Chemie Magazine #01 2014

Page 1

Wetgeving belemmert gebruik reststromen

Leerwerkprogramma DuPont groot succes

De smartphone barst van de chemie

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 01 • 22 januari 2014

BIOBASED ECONOMY KOMT DICHTERBIJ


INHOUD 01 | 22 januari | 2014

18

BIOBASED BELOFTEN Of het nu gaat om plastics, chemicaliën, coatings of brandstof, de laatste tijd wordt het ene na het andere Nederlandse biobased initiatief gepresenteerd. Hoogste tijd voor een kleine selectie van veelbelovende projecten. De sleutel tot succes ligt volgens Annita Westenbroek van het Dutch Biorefinery Cluster in samenwerking tussen de verschillende deelgebieden.

LEERWERKEN BIJ DUPONT LOONT Met een door de Erasmus Universiteit als ‘best practice’ bestempeld leerwerkprogramma lukt het DuPont meer dan voldoende procesoperators binnen te halen. Het aantal aanmeldingen is inmiddels vier keer groter dan het aantal leerwerkplekken.

28

januari 2014 Chemie Magazine 3


INHOUD 01 | 22 januari | 2014

22

Wet- en regelgeving hindert hergebruik reststromen

7

Voorwoord Colette Alma

7

Evenementen

War for talent

NIEUWS 9 10 13 15

Actueel Twitter Veiligheid Innovatie

ACHTERGROND

30

DSM en DB Schenker Rail maken goederentreinen stiller

17

Biomassa

18

Biobased

22 26 28 30

36

Jet-Net-bedrijf helpt scholieren kiezen voor techniek

32 36 40 43 44

26

49 49 51 51 51

Samenwerking Natuurmonumenten en DSM Nederlandse biobased initiatieven Grondstoffen

Wetgeving belemmert gebruik reststromen Uitgelicht

De chemie achter de smartphone Onderwijs

Leerwerkprogramma DuPont groot succes Transport

Stiller spoorvervoer dankzij kunststof remblok Internationaal

Het Innovatie AttachĂŠ Netwerk, deel 2 Onderwijs

Jet-Net helpt scholieren kiezen voor techniek Wetenswaardig

Grootste composiet sluisdeuren ter wereld Duurzaamheid

Pvc-kozijnen duurzamer dan houten VNCI

Selectie van de activiteiten in 2013 Column Bedrijven Mensen Volgende maand Colofon

De smartphone: chemie tot in de kleinste details januari 2014 Chemie Magazine 5


Voorwoord

WAR FOR TALENT

O

nlangs kwam ABN Amro met een analyse van de ontwikkeling van de beroepsbevolking in Nederland. Een belangrijke conclusie is dat er door de verhoging van de AOW-leeftijd voldoende aanbod op de arbeidsmarkt zal zijn en dat er daarom geen algehele ‘war for talent’ te verwachten is. Het tekort aan personeel dat in specifieke sectoren wordt ervaren zal volgens de bank vooral het gevolg zijn van een verkeerde match tussen vraag en aanbod. Betekent dit nu dat wij onze inspanningen om jonge mensen te motiveren voor de chemie wel kunnen staken? Mijn antwoord op die vraag is een overtuigd ‘nee’. De chemie is een van de sectoren waar van een mismatch sprake is. Veel van onze leden, met name het mkb, melden dat ze problemen met personeel op zich af zien komen, zeker als de economie gaat aantrekken. En het aantal operators en engineers dat de scholen de komende jaren afleveren is te gering om de verwachte vacatures te vullen. Voor ons is de ‘war for talent’ dus wel degelijk actueel. En die ‘strijd’ wordt op meerdere terreinen gestreden. Een van de belangrijkste is die van het funderend onderwijs: de basisschool en het voortgezet onderwijs (vo). Daar werken chemiebedrijven samen met alle andere technische sectoren om het aantal jongeren dat voor techniek kiest te ver-

groten. Voor het vo is daarvoor een programma als Jet-Net in het leven geroepen (zie artikel op pagina 36 van deze Chemie Magazine). De inspanningen op dit terrein hebben ertoe geleid dat meer jongeren voor een hbo- of wo-techniekopleiding kiezen en dat jongeren meer affiniteit ontwikkelen met onze sector. Het tweede strijdtoneel is het onderwijs aan studenten die al gekozen hebben voor techniek. Hier richten activiteiten van chemiebedrijven zich op het bouwen van een relatie met studenten en docenten, bijvoorbeeld via stages, gastlessen, excursies en beurzen, om de inhoud van de opleiding beter af te stemmen op onze behoeften, en om de beste studenten te enthousiasmeren en te selecteren voor onze sector en voor het eigen bedrijf. In een sector als de onze, met zijn zeer hoge arbeidsproductiviteit, staat of valt de kwaliteit van een bedrijf met de kwaliteit van zijn werknemers. Bedrijfsinzet op de verschillende terreinen van deze ‘war for talent’ is daarom meer dan de moeite waard. Een extra aansporing dus om te participeren in succesvolle programma’s als Jet-Net en de Topsector Chemiebeurzen! Colette Alma, directeur VNCI

EVENEMENTEN 23.1 Efficiënte elektrische aandrijvingen in de chemische industrie Workshop over het behalen van meer voordelen met efficiënte elektrische aandrijvingen Locatie: Stadhuis Gouda Organisatie: VNCI i.s.m. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Meer info: http://bit.ly/1j6Zs6A 24-25.1 Visions In Chemistry Presentaties over onder meer organische synthese, katalyse, spectroscopie en duurzame chemie Locatie: Kopenhagen Organisatie: Danish Academy of Technical Sciences Meer info: www.chemeurope.com/en/ events/32974/the-torkil-holm-symposium. html

30.1 Uniting Renewable Catalysis across Europe Laatste ontwikkelingen en state-of-theart-technologieën in hernieuwbare katalyse Locatie: Felix Meritis, Amsterdam Organisatie: Catchbio Meer info: http://bit.ly/1eINigP 6.2 Praktijkdag Bio-energie. Doe meer met biomassa Evenement over de vele aspecten van bio-energie, met excursies naar onder meer Suiker Unie, E.ON en Diergaarde Blijdorp Locatie: De Doelen, Rotterdam Organisatie: Agentschap NL Meer info: www.rvo.nl/actueel/ evenementen/praktijkdag-bio-energie

12.2 DEF-workshop SPiCE3 Centraal staat de uitwisseling van kennis en ervaringen voor een hogere energieefficiency in de industrie Locatie: Energie-Expertisecentrum in Plant One, Rotterdam Organisatie: Deltalinqs i.s.m. VNCI Meer info: http://bit.ly/1draCiR MEER EVENEMENTEN: www.vnci.nl/actualiteit/ evenementenkalender.aspx VERGADERINGEN VNCI 22.1 BG Onderwijs 23.1 WG RC Global Charter 28.1 BG Energie en Klimaat 28.1 VNCI Advocacy Team 11.2 WG Procesveiligheid 17.2 Dagelijks Bestuur

januari 2014 Chemie Magazine 7


Actueel Wie volgt Cas König op?

Responsible Care-prijs

De VNCI reikt ook dit jaar de Responsible Care-prijs uit aan het meest inspirerende en aansprekende project uit de chemische industrie op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu, duurzaamheid en ketenbeheer. Zowel initiatieven met een bescheiden resultaat als grote projecten maken kans. Een onafhankelijke jury en het lezerspubliek van de VNCI (van de nieuwsbrief en Chemie Magazine) kiest de winnaar uit drie genomineerde projecten. De feestelijke uitreiking vindt plaats op 19 juni tijdens de Jaarvergadering van de VNCI. De winnaar dingt ook mee naar de internationale Responsible Care-award van Cefic. p

Wie wordt Plant Manager of the Year 2014? Kent u iemand die Cas König van ESD-SIC op kan volgen als Plant Manager of the Year? Meld hem of haar dan aan voor deze verkiezing. De finalisten en hun bedrijf krijgen veel aandacht in de media, en de winnaar mag een jaar lang de prestigieuze titel van Plant Manager of the Year dragen.

D

e verkiezing van de Plant Manager of the Year vindt sinds 2008 plaats en is een initiatief van het Petrochem Platform en de VNCI, in samenwerking met Deltalinqs en het Havenbedrijf Rotterdam. De verkiezing draagt bij aan een positief imago van de Nederlandse procesindustrie, door de inspanning en prestaties van plantmanagers te benoemen en te waarderen. De focus ligt hierbij op veiligheid, gezondheid, milieu, productiviteit en duurzaamheid. Om dit voor het voetlicht te brengen, verschijnen er interviews met de genomineerden en de winnaar in Petrochem en Chemie Magazine. Ook wordt er van de finalisten een videoreportage gemaakt. Een vakkundige jury beoordeelt de kandidaten op hun maatschappelijke betrokkenheid, leiderschap en communicatieve vaardigheden. Tijdens Deltavisie 2014, op 5 juni in Rotterdam, presenteren de finalisten zich aan het publiek. De bekendmaking van de winnaar vindt plaats tijdens het avondprogramma. Een sitemanager kan de plantmanager voor de verkiezing nomineren. Een sitemanager die geen plantmanager onder zich heeft, kan zelf deelnemen, mits die verantwoordelijk is voor maximaal vijfhonderd mensen. Kandidaten kunnen tot 1 maart 2014 worden aangemeld bij Irene van Luijken, hoofd communicatie van de VNCI: 070 337 87 30 of vanluijken@vnci.nl. Of bij Wim Raaijen, hoofdredacteur Petrochem: 020 312 20 81 of wim@ industrielinqs.nl. Vermeld hierbij naam, contactgegevens en de redenen waarom u vindt dat deze plantmanager in aanmerking komt voor de prijs. p

Aanmelden kan via: http://bit.ly/Kj5OjZ

Agentschap NL en Dienst Regelingen gefuseerd Agentschap NL en Dienst Regelingen zijn gefuseerd. De naam van de nieuwe organisatie is Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De nieuwe rijksdienst stimuleert ondernemers bij duurzaam, agrarisch, innovatief en internationaal ondernemen. RVO.nl werkt in opdracht van ministeries en de Europese Unie.

D

ienst Regelingen en Agentschap NL zijn beide uitvoeringsorganisaties van het ministerie van Economische Zaken. Ze leveren namens de Rijksoverheid diensten aan ondernemers zoals subsidies, het vinden van zakenpartners, kennis en het voldoen aan wet- en regelgeving. De rijksoverheid streeft naar een compacte en efficiëntere rijksdienst. Het samenvoegen van de beide uitvoeringsorganisaties is een gevolg van dit beleid. Met de fusie is één organisatie ontstaan die een zeer groot aanbod van de overheidsdiensten overzichtelijk aanbiedt. Of het nu gaat om duurzaam, agrarisch, innovatief of internationaal ondernemen, voortaan kunnen ondernemers op één plek terecht. p

Meer informatie: www.rvo.nl januari 2014 Chemie Magazine 9


TWI TTER Chemie Is Overal @chemieisoveral Melkbus- of carbidknallen is een prachtige eindejaarstraditie. Mogelijk gemaakt door chemie. http://www. chemieisoveral.nl/chemie-knalt-hetjaar-uit … pic.twitter.com/xB7Wre0R2o Astrid van Ballegoy @Astrid_HITMA “@vnci: Chemie in de media: Het omzetten van algen naar ruwe olie in minuten http://goo.gl/fb/fs3fF ” Dow Chemical @DowChemical Dealing with cold winter temps? Find out how Dow’s solutions can keep your #Home warm this season. http://ow.ly/smmDD

COCI PLANT ONE OPENT EXPERTISECENTRUM ENERGIE-EFFICIENCY Op 12 februari vindt de opening plaats van het Expertisecentrum Energie-efficiency bij Plant One in Rotterdam. Exposanten van innovatieve apparatuur en technologie vinden hier een permanent podium om hun kennis te delen met onderzoekers en beslissers uit industriële bedrijven. Plant One, een Centre for Open Chemical Innovation (COCI), ontwikkelt het Expertisecentrum Energie-efficiency in samenwerking met Deltalinqs, Havenbedrijf Rotterdam en het Institute for Sustainable Process Technology (ISPT). In de vorm van een marktplaats met vaste en wisselende exposanten kunnen bedrijven er energiebesparende apparatuur en installaties aan potentiële afnemers demonstreren. De focus ligt niet alleen bij de grote technologiebedrijven, maar nadrukkelijk ook op presentaties door innovators en ontwikkelaars uit het mkb. Er zijn op afspraak dagelijks bezoeken, demonstraties en expertmeetings mogelijk. p Meer informatie: Karin Husmann, directeur Plant One, 06 30 32 43 40, karin.husmann@plant-one.nl

Tijdens een bezoek aan een boorlocatie zei Cameron dat zijn regering ‘vol inzet op schaliegas’.

Connie Hedegaard @CHedegaardEU #Backloading is now a reality. The @EU_Commission hopes that the first allowances can be back-loaded very soon http://bit.ly/1gDM9a8 #EUETS ChemistryWorld @ChemistryWorld Wafer thin electronic circuits so thin they wrap around a human hair http://www.rsc.org/chemistryworld/2014/01/flexible-electronics-getmore-bendy-still … Matthijs Ruitenbeek @MRuitenbeek De kleur van chemie http:// www.kennislink.nl/publicaties/dekleur-van-chemie … via @Kennislink 10 Chemie Magazine januari 2014

FOTO: HOLL ANDSE HOOGTE

Moniek van de Wiel @MoniekvandeWiel Leuke sfeerreportage in Chemie Magazine van de workshop crisiscommunicatie voor #VNCI @stephanhoek http://lnkd.in/dWadpJX

BRitse RegeRing BeLOOnt schALiegAs-geMeenten De Britse regering gaat gemeenten die meewerken aan de winning van schaliegas belonen met een financiële prikkel. Zij worden gevrijwaard van de belasting die bedrijven voor de gaswinning moeten betalen. Dit kondigde premier David Cameron onlangs aan. Tijdens een bezoek aan een boorlocatie zei Cameron dat zijn regering ‘vol inzet op schaliegas’. Verdere ontwikkeling van de sector kan volgens hem tienduizenden banen opleveren en is bovendien belangrijk voor de energievoorziening. Bedrijven die in Groot-Brittannië schaliegas willen winnen, hebben aangeboden om nog eens 1 procent van de opbrengst af te staan aan de lokale gemeenschap. Het geld kan bijvoorbeeld worden gebruikt om huiseigenaren in de buurt van boorlocaties te compenseren. p


Actueel

‘Chemie bezit sleutel tot verduurzaming’ Wat ziet u gebeuren ten aanzien van de beschikbaarheid van grondstoffen en wat gaat u doen om de voorzieningszekerheid in 2014 te continueren en te versterken? Die vraag werd de metaal-, de food- en de chemiesector gesteld tijdens de conferentie ‘Grondstoffen 2014: Voorzieningszekerheid voor de Nederlandse Economie’ op 13 december. De conferentie werd georganiseerd door VNO-NCW, samen met het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS) en het Raw Materials Supply Platform.

‘D

e kernboodschap van de chemische sector is dat zij ondanks – of juist dankzij het feit dat ze erg grondstof- en energieintensief is – als industry of industries een belangrijke sleutel tot verduurzaming in handen heeft, ook op het vlak van grondstoffengebruik”, zei Geoffrey Schouten, VNCI-beleidsmedewerker Responsible Care en Duurzaamheid, tijdens de conferentie. “De chemische industrie produceert namelijk producten die leiden tot vermindering van grondstof- en energiegebruik. Denk daarbij aan kunststofverpakkingen voor voedingsmiddelen, lichtgewicht materialen en speciale verven voor transportmiddelen, isolatieproducten in gebouwen en meststoffen.” De sector is grondstofintensief en sterk afhankelijk van de import van grondstoffen. De sector is ook energie-intensief en daarmee een speelbal van de politieke beslissingen om de prijzen van CO2-rechten te laten stijgen. Deze thema’s zijn niet specifiek voor Nederland. Daarom betoogde de VNCI dat Nederland deze zwaktes van en bedreigingen voor de chemiesector niet op nationaal, maar op Europees niveau tegemoet moet treden. Dit is belangrijk om een level playing field te waarborgen. Een Nederlandse overheid die eigen, veelal strenger beleid op het vlak van energie, klimaat, milieu en afval voert, tast de concurrentiepositie van de Nederlandse economie immers aan.

Chemiebedrijven gezocht voor Topsector Chemiebeurs 2014 Na het succes van vorig jaar worden ook het komende studiejaar weer Topsector Chemiebeurzen uitgereikt. De Topsector Chemie roept zowel chemiebedrijven als studenten op om zich hiervoor aan te melden.

