid hierin een rol: er zijn beleidsimpulsen nodig om het aanbod fris, vernieuwend en jong te houden, en de spreiding van gezelschappen en projecten aan te moedigen. Nieuwe maatschappelijke tendensen, nieuwe publieksgroepen en de beschikbare middelen maken dat er moet worden gezocht naar nieuwe formats van kunst- en cultuurspreiding. Het blijft een permanent afstemmen van het juiste aanbod op het juiste publiek. Of beter: de juiste publieken. En is het woord ‘aanbod’ – dat in deze inleidende paragrafen zeven keer voorkomt – wel goed gekozen? Dat was een centraal thema in het gesprek waarvan de volgende bladzijden de geschreven weergave zijn.
D E G E S P R E K S PA R T N E R S
FRANKY DEVOS
is directeur van het kunstencentrum Buda in Kortrijk, een werkplaats voor theater en dans die zich richt op Kortrijk en de Euregio eromheen, en een filmhuis met een dagelijkse programmering. Hij is ook opdrachthouder van Budafabriek, die zoekt hoe kunstenaars, ondernemers, studenten en burgers kunnen samenwerken in vernieuwende projecten.
LEEN
LACONTE
was van 2004 tot 2011 directeur van het Vlaamse cultuurhuis De Brakke Grond in Amsterdam en voordien zakelijk leider van Villanella. Zij werkte ook voor de Raad van Europa. Momenteel doet ze als freelancer beleids(gerelateerd) onderzoek en verzorgt ze het management van kunstenaars.
JAN HAUTEKIET
is radiomaker en was een tijdlang actief in de strategische afdeling van de VRT, onder meer inzake cultuurbeleid. Als muzikant is hij een frequent gebruiker en ook bezoeker van de Vlaamse cultuuren gemeenschapscentra.
BERT MULDER
is lector aan de Haagse Hogeschool, met als vakdomein ‘Informatietechnologie en samenleving’, en speelde in Nederland een actieve (beleids)rol bij de innovatie van bibliotheken. Hij is lid van het Europees Cultureel Parlement en werkte mee aan het innovatietraject dat het steunpunt Locus aflegde. Moderator
MIEK DE KEPPER
is directeur van het steunpunt voor lokaal cultuurbeleid Locus. Zij begon haar rijke loopbaan als directeur van het cultuurcentrum in het Vlaams-Brabantse Bierbeek.
25
DE GROTE VERANDERING? VIER V’S EN HUN GEVOLGEN
Miek De Kepper: “Zijn cultuurcentra nog de zeer aanwezige culturele en maatschappelijke spelers die ze in de jaren 1970 en 1980 waren: vernieuwend, emancipatorisch, ambitieus...? Praten ze over de gemeenschap waarvoor ze werken of gaat het alleen nog over het publiek? De context is in elk geval grondig veranderd. We nemen om te beginnen als kapstokken de vier Er is nood aan verbindende factoren en daarin v’s: vergrijzing, vergroening, verkleuring kunnen de grotere cultuurcentra een rol spelen. en verdunning, of het gegeven dat de klassieke gezinssamenleving rafeliger wordt. neratie, de generatie Y, verschillen sterk. Wat zijn de gevolgen van deze tendensen Het gaat om een ander soort mensen met voor cultuurcentra?” een ander cultuurbesef. De vraag wordt dan: programmeer je voor de vorige of de Bert Mulder: “De samenleving komt de ko- nieuwe generatie? En hoe maak je de tranmende twintig jaar onder druk te staan, sitie? Samengevat: de sfeer in de samenlemet als inzet de kwaliteit van leven, niet zo- ving verandert op veel terreinen.” zeer door bezuinigingen, maar door een gebrek aan jonge professionals: er komt een Jan Hautekiet: “We leven inderdaad in een structureel tekort op ons af, met name ook samenleving die over de generaties en door in de zorg en bij de overheid. Mensen zullen het multiculturele versplinterd raakt. Er is een grotere verantwoordelijkheid krijgen nood aan verbindende factoren en daarin om bijvoorbeeld hun gezondheid en de sa- kunnen de grotere cultuurcentra een rol menleving te ‘organiseren’: zorg en veilig- spelen, met hun infrastructuur, hun geheid worden andere concepten.” schiedenis, de geleedheid van hun activitei“Er zijn sterkere individuen nodig, die meer ten... Ze moeten vermijden dat ze verschilvoor zichzelf kunnen zorgen. Dat heeft te lende doel- en deelpublieken op hun maat maken met de kanteling van de welvaart- bedienen en daardoor de kloof nog groter staat: we evolueren van een staat die voor maken. Dat lijkt me een wezenlijke opmensen zorgt naar mensen die voor zichzelf dracht. Laten we zoeken naar kruispunten.”
(
26
moeten zorgen. Speel je daar als cultuurspeler en cultuurcentrum een rol in? Er is in elk geval een behoefte aan functioneel empowerment van de bevolking. Dat is een megatrend, die we vaak niet in verbinding brengen met een cultuurcentrum.” “’Verkleuring’ of ‘multiculturaliteit’ wordt vaak gebruikt in de zin van de verschillende nationaliteiten die naast elkaar leven. Maar er is ook een multiculturaliteit in de tijd: de huidige oudere generatie en de jongere ge-
VRAGEN VOOR KUNST EN CULTUUR Leen Laconte: “Nogal wat mensen staan
argwanend tegenover traditionele instituties. Dat kan cynisch worden, maar het heeft ook positieve kanten: kijk bijvoorbeeld naar de transitiebeweging. Ik zie daar andere vormen van participatie dan de klassieke. Ik zie ook een wereld waarin individuen veel zelf doen en op eigen kracht voor zichzelf betekenissen genereren. We moeten daar met voorzichtigheid naar kijken, maar ik zie in elk geval een speelveld dat sterk geïndividualiseerd is. Is er sprake van dedemocratisering: een afnemend geloof in de civiele samenleving die je als individuen samen kunt bouwen? Ontstaat er een nieuw ideaalbeeld voor die samenleving?” “Voor mij hoort het klassieke kunst- en cultuurbeleid bij de vorige eeuw, met het typische denken van de value chain, de waardeketen van functies die mekaar opvolgen en op elkaar moeten inhaken: creatie, presentatie, spreiding, participatie en talentontwikkeling. En daarna kun je herbeginnen: creatie enzovoort. Er zijn kinken in die kabel. Dat geeft positieve kansen. We kunnen proberen om anders te denken over kunst en participatie dan via het pure aanbodgerichte programmeren: we moeten ook vraaggerelateerd durven gaan werken, zonder daarbij de kwaliteit van kunst in het gedrang te brengen. Het tonen van producten en producties ‘van boven naar beneden’ om de mensen ‘van beneden naar boven’ te trekken kan niet de enige richting
Bert Mulder: “We leven in een tijd waarin veel onder druk staat en verandert, een tijdperk van crisis. Dat komt zowat om de tachtig jaar voor sinds 1430: de samenleving ontwikkelt zich in periodes van tachtig jaar. Deze crisis duurt nog zo’n jaar of tien tot vijftien. Het zal al die tijd niet veel beter gaan dan nu: het gevoel van onzekerheid en ‘het werkt niet’, en de druk blijven duren. Wat voor rol moet een cultuurcentrum in zo’n periode spelen? Dat is een belangrijke vraag voor je strategie.”
zijn. We moeten dat niet opgeven, maar er mogen radicaal nieuwe vormen bijkomen.” Franky Devos: “De vier v’s waar je het over
had, spelen ook op veel andere domeinen dan cultuur: hoe kunnen we als culturele sector daarover mee nadenken en kunstenaars betrekken bij de transities in de economie, de zorg, het onderwijs enzovoort. Hoe kunnen we daar de stem van de artiest een plaats geven? Je voelt stilaan de bereidheid om ernaar te luisteren en daarom vind ik dit een zeer interessante tijd. Het economische discours heeft door de bankencrisis pluimen verloren, om van de godsdienst te zwijgen. Er ontstaat een gezamenlijk gevoel: ‘We weten het allemaal niet goed meer.’ Dat is spannend.”
27
(
We moeten een platform ontwikkelen, niet zozeer om publieken met elkaar te verbinden, wel om maatschappelijke domeinen mekaar te laten ontmoeten en het debat aan te wakkeren.
“Hoe dragen wij bij aan deze maatschappij? Dat is ook een vraag voor de de creatieve en de kunstensector. We moeten een platform ontwikkelen, niet zozeer om publieken met elkaar te verbinden, wel om maatschappelijke domeinen mekaar te laten ontmoeten en het debat aan te wakkeren. Zo’n invulling gaat breder dan veertig jaar geleden, maar ondertussen hebben cultuurcentra wel geloofwaardigheid gecreëerd als het bijvoorbeeld gaat om emancipatie... En het besef dat kunstenaars een taal en verbeelding hanteren die iedereen iets te zeggen heeft, dringt door.”
SNELLE INNOVATIE, RUSTIGE VASTHEID Miek De Kepper: “Innovatie dan: het is een containerbegrip geworden. Iedereen neemt het in de mond. Maar wat is innovatie?”
28
Bert Mulder: “Het vervelende met innovatie is dat het in een tijd van snelle veranderingen een noodzaak is geworden. Het is vaak een zorgelijk dossier: ‘We moeten innoveren.’ Innovatie wordt ‘besteld’ door mensen die niet weten wat het is, zoals beleidsmakers, en uitgevoerd door mensen die niet innovatief zijn. We noemen het nog ‘innovatie’, want het is een grote verandering, maar het is niet meer vrolijk... Het is geïnstitutionialiseerd. Maar dát we moeten veranderen op elk niveau van de samenle-
ving en dat we knoppen in ons hoofd moeten omdraaien, blijft een noodzaak.” “In het hart van innovatie, en dat vind ik spannend, staat fundamenteel een scheppende activiteit. Die vind je niet altijd van nature in bijvoorbeeld ziekenhuizen. Maar scheppen, dat is ook wat in het hart van de artistieke praktijk staat: vertrouwen hebben in je identiteit en je vermogen tot creatie, in het feit dat je je kunt uitdrukken, dat je ergens naartoe gaat zonder goed te weten waar.” “Er is in de samenleving ook een fundamentele verschuiving bezig: zolang de tijd zich langzaam ontwikkelt, is het verleden een goede voorspeller – ‘we blijven doen wat we altijd gedaan hebben’ – maar de veranderingen gaan steeds sneller, waardoor dat verleden een steeds slechtere voorspeller wordt. Je hebt verbeelding nodig om je de toekomst voor te stellen, en verbeelding is in de cultuursector een natuurlijke competentie. ‘De stad die ik wil zijn’ moet ik mij verbeelden: dat is een culturele praktijk. Je staat als cultuuractor dus in het hart van de verschuivingen.” “Het Europees Cultureel Parlement heeft op vraag van de Commissie een stuk geschreven over de betekenis van cultuur voor het Europese project. We hebben drie niveaus onderscheiden: de sector zelf, kunst en cultuur in andere domeinen en, zo mogelijk de interessantste, ‘kunst en
cultuur als de kern van een nieuw paradigma’.”
publiek niet uit het oog verliezen. Dat weet wat het niet wil, niet wat het wél wil. Het zoekt bij cultuurcentra rust en vertrouwen, en activiteiten om tot zich te nemen, na een werk- en filedag. Er is behoefte aan structuur, zekerheid, ankerpunten: het cultuurcentrum als gids in een overaanbod van commerciële en niet-commerciële aanbieders. Dat blijft een belangrijke functie, tenzij we alleen vooruit willen en niet omkijken naar wie al dan niet volgt.”
Leen Laconte: “En er zijn nog tendensen die erop wijzen dat dit de weg van de toekomst is: kunstenaars willen veel meer in het midden van de samenleving staan. Ze willen zich niet belemmerd voelen door het product dat ze moeten maken à la ‘schouwburg binnen, licht uit, licht aan en gedaan’. Steeds meer kunstenaars willen hun kunst radicaal in de samenleving integreren. Dat is iets anders dan ‘een voorstelling voor een Je hebt verbeelding nodig om je de toekomst schouwburg’ maken voor te stellen, en verbeelding is in de cultuuren that’s it. We moesector een natuurlijke competentie. ten voor dat soort kunstenaars de condities scheppen die ze nodig hebben om kwaliteitsvol te kunnen werken. In de meest BETEKENIS GEVEN radicale gevallen zal dat leiden tot systeem- Leen Laconte: “Het is complementair, innovatie. Dan spreken we over bijzonder denk ik. Ik herken de nood aan ankerpuncomplexe processen. Die vergen leiding, on- ten en rust, en je moet een reality check indersteuning, specifieke competenties...” bouwen. Toch pleit ik voor een andere vorm “Voor cultuurcentra kan er een specifieke van programmeren dan alleen aanbodgerol zijn weggelegd. Typisch is dat zij in de richt. We zijn soms niet vinnig en uitdagend positie staan om ‘geaard’ te kunnen zijn: er genoeg, en het gaat me om de manier zijn er veel, ze zijn verspreid en ze staan waarop we dingen doen: cultuurcentra komeestal dicht bij mensen. Dat kan hun piëren soms te veel de kunstencentra, vereigen bijdrage worden in zo’n radicaal syner- trekken vanuit hetzelfde paradigma. Voorts getisch artistiek proces. Een cultuurcen- is een CC, ondanks talrijke goede voorbeeltrum is daarin een van de spelers.” den, nog te vaak een geoliede machine: maandag dit, dinsdag dat enzovoort. Bij Jan Hautekiet: “Wij hebben het hier terecht vraaggelateerd programmeren vertrek je over ‘innovatie’, ‘een wereld in verande- niet van een discipline en een vormfixatie, ring’, ‘reflecties vanuit de kunst’, ‘artis- maar kijk je naar inhouden, naar wat mentieke praktijken’..., maar we mogen het sen boeit. Dan doe je meer dan ‘iets neer-
(
29
(
30
Bij vraaggelateerd programmeren vertrek je niet van een discipline en een vormfixatie, maar kijk je naar inhouden, naar wat mensen boeit.
zetten’. Er is veel aanbod, maar mensen leggen moeilijk verbanden en zien maar weinig context en betekenissen.” “Betekenisvolle contexten creëren met kunst kan een taak van cultuurcentra zijn. Dat is één ding: een expliciete interactie organiseren tussen kunst en publiek, waarbij beiden zich evenwaardig tot elkaar kunnen verhouden, in een leergesprek of een verdiepende ontmoeting. Kunstencentra hebben daar vaak de tijd noch de competenties voor. Verder kan het bij het programmeren niet alleen gaan over wat we artistiek als excellent of waardevol beschouwen. We moeten expliciete verbanden leggen met andere vormen van kunst en cultuur. Een mix creeren van wat een kunstenaar maakt en wat mensen in hun eigen culturele leefwereld beleven: artistiek werk, volks- en populaire cultuur, erfgoed... Als je op culturele competenties werkt, dan moeten de culturele competenties van kunstenaars op gelijke voet ingezet kunnen worden met culturele competenties van niet-kunstenaars. In je programmering moeten er dingen samen gebeuren. Het mag niet langer alleen blijven bij ‘komen kijken’.” “Mensen hun competenties laten inbrengen wordt dus fundamenteel. We hebben te weinig gewerkt aan die culturele competenties: het leven zin geven, verhalen verzinnen, rituele ontwerpen, betekenisvolle relaties aangaan... Die competenties, dicht bij het dagelijkse leven, dat leren we ner-
gens, behalve sommigen thuis en in de jeugdbeweging misschien. Maar als onderwerp van de aangeboden activiteiten? Die collectieve ruimtes zijn er nauwelijks.” Bert Mulder: “Dat is een essentieel punt. Het vermogen om betekenis en zin te geven is inderdaad erg nodig in een overaanbod. En je leert dat in een culturele context. In die zin zijn cultuur en culturele reflectie een soort van existentiële opvoeding. Je vindt het nergens anders.”
DE DIGITALE REVOLUTIE Miek De Kepper: “Als we het over innovatie
hebben, is naast de vier v’s ook digitalisering een onmiskenbare, zelfs overdonderende tendens. De bibliotheeksector is er gevoelig voor en verhoudt er zich toe. Bij de cultuurcentra blijft het wat schoorvoetend en beperkt het zich nog tot marketing en communicatie.” Franky Devos: “Digitalisering is in elk geval een fantastische kans om artistieke formats te verspreiden voor een letterlijk wereldwijd publiek. Je kunt veel meer kunstenaars, ook lokale mensen, aan de bak laten komen en hen ook inkomsten laten verwerven. De nieuwe mogelijkheden doen nieuwe modellen ontstaan. Ik geef het voorbeeld van een gamesite die ik ken: je abonneert je erop en koopt maandelijks
Leen Laconte: “We hebben in Vlaanderen twee tot drie decennia aan de democratisering van kunst gewerkt en ik ben daar zelf heel trots op. Er zijn gigantische stappen gezet, de participatie aan de kunst is groot en stevig, en ze is continu. Cultuurcentra hebben daar een geweldige rol in gespeeld. Dat zie je ook als je het vergelijkt met andere landen. Een dikke proficiat daarvoor. Maar we zitten wellicht aan de grenzen van wat je met de huidige systemen kunt bereiken. We moeten andere principes zoeken. Op de oude manier zullen we niet tot een groter publieksbereik en meer participatie komen.” een pakket. Je geeft wat je wilt, en jouw pakweg tien dollar verdeel je zelf: een deel voor de ontwikkelaar, een ander deel voor een goed doel en een deel voor de platformaanbieder.” Bert Mulder: “Cultuurcentra gaan er niet aan ontkomen de digitalisering écht te verkennen, niet louter functioneel voor de communicatie. Het zal een grote invloed hebben. Het verschil tussen de bestaande kunsten in hun diverse vormen en digitale kunst is dat alle vormen worden herleid tot twee processen: expressie en reflectie.” “Ook mediawijsheid wordt fundamenteel: hoe ga je om met die nieuwe werkelijkheid,
waarin alles steeds gelijkwaardiger wordt, in een eindeloze stroom? Het gaat existentieel om een ander proces dan pakweg een toneelstuk, dat een diep proces van betekenisvorming met zich brengt. Dat is iets heel anders dan de hele dag naar internet kijken. Die oefening van verdieping is erg noodzakelijk, omdat ze in het huidige medialandschap wegvalt, bij het oude én nieuwe publiek.” “De digitalisering zal zich vermengen met kunst: elke organisatie wordt bijvoorbeeld een radio- en een tv-station. Een voorbeeld uit Den Haag: een theatergezelschap zette de repetities voor een stuk live online. Daar waren veel meer kijkers voor dan voor de drie uitverkochte voorstellingen: dagelijks duizenden. Dat was fascinerend en onverwacht. Het publiek kreeg een verdiepte ervaring. Kijk naar The Voice, So you think you can dance, bepaalde kookprogramma’s: dat is hoogwaardige culturele expressie en daar kijkt een heel land gefascineerd naar. Dat was twintig jaar geleden niet het geval. We kiezen op tv dus voor de fascinatie voor hoogprofessionele kunstuitingen. Als je dat doorprojecteert, wat is dan de rol van een cultuurcentrum? Verdieping? Hoe wordt de verhouding met dit soort uitingen in de toekomst? Moeten ze de cultureel-esthetische reflectie in de samenleving ontwikkelen?” “We zijn in onze informatiesamenleving in twintig, dertig jaar versneld anders gaan kijken, beleven, dingen doen. Dat zal zich voortzetten, maar hoe? In elk geval: het publiek zal er over twintig jaar helemaal anders uitzien.”
31
(
PROCES! Leen Laconte: “Ik ga even door op die repe-
titieprocessen en waarom mensen dat belangrijk vinden. Door de crisis en de vragen over de legitimiteit van kunst heeft Nederland een diepgaand introspectieproces gevoerd, Vlaanderen minder. Ik heb daar zelf uit geleerd dat de impact die kunst kan hebben en waar wij met z’n allen enthou- Franky Devos: “Klopt: we moeten van onze siast over zijn – je kent het wel: meer ver- piëdestal komen en tonen hoe dingen gebeelding, de vrijheid van denken, andere creëerd worden en welk gedachtegoed erperspectieven innemen enzovoort – in elk achter zit. Processen dus. Zo kom je ook op geval en misschien vooral een effect is voor thema’s die dichter aansluiten bij waar de kunstenaar zelf. Die zit elke dag in dat mensen dagelijks mee bezig zijn en je comproces en weet hoe fantastisch het is om al municeert anders, bijvoorbeeld over maakdie heerlijke teksten te lezen en na te kun- baarheid, economische processen, hoe nen denken over andere samenlevingen. producten worden gemaakt... Je kunt daarMaar het publiek ziet alleen het kleine stukje op het Het publiek ziet alleen het kleine stukje op einde van het proces en het einde van het proces en voelt aan dat het voelt aan dat het ‘het’ niet ‘het’ niet meekrijgt tijdens zijn bezoekuurmeekrijgt tijdens zijn bezoetje. Ze zién het niet. Daar komt veel woede kuurtje. Daarom pikken tegenover kunstenaars vandaan. steeds minder mensen het dat kunstenaars zogezegd verbeelding hebben, de wereld beter ken- rond allerlei activiteiten inrichten: een biblinen en oplossingen kunnen aanreiken voor otheek van machines waar je ter plaatse moeilijke problemen. Ze zién het niet. Daar mee kunt werken, een Repair Café waar komt veel woede tegenover kunstenaars dingen hersteld worden. Als je dát publiek vandaan.” ziet... Dat is een ander verhaal dan het pu-
(
32
“En daarom zal het steeds minder gaan over producten en steeds meer over processen. Kunstenaars beginnen de switch te maken en cultuurcentra zijn geschikte plekken om die processen vorm te geven, als ze maar kwaliteitsvol zijn. Het huidige ‘aanbod’ moet blijven, maar het moet een andere plaats krijgen. Het is geen doel meer op zichzelf, wat het nu te vaak is.”
Een theatergezelschap zette de repetities voor een stuk live online. Daar waren veel meer kijkers voor dan voor de drie uitverkochte voorstellingen: dagelijks duizenden. Dat was fascinerend en onverwacht.
bliek dat naar voorstellingen komt kijken. Tegelijk was bij ons in Buda de kunstenaar Honoré d’O bij zo’n evenement aanwezig tijdens een van zijn tentoonstellingen en vertelde hij over zijn installatiekunst en zijn plastic buizen. Je gebruikt dus processen en trekt een ander publiek aan door de nieuwe mix. Mijn ogen gaan daarbij vaak open.” “Maar intussen zitten cultuurcentra met hun infrastructuur, dure zalen en zetels die gevuld moeten worden. Dat is een handicap. Misschien moeten er maar een aantal zetels verdwijnen en moet je gedwongen worden in een ander format te denken, met een heel andere infrastructuur die je verzint.” Jan Hautekiet: “Zoals nu met de kerken ge-
beurt...” Leen Laconte: “De infrastructuur getuigt van een oud model. Dit is niet de infrastructuur van de toekomst. Absoluut niet.”
AANMODDEREN OF OPTILLEN? Miek De Kepper: “Digitalisering biedt dus kansen, begrijp ik. Tegelijk is er een groeiende dualisering in de samenleving en leven veel mensen in armoede. Een zorg om mee te nemen voor cultuurcentra?” Bert Mulder: “Digitalisering kan ook op dat vlak een kracht zijn: het internet is bijvoor-
beeld een hefboom om dingen die in achterstandswijken gebeuren zichtbaar te maken voor een breder publiek en duurzamer te maken: een festival van twee dagen krijgt zo meer ruchtbaarheid. Digitaal zijn er veel meer mogelijkheden en is er meer interactiviteit. Je kunt een proces hierdoor teruggeven aan de wijk, en dus aan de samenleving. Het is een goed instrument, meer nog in crisistijden. Sociale en culturele processen van expressie worden dynamischer en meer open, minder naar binnen gekeerd. Ze krijgen een grotere sociale slagkracht.” “Kijk bijvoorbeeld ook naar het digitaal beschikbare erfgoed dat explosief groeit: interactieve databanken met foto’s, tv-archieven... Er ontstaat een gigantische, gratis digitale bibliotheek en archief. Wat kun je daar als cultuurcentrum mee, met die nieuwe clusters? Dat blijft nu liggen en musea hebben er geen tijd voor...” Leen Laconte: “Er zijn nieuwe vormen van collectiviteit aan het ontstaan bij jonge mensen, en die vinden nu weinig of geen plek. Misschien is het cultuurcentrum het laatste waar ze aan denken. Terwijl ze een plek, continuïteit en begeleiding zouden kunnen gebruiken: denk aan Repair Cafés, boekenruilkasten, geefpleinen, maar ook aan naai- en breikransjes, zangfeesten enzovoort. Die dingen ontstaan spontaan. Het zijn nieuwe vormen van solidariteit die je als cultuurcentrum kunt steunen. Hoe? Dat moet je aan hen vragen.” “Ik erger me overigens dood aan het ad hoc
33
(
Het beheer van betekenissen, het stellen van wezenlijke vragen: daar kunnen bibliotheken en cultuurcentra voor dienen.
neerplanten van kunstenaars in achtergestelde wijken. Uiteraard worden mensen daar boos om. De knowhow over de sociale implicaties van dat soort processen bij die kunstenaars is veel te klein. En voor structurele effecten die men zou moeten genereren en nazorg is er te weinig aandacht. Het komt en gaat weer weg. Die projecten vinden plaats in een complexe sociale realiteit, en dat vraagt een ingenieus weefsel aan actoren en acties als je het op lange termijn aanpakt. Sociaal-artistiek werk is dingen samen doen en het artistieke is maar een deeltje ervan. Vertrouwen op de kracht van kunst is in die gevallen onvoldoende. Voor je het weet, stuur je het signaal uit: ‘Kunst is niets voor jullie, mensen.’”
