GHENDTSCHE
TYDINGHEN
Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 3de Jaar gang, nr. 1
Januari 1974.
Ere- Voorzitter : de Heer Dr. P. Rogghé Voorzitter : G. Hebbelynck Onder- Voorzitter : H. Collumbien Secretaris : M. Steels Penningmeester : A. Verbeke Secretariaat : Sint-Lievensdoorgang I, Gent. Tel. 25 67 69. Postrekening 10 5. 04.7 3 - Heemkundige en Historische Kring Gent. Lidgeld : 15 0 fr. per jaar.
OP ZONDAG 27 JANUARI 1974 OM 10U30 IN DE BOVENZAAL VAN "HET DAMBERD" KOORNMARKT, GENT : DIAPROJECTIE : BEELDEN UIT HET OUDE GENT door Ir. M. HEINS.
OP ZONDAG 24 FEBRUARI 1974 OM 10U30 IN DE BOVENZAAL VAN "HET DAMBERD" KOORNMARKT, GENT: DIAPROJECTIE "KRISKRAS DOOR HET OUDE GENT" door de Heer G. HEBBELYNCK en CONTACTVERGADERING VOOR DE LEDEN. INHOUD Mededelingen Open Brief Armand Heins Carnaval te Gent De Nachtwacht te Gent in de 19°eeuw Een Woordje over de Kazerne in de Brusselsepoortstraat te Gent In de Mamroelokker te Gent Bibliografie Vraag en .Antwoord
Blz. 2 3 4
7 20 26 27 30 31
Verantwoordelijke uitgever : G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage.
MEDEDELINGEN Geachte Lezers, Hier is Ghendtsche Tydinghen terug en zoals beloofd in een nieuw pak : steviger papier, handiger formaat, mooie illustraties en boeiende teksten. Bijna al de leden hebben reeds hun bijdrage gestort voor 1974. Begrijpelijk zijn er nog enkele telaatkomers. Het eerste nummer van de jaargang 1974 wordt aan al de leden van 1973 gezonden. We durven de leden, die hun bijdrage 1974 tot heden niet betaald hebben, verzoeken zo vlug mogelijk het lidgeld van 150 fr. te storten op postrekening 104 04 7 3 Heemkundige en Historische Kring Gent. Het maartnummer zal enkel gezonden worden aan de leden, die met hun bijdrage in orde zijn. Met dank bij voorbaat en vriendelijke groeten, De Redactie
OPENBAAR KUNSTBEZIT 1974 Jaargang 1974 van Openbaar Kunstbezit zal veertig kunstreproducties bevatten gegroepeerd rond vier onderwerpen. Voor 1974 werden de volgende thema's gekozen : de St.-Baafskatedraal te Gent, het Gemeentemuseum van Den Haag, een verzameling buiten- Europese kunst en een levend kunstenaar. Van de St.-Baafskatedraal zal worden besproken : het Lam Gods, de Kalvarie van Justus van Gent, de bekering van St.-Bavo door Rubens, de muurschilderingen in de krypte, de preekstoel, het orgel en de architectuur van de katedraal. Jaargang 1974 van Openbaar Kunstbezit kost, met inbegrip van de opbergmap, 27 5 fr., te storten op PR. ~999 20 van Openbaar Kunstbezit, Antwerpen.
2
OPEN BRIEF
IN HET MEINUMMER 1973 VAN GHENDTSCHE TYDINGHEN WERD AANDACHT GEVRAAGD VOOR HET GEVAAR, DAT HET GEERAERT DUIVELSTEEN BEDREIGT. WE BETREUREN, DAT AAN ONZE OPROEP ZO WEINIG AANDACHT WERD GESCHONKEN. NIETTEGENSTAANDE GERUSTSTELLENDE ANTWOORDEN OP TWEE PARLEMENTAIRE VRAGEN LIET DE NATIONALE BANK DE PLANNEN VERDER UITWERKEN. WE KUNNEN MEEDELEN, DAT DE PLANNEN SEDERT ZES MAANDEN KLAAR ZIJN EN AAN DE BETROKKEN INSTANTIES VOOR ADVIES WERDEN VOORGELEGD. DE PLANNEN VOORZIEN DE AFBRAAK VAN • DE NATIONALE BANK, ALSMEDE VAN EEN DEEL VAN HET GEERAERT DUIVELSTEEN. TER VERVANGING ZOU EEN NIEUW MODERN GEBOUW WORDEN OPGETROKKEN. HIERDOOR ZAL DE OMGEVING VAN HET GEERAERT DUIVELSTEEN ONHERROEPELIJK WORDEN VERNIETIGD : LANGS DE REEP ZAL NAAST DE PRACHTIGE MIDDELEEUWSE GEVEL EEN MODERNE ARCHITECTUUR OPRIJZEN; LANGS DE LIMBURGSTRAAT ZAL DOOR HET NIVEAU-VERSCHIL HET GEVOLG NOG NEPASTER ZIJN. WE ZIEN ONS VERPLICHT DE NOODKREET VAN MEI 197 3 TE HERHALEN. WE HOPEN, DAT HET STADSBESTUUR VAN GENT ZAL TUSSENKOMEN OM EEN N I E UW E D A AD V A N V A N D A L I S M E TE VERHINDEREN. WE DURVEN OOK REKENEN OP DE VICE-EERSTE MINISTER W. DE CLERCQ, OP DE MINISTER VOOR DE NEDERLANDSE CULTUUR CHABERT, OP STAATSSECRETARIS E. VAN BOGAERT EN OP AL DE GENTSE PARLEMENTAIREN OM MET HUN STEUN HET BEHOUD VAN EEN DEEL VAN HET GENTS KUNST- EN CULTUURPATRIMONIUM TE VERZEKEREN. WE WILLEN HERHALEN, DAT HET VOOR DE NATIONALE BANK NIET ZO MOEILIJK MOET ZIJN EEN ANDERE EN BETERE OPLOSSING TE VINDEN VOOR HAAR PROBLEEM. DE RAADVAN BEHEERVAN DE HEEMKUNDIGE EN HISTORISCHE KRING GENT
3
INLEIDING TOT DE TENTOONSTELLING "OUD VLAANDEREN, GEZIEN DOOR KUNSTSCHILDER ARMAND HEINS", IN DE GENERALE BANKMAATSCHAPPIJ, 16 NOVEMBER 1973
Hoe meer wij ons gaan verdiepen in het werk van de veelzijdige kunstenaar en auteur Armand Heins, des te groter wordt onze verbazing over het feit dat deze waarlijk bijzondere Gentenaar in onze achting en waardering nog steeds niet de plaats heeft gekregen die hij verdient. In geen enkele van de thans bij de vleet verschijnende ency klopedische naslagwerken wordt er enige melding gemaakt van zijn naam. In de stad die hij zozeer heeft liefgehad en verheerlijkt herinnert weinig of niets nog aan zijn persoon. Een Gentse straat naar hem te noemen zou althans reeds een passende hulde kunnen zijn aan hem die zich zozeer heeft ingezet voor het behoud van het eigen karakter van onze stad. I:u. die zin werd trouwens een suggestie gedaan bij het Stadsbestuur. Waarom dan wel verdient Armand Heins opnieuw uit de vergetelheid . te worden gehaald ? Als u straks door de tentoonstelling heeft gewandeld, zult u terecht de opmerking maken dat zijn werk eigenlijk weer bijzonder aktueel is geworden. We hebben een lange periode achter de rug - en spijtig genoeg wijst zoveel er op dat deze periode nog niet helemaal is afgesloten -, een periode waarin men erg weinig belangstelling opbracht voor het behoud van het mooie en karakteristieke dat onze voorouders generaties na elkaar hadden opgebouwd. Alleen aan de meeste grote gebouwen, die men dan met een ietwat pompeuze naam "de monumenten" heet, heeft men niet durven raken en besteedde men een - op zichzelf natuurlijk erg lovenswaardige - zorg. Pittoreske hoekjes van onze steden en dorpen werden zomaar opgeruimd om plaats te m:aken voor soms banale, karakterloze konstrukties, die geacht werden meer utilitair te zijn dan al de oude rommel. Het gevolg daarvan is dat we ons dikwijls in een levenloze steenwoestijn gaan gevoelen, waaruit elke sfeer, elk greintje menselijk, of noem het "romantisch" gevoel verdwenen is. Thans wordt men er zich weer heel sterk van bewust dat het leefmilieu niet steeds gediend is geweest met deze ongebreidelde en soms radikale modemisering en rationalisering. En gelukkig is men tot het inzicht gekomen dat het behoud van het organisch gegroeide woon- en werkmilieu met zijn afwisseling, zijn pittoresk karakter en vooral het warme leven dat er doorheen speelt, niet noodzakelijk in kontradiktie hoeft te staan met de aanpassing aan de moderne noden en eisen van onze tijd. Het op een prachtige wijze in zijn oude uitzicht herstelde Predikherenpand, dat meteen een moderne funktionele bestemming kreeg, is daar een erg mooi voorbeeld van. Er staat een projekt op het getouw om ook het Patershol op een aantrekkelijke manier te restaureren en er meteen ook weer een woon-, een kulturele en toeristische funktie aan te geven, waardoor als het ware een uniek oud stadje in de 4
stad zal ontstaan. Ziedaar de richting waarin de nieuwe generatie, ietwat afkerig geworden van de :kille grootstadstruktuur, weer gaat denken. Armand Heins kan hier op een eminente wijze onze gids zijn. En het Patershol biedt ons meteen een bijzonder geschikt aanknopingspunt om in dit opzicht zijn werk wat duidelijker te belichten. Heins was het inderdaad die reeds bij de voorbereiding van de Wereldtentoonstelling van 1913 een projekt uitwerkte om de hele wijk van het Patershol te restaureren en aan te passen om hem tot een echt "Oud Vlaanderen" te laten worden. Zo iemand is Armand Heins dan geweest. Als een late eksponent van de Romantiek - die immers weer naar de volksziel en het volkstemperament ging peilen -, trok hij, gewapend met potlood en schetsboek, door zijn geboortestad, door Vlaanderen, Nederland en Noord-Frankrijk, en zelfs ItaliĂŤ. Hij zocht er de meest karakteristieke hoekjes op en met enkele rake trekken wist hij hun sfeervolle, soms nog bijna middeleeuwse uitzicht suggestief vast te leggen. De kalme, ongeschonden plekjes, de mijmerende oude gevels, de intimiteit van de vissershuisjes, de hoeven waar men 's avonds nog leefde bij de olielamp en de vlammende haard (een romantisch beeld uit het verleden of straks weer alledaagse werkelijkheid ?), de molens bij de weerspiegelend-gladde kanalen, de rimpelende reien en grachten met de dobberende sloepen en schuiten, de marktpleinen met wilgen en linden, de dominerende kerktorens, kastelen en vestingen, hebben hem zijn leven lang als fijngevoelig kunstenaar en als onderlegd archeoloog geboeid. Een keuze uit zijn litho's en etsen publiceerde hij in zijn nu fel gewaardeerde en erg gezochte platenalbums over Oud Gent, Oud Vlaanderen, Holland. Nooit wellicht is die Armand Heinsmeer zich zelf geweest dan op ogenblikken waarop hij zich met hart en ziel in de door hem opgeroepen oude tradities weer volledig kon inleven : hoe typerend is bijvoorbeeld de foto die hem toont in het statige zeventiende-eeuwse kostuum van de Hoofdgilde van Sint-MiehieL Hij had overigens zelf de algemene regie en de artistieke leiding van de memorabele historische stoet van deze gilde in 1913. De kunstenaar was terzelfdertijd de verwonderde, de nieuwsgierige, de zoeker, die niet aan de oppervlakte bleef van de dingen. Zijn aandacht ging verder dan de buitengevels alleen. Hij ging de huizen van binnen bekijken, ging op ontdekkingstocht in kelders en onderaardse gangen. EĂŠn van zijn meest fascinerende boeken is wel zijn Gand souterrain, waarin hij alle interessante oude kelders en krypten heeft beschreven en op kaart gebracht, en waardoor hij in dit domein echt pionierswerk heeft verricht. Ook onder een ander opzicht bleef hij niet bij de oppervlakte van de dingen stilstaan. Als voortreffelijk self-made historicus en kunsthistoricus verdiepte hij zich in archieven op zoek naar historische gegevens over de archeologie en de kunstgeschiedenis van mooie huizen en ge5
vels. De neerslag van deze wetenschappelijke arbeid vindt men terug in talrijke bijdragen in de Handelingen en het Bulletijn van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent en vooral in de in 1897 gestarte Inventaire archéologique de Gand, één der merkwaardigste bijdragen tot een beredeneerde katalogus van de oudheidkundige monumenten en voorwerpen van Gent. Zijn interesse voor de historische archeologie en topografie blijkt bijvoorbeeld ook uit de talrijke natekeningen van oude stadsplannen en stadsgezichten. De heruitgave van het befaamde panoramische gezicht op Gent van 1534 is zijn werk. Armand Heins was eigenlijk als het ware voorbestemd voor het werk dat hij deed. Hij werd in 1856 geboren als zoon van Nicolas, een bekend graveur en steendrukker die in het historische Ryhovesteen in de Onderstraat woonde en er talrijke kontakten had met Gentse kunstenaars. Armand ging tijdens en na zijn studies aan het Atheneum les volgen bij Theo Canneel aan de Gentse Akademie voor Schone Kunsten. Als pas afgestudeerde debutant genoot hij om zijn scherpzinnige begaafdheid in het tekenen van gebouwen en gezichten reeds een zo · grote faam, dat Camille Lemennier hem dadelijk engageerde om het jubileumboek La Belgique Illustrée (1880) te helpen illustreren. Nog in 1880 kon hij dan met een studiereis Italië en Frankrijk bereizen, van waar hij heel wat grafisch werk mee naar huis bracht. Later zocht hij kontakt of sloot hij vriendschap met Gentse kunstenaars als Emiel Claus, Albert Baertsoen, Fernand Scribe, Jean Delvin, Joris Minne en anderen. Op rijpere leeftijd woonde hij ook een vijftiental jaar te SintMartens- Latem, maar veel relaties met de kunstenaars van de Latemse school schijnt hij toch niet te hebben gezocht. In zijn technieken is Heins ongelooflijk veelzijdig geweest. Zijn kunstenaarsindrukken en de vrucht van zijn wetenschappelijke opzoekingen legde hij vast in tekeningen, etsen, akwarellen, olieverfschilderijen die zich alle onderscheiden door de lichtheid, de speelsheid en de spontaneïteit in de vormgeving. Vooral echter was hij een meester in de lithografie. Voor hem was de lithografie, waarvan hij de techniek aanzienlijk verbeterde, een vlug, origineel en weinig kostelijk procédé om de dingen die hem troffen door hun pittoresk karakter of hun archeologische waarde vast te leggen en te verspreiden. Omwille van zijn wetenschappelijke kennis en zijn rijke ervaringen in de bouwstijlen werd hij erg gewaardeerd als lid van de Gentse Kommissie voor monumenten en stadsgezichten, waar hij zich trouwens met hart en ziel heeft ingezet - precies op het ogenblik dat de kuip van Gent een zo grondige gedaanteverandering onderging - voor het behoud van het architektonisch patrimonium van de stad; om zijn kennis van de toegepaste kunsten werd hij ook aangesteld tot eerste konservator van het Museum voor Sierkunsten in de Jan Breydelstraat, een feit waaraan een zaal van het gelijkvloers van dit museum die naar hem werd genoemd overigens nog herinnert. De enorme produktie van Heins raakte al tijdens zijn leven maar vooral 6
nadat hij in 1938 op 82-jarige leeftijd overleden was, her en der verspreid. Er bevinden zich thans werken in het Prentenkabinet te Brussel, te Wenen, te Dresden, en vanzelfsprekend vooral in handen van private kollektioneurs. Gelukkig nochtans is toch een belangrijk deel van zijn oeuvre in Gent gebleven. Zowel het Museum voor Schone Kunsten als het Museum voor Volkskunde en het Stadsarchief bezitten min of meer belangrijke verzamelingen. De Heer Ingenieur Marcel Heins, neef van de kunstenaar, verwierf in 1939 eveneens een unieke kollektie. Hij is dan ook de initiatiefnemer van deze tentoonstelling en koos daartoe uit zijn verzameling een honderdtal potloodtekeningen, litho's, akwarellen, geakwarelleerde litho's, etsen en olieverfschilderijen, enerzijds betrekking hebbend op Gent, anderzijds in verband met het Vlaamse land. Ze werden vervaardigd in de periode 1880 tot ca. 1925 naar schetsen die de auteur meebracht van zijn ontelbare reizen. Het zijn dan alle rustige tafereeltjes, stads- en dorpsgezichten, landschappen, doordrongen van een tikje romantische nostalgie. Ze tonen ons pittoreske, heemkundige relieken van ons Vlaamse erfgoed en zullen u straks, bij de rondgang, wellicht wat weemoedig doen mijmeren over het vele mooie dat nu verdwenen is. Graag sluiten wij ons hier aan bij de woorden van de Heer Lode Hoste, die aan het eind van zijn inleiding op de katalogus de wens uitdrukt dat "deze tentoonstelling een sympatieke groet moge worden aan een verbazend vruchtbare, aktieve Gentse kunstenaar". JOHAN DECAVELE
CARNAVAL TE GENT In een vorige bijdrage vertelden we reeds iets over de carnavalviering te Gent in de negentiende eeuw. Dit feest werd in die tijd door al de lagen van de Gentse bevolking zo druk gevierd, dat het wel interessant kan zijn de carnavaldagen te Gent even nader te bekijken. Richard Vankenhave en AdhĂŠmar Lepage vertellen in hun werk "Het Volksleven in het Straatlied" (Gent, 1932) ons heel wat over carnaval. Luisteren we om te beginnen naar de carnavalliedjes. Een liedje ze~ ons duidelijk hoe intens carnaval werd gevierd : We hebben maar twee plezieren in een jaar, carnaval en Gentse feesten. Tot 's morgens vroeg werd druk gevierd, want de feestvierders zongen: We zijn gezworen kameraden, We zullen elkander niet verlaten. We zijn bij een 7
En we zullen niet meer scheen (scheiden). Wij zijn gezworen kameraden. En daarna werd gezongen : Niet te vroeg, Niet te vroeg. Morgen met te zessen Hebben we tijd genoeg. Want om zes uur moest men terug naar de fabriek. Natuurlijk werd er gedronken, geweldig gedronken in de duizenden herbergen in Gent. Men trok van herberg tot herberg. Den baas, we gaan hier deure. En weet(te) gij waar veure ? Omdat uw glazen zijn te klein; Wij gaan waar dat ze groter zijn. En als de feestvierders dronken waren, klonk het brutaler : En zuipen tot dat 't op is, dat 't op is, dat 'top is. En zuipen tot dat 't op is; En als 't op is, is er nog. Of nog: Zuipen zo lang of dat er is, En als er niet meer te zuipen is, Dan kruipen we in onze nest. De herbergiers lokten de verklede groepen of compagnies met allerlei prijzen en er werd dan ook gezongen : Hespe, bloende, en wij hebben overal de eerste prijs. En met het volgend lied trachtte men jaloesie te wekken : Hespe zullen we eten, Bloende zullen we hen (hebben). Zij zullen ons wel zien eten, Maar zij zullen er niet van hen (hebben). De lezer zal wel begrijpen, dat het ons onmogelijk was in de kranten al de verslagen over de carnavalviering te raadplegen; het artikel zou in dit geval zelfs eentonig worden. In 1842 publiceerde het College van Burgemeester en Schepenen een reglement.
8
STAD GENT. Art. 1. De vermakelijkheden van de vastenavonddagen zullen dit jaar plaatshebben op zondag 30 januari, zondag 6, maandag 7, dinsdag 8 en zondag 13 februari. Art. 2. De herbergen en publieke plaatsen zullen mogen open blijven de gehele nacht gedurende de voorzeide dagen. Art. 3. De omloop der rijtuigen is bepaald als volgt : de rij zal beginnen aan de Kaammarkt en voortgaan langs de Lange Munt, Lijnwaadstraat, Kamstraat, Koningstraat, Zandberg, Hoogpoort, Botermarkt, Marjoleinstraat, Kalanderberg, Kouter, Zonnestraat en Veldstraat. De rijtuigen zullen op stap moeten geleid worden. Gent, 27 januari 1842.
De Burgemeester Van Crombrugghe.
Jaarlijks werd door het College dergelijk reglement uitgevaardigd. Het eerste reglement, waarin de toer wordt vermeld, dagtekent van 30 januari 1807 : "Ten eynde te voorkomen alle voorvallen die resulteren uit de verwerring der rytuigen, als zelve eeneverschillende directie hebben, word er bevolen aen alle koetsiers de zelve te dirigeren in der maniere dat zy komen van den Kaammerkt in de Langemunte, Vrydagmerkt, Koningstraete, Zandberg, Hoogpoorte, Botermerkt, Marjolynstraete, Kouter, Zonnestraete en zoo voorts langs de Veldstraete". We menen uit deze tekst te mogen besluiten, dat de "toer" reeds moest bestaan voor 1807. In dit jaar werd voor de "toer" het eenrichtingsverkeer ingevoerd. In 1850 vragen een aantal herbergiers aan het College om de "toer" uit te breiden. We kunnen dit begrijpen, want de herbergiers hebben er natuurlijk voordeel bij, dat de toer langs hun herberg voorbij trekt. Het College gaat niet in op het verzoek en geeft als reden op "Men heeft nog nooit gezien, dat de rijtuigen een onafgebroken lijn vormden op de gehele uitgestrektheid". Een redacteur van de Gazette van Gent bemerkt op 13.1.1850 : "Wat zijn de carnavaldagen hier thans ? Zeer mediocre plechtigheden, die niet nodig hebben zich over een grote uitgestrektheid te ontvouwen". Hieruit menen we te mogen besluiten, dat de carnavalviering rond 1850 wat in verval was geraakt. Zeker was dit toe te schrijven aan de grote economische crisisjaren 1845-1850. Bij de economische heropbloei zal carnaval weer intenser worden gevierd. In 1850 worden in de opera vier carnavalbals gegeven, nl. op 10,_ 12, 17 februari en op 3 maart. De toegang voor de vier bals kost twaalf frank : hiervoor ontvangt men een "carte personelle" en twee "cartes de dames". Voor een bal betaalt men drie frank, voor het bal op 3 9
maart vier frank. De bals in de Franse schouwburg waren natuurlijk enkel voor de goede burgerij. Op 20 februari 1850 vertelt ons de Gazette van Gent : "Vastenavond is zondag op luisterrijke wijze afgelopen : de toer stroomde van wandelaars en gemaskerden. De koninklijke maatschappij Nemrod vergezeld van een groot getal deftige lieden der stad, had een tamelijk fraai gekostumeerde carnavalgroep gevormd, welke voorgegaan werd door de maatschappij Les Fanfares Amateurs. De muzikanten zaten op een wagen. De omhaling heeft 929,68 F opgebracht. Dit bedrag zal gebruikt worden voor een brooddeling in de maatschappij Nemrod in de Goudstraat. In 1850 was er te Gent grote armoede : op 106.704 inwoners werden 4.146 gezinnen tellende 17.904 personen regelmatig en 4. 7 89 gezinnen tellende 19.223 rersonen tijdelijk geholpen door het Liefdadigheidsbureau. In totaa werden dus in 1850 34.748 personen regelmatig of tijdelijk gesteund. Dit betekent 32,5% van de bevolking. Voor 1848 en 1849 waren deze percenten respectievelijk 36,3% en 35,4 %. In 1851 zal het aantal behoeftigen sterk dalen, maar toch nog 18% van de bevolking bedragen. Een kontrole aan huis in 1850 had aangetoond, dat alle personen, die gesteund werden, werkelijk noodlijdend waren en hulp behoefden. Sommige menslievende verenigingen maakten van carnaval gebruik om inzamelingen te doen ten voordele van de armen. Carnaval 1852 : op zondag 22 februari en zondag 29 februari trekt een grote cavalcadestoet door de stad. In de cavalcade : ruiters, fanfares en een tiental wagens. Er wordt een pleziertrein uit Antwerpen naar Gent ingericht voor de kijklustigen. 's Avonds worden de wagens op de Vrijdagmarkt opgesteld en luisterrijk verlicht. De omhalingen voor de armen -hebben op beide zondagen samen 4009,51 F netto opgebracht (in de huidige geldwaarde : meer dan een half miljoen ! ). In de calvacade van 1852 reed een wagen, die niet voorzien was in het programma. De Gazette van Gent schrijft : "Men zag er de Gallische haan overwonnen door de adelaar van Napoleon. Een personnage langs voor op de wagen zittende, leidde al de anderen bij middel van lintjes aan de top van hun neus vastgemaakt, op. De wagen hing vol decreten en dagbladen. Men las er onder andere : "In naam des volks", "Degenen die niet zullen toejuichen, zullen naar Cayenne gezonden worden om peper te kweken", enz. Een andere krant schreef : "Une voiture remplie de masques ayant tous une muselière sur la figure et un cadenas à la bouche. Ils avaient au cou un collier auquel était attaché une chaine que tenait en main Ie conducteur de la voiture. Celui-ei était grimé de manière à ressembler d'une façon frappante à Napoléon 111". Een woordje verklaring is wel wenselijk. Prins Karel Ladewijk Napoleon was de derde zoon van Ladewijk Bonaparte, koning van Holland. Van de februari-revolutie in 1848 had hij gebruik gemaakt om naar Frankrijk terug te keren en in december 1848 was hij er in geslaagd zich tot president van de republiek te laten verkiezen. Na een staatsgreep in de10
cernher 1851 voerde hij een nieuwe grondwet in in 1852 en werd het keizerrijk hersteld (Napoleon III). · In die tijd verbleven in ons land een groot aantal Franse vluchtelingen, waaronder Victor Hugo. Sommige Fransen gaven te Brussel kleine politieke blaadjes uit. "Hun publicatie verwekte een buitengewone prikkeling te Parijs. Reeds in janüari 1852; zelfs voor de restauratie van het Keizerrijk, eiste Napoleon dat de Belgische regering ze ambtshalve voor de rechtbanken zou dagen. Enige rechtsvervolgingen, ingesteld om hem te voldoen, liepen uit op vrijspraken en verergerden nog zijn verbittering. Een vastenavondoptocht, waarin hij, naar men zei, belachelijk gemaakt werd, gaf aanleiding tot een officieel verzoek om rekenschap van zijnentwege". (H. Pirenne : Geschiedenis van België, deel 4, blz. 95). Zo werd dus een wagen in de calvacade van 1852 te Gent oorzaak van diplomatieke moeilijkheden. We hebben al twee aspecten van de carnavalviering gezien : feestvreugde en liefdadigheid. Nu komt er nog een derde aspect bij. Bij de gemeenteverkiezing van 1854 hadden de liberalen de nederlaag geleden, de oppositielijst veroverde al de te begeven zetels. Advocaat Delehaeye werd burgemeester. Delehaeye was zeker een betwiste figuur. In 1847 en in 1852 verkozen tot kamerlid op de liberale lijst, wordt hij in 1854 verkozen op de oppositielijst voor de gemeenteraad en in 1856 wordt hij tot kamerlid verkozen op de conservatieve lijst. In oktober 1857 moeten opnieuw verkiezingen plaatshebben. Zowel op het plaatselijk vlak als op het nationaal vlak worden de politieke tegenstellingen intenser. Carnaval 1857 : al de maatschappijen richten een bal in: de Union op de Kouter, Nemrod in de Goudstraat, Concordia in de Belgradostraat, Willem Tell in de Bagattenstraat, het Willemsfonds op de Poel, de Zonder Naam niet zonder Hart, de Verenigde Werklieden, Broedermin en Taalijver, enz. Daarnaast worden nog bals ingericht in tientallen herbergen, zoals in de herberg Het Kuipken in de Kortrijks?striat. Op zondag 22 februari trekt een grote cavalcade door de stad. De onderwerpen van de wagens : de crinoline-ziekte (de hoepelrok bereikte zijn hoogtepunt), de vrijhandel (protest tegen de Franse invoerrechten), de bescherming van de nationale nijverheid, een Vlaams feest naar Teniers, een boerenfeest met muziek en dans, de Tintamaris : de bewoners van het Hemelse Rijk met hun keizer Fich-ton-Kan vergezeld van vijftig prachtig uitgedoste ruiters. De Gazette van Gent is niet zo uitvoerig in zijn verslag; de krant schrijft enkel: "Verscheidene vermommingen op politieke kwesties zinspelend, zijn aan het oog van de politie niet ontsnapt. Voor de Concorde was er een botsing tussen de politie, die enkele opschriften wilde wegnemen en een aantal personen, die dit poogden te verhinderen". Het is duidelijk, dat de Gazette van Gent geen standpunt wenst in te nemen. De Journal de Gand geeft meer uitleg. "De nombreuses charges satiriques se faisaient remarquer parmi les masques; le vieil esprit frondeur des Gantois n'est pas facile à détruire". Op straat worden politieke karikaturen uitgedeeld. "Une 11
mascarade qui faisait sa première apparition a exité une grande hilarité : c'étaient sept têtes d'animaux précédés par un individu portant un costume d'anabaptiste et chantant Ie miserere. On a voulu y voir une allusion à nos sept élus des campagnes". "Un polichinelle fort bien vêtu se promenait à cheval muni d'une planchette sur laquelle se trouvait écrit : Le maire Auguste, premier polichinelle de Gand". Bij het verschijnen van de politie verdween de tekst achter een scherm, waarop een kleine polichinel was geschilderd. Op de Kouter wandelden zeven vermomden met als hoofddeksel een kaarsesnuiter. Een van hen was vermomd in een harlekijn-windhaan en droeg het volgend opschrift : Je suis étoile errante au ciel parlementaire. Je serai fixe un jour quand je serai par terre. Zeker werd hier de burgemeester Delehaeye bedoeld. Wat gebeurde er met carnaval in 1860 ? De kring "Zonder naam, niet zonder hart" - deze liefdadige vereniging werd opgericht in 1856 en bestaat thans nog - zal een liefdadige ommegang inrichten en doet beroep op jongelingen om er als rondhalers of als ruiters aan deel te nemen. Voor de deelnemers zijn de volgende geschenken voorzien : 1. een schone cravache met geheugenis-opschrift voor de ruiter met de schoonste kledij 2. een schone gouden ring aan hem, die het meest heeft opgehaald 3. een gouden speld aan hem, die het tweede meest heeft opgehaald 4. een schone wandelstok met ivoren appel aan de rondhaler met de schoonste kledij. Kijken we nu naar de cavalcade, die uitging op maandag 20 februari 1860. Vier wapenherauten kondigen de stoet aan op lange trompetten; ze zijn gevolgd door talrijke ruiters in musketiersuniform. Daarna komen een aantal versierde wagens : 1o wagen : een zomerfeest bij Gent 2° wagen : een Hollands feest 3° wagen : aan het hof van koning David 4° wagen : een monster-orgel met dansende figuren 5° wagen : het goed leven 6° wagen : rokende schoorstenen 7° het fregat menslievendheid go wagen : een beweegbaar toneel, waarop ridder Regiers wonderlijke toeren van magnetisme doet en kreupelen laat dansen. Aan de cavalcade nam ook het fanfare-korps van het kurassiersregiment deel; de muzikanten - militairen - waren verkleed in "pierrots". Niettegenstaande het slechte weer had de omhaling 1500 F opgebracht. Op zondag 26 februari trok de cavalcade van de "Zonder Naam" opnieuw door de stad.
12
Tientallen maatschappijen ri~htten een carnavalbal in : de Fonteinisten in de Minardschouwburg, verder waren er bals ingericht door de Melomanen, door Nemrod, door de Union, de Zonder Naam, Willem Tell, het Willemsgenootschap. Ook de Patatenkapperskring richtte in de herberg "De Keizerin" buiten de Brugse Poort een groot gemaskerd bal in voor de noodlijdenden. Een verslaggever vertelt "overal werd er tot in de vroege morgen gedanst". Langzamerhand worden de verslagen over carnaval kleiner. In 18 7 0 gaat de zangmaatschappij "De Eendracht" van Ledeberg met carnaval verkleed in Turken door de stad en doet een omhaling voor de kas van de "Zonder Naam". De vereniging zingt in de voornaamste herbergen. De opbrengst bedroeg 416,50 F. "De maandag en dinsdag van carnaval waren er veel gemaskerden en talrijke compagnieën, die lustig zongen el) sprongen. Ook de bals lokten veel volk" (Gazette van Gent, 2 maart 1870). 1878. De katholieke partij bezit de meerderheid in het parlement sedert 1870. De politieke tegenstellingen zijn uiterst scherp. Belangstellende lezers willen we verwijzen naar het werk van Th. Luykx : Politieke Geschiedenis van België (blz. 157). Te Gent bezetten de liberalen al de zetels in de gemeenteraad. Door sommige gebeurtenissen, waarover we in dit artikel niet kunnen uitweiden, zijn de gemoederen bij de beide partijen erg verbitterd. De strijd in de kranten is buitengewoon scherp. Weer zijn verkiezingen op komst. In dit klimaat zal carnaval worden gevierd. De cavalcade wordt ingericht door de maatschappij L'avenir, een vereniging gesticht in 1875 met als doel het wereldlijk onderwijs uit te breiden. Ere-voorzitter is F. Laurent. Dit gegeven is al voldoende om ons te laten vermoeden, dat de cavalcade zal gebruikt worden als een politiek middel en dat het er scherp zal aan toe gaan. De Gazette van Gent weet niet zo veel te vertellen. Verscheidene muziekmaatschappijen hebben de stad doorkruist en omhalingen gedaan voor de "Zonder Naam; niet zonder Hart". Heel de nacht heeft men gezang en getromp toegelaten. Alle jaren zijrt er langs de straat hoogst afkeuringswaardige liedjes gezongen. De totale opbrengst bedroeg 7.068,50 F. Tot daar de Gazette van Gent. Weer moeten we andere kranten raadplegen om iets meer te vernemen. De Joumal de Gand schrijft : "La meilleure preuve que Ie résultat a été excellent, c'est que Le Bien Public a grincé des dents dès Ie lendemain". Een beschrijving van een der groepen : "L'Eendracht de Meulestede (een liberale maatschappij) avait organisé un troupeau d'électeurs ruraux tenus en laisse par des prêtres qui les tiennent pour bon à être rossés et les paussent à coups de parapluie vers les urnes". Luisteren we nu even naar Le Bien Public. "On a également beaucoup remarqué un omnibus chargé de pèlerins revenant d'Oostacker, qui vendaient des flacons d'eau miraculeuse de Lourdes (citaat van Le Bien Public uit La Flandre Libérale ). Ce que La Flandre Libérale ne dit pas et ce qui a excité l'indignation 13
Jf
C -tjf.11
i•#:
,zAAL
VALENTINO .
KARNAVALLIED voor 1886 *.
Zangwijze: LE JUPON DE MADELON; t:erhrijgbaar in. alle muzieku:ml;c/J,'
'
~ Met deze karnaval
wij trekken naar den bal, WÏJ willen dansen, springen, , wij zijn die droomers niet i die men in 't donker ziet;_, l en ditt ons willen dwingen. ~ REFREIN; Vivat 't goe ~bier. enz. ~
,•
Waar kan men l;eter zijn? den drtu1k is Cl' zoo fijn, danris de wttren hemel! • , at ·d'Engels a=1n den dans, · lusters 'in v:ollmi glans, spiegels nv~t groot gewemel. RRFREIN : Vivnt 't. goe bier, enz. .
~. Zoo gaan wij op deq; draai ·
Irecht naar de J(uipèrskaai, ~ want daar is iets t.e winnen! fJa voor het eerste jaar . r ne prijskamp wonderbaar! .
&kom laat ons spoedig binnen. " J· REFREIN: Vivat •t goe.pier,"enz.
f
~
( De ,P~ijzen .zij~ . zoo !ief wen t 1s eemeders .g1;1ef, %: ~· wij ~uUen concurreeren; t toe.Jol:gens spoed u.,1~vat; . [ sa 'meisJeS val?:.9e. stad, ~.· :· ·. ·komt naar d_e zMrfloreeten? [ REFREIN: Viv~t ;t goe bier, et~z.
t
~~.
f
··
,,_·· maar wel in vreugde leven; .., REFRF..lli: Vivat 't goe bier. enz.
W~j blijven g'heel de Jlachtv .J/i · want ·~ is hiel'., ons gedacht!,, sa lustig opgespl'ongen; . 'Mn dans mei liloefen moed 'dat doet de h~antjes goed P en dan nog eens gezongen. RE~Rsi~'.~~ Vi!~t 't ttóe l;li~r.
Vivat·~ goe bier, muziek, elty-olle vreugd, t IS de deugd van don Jeugd,
sa bocren en boerinnen, Arl~uin, Piro·, den dans zal ~aan beginneil in Valentino, 'ne polka of ne vals met onzen bon ami · en l~stig dan aan 't vrijen op de galerie
t t
Heft maar de beentjes op en spl'ingt mnar in galop, toe h.k'lt ons peper geven, ..~ wij maken geen verdriet gelijk eenieder ziet,
Cent, anelpersdtqltlteriJ Dt K&llnt.AW, Brabantdam, 84.
*'
eiz.
4 •
·.::
et le dégoût de tous les honnêtes gens, c'est que sur le char en question figurait un personnage áffublé d'ornements épiscopaux et portant un masque reproduisant d'ailleurs avec beaucoup de fidélité les traits de Mgr. Bracq, évêque de Gand". Inderdaad, deze gegevens vinden we enkel in de katholieke kranten. Reeds de volgende dag koint er een hevig protest vanwege de katholieke kringen, waarin de burgemeester Karel de Kerchove de Denterghem beschuldigd wordt als hoofd van de politie niet te zijn opgetreden. De reglementen van carnaval verboden zich te vermommen in een kledij van geestelijken en militairen. Het voorval te Gent vindt nog weerklank in het parlement, waar de minister van justitie geïnterpelleerd wordt door een volksvertegenwoordiger. Vermoedelijk bereikte het gebruik van de cavalcade voor de politieke strijd zijn toppunt in 1878; om verschillende redenen zal in de toekomst de cavalcade niet meer als politiek instrument worden gebruikt. We zijn in 1880 : De Kring Titus gaat verkleed uit en zingt ten voordele van de "Zonder Naam" in de voornaamste koffiehuizen: de Concorde, de Union, Café des Arcades, de Grand Café, Café Minard, Café Royal, Café du Théatre. De maatschappij "Orphéon Gantois", waarvan de leden verkleed zijn in Zoeloes, gaat in de drankhuizen zingen ten voordele van de "Zonder Naam". Ook de "Kattejongens" en de "Verenigde Zusters" doen een rondgang. Gezamenlijk hebben de vier verenigingen 612,19 F opgehaald. De dinsdagvan càrnaval was er veel volk op de been; in talrijke herbergen waren prijzen te winnen voor de mooiste compagnie. Er was zeer veel straatlawaai, want met carnaval is het zingen op straat toegelaten. Voor 1890 weet de reporter weinig te vertellen over carnaval : "het is altijd dezelfde sleur". Er zijn weinig gemaskerden; wel is er veel volk op de Vrijdagmarkt, waar allerlei kermistenten zijn opgesteld. Nu moeten we een parenthesis openen. In oktober 1890 worden verkiezingen gehouden. De gemeenteraad wordt om de drie jaar voor de helft vernieuwd. Er worden drie lijsten ingediend : een liberale lijst, een katholieke en een socialistische lijst. In 1884 werd voor de eerste maal een socialistische lijst met Anseele als lijsttrekker ingediend. Op 148.729 inwoners hebben slechts 22.412 stemrecht: dit is 7,6% van de bevolking. Er zijn 33 kiesbureaus; het stadhuis, het Lakenmetershuis, de Beurs, Van Crombrugghe, in de zalen Flora, Concordia, Valentino en Parnassus en ook in 25 koffiehuizen. Er waren 10.060 kiezers opgekomen; 192 nietige stemmen werden uitgebracht. De liberale kandidaten behaalden elk tussen de 5100 en 5200 stemmen en behaalden al de zetels. De lijsttrekker van de katholieke lijst - J. Casier -behaalde 3445 stemmen. Voor de socialistische lijst behaalden Anseele 1366, Hardyns 1276 en Van Beveren 1282 stemmen. Hippoliet Lippens (1847-1906) had in 1882 zijn schoonvader Karel de Kerchove de Den15
terghem opgevolgd als burgemeester. In 1891 richt de Gntse afdeling van de Belgische Werkliedenpartij een schrijven aan het College van Burgemeester en Schepenen, waarbij gevraagd wordt de feesten de dinsdag van carnaval af te schaffen en de eerste mei als feestdag te erkennen. Aan het verslag ontlenen we : "Par suite d'une regrettable tradition le mardi du carnaval est un jour consacré à des mascarades et à des orgies particulièrement blámables et dégradantes. On ne voit que déguisements en lambeaux, d'une malpropreté repoussante; on n'entend que des chansons obscènes et des interpellations ordurières, des scènes d'ivrogneries et de débauche. Les auteurs de ces tristes saturnales perdent toute dignité et tout respect d'eux mêmes. C'est un speetade démoralisant". Hier krijgen we dus een beschrijving van de "slonsendag". In verband met het voorstel één mei als feestdag in te voeren verklaart het schepencollege zich onbevoegd. Voor het eerste punt heeft het College een aantal adviezen ingewonnen. De Kamer van Koophandel verklaart, dat de Gentse fabrikanten bereid zijn hun fabrieken de dinsdag te openen op voorwaarde, dat de feestelijkheden en bals op de · dinsdag worden afgeschaft en dat er verboden wordt zich de dinsdag te verkleden. De Koophandel- en Nijverheidskring meent, dat aan de afschaffmg van de "slonsendag" zowel positieve als negatieve aspecten zijn; sommige fabrikanten maken van de dinsdag gebruik om herstellingen te laten uitvoeren. De politiecommissarissen wijzen in hun rapport er op, dat bij afschaffing van de dinsdag, het nodig is, dat de bals op maandag om middernacht eindigen. Ze zijn van oordeel, dat dit ongunstig zal aanvaard worden. Ze zijn ook van oordeel : "Dans l'état actuel de nos traditions locales il n'y a pas rnayen de défendre brusquement sans transition et d'une façon radicale les réjouissances populaires qui ont lieu ce jour depuis un temps immémorial, et surtout de le faire en interdisant non seulement le tour, mais les mascarades et déguisements, les fêtes et les bals publies et en supprimant le jour susdit le congé traditionnel de nos écoles et de nos diverses administrations". In een referendum gehouden in de textielfabriek La Gantoise hebben zich 1900 werklieden uitgesproken voor het behoud van de dinsdag, 200 werklieden waren voor de afschaffmg. De burgemeester besluit wijselijk : "Il ne sert à rien de faire des règlements quand les moeurs y sont hostiles, parce que alors l'exécution en devient impossible". In 1892 verschijnt het traditioneel bericht van het college over de carnavaldagen en de "toer". Tevens verschijnt er het volgende bericht : "De burgemeester deelt mede, dit naar de wens van de gemeenteraad van 10 juli 1891, overwegende dat men de ontuchtige zangen, waarvan er gedurende de carnavaldagen gebruik wordt gemaakt, dient te beteugelen, alsook een einde te stellen aan de walgelijke vertoningen van gemaskerde en verklede personen, welke zich namelijk de dinsdag van carnaval voordoen, Bericht de bevolking, dat die buitensporigheden niet meer mogen geduld worden. Beveelt de heer oppercommissaris van politie de wanorde te doen ophouden". In de Gazette van Gent
16
vinden we het volgende verslag : "Zondag en maandag was er veel beweging op de toer. Er was niet veel bijzonders te zien; de dinsdag liepen er wat afzichtelijke slonsen. Het komt ons voor, dat de carnaval veel afvalt, de ordentelijke en rustlievende bevolking is er niet kwaad om". In 1895 blijft nog alles zoals voorheen. "Nog eens zijn de woelige uitspattingsdagen van carnaval voorbij. Over het algemeen was de beweging niet zo levendig; het aantal gemaskerden is afgenomen. Het werpen met confetti is echter erg aangegroeid en in de namiddag hadden op de Kouter echte bombardementen met confetti plaats; sommige carnavalvierders hadden de confetti vermengd met peper of snuif". De omhalingen voor de menslievende maatschappij "Licht en Vrijheid" had 740,33 F opgebracht. Een redacteur van "Le Joumal de Gand" deelt ons op 5 maart 1895 mede, dat in de Librairie Universelle in de Korte Dagsteeg 4500 kg. confetti werd verkocht. Volgens dezelfde redacteur wordt in een honderdtal winkels confetti verkocht; hij schat de geworpen confetti op 25.000 kg. Een kg. confetti kostte een frank. Als gevolg van de wet van 14 april1894, die het algemeen meervoudig stemrecht voor de Wetgevende Kamers invoerde, moest ook de wet, die de gemeenteverkiezingen regelt, herzien worden. Deze wet van 11 april 189 5 voorzag een erg ingewikkeld systeem. De voornaamste punten waren : a) de minimum-leeftijd van de kiezers was dertig jaar; elke kiezer moest ten minste drie jaar de gemeente bewonen b) een bijkomende stem wordt verleend aan : 1) de kiezer van ten volle 35 jaar, gehuwd en die ten minste 5 F personele belasting betaalt op de huurwaarde 2) de kiezer, eigenaar van onroerend goed met een kadastraal inkomen van ten minste 48 F c) twee bijkomende stemmen worden verleend aan de kiezers, houders van bepaalde diploma's of die bepaalde openbare ambten of bepaalde bijzondere ambten vervullen d) een vierde extra-stem werd verleend aan de huisvaders, die van 5 F tot 20 F cijns betaalden of bezitters waren van een goed met een kadastraal inkomen van minstens 150 F e) ten slotte werden in de steden met meer dan 20.000 inwoners door de kiezers-nijverheidsbazen en door de kiezers-werklieden vier tot acht (voor Gent : acht) toegevoegde gemeenteraadsleden gekozen, die voor de helft uit beide belangengroepen samengesteld, de gemeenteraad moeten aanvullen. Hierop werden de gemeenteraden ontbonden en op 17 november 1895 hadden de gemeenteverkiezingen plaats (de bijgevoegde verkiezing op 25 november). Het aantal kiezers bedroeg thans ongeveer 28.100 of 17,87% van de bevolking. Er werden 35.070 geldige stemmen uitgebracht. Op 17 november behaalden de liberalen 11 zetels, de katholie17
ken 10 en de socialis.ten ook 10 zetels. Op de bijgevoegde verkiezing behaalden de socialisten de vier zetels voor de kiezers werklieden (ongeveer 6200 stemmen tegen ongeveer 2200 stemmen voor de anti-socialisten); de liberalen drie en de katholieken een zetel van de vier zetels voor de kiezers-nijverheidsbazen. De definitieve samenstelling van de gemeenteraad was dus : liberalen : 14 zetels, socialisten : 14 zetels, katholieken : 11 zetels. Burgemeester H. Lippens had de gemeentepolitiek verlaten en werd opgevolgd door E. Braun, die burgemeester zal blijven tot in 1921. De socialisten wensten een evenredige verdeling van de schepenzetels; de katholieken wensten niet in het college te treden, maar zouden de initiatieven ten gunste van de stad steunen. Hierop werd een homogeen liberaal college gevormd. (Schepenen: 0. Bruneel, J. De Vigne, R. De Ridder, K. Boddaert en M. Baertsoen). Door de verkiezingen van 1895 had de Gentse gemeenteraad een volkomen ander uitzicht gekregen: van homogeen liberaal naar drieledig van practisch gelijke sterkte. Keren we nu terug naar ons onderwerp Carnaval. Eens in de gemeenteraad zullen de socialisten verder strijden voor de afschaffing van de "slonsendag". Op 1 februari 1897 wordt het probleem opnieuw besproken in de gemeenteraad. We ontlenen het volgende aan het verslag van de Heer Siffer, verslaggever van de commissie, die het vraagstuk van de afschaffing van de dinsdag behandelde. "De voorstanders der afschaffing van carnavaldinsdag schilderen de vastenavond en inzonderheid deze dinsdagen af als dagen van ontucht, slemperij en walebakerij, allernadeligst, niet alleen voor de waardigheid van de mens en de zedelijkheid, maar ook voor de gezondheid en het stoffelijk belang van een gedeelte van de bevolking. De neringdoende burgerij heeft niets te winnen bij het behouden van de derde dag, vermits in het algemeen dan al de spaarpenningen der carnavalzotten uit de werkersstand reeds verteerd zijn, dat er op de plak gekocht wordt en dat de ongelukkigen weken en weken hun verkwistingen moeten uitzweten en zich zelfs het noodzakelijke onttrekken. Het is rond dat tijdstip ook dat er in de Berg van Barmhartigheid het meest goed wordt verpand. Het is de plicht van de openbare besturen de openbare zedelijkheid en het welzijn van het volk te bevorderen al moeten zekere klassen er door in hun handel lijden, zelfs ook wanneer het volk, onbekend met zijn ware belangen, verblind genoeg zou zijn er protest tegen aan te tekenen. Schaft de derde dag af, maakt er een gewone werkdag van". De tegenpartij is het eens om de uitspattingen te beteugelen, maar is van oordeel, dat daarom de dinsdag niet moet worden afgeschaft, omdat dit de belangen van een aantal winkeliers zou schaden. In juli 1897 wordt het probleem nog verder besproken. Met 31 stemmen tegen 5 stemmen wordt aangenomen : a) het is niet toegelaten de dinsdag zich te maskeren of te verkleden vóór acht uur 's avonds b) de burgemeester mag de dinsdag een stoet van verklede personen toelaten 18
c) de toer wordt toegelaten op zondag en maandag voor de vasten en op de volgende zondag d) aan de Vrije Burgersbond-een vereniging van winkeliers in 1896 opgericht- wordt een toelage van.1500F verleend om een stoet de dinsdag in te richten. ' Van Beveren was de hartstรถchtelijke verdediger van de afschaffing van de "slonsendag" en dit om het alcoholisme te bestrijden. "Om zot te zijn moet men half zat zijn" (Van Beveren). Begin februari 1898 verschijnt een bericht van het College, waarin medegedeeld wordt, dat de carnavaldagen doorgaan op zondag 20, maandag 21 en zondag 27 februari; op dinsdag 22 februari mogen de gemaskerden op straat komen na 8 uur 's avonds. De omloop van de rijtuigen mag doorgaan op zondag, maandag en zondag. Er wordt verboden op de openbare weg confetti, gevulde werptuigen, pauwveren, vederborstels en martinets te gebruiken. Het leuren met confetti is enkel toegelaten, indien de zakjes confetti slechts een kleur bevatten. Het is tevens verboden confetti op de openbare weg op te rapen. De carnavalstoet ingericht door de Vrije Burgersbond lokt veel volk. Er zijn talrijke wagens met vier en twee paarden, muziekkorpsen, verklede groepen te paard en te voet. V oor de deelnemers zijn er een dertigtal prijzen van 125 F tot 20 F. Bij de versierde wagens werden vooral opgemerkt: het eeuwig verbond tussen Jacob van Artevelde en Edward lil, la Fille de Madame Angot, de verbroedering tussen Noord en Zuid, de intrede van Maria Theresia, een Vlaamse kermis. In de cavalcade werd door leden van de Vrije Burgersbond een lied gezongen, dat duidelijk de doelstelling van de bond aantoont. 't Is pas een jaar geleden Dat onze bond kwam tot stand. Nu tellen we reeds duizend leden Verenigd in een broederband. Om samen te bevechten De gesel der burgerij Om te strijden voor ons rechten Staan we moedig zij aan zij. Refrein Weg met de coรถperatieven, Wij strijden hand aan hand. Voor rechten en voor grieven Hier in ons Vlaandrenland. Op de "slonsendag" in 1898 hadden zich toch enkele personen, niettegenstaande het verbod, de dinsdagnamiddag verkleed en gemaskerd op straat vertoond. Ze werden opgesloten in de Mammelokker. Het straatcarnaval sterft nu vlug uit. Wel zegt een redacteur van de Gazette van Gent in 1910, dat het verbod de dinsdag zich te maskeren voor 19
8 uur 's avonds voortdurend wordt overtreden, maar hij geeft toe dat op dinsdag het straatcarnaval tot nul is gedaald. "In de Veldstraat en in de Lange Munt, waar men vroeger rond vier uur zich moeilijk een doortocht kon banen, is er nu minder volk dan op een gewone zondag". Op de zondag waren op de toer geen rijtuigen meer. Tijdens de oorlog 1914-1918 hebben de Gentenaars geen tijd om aan carnaval te denken; ze hebben andere zorgen. In februari 1919 besluit de gemeenteraad : 1. Het zal verboden zijn zich bij dag in de straten gemaskerd te vertonen. 2. Na 8u30 's avonds zal men gemaskerd op straat mogen gaan. 3. De herbergen, drankhuizen, danszalen zullen om vier uur 's morgens sluiten. Deze schikkingen zijn toepasselijk op de zondag en de maandag van carnaval en op de daarop volgende zondag. De dinsdag van carnaval wordt bepaald afgeschaft. Einde februari 1919 volgt een tweede besluit : "De verlofdagen ingeschreven in de verordeningen der onderscheidene stadsdiensten en der stedelijke onderwijsgestichten op de carnavaldagen worden bij deze bepaald afgeschaft." Maandag en dinsdag van halfvasten zijn voor iedereen gewone werkdagen geworden. De tijd van cavalcades, toer, "slonsendag", compagnies is definitief voorbij. M. STEELS
DE NACHTWACHT TE GENT IN DE 19° EEUW In het eerste deel van zijn werk "Gent van den oudsten tijd tot heden" vertelt Fr. De Potter ons het een en ander over de buurtrechters of buurtdekens. De gebuurtedeken was onder meer belast met de politie van de straat of straten onder zijn gezag. Tijdens de eerste jaren van de Franse overheersing waren vele instellingen en gebruiken verloren gegaan; vanaf het Consulaat (1799) keert stilaan de orde terug. Op 24 brumaire jaar 13 (15 november 1804) besluit het College de buurtschappen terug in te richten. De stad wordt ingedeeld in 238 buurtschappen. De gebuurtedekens, die in functie waren in 1794-95 hernemen hun ambt. In de buurtschappen zonder deken wordt een deken verkozen op 4 frimaire jaar 13 (1). Door een besluit van 24 brumaire jaar 14 wordt de stad verdeeld in 18 secties; per sectie wordt een nachtwaker aangesteld. In het stedelijk wachthuis rechtover het stadhuis zijn een aantalloden in overeenstemming met het aantal nachtwakers. Om 10 uur 's avonds moeten de nachtwakers zich in het wachthuis aanbieden, waar ze een lood ont20