V

orig jaar kregen 27 hbo- en 15 wo-talenten een Topsector Chemiebeurs. Universitaire scheikundeopleidingen kregen door de beurs in 2013 38 procent meer vooraanmeldingen en uiteindelijk 25 procent meer studenten binnen dan in 2012. Om 2014 tot een minstens even groot succes te maken, start komend voorjaar een nieuwe wervingscampagne. De beurs is bedoeld voor studenten die het komende studiejaar scheikunde gaan studeren aan een universiteit in Nederland en een zeer hoge score hebben behaald op hun eindexamen scheikunde. Ook moeten ze sociaal vaardig zijn om op te kunnen treden als ambassadeur voor de chemie. Met deze beurs ontvangen studenten een jaarlijkse toelage van 3000 euro (hbo) of 5000 euro (wo), nemen ze deel aan een talentenprogramma én krijgen ze een stageplek bij een chemiebedrijf toegewezen.

Om de rol van de sector als sleutelspeler in verduurzaming van grondstoffengebruik waar te maken, is samenwerking cruciaal. De Nederlandse chemie dient daartoe vooral te investeren in verdere versterking van haar positie in het ARRRA-cluster (Antwerpen, Rotterdam, Rijn- en Ruhrgebied), waarvan de Nederlandse sector een belangrijk onderdeel is. p

De deelnemende bedrijven krijgen in ruil voor hun bijdrage topstudenten binnen in hun bedrijf, die ze wellicht in de toekomst als werknemer kunnen verwelkomen. De sector voorziet een tekort van 30.000 werknemers in de chemie in het jaar 2020. De toekomstige vraag vanuit de sector is als gevolg van vergrijzing van de beroepsbevolking en de stijging van het aantal vacatures groter dan de toestroom van studenten. Er stromen ook onvoldoende afgestudeerde chemici door naar de chemiesector. p

Meer informatie: Geoffrey Schouten, 070 337 87 47, schouten@vnci.nl

Meer informatie en aanmelden voor bedrijven: chemiebeursonderwijs@ vnci.nl of neem contact op met Margot Kok: 06 205 046 95. januari 2014 Chemie Magazine 11


Veiligheid

BRZO+ volgt LAT Risicobeheersing Bedrijven op Het programma ‘BRZO+’ is op 1 januari officieel van start gegaan. BRZO+ volgt het programma LAT Risicobeheersing Bedrijven op. 2014 is een overgangsjaar.

ILT nog niet interventiebevoegd bij brzo De Tweede Kamer wil voorlopig geen interventiebevoegdheid geven aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) voor het toezicht op bedrijven die grootschalig werken met gevaarlijke stoffen (BRZO-bedrijven). De Kamer wil dat staatssecretaris Mansveld wacht met de introductie van een extra interventieinstrument totdat de evaluatie van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) in 2014 is afgerond.

D

e VNCI en de projectgroep Veiligheid Voorop zijn blij met dit signaal van de Tweede Kamer dat de politiek voorlopig geen interventiebevoegdheid wil. Dit is in lijn met het VNCI-standpunt dat toezicht en handhaving zo veel mogelijk gecentraliseerd moeten zijn om de veiligheid verder te verbeteren. Provincies, gemeenten en industrie lieten Mansveld en de Kamer eerder weten niets te voelen voor een nieuwe toezichthouder, die bedrijven rechtstreeks kan sluiten. IPO, VNG en VNO-NCW pleiten juist voor één toezichthouder bij de zes gespecialiseerde Regionale Uitvoeringsdiensten (BRZORUD’s). Door te werken met één toezichthouder worden eenduidigheid en efficiëntie vergroot. p

‘veiligheid Voorop’ in gesprek met Mansveld

foto: holl andse hoogte

B

RZO+ beoogt een impuls te geven aan de verdere kwaliteitsverbetering van het toezicht op risicovolle bedrijven. De samenwerking en de landelijke afstemming behelzen het volledige pakket van de Wabo Vergunningverlening-, Toezicht-, en handhavingstaken (VTH-taken) en taken op het gebied van arbeidsomstandigheden bij Brzo-bedrijven en bedrijven die behoren tot categorie 4 van de Richtlijn industriële emissies (Rie). Vervoerswetgeving is uitgesloten indien deze geen betrekking heeft op bedrijfsgebonden activiteiten. Het vertrekpunt is de bestaande samenwerking die in het kader van LAT RB tussen de inspecterende diensten is ontstaan. In de nieuwe organisatie is sprake van een groeimodel waarbij er met meer partijen aan een breder takenpakket wordt gewerkt. p

Een delegatie van de Veiligheid Voorop-partners (onder andere VNO-NCW, VNCI, Votob, VNPI en VHCP) heeft op 10 december met staatssecretaris Mansveld van I&M gesproken over de voortgang en ambities van het programma Veiligheid Voorop.

E

r werd gesproken over het gezamenlijk proactief optreden van overheid en bedrijfsleven, waarmee de veiligheid gediend is. De staatssecretaris onderschrijft het gemeenschappelijk belang en wil de dialoog tussen overheid en bedrijfsleven continueren. Ook kwam het opstellen van een gezamenlijke integrale jaarlijkse rapportage, de zogenaamde ‘Staat van Veiligheid’ van de BRZO-bedrijven, aan bod. Hierin wordt naast de nalevingsperformance ook duiding gegeven bij de actuele veiligheid van de sector. Daarnaast is gesproken over verbetering van de overheidsgovernance, zoals één overheidsloket en verduidelijking van de normatieve kaders (onder andere op het gebied van PGS-richtlijnen). De staatssecretaris wil stimulerend acteren door met het bedrijfsleven en andere partijen samenwerkingsafspraken te maken over de verbetering van de veiligheid in zogenaamde Safety Deals (vergelijkbaar met Green Deals). Zonder daarbij de indruk te wekken dat over veiligheid onderhandeld wordt. De Veiligheid Voorop-partners kijken positief tegen dit instrument aan. De bijeenkomst werd symbolisch afgesloten, waarbij Veiligheid Voorop-voorzitter Gerard van Harten het ‘veiligheidsestafettestokje’ overdroeg aan de staatssecretaris om te benadrukken dat veiligheid een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is. p Meer informatie: Peter Bareman, VNCI-speerpuntmanager Veiligheid, Gezondheid en Milieu, 070 337 87 39, bareman@vnci.nl

januari 2014 Chemie Magazine 13


Innovatie Het resultaat: binnen een uur ruwe olie uit lagen.

Lignineprobleem opgelost Houtige biomassa is geschikt te maken voor fermentatie met een speciale ionische vloeistof waarin alleen de ligninefractie oplost. Die vloeistof hoeft bovendien niet veel te kosten. Dit stellen onderzoekers van North Carolina State University in het tijdschrift Green Chemistry. Zo’n ionische vloeistof is gedefinieerd als een organisch zout met een smeltpunt beneden de 100 graden Celsius, en in de praktijk vaak zelfs beneden kamertemperatuur. Het lignineoplosmiddel is een ‘protische ionische vloeistof’ (PIL), die bestaat uit een mengsel van een (Brönsted-)zuur en een passende base. Heel simpele PIL’s blijken in staat te zijn om selectief de lignine in biomassa op te lossen, en de cellulosefractie niet. Een combinatie van azijnzuur en een organisch amine volstaat. Het voordeel is dat azijnzuur goedkoop is en dat zo’n amine ook niet veel hoeft te kosten. Of het proces ook echt praktisch bruikbaar is, moet nog worden uitgezocht. p Bron: C2W

Nieuwe methode om ruwe olie uit algen te produceren Ingenieurs van het Pacific Northwest National Laboratory (PNNL), een onderdeel van het Amerikaanse ministerie van Energie, hebben een continu chemisch proces ontwikkeld dat binnen een uur ruwe olie produceert uit geoogste algen. Dit meldt het tijdschrift Algae Research. Genifuel Corp in Utah, dat de licentie voor de technologie bezit, gaat samen met een industriële partner een pilotplant bouwen.

E

en suspensie van natte algen wordt in een chemische reactor gepompt. Binnen een uur komt er ruwe olie uit. Met conventionele raffinage wordt de ruwe algenolie vervolgens omgezet in vliegtuigbrandstof, benzine of diesel. Het proces produceert ook afvalwater en kalium en stikstof, die samen met het gereinigde water kunnen worden gerecycled om meer algen te laten groeien. Algen worden al langer beschouwd als een potentiële bron van biobrandstof. Verschillende bedrijven hebben op laboratoriumschaal uit algen brandstoffen geproduceerd. Maar de productiekosten zijn hoog. De technologie van PNNL bevat een aantal methoden die de kosten verminderen. Zo werkt het proces met natte algen, waar de meeste processen gedroogde algen vereisen, die veel energie kosten. Daarnaast wordt de productie vereenvoudigd door chemische stappen te combineren in een continu proces. Het PNNL-systeem verwerkt in de onderzoeksreactor ongeveer 1,5 liter algenslurry per uur, wat nog niet veel is maar wel dichter in de buurt komt van grootschalige commerciële productie. Het systeem elimineert ook een stap die nodig is in de meeste productieprocessen van algen: behandeling met oplosmiddelen, zoals hexaan, om de energierijke olie te extraheren. In plaats daarvan onderwerpt het team de algen aan zeer heet water om de substantie te verscheuren, waardoor de algen omgezet worden in vloeibare en gasvormige brandstoffen. p

DyeCoo-techniek in watervrije fabriek Nike Nike heeft in Taiwan zijn eerste watervrije fabriek geopend. Dankzij de Nederlandse technologie ColorDry van DyeCoo is er geen water meer nodig voor het bewerken van verfstoffen. Bovendien daalt de benodigde verftijd met 40 procent, het energieverbruik met 60 procent en de CO2-voetafdruk met 25 procent.

C

onventionele verfstoffen verbruiken 100 tot 150 liter water per kilo textiel. Het watergebruik van alle Nike-fabrieken wereldwijd bedraagt zo’n 1,5 miljard liter per jaar, schat het bedrijf. De grote stap naar verduurzaming komt van het Nederlandse bedrijf DyeCoo Textile Systems in Weesp, dat een technologie ontwikkelde om het water dat doorgaans voor verfstoffen wordt gebruikt te vervangen door recyclebaar CO2. Nike zegt te verwachten dat de technologie van DyeCoo een positieve impact zal hebben op Azië, waar een groot deel van de textiel in de wereld wordt geverfd. Ook Ikea investeerde al in DyeCoo, dat grote mogelijkheden ziet om de verfindustrie en aangrenzende sectoren te hervormen. DyeCoo gaat in Taiwan een kantoor openen om de technologie op grotere schaal toe te kunnen passen. p

januari 2014 Chemie Magazine 15


Biobased

Natuurmonumenten levert biomassa aan DSM De afgelopen weken hebben diverse partijen, waaronder een aantal potentiële partners, gereageerd op het initiatief van DSM en Natuurmonumenten om samen met een derde partij biomassa uit natuurgebieden om te zetten in biobrandstof of andere biobased producten. Maar het is volgens DSM-woordvoerder André van der Elsen nog te vroeg om te zeggen met wie zij een ‘business case’ gaan ontwikkelen. Tekst: Joost van Kasteren

‘B

ij het beheer van onze gebieden komt elk jaar een grote hoeveelheid biomassa vrij”, vertelt Hans Massop van Natuurmonumenten. “Een groot deel wordt benut als veevoer, zaaghout of brandstof voor wijkverwarming, maar dan blijft er toch nog zo’n 175.000 ton over aan gras, riet en plagsel waar we niet direct een bestemming voor hebben.” “En wij beschikken over de kennis, ervaring en technologie om suikers te isoleren uit dit soort lastige biomassa en deze om te zetten in methaan, alcohol en andere chemische bouwstenen”, zegt Joost Dubois, die bij DSM verantwoordelijk is voor de communicatie over biotechnologie. “Samen met het Amerikaanse ethanolbedrijf Poet bouwen we nu een fabriek in de Verenigde Staten om kolven, bladeren en stengels van maïs om te zetten in alcohol.”

Geografisch gespreid

Maar bij het verwerken van biomassa uit natuurgebieden komt wel wat meer kijken dan bij verwerking van een goed gedefinieerde stroom agrarisch afval. Zo is het aanbod geografisch nogal gespreid. Om de transportkosten te drukken zou je, aldus Massop, de biomassa lokaal moeten voorbewerken zodat die minder vocht en lucht bevat. “Wij zoeken naar mogelijkheden om dat samen te doen met andere beheerders, zoals Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen. Een bijkomend voordeel is dat je daarmee ook het aanbod fors kunt verhogen.” Een tweede grote uitdaging is dat het aanbod nogal gemengd is. Het is weliswaar allemaal biomassa, maar

Extra inkomsten natuurbeheer

Hoewel duurzaam gebruik van biomassa het hoofddoel is van de samenwerking hoopt Hans Massop (Natuurmonumenten) op termijn ook op wat extra inkomsten voor natuurbeheer. Inkomsten die het weer de moeite waard maken om kleine landschapselementen, zoals heggen, hagen en boerengeriefbosjes, aan te leggen en te onderhouden. Inkomsten ook waardoor je sommige gebieden die nu uit kostenoverwegingen worden begraasd, zoals vochtige hooilanden, weer kunt gaan maaien, waardoor de biodiversiteit toeneemt. Maar of dat langetermijnperspectief ooit werkelijkheid wordt, is op dit moment nog niet aan de orde.

een heideplag met meerjarig wortelhout is wel iets anders dan eenjarig stro. Dubois: “De techniek die we in de Verenigde Staten toepassen kunnen we zeker niet 1-op-1 vertalen naar biomassa uit natuurgebieden. Daar is nog veel onderzoek voor nodig en we hopen dat andere partijen – universiteiten, kennisinstellingen, maar ook investeerders – zich daarbij aan willen sluiten. Zie het maar als een contactadvertentie. Het gaat om een open innovatietraject dat uiteindelijk de technieken moet opleveren om al die verschillende vormen van biomassa op een efficiënte manier te ontsluiten.”

Groene vierkant

DSM-woordvoerder André van der Elsen voegt daar nog aan toe: “Belangrijk aan dit project is ook dat we de samenwerking in de gouden driehoek van kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheid uitbreiden naar het groene vierkant met maatschappelijke organisaties als vierde poot, zodat we gezamenlijk naar wegen kunnen zoeken om onze economie en Nederland verder te verduurzamen.” p januari 2014 Chemie Magazine 17


selectie Van innoVatieVe, kansriJke en BiJZonDere proJecten

BioBased Beloften Of het nu gaat om plastics, chemicaliën, coatings of brandstof, het regent de laatste tijd biobased initiatieven. Hoogste tijd voor een kleine selectie van veelbelovende Nederlandse projecten op deze vier deelgebieden. Samenwerking hierbinnen is volgens Annita Westenbroek van het Dutch Biorefinery Cluster de sleutel tot Nederlands succes: “Dan kunnen we de concurrentie met de rest van Europa en de wereld aan.” Tekst: Emma van Laar

D

e overgang naar een economie gebaseerd op natuurlijke materialen zoals biomassa, agroreststromen of algen, de biobased economy, is onvermijdelijk, maar niet zonder uitdagingen. Zo zijn er grote uitdagingen op het gebied van technologie en winstgevendheid. Een veelgestelde vraag is bovendien of er wel voldoende land beschikbaar is om te voldoen aan de behoefte aan voedsel, brandstof, chemicaliën en materialen. Integratie van processen, procesintensificatie, slimme oplossingen en innovatief ondernemerschap zijn dan ook meer dan gewenst. En gelukkig wordt er niet stilgezeten. Inmiddels hebben bijvoorbeeld een waterbestendige jas (Yeti), een veiligheidspak (Kapplar) en biologisch afbreekbare sneakers (Puma) hun weg maar de markt gevonden. Ook Nederland onderzoekt welke bouwstenen en producten gemaakt kunnen worden met hernieuwbare biomassa, zoals koolhydraten, vetten, oliën, lignine, eiwitten, zeewier en algen.