34
Bert Mulder: “Zonder professionals blijft het wat aanmodderen, bijvoorbeeld met wijkkrantjes. Professionals kunnen de reflectie aanwakkeren en op een ander niveau tillen. Het beheer van betekenissen, het stellen van wezenlijke vragen: daar kunnen bibliotheken en cultuurcentra voor dienen. Een tweede en derde laag aanbrengen: het is wonderlijk om dat mee te maken. Die zingeving kun je op brede schaal in de samenleving binnenbrengen. Ik maak me sterk dat cultuurcentra en kunstenaarsateliers de enige plekken zijn waar dat gebeurt.”
Leen Laconte: “In Vlaande-
ren ligt dat toch anders, met onze stevige sociaal-artistieke werking, die zelfs een sector is. Er is al een en ander gepresteerd op het vlak van community art en er is zelfs een subsidiesysteem. Elk cultuurcentrum zou bijvoorbeeld zijn eigen sociaal-artistiek gezelschap of sociaal-artistieke werking in huis kunnen hebben.”
Jan Hautekiet: “De grote cultuurcentra hebben een traditie van veertig jaar. Het zijn huizen met veel expertise en ze overschouwen alle disciplines. Kunst en cultuur zijn intussen veel meer gespreid en nu rijst de vraag hoe de centra zichzelf kunnen heruitvinden. We moeten in elk geval af van het kopieergedrag en grote cultuurcentra hebben ook een morele en artistieke verantwoordelijkheid tegenover de kleinere. Hoe kunnen we de senior expertise inzetten in de nieuwe context?”
HET NIEUWE DENKEN IN PRAKTIJK DE OMKERING DER DINGEN Miek De Kepper: “Ik hoorde bevlogen inzichten, die ik nu wat ‘aardser’ wil aanpakken. Hoe verruim en vernieuw je zonder wat waardevol is weg te gooien? Er is klassiek het eigen aanbod van cultuurcentra waarin de programmatoren hun ziel leggen, en het receptieve ‘gastheeraanbod’. Wat doen we met die oude spanningsboog? Met het gebetonneerde onderscheid: amateurs staat gelijk aan ‘receptief’ en professioneel aan ‘eigen aanbod’? Er is een gigantisch aanbod en veel activiteiten in Vlaanderen worden naar het receptieve gedraineerd.” Leen Laconte: “Ik zeg het wat uitdagend: het cultuurcentrum is lang zowat de tweede luitenant geweest van kapitein Kunst: het verspreidt wat daar gemaakt wordt. Dat zit ingebakken. Daar moeten we iets aan doen: die tweederangsrol moet radicaal herdacht worden. Dat hiërarchische model staat trouwens onder druk: er zijn steeds meer kunstenaars met steeds minder middelen. Een steeds grotere groep kunstenaars vindt nergens nog lang aansluiting, ook door versnipperde budgetten en de profileringsdrang onder programmatoren. De klassieke evolutie van kleine naar grote zaal, van jong naar established, van radicaal vernieuwend naar gevestigd, dat is niet meer de normale gang van zaken. Een nieuwe generatie kunste-
naars is anders bezig dan met voor zichzelf een plaats veroveren in die piramide.” “Zij maken radicaal andere kunst, volgens mij, en vinden maar weinig plekken in de gevestigde kunstencentra of moeten zichzelf organiseren, bijvoorbeeld in vzw’s. Zij zoeken nieuwe vormen van samenwerking, collectiviteit, hubs, co-creating... Zeker in Brussel. Daar kun je als cultuurcentrum iets mee, ook met disciplines of niches die de kunstensector niet echt oppakt. Wat wordt nu niet opgepikt dat toch de moeite waard is en wat kunnen we daarmee? Het zou bijvoorbeeld logisch zijn dat een cultuurcentrum voor vijf jaar een huisartiest heeft die de lokale gemeenschap tot zijn terrein maakt. Daar is in de traditionele piramide minder aandacht voor.” “Het blijft anderzijds belangrijk dat een werk van een kunstenaar een lange adem krijgt en dat gezelschappen veel kunnen spelen. Er zijn fantastische voorstellingen, maar het aantal keren dat ze gespeeld worden is beperkt. Dat staat niet in verhouding tot de investering en al helemaal niet tot de potentiële betekenis die zo’n tour kan genereren. Tournees van zestig tot tachtig voorstellingen zijn blijkbaar voorbij, en dat is een probleem. “Over het receptieve tot slot: de amateur is allang niet meer de klassieke theatergilde. Er zijn veel nieuwe vormen van liefhebbers en selfmademensen, onder andere op het internet. Daar kun je anders mee omgaan dan receptief.
35
Franky Devos: “Als directeur van een cul-
tuurcentrum zou ik overwegen de dingen om te draaien: nu staan de podiumkunsten centraal en zijn tentoonstellingen het wat ondergeschoven kind. Maar tentoonstellingen en hun plekken bieden gigantische mogelijkheden om er dingen te laten gebeuren, ook de processen waar we het over hadden. De tentoonstelling als methodiek en format is veel interessanter dan voorstellingen van het kijk-en-slik-en-zit-stilgehalte. Je kunt het debat organiseren in de ruimte zelf.” “Gebruik een expo als ontmoetingsplaats voor artiesten en de bevolking, en maak er
( 36
wachten. Wát er in de interactie gebeurt, is niet voorspelbaar en regisseren wij ook niet. We bieden alleen een marktplaats aan, een forum... Denk aan wat bibliotheken nu vaak doen.”
DE NIEUWE PROGRAMMATOR
Miek De Kepper: “Zo’n verhaal sluit inderdaad aan bij het denken over bibliotheken. De collectie is de inhoud, maar ook de plek van ontmoeting en interactie is belangrijk. Het personeel hoeft niet alleen uit gediplomeerde bibliothecarissen te De tentoonstelling als methodiek en format is bestaan. Je hebt ook andere veel interessanter dan voorstellingen van het competenties nodig, zoals kijk-en-slik-en-zit-stilgehalte. Je kunt het debat het kunnen initiëren en begeleiden van processen. Er is in organiseren in de ruimte zelf. elk geval een gigantische pool de spil van, bijvoorbeeld om drie maanden van jong loslopend wild en van jonge gelang dingen te laten gebeuren, een pro- pensioneerden met geld en tijd en een hoge gramma van voorstellingen, lezingen, opleiding... Maar voor welke thema’s kies debatten... Zo wordt je tentoonstelling bre- je dan? Dingen die lokaal in de lucht hander en laagdrempeliger. Het is en/en, maar gen? En belevenissen, oké, maar wat doe je de ruggengraat van je programmering wordt met betekenissen?” je expo. Je communiceert dan anders en je bouwt een programma op rond thematische Franky Devos: “De thematiek van zo’n expo lijnen. Het cultuurcentrum als platform ontstaat door rond de tafel te zitten met waar je nieuwe publieken binnenkrijgt. ondernemers, kunstenaars, designers, acWaar het publiek onder elkaar en met kun- tieve burgers, onderwijsmensen... Dan kom stenaars een gesprek aangaat, discussieert, je bijvoorbeeld uit op iets als ‘gezondheid’. debatteert.” Daar is iedereen mee bezig.” “Zo’n mix zorgt voor interactie die je niet krijgt met mensen die om vijf vóór acht Leen Laconte: “Een voorbeeld uit mijn toekomen voor een voorstelling en daarna eigen ervaring: in Amsterdam zat niemand naar huis moeten, omdat de babysit zit te op een Vlaams aanbod te wachten. Daar-
(
Het komt erop neer dat je mensen van binnen en buiten de kunsten en uit verschillende disciplines samen zet, verbindingen maakt en hoopt dat ze over tien jaar zullen evolueren, samen of apart...
Jan Hautekiet
( Bert Mulder en Franky Devos
Er is in elk geval geen reden om het soort dingen die in dit gesprek worden voorgesteld, niet te doen. De wetgeving staat het niet in de weg.
Franky Devos: “Het discours over producties, tentoonstellingen enzovoort dat kunstencentra hanteren is voor mij passé. Dat is het verliezende kamp. Cultuurcentra hebben het voordeel dat ze nieuwe dingen kunnen uitdenken.”
Franky Devos Leen Laconte
Ofwel gaan we mee in de totaal nieuwe maatschappelijke evoluties die we schetsten, ofwel is het over tien tot twintig jaar gedaan. Miek De Kepper
door leerde ik anders nadenken over programmeren: wat zou de Amsterdammer en de Nederlandse kunstprofessional aan een plek als De Brakke Grond kunnen hebben? Daar kwam bijvoorbeeld uit dat er belangstelling was voor hoe we in Vlaanderen in de kunsten met volkscultuur omgaan. Die vraag kwam van makers, beleidsmensen, bemiddelaars... Toen Ronde van Italië in Amsterdam startte, hebben we daarrond gewerkt. We hebben dus eerst afgetoetst met het werkveld én met het publiek, het project was structureel en evenementieel, het was een combinatie van hoog en laag, van een aanbod en een actief publiek...” “Dat vergde een langetermijndenken, veel inspanningen en de moed om je planningsinstrument op nul te zetten. Je moet in je programmering lege ruimtes laten, research doen, buiten de normale paden van het programmeren treden.”
Bert Mulder: “Maar wat doe je dan precies?
DURF!
Franky Devos: “En je moet het inzicht heb-
Leen Laconte: “Word alsjeblieft geen kun-
ben dat de kennis van het programmeren niet alleen bij jou zit. Er is veel kennis in een buurt, bij mensen die dingen zien, ook internationaal. Ze kunnen dat inbrengen. Jonge mensen zijn daar opener in. Ik laat dat ook binnen: als het dan eens een avond minder verantwoord en kwaliteitsvol is en niet beantwoordt aan De Normen, so what? Het is dan maar zo. Natuurlijk mag dat niet het enige zijn: je moet blijven kijken naar wat er internationaal gebeurt. Ik ga niet alleen Kortrijkse kunstenaars binnenhalen.”
stencentrum! Zij doen hun werk goed, maar een cultuurcentrum hoeft helemaal niet hetzelfde te zijn. Je hebt op lokaal en regionaal niveau de vrijheid om vormen te herdenken. Je hoeft niet te beantwoorden aan landelijke criteria.” “Ik denk aan de discussies over het Vlasmuseum in Kortrijk: ‘We hebben een collectie, dus moet er een museum komen, en dus een groot gebouw en dure architectuur.’ Mijn pleidooi was: waarom voor het format ‘museum’ kiezen en vervolgens moeten doen wat alle musea doen om landelijk erkend te worden? Zijn er geen andere manie-
Wat gebeurt er eigenlijk? Kun je die nieuwe vorm van programmeren leren? Of zijn mensen van nature programmator? Hoe ga je jonge mensen opleiden? Hoe ga je die dynamiek neerzetten als innovatiestrategie op grote schaal, bijvoorbeeld van een land?” Jan Hautekiet: “Het komt erop neer dat je
mensen van binnen en buiten de kunsten en uit verschillende disciplines samen zet, verbindingen maakt en hoopt dat ze over tien jaar zullen evolueren, samen of apart... Cultuurcentra als Westrand en Cc Strombeek hebben hierin als grotere spelers een verantwoordelijkheid en een hefboomfunctie voor de kleinere spelers, die op termijn hiermee aan de slag kunnen.”
39
ren om met dat erfgoed om te gaan, die veel dichter liggen bij de kracht van de streekidentiteit? Bijvoorbeeld door het vlaserfgoed terug te geven aan de landbouwers? “Waarom zou je als cultuurcentrum alleen receptief werken met ‘amateurs’? Je natuurlijke partners zijn de amateurkunsten, het verenigingsleven, volksontwikkeling, erfgoed... Er zou een bottom-up-beweging en grassrootverbinding moeten komen. Stimuleer als cultuurcentrum de synergie tussen de kunstwereld en de amateurkunsten. Tegelijk zit daar ook wel een fundamenteel probleem: dit zijn momenteel wellicht niet altijd de meest vibrante partners die je je kunt inbeelden.” Bert Mulder: “Kwaliteitsvolle dingen die mensen thuis doen, wat doe je daarmee? Hoe kanaliseer je dat? Het gaat vaak om onbetaalde high professionals. Neem nu een radiostation starten: met de huidige software kost dat 900 euro en één uur tijd... Kun je zo al die kunstenaars en hoogwaardige amateurs uit de streek een podium geven, digitaal en anders? Zo word je een vrij platform voor de gemeenschap. Je haalt naar boven wat er leeft, en daar kun je vervolgens mee werken, bijvoorbeeld om de kwaliteit op te krikken.”
40
Miek De Kepper: “Ik denk aan het deeltijds kunstonderwijs, waar Vlaanderen om wordt benijd, met zijn hoogwaardige lesgevers. En je hoort inderdaad meer dan ooit pleidooien om de cultuurcentra relevant te maken voor de lokale of regionale gemeen-
schap, en rekening te houden met de noden, wat die ook mogen zijn. Er is in elk geval geen reden om het soort dingen die in dit gesprek worden voorgesteld, niet te doen. De wetgeving staat het niet in de weg: ‘cultuureducatie’, ‘gemeenschapsvorming’... Het zijn rekbare begrippen. De vraag is hoe je het realiseert: meteen met de hele sector of eerst met een paar voorbeelden en experimenten?” Jan Hautekiet: “Het detecteren van lokaal talent, een platform geven aan mensen, de kwaliteit opkrikken, de antennefunctie...: dat is hard werken. Het is méér dan je kalender volplamuren en aanvinken welke voorstelling je binnenhaalt.” Bert Mulder: “Klopt. Eerst is er de vraag
wat een cultuurcentrum is en welke verantwoordelijkheid je wil en moet nemen. Dan kun je gaan nadenken over het nieuwe programmeren. Als de verheffing van het volk bij het cultuurcentrum zit, dan moet je dat invullen.” “Het zou een interessante exercitie zijn om te zien of een overheid ook inspirerend kan zijn in haar decreten en beleid, in plaats van de huidige betekenis- en inspiratieloosheid. Kun je de overheid inspireren om inspirerend te zijn? Moet je plaatsvervangend beleid maken? Het is een fundamenteel probleem, ook in de zorg.” Leen Laconte: “Programmator is het mooi-
ste vak op aarde en het valt nergens te leren. Je leert het al doende, en daardoor ontstaat
(
Je moet in je programmering lege ruimtes laten, research doen, buiten de normale paden van het programmeren treden.
er ook nogal wat kopieergedrag. Misschien moeten we investeren in ernstige opleidingskansen van programmatoren. En inderdaad, een inspirerend decreet zou van pas komen. Onderhuids groeit ook hier de malaise die we in Nederland hebben gehad, maar dan zonder het publieke debat .”
VAN GATEKEEPER TOT GANGMAKER Franky Devos: “De politiek denkt in decretale kaders: cultuur, onderwijs, welzijn... Alles is opgesplitst. Dat belemmert ons niet om ook middelen bij economie te halen en de opsplitsing mag geen paraplu zijn om dingen niet te doen.” “Mensen zijn mondiger geworden, de burgerparticipatie evolueert positief en de culturele sector kan niet achterblijven. Je mag met je discours niet te ver van de realiteit staan, een verwijt dat de sector nu krijgt. Anders worden we gigantisch afgestraft en krijgen we Nederlandse toestanden. Dus: ofwel gaan we mee in de totaal nieuwe maatschappelijke evoluties die we schetsten, ofwel is het over tien tot twintig jaar gedaan. Het is maar goed dat je verplicht wordt te wankelen en je eigen canon en netwerkjes ter discussie te stellen. Je moet constant debatteren met andere sectoren en proberen je punt te maken. Dat is confronterend en uitputtend, maar ook spannend. We moeten het meer doen.” “We zitten nu nog in een comfortabele situ-
atie, maar het zou niet slecht zijn om bijvoorbeeld een aantal gebouwen anders te bedenken en ze misschien een tijd gesloten te houden en te zien wat dat teweegbrengt. Of even te snijden in je financiën en een situatie van onvoldoende middelen te creeren. Of een kwart van het personeel een jaar met loopbaanonderbreking te sturen. Creëer je eigen handicaps. Het zou kunnen dat daaruit allerlei creatieve initiatieven ontstaan.” Leen Laconte: “Dé opdracht ligt in het om-
draaien van de huidige werkrichting en daarover willen nadenken: we hoeven niet alles zelf te willen doen. We moeten van gatekeepers gangmakers worden en systemen bedenken om andere processen binnen te halen en niet alles zelf te willen bepalen. Veeg het programma van de tafel en stel de vraag: wat zou ik doen als ikzelf niets zou programmeren? Wat niet belet dat er nog klassiek geprogrammeerd kan worden...” Bert Mulder: “Ik heb niet het gevoel dat we
heel verschillende dingen zeggen die niet bij elkaar kunnen komen. Je ziet tijdens een gesprek als dit een nieuwe toekomst groeien. Alleen hebben we nog geen format. Het zou boeiend zijn een imaginair jaar te verbeelden. Een jaar waarin je rekening houdt met al die verbindingen. Pas bij de uitwerking word je geconfronteerd met de complexiteit. Dat lijkt me een spannende exercitie.”
41
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
)
THEATERMAKERS AAN HET WOORD
D E K U N S T VA N MATCHMAKING WOUTER HILLAERT
Al werd het cultuurcentrum ooit opgetrokken voor het brede publiek, zijn eerste gasten blijven toch de artiesten. Zij zijn het die het podium – en zo de zaal – vullen. Noem het een vorm van matchmaking wat het cultuurcentrum doet. Al veertig jaar geeft dat een bloeiend huwelijk. Maar voor de toekomst vrezen vele podiumkunstenaars haren in de boter. Om hun verhouding met het publiek te doen blijven floreren, vragen zij van het cultuurcentrum meer beweeglijkheid in de programmering én meer standvastigheid in de artistieke keuzes.
Omdat artiesten altijd artiesten zullen blijven, is het cultuurcentrum voor hen in de eerste plaats een podium. Zij willen gezien worden. En zeker in grote A-centra als Westrand en Strombeek kan dat in het lang en in het breed. Theatergezelschappen als Malpertuis, Zuidpool of Het Gevolg spelen in cultuurcentra vaak op grotere podia en voor een potentieel groter publiek dan in hun eigen zaal. Die fysieke verbreding is artistiek niet altijd een cadeau, maar geeft hen wel meer armlengte als gezelschap. CC’s doen hen extra in de spotlights staan. Toch is het cultuurcentrum voor artiesten meer dan een dak boven hun voorstellingen. Wim Vandekeybus heeft veel te danken aan Westrand omdat hij er ooit warm verwelkomd werd als jong artiest. “Dat was de tijd dat we zelf nog geen repetitieruimte hadden, en alle theaters in het centrum van Brussel overboekt waren. Ik stapte naar Westrand en vroeg of er geen ruimte vrij was om te werken. ‘Tuurlijk, kom maar af!’ Ik was blijkbaar de eerste die dat daar kwam vragen.” Tot op vandaag wijst Vandekeybus jonge dansers en choreografen op het bestaan van de cultuurcentra in de Brusselse Rand, als ze op zoek zijn naar repetitieruimte. Die ‘plek buiten het centrum’ begrijpt het opperhoofd van Ultima Vez niet enkel geografisch, maar ook figuurlijk. “Ik moet denken aan onze speelreeks van Sonic Boom in het Théâtre de la Ville in Parijs, in 2005. Elke avond was er hetze over die ene scène waarin een danser zich in de borst snijdt. Maar toen we diezelfde voorstelling in de
rand van Parijs speelden, even verderop, bleek dat totaal geen punt. Buiten het centrum is er iets meer ruimte voor avantgarde. Het is een plek voor gedurfder werk.” Voor Vandekeybus moeten schouwburgen als Westrand en Strombeek dat als het uitgangspunt zien voor hun rol en positie voor de toekomst: dat ze als ‘cultuurcentrum’ juist cultuur buiten het centrum aanbieden. “Je wil dat er uit hun aanbod een visie spreekt op alternatief werk. Net omdat er een kleiner budget is dan bij de Brusselse huizen, zouden randstedelijke cultuurcen-
(
Buiten het centrum is er iets meer ruimte voor avant-garde. Het is een plek voor gedurfder werk.
tra het in de gedurfde hoek moeten zoeken. Naast de trendy programmering van de KVS, het Kaaitheater of de Beursschouwburg is er nog zoveel anders! Wil het cultuurcentrum zijn positie blijven handhaven, dan zal het zijn aanbod voorbij die lijn moeten denken.”
HET POTJE EN HET DEKSELTJE Dat is een heel andere kijk op het cultuurcentrum dan hoe het ooit is uitgedacht. Ook vandaag wordt het CC nog steeds uitgebaat vanuit het perspectief van ‘het lokale publiek’. Dat publiek is het prisma waar de drie officiële basisfuncties van het
43
44
cultuurcentrum elkaar kruisen: cultuurspreiding, cultuurparticipatie en gemeenschapsvorming. Zo is programmeren voor een CC wel denken vanuit een kwaliteitsvol aanbod, maar altijd met het addendum ‘voor ons publiek’. Vandekeybus daarentegen redeneert, als kunstenaar, veeleer vanuit het bredere artistieke aanbod. Waar kan het cultuurcentrum het verschil maken voor wat er vandaag over heel Vlaanderen geproduceerd wordt, en voor degenen die dat produceren? Het zijn twee perspectieven die al van boven de wieg van het cultuurcentrum met elkaar wedijverden: ‘het CC moet het publiek dienen’ versus ‘het CC moet de kunst dienen’. De centra die zich onderscheiden, zijn zij die week na week bewijzen dat het eigenlijk om een valse tegenstelling gaat. Zij zijn matchmakers volgens de ware kunst van het matchen: beide partijen zo verbinden dat ze zich elk gerespecteerd voelen in hun profiel en hun verwachtingen. Het eeuwige verhaal van het potje en het dekseltje, dus. Beide doen passen vraagt een voortdurende dialoog, enig risicogedrag en een scherpe blik op evoluties in zowel je lokale gemeenschap als het hele bovenlokale kunstenveld. Dus ja, het cultuurcentrum is veel meer dan een podium met een dak boven. Het is een sociaal en een artistiek massagesalon: een voortdurende oefening in prikkelen, pijngrenzen aftasten, spanningen losmaken en doen genieten.
NEEMT NIJNTJE HET OVER? Alleen: komt binnen die evenwichtsoefening de nadruk niet steeds eenduidiger op het publiek te liggen? Dat is waar nogal wat theatermakers zich zorgen over maken, als je hen vraagt naar de toekomst van het cultuurcentrum. “Ik zie één groot gevaar, en dat is de commercialisering,” aldus Arne Sierens. “In Nederland zijn er nu al burgemeesters die van hun schouwburg vragen dat die winst maakt. Ook in Vlaanderen vrees ik dat we die weg opgaan. Als je ziet hoe het aanbod van stand-up uitbreidt, moet je wel besluiten dat de ruimte voor risico’s krimpt. Voor je het weet, worden programmatoren gewoon conciërges die hun huis opendoen voor commerciële initiatieven, en zien we straks alleen nog K3 en Nijntje de Musical. Dat is in vele CC’s nu al een pest. Westrand en Strombeek volharden wel, maar hoe lang kan dat nog?” De klacht ‘dat het allemaal zo oppervlakkig wordt’ is zo oud als de straat, maar klinkt vandaag fundamenteler. Makers wijzen niet langer individuele programmatoren met de vinger, wel het model waarin zij moeten werken. “Programmatoren zitten zelf in de klem,” ervaart Koen van Kaam van Zuidpool. “Onlangs kregen we van een CC te horen dat het ons komend seizoen niet kan programmeren ‘omdat jullie voor onze gemeenteraad als te moeilijk gelden’. Dat is toch de wereld op zijn kop? Nu lokale besturen een analytische boekhouding moeten hanteren en de seizoenprogramma’s van CC’s voorgelegd worden aan de gemeenteraad, zit de politiek erbovenop.
(
Onlangs kregen we van een CC te horen dat het ons komend seizoen niet kan programmeren ‘omdat jullie voor onze gemeenteraad als te moeilijk gelfikse besparingen. En den’. Dat is toch de wereld op zijn kop?
Zelfs de geëngageerde programmatoren lopen met hun ziel onder de arm. En bij vele theatergezelschappen is de verkoop voor volgend seizoen rampzalig.” We zitten op een kantelpunt, concludeert Michael De Cock, artistiek leider van t,arsenaal. “Het hele spreidingsmodel dat veertig jaar is uitgebouwd, zit aan zijn grens. Ik herinner me de tijd waarin ik met Pieter Genard voor dertig man in de Velinx in Tongeren speelde, en het cultuurcentrum dat top vond. Dat is nu ondenkbaar geworden. Het systeem valt ten prooi aan vermarkting, het dictaat van de politiek bepaalt de selectie. Het cultuurcentrum loopt tegen een identiteitscrisis aan. Het is tijd voor een nieuw model.”