vangen. Daarna begeven ze zich naar hun sectie en doen er bewaking tot vier uur 's morgens. Elk uur maken ze een ronde van hun sectie. Bij het slaan van het uur roepen ze met luide en duidelijke stem het uur en zetten de bewoners aan op het vuur en het licht te waken. De nachtwakers moeten overtreders van de wet op heter daad betrapt aanhouden en naar het stedelijk wachthuis leiden. In geval van brand wekken de nachtwakers de buren, verwittigen de gewapende macht en de inspecteur van de openbare werken. Om vier uur 's morgens begeven de nachtwakers zich terug naar het wachthuis en overhandigen er het ontvangen lood. Het is de nachtwakers streng verboden zich op te houden in herbergen, "jeneverhuizen" of elke andere plaats, waar drank verkocht wordt. Op 13 oktober 1815 besluit het College de nachtwacht herin te richten. Vanaf 16 oktober 1815 zal er in elk buurschap van zes uur 's avonds tot middernacht een wacht letten op de goede orde en de openbare rust. De wakers zullen onbekende vreemdelingen en de verdacht uitziende personen naar de politie leiden. De wakers zorgen er voor, dat de herbergen om tien uur gesloten zijn; ze zullen aan de burgemeester de namen van de herbergiers meedelen, die weigeren de onderrichtingen na te leven. Elke burger van 18 tot 60 jaar moet aan de waakdienst deel nemen; de gebrekkigen worden van de dienst ontslagen. Personen, bekend om hun slecht gedrag, worden uitgesloten. De gebuurtedeken stelt een beurtrol op. Elke burger kan zich laten vervangen, maar de vervanger moet ingeschreven zijn op de beurtrol van het buurtschap en aanvaard worden door de deken. De deken moet de namen van de burgers, die verwaarlozen of weigeren dienst te doen, melden aan het stadsbestuur, dat de passende maatregelen zal nemen. Indien een waker moeilijkheden ondervindt bij de¡ uitoefening van zijn wacht, mag hij na toelating verleend door de gouverneur-generaal van de stad, beroep doen op de militaire wacht, die opdracht heeft de nachtwakers bijstand te verlenen. De politiecommissarissen en de commandant van de brandweer moeten de toepassing van het reglement dikwijls controleren (2). Volgens het inwendig reglement van 28.10.1815 moeten per buurtschap twee nachtwakers worden aangesteld. Indien in een buurtschap de wachtdienst verzekerd wordt door een of meer bezoldigde wakers, zal elke ingeschreven burger een bijdrage betalen. Elke nachtwaker is voorzien van een lans. De dekens mogen noch kinders, noch dronkaards als nachtwakers toelaten. De wakers moeten de soldaten, die zich een half uur na de taptoe op straat bevinden (dit is om 6 u 30 's avonds) aanhouden en naar de wacht leiden. Het is echter verboden officieren en soldaten voorzien van een vergunning van de plaatscommandant aan te houden. Soldaten, die zièh na de taptoe in een herberg bevinden, mogen niet aangehouden worden; de waker zal de commandant van de wacht verwittigen, die een patrouille zal zenden. De wakers mogen hun buurt niet verlaten; ze moeten een a~gehouden persoon overmaken aan de naaste waker, die alzo 21
De illustratie is ontleend aan het werk van Ferdinand van der Haeghen, Bibliographie Gantoise en is een nieuwjaarswens van de nachtwacht. De tekst luidt : lek ben ten dienste van Heeren en Cooplieden, de goede Borgers haer huysen. lek wachte omdat er geen diefte en sou geschieden. Brand oft ongeval ick oock wel wĂ chte. lek doorloope alle hoeeken by nachte om mynen dienst te volbringen. 22
geleid wordt naar de politie. De buurdekens moeten de toepassing van het reglement nauwkeurig controleren. In het karnavalreglement van 20 januari 1818 wordt nog een beroep gedaan op de dekens : "Les commissaires de police veilleront à ce que .les rues et places publiques de la ville soient déblayées de toutes les immondices et décombres, qui pourraient s'y trouver. Les doyens des voisinages sant spécialement invités à les seconder". De deken moet er dus op waken, dat elke inwoner de straat voor zijn woning reinigt. De buurtschappen verzorgden ook de muurkapelletjes. In 1818 moet een deken op de Brugse Poort op de weg naar Mariakerke een muurkapelletje geplaatst hebben. Het College besluit op 14.2.1818, dat het aan de dekens verboden is een kapel te plaatsen; de kapel moet verwijderd worden. Vermoedelijk werden stilaan als wakers nog enkel bezoldigde mannen aangesteld. De tijden werden ook rustiger, waardoor enkel 's winters wakers dienst deden. In het "Rapport sur l'administration et la situation des affaires de la ville de Gand" van 7 november 1836 -het is het eerste verslag volgens art. 70 van de gemeentewet van 1836 -lezen we, dat de stad verdeeld is in 273 buurtschappen. Elke deken duidt 's winters een of twee nachtwakers aan, die dienst doen van 10 uur 's avonds tot vier uur 's morgens. Elke waker is gewapend met een lans en ontvangt een loon van 1.50 F tot 2 F per nacht. Volgens het verslag biedt deze organisatie twee voordelen : de orde en de rust worden verzekerd en ongeveer 500 personen vinden er 's winters een inkomen. Stilaan verwatert de organisatie van de buurtschappen; ook vele wakers, die arme sukkelaars zijn, nemen hun taak niet al te ernstig op. We willen hier even verwijzen naar een krantenbericht in de Gazette van Gend van 1839 (zie G.T. No 4 blz. 83). De toestand blijft toch nog bestaan tot 1853. Baron de Saint Genais verdedigt nog in de gemeenteraad de buurtschappen, maar de gemeenteraad besluit op 19 november 1853 een dienst van nachtwakers in te richten. Volgens dit besluit wordt er een politiekorps opgericht, dat in het bijzonder belast wordt met de nachtwacht. De nachtwacht is samengesteld uit tien brigadiers - deze behoorden reeds tot het politiekorps en doen ook over dag dienst - en 70 gewone wakers. Het korps wordt ingedeeld in vijf brigades; elke brigade wordt gehecht aan een politiewijk. Elke wijk heeft een aantal posten. De nachtwakers moeten de openbare orde en de veiligheid doen eerbiedigen; de brigadiers controleren de posten en moeten er zich van verzekeren, dat de waakdiensten nauwkeurig en regelmatig worden uitgevoerd. De wachturen zijn : 's zomers ( 1 mei tot einde augustus) van elf uur 's avonds tot vier uur 's morgens; 's winters : van tien uur 's avonds tot zes uur 's morgens. De nachtwakers staan onder het rechtstreeks bevel van de brigad~ers; .de ganse dienst valt onder de bevoegdheid van de hoofdcommtssarts. De nachtwakers werden door het College van burgemeester en schepe23
nen benoemd. De wedde bedraagt 45 F per maand; de nachtwakers maken deel uit van de pensioenkas van de stadsbedienden. De dienstkledij van de nachtwakers was als volgt : een jas in blauw laken en een broek in maringo-kleur; een gordel in zwart leder voorzien van een plaat met het stadswapen; een hoed in verlakt vilt met het opschrift "Garde de nuit N."; 's winters dragen ze een mantel model infanterie, voorzien van knopen met het stadswapen. Welke lezer kan ons vertellen wat bedoeld wordt met maringa-kleur ? De wakers waren bewapend met een korte gekromde sabel (briquet d'infanterie) en voorzien van een lantaarn. De uitrusting werd geleverd door het stadsbestuur, maar terugbetaald door de wakers door een maandelijkse afhouding van vijf frank op hun wedde tot de kledij betaald was. De strafmaatregelen waren : de berisping en de afhouding van 5,10 of 15 dagen wedde, beide straffen uitgesproken door de hoofdpolitiecommissaris en de afdanking uitgesproken door het college. De afhoudingen bij strafmaatregel werden gestort in een hulpkas voor wakers, die tijdelijk hun dienst niet konden waarnemen en die in dit geval op hun kosten zich moesten laten vervangen door een persoon aangesteld door de hoofdcommissaris. De inrichting van de nachtwacht betekende natuurlijk een nieuwe uitgave voor de stad. Naar de stelregel "nieuwe uitgaven, nieuwe inkomsten" werd op 10 december 1853 een besluit genomen, waarbij de kassten van de nachtwacht werden gedekt door een bijzondere belasting te betalen door de bewoners van de huizen met een huurwaarde van 250 F of meer per jaar. De belasting werd berekend aan 3,75 °lo op de huurwaarde. Het innen van de belasting viel onder de bevoegdheid van de stadsontvanger. De inning geschiedde om de veertien dagen aan huis tegen afgifte van een betaalbewijs. In mei 1855 werd de jaarwedde van de nachtwakers gebracht op 600 F. In 1855 wordt ook de bijzondere belasting voor de nachtwacht vervangen door een belasting op de bewoonde huizen met een huurwaarde van 200 F per jaar of hoger. De belasting wordt berekend aan 2,5 °lo van de huurwaarde en wordt om de drie maand geïnd. Nog in 1855 wordt het aantal nachtwakers met tien verminderd : 53 doen dienst in de stad en zeven in de wijken extra-muros. In 1860 worden de octrooirechten en het poortrecht afgeschaft; de stad neemt stilaan uitbreiding. Op 15 september beslist de gemeenteraad het aantal nachtwakers tot tachtig op te voeren; de jaarlijkse uitgave bedraagt thans 48.000 F. Ook het politiekorps wordt uitgebreid. In 1870 werd de wedde van de nachtwakers gebracht op 700 F per jaar. Of de nachtwakers altijd hun taak ernstig opnamen, valt te betwijfelen, want regelmatig lezen we in de kranten klachten over de nachtwakers. In de gemeenteraad van 29 december 1899 wordt een verzoek ingediend, waarbij gevraagd wordt dat de dag- en nachtpolitie om de veertien dagen een rustdag zou bekomen. Volgens het reglement had elke 24
agent recht op acht dagen verlof per jaar; dit betekent dat een agent 357 dagen per jaar dienst had, en dit van 's morgens tot 's avonds. De gemeenteraad stemt een krediet van 1500 F om de plaatsvervangers te betalen, wanneer de nachtwakers hun maandelijkse rustdag genieten. In 1899, op voorstel van hoofdcommissaris Van Wesemael wordt het gebruik van politiehonden ingevoerd. De honden, een dertigtal, waren Belgische en Franse schapers. De dieren ontvingen twee maaltijden per dag : een 's morgens en een 's avonds. Een maal bestond uit vleesnat met vlees, rijst en grof brood. Elk maal woog 1,750 kg. 's Nachts op dienst kreeg het dier nog een dikke snede brood. Het onderhoud per dag kostte dertig centimes. De jaarlijkse uitgave bedroeg 3400 F : 3150 F voor het onderhoud en 250 F voor de aankoop van honden. Bij de aankoop waren de dieren meestal zes maanden oud. Ze werden afgericht, zodat ze enkel een nachtwaker in uniform gehoorzaamden en hun geleiders konden verdedigen. De africhting duurde ongeveer drie maand. De uitrusting van de honden bestond uit een halsband, een rugbedekking voor regenachtig weer en een muilband van een bijzonder model, dat onmiddellijk door de nachtwaker kon geopend worden. Rond 1900 werd het aantal nachtwakers opgevoerd tot honderd en elf. In 1914 werd hun aantal teruggebracht tot vijfentachtig. In het begin van de twintigste eeuw krijgen de politieagenten en de nachtwakers drie vrije dagen per maand. Dit blijft zo tot 1920. In maart 1920 besluit de gemeenteraad aan het politiepersoneel een verlofdag per week plus tien dagen verlof per jaar toe te kennen. Het aantal politieagenten wordt met veertig vermeerderd. De dienst bedraagt negen uur per dag. In september 1920 eindigt het kontrakt, waarbij 35 fietsen gehuurd worden voor de rijwielbrigade. De gemeenteraad besluit 35 rijwielen aan te kopen tegen 510 F per stuk. Door de devaluatie van onze munt na de eerste wereldoorlog moesten de wedden en lonen regelmatig worden aangepast. De gemeenteraad van 9.12.1929 bepaalt de nieuwe jaarwedde van de nachtwakers : minimum 12.400 F, maximum : 15.200 F, plus 10% verhoging gestemd in de gemeenteraad van 7.10.1929 als duurtetoeslag. Vanaf 1932 worden de aftredende nachtwakers niet meer vervangen. De brigade van de agenten-wielrijders wordt aangevuld naarmate het aantal nachtwakers vermindert; deze brigade wordt met nachtdienst belast. Begin 1933 zijn er nog zestig nachtwakers. Op 1 april 1933 worden ze ingelijfd in het algemeen politiekorps en ontvangen dezelfde wedde als de "dagagenten". M. STEELS
25
EEN WOORDJE OVER DE KAZERNE IN DE BRUSSELSEPOORTSTRAAT TE GENT Over het algemeen heeft de Gentse bevolking van 1973 een verkeerd idee over het gebouw - thans ingenomen door de Staf van de Luchtmacht. De derde leeftijd ergert zich wanneer men spreekt over de Hollain- kazerne als gewezen artillerieverblijf. Dit gebouwencomplex omvat (eigenlijk) twee afdelingen, nl. de grote en de kleine kazerne. In het gedeelte links rechtover de pomp verbleef het 4de Lansiers. Rechts tegenover de Korte Krevelstraat een batterij Artillerie, met de Gentse spotnaam "str ... boeren". Een gespan met 3 maal 2 paarden maakt inderdaad veel lawaai wanneer het door de straten rijdt. Oningewijden stellen de vraag "wat is het nu eigenlijk ? Cavalerie artillerie of luchtmacht ? Hierbij enkele flitsen over het 4de Lansiers. Het 4de Lansiers met zijn kleurrijke uniformen was te Gent VOOR 1914 een geliefd regiment en zijn muziekkorps werd met geestdrift onthaald en toegejuichd wanneer het TE PAARD door de straten reed of concerten gaf op de Kouter of in het Park. Het is ontstaan door naamwijziging uit het 2de Curassiers, dit laatste gesticht op 1 juli 1836 door outdubheling van de zware ruiterij 1ste Curassiers. In 1853 krijgt de eerste rij der escadrons lansen en behoort het regiment tot de lichte ruiterij. 1 juli 1863 wordt de titel Curassiers door Lansiers vervangen met behoudt van de standaard en het opschrift 2 Curassiers op het voetstuk. Wat nog steeds in 1973 het voetstuk versiert. In die tijd hebben de regimenten geen vaste verblijfplaats en pas in 1889 wordt Gent officieel en definitief de garnizoenstad. De Staf plus 3de en 4de escadrons - Brusselsepoortstraat en 1ste en 2de escadrons gaan naar Oudenaarde. Het voorlopige wordt defmitief. In mijn bibliotheek zit een merkwaardig boekje getiteld "Manuel du Soldat Belge", geschreven in 1856 door Pater Barbieux, Leger Aalmoezenier van het Gents Garnizoen. Wat duidelijk aanwijst dat diverse regimenten in Gent hun standplaats hadden. 1889 mag derhalve niet als vestiging v.an 4 Lansiers te Gent genoteerd worden maar enkel als officieel besluit. Gedurende mijn diensttijd werd 26
verzekerd dat 4 Lansiers minimum 40 jaar in Gent heeft verbleven. 29 juli 1914. Het Regiment verlaat de stad in volle oorlogsuitrusting onder het bevel van Kolonel SBH Gillain en neemt deel aan de Slag der Zilveren Helmen te Halen. Men komt tegenover de elite der Duitse Ruiterij te staan - Huzaren des Doods- Dragonders - Uhlanen en Kurassiers met het kruim van de Duitse Adel en het Keizerlijke Leger. Gedurende WO I zal het Regiment regelmatig bepaalde sektoren aan de IJzer bezetten - waarbij de ene helft in de loopgrachten doorbrengt en de andere helft voor de paarden zorgt. Deze wisselwerking stelt ontzettend veel problemen. 1915 - een verrassende en ondenkbare gebeurtenis. Een patrouille neemt de bemanning van een Duitse onderzeeboot gevangen, die in een ondiepe baai strandde ! ! Maart 1918 - In de overstroomde landerijen van Oud- Stuyvekensker ke worden de voorposten in een tijdspanne van 14 dagen tweemaal overrompeld en alle manschappen gevangen genomen. De escadrons zijn deerlijk uitgedund. In september-oktober zal het Regiment zich nog onderscheiden te Zomergem en Wippelgem. Het Regiment neemt deel aan de Bezetting en krijgt ten slotte een nieuwe verblijfplaats te Spa, waar het in 1926 ontbonden wordt en samengevoegd met 1ste Lansiers. GABRIEL HAELMAN Oorlogsvrijwilliger 14/18 17 jaar
IN DE MAMMELOKKER TE GENT Alle Gentenaars weten, dat ze die naam enkel eerst waardig zijn als ze minimum enkele uren doorgebrarht hebben in het Relieken. Het is dan ook best, dat de leden van de H. en H. Kring Gent bij gebeurlijk geval hun rechten en plichten kennen. Ook voor de kandidaten voor het ambt van cipier zal het nuttig zijn het reglement te kennen. Het College van Burgemeester en Schepenen is met het toezicht van de stadsgevangenis belast; een van hen controleert wekelijks de toepassing van de reglementen; hij waakt er in het bijzonder op, dat de namen van de gevangenen in het register worden opgetekend en hij ontvangt 27
tevens de gebeurlijke klachten. Als je dus opgesloten bent, zeg dan maar dat de dochter van uw tante dienstbode is bij de zoon van de burgemeester en goede behandeling is verzekerd. Voor het inwendig bestuur van de gevangenis wordt een bewaker aangesteld. Deze moet kunnen lezen en schrijven in de beide landstalen. Voor de kandidaat-cipiers : thans is dit artikel vervallen. De cipier legt de eed af in de handen van de burgemeester. Zijn jaarwedde bedraagt 141,75 gulden of 300 frank, tevens heeft hij een woning ter zijner beschikking. De cipier bewaart de slentels van de gevangenis en is persoonlijk verantwoordelijk voor de vluchtpogingen en voor alle mogelijke gevolgen van zijn slordigheden. Hij mag noch aan de gevangenen noch aan de bezoekers eetwaren noch drank verkopen (geen cumul). Hij mag aan niemand toelaten contact te nemen met de opgeslotenen zonder toelating afgeleverd door de bevoegde overheid. Het eten, dat door de familie van een gevangene wordt gebracht, zal onmiddellijk door de cipier aan de opgeslotene worden bezorgd. Sterke dranken zijn verboden. De cipier moet de gevangenen met zachtheid en menslievendheid behandelen; het is hem verboden in geval van ongehoorzaamheid of slechte wil hun een straf op te leggen. De bewaker moet dagelijks een verslag opstellen en afgeven op het politiebureau. Elke gevangene ontvangt dagelijks 1,5 liter soep en 1,5 Gents pond brood (649 gram) samengesteld uit 2/3 tarwe en 1/3 rogge. De rantsoenen worden uitgedeeld om elf uur. Elke gevangene ontvangt bovendien een bussel stro van 15 Gentse pond; het stro wordt vernieuwd om de tien dagen. 's Winters heeft de gevangene recht op een deken. De gevangenen veroordeeld door de politierechtbank en die enkele tijd in de gevangenis moeten blijven, ontvangen een strozak met tien pond stro; het stro wordt om de zes weken vernieuwd. De cipier ontvangt als vergoeding voor het leveren van brood, soep en stro een vergoeding van 28,35 Hollandse cent per dag en per gevangene. Kandidaat-cipiers: hier ligt een middel om je inkomen te vergroten; gevangenen, die slechts enkele uren worden opgesloten, tellen ook mede en je moet hen niets bezorgen. De overheid wist dit echter ook en vond hierin een reden om een verhoging van de jaarwedde van de cipier te weigeren. Het inwendig reglement voorziet een scheiding tussen mannen en vrouwen. De gevangenen mogen dagelijks "een luchtje scheppen" : de mannen 's winters van 8 tot 12 en van 1 tot 3 uur, 's zomers van 7 tot 11 en van 1 tot 6 uur. De vrouwen hebben minder rechten : 's winters enkel van 3 tot 5 uur en 's zomers van 6 tot 7 uur. De kamers en gangen worden driemaal per week geschuurd (dinsdag, donderdag en zaterdag). Best zich dus laten opsluiten op zaterdagnamiddag tot maandagochtend: dan moet je niet schuren. De lokalen worden tweemaal per jaar gekalkt op kosten van het stadsbestuur. . De stadsgeneesheer bezoekt dagelijks voor negen uur de gevangenis; hij
28
verzekert zich van de gezondheidstoestand van de opgeslotenen, laat de zieken naar de infirmerie overbrengen en schrijft de nodige geneesmiddelen voor, die door de stadsapotheker worden geleverd op kosten van het stadsbestuur. Kandidaat-gevangene : voor maagzout, ricinusolie, enz. : niets betalen aan de cipier. Bij overlijden van een gevangene zal de cipier er aangifte van doen aan de burgerlijke stand. Voor de dames leden van de H. en H. Kring Gent, die eens als afwisseling een "mammelokkersoep" of "rollekenssoep" willen klaar maken en ter intentie van Meester John Bultinck ziehier de samenstelling voor tien personen : 200 gr. vlees, 70 gr. vet, 2 kg. aardappelen, 900 gr. groenten, 450 gr. rapen, 600 gr. wortels, 600 gr. brood, 250 gr. meel, 200 gr. zout. Alles laten gaar koken op een zacht vuur en koud opdienen. Dit alles naar het reglement van 28 oktober 1817. De huidige Mammelokker is de vroegere ingang tot de stadsgevangenis; in die tijd waren de gevangenhokken in de benedenzaal van de Lakenhal tot februari 1902. De voorgevel werd in 1741 gebouwd door David t 'Kindt. Het half-verheven beeldhouwwerk werd enkele jaren geleden hersteld. De stadsgevangenis werd in 1902 gedeeltelijk afgebroken toen de laatste vakken van de Lakenhalle werden gebouwd. In de 19de eeuw werd de stadsgevangenis druk "bezocht" : in 1855 werden er 2788 personen opgesloten, daarna daalt het aantal "bezoekers"; iri 1865 zijn er slechts 1117; daarna zal dit aantal terug stijgen. In 1990 werden 2563 namen in het register opgetekend. In de Mammelokker kwamen heel wat sukkelaars en bedelaars terecht. Als voorbeeld een bericht uit de Gazette van Gend van 26 september 1838 : "Een tiental jongens van tien tot vijftien jaar oud zonder vaste woonplaats en 's¡nachts onder de bruggen of in het Groot Kanon slapende, zijn gisteren nacht bij politiemaatregel aangehouden en in de Mammelokker in hechtenis gezet". De beroemdste persoon, die in de Mammelokker werd opgesloten, is vermoedelijk Louis Blanc (1811-1882). Gevlucht uit Parijs na de bloedige arbeidersopstand van 24-26 juni 1848, waarbij 4000 slachtoffers vielen en gevolgd door een meedogenloze repressie, werd Louis Blanc te Gent in de Veldstraat op zondag 27 augustus aangehouden en voorlopig in de Mammeiakker opgesloten. Op maandagavond werd hij vrijgelaten en vertrok over Oostende naar Londen. Eerst in september 1870 keerde hij naar Frankrijk terug. Om te eindigen nog een bericht uit de Gazette van Gent van 21 februari 1870. Ter gelegenheid van de loting werd er door de lotelingen heel wat gedronken : deze, die een goed nummer hadden getrokken, deden het van blijdschap; de anderen om hun ongeluk te vergeten. Dikwijls kwam het ook tot baldadigheden en vechtpartijen. "De dagen der loting zijn verscheidene personen welke wat te ¡diep in het glas hadden gekeken, voor rustverstoring in de Mammelokker opgesloten, waar men de gevangenen een kot gaf, waar zich niet het minste bedding bevond; 29
zelfs beweert men geen stro. Wanneer ze 's anderendaags werden uitgelaten, waren ze half dood van de koude". Dergelijke voorvallen zullen zich jaarlijks voordoen. Zo lezen we op 15 februari 1898 : "Militieloting. Heden was het veel rustiger dank zij de genomen politiemaatregelen. Toch zijn nog 28 personen voor dronkenschap en opstand in de Mammeiakker opgesloten". In december 1909 werd de nieuwe militiewet gestemd in het parlement; de loting behoorde tot het verleden. Nu schrijft de Gazette van Gent : "De loting is afgeschaft; dit is ook het einde van de vele ergerlijke tonelen. Voor de neringdoenden en vooral voor de herbergiers aan en rond het stadhuis en voor de huurhouders is het een groot verlies". M. VAN GENT
BIBLIOGRAFIE 1. Zo pas verscheen het boek "HANDELINGEN der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent" nieuwe reeks, deel XXVI, 1972. Inhoud : A. VERHULST : De vroegste geschiedenis en het ontstaan van de stad Gent. D. ROELANDT : De voedingsgewoonten in de Gentse SintPieters- en Sint-Baafsabdij tijdens de late middeleeuwen. Dr. Med. E.G. R. OSSlEUR : J. B. Jacob, chirurgijn, verloskundige en auteur (1734-1790). C. V ANDENBROECKE : Graanbevoorrading en graanaanvoer te Gent en Brussel tijdens de eerste helft der 19de eeew. A. BRAEKMAN-DEVOLDER : Het Gentse blad "Den Vaderlander" en de strijd om de uitvoering der XXIV artikelen. E. C. COPPENS : La sociĂŠtĂŠ Huet. Tussen revolutie en reaktie.
Bijdrage lidmaatschap : 200 F jaarlijks. Prijs van deze aflevering voor niet-leden : 300 F. Alle betalingen dienen gedaan via P.R. van de Maatschappij, 3706 80, Blandijnberg 2, Gent. 2. In Vooruit (24 november 1973) : De wereldtentoonstelling van 1913 te Gent door A. Bracke. Idem : ( 1 december 197 3) : Vijftig jaar geleden overleed Virginie Loveling te Gent door J. Murez.
30
3. In De Gentenaar : Het voormalig Recollettenklooster door P. Kluyskens. (27 november, 4, 11; 18 december). 4. In Tauring-Wegenhulp (nr. 21, 1973, 7 november) een artikel van F. B. : "URAG wil de urbanisatie van Gent bevorderen". Uit een ander artikel in hetzelfde blad vernemen we, dat in 1972 Volvo Europa te Gent 39.934 auto's heeft geassembleerd; dit betekent 4,02% van de productie in BelgiĂŤ in 1972.
VRAAG EN ANTWOORD
NOG WAT OVER DE VIER EEMERS. Begin van de jaren 1900 was te Lochristi naast het toenmalige gemeentehuis en vredegerecht een welbekend cafĂŠ "De vier eemers". Deze drukbezochte herberg van het dorp werd gehouden door A. Eeckman, meester-kleermaker en de kranige chef van de "Lootse" fanfare. Het gezin was in enkele jaren tijd gezegend geworden met vier nakomelingen zodat de klanten meestal spraken van er "eentje te gaan drinken in de ... "vier schreemers" ... FRANZ VANDEN BROUCK.E
ANTWOORD OP VRAAG NR. 52
Van ons lid A. Van Acker ontvingen we de volgende tekst van een lied, dat hij gehoord heeft rond het jaar 1935; Iedereen die weet wat dat dat is de fuure op St.-Pieters plein. Die 't niet en weet, die zal er wel van huure op Sint-Pietersplein. Meulens, bijzers en ne cinema, Wafels, spekken, nouga en chocola. Funiculi, funicula, Drei bollen veur ne kluit. Allez, wie schiet er 't kiske uit ?
31
Meulens, bijzers en ne cinema, Wafels, spekken, nouga en chocola. Fotografie instantanĂŠ, Draaikramen; allez, wie speelt er mee ? Drei bollen veur ne kluit, Allez, wie schiet er 't kiske uit ?
NOG EENS OVER WINDMOLENS TE GENT Uit het Landboek der Goederen buiten de Dam- en Muidepaart opgesteld in 1780 door landmeter Carolus Benthuys ontlenen we : N. 126 : Augustus Cappens proprietaris van eenen graenmolen ende berg genaemt den tollenaere, groot vier en sestig roeden, paelende oost en zuyd de volgende partye, west den steenweg ende oost de voorgaende partye. N. 137 De huydevetters Sleurs De Vliegher-Liedts ende consoorten proprietarissen van eenen schursmolen met den berg, op en afrede groot dry en tachentig roeden paelende oost den steenweg, zuyd, west ende noord den ontvanger van haere maj. Spycken. N. 156 : Henderick van de Voorde, proprietaris van eenen steenen oliemolen genaemt de kallemoeye, paelend oost den ouden weg, zuyd sys self met N. 154, west de sassche vaert. N. 126 lag op ongeveer 80 Gentse roeden van de Muidepaart op de weg Muidepoort-Meulestede, N. 126 lag op ongeveer 160 Gentse roeden van de Muidepoort. Schuins over N. 126 lag N. 149. N. 149 : Het galgenvelt groot twee en negentig roeden paelende oost den steenweg, zuyd, west ende noord de voorgaende partye. Ter aanvulling een bericht uit de Gazette van Gent van maart 1846. Publieke Verkoeping van eenen gekalante en welgelegen Olie- en Graenwindmolen te Oostakker achter Meulestede-kapel. genaemd de Pomperigge met berg, op- en afrede, mitsgader woonhuys, magaseyn en land; groot 13,30 are of 80 roeden; gebruikt door de kinderen de Brabandere. Instel : woensdag 25 maert 1846 te drie uur ter herberg te Wondelgem aen de Meulestedebrugge. M. VAN GENT
32
GHENDTSCHE
TYDINGHEN
Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V. Z.W. 3de Jaargang, nr. 2
Maart 1974.
Ere- Voorzitter : de Heer Dr. P. Rogghé Voorzitter : G. Hebbelynck Onder- Voorzitter : H. Collumbien Secretaris : M. Steels Penningmeester : A. Verbeke Secretariaat : Sint-Lievensdoorgang I, Gent. Tel. 25 67 69. Postrekening 105.04.73 - Heemkundige en Historische Kring Gent. Lidgeld : 150 fr. per jaar.
OP ZONDAG 24 MAART 1974 OM 10U30 IN DE BOVENZAAL VAN " HET DAMBERD" KOORNMARKT, GENT : VOORDRACHT DOOR DE HEER J . RIEUX OVER KAREL WAERIE EN ZIJN LIEDEREN. OP ZONDAG 28 APRIL 1974 OM 10U15 IN DE VOORDRACHTZAAL VAN DE KREDIETBANK, KOUTER, GENT, VOORDRACHT DOOR DE HEER ARCH. JEAN ZERCK OVER : " REANIMATIE VAN HET PATERSHOL" MET DIAPROJECI'IE. INHOUD De aktie in verband met het Geeraard Duivelsteen De Berg van Barmhartigheid te Gent De Gentse Maromelokker in de Volksliteratuur en de Folklore Het Reglement der Gentse Kommissionarissen halfweg de 19e eeuw De Openbare Verlichting te Gent in het midden van de 18e eeuw Bibliografie Vraag en Antwoord Aanvullende Ledenlijst
Blz. 34 36 45 58 62 64 67 71
Verantwoordelijke uitgever: G. Hebbelynck,. Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het Stadsbestuur van Gent.
DE AKTIE IN VERBAND MET HET GEERAARD DUIVELSTEEN 1. 24 december 1973 : Aan vice-eerste minister W. De Clercq, aan mi-
nister Chabert, aan staatssecretaris E. Van Bogaert, aan de volksvertegenwoordigers en de senatoren woonachtig te Gent en aan de gemeenteraad van Gent wordt een open brief gezonden. 26 december 1973 : De open brief wordt ook gezonden aan de fractieleiders van de gemeenteraad van Gent en aan de Gentse kranten. 2. In de pers. · Zaterdag 29 december 1973 : Het Laatste Nieuws : Alarmkreet voor het Geeraard Duivelsteen. De Gentenaar : Gentse Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten bestaat 150 jaar. Prof. Kluyskens behandelt tijdens de zitting het probleem van het Geeraard Duivelsteen. Vooruit : Njet aan de plannen om de Nationale Bank uit te breiden ten koste van de omgeving. Maandag 31 december 197 3 : Het Laatste Nieuws : Kuip van Gent is geen safari voor lichtreclames. De Gentenaar : Alarmkreet voor het Geeraard Duivelsteen. "La Flandre Libérale" publiceerde een drietal artikels in verband met het Geeraard Duivelsteen. In "La Métropole" publiceerde Jean Beekhout een "Lettre Ouverte au Gouverneur de la Banque Nationale". 3. PJs gevolg op de Open Brief stellen senator W. Claeys en volksvertegenwoordiger E. Flamant een parlementaire vraag. Verder ontvangt de redactie van Ghendtsche Tydinghen een schrijven van staatssecretaris E. Van Bogaert, die meedeelt, dat hij onmiddellijk is tussengekomen bij zijn collega voor Nederlandse Cultuur om het bewaren van de stadszichten van Gent te verzekeren. Van de senatoren A. Dua, J. Kickx en A. Vlerick, en van de volksvertegenwoordigers A. Deneir, G. Temmerman en M. Van Herreweghe. Allen delen mede, dat ze met aandacht kennis genomen hebben van de Open Brief, de aangelegenheid nauwkeurig zullen volgen en zullen tussenkomen, indien er vrees bestaat voor het Gents kunstpatrimonium. De redactie ontvangt nog een schrijven vanG. Temmerman en van M. Van Herreweghe, dit in liun functie van gemeenteraadslid. 4. Antwoord van de Staatssecretaris voor Ruimtelijke Ordening op de parlementaire vraag van senator W. Claeys. Ik heb de eer het g«?acht Lid mede te delen dat er inderdaad een contactvergadering heeft plaatsgevonden betreffende het aangehaalde project tussen de ontwerper, ambtenaren van de bevoegde besturen van mijn departement, en van de stad Gent. De Commissie van Monumenten en Landschappen werd eveneens he-
34
trokken bij deze bespre~n. . Deze contactname heeft echter niet geleid tot een definitieve stellingname vanwege¡het bestuur. De Commissie van Monumenten en Landschappen heeft zich eveneens terzake nog niet uitgesproken. Een bouwaanvraag werd evenmin ingediend. Antwoord van de Minister van Nederlandse Cultuur op de vraag van volksvertegenwoordiger E. Flamant en van senator W. Claeys. Ik heb de eer het Geachte Lid mede te delen dat de plannen voor het nieuwe gebouw werden onderzocht door. de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen tijdens haar vergadering van 29 november 1973. De Commissie ging principieel akkoord met de inplanting_ op voorwaarde dat het neogotisch gedeelte blijft bestaan, er onmiddellijk aangesloten wordt met het nieuwe gebouw aan de voorgevelzijden en dat aan de Reep het tuintje eveneens behouden wordt. Voor de ter zitting voorgebrachte gevelschetsen voor nieuwbouw heeft de Commissie haar advies in beraad gehouden tot een volledig voorontwerp klaar is. Ik verklaar mij volledig akkoord met dit advies, een beslissing zal genomen worden nadat de Commissie advies heeft uitgebracht over het volledig voorontwerp. ¡ 5. In de zitting van de gemeenteraad van Gent van 21 januari 1974 kwamen de Heren Merchiers, Baert, Van Herrewegheen Van Eeckhaut tussen : ze legden er de nadruk op, dat het neogotisch deel va.n het Geeraard Duivelsteen moet behouden worden en dat een gebeurlijk nieuw gebouw het oud gebouw niet mag verstikken. Schepen De Decker deelde mede, dat het College akkoord is met de sprekers en het advies van de lokale en nationale commissie voor monumenten afwacht om een deHnitief standpunt in te nemen. 6. We menen te mogen besluiten, dat onze Open Brief thans de nodige weerklank heeft gevonden. We danken allen, die tussengekomen zijn om het behoud van het Gents kunstpatrimonium te verzekeren. Toch durven we verdere waakzaamheid vragen, opdat een gebeurlijk nieuw gebouw de omgeving van het Geeraard Duivelsteen niet zou ontsieren.
35
DE BERG VAN BARMHARTIGHEID TE GENT
We kennen de grote betekenis van het lenen van geld in onze huidige samenleving : enerzijds zijn er tientallen instellingen - openbare en private - waar geld kan geleend worden; anderzijds is er de verkoop op krediet. Geld lenen kwam ook reeds voor in het verleden. De vergelijking tussen de huidige toestanden en de toestanden voor 1 914 gaat echter niet op. Thans lenen de mensen om te investeren : een huis, een auto kopen. Voor 1914 leende de kleine man, omdat hij momenteel geen geld had om eten te kopen : lenen voor consumptie, voor verbruik. Ook de tijd was radicaal verschillend : thans hebben we verzekering tegen ziekte, werkongevallen, ouderdom, werkloosheid, samenvattend de sociale zekerheid. Voor 1914 was praktisch daar geen sprake van (verplichte verzekering tegen ouderdom 1924, kindervergoedingen 1930, betaald verlof 1936, verplichte verzekering werkloosheid 1944(1). -Wat was een B.v. B. ? Het was een instelling opgericht in het belang van de onbemiddelde klasse en met als doel aan het publiek geld te lenen op panden tegen betaling van vaste rechten en interesten. De B.v. B. was de bank van de arme, de kleine eigenaar, de neringdoener, welke zonder de B. v. B. zouden blootgesteld zijn aan de afpersing van woekeraars. _ Wat is nu het verschil tussen de B.v. B. en een liefdadigheidsinstelling ? In deB. v.B. bewaart de mens zijn waardigheid, zijn onafhankelijkheid; ten slotte ontvangt hij niets kosteloos. Een liefdadigheidsinstelling schenkt iets; hierdoor wordt de mens afhankelijk. De lange geschiedenis van deB. v.B. te Gent kan ingedeeld worden in vier periodes : 1. zijn stichting en het beheer tijdens de Spaanse en Oostenrijkse periode, 2. de B. v. B. tijdens de Franse overheersing, 3. deB. v.B. tijdens het Verenigd Koninkrijk, 4. deB. v.B. na 1830. Vooraf echter een woordje over de periode voor de oprichting van de B.v. B. Woeker- het vragen van een buitengewoon hoge rente voor geleend geld- is eeuwen oud. In de middeleeuwen verwierp de kerk de interestbetaling (renteverbod). Door de ontwikkeling van de steden en de bloei van de handel in de twaalfde en dertiende eeuw ontwikkelt de behoefte aan kapitalen. In de grote steden van Duit~land, Frankrijk, Engeland, Nederland en BelgiĂŤ treft men van af de 12:e eeuw - in het midden van de 13e eeuw zijn ze in Vlaanderen doorgedrongen- Lombarden aan : het zijn Italianen, meestal afkomstig van Lombardije, die 36
schier uitsluitend koopmanschap en wissel bedreven en om hun woekerwinsten zo'n slechte faam hadden, zodat Lombard ook woekeraar, bedrieger, afzetter betekende. Vermoedelijk begonnen de Lombarden hun woekerhandel in de tiende. en elfde eeuw. De kruistochten waren zeer gunstig voor hun bedrijf; de Lombarden leenden aan vorsten en prinsen. . · In verschillende steden bestaat een Lombardenstraat : te Brussel, Antwerpen, Parijs, Londen, enz. In 1281 schenkt Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen aan de Lombarden Jakemon deCaloches en Centurin de Montfauchon de toelating zich te Brugge te vestigen en aldaar alle soort handel te drijven. Omstreeks 1300 treft men in bijna alle steden Lombarden aan. De octrooien, waarbij de Lombarden leningstafels mogen openen, zullen wel meer in het belang van de vorsten dan in het belang van de burgers zijn verleend. De Lombarden moesten aan de vorst jaarlijks een som geld betalen voor de ontvangen toelating. .In de 14e eeuw waren er Lombarden te Gent. Hier werden ze pussemiers genoemd, wat volgens Kiliaan woekeraar zou betekenen. Te Gent bestaat thans no. g een P.ussemiersstraat; een zijstraat in Onderbergen. . Volgens V. Fris bevond zich hier een huis van een Lombard, de Clocke, dat in de 15e eeuw tot wissel diende (2). Bij schepenact van 23 december 1462 werd "kenbaer gemaect, dat Anthonius Serendis ende Jorisse Garret, ghebroeders, gheboren van Ast in Piémont, gheoètroyeert gheweest tafel te houdene ende leeninghe te doen binnen de stede van Ghend in het huus gheheeten den Paeu aen den Couter" (3). Hertog Filips de Goede verbood bij zijn ordonnantie van 16 december 1453 aan de tafelhouders te lenen op voorwerpen, die tot de godsdienst behoren. Door een ordonnantie van 27 september 1454 werd bevolen, dat de geleende panden een jaar en een dag moesten bewaard worden alvorens ze te verkopen .. Op de panden van goud en zilver moest de stempel van de stad worden ingedrukt. De Lombarden leenden aan vorsten en burgers. De misbruiken van de Lombarden werden zo schreeuwend, dat men er een einde moest aan stellen. Door het plakkaat "contre lesusureset usuriers" gegeven te Gent op 9 april1510 worden alde leentafels afgeschaft. "Abollssonset mettons au néant par ces présentes toutes les dictes tables de prest et usuriers publiques, quy se tiennent en nos dictz pays et seigneurles à quelque tiltre que ce soit" (4). · Praktisch ~eeft dit plakkaat echter geen gevolg. Om persoonlijke redenen zal KetzerKarel de Lombarden weer toelaten. In 1537 vroeg Parenti di Pogio de toelating een leentafel te Gent op te richten. Bij akte van 13 augustus 1538 ontving hij de toelating voor twaalf jaar op voorwaarde slechts een interest van twee stuivers per pond te vragen. De · nieuwe schepenen wensen einde 1538 de toelating in te trekken, maar de gouvernante weigert dit, waarop de schepenen toegeven.. Enkele ja37
ren later vragen de vier leden van het graafschap de afschaffmg van de leentafel wegens de talrijke misbruiken. Een onderzoek wordt ingesteld : de Lombard verkoopt de panden zonder de lener te verwittigen; hij behoudt volledig de opbrengst van de verkoop; hij past het principe van de gebroken week toe; hij aanvaardt gestolen voorwerpen en voorwerpen toebehorend aan wezen. In zijn verdediging geeft Parenti di Pogio de meeste feiten toe, maar zegt dat deze pr,aktijken niet verboden zijn door het octrooi; voor de andere feiten zou hij uit onwetendheid hebben gehandeld, daar hij dikwijls met tussenpersonen on¡ derhandelt en de lener niet kent (5). De vorsten hebben de Lombarden nodig; daarom worden ze toegelaten, maar door allerlei maatregelen poogt men de misbruiken te beperken. Door de ordonnantie "aengaende Wouckeraers ende houdende Tafele van Leenijnghen" gegeven te Utrecht op 30 Lauwmaand 1545 wordt de Lombarden verboden de kerkelijke diensten bij te wonen. "Item want de Wouckeraers houdende tafele van leenijnghe duer onse permissie, hemlien daghelics vervoorderen te verkeeren ende converseren met onse ondersaten, hem houdende ende ter kercken gaende als lieden van eeren tot groote schandalisatie van goede lieden, zonderlijnghe aenghesien dat de voorseide Woeckeraers zijn openbaerlicken ende naer rechte gheexcommuniceert so verbieden wij alle Woeckeraers houdende tafele van leenijnghe, onder wat privilegie dat zij, metsgaders deghene die part, deel, gheselschap oft administratie in de voorseide tafele van leenijnghe hebberi, van niet te frequenteren de kercken, duerende de goddelleken dienst, op de peyne te verliesen t' effect van haere voorseyd privilegie en de te vallen in de peynen van rechte ghestelt teghens openbaere Woeckeraers" (6). Bij koninklijk bevelschrift werd op 22 december 1578 een magistraat aangesteld belast met de controle van de verkoopregisters van de Lombarden. Vermoedelijk werd dan ook een opperintendent over de Lombarden aangesteld, aan wie de Lombarden jaarlijks een zeker recht moesten betalen. Het gevolg was, dat de Lombarden nog een hogere interest eisten. Dit blijkt uit het Placcaet van 8 mei 1610 : "nae advenant van eenen stuyver winnynghe ter weke, van een pondt groote" (dit iS 43 o/o en per jaar). Het plakkaat vervolgt : "Endet' zedert eenighen tydt is de voorseyde Woecker vermindert gheweest op drye Oorden ter weken" (32 o/o per jaar). Om de woeker te verminderen "hebben wy ghesupprimeert ende supprimeren by desen t' voorseyde Officie van supperintendent van de Lombaerden. Bevelende dat van nu voortaen de ghene hebbende oorlof om de voorseyde Lombaerden te moghen houden, niet meer en zullen moghen nemen noch heesschen dan naer advenant van twee Oorden op elck pontgrooteter Weke" (ongeveer 21 o/o per jaar)(7). ¡ ¡ Toch waren er nog zo veel misbruiken, dat bij plakkaat van 9 januari 1618 de Lombarden uit het land werden gewezen en hun leningtafels werden afgeschaft. Hun aantal bedroeg dan nog 23. 38
Een rijmpje zegt duidelijk hoe het volk de Lombarden beoordeelde : · Een woekereer, Een meulenéer, Een wisseleer, Een tolleneer, Zijn de vier evangelisten van Lucifer ( 8). De opkomst en de verspreiding van armenbanken dagtekent van de eerste helft van de 15e eeuw in Italië, alwaar ze snel uitbreiding namen. Pieter d'Oudegherst (Rijsel1540-Madrid 1592) schrijver van de Annales des Flandres, had in zijn werk Desempeno reeds de gedachte geuit in ons land naar het Italiaanse voorbeeld Bergen van Barmhartigheid op te richten. In 1612 verdedigde de jezuïet Leonardus Lessius (Brecht 1554-Leuven 1623) de oprichting van B.v. B. De strengste wetten waren niet in· staat de woekerpraktijken te doen .ophouden. Vo~ns Jean Boucher, een priester te Doornik, die in een boek de praktijken van de Lombarden aan de kaak stelde, bedroegen de interesten : van 1495 tot 1515 : 130 o/o 1515 tot 1549 : 68 2/3 o/o van 1549 tot 1574 : 43 1/3 o/o van 1575 tot 1593 : 32,5 o/o. Volgens Karel Cabergher bedroeg de interest 66 o/o, later 55 o/o en nog later verminderd_ tot 33 o/o. Een. feit is zeker : de interest was buitengewoon hoog. 'Bovendien werden nog bijzondere woekerpraktijken toegepast. De Lombard~n leenden slechts per week, met de verplichting de zaterdagy-oormiddag de pand te lossen. Voor een voorwerp, verpand van Vrijdag tot maàndag werden tweè weken aangerekend. In 1618 besloten Albrècht en Isabella het voorstel van hun bouwmeester Wenceslas Cabergher om B.v. B. op te richten, te beproeven. Wenceslas Cabergher was een echte renaissance-figuur. Hij werd geboren te Antwerpen ca. 1561. Hij werkte te Napels alS schilder; terug in de Nederlanden werd hij. hofarchitect bij de aartshertQgen Albrecht en Isabella. Weinigbèkend als schilder heeft hij meer betekenis als architect- hij voerde de Barokstijl in de Nederlanden in - en als ingenieur : hier is zijn voornaamste werk de drooglegging van de Moeren in 1628. Bij onderrichting van 17 maart 1618 werden B.v. B. opgericht. W. Cobergher werd tot superintendent-generaal van deB. v.B. benoemd; het staatsbestuur stelde 1000000 gulden ter beschikking. DeB. v.B. waren vrij van alle lasten; de rente werd bepaald I:>P 6,25 o/o. De leners zelf betaalden 15 o/o interest, maar enkel voor de periode tussen lenen en terugbetalen; het -principe van de gebroken weken werd niet toegepast. Bij akte van 23 mei 1621 werden al deB. v.B. verenigd in een verbond als leden van een zelfde orgaan.
van
39
Portret van Wensel Cobergher door van Dyck. . (Papier, potlood en bister, 22,3 x 19,8 cm). Amsterdam, Stedelijk Museum.
40
Cobergher mocht rekenen op de steun van het episkopaat. Hij wist 4 871410 gulden te verzamelen~ beginkapitaal; dè gelden kwamen grotendeels van kloosterorden en begijnhoven. ,De eerste B.v. B. werd opgericht te Brussel in 1618; daarna volgde Antwerpen in 1620, Mechelen in 1620. Te Gent kocht Cabergher van Antoine Triest, advocaat bij de Raad van Vlaanderen, het gebouw Dondersteen in. de Meetsteeg voor 1700 ponden groot of 10 200 gulden. Het gebouw werd afgebroken en Cobergher richtte er het gebouw op, dat we allen kennen. Het is een voorbeeld van bouwkunst van de Spaanse periode. De gevellengte bedraagt 45 m. De ramen zijn voorzien van ijzeren staven als bescherming tegen inbraak en oproer. Het gebouw heeft een opschrift in het Latijn : Mons Pietatis 1621. Boven de ingangspoort stond vroeger een Christusbeeld, vermoedelijk weggenomen tijdens de Franse overheersing. De ruime magazijnen zijn gewelfd; de vloeren zijn van steen, de deuren naar de magazijn van ijzer. De bouwkosten bedroegen 127 615 gulden. In totaal werden vijftien B. v. B. opgericht : Arras, Doornik, Bergen, Valenciennes, Cambrai, Brugge, Rijsel, Douai, Namen, Kortrijk, Ber.gues. De totale uitgaven voor de bouw en de inrichting bedroegen 1 350 000 gulden. Ook in het Prinsbisdom Luik kwamen B. v. B. tot stand : te Luik, Hoei, Sint-Truiden, Tongeren, Dinant, Thuin. Te Leuven kwam geen B.v. B.; hier bleef de leentafel bestaan tot in 1782, jaar waarin de tafel vervangen werd-door een B.v. B. De B. v. B. stonden onder het patronaat van de aartsbisschop van Mechelen en van de kanselier van Brabant : alzo stonden deB. v.B. onder het geestelijk en burgerlijk gezag. Elke B. v. B. had een eigen commissie van vooraanstaande burgers : deze ontvingen geen wedde en waren alzo onafhankelijk. Aan het hoofd van een B. v. B. stond een surintendent. Bij de keuze van het personeel was men zeer voorzichtig. Men eiste materiële en morele waarborgen : niet drinken, niet spelen, noch vloeken noch zweren. De bedienden moesten op post zijn van 9 tot 12 uur en van 2 tot 5 uur. Ze moesten zich hoffelijk gedragen en mochten niet babbelziek zijn. De boeken moesten dagelijks in orde worden gehouden. Men eiste reinheid en spaarzaamheid. De pandbrief moest luid worden voorgelezen aan de lener. De panden mochten niet getoond worden; de eigenaars moesten onbekend blijven. De bedienden mochten geen panden inkopen. DeB. v.B. werden goed bestuurd. Door het plákkaat van 13 mei 1621 werden aan de B. v. B. en aan het personeel talrijke voordelen verleend. "Declarons et ordonnans que les maisons et édifices ou sont tenus lesdits Monts, auront qualité et nature de biens amortis et de main morte... et seront lesdits: maisons franches et exemptes à toujours, de tous Logemens, soit de Gens de G~erre! ou de Cour, S?-ns en :pouvo~ estre chargées, ny d'aucune Contnbutton, oude Servlee au lieu d'tceux Logemens, sous quelque prét~xte que ce soit. Comme elles serent aussi libres et exemptes de 41
toutes Impositions, Tailles et Contributions, soit de centièmes, vingtièmes, dixièmes ou autres deniers". "Le Superintendent général desdits Monts et les Conseillers de chacun d'iceux, en tel nombre qu'il se trouvera requis, encores qu'ils ne résident en aucune maison desdits Monts, seront francqs, libres et exempts, avec leurs femmes et familles, de toutes subjections de Guet et de Garde, et tous Logemens de Gens de Guerre, ou de Cour, Service ou Contribution~ pour iceui, Accises, Maltotes, Impositions, Tailles, moyens de consomption sur Vin, Bière, Chair, Bied et toutes autres char~s. Les Surintendents particuliers, les Commis et les Secretaires ou Grefflers desdits Monts seront aussi francqs et exempts de toutes lesdites subjections et charges, avec leur femmes, enfans, serviteurs et servantes, tenans leur demeure és maisons servans à l'usage desdits Monts. Et quant aux Priseurs ou Estimateurs des gages et autres serviteurs desdits Monts, ils seront exempts desdits subjections et charge de Guet, de Garde, Logemens de Gens de Guerre et de Cour et de tout Service ou Contribution pour iceux" (9). Aanvankelijk kenden deB. v.B. veel succes. Maar reeds in 1625 komen tegenslagen. Aartshertogin Isabella had in 1625 onvoldoende inkomsten en dit juist tijdens het beleg van Breda en van Baarle-Hertog. Ze was verplicht tussen oktober 1625 en mei 1629 in totaal 566 514 gulden te lenen aan de B. v. B. Als pand gaf ze juwelen ter waarde van 700 000 gulden. Isabella kon 336 864 gulden niet terug betalen. Voor de B.v. B. kwam een moeilijke periode. Isabella stierf in 1633; Cobergher was oud en stierf in november 1634. Op het einde van zijn leven en na zijn dood werd hij verdacht van wanbeheer. Het schijnt moeilijk te zijn de rekeningen van de B.v. B., die in werkelijkheid een geheel vormden, na te gaan. Cobergher heeft wel een bedrag van ca. 300 000 gulden ~leend aan de B.v. B. voor de drooglegging van de Moeren. De regeling van de erfenis van Cobergher duurde twaalf jaar. Vermoedelijk bleef er niets over als al de schulden betaald waren. Zeker is Cobergher er niet rijk op geworden. De zoon van Cobergher was reeds in 1630 benoemd als opvolger van zijn vader als superintendent-generaal. Hij verminderde de interest op 10 o/o in 1635. Om de financiën van deB. v.B. weer in orde te brengen, was het noodzakelijk, dat de staat de schulden van de aartshertogin Isabella terugbetaalde. Die schulden waren intussen op einde december 1641 opgeklommen tot 1 208 788 gulden (336 864 g. schuld en 871 924 g. interest). Eindelijk gaf de landgouverneur de toelating de juwelen te verkopen. De verkoop in september 1642 bracht slechts 290 398 gulden op; een grote diaman_t wet:d verkocht voor 70 000 gulden. Aldus was er een verlies van 848 390 gulden. De B. v. B. kwamen in verval (10). · Vooraleer echter met onze geschiedenis verder te gaan, een woordje 42
43
over de B. v. B. te Gent. Te Gent was Antoon Triest bisschop sedert 1622. Bisschop A. Triest werd geboren te Ouwegem bij Oudenaarde in 1576 uit een adèllijke familie (11). Hij studeerde te Leuven en te Rome en werd bisschop te Brugge in 1616; hij kwam naar Gent in 1622. Te Gent bezat bisschop Triest het hof Belvedère nabij Akkergemkerk (verklaring straatnaam Bisschop Triestlaan). In 1641 schonk bisschop Triest 19 000 gulden aan de B. v. B. te Gent voor kosteloze leningen. De gestelde voorwaarden waren : de panden moesten persoonlijk worden ingebracht; er mocht geen gebruik gemaakt worden van inbrengers gevestigd in de verschillende wijken van de stad; het bedrag mocht niet hoger zijn dan drie gulden en de duur was beperkt tot zes maand. In 1642 deed bisschop Triest een tweede schenking, later kwam nog een derde schenking. In totaal schonk hij 96 774 gulden, waarvan de interest van 24 000 gulden diende voor administratiekosten en 72 774 gulden als kapitaal. Later werden enkele voorwaarden gewijzigd : de duur werd gebracht op een jaar en zes weken, het maximum van de geleende som werd zes gulden. Tussen 1641 en 1655 werd gemiddeld aan behoeftigen op 25 651 panden per jaar geleend. In 1695 was het kapitaal van 72 774 gulden geklommen tot 80 608 gulden door de verkoop van panden. Zeker kennen al de Gentenaars het praalgraf van bisschop Triest in de Sint-Baafskat!tedraal. Bisschop Triest overleed in 1657. Als herinnering zien we op het gebouw van de B. v. B. te Gent een plaat met het opschrift "Hier leent men oock aen de aermen· sonder interest". M. STEELS (1) CHLEPNER B. S. : Cent ans d'histoire sociale en Belgi.que (Institut de Sociologie U.L.B. ). (2) FRIS V. :De oude straatnamen te Gent (1925). (3) DIERICX K. L. : Mémoires sur la villede Gand (1814). (4) Plakkaetboek van Vlaenderen. Deel I. (5) SCHEI RE A. : Eenige bladzijden van de geschiedenis van de Banken van Lee>ning vooral met het oog op de Berg van Barmhartigheid te Gent. (Uitgave Willemsfonds n. 142, 1896). (6) Plakkaetboek van Vlaenderen. Deel I. (7) Plakbetboek van Vlaenderen. Deel 11. (8) DARINGS J. H. Over de Lombaerden en Bergen van Barmhartigheid in België (in Belgisch Museum 1842). (9) Plakkaetboek van Vlaenderen. Deel IL (10) DE DECKER P. :Etudes historiques et critiques sur les Monts-de-piété en Belgique. (Brussel1844). · (11) R. MA'ITHYS : Iconografie van Bisschop Triest. (Bulletin Maatschappij voor Geschied- en OudheidkUnde te Gent 1939). Een andere stelling geeft als geboorteplaats het kasteel Ouwegem te Beveren-Waas.