Bestaande landbouw

Bij verdere ontwikkeling van de markt voor biobased materialen spelen diverse factoren een rol: afhankelijkheid van grondstoffen, consumentperceptie, overheidsbeleid, verlaging van de productiekosten en verbreding van de toepas18 Chemie Magazine januari 2014

baarheid. Veel biobased producten zijn nog duurder dan hun voorgangers uit fossiele grondstoffen, een probleem dat overwonnen moet worden om daarmee te kunnen concurreren. Ton Runneboom, voorzitter van BioRenewables Business Platform, ziet mogelijkheden: “Mijn verwachting is dat we uitgaan van de bestaande landbouw. Er lopen grote projecten die voor doorbraken kunnen zorgen. We zijn er in 2013 achter gekomen dat onze landbouw ontzettend effectief is als potentiële grondstoffenleverancier voor de biobased economy. Zo effectief dat zij ook op lange termijn grondstoffen kunnen leveren tegen wereldmarktprijzen. Suiker is een mooi voorbeeld van de potentie van Nederland in de biobased economy. Daarnaast is het uiteindelijk belangrijk dat de CO2-uitstoot wordt gebruikt als basis voor belasting en andere heffingen in Europees verband. De kaders daarvoor zijn helaas nog niet gezet, maar het wordt hoe langer hoe meer het punt aan de horizon voor beleid. Zolang dat niet gebeurt, zijn de biobased initiatieven minder winstgevend en komt de nieuwe economie niet echt van de grond.” Annita Westenbroek, directeur van het Dutch Biorefinery Cluster, beaamt dit: “De focus ligt op energie en biobrandstoffen, het stimuleringsbeleid van de overheid is daarop gericht. Ik verwacht en hoop

dat dit gaat veranderen. Biobased chemie en materialen hebben de toekomst, vooral ook voor Nederland. Ik hoop dan ook dat de industrie de kans krijgt de goede initiatieven die er zijn te bewerkstelligen. Met de kennis en infrastructuur zit het wel goed.“

Zonde

Het zou zonde zijn als alle biomassa verbrand wordt simpelweg omdat dat de meeste subsidie oplevert voor bedrijven. Westenbroek: “Voor hoogwaardige producten zouden ze ook subsidie moeten ontvangen. Als dat gebeurt liggen er veelbelovende uitdagingen. Ik verwacht nog meer belangrijke doorbraken op het gebied van bioplastics, maar ook nieuwe vezels en eiwitten zijn succesvol. Het is dan te hopen dat de innovaties in Nederland blijven. Daarnaast heeft Nederland een sterke agrofood-, tuinbouw- en papiersector. De toegang tot interessante reststromen is er, het is nu zaak dat ze ingezet worden voor hoogwaardige chemicaliën.” Goede samenwerking is de sleutel tot succes: “Verzuiling binnen Nederlandse regio’s zou zonde zijn. We moeten als land krachtig optreden, dan kunnen we de concurrentie met de rest van Europa en de wereld aan. Integratie van nieuwe initiatieven vanuit de bestaande infrastructuur is de snelste weg naar een succesvolle biobased economy.” e


Biobrandstoffen

De landen van de Europese Unie hebben afgesproken dat in 2020 minimaal 10 procent van alle brandstoffen in het vervoer bestaat uit hernieuwbare alternatieven voor fossiele brandstoffen. Maximaal de helft daarvan mag gebaseerd zijn op voedingsgewassen, zodat ook tweedegeneratie-biobrandstoffen (op basis van restmaterialen) voldoende worden gestimuleerd. De tussendoelstelling van 4,5 procent in 2012 is gehaald. Bio-ethanol is momenteel de belangrijkste vervanger van benzine. Biogas wint daarnaast terrein als transportbrandstof. Algen en wieren lijken bovendien een mogelijk alternatief te bieden. Nederland kent veel initiatieven op het terrein van biobrandstof. e Kerosine uit algen Wageningen UR doet in opdracht van Arke en met subsidie van CBBE onderzoek naar de technologische en economische haalbaarheid van op algen gebaseerde biobrandstoffen voor de luchtvaart. Een grote uitdaging is het drukken van de kosten: voor rendabele productie van biobrandstoffen uit algen zullen de kosten minimaal met een factor tien omlaag moeten. Om dit te realiseren is technologische innovatie van belang, maar ook het winnen van waardevolle nevenproducten uit algen, zoals eiwitten. Eind 2013 zijn ook

KLM, SkyNRG, Neste Oil, Schiphol en het Havenbedrijf Rotterdam gestart met een project voor de ontwikkeling van biobrandstoffen in de luchtvaart. Hierbij staat de productie van NExBTL-brandstof centraal. Deze hernieuwbare diesel wordt geproduceerd door hydrobehandeling van plantaardige olie en afvalolie. e Bio-LNG uit gras HarvestaGG wil een bijdrage leveren aan verduurzaming van landbouw en de energiesector. De basis van het ‘Green Goods Farm’-concept is geteeld gras dat verwerkt wordt tot eiwitten, veevoeder, bio-LNG en turfvervanger. Het begint met het persen van het gras. Dat levert een sap op waaruit eiwitten en suikers te halen zijn, en een ‘perskoek’ die tot gas vergist kan worden om daar bio-LNG van te maken. Het digestaat, restant uit vergisting, levert na compostering een turfachtig materiaal op. De eerste Green Goods Farm gaat eind dit jaar of begin volgend jaar van start in Lelystad. HarvestaGG wil binnen tien jaar uitgroeien naar een productie van circa 300.000 ton veevoer, 250 à 350 miljoen kubieke meter groen gas, goed voor 140.000 ton bio-LNG, en een miljoen ton turfvervanger.

foto: shut terstock

Biobased

januari 2014 Chemie Magazine 19


e Biorizon In december 2013 lanceerden TNO, Vito en de Green Chemistry Campus ‘Biorizon >> The Way to Aromatics’, een researchcentrum dat inspeelt op een eventueel tekort aan aromaten uit de petrochemische industrie en de ambitie heeft om de chemische industrie te vergroenen. Met een startkapitaal van 2,5 miljoen euro onderzoekt het innovatieve technologieën om aromaten uit agro-reststromen te ontwikkelen. Aromaten zijn bouwstenen voor basischemicaliën, polymeren, polymeeradditieven, kleur-, geur- en smaakstoffen en brandstoffen. Biorizon wil binnen vijf jaar uitgroeien tot een van de topcentra ter wereld op het gebied van biobased aromaten. Biorizon focust zich om te beginnen op de technologische ontwikkeling voor de productie van biobased aromaten voor hoogwaardige materialen, chemicaliën en coatings. Het richt zich vooral op Zuidwest-Nederland, maar ook Biobase-Europe (Gent-Terneuzen) wordt betrokken. Op termijn is het de bedoeling de activiteiten te bundelen binnen het grootste chemische cluster in de wereld, ARRR (AntwerpenRotterdam-Rhein-Ruhr). 20 Chemie Magazine januari 2014

‘Het is nu zaak om reststromen in te zetten voor hoogwaardige chemicaliën’

foto: shut terstock

e Suiker Cosun Nederland is een grote speler op de suikermarkt, qua kosten competitief met grootmachten als Brazilië en Thailand. Cosun behoort tot de modernste suikerbietverwerkende bedrijven van Europa en heeft een sterke biobased ambitie. De reststromen van suikerbiet – bietenpulp en -blad – kunnen nieuwe producten leveren voor de chemie en bevatten tevens eiwitten en mineralen. In een pilotplant worden deze co-producten onderzocht. Het productassortiment van Cosun Biobased Products bestaat uit onder andere een biologisch afbreekbaar antikalkmiddel, natuurlijke vezels, suikers voor toepassing in cosmetica en persoonlijke verzorging, organische zuren en biobased chemische bouwstenen en weekmakers. “Bovendien investeert Cosun in biobased samenwerkingen en is bereid met potentiële investeerders grondstofcontracten voor de lange termijn te sluiten, waarbij Cosun de volumes garandeert en een prijs vraagt gerelateerd aan internationale noteringen voor suiker in Londen of Chicago. Hierdoor is Nederland een uiterst aantrekkelijk investeringsland geworden voor investeerders die suiker of suikergerelateerde grondstoffen gebruiken en de synergie met chemieclusters Rotterdam of Moerdijk willen benutten”, aldus Runneboom.

foto: ca sper ril a

Hoogwaardige chemicaliën

Allerlei verschillende soorten biomassa zijn geschikt voor de productie van (hoogwaardige) chemicaliën en materialen, van organische reststromen tot bomen, suikerbieten en aquatische biomassa. Zo worden diverse farmaceutica, geur- en smaakstoffen uit planten gewonnen, en worden bomen al eeuwenlang gebruikt voor bouwmaterialen en papier. Directeur Westenbroek van het Dutch Biorefinery Cluster stelt dat verwerking van biomassa tot hoogwaardige chemicaliën en materialen de toekomst heeft. “Nederland kan hier een belangrijke rol bij spelen, gezien onze sterke chemische sector.”

Coatings

Als de olieprijzen stijgen, zijn biobased coatings mogelijk een kosteneffectief en milieuvriendelijk alternatief voor oliegebaseerde coatings. Bovendien vertonen sommige biobased polymeren nieuwe functionaliteiten die met traditionele coatings niet kunnen worden bereikt. De VNCI heeft in samenwerking met de Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten (VVVF) in een branchecontract vastgelegd dat 50 procent van de organische fractie van de coatings in 2030 biobased moet zijn. e TNO De expertisegroep Responsieve Materialen & Coatings van TNO is gespecialiseerd in het tot op nanoschaal structureren van materialen en werkt onder meer aan biobased en zelfherstellende coatings. Het


Biobased

foto: holl andse hoogte

Bioplastics

Steeds meer bedrijven tonen interesse in de ontwikkeling en toepassing van bioplastics. In de jaren tachtig werden met name biologisch afbreekbare plastics ontwikkeld, zoals zetmeelplastics, polymelkzuur (PLA) en door micro-organismen geproduceerde plastics (PHA’s). Sinds de eeuwwisseling ligt de nadruk meer op duurzaamheid en het voorkomen van overmatig gebruik van fossiele grondstoffen. Aan bio-pet (polyethyleentereftalaat), bio-PE (polyethyleen) en biobased nylons wordt hard gewerkt. Onder andere Wageningen UR en het DPI Value Centre, maar ook innovatieve bedrijven zoals Rodenburg, Syndra, Purac en DSM, zijn actief in biobased plastics. Ton Runneboom, voorzitter BioRenewables Business Platform, benadrukt dat naast vele specialiteitenontwikkelingen grotere producten als PLA, bio-PE en bio-pet ook veelbelovend zijn. “De consument wil het hebben en ook brand-owners willen het als deel van een langetermijnstrategie. Toch gaat de bestaande chemische industrie (nog) niet om. Kleinere bedrijven zien mogelijkheden en worden door brand-owners als Coca-Cola aangemoedigd met ontwikkelingscontracten. Deze grote concerns zijn bereid premiums te betalen om deze biobased producten op de markt te krijgen. Al moet gezegd worden dat de meeste investeringen, zoals fabrieken, buiten Europa plaatsvinden en het toch nog altijd relatief kleine hoeveelheden betreft vergeleken met fossiele plastics.” e Groene petfles In 2012 werd bekend dat Avantium een samenwerking met Coca-Cola aanging om een milieuvriendelijk alternatief voor pet te ontwikkelen. Een katalytisch proces, onder de naam YXY, zet koolhydraten uit biomassa om naar groene bouwstenen. Het eindresultaat is de biobased polyester PEF (polyethyleen furanoaat). Sinds twee jaar draait een proeffabriek in Geleen, waar 20.000 kilo PEF per jaar gemaakt kan worden. Naast CocaCola zijn er onder andere contacten met Danone, Unilever, Procter & Gamble en Nestlé. Avantium is nu aan het bedenken waar de eerste fabriek moet komen. Naast Avantium werken ook Syncom en de Rijksuniversiteit Groningen aan PEF: ze onderzoeken een milieuvriendelijke productieroute. In het project ‘Flessen op basis van biopolymeren’ probeert Wageningen UR met Cosun uit suikerbieten een plastic fles op te bouwen.

Biobased in het onderwijs

zelfherstellend effect verhoogt de levensduur van coatings en maakt ook de ontwikkeling van lijmen met reversibele bindingseigenschappen mogelijk. De eerste methode om zelfherstellend vermogen te bereiken maakt gebruik van de ‘furaan functionaliteit’ van biobased coating, omkeerbare crosslinking met maleïmide-componenten. De tweede methode omvat de micro-inkapseling van lijnolie en de daaropvolgende opname in coatingmaterialen. De lijnolie komt vrij uit de microcapsules wanneer de coating beschadigd is. Het stroomt in de krassen van de coating, wordt blootgesteld aan lucht, polymeriseert daardoor, en herstelt de coating. TNO onderzoekt daarnaast het gebruik van biobased middelen voor de ontwikkeling van nieuwe materialen.

Ook het onderwijs ziet in dat ‘biobased’ de toekomst heeft. Op zowel mbo-, hbo- als wo-niveau bieden verschillende onderwijsinstellingen onderwijsprogramma’s en lesmodules op het gebied van biobased economy aan. Bovendien leggen verschillende Centres of expertise (CoE; hbo) en Centra voor innovatief vakmanschap (CiV; mbo) de focus op transitie naar een biobased economy: Centre for Biobased Economy (CBBE, Wageningen), CoE Biobased Economy (BBE, ZuidwestDelta) en CiV Passie voor Biobased (West-Brabant). CoE Mainport Innovation (Rotterdam) concentreert zich op innovatie in de procesindustrie, logistiek en maritieme innovatie. In de nabije toekomst leveren zij een gedeeltelijk ‘groene ingenieur’ af. Binnen CoE’s en CiV’s werken ondernemers, wetenschappers, docenten en studenten samen aan het bevorderen van de kwaliteit van het technisch onderwijs. januari 2014 Chemie Magazine 21


FOTO: HOLL ANDSE HOOGTE

WET- EN REGELGEVING HINDERT HERGEBRUIK RESTSTROMEN

VAN AFVAL NAAR GRONDSTOF De transitie van afval naar grondstof, van een lineair naar een circulair systeem in de chemische industrie, blijkt niet eenvoudig. Bedrijven willen wel, maar de wetgever ziet afval veelal als risico, zo blijkt uit het in opdracht van de VNCI opgestelde rapport Een andere kijk op afval voor de Nederlandse chemische industrie. Het nauwkeurig en uniform in kaart brengen van de afvalstromen is een belangrijke eerste stap op weg naar het sluiten van kringlopen. Tekst: Joost van Kasteren en Igor Znidarsic

22 Chemie Magazine januari 2014

H Â

et lineaire systeem, waarbij grondstoffen worden gewonnen en verwerkt in producten die na gebruik worden weggegooid, loopt tegen zijn grenzen aan. De komende decennia is een transitie nodig naar een circulaire economie, gebaseerd op duurzaam gebruik en hergebruik van grondstoffen. In het rapport Een andere kijk op afval voor de Nederlandse chemische industrie wordt geschetst hoe de sector die transitie zou kunnen aanpakken. Het is in opdracht van de VNCI opgesteld door Milgro, een bureau dat zich bezighoudt met afval- en grondstoffenmanagement, waarbij de nadruk ligt op beheersing van afvalstromen, terugdringen van verspilling en op duurzame inzet van grondstoffen. Het rapport is gebaseerd op interviews met personen die bij chemiebedrijven verantwoordelijk zijn voor het afvalbeheer. Daaruit komt een beeld naar voren van een bedrijfstak die de ambitie heeft om te zoeken naar wegen om afval dan wel reststromen te benutten als grondstof, maar tegen belemmeringen in wet- en regelgeving aanloopt. De wetgever ziet afval namelijk veelal als een risico.


Grondstoffen

STRENG REGIME VOOR DIERLIJK BIJPRODUCT

Dishman Netherlands in Veenendaal produceert onder meer cholesterol en vitamine D3. De basisgrondstof is wolvet, een restproduct bij het wassen van ruwe schapenwol. Wettelijk wordt wolvet beschouwd als een dierlijk bijproduct. “Wij werken niet met risicovolle producten zoals vleesproducten of vleesafval, toch vallen wij onder hetzelfde strenge regime”, zegt risk & compliance manager Jeroen de Jong. “Mede vanwege ziektes als BSE en TSE is de controle op de vleesketen en dierlijke bijproducten streng. De consequentie is dat wij veel moeten schoonmaken, het proces moeten aanpassen en de productiestroom een bepaalde behandeling moeten geven. Naast de financiële aspecten heeft dat technische implicaties en is het voor het product zelf niet altijd even gunstig.” Ook als de cholesterol en de vitamine de fabriek verlaten, blijven deze en de daarvan afgeleide producten voor de wet een dierlijk bijproduct. De export, met name naar landen buiten de EU, levert daardoor de nodige complicaties op. “Amerika bijvoorbeeld eist bij de importvergunning een gezondheidscertificaat van de plaatselijke veterinaire dienst. Zo’n certificaat krijg je alleen als je kunt aantonen dat je in de hele keten met veilige partners hebt gewerkt.” Aangezien het aanbod van wolvet schaarser wordt, is Dishman op zoek naar alternatieven. “Maar dan kom je bijna altijd weer bij dierlijke producten uit”, aldus De Jong.