SYSTEMEN DIE ELKAAR BIJTEN Vanwaar die scherpe analyses, ook van gezelschappen die nooit echt te klagen hebben gehad over de aandacht van cultuurcentra voor hun werk? Onder alle gevleugelde idealen van cultuurspreiding, cultuurparticipatie en gemeenschapsvorming rust nu eenmaal het aardse slijk. En dat geld voor cultuur is tegenwoordig duur. De decennialange doorschuifpolitiek van verantwoordelijkheden naar het lokale niveau, vaak op vraag van burgemeesters zelf, zorgt nu voor wurgende gemeentebegrotingen. Stadsbesturen zien zich verplicht tot
immateriële winsten – cultureel genot, kritisch bewustzijn, gemeenschapsvorming – maken hun rekening niet. Vandaag tellen harde euro’s, ook in de zachte sectoren. Arne Sierens begrijpt er, zelfs vanuit economisch oogpunt, helemaal niets van. “Om het met een quote van wijlen Gerard Mortier te zeggen: cultuur is juist de motor van de economie! Een land dat zijn cultuur niet soigneert, boert economisch achteruit. En dat kan erg snel gaan, zelfs op één generatie tijd.” De besparingsnood knaagt niet enkel aan de personeelsbezetting en het programmabudget van CC’s, maar ook aan een van de pijlers van hun matchmaking tussen artiesten en publiek: ‘de interne subsidiëring’ binnen cultuurcentra. Die bouwt op het solidariteitsprincipe dat de winst van succesvolle voorstellingen het verlies compenseert van het minder winstgevende aanbod. De comedians ‘betalen’ het theater, zeg maar. Dat principe komt nu onder druk. De traditie van de uitkoopsom (CC betaalt een gezelschap een vaste prijs) dreigt het te moeten afleggen tegen het partage-systeem (een gezelschap krijgt een deel van de ticketverkoop). “Dat is een commercieel idee,” vindt Van Kaam. “Maar als wij verplicht zijn om 12,5% eigen inkomsten te verwerven, zijn we afhankelijk van uitkoopsommen.” Van de kunst van matchmaking is dan nog weinig sprake. “We gaan naar systemen die elkaar bijten. Het hele model klopt niet meer.” Toekomstvoorspellingen zijn altijd heikel,
45
(
( 46
Een land dat zijn cultuur niet soigneert,
maar erg roze zien ze er in elk boert economisch achteruit. En dat kan geval niet uit. “Het veld is de erg snel gaan, zelfs op één generatie tijd. jongste tien jaar ontploft, nu zal het weer verengen,” voorvoelt Michael De Cock. “Dat hoor ik ook pro- verkopen om nog hetzelfde te verdienen en grammatoren voorspellen: we gaan naar werken dus eigenlijk meer en meer voor een situatie waarin verschillende spelers zichzelf dan voor de gezelschappen die ze zullen uitvallen.” Zelf wil De Cock daar niet vertegenwoordigen. Bovendien is de marge al te dramatisch over doen. “Er verschuift op voorstellingen voor de gezelschappen té van alles, maar in plaats van de grote crisis klein geworden om nog een deel van de uit te roepen, kunnen we beter zoeken naar koek af te staan. Dat systeem is volgens mij de opportuniteiten die zich aandienen. En uitgedragen, zowel voor grote als voor die zijn er.” kleine structuren.” Daarom gaat t,arsenaal binnenkort weer zelf de boer op om zijn artistieke plannen voor te stellen aan programmatoren. “Het INTENS CONTACT GEWENST model van de toekomst is er een van intens Zo gelooft De Cock dat het zowel voor cul- contact, zonder verkoopbureaus, waarbij tuurcentra als voor gezelschappen noodza- het artistiek-inhoudelijke gesprek prikelijk is om weer kleiner te gaan denken en meert. Het huidige systeem zal verbrokkemeer in te zetten op kwaliteit dan op kwan- len en in elkaar stuiken. Bureaus zullen titeit. “Ik vind het voor de toekomst be- alleen nog zin hebben als ze weer de kwalilangrijker om te investeren in een teit van de vertegenwoordiging boven de kwantiteit zetten.” Er verschuift van alles, maar in plaats Arne Sierens verwacht eenzelfde invan de grote crisis uit te roepen, kunnen stelling van programmatoren. In de we beter zoeken naar de opportuniteiten hele wisselwerking tussen artiesten en publiek moet juist hun rol weer die zich aandienen. En die zijn er. centraler worden. “Ik merk nu veel vertrouwensrelatie met een beperkt aantal schrik, wat zich uit in de keuze voor grote CC’s dan om in elk gat in Vlaanderen te namen. Maar dat is niet de maatstaf. De spelen. Door de bemiddeling van verkoop- maatstaf is een goeie programmator die zijn bureaus als Thassos, Collage, Bis Produk- publiek continu verleidt om te komen kijties… is de afstand tussen cultuurcentra en ken naar wat hij of zij goed vindt. Een progezelschappen de jongste jaren te groot ge- grammator moet niet fungeren als een worden. Ik zie hun belang op termijn afne- ambtenaar, maar meer als een artistiek leimen. Zij moeten steeds meer voorstellingen der. Zo zijn de goeie centra die centra die
scherpe keuzes maken: ‘Wij gaan resoluut voor dans’, ik zeg maar wat. Als er dan geen kat komt, heeft de programmator gewoon zijn publiek niet weten te overtuigen. Zijn of haar overtuigingskracht is cruciaal.” ‘Meer durf’, ‘meer lef’, ‘avontuurlijker programmeren’: het zijn verwachtingen die zowat alle makers in de mond nemen als ze het over de toekomst van het cultuurcentrum hebben. Dat doen ze niet voor het eerst. Deze aanmaningen behoren intussen tot het standaardrepertoire van het kunstenveld over de CC’s. Ze kunnen programmatoren wel eens op de kast jagen, omdat ze dreigen te veralgemenen. Ook Raf Walschaerts van Kommil Foo relativeert. “Er wordt veel geklaagd en geweeklaagd, maar ik ken meer dan genoeg programmatoren die hun prospectie zeer ter harte nemen. Wat die vijftien speerpunten zien, bereikt ook andere centra. CC’s hebben onderling best veel overleg. Het is zeker niet allemaal kommer en kwel.” In feite is de enige relevante vraag die van programmatoren tot zichzelf: kunnen zij in het huidige klimaat nog hun eigen ambitie waarmaken? Als dat niet zo is, en die indruk wordt door makers vrij breed gedeeld, dan is het zoeken naar strategieën van verzet tegen vermarkting, politisering, al te felle commercialisering. Individuele donquichotterie zal weinig zoden aan de dijk brengen. Vereende krachten des te meer, over de gemeentelijke grenzen heen, en in dialoog met het publiek. De macht van het cultuurcentrum is immers zijn brede klandizie, tegelijk het electoraat van de lokale
politiek. Neutraliteit, daarentegen, is de dood van de kunst.
MEER YOUNG IN HET CC Hoe zit het overigens met die klandizie van het CC? Gepolst naar hun verwachtingen voor het cultuurcentrum van de toekomst, vragen artiesten niet enkel aandacht voor hun eigen artistieke waren, maar bepleiten ze ook een hernieuwde aansluiting bij een veranderend publiek. Ze vragen van hun matchmaker dus een creatiever denken op beide fronten. Zo ervaren meerdere makers, onder wie Walschaerts, dat het abonnementensysteem waarop het cultuurcentrum sinds jaar en dag stoelt, verouderd raakt. Letterlijk. “Met Kommil Foo doen we jaar na jaar een uitgebreide tournee langs de cultuurcentra, en daarnaast staan we telkens met langere reeksen in de Arenbergschouwburg in Antwerpen en de Capitole in Gent. Wat ons daarbij frappeert, is het verschil in publiek. In de Arenberg is het zoveel jonger en diverser, terwijl de veroudering in de cultuurcentra absoluut een feit is.” Hoe dat komt? Vooral door ‘den boek’: de vuistdikke seizoensbrochure waarin al in het voorjaar met bijna Bijbelse allures wordt vastgeklonken wat er vanaf het najaar in het CC te zien zal zijn. Naarstig maakt de trouwe bezoeker zijn potlood nat en kruist hij – vaker een zij – maanden van tevoren zijn programma aan. Tickets op zak, klaar voor de zomer!
47
“Zo’n abonnementensysteem heeft het bij. Er ontbreekt een leidend principe.” Ook voordeel van een goeie klantenbinding, hier geldt: collectieve afspraken zijn de maar het nadeel dat het seizoen al voor aan- enige remedie tegen een doorgaande convang half dichtgebetonneerd zit,” weet Wal- currentieslag die het aanbod versplintert en schaerts. “Daar spreek je jonge mensen uiteindelijk voor iedereen de financiële natuurlijk niet mee aan. Zij hebben geen zin meerwaarde devalueert. om aan cultuur te doen met een abonnement.” Arne Sierens droomt van een flexibele programmering, zoals in de muziek. WIT IS OUT “Als Neil Young uitverkocht is, dan programmeren de organisatoren een tweede en Niet alleen een jonger publiek, ook een desnoods een derde avond. Waarom kan meer gekleurd publiek zien verschillende dat niet in de CC’s? Ik denk echt dat ze een artiesten als een noodzakelijke uitdaging veel groter potentieel hebben dan ze zelf voor het cultuurcentrum van de toekomst. vermoeden, mochten ze wat minder afhan- “Zowat overal waar we spelen, is de zaal gen van hun abonneepubliek. Welke acht- zonder meer wit,” merkt Walschaerts. “Dat tienjarige wil zich nu associëren met is heel jammer, maar ook heel moeilijk te plekken waar de gemiddelde leeftijd straks verhelpen.” Toch zal ‘gemeenschapsvorzeventig jaar is?” ming’ alleen maar een geloofwaardige funcKortom: makers vragen meer artistiek ge- tie van het CC kunnen blijven, als die sprek voor de langere termijn, en een meer gemeenschap anders wordt gedacht en beflexibele programmering op kortere termijn. Die dubbele vraag Zowat overal waar we spelen, is de zaal vloekt nogal met de huidige gang zonder meer wit. Dat is heel jammer, van zaken, waarin voorstellingen maar ook heel moeilijk te verhelpen. aangeprezen, vastgelegd en verkocht worden tot anderhalf jaar op voorhand – vaak op basis van een vaag beginseltekstje voor een creatie die naderd. Zeker aan de rand van Brussel, dat nog amper bedacht is. Ook dat is een oud de komende jaren een stevige bevolkingszeer. Zelfs Raf Walschaerts ziet van die pro- explosie op zich af ziet komen, is een culgrammering-voor-de-feiten steeds meer de tuurcentrum het aan zichzelf verplicht om beperkingen. “Het is een vicieuze cirkel interculturaliteit uit te werken als een cenwaar alle partijen in verstrikt zitten: de ge- traal speerpunt. Dat vraagt niet alleen om zelschappen, de verkoopbureaus en de cul- een stevige omschakeling, maar ook om een tuurcentra. Zowat iedereen frustreert er integrale visie. Anders krijg je enkel eilandzich aan, en niemand heeft er echt voordeel jes, vanuit een geforceerd doelgroep-den-
(
48
ken. Matchmaking is samenbrengen, niet elk gaat? Het is moeilijk buiten de bestaande mallen te denken, ook voor kunstenaars. gemeenschapje apart bedienen. In dat licht heeft Westrand voor meerdere Maar ideeën zijn er wel degelijk. Arne Sieartiesten één grote drempel. Het is boven- rens bepleit een betere integratie tussen het dien een hele hoge, als je het gebouw bin- lokale en het Vlaamse niveau, waardoor nenkomt: het opschrift ‘Dilbeek, waar cultuurcentra bijvoorbeeld steun kunnen Vlamingen thuis zijn’, pontificaal op de to- krijgen om artiesten en groepen in residenneeltoren. Wim Vandekeybus kan er nog al- tie te nemen, zoals in Frankrijk, door ze de tijd niet bij. “Raar dat die gevaarlijke letters kans te geven daar te repeteren en een lange er nog altijd hangen, ik schrik elke keer als ik ze zie. Naast het traditionele aanbod in de eigen zaal Met al die culturen die bij moet een cultuurcentrum ook meewerken aan ons op het podium staan, zijn omgeving. Daar is een hele nieuwe genezou die slogan er telkens ratie makers ook helemaal klaar voor. weer af moeten als wij daar spelen. Je kan die overtuiging natuurlijk reeks te spelen. Wim Vandekeybus oppert wel koesteren, maar moet ze dan ook als een architecturale ingreep, zodat het een tatoeage op je gebouw? Hoe kan de raad cultuurcentrum ook een black box krijgt, van bestuur dat nog toestaan? Het is een dichter aansluitend op de huidige podiumsymbool dat totaal niet meer bij vandaag praktijk. Michael De Cock gelooft in heel past, en waarmee Westrand vooral zichzelf nieuwe manieren van cultuur aanbieden, limiteert.” Zo ziet Koen van Kaam in We- gericht op meer thematische omkadering strand de ideale plek voor een intensere uit- rond producties, samen met het lokale wisseling met het Franstalige theater. middenveld. “Veel mensen zijn op zoek “Cultuur moet vooroplopen, dat moeten naar inhoud, spreek hen aan!” we samen vanuit de hele sector forceren.” De jonge Vlaamse regisseur Lucas De Man, vooral werkzaam in Nederland, ziet het allemaal nog utopischer. “We moeten een cultuurcentrum niet langer zien als louter een OPENPLOOIEN NAAR BUITEN plek waar toeschouwers samen in een zaal Hoe dat dan allemaal moet, die toekom- zitten, maar als een provider van meerdere stige matchmaking tussen artiesten die weer functies in de gemeente. Naast het traditivooral een inhoudelijk gesprek willen, en onele aanbod in de eigen zaal moet een culdat publiek dat jonger en diverser moet? tuurcentrum ook meewerken aan zijn Hoe keer je als cultuurcentrum die neiging omgeving. Daar is een hele nieuwe generatot commercialisering en vermarkting om, tie makers ook helemaal klaar voor, om juist in een tijd waarin de knip op de beurs connecties te maken met groepen in de
(
49
50
stad, projecten met bewoners op te zetten, noem maar op. Het CC moet zich veel meer gaan inschrijven in initiatieven met verschillende lagen.” Een andere verschuiving die De Man ziet, is een nieuwe verhouding tussen local en global. “Kijk naar projecten als die van Adelheid Roosen of Sarah Vanhee: ze toeren internationaal, maar betrekken op elke plek wel plaatselijke bewoners en figuranten. Cultuurcentra moeten die netwerken opbouwen en mee inzetten in artistieke projecten. Zo bereikte ik ooit, in het kader van Varkenland, driehonderd boeren in Izegem, omdat het lokale cultuurcentrum hen had benaderd. Het komt erop aan naar buiten te plooien en de stad in te nemen.” De Man ziet ook kansen in de digitalisering. “Het is helemaal niet ondenkbaar dat we binnen afzienbare tijd lokaal inloggen op concerten op heel andere plekken in de wereld, of op voorstellingen die zich tegelijk op vier locaties afspelen. Is het cultuurcentrum daar klaar voor? Niet alleen nationaal reizen, ook de cultuurbeleving zelf zal heel andere vormen aannemen.” Zo sprak Lucas De Man het in mei 2013 ook uit tot de verzamelde schouwburgdirecteuren van Nederland, op hun VSCD-congres. Het laatste deel van zijn speech vormt een mooie coda op deze reflectie van artiesten over wat het cultuurcentrum van de toekomst kan zijn. Wat wordt de kunst van matchmaking na 2014? In elk geval een andere kunst dan die van vandaag.
Ik spreek tot zij die willen zoeken, vechten, botsen, struikelen en weer opstaan om de volgende stap te zetten. Die waarin een schouwburg niet alleen een hoop bakstenen is waar je leuke voorstellingen kan kijken, maar een huis waar alle organisaties, verenigingen en bedrijven uit de stad hun ont-moeting kunnen vinden. (Met ont-moeting bedoel ik, in de meest existentiële zin van het woord: een moment van niet moeten. Ware kunst creëert een moment van niet moeten tussen ik en mijzelf, ik en de ander, ik en de wereld.) Een schouwburg is een huis dat niet enkel ontvangt, maar ook initieert. Een huis waar samenwerking niet alleen een modewoord is, maar een filosofie. Een huis dat ook buiten de muren gaat, de stad in, soms als partner, soms als initiator, maar steeds als veroorzaker van die ont-moeting. Een huis waar mensen verbonden en betrokken worden. Waar een kunstenaar niet enkel een voorstelling aan het publiek toont, maar ook zijn zoeken met hen deelt. Een huis waar de publiciteitsdienst zich niet beperkt tot een leuk boekje en veel posters en flyers, maar mensen heeft die actief langsgaan bij organisaties, burgers en bedrijven die inhoudelijk passen bij bepaalde voorstellingen of pro-
jecten. Een huis dat hele dagen, soms tot diep in de nacht, open is voor elke speler van de creatieve industrie van die stad. Waar die mensen in elke hoek van het gebouw kunnen vergaderen, werken en hun ideeën delen en dit eens in de zoveel tijd komen presenteren aan het bedrijfsleven en andere partners uit de stad. Een huis dat een online community beheert en ook online projecten doet, waarvan sommige 24/24 7/7 doorgaan. Een huis dat maand- of jaarthema’s kiest en daarrond projecten opzet in de hele stad, waar wetenschappers, filosofen, politici, bedrijven, sociale organisaties, lokale media, kunstenaars en anderen aan deel kunnen nemen. Een huis waar verschillende groepen, samengesteld uit de gemeenschap, een deel van het programma mogen kiezen. Waar op het dak een moestuin wordt aangelegd, waar de gemeenteraad twee keer per jaar een open sessie organiseert met publieksparticipatie, waar de jongeren hun… En NEE, u hoeft het niet alleen te doen. Meer dan ooit hebben de makers en kunstenaars ook een verantwoordelijkheid om met u mee te zoeken, mee te praten, mee te denken, en vooral mee te doen, zowel met creëren als met verbinden. En
het zal per gemeente, per schouwburg, per directeur, per kunstenaar, per publiek verschillen wat er wel werkt en wat niet. Het zal keihard zijn en sommigen zullen het niet overleven en zullen hun schouwburg omgebouwd zien worden tot een HEMA met seniorenflats errond. Anderen zullen vasthouden aan wat was en geen stap durven zetten, maar het is tijd om te springen. Er ligt een enorme, maar prachtige taak op ons te wachten. Eindelijk! De taak midden in de samenleving te gaan staan en onze rol als veroorzaker en huis van ontmoetingen volwaardig in te vullen en uit te dragen. En onthoud: NIEMAND WEET HET, NIEMAND. Dus weten we niet waar we zullen uitkomen. En toch moeten wij – kunstenaars, kunsthuisleiders en kunstkaderaars – durven springen. En misschien zullen we keihard tegen de grond kwakken, maar zolang we gesprongen hebben met alles wat er in ons zit, kunnen wij tenminste zeggen dat we tussen de sprong en de val gevlogen hebben. (Lucas De Man, mei 2013, VSCD-congres)
51
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
)
EEN ONDERNEMER AAN HET WOORD
“AUTHENTIEK ZIJN EN RISICO’S DURVEN NEMEN: DAAR GAAT HET OM” BART VERHAEGHE
Moeten we Bart Verhaeghe (1965), voorzitter van Club Brugge en van Uplace, nog voorstellen? Eén facet van zijn biografie lichten we er in deze context speciaal uit: Bart Verhaeghe is een geboren Rand-bewoner, met West-Vlaamse roots. Hij groeide op in de schaduw van Cc Strombeek. Verhaeghe zag de cultuurcentra in de vier decennia van hun bestaan evolueren. Vóór we aan het gesprek beginnen, past een kleine waarschuwing: “Ik ben soms nogal zwart-wit. Om uiteindelijk grijs te zeggen. Dat geeft meer effect. En ik wil mezelf niet propageren als kunsten cultuurfreak. Ik ken jullie business en werking niet bijzonder goed.”
I N T E R V I E W D O O R F R E D G I L L E B E R T, WIM MEERT EN PATRICK DE RYNCK
Hoe kijk je vanuit je persoonlijke ervaring naar de cultuurcentra zoals ze waren? Bart Verhaeghe: “Wij gingen met het college voor alle toneelvoorstellingen en ook voor films naar het cultuurcentrum. Als ik daarop terugkijk, heb ik een dubbel gevoel: ik voelde als collegegast te veel betutteling, vanuit een te groot opvoedingsideaal: ik werd eerder opstandig als ik iets ‘mooi’ moest vinden. Maar ik heb er ook veel leuke momenten meegemaakt. Al was het maar het buitenvliegen tijdens een film omdat je te veel praatte... En natuurlijk was er de interactie met de meisjes van de belendende school, en later de bar waar we bleven hangen, toen nog tot twaalf uur. Als kind van West-Vlaamse ouders zag ik er onder meer Willem Vermandere. Er waren ook de muziekschool en de taalleergangen. Het was voor mij als Grimbergenaar echt een ontmoetingsplaats op fietsafstand, een plaats die een stempel drukte op haar omgeving. Maar die dus ook veel te veel poneerde wat de norm was, wat goed en slecht was enzovoort, en die te veel in het eigen kringetje bleef draaien. Daar heb ik op afgehaakt. Ik wilde vrij zijn in mijn geest, zelf dingen ontdekken.” “Cultuurcentra zijn voor mij een kind van hun tijd, een product van een overheid die geloofde in een maakbare wereld. Vandaar de toenemende interventie van die overheid, ook op cultureel vlak, regulerend en corrigerend. Het was ook een tijd waarin Vlaanderen op cultureel vlak autonoom werd. Democratisering van cultuur en haar expressies door ze te spreiden was het doel,
en ook het creëren van niet-verzuilde ontmoetingscentra.”
CULTUURCENTRA ANNO NU Dat waren de jaren 1970. We zijn nu 2014. Bart Verhaeghe: “Ik denk dat die rollen voorbijgestreefd zijn en dat de culturele wereld naar een autonoom bestaan moet streven, met een eigen missie in een veranderende wereld en een zakelijk beleid dat erop gericht is winstgevend te zijn. ‘Emancipatie’ is voor mij een kernbegrip: de emancipatie van de bezoeker betekent dat we afmoeten van het betuttelende en elitaire
(
Misschien moet je op jullie dak een letterlijk ronddraaiende vuur- of lichttoren zetten?
opvoedingsideaal. Ik geloof ook niet in geforceerde stand-aloneprojecten die inzetten op participatiebevordering van wat men ‘maatschappelijk zwakke doelgroepen’ noemt.” “De emancipatie van de cultuurcentra zelf wil voor mij zeggen dat ze zich op een authentieke, natuurlijke wijze moeten integreren in hun omgeving, die dus snel aan het veranderen is. Het mogen geen eilandjes zijn. Ze moeten de banden aanhalen met het lokale verenigingsleven, de economie, het toerisme, het onderwijs... De dialoog aangaan met hun gemeenschap, daar komt het op neer.”
53
“Risico’s nemen: daar gaat het mij om. Het is maar door mensen die risico’s nemen dat er iets verandert. Je moet durven dingen doen, ook in cultuur. Geloof in jezelf. Begin niet met te zeggen: ik wil eerst geld en dan kan ik pas iets doen. Misschien kun je als cultuurcentrum grote en zogezegd onbereikbare namen triggeren door ze als voorbeeld op te voeren. Vanuit een maatschappelijk belang. Of door ze naar hun roots terug te brengen. De buurt erbij te betrekken. Zelf een mooi concept aan te reiken...”
“Ik zou zeggen: wees niet bang voor de veranderingen om je heen, maar word een wegbereider voor de veranderende samenleving, en doe dat op een authentieke wijze. Ik vind dat de KVS in Brussel daar heel goed in slaagt: zij nemen hun bezoekers serieus en ze zijn een platform voor de vele stemmen en verhalen in de meertalige en superdiverse hoofdstad van Europa.”