44
DE GENTSE MAMMELOKKER IN DE VOLKSLITERATUUR EN DE FOLKLORE
Aan de Koornmarkt, ongeveer op de plaats waar in 1910 het Postkantoor opgericht werd, prijkte van 1296 tot 1716 een veel kleiner gebouw, Ammenie (woning van de Amman= gevangenisbewaarder) genoemd. De taak van deze stadsambtenaar bestond erin de gedetineerden te onderhouden en te bewaken. In analogie met de twee Parijse gevangenissen, het Grand Chatelet en het Petit Chatelet, betitelden de Gentenaars hun Ammenie Chastelet, Saesselette, Sosselet, Saestelette, Sausselet, en wat nog al meer. Wat meer is, zelfs bij het benoemen van de verschillende kamers of cellen van de inrichting volgden ze het Franse voorbeeld. Inderdaad klonken die vrijwel schilderachtige namen : Roovers Muyte, Israëls Muyte, .Tooveres Muyte, Cattegat, Vrouwe Camer, Put, Suyckerlaetgiën; op zijn minst even zinrijk als de Parijse : les Chaînes, la Grièche, Ie Puits, la Boucherie, la Barbarie.
Toen de Gentse Magistraat in 1716 besloot het bouwvallig geworden "steen" op te offeren om het Pakhuis te laten optrekken, dacht voor' zeker niemand dat het tot 1741 zou duren eer het Sausselet een waardige en meer moderne plaatsvervanger zou gekregen hebben. Zolang die plaatsvervanger er evenwel niet was, zag men zich verplicht de[ensionaires onderdak te verlenen in een gedeelte van het St.-Jorisho.· Dus zoals gezegd kwam in 1741 een einde aan een noodoplossing die maar al te lang geduurd had. Op 15 februari van dat jaar verbond een van Gents vermaardste bouwmeesters-ondernemers, David 'k Kindt, zich contractueel te "maecken een nieuw ghevanghenhuys onder het ghewelfsel van de schermschole staende ten voorhoofde nevens het belfort nu wesende de waeghe en te veranderen het huys jeghenwoo:~;digh bewoont by sieur gillis henriet ende het huys van de orologiemaecker staende daer nevens ten voorhoofde op de hotermerct ende te maecken de separatien welcke moeten dienen tot afsluyten van thien ghevanghene koten met een cappelle en twee parloiren ... " (1). Meer dan vier maanden kreeg de man niet om het werk op te knappen. 't Kindt kweet zich van zijn taak op een voorbeeldige wijze. De toenmalige benedenverdieping van de Lakenhalle (nu Raadskelder) kreeg haar cellen, kapel eti spreekkamertjes, terwijl, verbonden met die benedenverdieping, een volledig irieuw gebouwtje opgetrokken werd : de merkwaardie:e Ladewijk XV -constructie die we sedert de afbraak van het .huizenbiok dat. de Poeljemarkt van het Burgemeester Braunplein scheidde, eerst goed in het vizier kunnen nemen. 45
Had de bouwmeester zich aan de voorschriften van zijn contract gehouden, dan ware het fronton van de voorgevel van het gebouwtje met een Gentse ? leeuw bekroond geweest en het vlak eronder versierd met een halfverheven beeldhouwwerk, twee gekluisterde personen voorstellend. Van het maken en plaatsen van de leeuw is helaas niets in huis gekomen en wat het gevangenpaar betreft, werd dit op bevel van 't Kindt ofwel op initiatief van de onbekend gebleven beeldhouwer vervangen door de. plastische compositie, een oeroude legende van universeel formaat uitbeeldend. Bedoeld wordt de zg. Caritas Romana-legende, waarvan meer dan een versie een nogal taai leven gekend heeft. Op het eerste gezicht zou men kunnen gaan denken dat we die wonderbare geschiedenis aan de Romeinen te danken hebben. Neen, de geestelijke vader ervan zijn ze zekerniet geweest. De Grieken al evenmin. Integendeel zou het niemand moeten verwonderen dat een of ander Aziatisch volk, wellicht de Chi. nezen, ze heel lang geleden uitgedacht heeft. Volgens een van die versies was een (Romeinse) vrouw wegens landverraad tot de hongerdood veroordeeld en diensvolgens in een kerker geworpen. Slechts ĂŠĂŠn persoon kreeg de toestemming haar een dagelijks bezoek te brengen : haar dochter, doch met dezen verstande dat ze zich telkens zou laten fouilleren met het oog op het eventueel heimelijk binnensmokk~len van spijs of drank. Dat de oude vrouw noch ziek werd, noch verkwijnde, noch stierf, dankte zij haar dochter die haar ononderbroken met haar melk voedde. Toen het de cipier, en naderhand de keizer, uiteindelijk gelukte de sluier van het geheim op te lichten, oordeelde laatstgenoemde dat het bewijs van zulk een uitzonderlijke kinderliefde op een uitzonderlijke wijze diende beloond te worden. En de vrouw herkreeg de vrijheid. Mijn bedoeling is het niet hier al de varianten van de Caritas-legende op te sommen. A. van Hageland deed dit twintig jaar geleden in Oostvlaamsche Zanten, 1952, blz. 135-141, onder de titel "De Gentse Mammelokker een importartikel ? " Wat we ons wel voornemen te doen is, zoals de titel van ons verhaal het trouwens aankondigt, iets zeggen over de plaats die de Mammelokker in de Nederlandse fiteratuur inneemt. En in het leven van elke dag van de Gentenaar. Van de legende vond ik in een slechts enkele bladzijden tellend boekje {2) een achtregelig gedicht dat ik niet nalaten kan in zijn geheel over te schrijven. Mogen we de titel van het werkje geloven, dan zou de auteur ervan een Gentenaar zijn, jainmer genoeg een niet genoemde. Wat de 7 artistieke kopergravuren betreft mag aangenomen worden dat ze van de hand zijn van Judocus Hondius, die alleszins het fron~ tispice graveerde : in hetzelfde jaar 1606 dat zijn wereldberoemde atlas 46
van de pers kwam. DE DOCHTER DIE DE ·MOEDER IN DE GHEVANGHENISSE MET HAER BORSTEN ONDERHOUDEN HEEFT In Yzer ende Stael met voeten ende handen, Licht ghy hier Moeder vast in soo veel swaere banden. Door hangher ende dorst ghebracht in groote noot, En endelick daer door ghedwonghen tot de doot. Wat sal ick voor u doen ? ghy hebt my opghetoghen. lek ghev'u dat weerom : ick hebb' u eens ghesoghen. Comt suyght my wederom, comt neemt hier broot en wyn, Wy sullen Dochter beyd' en beyde Moeder syn. Dat ons verhaal een taai leven gekend heeft wordt maar al te klaar bewezen door het feit dat ruim een eeuw later het nog als leerstof voor de schoolgaande jeugd gebruikt werd. Inderdaad, in het door P.J. Rymers geschreven schoolboek, getiteld Dobbelen Zielen-Troost, te Antwerpen gedrukt in 1722, treffen we het volgende lesje aan : HOE EEN DOCHTER HAER MOEDER IN DE GEVANGENISSE SPYSDE MET HAER BORSTEN Het was een goede Vrouw, en die was arm, en door grooten nood zoo stoolse, zoodaenig datse gevangen en ter dood veroordeelt wird. Maer sy hadde goede vrienden, en die baden den Rechter, dat hyse niet in 't openbaer, maer in stilte van honger zoude laeten sterven in. de gevangenisse. En dese Vrouwe hadde een Dochter, die zuygende was, die bad den Wachter, om by haer Moeder in de gevangenisse te mogen gaen, terwylen sy noch leefde, ... hy zag haer de Borsten geven aen de Moeder, die haer ·leven onderhield met de Melk ... Zedenles : Lief Kind, hebt u ouders lief, zoodaenig dat gy u goed en bloed voor haer te pande stelt ( 3). In tegenstelling met onze eerste vertelling heeft die, opgetekend door Wolf (4) een uitgesproken lokaal tintje. Het is eeri Gentse poorter die zich aan een zware misdaad schuldig gemaakt heeft. Zijn straf moet hij Uitboeten in een kerker die gelegen is onder het Belfort. Het is met de toestemming van de graaf van Vlaanderen dat zijn dochter... Tot schreiens toe bewogen begenadigt de graaf de veroordeelde en laat ter nagedachtenis van de miraculeuze gebeurtenis aan de gevel van de gevangenis het bas-reliëf aanbrengen dat nog steeds onverminderd de nieuwsgierig4eid en bewondering van mgel>orene en vreemdeling gaande houdt. Tenbehoeve van degenen die Wolf op zijn woord niet zouden gelo~en besluit deze zijn verhaal met de kostelijke opmerking : "Ein alter Mann hat mir dieses erzählt und als wahrhaft be-
krä_ftigt."
.
Waarvan akte.
47
Zijn de Gentenaars in 1741 ~erkelijk verrast geweest door het plaa~sen van het Cimon-Pera-beeldwerk boven de ingang van de Stedelijke Amigo ? Heel waarschijnlijk niet want gelijkaardige gebeurtenissen waren niet van aard om ze uit hun lood te doen slaan. Integendeel hadden ze in een ogen-open-en-toe voor het nieuwbakken zonderlinge paar een zo Gents als ondeugend visitekaartje kant en klaar : M~mmelokker. Mammeiakker ? Per slot van rekening niet zo'n gekke naam. Immers welke rasechte en welgebekte Strop noemde een vrouwenborst of liever moederborst anders dan een mamme of memme ? ( 5) Een heel fatsoenlijke naam trouwens vermits het minder keurige, minder beschaafde equivalent "loeze" alleen maar paste in de mond van een wel bijzondere volksklasse. "Loezen" als werkwoord had eigenlijk 2 betekenissen : enerzijds zuigen (door kleine kinderen), anderzijds overdadig drinken of zuipen (door volwassenen). Die mam(me) of mem(me) zou een onomatopee of klanknabootsing zijn van de smakkende geluidjes door de zwoegende zuigeling voortgebracht. Iets later zal de kleuter met hetzelfde woordje mam(me) zowel het deel (borst) van het geheel (zogende vrouw) als het geheel zelf aanspreken : mamme = mama. Inderdaad een alledaags, pretentieloos woordje met een universele klank: mamma (Latijn en Italiaans), maman (Fr.), mamart (Sp.), mammy (Eng.), mama (Russ.). Het langst van al zal echter het woord mem = memme in de betekenis van min, minne, minnemoer, zuugminne, voedstervrouw, zoogster, enz., enz., in gebruik. blijven. Mag ik u eraan herinneren dat onze memster of mernsterigge het aan haar beroep verplicht was zich in een memmemantel te hullen en op het hoofd een memmemuts te zetten ? Kwestie van fatsoen en digniteit. Met lokke bedoelde men in de regel de tepel van de borst, alhoewel het synoniem mamme evenzeer gebruikelijk was. Lokken (van likken) was dus zoveel als (aan de lokke of tepel) zuigen; en degene die lokte, een lokker, een zuiger. Een aan de wieg ontgroeid kind dat de borst niet missen kon of wilde, en bij uitbreiding een hannes van een knaap of man, qualificeerde men gewoon als lokkenbijt of lokkenbijter. Een dot, dotje of zuigdot, bestaande uit een lapje lijnwaad ¡waarin wat broodkruimel en wat suiker gebonden was- in feite een ersatz tepel- luisterde eveneens naar de naam lokke. Bestond die dot uit een stuk suikergoed aan een stokje bevestigd- een spek of spekke - dan had men met een lokketsoeze te maken. Die tsoeze, waarmee vooral een dot in gummi bedoeld werd - ene gestoken op een zuigfles of "biberon" heette paptsoeze- vind:en we terug in mammetsoeze, welke uitdrukking ten naaste bij overeenkomt met mammeloeze, Iokkemamme en mammelokke. Wie rnammelokt is vanzelfsprekend een mam-
melokker. Het was laatstgenoemde naam die uitgekozen werd om het beeld van Caritas Romana definitief te catalogiseren. Dat meteen met Maemloecker ook de gevangenis aangeduid werd, was warempel niemands schuld.
48
I
Cimon-en-Pira. In klassieke trant uitgevoerde kopergravure, die mag toegeschreven worden aan de Gentenaar Judocus Hondius ( = Dhondt) 1606.
Inmiddels bleef Mammelokkers legende stof leveren aan niet weinig hanteerders van beitel, penseel en pen. Zelfs een Prudens van Duyse - oudheidkundige I stadsarchivaris I journalist I dichter van· vooral gelegenheidspoëzie - vond het niet beneden zijn waardigheid een 1 5-stroflg gedicht over het kerkervoorval te schrijven. In plaats van zijn werk naar de man te betitelen, deed hij het naar de vrouw, de memme, De Kindermin (6). Een paar strofen ter illustratie : 8 En 's anderdaegs ging hij ook zien (Vlaamse .graaf) Met heirnelijken tred, En zag het wonderwerk geschiên : . Weer mocht ze aen vader laefnis biên, Bij lachje en stil gebed. 9 "Breng haer voor mij." De maegd trad voort, Met blikken kalm en zoet : "Vrouw, leev' de waerheid in uw woord! Zeg mij, of ge eenen man behoort, Of gij een kindje voedt." 10 "Ik ben nog maegd, geduchte Vorst." · "Is 't waerheid of is 't spot, Gij, _die uw vader met de borst Bewaert voor honger en voor dorst, Gelijk een geest van God ?" 15 Gent, op uw kerker, grijs en log, Die Mammelokker hiet, Praelt, dank den beitel, heden nog 't Tafereel van 't heilige bedrog, En 't volk vergeet het niet. Jos. van Hove was iemand voor wie onze legende verre van een dode letter was vermits hij alleszins vanaf 1831 (of nog vroeger) tot 1847 het ambt van "concierge au Dépot municipal", anders gezegd "Bewaerder van de Stadsgevangenis op de Botermerkt 21" met eer en deugd uitoefende. Voor welke voorbeeldige uitoefening hij in 1839 het "Orden van den Nederlandsehen Leeuw" met de graad van "Broeder" officieel in ontvangst mocht nemen. Hoeveel verschillende visitekaartjes Van Hove door Gents verdienstelijkste en vruchtbaarste lithograaf G. Jaçqmain heeft laten drukken weet ik niet : op zijn minst moeten er drie geweest zijn, want zoveel zijn er in de bibliotheken (o.a. in die van de Bond der Oostvlaamse Volkskundigen) en bij particuliere verzamelaars te vinden. Op een van die kaartjes heeft de graveur het bespiedingstoneeltje op een zo vol50
maakte als pittoreske manier voorgesteld. Geld waard is de naïeve doening van de gehelmde Romeinse soldaat met zijn overdreven lange lans. Essentieel wijkt het verhaal dat Dr. Paul de Ryck ons in zijn Gentianen (7) ten beste geeft, maar heel weinig af van dat waarmee we tot nog toe geconfronteerd werden. Alleen is de zogende dochter de moeder van een pas geboren kindje en de veroordeelde een onschuldig slachtoffer van wraak en terreur. Onwillekeurig zijn we geneigd een parallel te trekken tussen de gerapporteerde gebeurtenis en de onsmakelijke geschiedenis van de gewezen schepen en gildedeken Lieven Pyn, die op 28 augustus 1540 op het Veerleplein (niet door de vorst maar door de onder druk gezette Magistraat) onschuldig terechtgesteld werd : "Nadat de Gentenaars voor de zoveelste maal tegen hun vorst in opstand waren gekomen en ook voor de zoveelste maal het onderspit hadden moeten delven, eiste de dwingeland dat er ten minste één van de kopstukken van de stad een verschrikkelijke dood zou sterven ... De burgers, die het roer van de stadszaken in handen hadden, moesten maar onder elkaar uitmaken wie als zoenoffer zou aangeduid worden. -De baljuw was een oud maar wijs man ... "Laat mij voor u en voor onze goede stede sterven." . . . In alle wijken van de stad werd met lof gesproken over de dappere man die zich voor de rest van zijn leven liet opsluiten in de Mammelokker." Vanzelfsprekend liet de straatzanger zich al even onbetuigd. 0. a. is van de Antwerpse volkszanger C. Van den Brande een liea bekend dat te Antwerpen gedrukt werd door J. Thys. Datum niet aangeduid (8). Het lied telt 8 strofen van 10 verzen, behalve de laatste strofe die er slechts 8 heeft. Rijmschema a a b b c d d e e e. Het heeft geen refrein en wordt gezongen op de "stem" van "Van den Handel", een lied dat ontelbare keren als "stem" gebruikt werd. Het lied is getiteld "Lied over de wondere liefde van eene dochter tot haren vader". 6 De Heeren wisten niet waer van dat diên ouden gryzen man was wel te pa.S en vet 's hebben door een spiet dat koomen afhooren de vrou kwam na gewoonte met haer borst laven haer Vaders honger en dorst Vader en kind dat schryd d'Heeren zaegen met vlyd Deeze mensch -lieventheyd. Natuurlijk zal de zanger zijn lied met een onvermijdelijke zedenles moeten besluiten : 8 Voor 't lest Kinders altegaer volgd deés brave dochter naer en staet uw Ouders by, in dru}c -of in ley
51
tot hun leste dagen het H. Schrift geeft ons een schoon vermaen aen kinderen die hun Ouders bystaen het zy arm of ryk, dat zy hier naer gelyk winnen het Hemelryk. We kopieerden Van den Brande's tekst zoals hij waait en draait, wat betekent dat we noch aan de spelling noch: aan de interpunctie ook maar iets gewijzigd hebben. Wie stellig aan geen zedenpreken dacht toen hij op de hem zo eigen manier onze legende echt kostelijk parodieerde, was Lodewijk de Vriese. Van de hand van deze ongeëvenaarde folklorist is namelijk een Gentse "lolle" verschenen die als geen andere de ronde van de stad gedaan heeft. "De Memme van Menheere Mestdagh" (9) heette de "lolle" en zou door een stel onverbeterlijke "lollekensheren" in een van de drukst bezochte stamcafé's van de stad op het getouw gezet zijn. Precies honderd jaar geleden. Menheere Mestdagh die rijker was dan snugger, had een vrouw en drie domestieken. Een vierde zou pas ten tonele verschijnen nadat madame in het kinderbedde gekomen was, want madame had besloten haar baby door een min te laten voeden. Geen avond ging voorbij zonder dat er in de staminee over de nakende gebeurtenis geredekaveld werd. Eindelijk w~ het zover. Madame had een kloeke zoon gekocht. Dus tracteerde menheere op een fles champagne, want hij voelde zich de gelukkigste mens van de wereld. Vooral omdat hij het zo getroffen had met zijn memme, een kerngezonde boerendochter, de beleefdheid in persoon, en werkzaam, en handie;, een voorbeeld van braafheid en deugdzaamheid. Meer had het gezetschap niet nodig om Mestdagheen ferme kool te stoven. Een van de "lollekensheren" : "A propos, Menheere Mestdagh, ge ligt hier nu al 'nen dag of veertiene ons hûûren zot te raozen mee î memme; zûû 'n meisken moet er volgens î nog gehore worden. Z'es braove, godvruchtig, z'ontvangt alle weken Onz~Heere, 't es 'n oprechte onbevlekte ontvangenes~e. Awel, weet ge wel dat er op die memme 'n grûûte vliege zit ?" - " 'k En versta u niet goed." "I memme eed 'n kind ghad ! " - "Da zijn leugens ! " - "De pure waerheid; 'kweet het van 'n goe paert, vraog het heur en ze zal 't nie afstrijen; ten andere de preuve zijn daor... " Hoe Mestdaghs avontuur beëindigd werd ? " 'k En hên geen memme meer. Z' heeft een kind ghad. 'k Hê ze mee heur klikken en klakken op straat gesmeten. Ik of Madame we willen geen ·schandalen in ons huis." Tot daar een en ander over de Mammelokker-legende. Nu nog iets over het Mammelokker-gebouw.
52
Nauwelijks had de gewezen stadsingenieur Emile Braun_ zich de burgemeesterssjerp omgord (1895) of het Gemeentebestuur begon aan de uitvoering van een aanzienlijke reeks grote werken, die de fysionomie van menig stadsgedeelte volkomen zouden wijzigen. _ Een van die spectaculaire werken betrof namelijk het hartje van de oude stad : de huizenblokken gelegen tussen Belfort en St.-Baafskerk. Deze werden kordaat met de grond gelijk gemaakt waardoor een kruisje gemaakt werd over de aloude St.-Jans- en Regnessestraten. En het St.-Baafsplein in het leven geroepen. Meteen ontstond een broodnodige verbinding tussen laatstgenoemd plein en de Botermarkt. Meteen verloor de Lakenhalle het. keurslijf van halfvergane huisjes, waarin ze tot nog toe geprangd gezeten had. Daar men van die uitgelezen gelegenheid een dankbaar gebruik wenste te maken om dat historisch gebouw niet alleen grondig te herstellen, maar bovendien te voltooien, vermeerderde men de 7 bestaande traveeen met 4 nieuwe, die hoewel van meet- af aan voorzien waren, maai _nooit uitgevoerd werden. DerWijze ontstonden benevens een artistieke 20 zuilen tellende benedenverdiepin~ (~e latere Raadskelder), 2 even schilderachtige -zalen op de bovenverdieplllgen. _ Dat die verbouwing de uittocht van de Stadsgevangenis voor onverinijdelijk gevolg zou hebben, hoefde niemand te verwonderen. In zekere zin wel te betreuren, want zou het voortaan niet amen en uit zijn met het verwerven van het zo populaire diploma van Vrije Gentse Burger aan niet de eerste de beste afgeleverd "onder de wekkeringe" ? (10) Stond het werkelijk in de sterren geschreven dat de Stadsamigo in een met geschiedenis geladen gebouw (Sausselet, Belfort) moest ondergebracht worden ? Zonder enige twijfel aangezien het gewezen hospitael van Sente Jan in d 'Olie ghenaemt ten Dulle aangewezen werd als waardige opvolger van de Mammelokker. Gelegen aan d~ Oude Schaapmatkt, gebruikte men dit in 1191 gesticht en in 1797 afgeschaft klooster van 1820 tot _1863 als receptie van verlaten zuigelingen, vondelingen genaamd. Deze kinderen werden 's morgens vroeg of 's avonds laat in een rolvormig kastje geplaatst dat in de gevel van het gebouw aangebracht was. Door het kastje een halve draai om zijn as te laten uitvoeren geraakten de kinderen in het gebouw. Het luiden van een bel kondigde de aankomst van een nieuw gastje aan. Elders noemde men een dergelijk kastje een schuif (in het Frans tour) te Gent sprak men van een rol of rolleke. Dat men al heel gauw niet _ alleen het -kastje maar ook het gebouw met "rolleke" ging aanwijzen, is een van die dingen die niemand verwondert. Maar dat 40 jaar na de afschaffing van de instelling het gebouw nog steeds onder- die benaming bekend staat, mag op zijn minst verbazingwekkend genoemd wol'den. Het spreekt vanzelf dat het Rolleke ook als gevangenis zijn uithangbord in ere zou bewaren zodat men nog heellang als dagelijkse 53
Ymame-fin9 M, V. W~s~mnt
Een van dè 3 bekende nochtans zeldzame visitekaartjes van cipier Jos. Van Hove (¹ 1845). Van 1741 tot 1897 (in dat jaar werd een aanvang gemaakt met de ontmanteling van de Lakenhalle) grensde de Maromelokker aan de huizenrij waarvan het St.-Jorishof het laatste gebouw was. Niet vergeten dat de "orologiemaker" van het Belfort, Roemaet, zoon, gehuisvest was in de aangebouwde doch naderhand gesloopte vleugel van de Mamroelokker : op de afb. nagenoeg volledig weggemoffeld door de letter J. Op het bordes ontwaart men de gestalte van een manspersoon, in de vesteropening erboven een vrouw. Deze woning droeg het nummer 23, Van Hove's Mamroelokker het nummer 21. kost te horen kon krijgen : "Hij zit in 't Rolleke" - "Er is geen plaats meer in 't Rolleke. " Een wereldschokkende gebeurtenis als de verhuizing van de Mammelokker naar het Rolleke kon begrijpelijkerwijze zo maar niet onopgemerkt voorbijgaan. Daar moest een lied op gemaakt worden. Het is niet gemakkelijk uit te vissen op welk tijdstip het den volke aangeboden werd. Gebeurde dit reeds tijdens de karnavalsweek van het jaar 63 ? Wat er ook van zij, het kwam er. Jammer genoeg weten we niet op welke "stem" het gezonden diende te worden. Het is al 54
wel dat we er na lang zoeken achter gekomen zijn wie er de dichter · van is. P. Claeys die het lied natuurlijk gekend heeft getUigt ervan c4t het is een "chanson dont l'auteur par excès de modestie a voulu gardé (sic) ' l'anonyme (resic)" (11). Zoals gezegd slaagden we erin het lied terug te vinden in een bundel berustend in de Universiteitsbibliotheek (12). Daardoor kwamen we te weten dat het niet door de eerste de beste Strop gemaakt werd, maar door Emiel van Goethem, de bekende boekhandelaar -. gelegenheidsdichter-publicist (wekelijkse praatjes in de Gaz. van Gent) -toneelschrijver (o. a. van het historisch drama "De Pacificatie van Gent". Ons inziens een voldoende reden om het integraal af te schrijven. ADIEU AAN DE MAMMELOKKER Ge zijt ne spinder of ne dokker, .Een schooiersjonk, een eêlmanskind, Bekent, de Gentsche Maromelokker Is iets dat g'elders nie en vindt ! Er is- daarom mijn droeve klachtenVoorzeker in onz' schoone stad, Geen monument, dat, zelfs bij nachte Zoodanig veel bezoekers had ! Beziet alleenlijk de façade : Van kinderliefde is 't een model; Nooit zag men in een kavalkade Iets dat zoo flink is en zoo wel. De vreemdling die er komt naar kijken . Die staat genageld aan den grond En laat er zijn gewondering blijken Al meê het water in den mond. Wanneer men na een ferme geute Van dobbelen uitzet of van kwak, Gesnapt werd midden in de leute, Ge zat daar stil op uw gemak. En als ge waart in staat van gratie, Men bracht u een proces-verbaal Dat was een soort van invitatie Al voor het lollekens tribunaaL Zij die er werden ingelaten Die leefden sober en gezond, Wai\t al de voedseis die zij aten Die pikten nooit in hunnen mond;
karnavalsoptocht te Gent, den grooten toer genoemd.· Deelname .van groot aantal rijtuigen
algêmeen bekend en gewaardeers Gents bier van 't vat druppel jenever
rechtbank van enkele politie, de zaterdag gehouden.
ss
En alles wat men u kwam schinken, Was overvloedig, maar zoo fijn, Dat men een heelen dag kon drinken En zonder ongesteld te zijn. Gij zat daar onder dezen toren, Dien men met fierheid 't Belfort noemt, Waar men den gulden drank ziet gloren, Waar klekke Roeland, zoo beroemd, Aan al de volken gaat verkonden Of 't feesten of het stormen zal; Gij voeldet 't hert gansch opgewonden Gij waart vrij-burger heel en al En of die schoonheid moet verdwijnen Wa kop heeft dat nu toch beraamd ! Mijn Gentsche ziele .zal verkwijnen. Ik sta verpletst, ik ben beschaamd ! Komt nu na 'teen of ander dingsken Madam Politie aangewaaid, Men wordt er lijk een vondelingsken Onnoozel in de Roll' gedraaid !
na ten minste gedurende 1 nacht opgesloten te zijn geweest
Refrein Och God, wa triestig avanture De Mammeiakker heeft er gestaan. Dat is toch¡ wel een zotte kure, We moeten nu allen naar 't Rolleken gaan. Daar weet men nog van tijd of ure, Men hoort er zelfs geen wekkring slaan Salut demeure chaste et pure ! Adie\1 ! adieu ! met een bloedig getraan. Drukker Van den Hoeck
het deuntje oäa~: beivan aard dat het s de klok voorafgaat een populaire zinsnede uit "Faust" van Gounod
We geven grif toe dat onderhavig opstel geen volwaardige en onversneden heemkunde kan genoemd word~n. Daarvoor is zijn stramien te veel doorweven door flitsen uit de folklore en uit de kunstgeschiedenis, om slechts deze twee spelbreeksters te noemen. Wat laatstgenoemde discipline betreft zijn we noodgedwongen uiterst zuinig geweest in het etaleren van wetenswaardigheden, alhoewel we de aandacht zouden kunnen trekken hebben op de rijke verzameling afbeeldingen van beeldhouwwerken, schilderijen, etsen en andere producten van pen en pen-
56
seel, die van de eerste tot de laatste de Mammelokkerlegende behandelen; verzameling die tegenwoordig bewaard wordt in de reserve van het BijJokemuseum en vrijwel door niemand bekend is. Alfons van Wervekè stelde ze met zorg en geduld samen en exposeer. de ze in het zg. Museum van het Belfort tegelijkertijd met de documenten die betrekking hebben op Belfort, beiaard, klokken, uurwerk, draak, enz. Helaas, maar al te vroeg zou er een kink in de Mammelokkerse kabel komen, want op zekere dag kwam van Hogerhand het bevel de prenten subito-presto uit het Belfortse Museum te verwijderen. Een of andere halfgare passant had zich door de afbeel~en van wat stenen of gepenseelde vrouwenborsten zo wreed geschandaliseerd gevoeld dat hij full-speed moest gaan protesteren. Met het belachelijk gevolg dat de Overheid de waaraevolle documenten deed inpakken en expediëren naar de ver~telheid. Nog een geluk dat de papieren niet geëxecuteerd werden. Zoals omtrent dezelfde tijd met gelijkaardige dingen in een ander Museum wèl gebeurde. Is het nodie; eraan te herinneren dat het laatste bedrijf van het Mammelokker-drama gespeeld werd van augustus 1961 tot het voorjaar 1962 ? Sedert Iang reeds had het Stadsbestuur besloten het danig verweerd beeld door een repliek te vervangen. Met het maken van deze · repliek werd beeldhouwer. Jan Antheunis belast. Uit een 5 m3 groot blok Hjnkorrelige witte steen ''Antior" van 2, 7 m op 2,6 m kapte de kunstenaar in het werkhuis van Rigelle, Zwijnaardse ·Steenweg, de nieuwe Mammelokker. Als model diende een uit 4 delen bestaande maquette, die men voor de gelegenheid uit de reserve van het Museum voor Schone Kunsten was gaan halen. Zoals bekend overleed Jan Antheunis enkele maanden geleden. NOTEN (1}Alfons vap Werveke, De Manuttèlokker, Het Volksbelang, 27.8.1898. . (2 )Spiegel van de I Doorluchtige, eerlicke, Cloucke, Deuchtsame I ende verstandige vrouwen.: I Genomen uut diVeersche Grixsche ende latijnscheI war-historyschryvers tot vermaeck ende leeringe I van alle liefhebbers van eerlicke vrou~ wen./ Met diveersche constige coperen Platen verciert ende rijmwyse I Beschreven door Theocritü a Ganda./ JUdocus Hondius exc./ Amsterdami 1606./ (3)Geciteerd door A. De Cockin "De Mammelokker'he Gent; Volkskwide, 18de Jg;, 1906, blz. 45 e.v. (4)Johan Wilhelm Wolf, Niederländische Sagen, Leipzig, 1843. (5)L. Lievevrouw-Coopman, Gents Woordenboek, Gent, 1950. (6)Pr. van Duyse, Klaverblad, Gent, 1848. (7)P. de Ryck, Gentianen, een resem oude Gentse Sagen, verzameld, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Prof. Dr. Paul de Keyser, Gent, 1955. (8) Universiteitsbibliotlieek, A 1258 2.. (9)Lodewijk De Vriese, Onder de Wekkeringe, een reesem brokskens Gentsch leven voor 'tvolk bijeengegaard, Gent, 1925. (10)Laatste aflevering op 2.2.02. (11)La Flandre hoérale 25.4.04. . (12)Umversiteitsbibliotheek G 19936 !~.
M. VAN WESEMAEL 57
HET REGLEMENT DER GENTSE KOMMISSIONNARISSEN HALFWEG DE 19e EEUW In de bibliotheek van de Lokerse Heemkring DE SOUVERENEN hebben we een drietal "Reglement-Tarieven der Kommissionnarissen der stad Gent" in bewaring gegeven. We meenden dat het wel interessant kon zijn voor onze vrienden van Gent om er even in te grasduinen en er hun e_nige bijzonderheden uit mee te delen. . De drie reglementen zijn uitgegeven in de vorm van een zakboekje, het formaat is ongeveer 9 x 14, twee ervan hebben 8 blz. en de titelbladzijde draagt de volgende tekst REGLEMENT DER KOMMISSIONNARISSEN ONDER HET BESTUUR VAN F. VAN HOOBROECK, KOEPOORTSTRAAT"N0 2, TE GENT. Het werd gedrukt bij Ph. Choquet, St.-Hubertstraet. In het tweede boekje vinden we hun onder ... HET BESTUER DER GEBROEDERS DE BLAUWE, OUDE KALVERMERKT, Nr 7, te Gent, en de drukker : Gebroeders Michiels, Groenselmarkt, 14, beiden dragen geen jaartal. Van het derde boekje nu, veruit het meest interessante, willen we wat meer bijzonderheden geven. Het telt 16 blz. en we vinden er ook een. datum op vermeld nl. 1864, op het titelblad lezen we : VOLLEDIGEN EN GEWAERBORGDEN DIENST /DER I OPENBARE KOMMISSIONNARISSEN, DRAGERS/ EN EMBALLEERDERS /DER STAD/GENT EN VAN DEN OMTREK/REGLEMENT EN TARIEVEN/ ZELFDE INSTELLING /TE BRUSSEL, LUIK EN VERVIERS./ BESTUER: /POEL, No 12, GENT. Het adres is later met een dikke potloodstreep doorgehaald en eronder werd met inkt bijgeschreven : BOTERMANSTRAAT N° 14. Op blz. 2 wordt dan het DOELWIT DER INSTELLING bekend gemaakt, we lezen o.m. : De Kompagnie der openbare kommissionnarissen, dragers en emballeerders met een volledigen dienst in te rigten voor de stad Gent en deszelfs omtrek, heeft voor doelwit de handels- burgerlyke en openbare betrekkingen te vergemakkelyken en vergrooten, met een LEEGEN PRYS en elk uer van den dag en nacht, menigvuldige diensten aen te bieden welks haestig en snelle uitvoering zy waerborgt by middel van een stelsel van merken-ontvangstbewyzen welke het publiek moet eischen voor de minste bewezene diensten, voor degene zelfs die by het eerste gedacht de noodzakelykheid eener waerborg niet schynen te verre~veerdigen. . Het bestuur maakt er dan verder het publiek attent op dat ze geen andere kontrole bezit dan de MERKEN die hun worden afgeleverd door de kommissionnarissen, zij kan dan ·ook geen schadeloosstelling uitbetalen dan aan de personen welke bij hun reklarnatiën de MERKEN voorleggen welke dragen : " ... het nummer van de kommissionnaris welke men gebezigd heeft, het bedrag der betaelde som, den datum en zelfs,
58
by middel eener byzondere .aenwyzing het geschatte uer." Uit het reglement dat nu vÓlgt halen we het volgende : §1. De instelling rigt een zeker getal persoonen in, genoemd "OPENBARE KOMMISSIONNARISSEN" met waerborg voor de gevallen van ontvreemding of verlies tot bedrag der somme van 1000 franks. Het getal van het persooneel vermeerderd volgens de noodwendigheden van het publiek en in verhouding met den bestand der za~en van de Instelling. § 2. De kommissionnarissen dragen de volgende kleederen : a) Een gryzen linnen kiel. b) Eene blauwe broek. c) Eene muts van blauw laken met roode biezen en het opschrift dragende van '~KOMMISSIONNARIS" \vaerboven een orde-nwnmer. .d) Eene lederen gordelriem rond de leden, met giberne dienende om de merken, de brieven, den taks en de reglementen te bevatten. e) Eene ovale koperen borstplaet dragende in halven kring de woorden "STADSKOMMISSIONNARIS" te midden het stadswapen en onder het wapen het ordenummer van den kommissionnaris. De kommissionnarissen-surveillanten hebben aen de klak een zilveren bieken, en het opschrift Komnûssionnaris is vervangen door het. woord SURVEILLANT. Hunne·bedieningen bestaen voomamelyk in 't toezien der kwartieren aen hunne zorgen toevertrouwd. De onder-toezieners dragen een kepi met het opschrift ONDER-TOEZIENER DER KOMMISSIONNARISSEN op het vorenste der klak geborduert. De toeziener draegt dezelve kleeding, met ·de woorden "TOEZIENER DER KOMMISSIONNARISSEN" in goud geborduerd op de klak. Het publie~ kan zich tot den toeziener of tot den onder-toeziener wenden voor alles wat den dienst betreft, zoowel voor de klagten en reklamen als voor de kommande en de aenbesteedingen. Het materiael bestaet uit : a) Schouderbanden en koorden om te dragen op den rug. b) Draegberriën, c) Karren met twee wielen van alle slach, voor den gewoonen dienst. d) Treemkarren, met vier wielen en op veeren, voor verhuizingen en vervoer van groote meubels. e) Manden voor het vervoer van wynen, breekbare voorwerpen en gevleugelde dieren. f) Regenschermen. § 3. De kommissionnarissen dragen met zich de minst zware hunner gereedschappen; zy ontvangen alle de boodschappen, zoowel op ~unne stand59
plaetsen dan wanneer zy zonder last langs de straten gaen.
§4. De kommissionnarissen der Instelling kunnen gebezigd worden voor
alle slach van boodschappen en vervoeren, om voorwerpen en lasten te dragen, om wynen te vervoeren, verhuizen te doen, om telegrammen mondelyks of geschrevene bevelen te dragen, om de magazynen te openen en te sluiten, dezelve te kuischen, stofgoederen te rollen, kolis of koopwaren te emballeeren of te deballeeren, ladingen of .lossingen te doen of te bewaken, de huizen te onderhouden en te kuisschen, de kleederen en tapyten uitte kloppen, de plankieren te begieten, de sneeuw weg te vagen, te helpen op de eetmalen, feesten, bals en bruiloften, te helpen in huisgezinnen, in de werkhuizen of by de koophandelaers, geldinvorderingen of betalingen te doen, de zieken te bewaken, de reizigers te wekken voor het vertrek der konvooijen of . der messagerien, de persoonen te ve~_çezellen op de wandeling of by het eindigen der schouwburgvoorstellingen, feesten en koncerten, te dienen als getuigen, als expres-boodschappen binnen de stad en de omtrek, in een woord, voor alle werken die eene haestige, bescheidene en zekere uitvoering vereischen. Men ziet de taak van de kommissionnaris was veelomvattend en de goede man moest ZOVfat van alle markten thuis zijn en "in alle handen goed" zoals men wel eens zegt. Art. 6 leert ons iets over de werkuren die ze dienden te kloppen, men was toen nog verre van de z.g. 8-uren dag, luister maar : Ze zijn in werkzaemheid van dienst. 's Somers : a) Van 6 ure 's morgends tot 8 ure 's avonds. 's Winters. b) Van 7 ure 's morgends tot 7 ure 's avonds. Er volgen dan nog een 17- tal art. welke o. m. handelen over den waarborg ''voor de gevallen van ongetrouwheid, verlies of beschadiging, tot beloop der somme van 1000 fr." We vernemen dat de kommissionnarissen "maer worden aengenomen in den dienst mits de byzondere toelating van den opper-kommissaris der plaetselyke politie". Het is hun verboden te roken in tegenwoordigheid van degene die hen bezigen, noch in de huizen waer zy binnen treden. De Instelling gelast zich ook "met het doen kuisschen der wapens van de Burgerwacht, en met het witverven der gordel- en schouderriemen. Wat diende men nu zoal te betalen voor ~e diensten welke men aangeboden kreeg ? ¡ We laten hier een paar voorbeelden volgen : Per boodschap. a) Voor elke boodschap, zonder karre Fr. "25
60
b) Voor elke boodschap, me~ een karre . Fr. " 50 Wanneer een persoon zich doet vergezellen door een konimissionnaris met gebruik van een regenscherm, wordt de boodschap 10 centiemen verhoogd. · Per uer. a) Kommissionnaris zonder karre. Fr. " 50 b) Kommissionnaris met karre of gebruik van een regenscherm " 75 100 c) Kommissionnaris met platform (wagen met 4 wielen) Per dag. a) Voor gidsen in de stad en de voorgebergten b) Om de handelsreizigers te vergezellen met of zonder karre c) Om te helpen verhuizen doen, zonder karre d) Voor verhuizen met karre
Fr. 3 00 300 300 400
Per kilometer Voor boodschappen als ex_press buiten de stad, met 10 kilog. gewigt of zonder last. Tot vier kilometers ver aen 25 centiemen per lillometer. Voor elke kilometer daerboven, 20 centiemen. Om het antwoord terug te brengen betaeld men maer de helft van den taks. Den kommissionnaris moet, buiten geval van dringende beletsels, zyne boodschap in twee uren doen voor·4 betaelende lillometers (zy dus 8 kilometers gaen en keeren). Voor het uitdelen van drukwerk vonden we volgende prijzen : per 25 stukken : Fr. "75, per 50 - Fr. 1.40; per 200- 2.50; per 200 - 4.00; per 1000 - 10.00. We vonden ook nog een tarief voor de · Byzonderen dienst der Schouwburgen, Feesten, Bals ·en Koncerten. a) Om een rytuig te halen, mits den kommissionnaris te verwittigen 1/4 uers voor het uitgaen Fr. "25 b) Om bij het uitgaen te vergezellen tot aeti de wooning " 50 c) Idem met r~genscherm " 60 d) Voor elke boodschap gedurende de toaneei-voorstellin" 50 gen of gedurendè de feesten, bals en koneerten Om te eindigen worden dan nog de STANDPLAETSEN DER KOMMISSIONNARISSEN. aangeduid, deze zijn : Kauter, Arteveldeplein, Statieplein, St.-Pietersplein, Ketelplein, Koornmerkt, Groenselmetkt, Vischmerkt, Vrijdagmerkt, Sluizeken, H. Kerst, Antwerpsche-straet, Brugsche Poort, Poel, Dierentuin, Botaniek Hof, · Keizér-poort, Krygs-hospitael, St.-Michielsplein, Kalanderberg, Boter61
merkt, Kalvermerkt, Coupure (Salon Napoléon), Entrepot, Boulevard Frère-Orban, Prinsenhof, Spanjaerds-Kasteel, Kortryksche Poort, St.Lievens-poort, Nieuwe Wandeling, Schyfschieting, Zandberg, Gouden Leeuwplaets, Beestenmerkt, Jesuiten-straet, Bestormbrug, Burgstraet, Visschery (aen de brug), Sassche Poort, Spoorwegstatien van 't Land van Waes en van Eecloo. Tot daar dan een, misschien voor velen onder u, onbekend brokje uit het leven van een Gentse Kommissionnaris, in het midden der 19e eeuw. FR. DE VOS
DE OPENBARE VERLICHTING TE GENT IN HET MIDDEN VAN DE 18e EEUW Op 25 november 1762 verscheen het reglement "raeckende de Lanternen binnen de Stadt Gendt''. Het reglement begint met een motivering. "De Keyserinne ende Koninginne. (Maria Theresia) Wy hebben van alle tyderi sonderlinge attentie gemaeckt om alomme ende namentlyck in de groote Steden te handthaeven het goedt ordre, ende om de algemeyne ruste versekeren jegens de excessen, dieveryen ende straetschenderyen, die meerrnaels bedreven worden in de groote Steden, voornaementlyck by winter-tyden ende met den duysteren; om welcke pregnante redenen Wy noodtsaeckeleyck geacht hebben van boven de Wachten ende Patrouillen, die 's nachts de voorseyde quartieren onser Stede van Gendt doorkruysen, de Straeten der selve bovendien doen verlichten by wege van Lanternen, verdeylt op sekere distantien; gelyckerwys alomme geschiet in wel-gepoliceerde Landen ende Rycken, ende nu lestmael met groot succes binnen onse Steden van Brussel ende Antwerpen : SOO IS 'T dat Wy, onderricht zynde dat dit deel der goede Policie teenemael_gestaeckt ende vernegligeert is binnen ohse Stadt van Gendt, ..• , willende doen standt grypen ende voor altyt observeren soo heylsaeme · schickinge voor de ruste der Inwoonderen van onse voorseyde Stadt, ende prevenieren d'ongelucken in het versmooren van onse Onderdaenen ter eausen van de menigvuldige Rivieren, hebben geordonneert en.: de gestatueert, gelyck Wy ordonneren ende statueren mits desen". Om zo veel mogelijk de geringe burgers en ambachtslieden te ontlasten zullen aan "alle Hotels, groote Gebauwen, aen alle Abdyen, Kercken, geene uytgenomen, qtpellen, Kloosteren, Gods ende Fon~tie-huysen, publique Scholen, Confrerien ende andere diergelycke Huysen ende Edificien toebehoorende aen eenig Corpus van Neeringe" een of meer 62
lantarens worden gehangen, ."ende dit t'elcks privativen ende koste . der Administratien ende Corpora, die met het onderhoudt van diere zyn belast". · · Ook de raadslieden ~an de Raad van Vlaanderen, de griffiers en de ontvangers, ae magistraten van de Keure en de Gedeele, de pensionarissen, de secretarissen, de tresoriers, ontvangers en admodiàteurs, de baljuw van St.-Pieters, de opperbaljuw van St.-Baafs, de opperbaljuw van het burggraafschap moeten op hun kosten aan hun huis een lantaarn hangen. Verder zullen de huizen van de personen, die een paard o koets hebben, de afspanningen, herbergen, wijnhuizen en drankhuizen met een lantaarn zijn verlicht. Aan elke brug moeten twee lantaamen worden geplaatst. . De kanunniken van de St.-Baafskatedraal en van collegiaal van St.Pharaildis, de pastoors van de zeven parochiale kèrken, de getituleerde personen en edellieden, de assessors van de Berg van Barmhartigheid, de directeurs en ontvangers van de provinciale rechten mqeten insgelijks een lantaarn aan hun woning hangen. Al de voornoemde personen, alsook dezen,· die vrijwillig een lantaarn aan hun huis hangen, zijn ontslagen van het bet~en van een aandeel in de kosten van de lantaarns, "waer mede de respective Gebuerten hier naer belast zullen worden". Wat de overige inwoners betreft, zullen vier, vijf tot zes gezinnen worden samengevoegd om een lantaarn te onderhouden; de kosten worden gedragen door de inwoners in verhouding met het huisgeld. Al de: nieuwe lantaarns moeten gemaakt worden naar een model, dat op het stadhuis berust. De lantaarns moeten branden gedurende de vijf wintermaanden van vijftien oktober tot vijftien maart op de uren voorgeschreven door het stadsmagistraat. De lantaarns moeten voorzien zijn van goede en zuivere olie, de wieken moeten gemaakt zijn van twaalfdraden katoen; tijdens vriesweer moet lijnolie gebruikt worden. . Twee conunissa.rissen en een secretaris, benoemd door het magistraat van de Keure, zullen. voor de uitvoering van het reglement zorgen. Deze commissarissen houden een register verdeeld in hoofdstukken volgens het aantal gebuurten, "waer in aengeteeckent· ztillen worden de veideelingen der Lanteroen die in elck van de respective Gebuerten zullen geschiet zyn ". Het magistraat mag de bewoners van "eenige weynige Gebuerten verre afgelegen ende bewoont door arm volck" ontslaan van het onderhoud van lantaarns. · De gebuurtedekens behoren de uitvoering van het reglement in hun gebuurte na te gaan; op het einde van elke wintermaand bezorgen ze een schriftelijk verslag aan de commissarissen ''waer by sy oock aenteeckenen zullen· de Persoonen ende Huysen die sy zullen bevonden hebben in faute gebleven te zyn van hun te conformeren aen dit Reglement". . De officieren, dekens en baljuws, alsook de patrouilles en de .nachtwakers zullen de naleving van het reglement nazien en gebeurlijk aan de
or
63
commissarissen verslag uitbrengen. Voornoemde toezieners mogen de ontbrekende lantaarns doen plaatsen en dit "ten dobbelen koste van de Faillanten, boven de boete van twee schellingen ten profyte van den toesiender". Op het einde van elke winterm~nd moet elke inwoner zijn aandeel aan de gebuurtedeken betalen. "De Dekens van ieder Gebuerte zullen moeten verschieten de onkosten der nieuwe Lanternen,· die zullen geordonneert worden te stellen in ieder Gebuerte, daer van de repartitie maecken .ende d 'inninge doen ten laste van ieder Gebuer naer advenanteden taux van d'Huys-gelden". Zoals vele reglementen eindigt ook dit met de gebeurlijke sancties. "Verbiedende seer ernstelyck aen een iegelyck van dese Policie te stooren, 't zy door het uytdooven van het Licht, het los maeken, breken ofte vernietingen der Lantemen, ofte door eenige andere diergelycke ongeregèltheden, op pene van te verbeuren eene amende van t' sestig guldens, een derde daer van t' onsen behoeve, het tweede ten behoeve van den Officier exploitant, ende het resterende derde ten profyte van den aenbrenger. Ende de gone die niet in staet zullen zyn om de voorseyde amende te betaelen, zullen gestraft worden by geesselinge ende uytbanninge voor de termyn van thien jaeren". M. VANGENT Bron : Plakkaatboek van Vlaanderen, deel 111.
. BIBLIOGRAFIE 1. Alhoewel reeds in 1965 verschenen, toch willen we nog aandacht
vragen voor twee werken van de "Inventaris van het Kunstpatrimonium van Oost-Vlaanderen" en dit omdat deze prachtige boeken wer keiijk goedkoop zijn en nog heden verkrijgbaar zijn. SINT-BAAFSKATHEDRAAL GENT door Dr. Elisabeth DHANENS. Het werk telt 316 blz., 10 tekeningen in tekst, 272 afbeeldingen op 120 blz., vier Quadrichromies. Prijs 325 fr. Het RETABEL van het LAM GODS in de SINT-BAAFSKATHEDRAAL te Gent, door Dr. Elisabeth DHANENS. Het werk telt 124 blz., twee tekeningen in de tekst en 48 afbeeldindingen op 32 blz., twee quadrichromies. Prijs 175 fr. Deze beide standaardwerken mogen zeker niet ontbreken in de bibliotheek van de Gentse kunstliefhebbers. · 2. De Gentenaar :
64
Het voormalig Recollette~klooster door Prof. P. Kluyskens 26 december 1973, 2 en 8 januari 1974. Bijloke-museum wil pedagogische aanpak. Inrichtende commissie 150 jaar (3 januari 1974). Een kwart eeuw aktiviteit van de Kommissie van Monumenten door Prof. P. Kluyskens : 14, 21 en 29 januari 1974. Volkslied kent heropflakkering. Karel Waeri leerde Gentenaars zingen (15 januari 1874). Carmen Dionyse kiest voor ongewone kunst (17 januari 1974). 3. Toerisme in Oost-Vlaanderen (22° jaargang, n° 5). Het Gildehuis der Vrije Schippers, door Dr. J. Decavele. Armand Heins (1856-1938) door G. Van Severen. 4. Bij de heer Van Wesemael Pieter (Nijverheidsstraat 116 St.-Amandsberg) zijn nog enkele exemplaren te verkrijgen van het werk "Geschiedenis der Gentsche Wevers" door P. Verbauwen. Prijs : 50 fr. (tel. 28 53 28) "VERLEDEN VAN HUIZE SINT-JAN DE DEO" door Jaak BREBELS L.S. Het boek dat wij u heden willen aanbieden is een onuitgegeven brokje Gentse geschiedenis. Over het geschiedkundig verleden van het Instituut Sint-Jan de Deo te Gent is tot op heden weinig geschreven. Het uitgeven van dit werkje is bedoeld alS een bijdrage tot betere en vqoral bredere kennis van de Gentse geschiedenis, die zich in het verloop der tijden op het Gentse "MEERHEM" heeft afgespeeld. Wij hopen dat in dit werkje een aanloop zit om enkele misverstanden over belangrijke gebeurtenissen (o.m. benaming FRATERSPLEINKARTUIZERS- VREDE VAN GENT), die spijtig genoeg nog bij een deel van de Gentenaars leven, op te ruimen~ Inhoud Niet minder dan zeven lijnen van de geschiedenis uit het Gentse Meerhem komen in Huize Sint-Jan de Deo samen. 1. Eerst waren het de Fraters Derde-Ordelingen van Sint-Franciscus, ·die er vanaf 1456 tot 1584 werkzaam waren in de Ziekenverpleging.
2. Vervolgens slaagden de Kartuizers er in, na hun verjaging uit hun klooster op Rooig«?m dat door de Calvinisten verwoest werd, weer tot een kontemplatieve rijkdom te komen op het Meerhem. Zij bleven er tot 1794. 65
3. Na het verdwijnen van de Kartuizers werden de gebouwen door-soldaten bezet, die er een militair hospitaal onderbrachten. 4. In 1797 kocht Lieven Bauwens de gebouwen en richtte er eerst een leerlooierij in en twee jaar later zijn fameuse mechanische spinnerij. Hij deed dit met zijn uit Engeland gesmokkelde Mull Jenny. 5. In 1814 gingen de gebouwen over naar de gebroeders Bossaert. Het was ook in dat jaar dat DE VREDE VAN GENT tussen Engeland en Amerika ondertekend werd. . 6. Bij de dood van W. Bossaert kocht kanUnnik De Decker een groot deel van de gewezen kartuize voor zijn broeders van Sint-Jan de Deo, een tak van de Broeders van Liefde die zich te dien tijde vooral gingen toeleggen op verpleging aan huis. 7. In 1946 na.lnen de Broeders Hiëronymieten de taak van de Broeders van Sint-Jan de Deo over. Zij verzekeren er tot op heden de kontinuïteit van een zeer belangrijk en nuttig dienstbetoon de verzorging namelijk van psychisch gestoorden waarvan er een groot aantal, na verpleging hun plaats in de maatschappij terug innemen. Het werkje beslaat ± 200 bladzijden en is rijkelijk geiUustreerd (27 illustraties). Het boek is te bekomen : -door storting van 200 fr. opP. R. nr. : 48.68.34 van A. VANDERFEESTEN, Fratersplein, nr. 9 - 9000 Gent, met vermelding "Boek". - of op het Secretariaat van het Instituut Sint-Jan de Deo, Fratersplein, 9 - 9000 Gent. BROECKHOVE M.- De Gentse Kant, 36 blz., 12 ill. kleurkaft. Uitgave van de Kon. Bond der Oostvlaamse Volkskundigen. Gent. Ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van de Kantwerksterklub SintKatelijne van voornoemde bond heeft schr. een studie gewijd aan de Gentse kant, een kant waarover we thans niet meer horen spreken en waarvan sommige kantmiddens durven te beweren nooit zou hebben bestaan. . Aan de hand van authentieke bescheiden wordt die bewering weerlegd. Deze kant "la dentellede Gand à réseau varié" genaamd is onafscheidbaar verbonden met de Kongregatie van 0.-L.-Vrouw- Visitatie die thans nog eksemplaren van de echte Ge~tse kant bezit.