Uit het slib van zuiveringsinstallaties kan secundair fosfaat worden gehaald voor de productie van kunstmest, ter vervanging van fosfaaterts.

De wetgeving is niet erg logisch, althans voor chemici. De wetgever denkt in categorieën, zoals product of afvalstof, terwijl chemiebedrijven denken in termen van moleculen of stoffen. Zo kan het gebeuren dat eenzelfde molecuul of stof zowel als afval als product wordt gezien. Een product dat niet helemaal aan de technische specificaties voldoet bijvoorbeeld kan nog prima bruikbaar zijn voor een andere toepassing, maar volgens de wet geldt het als afvalstof en moet het als zodanig worden afgevoerd en verwerkt.

Overtreding Afvalstoffenwet

Een voorbeeld, vaak op cursussen verteld, is de levering van een hoeveelheid overtollige consumptiemelk aan een varkenshouder. Zowel de melkfabriek als de varkenshouder werden beboet, omdat ze de Afvalstoffenwet hadden overtreden. Consumptiemelk is namelijk bedoeld voor menselijke consumptie. Als het daar niet voor wordt gebruikt, geldt het als afvalstof en moet de afnemer, (in dit geval) de varkenshouder, een vergunning hebben om afval te verwerken. De ontdoener, (in dit

geval) de melkfabriek, had zich ervan moeten vergewissen dat zijn afnemer een vergunning had om afval te verwerken. Wat geldt voor het varkensbedrijf, geldt ook voor chemiebedrijven die reststoffen van collegabedrijven willen innemen. Als die niet als ‘bijproduct’ zijn geclassificeerd – wat onder meer inhoudt dat ze direct, zonder voorbewerking, ingezet moeten kunnen worden – worden ze aangemerkt als afval. Dat betekent dat er of een vergunning moet worden aangevraagd voor deze specifieke reststroom of dat de afnemer een registratie moet hebben als inzamelaar van afval. Bedrijven willen echter niet als zodanig te boek staan omdat ze vrezen voor hun reputatie. Daarnaast zien ze op tegen de verzwaring van administratieve lasten die de status van afvalverwerkend bedrijf met zich meebrengt. Uit recent onderzoek van de EU blijkt dat de regelgeving met betrekking tot afval en het vervoer ervan tot de meest belastende behoort. Als er landsgrenzen worden overschreden, krijgen ondernemers te maken met Europese regelgeving. Ook deze regels zijn niet altijd even logisch. Afgewerkte katalysatoren bijvoorbeeld kunnen worden opgewerkt in het buitenland, maar de vergunningverlening voor grensoverschrijdend transport kan wel een paar maanden duren. Ook is niet altijd duidelijk of een stof op de groene of op de oranje lijst voorkomt. Dat laatste is het geval als de afgewerkte katalysator een geringe hoeveelheid product bevat. Daarmee is het een mengsel, waarvoor andere, striktere regels gelden dan voor stoffen op de groene lijst.

e

januari 2014 Chemie Magazine 23


VERF KRIJGT TWEEDE LEVEN In Nederland belandt jaarlijks zo’n 10 miljoen kilo aan verfrestanten bij het afval, waarvan zo’n 3,5 miljoen kilo gerecycled kan worden. Voor branchevereniging VVVF (verf- en drukinktindustrie) en SITA, specialist op het gebied van duurzaam afvalmanagement, was dit aanleiding om in 2012 een project te starten om de recycling van verfrestanten mogelijk te maken. De verfproducenten van de VVVF begonnen met het hergebruik van muurverf op waterbasis (latex). Met laboratoriumtests worden restanten, vooral afkomstig van burgers, beoordeeld op bruikbaarheid. Het resultaat is een verfgrondstof waaraan het ministerie van Infrastructuur en Milieu kort geleden de productstatus heeft toegekend. Het geldt dus niet meer als afval. Dit betekent dat elke verfproducent in Nederland de gerecyclede verfgrondstof kan gebruiken voor de productie van nieuwe (muur)verven. Onder de merknaam Evert Koning bracht Ursa Paint afgelopen december als eerste Nederlandse verffabrikant de gerecyclede muurverf EVA op de markt. EVA staat voor Einde Van Afval. De verf voldoet aan de hoge kwaliteitseisen van een nieuwe verf. “We beschouwen deze introductie als een eerste stap naar nog meer hergebruik in deze sector”, aldus Ben Berkel, voorzitter van de VVVF.

‘Eenzelfde molecuul kan zowel als afval als product worden gezien’ Toch probeert een aantal chemiebedrijven reststromen te gebruiken. Zo is er in de Botlek een uitwisseling van chloor en zoutzuur waarbij drie bedrijven zijn betrokken. Een deel van de zuren die gebruikt worden bij de fabricage van kunstmest heeft eerder zijn nut bewezen als schoonmaakmiddel. Diezelfde kunstmestproducent probeert ook een groeiend deel van het aangevoerde fosfaaterts te vervangen door secundair fosfaat, afkomstig uit onder meer het slib van zuiveringsinstallaties. Ook in de kunststof- en rubberindustrie wordt het steeds gebruikelijker om kunststoffen een tweede leven te geven. De verfindustrie recyclet sinds kort verfrestanten (zie kader).

Offensief

Deze voorbeelden laten zien dat een aantal chemiebedrijven al bezig is met een offensieve aanpak, waarbij afval niet langer als bron van zorg wordt gezien, maar als potentiële grondstof voor het eigen bedrijf of voor andere bedrijven. Maar wil de chemie daadwerkelijk de transitie maken naar een circulair systeem, dan is er meer nodig. In het rapport is daartoe een aantal aanbevelingen opgenomen. Om te beginnen moeten de afvalstromen volledig en actueel in kaart zijn gebracht, niet alleen op het niveau van het individuele bedrijf, maar ook op niveau van de bedrijfstak. Daarbij gaat het niet alleen over hoeveelheden, maar ook om samenstelling en kwaliteit. Op bedrijfsniveau is die informatie meestal wel beschikbaar, maar om beleid te kunnen voeren zijn ook uniforme gegevens nodig op macroniveau. In het rapport wordt dan ook gepleit voor het centraal monitoren van afvalstromen in de chemische industrie. 24 Chemie Magazine januari 2014

Ook zal de wet- en regelgeving moeten worden aangepast. “Het loont waarschijnlijk de moeite om op Europees niveau de discussie aan te gaan over de definities”, zegt Mariëlle Corsten, project & research consultant bij Milgro. “Europa zou bijvoorbeeld de definitie van bijproducten kunnen verruimen, zodat ook ‘off spec’-producten als bijproduct geclassificeerd worden. Die worden nu vaak als afval afgevoerd.” Ook zou er een lobby moeten komen om ‘einde-afval’-criteria te ontwikkelen voor reststromen die voor de chemische industrie van belang zijn, waarmee een afvalstof wordt opgewaardeerd tot secundaire grondstof. Deze criteria bestonden al voor glas en metalen en gelden binnenkort ook voor papier, plastic en compost. Een dergelijke lobby heeft volgens Corsten alleen kans van slagen als er voldoende inzicht is in het marktpotentieel van veelvoorkomende afvalstromen. Ook dat pleit voor een centraal systeem voor het monitoren van afvalstromen. p

KADERRICHTLIJN AFVALSTOFFEN

In de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen zijn regels vastgesteld om te bepalen wanneer een stof een afvalstof is of niet. De Kaderrichtlijn maakt onderscheid tussen bijproducten die ontstaan bij een productieproces en stoffen die niet meer als afvalstof getypeerd hoeven te worden omdat het producten zijn geworden (‘einde-afval’-status). Meer informatie: www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/afval/afval/kaderrichtlijn www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/afval/wet-milieubeheer/kaderrichtlijn


iChemie SMARTPHONE ZIT VOL CHEMISCH VERNUFT

De mobiele telefoon is een icoon van de moderne informatiemaatschappij. Maar liefst vijf miljard exemplaren zijn er wereldwijd in gebruik. Ongeveer eenvijfde daarvan is een smartphone, zoals de iPhone. Van batterij tot beeldscherm, je vindt er chemie tot in de kleinste details. TEKST: HARM IKINK

Speciale glassoorten beschermen het display. Bekend is het ‘Gorilla Glass’, gemaakt van alkali-aluminiumsilicaten. Het is ‘chemisch versterkt’ door onderdompelen in gesmolten kaliumzout, waarbij uitwisseling van natrium- en kalium-ionen plaatsvindt. Het is dun – soms maar een halve millimeter – en dus licht, maar vooral erg ‘taai’ en dus minder schokgevoelig. Een speciale coating maakt het glas nog eens extra krasvast. Chemie vind je ook in de lijm waarmee het beschermglas wordt bevestigd.

26 Chemie Magazine januari 2014

SCHERM Het aanraakgevoelige scherm is een ultiem staaltje ‘chemietech’. Tot in de perfectie ontwikkelde dunne-laag-technologie zorgt voor contrastrijk beeld met briljante kleuren. De meest gangbare uitvoering is de LCD, gebaseerd op microscopisch kleine vloeibare kristallen. Elektrisch aangestuurd vertonen die een uitgekiende interactie met de polarisatie van licht. Met een complex meerlagensysteem is dat effect te benutten om foto’s en video’s tot leven te brengen. De actieve elektronische laag met de pixels is een productietechnisch huzarenstukje dat zonder chemie ondenkbaar zou zijn. Maar natuurlijk vind je ook chemie in de vloeibare kristallen en de polarisatiefilters. Nadeel van de LCD-technologie is de noodzaak van achterliggende verlichting. Bij schermen van de nieuwe AMOLED-generatie is dat anders. Die bevatten dunne lagen met polymeren en speciale moleculen die zelf oplichten onder invloed van elektriciteit. Deze schermen zijn zuiniger en bieden een hoger contrast en nog diepere kleuren. Ze zijn bovendien relatief eenvoudig en goedkoop te vervaardigen, bijvoorbeeld met inkjet-technologie.

CAMERA De camera is een van de selling points van de smartphone. De miljoenen lichtgevoelige pixels op de fotosensor zijn gemaakt met dezelfde chemie-intensieve technologie als de processor. Minstens zo belangrijk zijn de minuscule lensjes van hoge optische kwaliteit. Gemaakt van polycarbonaat en andere transparante kunststoffen. Een van de uitdagingen voor de polymeerchemici is om de lenzen dun maar toch vormvast te maken, in zowel vrieskou als zomerhitte.

FOTO: SHUTTERSTOCK

BESCHERMEND GLAS


Uitgelicht

ELEMENTEN-INTENSIEF De smartphone is illustratief voor de westerse spilzieke maatschappij. Meer dan veertig elementen zijn erin te vinden – bijna de helft van alle natuurlijk voorkomende atoomsoorten. Er is groeiende aandacht voor de (geo)politieke en sociaal-economische aspecten van deze intensieve elementenbenutting. Schaarste dreigt, onder andere voor de edelmetalen en voor exotische elementen uit de ‘lanthaniden’-groep van het periodiek systeem. Niet alleen vanwege beperkt winbare voorraden, ook vanwege de monopoliepositie van Chinese mijnen. Recycling en het ontwikkelen van alternatieven staan hoog op de agenda.

PROCESSOR MICROFOON, LUIDSPREKER, TRIL-UNIT Deze componenten zetten beweging om in elektriciteit, of andersom. Het zijn micro-elektromechanische systemen, vervaardigd met technologie verwant aan die van de productie van de processor. Chemie is onontbeerlijk voor de processtappen die materiaal aanbrengen en verwijderen. Zo ontstaat bijvoorbeeld voor de microfoon een membraan dat kleiner is dan een speldenknop. Piezoelektrische materialen zetten de geluidstrillingen direct om in elektrische signalen. In de luidspreker en de vibratie-unit zijn ook supersterke magneetjes te vinden uit legeringen met onder andere het element neodymium.

De processor is het kloppende hart die deze phone werkelijk smart maakt. Hij wordt gefabriceerd in chipfabrieken die bol staan van de chemie. Zoals in de bijzondere lichtgevoelige polymeermaterialen voor de foto-resist lagen. Met behulp van licht veranderen die in maskers (sjablonen) om patronen aan te brengen in silicium. Een van de vele bewerkingstechnieken is etsen, het chemisch verwijderen van materiaal. Met behulp van zuren of basen, of met plasma’s van chloor- of fluorhoudende moleculen. Ook belangrijk is het aanbrengen van nieuwe materiaallagen, met speciale (elektro)chemische technieken. Niet alleen de processor, ook geheugencomponenten en fotosensoren worden met chiptechnologie gefabriceerd.

BATTERIJ BEHUIZING Legeringen van aluminium en magnesium omhullen de meeste smartphones uit de topklasse. Polymeerchemici ontwikkelen kunststoffen voor het gros van de telefoons. Met name uit polycarbonaat, ABS (acrylonitril-butadieenstyreen) en combinaties daarvan. Dat gaat zó goed dat de plastics de eigenschappen van metaal benaderen. Behalve een lage prijs bieden ze meer designmogelijkheden. Vorm, kleur en ‘feel’ zijn naar hartelust te variëren. Inmiddels zijn de eerste zelfhelende kunststoffen verschenen: even in de zon en krassen en kleine beschadigingen verdwijnen vanzelf.

Geen hedendaags gadget kan zonder, maar voor smartphones is de batterij cruciaal. Toenemende prestaties vergroten de behoefte aan elektriciteit. Tegelijkertijd worden telefoons steeds dunner en blijft er weinig ruimte over voor een batterij. Dat vereist batterijmaterialen met hoge energiedichtheid. Die ontwikkel je met state-of-the-artelektrochemie. Lithium is het belangrijkste element in batterijen. Het combineert een laag gewicht met hoge elektrochemische activiteit. Je vindt het in lithium-ion- en lithium-polymeerbatterijen. Ze kennen nauwelijks geheugeneffect – de opslagcapaciteit blijft lang beschikbaar. Op het wensenlijstje van batterijtechnologen staat nog wel het verkorten van de oplaadtijd. Grafeen is een van de nieuwe materialen die misschien in de batterij van de toekomst te vinden zijn. januari 2014 Chemie Magazine 27


Leerwerken bij DuPont loont

Procesoperators in overvloed Met een door de Erasmus Universiteit als ‘best practice’ bestempeld tweejarig leerwerkprogramma, weet DuPont meer dan voldoende procesoperators binnen te halen. Het aantal aanmeldingen is inmiddels vier keer groter dan het aantal leerwerkplekken. “We kunnen ons een strenge selectieprocedure permitteren”, zegt hr-consultant Marcus Faasse. Tekst: Marloes Hooimeijer

A

ls Du Pont de Nemours het nagestreefde slagingspercentage van 100 procent haalt, zal het Dordrechtse chemiebedrijf nog dit jaar 17 van zijn leerwerkers het diploma procesoperator in ontvangst zien nemen. Volgend jaar zijn dat er waarschijnlijk 23 en vorig jaar waren het er 13. Het merendeel betreft procesoperators B, een klein deel procesoperators A. Het leerwerkprogramma van DuPont, dat aan dit succes ten grondslag ligt, wordt als een van de best practices genoemd in onderzoek van de Erasmus Universiteit naar de werving van technisch personeel. Het onderzoek benoemt de ingrediënten van het programma, dat er bovenal op gericht is procesoperators op te leiden voor specifieke bedrijfsonderdelen met ieder hun eigen productieproces. Marcus

Faasse, hr-consultant bij DuPont, is initiator van het programma en licht toe: “We weten hoeveel procesoperators op welke afdelingen wanneer met pensioen gaan en hoeveel nieuwe aanwas er dus nodig is. Zeven afdelingen zijn geaccrediteerd om leerwerkers op te leiden, ze hebben allemaal een coördinator en er zijn in totaal veertig mentoren om de leerwerkers in de ploegendienst te begeleiden.”