GEMEENSCHAPSVORMING IN DE RAND 54
Als bewoner van de Rand zie je Brussel en die Rand evolueren en als ondernemer speel je in op trends. Welke rol kunnen cultuur en gemeenschapsvorming spelen in die evoluties? En in
Uplace? Zie je mogelijkheden om samen te werken met cultuurcentra? Bart Verhaeghe: “Cultuur heeft een erg belangrijke rol in de maatschappij en kan echt aan gemeenschapsvorming doen, op één voorwaarde: dat ze zich op een natuurlijk, niet-geforceerde wijze in die maatschappij inschuift. Ons wetenschappelijk onderzoek rond Uplace leert bijvoorbeeld dat voor veel mensen ‘luxe’ niet betekent ‘materialistische dingen of geld’, maar unieke belevenissen opdoen, lanterfanten, rondkijken, voelen, ruiken, dingen ontdekken en doen... We leven in een beleveniseconomie en de verwachtingen van het publiek zijn daarop ingesteld. Het gaat dus zelfs niet in de eerste plaats om kopen. Ook cultuurcentra kunnen daarop inspelen door te bemiddelen tussen kunst- en cultuurmakers en de individuele totaalbeleving van de bezoeker. Ik kom terug op een woord dat al viel: authenticiteit is belangrijk, zowel voor brands als voor cultuurcentra. Het geldt bijvoorbeeld ook voor voetbal. En je moet mensen stimuleren, niet manipuleren. Ze dingen laten ervaren, niet voorkauwen.” “Uplace speelt in op dat onderzoek en op de noden die zich voordoen, zoals de verschraling van het winkelaanbod: meer dan honderd merken die je wél vindt in de buurlanden, zijn in België afwezig, ondanks de interessante markt en de koopkracht van de mensen hier. Uplace zal daaraan beantwoorden. Het wordt ook een ontmoetingsplek en een ervaringsbestemming, met een intendant. Cultuur, sport en leisure – mode, koken, lichaamsverzorging, de op-
name van een tv-programma – zullen er een grote rol spelen. Met voortdurend activiteiten, opleidingen, shows, experience... Ik wil geen tweede Wijnegem worden. Zo plannen we een music hall en theater met 3000 zitjes en ongeveer 200 voorstellingen per jaar, met een aanbod dat ligt tussen het Sportpaleis en Vorst Nationaal, en de cultuurcentra in de Noordrand. Zo’n zaal is er nu niet in de Noordrand. We kijken ook naar kids en er komt een bioscoop.” “Natuurlijk kijken we naar mogelijke vormen van samenwerking met de cultuurcentra. Gemeenschapsvorming en de band met de buurtbewoners zijn enorm belangrijk voor ons: we hebben al een verantwoordelijke voor buurtcommunicatie en we sponsoren lokale initiatieven. Wij zijn er ook
“Je leert niet zozeer uit je successen, wel uit je falen. Maar dat is hier een moeilijke gedachte. In die zin is Vlaanderen zeer conservatief. En tegelijk betweterig en arrogant. Ik ben al te vaak geconfronteerd met mensen die mij vanuit een arrogantie zeiden hoe iets moest zijn. Het zijn ook altijd weer dezelfden die in de media worden opgevoerd en die zichzelf alleen maar bevestigen... Mensen zijn te mondig geworden om dat nog aan te nemen. Ik heb wél veel respect voor echte kenners, zoals ook in het voetbal.”
voor Machelen, waar we de jeugdwerking van de voetbalclub steunen, Diegem, Vilvoorde... Uplace is een investering in mijn eigen regio, en wordt een factor van integratie: er zullen ongeveer drieduizend mensen werken. Ook dat is voor mij duurzaamheid. Ik wil dat mijn regio leuk en bruisend is. In het belang van iedereen.”
ECONOMIE, CULTUUR EN DIGITALISERING, ÉÉN FRONT? Hoe zie je de financiering van cultuurcentra vandaag de dag? Bart Verhaeghe: “We moeten af van het idee dat kunst alleen maar ware kunst kan zijn als ze niet gesponsord is en onafhankelijk van de markt. De kunstwereld gaat daar nog te veel van uit, van een kunstmatig onderscheid tussen zogezegd ‘echte’ kunst en ‘utilitaire’ kunst. Onder het mom van Autonome Kunst krijgen bepaalde organisaties hierdoor een elitair kantje. Als cultuurorganisaties zich echt willen integreren, moeten ze zelf op zoek gaan naar middelen en langetermijnwinst genereren dankzij een zakelijk management en een bedrijfsmatige aanpak.” “We moeten echt stoppen met te denken dat cultuur en economie elkaars tegenpolen zijn. Het tegendeel is waar: de toenadering tussen de economische en de culturele sfeer kan heel wat synergieën teweegbrengen. Sponsoring brengt cultuurorganisaties binnen in het economische veld en dat zal tot een verzakelijking en een optimalisering
55
“Ik woon in Nieuwenrode en vond het maar doods. Ik heb toen dorpsfeesten georganiseerd en gesponsord, met alle lokale verenigingen. Het hele dorp was er en dan pas wisten we van mekaar dat er een goede muzikant woonde, een actrice enzovoort. Tot de politiek het overnam. Toen was het kapot.”
van hun beheer leiden. Door sponsoring kun je ook nieuwe doelgroepen aanboren.” “Bedrijven zijn steeds meer op zoek naar manieren om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Cultuursponsoring kan daarvan genieten: via kunst en cultuur krijgen bedrijven prestige, doen ze aan waardebeleving... De toenadering tussen de economische en de culturele sfeer biedt dus voor de twee partijen een heel aantal voordelen.” “Ik vind wel dat de cultuursector moet streven naar een vereenvoudiging van het
56
“Dat de overheid een rol speelt in de culturele infrastructuur en dingen faciliteert, vind ik logisch. Maar voor wat er in de gebouwen gebeurt, moet je vrij zijn en de markt laten spelen. Er mag geen vooropgezet idee achter zitten. Dat werkt niet. Het is ook zo eenzijdig en intellectueel oneerlijk.”
beleid: je hebt vandaag drie beleidsniveaus die allemaal subsidies geven vanuit verschillende potjes en met andere criteria en regelgevingen. Dat moet anders kunnen.” De omgeving wordt hoe langer hoe meer ook digitaal. Hoe moeten we daarmee omgaan? Bart Verhaeghe: “Daar moet je écht op inzetten! Zoals in het echte leven is dat geen of/of-verhaal, maar versterken online en offline elkaar, zowel in de bedrijfswereld als in de culturele sfeer. Digitalisering is geen bedreiging maar een verrijking van het leven, als je ze goed toepast. Je moet het omarmen en het tot een troef maken voor je fysieke plaats. Zo doen we het ook bij Club Brugge, met een van de drukst bezochte websites van het land.”
“Ik mis in Brussel en omgeving fierheid en het geloof in eigen kunnen. Het zal van mensen moeten komen, niet van gebouwen. Kunstenaars, maar ook directeurs van cultuurcentra. Jullie moeten het uitstralen, een netwerk maken, zorgen voor een smoel voor de regio...”
“Kijk naar de consumenten van vandaag: ze bestuderen merken en producten online en vergelijken prijzen, maar tegelijk willen ze het product ook voelen en zien in de ‘echte’ winkel. Hetzelfde geldt voor kunst en cultuur, denk ik: de twee werelden versterken
de ervaring. Je kunt in de culturele wereld hierdoor veel makkelijker de dialoog aangaan met je ‘consument’. Ik verbind het ook met de toenemende diversiteit in de wereld rond de cultuurcentra: de digitale omgeving kan een goed middel zijn om daarmee om te gaan.”
UITSMIJTER Bart Verhaeghe: “Wij hebben niet de ambitie om een cultuurcentrum te worden. Maar we gaan ook muziek en theater programmeren. En ik wil graag ook grote kunst bij ons brengen. [Stilte bij de twee directeurs van de cultuurcentra] Dat is toch niet erg? Waarom schrik hebben van een concurrent? Je moet niet kijken naar bedreigingen, maar naar je eigen mogelijkheden. Concurrenten maken je beter en zorgen dat je je differentieert. Die differentiatie moet je duidelijk maken aan je publiek. En we hebben er samen belang bij dat het goed gaat met de regio hier, in al zijn facetten. Er is nood aan een sterke Rand. Dat moet van de mensen zelf komen. En daar kunnen we samen voor zorgen.”
“Veel ondernemers – dat is iets anders dan bedrijven – willen iets terugdoen voor hun omgeving. Je moet als cultuurhuis duidelijk maken dat ze belang hebben bij een bloeiende en boeiende regio en dat jij daartoe bijdraagt. Dat beseffen ze trouwens zelf zéér goed. Toon je maatschappelijk belang en je eigenheid.” “Alles moet authentiek zijn. Hang geen wereld op die er niet is. Doe niet fake en koop geen authenticiteit. Je verhaal moet er stáán. En jullie kunnen als cultuurhuis die authenticiteit bieden, net als sportclubs. Zoek kunstenaars die daar vanuit een positieve houding over denken.” “Integratie wil niet zeggen dat je je basiswaarden moet opgeven. Maar als je dat zegt, krijg je bij ons de pers over je heen. Terwijl een grondstroom in de bevolking dat ook vindt en serieus genomen wil worden. Tegelijk moet je openstaan voor de wereld. Dat is een van de taken van een cultuurcentrum: breng de wereld binnen vanuit een breed perspectief, niet alleen vanuit een bepaalde kleur.”
57
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
)
EEN CULTUURSOCIOLOOG AAN HET WOORD
“ K U N S T E NA A R S M O E T E N O N M A AT BINNENBRENGEN” PASCAL GIELEN
Kunst- en cultuursocioloog Pascal Gielen (1970) is sinds het begin van het nieuwe millennium een van de gezaghebbende stemmen als het over kunst en cultuur in Vlaanderen en ver daarbuiten gaat. Momenteel werkt hij als docent aan de Rijksuniversiteit Groningen en aan de Fontys Hogeschool voor Kunsten in Tilburg. Gielens kennis van de Nederlandse situatie zindert ook in dit gesprek mee: “Ik waarschuw al jaren voor Nederlandse toestanden.” Een Rand-specialist wil Gielen zich niet noemen, maar voor de cultuurcentra heeft hij wel pittige boodschappen.
INTERVIEW DOOR PATRICK DE RYNCK
Volgens jou moeten cultuurcentra en zeker Acentra, tegen de economische en politieke druk in, blijven gaan voor artistieke eigenzinnigheid en culturele innovatie. Ze hebben een sociale en culturele opdracht en ze moeten “een uitgesproken politieke strategie” ontwikkelen. Is dat emancipatie anno 2014? Pascal Gielen: “Voor een goed begrip: ik heb het niet over partijpolitiek. Politiek is voor mij het vormgeven aan de samenleving. In die zin zijn ook cultuurinstellingen altijd bezig met politiek en daar moeten ze zich bewust van zijn. Tot vijf jaar geleden was ik absoluut niet met dat politieke aspect bezig en dat zou nog altijd zo zijn als ik niet in Nederland was gaan werken. Ik heb daar gezien dat er bepaalde krachten aan het werk zijn, onder invloed van de globalisering, die een duidelijke politieke agenda doorvoeren, die je niet aan één bepaalde partij of aan links of rechts kunt toewijzen. Het gaat om ‘de kolonialisering van de leefwereld’, om met Habermas te spreken.” “Culturele eigenheden worden daardoor bedreigd, zoals het idee dat je als programmator autonoom X en Y kunt selecteren. Die autonome ruimte wordt aangetast. Dat zie je in de Nederlandse schouwburgen: daar zijn ze anders moeten gaan programmeren omdat ze een hoog percentage aan eigen inkomsten moeten genereren. Hierdoor verdwijnt je culturele eigenheid. Dat mag je niet toelaten als cultuurcentrum. Je moet daartegen ageren en je mag je daarbij vooral niet opsluiten in de eigen wereld, want dan vergeet je strategieën te ontwikkelen en goede tactieken te hanteren.”
”Leren verbeelden, dat is heel belangrijk: zo geef je je eigen zijn betekenis. Dat is dé opdracht van de hele culturele waaier in Vlaanderen. Meer en meer zien we dat cultuur bijna nog de enige speler is die dat reflexief doet en die daarvoor de instrumenten, kennis en methodes in handen heeft. Cultuur en cultuurcentra moeten voortdurend proberen de woorden te vinden – ik wil daar graag bij helpen – om dat uit te leggen aan hun omgeving.”
“Ik ben absoluut voor de autonome culturele ruimte, maar je moet begrijpen dat dit een verworven recht is van de moderniteit, dat je moet blijven bevechten. En dat doe je niet door alleen maar over artistieke kwaliteit te spreken en voor je eigen parochie te preken. Je moet je maatschappelijke relevantie aantonen voor de buitenwereld en dus soms een ander discours hanteren, maar juist om de autonome ruimte te behouden, niet om toe te geven. Je moet vertalen waarom die ruimte belangrijk is. Dat is mijn pleidooi van de laatste jaren.” Bij dat ‘vormgeven van de samenleving’ is er in Vlaanderen een tendens naar decentralisering: het lokale niveau krijgt meer bevoegdheden, ook wat cultuur betreft. Pascal Gielen: “Ik ben bang voor te veel decentralisering. Het doet me denken aan de
59
“Maak scherpe keuzes: wat willen we met de Turkse gemeenschap? Hoe krijg je een natuurlijke relatie met wat ‘zij’ belangrijk vinden? Hoe maak je ze deelgenoot van je gemeenschap en je kunsten...? Dus niet: ‘We gaan nu eens een Turk programmeren.’”
60
discussie hoe je het best een democratie organiseert. In elk geval, lokale overheden hebben minder massa en staan zwakker. En de bemoeienis van de lokale politiek, dat is een klassiek verhaal bij de cultuurcentra, vanaf dag één. Je moet je als cultuurcentrum natuurlijk wél lokaal inbedden, dat is iets anders. Natuurlijk mag en moet de lokale overheid op tafel slaan als haar op goede grond iets niet zint: wanneer je als cultuurcentrum iets supergoed vindt voor je lokale bevolking, maar er zit slechts vijf man in je zaal, dan mag een lokale politicus vragen dat zo’n centrum ervoor zorgt dat er volk is en dat het daarvoor strategieën ontwikkelt. Anders voldoet het niet aan zijn taken.” “Maar je moet op Vlaams niveau een stok achter de deur houden, in de zin van: er zijn Vlaamse kwaliteitscriteria voor cultuurcentra en daar moet je aan beantwoorden. Dan krijg je een goede spanningsrelatie tussen het Vlaamse en het lokale niveau. Ik ben voor die gezonde spanning en voor een divers subsidiëringssysteem. Je hebt als Acultuurcentrum nu eenmaal verschillende
cultuuropdrachten. Je zou zo’n centrum dus met Vlaams geld kunnen betalen om de Vlaamse en internationale top in dans, theater enzovoort binnen te halen. Daar heeft een A-centrum met zijn regionale taken recht op. Eén kanttekening daarbij: de Rand, met z’n ligging vlak bij Brussel, is natuurlijk een andere situatie dan pakweg Hasselt en Turnhout. Andere opdrachten zijn meer lokaal: ruimte geven aan het lokale verenigingsleven en lokale kunstenaars, dat kun je lokaal laten financieren. Die lokale functies en de band met het brede sociaal-culturele verenigingsleven, dat is in Nederland compleet weggeslagen. In Vlaanderen zorgt dat nog altijd voor een veel hogere cultuurparticipatie.” “Zo kun je verschillende lagen inbouwen, met verschillende opdrachtgevers of subsidiënten. Dan krijg je ook binnen zo’n huis zelf een spanningsveld, ook bij het personeel. In die spanningen kunnen zich juist interessante dingen voordoen en ontstaat er een wisselwerking. Je moet ze als A-centrum zelfs institutionaliseren.” Een ander spanningsveld van onze tijd is dat tussen aanbodgericht en vraaggestuurd werken. Als je het extreem stelt: moet je als cultuurcentrum uitgaan van wat mensen vragen? Of bepaal je het aanbod zelf en zorg je ervoor dat je je met dat aanbod voldoende inbedt in je omgeving? Pascal Gielen: “Alleen maar aan de vraag beantwoorden is volgens mij verkeerd. Je hebt een weerstandsfunctie, en die moet je opbouwen met je publiek. Begin daarom als-
jeblieft nooit over ‘klanten’ te praten. Je bent bezig met een gemeenschap, met individuen, met Bildung en het subjectiveren van mensen.”
“Cultuur is een autonome waarde naast het economische en het sociale, en biedt de ondergrond daarvoor. In de Scandinavische landen merk je nu een sterke cultural turn. Ook in het onderwijs gaat daar weer veel aandacht naar cultuur.” “De cultuursector in Nederland is meegelopen in een managementsdiscours. Ze verloren zelfs de woorden om hun eigenheid te omschrijven, omdat ze zich definieerden in termen van klanten. En zo kon de overheid beweren dat ze niet bespaarde, maar dat de geldstroom binnen cultuur verschoof naar de creatieve industrie. Ik heb daar niets op tegen – ik ben een grote fan van popmuziek, populaire films, series enzovoort – maar verwar het niet met kunst zoals ik die begrijp. Het gaat in de creatieve industrie om formats die vooraf goed berekend zijn. Het wordt gevaarlijk als de overheid gaat roepen: ‘Kijk eens, mensen van de cultuursector, de creatieve industrie is toch winstgevend?’ Zo kan ze de druk opvoeren – ‘je moet meer eigen inkomsten hebben’ – onder het mom van maatschappelijk draagvlak, en dan loopt het scheef. Zo bouw je geen cultureel publiek op, wel een publiek van consumenten.”
“Je moet, als je over cultuur spreekt in brede zin, altijd met drie aspecten rekening houden en die in balans proberen te brengen. Cultuur betekent dat je mensen in een sociale orde introduceert, zeg maar: de praktijken en gewoonten van een bepaalde gemeenschap. Dat is een heel belangrijke taak. Een tweede opdracht is het kwalificeren: wat zijn vaardigheden, kennis, competenties die je nodig hebt om in een cultuur of in een bepaalde culturele discipline – koken, dansen, communicatie – te kunnen functioneren? Dat is in principe een taak van het onderwijs, maar daar worden heel veel kansen gemist. De taal leren, inburgering...: ook daar gaat het om. En een derde kernactiviteit van de cultuursector is subjectiveren: mensen leren een zelfstandige, autonome en kritische positie in te nemen. Hen emanciperen en een stem geven. Dat laatste kan bijvoorbeeld door de confrontatie met een ‘elitaire’ kunstenaar: 90% van
“De culturele component wordt helemaal vergeten in de politiek. Ik denk dat dat een vergissing is en dat de politiek zichzelf zo mee ondergraaft. Het wordt meer en meer een soort managements- en beheerscultuur, met een retoriek van ‘de begroting moet in evenwicht zijn’ en ‘goed bestuur’. Er wordt niet meer nagedacht over waarden waar men voor staat.”
61
de mensen zal het niet begrijpen en dan moet je aanvaarden dat het niet voor hen is weggelegd.”
62
“Kijk naar je omgeving: wie woont hier, wat leeft er in een gemeenschap en welke kunstenaar zou interessant kunnen zijn om daar iets mee te doen? Er zijn meer en meer kunstenaars, ook van een andere origine, die hierop inspelen.”
art: dat is projectmatig, het is goedkoper en de politiek kan ermee uitpakken: er is altijd wel iets moois te zien. Maar structureel grijpt dat niet in op je sociaal weefsel. Dan moet je er volgens mij niet aan beginnen. Kunst kan overigens absoluut niet alleen die verantwoordelijkheid dragen. Dat is te gemakkelijk. Waarmee ik niet gezegd heb dat een geïntegreerde aanpak geen zin kan hebben, zoals een cultuurcentrum dat samenwerkt met het OCMW. Het opkomen voor de eigen wijk is zelfs bijzonder belangrijk en kunstenaars kunnen daarin poken.”
Laten we dat even toepassen op de vraag aan cultuurcentra om meer buiten de muren actief te zijn en de wijken in te gaan. Pascal Gielen: “Wat ik met dat soort projecten in Nederland vaak heb gezien, is dat ze allesbehalve subjectiverend werken. Heel veel community art, zoals dat heet, dient om mensen te socialiseren: ‘Dit is onze sociale orde en daarin proberen we u in te passen.’ Er werden absoluut geen structurele politieke vragen gesteld van het type ‘hoe komt het dat hier dingen scheefgroeien?’ En als je ze stelde, ging de stekker uit het project en konden kunstenaars ophoepelen. De opdrachtgevers – lokale overheden, immobiliën... – hebben nu eenmaal ook de macht. Eerst hebben ze het sociale weefsel in veel wijken kapotgemaakt: door fusies van schooltjes, het wegnemen van medisch centra en dat soort dingen. Dat proberen ze nu op te lappen, onder meer met community
Liggen er ook geen kansen door het procesmatige van kunst en cultuur meer aan bod te laten komen en dát in de leefwereld van mensen te integreren: laat mensen zien hoe kunstenaars werken, laat ze cocreëren en je krijgt een heel andere dynamiek en misschien minder gehate kunst? Pascal Gielen: “Wat die haat voor kunstenaars betreft, ik vind het juist een van hun taken dat ze gehaat worden vanwege wat ze doen. Zij moeten de onmaat binnenbrengen in een samenleving. En natuurlijk moet je mensen de kans geven om daarin te komen. Of je dat bereikt met het procesmatige, weet ik zo niet: wie betrek je er dan bij? Ik wil nog eens zien hoe je grote delen van de bevolking in zo’n proces integreert. En maakt het mensen begripvoller voor kunst? Veel mensen kopen een ticket en willen voor de rest vooral niet te veel lastiggevallen worden. Ik ben ook zo. Is het procesdenken niet opnieuw vooral sociaal interessant?” “Ik zie het meer structureel. Neem een
voorstelling als Cesena van Anne Teresa de Keersmaeker en Björn Schmelzer van enkele jaren geleden. Dat ging over fundamentele thema’s, zoals individualisme. De voorstelling liet via de polyfonie zien wat het betekent op de grens van een pre-individuele samenleving te handelen, bewegen, zingen. Die inzichten zijn cruciaal voor een maatschappij die zich op het hoogtepunt van het individualisme bevindt. Aan zo’n voorstelling kun je allerlei dingen koppelen, zelfs een traject van enkele maanden of een jaar, met wijkprojecten, scholen die meedoen, debatten.... Waar kwam het idee voor de voorstelling vandaan? Komen de thema’s in andere kunsttakken en vooral in de samenleving breed aan bod? Bestaan er boeken over? Wie heeft er nog rond gewerkt? Je kunt daar een heel programma rond opzetten. Denk bijvoorbeeld aan wat het stuk Alle Marokkanen zijn dieven van Arne Sierens in Gent teweegbracht, met een maand op voorhand gigantische discussies waar zowat iedereen zich bij betrokken voelde...” “Je zou je als cultuurcentra je kunnen afvragen: wat is hier politiek aan de hand in de Rand? Het is een bijzondere paradox: instellingen die de Vlaamse identiteit uitdragen, terwijl ze tegelijk beseffen dat het dweilen met de kraan open is. Het is juist interessant daarop in te spelen. Ik weet dat men daar nu genuanceerder mee omgaat dan een tijd geleden, maar toch... Uiteindelijk gaat het over thema’ s als globalisering, regionale ontwikkeling en de spanning daartussen. Dat is perfect om een jaar of
zelfs langer mee te werken. De ligging van Westrand en CC Strombeek is een enorme rijkdom: de Rand is niet de stad. Eigenlijk moet je dat thematiseren en juist op zoek gaan naar kunstenaars waarvan je denkt dat die de thematiek aanraken, breder trekken, opengooien.” “Dat vind ik een belangrijker methodiek dan procesmatig werken. Laat dingen incuberen. Het lijkt me ook interessant voor kunstenaars als ze weten dat een cultuurcentrum hun ding structureel inbedt. Bouw thema’s op, laat kunstenaars hun project uitleggen, wees geïnteresseerd. Dan hoef je niet in te boeten aan elitaire cultuur. En zo maak je van je cultuurcentrum ook een thuis. Dat is nóg een functie, in tijden waarin alles vloeiend wordt: mensen een gevoel van thuis geven, gastvrijheid en oriëntatiepunten aanreiken... zowel voor kunstenaars als voor je publiek.”
“Als ik terugdenk aan mijn eigen jeugd in Maasmechelen en het cultuurcentrum daar, dan had je daar ook de bibliotheek, alle kookclubs en kaartverenigingen kwamen er, ik organiseerde er een optreden van TC Matic... Alain Platel en Jan Fabre en Anne Teresa De Keersmaeker kwamen er. Alles kon er door elkaar. Die publieken kwamen elkaar op zijn minst tegen. Dat kun je als cultuurcentrum nog altijd.”