De Gentse kant is beroemd _geworden nadat door het Gemeentebestuur van Gent aan het Hospies van de Blauwe Meisjes, die onder de bevoegdheid van de E. Z. van 0.-L.-Vrouw- Visitatie stonden, opdracht gaf een kanten kleed te vervaardigen als huwelijksgeschenk voor Hertog 66
Leopold (later Koning Leopold 11) en Aartshertogin Maria Hendrika. De propaganda van de laatste zorgde er voor dat de Gentse kant tot ver over onze grenzen werd verspreid. Schr. behandelt op duidelijke wijze de oorsprong en de teloorgang. De technische uitleg over de karakteristieken door Mevr. L. Van DijkVan Hooren, eerste lesgeefster van de klub, verhoogt de kwaliteit van de studie. Vele historici en volkskundigen hebben reeds over Gent ende Gentse schatten geschreven. Het loopt van geen leien dakje een totaal nieuw aspekt te ontdekken waarover men weinig of niets weet. Hier is dit uitzonderlijk het geval. Deze uitgave vult in de literatuur over de kant in het algemeen en over Gent in het bijzonder een leemte aan:. Het is een studie die zeker thuishoort in de bibliotheek van de Gentse heemkundigen. Te verkrijgen door storting van 110 fr. op PRK. 969.46 van de Bond -der Oostvlaamse Volkskundigen, Gent. G. H.
VRAAG EN ANTWOORD
ANTWOORD OP VRAAG 48 Het iS inderdaad zo, dat door het verdrag van Verdun (843) Gent een grensstad werd tussen het rijk van Karel de Kale en Lotharius, daar de grens tussen de twee rijken de Schelde was. In 'Y3.t later de stad Gent zou worden, liepen vele armen van de Schelde en waar de grens nu juist liep, is bijzonder moeilijk uit te maken. Zo is het b.v. dat de abdij, St.-Baafs, hoewel gelegen op de linkeroever van de Schelde, steeds beweerde in het Keizerrijk gelegen te zijn (zie Bonenfant). Die bewering heeft wel iets te maken met de gekende rivaliteit tussen de abdijen St.-Baafs en ·St.-Pieters. Onjuist is echter te denken dat de grens tussen Keizerrijk en Konin~ rijk van af Gent naar het noorden liep. De grens zou hier de gekende Ottogracht geweest zijn met ~jn verlenging de Burggravenstroom. Historisch schijnt (of îs) nochtans bewezen, dat : 1) De Vier Ambachten steeds tot het keizerrijk behoorden. Zij maak. ten deel uit van het bisdom Utrecht door de H. Willibrordus in 695 gesticht. (zie S.. Muller en Jooning : Bronnen.voor de geschiedenis der kerkelijke rechtspraak in het bisdom ·utrecht in de middeleeu~n- le afd., blz. 71-73 en 122). De zuidergrens van de Vier Ambachten was in de streek benoorden 67
Gent : een beetje ten oosten van Lembeke, net ten zuiden van Kluizen en zo tot ongeveer, waar de centrale van Rodenhuize (Ebes) thans is. Verder naar het oosten was (althans op een kleine afstand) de Kale-Dunne (daar Moervaart geheten) de grens. 2) Het Land van Waas- en wij bedoelen hiermede gans de streek bezuiden de Vier Ambachten en binnen de Schelde-bocht (AntwerpenDendermonde-Gent) hoorde in den beginne tot het koninkrijk · . (Franlqijk). Als bewijs hiervan : Het Waasland hoorde toe aan Karel de Kale (koning van Frankrijk); door diploma van 13.4.870 geeft hij aan de St.-Pietersabdij de "Villa Temesca" (Temse) "in pago Wasiae super Fluvium Scaldiae". Andere diploma's bewijzen hetzelfde (951-964-960). Zie hieromtrent het werk van F. Lot "La Frontière de France et de l'Empire ". Bibl. de l'Ecole des Chartres, Tome LXXXI-1910) (volgens Bonenfant, Ganshof en Van der Essen, artikel dat beslissingsgevend is). In 969 gaf koning Lotharius Waasland in leen aan Diederik 11, graaf van West-Friesland (= Holland : - Keizerrijk). Volgden oorlogen tussen de graven van Vlaanderen en Holland (graaf Boudewijn IV was overwinnaar en bekwam de heerschappij over de Vier Ambachten en Zeeland en hernam de rechten over Waasland). Toch bleven de. graven van West-Friesland uit wrok een oogje in het zeil houden voor Waasland. · Door de rechterlijke uitspraak van Frankfort (11 juli 1252) wordt Waasland aanzien als keizerlijk. De Keizer van Duitsland is op dit ogenblik Wilhelm van Holland (een afstammeling van Diederik 11). Gravin Margaretha van Vlaanderen protesteert a) brief aan de Paus in 1252 : Waasland was niet van het Keizerrijk b) bij de thuiskomst uit de kruistochten ontving koning Loclewijk IX brief van de gravin "la terre qu'elle tient du roi lui a été volée". c) twee akten van februari 1255 waarin de gravin Margareta verklaart •:tenier en fief de la France la terre de Waes et la chateau de Rupelmonde". Samenvattend tot 1252 was Waasland ontegensprekelijk leengoed van Frankrijk. Nadien - maar door usurpatie - zal het ook door de graven van Vlaanderen aanzien worden als leengoed van het keizerrijk (zoals de Vier Ambachten, Bornhem en Aalst.) Over dit onderwerp bestaat een uitgebreide documentatie : 1. Bulletijn der Maatschappij van geschied- en oudheidkunde te Gent, jaar 1911 n. 5. . 2. Femand Lot : La Frontière de· France et ~e l'~mpire (bibli~~hè que des Chartres, Tome LXXXI-1910) (dit arttkel zou dects1ef zijn omtrent dit onderwerp volgens Bonenfant, Ganshof en Van der Essen). Graaf Felix de Hemptinne "Hof ter Linde" Heusden. 68
ANTWOORD
(GEDEELTE~IJK)
OP VRAAG 50 VAN CH. PASSIN
Het gedenkteken bevindt zich in het Bijlokemuseum. Op het monument het wapenschild en het medaillon van de 2 personages~ De tekst luidt : DOM I et I Aetemae Memoriae I D Guillielmi Wenemaer Equitis Aurati I et I Dae Margarethae S Brune I coniugum I Huius Domus Fundatorum I Obiit ille V iuly 1325 I Haec VII Septembris 1352 I RIP. Vrij vertaald : Ter eeuwige nagedachtenis van Heer Willem Wenemaer gulden ridder en echtgenote Vrouw Margareta S Brune die dit huis stichtten en overleden de bovengenoemde op 5 juli 1325 en deze op 7 september 1352. Wat gebeurde er met het gedenkteken na de afbraak van het hospitaal? Het werd niet overgebracht naar het Museum voor Oudheden dat vanaf 1881 in het gewezen klooster van de Geschoeide Karmelieten of Vrouw(e)broers ingericht werd. In ieder geval vinden we het niet vermeld in Hermann van Duyse, Catalogue du Musée Archéologique de Gand, Gand, 1886. Naar het Museum voor Stenen Voorwerpen schijnt het al evenmin overgebracht te zijn, want in A. van Werveke, Ruines de l'Abbaye Saint-Bavon1 Guide du Visiteur, 1912, is geen spoor van het gedenkteken te vinden. · In augustus 1566 werd de kapel van het hospitaal door de Beeldenstormers vrijwel erg-toegetakeld : "zy hadden 't selve gedaen (verwoest) aen die van S. Pharaildis en aen de Capelle van 't Hospitael van S. Laureyns in 't voor-by-gaen". zegt Pater de Jonghe. J. J. Steyaert voegt daaraan toe : "In 't begin der 18de eeuw heeft men voor deze edele Stichters in de kapel tegen den muer een nieuw praelgraf opgerigt : op een voetstuk uyt marmer van verschillende kleuren zamengestdd, verheft zich eene zwart marmeren grafnaeld, waerop de wit marmeren borstbeelden van Wenernar en zyne Gemalin en daeronder hun grafschrift zyn geplaetst."
v.w.
VRAAG 53 Rond 1850 werd soms de uitdrukking "eensteen aardappelen" gebruikt. Hoeveel kg is een steen ? VRAAG 54 -Wie kan inlichtingen geven over architectEmest Vanhamme te Gent werkzaam rond 1920 ? - Idem over de aanleg en de verschillende huizen in de Krijgslaan, met name het gedeelte aan de binnenkant van de spoorlijn Oostende-Brus. sel .?
69
OPLOSSING VAN DE GENTSE PUZZEL (zie decembernummer 1973) De 4 versregels die dienden gevonden te worden ontleenden we aan een ballade in 1870 door Jullus Vuylsteke gedicht. Ze werd als laatste nummer opgenomen in zijn "Verzamelde Gedichten", tweede uitgave, Gent, 1887. De titel van het gedicht luidt : "Philips van Artevelde". Alvorens de regels in kwestie te kopiëren geven we duidelijkheidshalve het voorafgaandelijk gedeelte van het gedicht. 't Gevaar is groot en dringend de nood in de stad van Lei en Schelde; de honger maait, verdelging waait, 't volk. schreeuwt om een' Artevelde. De vier versregels :
Filips verneemt de bange stem, de angstkreet van de moe~rs, de geest zijns vaders komt tot hem : Sta op ! en red uw broeders ! Daarop komt Filips zelf aan het woord : En hij : "Kiest, mannen ! in den nood als màrtelaars den hongerdood of de onderwerping en de schand ! enz. enz. Paul Fredericq spreekt in zijn "Julius Vuylsteke", Gent, 1903, van : "die meesterlijke ballade waar Gevaert (August) eene onsterfelijke (helaas totaal vergeten) melodie op getoonzet heeft". Inderdaad zal wel geen enkele vertegenwoordiger van de huidige generatie kunnen getuigen dat mooi lied ooit te hebben horen zingen. Rüim een halve eeuw geleden had Emiel Stevens er zijn lijfstuk van gemaakt. Geen feestelijkheid, geen buitengewone voorstelling, geen benefiet, · waaraan de hinkende toneelspeler-operettezanger Miele zijn medewerking verleende of hij bracht met zijn warme baritonstem zijn Pilips ten gehore. De antwoorden op de vragen waren : 1. Dedadizeele 10. Volders · 2. Florbertus 11. Auweet 3. Sanderswal 12. Romman 4. Mattheken 13. Gavere 5. Kromsteege 14.. Hyoens 6. Pitstege 15. Ganda 7. Hondekot 16. Nolet 8. Vismarkt 17. Spey 9. Broodzak 18. Rym 70
De puzzel was beslist niet gemakkelijk. Toch ontvingen we de juiste · oplossing van : Mevr. D. Sarteel De Heer P. De Caluwe De Heer A. De Grauwe De Heer A. Mast Aan deze vier leden : de hartelijkste gelukwensen van "Ghendtsche Tydinghen".
AANVULLENDE LEDENLIJST 579. 580. 581. 582. 583. 584. 585. 586. 587. 588. 589. 590. 591. 592. 593. 594. 595. 596. 597.
Mw Vandersichel C., Voskenslaan 300, 9000 Gent Verbraeken J., Lindekouterstraat 32, 9910 Mariakerke Braeekman P., Dampoortstraat 61, 9000 Gent Van Hende L., M. Sabbestraat 35, 9001 Gentbrugge Labout A., Hanegraefstraat 12, 2050 Antwerpen Generale Bankmaatschappij -Zetel Gent, Kouter 8, 9000 Gent Strobbe M., Montereystraat 20, 9000 Gent De Bood J.-P., Schaubroeckstraat U, 9910 Mariakerke Van Schoote A.,Avenue Van Becelaere 115, 1170 Watermael Dua A., Citadellaan 53, 9000 Gent Mw Colpaert S., Kastanjestraat 16, 9220 Merelbeke Hoste J., Voskenslaan 2, 9000 Gent Brasseur H. Coupure 110, 9000 Gent Augustyn J., Koestraat 44, 9030 Wondelgem Verhelst S., Coupure 559, 9000 Gent· Staelens M., Coupure 557, 9000 Gent Spittals, Kon. Astcidlaan 11, 9000 Gent Terryn D., Ottergemsesteenweg 184, 9000 Gent Tafelronde nr 3 p.a. Leirens J. P., Burg. K. de Kerckhovelaan 227, 9000 Gent
STEUNFONDS Dhr. H. Claeys Juffr. M. Cottinie Dhr. A. Impens Dhr. H. Brasseur Mevr. Vanden Bossche
50 ·100 150 50 50
fr.
fr. fr. fr. fr.
71
NOG DE AKTIE IN VERBAND MET HET GEERAARD DUIVELSTEEN
Na het in druk geven van het maartnummer van Ghendtsche Tydinghen ontvingen we nog een schrijven van de Minister van Nederlandse Cultuur Chabert en van het College van Burgemeester en Schepenen van de stad Gent : in beide brieven wordt medegedeeld; dat het probleem van het Geeraard Duivelsteen verder wordt onderzocht. Op 13 fe}>ruari 1974 heeft de Heer Van de Putte, gouverneur-generaal van de Nationale Bank aan prof. P. Kluyskens, voorzitter van de lokale commissie van monumenten en aan senator Dua verzekerd, dat de Nationale Bank thans afziet van haar plan op de plaats van het bestaande gebouw een nieuw bankgebouw op te trekken en dat ze naar een plaats van inplanting uitziet.
-------
DE LEEUW VAN HET PAKHUIS Het is geen meesterwerk, dit beeldhouwwerk, dat tot 1897 de gevelspits van het gesloopte Pakhuis op de Koornmarkt versierde; maar het geeft een denkbeeld van de kunst hier ter stede in het eerste vierde der 18e eeuw, en als zodanig mag het wel een ogenblik onze aandacht trekken. Het stelt een ¡gaande leeuw voor, met de rechter voorpoot het wapenschild van Gent recht houdend. De leeuw meet 2,62 m op 1, 76 m en is gehouwen uit drie blokken witte steen en verguld; het wapenbord, wit en zwart geschilderd, is in een vergulde lijst gevat. We weten stellig, dat de twee vazen, door Hendrik Matthijs gemaakt en geschilderd en de leeuw reeds voor 28 november 1722 op het Pakhuis geplaatst waren. De leeuw is het werk van Jacob Vander Cruysen~ wien het 46lb. 13 s. 4 d. g. werd betaald zonder de steen; het schilderen en vergulden werd door Ladewijk Cnudde uitgevoerd ten prijze van 19lb. 10 sch. gr. Jacab Vander Cruysen kocht de nering van de schilders in 1712 : de Leeuw van het Pakhuis mag dus een werk van zijn jeugd heten. Tot nu toe zijn we er niet in geslaagd een ander stuk van hem te ontdekken, zodat het onmogelijk is over de kunstwaarde van de man te oordelen. A. VAN WERVEKE
De tekst is ontleend aan "Inventaire ~chĂŠologique de Gand", fase. 11, n. 18. De Leeuw staat thans in het park aan de grote vijver.
72
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 3de Jaargang, nr. 3
Mei 1974.
Ere-Voorzitter : de Heer Dr. P. Rogghé Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter : H. Collumbien Secretaris : M. Steels Penningmeester : A. Verbeke Ruildienst-Bibliotheek : Van Geluwe-Eggermont, Maïsstraat 235, Gent. Secretariaat : Sint-Lievensdoorgang I, Gent. Tel. 25 67 69 . Postrekening 105.04.73- Heemkundige en Historische Kring Gent. Lidgeld : 150 fr. per jaar. INHOUD De Berg van Barmhartigheid te Gent Het Praalgraf van Bisschop Triest Onder de Brugge zat er een Mugge Een Woordje over twee Grensstenen te Gent Nadere Kennismaking met de "Inventaire Archéologique" Stadsrekeningen Bibliografie Mededelingen Vraag en Antwoord Nieuwe Aanwinsten Aanvullende Ledenlijst
Blz. 74 78
81 95 100 102 103 103 104 105 107
Verantwoordelijke uitgever : G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het Stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.
OP ZONDAG 26 MEI OM 10U15 IN DE VOORDRACHTZAAL VAN DE KREDIETBANK, KOUTER, GENT : KLEURDIAPROJECTIE "GENT, HISTORISCH PANORAMA" TWEEDE DEEL, van de :XVIe EEUW tot Heden (ter beschikking gesteld door de Stedelijke Dienst voor Toerisme) OP ZONDAG 16 JUNI GELEID BEZOEK AAN HET GEERAART DUIVELSTEEN EN AAN HET RIJKSARCHIEF. Gezien de grootte van de lokalen is dit bezoek enkel voor de leden en moet beperkt blijven tot dertig deelnemers. Inschrijvingen aan het secretariaat. De leden, die aan het bezoek zullen kunnen deelnemen, worden verwittigd door een rondschrijven.
DE BERG VAN BARMHARTIGHEID TE GENT Zoals we hebben gezien kwamen de B.v.B. in moeilijkheden : de ijver van het personeel verminderde, er werden ongelukkige processen gevoerd, de hoge bestuurskosten. Naar een dokument van 1634 beliepen de jaarlijkse kosten 104 660 gulden; voor Gent was dit 6 360 gulden. Men zocht naar middelen om de B.v.B. te hervormen. Tenslotte voerde men de volgende maatregelen uit : 1) vermindering van het personeel : besparing 12 000 gulden 2) vermindering van de te betalen interest tot 4 o/o : besparing 72 500 gulden 3) verhoging van de rente van 10 o/o op 12 o/o : meer opbrengst 50 000 gulden. Deze maatregelen kwamen echter te laat; het bestuur van de B.v.B. zag zich verplicht het betalen van de rente te onderbreken. DeB.v.B.hadden niet enkel betekenis voor de armen; ook voor de economie van het land hadden de B.v.B. betekenis. Voorheen voerden de Lombarden de gewonnen interesten uit; thans bleef dit geld in het land. Dat er veelvuldig gebruik werd gemaakt van de B.v.B. kan aangetoond worden door enkele getallen. Van bij de oprichting tot 1649 werden in de B.v.B. te Gent per jaar gemiddeld 71 950 panden ingebracht of ongeveer gemiddeld 240 panden per dag. De gemiddelde waarde van een pand was zes gulden. De steden waren het niet altijd eens met de voorrechten van het personeel van de B.v.B.; het personeel bracht goederen in de stad vrij van rechten, goederen, die niet enkel voor eigen gebruik waren. Toch werden deze voorrechten door het plakkaat van 26 januari 1651 (1) opnieuw bevestigd : "Sa Majesté ... mandant et commandant ... de laisser les dits Protecteurs, Surintendent général, leurs Officiers et Serviteurs, présents et à venir, pleinement et librement jouïr des pri74
vilèges, franchises êt exemptions". Bij plakkaat van 23 januari 1652 werd een juncta ingesteld met uitgebreide volmachten met als taak "le redressement ultérieur desdits Monts" (2). Onmiddellijk werd de rente teruggebracht tot 2 o/o, de gevraagde interest werd verhoogd tot 15 o/o, de lijfrenten werden maar voor de helft uitbetaald (3). Er waren echter nog andere moeilijkheden. Na de Frans-Spaanse oorlogen en de verdragen van de Pyreneeën (1659), van Aken (1668) en van Nijmegen (1678) werd Frans Vlaanderen afgestaan aan Frankrijk. Hierdoor gingen de gebouwen opgericht in Arras, Douai, Bergues, Rijsel, Valendennes en Cambrai verloren. Volgens sommige auteurs werd in 169 5 tijdens het bombardement van Brussel deB.v.B.zwaar beschadigd. Ch. de Broqueville schrijft echter : ''Les auteurs qui se penchèrent sur l'histoire des monts-depiété n' ont jamais pu savoir avec certitude, si le mont-de-piété de Bruxelles fut détruit ou simplement légèrement endommagé lors du bombardement de Bruxelles par les Français en 1695." (4) In 1705 verpandde de schatmeester van de hertog van Beieren een diamant en een halssnoer in parels voor 48 000 gulden en wat later een grote diamant voor 70 000 gulden. I~ 1738 werd het halssnoer verkocht voor 3000 gulden; de diamant was onverkoopbaar tegen · een redelijke prijs. In 1725 vluchtte de surintendent van Brugge met de kas van 31 632 gulden; de verkoop van zijn bezittingen bracht slechts 8 363 gulden op. Einde 1750 was het totaal bezit van de B.v.B. teruggelopen tot ongeveer een miljoen gulden : dit betekende ongeveer een vijfde van het oorspronkelijk kapitaal. De rente werd niet meer betaald sedert 1715. Onder het personeel heersten talrijke misbruiken : de ambten werden verkocht, de bedienden beoogden enkel eigen. voordeel. De schatters, verantwoordelijk voor het verlies bij verkoop, schatten te laag, waardoor verlies aan interest. Aanbrengers leenden voor eigen rekening; het overschot van de verkoop van de panden kwam in de handen van de aanbrengers, die de leenbriefjes bezaten : alzo een verlies voor de B.v.B., die recht had op de winst van de pandenverkoop, als de eigenaar onbekend was. Er waren ook misbruiken bij de verkoop van de panden : ze werden soms verkocht onder de prijs aan vrienden. In 17 52 vaardigde Karel van Lorreinen een aantal hervormingsmaatregelen uit. Er werd verboden aan het kapitaal te raken en dit onder geen enkel voorwendsel. Tevens werd het betalen van achterstel van rente enkel toegelaten na onderzoek van de bewijsstukken, waarop de erfgenamen steunden om achterstel te eisen. De interest werd bepaald op: voor panden onder de 300 gulden 15 o/o voor panden van 300 tot 1000 gulden 12 o/o voor panden van 1000 tot 3000 gulden 10 o/o voor panden boven de 3000 gulden 8 o/o 75
Hierbij zien we, dat de B.v.B. niet alleen ten dienste stond van behoeftigen. Er werd een strenge controle uitgeoefend op de aanbrengers. De jaarwedden van de bedienden werden verlaagd : met 10 o/o wedden boven de 800 gulden met 5 o/o wedden van 400 tot 800 gulden met 2,5 o/o wedden onder de 400 gulden Tevens werd het aantal personeelsleden verminderd. De bedienden moesten een waarborg storten : tot 400 gulden jaarwedde : een halve jaarwedde 3/4 van de jaarwedde van 400 tot 600 gulden jaarwedde : een jaarwedde van 600 tot 800 gulden jaarwedde : 1 1/2 jaarwedde. boven de 800 gulden jaarwedde : Bij ordonnantie van 17 58 werden nog andere hervormingen gedecreteerd. Het ambt van opperintendent-generaal werd afgeschaft. De aanbrengers konden bij overtreding van de reglementen bestraft worden met een boete van 100 gulden. Te Gent waren in 1788 twaalf aanbrengers : hun naam en woonplaats vinden we terug in de Aenwyzer van Gent. De vermindering van de wedden en het afschaffen van ambten betekende te Gent een besparing van 6389 gulden. Stilaan werd de fmanciële toestand van de B.v.B. beter. Te Gent bedroeg het gemiddeld aantal panden per jaar voor de periode 1760-1779 ongeveer 57 500 panden of 192 panden per werkdag. ·Naar hun belangrijkheid stond de B.v.B. te Gent op de tweede plaats met 12 o/o van het totaal aantal verrichtingen. Brussel bekleedde de eerste plaats met 22 o/o. Achter Gent kwam Antwerpen (11 o/o), Namen (10 o/o), Doornik (10 o/o), Brugge (9 o/o), Mechelen (7 o/o), Mons (6 o/o) en Ieperen (4 o/o ). In 1787 schafte Jozef U de juncta opgericht in 1652 af. Een nieuw reglement voorzag in een algemeen bureau van toezicht onder het onmiddellijk bestuur van de Koninklijke Raad en het Rekenhof. Al deze maatregelen hadden een gunstige invloed. Toch liep hier en daar soms nog iets mis. Zo bleek bij de dood van de surintendent van de B.v.B. van Gent in 1788 een tekort van 13 054 pond in de kas; de som werd terugbetaald door de erfgenamen. In de administratie te Gent kwamen enkele misbruiken aan het licht. De intendent had het privilegie bekomen de leenbriefJes te laten drukken : dit bracht hem 800 gulden winst op per jaar. Dit werd hem nu verboden, maar intendent Powis moest iets van de zaak gehoord hebben, want hij liet in 1791 nog vlug de leenbriefJes voor 1792 drukken. · We zijn op het einde van de Oostenrijkse periode. Met de komst van de Franse legers stonden deB.v.B.voor een reeks nieuwe moeilijkheden. De vertegenwoordigers van het volk bij het leger ruilden de zilveren munten van deB.v.B.voor papieren geld, dat onmiddellijk
76
zijn waarde verloor. Bij besluit van 27 thermidor jaar II (14.8.1794) konden de panden teruggetrokken worden mits betaling in assignaten. Met een volgend besluit van 22 nivose jaar lil (12.1.1795) moesten de panden van eerste noodzakelijkheid kosteloos en zonder interest teruggegeven worden aan de leners, indien de waarde van de pand niet hoger was dan twintig pond; panden tussen twintig en vijftig pond moesten teruggegeven worden voor twintig pond. De diamanten en juwelen moesten overgemaakt worden aan de betaalmeesters van het leger; de wapens en uniformen moesten ingeleverd worden in het militair magazijn. De reden van deze maatregel was het aanslaan van goederen van emigranten, die meenden in de B.v.B. een goede bergplaats te vinden. In 1820 werd het verlies tijdens de Franse overheersing berekend : dit totaal verlies voor de B.v.B. beliep 1 266 735 Nederlandse gulden. DeB.v.B.waren geruïneerd. Onmiddellijk ontstonden geheime B.v.B., waar aan woekerprijzen werd geleend. De overheid moest optreden : bij wet van 16 pluviose jaar XII (6.2.1804) werden de private leenbanken verboden of moesten een toelating van het gouvernement ontvangen. De B.v.B. moesten heringericht worden. Maar hoe het nodige kapitaal te vinden ? Een decreet van 6 april 1804 verplichtte de ontvanger van de burgerlijke godshuizen een waarborg te storten in de kas van deB.v.B.van hun stad. Stilaan heropenden deB.v.B.hun deuren. Mons en Doornik reeds in 1803, Brussel in 1810, Luik als laatste in 1815. Zo zijn we reeds in de periode van het Verenigd Koninkrijk. Door een K.B. van 1817 werd een inventaris van de B.v.B. opgesteld. In 1820 besloot men tot de likwidatie : het debet beliep 2 771 221 gulden, het krediet gebouwen inbegrepen 532 673 gulden. Aan de schuldeisers werd 19 o/o uitbetaald; de gebouwen werden verkocht. Wat gebeurde terwijl te Gent ? De intendent had de werking van de B.v.B. voortgezet voor eigen rekening na mei 1795, datum van het besluit waarbij de B.v.B. waren afgeschaft. De gratiskas van bisschop Triest werd door de Fransen geÍerbiedigd en begon zijn leningen opnieuw in 1819 met een inkas van 17 857 gulden. De B.v.B. te Gent werd bij K.B. heropend op 1 mei 1820. Het gebouw met de aanpalende eigendommen werd verkocht aan de Burgerlijke Godshuizen en aan het Bureau voor Weldadigheid van Gent voor 43 724 Ned. gulden of 97 432 F in 1819. In 1826 verscheen een K.B., waarbij een eenvormige regeling werd voorzien voor al de B.v.B. In dit K.B. wordt de noodzakelijkheid van het bestaan van de B.v.B. vastgesteld. Ze werden beschouwd als liefdadige instellingen en werden¡ bestuurd door een commissie, die kosteloos haar taak vervulde. De rekeningen behoorden jaarlijks aan het stadsbestuur te worden voorgelegd. Een nieuw reglement van de B.v.B. te Gent opgesteld door de gemeenteraad verscheen op 8 october 1828. Het kapitaal van deB.v.B.bedroeg
77
134 000 gulden (283 597 Belg. frank of heden- ongeveer dertig miljoen). De interesten waren voor panden van 0,50 gulden tot 300 gulden 15 o/o voor panden van 300 gulden tot 1000 gulden 12 o/o voor panden van 1000 gulden tot 3000 gulden 8 o/o voor panden boven de 3000 gulden 6 o/o De minimuminterest werd vastgesteld op een centime. Bij gebrek aan aflossing werd de pand verkocht na veertien maand. Het kooprecht bedroeg 5 o/o ten voordele van de deurwaarder. Op zondag waren de kantoren gesloten. De jaarlijkse Winst werd verdeeld tussen het Bureau der Burgerlijke Godshuizen en het Weldadigheidsbureau. Voor de periode 1822-1830 bedroeg het gemiddeld aantal panden per jaar te Gent 120 000 panden : dit is ongeveer 400 panden per werkdag ofongeveer 160 panden per honderd inwoners en per jaar. M. STEELS NOTEN
(1) (2) (3) (4)
Plakaatboek voor Vlaanderen, deel lil. Plakaatboek voor Vlaanderen, deel lil. Plakaatboek v~or Vlaanderen, deel lil. Comte Charles de Broqueville: Le mont-de-piété de Bruxelles. (1618-1795) Aperçu historique. (Cahiers Bruxellois, tome XIII, 1968)
HET PRAALGRAF VAN BISSCHOP TRIEST
Het praalgraf van Bisschop Triest is een van de prachtigste werken van de Belgische beeldhouwkunst. Het is het meesterwerk van Jeroom du Quesnoy, broeder van de grote Frans du Quesnoy. Het is trouwens aan Frans du Quesnoy, dat bisschop Triest vroeg zijn grafmonument te maken. Bisschop Triest, zo bekend om zijn mildheid en zijn liefdadigheid, was in betrekking met de grootste kunstenaars van zijn tijd. Hij wilde zijn grafmonument laten maken en zond zijn portret naar Rome, waar Frans du Quesnoy verbleef. Deze zou het hoofd en de twee kinderfiguren hebben ontworpen in 1642, jaar waarin Frans du Quesnoy overleed. Het werk werd nu toevertrouwd aan Jeroom. Het is waarschijnlijk, dat de conceptie van het geheel moet toegeschreven worden aan Frans du Quesnoy en ik ben geneigd te geloven, dat het hoofd van zijn hand is. De prachtige uitvoering en de krachtige gelaatstrekken getuigen van een groot kunstenaar. Het geheel is zeer harmonisch. De bisschop is halfliggend voorgesteld, zijn rechterarm steunt op twee kussens. Op de voorzijde van de sarkofaag bevindt zich een groot_ bas-reliëf in wit marmer : twee engeltjes houden een 78
schild met het volgende opschrift : Antonius VII. eps Gand desideravit quod mortale habuit hic deponi sacerdos, du ah ara descendis, te obtestatur, ut quod defuncto debes; exsolvas hoc aqua sacra asperge, et immortali, aeternam pace apprecare, et vale. Antonius, zevende bisschop van Gent, verlangde dat, wat hij sterfelijk had, hier werd neergelegd. Priester, terwijl gij van het altaar neerdaalt, u verzoekt hij met aandrang dat gij, wat gij .de overledene schuldig zijt, zoudt inlossen : besprenkel dit met gewijd water, en voor het onsterfelijke, bid om de eeuwige rust en vaarwel. Aan de zijkanten van de sarkofaag. bevinden· zich twee kleine putti, · waarvan het een clepsydet (wateruurwerk) houdt en het andere putto een omgekeerde toorts : symbolen van de vluchtige tijd en van het leven, dat Uitdooft. Achter het pr~af verheft zich een rijke afsluiting in zwart en wit marmer-. In de nissen staan de prachtige beelden van Q.L.Vrouw en van ChriStus met het kruis. Op de voetstukken staat het opschrift "Recordare fili, misericordiae tuae" (Gedenk, Zoon, uw barmhartigheid). Het dekstuk is .versierd met het wapenschild. van . bisschop Triest; Het geheel is. begrensd door twee gedraaide kolommen in wit marmer.. ·· Het meesterwerk vertoont de invloed van de school van Rubens, met wie de beide broeders in beirekking waren, alsook van de Italiaanse school. Jeroom studeerde inJtalië net als zijn broer Frans, die ifi Livorno stierf. De Italiaanse invloed is duidelijk merkbaar aan het beeld van O.L.Vrouw en aan hèt beeld van Christus : dit beeld is zeker geïnspireerd door de Christus van Michelangelo in de Santa Maria Suprà Minerva te Rome. Het droevig einde van Jeroom du Quesnoy is gekend : beschuldigd van sodomie werd hij gewurgd en verbrand op de Koornmark,t te Gent op 29 septeJl1ber 1654. Volgens een overlevering zou de kunstenaar bij zijn àanhouding in wanhc;>op de hand van het beeld van Q.L.Vrouw gebroken hebben. Wel is zeker, dat Karel van Poucke belast werd een nieuwe hand te maken in 1781; de rekening van de stichting Triest bewijst dit. Dezelfde. rekening vermeldt ook de ijzeren afsluiting gemaakt do9r de slotenmaker Jan Arens in 1741. · 15 juni 1891.
L. V Al'l
BIES~ROECK.
79
Praalgraf van Bisschop Triest. (copyright A.C.L. .Brussel)
80
Nota : 1. De tekst is vrij vertaald naar het opstel "Mausolée de l'évêque Triest" in "Inventaire archéologique de Gand". 2. Andere bronnen : Kervyn de Volkaersbeke : Les églises de Gand. Edm. Marchal : La sculpture et Ies chefs-d'oeuvre de l'orfèvrerie beige. Pr. Claeys : Pages d'histoire locale. E. Dhanens : Sint-Baafskathedraal Gent (blz. 120).
ONDER DE BRUGGE ZAT ER EEN MUGGE
Onze stad is niet alleen de stad der torens en der bloemen. Ze is - of . . liever was - ook de stad der gaten. Daar waren vooreerst de droge gaten, zoals het Roedegat, het Wisselgat, het Scheyergat. En natte gaten of watergaten, zoils de Windgaten (later Vijfwindgaten), het Paddegat, het Rendelgat. Daarenboven waren er ook gaten, die geschiedenis gemaakt hebben, zoals de overbekende Braemgaten en het bijna beroemde Cuupgat. Verder beruchte gaten zoals het Inghelantgat. En verdachte gaten zoals het Koutergat. Tenslotte waren er ook nog gaten aan wier bestaan slechts een banale straatnaam nog herinnert : de Pargaten, die zeals u weet Bagattenstraat geworden zijn. Voor vrijwel iedereen zijn al. die gaten min of meer bekende zaken. Waarmee sommigen wellicht minder vertrouwd zullen zijn, zijn de gaten onder het Vleeshuis, die oorspronkelijk watergaten of kanalen waren, maar die op een bepaald ogenblik op een weinig glansrijke manier droge gaten geworden zijn. Het lijdt geen twijfel dat van al de Gentse markten de Vismarkt verweg de oudste is. We mogen aannemen dat ze reeds omtrent het midden van de 1 Ode eeuw het toneel was van een vrijwel belangrijke handelsbedrijvigheid. Was ze niet gelegen aan de voet van het Castrum door 's Gravenbrugghe met deze grafelijke versterking verbonden- op een eersterangskruispunt van waaruit oudere en jongere wegen (Hoogpoort, Korte- en Lange Munt} weldra zouden vertrekken naar Zandberg, Koorn- en Vrijdagsmarkt ? Het moge waar zijn dat die aloude Vismarkt in hoofdzaak riviervis te koop aanbood : paling, karper, brasem, enz., en misschien in nog grotere hoeveelheden gezouten, gedroogde en gerookte zeevissoorten, ook verse, in sommige gevallen levende zeevis werd er verhandeld. Vernemen we in dit verband niet door de toltarieven die Graaf Boudewijn IX van Constantinopel d.d~ 15 juli 1199 voor Gent uitgevaardigd, dat "boten naar die stad aanvoerden : mosselen, zalm, zeebaars, voorn
81
en andere witvissen" ? (1) Alhoewel het document in kwestie op generlei wijze een toespeling maakt op de plaats waarnaar die zeevis gevoerd werd, kan er geen de minste twijfel over bestaan, dat die plaats de Vismarkt geweest is. Ware het niet dat we weten dat onze Vismarkt steeds dezelfde plaats bezet heeft, Boudewijns tarieven zouden ons zeker op de goede weg helpen, want een van de 7 in het document opgenoemde tollen wordt uitdrukkelijk aangeduid als Tol van Wasselin of Wasselein. En die Tol was zoals genoeg geweten is, gelegen tussen de Gras- en de Vleeshuisbrug, voorheen Vee- en 's Gravengruggen. U hoeft slechts te denken aan de "Stoc ter VISCHMERCf" waarvan de uitbater of eigenaar dezelfde Wasselin was, de Stoc geplaatst zijnde op het Tolgebied, het is te zeggen aan de Vischmerct. (Tussen haakjes gezegd zal het 1787 moeten worden aleer de laatste leenman of eigenaar van de heerlijkheid Wasselin, de genaamde Philippe Bossier, heer van Marquette, die heerlijkheid, incluis de "Stoc ter Vischmerct", aan de stad zal verkopen voor 100 ponden groot.) Een kleine eeuw moet voorbijgaan alvorens we enig nieuws over onze Vismarkt mogen vernemen. In de stadsrekeningen van 1280 .(14 nov.) wordt namelijk vermeld hoeveel een groep viskopers als pacht aan de stad te betalen hebben : "Item van Jan Corbiels ende van sinen .ghesellen ontfmghen wi vander pachte vander VISCHMARCf 90 ponden in grooten torn. ende 27 ponden Vlamssce." Voorwaar geen peulschilletjes ! Op te merken valt dat dezelfde dag ook de "pachte vanden Vleschuse" geĂŻnd wordt. Vismarkt en Vleeshuis : voortaan zullen we die twee steeds in elkaars gezelschap tegenkomen. Zo bijvoorbeeld in 1316 wanneer ze in een adem in een en dezelfde post genoemd worden. Een paar jaren later krijgen we een nog welsprekender bewijs wat niet zozeer de ligging van de markt doch wat de ligging van het Vleeshuis betreft : "Boid den kelchiedemakere (kasseilegger = stratenmaker) van 269 roeden wercs die hi heft gewrocht binnen desen jare (6 aug. 1324) ande Vismarct BESIDEN DEN VLEESCHUSE ende daer men derweten vercoopt." (Waar erwten verkocht worden, worden wellicht ook andere groentesoorten aan de man gebracht ! Groente of de Vismarkt, klinkt die roep niet als een voorbode van wat zovee eeuwen later gebeuren zal : een Vismarkt die een Groenselmarkt alias Groentemarkt wordt ? ) Van dat Vleeshuus weten we dat het was een "leelick hauthuus dat groote scade was." Ik zou het een beetje willen geloven dat het houten, van ouderdom lelijk gebouw voor de stad een schadelijke geschiedenis was. Er ging met name geen jaar voorbij zonder dat er aan het ding diende gewerkt te worden : "Somme vanden wercke ande vleschuse vander stede." (1336) "Somme~.an eene camere onder tgroete vleeschuus, 213 p. 3s. 82
2d." (1339). Weeral eens ·een aanzienlijk bedrag! Hetzelfde liedje horen we zingen in 1340, 1342, 1345, 1354, 1355, 1363, 1364, enz. enz. te veel om op te noemen. Zelfs op het ogenblik waarop reeds besloten was het "leelick hauthuus" door een mooi stenen te vervangen (1406-1407) zag de stad zich genoodzaakt het gebouw van een nieuwe dakbedekking te voorzien : "Item de cost vanden deckene met stroe int vleeschuus." Ga nu a.u.b. niet denken dat onze geplandehallehet eerste stenen gebouw zou zijn dat aan de markt zou oprijzen. Daar stond inderdaad sedert heellang minstens één steen, waarvan jammer genoeg niet gezegd wordt wáár het zich bevond. Alleszins niet aan de zuid- of de westkant van het plein : "van 40 tinen (grote emmers) daer men water mede drouch sdicendages nachts ten ingane van Marthe (aanvang maart) daert barn (brandde) inden grooten steen ande VISCHMARCT." (1332) Evenals het Vleeshuis was ook dit huis onderkelderd, want de bewoner ervan (viscoper De Moor) verhuurde hem aan de stad : "van huren van eenen kelre ande Vismarct dar men dallaem (het alaam de "cramen ende taflen" die door de viskopers gebruikt werden en die na iedere marktdag gedemonteerd en geborgen werden) vander Vismarctinne plegette settene." (21 sept. 1321) In verband met die gehuurde kelder veroorloven we ons een paar vragen te stellen : Waarom gebruikt de stad haar eigen kelder (onder het vleeshuis) niet voor het bergen van het alaam ? Bezigden de vleeshouwers hem misschien ? Of bevond hij zich soms in een te erbarmelijke staat ? Of diende- hij voor dingen die met de marktbedrijvigheden weinig of niets te zien hadden ? Blijkbaar wel volgens de inhoud van volgende melding: "Van een cameren te rumene onder tVleeschuus daer men moertre (mortel) inne maeckt." (10 aug. 1322) Aangezien uitdrukkelijk gesproken wordt van rnaeet en niet van maecte mogen we met recht veronderstellen dat de "camere" (of een van de cameren) niet occasioneel of ten uitzonderlijken titel als werkplaats (voor de kelchiedemakers) gebruikt werd, maar eerder bestendig, jaar in jaar uit, voor niets anders gebezigd werd. Behalve de- enkele details die we terloops over het Vleeshuis verteld hebben, is ons maar weinig over zijn geschiedenis bekend. Wanneer werd het opgetrokken ? Vraagteken. Het Memorieboek der Stad Ghent, uitgegeven door de Maetschappy der Vlaemsche Bibliophilen, Gent, 1852, deelt ons mee dat "Item in dit jaer (1408) was te 'tVleeshuus begonnen te fonderen ende hadde langhen tijt daer te vooren gheweest een leelick hauthuus dat groote scade was." We weten niet wat de auteur van_ bovengenoemd bericht met de uitdrukking langhen tijt bedoelt. Dat die tijd veel meer dan 30 of 40 jaar zal bedragen hebhen staat als een paal boven water niettegenstaande de bewering van meer dan een schrijver volgens dewelke men de hou83
ten barak ofwel in 1366 ofwel in 1377 zou ineengetimmerd hebben. Zoals we reeds meedeelden stond ze al aan de markt op 6 aug. 1324. In werkelijkheid was ze zeker nog een eeuw ouder, in ieder geval een hele poos ouder dan de kanalisatie van het stuk Oude Leie, dat als nieuwe naam Lieve gegeven werd. Stadsarchitect Meester Gillis de Sutter; die met de bouw van de halle belast werd, zag zich voor een moeilijke opdracht geplaatst. Niet over het feit dat het stenen vleeshuis nog eens zo groot als het houten moest worden - het zou namelijk reiken vanaf de "spychere" tot aan 's Gravenbrugghe - diende de mali zich geen kopzorgen te maken, doch zoveel te meer over het onvermijdelijk gevolg van die uitbreiding : het van de kaart wegvegen van de ruimte gelegen tussen Leie en markt, ruimte die voor de viskopers zo broodnodig was als de tafels waarop zij hun vis tentoonstelden. Gelukkig voor De Sutter kon hij ten volle rekenen op de medewerking niet alleen van de twee neringen - van de Vleeshouwers en van de Viskopers - maar eveneens van de leden van die verenigingen. Deze kwamen zich inderdaad niet aanmelden als concurrenten- vlees contra vis- maar als eenzelfde doel nastrevende lotgenoten. Waren de enen zo goed als de anderen niet pauwhovaardig op de eretitel van Prinsenkinderen ( 2) die zij niet zolang voordien van de Graaf gekregen hadden ? Trouwens, hoevelen hunner waren niet alleen nauwe verwanten van elkaar, maar daarenboven ook naamgenoten! Het nochtans niet zo eenvoudig probleem van de veiligstelling van der heren viskopers "toegang naar de Leie" zal meester Gillis, voorzeker dank zij de uitnemende verstandhouding van de twee neringen, op een volmaakte wijze weten op te lossen. ·Was het die" camere onder tVleeshuus" die hem op het idee bracht die toegang onderaards te veiwezenlijken ? Of waren het de Lieveschippers - mensen die uiteraard met de Brugse toestanden vertrouwd hoorden te zijn- die hem als na te volgen voorbeeld de Waterhalle (3) kwamen prijzen ? Dat reuzenbouwwerk dat een van Brugge's zeven wonderen heette te zijn. Wat er ook van zij, we stellen vast dat hij de toegang in kwestie inderdaad onderaards zal maken, het is te zeggen onder de vleeshalle. Hoe zijn werkschema er tenslotte ging uitzien ? Er werd bepaald dat het gebouw uit 16 traveeën (vakken) zou bestaan (1 meer dan het Brugs model) en in 4 ongelijke bouwtijden van 4 traveeën opgetrokken : 1 - Eerste blok van 4 traveeën (kant 's Gravenbrugghe) a) uitgraven en overwelven van 4 gelijke kanaaltjes b) metselen van 4 afzonderlijke watertrappen kant markt c) verbinden van de kanaaltjes met de Leie 2- Tweede blok van 4 traveeën (palend aan lste blok) leggen van de grondvesten
84
3 - Eerste en tweede blokken van 4 traveeÍn a) optrekken van het halve gebouw met inbegrip van de voorgevel met hoofdingangen b) verhuizen van de stallen en het ander meubilair van het houten naar het stenen Vleeshuis 4 - Derde en vierde blokken van 4 traveeÍn a) afbreken van het houten gebouw incluis het kapelletje aan de H. Antonius gewijd (4) b) voltooien van de nieuwe halle. Welke waren de vaartuigjes die het verkeer tussen de kust en de Vismarkt (en ook andere plaatsen in de stad) verzekerden ? Grote boten kwamen voor dit doel zeker niet in aanmerking, dus kon er geen sprake van zijn dat pleiten (zg. Schelde- of Leieschepen) de "gaten van het Vleeschuus" te zien binnenvaren. Integendeel waren het uitsluitend Durme- of Lieveschepen (de zg. sneyen, seyen, seykijns of soykijns) die voor dat verkeer gebruikt werden : platte schuiten, niet meer dan 2,50 m breed en nauwelijks 0,90 m hoog. Dingen die normaal werden voortgetrokken door mensen (iri. neringentaal knapen genoemd); alleen bij gunstig windweer werden ze voortgeholpen door middel van een aailgebracht zeil. ( 5) Het spreekt vanzelf dat de vracht van die bootjes niet geheel, zelfs niet grotendeels uit vis bestond. Onze Lieve-schippers voerden inderdaad meer koren, wijl_!, turf, enz. aan dan zeeprodukten. ¡ Het is wel jammer dat van dat binnenvaartverkeer geen afbeeldingen en geen gezichten op het Vleeschuus met zijn gaten-in-gebruik tot ons gekomen zijn. Had dat huus zowel aan de Seine gelegen ! ! ! Op het panoramaplan van 1534 heeft de schilder weliswaar niet vergeten de gaten af te beelden, doch hij moest ze uiteraard zo petieterig voorstellen dat we aan die voorstelling maar luttel plezier beleven, in de eerste plaats omdat van een trap volstrekt niets te merken valt .. Een trap zien we wel op een tekening die gevoegd werd bij "Processen van de Stad Gend tegen Sint Pieters no 22, jaer 1691, 12 Juli." Op een mooi rijtje plaatst de tekenaar de "peynshuysekens, het Poulliershuys, den trap, het pelloryn, het Galgenhuys." Op een "Caerte f:tgurative" van 1784 spreekt men van "den trap leedende onder het vleshuys." Tussen de trap en het Galgenhuys is een gelijkzijdig driehoekje getekend waarvan elk hoekpunt vervangen is door een klein cirkeltje : de voorstelling van de galg. Een andere "Caerte figurative" van april 1785 verschilt maar weinig van die van het voorgaande jaar : de trap werd niet vergeten. Ook op het bekende schilderij van De Noter (Vismarkt met rijen kramen, Galgenhuisje enz.) is de trap te herkennen. Waard te noteren is dat de gaten of kanalen niet alleen dienden als waterwegen : bij gelegenheid werden ze gewoonweg gebruikt als boothuizen, het is te zeggen als loodsen of garages voor plezierschepen. 85
Onder andere gebeurde dit in 1460 toen Hertog Filips de Goede, op doorreis, te Gent overnachtte en de boot waarmee hij zich van stad tot stad verplaatste de tijd van zijn oponthoud in een van de 4 gaten liet schuilen. Wat die would-be garages betreft hebben we de indruk dat het met die dingen niet steeds rozengeur en maneschijn (letterlijk nog meer dan ftguurlijk) geweest is. Ik bedoel dat onze viskopers hun zo nuttige overwelfde kanaaitjes voor minder propere doeleinden gebruikt hebben, .b.v. voor het expediĂŤren van visbeulinge~ en ander onappetijtlijk goedJe. U moet eens lezen wat de Stadsrekenmgen van 1473-74 (precies 500 jaar geleden) in verband met het onderhoud van: die watertjes boekstaaft :"Item vanden vuullicheden wech te doene ende voerne (wegvoeren) die onder tvleeschhuus lach ende onder de verwelven vanden selven huus." (Wordt hier gezinspeeld op de kelder, gelegen naast het 4de gat, kelder die naar ik meen nog bestaat maar ongetwijfeld niet meer gebruikt wordt ? ) Aan het pretje van het opkuisen van de gaten schijnt maar geen einde te willen komen. Blijkt het dat de Stad tot nog toe- alleszins tot 1473-1474- de onkosten van dat opkuisen voor haar rekening nam, weldra zou zij ervoor zorgen dat de Vleeshouwers in het vervolg bij het betalen van de onkosten betrokken werden :"Item om de gaten te doen ruummene onder . tvleeschhuus daer af betaelt voor onser lieden porsie ende andeel." (6) Wie de andere "porsies" of "andeelen" van de rekeningen betaalden, wordt niet vermeld; waarschijnlijk zullen dat de Vischcopers geweest zijn en misschien de Stad. En inmiddels maar vuullicheden in het water gooien en ze daarna verwijderen! In 1507-1508 laat de Overheid aanvoelen dat het menens wordt met het geval, want alsdan is er sprake van "den rumene, zuveren ende schoonmaken van den vier gaten staende onder tVleeschhuus." Geen nood evenwel. In de loop van de jaren die vo~n blijven Stad en Neringen duchtig omgaan met rieken, schoppen, Iepels en kruiwagens. In 1559-1560 "betaelt" de Stad aan "Pieter de Cuzere- die heeft zijn naam blijkbaar niet gestolen- thulpen den rumene vanden gaten onder t Vleeschhuus in de riviere... " Een klaar bewijs dat er nog boten naar de Vismarkt komen : "de vier gaten onder tV. ende Peloryn daer men twater duere haelt, visch ende zaken lossende." (15621563) In de loop van hetzelfde jaar haalden de Vischcopers, in broederlijke samenwerking met de schippers, een stunt uit, waarover door de mensen zeer lang zal zijn nagekaart. Twee heel verschillende pennen hebben 't relaas van die stunt gewetensvol aan het papier toevertrouwd : die gesneden door Marcus van Vaernewyck en die gescherpt door de auteur van het Memorieboek. De eerste schrijft in zijn "Den Spieghel der Nederlandseher Audtheyt 86
OUD
VLEE5HVl3
DE YJER KANALEN .