Uitzendcontract

Vier dagen per week leren de procesoperators in spé daar, op de werkvloer, het vak. Ze werken er op basis van een uitzendcontract van Start People. Een dag in de week volgen zij intern bij DuPont een theoretische opleiding, verzorgd door Technicom en betaald door Start People. DuPont is zelf per leerwerker circa 35.000 euro per jaar kwijt

aan loonkosten. Ieder half jaar vindt er een beoordeling plaats, en kan het salaris al iets stijgen, wat volgens Faasse voor extra motivatie zorgt. Binnen 25 maanden moet de opleiding zijn afgerond. Op dat moment weten de leerwerkers ook al of ze een vast contract met bijbehorend salaris krijgen op hun leerwerkplek. Dat geldt voor ongeveer 60 procent van hen, zegt Faasse: “We worden ingehaald door ons eigen succes. We hebben geen plek voor alle gediplomeerden en kiezen de beste eruit. Maar ook de andere zijn goed. Dat blijkt wel: tijdens de laatste diploma-uitreiking hadden ook al onze ‘afvallers’ al een aanstelling binnen bij andere chemiebedrijven.”

Op proef

Start People werft de leerwerkers in het gebied rondom Dordrecht.

Gediplomeerd leerwerker Nick van den Heuvel (24):

‘Leerwerker krijgt van alle kanten hulp’ “Afgelopen zomer heb ik als leerwerker van DuPont mijn diploma procesoperator B gehaald en kreeg er een vast dienstverband. Voor die tijd deed ik van alles: topsportacademie, ik was matroos, jongerenwerker, werkte in het ziekenhuis. Maar je wordt ouder en ik wilde iets gaan doen waar ik mezelf de komende tien jaar in zag werken. Toen een maatje zei dat hij ging leerwerken bij DuPont en vroeg of ik meeging, leek me dat wel wat. Het sloot aan bij mijn technisch havo-profiel en ik zou er salaris voor krijgen. Je weet niet wat je kunt verwachten, maar als leerwerker krijg je van alle kanten hulp. Ik heb veruit het meest geleerd van de jongens hier op de werkvloer, in de Viton-fabriek (halffabricaat met de eigenschappen van rubber, red.). DuPont had na de opleiding niet voor alle leerwerkers plek, dus ik was heel blij dat ik kon blijven. Ik ben hier nog lang niet klaar met leren. Met alle modules die ik nog moet halen ben ik nog wel even zoet, zoals over onze productiemethode APA (advanced polymer architecture), onze servicesystemen en katalysatoren. De fabriek is niet zo groot, maar het proces is best complex.” 28 Chemie Magazine januari 2014


Inmiddels is het aantal aanmeldingen vier keer groter dan het aantal leerwerkplekken. Dus kunnen ze zich volgens Faasse ‘een strenge selectieprocedure, met vier beslismomenten, permitteren’. De leerwerkers moeten minimaal vmboniveau hebben met wis-, natuur- en scheikunde. Na de voorselectie volgt een toets, daarna is er een gesprek op de afdeling om te besluiten of de leerwerker er zes weken op proef mag meedraaien en als die na de proefperiode nog steeds voldoet, begint de opleiding. “Zo’n leerwerktraject valt of staat bij een goede begeleiding”, zegt Faasse. “Het is een illusie om te denken dat afdelingen en leerwerkers dat wel even twee jaar lang met elkaar doen zonder enige vorm van centrale sturing. Er is hier inhouse iemand van Start People aanwezig, waar we altijd binnen kunnen lopen. Om de maand komen alle betrokkenen bijeen in het zogenaamde SOOP-netwerk (Site Operator Opleidings Platform). Dat houdt de lijnen kort; als er wat is komt het daar zéker op tafel. Er is ook een leerwerker bij aanwezig. De leerwerkers beseffen bovendien goed dat hun voortgang regelmatig wordt besproken tussen opleider en afdelingscoördinatoren en dat zij zich moeten verantwoorden als ze achterlopen.”. p

foto: hollandse hoogte Magiel sen NFP Photogr aphy/Pieter

Onderwijs

Marcus Faasse: ‘We worden ingehaald door ons eigen succes.’

Leerwerker Bert voor de Poorte (28):

‘Gouden kans om procesoperators te werven’ “Hiervoor was ik betonboorder, maar ik vroeg me af of ik dat werk wel tot mijn pensioen zou kunnen doen – het is best zwaar. Toen ik hoorde dat Start People mensen zocht om bij DuPont een opleiding tot procesoperator te volgen, heb ik gelijk gesolliciteerd. Ik had geen aantoonbare vooropleiding, had de havo nooit afgemaakt. Mijn niveau werd vooraf getest en gelukkig mocht ik gelijk instromen in de opleiding tot procesoperator B. Ik ga een dag per week naar school en de rest van de tijd draai ik mee in de ploegendienst en doe ik mijn schooltaken. In het begin weet je niets en kun je niets, maar inmiddels is het proces vertrouwd en weet ik wanneer bijsturen nodig is om het soepel te laten verlopen. Ik heb nog geen moment spijt gehad van deze stap en weet zeker dat deze werkwijze ook voor andere bedrijven een gouden kans is om procesoperators te werven. Ik ben tijdens mijn opleiding in dienst van het uitzendbureau, maar ondertussen kan DuPont mij wel vormen naar hun wensen voor procesoperators. Eind mei ben ik klaar met de opleiding en ik hoop heel erg dat DuPont mij dan in dienst neemt.” januari 2014 Chemie Magazine 29


OOK DSM STAPT OVER OP KUNSTSTOF REMBLOK VOOR KETELWAGONS

STEEDS STILLER OP HET SPOOR

De ketelwagons die DSM Fibre Intermediates huurt van het Franse verhuurbedrijf NACCO krijgen kunststof remblokken. DB Schenker Rail Nederland gaat hiervoor zorgen. Ook SABIC-wagons – van een andere verhuurder – remmen al op kunststof. Daarmee ‘verruwen’ de wielen niet, zoals bij gietijzeren remblokken het geval is en waardoor geluid en trillingen steeds erger worden.

FOTO: SHUT TERSTOCK

Tekst: Adriaan van Hooijdonk

30 Chemie Magazine januari 2014


Transport

‘H

et veilig en duurzaam vervoer van caprolactam tussen onze productielocaties in Geleen en Emmen is voor DSM Fibre Intermediates van groot belang. Vijf dagen per week rijden er acht ketelwagons heen en weer die wij van het Franse bedrijf NACCO huren”, zegt Bertin Terpstra, demand & supply chain manager caprolactam bij DSM Fibre Intermediates. De (niet gevaarlijke) stof wordt dagelijks in Geleen geproduceerd en vervolgens op een temperatuur van 85 graden geladen en in ketelwagons naar Emmen vervoerd. Daar gebruikt DSM het voor de productie van engineering plastics. Terpstra benadrukt dat er de afgelopen jaren geen ongevallen op het traject hebben plaatsgevonden. En dat het bedrijf tal van maatregelen neemt om de veiligheid van het spoorvervoer te vergroten. Zo gebruikt het zo veel mogelijk nieuw materieel en zijn de meeste wagons inmiddels uitgerust met crashbuffers. Wel hebben omwonenden volgens Terpstra geklaagd over geluidshinder. “De huidige wagons zijn immers voorzien van gietijzeren remmen. En die maken bij het remmen nogal wat lawaai. Ook leidt het spoorgebruik tot ribbels op het railoppervlak, waardoor trillingen ontstaan. Wanneer de omwonenden hier overlast van ondervinden, zien wij het als onze plicht om hier een einde aan te maken. Het is immers essentieel voor onze license to operate dat omwonenden geen hinder hebben van activiteiten die voortvloeien uit onze bedrijfsprocessen.”

Launching customer

DSM Fiber Intermediates is volgens woordvoerder Jelle Rebbers van DB Schenker Rail Nederland als ‘launching customer’ het eerste bedrijf in de chemie-klantenkring dat overschakelt op zogeheten Lage Lage wrijving (LL) remblokken. SABIC

maakt er inmiddels ook gebruik van, maar huurt de wagons van een ander bedrijf. Met de stillere, kunststof remblokken kan DSM gebruik gaan maken van een kortere route, en besparen op brandstof voor de locomotieven. Met het lawaai van de gietijzeren remblokken worden op bepaalde trajecten de geluidsproductieplafonds (om omwonenden tegen geluidshinder te beschermen) bereikt. “Na uitvoerige praktijkproeven en uitgebreid wetenschappelijk onderzoek zijn de LL-remblokken inmiddels goedgekeurd door de internationale organisatie van spoorwegen UIC”, vertelt Rebbers. “Het grote voordeel is dat ze aanzienlijk goedkoper zijn dan de eerder goedgekeurde K-remblokken. Die kosten 5000 tot 7000 euro per wagon, terwijl de LL-remblokken voor eenderde van de prijs verkrijgbaar zijn. Daarom is het nu een stuk interessanter om de gietijzeren remmen van ketelwagons te vervangen door kunststof remblokken. Bovendien betaalt de overheid mee: in de vorm van een subsidie die wij hebben aangevraagd. Die maken wij aan NACCO over.”

MINISTERIE STIMULEERT STILLERE GOEDERENTREIN

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu, railinfrabeheerder ProRail en brancheorganisatie KNV Spoorgoederenvervoer onderzoeken momenteel via een aantal proefprojecten in hoeverre stimulerende maatregelen de inzet van nieuwe, compleet ‘stille treinen’ kunnen versnellen. Zo gaan de partijen onder meer na of het voor spoorgoederenvervoerders mogelijk is om op bepaalde trajecten het samenstellen van wagons zo te organiseren dat altijd met een volledig met kunststof remblokken uitgeruste trein gereden kan worden. DB Schenker Rail Nederland is de eerste vervoerder die gebruik heeft gemaakt van deze afspraken. Door de langere doorlooptijd van de prestatieregeling en de verschillende proefprojecten is het voor de vervoerders aantrekkelijk geworden om ook het grensoverschrijdend vervoer stiller te maken. De overheid heeft de stimuleringsregeling aangepast zodat meer bedrijven die gaan benutten. Ze krijgen 4 eurocent per afgelegde kilometer met een aangepaste wagon tot een maximum van 120.000 wagonkilometers. Ook is de tijdsduur waarbinnen ze de kosten terug kunnen verdienen verlengd van twee naar drie jaar. Daarnaast is een gedeeltelijke bijdrage mogelijk, waardoor het voor vervoerders aantrekkelijk wordt om de wagons om te bouwen.

Extra maatregelen

Rebbers wijst erop dat in totaal dertig wagons van de nieuwe kunststof remblokken zullen worden voorzien. “Twee daarvan zijn er al op ons eigen initiatief mee uitgerust. Het plan is om de wagons de komende maanden in setjes van twee van de nieuwe LLremblokken te voorzien. Dat gebeurt bij de wagenwerkplaats van Comborepair op het Chemelot-terrein in Geleen. De eerste kilometers zullen wij kritisch volgen en als het transport goed verloopt, komen de andere twee wagons aan de beurt. Wij streven ernaar dat alle dertig wagons aan het einde van het eerste kwartaal 2014 met de nieuwe kunststof remblokken zijn uitgerust.” p

VNCI: GOED INITIATIEF DSM

De VNCI is blij met het initiatief van DSM. De case geeft goed aan dat dit soort duurzaamheidsinitiatieven direct positief uitpakken voor het vervoersproces. Daarnaast is de maatschappelijke aandacht voor het spoorvervoer groot; geluid en trillingen spelen daarbij een belangrijke rol. Via het Basisnet zijn we voor het spoorvervoer reeds geconfronteerd met het aspect externe veiligheid, maar geluid en trillingen zijn minstens zo belangrijk. Spoorvervoer is voor de chemische industrie een belangrijke modaliteit, de VNCI zal daarom de leden die er veel gebruik van maken stimuleren om dit initiatief te volgen. Meer informatie: Macco Korteweg Maris, kortewegmaris@vnci.nl, 070 337 87 48.

Kunststof remblokken ontzien oren én rails Gietijzeren remblokken zijn gebruikelijk in het railgoederenvervoer. Maar bij dit materiaal is sprake van een duidelijke verruwing van de loopvlakken van de wielen als gevolg van het remmen. Tegelijkertijd leidt het spoorgebruik tot ribbels op het spooroppervlak. Hoe ruwer beide oppervlakken zijn, hoe meer geluidshinder er ontstaat. Toepassing van Lage Lage wrijving (LL) remblokken zorgt voor ongeveer een halvering van het direct hoorbare geluid van passerende goederentreinen (min 10 decibel). De afgelopen twee jaar zijn de remblokken uitvoerig getest in de praktijk. Om de invloeden van extreme temperaturen op de remblokken te onderzoeken, heeft een speciale trein in totaal 200.000 kilometer afgelegd tussen het uiterste noorden van Zweden en het uiterste zuiden van Italië. Een aantal wagons was uitgerust met speciale apparatuur om tijdens het rijden continu gegevens te verzamelen die vervolgens in het technische centrum van DB in het Duitse Minden werden geanalyseerd. Uit de praktijkproef bleek dat de kunststof remblokken het rolgeluid van doorgaande goederentreinen aanzienlijk verminderden.

januari 2014 Chemie Magazine 31


DE KATALYSERENDE ROL VAN HET INNOVATIE ATTACHÉ NETWERK

H

onze Man In het BuItenland, DEEL 2 Ze onderzoeken de kansen in ‘hun’ land voor de Nederlandse Topsectoren, waaronder de chemie. Met als doel publiek-private samenwerking. Innovatie Attachés van drie door de Topsector Chemie aangewezen prioriteitslanden over de kansen voor de chemie.

FOTO: SHUT TERSTOCK

Tekst: Igor Znidarsic

32 Chemie Magazine januari 2014

et Innovatie Attaché (IA) Netwerk heeft als doel het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen op een laagdrempelige manier te informeren over technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen in internationaal perspectief en bedrijven te ondersteunen bij internationale kennisintensieve samenwerking. Deze ‘economische diplomatie’ bedrijven de Innovatie Attachés vanuit ambassades en consulaten in vijftien landen (‘posten’). Zij zijn er voor alle Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheden, maar zijn met name actief voor het mkb. “De grote bedrijven zitten vaak al in diverse landen en zijn over het algemeen zelfredzaam, maar mkb-bedrijven kennen de kanalen vaak niet of hebben niet de middelen om snel contacten te leggen met de juiste partners. Juist hen kunnen wij goed helpen”, aldus Bart Sattler, coördinator thuisbasis van het IA Netwerk, onderdeel van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van EZ. Het IA Netwerk werkt vraaggestuurd en kan op verzoek een vraag beantwoorden, technology scouting verrichten, contacten leggen of in een inhoudelijk technologierapport over een specifiek domein de belangrijke spelers en ontwikkelingen presenteren en de vraag beantwoorden hoe die aansluiten bij Nederland. Sattler: “Stel, een mkb-bedrijf wil internationaal gaan op het gebied van biobased, dan kunnen wij op dat bedrijf toegesneden informatie bieden over wat er op biobased gebied in de IA-landen gebeurt. Je hoeft overigens niet internationaal actief te zijn om van ons gebruik te maken. Het gaat niet om export van goederen maar om import en export van kennis ten behoeve van innovaties. We zitten vooraan in de waardeketen: voor je handel kunt drijven moet je iets hebben om te handelen. Daar heb je kennis voor nodig. Wij fungeren als katalysator voor internationale kennisintensieve samenwerking, om een chemische term te gebruiken.”