63
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
)
EEN PARTICIPATIEWAKER AAN HET WOORD
MAG IK U WA A R S C H U W E N ? BART ROGÉ
CULTUURBELEVING VANDAAG. TWEE VERHALEN Mag ik u waarschuwen? Volgend jaar, in 2015, wordt Michael J. Fox opnieuw hot. Back to the Future? Doet het nog een belletje rinkelen? Daarin hopte een zeker Marty McFly – het personage dat Fox speelt – van 1985 naar 1955 en later, in de sequel, naar… 2015. Het hoeft niet altijd honderd jaar na Le Sacre du Printemps te zijn, nietwaar? U wenst Stravinsky en Diaghilevs Ballets Russes? Wij ook, maar ook regisseur Zemeckis en tijdreizen! Dat was de thematische focus van het laatste ‘cultuurweekend’ waaraan ik participeerde. Een jaarlijks uitje dat door enkele studievrienden wordt opgezet. De integrale screening van de Back to the Future-filmtrilogie stond er op het programma, met bijbehorende quiz en een uitvoerig debat over actuele technologische ontwikkelingen, utopieën voor de toekomst en jawel… jeugdcultuur. Was het u ook al opgevallen dat de jeugd zich vandaag vrij inspiratieloos spiegelt aan de modetrends uit de jaren tachtig? Fleecetruien en witte sokken: ‘normcore’ heet die nieuwste vogue ondertussen. Iedereen denkt er het zijne van, maar ziehier: een fijne format voor cultuurparticipatie op maat van het spitsuurgezin met uiteenlopende universitaire diploma’s, kinderen in verschillende leeftijdscategorieën en weinig tijd. Maatschappelijke bespiegelingen op basis van populaire cultuur, want wie maakt tegenwoordig nog het onderscheid? Amusement dat alludeert op studentikoos en jeugdwerksentiment. En
dat alles van op de sofa in een huurhuisje in de Vlaamse Rand. Wie heeft nog cultuurcentra nodig? Een ander verhaal. Dat van Iddrisu, of Dries, zoals ze hem op de werkvloer doorgaans noemen. Na een jaar Frankrijk belandde hij als dertienjarige in België. Zijn ouders namen wijselijk de biezen toen het te spannend werd in Angola. Vandaag is hij bijna negentien. Best een intelligente en eigenzinnige kerel, maar echt aarden doet hij niet in het provinciale nest waar hij nu woont. Een loner, een goeie lasser, die een technisch plan kan corrigeren en nog één jaar heeft als werkstudent voor hij het letterlijk alleen moet doppen. Hij woont krap, met ouders die maar één ambitie hebben: dat hun kinderen – er zijn er vier – het maken. Dat zorgt voor spanningen. Want leeftijdgenoten hebben ‘vrije tijd’, zakgeld en alle ruimte om zich ‘te ontplooien’. Iddrisu niet. Niets mag of kan, alles moet. Dus is Dries teruggetrokken – asociaal, altijd zijn koptelefoon op – en ontploft hij soms. Maar de jonge man is wel een wandelende encyclopedie wat betreft Kuduro. Met regelmaat pompt hij gigabytes Kizomba en Batidabeats over naar mijn computer, brandt hij – tegen een zacht prijsje weliswaar – mixtapes voor nieuwsgierige leeftijdgenoten en linkt hij shows in Rijsel, Brussel of Charleroi op zijn Facebook. Maar er ook naartoe gaan zit er dus niet in. Hij participeert aan cultuur van op zijn laptop. Surfend op – voor ons – obscure muziekblogs en soundcloud accounts. Ik zou niet weten naar welk cul-
65
tuureducatief aanbod ik hem kan toeleiden. Het jeugdcentrum zegt hem niets, laat staan dat hij aan zijn ouders uitgelegd krijgt wat dat is. Hij vertoeft nog het vaakst in de bibliotheek. Als hij zijn laptop moet afstaan aan zijn zus, om er haar huiswerk op te maken. In de bibliotheek hebben ze ook computers met koptelefoons en internet dat tot in Angola reikt.
DEFICIT Met Demos, het steunpunt voor sociaal-artistiek werk in Vlaanderen, schipperen we elke dag tussen dergelijke verhalen door. ‘Leefwereldperspectief’, noemen we dat. We komen in het sociaal-artistieke en het sociaal-culturele, in kunst- en cultuurhuizen, in het jeugdwerk en in het jeugdwelzijnswerk, in OCMW’s en CAW’s, in buurtwerkingen en bij samenlevingsopbouw… Steeds vaker op plekken die we labelen als ‘informeel’ omdat er nog geen beleidskader voor is bedacht. Overal wordt cultuur gemaakt en gesmaakt. In leefwerelden die we maar zijdelings delen: groot en klein, hoog en laag, duur en voor niets. Overal wordt getrokken en geduwd, geëxperimenteerd en geprobeerd. We moeten
66
(
dat onderkennen. Nog nooit stond cultuurparticipatie zo hoog op de agenda. Overal: zowel in de praktijk als in het beleid. Want iedereen ziet het democratische deficit. Niet alleen in de zaal, maar ook op sectorniveau. De brede cultuursector is niet representatief voor de samenleving. Daarmee is die sector geen unicum. Ook dat moeten we onderkennen. In andere sectoren speelt het deficit evenzeer en steekt de angel misschien nog harder. En overal zijn de breuklijnen aan elkaar gelinkt en met elkaar verweven. Ze worden er alleen niet kleiner op. Maar dat ontslaat niemand van de verantwoordelijkheid om het deficit te proberen te keren. Al blijft een inclusieve cultuursector een utopie, de sense of urgency moet een constante blijven. Die taak neemt Demos op zich.
SLUISWACHTER
Laten we, met de twee verhalen van hierboven in het achterhoofd, vertrekken van een eenvoudige premisse: cultuurparticipatie is de motor van de sector. Zonder participant misschien wel cultuur, maar geen cultuursector. Dat klinkt aanlokkelijk maar is toch cru om te stellen, want door de band noemen we kunstenaars de ‘drijvende krachten’ in Nog nooit stond cultuurparticipatie zo onze sector. We vinden het hoog op de agenda. Overal: zowel in de onkies om een publiek praktijk als in het beleid. Want iedereen vrijuit te geven wat het ziet het democratische deficit. wil. Daar is de commerciële sector voor.
(
Participanten worden dus benaderd vanuit een tekort en tegen het licht van een maatstaf gehouden. Een tekort dat geheel op hun conto geschreven wordt en een maatstaf die niet de hunne is. En dus haken ze af.
Nee, we willen een sector die bemiddelt tussen vraag en aanbod, die creëert en spreidt, die vormt en stimuleert. Dat is de taak die de cultuursector moet opnemen. Ze is legitiem en staat onder constante spanning, zowel vanuit het aanbod als vanuit de vraag. Maar het blijft essentieel te erkennen dat dat spanningsveld normatief geladen is. Elke organisatie in de sector, dus ook een cultuurcentrum, is een sluiswachter die een waardeoordeel velt. En met dat oordeel worden participanten ingesloten, maar evengoed uitgesloten. Hetzelfde geldt voor kunstenaars. Vandaag hebben we een cultuursector – en een bijbehorend beleid – die vooral vanuit het aanbod bemiddelt. Niets belet de sector om de taak die hij zich toedicht, resoluut te laten starten vanuit de participant. Als er één uitdaging is voor de toekomst, dan is het wel deze.
GEDEELDE AGENDA Hoe kan een cultuurcentrum bemiddelen met de participant als startpunt? Sta me toe eerst uiteen te zetten hoe cultuurparticipatie vandaag benaderd wordt. Het startpunt is het aanbod dat aan de man/vrouw moet worden gebracht. Dat blijkt geen gemakkelijke opdracht, want participatie wordt onmiddellijk geframed in drempels: is mijn aanbod betaalbaar, bereikbaar, beschikbaar, begrijpbaar en bruikbaar? Er
worden dan ook extra inspanningen gedaan. De termen zijn bekend: ‘toeleiding’, ‘doelgroepgerichte communicatie’, ‘kortingen’, ‘publiekswerking’, ‘educatie’… Het wegwerken van drempels is een essentiële voorwaarde om tot cultuurparticipatie te komen, maar staat niet los van het normatieve kader waarbinnen je als organisatie actief bent. Nog te vaak wordt er enkel in termen van een eigen kwaliteitsstandaard, de eigen modus operandi, gedacht. Voor diegenen die niet zomaar aan die standaard en formats – willen of kunnen – voldoen, zijn de extra inspanningen in de eerste plaats een extra station dat de ‘norm/normaliteit’ van de samenleving kracht bijzet. Participanten worden dus benaderd vanuit een tekort en tegen het licht van een maatstaf gehouden. Een tekort dat geheel op hun conto geschreven wordt en een maatstaf die niet de hunne is. En dus haken ze af. Samenvattend: wanneer cultuurparticipatie vanuit een aanbodsoptiek wordt ingevuld, vervalt de organisatie snel in zelfreferentieel denken. De grote uitdaging ligt in het doorbreken daarvan. Hoe pakken we dat aan? Je hebt hulp nodig. Van buitenaf. Om je eigen normstelling, patronen en maatstaven uit te pluizen heb je buitenstaanders nodig. Je kan onderzoeken en consulteren, samenwerken met organisaties uit andere
67
sectoren. Maar je hebt vooral ruimte nodig waarin andere mensen en groepen iets op de agenda – kunnen en mogen – zetten. Een sterk participatiebeleid start met een gedeelde agendasetting. Wat we dus zoeken, is een openheid voor confrontatie met andere leefwerelden, culturen en levensstijlen om tot die gedeelde agenda te komen. Met Demos drukken we organisaties op het hart dat ze nog altijd sluiswachter moeten zijn, maar geen gated community. Wanneer professionals niet langer van tussen hun vertrouwde muren komen, hebben ze de neiging hun eigen professionalisme te verabsoluteren en doen ze de veronderstelling op dat ‘hun manier’ de enige natuurlijke weg is om uiteindelijk tot participatie te komen. Niets is minder waar. Het erkennen van de participant als een actieve gesprekspartner in de planning en in het creëren van het aanbod is geen verhaal van ‘u vraagt, wij draaien’. Het gaat om de dialoog die je aangaat, een proces dat je doorloopt en de tijd die je daarvoor neemt. Omdat je het nodig vindt.
WEG MET SPREIDING!
68
Cultuurparticipatie laat zich dus niet vangen in een consumentenlogica van vraag en aanbod. Het is geen probleem dat goed gemanaged moet worden, geen streven naar efficiëntie en professionalisme. Het is ook geen verhaal dat zich louter ent op doelgroepen. Want wie is vandaag geen doelgroep en hoe groot is de diversiteit binnen
een doelgroep niet? Het participatievraagstuk richt zich op de vraag wie nu juist op verandering aanstuurt en wat dan het object van de verandering wordt. Het democratische deficit in onze sector moet kleiner worden, maar zal nooit verdwijnen. We mogen de doelstelling van een participatiebeleid dus ook niet louter in die richting oriënteren. Participatie is om zichzelf belangrijk als proces, en heeft eigenlijk geen duidelijk afgelijnde finaliteit. Maar hoe kader je zoiets in je organisatie? Of moeilijker: welk beleid faciliteert dit soort processen? Met Demos hebben we geen pasklare antwoorden. We weten dat we met meer ‘verschillende’ mensen de cultuursector vorm moeten geven. Maar het gaat niet om koppen tellen. We schrijven ons graag in in een transitievertoog: oude denkkaders moeten herdacht worden, zonder aan te sturen op een breuk. Het komt er alleen op aan de transitiefase zo kort mogelijk te houden. Een spreidingsideaal bijvoorbeeld is niet langer houdbaar. Het culturele aanbod, maar ook de beleving, is te divers en te gefragmenteerd geworden. Straks zijn er alleen nog maar niches en doelgroepen. Daar zullen we allemaal mee moeten leren leven. Net zoals met de vaststelling dat de sociale, economische en demografische breuklijnen in onze samenleving ook door de cultuursector lopen en dat we die als sector misschien niet kunnen oplossen maar wel een plaats moeten geven.
NIEUWE POSITIES EN ANDERE FOCUS GEWENST
beleven. Dit wijst organisaties op een zeer divers veld vol opportuniteiten, op cultuurbeleving die ergens in een ‘tussenruimte’ ligt. Het ‘inter’ of het ‘tussen’ zal belangrijker worden dan het ‘intra’ of het ‘binnen’.
Het transitiedenken brengt ons ertoe een aantal dynamieken gericht te thematiseren. Ik som de drie belangrijkste op. Dit is ook een oproep om ze samen met Demos aan Iedereen is drager van cultuur en iedereen moet te pakken. kansen krijgen om cultuur actief uit te dragen De sector benadert de of te beleven. Dit wijst organisaties op een zeer participant doorgaans divers veld vol opportuniteiten als iemand die buiten de sector of organisatie staat. We spreken over het ‘publiek’, ‘de Wat zich – al dan niet – tussen mensen afklant’, ‘de leek’, ‘de doelgroep’, ‘de ama- speelt en tussen mensen en een organisatie, teur’, ‘de deelnemer’… Professionals staan zal gerichter belicht moeten worden. In de als dragers van kennis, procedures en prak- praktijk hebben we het dan niet meer over tijken tegenover participanten, die niet over programmatoren, maar over bruggenboukennis en macht beschikken. Die tegenstel- wers, bemiddelaars, makelaars… Zij probeling moeten we herzien. Cultuurbeleid moet ren het productieve aspect van het mensen ‘bekrachtigen’, hen zeggenschap ‘tussen-zijn’ op te bouwen en te benutten. geven. Experts en professionals verdwijnen Tot slot: sectororganisaties blijven – moeddaardoor niet, maar veranderen van positie. willig of niet – op hun eilandje zitten. Dat Facetten als openheid, partnerschap, ver- is niet langer houdbaar. De realiteit noopt bondenheid, codeterminatie en inspraak de cultuursector om, vanuit afgelijnde komen centraal te staan. Om het democra- functies, in netwerkverbanden te gaan tische deficit in de sector te tackelen – om werken. Die verbanden lopen door de culeen breder draagvlak op te bouwen – is zoe- tuursector heen, maar evengoed daarbuiten. Net zoals onderwijs, werk of zorg ken naar die nieuwe positie nodig. verbindt cultuur mensen, over beleidsdoHet beleid én de praktijk benaderen cul- meinen en sectoren heen. Het geloof dat we tuurparticipatie te eenzijdig als een doel- vanuit verschillende doelstellingen kunnen groepenbeleid. Dat kan anders. Niet de samenwerken moet de verlammende vrees participatiedrempels maar de cultuurbele- voor instrumentalisering counteren. De ving moet een focus worden. Daarin ligt cultuursector zal zijn autonomie moeten een proactieve houding vervat. Iedereen is herpositioneren als een dynamiek in ontdrager van cultuur en iedereen moet kansen wikkeling. De interactie tussen sectoren is krijgen om cultuur actief uit te dragen of te een noodzaak.
(
69
ENTR
’
De cultuurcentra en Laten we het in dit boek ook heel even hebben over waar we het als mensen allemaal voor doen. Het lijkt wel de nieuwe Heilige Graal waar we met z’n allen driftig naar op zoek zijn: het geluk. Wat is het verband van Cc Strombeek en Westrand met ons geluk? Dat is de uitdagende vraag voor mijn 338 woorden. Geluk, dat verbinden wij doorgaans met een gevoel en met de tijd: we voelen ons op bepaalde momenten al dan niet gelukkig. Zeggen we. Ik stel in het spoor van de grote Griek Aristoteles een andere, meer actieve invulling van ‘geluk’ voor, die minder afhangt van gevoelens en momenten: je bent als mens gelukkig als je in staat bent je mogelijkheden en capaciteiten te ontwikkelen. De Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum en de Indiër Amartya Sen maakten dat idee recent concreet: wat zijn de essentiële mogelijkheden (in het Engels: capabilities) die mensen moeten kunnen waarmaken om gelukkig te kunnen zijn? Om ‘wel te zijn’. Ze lijstten er tien op, zoals: een leven van een normale duur kunnen leiden, lichamelijk gezond kunnen zijn, lichamelijk onschendbaar zijn (ook als het om seksualiteit gaat), in staat zijn te leven met zorg voor de natuur.
’
ACTE II
de Verenigde Naties Van de tien fundamentele capabilities heeft de kleine helft te maken met cultuur: mensen moeten vrij gebruik kunnen maken van hun verbeeldings- en denkkracht, mensen moeten zonder discriminatie kunnen deelnemen aan sociale interactie, mensen moeten kunnen lachen en spelen in vrije tijd, mensen moeten vrij hun omgeving mee kunnen vormgeven, mensen moeten gevoelens kunnen beleven en zich hechten. Nussbaum en Sen maakten school: de Verenigde Naties werkt sinds enige tijd met de Human Development Index om na te gaan hoe goed landen het doen als het om de levenskwaliteit van hun inwoners gaat. Iets als het bruto binnenlands product zegt daar niet genoeg over, het kunnen waarmaken van capabilities door zo veel mogelijk mensen wĂŠl. En zo komen we tot een eenvoudige vaststelling: cultuurcentra dragen in hoge mate bij aan ons geluk en dus... aan een hogere VN-Index. Simpel.
PATRICK DE RYNCK
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
Nele Cannaerts
)
Daan Sorgeloos
Jesse Segers
ACADEMICI AAN HET WOORD
AMBIDEXTERITY A L S O R G A N I S AT I E O P L O S S I N G VO O R H E T C U L T U U R C E N T RU M VA N M O R G E N NELE CANNAERTS
(Universiteit Antwerpen) DAAN SORGELOOS
(Vrije Universiteit Brussel) JESSE SEGERS
(Antwerp Management School)
De toename van maatschappelijke veranderingen, samen met hun snelheid en complexiteit, dwingt cultuurcentra tot het aan de orde stellen van hun missie, rol en identiteit. Daarnaast moeten ze ook focussen op hoe ze zich het best organiseren om die missie en rol succesvol waar te maken binnen de ‘accelererende’ samenleving. In deze bijdrage hopen we vooral een antwoord te geven op het interne organisatievraagstuk. Eerst duiden we de bewegingen die cultuurcentra dwingen om tegelijk hun operationele processen efficiënter te maken (exploitatie) EN innovatieve ideeën te initiëren (exploratie). Vervolgens reiken we ‘ambidexterity’ als wetenschappelijk organisatiekader aan om deze conflicterende paradigma’s te integreren in de organisatie. Tot slot maken we de vertaling naar het organisatie- en teamniveau.
73
DE SERVICE- EN DE BURGERGEDREVEN BEWEGING
Cultuurcentra ondergingen, zoals de hele publieke sector, de jongste decennia brede en ingrijpende wijzigingen. Gesprekken met spelers in het veld en de wetenschappelijke literatuur brengen ons tot de conclusie dat hier minstens twee brede bewegingen mee aan ten grondslag liggen. Een eerste beweging heet de servicegedreven beweging. Al sinds de jaren 1980 worden pu- Terwijl de invoering van de servicegedachte blieke dienstverleners gedwongen verder te en het bedrijfsmatig beheren van cultuurgaan dan het louter uitvoeren van de wet Cultuurcentra zijn dan ook genoodzaakt op zoek of hun decretale te gaan naar een evenwicht tussen de marktbenaplichten. Publieke dering om hun producten en diensten te leveren organisaties worden en het betrekken van burgers bij wat ze doen. geacht responsiever te worden voor de noden van hun stakeholders, hen waar centra nog volop aan de gang is, wordt de voor hun geld te bieden en diensten meer publieke sector de laatste jaren geconfronflexibel en transparant te maken (Bovaird teerd met een tweede beweging: de burger& Löffler, 2003). Publieke organisaties zou- gedreven beweging, ook wel genoemd de local den hiervoor meer en meer als een bedrijf governance-beweging. Zij stelt dat de pugestuurd en beheerd moeten worden en blieke sector, en cultuurcentra in het bijook managementprincipes uit de privé krij- zonder, meer en meer de focus moeten leggen op onder meer het activeren van het gen steeds meer ingang. De wetenschappelijke stroming achter het maatschappelijk middenveld door infordenken over zo’n bedrijfsmatige en klant- matie, consultatie en participatie, het opgerichte overheid wordt wel eens New Pu- zetten en faciliteren van netwerken tussen blic Management (NPM) genoemd. De bestuursniveaus en burgerverenigingen, en studiedienst van de Vlaamse Overheid (Ver- het managen van kennis (zie Bovaird & let & Scheppers, 2010) omschrijft NPM als Löffler, 2003, p. 168-169 voor een compleet een verzamelnaam voor het gedachtegoed overzicht). dat ervan uitgaat dat publieke dienstverle- De richting kan worden voorgesteld als een ning baat heeft bij heldere doelen, duide- beweging van opdracht- (of decretaal) gelijke afspraken over verantwoordelijkheden dreven, naar servicegedreven, naar burger-
(
74
en meetbare prestaties. Het invoeren van de principes van NPM zou moeten leiden tot een efficiëntere en effectievere overheid. Ook cultuurcentra gingen zich meer als een professioneel bedrijf organiseren door managementfuncties in te voeren, processen en systemen te informatiseren en te rationaliseren, een publiekswerking op te zetten enzovoort.
Figuur 1: Hervormingsbeweging in de publieke sector (Bovavid & Löffler, 2003)
OPDRACHT GEDREVEN
SERVICE GEDREVEN
BURGER GEDREVEN
Decretale conformiteit
Competitiviteit & effectiviteit
Levenskwaliteit v/d gemeenschap
PERSPECTIEF
Staat
Publieke sector
Maatschappelijk middenveld
CONTROLE MECHANISME
Hiërarchie
Markt
Netwerken
Wettelijk
Economisch
Politiek
Communicatie
Consultatie
Co-creatie
(één-richting stroom van informatie van dienstverlener naar publiek)
(twee-richting dialoog tussen dienstverlener en publiek)
(actieve betrokkenheid van het publiek in politieke beslissingen en/of ontwerp en uitvoering van diensten)
DOEL
LOGICA R E L AT I E M E T BURGER
gedreven (zie figuur 1), terwijl die verschillende bewegingen ook tot op een bepaald niveau samen blijven bestaan. Cultuurcentra zijn dan ook genoodzaakt op zoek te gaan naar een evenwicht tussen de marktbenadering om hun producten en diensten te leveren (door middel van NPM) en het betrekken van burgers bij wat ze doen. Ze worden geconfronteerd met de uitdaging om zowel economisch te rationaliseren als te investeren in burgerparticipatie.
EXPLOITEREN EN EXPLOREREN Cultuurcentra moeten dus op een efficiënte wijze een hoogstaand aanbod (door middel van hun programmatie) behouden, en dat
aanvullen met een sterke gemeenschapsvormende dienstverlening, die samen met en vanuit haar stakeholders en in het bijzonder de bevolking (door middel van cocreatie) zo veel mogelijk mensen uit hun regio laat deelnemen aan kunst- en cultuurbeleving om de levenskwaliteit van de gemeenschap te verhogen. De push-benadering, waarbij de eigen dienstverlening naar het publiek wordt gebracht, moet zo efficiënt en effectief mogelijk worden geëxploiteerd (servicebeweging). Daarenboven moet ze evenwaardig worden aangevuld door de explorerende pull-benadering (burgerbeweging), die de betrokkenheid van de burger bij het cultuurcentrum en kunst en cultuur in het algemeen verhoogt. Binnen de organisatiewetenschappen beschouwt men exploitatie en exploratie als
75
verschillende veranderingsroutines, leerlogica’s, innovatietypes en kennisstrategieën die belangrijk zijn voor het leren binnen een organisatie, het functioneren van een team en het geven van strategische richting (Chermack, Bodwell and Glick, 2010). March (1991) associeerde exploitatie met verfijning, implementatie, efficiëntie, selectie en uitvoering, wat resulteert uit centralisatie, hechte culturen, focus door het verminderen van variatie en een hoge graad van controle en formalisatie. Dat leidt uiteindelijk tot kortetermijnperformance. Anderzijds omschreef hij exploratie als zoeken, het nemen van risico’s, experimenteren, innovatie, variatie, flexibiliteit en het ontdekken van nieuwe elementen. Dat komt allemaal voort uit decentralisatie, losse culturen, minder geformaliseerde processen en divers denken, wat uiteindelijk leidt tot langetermijnperformance. Het cultuurcentrum van vandaag moet met andere woorden twee logica’s of paradigma’s, die elk een andere organisatiestructuur en cultuur vereisen, verzoenen en integreren om succesvol te zijn en blijven op korte en lange termijn.
AMBIDEXTROUS
76
Het integreren van beide paradigma’s vereist dus een zekere ‘tweehandigheid’ of ‘ambidexterity’ van de organisatie. In de organisatieliteratuur gebruiken wetenschappers dat woord om het vermogen en de bekwaamheid van een organisatie te be-
schrijven om twee afzonderlijke dingen simultaan uit te voeren en in balans te houden: exploitatie en exploratie, efficiëntie en flexibiliteit. Of nog: het duidelijk volgen en vasthouden van een richting, en aanpassingsvermogen. Empirisch onderzoek (Probst & Raisch, 2005) toonde aan dat organisaties die ambidextrous georganiseerd zijn, minder vatbaar zijn voor falen dan organisaties met een eenzijdige focus. Ook andere wetenschappers (Gibson & Birkinshaw, 2004; He & Wong, 2004; Tushman & O’Reilly, 1996; Kang & Snell, 2009) vonden empirisch bewijs dat ambidextrous organisaties winstgevender én tegelijkertijd innovatiever zijn dan hun concurrenten die focussen op één zijde van het continuüm.