~ \
... .f
• t ·::
' m ··w-
~~~-
_:
-'!,'
;
'
-
A:sTRAATNIVEAU
C: z. I c H T 8 A
B:wArE.C\.PEIL. A R
G. E 'w' e.c.. F
Schets van opbouw van eerste blok van 4 traveeën of vakken
87
(Ghendt 1568), die in 1574 in dezelfde stad herdrukt zal worden als "De historie van Belgis" wat volgt : "Noch een onghesiene vremtheyt gebeurde te Ghent anno XV hondert LXIII int schependom d'Her ioncheer Claeys Triest Heere van Hauweghem te weten dat up det;~ XVII in Maerte vrydach synde quam te Ghendt wt (uit) der zee eenen boot was ghebrocht met XVII ghesellen die hem droeghen met de levende Platen tot in de Myne up de Vischmerct dat noyt te voren ghesien en hadde gheweest." Met minder omhaal bericht het Memorieboek : "Op den XVIIen Lauwe (januari) vryndach quam te Ghent eenen boot uter zee met lavende platen tot an de Vischmaert ende was de boot metten selven platen met XVI of XVIII ghesellen ghebrocht in de myne." Zelfs in de veronderstelling dat Marcus alleen zou gestaan hebben met zijn nieuwstijding, zouden we niet geaarzeld hebben hem op zijn woord te geloven. Ondanks zijn niet onbesproken reputatie. Weliswaar vermelden noch hij noch zijn confrater welke weg de "boot metten platen" gevolgd heeft om de markt te bereiken : vanzelfsprekend de gewone, namelijk een van de gaten. Men kan zich afvragen waarom we geloof hechten aan die inderdaad buitenissige demonstratie. Gewoonweg omdat we de bedoeling van de demonstratie menen begrepen te hebben. Zoals u weet werd de Sasse Vaart (Nieuwe Vaart) waaraan vanaf 1547 gewerkt werd, pas in 1563 voltooid. Het was op 3 april van dat jaar dat overgegaan werd tot het doorsteken van het stuk Landdijk, dat tot dan toe de Zoutespey van de Zoetespey gescheiden hield. De zeesluis (Zoutespey) kon in gebruik genomen worden en de toegang tot de Westersehelde tot stand gebracht. Reeds 's anderen daags doorvoer een zeeschip het spiksplentemieuw kanaal om voor het Kuipgat te komen meren "bryngende met hem int voornoemde schip 96 versche salmen". (Memorieboek) Mogen we niet aannemen dat het precies deze uitzonderlijke gebeurtenis geweest is die er onze viskopers en schippers toe aangezet heeft om een wandelingetje te maken met een geladen boot ? Om afscheid te nemen van de oude Lieve of om de Nieuwe Vaart in te huldigen ? Wie zal het zeggen ? Wilden zij niet bewijzen dat, als verse salmen konden aangebracht worden via de Nieuwe Vaart, levende platen naar de stad kwamen via de Lieve ? Zowel Vaernewyck als het Memorieboek zijn het roerend eens wat aangaat : de vracht; het aantal "ghesellen" 17 of het gemiddelde van 16 en 18; de datum vrijdag de 17de. Waarin de auteurs elkander tegenspreken is de naam van de maand waarin het experiment plaats greep : januari of maart. Tijdstip waarop de Vaart nog niet geopend is. Het kan dus niet anders of de fameuze wandeling met de platen moet na de 4de april gebeurd zijn. Nu blijkt het dat beide kroniekschrijvers bij het bepalen van de maand de bal lelijk mis slaan, want noch in januari noch in maart kan de 17de op 88
een vrijdag vallen. Inderdaad is er in het jaar 1563 slechts één maand waar de 17 de op een vrijdag valt en dat is de maand september, laten we zeggen een klein half jaar na de openstelling van de Sasse Vaart. Basta. Laten we liever naar onze gatenkuisers terugkeren, want over die kerels zijn we bijlange nog niet uitgepraat. Lieve of geen Lieve, Sassevaart of geen Sassevaart, de. gaten schijnt men nog niet in de steek te willen laten, zelfs al herhaalt men de stunt met de boot niet en al laat men de gaten feestelijk ontaarden in exemplaire vuilnisbelten : " ... dat deselve gaten gheheel versluust ligghen so datter gheene sceepkens nijet meer gheladen met mosselen dan anderssins inne ghearriveren en commen zo oe de aerbeyders ende dienaers ... ende duer tversluysen van de vornomde gaten de vornomde mosselscepen huerlieden mosselen lossen anden watersteegher beneden de brugghe." In dezer voege wordt ons een eerder triestige toestand beschreven op 6 juli 1569. Gelijktijdig gebieden de schepenen de viskopers de gaten binnen de 14 dagen te doen ruimen. Doch daarmee is de kous weeral eens niet af en de miserie niet uit de wereld gebannen, want kort daarop wordt zelfs de Kerk bij de werkzaamheden betrokken : "Ontfaen van den pachters van den zeevisch ende harinc conforme den keercroupe thulpen den r~ene ... " (10 mei 1571) In 1615 zullen we ander nieuws over onze gaten vernemen; doch intussen iets anders. Het is hier de plaats niet om uit te wijden over de Penshuizekeus en die vele andere (belangwekkende) dingen die zo nauw verbonden zijn met de handel en wandel van het Vlees- . huis. Een enkele uitzondering moeten we maken wat het zg. Galgenhuizeken betreft. Op de plaats van dit bijna nietig gebouwtje stond reeds in de 15de eeuw een gesloten kraam; jawel, op de grond van de leenman van "den Stoc ter Vischmerct". In 1511 besloot de toenmalige huurder van de barak -.omdat hij goede zaken maakte - een tweede kraam naast het eerste op te timmeren;_ditmaal op stadsgrond, dus naar de brug toe. · Waarschijnlijk even na Nieuwjaar 1615 vond Olivier de Wilde, een andere huurder, dat het hoog tijd werd zijn houten doening door een stenen exemplaar te vervangen. Zo gezegd, zo gedaan. Terwijl ik toch aan het verbouwen ben, dacht de man, waarom zou ik er niet voor zorgen aan mijn zaak een gerieflijke kelder toe te voegen ? Die zal mij beslist te pas komen. Aldus gebeurde het dat gat nr. 1 in een ruime bierkelder herschapen werd, een verwezenlijking die niet alleen door de kroegbaas maar eveneens door de stamgasten van de herberg zal zijn naar waarde geschat. Kon het anders of "Int Peloryn" moest er wel bij varen! (7) Wie aan de gaten-gedaanteverwisseling mocht twijfelen, neme kennis van dit onverdacht getuigenis : "Item betaalt ... dat hy den 26' September 1615 metter minne anneghenomen heeft het ruymen ende uytdel89
ven va11> alle de eerde en vuylicheyt ligghende inde 3 GATEN..." Aan het uytdelven scheen maar geen einde te kunnen komen, dus ook niet aan de uitbetaling van de gemaakte onkosten : "betaelt voor truymen van de canalen onder het beenhuys by ordonnantie van den 30 january 1635." En iets later : "het ruymen ende weeren (verwijderen) vande aerde inde cannalen ende achter het Beenhuys." (zomer 1657) Wordt in deze aanhalingen van geen aantal "cannalen" gesproken, op het einde van de eeuw wordt er wel gepreciseerd : "Het verdiepen ende vleetten (vegen) van de aerde dewelke es ligghende onder de 3 BOGGHEN van het Vleeschhuys." Reeds sedert lang hadden zowel het Stadsbestuur als de viskopersgilde de wenselijkheid ingezien de aloude Vischmerct-in-open-lucht door een overdekte halle te vervangen, iets in de zin van het "huys" waarin de broeders vleeshouwers hun bedrijf uitoefenden. Dus kocht de Stad in 1688 van het Kapittel van Sint-Veerle een eigendom gelegen tegenover het Gravensteen en een perceel grond gelegen naast de Lieve en palend aan het eigendom. Het perceel grond was sedert mensenheugenis bekend als "terra vacua". Een klein leger grondwerkers, steenhouwers, timmerlieden en metselaars staken de handen uit de mouwen om de Grafelijke Stede met . een eerste en enige markt te begiftigen. De monumentale ingangspoort in rococostijl kwam reeds gereed in 1689. De ruwbouw van de halle in de winter van 't jaar '90. Aan de voltooiing van het gebouw diende nog iets meer dan een half jaar besteed te worden, zodat de viskopers moesten wachten tot de zomer van '91 om hun mijn en hun stallen van het plein naar de zaal te zien ¡overbrengen. De aldus vrijgekomen ruimte op de Vismarkt zou niet eeuwig onbevolkt en onbenut blijven, want stante pede kwamen golven fruiteniers en fruiteniersters en - natuurlijk - "groenselwijven" de verlaten plaatsen innemen. Met geen mindere vlijt zullen poeliers en pensverkopers de even te voren opnieuw gebouwde Penshuizekens komen bezetten, de oude in 1635 afgebroken zijnde. Wat de verdere lotgevallen van onze gaten betreft- want het is over die dingen dat we het nog een poos willen hebben - kunnen we kort zijn. Ongetwijfeld konden de nieuwgekomenen, vooral de groentevrouwen, het gaten-water goed gebruiken voor het wassen van wel eens al te vuile groentesoorten. Vergeet niet dat ze de "vriendelijke passage" van Napoleon hebben moeten afwachten om (in 1812) aan pompwater te geraken. Toch durf ik er geen eed op doen dat de "dames" groenteverkoopsters zindelijkere marktkraamsters waren dan de "heren" viskopers. Wat er ook van zijn, nog voor het einde van de eeuw had de uitbater van het Galgenhuizeken de hand weten te leggen op gat nr. 2, van90
zelfsprekend om een bierkelder rijker te worden. Op welk ogenblik de {twee) overblijvende kanalen zogenaamd opgevuld werden om er bergruimten van te maken, kunnen we niet zeggen. Op hetzelfde tijdstip (1787) dat de galg weggebroken werd, werd ook aan de naar de kelders leidende trappen gewerkt. Waaruit dat werk precies bestaan heeft valt alleszins uit deze post niet uit te maken : "Betaelt over het diepen van den steegher (trap) vande vaute onder het Vh." Laat ons alvast noteren dat er geen sprake meer is van gaten of kanalen maar van een vaute. Waarom geen vauten ? En aangezien men van de andere kant spreekt van den steegher en niet van de steeghers, mogen we met recht en reden veronderstellen dat de oude trappen plaats gemaakt hebben voor een nieuwe :de nieuwe die tegelijkertijd toegang verleent tot de 2 kelders. Met andere woorden dat men een toestand. geschapen heeft gelijk aan die welke wij vandaag de dag kennen. Op een 19de-eeuws grondplan van het Vleeshuis dat in het Stadsarchief berust en afgebeeld is in "Het Mandelboekje - Le Carnet du dizeau", sept. 1971, blz. 29, is die enige trap aangeduid. Niet al te duidelijk evenwel want niets laat vermoeden dat beneden de trap¡ twee kleine gangetjes respectievelijk naar de bergplaatsen voeren. Met zekerheid kunnen we getuigen dat genoemde kelders tot voor enkele jaren door fruiteniers gehuurd werden om er hun koopwaar van de ene marktdag tot de andere in meer of min gunstige omstandigheden te bewaren. Als aan die verhuring een ehide gekomen is, is dat naar het schijnt gebeurd door de schuld van het water dat zich van de bergplaatsen¡ heeft meester gemaakt. Anders gezegd een destijds ontstolen terrein heroverd. Doch laten we onze blikken bij voorkeur naar die andere gewezen kanalen werpen. Een van hen is zonder enige onderbreking bierkelder gebleven. Dat weten we. De andere h_eeft gedurende vele jaren het voorrecht genoten als onderaardse gelagkamer - ik geef grif toe als heel pittoreske, heel romantische, heel typische Saint-Germainse "cave'' door feestvierende gezelschappen of pleziermakende studentenclubs gebruikt te worden. Tot op de onzalige dag dat de gewelfde ruimte op bevel van hogerhand voor elk verder bezoek verboden werd. Motivering : een onbestaande ventilatie. Gevolg : omtovering van het vergaderzaaltje in een grote rommelkast onder een klein Galgenhuizeken. Dit gezegd zijnde zou achter mijn verhaal gerust een punt kunnen gezet worden. Dit zal echter niet gebeuren omdat ik de lezer het genoegen niet wil ontzeggen kennis te maken met een merkwaardig bericht -of dien ik te spreken van een bedenkelijk gerucht ? In aanmerking genomen dat bedoeld bericht = gerucht herkomstig is van een auteur (8) die niet altijd even kritisch te werk gaat, geef ik het voor wat het waard is. ¡ 91
In een tamelijk uitvoerig artikel getiteld "L'ancien Marché au Poisson" schrijft Emile Varenbergh wat volgt : "Quant à la pompe monumentale, elle fut faite en 1812... Nous croyons pouvoir rappeler ici un détail qui nous a été raconté par un témoin occulaire du fait. Lorsqu'on creusa Ie puits destiné à alimenter cette pompe, on mit à découvert un vieux pan de mur dans lequel était scellé un anneau; à eet anneau était attachée une chaîne de fer à laquelle tenaient les restes d'une proue de barque. Cela tendrait à prouver qu'il y eut là jadis à une époque qu'il est impossible à déterminer un cours d'eau ou un canal navigable communiquant avec la rivière." Mogen we een ogenblik blijven stilstaan bij de~e ontegenzeglijke "information insolite" ? Wat kan er ons toe aansporen Varenberghs bericht zomaar braafjes naast ons te leggen ? Ten eerste is er niets of niemand die het komen bevestigen. Geen Stadsrekeningen; geen gildeboeken, gee~ kroniekschrijvers. Ten tweede vragen we ons af waarom Varenbergh zich vergenoegd heeft gewoonweg op te tekenen wat zijn "témoin" hem toevertrouwde zonder ook maar een andere "témoin" trachten op te sporen ? Waarom niets meegedeeld over zijn zegsmanen-dit ware van belang geweest - over het tijdstip waarop de informatie aangebracht werd ? _In geval deze gegeven werd in 1873 of even voordien, welke was de leeftijd van de aanbrenger ? Aangenomen dat deze in 1812 omtrent de 18 jaar oud was geweest, dan ware hij in 1873 iemand van 79 tot 80 jaar. De vraag die zich opdringt : Kan een man van zulk een ouderdom au sérieux genomen worden? Welke zijn nu de argumenten die kunnen ingeroepen worden ten -gunste van Varenberghs mededeling ? Het tijdstip waarop die mededeling gedaan werd kennen we niet. Dat kan zowel 10 of 15 jaar vóór het verschijnen van zijn artikel gebeurd zijn. In dat geval was onze zegsman een heel stuk jonger en liep hij dus meer de kans vertrouwd te worden. Naar alle waarschijnlijkheid behoorde hij niet tot de arbeidersstand; woonde hij aan de markt of in de omgeving ; waren zijn ouders - en hij later - in de handel; was hij in de mogelijkheid geweest getuige te zijn van veel straatgebeuren; was zijn ontwikkeling zo dat hij Franse tijdschriften met vrucht kon lezen en met de opstellers van deze bladen, o.a. met de francofone Varenbergh, van gedachten wisselen. Zo'n iemand zal wel geen verhaaltjes uit zijn duim zuigen. %~p&~z~~~~~~~~~~~~
steken van de steenput iets~ een kaaimuur gezien te hebben. En dat hij een in die muur geplante ijzeren ring bemerkt heeft : een zoals we vandaag de dag er een kunnen ontdekken ingemetseld in de zoldering van de gaten-kelders onder het Vleeshuis. Verder is het hem opgevallen dat aan die ring een ketting bevestigd was waaraan een 92
stuk hout zat zg. herkomstig van een vaartuig. Wat volgt zouden we al even goed in de voorwaardelijke wijze kunnen stellen aangezien ons zegje per slot van rekening niets meer is dan een loutere hypothese. Voor wat de heer Z. meedeelt is slechts één verklaring mogelijk : de Markt was op een bepaald ogenblik doorsneden door een kanaaltje dat de Leie verbond met de plaats waar zich van meet af aan de mijn bevond. Aanvankelijk een kleine opene ruimte, naderhand een overdekt iets. Die mijn vonden we reeds vermeld in 1563, doch stellig was ze eeuwen ouder. Op een merkwaardig schilderij van een anonieme 17 de-eeuwse kunstenaar, dat in het Bijlokemuseum bewaard wordt (zaal 1715 ), zien we ze heel duidelijk afgebeeld. Zoals te verwachten bevindt ze zich in het midden van het plein, ongeveer op de plaats van de huidige pomp. Het kanaaltje evenals zijn binnenhaventje in miniatuur zal men gedempt hebben naar gelang 2 of 3 van de 4 gaten gereed kwamen. Wie weet was het dat binnenhaventje niet dat de mensen op het idee van de aanleg dier gaten bracht. Kwamen haventje ert vaartje aldus omstreeks 1406 aan hun einde, van wanneer zou dan wel hun geboorte kunnen dagtekenen ? Is het te veel gegokt die in direct verband te brengen met het graven van de Lieve ? Hoe dan ook zal het wel zo zijn dat onze oeroude Markt de waarheid omtrent het al dan niet bestaan van genoemd haventje egoïstisch en angstvallig diep onder haar wegdek zal verborgen houden ... · Tenzij een fortuinlijke grondwerker eens of morgen bij het uitvoeren van een of ander serieus graafwerk zo maar blootlegt wat een dichte sluier gedurende zoveel eeuwen hardnekkig bedekt hield ! ! Met dit problematisch toekomstbeeld had ik mijn verhaal een braaf eind kunnen geven. Ik wens het niet te doen omdat ik er een minder twijfelachtig voor in petto hield. Het staat vast dat het Vleeshuis "de fond en comble" gerestaureerd wordt. Wanneer is niet bekend. Hoe en in welke mate wordt ons niet meegedeeld. Aan ontwerpen, voorstellen en ideeën, officiële zowel als amateuristische, zal het wel niet ontbreken. Onze vraag : Welk lot zal men de GATEN bescheren ? Die vraag heeft Alfons van Werveke zich een halve eeuw geleden ook gesteld. "Het (Vleeschhuis) kan nog veel in belang winnen, als men terug in al zijn waarde stelt wat nog bestaat en aldus den ouden toestand weer voorstelt. Wij roepen er de aandacht van de Vrienden van Oud Gent op, met deze aanbeveling, dat het niet veel kosten zou. Denk eens aan : de waterloopen onder de gewelven weer in orde gebracht; de breede trap er voor herplaatst, de galg weer opgericht, het pellorijn weer te voorschijn gebracht in zijn geheel, gekuischt en volledigd; een gansch stuk van onze middeleeuwen doen herleven." (Gazette van Gent, 4-4-1926)
93
Het spreekt vanzelf dat die taal in 1974 wat al te oudvaderlijk klinkt. Die driepikkeiige galg heroprichten in een tijd dat gangsters; terroristen en andere doders van tot op de draad versleten mensjes de plak zwaaien. Foei! De kanaaltjes in hun oorspronkelijke staat herstellen en hervullen met de "kwaliteit" Leiewater, een fenomeen dat bezig is een begrip te worden ? Alsjeblieft! Wat onze gaten betreft zullen de restaurateurs er uitein_delijk iets moeten op vinden om zoals Van Werveke het stelde : een gansch stuk van
onze middeleeuwen doen herleven. NOTEN EN LITERATUUR
(1) L. A. Warnkoenig, Histoire de Ja Ville de Gand et de ses Institutions civiles et politiques, z.p.z.j., p. 238. (2) In weerwil van de populaire legende waren die kinderen niets anders dan die· naars of knechten (denk aan de naam kraankinderen). De eerste die op deze verklaring wees was Pr. Claeys, La Flandre libérale, 15 mars 1904 : Les bouchers de même que les poissonniers avaient Ie privilège d'escorter à chevalles souverains, les princes et tous les persannages importants qui faisaient leur entrée à Gand. C' est pour ce motif qu' on les appelait Prinsenkinderen, c'est-à.dire serviteurs du prince. (3) De overige wonderen waren: de O.L.Vrouwetoren, het Belfort en de Halle, de Poortersloge, het Huis van de 7 torens, het Oosterlingenhuis, het Waterhuis. De Waterhalle (opgetrokken in 1285, uitgebreid in 1331, afgebroken in 1786, waarna in 1787 de Reie overwelfd werd) bevond zich op de plaats van het huidige Gouvernementsgebouw (Grote Markt). (4) St.-Antonius- Abt ende Eremyt of met het Varken, patroon van de vleeshouwers, die de beesten zegent en geneest. H. Antonius beschermer van menschen en beesten, Bevrijd ons van alle ziekt' en booze geesten. (5) F. Corryn, Het Schippersambacht te Gent 1302-1492, in Handelingen der Maatschappij v. Gesch. en Oudheidk. te Gent, 1944. (6) Rekeninghen van den Vleeschhuse 1479-1480. (7) Op het ogenblik dat de "barak" de plaats moest ruimen voor een waarachtig "huisje" kreeg dit een uithangbord. Vanzelfsprekend ontleend aan de kaak waartegen het gebouwd werd : "Int Peloryn". Pas omstreeks 1720 kreeg het huisje een nieuwe naam : "Galgenhuiseken", natuurlijk naar de galg die ongeveer vóór de kaak opgericht was en in 1787 afgebroken werd, en niet naar de kaak zoals niet weinig gidsen menen te moeten schrijven, G. Celis incluis: "genoemd huizeke bekwam dien naam van den schandpaal aldaar gevestigd." (8) Ik ben het niet die het zegt, maar V. Fris die het in zijn "Bibliographie de l'Histoire de Gand," 1907, meer dan eens herhaalt. Volgens hem werkt Varenbergh "d'une façon fort défectueuse dans son livre insufftsant... "- "de Ja façon superficielle que l'on sait." Tevens mogen Varenberglts geschriften slechts gebruikt worden "qu'avec extrême prudence."
Alfons van Werveke a) Oudheidkundige Kronieken verschenen in o.a. Gazette van Gent: De Gaten onder 't Vleeschhuis; De Groenselmarkt; b) Nota's bewaard in het Stadsarchief; c) met J. Vuylsteke en V. vander Haeghen, Oorkondenboek der Stad Gent, Gent,
94
1900, 1906, 1908; d) Gentse Stads- en Baljuwsrekeningen 1351-1364, met een Inleiding door Hans van Werveke, Brussel, 1970; E. De Busscher, Reconstruction de la Grande Boucherie de Gand au XVe siècle, Gand, 1857; Staf Hapke, De Gentsche Vischmarkt, de Stad Antwerpen; Emile Varenbergh a) Souvenirs archéologiques de la Ville de Gand, La Grande Boucherie, Gand, 1872; b) Choses d'autrefois, L'Indépendant, 6-11-1898; c) L'ancien Marché au Poisson, Mess. Sc. Belg. 1873; Pr. Claeys, a) La Grande Boucherie et les Bouchers gantois, La Flandre übérale, 29-12-1881; b) Les Monuments de Gand, La Gr. Bouch., La Fl. üb., 15-3-1904; H. van Werveke en A. Verhuist, Castrum en Oudburg te Gent, Handelingen der Maatschappij voor Gesch. en Oudhk., Hent, 1960; A. Verhuist, De vroegste Gesch. en het Ontstaan van de Stad Gent, Handelingen, Gent, 1972; xxxxxxxx Het Groot Vleeshuis, La Grande Boucherie, Het Mandelboekje, Le Carnet du Dizeau, sept. en nov. 1971, rijk geïllustreerd.
M. VAN WESEMAEL
EEN WOORDJE OVER TWEE GRENSSTENEN TE GENT
In de achtergevel van het Sint Barbaracollege op de Ketelvest is op 40 cm hoogte een steen van ongeveer 55 cm op 29 cm ingemetseld. De steen draagt het opschrift
I TI G
T
s
p
Langs de overzijde ziet men in een huisgevel een tweede steen : T
G
T
In de twaalfde en dertiende eeuw was er een meningsverschil tussen de abt van de Sint Pietersabdij en de stad Gent in verband met de begrenzing van hun grondgebied. Om het geschil op te lossen werd de bemiddeling ingeroepen van Margareta van Konstantinopel, gravin van Vlaanderen. De gravin nam een besluit op 1 september 1274. K.L. Diericx vermeldt het charter in zijn werk Mémoires sur la ville de Gand (deel 11 blz. 281 ). Door dit charter werd de grens tussen het grondgebied van de abdij en· de stad Gent nauwkeurig bepaald. De Ketelpoort - een van de vier oudste poorten van Gent : de andere 95
... f/mde
... entN la Yt!le de (jAND
et Ja Vtlle de .H Pterre.
G
Pr.a,¡r/es des n1oin e.s .
/VI u nek In eerselzen.
Plan van de Ketelvest met Ketelpoort en Walpoort (ontleend aan "Les limites de la ville de Gand et de la ville .de SaintPierre" door V. De Muynck)
96
waren de Braampoort, de St. Jorispoort en de Torrepaart-behoorde toe aan de stad Gent, alsook een stuk grond van 4,5 voet buiten de versterking. De grenslijn sneed het Ketelplein middendoor. De huizen van de Ketelvest, thans het St. Barbara-college, stonden onder de jurisdictie van de abdij, maar het terrein er voor, de huidige Ketelvest, werd belast met een militaire dienstbaarheid ten voordele van Gent. De grenspalen, ·die op last van de gravin werden geplaatst en het wapen van de St. Pietersabdij droegen, werden niet teruggevonden. Toen in 1837 de drie huizen gebouwd op de Ketelbrug werden afgebroken, heeft men een steen gevonden met het opschrift
s
T
p
Men weet niet, wanneer deze steen werd geplaatst, maar vermoedelijk moet dit geweest zijn in 1780, jaar waarin de oude Ketelpoort werd afgebroken en de drie huizen op de brug werden gebouwd. Deze steen bevindt zich thans in het museum van stenen voorwerpen in de St. Baafsabdij. , Waar liep nu de gren$ tussen de twee jurisdicties aan de Walpoort ? Hier bestaat geen origineel stuk. Het oudste plan werd getekend door Jan Verniers en Isaac Arandeaulx, gezworen landmeters van de stad, in 1578. Ze werden belast te onderzoeken of het goed van Adolf de Gruuter~, gelege~. in de Savaanstr~!· geheel of g~~eeltelijk afhing van de St. PtetersabdtJ. De oorspronk.ehJke grenspaalts allang verdwenen; hij werd vervangen door de beide stenen, die in de inleiding werden · · vermeld. In 1857 vroeg de rector van het St. Barbara-college de toelating het gebouw af te breken en een nieuw gebouw op te richten. Het college van burgemeester en schepenen stemde hierin toe op voorwaarde, dat de oude steen in de nieu:we gevel werd geplaatst. Het stuk werd getekend door schepen Wagener. De grenssteen langs de· overzijde werd geplaatst doorPieter de Somer, die in 1782 de toelating bekwam een huizenrij te bouwen langs het water. Gedurende eeuwen stonden slechts enkele huizen aan de beide uiteiriden van de Ketelvest, enerzijds de Ketelpoort, anderzijds de Walpoort. Het middengedeelte van de Ketelvest langs het water bleef onbebouwd. · Op het plan van 1578 kan gemakkelijk de grens tussen de beide jurisdicties worden vastgesteld lang$ de Walpoort. Landmeter Benthuyse, die in 1780 door het magistraat van de stad Gent belast werd de grenslijn na te zien, stelt in zijn verslag vast, dat de drie sleutels van het wapen van de St. Pietersabdij nog merkbaar zijn in de straatstenen. De stad Gent bezat dus lang$ de Walpoort een klein kwartier, bevattende de Grote Huidevettershoek, een deel van de St. Pietersnieuw-
97
98
straat en een deel van de Savaanstraat en de Ketelvest. Dit kwartier werd "Tusschen Wallen" genoemd, mogelijksteverklaren als kwartier gelegen tussen twee waters : de Ketelvest en de Boven-Schelde. Het water, dat Boven-Schelde wordt· genoemd, is net als de Ketelvest ge~aven. De echte Schelde kronkelde door de Muinkmeersen en werd lang de Oude Schelde genoemd~·Deze Oude Schelde verdween reeds gedeeltelijk door de aanleg van het stàtion in. de Muinkmeersen en door de latere urbanisatiewerken .. Tijdens de aanleg van de afrit van de E 3-weg in het Koning Albert-park \Vas een klein deel van de overwelfde Schelde tijdelijk zichtbaar. De Oude Scheldestraat herinnert aan het gedempte en overwelfde water. Bron : V. De Muynck : "Les limites de la villede Gand et de la ville de Saint-Pierre" in Bulletin de la Société d'histoire et d'archéologie de Gand, deel VI blz. 162-169. M. VANGENT
NADERE KENNISMAKING Bij het stellen van vragen door onze leden valt het op dat er iets hapert aan hun kennis van de basisliteratuur en de standaardwerken betreffende de geschiedenis en de heemkunde van Gent~ Het is dan ook onze plicht t1rene11 wij onze leden hierover wat meer in te lichten. · Laten we beginnen met een spijtig genoeg .onvoltooid gebleven werk dat heden zo goed als onvindbaar geworden is, nl.· de ''lnventàire Archéologique de Gand - Catalo~ descriptif et illustré des monuments, oeuvres d'art et documents antérieurs à 1830, publié par la Société d'Histoire et d' Archéologie de Gànd." · · De bijtitel dekt volledig en juist het opzet van de met name genoemde ~~~c~appij die het. ontwerp en de. uitvoering in handen had. Het nntta.ttef hiertoe werd genomen door Paul Bergmans en Armand Heinsin zitting van 8 december 1896. In zitting van 6 januari 1897 werd er besloten tot het uitgeven van de Inventàire volgens de door beide heren voorgesteld modeL · . · , De Inventaire werd uitgegeven in 57 afleveringen waatvan 2 met inhoudstàfel. Elke aflevering bevatte 10 losse bladen (fiches) gevat in een kaft waarop de· inhoudstafel van de aflevering op voorkwam, alsmede andere nuttige inlichtingen. In het totaal werden er dus 570 fiches uitgegeven en 2 inhoudstàfels telkens na 20 afleveringen. Nu~ en dan werden er volledigheidshalve in een aflevering katems bijgevoegd met bibliografie betreffende Gent en verschenen in vreemde tijd99
...... 0 0
De Walpoort en de Weverskapel (ontleend aan : "Recherches sur les corporadons gantoises . notaroment sur celles des tisserands et des foulons. Leur organisation civile, religieuse,- militairĂŤ et commerciale" door Jules Huyttens. Gent 1861)
schriften. Dit laatste viel ook in het opzet van de Inventaire. In princiep bevatte elke fiche één onderwerp. Nochtans waren er nu en dan wel twee of meer fiches nodig om een volledige beschrijving te kunnen geven. De eerste aflevering verscheen in april1897 en de laatste in maart 1915. Door oorlogsomstandigheden ging dit prachtwerk ter ziele en door de naoorlogse toestanden werd de draad niet meer heropgenomen. De Inventaire werd volledig opgemaakt en gedrukt door het Huis N. Heins in de Brabantdam. Het grootste aandeel van dit monumentaal werk heeft zonder twijfel Armand Heins geleverd. Elke fiche bevatte naast de beschrijving, een afbeelding van het onderwerp in kwestie. Ee illustraties waren ofwel een tekening van de hand van A. Heins (en dit in zeer groot aantal), ofwel een simili-cliché naar een foto van een of ander Gents fotograaf. Het einde van het artikèl bevatte, indien voorhanden, een beknopte bibliografie betreffende het onderwerp. Elk artikel was gedagtekend en elke fiche was genummerd, maar enkel vanaf fiche nr. 101. De honderd eerste zijn dus ongenummerd. Nochtans kan daar een nummer. aan gegeven worden aangezien de inhoudstafel per aflevering de doorlopende nummering aangeeft. Tenslotte dient vermeld dat het overgrote aantal van de fiches in de franse taal werden opgesteld. Enkele werden in het nederlands geschreven en de auteurs hiervan waren Jullus Vuylsteke, Alfons van Werveke, _ Paul Fredericq en Adolf de Ceuleneer. De grootste leveranciers van bijdragen waren Paul Bergmans, E. Coppieters, Stochove, A. Heins, L. Maeterlinck, L. Van Biesbroeck, V. van der Haeghen en H. Van Duyse, met als recordhouder Armand Heins met 118 bijdragen zonder rekening te houden met zijn illustraties. De behandelde onderwerpen gingen over burgerlijke, militaire en kerkelijke bouwkunst, schilder- en beeldhouwkunst, edelsmeedkunst, koperwerk, ijzersmeedwerk, tin, lood, aardewerk, meubelen, glasramen, tapijtwerk, brodeerwerk, kostumes, lederwerk, wapens, muziekinstrumenten, klokken, munten en medailles, ·zegels, opschriften, charters, handschriften, miniatures, drukwerken, boekbindwerk. ANDRE VERBEKE
INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE
In aansluiting met bovenstaand artikel heeft de "Heemkundige en Historische Kring Gent" besloten de voornaamste fiches terug te publiceren in de "Ghendtsche Tydinghen". Deze die in het Nederlands geschreven werden nemen wij, buiten de spelling, ongewijzigd over. Van de andere zullen wij een vrije vertaling 101
publiceren.
·
Als eerste in de reeks laten wij hier de vertaling volgen van de fiche die Victor Van der Haeghen op 28 Januari 1897 opstelde over de STADSREKENINGEN De reeks registers die de rekeningen bevatten die jaarlijks door de Gentse schepenen gegeven werden, beginnen in 1314 en eindigen op het einde van de vorige eeuw. Het is onnodig te wijzen op het belang van deze documenten die nauwkeurige inlichtingen van een volstrekte authenticiteit verstrekken. De boekhouding werd trouwens met zorg gehouden en dank zij de rubrieken die ieder jaar opnieuw terugkomen is het vrij gemakkelijk er opzoekingen in te doen. De rekeningen die allen in het Vlaams zijn opgesteld, werden geschreven op perkament van 1314 tot 1619-1620 (uitgezonderd 1381-1382 en een cahier van 1467). Van 1620 tot 1798 op papier. Op pagina 184 en 185 van onze Catalogus van Stadsarchieven hebben wij de leemten aangestipt die de reeks vertoont gedurende de eerste drie eeuwen. Onlangs heeft men een fragment teruggevonden van de rekening van 1319-20 en het aan de collectie toegevoegd. Men had het gebruikt als briefomslag. De bovenstaande afbeelding (hier niet weergegeven) toont ons het uitzicht van het eerste register, geopend aan folio XXXI. Men ziet er een omslag in kalfsvel waar de haren nog aan hangen. Hoogte : 0,33. Breedte : 0,24. · Zoals men kan zien aan het opschrift van de rekening van 1314 .begon het schepenjaar op half-oogst. De 2 eerste regels luiden als volgt : "Int ingaende vanden scependoeme Willems Berren ende siere gesellen dat begonste sdonredages in Onser Vrouwen dage in alven Oeste int jaer Xlllc ende viertiene." Vanaf de Opstand van 1539 tot aan het einde van het Ancien Régime begon het schepenjaar op 10 Mei, uitgezonderd gedurende de Calvinistische periode (1578-79 tot 1583-84) wanneer men terugkwam naar het oud gebruik van half-oogst. J. Vuylsteke en N. de Pauw hebben de rekeningen van de periode van · Jacob van Artevelde, 1336-45, in extenso gepubliceerd (1874 tot 1885) Deze van de periode van Filips van Artevelde, 1376-89, werden uitgegeven door Vuylsteke (1893). De oudste rekeningen, voorafgegaan van de reproductie van een frag-. ment van een rekening in rolvorm van het jaar 1280 waarvan het origineel bewaard wordt in het Stadsarchief te Gent, is ter perse.
102
BIBLIOGRAFIE Het Volk : publiceerde op 29 januari, 16februari en 4 maart een bijdrage over het Geeraart Duivelsteen. De Gentenaar : "Een kwarteeuw aktiviteit van de kommissie van Monumenten" door Prof. P. Kluyskens op 19 februari, 6, i3 en 20 maart. "Edgard De Pont vergroeid met Gents toneel" op 14 en 18 maart.
Vooruit publiceert wekelijks een korte bijdrage van Jan Schepens "Op zoek naar Gent". Toerisme in Oost-Vlaanderen (novembernummer) : Het Gildehuis van de onvrije schippers" door Dr. J. Decavele. Les Cahiers de la Biloque : "L'hospice St. Laurent" door Ch. Fassin. (240 jaargang, n. 1 jan. 1974). Jaarabonnement: 120 F. P.R.330354 van Dr. U. Thiry. Nota : Het is ons onmogelijk volledigheid te betrachten; bovendien moeten we telkens afsluiten zes weken voor het verschijnen van ons tijdschrift. M.S.
MEDEDELINGEN 1. In Arizona in de Verenigde Staten overleed de sterrenkundige
Georges Van Biesbroeck. Deze geleerde werd geboren te Gent in 1880. Na zijn studies van burgerlijk ingenieur was hij sedert 1902 werkzaam aan het koninklijk instituut voor sterrenkunde te Ukkel. In 1915 werd hij hoogleraar aan de universiteit te Chicago. Van Biesbroeck bestudeerde in het bijzonder de dubbelsterren; hij ontdekte ook elf asteroĂŻden en twee kometen. G. Van B1esbroeck werd gehuldigd te Ukkel in september 1966. 2. Van de jaargang 1973 van Ghendtsche Tydinghen zijn nog negen volledige jaargangen beschikbaar. Prijs : 170 F te storten op de pastrekening. (reden storting vermelden)
103
3. De Actiegroep Bourgoyen-Ossemeersen organiseert maandelijks geleide wandelingen in dit natuurgebied. Deze wandelingen hebben telkens de eerste zaterdag van de maanden maart tot oktober plaats. De deelname is gratis. Bijeenkomst : aan Drongenbrug over de Ringvaart om 14 uur. Er wordt aanbevolen zich zo mogelijk te voorzien van een verrekijker en van laarzen. 4. Naast de gewone leden (bijdrage 150 F) voorzien de statuten van de Heemkundige en Historische Kring Gent ook steunende leden (minimumbijdrage : 500 F) en beschermende leden (minimumbijdrage : 1000 F). De lijst van de steunende en beschermende leden zal jaarlijks in het novembernummer gepubliceerd worden.
VRAAG EN ANTWOORD
ANTWOORD OP VRAAG 53 De STEEN was een gewicht dat reeds in de middeleeuwen in gebruik was en een waarde had van 6 ponden. Aangezien het pond van plaats tot plaats in gewicht verschilde, was een STEEN niet overal van het. zelfde gewicht. Gemiddeld woog een STEEN dus ongeveer 3 kg. In steenen drukte men het gewicht van een groot aantal koopwaren uit : vlas, wol, garen : 11 steenen vanden selven caenpe te spinne (caenpe of caempe = kemp = hennep; de grondstof voor het maken van touwen, enz.) maart 1333. -van een reepe (touw) ten crane wough 39 1/2 steene; jan. 1321. metaalwaren : van 22 steenen loods ten hofde vander brugghe; aug. 1322. - spikingen (spijkers) 2 yser colurnmen ende 2 trallien die wegen 80 steene; mei 1322. was : van 10 steen was daer men 4 standarde (grote kaarsen) af maecte; aug. 1323. -van 10 steenine kersen; juli 1325. boter : van 17 steenen botren; juli 1325. Een gewicht uitgedrukt in steenen werd natuurlijk afgerond in ponden : van 18 steene ende 4 pont was; juli 1325. Na de invoering van de aardappel werd ook deze waar per steen verkocht, of zoals te Gent per schaaL Ook boter werd nog lang per steen verkocht; stullen boter van 2 steenen waren zeker geen zeldzaamheid. Ik meen te weten dat men ook van steenen lekkerkoek sprak. Die blokken lekkerkkoekee, ontdaan van hun "kusten" werden verdeeld in een aantal (6 of 8) klippels.
v.w. 104
VRAAG 55 Waar en wanneer werd er een biografie gepubliceerd over Alexis Callant en over Pol Anri. VRAAG 56
SPAANSE (BAK)STENEN
Zoals velen dacht ik dat Spaanse bakstenen dateren van de Spaanse periode. Ik heb ook gehoord (niet gelezen) dat die bakstenen gekenmerkt worden door hun : -formaat - samenstelling (grondstoffen) - fabricatieprocédé. In "B-revue", Nr 123 van 1972, in een artikel van W. Wellekens, onder de titel "Van stenen en hun bakkers", staat te lezen dat het baksteenbedrijf in de vroege dertiende eeuw ontstond met abt Hugo de Bierbeke die te Hemiksem een Cisterciënserklooster bouwde. En verder : "Toendertijd werden stenen vervaardigd van 300 x 145 x 70 mm, bekend als Spaans Formaat. Antwerpen bewaart er nog restanten van in de vorm van de grondvesten van het eerste Hansahuis, dat in 1265 gebouwd werd... " Nog verder leest men dat het steenbakkersbedrijf anderhalve eeuw lang een "sakraal monopolie" gebleven is en dat nadien : "De wereldse bedrijfsleiders moesten in Zeeland terecht om zich ... turf aan te schaffen". "Deze omschakeling bracht meteen formaatwijziging met zich : de · Spaanse afmetingen werden onder de naam derdelingen tot 150 x 70 x 40 mm gereduceerd"_. (omwille van het veellager kalorisch vermogen dan dat van het hout waarover de kloosterlingen beschikten) Volgens dit artikel dateren de Spaanse formaten (of bakstenen) van voor de Spaanse periode. Hoe kwamen ze dan aan hun naam ? Wat betreft de eerste van de (gehoorde) karakteristieken, namelijk het formaat, wens ik te vernemen of de twee vermelde formaten worden aangezien als Spaanse formaten ? Uit de geciteerde teksten zou men eerder geneigd zijn negatief te concluderen, doch 100 o/o klaar is W. Wellekens toch niet. Verder wens ik te vernemen pf nu nog gespro· ken wordt van Spaanse formaten of bakstenen. Wat betreft de tweede karakteristiek, namelijk de samenstelling, weet men dat bakstenen gemaakt worden van klei die zelf is samengesteld uit aluminium- en siliciumverbindingen, verder organische stoffen die bij het bakproces uiteraard grotendeels of volledig verdwijnen, plus dan nog metaaloxyden (ijzeroxyde dat de rode kleur geeft) en kalk. Vóór het vormen wordt zavel toegevoegd om een grotere plasticiteit te bekomen. De vraag is nu, vermits men mij gezegd heeft dat de samenstelling een kenmerk is van de Sp~se formaten (of stenen) of· deze samenstelling werkelijk afwijkt van deze van de andere, laat ons zeggen, Boomse stenen ? 105
De derde mij meegedeelde (mondeling) karakteristiek is deze van het fabricatieprocédé. Zou dit fabricatieprocédé misschien op hèt stuk van het drogen of het bakken afwijken van dat van de andere stenen ? Volgens La Libre Belgique van 3.10.73 is het Spaanse Huis, Hoogstraat 164 te Brussel (niet ver van huis van Breugel) "la seule maison de Bruxelles qui soit encore entièrement construite en briques espagnolles". Zijn er ook te Gent gebouwen die geheel of gedeeltelijk uit Spaans formaat of Spaanse bakstenen bestaan ?
NIEUWE AANWINSTEN EEN OOKUMENTATIEFONDS IN ONS LOKAAL De Heemkundige en Historische Kring heeft besloten een informatie-
en dokumentatiecentrum in te richten, onder de leiding van een gediplomeerde bibliotecaresse. Mevrouw Van Geluwe-Eggermont werd gelast om de bestaande boeken en tijdschriften te inventariseren en onze leden op de hoogte te brengen van kollektie en aanwinsten. .Aangezien wij thans ons derde jaar ingaan is het begrijpelijk dat het fonds nog zeer bescheiden is en dat wij, benevens eigen aankopen of giften van zusterverenigingen, rekenen op de vrijgevigheid van al wie de uit breiding van onze kollektie wil bevorderen. Gebeurlijke giften kunnen voorlopig, na elke vergadering, aan de bibliotecaresse overhandigd worden en zullen met dank aanvaard worden. De systematische catalogus, die geleidelijk zal aangelegd worden, zal onze leden toelaten kennis te nemen van de belangrijkste bijdragen over Gent, verschenen in boek en blad. In 't vetvolg zullen, daar waar het past, de nieuwe aanwinsten in ons blad gecommentariëerd worden. Later zullen de uren of dagen van raadpleging medegedeeld worden.
EEN WERELDVAN KLATERGOUD
Ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Gustaaf Demuynck (189 3-197 3) verscheen een beknopt levensverhaal van deze Gentse volksjongen, van de hand van Raymond Gossieaux. Verlucht met talrijke fotos biedt de plaket een veelzeggend overzicht van de artistieke loopbaan van de jubilaris, die gedurende 5 2 jaar, van kindsbeen af, in dienst stond van het circusleven. . 106
Dit bescheiden werkje is vooral een stille hulde aan de verbetenheid van een mens, Ă an zijn nooit aflatend geloof in de leefbaarheid van het circus, dat gedurende decennia, vooral in de eerste helft van onze eeuw, de volksgunst genoot. Wat vooral in de ftguur van Gustaaf Demuynck opvalt is de bezetenheid voor een artistiek genre en de moed, de zelfopoffering en het vertrouwen die hij opbracht om van goochelaar (1910) tot directeur van een eigen circus (1920) op te klimmen. . De opkomst van nieuwe ontspanningsmedia bracht in 1961 de deemstering van zijn bedrijf en het einde van een avontuur, dat hem overal in Europa bracht en suksessen bezorgde. Als geboren Gentenaar (zijn ouders waren vishandelaars en woonden op de hoek van de Galgenberg en de Annoncia.denstraat) heeft Gustaaf Demuynck nooit zijn geboortestad verloochend en trad hier dikwijls met veel bijval op. Als kroon op zijn levenswerk mag vermeld worden zijn optreden als paardendresseur in het circus Bouglione (1970). Dit jaar werd hij te Brussel in de bloemen gezet. door het vermaard circus van Moskou. Het was een onvergetelijke avond. Thans leeft hij te Middelkerke met de blijvende herinnering van een welgevulde loopbaan en van de achting van groot en klein. Eens te meer wordt bewezen dat een klein mens door zijn daden groot kan worden en de algemene -eerbied afdwingen. Het werkje is aanwezig in de biblioteek. MEVR. VAN GELUWE-A. EGGERMONT
AANVULLENDELEDENLUST 598. DE GRAEVE H. Motsenstraat 126, 9220 Merelbeke 599. MEJ. V ANROOSE M. Gez. Lovelingstraat 24, 9000 Gent 600 MERCHIERS E. Solvynsdreef 29, 9810 Drongen 601. LEVS F. Kon. Leopold 11 laan 65, 9000 Gent 602. STORME M. Coupure 3, 9000 Gent 603. GOOSSENS A. Krijgslaan 198, 9000 Gent 604. DE SPIEGELEER P. Sint-Denijslaan 201, 9000 Gent 605. GHIJS R. Kunstenaarslaan 14, 8470 De Panne 606. WALLAERT F. Peerstraat 35, 9000 Gent 607. SCHEERDER J. Fritz van den Berghelaan 21, 9830 SintMartens- Latem 608. DE MEYER R. Nieuwebosst.raat 50, 9000 Gent 107
609. 610. 611. 612. 613. 614. 615. 616. 617. 618. 619. 620. 621. 622. 623. 624. 625. 626. 627. 628. 629. 630. 631. 632. 633. 634. 635. 636. 637. 638. 639. 640. 641. 642. 643.
MW. HOFMAN-LACHAERT M. Hoge Weg .188, 9000 Gent ROOSE J.-P. Kunststraat I, 9110 Sint-Amamisberg · PARISIS A. Muidepoort 28, 9000 Gent MEJ. METS M. IJzerlaan 14, 9000 Gent BRUYLANT P. Baron Cyriel Buysselaan 21, 9820 Sint-DenijsWestrem VAN VOLSEM J. Kortrijksesteenweg 272, 9000 Gent JONCKHEERE W. Kerkstraat 63, 9002 Ledeberg DE PAUW A. Tolhuislaan 121, 9000 Gent VAN OVERMERE M. Sint-Jozefstraat 7, 9040 Oostakker MW. IMMESOETE H. Bijlokehof 24. 9000 Gent BOERJAN G. R. de Hemptinnelaan 17. 9910 Mariakerke SCHOOL HAUSPY H. Rabatstraat 67, 9000 Gent MOREL E. Notelaarstraat 52, 9000 Gent COCQUYT E. ·Rijsenbergstraat 212, 9000 Gent COCQUYT E. Eikeldreef 25, 9830 Sint-Martens-Latem TERMONT J. Koningsdal 37, 9000 Gent AMANT R. Nekkersvijverstraat 68, 9110 Sint-Amandsberg MW. TREMBRIE S. Henri Storystraat 20, 9910 Mariakerke SCHEEMAEKER L. Ottergemsesteenweg 334, 9000 Gent PREYS A. Volderstraat 74, 9000 Gent KONGS L. Van Hulthemstraat 23. 9000 Gent FRYNS E. Muinklaan 53, 9000 Gent KIELEMOES M. Kouterstraat 194, 9030 Wondelgem MARLIER R. Kon. Albertlaan 6, 9000 Gent VANDERSTOCKT R. Rodenbachstraat 106, 9110 Sint-Amandsberg DE VRIESE C. Meutesteedsesteenweg 293, 9000 Gent DE SMET J. Dorpslaan 3, 9210 Heusden VLAMINCK G. nestelbergenstraat 106; 9110 Sint-Amandsberg DR. MATHYS A. Groot-Brittanniëlaan 60, 9000 Gent SCHOOL DE CLERCK M. Dorpstraat 73, 9131 Beervelde PROF. IR. MOERMAN J. p.a. Coupure Links 533, 9000 Gent BULTEREYS W. Patijntjestraat 26, 9000 Gent DE KEZEL M. Casinoplein 8, 9000 Gent
STEUNFONDS Z.E.H. P. De Bruyker Kongs Luk
150 F 50 F
Offsetdruk VITA, Speelstraat 38, 9750 Zingem
108
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 3de Jaargang, nr. 4
Juli 1974.
Ere-V oorzitter : de Heer Dr. P. RogghĂŠ Voorzitter: G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris : M. Steels Penningmeester : A. Verbeke Ruildienst: Van Geluwe-Eggermont A., MaĂŻsstraat 235, Gent. Secretariaat : Sint-Lievensdoorgang 1, Gent. Tel. 25 67 69. Postrekening 105.04.73- Heemkundige en Historische Kring Gent. Lidgeld: 150 fr.per jaar. INHOUD De Berg van Barmhartigheid te Gent Wetenswaardigheden uit het verleden van Ekkergem Te Gent in 1874 De Bedelaars te Gent in het midden van de 18e eeuw Het Gebouw van de Koninklijke Nederlandse Academie De Vondelingen te Gent in de 19e eeuw Bibliografie Nieuwe Aanwinsten Vraag en Antwoord Uit Gent Prijsvraag Aanvullende Ledenlijst
Blz. 110 118 126 133 136 139 140 141 143 145 146 148
Verantwoordelijke uitgever: G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage.
Uitgegeven met de steun van het Stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.
109
DE BERG VAN BARMHARTIGHEID TE GENT. Tijdens de eerste jaren na de Belgische omwenteling bleef de toestand van de B.v.B. ongewijzigd. Door de gemeentewet van 1836 vallen de B.v.B. onder het bestuur van de gemeenten. (art. 77, 79, 91) In 1839 telde het personeel van de B.v.B. te Gent twaalf leden : vijf voor het kantoor van lening, vier voor het kantoor van lossing en drie voor het magazijn. Vier vijfde tot negen tiende van de panden werden ingebracht door pandinbrengers : de redenen hiertoe waren : de openingsuren, de discretie en de afstand van de woonplaats van de lener. In 1839 waren te Gent een tiental pandinbrengers : het waren allen vrouwen. De winst van de pandinbrengers beliep voor panden van 1 tot 4 F 0,04 F van 80 tot 100 F 0,29 F 0,10 F van 100 tot 200 F 0,54 F van 4 tot 20 F van 20 tot 40 F 0,16 F van 200 tot 300 F 0,78 F van 40 tot 60 Fa 0,20 F van 300 tot 400 F 1,00 F van 60 tot 80 F 0,24 F van 400 tot 500 F 1,25 F Op 30 april 1848 verscheen de Belgische wet op de B.v.B .. De B.v.B. zijn gemeentelijke instellingen, waarvan de oprichting en de afschaffing valt onder de bevoegdheid van de gemeenteraad. De pandinbrengers worden afgeschaft. Elke B.v.B. wordt bestuurd door een beheerraad van vijf personen : twee leden van een liefdadige instelling, een rechtsgeleerde, een lid van het gemeentebestuur en een persoon op de hoogte van financiĂŤn. De nieuwe wet voorzag enkele strafbepalingen : a) verbod de namen van de leners bekend te maken b) verbod van de praktijk van de pandinbrengers c) verbod de pandbriefjes te verkopen d) verbod een valse naam op te geven. De interest wordt per dag berekend met een minimum van vijf centimes. In toepassing van voornoemde wet werd door de Gentse gemeenteraad op 27 april 1850 een nieuw reglement goedgekeurd. De interestkas ontvangt 300 000 F als dotatie. Als panden worden aanvaard : gouden en zilveren juwelen, horloges, kledingsstukken, koperen, tinnen en ijzeren voorwerpen. De gouden en zilveren voorwerpen worden geschat op 4/5 van hun waarde; de overige voorwerpen op de 2/3. De panden worden in het magazijn bewaard in een bepaalde orde : op het gelijkvloers : panden ingebracht in februari, mei, augustus en november; op de eerste verdieping : de panden van de maanden maart, juni, september en december; op de tweede verdieping : de panden van de andere vier maanden. Naar de geleende som werden de panden ingedeeld in drie klassen : panden van 1 tot 499 F 15 o/o interest, panden van 500 tot 999 F 12 o/o interest, panden van 1000 F en meer 8 o/o interest.