Internationaal

Freek Jan Frerichs, India ”De Indiase chemie is verantwoordelijk voor 3 procent van de mondiale chemische industrie. De sector groeit hier met 11 procent en de belangrijkste afnemende industrieën met 15 procent per jaar. Daarmee biedt India zowel bedrijven die willen investeren in productie als exporterende chemiebedrijven grote kansen. Terwijl de vraag naar chemische producten hard groeit, is de Nederlandse export van deze producten naar India de afgelopen vijf jaar nagenoeg gelijk gebleven. Je zou dus kunnen concluderen dat we als Nederland kansen laten liggen. Aan het verzilveren van die kansen wordt overigens hard gewerkt. We hebben binnen het ambassadenetwerk een team dat zich richt op de chemiesector en we zijn vertegenwoordigd in de belangrijkste chemieregio’s. Dat team doet aan handelsbevordering, het versterken van innovatie en het aantrekken van Indiase investeringen naar Nederland. Ook positioneren

we Nederland als chemieland met publicaties in vakbladen en aanwezigheid op belangrijke beurzen. De Indiase overheid en de chemische industrie zetten samen in op het versnellen van het groeipad van de sector, met nadruk op het aantrekken van investeerders, maar ook op het opschalen van de lokale productie. In die plannen zijn onderzoek en innovatie geïdentificeerd als belangrijke tool. Nederland werkt proactief mee aan aansluiting bij die ontwikkelingen. Zo investeert NWO Chemische en Exacte Wetenschap-

Ook hier liggen kansen voor Nederland. Nederland heeft een aantal internationaal toonaangevende publiek-private partnerships, zoals DPI, BEBasic en CatchBio. India toont hierin interesse, en er liggen concrete mogelijkheden voor samenwerking in India voor de Nederlandse universiteiten en innovatieve bedrijven. In India is er uitgebreid aandacht voor het versterken van de belangrijkste chemische clusters en opschaling van productieprocessen, zodat Indiase bedrijven wereldwijd

‘India biedt chemie kansen voor export en productie’ pen met haar Indiase counterpart in gezamenlijke onderzoeksprojecten op het gebied van functional materials en verkennen ze de mogelijkheden om met de Indiase overheid te investeren in publiek-private samenwerking op het gebied van chemie. De grote Indiase multinationals zoeken internationaal toegang tot kennis en innovatie, door te investeren in kleine bedrijven die een interessante technologie in ontwikkeling hebben. Ook de meer innovatieve Indiase bedrijven zoeken actief naar internationale partners. In India zelf worden de banden tussen kennisinstellingen en industrie aangehaald.

mee kunnen doen. Daarbij is ook de verduurzaming van processen en het gebruik van bio-feedstock een belangrijke trend. Daarnaast is er aandacht voor opschaling, zodat kleinere bedrijven wereldwijd mee kunnen. Verder wil India, dat bekend staat om z’n farma-industrie, de fermentatiekant van de industrie beter positioneren. Nederlandse chemiebedrijven en kennisinstellingen die zich willen oriënteren op kansen in India kunnen naast partnering via het ambassadenetwerk ook deelnemen aan belangrijke beurzen, zoals Chemspec India in april en IndiaChem in oktober.”

‘ De grootste kansen in ZuidKorea liggen bij zeewier’

Peter Wijlhuizen, Zuid-Korea

“Chemie is in Zuid-Korea na de elektronica (LG, Samsung) en de offshore qua omzet de derde sector. Omdat het land minder afhankelijk wil worden van fossiele grondstoffen en van de import van energie, richt de chemiesector zich steeds meer op biobased economy en toepassing van bio-brandstoffen. Biodiesel is sinds 2007 vrij van belastingen. Een van de grootste chemiebedrijven, SK Chemicals, heeft recent twee nieuwe divisies

opgezet voor biofuel en green chemistry. De plastics die het bedrijf nu maakt zijn nog niet 100 procent biobased. Nederland kan mogelijk een steentje bijdragen aan het verhogen van dat percentage. Een groot probleem is de schaarste aan biogrondstoffen. Het land is twee keer zo groot als Nederland en telt 50 miljoen inwoners, maar tweederde bestaat uit bergachtig gebied, waar geen landbouw mogelijk is. Het land was voor bio- e januari 2014 Chemie Magazine 33


Peter WIjlhuIzen, zuId-Korea massa altijd afhankelijk van geïmporteerde soja en palmolie, maar men wil geen nieuwe importafhankelijkheid creëren en niet concurreren met voedsel. Het zoekt naar alternatieven. Zo wordt een groot deel van de kookolie van restaurants gerecycled en tot biofuel verwerkt. Een andere bron is een typisch Koreaans gerecht, samgyeobsal, speklappen op de barbecue. Het vet wordt afgevangen en hergebruikt. De grootste kansen liggen echter bij zeewier. Zuid-Korea heeft als schiereiland veel ervaring met het

telen en oogsten van zeewier als voedsel, maar binnen het beschikbare aquacultuurgebied is er nog veel ruimte om zeewier te verbouwen als grondstof voor de groene chemie. Het importeert ook veel zeewier uit de Filippijnen. We linken Koreanen en Nederlanders op dit gebied. Wageningen heeft inmiddels ervaring met zeewier. Hier en daar zijn er al contacten om kennis uit te wisselen. We hebben hier al Nederlanders rondgeleid. Maar er is helaas nog geen concrete samenwerking. Verder hebben we onlangs een

Nederlands chemiebedrijf op bezoek gehad, waarvan ik niet weet of ik de naam mag noemen. We hebben ze aan een aantal business-partners geholpen. AkzoNobel is hier al enige tijd actief op het gebied van verven, en DSM op het gebied van nutritional products. Het leuke is dat alle Koreanen Nederland kennen, door Guus Hiddink, die in 2002 coach was van het nationale voetbalelftal. Maar dat Nederland een grote chemiesector heeft, is helaas minder bekend.”

‘Brazilië kan ons in de toekomst biomassa leveren’

theo GroothuIzen, BrazIlIË “We organiseren veel technologiemissies, zoals afgelopen mei en november de missies naar Nederland op het gebied van lucht- en ruimtevaart en missies van de staat São Paulo naar Nederland op het gebied van biotechnologie en de medische technologie. Voor 2014 staan meerdere missies gepland. Een belangrijke is die van Braziliaanse expertdelegaties op het gebied van chemische technologie en onderzoek. Een eerste bezoek zal bestaan uit de koepelorganisatie, later in het jaar gevolgd door specialistische chemiebedrijven. Het doel is om Braziliaanse bedrijven en kennisinstituten te interesseren om technologisch-wetenschappelijke samenwerking met Nederlandse partijen op te zetten of zich te vestigen in Nederland. Dit laatste geldt vooral voor bedrijven die kunnen bijdragen aan de innovatiekracht 34 Chemie Magazine januari 2014

van Nederland. Brazilië is zeer gefocust op brandstoffen en bulkchemicaliën, terwijl Nederland ver voorop loopt op het gebied van de biobased economy en de ontwikkeling van nieuwe materialen. Ook beschikt Nederland over een rijke ervaring met publiek-private samenwerking. In Brazilië, waar dit nauwelijks is ontwikkeld, is de belangstelling daarvoor groot. Het is voor buitenlandse bedrijven aantrekkelijk om zich dicht bij die kenniscentra te vestigen. Dat is ook een van de reden waarom de Braziliaanse oliemaatschappij Petrobras een deel van haar activiteiten naar Nederland verplaatst. Een cluster als Chemelot is heel uniek, niet alleen in Europa, maar mondiaal. Braziliaanse chemiebedrijven die Nederland bezoeken zijn onder de indruk van dergelijke technologieparken. Maar ook qua belastingen en belastingregels rond innovatie en onderzoek is Nederland interessant. Met een op maat gesneden en indrukwekkend bezoekprogramma is het veelal eenvoudig een Braziliaans bedrijf of kennisinstituut te overtuigen Nederland te bezoeken. De meeste in Nederland geïnteresseerde Braziliaanse chemiebedrijven verwerken biomassa tot biopolymeren en biobrandstoffen, veelal nog beperkt tot de eerste generatie. Nederland wil het belangrijkste centrum voor de verwerking van

biomassa worden, en Brazilië kan ons in de toekomst de biomassa leveren en de kennis voor het opschalen van de eerste-generatieproducten. Nederland biedt innovatiekracht en topresearch, gericht op tweede- en derde-generatie-oplossingen. BE-Basic opende in 2012 een vestiging in Campinas, waar veel chemische industrie en kennisinstellingen zijn geconcentreerd. Met de Universiteit van Campinas is er een brede samenwerking. De eerste fase richt zich op het opleiden van mensen uit de industrie op het gebied van de biobased economy, in tweede instantie op structurele researchsamenwerking. Recent hebben FAPESP (financier van technischwetenschappelijk onderzoek) en BE-Basic een call geopend voor onderzoeksprojecten op het gebied van biobased economy. Naar mijn overtuiging kan Brazilië ook de komende jaren voor de Topsector Chemie een belangrijk focusland zijn.” p

contact Op de website www.ianetwerk.nl staan alle contactgegevens van de Innovatie Attachés in de vijftien IA-landen. Zij kunnen rechtstreeks benaderd worden.


JET-NET BEWIJST SCHOLIEREN DAT TECHNIEK LEUK EN SPANNEND IS

TANDEM VAN SCHOOL EN BEDRIJF Havo- en vwo-scholieren die je met glazige ogen aankijken als je over techniek begint. Dat belooft weinig goeds voor hun profiel- en studiekeuze, terwijl er zo veel hoogopgeleide bèta’s nodig zijn. Door het technologisch bedrijfsleven de klas in te halen, en andersom, overtuigt Jet-Net scholieren ervan dat kiezen voor techniek juist spannend is. Maar er staan nog tachtig scholen op de wachtlijst voor een bedrijf. Tekst: Marloes Hooimeijer

36 Chemie Magazine januari 2014

‘V

oor chemiebedrijven geldt wat eigenlijk voor ieder ander technologiebedrijf ook geldt: ze krijgen straks te maken met een tekort aan hbo- en universitair geschoolde bèta’s”, zegt Hein van der Zeeuw, directeur van het Jongeren en Technologie Netwerk Nederland (Jet-Net). “De big five (Shell, AkzoNobel, DSM, Unilever en Philips) maakten zich hierover al meer dan tien jaar geleden zorgen en richtten Jet-Net op. Het doel is om het aantal havo- en vwo-scholieren dat voor een N-profiel (natuur en techniek of natuur en gezondheid) kiest te vergroten, en vervolgens ook de doorstroom naar een bètastudierichting aan hogeschool of universiteit.” Het ‘middel’ is het leggen van 1-op1-samenwerkingsverbanden voor de

lange termijn tussen havo- en vwoscholen enerzijds en technologische bedrijven anderzijds. Ze tekenen een convenant voor (minimaal) vier jaar. Van der Zeeuw: “Het is geen one-day-flight. De verbinding tussen school en bedrijf is de kern en moet op directieniveau gedragen worden; ze vormen een tandem. Beide moeten een vaste contactpersoon hebben. Samen zorgen zij ervoor dat er activiteiten van het bedrijf in het schooljaar worden ingepland: demonstraties, excursies, gastlessen, ondersteuning bij het profielwerkstuk. In de onderbouw laten ze zien dat werken in een technologiebedrijf leuk en spannend kan zijn. In de bovenbouw is het de kunst om leerlingen te stimuleren ook voor een vervolgstudie in de technologie te kiezen, zoals chemische procestechnologie.”


Onderwijs Jet-Net-bedrijf ligt bij voorkeur op fietsafstand school. Controle aan de poort bij Shell Moerdijk.

‘Van géén naar drie scheikundeklassen’ SHELL ‘JET-NET’ MET DERTIG SCHOLEN “We zijn destijds, bij de start van Jet-Net, de samenwerking met drie scholen gestart, inmiddels zijn dat er dertig”, vertelt André van Aperen, Jet-Net-coördinator van Shell Nederland. Er doen zes vestigingen mee aan Jet-Net, waaronder Shell Moerdijk (‘vanaf het eerste uur’). Gwen van de Bilt is er Jet-Net-coördinator en werkt samen met vijf scholen. Ze illustreert het succes met een anekdote: “Toen ik drie jaar terug in deze functie begon, had een Zevenbergse school onvoldoende leerlingen om een bovenbouwklas scheikunde mee te vullen, inmiddels heeft diezelfde school drie bovenbouwklassen scheikunde. Door te laten zien wat wij doen, trekken we leerlingen over de streep om wél voor scheikunde te kiezen.”

Fakkel

Bovendien helpt het om leerlingen met een technisch profiel ook voor een technologische vervolgstudie te laten kiezen, zegt natuurkundedocent Natascha Musters. Zij is Jet-Net-coördinator op het Gertrudiscollege in Roosendaal, al ruim tien jaar Jet-Net-school van Shell. “Mijn collega die destijds met Jet-Net begon, zag dat veel leerlingen met een N-profiel toch iets anders gingen studeren.” Onbekend maakt onbemind, zo simpel is het gewoon volgens Musters. “Als Shell een Formule 1-auto naar onze school brengt, gaan ogen open: ah, dat heeft óók met techniek te maken. De leerlingen met een N-profiel plagen de andere leerlingen ook weleens: wij mogen weer op pad. Op excursie naar Shell in Moerdijk bijvoorbeeld. Ze kennen die fakkel wel, maar hebben geen idee van wat binnen in de petrochemische fabrieken gebeurt, en ze komen erachter dat dat helemaal niet vies is.” Shell verzorgt er een rondrit over het terrein, waarbij de leerlingen de fakkel en de kraker van dichtbij zien en een lunch krijgen. Ze kunnen speeddaten met Shell-medewerkers en horen wat hun werk inhoudt. Het bedrijf geeft ook gastlessen en beroepenvoorlichting op de scholen, het neemt deel aan Career Day en Girlsday, en het organiseert en bekostigt ieder jaar een bezoek aan ‘doe-centrum’ Technopolis voor tweedeklassers. Van de Bilt heeft acht collega’s als ‘zeer enthousiaste’ begeleiders beschikbaar, die zo’n vier tot zes uur per maand aan de Jet-Net-activiteiten besteden. Van Aperen: “Belangrijk is dat zij rolmodel zijn, dat zij zelf ook ooit hoger technisch onderwijs volgden.”

Jet-Net wordt ondersteund door de overheidsorganisatie Platform Bèta Techniek. Er zijn inmiddels 179 JetNet-scholen gekoppeld aan een Jet-Net-bedrijf. Maar wegens gebrek aan bedrijven staan er ook nog tachtig scholen op de wachtlijst om hun leerlingen een ‘venster naar de industrie’ te bieden. De teller van Jet-Net-bedrijven staat op 91. Grotere bedrijven werken met meerdere scholen samen, zoals Shell (30) en Philips (18). Het kleinste JetNet-bedrijf heeft twintig medewerkers. Bij voorkeur ligt het bedrijf op fietsafstand van de school. Naast scholen en bedrijven zijn er ook partnerorganisaties aangesloten, zoals hogescholen, universiteiten en Stichting C3, promotor van werken in de chemie.

Evenementen

Jet-net begeleidt de scholen en bedrijven richting een vruchtbare samenwerking en heeft hiervoor regiocoördinatoren in dienst. Met het lidmaatschapsgeld, dat de bedrijven naar rato van hun omvang betalen, organiseert Jet-Net diverse evenementen waaraan zij kunnen deelnemen. Tijdens de Career Day maken havo-4- en vwo-5-leerlingen persoonlijk kennis met technologieën en medewerkers van Jet-Netbedrijven. Meet the Boss is een

Geoliede machine

Is de samenwerking met Shell inmiddels een geoliede machine? Musters: “Ja. Dat is het voordeel van de langetermijnsamenwerking binnen Jet-Net. Docenten worden overspoeld met allerlei projectideeën waar ze geen tijd voor hebben, maar ze vinden het nooit een probleem om energie in Jet-Net te steken. Ze weten dat ze daar over een paar jaar nog steeds profijt van hebben. De inbreng van Shell maakt de lesstof tastbaarder; docenten hoeven niet meer zo vaak aan hun leerlingen uit te leggen waarom ze iets moeten leren.” Van de Bilt: “We hebben zelfs weleens gehad dat havo-4-leerlingen bij een opdracht over – voor het blote oog onzichtbare – roestvorming onder isolatiedekens, met een oplossing kwamen die onze eigen technologen nog niet bedacht hadden.” e januari 2014 Chemie Magazine 37


debatwedstrijd waarbij een topmanager van een Jet-Net-bedrijf discussieert met bovenbouwleerlingen over stellingen op het snijvlak van technologie en maatschappij. En tijdens Girlsday, georganiseerd door landelijk expertisebureau VHTO, maken onderbouwmeiden kennis met de dagelijkse praktijk van JetNet-bedrijven.

Opvolgers opvolger

Dat Jet-Net werkt, blijkt volgens de directeur uit het feit dat het aantal leerlingen dat kiest voor een N-profiel over de afgelopen tien jaar in het algemeen is gestegen van 40 naar 45 procent, maar op Jet-Net-scholen naar 50 procent. Als bedrijf bijdragen aan Jet-Net ziet hij als een bijdrage aan een hoger, gemeenschappelijk doel: “Je investeert in de toekomst van de BV Nederland. Het zal niet direct nieuwe mensen opleveren, maar de opvolger van je opvolger gaat er plezier van krijgen.” André van Aperen, Jet-Netcoördinator van Shell Nederland, voegt toe: “Wij zijn er niet op uit om de scholieren aan Shell te binden maar aan techniek. Wij hebben er ook belang bij dat andere partijen in de keten genoeg personeel kunnen vinden. En aangezien de chemie een van de Topsectoren is, vind ik dat er nog wel wat chemiebedrijven mogen aanhaken bij Jet-Net.” Van der Zeeuw benadrukt dat er ook voor mkb-bedrijven mogelijkheden zijn en verwijst naar het voorbeeld van Promolding (zie kader), dat samen met Shell een school onder de hoede heeft genomen. “Er zijn ook al voorbeelden waarin enkele kleinere bedrijven samen een school bedienen. Dat zou bijvoorbeeld ook prima kunnen bij vier chemiebedrijven die bij elkaar in de buurt liggen.” En het wiel hoeft natuurlijk niet opnieuw uitgevonden te worden, zegt Van Aperen: “JetNet is boven iedere vorm van concurrentie verheven. Wij willen andere chemiebedrijven graag verder op weg helpen. Het lesmateriaal dat wij hebben ontwikkeld, zoals over aardolie, energie en CO2, mogen ze zo gebruiken.” p MEER INFORMATIE: www.jet-net.nl. De wachtlijst van scholen, inclusief hun motivatie, is te vinden onder kopje ‘deelnemers’ (klik door naar ‘nieuwe deelname’). 38 Chemie Magazine januari 2014

Hoe werkt een warmtewisselaar eigenlijk? Shell Moerdijk legt het uit.