DRIE TYPES AMBIDEXTERITY De wetenschappelijke literatuur geeft drie manieren aan om exploitatie- en exploratieactiviteiten in balans te brengen: temporele, structurele en contextuele ambidexterity (Aubry & Lièvre, 2010; Bledow, Frese, Anderson, Erez & Farr, 2009; Gupta, Smith, & Shalley, 2006; Jansen, 2005). Temporele ambidexterity creëert een balans tussen exploitatie en exploratie door korte periodes van exploratie af te wisselen met lange periodes van exploitatie binnen eenzelfde organisatie (Jansen et al., 2009; Kang et al., 2009; Mom et al., 2007; Simsek et al., 2009). Voordeel is dat het heel duidelijk is wat er op een bepaald moment van de or-
ganisatie wordt verwacht, nadeel is het gebrek aan continuïteit tussen verschillende activiteiten. Structureel ambidextrous organisaties creëren met een ruimtelijke scheiding ‘duale structuren’: ze scheiden exploratie- en exploitatieactiviteiten in verschillende organisatieeenheden (Jansen, 2005; Tempelaar, 2010; Turner & Lee-Kelly, 2012). Deze differentiatiebenadering verhoogt de efficiëntie, maar heeft als nadeel dat er stevige barrières ontstaan voor het delen van informatie en het samenwerken over de verschillende eenheden heen. Er kunnen conflicten ontstaan omdat de verschillende eenheden verschillende structuren, culturen en mindsets hebben (Berghman, 2012; Aubry & Lièvre, 2010; Turner et al., 2011; Ou et al., 2012). Wanneer een organisatie zich contextueel ambidextrous organiseert, worden de verschillende exploratie- en exploitatieactiviteiten samen georganiseerd binnen één systeem. In een contextuele ambidextrous organisatie beschikt elk individu van de organisatie over de capaciteit om op een simultane manier exploratie- en exploitatieactiviteiten uit te voeren, gegeven de juiste context. Aangezien er binnen de organisatie continu zowel exploiterende als explorerende activiteiten moeten worden uitgeoefend, lijkt temporele ambidexterity geen geschikte optie voor cultuurcentra. Voor grote centra (A-niveau) lijkt contextuele ambidexterity op organisatieniveau weinig haalbaar. Multi-inzetbaarheid en het generalistisch
beheersen van de verschillende expertisevelden binnen de organisatie zijn moeilijk te bereiken voor elk individu. Bovendien zijn niet veel individuen in staat om zowel exploitatieve als exploratieve taken uit te voeren (Nemanich et al., 2009; Tempelaar, 2010). Structurele ambidexterity lijkt wél haalbaar, door de organisatie op te delen in een meer exploiterende (bijvoorbeeld zaalverhuur) en een meer explorerende eenheid (bijvoorbeeld programmatie en publiekswerking), die elk op organisatieprocessen werkzaam zijn die weinig interafhankelijk zijn in de uitvoering.
HET BEWAKEN VAN DE BALANS TUSSEN EXPLOITATIE EN EXPLORATIE De uitdaging van ambidexterity op organisatieniveau schuilt vooral in het vinden van de juiste balans tussen exploitatie en exploratie. March (1991) haalt drie belangrijke redenen aan die dat bemoeilijken. Een eerste is dat het streven naar ‘ambidexterity’ paradoxale situaties creëert voor een organisatie, omdat de kortetermijnefficiëntie en -controlefocus van exploitatieve eenheden (bijvoorbeeld zaalverhuur) tegenstrijdig zijn met de langetermijnfocus – experimenteel en gedecentraliseerd – van exploratieve eenheden (bijvoorbeeld programmatie en publiekswerking). Daar komt bij dat deze eenheden elkaars concurrent zijn wat de organisatiemiddelen betreft (bijvoorbeeld schouwburg, technische
77
78
ploeg, promotiebudget…). Hoe schaarser deze middelen, des te meer exploitatie en exploratie elkaar uitsluiten en des te meer aandacht er vanuit de organisatie besteed moet worden om hulpbronnen en werkmiddelen toe te schrijven aan verschillende eenheden binnen de organisatie. Zo zal de dienst Programmatie en Publiekswerking een vrij moment in de schouwburg eerder willen gebruiken om een financieel onzeker experiment met een nieuwe doelgroep op te zetten, terwijl de dienst Zaalverhuur de voorkeur zal geven aan een sterk winstgevend bedrijfsevent. Ten tweede werken exploitatie en exploratie zelfversterkend, wat ertoe kan leiden dat organisaties inert worden en onverschillig voor veranderingen in de omgeving. Gupta et al. (2006) en Goossen et al. (2012) voegen hieraan toe dat exploratie soms leidt tot falen, en dat dit falen tot nog meer exploratie leidt om de problemen op te lossen, wat kan resulteren in een failure trap. Dat veroorzaakt uiteindelijk ondermaatse prestaties, omdat organisaties niet in staat zijn de vruchten te plukken van hun innovaties. Daarnaast leidt exploitatie vaak tot vervroegd succes, wat de organisatie stimuleert om te blijven inzetten op eenzelfde type exploitatie. Dat kan dan weer leiden tot een success trap. Ten slotte stellen exploratie en exploitatie verschillende eisen aan flexibiliteit, efficiëntie, behendigheid en starheid; ze hebben een verschillend karakter, hebben nood aan verschillende structuren, culturen, procedures, mindsets, routines, managementstijlen enzovoort.
Mechanismen die kunnen helpen om exploratie- en exploitatie-eenheden te integreren zijn: een gedeelde visie en waarden over de eenheden heen creëren, zorgen voor coördinatie vanuit het – hiërarchisch hogere – managementteam, systemen creëren voor kennisintegratie, appreciatie creëren ten aanzien van andere eenheden en het belonen van communicatie en samenwerking over de eenheden heen (Simsek, Heavey, Veiga & Souder, 2009; Yukl, 2009). Bijkomend dienen deze eenheden zelf ook ambidextrous te worden. Enerzijds is dit omwille van het structureel opgelegde teamwork en anderzijds omdat deze teams als een belangrijke bron van innovatie op organisatieniveau en dus van een positieve organisatieprestatie worden beschouwd (Nemanich & Vera, 2009; Tempelaar, 2010).
OP TEAMNIVEAU: CONTEXTUELE AMBIDEXTERITY? Het creëren van een exploiterende eenheid op organisatieniveau betekent voor een cultuurcentrum niet per definitie dat de andere eenheid of eenheden zuiver explorerend moeten zijn. Een eenheid kan op teamniveau nog steeds ambidextrous zijn. Nemanich en Vera (2009) omschreven ‘ambidexterity’ in teams als “het vermogen om nieuwe mogelijkheden te exploreren terwijl tegelijkertijd de bestaande worden geëxploiteerd”. Wij hanteren de volgende definitie: “Een ambidextrous team is een team dat be-
schikt over de gedrags- en cognitieve complexiteit om exploratie- en exploitatieactiviteiten op een succesvolle manier op een hoog niveau te bereiken.” De klassieke push-programmatie is qua activiteit eerder exploiterend, terwijl de participatieve pull-projecten en publiekswerkingsactiviteiten in verhouding eerder explorerend zijn van aard. Een verdere opdeling in een explorerend en exploiterend subteam (structurele ambidexterity) lijkt hier minder effectief en efficiënt. Beiden processen zijn in hun uitvoering sterk verweven en interafhankelijk, waardoor het weinig aangewezen is ze structureel uit elkaar te halen. Het opzetten van contextuele (geïntegreerde) ambidextrous teams dringt zich hier dus op. Het voordeel van zo’n ambidextrous team is dat het de verschillende ideeën, expertise en kennis van diverse individuen kan samenvoegen om zo exploitatie en exploratie in balans te brengen (Bledow et al., 2009).
PROGRAMMATORISCHE WEERSTAND Uit onze interviews en gesprekken in cultuurcentra – Geel, Mol, Dilbeek, Ternat, Liedekerke... – blijkt dat deze balans niet altijd even makkelijk wordt gevonden. Zo vertrekt een programmatieteam voor de opbouw van de programmatie en projecten dikwijls nog te eenzijdig van de kunstenaar (push-benadering), eerder dan van de burger. Zo’n team moet evenwaardig vertrek-
ken van lokale en regionale hefbomen om verenigingen, wijken en individuele burgers te ondersteunen in hun maatschappelijke groei. Je behoudt de huidige kwalitatieve programmatie, maar voegt er een sterke cocreatieve en pull-benadering aan toe. Tot op vandaag is er binnen programmatieteams nogal wat weerstand voor deze benadering. Er wordt niet enkel gevreesd voor het afkalven van de artistieke kwaliteit. Programmatoren voelen zich ook onvoldoende comfortabel omdat ze niet over de ervaring, vaardigheden, methodieken en expertise beschikken om burgers, verenigingen en artiesten te betrekken, te begeleiden en te faciliteren bij deze explorerende trajecten. Een stereotypering als “Wij zijn toch geen sociaal opbouwwerkers” is een veelgehoorde vorm van weerstand.
MENSELIJK KAPITAAL De literatuur over ambidexterity, meer bepaald contextuele ambidexterity, meent dat menselijk kapitaal een deel van de oplossing kan zijn (Kang & Snell, 2009): de kennis, de vaardigheden en het vermogen van individuen. Dat kapitaal kan specialistisch of generalistisch zijn (Turner, Maylor & Swart, 2011; Turner & Lee-Kelley, 2012). Specialisten hebben kennis die dieper gaat en ingebed en geïnvesteerd is binnen bepaalde zeer specifieke kennisdomeinen (Kang & Snell, 2009). Omdat specialisten eerder beschikken over en focussen op de verbreding van specifieke kennis binnen stevig afgeba-
79
80
kende domeinen, concluderen Kang et al. (2009) dat zij meer focussen op exploitatieactiviteiten. Generalisten van hun kant beschikken eerder over polyvalente vaardigheden met een breder repertoire aan mogelijkheden die multi-inzetbaar zijn in verschillende situaties. Daarom lijken generalisten eerder gefocust te zijn op exploratie: ze kunnen zich inbedden in verschillende, brede domeinen en zijn dus in staat diverse en nieuwe kennis te vergaren. Programmatieteams bestaan vandaag hoofdzakelijk uit specialisten, hier en daar al aangevuld met een generalistische publiekswerker. Het creëren van een ambidextrous programmatie- en publiekswerkingsteam betekent dus dat programmatoren meer generalistische kennis en vaardigheden moeten opbouwen, zonder aan specialisme in te boeten. Generalistische publiekswerkers behouden dan weer hun polyvalentie, maar vullen haar aan met specialistische kennis en vaardigheden op het vlak van cocreatie, die ze met het team kunnen delen. Het opbouwen van ambidexterity wordt volgens wetenschappers gefaciliteerd door te investeren in training en het opbouwen van vertrouwen in de relaties met teamleden en managers (Adler, et al., 1999: 48). Tushman en O’Reilly (1996) wezen op het belang van het creëren van een gedeelde cultuur en visie, en van ondersteunende en flexibele leiders.
CONCLUSIE De service- en de burgerbeweging dwingen cultuurcentra exploiterende en explorerende activiteiten te integreren. Hierdoor moeten ze zich ambidextrous organiseren, waarbij ze een gerichte keuze moeten maken tussen temporele, structurele of contextuele ambidexterity, zowel op organisatie- als op teamniveau. Om exploitatie en integratie succesvol hand in hand te laten gaan, moeten integrerende mechanismen (gedeelde visie en waarden, kennisintegratiesystemen…) ingevoerd worden en zijn gerichte investeringen noodzakelijk om het menselijk kapitaal op elkaar af te stemmen en te laten groeien.
Met medewerking van de cultuurcentra Westrand (Dilbeek), De Werft (Geel), ’t Getouw (Mol) en De Ploter (Ternat), en het gemeenschapscentrum De Warande (Liedekerke).
Bibliografie Aubry, M., and Lièvre, P. (2010), “Ambidexterity as a competence of Project leaders: A case study from two polar expeditions” in Project Management Journal, 41, 3, p. 32-44 Bledow, R., Frese, M., Anderson, N., Erez, M., and Farr, J. (2009), “A dialectic perspective on innovation: conflicting demands, multiple pathways, and ambidexterity” in Industrial and Organizational Psychology, 2, p. 305-337
Mom, T.J.M., van den Bosch, F.A.J., and Volberda, H.W. (2007), “Investigating Managers’ Exploration and Exploitation Activities: The Influence of Top-Down, Bottom-Up, and Horizontal Knowledge Inflows” in Journal of Management Studies, 44, 6, p. 910-931 Nemanich, L.A., Vera, D. (2009), “Transformational leadership and ambidexterity in the context of an acquisition” in The Leadership Quarterly, 20, p. 19-33
Berghman, L. A. (2012), “Strategic Innovation in established companies: An empirical study of appropriate ambidexterity strategies” in International Journal of Innovation Management, 16, 1, p. 1-30
Ou, A.Y., Peterson, S.J., and Waldman, D.A. (2012), “Organizational ambidexterity and firm performance: the role of CEO humility”, Accepted for the Academy of Management Annual Meeting
Bovaird, T. & Löffler, E. (2003). “Public Management and Governance”. Routledge: London.
Probst, G., Raisch, S. (2005), “Organizational crisis: The logic of failure” in Acad. Management Executive, 19, 1, p. 90–105
Chermack, T.J., Bodwell, W., and Glick, M. (2010), “Two strategies for leveraging Teams toward organizational effectiveness: scenario planning and organizational ambidexterity” in Advances in Developing Human Resources, 12, 1, p. 137-156
Simsek, Z., Heavey, C., Veiga, J.F., and Souder, D. (2009), “A typology for aligning organizational ambidexterity’s conceptualizations, antecedents, and outcomes” in Journal of Management Studies, 46, 5, p. 864-894
Gibson, C.B., and Birkinshaw, J. (2004), “The antecedents, consequences, and mediating role of organizational ambidexterity” in Academy of Management Journal, 47, 2, p. 209-226
Tempelaar, M. (2010), “Organizing for Ambidexterity: Studies on the pursuit of exploration and exploitation through differentiation, integration, contextual and individual attributes”, to obtain his PhD at the University of Rotterdam, p. 1-169
Goossen, M.C., Bazzazian, N. (2012), “The performance effects of simultaneous and sequential exploration and exploitation”, Paper to be presented at the DRUID Academy 2012 On January 19-21 at University of Cambridge /The Moeller Centre Gupta, A. K., K. G. Smith, C. E. Shalley (2006), “The interplay between exploration and exploitation” in Acad. Management , J, 4, p. 693–706 He, Z.-L., P.-K. Wong (2004), “Exploration vs. exploitation: An empirical test of the ambidexterity hypothesis” in Organ. Sci., 15, 4, p. 481–494 Jansen, J. J. P. (2005), “Ambidextrous Organizations: A Multiplelevel Study of Absorptive Capacity, Exploratory and Exploitative Innovation, and Performance, to obtain his PhD at the University of Rotterdam, p. 1-185
Turner, N., and Lee-Kelley, L. (2012), “Unpacking the theory on ambidexterity: An illustrative case on the managerial architectures, mechanisms and dynamics” in Management Learning, 0, 0, p. 1-18 Turner N., Maylor H. and Swart J. (2011), “Ambidexterity-asPractice: Understanding the Role of the Manager in IT-Services Projects”, Presented at the OLKC 2011 Conference, Hull, UK Tushman, M.L. and C. A. O’Reilly. (1996), “Ambidextrous Organizations: managing evolutionary and revolutionary change” in California Management Review, 38, 4, p. 8-30 Verlet, D. & De Schepper, G. (2010). “Over efficiëntie en effectiviteit van de Vlaamse overheid. Een stand van zaken uit de praktijk: over kiezen en keuzes beminnen”. Studiedienst van de Vlaamse Regering en Departement Bestuurszaken.
Jansen, J.J.P., Tempelaar, M.P., van den Bosch, F.A.J., and Volberda, H.W. (2009), “Structural differentiation and ambidexterity: the mediating role of integration mechanisms” in Organization Science, 20, 4, p. 797-811 Kang, S.C., and Snell, S.A. (2009), “Intellectual capital architectures and ambidextrous learning: a framework for human resource management” in Journal of Management Studies, 46, 1, p. 65-92 March, J.G. (1991), “Exploration and exploitation in organizational learning” in Organization Science, 2, 1, p. 71-87
81
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
)
TRENDWATCHERS AAN HET WOORD
CULTUUR FUTUUR TOM PALMAERTS EN ELLEN ANTHONI
Wat is de toekomst van cultuurcommunicatie? Eerlijk? Geen idee. Wij zijn nochtans trendwatchers. En de toekomst... zijn ze daar dan mee bezig in de culturele sector? Het beeld dat cultuurcommunicatie bij ons oproept zijn folders, flyers, saaie Facebookpagina’s en dito nieuwsbrieven. Hoewel de sector de creatieve medemens in de spotlight plaatst, zijn we door communicatie uit die hoek nog niet vaak van onze sokken geblazen. Terwijl dat is wat je moet doen vandaag de dag. Zijn ze te lang gepamperd met subsidies? Verliezen ze te veel tijd met vergaderen en bestelbons invullen? Zijn ze te veel gericht op hun programmatie en te weinig op hun publiek? De analyse van de huidige situatie laten we aan de cultuurcentra over. Wij fantaseren even over een mogelijke toekomst.
EEN MENSELIJKE AANPAK Communicatietools zijn de afgelopen tien jaar enorm veranderd. In 2004 bestond YouTube nog niet. Facebook was een jaar bezig, maar in België wachtten we tot 2008 voor we daarop sprongen. Een viertal jaar was Facebook alleenheerser voor dagelijkse peer-to-peer communicatie. Een sociaal netwerk waar bedrijven consumenten in een vertrouwde omgeving konden ontmoeten, gratis en voor niets! Bedrijven en organisa-
(
rond draait in de communicatiesector: mensen warm maken voor je product. Wat dat product is, dat weten de meeste organisaties wel. Maar die mensen, wat willen zij eigenlijk? Het expertisedomein van Trendwolves zijn jongeren. Wij bestuderen jongeren van 12 tot 30, een grote groep, die aspirationeel is voor zowel oudere als jongere generaties. Daarnaast zijn ze de consumenten van
De culturele sector heeft een product dat de tijdsgeest reflecteert. Ten slotte houden creatieven de samenleving een spiegel voor en is de culturele sector het platform dat hen ondersteunt en voor exposure zorgt.
ties stortten zich massaal op Facebookmarketing. En in december 2013... bam... Facebook verandert de algoritmes die bepalen wat er in news feeds verschijnt en het bereik van bedrijvenpagina’s daalt met 90%. Eén druk op de knop en alle social media marketeers zaten met hun handen in het haar. Wat we hiermee willen zeggen: focus niet op de kanalen. Tegen de tijd dat mensen een handleiding kunnen schrijven over een netwerk, is het netwerk ofwel ‘out’ ofwel zijn de regels aangepast. Op vijftien jaar tijd evolueerden we van bedrijfsgestuurde communicatie via klassieke mediakanalen naar multichannel consumentgerichte communicatie, waarbij de kanalen voortdurend veranderen. Paniek en opwinding rond nieuwe media leidden ons stilaan af van waar het
morgen. We brengen sociaal-culturele trends in kaart en krijgen zo een zicht op waarden en gedrag die voor marketing en strategie interessant zijn. De culturele sector heeft een product dat de tijdsgeest reflecteert. Ten slotte houden creatieven de samenleving een spiegel voor en is de culturele sector het platform dat hen ondersteunt en voor exposure zorgt. Communiceren in de sfeer en met de kracht van dat product is een hele uitdaging. Enkele trends zijn interessant om mee aan de slag te gaan.
GUTS & DRIVE We merken dat het klimaat van crises en weggevallen zekerheden een hang naar
83
(
Guts & drive zijn eigenschappen die respect afdwingen. Een krachtig verhaal dat doorsijpelt in alles wat je doet, is de basis voor succesvolle communicatie.
ruwheid met zich meebrengt. Het is knokken voor een job, een betaalbare woonplaats, een plek in de maatschappij. Verschillende systemen van onze beschaafde samenleving hebben gefaald. De realiteit is rauw en een overlevingsmentaliteit is noodzakelijk om het te halen. Consumenten kijken op naar vechters. Naar bedrijven en organisaties die lef hebben, die een statement durven maken en tegen de schenen durven schoppen. Mensen appreciëren een maatschappijkritische houding en daadkracht in rebellie. Guts & drive zijn eigenschappen die respect afdwingen. Een krachtig verhaal dat doorsijpelt in alles wat je doet, is de basis voor succesvolle communicatie.
HET VERSCHIL
84
Wat dat statement moet zijn, is afhankelijk van je organisatie. Maar idealiter verwijst het naar de maatschappelijke relevantie van de organisatie. Consumenten zijn goed geïnformeerd en kritisch. In de economische realiteit van vandaag de dag stellen ze zich vragen bij het maatschappelijke nut van bedrijven, organisatie, events... Alles kost geld en moeite, en beide zijn een schaars goed dat maar beter verstandig wordt ingezet. Consumenten verwachten dat een organisatie sociale verantwoordelijkheid opneemt. Het begint met in kaart te brengen wat de context van je organisa-
tie is. Wat zijn de behoeftes van je publiek? Hoe spelen andere organisaties in op die behoeftes? En waar kunnen jullie het verschil betekenen? Streef ernaar een organisatie te zijn met impact. Een organisatie die binnen een netwerk van andere organisaties mee de sfeer in een stad of regio bepaalt.
OPEN & ECHT Een volgende voorwaarde voor een succesvolle strategie is openheid. Consumenten zijn wantrouwig, ook ten opzichte van organisaties die hun strepen verdiend hebben. De culturele sector heeft geen winstoogmerk, maar kampt met vooroordelen rond bijvoorbeeld vriendjespolitiek. Het web 2.0 faciliteert een review-cultuur waarin geen enkele organisatie beschermd is tegen kritiek. Vertrouwen uitstralen doe je door transparant te zijn over je doelstellingen en werking. Dit betekent niet dat alles wat je doet perfect moet zijn, allesbehalve. Een authentieke organisatie maakt fouten. Het is een kwestie van eerlijk te reageren op de kritiek daarop.
BETREK DE CROWD Een transparant merk creëer je door communicatie enerzijds en door je publiek te betrekken bij beslissingen anderzijds. Consumenten van vandaag de dag zijn geëmancipeerd. Ze hebben toegang tot kennis en informatie, en ze hebben een oordeel over
hoe de dingen moeten verlopen. Als je hen geregeld naar hun mening vraagt en betrekt bij activiteiten, zoals de programmatie of evenementen, vergroot je je geloofwaardigheid. Laat je niet teleurstellen. De groep consumenten die van de mogelijkheid tot cocreatie daadwerkelijk gebruik maakt, is klein. De idee dat het kan, betekent voor de meesten genoeg.
BRINGING THE MESSAGE Als je je eenmaal hebt gepositioneerd in het maatschappelijke landschap en overtuigd bent van je verhaal, begint het communicatietraject. Alle organisaties en bedrijven vechten om aandacht en roepen om ter luidst, en het vrijetijdsaanbod is enorm. De behoeften van het publiek zijn divers en de verwachtingen zijn hoog. Waar het op aankomt is je te onderscheiden van de rest, met een innovatieve, verrassende aanpak. Werk een strategie uit from scratch. Nieuwsbrieven krijgen geen aandacht in overvolle mailboxen. Programmablaadjes
(
daar een strategie rond die vanuit de buik van de organisatie komt en recht naar het hart van het publiek gaat.
MULTICHANNEL In je zoektocht naar een campagne die zo weinig mogelijk kost en zo veel mogelijk bereik heeft, kom je waarschijnlijk uit bij social media marketing. Een tijdrovende bezigheid. Het cruciale verschil met traditionele media is dat je engagement moet tonen op sociale media, want je treedt er in dialoog met je publiek. Consumenten verwachten informatie op de kanalen waar zij vertoeven en willen binnen de dag een reactie op hun vragen, reviews, commentaar. Je moet upto-date blijven met de voortdurend veranderende mediakanalen, voldoende aanwezig zijn op alle relevante kanalen, frequent posten en daarnaast alle reacties monitoren. Zoek uit wat er gezegd wordt. Kijk wie wat zegt en waarop je het eerst moet reageren. Stel je prioriteiten: invloedrijke stemmen verdienen extra aandacht.
Laat je niet teleurstellen. De groep consumenten die van de mogelijkheid tot cocreatie daadwerkelijk gebruik maakt, is klein. De idee dat het kan, betekent voor de meesten genoeg. gaan de vuilbak in. Vertaal je statement naar een eigenzinnige boodschap die triggert, uitdaagt, engagement uitlokt. Bouw
SHARING
Het voordeel van sociale media is dat je er virale campagnes mee kan doen en zo met een kleine investering veel resultaat kan boeken. We zijn de afgelopen vijf jaar terechtgekomen in een selfie driven-wereld, waar we behoorlijk ver ge-
85
(
gaan zijn in de zelfpromotie en het gebruik van sociale netwerken om ons te binden met bekenden en onbekenden. In 2008 hebben we met Trendwolves ‘I am what I share’ naar voren geschoven als een van de belangrijkste trends voor de volgende tien jaar. Momenteel zien we een terugval van het maniakale delen op social media. Onder invloed van het bewustzijn rond privacy vond er een verschuiving plaats van ‘I am what I share’ naar ‘I am what I hide’. De echt belangrijke zaken in het leven delen we niet. Of zeker niet op het moment zelf. Misschien delen we het wel #latergram: “Liefde is: je gsm uitzetten als je bij elkaar bent.” De oppervlakkigheid van social profiling en online imagebuilding veroorzaakte een mentaliteitsverandering. De focus ligt nu meer op opiniërende content. Er treedt een soort van nieuwe bescheidenheid op. Opinies en goede doelen worden makkelijker gedeeld dan stoeferige selfies. Vertel een verhaal. Trek de aandacht op wat relevant is. Steun elkaar. En wees vooral niet te ijdel.
ON THE GO
86
Een trend in de communicatie die je niet uit het oog mag verliezen is de massale overgang naar mobiel internet. Mensen zijn ‘always on the run’. Mobiel internet past bij de nomadische levensstijl van consumenten van vandaag. Mobiel internet maakt gebruik van informatie in real time en maakt locatiegebonden reclame mogelijk. Hier-
Vertaal je statement naar een eigenzinnige boodschap die triggert, uitdaagt, engagement uitlokt. door kan je berichtgeving personaliseren. Perfect voor wanneer je de consument moet ‘pakken’. Consumenten zijn hongerig naar informatie, maar willen enkel informatie ontvangen die relevant is voor hen. In een aantrekkelijke vorm en op het device dat ze op dat moment vasthebben.