110
De leentijd was maximum 13 1/2 maand. Na veertien maanden werden de panden verkocht op de ~erste woensdag van de maand. De koper betaalde 5 o/o kosten. Het was verboden in de magazijnen vuur noch licht te maken. We beschikken over een massa getallenmateriaal in verband met de activiteiten van de B.v.B. : aantal panden per jaar, waarde van de panden, aantal verkochte panden, enz. Enkele getallen moeten toch vermeld worden. Tot 1843 zijn er gemiddeld ongeveer 95 panden per honderd inwoners en per jaar; van 1844 tot 1847 klimt dit getal tot 116; na een lichte daling in 1848 en 1849 stijgt het aantal panden terug boven de honderd tot 1860, met een maximumiin 1852 met 154 panden op honderd inwoners en per jaar. Als we als gemiddelde samenstelling van een gezin 4,5 personen aannemen, komen we dus aan ongeveer 34 panden per gezin voor het jaar 1852. Daarbij moet echter deze bemerking worden gemaakt : een persoon kan in een maal twee, drie of vier panden inbrengen. De interpretatie van het cijfermateriaal is moeilijk door het feit dat we het aantalleners niet kennen. Een feit is zeker : de B.v.B. kende een drukke activiteit. Zo werden in 1852 niet minder dan 172 690 panden ingebracht, wat gemiddeld 473 panden per dag geeft, de zondagen inbegrepen. Is er correlatie tussen de activiteit van de B.v.B. en de economische ¡ toestand van de bevolking ? Met het getallenmateriaal kan men beide stellingen bewijzen. Toch moeten we objectief vaststellen, dat juist in 1862, 1863 en 1864, jaren van de katoencrisis als gevolg van de secessieoorlog, de activiteit van de B.v.B. daalt en dit zowel voor de interestkas als voor de kosteloze kas, terwijl daarentegen het aantal personen, gesteund door het Liefdadigheidsbureau aanzienlijk stijgt. Een ander criterium is het aantal verkochte panden per jaar. Tijdens de periode 1840 tot 1864 is dit aantal kleiner dan 2000, behalve voor negen jaren : het maximum was in 1853 met 4991 verkochte panden; in 1852 en in 1861 hebben we respectievelijk 3356 en 3817 verkochte panden. Is 1852 begrijpbaar, 1861 stelt hier toch een vraagteken, want het gemiddeld aantal panden bedroeg slechts 96 per honderd inwoners. Alle interpretaties zijn mogelijk : vanaf 1865 wordt het bestaan van de B.v.B. dan ook in betwisting gesteld. De B.v.B. heeft zijn sterke verdedigers naast zijn harde bekampers. Er bestond een bepaald publiek, dat wekelijks op maandag of dinsdag een of meerdere panden inbracht en op zaterdag of zondagvoormiddag de panden inloste, dit omdat ze de zondag een groot deel van hun loon verteerd hadden in herbergen en kroegjes. Deze waren zeer talrijk : in 1852 was er te Gent een herberg op honderd inwoners; in 1864 zijn er liefst 1725 herbergen of een herberg op 72 inwoners. Prof. Laurent, de invoerder van het sparen in de scholen - de Spaarkas werd opgericht in 1865 -,was de leider van de groep in de gemeente111
raad, die opkwam voor de afschaffing van de B.v.B. De oprichting van spaarkassen werd sedert een aantal jaren aanbevolen om bij de werkende klasse de geest van voorzienigheid te ontwikkelen en ook als middel om te moraliseren. In het rapport van de gemeenteraad lezen we : "Dès qu'un ouvrier est affilié à la caisse d'épargne, il est généralement arraché au vice et à la dissipation". Laurent aarzelt niet te beweren, dat de B.v.B. bestaat voor dieven en bankroetiers. Ten einde het aantal weekleners te verminderen wordt in 1867 een nieuw reglement opgesteld. Bij het inbrengen van een pand moet de inbrenger een vast recht van 2 o/o betalen; bij het lossen moet eveneens een vast recht van 1 o/o worden betaald, beide met een maximum van een frank. Daarentegen werd de interest verminderd tot 5 o/o, met als minimum vijf centimes. De duur werd beperkt tot zes maand met mogelijkheid van vernieuwing mits betaling van de interest; zo niet werd de pand verkocht. Het boni van de verkoop van de panden bleef twee jaar ter beschikking van de lener. De gratiskas leende twaalf frank als maximum op alle voorwerpen, gouden en zilveren juwelen uitgezonderd, zonder enige voorwaarde van duur. We stellen vast, dat toch weinig gebruik werd gemaakt van de gratiskas : een groot aantal panden, die in aanmerking konden komen voor de gratiskas kwamen terecht in de interestkas. Men meent dit te kunnen toeschrijven aan het feit, dat de lener zijn waardigheid wenste te behouden. Wat was het gevolg van het nieuw reglement ? Voor een pand van 10 F, gelost na een week, moest betaald worden : inbrengrecht 20 cent. ) losrecht 10 cent. ) totaal : 35 cent . 5 cent. ) .interest Indien deze operatie wekelijks werd herhaald, geeft dit 18,20 F per jaar of 182 o/o aan kosten. Voor een pand van 10 F, gelost na zes maand, werd betaald : inbrengrecht 20 cent. ) losrecht 10 cent. ) totaal 55 cent. interest 25 cent. ) of 1,10 F per jaar of 11 o/o kosten. Het is duidelijk, dat door deze maatregel het aantal weekleners gevoelig zal dalen. De tegenpartij krijgt nu echter de kans de B.v.B. te beschuldigen van woekerpractijken. In 1872 komt de zaak opnieuw in de gemeenteraad. Laurent dient als besluit van een rapport het voorstel in "De B.v.B. wordt opgeheven". Ter illustratie enkele zinnen uit dit rapport : "Ce qui manque à nos ouvriers ce sont des habitudes d'ordre, de prévoyance, d'économie. La charité du prêteur sur gage - si charité il y a - est aveugle. Cette charité entretient le désordre, l'imprévoyance, la dissipation". De voornaamste bezwaren tegen deB.v.B.zijn nu : 1. de hoge interest,
112
2. het gemis aan waarborg over het gebruik van het geleende geld, 3. gereedschap en zaken van eerste noodwendigheid worden aanvaard als pand, 4. de lener heeft gedurende een zekere tijd de pand niet tot zijn be· schikking. Het Liefdadigheidsbureau en de maatschappij "Zonder Naam niet zonder Hart" spreken zich uit voor de sluiting van de B.v.B. In een tegenrapport toont Woituron aan, dat de groep van ongeveer duizend personen, die voor het reglement van 186 7 wekelijks eenzelfde pand inbracht, sterk is verminderd. Voituron toont aan, dat drie bevolkingsgroepen gebruik maken van de B. v.B. 1. de armste werklieden, 2. de kleine burgerij, 3. een aantal kleinhandelaars. Voituron komt tot het besluit, dat de B.v.B. werkelijke diensten bewijst aan de werkende klasse en de kleine burgerij. "Het goede is belangrijker dan het nadelige". Het voorstel tot sluiting van de B.v.B. wordt verworpen met 15 stemmen tegen 10 in de zitting van 19 februari 1872. In 1891 is er opnieuw een debat over de B.v.B. in de gemeenteraad. Door een bijzondere commissie zijn vooraf twee uitvoerige verslagen opgesteld : een rapport van de meerderheid voor de sluiting, een rapport van de minderheid tegen de sluiting. We luisteren eerst naar de meerderheid. Uit een onderzoek in september-october 1888 blijkt, dat 38,7 o/o van de geloste fanden minder dan acht dagen in de B.v.B. verbleven; 27,4 o/o o meer dan 1{4 van de panden wordt gelost na vijf of zes dagen. Verpanden gebeurt meest de maandag en de lossing meestal op zaterdag en zondag. Het aantal weekleners bedraagt minimum nog 500 tot 600 personen. Het zijn personen "indignes de tout crédit et qui se servent de l'argent reçu pour perpétuer leur vie d'insouciance et de désordre". Toch. is het jaarlijks gemiddeld aantal panden per honderd inwoners gedaald en in vergelijking met 1867 met 83 panden op honderd inwoners zijn er in 1888 slechts 57 panden meer op honderd inwoners. Bovendien maken nu ook meer inwoners van de voorsteden, waar de bevolking sterk is toegenomen, meer gebruik van de B.v.B. Stilaan groeit de algemene welstand; de gewoonte van voorzienigheid wint veld. E~n groot aa~ta_} panden worden nog ing~bracht door tussenpersonen, die als commiSsieloon 20, 30 töt 50 centimes ontvangen van de lener. In 1888 hadden 38,3 o/o van de panden een waarde tussen een en vier frank; 92 o/o van de panden lagen tussen 1 en 24 F. Volgens de meerderheid waren deze panden niet noodzakelijk. Als bewijs wordt aangevoerd, dat in 1888 te Gent 26 839 spaarboekjes zijn met een gemiddeld bedrag van 272 F. Volgens de meerderheid heeft de B.v.B. slechts he-
113
tekenis voor een aantal personen, die de gewoonte hebben hun geld te verspillen. Het bestaan van de B.v.B. is een hinder voor de verbetering van de werkende bevolking en een slecht voorbeeld voor de kinderen. Het algemeen besluit van het rapport is hard. "Le mont-de-piété entretient l'imprévoyance; l'argent emprunté sert à ses plaisirs et est dépensé en orgies. Le mont-de-piété entretient l'ivrognerie, les valeurs. Le mont-de-piété est un lieu de récel assuré". Voor de tegenstanders is de B.v.B. een anachronisme. Vroeger was het kapitaal zeldzaam en werd er enkel geleend tegen woekerinteresten. La science économique nous a appris que la charité rend trop souvent la misère incurable; aussi recommande-t-elle l'épargne, c'est-à-dire l'action préventive contre le besoin. C'est dans la pratique de la prévoyance qu'elle cherche le remède de l'indigence. Le mont-de-piété éloigne le peuple des habitudes d'économie. Op het bezwaar, dat bij sluiting van de B.v.B. de toeloop tot het Liefdadigheidsbureau zal toenemen, wordt geantwoord, dat de behoeftigen geholpen door het Liefdadigheidsbureau niet tot dezelfde klasse behoren als de klanten van de B.v.B. De nota van de minderheid, die het bestaan van de B.v.B. verdedigt, tracht de motieven van de meerderheid te weerleggen. Het sparen, zegt de minderheid, komt voor onder twee vormen : geld sparen op een spaarkas en aankoop van roerende goederen. Sparen door aankoop van roerende goederen heeft een morele betekenis voor de arbeider : het bevordert zijn zelfbewustzijn, indien hij kan beschikken over zondagsklederen, een beter huisraad, een juweel. Het verpanden van roerende goederen bevordert het sparen voor en na het lenen. De rijke man kan geld lenen op onroerende goederen en op obligaties; de arme het recht ontnemen op zijn roerende goederen geld te lenen is niet eerlijk, want enkel de B.v.B. mogen geld lenen op panden volgens de wet. Uit een enquête blijkt, dat het Liefdadigheidsbureau, de vereniging "Zonder Naam niet zonder Hart", het Volksbelang, de maatschappij Vooruit, de voorzitters van de Laurentkringen en de hoofdonderwijzers van de scholen voor de sluiting van de B.v.B. zijn. De procureur des Konings en de politiecommissarissen kunnen geen advies uitbrengen. De vereniging van handelsreizigers en het bestuur van de B.v.B. zijn voor zijn behoud. Als besluit zegt de minderheid : demorele invloed van de B.v.B. is goed. De B.v.B. bespaart aan de eerlijke werklieden de vernedering van de liefdadigheid. Bij gedwongen verkoop van voorwerpen aan een oude-klerenkoper ontvangt men minder dan in de B.v.B. Indien gestolen voorwerpen gemeld worden aan de directeur van de B.v.B., kunnen deze voorwerpen niet verpand worden en kan het leiden tot de aanhouding van de schuldige. In 1888 maakten ongeveer 15 000 personen gebruik van de B.v.B.; het aantal weekleners zou gedaald zijn tot ongeveer 200 personen. Het feit, dat de B.v.B. een permanente aanmoediging tot verkwisting zou zijn, wordt weerlegd door het feit, dat slechts 5 o/o van de pan114
den verkocht worden. Ook de bewering, dat bij 9/10 van de verrichtingen het gaat om geringe bedragen, kleiner dan 24 F, wordt weerlegd door de bemerking, dat een lener gemiddeld drie panden in ĂŠĂŠn maal inbrengt, waardoor de geleende som hoger ligt. In de gemeenteraad worden beide standpunten nog eens herhaald. FrĂŠdericq brengt in het Nederlands- de voertaal in de gemeenteraad is op enkele kleine uitzonderingen na altijd het Frans - de menselijke noot. "Iedere partij ziet in de cijfers de triomf van haar zienswijze. Men moet de "bergratten" en de ongelukkigen de hand reiken, omdat ze arm zijn en in nood verkeren; omdat het broeders zijn, die lijden en omdat ieder mens zijn broeders moet helpen". De Bast dient het voorstel in "Gezien de B.v.B. nog diensten bewijst, besluit de gemeenteraad de B.v.B. in stand te houden en te reorganiseren". Dit voorstel wordt aangenomen met 13 stemmen tegen 12. In maart 1898 staan de beide stellingen opnieuw tegenover elkaar in de gemeenteraad. Terwijl is het aantal panden per honderd inwoners gedaald tot 44 in 1895. Op tien jaar tijd is het aantal panden met 30 000 verminderd. Naar de soort panden is de vermindering echter niet gelijkmatig.
Verdeling in o/o van het aantal panden naar hun aard. 1870 Klederen Juwelen Nieuwe koopwaar
1888
1896
75,3 o/o 58,2 o/o 51,6 o/o 24,0 o/o 41,3 o/o 47,9 o/o 0,5 o/o 0,37 o/o 0,4 o/o 99,8 o/o 99,87 o/o 99,9 o/o
Verdeling in o/o van de panden naar hun waarde. 1870 Klederen Juwelen Nieuwe koopwaar
1888
1896
47,7 o/o 26,4 o/o 23,1 o/o 49,1 o/o 71,4 o/o 74,5 o/o 3,1 o/o 2;1 o/o 2,3 o/o 99,9 o/o 99,8 o/o 99,9 o/o
In absolute cijfers is het aantal panden van 84 443 in 1888 gedaald tot 54 692 in 1898. De juwelen, gouden en zilveren voorwerpen zijn met een vierde verminderd, de kledingstukken en andere voorwerpen met 42,5 o/o. Drie vierde van de panden hebben een maximumwaarde van 9 F; de waarde van 9/10 van de panden is kleiner dan 24 F. Uit een onderzoek
115
ingesteld in januari 1897 blijkt, dat een vijfde van de panden gelost wordt binnen de acht dagen; de 4f5 van de panden wordt gelost op zaterdag of zondag, de overige panden worden practisch alle gelost op vrijdag, de marktdag. Natuurlijk worden in de gemeenteraad dezelfde motieven naar voor gebracht. "Le mont-de-piété entredent des habitudes d'incurie et de désordre". De Heer Baudewijn verklaart "Ik kan u verzekeren, dat de beleners van de B.v.B. grotendeels vrouwen zijn van lichte zeden, ontrouwe echtgenoten, kinderen, die hun ouders bestelen". Het voorstel de B.v.B. te sluiten wordt aangenomen met 17 stemmen tegen 14 en 2 onthoudingen. Maar hiermede is de kous niet af. In 1899 wordt het ontwerp van likwidatie van de B.v.B., opgesteld door het College, verworpen met 19 stemmen tegen 18. Gevolg : de B.v.B. wordt niet gesloten. In december 1899 wordt een nieuw reglement opgesteld. De voornaamste wijzigingen zijn : 1. verbod de panden te lossen op zaterdag, 2. verbod te verpanden op maandag, 3. de B. v.B. blijft gesloten tijdens de kermisdagen, op carnaval, alsook op de dag na de feesten, • 4. er mogen geen panden aanvaard worden vart personen in dronken toestand noch van personen jonger dan 18 jaar, 5. voor de interestkas worden geen panden onder de vier frank aanvaard, . 6. nogmaals wordt verboden dat personen mits betaling voorwerpen van derden naar de B.v.B. brengen, 7. de interest bedraagt 4 o/o. Tijdens de eerste jaren van de 20e eeuw- van 1900 tot 1914- daalt de activiteit van de B.v.B. verder, en dit zowel voor de interestkas als voor de gratiskas. Van 64 680 panden in 1900 tot 30 964 panden in 1914. De oorlogsjaren 1914-1918 brengen nog een grotere daling; de goederen zijn zeldzaam en hierdoor gemakkelijker verkoopbaar. In 1918 werden slechts 6722 panden ingebracht. Van maart 1915 tot juli 1919 werd de verkoop van de panden geschorst. Na 1918 herneemt de activiteit van de B.v.B. gedeeltelijk : het aantal panden per jaar bedraagt ongeveer 9000. Het onmiddellijk gevolg van het gering aantal panden is, dat de uitbatingskasten zwaarder wegen op de winst- en verliesrekening. In 1928 zal de gemeenteraad nog een nieuw reglement goedkeuren. De benaming luidt nu : Openbare Kas van Lening. Men aanvaardt als panden mobilaire voorwerpen met uitzondering van sieraden van de eredienst, wapens van onderofficieren en gereedschap van werklieden, en ook mobilaire waarden (= obligaties). Panden onder de 25 F worden niet aanvaard, met uitzondering voor gouden en zilveren voorwerpen. De interest wordt gebracht op 7 o/o. De gratiskas leent op panden van 1 tot 24 F, maar niet op gou116
den en zilveren voorwerpen. Niettegenstaande dit nieuw reglement heeft het dienstjaar 1928 een tekort van 60 000 F, tekort dat in 1929 zal stijgen tot 171 000 F. In de zitting van de gemeenteraad van 8 april 1929 verklaart schepen Van den Bossche : "De sociale rol van de B.v.B. is vervuld. De betere toestand van de werklieden en de oprichting van een werklozenfonds hebben voor gevolg, dat de B.v.B. niet meer beantwoordt aan een sociale noodwendigheid". De gemeenteraad besluit de B.v.B. te sluiten. In uitvoering van het K.B. van 22.10.1929, dat de beslissing van de¡ gemeenteraad goedkeurt, wordt overgegaan tot de likwidatiè van de Openbare Kas van Lening. Het kosteloos lenen op panden met maximum 24 F - stichting Bisschop Triest - wordt nochtans verder verzekerd door de zorgen van de Commissie van de Openbare Onderstand (besluit van de gemeenteraad van 29.7.1929). Het personeel van de Openbare Kas van Lening werd overgenomen door het stadsbestuur. Thans in 1974 wordt deze dienst nog verzekerd door de Commissie van Openbare Onderstand van Gent. In de administratieve gids van Gent leest men op blz. 115 : "Openbare Kas van Lening (pandgeving van voorwerpen). Wat gebeurde met de overige B.v.B. in ons land ? Al deB.v.B.werden gesloten met uitzondering van de B.v.B. te Brussel. De Openbare Kas van Lening te Brussel, gevestigd St. Gisleinsstraat 23, is nog altijd actief.
Verslag over het dienstjaar 1972
Juwelen obligaties Andere voorwerpen
Aantal panden
Waarde
Gemiddelde waarde van een pand
44 779 720 17 589
109 152 900 F 8 090 375 F 20 084 025 F
2 437 F 11 236 F 2176 F
63 088
137 327 300 F
In 1972 werden 4050 panden verkocht voor 5 524 875 F. De klanten van de Openbare Kas van Lening te Brussel wonen niet enkel in de hoofdstad, maar zijn verspreid over het ganse land. Er bestaat thans een internationale vereniging van Openbare Kassen van Lening; volgens deze vereniging zijn er Openbare Kassen van Lening zowel in kapitalistische landen (U.S.A.) als in kommunistische landen (Hongarije) en ontwikkelingslanden (Dominicaansè republiek). M. STEELS
117
Bronnen:
De gegevens werden ontleend aan de Gemeentebladen van de Stad
Gent en aan de Jaarverslagen. A.E. DUBRUCQ : De Openbare Kas van Lening te Brussel 16181968. (Brussel, 1968)
WETENSWAARDIGHEDEN UIT HET VERLEDEN VAN EKKERGEM
Wanneer van Ekkergem gesproken wordt, zegt men soms : de parochie van de "Schieve Tore". Die toren is er van 1509. Er wordt, nu nog verteld dat de bouwer eraf sprong toen hij zag dat hij niet gans recht stond. Deze wanhoopsdaad zullen wij voor rekening van de legende laten. Het overhellen zal wel later gekomen zijn, ingevolge de zuidwestenwind en het uitdrogen van het gebinte van de spitse naald. De personen geboren op Ekkergem,. worden tot op heden de "Koolkappers" genoemd. Dit vindt zijn oorsprong in het feit dat hier steeds veel groententelers waren. Waar nu de Coupure is, was vroeger het Kolenveld, een deel van het Bijlokeveld. Het was goede grond en de kwekers uit 1751-1753 zagen hem met veel spijt voor hen verloren gaan bij het graven van de Coupure. Rode en andere kolen werden er geteeld. Dit is de oorsprong van de bijnaam : bij· het oogsten werden de kolen van de stengels gekapt. Lange tijd, tot het einde van vorige eeuw en begin van de huidige, had Ekkergem een landelijk karakter. Begrepen binnen de stadswallen van Hembyse, waren er vele niet bebouwde plaatsen, wáár aan tuinen zelfs aan landbouw werd gedaan. Vele molens staken er hun wieken in de hoogte; zij hadden soms curieuse namen, hun door het volk gegeven, zoals : Wispelberg, Papegaaimolen, Rode Roe, Vestmolen, 't Bijlkin, de Bysserigge, de Kokerigge, de Backerigge, enz. Op Einde Were, kant Malem, werd in 1785 door Frans Pilsen, de eerste papiermolen uit onze streken opgericht. Die kant is nog gekend : "Aan de papiermeulens". Menig bloementeler en tuinbouwer had te Ekkergem zijn bedrijf. Meestal in de vorige eeuw waren zij ermede begonnen. Namen als : Baumann, Beyls, De Coninck, De Cuyper, De Vriesere, Lanckman, Spae, Bassijn, enz. waren er goed gekend. Op de zuidhoek van de Coupure-rechts en de Akkerstraat stond de herberg "Frascati", gehouden door de herbergier-bloementeler : Lanckman. Daar werd op 8 october 1808 de "Société d'Agriculture et de Botanique de Gand, département de l'Escaut" gesticht. Reeds op 6 februari 1809 werd in Frascati een eerste plantententoonstelling 118
gehouden met een goede veertigtal planten. Hier zijn de beroemde Floraliën van Gent begonnen. Door gebrek aan plaats verhuisde de maatschappij naar de zaal "Flora", in de Holstraat, waar in 1815 reeds een expositie plaats had met een duizendtal planten. Opnieuw gebrek aan plaats en in 1836 ging de expositie door in het "Casino" op de Coupure, met ja, meer dan vijfduizend planten. In 1843 kwamen er Koning Leopold I met de koningin en een paar jaren later koningin Victoria van Engeland op bezoek. Sinds 1913, gaan de tentoonstellingen door in het "Casino" van het Citadelpark. Knaepe Sirnon Van Daele, boodschapper van de maatschappij, gaf ter gelegenheid van nieuwjaar 1811, zijn beste wensen aan al de leden, met volgende verzen : Vrienden van de vreemde arbusten Die heel groen en liberael, Komen naer sieur Lanckman's zael Van verre afgelegen kusten, Permetteert aen knaep Van Dael Dat hij u uyt vollen herte, Wenscht een nieuw jaer zonder smerte. Ekkergem heeft steeds een zwak gehad voor bloementeelt. Wijzen wij erop dat Mgr. Antoon Triest, bisschop van Gent van 1621 tot 1657, te Ekkergem zijn beroemd en prachtig buitenverblijf had, de "Belvédère", gelegen tussen de wallen en de Leie, tegenover de nieuwe hoofdingang van het militair hospitaal. Dáár was een unieke tuin met exotische planten. Mgr. A. Triest stichtte zelfs de vereniging van hoveniers, "St.-Dorothea". Zij hadden een kapel in de St.-Michielskerk. Maar niet alle bloemenliefhebbers oefenden een vroom beroep uit. Vermelden we Filip Hamel. Tussen 1775 en 1784 was hij de beul van Gent. Hij had zijn hof op de Coupure. Op 12 mei 1785 verkocht zijn weduwe de planten van haar overleden echtgenoot bij opbod. Zeer ge~end als bloemenliefhebber was ook de burgemeester graaf Charles de Kerckhove de Denterghem; hij bestuurde onze stad van 1857 tot 1881. In de Wintertuinstraat stond zijn grote serre met wandelpaden. Deze serre was de plaats van bijeenkomst van de Gentse "Grand Monde". Waarschijnlijk had het landelijk karakter van Ekkergem een invloed, toen gezocht werd naar een geschikte plaats voor een gevangenis buiten de stadskom. Op de Coupure, ter hoogte van de Rasphuisstraat werd in 1772, bij besluit van keizerin Maria-Theresia, de "Maison Centrale Pénitentiaire" opgericht. Het werd door de Gentenaar "Rasphuis" genoemd. Voor die tijd was het een modelgevangenis. Er was plaats voor 2600 gevangenen, verdeeld in acht vleugels. In 1830 verbleven er 1200 gevangenen mannen en vrouwen. In het begin dienden zij verfhout te raspen, 119
vandaar de naam door het volk gegeven. Later ten tijde van Lieven Bauwens, werd er katoen gesponnen en geweven. Bij de afschaffing en afbraak in 1935 waren er nog 513 gevangenen. Op de vrije gronden werden de gebouwen van de toenmalige "Landbouwhogeschool", thans Faculteit van de Landbouwwetenschappen, Rijksuniversiteit Gent, opgetrokken. De nu nog bestaande gevangenis van de Nieuwe Wandeling werd bij de bouw in 1862 getiteld : "Nouvelle Maison de Sûreté civile et Militaire Cellulaire"; zij heeft plaats voor 262 mannen en 58 vrouwen. Oorspronkelijk was zij bestemd als celgevangenis. Van Ekkergem wordt wel eens gezegd dat het de parochie is van alle weeën : behalve een gevangenis, vindt men er hospitalen en een wezenhuis, en is het ook bekend om zijn executieplaats. Vooral het einde van de 18e eeuw, het begin van de 19e eeuw en de periode van de 1e wereldoorlog waren pijnlijke momenten uit een recent verleden. Na de maatregelen van Jozef II in 1?84 tegen de kloosters, viel men in 1794 met de Fransen van de regen in de drop. Zij hielden lelijk huis in onze religieuze instellingen; ook Ekkergem ontsnapte er niet aan. De kerk werd voor de godsdienst gesloten. Het klooster van de Victorienen van Deinze, dicht tegen het Domus Domini en dit der Annunciaden, in de straat met die naam, werden opgeheven. De oude · H. Bloedkapel, staande aan de vierweegse tegen de huidige Heilig Bloedstraat, een kapel waar mis werd gelezen en waar aanroepingen werden gedaan tegen de koortsen, werd in 1799 als nationaal goed verkocht en door de verwerver afgebroken. Met het Concordaat in 1801 kwam er verbetering; de diensten werden hernomen, maar alle wee was niet geleden. In 1809 en opnieuw in 1813 werd de kerk als hospitaal gebruikt voor de soldaten van Napoleon; in 1810 zelfs als hooimagazijn voor zijn leger. De grondige herstelling van de Sint Martmuskerk kwam pas in 1907. Het militair hospitaal was ondergebracht in de gebouwen van het gewezen klooster van Deinze. Met de bouw van het nieuwe militair hospitaal werden, spijtig genoeg, oude panden afgebroken. Blijven nog over : de kloostergang uit de 16e en de kapel uit de 17e eeuw. Deze gebouwen moeten gevrijwaard worden. Thans werd het hospitaal overgedragen aan het Academisch Ziekenhuis van de Universiteit. Op de wijk zijn er ook meerdere kapellekens. In het beluik "Pakhuis" en op de hoek van de Krijgshospitaalstraat en de Ekkergemstraat, hangen er, aldaar aangebracht uit dankbaarheid voor het eindigen van de grote cholera-epidemie in 1866. Te Gent waren 5500 ziektegevallen waarvan 2769 met dodelijke afloop. Tot 1721 had jaarlijks de ommegang plaats vanaf de St.-Stephanuskerk (Augustijnen) naar de H. Bloedkapel te Ekkergem. In 1621 namen de aartshertogen : Albrecht en Isabella eraan deel. De "Via Dolorosa" was een kruisweg van achttien staties, die begon 120
aan de kerk en langs de vesten van Einde Were en Nieuwe Wandeling eindigde aan de Brugsepoort. Op het kerkhof stond de St. Annakapel, waar soms mis werd gelezen. Dáár stond óók een grote calvarieberg. Op de eerste zondag van juli hield men er de St.-Maartenprocessie. Als zeer droevige bladzijde uit Ekkergem's recent verleden vermelden we de terechtstellingen op de schietbaan van de huidige Martelaarslaan. Als knaap ging ik terschool, daar vlakbij. Sommige dagen werden de schoolgebouwen ontruimd te 15 uur, omdat er te 17 uur executies plaats grepen. Veel volk stond dan op de Martelaarslaan, op afstand gehouden door "Feldgendarmes" te paard. Als het karretje, vanuit de gevangenis op de Nieuwe Wandeling, kwam gereden en ter hoogte van het samengestroomde volk kwam, steeg uit de massa een hevig roepen op. De veroordeelden in het celwagentje kregen zó nog een glimp van sympatie van het volk. · Vele oudere inwoners herinneren zich de dagen van het laatste offensief in 1918. Ekkergem ligt namelijk aan de westkant van de stad, dus de kant naar het front toe. Sommige dagen kon men het verre grollen van het artillerievuur horen, uren, soms dagen lang. Reeds kort na het begin van het offensief was het een bijna ononderbroken rijden van auto's, en bussen, die vier à vijf aanhangwagentjes trokken; vol met gekwetste soldaten, zowel Verbondenen als Duitsers. In de bus zaten de minder gewonden, in de wagentjes op twee wielen; lagen op berries de zwaar gekwetsten. Ekkergem is nooit een nijverheidswijk geweest, alhoewel er toch vier voorname en grote fabrieken stonden, die nu alle verdwenen zijn. -Op de plaats genoemd "Groene Vallei", werkte van 1838 tot 1961 de vlasspinnerij "La Lys", die tussen de wereldoorlogen en nog daarna ruim 3000 werklieden telde. De gebouwen zijn nu afgebroken en er komt een nieuwe woonwijk. In de "Groene Vallei" was ook, van 1847 tot 1860, de Kruisbooggilde "Sint-Joris", de leden hielden er hun schietoefeningen. Door de uitbreiding van de fabriek werden de gronden ingenomen en het gild diende een andere plaats te zoeken. -Als tweede nijverheid vernoemen we de werkhuizen : Van de Kerckhove, van 1826 tot 1934. Hun specialiteit was het maken van stoommachines; zij fusioneerden in 1934 met S.E.M. Dok te Gent. Dáár werd de bedrijvigheid voortgezet. Te Ekkergem was het bedrijf gelegen op de Coupure Links. -Er was ook een vlas- en jutefabriek : De Waele-Rothlisberger; alhoewel te Ekkergem "het klein fabriekje" genoemd, werkten er toch circa 400 mensen. De bedrijvigheid hield op rond 1960. De fabriek stond op Einde Were, rechtover de kerk, waar nu de garage Peugeot is (sinds 1964 ). -Vermelden we ten slotte de metaalwerkhuizen van de Gebroeders Velghe, in de Krijgshospitaalstraat. De bedrijvigheid is sinds lang gestaakt. 121
In deze fabrieken en werkhuizen werkten vele inwoners van de parochie. Meestal woonden zij in beluiken met pittoreske namen die dikwijls eigendom van de werkgever waren. Zo zijn er nog de beluiken : . Koer van Langerock, Mostaardkoerke, Nijperskoerke, Pakhuis, Koerke van de Vier Kolommekens, Str... poortje, Hol van Pluto, (dit laatste is een doodlopende smalle weg, waarin nette huizen staan), 't Kerkstraatje, cité Bureau, cité Soenen, cité Van Loo, e.a. Het Pakhuis zou voor het nageslacht dienen bewaard te blijven; dit koerke is gelegen in de Krijgsgasthuisstraat, het is er stemmig en het biedt veel gelijkenis met het godshuis "Alyn" op de Kraanlei. De wijk is lang verstoken geweest van openbaar vervoer. Eerst op 9 december 1923 werd de lijn 2 van de stadstram verlengd van de Zonnestraat tot aan de Rozemarijnbrug. Toen de Rozemarijnbrug nog een draaibrug was, met scheepvaart op de· Coupure, hebben veel haastige mensen dikwijls vóór de gedraaide brug staan sakkeren. Een sleepboot die een viertal sleepschepen langzaam, zeer langzaam, door de vaargeul van de brug trok, was een normale gebeurtenis. Een half uur wachten was geen uitzondering. En wat dan gezegd van een sleepschip, getrokken door drie à vier personen ? In 19 54 breidde Ekkergem zich over de Leie uit naar de Neermeersen. Begin werd gemaakt met een nieuw, prachtig en gezond stadsgedeelte. In augustus 1955 werden reeds op de Watersportbaan de Europese Roeikampioenschappen gegeven. De Leiearm werd gedempt en de laatste veerman aan de Overzet, Amedée Dhondt, was werkloos. Ekkergem was voor een à twee generaties nog rijk aan volkstypes, vrouwen zowel als mannen. Hun bijnaam alleen volstaat als beschrijving : zo was er - 't Vogelkootje, wiens woonst vol hing met kooien vol vogels. Hij lustte graag een levende meikever, zeggende "het smaakt lijk een amandel". -Schele Jan, meer dronken dan nuchter, en handelaar in vierderangsfruit. - het "pird" (paard), een vrouw met ... allure en kracht. - Mie den Duuvel, van geen man vervaard. - Zot Sofietje, steeds op wandel met een regenscherm. - Iets meer woo~den zijn nodig voor "Gustje den Barbier"; het was een klein, dik mannetje, jonggezel; hij woonde in het Nijperskoerken. Hij scheerde de ganse buurt en sneed ook de haren, maar dit laatste alleenlijk op twee manieren : ofwel "een tuute" dit was alles af "kale knikker", ofwel "mee ne frou-frou", dit was eveneens alles af, behalve langs het voorhoofd waar wat haren werden gelaten, die dan horizontaal werden geknipt. Meer kon Gustje niet. Was de kliënt meereisend, dan diende hij zich te wenden tot de "coiffeur" in de Ekkergemstraat. 122
Bijzondere vermelding verdienen ook de paradijzen voor kleine jongens en meisjes : de "spekkewinkels". Deze werden meestal opengehouden door alleenstaande vrouwen. Gekend waren : - Mietje de Dove, tegen de kerk. - Korlie (Coralie in de Wintertuinstraat). - Mietje Kuste, in een beluik van de Bijlokevest. Kusten zijn de harde kanten van de peperkoek, die na het bakken worden verwijderd. - Kattezieke, in de Ekkergemstraat; in haar winkel rook het sterk naar urine, zij was ongehuwd en hield er een gansè resem katten op na. Haar spekken "krulletjes", een soort Kattiens pek, waren zeer gezocht en lekker, misschien wel wat doordrongen met de geur van kattenurine, maar dit was geen bezwaar voor de kleine kliënten. In de winkeltjes, lagen de spekken op teljoortjes, de kusten kwamen uit een mand. Reeds voor een "triepken", één centiem, kon men bediend worden. Een heel wat voornamer figuur vóór de eerste wereldoorlog was politiecommissaris Taets van de 11e wijk, waartoe Ekkergem behoorde, westelijk van de Coupure. Hij was een groot en stevig gebouwd man, die eerbied afdwong van de woelmakers en de "boaildeliggers"; dit waren meestal niet-werkende mannen, die de ganse dag, ter hoogte van de draaibruggen op de Coupure, met de armert op de "boailde", de ijzeren borstwering aan het water, lagen. Wanneer Taets een "tour de section" deed, met de wandelstok in de hand, bleven zij hem eerbiedig uit de weg. Toch was hij zeer volksgezind en de spelen op Ekkergemkermis, konden op zijn tegenwoordigheid rekenen, als jurylid. Onder de zeer verdienstelijke "Ekkergemmenaars" verdienen ook de volgende een plaats op de erelijst. - Constant-OHvier D'Hossche, geboren in 1811. Hij was stichter-eigenaar van de zwemkom naar zijn naam, gelegen aan de Ovèrzet. In gans de stad was hij een beroemdheid : hij had een patriarchale kop, een prachtige baard en een weelderige haardos; vandaar zijn bijnaam "Pruuke D'Hossche". In 1839 tijdens de hevige katoencrisis te Gent, speelde hij er een eerste rangsrol. Hij was de voorloper van de latere socialistische voormannen in het Gentse. In 1872 werd "Pruuke D'Hossche" door beeldhouwer Karel De Kesel, vereeuwigd in het beeld van de Schelde, op de gevel van ~e oude vismijn, St.-Veerleplaats. Na zijn dood en tot aan de overname door de stad van zijn zwemkom gaven zijn beide dochters er zwemlessen. Er kon gezwommen worden in de kleine bassijn met drie diepten en in de Leie. Zwemgelegenheid voor knapen was er in de Leie, op de plaats genoemd "het eilandje". 123
Daar was een gemeenschappelijke kleedplaats en de prijs was adequaat, ongeveer vijf centimes. -Niet minder gekend was pastoor Den Haerynck, geh. 1846, van 1893 tot 1933, pastoor van Ekkergem, waar men van "paster den harinck" sprak. Hij is de bouwer van de huidige pastorie en op zijn kosten eveneens van de school "O.L.Vrouw-Visitatie" in de K.L.Diericxstraat. Hij was populair en deed veel voor zijn parochie. Het hek, dat het voortuintje van de pastorie afsluit van de straat, is in smeedijzer en op een laag muurtje geplaatst. De ingang, eveneens in smeedijzer, bestaat uit twee delen, op het bovengeddelte van de draaiassen, tegen de muur, is een gesmede haring aangebracht .. De pastoor had wel zin voor humor. -Geneesheer Henri Dumont (1850-1923), een ware volksvriend voor Ekkergem, bezocht zijn patiënten steeds te voet. Op het laatst van zijn leven had hij een zeer slepende tred en stootte schuifelend zijn adem uit. Vele arme mensen verzorgde hij gratis. Hij was dokter van de "Bond Moyson". Hij stierf plots, in de gang van zijn woning, toen hij na een ziekenbezoek huiswaarts kwam. - Leo-Michel Thiery (1877-1950) was de pionier van een degelijk biologisch en aanschouwelijk onderwijs. Hij was de stichter van het prachtig "Gentse schoolmuseum", eerst in het Berouw, nu in de St.-Pietersabdij ondergebracht. Hij schreef verscheidene werken, o.a. : Encyclopedisch Onderwijs, in 1914; hierin preconiseert hij een nieuwe manier van onderwijs. Hij was ook geoloog en beschreef de grond waarop Gent is gebouwd. Zijn leus was "Labore et Constantia". - Verdienstelijke geneesheren waren eveneens Dokter Wasteels, een aristocratisch typ~, en Dokter Maes, een innemend, gemoedelijk man, die pas een paar jaren geleden overleed. Hij bezocht zijn kliënten, in de eerste jaren van zijn practijk, met een zegezegde "doktersfiets", een rijwiel zonder ketting. Iedere wijk of parochie heeft, behalve zijn volkstypes en verdienstelijke inwoners, ook zijn eigen kermis en de nodige cafés en danszalen. Tot 1957 viel Ekkergemkermis op de 2e zondag van october. Zij was, met deze van St.-Pieters en van St.-Jacobs, de voornaamste van de stad. Er was veelleute en plezier met de dreunende orgelmuziek. Aan de herbergen stak de driekleur uit met aan de vlaggestok een rode kool, dit gebruik bleef nog bestaan tot tussen beide wereldoorlogen. Er waren volksspelen : mastklimmen, zaklopen, kruiwagenrijden met een puit op, pap eten, enz. De dinsdag na de derde zondag van october vierde men het sluiten van de Kermis met een kloefkensbal in alle danszalen. Iedereen droeg fraai beschilderde kloefen en er waren prijzen voor de mooiste. Het was ook "de" uitgangsdag van de neringdoeners. Aan danszalen ontbrak het niet; vernoemen we : -De Koornbloem in de Ekkergemstraat; daar was vroeger van 1820 124
tot 1847, de vergaderzaal van het gild van St. Joris; zij hadden er ook hun schietstand. Nu is er sinds 27 à 28 jaar de boogschuttersvereniging, de "Korenbloemschutters", gevestigd, evenals de Koninklijke Cyclobalclub "Sport na Arbeid". - De Philharmonie op de Bisschop Triestlaan was een balzaal met meer standing; zonder halsboord of das, werd de toegang geweigerd. - Mars-da-Been of Boerenhof, aan de kerk in de Ekkergemstraat. - De Oude Achterroos en De Nieuwe Achterroos, beide in de Krijgshospitaalstraat. - De Voorroos en Dua, beide in de Ekkergemstraat. - De Mangelaere in de Hoveniersstraat, nu Koolkapperstraat. - Last but not least : het Spiegelhof, aan de Nieuwe Wandeling, afgebroken in 1902. Het gebouw was imposant en groot. Het bordes was zes tot zeven treden hoog. Een nu achtennegentigjarige Koolkapper vertelde mij, dat bij ruzie, en dit gebeurde dikwijls, de woelmakers met geweld uit de zaal werden geduwd door de "buitensmijters" en van het bordes op het voetpad werden geworpen. Op de kermis werd veel het korte liedje gezongen : En moeder zit in 't hof (bis) en wij die gaan gaan dansen naar het Spiegelhof. Met " 't hof'' wordt hier het oudvrouwengesticht bedoeld, soms werd in plaats van " 't hof'', " 't lof'' gezongen. Iedereen kent op de Coupure tegen de Rozemarijnbrug : "Salon Napoléon", nu "Café Napoleon" (waarom die verandering ? ). Het is een stamherberg, waar veel biljartkampioenschappen gespeeld worden. Het huis is een goede honderddertig jaar oud. Daar vergaderden tot 1874 de oud-soldaten van Napoléon. In voormeld jaar waren er nog vier en toen werd besloten geen verdere vergaderingen meer te houden. Intussen heeft met de toenemende verkeersmogelijkheden de oude klassieke, wijk-gebonden kermis afgedaan. Wel werden in 1945 en 1946 op de Coupure twee schitterende waterfeesten gegeven, die duizenden mensen trokken. Sinds 19 5 7 werd de jaarlijkse kermis verlegd naar de laatste zondag van mei of de eerste van juni. Met het openen van de nieuwe wijk en de Watersportbaan, werd alles over een nieuwe boeg gegooid en zou de kermis, nu op het einde van de lente, gepaard gaan met roeiwedstrijden en waterfeesten, aangevuld met rijwielkoersen en andere sportmanifestaties, met radioserenades, en niet te vergeten, in de Korenbloem, met een schieting op de liggende wip. Tevens wordt steeds hulde gebracht aan de monumenten van de gesneuvelden, gedeporteerden en gefusilleerden voor het vaderland. Volksspelen op straat of plein zijn niet meer mogelijk wegens het druk verkeer. Tot slot volgende gegevens over de "Koolkappersvlag" : 125
in het centrum zit het "Koolkapperken" in een rode kool; hij houdt in de handen een bierkruik en een kapper. In de bovenhoeken : St.-Maarten en St.-Michael. In de benedenhoeken : Ekkergemkerk en windmolens. ALFONS DE BUCK
TE GENT IN 1874 Over het jaar 1874 te Gent is weinig te vertellen; er gebeurde niets buitengewoons. Toch menen we, dat er wel belangstelling zal zijn om te vernemen, wat zo al honderd jaar geleden te Gent voorviel. Graaf Karel de Kerchove (1819-1882) was burgemeester en dit sedert 1857. De schepenen waren : A. Wagener, hoogleraar, D. Levison, koopman, L. Vermande!, advokaat enK. Pickaert, brouwer. Onze stad telde 130 082 inwoners; het aantal geboorten bedroeg 4503 (34,6 op 1000 inwoners) en het aantal sterften 3437. Bij deze sterfgevallen waren er 1663 gevallen jonger dan vijf jaar. Dit betekent, dat 48,8 o/o van de overledenen jonger was dan vijf jaar of nog, dat ongeveer 38,2 o/o van de kinderen stierf voor hun vijfde jaar. De kindersterfte was dus nog buitengewoon hoog. Voor de gemeenteraad hadden 7180 inwoners of 5,5 o/o en voor het parlement 4675 inwoners of 3,3 o/o stemrecht. Op dinsdag 9 juni was er verkiezing voor de senaat. Er waren 26 kiesbureaus : 18 voor de inwoners van Gent en acht voor de overige kiesgerechtigden van het arrondissement, die naar Gent moesten komen voor de verkiezing. De lijst van de kiesbureaus toont ons wel de voornaamste drankhuizen van de stad, want bijna al de kiesbureaus waren in drankhuizen ingericht. 1e bureau : stadhuis. 2e bureau : stadhuis. 3e bureau : Lakenmetershuis. 4e bureau : herberg Den Duitsch bij St. Jacobs. Se bureau : herberg Hof van Flora in de Holstraat. 6e bureau : herberg Trompet in de Ham. 7 e bureau : herberg De Prins in de Ramstraat. Se bureau : herberg Parnassusberg op de Houtlei. 9e bureau : herberg Spiegelhof op de Nieuwe Wandleing. 10e bureau : herberg De oude Kroon op de Zuidkaai. 11e bureau : herberg Den Boer in de Sleepstraat. 12e bureau : herberg De Vier Hoeken in de FiĂŠvĂŠstraat. 13e bureau : herberg De Leeuw van Vlaanderen in de St.-Margrietstraat. 126
14e bureau : herberg De Kroon op de Reep. 15e bureau : d.e Polka-zaal in het beluik Polka. 16e bureau : de Foyer van de Minardschouwburg. 17e bureau : de herberg De Drie Sleutels in de St.-Amandsstraat. 18e bureau : de zaal Thalia op het St.-Pietersplein. 19e bureau : herberg Het Zwarte Ram in de Lange Violettenstraat. 20e bureau : de Philharmonie op de Bijlokevest. 21e bureau : herberg Het Yzeren Kruis in de Sleepstraat. 22e bureau : zaal Sodaliteit in de Korte Meire. 23e bureau : zaal La renaissance in de St.-Amandsstraat. -24e bureau : herberg Stad Brussel in de Hoogstraat. 25e bureau : herberg Den Hert in de PhÊnixstraat. De kandidaten van de katholieke lijst behaalden¡ gemiddeld ongeveer 3400 stemmen, de kandidaten van de liberale lijst behaalden gemiddeld ongeveer 3300 stemmen. De katholieke lijst behaalde dus al de zetels. In de bureaus voor de Gentse kiezers behaalden de liberalen de meerderheid, die echter verloren ging door de stemmen van de overige kiezers van het arrondissement. Voor deze verkiezing had gans het land de ogen gevestigd op Gent, daar¡ het bestaan van het katholiek ministerie de Theux-Malou grotendeels afhing van de uitslag te Gent. De commandant van de burgerwacht had de volgende dagorde uitgevaardigd : "De burgerwacht zal in geval van dringendheid bij trommelslag opgeroepen worden. De zwarte en witte vlag zal ter zelfder tijd gehesen worden op het Belfort om aan te kondigen, dat er een buitengewone wapenneming is. Voor de legioenen is de kledij : shako en epauletten voor de onderofficieren en de korporaals; de politiemuts zonder epauletten voor de officieren; voor de ruiterij : oefenkledij met talback en patroontas. Om onlusten te voorkomen werden de jagers en de artilleurs van de burgerwacht onder de wapens geroepen : ze namen plaats voor de katholieke kring en in het oude Kuldershuis aan het bisschoppelijk paleis. De bevofking bleef echter rustig. Nog een woordje over de bevolking : Gent telde 651 beluiken met 6445 woningen. Hierin woonden 6922 gezinnen tellende 27 503 personen. 21 o/o van de bevolking woonde dus in een beluik. De economische toestand van de inwoners was tamelijk gunstig : slechts 9 115 personen moesten gesteund worden door het bestuur van weldadigheid. Hiervan waren ongeveer 30 o/o ouder dan zestig jaar. Gent was ook een stad van studenten : de universiteit telde 506 studenten. De verdeling was als volgt : faculteit wijsbegeerte en letteren 20 studenten faculteit rechten 99 studenten faculteit geneeskunde 76 studenten faculteit wetenschappen 31 studenten school burgerlijke genie 213 studenten school voor kunsten en handwerk 62 studenten hogere normaalschool voor wetenschappen 5 studenten 127
De koninklijke academie voor teken-, beeldhouw- en bouwkunde telde 592 leerlingen, het conservatorium 389 leerlingen. Ook de opbrengst van de belastingen leert ons iets over de bevolking. In 1874 telde Gent 117 700 belastbare deuren en ramen, die samen 267 502 F opbrachten. Hier ligt de verklaring waarom men te Gent nog heel wat gevels ziet, waarvan de ramen toegemetseld zijn. De 16 406 haardsteden brachten 38 699 F op. Voor de 4 161 dienstboden - de arbeid was erg goedkoop - werd 46 419 F belasting betaald. De 1035 paarden brachten 21 252 F op. In 1874 beliep het getal belasten voor verkoop van sterke drank, tabak en sigaren- het leeuwenaandeel zal hier wel de herbergen geweest zijn- niet minder dan 2530! Zeker was er dus een herberg voor 70 inwoners (kinderen inbegrepen) : dit bracht 55 424 F op. De stad werd verlicht met 1605 gaslantaarns en 213 petroleurnwieken. De verlichting gaf weinig voldoening. Zo vinden we in de Gazette van Gent van 11 december 1874 een brief van de inwoners van de wijk St.-Pieters-extra-rouros en van de wijk Heuvelpoort, die klagen over het gebrek aan verlichting. Tevens klagen ze over het gebrek aan brievenbussen. De brief verstrekt interessante gegevens over de toestand van deze wijken. Betreffende de openbare werken is niet veel te vertellen. Wel keurt de gemeenteraad op 26 mei 1874 het gezamenlijk plan goed, waarbij een nieuwe wijk tussen het Rabatstation en het Verbindingskanaal zal worden opgericht; op 5 october wordt ook het plan goedgekeurd, dat de geschiktmaking van de gronden rond de citadel regelt. De Onthoofdingsbrug (kostprijs : 15 523 F) en de Muinkbrug (kostprijs 84 000 F) worden herbouwd. Er wordt ook besloten een brug te bouwen over de Leie aan de Kromme Wal, dit om de wijk van de Muide beter te verbinden met het station. De brug zal 95 489 F kosten; het werk wordt echter eerst in 1875 uitgevoerd. ¡ Het voornaamste te vermelden feit voor 1874 is vermoedelijk wel het in gebruik nemen van de "paardentram". Op 22 mei 1873 had de gemeenteraad aan de heren Dufranne en Finet en aan de Naamloze Maatschappij Bank van Brussel de toelating verleend het vervoer per paardentram in te richten. De goedkeuring van de plans door de hogere overheid laat op zich wachten; eerst einde april 1874 kan men met het leggen van de rails beginnen. De eerste lijn liep van het station (Zuidstation) langs het Arteveldeplein, Keizer Karelstraat, Vlasmarkt, Steendam, Dampoortstraat naar het station aan de Dampoort. De plechtige inhuldiging van de eerste lijn greep plaats op zondag 24 mei. Twee rijtuigen met de genodigden reden van de Dampoort naar St.-Jacobs. De geregelde dienst begon op maandag 25 mei. De prijs DampoortZuidstation in eerste klas bedroeg 20 centimes, in tweede klas 15 centimes. De dienst was verzekerd van 7 u's morgens tot 21 u. Op 1 juni weet de Gazette van Gent te vertellen : "De tramway maakt 128
uitmuntende zaken. Telkens is het rijtuig vol. Gisteren werd van 's morgens vroeg tot 's avonds met twee· r:jjjuigen gereden en bij elke reis was de omnibus te klein om het volk op te laden". Er wordt er over geklaagd, dat de eerste klas dertig plaatsen telt, terwijl de tweede klas slechts acht plaatsen heeft, waardoor veel reizigers verplicht worden in eerste klas te rijden door gebrek aan plaats in de tweede klas. In de gemeenteraad van 26 mei wordt het reglement op de tram goedgekeurd. Dit reglement is in overeenstemming met het reglement op de huurkoetsen. De rijtuigen moeten goedgekeurd worden, voorzien zijn van een nummer en langs buiten en van binnen behoorlijk verlicht zijn. De paarden moeten voorzien zijn van helklinkende bellen om het publiek te verwittigen. De geleiders en de ontvangers moeten een dienstkledij dragen, minstens achttien jaar oud zijn en een getuigschrift van goed gedrag voorleggen. De rijtuigen worden op draf gevoerd; de geleiders moeten met een fluitje het naderen van het rijtuig aankondigen. Op 2 augustus wordt een tweede lijn in gebruik ~enoll_len :. station naar de Koornmarkt. Later werden nog de volgende liJnen mgencht : van Vlasmarkt naar Kortrijkse poort langs Vrijdagmarkt, Vefdstraat en Nederkouter, van Koornmarkt naar de Brugse poort langs de Hoogpoort, van de Groentemarkt naar Meulestede en van het Arteyeldeplein naar de St.-Lievenspoort. Het eerste tramnet had een gezamenlijke lengte van 9 477 M. In 1874 (25 mei- einde december) bedroegen de ontvangsten 131 250 F; hiervan ontving het stadsbestuur 5 o/o of 6 562,50 F. Welke stukken werden gespeeld in de opera ? In de "Grand Théatre" vinden we op het programma : Le Barbier de Séville, Mignon, Hamiet, Faust, Roméo et Juliette, Rigoletto, Mireille, La Traviata, La Juive, La Fille de Madame Angot, Le Trouvère. In de Minardschouwburg worden vertoond : Mast en Danneels, Baas Kimpe, Drie Honden aan een Been, Laurens Coster, De Hut van Oom Tom, De Bultenaar. In de Gazette van Gent ontdekken we nog het een en ander. 11 januari : De nieuwe wet van 18 september 1873 bepaalt, dat alleen het staatsbestuur voortaan gemachtigd is om plaatsvervangers aan te stellen en de prijs te bepalen. Deze prijs kan 1800 F bereiken. Daarom werd een Onderlinge Verzekering tegen de militie te Gent gesticht. Door het storten van een premie van 600 F wordt men verzekerd dat bij een slecht nummer in de plaatsvervanging zal voorzien worden. Ook het huis De Muynck in de Nederscheldestraat en het huis Lowick in de Keizer Karelstraat houden zich met plaatsvervanging bezig. 7 februari : Op de Graanmarkt was heden noch tarwe noch rogge. Onze graanmarkt sterft uit. De stad ontvangt sedert lang van de tarwemarkt doorgaans de som van 48 centimes per week (als plaatsrecht). 9 februari : De Commissie van de Godshuizen wenst de kunstvoorwerpen van het Wenemaersgesticht te verkopen. Na een krachtige tussenkomst in de gemeenteraad door Vuylsteke en schepen Wagener wordt
129
130
het voorstel verworpen. "Wenemaer behoort tot Gent. Ge hebt zijn portret en wilt het verkopen. Daar is iets,. dat me tegen de borst stuit". 12 februari : In de nabijheid van Langerbrugge zijn ruim 200 arbeiders werkzaam aan de verbreding van het kanaal van Terneuzen. Tussen de brug van Langerbrugge en Meulestedebrug zijn vier stoombaggermolens bezig het kanaal uit te diepen, terwijl een kleine stoomboot de gevulde slijkboten op sleeptouw neemt. 23 maart : Maatschappij voor beerruiming met stoom. Koepoortkaai, Gent. De maatschappij geeft algemene voldoening. Het. ruimen gebeurt sedert 1870 in volle dag, spoedig en kosteloos. Men heeft noch reuk noch vuiligheid. (Voorheen moest het ruimen's nachts geschieden). 12, 13, 14 en 19 juli : voor de gemeentefeesten valt niet veel te vermelden. De burgerwacht richt een wedstrijd in schijfschieten in; er is ook een internationale wedstrijd voor koorzang ingericht door het Willemsfonds. Zestig leden van een Werkmeisjesgenootschap doen een reis van drie dagen naar Luik. Op maandag 20 juli is er veel volk op de Koornmarkt voor het concert gegeven door de weesjongens, dit voor het sluiten van de kermis. (feest van de lege portemonnees). 1 augustus : ook in 18 74 verscheen er een staartster, maar even als in 1974 was er practisch niets te zien. 3 augustus : De maatschappij Singer van N~w-Y ork deelt mede, dat haar naaimachines te Gent zullen verkocht worden door het huis Derisson in de Zonnestraat. De naaimachine werd ingevoerd rond 1860. Van 1863 tot 1869 werd in de nijverheidsschool een cursus in het gebruik van de naaimachine gegeven. 6 september : Op zondag 6 september en ook op zondag 13 september steeg de Fransman Dartors met een luchtballon op van de speelplaats van het weeshuis. 27 september : Gisteren was weerom het water van onze rivieren vergiftigd; de weinige vissen, die aan de vorige vergiftiging ontsnapt waren, zwommen boven en werden door arme lieden gevangen. Wanneer zal de bederving van het water ophouden ? 30 september : De begijntjes van het St.-Elisabeth-begijnhof verhuizen naar het nieuw begijnhof te St.-Amandsberg. De zaak was reeds vroeger beslist. 25 october : Twee nieuwe stoomspuiten worden door de brandweer beproefd aan het Justitiepaleis. 21 november : Er wordt in de stad algemeen geklaagd over de ongehoord vuile toestand, waarin de straten verkeren. Ze zijn onbegaanbaar geworden. De modder ligt in sommige straten een voet hoog. Zijn er nog straatvegers in dienst in de stad ? In 1874 werden ook twee tentoonstellingen gehouden : de Kon. Maatschappij voor Land- en Hofbouw opende op 28 juni haar 137e tentoonstelling van planten. In october had de driejaarlijkse tentoonstelling van 131
schilderijen plaats. De koning bezocht de tentoonstelling en kocht een negental schilderijen voor een totaal bedrag van 23 000 F. Op 20 december 1874 overleed te Gent Frans Rens. Geboren te Geraardsbergen in 1805, was hij reeds te Gent van af 1823. Eerst was hij bediende bij de belastingen tot 1843, dan controleur bij het bureau van waarborg en verificatie (belast met het toezicht over de omloop van gouden en zilveren munten). Minder belangrijk als schrijver, was vader Rens in de eerste plaats een onvermoeibaar flamingantenleider. Hij was voorzitter van "De Tael is gansch het Volk" van af de oprichting van deze "Maetschapy van Vlaemsche Letteroefening", voorzitter van het Vlaams Gezelschap, hoofdredacteur van het tijdschrift De Eendracht, lid van de Grievencommissie (1856-1859), voorzitter van het Willemsfonds in 1862. Frans Rens werd begraven op het kerkhof van de Dampoort. Vader Rens speelde een voorname rol in de Vlaamse beweging. Op 1 december 1874 verscheen te Gent een nieuwe krant "La Flandre Libérale". Het blad werd gesticht door de gebroeders H. en A. Callier. De prijs van het jaarabonnement bedroeg 20 F; losse nummers kostten tien centimes vanaf 1 december 1875. E. Voordeckers beoordeelt deze krant als volgt "liberaal strijd- en informatieblad, dat het anticlericalisme als eerste programmapunt vooropzette, doch op kultureel gebied een zeer hoogstaand peil bereikte". Tientallen bekende Gentenaars waren regelmatige medewerkers van La Flandre Libérale. In 1874 worden de politieke tegenstellingen sterker; in dit verband moeten nog een drietal weekbladen worden vermeld. "Jan Klopterop" verscheen van 5 juli 1874 tot januari 1875 en was een heftig antiklerikaal, liberaal spotblad. "Kokedie" verscheen slechts driemaal in october 1874. "Le Cercle Progressiste" werd door Paul Voituron opgericht en verscheen halfmaandlijks van november 1874 tot november 187 5. Het was een strijdblad van de Gentse progressisten · onder de leiding van Voituron. In een latere bijdrage "Gent in 1875" zullen we hierover iets meer moeten vertellen. Om te eindigen nog een tweetal reclames uit de Gazette van Gent. "Men kan coke bekomen aan de prijs van 1,60 F per hectoliter in de gasgestichten van de Huidevettershoek, de Dok en het voorgeborgte van de Brugse poort. Het bestuur gelast zich met het afleveren aan huis aan de prijs van 10 centimes per HL., als de gevraagde hoeveelheid ten minste 5 HL. bedraagt." Prijs kolen van Bergen, Charleroi en Mariemont. gailleterie 40 F per 1000 kg. 1e tout venant 36 F per 1000 kg. 2e tout venant 34 F per 100 kg." Zo verliep het jaar 1874 te Gent, rustig en kalm. M. STEELS 132
DE BEDELAARS TE GENT IN HET MIDDEN VAN DE 18e EEUW In 1750 werd door "Heere ende Wet der Stadt Gendt" een reglement op de bedelaars opgesteld, dat bij edict van 31 augustus 1754 werd gedecreteerd. Het reglement begint met een motivering. "Alsoo dat er menigvuldige vremde personen Vagebonden ende Bedelaers binnen dese Stadt nu ter tydt zyn, ende dagelycks van alle kanten meer ende meer conflueren, benemende het broodt ende aelmoessen die gegeven souden worden aen de arme behoeftige menschen zynde Borgers ofte geboren binnen de selve Stadt, die door hunnen ouderdom, sieckten of andere quaelen niet bequaem en zyn om met wercken hunnen kost te kannen bekomen, ende bovendien hun begeven tot dieveryen, hoereryen ende alderhande soorten van quaedt". Artikel I gebiedt, dat al de bedelaars, mannen, vrouwen en kinderen, die geen poorter zijn of geen zes jaar de stad bewonen, onmiddellijk de stad moeten verlaten op straf geld en goed te worden afgenomen en te worden gegeseld en verbannen. Om dit artikel gemakkelijk te 'kunnen toepassen, wordt aan iedereen verboden bedelaars "te logeren, herbergen, huysen, kamers, stallen ofte andere plaetsen te verhueren ofte voor niet te laeten" op straf van 24 pond boete en bij herhaling 48 pond boete ten voordele van de Arme Kamer. Indien iemand bij de publicatie van dit besluit aan bedelaars verhuurt, moet men ze binnen de drie dagen de woning doen verlaten. Als een inwoner in strijd met dit reglement toch een bedelaar heeft toegelaten en deze bedelaar of bedelares sterft "achterlaetende haer-lieder eygen ofte eens anders kindt ofte kinderen, ofte dat sy oock vertraeken ende dusdanig kindt ofte kinderen abandonneerden, soo men dagelycks siet geschieden" zal de overtreder de voorgeschreven boete betalen, alsook "de achtergelaeten ofte geabandonneert kindt ofte kinderen t'synen koste te houden ende alimenteren indien hy daer toe middel heeft, daer neen, zal hy ter eausen van syne overtredinge gestraft worden by geesselinge, ban ofte andere arbitraire correctie naèr 't bevindt van den stucke". Om gemakkelijker de vreemdelingen te kunnen controleren moeten de eigenaars, die aan vreemden verhuren, "de naemen ende toe-naemen van de personen, ende plaetse van haer-lieder geboorte" aan de schepenen meedelen. "Den Deken, Bailliu ende Knaepe van ieder gebuerte" moeten aan het Collegie de overtreders kenbaar maken. Van personen, die geen poorter zijn of niet zes jaar in de stad verblijven, mogen ze geen "gebuerelycke rechten" ontvangen. Bij overtreding moeten ze een boete van drie pond betalen. "Alsoo binnen dese Stadt menigte van jongers, kinderen, knegten ende meyskens dagelycks zyn bedelende soo in ende voor de Kercken als huysen van de Borgers, dit op pretext van ambacht te leeren" wordt 133
bevolen, dat deze bedelende kinderen binnen de drie dagen de stad moeten verlaten. Niemand mag deze kinderen "logeren ofte herbergen" tenzij men ze te werk stelt en niet toelaat, dat ze bedelen, "soo binnen als buyten de Stadt''. Ook tegen de bedelaars, die buiten de stad verblijven, maar in de stad komen bedelen, worden maatregelen genomen. "Geene maris-persoonen, vrouwen ofte kinderen geen Poorters zynde, ofte alhier ses continuele jaeren gewoont hebbende, zullen mogen gaen bedelen langst de straeten voor de huysen, in ende voor de. Kercken, binnen, buyten ofte omtreilt de Stads-poorten, voor de Abdyen ende Kloosters op peyne van bannissement ende andere arbitraire correctie". De arme poorters, die niet in staat zijn hun brood te verdienen, kunnen van de Gouverneurs van de Arme Kamer de toelating krijgen "omme te mogen gaen om aelmoessen bidden met een teeken, daer deure sy-lieden van een iegelyck gekent mogen worden". Om een bedelaarskenteken te bekomen moet een attestatie van de pastoor van de parochie worden voorgelegd, vermeldende hun geboorte binnen de stad Gent, hoe lang zij hier wonen, met aanduiding van straat en huis, alsook dat ze Rooms-Katholiek en van goed gedrag zijn. Naturirlijk is het niet toegelaten zijn bedelaarskenteken aan anderen te geven; wie dit zou doen, zal gestraft worden als een vreemde bedelaar en het kenteken ontnomen worden. De personen, die een kenteken bekomen hebben, zijn verplicht het "te draegen in het openbaer voor syne borst ende alleenlyck vermogen met beleeftheyt syn broodt ende aelmoessen te vraegen buyten de Kercken aen de deure, op de straeten ende voor de deuren van de huysen". De toegelaten bedelaars moeten zich om de drie maand bij de Arme Kamer aanbieden. De toestand van de leerjongens moet niet zo schitterend geweest zijn, want men laat hen toe te bedelen. "De jongers eenig Ambacht doende . ofte Neeringe leerende, zullen van gelycken omme aelmoessen te mogen vraegen, moeten voorsien zyn ende draegen een teeken". Dit teken kunnen ze bekomen bij de Gouverneur van de Arme Kamer mits voorlegging van een "attestatie van den Meester, by den weleken sy werckende ofte hun ambacht leerende, boven de gene van den Heere Pastor van hunne Prochie". De goederen van de overleden personen, die een bedelaarsteken ontvangen hebben, komen te goede aan de Arme kamer "nogtans alvooren af gededuceert de onkosten van de begraevenisse". Indien een ingezetene of poorter de stad verlaat zonder toestemming van de Gouverneur van de Arme Kamer en de reden van zijn vertrek niet heeft opgegeven, en alzo zijn vrouw en kinderen ten laste laat van de Arme Kamer, zal de betrokkene gedaagd worden "ende by faute van comparatie gebannen, mitsgader in cas van apprehentie gestraft worden". Gezien talrijke bedelaars de stad binnenkomen door de onachtzaamheid 134
van de "Clercken van de Poorten, welckers functie principalyck bestaet in het gaede-slaen ende beletten dat geeneVagebonden ende vremde Bedelaers in dese Stadt en komen, de selve nogtans dagelycks laeten inkomen" zo wordt aan de klerken bevolen geen bedelaars en vagebonden meer toe te laten, op straf van schorsing en bovendien zal de klerk, die een bedelaar heeft toegelaten, moeten "betaelen de kosten van de vangenisse van de selve Bedelaers ofte Vagebonden, ende alle andere onkosten die ten dien respecte zullen gebeurt zyn". Gezien "arme ·Vagebonden. dickwyls ingebragt worden by de Schippers ende Waege-lieden, die de selve alhier zynde abandonneren ende stellen op de straeten, laetende die alsoo op den hals ende kost van de Stadt, ten grooten intreste van de aerme ingeborene der selver Stadt'', wordt aan al de schippers en voerlieden verboden arme, ziekelijke en gebrekkelijke personen in de stad te brengen op straf van twintig pond boete en de kosten van onderhoud en vervoer van. de ingebrachte personen. "Aan de Officieren, Hallebardieren ende Knaepen" wordt opdracht gegeven de reglementen stipt te doen toepassen. Dagelijks zullen ze "in elck Hospitael, Gasthuysen, Cabaretten ende Logisten deser Stadt daer men passanten ende Bedelaers is logerende" controleren en de bedelaàrs onmiddellijk doen vertrekken. Als ze een bedelaar, die ze de stad doen verlaten hebben, opnieuw aantreffen "in Hospitaelen, Gods-huysen, Tavernen, Cabaretten ende Logisten" zullen ze hem laten opsluiten in de gevangenis. Opdat de Officieren, Hallebardieren en de Dienaren behoorlijk hun opdracht zouden vervullen, zullen ze om de veertien dagen een verklaring van de dekens van de gebuurten aan het College voorleggen, waaruit blijkt, dat ze behoorlijk "de ronden ende visiten" hebben gedaan. De· directeurs van de hospitalen en de godshuizen en de logementhouders mogen aan vreemdelingen niet langer dan drie nachten logies verstrekken. De "Huysmeesters van de Hospitaelen, Herbergiers, Taverniers ende Cabaretiers" mogen de Hallebardieren, Officieren en de Dienaren van de Arme Kamer niet hinderen in hun opdracht en mogen geen vagebonden en bedelaars verbergen. De ganse geschiedenis door waren bedelarij en landloperij een grote kwaal in West-Europa. Liefdadigheid was niet in staat al het leed te verhelpen. De Spaanse humanist Juan Luis Vivès (Valencia 1492-Brugge 1540) publiceerde in 1526 te Brugge zijn werk De subventione pauperum, maar men beschikte nog niet over de mogelijkheden om de armoede te leni~ gen. In het begin van de 19e eeuw zal te Gent een liefdadigheidswerkplaats worden opgericht; ook de kolonies te Hoogstraten en te Merksplas dateren uit die tijd. Stilaan is de bedelarij verdwenen. Vele lezers zullen zich nog wel herinneren, dat voor W.O. 11 in het portaal van sommige kerken een gebrekkelijke of blinde om een aalmoes vroeg. Het reglement van Gent van 17 50 geeft ons een beeld van de bedelarij. 135
De steden hebhen altijd een grote aantrekkingskracht gehad voor armen en gebrekkigen. Hoe hard ook sommige artikels van dit reglement mogen klinken, toch mogen we niet vergeten, dat ze gedeeltelijk ingegeven waren door de bekommernis de Gentse armen en bedelaars gemakkelijker te helpen. M. VAN GENT BRON : Plakkaatboek voor Vlaanderen, deel V. NOTA : Volgens de "Nieuwen Almanack" van 1776 telde de stad Gent tien hallebar dieren : acht ter bèschikking van de Hoog-baljuw en twee ter beschikking van de onder-baljuw.