‘Niet alleen aan zijlijn staan roepen’ Promolding is mkb- én Jet-Net-bedrijf Bij het Haagse bedrijf Promolding, gespecialiseerd in hoogwaardige polymeertechnologie, werken 43 mensen, van machine-operators tot materiaalonderzoekers. Ondanks zijn beperkte omvang besloot het in 2010 om Jet-Net-bedrijf te worden. Directeur Jac Gofers motiveert die keuze: “Ik vind het onze maatschappelijke verantwoordelijkheid om bij te dragen aan een oplossing voor het dreigend tekort aan technisch personeel – ook al hebben wij daar nu geen last van, de kans dat we dat op termijn wel hebben is reëel. Dan vind ik dat je niet alleen aan de zijlijn moet staan roepen.” En er was nog iets: “Als ik het met mijn twee puberdochters over techniek heb, kijken ze me met grote glazige ogen aan. Daar krijgen ze weinig van mee op school. Dat vond ik een signaal.”

Driehoek met Shell

Er kwam bij toeval een unieke samenwerkingsdriehoek tot stand tussen het Alfrink College in Zoetermeer, Shell en Promolding. “Onze werkzaamheden liggen in elkaars verlengde: uit de olie wordt kunststof gemaakt die wij weer verwerken. Door samen een Jet-Net-school onder de hoede te nemen zouden we elkaar kunnen versterken, zo was het idee.” En dat blijkt: met elkaar komen de bedrijven en school jaarlijks tot een lesprogramma en zetten daar met ieder eigen contactpersonen de schouders onder. Ze verzorgen gastlessen in de hogere havo- en vwo-klassen, geven twee beroepenvoorlichtingsavonden op school en nemen deel aan de Career Day. In het curriculum is inmiddels een les over kunststof opgenomen, met input van Shell en Promolding.

Vierdaags project

Eens per jaar is er een groot project dat vier dagen duurt. Gofers: “’s Ochtends bezoeken de leerlingen Shell, ’s middags ons. Ze krijgen toelichting bij het productieproces en de materialen en daarna krijgen ze een opdracht om in een klein groepje in enkele dagen uit te werken – tussentijds kunnen ze ons bellen voor hulp. Ze hebben eens een kunststofmeubel voor in de aula gemaakt en een telefoonhoesje met vakjes voor pinpas, briefgeld en sleutel. De laatste avond maakt de jury de winnaar bekend. Het is een intensief, maar heel leuk project.”


12,5 6 meter bij

Grootste composiet sluisdeur ter wereld Halverwege 2015 beleeft het Wilhelminakanaal in Tilburg een wereldprimeur. Een nieuw aan te leggen sluis krijgt twee gigantische composiet sluisdeuren met een dikte van 50 centimeter. De deuren zijn 12,5 meter hoog en ruim 6 meter breed en moeten weerstand bieden aan het water uit het kanaal. Rijkswaterstaat kiest voor composiet sluisdeuren omdat het materiaal duurzaam en onderhoudsarm is (geen roest en niet steeds opnieuw schilderen). De deuren worden gerealiseerd door een consortium van aannemer Heijmans, staalbedrijf Hillebrand en composietbedrijf FiberCore Europe. Volgens R&Ddirecteur Jan Peeters van FiberCore Europe is het met glasvezel versterkte polyester ‘ijzersterk’ en zonder meer bestand tegen de belasting van het water. Peeters verwacht dat de deuren zeker honderd jaar meegaan. De gepatenteerde InfraCore-technologie is in Nederland al eerder naar tevredenheid toegepast, bijvoorbeeld in verkeersbruggen. In Ter Apel leverde FiberCore in 2012 een eerste, kleinschalig sluisproject op. Voor de sluisdeuren in Tilburg gebruikt het bedrijf exact hetzelfde basismateriaal als voor de bruggen. Peeters: “Het composiet is sterker dan staal.” DSM werkte mee aan de productontwikkeling van InfraCore door materialen te maken met essentiële eigenschappen. Voor de sterkte was een dikte van 50 centimeter volgens FiberCore eigenlijk overbodig, maar de deuren worden zo massief om een bepaalde stijfheid te verkrijgen. Peeters: “Rijkswaterstaat wilde niet dat de deuren

40 Chemie Magazine januari 2014

zichtbaar onder de waterdruk zouden doorbuigen en daarom moest de uitvoering dikker.” Een topcoating van isoftaalzure polyester moet de sluisdeuren gaan beschermen tegen uv-veroudering en vocht. Verder bevatten de deuren schuimkernen van polyurethaan. Dit materiaal wordt tijdens het productieproces gebruikt als inwendige mal. Met het schuim wordt de deur opgebouwd uit glaslegsels en vormgegeven in een mal. Vervolgens wordt de deur geïnjecteerd met polyesterhars. De stroperige vloeistof hardt uit en verandert in een keiharde kunststof. Het polyurethaanschuim blijft ook na het uitharden deel uitmaken van de sluisdeuren. Peeters: “Maar het is eigenlijk een verloren kern, want het materiaal heeft geen functie meer.” p


Wetenswaardig Rijkswaterstaat kiest voor composiet sluisdeuren omdat het materiaal duurzaam en onderhoudsarm is. De deuren gaan niet roesten en hoeven niet steeds opnieuw te worden geschilderd.

januari 2014 Chemie Magazine 41


Duurzaamheid

OOK KIJKEN NAAR ENERGIEBESPARING TIJDENS LEVENSFASE PRODUCT

PVC-KOZIJNEN DUURZAMER DAN HOUTEN De meeste mensen denken dat houten kozijnen duurzamer zijn dan pvc-kozijnen, omdat hout een natuurproduct is. Dit is een groot misverstand, stelt John Schelhaas van AkzoNobel Industrial Chemicals. Pvc-kozijnen zijn juist duurzamer, omdat ze beter isoleren. Tekst: Erik te Roller

H

et kost 6,5 gigajoule aan energie om 1 ton pvc te maken. Wanneer 1 ton pvc is verwerkt in kozijnen, dan levert dit gedurende veertig jaar een energiebesparing van 650 gigajoule op, aangezien de pvc-kozijnen de warmte beter vasthouden dan houten kozijnen. Bij deze toepassing bespaart pvc dus honderd keer zo veel energie als dat nodig is om dit materiaal te maken. Door hun isolerende eigenschappen leveren de kozijnen ook meer comfort op. “Als je er ‘s winters dichtbij zit, voel je minder kou dan bij een houten of metalen kozijn”, aldus John Schelhaas, director integrated supply chain bij AkzoNobel Industrial Chemicals. Schelhaas stelde dit thema al eerder aan de orde tijdens het congres Duurzaam Geproduceerd, aanleiding om hier eens dieper op in te gaan. Er is volgens hem namelijk weinig wat consumenten ervan hoeft te weerhouden om voor pvc-kozijnen te kiezen. Ze zijn even duur, bevatten geen cadmium, weekmakers of andere discutabele stoffen. Ook kan pvc wel zeker tien keer gerecycled worden en opnieuw voor kozijnen gebruikt worden. Pvc is zelfs overschilderbaar, al kiezen de meeste mensen juist voor pvc-kozijnen om van het schilderen af te zijn. Schelhaas: “Je hoeft ze inderdaad niet te schilderen om te conserveren, maar je kunt er wel om esthetische redenen voor kiezen om ze in een bepaalde kleur te schilderen.”

Lelijker

Veel mensen hebben het idee dat pvckozijnen lelijker zijn. Misschien was dat zo bij de platte pvc-kozijnen zoals toegepast

de Franse overheid de pvc-kozijnen, met als gevolg dat tweederde van de nieuwe kozijnen pvc-kozijnen zijn. In Nederland is er jammer genoeg niet zo’n beleid gericht op de lange termijn.”

Consumptiegedrag

bij de stadsvernieuwing in de jaren zeventig, maar tegenwoordig doen ze esthetisch niet onder voor de originele houten exemplaren. “Ik heb mijn huis uit 1870 in 2001 volledig van pvc-kozijnen laten voorzien”, vertelt Schelhaas. “Mijn overbuurman, een makelaar, sloeg de schrik om het hart toen de leverancier van deze kozijnen met zijn busje in de straat arriveerde. Later merkte hij spontaan op dat het er allemaal fantastisch uitzag en mijn huis erdoor meer waard was geworden.” Schelhaas erkent dat de warmtebesparing van de pvc-kozijnen nauwelijks zichtbaar is op de gasrekening. In veertig jaar besparen ze ruwweg een half jaar gas. Voor de meeste mensen zal dit geen doorslaggevende reden zijn om voor pvc-kozijnen te kiezen. “Maar voor heel Nederland loopt het toch flink op. Niet voor niets stimuleert

AkzoNobel maakt zelf geen pvc, maar levert hiervoor chloor als een van de grondstoffen. Schelhaas haalt het voorbeeld van de pvc-kozijnen echter vaak aan om duidelijk te maken dat de meeste energiebesparing, en dus ook vermindering van de CO2-uitstoot, valt te behalen tijdens de gebruiksfase van producten. Het energiegebruik tijdens de productie is maar 10 tot 20 procent van het totale energiegebruik tijdens de levensfase van een product, zoals bijvoorbeeld bij auto’s. “De industrie doet vreselijk zijn best om in de productie telkens een paar procent energie te besparen, maar als consumenten kiezen voor zuinigere producten zet dat veel meer zoden aan de dijk. Willen we onze ecologische voetafdruk echt verminderen, dan zullen we ons consumptiegedrag moeten aanpassen en spullen moeten kopen die energiezuinig zijn en lang meegaan.” De chemische industrie zal dan minder tonnen product verkopen, maar dat is volgens hem geen probleem. AkzoNobel verkoopt bijvoorbeeld lakken voor frisdrankblikjes die tien keer zo dun zijn als tien jaar geleden. Ook de lakken voor vliegtuigen zijn veel dunner, wat per vliegtuig tot honderden kilogrammen aan gewicht scheelt. “De chemische industrie biedt voor tal van producten duurzame oplossingen”, besluit Schelhaas. p januari 2014 Chemie Magazine 43


Selectie van activiteiten van maand tot maand

VNCI in 2013

Het addendum op de Visie 2030-2050, de Expertmeeting veiligheid, de Dag van de Chemie en de Responsible Care en SPiCE3-conferentie, het zijn enkele voorbeelden van activiteiten die de VNCI in 2013 ondernam om de belangen van de chemische industrie goed te behartigen. Een beknopt overzicht. Tekst: Ingeborg van Honschooten

Vanaf januari rijden vijf vrachtwagens bedrukt met campagnebeelden van ‘Chemie is overal’ door Nederland.

Maart

Januari Informatiemiddag Activiteitenbesluit Vanaf januari 2013 vallen alle VNCIleden onder het Activiteitenbesluit, de algemene regels op milieugebied. Tijdens een informatiemiddag krijgen de leden inzicht in de wijzigingen. ‘Chemie is overal ‘ op de weg ‘Chemie is overal’, de door de VNCI ontwikkelde imagocampagne, is nu ook zichtbaar op de weg. Vijf met beelden van de campagne bedrukte vrachtwagens, die door heel Nederland rijden, laten zien dat chemie oplossingen biedt voor uiteenlopende vraagstukken, nu en in de toekomst. Meer informatie: www.chemieisoveral.nl 44 Chemie magazine januari 2014

Rapportage Veiligheid Voorop De eerste rapportage over de voortgang van het actieplan Veiligheid Voorop is aangeboden aan staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu. De VNCI is een van de trekkers van Veiligheid Voorop.

Februari Tussenevaluatie Reach Naar aanleiding van de tussenevaluatie van Reach vraagt de VNCI aandacht voor de in het rapport geïdentificeerde uitdagingen voor het mkb. Tijdens een symposium hebben ngo’s, overheid en de VNCI hun visie gegeven op de toekomst van Reach en de komende uitdagingen. Mede op aandringen van de VNCI start de overheid in het voorjaar een onderzoek naar de gevolgen van Reach voor het mkb.

Hoe biobased zijn chemiebedrijven? In opdracht van de VNCI en Agentschap NL heeft CE Delft bij vijftig VNCI-leden een quickscan uitgevoerd naar het gebruik van biobased grondstoffen en publicaties daarover. Van de bedrijven blijkt 76 procent betrokken bij de productie van biobased chemicaliën en materialen of bij onderzoek naar biobased producten en processen. De VNCI gebruikt dit onderzoek om de voortgang te meten richting haar doelstelling van 30 procent biobased grondstoffen in 2030.

April Dialoog over veiligheid Vertegenwoordigers van overheid, wetenschap en de chemiesector gaan tijdens de Expertmeeting veiligheid, in het licht van Veiligheid Voorop, met elkaar in gesprek over de veiligheid van de chemie-industrie. De deelnemers benoemen gezamenlijk actiepunten om verder uit te werken.


VNCI

Omgevingswet De VNCI reageert op de toetsversie voor de Omgevingswet en vraagt om meer ruimte voor ontwikkeling en innovatie, maatwerk bij vergunningen en snellere en betere besluitvorming. Stoffen- en Arbodag De Stoffen- en Arbodag van de VNCI en VHCP wordt goed bezocht. Onderwerpen die aan de orde komen zijn: Reach en CLP, het beleid rond nanomaterialen, handhaving en de problematiek van het mkb.

OCI Nitrogen de Responsible Careprijs 2013. Techniekpact 2020 De VNCI levert concrete doelen voor het Techniekpact 2020, dat door industrie, wetenschap en overheid is ondertekend om het tekort aan technisch personeel terug te dringen. Zo neemt de VNCI zich voor om in 2016 een verdubbeling van het aantal Jet-Net-chemiebedrijven, 150 Topsector Chemiebeurzen en voldoende stageplaatsen voor studenten en docenten te realiseren.

Juni Workshop crisiscommunicatie De VNCI start bij regionale veiligheidsnetwerken een serie workshops over crisiscommunicatie. De eerste vindt plaats bij Deltalinqs University. De workshops zijn onderdeel van een strategisch programma crisiscommunicatie, dat verder bestaat uit een handzame flyer, een (te bouwen) online platform voor leden en ondersteuning.

Juli VNCI-voorzitter Werner Fuhrmann spreekt tijdens de VNCIjaarvergadering.

Mei VNCI-jaarvergadering De 250 bezoekers van de VNCI-jaarvergadering discussiëren over de positie van Europa als vestigingsplaats voor bedrijven en over de verwachte tekorten op de arbeidsmarkt. Uit een in opdracht van de VNCI uitgevoerd onderzoek blijkt dat er in 2020 in de chemie en procesindustrie een tekort zal zijn van bijna dertigduizend werknemers. Tijdens de jaarvergadering ontvangt

Handels- en investeringsmissie Texas Tijdens een gecombineerde handels- en investeringsmissie met focus op de energie- en chemiesector bezoeken premier Mark Rutte en zijn Vlaamse collega Kris Peeters Texas. De VNCI heeft het chemiegedeelte mede ingevuld. In het tvprogramma Nieuwsuur geeft VNCIdirecteur Colette Alma aan uit te kijken naar een handelsakkoord zonder invoerheffingen en met gelijke standaarden in regelgeving (bijvoorbeeld Reach en TSCA). Wet basisnet aangenomen Als de Eerste Kamer niet vóór de

‘Wet basisnet vervoer gevaarlijke stoffen’ stemt, gaat dit ten koste van de veiligheid en de economie. Dat schrijven zestien organisaties, waaronder de VNCI, in een brief aan de Commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening. De Eerste Kamer geeft gehoor aan de oproep en neemt de wet aan. Het evenwicht tussen ruimtelijke ordening, economie en veiligheid is hiermee wettelijk verankerd.