VISUEEL VERPAKT Studies tonen aan dat mensen slechts 20% onthouden van wat ze lezen. 83% van wat je leert, gebeurt visueel. De populariteit van visuele sociale netwerken zoals Instagram, Pinterest en Tumblr bewijst de emotionele kracht van beelden. Op een gelijkaardige manier vertellen video’s op een krachtigere manier dan woorden, en creëren ze een groter engagement bij de consument. Droge data wordt in infographs gegoten, ingewikkelde processen in animated video’s. We hebben een kortere aandachtsspanne en aantrekkelijk beeldmateriaal is hiervoor de oplossing. En het werkt pas echt goed als het beeldmateriaal gemaakt is door het publiek.
BEAUTY IS IN THE EYE OF THE BEHOLDER Stilistisch is er veel mogelijk. Je onderscheidt jezelf door de regels aan je laars te lappen. De toegepaste kunsten waren lange
tijd onderworpen aan technische en esthetische regels. Maar sinds elke huismoeder haar eigen blog heeft en elke retailer zijn eigen folders maakt, zien we een rebelse reactie vanuit de grafische vormgeving. Er wordt op los geëxperimenteerd met stijlen, referenties, kleuren, patronen. Jonge ontwerpers maken websites, video’s, flyers en prints die pijn doen aan de ogen. Het resultaat is brute, intuïtieve vormgeving die onaf en slecht gemaakt lijkt, maar wel als cool bevonden wordt. Trashy is classy.
THE POWER OF THE PEOPLE Communiceer op een manier dat zowel het publiek als de performers, muzikanten, kunstenaars, schrijvers, ontwerpers zich erin herkennen. Want die bende engageren is waar het uiteindelijk om draait. In hoogtechnologische tijden wordt het menselijke aspect vaak over het hoofd gezien. Communicatiestrategieën worden beoordeeld op basis van het aantal clicks in nieuwsbrieven en likes op Facebook. Terwijl ‘the-word-of-mouth’ nog altijd het beste werkt. Zeker voor communicatie rond vrijetijdsbesteding en in een lokale context. Activeer alle netwerken die gelinkt zijn aan je activiteiten. Communiceer niet naar hen, maar connecteer met hen. En connecteer hen met elkaar. Breng mensen samen, online of offline, bouw een community en laat die community het enthousiasme rond je organisatie verspreiden.
PIEKEN EN DALEN En wat is dan het resultaat van al je moeite? Bij digitale communicatie valt dat eenvoudig te meten. De meeste social media-kanalen en websites hebben hun eigen analytics-systeem dat het bereik kwantificeert in aantal views, shares, retweets, likes enzovoort. Maar vergeet dus ook niet de niet-kwantificeerbare communicatie te beoordelen. Inzicht in het succes van campagnes en acties heb je nodig om je communicatie en strategie voortdurend aan te passen. Het is belangrijk als organisatie flexibel te zijn en te wennen aan een veranderende omgeving en publiek. Laat je niet afschrikken door pieken en dalen. Het houdt je scherp.
EN DUS... Relaties opbouwen met je publiek is niet eenvoudig. Het grootste voordeel van de culturele sector is de aard van het product. De emotionele binding met een culturele activiteit maakt intrinsiek deel uit van de beleving. En je brengt een product gemaakt door creatieve influencers, een groep die inspireert en meestal een goede voeling heeft met wat er leeft in de maatschappij. Concentreer je op alle stakeholders van je activiteiten. De makers, het publiek en alle andere betrokkenen. Maak hen warm voor wat je doet, op een krachtige en open manier, anders dan de anderen. Beteken het verschil. En wees bereid om elke dag opnieuw bij te sturen. Want de wereld is in een constante staat van verandering.
87
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
Carlos Arroyo
)
Dawid Strebicki
DE ARCHITECTEN AAN HET WOORD
MEESTERLIJKE ARCHITECTUURPLANNEN Ze mogen dan al uit Spanje of Polen komen, voor Carlos Arroyo en Dawid Strebicki zijn Vlaanderen en de Brusselse Rand geen onbekenden. Dawid woonde jarenlang in Gent en Carlos schudde de mooie en opvallende muziekacademie in Dilbeek uit zijn mouw. Wij brachten beide architecten samen rond de tafel: omdat Carlos de architectuur van Westrand Dilbeek moet aanpassen aan de 21ste eeuw en Dawid in de weer is met het masterplan voor de gemeente Strombeek en haar cultuurcentrum.
TEKST: ERIC ADAMS
TROTS
project aan de gemeente schenken. Dat geld stopt die in scholen of cultuur. Maar in tegenstelling tot Vlaanderen zit daar geen echt beleid achter, en ook nu nog ontbreekt een echte visie.” Dawid: “Het beleid achter de cultuurcentra hier is ongetwijfeld essentieel. Op foto’s uit de beginperiode kun je goed zien dat het fenomeen een reële impact had. Veel is ook gratis, soms ook grote producties. Zoiets is toch wel echt uitzonderlijk op Europees niveau. En centra van dit kaliber op lokaal vlak vind je nergens anders in Europa. Daar mogen jullie echt wel trots op zijn. Het is overigens opvallend dat zowat overal in Europa bibliotheken vandaag de dag de enige publieke ruimtes zijn waar je niet hoeft te betalen.”
Veertig jaar geleden waren Westrand en Strombeek pioniers in Vlaanderen, maar wij vroegen ons af of cultuurcentra ook in Polen en Spanje gemeengoed zijn. Carlos: “Spanje heeft een heel andere politieke achtergrond (dictator Franco overleed pas in 1975, in 1978 kreeg het land opnieuw een democratische grondwet, red.). Er zijn wel culturele centra, maar uniek in Vlaanderen is dat jullie toch wel heel erg focussen op ‘ontmoeting’. Daardoor zijn de centra zowat een verlengstuk van wat er thuis bij de mensen gebeurt. In Spanje is alles formeler, met een officieel sausje overgoten.” Dawid: “Voor mij is het moeilijk vergelijken. Ik heb Polen op mijn tiende verlaten, heb 15 jaar in Nederland gewoond en ben dan naar België verhuisd. Anderhalf jaar geleden ben ik naar Polen teruggekeerd, eerder om Centra van dit kaliber op lokaal vlak economische dan om emotiovind je nergens anders in Europa. Daar nele redenen. Ik ken de situatie mogen jullie echt wel trots op zijn. in Polen dus niet zo heel goed. We werken nu wel samen met een cultuurcentrum daar, en eigenlijk is de Carlos: “En ook dat principe staat onder situatie vergelijkbaar met die van Strom- druk. Dat is een onrustwekkende evolutie.” beek, al gaat het wel over een stad van 600.000 inwoners. Vanwege de huidige economische situatie zie ik het nog niet direct BRUSSEL, VLAKBIJ EN TOCH mogelijk om een centrum als dat van VER WEG Strombeek te bouwen in een gemeente van pakweg 35.000 tot 40.000 inwoners.” Strombeek ligt tegen Brussel aan, maar Carlos: “In Spanje is de groei van cultuur- toch komt maar tien procent van de bezoecentra gelinkt aan de explosieve groei van kers aan het cultuurcentrum uit de hoofdde vastgoedsector. Bouwpromotoren moe- stad. Ongeveer de helft komt uit Strombeek ten tien procent van de waarde van hun en Grimbergen, 40% van elders in Vlaande-
(
89
ren. Veel Vlamingen gaan niet naar de hoofdstad omdat het daar soms moeilijk parkeren is en omdat velen een beetje bang zijn van Brussel. Daarom komen ze vaak liever naar de Rand: Strombeek en Dilbeek zijn goed bereikbaar via de autosnelweg. Ook het aanbod is verschillend: sommige toneelgroepen kunnen niet op Brusselse podia terecht, wel in Westrand en Strombeek. De Brusselse cultuurscène is experimenteler, meer op productie gericht, terwijl dat geen kerntaak is voor cultuurcentra.
blijven focussen. Dat vertaalt zich in politieke keuzes. Het beïnvloedt ook de architectuur, zoals in Antwerpen, waar de bouwmeester wandelen werd gestuurd. In Polen is er een ruk naar rechts aan de gang, en die politici hebben een heel eigen visie op wat ‘goede kunst’ is. In Vlaanderen bestaat het risico dat politici alles weer ‘Vlaams’ willen houden, terwijl de realiteit op straat heel anders is. Anderzijds is het natuurlijk ook wel belangrijk dat we weten waar onze cultuur vandaan komt. Ook Brussel is volop aan het evolueren, en de opmars van het Engels lijkt onstuitbaar. Mensen die nu naar Er is een belangrijke taak om een multiBrussel komen, zeggen niet meer cultureel publiek aan te spreken. Nu is dat ze Frans of Nederlands nodig de programmatie nog bijna exclusief hebben, maar Engels.” Vlaams. Carlos: “Het Engels is natuurlijk handig om elk conflict tussen NeDawid: “De centra draaien op volle toeren derlands en Frans uit te schakelen. Het is en trekken veel volk aan, maar ik vraag me fascinerend hoe taal hier in Vlaanderen culaf of het op termijn houdbaar is dat ge- tuur beïnvloedt, in vergelijking met andere meenten zoals Dilbeek of Grimbergen cul- plekken. Die taalkwestie is heel vreemd, tuur organiseren voor grotere regio’s. net zoals het feit dat politieke partijen met Westrand en Strombeek hebben ook de am- compleet verschillende ideologieën elkaar bitie een dam op te werpen tegen de ver- vinden in de taal.” fransing vanuit de hoofdstad. Maar in de praktijk is de demografische situatie van Strombeek perfect vergelijkbaar met die OPENHEID van Brussel. Er is een belangrijke taak om een multicultureel publiek aan te spreken. Zouden jullie een andere architectuur hanteren Nu is de programmatie nog bijna exclusief mochten jullie Westrand en Strombeek van nul Vlaams.” mogen heropbouwen, zodat die een invloed kan “Er is op dit ogenblik een clash aan de gang hebben op de omgeving en iets in beweging kan tussen mensen voor wie grenzen niet meer brengen? De gebouwen nu zijn opgevat als een bestaan en anderen die heel erg op traditie kasteel en nogal naar binnen gericht.
( 90
Dawid: “Migranten die vandaag voor We-
strand of Srombeek staan, beseffen vaak niet dat je deze ‘kastelen’ gewoon kan binnenstappen. Strombeek is inderdaad nogal in zichzelf gekeerd, iets wat in de toekomst zou moeten veranderen. In het masterplan willen we het plein voor het cultuurcentrum autovrij maken en het zo omvormen dat het uitnodigend werkt om binnen te stappen. Het gebouw mag van mij best vrijstaan, in het midden van een plein: nu kleeft het aan de achterzijde tegen een straat vol rijhuizen aan. Zo kan het makkelijk bezoekers aanzuigen.” Carlos: “Ik hou wel van de continuïteit tussen een cultuurcentrum en het stadsweefsel eromheen, als een verlengstuk van het
het mooi weer is. Die straat trekt ook mensen aan die niet in de eerste plaats voor kunst komen. Zo betrek je hen toch bij wat er allemaal gebeurt.” Carlos: “Ook de bar kan die rol vervullen en de toegang tot cultuurcentra vergemakkelijken. Hier heeft elk cultuurcentrum wel een bar, wat in Spanje bijvoorbeeld zeker niet het geval is. Er is meestal ook geen deur als afscheiding. Spreek met iemand af aan de ingang en je komt automatisch aan de toog terecht!”
OVERLEG EN FLEXIBILITEIT
Omdat Brussel uit zijn voegen barst, zoeken steeds meer mensen hun heil in de Rand. Dat zorgt ook voor extra druk op de voorzieningen in bijvoorbeeld Ik hou wel van de continuïteit tussen Westrand en Dilbeek: scholen, culeen cultuurcentrum en het stadsweefsel tuurcentra… Moet de bestaande ineromheen, als een verlengstuk van het frastructuur volgens jullie worden huiselijke leven. gedeeld om haar zo optimaal mogelijk te gebruiken? Is dat iets waar huiselijke leven. Volgens mij biedt dit zeker ook architecten in de toekomst rekening mee een meerwaarde. Het centrum en de bibli- moeten houden ? Moet alles multifunctioneler otheek via een straat verbinden is ook een worden? goed idee. In Westrand gebeurt dat boven- Dawid: “Samenwerken maakt altijd sterdien intern, er loopt een soort overdekte ker, alleen mag het niet te veel administrastraat door het gebouw die je bijvoorbeeld tieve rompslomp met zich meebrengen. naadloos van de bibliotheek naar de thea- Multifunctionaliteit eindigt altijd ergens: terzaal brengt.” op twintig jaar tijd kan er veel veranderen, Dawid: “In Gent heb je de Zwarte-Zuster- en de structuur van het gebouw moet zich straat die tussen de architectuurafdeling en daaraan kunnen aanpassen. Maar zich dade kunstacademie van Sint-Lukas loopt. gelijks aanpassen aan voortdurend veranDaar zit tot ’s avonds laat volk op straat als derende situaties is misschien wat te veel
(
91
gevraagd. Een gebouw kan niet exclusief uit polyvalente zalen bestaan.” Carlos: “Je moet op voorhand duidelijk maken voor welke doeleinden bepaalde ruimtes gebruikt kunnen worden: vergaderruimtes bijvoorbeeld, akoestische ruimtes, lounges waar je kan lezen, computerlokalen enzovoort. In de commerciële sector kunnen werknemers soms van het ene naar het andere lokaal in een bedrijf switchen, en een kantoor bestaat vaak gewoon uit een stekker waar ze telefoon en computer kunnen inpluggen. In Nijvel is er en kantoorgebouw waar 25 procent oppervlakte bespaard werd, en werknemers zijn bovendien veel gelukkiger omdat iedereen over zowat alles kan beschikken. Als het goed wordt beheerd, heeft het zeker een meerwaarde.” “Een ander voorbeeld: in Wenen is er een gebouw voor co-housing waar ook een kinderdagverblijf is en een theaterzaal. En een gemeenschappelijke keuken en eetruimte. Je kan er dus voor twintig mensen koken, als het je verjaardag is bijvoorbeeld. Essentieel is dat je online kan reserveren. Gemeenschappelijke ruimtes delen als je met 150 bent is niet makkelijk, maar met de technologie van vandaag is veel mogelijk.”
92
Kan een architect druk op de ketel zetten om dingen te veranderen? Dawid: “Niet echt, mensen moeten het gevoel hebben dat iets nodig is. Als ze jouw idee niet leuk vinden of er niet in geloven, dan zullen ze er geen gebruik van maken.”
Carlos: “Ik geloof sterk in overleg. Niet dat
je mensen moet vragen hoe iets er precies moet uitzien, daar hebben ze meestal geen idee van. Maar je moet je werk wel bespreekbaar maken, waardoor goede suggesties naar boven kunnen komen en iedereen ook achter het eindresultaat kan staan.” Moet architectuur dingen makkelijker maken, of mag het integendeel een beetje wringen? Carlos: “Voor een architect is het makkelijk om dingen moeilijk te maken. Architectuur is heel traag; er moet een beslissing worden getroffen, het gebouw moet worden opgetrokken... Dat neemt jaren in beslag. Soms is de maatschappij intussen veranderd. Als de architectuur te rigide is, dan belet je de maatschappij om te evolueren. Woonhuizen zijn daar een goed voorbeeld van: ze zijn ontworpen voor een bepaald type gezin. In het verleden hebben we vaak geprobeerd om de architectuur aan te passen aan de manier van leven van de mensen, maar dat is niet altijd goed gelukt. In de praktijk veranderen mensen van leefwijze, maar blijft de architectuur onveranderd. Waardoor het weer niet makkelijk is om zomaar van levensstijl te veranderen. Ons stadsweefsel berust nog altijd op een structuur van wooneenheden waar er wel altijd iemand thuis was, terwijl veel gezinnen nu uit tweeverdieners bestaan. En er dus ook problemen ontstaan om kinderen in die structuur in te passen en op te vangen. Het belangrijkste doel van architectuur moet zijn dat ze veranderende levenswijzen mogelijk maakt. Multifunctionaliteit past na-
tuurlijk ook in dat plaatje.” “Die flexibiliteit moet ook zichtbaar zijn: je moet weten dat het gebouw aanpasbaar is.
Carlos: “Het Guggenheim is een pronkstuk,
maar het concept heeft zijn limieten. Vele steden probeerden iets vergelijkbaars uit de mouw te schudden, veelal zonder succes. Ik was betrokken bij de Het belangrijkste doel van architectuur bouw van een opera annex conmoet zijn dat ze veranderende levensgrescentrum in de buurt van het wijzen mogelijk maakt. Guggenheim. Een opera met 2500 zitplaatsen en een apart gebouw voor de filharmonie, maar wel veel Pilaren en buizen zijn daarom belangrijk in minder duur dan het Guggenheim: enkel al een gebouw: als het gebouw later wordt de gevel in titanium van het Guggenheim aangepast aan nieuwe noden, mogen pila- was even duur als de volledige opera en het ren niet in de weg staan. Voor buizen moet congrescentrum samen.” in voldoende plaats worden voorzien, de Dawid: “Wiels in Vorst is een voorbeeld van wanden en de bekabeling in een ruimte een goed concept. Het restaurant is op de moeten verplaatsbaar zijn.” gelijkvloerse verdieping en tickets koop je Dawid: “En het moet allemaal zo simpel ergens achteraan in het gebouw. Dat vergemogelijk zijn, vaak kost alles nu nog te veel makkelijkt de toegang, ik denk dat het ook een positieve invloed heeft op de buurt.” moeite. Efficiëntie boven alles.”
(
PRONKSTUK?
MASTERPLANNEN
Moet een gebouw een kunstwerk zijn? Een gekend voorbeeld is het Guggenheim in Bilbao. Veel mensen bezoeken de stad om het gebouw te zien en stappen het museum vaak niet eens binnen. Carlos: “Alles wat we doen, moet een kunstwerk zijn. Maar dat geldt ook voor mijn agenda, die een mooi designvoorwerp is. Wat onze levens beheerst, moet ook inspirerend zijn.” Dawid: “Je moet het gevoel krijgen dat iets deel kan gaan uitmaken van je dagelijkse leven, dan zit het goed.”
Terug naar de masterplannen voor Westrand en Strombeek: hoe gaan jullie te werk, wat willen jullie er precies mee bereiken? Carlos: “We proberen vooruit te kijken, maar ook goed te doorgronden wat er allemaal gebeurt op dit ogenblik en daar een antwoord op te formuleren. De grote uitdaging bestaat erin het gebouw daaraan aan te passen. We moeten een lijst opstellen van wat we allemaal kunnen doen, en criteria die ervoor zorgen dat alles op een coherente wijze in praktijk wordt omgezet.”
93
94
Dawid: “We moeten ervoor zorgen dat alles
Dawid: “In Strombeek moet er veel onder-
beter wordt. Gedurende dertig jaar veranderde er niets, maar alles wordt ouder en gaat stuk. We proberen te achterhalen wat er in de toekomst kan gebeuren, maar kijken ook aandachtig naar wat er nu gebeurt, ook naar wat er in andere steden, gaande is.” Carlos: “Cultuur heeft niet enkel te maken met het tentoonstellen van schilderijen. Ook het groen op de ontmoetingsplekken is cultuur, of het houden van bijen bijvoorbeeld. Alleen moet je voor dat laatste op zoek gaan naar een geschikte plek. Verder willen we met het masterplan activiteiten op het voorplan brengen en zichtbaarder maken. Kantoren verschuiven dan weer naar de achtergrond.” Dawid: “Een voordeel voor architecten van nu is dat we de stad niet meer helemaal mogen platleggen, maar dat we van iets bestaands moeten uitgaan. Dat maakt het makkelijker. Omdat het aanpassen van een cultuurcentrum makkelijk tien jaar kan duren, moet de architect ook goed overeenkomen met de bouwheren.”
handeld worden omdat er veel mensen rond de tafel zitten en het masterplan meer behelst dan het cultuurcentrum alleen. Na elke vergadering moet iedereen met een goed gevoel naar huis kunnen terugkeren. Dat is niet altijd makkelijk.”
Wat zijn de grootste problemen waar jullie als architecten van Westrand en Strombeek mee geconfronteerd worden? Carlos: “In Westrand is dat ongetwijfeld het klimaat. Veertig jaar geleden was energie geen probleem, nu loopt de factuur hoog op. Een deel van het masterplan focust daarop, en dat is een echte uitdaging: de originele architectuur van het monument vrijwaren en het gebouw toch een goede klimaatregeling meegeven.”
De masterplannen in een notendop DAWID STREBICKI
“We willen een centrumgebied creëren dat zijn directe omgeving dient. Met twee centrale pleinen waar de meeste publieke functies onderdak hebben gevonden: het meer historische Sint-Amandsplein met de school, het klooster en de kerk, en het meer recente Gemeenteplein met het cultuurcentrum, de muziekacademie en de bibliotheek.” CARLOS ARROYO
“De activiteiten in het cultuurcentrum moeten op de voorgrond komen, zodat wie Westrand binnenstapt mensen kan zien dansen bijvoorbeeld. We behouden ook de interne straat die verschillende activiteiten naadloos met elkaar verbindt. Dat past ook in een visie waarin cultuur een verlengstuk wordt van het huiselijke leven.”
95
(
40 JAAR CC STROMBEEK EN WESTRAND
Fred Gillebert
)
Wim Meert
DE DIRECTEURS AAN HET WOORD
E E N S PA N N E N D KANTELMOMENT? De voorbije decennia passeerden in dit boek de revue en de aangezochte gesprekspartners kregen hun zeg over de jaren die komen. Het is nu aan het bestuur, de directie en de ploeg medewerkers om de uitdagende, prikkelende, waarschuwende... woorden om te zetten in daden. Wat is de twee directeurs vooral bijgebleven uit de verschillende gesprekken en essays? Wat zien zij als prioriteiten in het lange lijstje van aandachtspunten die worden geformuleerd? Hebben ze al stappen gezet of ideeテォn in hun hoofd die ze snel ten uitvoer willen brengen? Wat zijn de wetten en praktische bezwaren die eventueel tussen droom en daad zouden kunnen staan?
TEKST: MICHAテ記 BELLON
Maar om te beginnen staan we even stil bij de lof die verschillende gesprekspartners zwaaiden over wat Westrand en Cc Strombeek de voorbije veertig jaar gerealiseerd hebben. Dat was een opvallende rode draad. Fred Gillebert: “Als ik mij probeer voor te stellen hoe dat veertig jaar geleden moet gegaan zijn – dat een gemeente beslist om wars van weerstanden en op basis van een grondige studie zo’n gebouw als Westrand neer te laten zetten door een vooraanstaand architect – dan vind ik dat ongelooflijk straf. Dat moet wereldschokkend geweest zijn. In de veertig jaar die zijn gevolgd, waren er verschillende ijkpunten. Westrand en Strombeek zijn pioniers geweest, bijvoorbeeld als het erop aankwam een aanbod te creëren voor de jeugd. Misschien kunnen we die pioniersrol nu opnieuw op ons nemen.”
naast met onze regionale receptieve werking ruimte voor de verenigingen. Het is de vraag hoe we al die nieuwe inzichten die ons in de gesprekken en teksten worden aangeboden gaan implementeren. Ik onderschrijf de inzichten en ze liggen trouwens in de lijn van de missie- en visieontwikkeling waarmee we in Cc Strombeek al in 2012 zijn begonnen, maar we zullen daarvoor ruimte moeten maken. Letterlijk, maar ook financieel en op het vlak van personeel.”
DE UTOPIE EN DE REALITEIT We zitten inderdaad op een kantelmoment. Dat jullie niet zondermeer kunnen voortdoen zoals jullie bezig zijn, blijkt ook uit problematieken die jullie zelf ervaren. Maar wat zie je zelf vanuit je directeursfunctie als de grootste prioriteit, of als het krachtigste besluit dat je kan trekken?
Wim Meert: “Het is goed dat je met dat positieve verhaal begint, want daarmee leg je eigenlijk ook een beetje de vinger op de wonde. Met wat De gesprekken geven in ieder geval eens er in de discussies in dit boek te meer aan dat we een spannende tijd allemaal besproken is, ben ik beleven. We kunnen niet zomaar voort het meestal volmondig eens: blijven bouwen op wat al bestaat. we hebben een schitterend traject afgelegd en we moeten zorgen dat we dat in de toekomst blijven Fred Gillebert: “Dat is meteen een moeidoen. Maar we merken wel dat we op het lijke vraag. De gesprekken geven in ieder vlak van de beschikbaarheid van ruimtes, geval eens te meer aan dat we een spanfinanciën en personeel aan onze limiet zit- nende tijd beleven. Met de banken zijn de ten. En dat is zacht uitgedrukt, want eigen- laatste zekerheden verdwenen. We kunnen lijk staat het water ons aan de lippen. We niet zomaar voort blijven bouwen op wat al programmeren al heel veel, en bieden daar- bestaat. Alles verandert, we moeten met
(
97
het cultuurcentrum dus een nieuw netwerk breed netwerk gerealiseerd moet worden. opbouwen, en ik vind het boeiend om te Ik ben er van overtuigd dat we met dit toekijken hoe we dat kunnen doen in deze komstraject terechtkunnen bij de socioregio vlak naast de grootstad Brussel.” Wat dit boek zeker bevestigt is dat het een “Ik denk dat kunst en cultuur verhaal is dat in een breed netwerk gereade kracht hebben om nieuwe liseerd moet worden. werkelijkheden te laten zien, en dat een cultuurcentrum op die manier de plek kan zijn waar tegenstel- culturele actoren, het (kunst)onderwijs, de lingen naast elkaar kunnen en mogen staan. ondernemers, de integratieorganisaties, de Met die diverse waarheden en visies kunnen welzijnsdiensten en politici. we ook gemeenschappen proberen te verbinden.”