HET GEBOUW VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE ACADEMIE
Op de plaats van de Koninklijke Nederlandse Academie stond vroeger een steen uit de 14e eeuw. De oudst bekende eigenaar van dit steen is Lieven Damman, heer van Oombergen. Dit steen werd beschreven in de 16e eeuw in het Cijnsboek van Karel van Oxelaere. De oude patriciërswoning droeg tot aan zijn afbraak in 1745 de naam Huus van Oombergen of steen van Damman. In 1745 kocht de architect David 't Kindt het gebouw. Hij liet het afbreken en bouwde er het herenhuis met zijn prachtige gevel. Vermoedelijk is het het eerste gebouw in Lodewijk XV stijl te Gent. In zijn bouwaanvraag aan de schepenen van de Keure beschrijft 't Kindt de gevel aldus "Benen schoonen ghevel van witten steen en blauwen arduyn met al sijne ciraeten". Het herenhuis werd openbaar verkocht in 1892. De staat kocht het gebouw voor 94 000 F en stelde het ter beschikking van de "Vlaamsche Academie" gesticht in 1886. Prosper Claeys Ontleend aan de Inventaire Archéologique de Gand. 10 october 1906. Frans De Potter beschreef het gebouw in het Jaarboek der Koninklijke Vlaamsche Academie (1893) als volgt. Onder de vensters van de eerste bovenverdieping zijn draperijen afgebeeld, in steen, en aan de voorkant van het dak rijst, te midden, een koepel, versierd met een grote zonnewijzer en wereldbol. Sedert de 12 April 1892, d.i. de dag na de toewijzing van het gebouw aan de Belgische regering, die 't gekozen had tot zetel der Koninklijke Vlaanise Academie, prijkt, onder de kroonlijst, een opschrift in gouden 136
letteren, hetwelk de huidige bestemming op tamelijk grote afstand doet kennen. Een korte beschrijving van dit gebouw mag hier wel medegedeeld worden. Is men de brede rijpoort binnengetreden, dan heeft men, ter rechter zijde, een brede marmeren trap, leidende naar de vertrekken der eerste verdieping. Boven deze trap is een met marmer bevloerde gang, langs waar men de grote zalen bereikt. Ter rechter zijde is een kamer. met zwarte sieraden : spiegellijst, deuren der ingemaakte kasten enz., alles is glanzend zwart; deze plaats, Ledeganck's kamer geheten, naar het borstbeeld van de dichter, dat op het marmeren schouwblad prijkt, dient tot vergadering van Commissiën. Daar rechtover is het bureel van de bestendige Secretaris, een nog ruimer en rijker vertrek, met eiken beschot onderaan de wanden, hoge brede kasten aan beide zijden der schouw, met schoongewrochte eikendeuren. In de zoldering, tussen de balken, zijn acht op doek geschilderde bloempanelen, en één, in 't midden, voorzien met kleine engelenfiguren, alles zo fris en levendig als kwamen ze pas uit de hand van de schilder. Naast deze kamers zijn twee grote zalen; de ene, langs de straat, behangen met prachtige rode zijde en boven elke der drie deuren versierd met een geschilderd paneel (grisaille), vermoedelijk het werk van de gekende schilders VAN REYSSCHOOT; de andere, zicht gevende op de tuin, is behangen met vier grote in fraaie eiken lijsten gevatte tapijten van Ingelmunster, versierd met de wapens der familiën van Pottelsberghe de la Potterie en de Kerchove, van welke twee leden, door huwelijk verenigd, het gebouw in 1860 aankochten. Hier vertonen de panelen, boven de drie ingangen, landschappen. Prachtige spiegels en vuurhaarden verhogen in beide zalen de versiering. Men bereikt de hogere verdieping langs een brede trap met schone, kunstig gebeitelde leuning, uitgevoerd door een zeer ervaren meester der vorige eeuw. 't Is een gewrocht, dat de goede smaak evenzeer als de beitel van de kunstenaar tot ere spreekt. Op gezegde verdieping zijn vier ruime vertrekken : een, dienende tot de maandelijkse vergadering der Academie; een ander, daarnaast, waar de boekerij is ingericht, en twee ruime kamers, waar Commissiën zetelen. De hoogste verdieping telt eveneens verscheidene grote vertrekken; deze zijn zonder pracht, maar gelijk die der lagere plaatsen "hoog van steke", dus luchtig en gezond. Boven deze verdieping zijn de kloekgebouwde zolders, waar men niets dan stevig, nog gans gaaf eikenhout aantreft in grote hoeveelheid, hetwelk, na ruim honderd jaar, nog wel minstens een nieuwe eeuw zal tarten. De zolder is evenwel niet het hoogste gedeelte van het gebouw. Een· kleine trap, gelijk al de andere in eikenhout, geleidt naar een zeshoekig kamertje, waarboven de reeds gemelde wereldbol prijkt. Vier vensters in dat dakkamertje geven een verre uitkijk op de stad en
137
het omliggende; dรกรกr geniet men, zonder iets van het gerucht der bedrijvige gemeente te vernemen, een waarlijk schoon panorama van ontelbare huizen, fabrieken, kerken, kloosters en hovingen tot buiten de voormalige Brugse poort, Ledeberg, Gentbrugge, St.-Pieters-Aaigem, St.-Amandsberg, ja tot de groene dreven en velden van Oostakker.
138
DE VONDELINGEN TE GENT IN DE 19e EEUW De "rol" -instelling, waar men clandestien een kind kan afgeven - dagtekent van de Franse periode. De eerste instelling werd opgericht te Brussel in 1809. In totaal werden in ons land acht instellingen voor vondelingen ingericht : te Bergen, Doornik en Mechelen in 1811, te Antwerpen en Namen in 1812, te Gent in 1820 en te Leuven in 1823. In vier provincies was er dus geen "rol" : in West-Vlaanderen, Luik, Limburg en Luxemburg. Stilaàn werde-n de gestichten voor vondelingen gesloten : te Mechelen en Namen reeds in 1823; Doornik volgde in 1835. Daarna volgde de sluiting te Bergen in 1852, Brussel in 1856, Leuven in 1859 en Antwerpen in 1860. In een sterk pleidooi verdedigt schepen G. Callier in mei 1863 de afschaffing van de "rol" te Gent. Een groot deel van de vondelingen zijn ziek, dit door ellende en door gemis aan de nodige zorgen. JAAR AANTAL VONDELINGEN
1856 1857 1858 1859 1860 1861 1862_
136 128 121 120 120 107 98
ZIEKE 107 99 88 58 62 60 35
GEZONDE 29 29 33 62 58 47 63
In 1856 vertoonden 20 o/o van de vondelingen symptomen van syfilisaandoeningen. "Le tour", zegt Callier, "n'est pas un moyen de salut; c' est une institution meurtrière et 1' on peut dire du dépot au tour, ce que l'on était en droit de dire de l'exposition telle qu'elle se pratiquait dans l'antiquité payenne : qu'elle n'est trop fréquemment qu'une forme déquisé de }'infanticide". Als bewijs van dezè stelling de volgende cijfers. Voor de periode 1830-1861 stierven 62 o/o van de vondelingen beneden de leeftijd van drie maand stierven 71 o/o van de vondelingen beneden de leeftijd van zes maand stierven 7 8 o/o van de vondelingen beneden de leeftijd van een jaar stierven 87 o/o van de vondelingen beneden de leeftijd van twee jaar. Voor de periode 1830-1859 stierven 88 o/o van de vondelingen beneden de leeftijd van vijf jaar. De instelling van de "rol" is in strijd met het burgerlijk wetboek en met het strafrecht, waarbij elke geboorte moet aangegeven worden aan de officier van de burgerlijke stand. Ten slotte is de "rol" ook in strijd met de rechten van het kind, daar het geen enkel verband meer bezit met zijn familie. Het bestaan van de "rol" bevordert het te vinden leg139
gen van kinderen en de losbandigheid. Als slot van het betoog wordt in een krachtige syntese het bestaan van de "rol" veroordeeld. Het volgende besluit wordt goedgekeurd : Art. 1 : De "rol" voor de vondelingen wordt afgeschaft. Art. 2 : Het bureau voor verlaten kinderen wordt behouden. De "rol" was aan het godshuis van St.-Jan-in-d'Olie, ook genaamd St.-Jan-ten-Dulle op de Vlasmarkt. De vondelingen en verlaten kinderen werden uitbesteed op het platteland. Zo werden in 1858, 431 kinderen uitbesteed aan de prijs van 30 centimes per dag. In haar werk "De Gemeenteonderwijzer" (1862) vertelt Mevrouw Courtmans ons over het uitbesteden van behoeftige kinderen.
1820 1821 1822 1823 1824 1825 1826 1827 1828
OVERZICHT AANTAL VONDELINGEN 150 1829 124 1838 114 122 1830 156 1839 128 120 1831 167 1840 101. 137 1832 173 1841 128 109 1833 168 1842 113 108 1834 172 1843 136 107 1835 185 1844 175 121 1836 157 1845 154 153 1837 96 1846 155
1847 1848 ¡1849 1850 1851 1852 1853 1854 1855
139 120 136 102 131 157 131 128 113
M. STEELS BRON : G. Callier : Rapport sur la Suppression du Tour. (9.5.1863)
BIBLIOGRAFIE I. In april verscheen "Appeltjes van het Meetjesland" het 24e jaarboek van het Heemkundig Genootschap van het Meetjesland. Naast de waardevolle bijdragen vanG. Van Vooren (De Armenzorg voor de Katholieken in het Middelburgse Missiegebied gedurende de 18e eeuw), L. Stockman (Moergronden en turfuitbating in de Ambachten Maldegem en Aardenburg), M. Ryckaert (De Huisweverij te Zomergem), R. Moelaert (Wessegem en zijn Heren) A. Ryserhove en J. Vandeveire (Oud Ursel) bevat het jaarboek ook een studie van onze ere-voorzitter Dr. P. RogghĂŠ met als onderwerp "Gent in de XIVe en XVe eeuw. De Geestelijkheid en haar Tijd". Bij het lezen van deze boeiende studie, voorgebracht in een prachtige vorm, rijst Gent met zijn tientallen kerken en kloosters en zijn intens leven ons voor de ogen. Even willen
140
we de slotzin van Dr. P. RogghĂŠ citeren : "Wat wij uit de bronnen haalden was noch hemel noch hel maar een menselijk Gent dat zijn lot niet kon ontlopen". Het jaarboek kost 250 F en kan besteld worden door storting op postrekening 60 40 56 van Het Heemkundig Genootschap van het Meetjesland, Gentstraat 13, Lembeke. Il. Prof. P. Kluyskens publiceert in De Gentenaar een reeks artikels over de gildehuizen te Gent. De Wevers. Hun kapel. Hun godshuis. (3 april) Van wevers en metsers. (10 april) De korte loopbaan van het Metsershuis. (17 april) Het Coorenmetershuys. (24 april) De goud- en zilversmeden. (1 mei) lil. Ter gelegenheid van de viering van het millennium van de wijk Ek-
kergem verschenen twee artikels "Ekkergem heeft eigen karakter" op 16 en 17 april. (De Gentenaar)
NIEUWE AANWINSTEN I. Gent en Willem 1 (1814-1830) Herinneringen De merkwaardige tentoonstelling ingericht door het stadsbestuur in het "Centrum voor Kunst en Kultuur", St.-Pietersplein, kende terecht een grote volkstoeloop. Nooit voordien werd de korte levensperiode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, onder de regering van de schrandere, maar kortzichtige vorst Willem 1, zo omstandig belicht en luisterrijk behandeld. De Heer Johan DECAVELE, stadsarchivaris, stond in voor de materiĂŤle organisatie van het geheel. Het stadsarchief, de centrale bilbioteek van de Rijksuniversiteit, het museum van de Bijloke en privaat bezit gaven in bruikleen een verzameling schetsen, schilderijen, geschriften, leerboeken, documenten die de algemene bewondering afdwong en, qua samenstelling en vakkennis, tot eer strekt van de inrichters. Onze leden die deze unieke tentoonstelling bezochten, welke in een recordtijd werd samengebracht, hebben kunnen vaststellen hoe het stadsbeeld er toen uitzag en welke merkelijke veranderingen en verbeteringen werden uitgevoerd. Op economisch-, wetenschappelijk, sociaal gebied betekent het beleid van Willem 1 een verheugende vooruitgang op de XVIII eeuwse toestan141
den, maar de godsdienstige strubbelingen werpen een schaduw op deze Hollandse bewindvoering. Het graven van het kanaal Gent-Terneuzen, de stichting van onze universiteit zijn wel de hoogtepunten van de lokale geschiedenis van deze periode, die een weldadige invloed op de verdere ontwikkeling van onze stad uitoefende. Een pluspunt was verder het oprichten, in 1823, van een "commission communale pour la conservation des monuments et objets d'art", herdoopt in de aktuele "Commissie voor monumenten en stadsgezichten", wier vijf en twintigjarige aktiviteit veel van het oude Gent heeft kunnen redden. Andere inlichtingen vindt u in de historiek van de periode, van de hand van archivaris DECAVELE, die met zijn wetenschappelijke medewerker R. DE HERDT voor een tekstrijke catalogus zorgde. Wegens de omvang van de tentoonstelling werden het verblijf van Lodewijk XVIII in onze stad en het orangisme na 1830 buiten beschouwing gelaten. Deze catalogus is steeds verkrijgbaar in het stadsarchief, Abrahamstraat tegen de spotprijs van dertig frank. MW VAN GELUWE-EGGERMONT A.
11 Een waardevolle aanwinst
Wij ontvingen, in ruildienstverband, deel XXII (1969-1972) van de "Gentse bijdragen tot de kunstgeschiedenis en de Oudheidkunde", uitgegeven door het Hoger instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkimde van de Rijksuniversiteit te Gent met de steun van het Universitair vermogen. De beperkte plaats die ons wordt toegemeten laat ons uiteraard niet ¡toe veel kommentaar over de rijkelijk ge¡illustreerde inhoud uit te brengen, maar niettemin onthouden wij vooral de verzorgde uitvoering van tekst en afbeelding en het streng wetenschappelijk karakter van de afwisselende bijdragen van gekende medewerkers. Twee bijdragen zijn gewijd aan Gent, nl. "Het genootschap La Concorde en haar afgebroken verenigingsgebouw te Gent" (Frieda Van Tyghem) en "De wijze waarop het Lamgods altaar was opgesteld" (Elisabeth Dhaenens). Na de geschiedkundige en bouwkundige waarde van de twee huizen die deel uitmaakten van het Concordecomplex te hebben aangetoond, besluit schrijfster : De afbraak in 1969 van het hotel Papejans (XVIIe eeuw) valt te betreuren, te meer daar de historisch-gegroeide Gentse Kouter stelselmatig beroofd wordt van zijn waardevolle gebouwen, die plaats moeten maken voor een reeks koele bankgebouwen of zakenkantoren. 142
Enkel de Handelsbeurs (17 38 ), het rococohuis Faligan en een klein huis in Ladewijk XIV-stijl hebben tot nu toe stand gehouden. Doch, voor hoelang nog ? De bescherming van de historische en estetisch-waardevolle gebouwen laat te Gent en elders veel te wensen over. Twee maatregelen dringen zich op : uitbreiding van de lijst der geklasseerde monumenten en een inventarisatie van de waardevolle huizen. Over de opstelling van het Lam Godsaltaar geeft Elisabeth Dhaènens een uitgebreid kommentaar, waaruit blijkt dat bijna elke generatie iets aan de opstelling van het retabel of iets in de onmiddellijke omgeving heeft gewijzigd. Gelukkig bleef het retabel steeds in zijn oorspronkelijke kapel, maar zal de druk van het massatoerisme en de bijziendheid van sommige hedendaagse belangstellenden een dergelijke vaststelling bestendigen ? In dit nummer verschijnen nog bijdragen van Stan Leurs, Katia Norre, A. Van den Kerkhove, Hans Vlieghe, R.A. d'Hulst. Belangstellenden kunnen zich wenden tot onze "ruildienst" om deze "Gentse bijdragen" en vorige delen te verkrijgen. Bijdragen over "Gent" verschenen in vorige nummers zullen later medegedeeld worden. De bibliotecaresse,
VAN GELUWE-EGGERMONT A.
VRAAG EN ANTWOORD Vraag 57 : De Gentse kiosk Nu de kiosk op de Kouter wordt· opgefrist, zijn de namen van de vier musici erop vermeld, van onder de roest- en verflagen vandaan gekomen. Het past wel even eraan te herinneren. 1. Mozart W. (1756-1791) Mozart schreef zijn Figaro naar een libretto van Beaumarchais, zoals ook Rossini met zijn Barbier. 2. Auber D. (1782-1871) De Stomme van Portici. 3. Rossini G. (1792-1868) De Barbier van Sevilla. Ouverture tot Willem Teil. 4. Grétry A. (1741-1813) Belgisch componist. Richard Leeuwenhart. 143
Musici werden gekozen die hun themata in het teken van de vrijheid stelden (Auber, Rossini). Het afwerpen van het juk van de overheerser zoals bij Willem Tell. Het is wel eigenaardig dat het vier opera-componisten zijn, die in de geschiedenis of in de fantasie zijn gaan nazoeken, welk thema ze best konden gebruiken in hun muziek. Dat men vier kopstukken heeft uitgezocht en niet hen, die fanfare of harmoniestukken hebben geschreven, pleit voor het gezond verstand van de initiatiefnemers. Het dient nog gezegd dat Mozart en GrĂŠtry het best te lezen zijn of waren voor de vele generaties muziekliefhebbers en toehoorders op de Kouter. We zouden graag te weten komen in welk jaar de kiosk werd gebouwd? Lic. P. VLIEGHE Antwoord De begroting van 1876 voorzag een bedrag van 32 000 F voor verbeteringswerken op de Kouter. Deze werken _omvatten : a) een betere verlichting door het plaatsen van kandelaars met vier armen en vijf lantarens, b) het planten van een tweede rij bomen, c) het aanleggen van een groot voetpad, d) het bouwen van een ijzeren kiosk. In juni 1876 werd de aanbesteding van 34 kroonkandelaars voor 20 000 F goedgekeurd. De aanbesteding van het bouwen van een kiosk naar het plan van bouwmeester A. Pauli had plaats op 3 juni 1878. Het werk kostte 15 395,25 F. In het Jaarverslag van de stad Gent voor het jaar 1879 lezen we (blz. 160) : "De kiosk op de Kouter beantwoordde, schijnt het ons, aan de algemene verwachting. De plaats, waarover lang werd geredetwist, heeft bijna iedereen voldaan en voor het voorkomen verwierf de bouwmeester welverdiende gelukwensen". Vanaf 1886 werden tijdens de concerten op de Kouter stoelen geplaatst aan de kiosk. In 1886 bracht deze verpachting 30 F op, in 1892 bedroeg de pacht reeds 100 F. De concerten moesten veel toehoorders aantrekken, want in 1897 is de pacht geklommen tot 402 Fen vanaf 1898 tot 932 F. Ook het krantenhuisje staat op de Kouter sedert 1886; tot 1894 bedroeg het pachtrecht 146 F per jaar; vanaf 1897 bracht dit pachtrecht 222 F op. (bron : begroting van de stad Gent)
M.S . . Antwoord op vraag 53 Op verzoek van enkele lezers geven we een overzicht van de maten en gewichten in gebruik voor de invoering van het decimaal stelsel. De lijst is ontleend aan het boekje "Grondregelen der Rekenkonst" door 144
Ch. VanDurmeen werd uitgegeven te Gent (zonder jaartal), vermoedelijk rond 1835. Brabantse munt : gulden (G) = 20 stuivers (S) stuiver (S) = 12 deniers (D) Vlaamse munt : pond (L) = 20 schellingen (Sch) schelling (Sch) = 12 grooten (Gr) Landmaten te Gent en te Brugge : bunder = drie gemeten gemet = 300 roeden roede = 196 voeten voet = 100 duim Gentse ellemaat : een el = vier vierendeel een vierendeel = vier taliĂŤn Gentse inhoudsmaat voor droge waren : zak= twee halsters halster = twee viertels viertel = twee meukens meuken = acht minten Gentse inhoudsmaten voor vloeistoffen : ton = 64 stopen stoop = twee potten pot = twee pinten pint = vier dobbelmaatjes dobbelmaatje = twee maatjes Gewichten : steen= zes ponden pond = 16 oncen once = vier sozynen M.S.
UITGENT I. Op zaterdag 30 maart reed voor de laatste maal een oud tramrijtuig door de stad. (De Gentenaar 1.4.1974) U. Onder de laureaten van de Stichting Roeping bevindt zich de jonge Gentenaar Willy Wery. Hij is de zoon van wijlen Wery, de bekende bloemist van de Kortrijksestraat. Willy Wery leidt in Senegal een centrum voor de herklassering van genezen melaatsen en poogt deze mensen tot moderne boeren op te leiden. lU. Op blz. 57 van Ghendtsche Tydinghen wordt gezegd, dat het werkhuis Rigelle gelegen is op de Zwijnaardesteenweg. Enkele lezers delen mede, dat dit werkhuis gelegen is in de Kokerstraat.
IV. Op 2 april overleed te Gent de kunstenaar Victor Stuyvaert. Hij was een bescheiden en edel man, die leefde voor en door de Schoonheid. Stuyvaert illustreerde tientallen boeken en was een graveur van wereldforn'laat. 145
V. Tijdens opgravingen in de St.-Baafsabdij werd een eeuwenoude grafzerk blootgelegd. (Vooruit 19.4.1974) Vl. Op 7 mei overleed te Sint Denijs-Westrem de historicus Hans Van Werveke. Prof. Van Werveke werd geboren te Gent in 1898 als zoon van Alfons Van Werveke. Hij promoveerde tot doctor in de wijsbegeerte en letteren in 1922. In 1924 was hij reeds docent aan de Gentse universiteit; in 1933 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar. Prof. Van Werveke onderwees gedurende meer dan veertig jaar de geschiedenis van België en de economische geschiedenis. In 1966 verwierf hij het emeritaat. Het is ons onmogelijk een overzicht te geven van de talrijke studies door Prof. Van Werveke gepubliceerd. Toch willen we herinneren aan het werk "Gent. Schets van een Sociale Geschiedenis". (Gent 1947) VII. Op de internationale planten- en bloemententoonstelling te Wenen behaalde België de ereprijs; de gouden medaille werd verleend aan de Koninklijke Maatschappij voor Bloementeelt te Gent. (Le Soir 3 mei 1974) VIII. Aan Professor R. Van Caenegem werd door een internationale jury de Franqui-prijs toegekend. Prof. Van Caenegem onderwijst de geschiedenis van het recht aan de Gentse universiteit.
PRIJSVRAAG
Het idee komt van ons lid Ir. André MERTENS die een prijs van 500 fr. ter beschikking stelt voor de winnaar. Ze luidt als volgt : Wanneer men het gebouw van de "Grote Post" bekijkt, dan zal men bemerken dat de gevels aan de kant van de Koornmarkt, de Pakhuisstraat en de Graslei o.m. versierd zijn met 24 gebeeldhouwde koppen (niet te verwarren met de andere figuren). Op de hierbij gereproduceerde foto van een deel van de gevel op de Koornmarkt, ziet u er enkele van. Wie geeft ons een volledige lijst van de afgebeelde personen ? De koppen langs de kant van de Pakhuisstraat, van de hand van de beeldhouwer Hippolyte Leroy, zouden de staatshoofden voorstellen die regeerden in 1907. Schiftingsvraag : Hoeveel juiste antwoorden zullen wij ontvangen hebben op 1 oktober a.s., uiterste datum voor inzending. Een mooi karweitje dus voor onze Gentse speurders.
146
MEDEDELING Als bijlage bij het juli-nummer van Gendtsche Tydinghen ontvangt U de kataloog van de werken en documentatie van de bibliotheek van de Heemkundige en Historische Kring Gent. Vanaf de maand september zal elke eerste zondag van de maand van 10 u tot 11 u 30 een bijeenkomst worden belegd in het lokaal Het Damberd, Koornmarkt te Gent. Tijdens de vergadering zullen de leden de mogelijkheid hebben werken en documenten uit de bibliotheek te raadplegen.
AANVULLENDE LEDENLIJST 644. 645. 646. 647. 648. 649. 650. 651. 652. 653. 654. 655.
BEYAERT D. Land van Waaslaan 84, 9110 Sint-Amandsberg DE SCHAMPHELAERE J. Tolhuislaan 42, 9000 Gent RENARD J. Muizendries 15, 9210 Heusden DE MEYER G. Stropstraat 140, 9000 Gent GASSEE G. Coupure-links 361, 9000 Gent DE BUCK R. Jacob van Arteveldestraat 36, 9001 Gentbrugge GHENT TRAVEL BUREAU P.V.B.A. Gaanderij Zonnestraat 5, 9000 Gent MW. MOORTRAMERS Koning Albertlaan 26, 9130 Lochristi MW. VAN BELLE Waarschootstraat 8, 9000 Gent MACHARIS M. Aan de Bocht 18, 9000 Gent DE BACKER J. Vandermeerschstraat 34, 1030 Brussel BROERS L. Land van Waaslaan 63, 9110 Sint-Amandsberg.
STEUNFONDS Notaris Tytgat Jean Luc De Rammelaere Naamloos Naamloos
800 150 500 10
F F F
F
148
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 3de Jaargang, nr. 6
November 1974.
Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter : H. Collumbien Secretaris : M. Steels Penningmeester : A. Verbeke Ruildienst : Van Geluwe-Eggermont A. , MaĂŻsstraat 235, Gent. Secretariaat : Sint-Lievensdoorgang 1, Gent. Tel. 25 67 69. Postrekening 105.04.73 - Heemkundige en Historische Kring Gent. Lidgeld : 17 5 fr. per jaar. INHOUD
blz.
Nieuw-Jaer-Gift Gent van 1841 tot 1850 Het Sint-Pietersplein en Omgeving De Man van het Belfort De Souvereine Gilde van de Boogschutters of de Sint-Sebastiaansgilde De Gentse Foor Een Heemkundige Puzzel speciaal bedacht voor oude Gentse Sneukelaars Bibliografie Biblioteeknieuws Uit Gent Vraag en Antwoord Aanvullende Ledenlijst Inhoudstafel 1974 Illustraties 197 4
195 196 205 214 215 221 227 228 229 230 233 234 234 236
Verantwoordelijke uitgever : G. Hebbely nck , Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het Stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.
193
WAARDE LEDEN, Met dit nummer eindigt reeds de derde jaargang van ons tijdschrift "GHENDTSCHE TYDINGHEN". Van wal gestoken in 1972 met een maandelijks gestencild blad verschijnen we sedert begin 197 4 in offset. De "Heemkundige en Historische Kring Gent" telt thans 602 leden. Zeker wordt ons blad gelezen door meer dan 2000 personen. De derde jaargang van G.T. telde 236 bladzijden met naar we verhopen lectuur, die aan de belangstelling van de leden beantwoordt. Graag wijzen we ook op de illustraties; vele illustraties zijn niet gekend en werden voor de eerste maal gepubliceerd. We koesteren de mening, dat G.T. voldoet aan een behoefte. Hier willen we de Gentse pers danken voor haar onmisbare hulp bij de voorstelling van G.T. aan het publiek. Een massa leden hebben we gewonnen door de Gentse pers. Toch ontmoeten we nog regelmatig personen, die belangstelling hebben voor de heemkunde en de geschiedenis van onze stad en die ons tijdschrift niet kennen. Daarom durven we aan onze leden vragen ons blad bij familieleden, vrienden en kennissen kenbaar te maken. Al het werk voor G.T. gebeurt volledig kosteloos. Als inkomsten hèschikken we slechts over de lidgelden en een subsidie van de stad Gent en van het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen, samen ongeveer 8000 F. Enkel als het aantalleden minimum 700 bedraagt is het de Raad van Beheer mogelijk de standing van het tijdschrift te handhaven. Met het einde van het jaar komt ook de vernieuwing van de bijdrage. Niettegenstaande de ongelooflijke prijsstijging in 1974 heeft de Raad van Beheer beslist het bedrag van het leesgeld te bepalen op 175 F. We zien ons echter verplicht er op aan te dringen, dat de leden reeds deze maand hun bijdrage voor 197 5 zouden storten. Hiertoe voegen we bij dit nummer een formulier, dat kan gebruikt worden voor overschrijving of storting. Mogen we vragen duidelijk NAAM en ADRES te vermelden. De lidkaarten zullen verzonden worden met het januarinummer. Om te eindigen wensen we nu reeds al onze lezeressen en lezers een vrolijk kerstfeest en een voorspoedig nieuwjaar.
194
.T.D . Dll LIJ~~
Opgedracgen door de Gaze-lieht-Acnstekcrs aen de iuwoonders der stad f'.c~d, ten jaerc 1840. 'T is me-t 't begin YRn het Ni~uw-j01;er Hcnu utlc Gentemteren,
Die r-dJ •H, .. e l•d•l, tlil! •IÎt·rh'rc VOJu l, Die Ît•dt.•r k.t •lllt Û•:loJil· g~u 1
D•t Jk lil) n phd at aen u te gaer 1'ans kom veropenbaeren.
Eu rl11! de lh.tJit'r~ lilvond 11011d Ver lic.:h t a l.s khtere d;•g,..n.
Men noemt ont wel met recht te per Verlachtera oo&t'r f'euwen, Schontt z~ker too rt, dnor 't sltogt voorwa er Geuaciig op ons 1chrecuwen.
Of ~<:hoon cli1 li c hr lot tlk.ll gerie f Vee: Yoorded ko1ut te a:e\'en, Delet lret zeker au~uig diel Eu doet ayn outwerp ttr.!ven.
Doch wy zyn steeclt ten dienste van
Nog geelt het li,·ht die door ons brand Veel voordeel zouder liu:len. Aeu die vau d"een uaer ,J'ander kant Een heelmeeJler moet haelen.
All' C' n&e onderrla,.nen. I::n su:lte n ttae g de lichten aen
Up groote en kleyne baeneu. lloe menig dorr " en bitt're nacht Ziet gy uns niet bravt"e:reu, Dour hagel, regen, iineeuw, door kragt En vorat en wind trotsceren.
God weet alleen hoe m•nig k.iod Uoor uua behield het ltven, Want uiemand die het donk.er mind Om Lytt.aud te gMen geven.
Ja, lieve bor5PrS, menig keer
V oor "t tlot beminde GentenaerJ, Bekend voor onregt·vre~en, Denkt tOtu• aen uwe me-du~naert De G•z~licht-aea..tekeJ'I.
Uoor I• at, of half venteven, Deklcnunen WJ ona' hooge leer,
Om 't ga.a-lacht u te ge•en.
Gen rf,
U\
t
tie druk.k.ery van F.-L. DULLt-VLUS, in St. Janutnet N. 0 5.
195
OP ZONDAG 17 NOVEMBER OM 10U15 IN DE BOVENZAAL VAN "HET DAMBERD" KOORNMARKT, GENT, VOORDRACHT MET KLEURDIAPROJECTIE DOOR DE HEER J. VAN WAESBERGHE OVER "DE GENTSE STANDBEELDEN". OP ZONDAG 15 DECEMBER OM 10U15 IN DE BOVENZAAL VAN "HET DAMBERD" KOORNMARKT, GENT, VOORDRACHT MET KLEURDIAPROJECTIE DOOR DE HEER M. STEELS OVER "DE HISTORISCHE PRAALSTOET VAN DE GRAVEN VAN VLAANDEREN TE GENT IN 1849". OP ZONDAG 26 JANUARI GELEID BEZOEK AAN HET MUSEUM VOOR SIERKUNST EN INDUSTRIELE VORMING. BIJEENKOMST IN HET MUSEUM, JAN BREYDELSTRAAT 7, OM 10 U 15.
GENT VAN 1841 TOT 1850 Deel 11 Gent 1841. Na de verkiezing van 28 en 29 october 1839, waarbij de orangisten of liberalen 15 van de 16 zetels behalen, geeft burgemeester Minne-Barth zijn ontslag en wordt J. Van Crombrugghe opnieuw burgemeester. Onder de nieuw gekozenen ontmoeten we Constant de Kerchove en Metdepenningen. Schepenen zijn C. de Kerchove, Minne-vander Straeten, Van Pottelsberghe de la Potterie en Verhaeghe-De Naeyer. Onder de 31 gemeenteraadsleden ontmoeten we twee leden van de adel : graaf Ch. D'hane de Steenhuyse en graaf G.P. de Murat-de Lichtervelde, twee geneesheren J.B. van Lokeren en J.F. Kluyskens, zes advocaten, zeven grondeigenaars en veertien fabrikanten of groothandelaars. Het bisdom is nog gevestigd op het Steendam; hier zetelt Mgr. L.J. Delebecque als 21e bisschop sedert november 1838. Op 8 februari 1841 beslist de gemeenteraad de Muinkbrug te herbouwen en dit om de verbinding tussen de wijk Sint-Pieters en het nieuw station te verbeteren. Het werk zal 100.000 F kosten, de tussenkomst van de staat bedraagt 50.000 F. In augustus aanvaardt de gemeenteraad het voorstel van de heer Bénard, grondeigenaar wonende te Brussel, om een straat aan te leggen van de Muinkbrug tot aan de spoorweg. De heer Bénard stelt kosteloos de grond ter beschikking van de stad, maar de stad moet de nodige werken uitvoeren voor eigen rekening. De straat wordt Bénardstraat genoemd. In januari 1841 wordt ook een reglement op de huurrijtuigen goedgekeurd (zie afzonderlijk artikel). Uit de begroting voor 1841 vernemen we het een en ander. De gewone inkomsten bedragen 1.468.425 F : de octrooirechten vertegenwoordigen 85 o/o van de gewone inkomsten. De overige inkomsten zijn : opcenti196
mes op de grondbelasting (bijna 4 o/o van de gewone inkomsten), plaatsrechten op markten en foren, verhuur van gebouwen, opbrengst van vlees- en vishal. Er worden dus geen andere belastingen geheven dan de octrooirechten en een opeentime op de grondbelasting. Dit zal zo niet blijven. De gewone uitgaven belopen 923.245 F. Het innen van de octrooien vergt natuurlijk een uitgebreid korps en vertegenwoordigt 11,5 o/o van de uitgaven. Het echt gemeentebestuur slorpt 21,5 o/o op. Dit omvat : wedde burgemeester 4.444 F, wedde schepenen elk 1.428 F, wedde secretaris 5.291 F, wedde ontvanger 8.465 F, wedde personeel administratie ongeveer 52.000 F, onderhoud gebouwen, straten, bruggen, kaaien 54.000 F. Als we dit bedrag kennen, verwondert het ons niet, dat de straten meestal in een onmogelijke toestand verkeren. In dit hoofdstuk van de begroting ontmoeten we ook nog acht torenwachters, die 's nachts op de Belforttoren de wacht houden - op elke hoek twee wachters- en in geval van brand alarm moeten slaan; ze hebben 110 F als jaarloon. Dan zijn er ook nog drie trompetters, die elk 258 F per jaar ontvangen. Het hoofdstuk "Openbare Veiligheid" ontvangt 9,5 o/o van de uitgaven. De vijf politiecommissarissen ontvangen 1.800 F als jaarwedde plus 600 F voor bureaukosten. Er zijn nog geen politiecommissariaten; de commissarissen gebruiken hun eigen woning als bureau; ze moeten zelf ook zorgen voor de verwarming, verlichting, aankoop van papier, inkt, register, pennen, enz. De 24 politieagenten genieten 620 F als jaarwedde. Dit gering aantal agenten verklaart ons, waarom de burgemeester bij reeds geringe moeilijkheden moet beroep doen op de brandweer en op het leger. De brandweer is een zware post met zijn 55.716 F. De commandant verdient 2.400 F, een sergeant 503 F, een korporaal 423 Fen een gewone pompier 365 F, dit alles per jaar. Hierbij een tweetal bemerkingen, die trouwens geldig zijn voor alle wedden : er is geen verhoging met het aantal dienstjaren en er is een groot verschil tussen de laagste en de hoogste wedde. Het lot van de stadsbedienden, die oud of gebrekkig geworden waren en het lot van hun weduwen en wezen was pijnlijk; dit was natuurlijk ook zo voor al de werknemers. Het verlenen van een pensioen werd overgelaten aan de toegeeflijkheid van het stadsbestuur. Op 22 december 1832 stemde de gemeenteraad een besluit, waarbij een pensioenkas voor de stadsbedienden werd opgericht. Het beheer werd toevertrouwd aan een raad, samengesteld uit de burgemeester als voorzitter en zes leden, benoemd door de gemeenteraad : twee gemeenteraadsleden en vier bedienden. De dotatie van de pensioenkas werd gevormd door : 1. een afhouding van 3 o/o op de wedden van het personeel gedurende de tien eerste dienstjaren en van 2 o/o de volgende jaren. 2. een derde van het bruto-inkomen van de boeten en verbeurdverklaringen in verband met de octrooirechten en van het geheel van de politieboeten. 3. de afhoudingen opgelegd aan de gemeentebedienden als straf. 197
4. de subsidies gestemd door de gemeenteraad in geval van onvoldoende inkomsten. Aanvankelijk was de toestand van de pensioenkas gunstig; op 1 januari 1839 bedroeg het bezit van de kas reeds 84.257 F. Deze gunstige toestand was echter niet blijvend. In 1846 heeft de kas een tekort van 5.100 F met 20.096 F aan uitgaven en 14.986 F aan inkomsten. In 1847 genoten 14 bedienden en 24 weduwen een pensioen. Keren we nu terug naar de begroting van 1841. Alhoewel de verlichting van de stad zeker onvoldoende is - een gering aantal gaslantaarns en olielantaarns, die enkele uren per nacht branden als er geen maneschijn is- toch slorpt deze post 107.500 F op of 11,5 o/o van de uitgaven (698 gas- en 220 olielantaarns ). Het volgende hoofdstuk betreft de liefdadige instellingen. Deze instellingen hebben hun eigen inkomsten, maar hun begrotingen hebben jaarlijks een tekort, dat gedragen wordt door de stadskas. Het bestuur der burgerlijke godshuizen telt 25 inrichtingen. Soort
Bevolking
5 hospitalen voor zieken 2 gestichten voor 70-jarigen 2 krankzinnigengestichten 12 gestichten voor 60-jarigen 3 weeshuizen 1 gesticht voor vondelingen en verlaten kinderen
325 522 241 198 343
Gemiddelde uitgave per dag 1,11 F 0,60 F 0,80 F 0,40 F 0,71 F
574
Totaal 2.203 We stellen vast, dat vooral de gestichten voor 60-jarigen zeer klein zijn; stilaan zal hier schaalvergroting optreden. De totale uitgaven van de burgerlijke godshuizen in 1841 beliepen 805.253 F; het tekort bedroeg 84.000 F. In 1841 hielp het Liefdadigheidsbureau 13.549 personen of 14,8 o/o van de bevolking. De uitgaven omvatten 105.999 F aan geld 31.200 broden van 1,5 kg (niet gebuild brood) 193.019 kg aardappelen 416.000 kg steenkolen. Verder nog 886 bussels eikenhout, 1.111 katoenen dekens, 1.004 hemden, 230 paar schoenen en 221 paar klompen, 540 kledingstukken. Ook werden nog 242 wezen geplaatst bij particulieren. De totale uitgave bedroeg 574.399 F, er was een tekort van 32.000 F. Ook de Liefdadigheidswerkplaats moest 51.000 F steun van het gemeentebestuur ontvangen. Hier werden gemiddeld 510 personen per dag tewerkgesteld; enkele werden belast met de stadsreiniging, waarvoor de stad 1,0678 F per dag betaalde aan de werkplaats. 198
199
Samenvattend moesten in 1841 16,5 o/o van de bevolking geholpen worden. Voor onderwijs werd 140.971 F uitgetrokken of 15 o/o van de begroting. Dit bedrag ging naar het atheneum, dat een gemeentelijke instelling was, de lagere scholen, de academie, het conservatorium, de nijverheidsschool alsook 15.000 F voor studiebeurzen aan studenten van de universiteit. Op de buitengewone begroting zijn voorzien : 200.000 F voor de bouwwerken aan het justitiepaleis en 125.000 F voor de afwerking van de schouwburg. Nu volgen we de gebeurtenissen aan de hand van de Gazette van Gent. 1 Januari : De predikstoel, acht biechtstoelen, het tabernakel en het altaar van de Vrouwenbroederskerk in de Steenstraat zijn verkocht aan de Augustijnen. De kerk van het klooster werd door brand vernield in 1838. De acht biechtstoelen in Renaissance stijl mogen volgens Kervijn de Volkaersbeke (Eglises de Gand, deel 11) als meesterwerken van beeldsnijkunst worden beschouwd.
15 januari : De politieagenten ontvangen een blauwe mantel van schepen de Kerchove de Denterghem. 20 januari. Door de dooi wordt de stad door een geweldige overstroming geteisterd. Het water bereikt het hoogste peil sedert 1827. Alhoewel de lijst zeer lang is, toch kunnen we niet nalaten de lijst te geven van de straten, die onder water staan. Scheiergat, Nieuwland, Achterleie, Groenstraat, Huidevettershoek, Paepestraat, Godshuishammeken, de Barakken, Goudstraat, Oude Ajuinlei, Lindenlei, Reke, Groot Meerhem, Klein Meerhem, Lievegang, Visserij, Veerstraat, Cosynstraat, Mortierstraat, Grijsberg, Terplaten, Winkelsteeg, Lange Wijngaardstraat, Barrestraat, Baudelolei, Houtlei, Abeelstraat, Korte Schipgracht, Tichelrij, Palinhtraat, Filledieuse Hammeken, Korte Zilverstraat, Tinnepotstraat, Oude Molenaarsstraat, Korte Kuiperstraat, Veergrep, Sleepstraat, St. Gillisstraatje, Saeymanstraat, St. Salvatorstraat, Chartreusenstraat, Vogelenzang, Lange Schipgracht, Sint Margrietstraat, Molenaarsstraat, Varkensstraatje, Hooie, Pelikaanstraat, Ukelram, Apostelhuizen, Stuksken, station van de spoorweg, het Groot Begijnhof, Begijnendries, Nieuwpoortje, Kromme Wal, Ossemarkt, Zilverstraat, Merelbekestraat, Klein Begijnhof, Kleine Huidevettershoek, Rijke Klarenstraat, St.-Annastraat, Sleutelstraat, Ham, Bijloke. Op de Muinkmeersen staat drie voet water. Buiten de stad zijn al de meersen overstroomd. De herberg Patijntje ligt verlaten te midden van het water. Ook St.-Pieters-Aaigem staat blank. Ten gevolge van het hoge water hebben een aantal fabrieken hun deuren moeten sluiten. Dit is onder meer het geval voor de katoendrukkerijen Dehemptinne en Story, de fabriek Coppens, de vlasfabriek op de Voge200
201
lenzang, de fabriek Voortman. De scheepvaart is gestremd, waardoor de bevoorrading van steenkool moeilijk wordt. Op de markten worden weinig producten aangevoerd, met als gevolg hoge prijzen. Op het einde van · de maand begint het waterpeil te dalen. 24 januari : In beroep is het vonnis, waarbij een bakker van de Heuvelstraat veroordeeld werd tot twee jaar gevangenis, 425 F boete, beroving van zijn patentrecht gedurende twee jaar, de kosten van de rechtspleging en de kosten van het drukken en uithangen van het vonnis om brood met blauwe aluin te verkopen, bekrachtigd. De aluin werd gebruikt om opgeschoten tarwe in het brood te kunnen verwerken. 9 mei. In 1841 was de rechtspraak zeker niet mals. Het gerechtshof van assisen van Gent heeft een zekere Ch. B., 33 jaar oud, spinner wonende te Balegem, voor een poging van kippendiefstal in de nacht van 28 op 29 januari op de hofstede van PieterVan Hecke te Oosterzele, veroordeeld tot twaalf jaar dwangarbeid, de tentoonstelling en 20 jaar plaatsing onder politietoezicht. 28 mei : Voor de aanleg van de Keizer Karelstraat worden enkele huizen afgebroken in de Kromme Esch en in Abeelstraat. 11 juni :
Schieting met de Balpijp. Op zondag 20 juni in de Ooievaar te Gent Oppervogel 50 F Iedere zijvogel 25 F Inleg 5 F. Een zilveren vergulde médaille voor de schoonste tenue, een zilveren dito voor de verstafgelegen en een zilveren dito voor de meeste inleggers. Om twaalf uur begint men te schieten tot vier uur. 16 juni : Vente publique. de 2.101 beaux et bond fusils de munition provenant de l'arsenal de Gand. Le receveur de l'enregistrement et des domaines à Gand fait savoir qu'il procèdera Ie mercredi 23 juin à 9 heures à la vente publique de 2.101 fusils de munition de diverses espèces. La vente aura lieu à l'arsenal de la nouvelle citadel de Gand au comptant avec 10 o/o d'augmentation pour les frais. De ontvanger kent natuurlijk geen Nederlands, daarom deze aankondiging in het Frans. 30 juli : Sint-Annakermis. Dinsdag aanstaande om negen uur 's morgens zal er in De Keizerin in de Raapstraat, bij Jan Verbrugghe, een zilveren snuifdoos te verspelen zijn. 3 augustus : De koning brengt een bezoek aan de kunsttentoonstelling in de academie. Er zijn werken van Gallant, de Vigne, De Noter, Verboekhoven en Dillens tentoongesteld. 22 augustus : De berline-klas op de spoorweg is afgeschaft. Thans zijn er 202
nog drie klassen; de diligentie, de charaban en de wagen. De prijzen zijn lichtjes verhoogd : Prijzen heen en terug. Van Gent naar Dil. Char. Wagen 5,00 F Oostende 2,25 F 3,75 F 3,25 F Brugge 2,50 F 1,50 F Kortrijk 3,25 F 2,50 F 1,50 F Mechelen 4,00 F 3,00 F 1,75 F Brussel 4,75 F 3,50 F 2,00 F Antwerpen 5,00 F 2,25 F 3,75 F Ans 10,25 F 7,75 F 5,00 F De broodprijzen in augustus gebuideld tarwebrood ongebuideld tarwebrood roggebrood
zijn 35 26 17
per kg : centimes centimes centimes.