Augustus Chemie essentieel voor duurzaamheid De chemische industrie vervult een belangrijke rol bij twee grote uitdagingen die aangepakt moeten worden om tot een duurzame samenleving te komen: terugdringen van de CO2-uitstoot en de eindigheid van fossiele grondstoffen, aldus VNCIdirecteur Colette Alma tijdens het Radio 1-programma Villa VPRO, dat in het teken stond van duurzaamheid.

September Pleidooi voor beter toezicht De VNCI pleit bij de overheid wederom voor minder gefragmenteerd, proportioneel en deskundig toezicht en handhaving, waarbij de verantwoordelijkheid voor toezicht bij één ministerie wordt neergelegd. Ook stuurt de VNCI een brief naar de overheid en toezichtsdiensten over de klachten die de VNCI van enkele leden heeft ontvangen over het toezicht, met het verzoek om actie te ondernemen ter verbetering van de BRZO-inspecties. SER-energieakkoord De VNCI heeft, als een van de onderhandelaars van het Energieakkoord voor duurzame groei van de SER, mede bewerkstelligd dat januari 2014 Chemie magazine 45


Uitreiking van de Topsector Chemiebeurs in aanwezigheid van minister Bussemaker van OC&W.

en wil hiermee bijdragen aan het terugdringen van het verwachte tekort aan bèta’s en technici.

Oktober bedrijven die veel energie gebruiken compensatie kunnen krijgen voor hun hogere elektriciteitsrekening (door het CO2-handelssysteem). Van 2014 tot 2020 is jaarlijks 78 miljoen euro beschikbaar. WKK wordt niet gestimuleerd, maar de VNCI heeft ervoor gezorgd dat bedrijven gevrijwaard blijven van verplichte inzet van WKK in de toekomst. De VNCI blijft zich inzetten om een tijdelijke ondersteuningsregeling voor WKK te realiseren. Uitreiking Topsector Chemiebeurzen 42 chemiestudenten (hbo en wo) ontvangen hun Topsector Chemiebeurs in aanwezigheid van minister Jet Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De beurs is een initiatief van de Topsector Chemie in samenwerking met een aantal onderwijsinstellingen en chemiebedrijven. De VNCI is de initiator voor universitaire chemiestudenten 46 Chemie magazine januari 2014

25.000 bezoekers Dag van de Chemie Tijdens de Dag van de Chemie, georganiseerd door de VNCI, openen bijna veertig bedrijven en instellingen hun deuren om buren, familie en geïnteresseerden te laten zien waaruit hun activiteiten bestaan. De dag trekt 25.000 bezoekers. Impact schaliegas In 2012 publiceerden de VNCI en Deloitte de Visie 2030-2050, een studie naar de toekomstkansen van de chemie-industrie. Met een ‘addendum’ op de Visie laat de VNCI nu zien wat de nadelige economische impact is van de schaliegasrevolutie in de VS op de Nederlandse chemiesector. Rondetafelgesprek met minister Kamp De VNCI neemt samen met negen chemiebedrijven deel aan een rondetafelgesprek met minister Kamp van Economische Zaken. Er wordt

Minister Kamp bezoekt tijdens de Innovatie-estafette de beursvloer van de Topsector Chemie.

gesproken over een gezamenlijke aanpak om de chemiesector door het zware weer te loodsen. Dit resulteert begin december in een brief aan de Tweede Kamer waarin de minister het belang van de chemiesector voor de Nederlandse economie onderstreept en gezamenlijke acties aangeeft. Reach-kosten mkb moeten omlaag Uit een studie van de overheid naar de kosten van Reach voor het mkb blijkt dat deze honderden miljoenen euro’s hoger uitkomen dan eerder geraamd. Mede op aandringen van de VNCI start de overheid met een actieplan gericht op het reduceren van de kosten van Reach voor het mkb. De VNCI is trekker van een van de projecten.


VNCI

VNCI in de media

Op diverse onderwerpen haalt de VNCI het nieuws, waaronder: hoge energiekosten (FD, De Telegraaf), economische situatie sector (FD, De Telegraaf, de Volkskrant, Het Parool, NRC, Trouw, BNR, RTL Z), Wet basisnet (NRC), veiligheid (De Telegraaf, AD, BNR, NOS, Radio 1), overleg minister Kamp (De Telegraaf, Nederlands Dagblad, RTL Nieuws), personeelstekort (NRC, Trouw, Nederlands Dagblad, Elsevier).

De Dag van de Chemie trok 25.000 bezoekers.

Veiligheidsdag BRZO-bedrijven De bij Veiligheid Voorop aangesloten brancheorganisaties, waaronder de VNCI, organiseren een Veiligheidsdag voor BRZO-bedrijven. Meer dan tweehonderd deelnemers discussiëren over verschillende veiligheidsthema’s, zoals het versterken van de veiligheidscultuur, het onderzoeken en leren van incidenten en ketenverantwoordelijkheid.

Stakeholdersdialoog Bijna dertig vertegenwoordigers van onder meer overheden, klanten, investeerders, kennisinstellingen, belangengroeperingen en ngo’s nemen deel aan de stakeholdersdialoog ‘Toekomst- en duurzaamheidsvisie VNCI’. Duurzaamheid is het centrale thema. De VNCI gaat de input onder meer gebruiken voor het eerste duurzaamheidsrapport in 2014.

November Green Deal en Ketenakkoord Tijdens de Innovatie-estafette ondertekent minister Kamp van Economische Zaken samen met de VNCI en de Stichting Dutch Biorefinery Cluster de voortzetting van de Agro Papier Chemie Green Deal. Daarnaast ondertekenen de Topsector Chemie, de VNCI, de Nederlandse Rubber en Kunststofindustrie (NRK) en PlasticsEurope er het Ketenakkoord Kunststofkringloop. Tijdens de Innovatie-estafette kunnen de bezoekers op de beursvloer van de Topsector Chemie, gecoördineerd door de VNCI, kennismaken met de innovatieve kracht van de chemische industrie.

Chemical Conference 2013 De impact van de schaliegasrevolutie in de VS op de Nederlandse chemische industrie en de toegevoegde waarde van chemiebedrijven bij productinnovatie (advanced material systems) zijn de hoofdonderwerpen tijdens de goed bezochte Chemical Conference 2013 van de VNCI. Sectorplan voor procesindustrie Het Kenniscentrum PMLF dient in opdracht van de sociale partners in de procesindustrie, waaronder de VNCI, een sectorplan voor de procesindustrie in. Het sectorplan richt zich op het verminderen van de verwachte tekorten aan vakmensen en het verbeteren van de duurzame inzetbaarheid van medewerkers in de procesindustrie. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid reageert positief. De VNCI zal een actieve rol spelen in de uitvoering van het plan.

December Small improvements, Great Effects Responsible Care en energie-efficiëntie zijn de hoofdthema’s van de Responsible Care en SPiCE3-conferentie Small improvements, Great Effects. Tijdens de bijeenkomst, georganiseerd door Cefic en de VNCI, wordt het online SPiCE3 Plat-

form voor energie-efficiëntie in de chemische industrie gelanceerd. Via het SPiCE3 Platform wil de VNCI haar leden verder helpen op het gebied van energie-efficiëntie.

Gesprek met staatssecretaris Mansveld Een delegatie van de Veiligheid Voorop-partners, waaronder de VNCI, spreekt met staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu over de voortgang en de ambities van het actieprogramma Veiligheid Voorop, onder meer ter voorbereiding op het algemeen overleg in de Tweede Kamer over externe veiligheid.

VNCI-directeur Colette Alma in gesprek met staatssecretaris Mansveld tijdens de Responsible Care en SPiCE3conferentie.

VNCI-jaardiner Met een sterke vertegenwoordiging vanuit de VNCI-leden, de ministeries I&M en SZW en met de aanwezigheid van Tweede Kamerlid Remco Dijkstra (VVD) is het jaarlijkse VNCI-diner een succes. Thema is de concurrentiepositie van de Nederlandse chemische industrie. Plenair en aan de tafels wordt levendig gediscussieerd over de uitdagingen en de innovatieve oplossingen, over belemmeringen als regelgeving en over radicale transities in de chemie. p

januari 2014 Chemie magazine 47


bedr ijven

Column/Bedrijven Peter Bareman

Chemie

Emerald Kalama Chemicals, producent van chemicaliën voor toepassing in de industrie en de voedingsmiddelenbranche, laat op de Botlek-locatie een nieuw opslagsysteem bouwen voor het conserveermiddel benzoëzuur. Met het nieuwe opslagsysteem kan het chemiebedrijf haar productie- en opslagcapaciteit vergroten. Het project moet komende zomer afgerond zijn. Dankzij de versoepeling van de economische boycot tegen Iran mag Tessenderlo Chemie Ham (TCH) 60.000 ton kunstmeststoffen leveren aan Iran. Het gaat hoofdzakelijk om kaliumsulfaat, een meststof die de productiviteit van de Iraanse bodem moet verhogen om de snel aangroeiende bevolking te voeden. Door aanhoudende stakingen onder de arbeiders zag TCH vorig jaar nog heel wat orders aan zijn neus voorbijgaan.

Peter Bareman is speerpuntmanager Veiligheid, Gezondheid en Milieu bij de VNCI.

DSM is door het Nederlands Instituut voor Marketing uitgeroepen tot Marketingcompany van 2013. Volgens de jury heeft DSM een succesvolle omslag gemaakt van een chemiereus naar een gespecialiseerde multinational: “De manier waarop DSM het marketing-denken heeft omarmd is indrukwekkend en een voorbeeld voor andere. Klanten worden bij de startfase van nieuwe producten en diensten betrokken. Dat heeft geleid tot een enorme toename van strategische samenwerkingsverbanden op het gebied van technologische en sociale innovaties.” Chemiebedrijf Oxea heeft de productiecapaciteit voor esters in Amsterdam met 20 procent verhoogd door bestaande processen te optimaliseren. De esters, op de markt gezet onder de naam Oxsoft GPO, zijn onder meer bedoeld voor producenten van medische apparatuur en vloeren die geen weekmakers in hun producten willen verwerken. Vorig jaar maakten enkele grote spelers bekend af te willen stappen van ftalaat-houdende grondstoffen.

‘Zonder chemie springt er geen vonk over en blijven resultaten uit’

W

aar zouden we zijn zonder chemie? Chemie heeft een rijke historie, is toekomstbestendig en brengt verbindingen tot stand. Onze verre voorvaderen pasten al ‘biobased chemie’ toe door hout met zuurstof uit de lucht onder bepaalde omstandigheden te laten reageren. Bij deze exotherme reactie komt warmte vrij, die nog steeds een prettig effect heeft op de mens. Daarnaast is chemie een ontdekkingsreis, waarbij met de elementen uit het periodiek systeem via allerlei reactieprincipes eeuwenoude en nieuwe stoffen en materialen gemaakt worden. Als voormalig chemisch analist denk ik nog terug aan het laboratorium, waar je in de afzuigkast opstellingen bouwde om proeven en syntheses uit te voeren. Vervolgens mocht je met infraroodspectrometrie de stof identificeren en ontdekken of je iets nieuws had gemaakt. Deze chemische bouwstenen worden dagelijks door ons gebruikt en maken het leven prettiger en veiliger. Daarnaast is de chemie voortdurend op zoek naar oplossingen voor actuele vraagstukken, onder meer op het gebied van gezondheid, voeding en leefomgeving. Volgens Van Dale heeft het woord chemie nóg een betekenis: de specifieke reactie tussen bepaalde personen en organisaties. Als er geen ‘chemie’ is, springt er geen vonk over en blijven resultaten uit. Deze betekenis is voor mij een belangrijke drijfveer in mijn werk bij de VNCI. De positieve energie uit deze chemie motiveert mij om met mijn collega’s, bedrijven, branche-organisaties, regionale veiligheidsnetwerken en overheidsdiensten gezamenlijk de veiligheidsen milieuprestaties van de sector te waarborgen en naar een nog hoger niveau te brengen. Het landelijke programma Veiligheid Voorop is daarbij een belangrijk kader. Het is de chemie tussen mens, techniek en organisatie die de veiligheidscultuur bij onze bedrijven vormt. Daarnaast brengt de chemie ook een reactie teweeg tussen de partners in de chemieketen, inclusief de contractors. Dit leidt ertoe dat de veiligheidsperformance ook in de keten wordt geborgd. Bovendien vormen de regionale veiligheidsnetwerken een ‘katalytische omgeving’ om best practices te delen en elkaar te stimuleren tot excellent opereren. En vorig jaar is het estafettestokje Veiligheid Voorop aangeboden aan de overheid, om de chemie tussen bedrijfsleven en overheid te versterken. Ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, maar met een gezamenlijk belang en positieve uitwerking op het gebied van de license to operate. Kortom: waar zouden we zijn zonder chemie?

februari 2014 Chemie Magazine 49


Service MENSEN VOTOB

Joop Atsma is per 1 januari 2014 benoemd tot voorzitter van de Vereniging van Onafhankelijke Tankopslagbedrijven (Votob). Atsma was staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu in het Kabinet-Rutte I. Daarvoor was hij onder meer twaalf jaar Tweede Kamerlid voor het CDA. De Votob behartigt de belangen van zestien onafhankelijke tankopslagbedrijven, die samen goed zijn voor 95 procent van de totale tankopslagcapaciteit in Nederland.

COL OFON Chemie Magazine is het maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) en verschijnt 11x per jaar

Redactie Igor Znidarsic (hoofdredacteur) Marloes Hooimeijer (eindredactie)

TU/E

De Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) heeft per 1 maart 2014 ir. Jan Mengelers benoemd tot voorzitter van het college van bestuur. Hij volgt dr. ir. Arno Peels op. Mengelers is momenteel voorzitter van de raad van bestuur van TNO. Hij haalde in 1979 zijn ingenieurstitel in de werktuigbouwkunde aan de TU/e.

Jos de Gruiter (redacteur)

Contact redactie Loire 150, 2491 AK, Den Haag T 070 337 87 28, F 070 320 39 03 E redactie@vnci.nl

Medewerkers

EFCE

Prof. Rafiqul Gani van de Technische Universiteit van Denemarken is per 1 januari 2014 aangetreden als president van de European Federation of Chemical Engineering (EFCE), voor een periode van twee jaar. Gani is de opvolger van de aftredende voorzitter prof. Richard Darton. “Ik zal mijn mandaat gebruiken om de relaties tussen chemische ingenieurs in Europa te versterken en een aantal duidelijke doelen te stellen waaromheen zowel nationale verenigingen als specifieke technische gemeenschappen zich kunnen verenigen,” aldus Gani.

Joost van Kasteren, Emma van Laar, Noortje van Dorp, Casper Rila, Erik te Roller, Adriaan van Hooijdonk, Marga van Zundert

Vormgeving Curve, Haarlem

Advertentie-exploitatie Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, T 070 323 40 70, E dm@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie

VOLGENDE MAAND (19 FEBRUARI)

BRITSE VISIE OP SCHALIEGAS CRASHBUFFERS KRIJGEN NAVOLGING ZORGEN OVER INVESTERINGSKLIMAAT HET BELANG VAN MAINTENANCE MANAGEMENTEN

Druk DeltaHage, Den Haag

Abonnementen Wie werkzaam is in de chemische industrie of op een andere wijze direct of indirect bij de chemische industrie betrokken is komt in aanmerking voor een kosteloos abonnement op Chemie Magazine. Meld u aan via crs@vnci.

NOG VEEL MEER …

nl of www.vnci.nl/actualiteit/maandblad.aspx en u krijgt zo spoedig mogelijk bericht. Meer informatie: znidarsic@vnci.nl of 070 337 87 28.

Overname

VNCI ONLINE WWW.VNCI.NL

Website met onder meer dagelijks nieuws, het archief van Chemie magazine en alles over de chemische industrie in Nederland

Overname van artikelen uit Chemie Magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schrifteTWITTER.COM/VNCI

De VNCI op Twitter met het laatste nieuws, vacatures en reactiemogelijkheden op alle berichten

lijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven

Beeld cover shutterstock

WW.VNCI.NL/LINKEDIN

WWW.VNCI.NL/NIEUWSBRIEF

Gratis nieuwsbrief met daarin wekelijks het laatste nieuws over de chemische industrie en de VNCI

50 Chemie Magazine januari 2014

Discussieer mee met meer dan 2000 betrokkenen uit de chemische industrie en bezoek de vacatures in de LinkedIn-groep van de VNCI

ISSN 1572-2996


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.