(
Klinkt dat niet wat te utopisch? Wim Meert: “Nogmaals: ik ben het eens met de analyse die je maakt. Maar het zal een moeilijke oefening zijn om een en ander in de praktijk om te zetten, zeker in een tijd dat overheden moeten besparen Fred Gillebert: “Voor goede dingen is er al-
98
tijd geld. We krijgen in dit boek eigenlijk de steun van het hele werkveld. Als de ideeën goed zitten, dan geloof ik dat we de transitie op een aanvaardbare termijn kunnen maken. We kunnen hier in de Rand ook een proeftuin worden rond integratie en gemeenschapsvorming. In iedere sector zoekt men daarnaar. Laat ons dan samen met het onderwijs en alle andere socialiserende actoren proberen onze plek in dat netwerk te vinden.” Wim Meert: “Juist, wat dit boek zeker bevestigt is dat het een verhaal is dat in een
COULEUR LOCALE EN EENZAAMHEID Hoe ga je dat doen als je ondertussen met een wit en verouderend publiek te maken hebt? Wim Meert: “Wat ga je zeggen tegen de mensen die nu in onze zalen zitten? We mogen niet klagen: 2013 was een verdomd goed jaar qua opkomst en ticketverkoop. We hebben een dankbaar publiek, dat vaak komt en dat ook de centen neerlegt. Ik wil hen niet naar een andere plek doorsturen. De tweede vraag is hoe je de nieuwe accenten die we willen leggen, zakelijk gaat opvangen. Laat je kunstenaars meer met de couleur locale werken, dan krijg je voorstellingen die vooral op maat van je eigen centrum zijn gemaakt, die niet zoveel kunnen toeren en die dus relatief meer tijd en geld kosten. Dat hebben we in Strombeek al ervaren na het formuleren van onze missie en visie. Tegenover één voorstelling die ontstaat in dialoog met je gemeenschap, staan
qua tijdsbestek vijf traditionele voorstellingen. Bovendien hebben onze mensen de knowhow niet om op die nieuwe manier tewerk te gaan. De bereidwilligheid is er wel, maar begeleiding zal noodzakelijk zijn.” Fred Gillebert: “Jullie hebben toch ook al de
keuze gemaakt om met publieksbemiddeling te beginnen? Ook wij hebben dat gedaan en daarom zou ik ook bijvoorbeeld graag opnieuw met de mensen van Demos (het kenniscentrum voor participatie en democratie, red.) samenzitten om dat voor ons concreet te maken. Ondertussen bereiden we voor ons programma van volgend jaar een thema voor als ‘culturele identiteit’. Kunstenaars staan erom te springen om daar een rol in te spelen en in discussie te gaan. Dat kan botsen, maar als het goed is creëert het een draagvlak. Of iets anders: ik las dat tien procent van de ouderen in Brussel met niemand contact heeft en dus zeer eenzaam is. Bij ons zal dat niet anders zijn. Dan vind ik dat je als cultuurcentrum, samen met de wijkagenten, OCMW-werkers en eventueel ook de scholen, moet samenwerken om te weten wat er zich achter onze gevels afspeelt. Met dat soort verhalen kunnen we met kunstenaars aan de slag.” Wim Meert: “Onze publieksbemiddeling
werkt inderdaad samen met het OCMW, de brede school, de integratiedienst en de buurtwerking, en zal mee bouwen aan de brug met de vele kunstenaars die we in huis hebben.”
PARELS, VOORBEELDEN EN MOGELIJKHEDEN Wim Meert: “Wat nog niet garandeert dat je
daarmee ook de mensen over wie het gaat in je cultuurcentrum binnenhaalt. Ons huis staat voortdurend open en de drempels maken we zo laag mogelijk. We bieden de buurt dus al voor een stuk een ontmoetingsplek aan. Vijftig procent van onze capaciteit gaat naar de receptieve werking: de verenigingen die over de vloer komen. Nu
(
Vijftig procent van onze capaciteit gaat naar de receptieve werking: de verenigingen die over de vloer komen.
al ervaren we dat nieuwe verenigingen hier eigenlijk niet meer binnengeraken omdat er geen plaats meer is. We proberen daar natuurlijk oplossingen voor te zoeken. Zo hebben meisjes uit de buurt die interesse hadden voor hiphop zich kunnen aansluiten bij een dansvereniging die hier al bijna veertig jaar zit. Maar ik voel toch dat de druk op de infrastructuur verhoogt.” “De andere vijftig procent van onze werking betreft het artistieke aanbod van voorstellingen en tentoonstellingen. Misschien mogen we toch ook nog even benadrukken dat onze twee centra nog altijd een dam proberen op te werpen tegen de commercialisering en de vervlakking in onze sector. We blijven onze nek uitsteken voor zaken die elders allang van de kaart zijn geveegd. Dat maakt de spanning nog groter. Als we
99
ook in dat aanbod plaats willen maken voor projecten die door en voor de nieuwe omgeving zijn gemaakt, dan moeten we nog meer snoeien in het traditionele artistieke aanbod, en dat is niet evident.” Fred Gillebert: “Toch moeten we dat probe-
ren. Ik denk dat er ook achter die gevels en in onze straten artistieke parels te vinden moeten zijn. En als we de bal dan toch eens misslaan, dan hoeft dat ook geen drama te zijn. Wat het traditionele verenigingsleven betreft: men voelt daar ook wel aan dat andere groepen ook een plek verdienen. Ik hoorde een tijd geleden hoe Bozar met zijn zaalverhuur omgaat. Het hanteert daarvoor vaste prijzen, maar verenigingen die de
(
kunnen meenemen in ons verhaal door voorbeelden te laten zien die werken, en door daar goed over te communiceren. Veel onderwerpen zijn ook helemaal niet zo politiek gekleurd. Zo gaan wij bijvoorbeeld de relatie tussen het cultuurcentrum en het natuurgebied de Wolfsputten versterken en meedoen aan de Week van het Bos. Wie kan daartegen zijn?”
Wim Meert: “Klopt. Er zijn mogelijkheden. Wij kunnen bijvoorbeeld ook inzetten op het vlak van taal en integratie. Kinderen uit gezinnen met anderstalige achtergronden spreken meer en meer Nederlands. Via ons Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO) krijgen we automatisch heel veel mensen binnen onze Ik geloof dat we iedereen kunnen meene- muren die Nederlands willen men in ons verhaal door voorbeelden te leren. Dat zijn troeven die we laten zien die werken, en door daar goed nog beter kunnen uitspelen.”
over te communiceren.
waarden van Bozar delen en uitdragen, bijvoorbeeld omdat ze kansarmen het gebouw binnenleiden, kunnen korting en zelfs hulp krijgen. Het lijkt me een spannende oefening om over zo’n formule na te denken.” Wim Meert: “Dan zal iemand wel moeten
100
Fred Gillebert: “Ik geloof dat we iedereen
beslissen welke verenigingen welke voordelen krijgen en waarom. En dan komen we bij de diversiteit van onze instelling zelf, die in alle geledingen moet meestappen in het verhaal. Die diversiteit is nog geen feit.”
WAARDEN Een thema dat we nog niet aangeraakt hebben is digitalisering: ook een uitdaging voor de cultuurcentra, die op dat vlak enigszins achterop lopen op de filosofie die bijvoorbeeld in de moderne bibliotheek wordt gehanteerd. Wim Meert: “Met digitalisering op het vlak van communicatie zijn we al een tijd bezig. Het gebruik van drukwerk wordt afgebouwd en het belang van de website en online media neemt toe. Op het vlak van het aanbod ligt de zaak
naar mijn mening complexer. Mensen appreciëren aan ons huis ook de authenticiteit, het feit dat je er dicht bij de kunstenaars kan komen en even loskomt van de laptop en de smartphone. Ik weet dus nog zo niet of we ons aanbod online moeten streamen, in plaats van ervoor te zorgen dat mensen die ‘s avonds achter hun laptop zitten naar onze concerten komen. Natuurlijk zit er bij de jongeren veel creativiteit die te maken heeft met digitale media, maar dan kies ik er eerder voor om die via workshops en toonmomenten in huis te halen.” Jullie kiezen in ieder geval voor een waardegedreven werking. Staan die waarden op papier? Fred Gillebert: “Dit boek is daar voor een stuk een voorloper van. Op dit ogenblik trekken we de discussie zo breed mogelijk open, om daarna onze waarden scherp te stellen en op basis daarvan een nieuwe organisatiestructuur op te bouwen in een brede context. Ik hoop in het najaar de waarden en onze missie te kunnen formuleren. Ondertussen werken we al aan enkele kleinere projecten die ons in de juiste richting moeten lanceren. Zo gaan we in de zomer binnenshuis verhuizen, volgens de tweede fase van het masterplan van Carlos Arroyo. Al het personeel gaat naar de tweede verdieping, waardoor beneden meer plaats vrijkomt voor de gemeenschap.” Wim Meert: “Bij ons is de missietekst klaar en vertaald naar een nieuw beleidsplan. In dat proces is helder naar voren gekomen
dat we zeker geen eiland mogen worden waarnaar alleen nog de klassieke bezoeker zijn weg vindt. Iedereen is het daarmee eens.Vanaf dit jaar zijn we dat operationeel aan het maken. Vandaar dat ik in dit gesprek al heel wat operationele drempels naar voren kan brengen. Vanaf volgend seizoen gaan we bijvoorbeeld al tien procent minder programmeren om ruimte te creëren, al betekent dat ook minder inkomsten. We zullen dus de hulp van de verschillende overheden en onze sponsors nodig blijven hebben en we zullen nog intenser moeten samenwerken met Westrand en andere partners, zoals het steunpunt voor lokaal cultuurbeleid Locus en vzw de Rand. Daarom is het goed dat we in dit boek ook zoveel externen bij ons denkwerk betrokken hebben.”
101
Epiloog De voorzitters over de toekomst
DE TOEKOMST, DIE BLIJFT GEHEIM In 1973 was ‘volksontwikkeling’, zelfs ‘volksopvoeding’, de kerntaak van het cultuurcentrum. Het Cc moest de mensen de weg tonen naar de cultuur met hoofdletter C, en ze zo op een hoger niveau tillen. Vandaag is die aanpak afgevoerd wegens te betuttelend. Ook in 1973 kwam er een cultuurpact, om de filosofische en ideologische strekkingen te beschermen. Het cultuurpact bestaat nog, maar relevant is het niet meer, want de ‘grote verhalen’ zijn ongeloofwaardig gebleken. Conclusie: niemand heeft veertig jaar geleden voorspeld hoe de samenleving er nu uitziet. Daarom volgt hier ook geen voorspelling voor de komende veertig jaar. Wel een overzicht van waar we in de onmiddellijke toekomst werk van willen maken, uitgaande van de missie van het Cc.
102
Kunst meemaken. We willen nauw betrokken zijn bij de artistieke productie van vandaag en tegelijk waardevolle kunst van vroeger blijven presenteren. We rekenen daarvoor op de expertise van onze medewerkers en op hun contacten met de kunstenaars, en we stimuleren de nieuwsgierigheid en de interesse van onze bezoekers.
Cultuur ontdekken. We bestrijken het hele veld van de hoge en de lage cultuur. Daarvoor moeten we over een ruime en goed uitgeruste infrastructuur beschikken; het gaat dan vooral, maar niet uitsluitend, om het hoofdgebouw. In het vernieuwde centrum van Strombeek willen we de plek blijven waar niemand omheen kan. Het gebouw moet die ambitie uitstralen. Mensen tegenkomen. We willen iedereen aanspreken en bereiken. Daarom zoeken we contact met vergeten doelgroepen en met de nieuwe inwoners in ons werkgebied, en maken we hen wegwijs in ons aanbod, want dat is voor iedereen bestemd. Dat is onze bijdrage aan de opbouw van de samenleving.
HUBERT SWALENS
voorzitter Cc Strombeek Grimbergen vzw
TUSSEN DROOM EN DAAD Er was eens... Zo beginnen alle sprookjes. Het ‘sprookje’ van de culturele en gemeenschapscentra in de Rand bracht ons veertig jaar geleden meteen in een sfeer van nieuwsgierigheid, prettige spanning en droombeelden. Hun vele moeders en vaders vertellen nu de veertigjarige geschiedenis van wat begon als een droom.
Wij verwachten van het politieke beleid een grote openheid en onbevangenheid om deze evoluties te ondersteunen. Zo biedt het beleid kans om door experimenten en compromisloze kunstvormen antwoorden te vinden op maatschappelijke vragen. Door de confrontatie van ideeën verbreedt onze mentale ruimte.
De wereld en de gemeenschappen die hen aanzetten tot deze initiatieven van gemeenschapsvorming en culturele ontvoogding en -spreiding, zien er vandaag helemaal anders uit. Niet alleen is BHV gesplitst en is het aantal inwoners van hun gemeenten en de Rand exponentieel gegroeid, er is ook nog weinig sprake van een taal- en culturele homogeniteit.
Het eigen aanbod, de kunst- en cultuureducatie en het ondersteuningswerk zal evolueren naar een kleurrijke en meertalige programmatie. De vraag naar de maatschappelijke relevantie van onze centra zal hierdoor een antwoord krijgen. Dit is de manier om het beleid blijvend te overtuigen dat culturele centra nodig en noodzakelijk zijn én de nodige middelen vereisen. In economisch en financieel onrustige tijden is relevant zijn een grotere garantie op bestaanszekerheid dan verstrooiing en amusement.
Onze centra geven podiumkunstenaars en publiek de kans op wederzijdse verrijking. Ze stimuleren mensen om verder te gaan dan wat ze al kennen. Dat proces van cultureel-artistieke ontwikkeling leidt tot een open kijk op onszelf en onze samenleving. De taal, vormgeving en artistieke kwaliteit van de theatermaker/boodschapper blijven daarbij de belangrijkste criteria, ongeacht of ze gegroeid zijn in Vlaamse, Europese of andere culturele werelden – in onze of een andere taal. Moderne theatertechnieken bieden alle kansen om kunstenaar en publiek met elkaar in een open dialoog te brengen.
De droom om in onze centra de hartslag van de tijd te blijven voelen en wegen naar antwoorden te vinden moeten wij de volgende decennia realiseren. Tussen droom en daad liggen vele bezwaren en obstakels… Niet minder maar andere dan veertig jaar geleden.
103
FRANS DE BOECK
voorzitter Westrand
Schreven mee Behalve de medewerkers van Cc Strombeek en Westrand (zie het colofon op bladzijde 110-111) werkten de volgende mensen mee aan de totstandkoming van dit boek. (Gesprekspartners en geïnterviewden worden voorgesteld in de bladzijden waar ze aan het woord komen.)
ERIC ADAMS
is leerkracht Spaans in het volwassenenonderwijs en freelance journalist, gespecialiseerd in reizen en cultuur.
ELLEN ANTHONI
is trendwatcher bij Trendwolves, dat als research and marketing company focust op jeugdcultuur.
MICHAËL BELLON
TOM PALMAERTS
is trendwatcher bij Trendwolves, dat als research and marketing company focust op jeugdcultuur.
is freelance cultuurjournalist en schrijft onder meer voor De Randkrant, Brussel Deze Week/AGENDA en De Standaard. NELE CANNAERTS
is arbeidssocioloog en doctoraatsstudente aan de Universiteit Antwerpen, faculteit TEW, departement Management. Haar doctoraat focust op ‘ambidexterity’. Op dit moment richt zij zich specifiek op de cultuursector.
WOUTER HILLAERT
104
is freelance theatercriticus en cultuurjournalist. Hij schreef voor De Morgen en schrijft momenteel voor De Standaard. Verder probeert hij als redactiecoördinator het cultuurtijdschrift rekto:verso (www.rektoverso.be) in de lucht te houden
BART ROGÉ
werkt sinds 2008 voor Dēmos, kenniscentrum voor participatie en democratie, als stafmedewerker communicatie en kennisbeheer. Hij is bestuurder in muziekclub De Kreun, de sociaal-artistieke organisaties Platform-K en Wit.h en in het cultuurcentrum van Kortrijk.
PATRICK DE RYNCK
is freelanceredacteur, auteur en publicist. Hij is vooral actief in de cultuur- en erfgoedsector.
DAAN SORGELOOS
JESSE SEGERS
is professor Leiderschap en Organisatiegedrag aan de Antwerp Management School, waar hij ook academic director is van The Future Leadership Initiative en de masterclass Leiderschap voor middelmanagement. Hij doceert ook aan S.I.O.O. in Nederland
is onderzoeker en praktijkassistent bij de onderzoeksgroep Arbeids- en Organisatiepsychologie aan de VUB. Hij is als gastdocent geassocieerd met The Future Leadership Initiative van de Antwerp Management School en doceert aan S.I.O.O. in Nederland. Sinds 2008 leidt hij We Walk, een adviesbureau voor openbare besturen en sociaal-culturele organisaties.
105
Bouwden mee aan Deze mensen werkten mee aan het beleid en het programma gedurende 40 jaar Westrand en Cc Strombeek:
BURGEMEESTER
Ernest Soens, 1939-1976 Jozef Mensalt, 1971-1991 Jean-Pol Olbrechts, 1991-2000 Henri Maes, 2001-2003 Eddy Willems, 2003-2010 Marleen Mertens, 2010-heden
S C H E P E N VA N C U L T U U R
Marc Servotte, 1970-1982 Jozef Van Win, 1983-1985 Andre Bas, 1986-1988 Jaak Verbaanderd, 1989-1994 Marc Van Godtsenhoven, 1995-2000 Patrick Vertongen, 2001-2012 Marc Van Godtsenhoven, 2013-heden
VOORZITTERS
Karel Hemmerechts, voorzitter raad sco & cc, 1967-1995 Renaat De Windt, 1995-2007 Hubert Swalens, 2007-heden 106
... 40 jaar CC strombeek DIRECTIE
Isi Moyson, 1971-1978 Chris Maere, 1978-1993 Hendrik Dehandschutter, waarnemend directeur, 1993-1995 en adjunct directeur, 1999-2011 Chris Maere, 1995-2009 Stefaan Gunst, 2009-2011 Hendrik Dehandschutter, algemeen directeur, 2011-2013 Wim Meert, 2012-2013 Wim Meert, algemeen directeur, 2013-heden Hendrik Dehandschutter, 2013-heden
C U LT U U R F U N C T I O N A R I S
Mark Racquet, 1976-1978 Michel Price, 1978-1997 Erika Bosserez, 1979-1998 Hendrik dehandschutter, 1980-1999 Stef Coninx, 1989-1995 Kristof Smet, 1993-2003 Riet Jaeken, 1995-2005 Sophie Van Weert, 1997-heden Luk Lambrecht, 1999-heden Jurgen Van Hove, 2003-2004 Evi Van Humbeek, 2004-heden Jo Sollie, 2005-heden Kevin Suetens, 2008-2013 107
Bouwden mee aan BURGEMEESTER
Philip Vergels, 1967-1982 Jef Valkeniers, 1983-1988 Jef De Ridder, 1988-1988 Stefaan Platteau, 1989-1991 Jan De Craen, 1992-1994 Stefaan Platteau, 1995-2012 Willy Segers, 2013-heden
S C H E P E N VA N C U L T U U R
Jan De Craen, 1970-1982 Jef De Ridder, 1983-1987 Jan De Craen, 1988-1992 Jan Margot, 1992-1994 Jan De Craen, 1995-1997 Jan Margot, 1997-1998 Willy Segers, 1998-2012 Jef Vanderoost, 1999-2001 Elke Zelderloo, 2001-2011 Diane Van Hoof, 2013-heden
VOORZITTERS
108
Philip Vergels, waarnemend voorzitter, 1973-1973 Piet Vanwaeyenberge, 1974-1978 Stany Mattheussen, 1978-1984 Jo MattelĂŠ - Dekinder, waarnemend voorzitter, 1984-1986 Guido Vereecke, 1986-1993 Piet Verhasselt, 1993-2010 Fernand Collier, secretaris penningmeester, 1993-2010 Frans De Boeck, 2010-heden
... 40 jaar Westrand DIRECTIE
Wilfried Vanderpooten, 1973-1992 Jef Gunst, directeur administratie, 1993-2008 Julien Decoster, directeur programmering, 1993-2012 Piet Walravens, directeur infrastructuur en horeca, 1993-2004 Miranda Vankerk, algemeen directeur, 2008-2012 Fred Gillebert, algemeen directeur, 2013-heden
C U LT U U R F U N C T I O N A R I S
Jef Gunst, 1975-1983 Julien Decoster, 1983-1993 Philip Lievens, 1983-1985 Jef Gunst, 1985-1993 Karel Seghers, 1978-1983 An Joseph, 1989-1992 Wim Van Parijs, 1993-heden Steven De Mesmaeker, 1993-heden Lies Van Lierde, 1995-heden Elisabeth Maesen, 2009-heden
Dit kon nooit gerealiseerd worden zonder het uitgebreide team van technische, logistieke, administratieve en communicatiemedewerkers en vrijwilligers.
109
Colofon Dit boek is een eerbetoon aan alle mensen die mee bouwden aan veertig jaar cultuurcentra, in het bijzonder aan Chris Maere, gewezen directeur Cc Strombeek, die bij het ter perse gaan van dit boek overleden is. Dit is een eenmalige publicatie naar aanleiding van de 40ste verjaardag van Cultuurcentrum Westrand en Cultuurcentrum Strombeek.
VERANTWOORDELIJKE UITGEVERS
Cc Dilbeek Westrand Kamerijklaan 46 1700 Dilbeek Cc Strombeek
Gemeenteplein z/n 1853 Strombeek-Bever
110
REDACTIEGROEP
Patrick De Rynck – Jo Sollie – Els Seghers – Wim Meert – Hendrik Dehandschutter – Peter D’Herde – Fred Gillebert – Steven De Mesmaeker – Wim Van Parijs – Annelies Desmet – Hubert Swalens – Eddy Frans – Lies Van Lierde
WERKGROEPEN GESCHIEDENIS
Westrand: Jan De Craen – Piet Verhasselt – Jef Gunst – Jacky Duyck – Frans De Boeck – Hugo Vereecke – Guido Vereecke – Jacoba Schouten Cc Strombeek: Chris Maere – Renaat De Windt – Geert Habils – Marc Van Godtsenhoven – Hendrik Dehandschutter – Jo Sollie – Hubert Swalens
D E E L N E M E R S PA N E L G E S P R E K K E N
Westrand en Cc Strombeek als Randfenomeen: Dirk De Clippeleir – Guido Fonteyn – Eddy Frans – Elke Vanempten – moderator Fred Dhont Modellenwerk. De heruitvinding van het cultuurcentrum?: Franky Devos – Jan Hautekiet – Leen Laconte – Bert Mulder – moderator Miek De Kepper Publieksdebat: Panel: Leen Laconte – An Vanlierde. Presentatie: Jan Hautekiet
M E T B I J D R A G E N VA N
DRUKWERK
Willy Segers – Marleen Mertens – Marc Van Godtsenhoven – Diane Van Hove – Wouter Hillaert – Bart Rogé – Bart Verhaeghe – Pascal Gielen – Nele Cannaerts, Daan Sorgeloos en Jesse Segers – Tom Palmaerts en Ellen Anthoni – Carlos Arroyo en Dawid Strebicki (Eric Adams) – Fred Gillebert en Wim Meert (Michaël Bellon) – Frans De Boeck – Hubert Swalens – Patrick De Rynck
Dit boek werd met vegetale inkten gedrukt bij PurePrint. De drukkerij is FSC-gecertificeerd en gebruikt elektriciteit voor 100% opgewekt uit CO²neutrale hernieuwbare bronnen.
Jaar van uitgave: 2014 Oplage: 900 exemplaren
BEELDREDACTIE
Els Seghers – Annelies Desmet – Jo Sollie – Peter D’herde – Katrien Malfroid – Laura Van Dijck – Korneel Boon
EINDREDACTIE
Patrick De Rynck
VORMGEVING
Deze publicatie werd mogelijk gemaakt met de steun van: gemeente Grimbergen gemeente Dilbeek Vlaamse overheid (cel coördinatie Vlaamse Rand) provincie Vlaams-Brabant
Leen Depooter, quod. voor de vorm.
M E T F O T O ’ S VA N
Bram Tack – Marcel Leys – Piet en Miel Verhasselt – Jacky Duyck – Piet De Decker – Robert Mason – Wim Van Parijs – Luc Verleysen – gemeentearchief Dilbeek – cultuurraad Dilbeek
111