20 augustus : Men maakt op Sint-Pietersplein de toebereidselen voor de viering, die op de Nederkouter, O.L.Vrouwstraat, Sint-Pietersplein en een deel van de Kortrijksestraat zal plaats hebben ter ere van D. Claes, zoon van de katoen- en vitrioolfabrikant Frans Claes-De Cock, lid van de stedelijke raad en van F. Foucault, zoon van de kapitein van het regiment jagers te voet, die in het stedelijk atheneum in de industriĂŤle sectie een erepenning hebben behaald. De Ketelpoort, Nederkouter, Tijkstraat, Q.L.Vrouwstraat zijn allermooist versierd met erebogen, vlaggen, wimpels, opschriften. Fabrikant Fr. Claes heeft om zijn dankbaarheid te betuigen de inwoners van de gebuurte van de Ketelpoort, Nederkouter, Calleytje, O.L.Vrouwstraat, Bagattenstraat, Tijkstraat, Hebberechtstraat - samen meer dan 1. 700 mensen - uitgenodigd op een gastmaal, dat in de verschillende herbergen van de gebuurte en in het beluik van de maatschappij Willem Tell zal worden opgediend. De Gazette van Gent merkt hierbij op, dat de datum van het feest samenvalt met de geboortedag van de voormalige koning Willem I. Later vernemen we, dat het aantal genodigden ruim 2.000 personen overtrof. Nog een duizend anderen komen aan de beurt. Het feestmaal bestond uit karbonaden met aardappelen, kalfsvlees, gezouten vlees, hesp en drie liter bier per hoofd. Wat later wordt in de Pollepelstraat, de Sint-Gillisstraat, het Rozendaleken, de Sint-Elisabethstraat en de Kabane de zoon van prof. Haus gevierd. Ook hier krijgen de buren eten en drinken. De dinsdag wordt er met vigilantes naar het Motje gereden, waar een monsterwaterzooi wordt opgediend. 27 augustus : Bij K.B. zijn de statuten van een nieuwe naamloze maatschappij Bank van Vlaanderen of Gentsche. Bank goedgekeurd. Het kapitaal bedraagt 10 miljoen en bestaat uit 10.000 acties van duizend frank. De bank zal bankbriefjes mogen uitgeven. 203
Bij K.B. van 22 augustus wordt het besluit van de provincieraad van 21 juli bekrachtigd, waarbij de Bestendige Deputatie gemachtigd wordt het oud bisschoppelijk paleis op het Steendam te verkopen. De opbrengst zal dienen om het nieuw paleis te bouwen. 10 september : Sint-Niklaaskermis. De Heer Bool, estaminethouder in het Schuurken in het Schuurkensstraatje te Gent, zal op zondag 12 september ter gelegenheid van Sint-Niklaaskermis, ten zijnen huize te winnen geven met de wieskaarten eeri zilveren snuifdoos ter waarde van 40 F., alsmede andere prijzen met de teerlingen. Verder zal er op maandag een vrienden bal worden gegeven. ¡ 22 september. Sint-Michielskermis. Bal gratis. Op zondag 26 en maandag 27 september en de zondag 3 en maandag 4 october in de grote zaal "De Nieuwe Vismarkt" Veerleplein 7, uitgelezen buffet, allerlei dranken en eetwaren. 24 september : Ezel-ringsteking te Zwijnaarde. Bruno De Groote, herbergier te Zwijnaarde, heeft de eer de heren liefhebbers uit te nodigen op een luisterrijk ezelsfeest, dat plaats heeft op dinsdag 28 september om drie uur. Er zullen prijzen te winnen zijn. De inschrijving is open in zijn herberg "De Hutsepot" op de steenweg, alwaar de ezels om twee uur moeten bijeenkomen. 6 october : In een brief aan de Commissie van de kosteloze scholen wordt gevraagd geen kinderen van bemiddelde ouders in de scholen te aanvaarden en dit om de particuliere "onderwijzers en onderwijsters", die gepatenteerde inwoners zijn van de stad, niet in hun belangen te treffen. Volgens de "Wegwijzer der stad Gend" zijn in 1841 een twintigtal particuliere schoolmeesters en een tiental particuliere onderwijzeressen werkzaam. 8 october : De prijs van het brood is gestegen. gebuild tarwebrood 39 centimes ongebuild tarwebrood 27 centimes masteluinbrood (half tarwe en half rogge) 22 centimes. 10 october : Bij de soldaten is er een epidemie van buikloop met een aantal sterfgevallen. Volgens de Messager de Gand is de oorzaak toe te schrijven aan het slecht brood. Volgens ander<:_ kranten is dit niet juist, want de epidemie komt voornamelijk voor in de kazerne van de citadel; in de overige kazernen zijn er "slechts" zes doden. Volgens de Gazette van Gent ligt de oorzaak aan de "ratatouille", die met witte beten, aardappelen en varkensvet wordt gemaakt. Een verandering in de voeding is de oplossing; het blad stelt voor de "ratatouille" te maken met rijst, groenten, erwten en boter. Een ander bericht spreekt van tamelijk veel slachtoffers. 7 november : Verscheidene briefjes tot ophitsing voor een opstand zijn 204
hier in de straten geworpen. Het bericht luidt als volgt "Maandag 8 november om vijf uur 's avonds zal er op de Vrijdagmarkt gevochten worden tegen degenen, die ons armoede doen lijden, terwijl zij zich rijk stelen". Vo~ens de Gazette van Gent is de bron te zoeken te Brussel, waar hetzelfde is geschied. Volgens onze krant is het. volgende gebeurd : "Een vijftigtal straatjongens tussen 10 en 15 jaar hebben zich op de Vrijdagmarkt verzameld; ze hebben aldaar enige straatstenen uitgebroken en enkele lantaarns vernield. Dan zijn ze in de Zuivelsteeg gegaan bij enige peperkoekbakkers, alwaar men hun lekkerkoek heeft gegeven. Op de Groentemarkt hebben ze nog enkele lantaarns gebroken en aan het Gravenkasteel hebben ze in een winkel van peperkoek gestolen. Vervolgens zijn ze weer naar de Vrijdagmarkt getrokken, waar er een vijftiental door de politie werden aangehouden. 8 november : De Messager de Gand meldt met een duif uit Brussel de eerste paragraaf van de troonrede te hebben ontvangen.
8 december : De stationstraat wordt opgehoogd. 17 december : Op 16 december overleed Jan Baptiste Van Lokeren, dokter in de geneeskunde en lid van de gemeenteraad. Volgens een- bericht was hij geboren in 1761. Hij behaalde zijn diploma te Leuven. Volgens de Gazette van Gent zijn er te Gent in 1841 nog twee dokters gediplomeerd te Leuven : dokter Gyselinck, die niet meer pratikeert en dokter Hulin, vader. De buitengewone begroting voorzag ook nog een post van 400.000 F voor de verbetering van de verbinding van de wijk Sint-Jacobs en de wijk Sint-Pieters met het station : deze werken omvatten de aanleg van het Arteveldeplein, de aanleg van de Stationsstraat, de bouw van de latere Marcellisbrug en de verbreding van de Lammerstraat. De staat zal 210.000 F als toelage verstrekken. Deze werken werden in 1841 aangevangen. M. STEELS
HET SINT-PIETERSPLEIN EN ZIJN OMGEVING Het Blandinusplateau vertoonde na de afbraak in 1799 van de Onze Lieve Vrouwkerk en van een deel van de gebouwen van de Sint-Pietersabdij in 1811 een verlaten beeld. Ten oosten bestond nog het oratorium en het kloosterge_bouw; het oratorium diende als museum van 1796 tot 1809 en werd terug in gebruik genomen als succursaal van de SintBaafskerk. De Sint-Pieterskerk verving de afgebroken parochiekerk. Het 205
,<;:;-~~· .~
.f:t
~~~
~-j- . ~
'' ' '
:~
\<:
~
i
l :
~
:I
•
,I
ll l · I ~ ij~. ~
! l
''
206
kloostergebouw werd gebruikt als infanterie-kazerne. Het uitgestrekte plein voor de kerk was ongeveer 425 m lang en 90 m tot 200 m breed. Ten noorden en ten zuiden van het plein stonden een aantal krotwoningen. In 1846 werd architect Lederc-Restieaux door de schepen van openbare werken belast met het opstellen van een urbanisatieplan voor het Sint-Pietersplein. Ledere tekende een plein van 220 m op 85 m; de oppervlakte bedroeg 18.700 m2. De Vrijdagmarkt is ongeveer 11.000 m2 groot, het Arteveldeplein ongeveer 10.000 m2 en de Kouter ongeveer 12.000 m2. Rechtover de kerk werd een tweede plein aangelegd van 70 m op 40 m; het ligt in terrasvorm en wordt begrensd door een steunmuur in ~tuursteen versierd door een balustrade. Het plan voorzag hier de oprichting van het standbeeld van Arnold de Oude, graaf van Vlaanderen en beschermer van de Sint-Pietersabdij. Dit standbeeld werd echter nooit opgericht. Op het terras werden een rij bomen geplant. Het Sint-Pietersplein, bestemd voor de schouwing van de troepen van het garnizoen, werd genivelleerd; 20.000 m3 aarde werden afgegraven en gebruikt voor het dempen van een gracht (een deel van de oude Schelde) bij het station. Het plein werd omringd door een dubbele rij bomen; voor de kerk werd de bomenrij onderbroken om het zicht niet te hinderen. Ledere tekende ook de gevels van de huizenrijen langs de vier zijden van het plein; deze huizen hebben twee verdiepingen. Enkele nieuwe straten werden aangelegd : de Sint-Amandstraat, de Abt Flobertusstraat, de Graaf Arnulfstraat, de Blandijnberg. Architect Leclerc-Restieauw heeft blijk gegeven van een groot talent bij het op stellen van het urbanisatieplan van het Sint-Pietersplein. Ledere tekende ook het plan van de "citÊ ouvrière" : dit beluik telde honderd woningen. In zitting van 29 januari 1848 gaf de gemeenteraad de toelating dit beluik - ook genaamd De Vreese beluik - te bouwen. In 1903 telde het De Vreese-beluik nog 67 woningen en 176 inwoners. Het werd afgebroken omstreeks 1935 voor de bouw van de universiteitsbibliotheek. De totale uitgaven voor de werken aan het Sint-Pietersplein bedroegen 78.301 F. De verkoop van 15.400 m2 bouwgrond bracht ongeveer 150.000 F op, zodat de stad door de uitvoering van de werken meer dan 70.000 F winst boekte. In 1846 had de stad Gent ook nog op het Sint-Pietersplein een magazijn voor het kazernement gebouwd. Ten noorden van het beluik De Vreese lag het beruchte beluik Batavia. Hier volgt een beschrijving van dit beluik naar de tekst van Dr. Dumoulin en vertaald door De Rijcke. "Batavia staat. op het hoogste deel der stad, tussen de St.-Pietersnieuwstraat en St.-Pietersvrouwstraat. Er zijn drie uitgangen : twee in de St.Hubertstraat en een in de Rogierstraat. Deze ingangen hebben enkel de breedteeener gewone deur en k1mnen gemakkelijk met die der andere huizen verward worden. Het beluik heeft honderd meter lengte op een gemiddelde breedte van dertig meter, en bevat vier straten, waarvan drie gelijklopend en een dwarsstraat. De kleine huisjes, die langs die straten 207
.. 208
staan, zijn geschikt op zulke wijze, dat deze, die recht over elkaar staan in een straat, rug aan rug gebouwd zijn met de huizekeus der andere straat. De straten hebben een breedte van 2. 70 m. en dienen terzelver tijd als koer; een greppelloopt in 't midden en koorden zijn van de ene gevel naar de andere gespannen om 't linnen te drogen. Men telt er zes gemakken en twee pompen voor 't gebruik van de ganse bevolking. Indien wij van de 3.000 meter oppervlakte, 1.000 meter aftrekken voor de straten en de gronden, ingenomen door aanpalende huizen die niet tot het beluik behoren, alsook voor de dikte der metselwerken, dan blijft er voor de 117 woonsten slechts een oppervlakte van 17 meter. Voor 't algemeen bestaan die woonsten enkel uit een gelijkvloers, dat tot keuken en slaapkamer dient. In deze, die er nog een "boven" bij hebben, is het een soort van ladder, die de keuken met de slaapkamer in gemeenschap stelt. En, aannemende dat ieder gezin gemiddeld uit vijf personen bestaat, bekomen wij een totale bevolking van 585 bewoners en voor elke bewoner een oppervlakte van 3.4 vierkante meter. Om tot de bepaling te komen der hoeveelheid lucht, die er voor elke bewoner beschikbaar is, hebben wij de afmeting genomen der kamers van een zeker getal huizen. Alle hebben gelijkvloers 2.4 m. hoogte, op 4.20 m. breedte en 4.10 m. lengte, wat voor de oppervlakte 17.20 m. geeft en voor de inhoud 41 kubieke meter, of 8 kubieke meter per persoon. De huizen zonder "stagie" hebben een zolder, die alhoewel¡ niet geplafonneerd en zonder vensters, niettemin als slaapkamers gebruikt wordt voor de jongste leden der familie. In de huizen met bovenverdiep, die nauwelijks het vijfde van 't gehele getal vormen, hebben de bovenkamers dezelfde oppervlakte als de benedenplaats, maar zij zijn veel lager. De huizen der eerste soort worden verhuurd aan fr. 1,09 en die der tweede fr. 1,63 per week. Het ontvangen der huishuur gebeurt de zondag voormiddag, en de eigenaars, hetzij uit vrees van niet betaald te worden, hetzij om beledigingen te vermijden, belasten gewoonlijk een "agent van policie" met het ophalen der huur. Het personeel van elke woning is altijd volledig. Is het huisgezin weinig talrijk of indien het door gelijk welke omstandigheid vermindert, dan, om de kosten der huur te verminderen, verhuurt men al spoedig de bovenkamer. Beluiken als hetgene wij komen te beschrijven, kunnen als kleine steecljes aanzien worden. Men vindt er herbergen, winkels en in 't algemeen alles wat nodig is tot het bestaan dier ongelukkige bewoners; zodanig dat de huisvrouwen en deze die te huis werken, bijna nooit de grenzen van het beluik overschrijden. Wij schatten de waarde der geboJwen, in Batavia, de grond medebegrepen, op 40,000 franken. Geheel het beluik brengt jaarlijks 7.280 franken op, waarvan 280 frank moet afgetrokken worden voor kosten van onderhoud en herstelling. Het zuiver inkomen beloopt dus tot 17 of 18 209
·y :8
% ~,·
% iff
t ::g J1 :iliJ w: &
@i+
l%3
210
percent. De ongelukkige huurders weten dat zij uitgebuit worden, want zij laten nooit na, wanneer een vreemdeling hen komt bezoeken, hunne vrekkige eigenaars te vervloeken." We willen er aan herinneren, dat deze tekst gepubliceerd werd in 1879, maar vermoedelijk reeds omstreeks 1870 werd geschreven. In 1881 besloot de gemeenteraad de wijk Batavia te slopen. Reeds in 1881 werden een groot aantal woningen tussen de Laurierstraat, Rogier-, en St.-Hubertusstraat aangekocht : in totaal voor meer dan 500.000 F. In 1882 werden nog enkele huizen aangekocht en werden 463 woonhuizen gesloopt. In de aanbesteding van de afbraak werd bepaald, dat de voorwerpen met een oudheidkundig belang eigendom bleven van de stad : zo werden honderden gekleurde muurtegels verzameld, die in panelen werden gerangschikt en aan het museum voor oudheidkunde werden geschonken. Ook fraai ijzerwerk, zoals deurkloppers, sloten, hengels werden aan het museum toevertrouwd. Daarna werd het terrein geniveleerd : 30.000 m3 grond werden afgegraven en gebruikt om lagere delen van de stad op te hogen. Een 18 m brede straat, de Jozef Plateaustraat werd aangelegd, die de St.-Pietersnieuwstraat verbindt met de Kortrijkse straat en de Nederkouter. Op 16 april 1883 werd de eerste steen gelegd voor het instituut van de wetenschappen. Op de plechtigheid waren aanwezig de minister van onderwijs Van Humbeeck, de minister van openbare Werken Rolin-Jacquemyns, de rector A. Callier, alsook A. Wagener, bestuurder-inspecteur van de universiteit, H. Lip pens, burgemeester, Dauge en Voituron, schepenen en Verhaeghe-de Nayer, gouverneur. Het procesverbaal van de plechtigheid werd getekend door Heins en gelegd in een opening onder de eerste steen, die het opschrift droeg "Institut des Sciences". Het plan van dit indrukwekkend gebouw werd getekend door architect A. Pauli. Het gebouw heeft een oppervlakte van 14.000 m2, de voorgevel is 138,50 m lang en is versierd met enkele beelden, de achtergevel heeft een lengte van 157,50 m, de zijgevels zijn 93,75 men 103,50 m lang. Het gebouw werd in gebruik genomen in 1890. De urbanisatie van de wijk van Sint-Pieters ruim genomen was reeds vroeger begonnen. De Bagattenstraat was slechts vijf meter breed. Een bericht uit de Gazette van Gent van 25 november 1836 kan ons wel een zeker beeld geven : "Verleden zaterdagavond hebben er in en omstreeks de Bagattenstraat alhier gevechten plaats gehad tussen militairen, die er in slechte huizen verkeren en de sabel getrokken en buitensporigheden begaan hebben. Ten gevolge van deze rustverstoring zijn er wederom plantons geplaatst om de militairen de toegang tot de Bagattenstraat, het St.-Gillisstraatje, l>et Rosendaalken en verder naar de Cabane of Elisabethstraatje andermaal te beletten". In verband met de straatbenamingen willen we even verwijzen naar een reeks artikels: over de straatnamen, die in de Gazette van Gent versche211
nen in 1836. "Een straatje thans zonder einde, hetwelk van het St.-Gillisstraatje naar de Bagattenstraat leidde en hetwelk in de benaming van 1812 werd vergeten, heeft echter een oude naam : het Sint-Elisbathstraatje. Het volk noemt het sedert enige jaren de Kabaene, even gelijk de twee nieuwe straten zonder einde op de Kleiberg gelegen Batavia, een poortje in de Hebberechtstraat (tweede deel Kortrijksestraat) het Luizengevecht, een poortje in de Tijkstraat (eerste deel Kortrijksestraat) het Vlooiengevecht, een poortje in de Bagattenstraat het Begijnhaveken en een poortje op het Nieuwland d'Helle genaamd heeft." Reeds door het besluit van de gemeenteraad van 23 februari 1861 werd besloten een deel van de Bagattenstraat te verbreden. Door het besluit van 22 mei 1869 werd het tweede deel van de Bagattenstraat verbreed. Door een volgend besluit van 19 december 1870 werden de Willem Teilstraat en de Guinardstraat aangelegd. In 1872 werd een stuk grond van 1.300 m2 verkocht aan de staat aan 45 F per m2 : bestemd voor het bestuur van de belastingen. Na de sloping van de wijk Batavia kwam de wijk Kattenberg aan de beurt. Het urbanisatieplan werd opgemaakt door de stadsingenieur E. Braun, de toekomstige burgemeester en goedgekeurd in de gemeenteraad op 22 januari 1883. In het rapport lezen we : "Ce quartier du Kattenberg, situé entre les deux quartiers mentionnés ci-dessus (Batavia en citadel) se trouve encore aujourd'hui dans un tel état d'abandon et de malpropreté, qu'on a peine à se figurer, quand on s'y trouve, qu'il fait partie de l'agglomération de notre ville." Door een K.B. van 28.8.1881 werd het onderhoud van de Kattenberg overgedragen van het departement van oorlog aan de stad Gent. Op de Kattenberg stonden het huis van de wapenmaker, dat in 1882 werd afgebroken, en een gebouw, dat genaamd werd "le bloc des mariés". Bij deze urbanisatie werden het Van Du yseplein en de Van Hulthemstraat aangelegd. In 1897 begon men met de aanleg van de Kunstlaan : daartoe werden een reeks ellendige en ongezonde woningen tussen de St.-Amandstraat, de Heuvelstraat (Overpoortstraat) en de Lange Kazernestraat afgebroken. In 1900 werd begonnen met de bouw van de nieuwe infanterie-kazerne - de Leopoldkazerne. Zo kreeg de wijk St.-Pieters in de loop van een goede vijftig jaar een gans ander uitzicht. St.-Pietersplein en omgeving was lang de wijk van de soldaten, gezien de beide kazernen samen er ongeveer 2.000 telden. Na 1945 is de wijk veel veranderd : de soldaten zijn verdwenen op een kleine eenheid na, die nog ondergebracht is in de Leopoldkazerne. Door de uitbreiding van de universiteit werden nieuwe gebouwen opgericht en tientallen huizen voor allerlei diensten aangekocht, waardoor de St.-Pietersnieuwstraat en omgeving een "studentenwijk" is geworden. M. STEELS
212
BRONNEN 1. V erslagen van de gemeenteraad.
2. Jaarverslagen van de stad Gent. 3. E. De Busschere : Nouvelle Place de Saint Pierre à Gand. (Gent 1849) 4. Dr. N. Dumoulin : Enquête sur les conditions hygiéniques de la ville à l'occasion de l'épidémie de choléra de 1866. (Gent 1879) 5. De Rijcke, Van Renterghem en De Buck : De beluiken binnen de stad Gent. (Gent 1904) 6. Recueil des alignements et rues nouvelles. 7. V. Fris : De Historische Persoonsnamen der Straten van Gent. GUINARD : Jan Baptist Guinard werd geboren te Gent omstreeks 1800. Hij overleed in 1869 te Sint-Niklaas en schonk bij testament zijn gans fortuin aan de stad Gent; met het legaat werd een prijs van 10.000 F ingesteld, die om de vijf jaar verleend werd aan het beste werk voor het verbeteren van de stoffelijke en verstandelijke toestand van de arbeidersklas. PLATEAU : Jozef Plateau werd geboren te Brussel in 1801; hij studeerde te Luik en werd in 1835 hoogleraar in de natuur- en sterrenkunde aan de Gentse universiteit. Bekend is vooral de "proef van Plateau" om de theorie van Kant en Laplace in verband met het ontstaan der aarde te verduidelijken. Tengevolge van proefnemingen op het licht werd Plateau totaal blind omstreeks 1840. Toch zette hij zijn wetenschappelijk onderzoek verder. Hij overleed in 1883.Gezusters Lovelingstraat : De gemeenteraad besliste op 31.12.1923, dat een deel van de Willem Teilstraat gelegen tussen de Jozef Plateaustraat en de Sint-Pietersvrouwstraat de benaming Gezusters Lovelingstraat zal dragen. Virginie Loveling overleed te Gent op 1 december 1923. Batavia : Ziehier hoe de wijk Batavia in de gids "Gand. Guide historique et topographique de la ville" uitgegeven in 1883 en vermoedelijk geschreven door Willem Rogghé (Voorwoord getekend met de letters W.R.) wordt beschreven : "En eet endroit se trouvait eneere en 1881 un des quartiers les plus sordides et malsains de la ville, appelé Batavia; il se composait d'un réseau de ruelles et d'enclos sans air ni lumière, ou de milHers d' ouvriers croupissaient dans des habitations hideuses". Uit deze gids vernemen we nog, dat het bouwen van het Instituut van de Wetenschappen 355.000 F kostte. De school op het Kramersplein werd gebouwd in 1861 naar het plan van bouwmeester A. Pauli.
213
INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE Wij laten hier de vrije vertaling volgen van de Fiche NO 6 over DE MAN VAN HET BELFORT daterend van 1897 en ondergebracht in de Afdeling "Beeldhouwwerken", met als verdere vermelding : Museum van Stenen Voorwerpen (Ruïnes van de St.-Baafsabdij) - XIVe eeuw. "2 meter 40 hoog, kalm en ernstig, de ogen wijd open en in de verte kijkend, vastberaden en waardige houding; gewapend van top tot teen, de dolk aan de zijde, de twee handen rustend op het heft van het zwaard.'' Aldus het eerste signalement, gegeven door M. Vuylsteke wanneer deze stenen reus, de laatste overlevende van de vier Gentse gemeentenaren die in 1338 geplaatst werden op de hoeken van de stadstoren, in 1870 naar beneden gehaald werd, ter gelegenheid van de restauratie van de galerij en de kroonlijst van het Belfort. (Artikel in het "Volksbelang" van Augustus 1871, opgenomen in zijn "Verzamelde Schriften", Deel IV, 1891, p. 181-189. Geplaatst aan de noordzijde was hij de enige die meer dan 5 eeuwen weerstand geboden had aan de tand des tijds en het geweld van de stormen. De stenen die door de Gentse schepenen besteld werden te Feluy bij Charleroi in Juni 1337, en die ook moesten dienen voor de waterspuwers en de zuiltjes, werden in deze laatste stad gehouwen, volgens de rekeningen van 1337-1338 waarvan de hierna volgende uittreksels zijn waarachtige geboorteakt vormen. (De Rekeningen etc. Deel I, p. 78, 215-216, 248). De letters J.C. die in het voetstuk gebeiteld zijn, zijn misschien de initialen van de naam van de beeldhouwer. Onopgemerkt gebleven tot wanneer hij van zijn meer dan 5 eeuwen wacht werd afgelost, is deze tijdgenoot van de eerste Artevelde sindsdien verschillende malen gereproduceerd en bestudeerd geworden : Viollet Le Duc, Dictionnaire raisonné du mobilier français (Paris, 1874), p. 151.- H. Van Duyse, Gand Manumental (Bruxelles) p. 44- La Belgique Illustrée, 10 édition, p. 244, artikel van A. Wageneren P. Fredericq. - F. De Potter, Gent, Deel I, (1883), p. 495. -A. Heins, A Gand, Vieilles pierres etc. (Gand 1895), p. 71-86. - L. Cloquet, in Bulletin du Cercle Archéologique, Deel IV (1896), p. 206. In de historische stoet van 1894 "Gent door de Eeuwen heen" kwam een copie voor op de wagen der "gemeentelijke vrijheden". Afschrift (van de Stadsrekeningen) : (1) Somme van den werke dat ghewrocht es ant beelfort ... ( 2) .. . ende manne diere gaen ende staen sullen. (3) Nota bene : Item, den roketiers van Fellui, gheleent up hare steene
214
die sij leveren, daer men de (4) gorgonen ende arkette af maect, ende de manne, lxxx lb. Tot zover deze fiche. Tot slot en als vergelijking gaan wij eens na hoe Frans De Potter deze stenen man bezag : "Deze figuur is ten hoogste belangwekkend. Echte reus -hij heeft een hoogte van 2 m. 20 centim. -draagt hij de ridderkleedij : maliënkap en -kolder, en de ridderwapens : het zwaard en de dagge, met het schild. Zijn gelaat is kalm, ernstig : weinig of geene lijnen, indrukwekkend grootsch; 't is den man aan te zien dat hij niet gewoon is, voor wien ook, éenen voet uit de weg te treden. Hij staat pal, volkomen bewust van de kloekte zijner vuist en van de verhevenheid der beginselen welke hij tot zending heeft te verdedigen. Ziet hem daar, in stille grootheid, met de linker hand de scheede houdende van het zwaard, dat zijn rechter hand gereed is uit te trekken - alsof het stadstrompet pas de neringen en de gilden had opgeroepen, alsof het noodgeklep van zijnen even wakkeren buur - Roeland, met de machtige bronzen keel - hem opeisehte een heiligen kamp voor het recht des volks. Ja, hij is, zoowel van aard, als van stoffe, een Gentenaar van het echte bloed - een man uit één stuk."
DE SOUVEREINE GILDE VAN DE BOOGSCHUTTERS OF DE SINT-SEBASTIAANSGILDE.
Het juiste jaartal van <ie stichting van de St.-Sebastiaansgilde is onbekend; het Privilegieboek van de gilde bevat de statuten verleend door Ladewijk van Male, ma~ dan bestond de gilde reeds een hele tijd. De gilde had haai kapel in de St.-Janskerk (1). De gilde werd bestuurd door een deken, een koning, acht provisors, een griffier en een baljuw. De deken werd verkozen op de dag van St.Sebastiaan door de provisors. Dezen werden gekozen uit de verschillende parochies van de stad. "Twee sullen wonen in de Sente Jansprochie, twee in Sente Michiels prochie, in Sente Marien prochie een proviserere, in Sente Niclaeus prochie, een in Sente Jacobs prochie een ende de VI IlO proviserere in shelichs Kerst prochie". De griffier werd aangeduid door de deken, de baljuw door de koning. Om lid te worden van de gilde moest men zijn "van goeder fame ende van goeder name". Bij de aanneming moest een inkomgeld betaald worden, tevens moest men een doodsschuld ondertekenen. Rond 1423 kocht de gilde een woning met tuin "buter Coepoorte ah de groenehoeye". De gilde maakte deel uit van het Gentse leger; in de 15e eeuw nam de gilde ook deel aan wedstrijden in andere steden. 215
Boogschutters van het Sint-Sebastiaansgild. (Album du Cortège des Comtes de Flandre. Dessinés par Félix De Vigne )
216
Portret van een Koning van het Sint-Sebastiaansgild, door anoniem meester uit de 18e eeuw. Achter hem ziet men links de Schietgaai en rechts het Huis van het Sint-Sebastiaansgild op de Kouter. (Oudheidkundig museum Bijloke) (zie Catalogus van de Schilderijen nr. 197 ).
217
De boogschutters bleven in hun lokaal tot in het midden van de 16e eeuw. Toen Keizer Karel de Sint Baafsabdij deed verbouwen in een vesting- het Spanjaardkasteel- werd de ligging van het schuttershof minder gunstig. In 1548 kreeg de gilde een terrein tussen de Kouter en de Ketelvest. Het oude schuttershof werd verkocht; in de plaats kwam een rij kleine woningen, genaamd Apostelhuizen. In 1552 was het nieuw schuttershof op de Kouter voltooid. De koningschieting was een voorname gebeurtenis in het stadsleven; ze had plaats de vierde zondag na Pasen. 's Morgens werd een mis opgedragen aan het altaar van St.-Sebastiaan in de St.-Baafskerk. De banier van de gilde wapperde aan het huis van de schepenen tot de vogel werd neergehaald. Dan werd de banier plechtig ingehaald en gehesen aan het gildenhof. Naast de Sint Sebastiaansgilde bestond er zeker sedert 1437 "een jonghe gulde van Sent Sebastiane", deze gilde had haar kapel in de St.-Jacobskerk. De godsdiensttroebelen waren natuurlijk ongunstig voor de gilde ; in 1568 werden de beide boogschuttersgilden verenigd. Het besluit van de Schepenen van de Keure, waarbij al de gemeentelijke bedienden zich moesten inschrijven in een van de gilden, had een gunstige invloed ~p de bloei van de gilde. Nieuwe moeilijkheden komen in 1678 : het gildenhof wordt bezet door Franse troepen. Om aan de betaling van schadevergoeding te ontsnappen werden op voorstel van de Schepenen van de Keure de vier gilden opgeheven in 1703. In 1715 werd een deel van het schuttershof - den bauw ofte huysinghen van het voorseide hof van Sente Sebastiaen soo die jeghenwordigh ghestaen ende gheleghen is binnen dese stadt van vooren uytcommende met eene groote poorte op den peirdencauter met eerfve van achter tot aen de reviere - verkocht aan Antoine Sersanders de Luna, voorzitter van de Raad van Vlaanderen. In 17 31 werd de St.-Sebastiaansgilde opnieuw opgericht. Na een aantal pogingen kwam de gilde opnieuw in het bezit van het niet verkochte deel van het oude schuttershof: een stuk grond op de Kouter op de plaats van de Handelsbeurs, de Bank van Parijs en de Nederlanden (tot 1968 het Posthotel) en de opera. De gilde bouwde een nieuw prachtig schuttershof en een schouwburg. Volgens F. De Potter (2) werd reeds in de 17e eeuw door de St.-Sebastiaansgilde een schouwburg opgericht met het doel het toneel te verhuren aan doorreizende kunstenaars. De schouwburg werd door brand vernield in 1715. In 1738 werd een stuk grond aan de stad afgestaan, waarop door architect B. De Wilde een wachthuis werd gebouwd (huidige ingang van de Handelsbeurs). De gilde kende nu opnieuw een bloeitijd en nam aan al de feestelijkheden in de stad deel. De komst van de Fransen stelde een einde aan het bestaan van de gilden. De goederen van de St.-Sebastiaansgilde werden openbaar verkocht : de schouwburg werd gekocht door een vereniging van burgers, het lokaal werd gekocht door Busse, postmeester. Reeds in 1802 werd de boogschuttersgilde opnieuw opgericht. In de 19e eeuw hield de gilde haar schietoefeningen op het Bijlokeplein, later aan 218
Blazoen van het Sint-Sebastiaansgild. Paneel 74 x 74 cm. Oudheidkundig museum Bijloke (Copyright : L. De Rammelaere - Gent ).
219
Blazoen van het Sint-Sebastiaansgild. Paneel 105,5 x 105, 5 cm. Oudheidkundig museum Bijloke. (Copyright L. De Rammelaere, Gent )
220
de Heuvelpoort en ten slotte te Gentbrugge. P. de Burggraeve schreef in 1913 "elle a inauguré récemment une spacieuse salie de réunion chaussée de Bruxelles à Ledeberg. Dans cette vaste pièce, omée notamment de 21 portraits de rois et de doyens, se trouvent disposés les précieux souvenirs évocateurs des jours de faste et de gloire qu'a vécus la Confrérie de St. Sébastien". Welke lezer kan ons iets over de geschiedenis van de gilde na 1913 vertellen ?
(1) Dr. Elisabeth DHANENS: Sint-Baafskathedraal Gent. (1965) blz. 85. (2) F. DE POTIER : Gent van den oudsten tijd tot heden. Vierde deel. (3) P. de Burggraeve : Notice Historique sur les Chefs-Confréries Gantoises de St. Sébastien et de St. Antoine. (1913)
NOOT 1. De tekst werd opgesteld aan de hand van het werk van P. de Burggraeve. 2. Het werk van F. De Potter geeft de Statuten van het St.-Sebastiaansgilde van de 14e eeuw, de statuten van 1561 en het Reglement voor de feesten bij het St.Sebastiaansgilde van 1683. 3. Het Oudheidkundig Museum in de abdij van de Bijloke bezit een dertiental schilderijen in verband met de St.-Sebastiaansgilde, alsook twee blazoenen. (zie : Catalogus van de Schilderijen door A. De Schryver en C. Van de Velde, Gent 1972).
M. VAN GENT
DE GENTSE "FOOR" Wat we nu te Gent "foor" noemen, is in werkelijkheid een kermis. Het woord "foor" betekent jaarmarkt, jaarbeurs. De "Gentse foor" was oorspronkelijk een jaarmarkt, die in de loop van de 19e eeuw geëvolueerd is tot een kermis; de benaming "foor" bleef echter behouden in de volkstaal. Het jaar 1848 is een belangrijke datum in de geschiedenis van de Gentse foor. Als bron gebruiken we het rapport goedgekeurd in de gemeenteraad van 15 januari 1848. (Verslagen van de gemeenteraad : deel 49) Toen de verkeerswegen zeldzaam, slecht en weinig zeker waren en de verkeersmiddelen traag en kostbaar waren, toen elke stad "een kleine staat" was met eigen wetten en gebruiken, toen elke heer het recht had octrooirechten te innen op de koopwaren, die door zijn grondgebied werden vervoerd, toen tenslotte de handel en de nijverheid belemmerd werden door allerlei privilegies, waren de jaarmarkten nuttige instellin221
gen en dit zowel voor het algemeen belang als voor de stad, die de toelating had bekomen een jaarmarkt te houden. De foren waren niet alleen handelsplaatsen, waar kopers en verkopers heen trokken in de zekerheid er vrede en veiligheid te genieten voor zich zelf en hun koopwaar; de foren trokken bovendien de menigte aan door de feesten en spelen, die tijdens de foor plaats hadden. De vorsten en de stedelijke besturen verwaarloosden geen enkel middel om de aantrekkingskracht van de foor te vergroten, dit door het verlenen van rechten en privilegies. Volgens een ordonnantie van gravin Margaretha mocht geen enkel stuk laken verkocht worden dan op de foren in Vlaanderen en dit van acht dagen voor tot acht dagen na de foor; huiden, leder, was en andere producten, die per gewicht verkocht werden, mochten slechts in het groot verkocht worden op de jaarmarkten. Het oudste gekende octrooi dagtekent van 9 juli 1455, waarbij Filips de Goede voor een termijn van dertig jaar de ordonnantie verlengt, die aan de stad Gent de toelating verleent twee foren per jaar te houden : een op halfvasten en een op Sint-Pietersdag. In 1497 schonk Filips de Schone aan Gent de toelating een jaarmarkt te houden gedurende veertien dagen en dit vanaf de eerste donderdag na de zondag, waarop het oculi gezongen wordt (derde zondag van de vasten) tot de donderdag na judica (passiezondag) en dit om de stad Gent te helpen, daar de stad door de oorlogen en twisten ontvolkt was en gebukt ging onder de last van schulden (1). De stad Gent had de vorst om dit octrooi verzocht om alzo zijn fmanciĂŤle toestand te lenigen. Tijdens de duur van de jaarmarkt werden de gevangenneming en het recht goederen aan te slaan geschorst en dit zowel voor de goederen als voor kooplieden, hun helpers, de bannelingen en vluchtelingen. In het "Reglement ghedecreteert in syne Majesteits Priveen Raede tot beter directie van de Stadt van Ghendt" van 10 december 1672 lezen we : "Voorts zullen de Kraemen ter Half-vasten-marekt in het groot Beenhuys (is dit soms het Vleeshuis ? ) en de daer buyten, verpacht worden ten profyte van de Stadt, alsmede de Plaetsen ende Winckels op het Stadt-huys tot het verkoepen van Schilderyen, Scribanen ende andersins discretelyck ende ter directie van twee Schepenen beneffens eenen Secretaris by het Collegie daer toe te deputeren". (Plakkatenboek deel lil blz. 269) Het verslag aan de gemeenteraad vervolgt : thans zijn de verkeersmiddelen veel verbeterd; de kooplieden hebben hun zwerversleven opgegeven en hebben zich gevestigd in winkels in de steden. Hierdoor is de betekenis van de "foren" sterk verminderd; het verval van de "foren" is totaal. De beide "foren" van Gent ondergingen hetzelfde lot. Vijfentwintig jaar geleden (dus omstreeks 1820) had de Gentse "foor" nog een zeker belang. We herinneren ons nog de handelaars in wollen en katoenen stoffen, de messenverkopers, de drukkers, de graveerders en de verkopers van boeken met hun uitstallingen in het stadhuis en in de straten, die het stadhuis omgeven. Stilaan werden de zalen van het stadhuis ver222
223
laten; slechts enkele handelaars in ontbijtkoek ("lekkerkoek") en speelgoed zijn de oude gebruiken trouw gebleven en hebben de kermisreizigers gevolgd, die de toelating hebben bekomen zich op het Sint-Pietersplein op te stellen. Wat de Bijloke-foor betreft, deze is volledig uitgestorven : in 1847 stonden slechts twee kramen. Door het besluit van de gemeenteraad van 1843, waarbij jaarlijks een Gentse kermis werd ingericht en waarbij tevens de parochie-kermissen zouden verdwijnen, betrachtte de gemeenteraad niet all~en feesten in te richten, die de ganse bevolking zouden aanlokken. De gemeenteraad betrachtte tevens "réduire ces occasions nombreuses ou pour obéir à d' anciennes habitudes les classes ouvrières se livraient à des dépenses d'autant plus regrettables qu'elles étaient accompagnés d'une suspension de travail et partant d'une privation de salaire". (zie : De Eerste Gentse Feesten Ghendtsche Tydinghen, 2e jaargang blz. 233) De gemeenteraad besluit : Art. 1 : Vanaf heden is het oprichten op de openbare weg van kramen en kermistenten voor het vertonen van curiositeiten, het inrichten van voorstellingen en het verkopen van eetwaren en goederen slechts toegelaten tijdens de week van de kermis. Art. 2 : De kermistenten en kramen zullen opgesteld worden op het Sint-Pietersplein. Door dit besluit werd de halfvasten-foor afgeschaft. De "foor" tijdens de Gentse feest werd geen succes. In juli werden "foren" gehouden te Namen, Mons en Charleroi; hierdoor kwamen de foorreizigers niet naar Gent. De bewoners van het Sint-Pietersplein vroegen de wederinrichting van de halfvastenfoor. Op 15 december 1849 besloot de gemeenteraad : "De kermistenten en kramen mogen elk jaar ter gelegenheid van de paardenmarkt en de halfvasten opgericht worden op het Sint-Pietersplein van dinsdag van halfvasten tot de dinsdag van de week voor Pasen." De ganse negentiende eeuw kende de Gentse "foor" een reuzensucces .en oefende een grote aantrekkingskracht uit en dit zowel op de Gentenaars als op de bewoners van de randgemeenten. Ook tijdens de eerste jaren na wereldoorlog I lokte de Gentse "foor" de massa. Op zondag trok de bevolking van Gent in dichte drommen naar het Sint-Pietersplein. Reeds vanaf Vooruit op de Sint-Pietersnieuwstraat kon men slechts stapvoets vooruit. Op het Sint-Pietersplein was het een gedrum en gestamp; men kon werkelijk op de hoofden lopen. Er was voor ieders beurs : een of twee circussen, paardenmolens, het wafelkraam Max, schiettenten, het museum Spitsner, waarzegsters, nogakramen, kramen voor oliebollen - zonder oliebollen te kopen kon men toch niet naar huis -, worsteltenten - de "lutte met den beer", enz. De tweede maandag voor Pasen kwamen de buitenlieden naar de foor : de zondag was het op de buiten plechtige communie en de maandagnamiddag kwam men met de plechtige communiecanten naar de foor te Gent. Nog een soort tent mogen we niet vergeten, de zogenaamde "vuile teilure", maar dit was niet voor de plechtige communiecanten. Zeker zou er over de Gentse foor nog veel te vertellen zijn. De Gazette 224
De t'ARIS
i la Crfme
a la Vahillr
CHOCOlAT
N N lJ1
van Gent bracht jaarlijks een verslag over de merkwaardigste opgestelde kermistenten. Zo lezen we in 1882 (11 april) : "Er zijn kramen met loterijen en kansspelen en draaiberden; ook zijn er enkele kooplieden met fantasievoorwerpen en juwelen. De barakken met dikke vrouwen en waarzegsters ontbreken evenmin". In de gemeenteraad van 2 februari 1880 interpeleerde gemeenteraadslid De Nobele het college. Hieruit blijkt, dat de plaatsrechten op de foor nooit bepaald werden in de gemeenteraad. Door een collegebesluit van 19.1.1874 werden de plaatsrechten bepaald op 1,50 F, 1,00 F, 0,50 F en 0,25 F per m2 volgens de ligging van de plaatsen. De Nobele tekent ook protest aan tegen wat hij noemt "de schandelijke uitbuiting van kinderen", die in circussen acrobatische oefeningen uitvoeren. Als gevolg besluit de gemeenteraad op 23 februari 1880, dat op de foor geen kinderen jonger dan 15 jaar mogen medewerken aan vertoningen. De plaatsrechten zullen al spoedig geweldig stijgen. In 1895 betaalde het wafelhuis Max 1. 200 F, het oliebollenkraam Lemeur 600 F en Busch 150 F. De draaimolen Opitz betaalde 1.950 F, andere molens betaalden 1.100 Fen 600 F. Het museum Spitsner betaalde 800 F, een hippodroom 1.000 F. In 1895 stonden ook een zevental fotografen op de foor; fotograaf Jacoby betaalde 200 F voor het plaatsrecht. Uit deze getallen kan men afleiden, dat er een massa geld moest verteerd worden op de foor. (G. v. G. : 11 maart) In 1899 zijn de plaatsrechten nog gestegen : de aanbiedingen gaan van 1,20 F tot 12,50 F per vierkante meter. Opitz betaalt nu 4.005 F als plaatsrecht voor zijn molen. De eerste openbare filmvertoning werd te Parijs door de gebroeders Lumière ingericht op 28 december 1895. In 1899 staat op de Gentse foor de "cinematograaf Grunkorn" : als film worden vertoond de begrafenis van Felix Faure, president van de Franse republiek en een deftlee van het eerste linieregiment langs de Leopoldlaan te Gent. De voorstelling duurde ongeveer een half uur. M. VAN GENT (1) Over deze droevige bladzijde uit de geschiedenis van Gent (1485-1494) schrijft V. Fris : "La ville était surchargée de dettes et grevée de rentes; beaucoup d'habitants avaient péri au cours des troubles ou s' étaient exilés, de sorte que la population avait grandement diminué; certains quartiers étaient vagues et inhabités. Déplorable résultat de dix ans de guerre civile". (blz. 149) Ook Pirenne behandelt uitvoerig deze strijd; "De Gentenaars aanvaarden eindelijk Maximillaan als momboor en .berusten er in slechts een stad te zijn en niet een Staat in de Staat. De ontembaarste der Belgische steden had nu voor immer gecapituleerd en hiermede neemt in de Nederlanden, de tijd der stedelijke oproeren een eind'': (blz. 41 en 42 Geschiedenis van België, deel 11)
226
EEN HEEMKUNDIGE PUZZEL SPECIAAL BEDACHT VOOR OUDE GENTSE SNEUKELAARS
Wie de eerste prijs wegkaapt legt de hand op een grote zak mokken, een dikke klippel lekkerkoekee en een ferm pak bitteraven. Daarenboven mag hij neerzien op een doos vlienderbollen gemengd met boterspekken, zuur-en-zoetjes en anijsbolletjes. Ook een zak boeretenen, schuimkes, tsoepkes, pad'jujuubkes en andere gomkes zullen zijn reuken smaakorganen komen strelen. Een boog kan niet altijd gespannen zijn, zegt het spreekwoord en het heeft overschot van gelijk. Bovendien is er een pedagogische wijsheid die ons leert dat men al spelende ook slim kan worden. Dus ... * * * Gevraagd wordt met de hieronder opgegeven letters (17 in aantal) en letterparen (57 in aantal) VEERTIEN namen van Gentse zoetigheden samen te stellen, waarvan de (tamelijk duistere) omschrijvingen hier volgen: 1. Kleine lensvormige gladde snoepjes (3) 2. Bruine, steenharde dingen om er uw tanden op te breken (2) 3. Ze zijn schijfvormig; ze plakken en hebben het gemunt op een van uw vingers (3) 4. Vormloze bleekbruine dingetjes; Dulle Griet zag er massa's van uit de oven komen ( 9) 5. Het zijn klompjes geblanket als circusclowns ( 5) 6. Als drenkelingen aan een reddingsplank houden ze zich vast aan een stuk papier (7) 7. Hoe langer ze bewerkt worden, hoe meer kleuren ze te voorschijn toveren (3) 8. Van water en bloem gemaakt leren ze u lezen en schrijven ( 3) 9. Ze zijn gitswart, dikwijls plat, soms puntig en ze willen alleen maar door vrouwenhanden "gebakken" worden (10) 10. Ze zijn opvallend groter dan huns gelijken onder nr. 6 omschreven; bovendien spreken ze Japans (3) 11. Hebben mensen zulke hoofden, dan zijn ze daar maar weinig hovaardig op ( 6) 12. Ze lijken wonderwel op kindekens broodsuiker, maar ze hebben naaidefijne punten (10) 13. Die dingen heeft een klappei niet nodig om katoen te geven (9) 14. Tsjaak van Artevelde heeft ze wel gezien en geroken maar nooit geproefd (4) Ziehier de beloofde letters en letterparen en de betekenis van de tussen haakjes geplaatste getallen van 2 tot 10 : ABJKKKKKLLMNOPPST 227
~~~~~~0000~~~~~~~~~& llll~~~~~~~rn~llUlliUW~~~
NS OG OL OP OR OS PI PP RI RK RO RS SK SP SP TJ TS US WIWI Wie erin geslaagd is de 14 namen van de zoetigheden te ontdekken blijft niets anders over dan uit elk van die 14 woorden de ZOVEELSTE LETTER op te vissen aangeduid door de tussen haakjes geplaatste getallen : dus van het eerste woord de DERDE letter, van het tweede woord de TWEEDE letter enz. Het op die manier ontstane woord (van 14 letters) is ook de naam van een zeer bekende snoep. De tamelijk moeilijke 1973-Van Arteveldepuzzel werd door 4 puzzelaars opgelost. De vandaag aangeboden puzzel is beslist nog raadselachtiger. Het is om benieuwd te zijn hoeveel oude (en jonge) Stropjes hem onder de knie zullen krijgen. Hoe dan ook, het geheim ontsluieren we in het maart-aprilnummer van G.T. Om te eindigen een beleefd verzoek : willen de aspirant-EREprijswinnaars behalve hun naam (en correcte oplossing) ook hun leeftijd meededelen ? Dank u en Glück auf !
BIBLIOGRAFIE 1. In "Toerisme in Oost-Vlaanderen" (23e jaargang nr. 3 mei 1974) publiceert Dr. J. Decavele een artikel over "De geskuipteerde biechtstoelen in de Gentse Sint-Stefanuskerk".
2. In het tijdschrift "Gemeentekrediet van België" publiceerde Dr. R. Haeseryn, conservator, een artikel over "Het Museum voor Volkskunde in het Kinderen-Alijnshospies te Gent". (nr. 109 juli 1974) 3. Naar aanleiding van de vijftigste verjaring van het overlijden van Virginie Loveling (Nevele 1836-Gent 1923) verzorgde de heemkundige kring "Het Land van Nevele" een studie "Confrontaties met Virginie Loveling''. Het werk telt 98 bladzijden en bevat onder meer een studie van Prof. Dr. A. Van Elslander. De prijs bedraagt 120 F; het gedenkboek is verkrijgbaar door storting op postrekening 627 981 van "Land van Nevele" Vosselarestraat 16 Landegem. 4. In de Profielreeks (uitgeverij Manteau) verscheen een studie over de Gentse letterkundige Johan Daisne. (63 blz., prijs 95 F) 5. In "De Gentenaar" vervolgt Prof. P. Kluyskens zijn artikelenreeks over "Verdwenen Kloosters en Kloosterorden". 9 juli : II De Alexianen. 17 juli : lil Het droevig lot van de geesteszieken. 24 juli : IV De voormalige Jezuïetenkloosters. 228
30 juli : V Hoe de Jezuïeten zich in Gent vestigden. 6 augustus : VI Klooster en Kollege in de Voldersstraat. 13 augustus : VII Komen en Gaan. 20 augustus : VIII De 0.-L.-Vrouwbroers. 27 augustus : IX Driemaal storm over het Karmelietenklooster. 3 september : X Uit het Verleden kan een Toekomst rijzen. 6. In "Vooruit" (2 september) publiceerde J. Murez een artikel "Achilles Mussche overleden te Gent". 7. In "Vooruit" (21 september), "Deuren blijven gesloten voor Albert Van Laeres Ikonografisch archief'' (P. Boes), "Toen Keizer Karel op de Vrijdagmarkt stond" (J. Murez) en "Vijfenzeventig jaar teater in de K.N.S." (F. Neirynck).
BIBLIOTEEKNIEUWS
GENTSE BIJDRAGEN tot de kunstgeschiedenis en oudheidkunde, uitgegeven door H.I.K.O. van de R.U.G., bieden andermaal aan de nieuwsgierige lezer stof tot meditatie en redenen te over om aan zijn weetgierigheid te voldoen. In DEEL XVII bespreekt 1. Dr. Elisabeth DHAENENS, provinciale inspectrice, 2 vroege beeldhouwwerken van Jacques Cockx (1593 of 1597-1665) : marmeren beelden van de apostelen Petrus en Paulus, die afkomstig zijn van het voormalig Jezuïtencollege (Voldersstraat), en maar pas rond 1.800 overgebracht werden naar de St.-Niklaaskerk (zuidelijke kooromgang).
2. K.G. VAN ACKER, hoofdbibliotecaris van de Universiteitsbiblioteek, brengt beschouwingen over de herkomst en de verluchting van de Horae Romanae, gekend als het getijdenboek van Alexandre Petau, terecht beschouwd, wegens de prachtige verluchting, als een der mooiste handschriften uit de rijke Gentse verzameling (R.U.G.) Charles Van Hulthem wist met de hulp van baron d'Houdetot, prefect van het "département de l'Escaut" het vertrek van dit manuscript naar Engeland te verhinderen, met andere handschriften uit de St.-Pietersabdij. 3. Brik DUVERGER, aspirant N.F.W.O., schrijft over muziekboeken en -instrumenten in XVIIIe eeuwse verzamelingen te Gent. Het bloeiend muziekleven in onze stad, tijdens de 17e en 18e eeuw, en de beroemde instrumentenbouwers die de faam van Gent in binnen- en buitenland hebben gevestigd, hebben zonder twijfel bijgedragen tot het ontstaan van de Gentse verzamelingen. Reeds in 1649 was alhier sprake van een "Academie de musique"; de 229
"Gazette van Gend", anderzijds, bracht de -bevolking op de hoogte van de laatst verschenen muziekstukken. De studie is overvloedig geïllustreerd met muziekinstrumenten uit de gekende verzameling Cesar Karel Snoeck. In DEEL XVIII 1. Behandelt Dr. Elisabeth DHAENENS het probleem van de ontwerpen voor de graftombe van Mgr. Triest (De Bozetti van Frans du Quesnoy) en onderzoekt het aandeel van Jeroom & Frans du Quesnoy, van Mgr. Triest zelf, P.P. Rubens, alsook de invloed van Michelangelo of Giovanni Bologna in het concipiëren van het Mausoleum. 2. K.G. VAN ACKER geeft nieuwe biografische gegevens over Raphaël de Marcatellis, abt van de St.-Baafsabdij te Gent, bisschop van Rhosus, post-bourgondisch mecenas, stichter van een bizondere librije van verluchte handschriften. Deze abt was eerst Benediktijner monnik in de St.-Pietersabdij, later abt van de abdij te Oudenberg in 1463, en oefende zijn ambt in de St.-Baafsabdij uit van 1478 tot 1507.
De bibliotecaresse, A. EGGERMONT N.B. Voor verdere inlichtingen of eventuele bestelling, zich wenden tot de bibliotecaresse op elke eerste zondag van de maand van 10 tot 11.30 u. (Damhert - Korenmarkt).
UIT GENT I. Opnieuw verloor Gent een van zijn verdienstelijke zonen. Op 30 augustus overleed de letterkundige Achlies Mussche. Achlies Mussche werd geboren te Gent op 12 augustus 1896. Hij studeerde aan de Gentse rijksnormaalschool samen met G. Grommen, G. Van de Veegaete, R. Herreman, M. Roelants en K. Leroux. Van 1928 tot 1948 was hij leraar Nederlands aan de lagere en middelbare rijksnormaalschool te Gent; daarna was hij rijksinspecteur Germaanse talen voor het normaal onderwijs. A. Mussche is er in geslaagd een generatie leerkrachten te vormen, die er van bewust waren, dat de beheersing en het gebruik van een keurig Nederlands een van de middelen was tot verheffing van het Vlaamse volk. A. Mussche was een buitengewoon begaafd leraar, die zich ten volle inzette voor zijn taak, intens bewust van de betekenis van de leerkracht voor de opvoeding van het volkskind. Hij straalde een bezieling uit gesteund op een rotsvaste overtuiging en een volledige overgave. Als pedagoog publiceerde A. Mussche een aantal schoolboeken voor het middel-
230
baar en normaal onderwijs, onder meer Woordenschat I, 11 en 111, een bloemlezing in drie delen, Taalstudie en Stijloefening, Nederlandse Poetica. Al deze werken, die een vernieuwing brachten in het moedertaalonderwijs, werden gedurende een dertigtal jaren gebruikt. Achlies Mussche was ook een letterkundige, die alle genres heeft beoefend. Met zijn eerste verzenbundel "De Twee Vaderlanden" (19 27) behaalde hij de Driejaarlijkse Staatsprijs van poĂŤzie. Andere dichtbundels waren "Koraal van den Dood" ( 19 3 7) en "Langzaam Adieu" (196 2). Verder schreef A. Mussche een aantal studies : "Cyriel Buysse" (1929), "Gent en zijn etser-teekenaar De Bruycker" (1936 ), "Herman Gorter, de weinig bekende" (1946), "De Broeder van Hamiet" (1946), "Gedenksteen voor Rosa" (Rosa Luxemburg 1961), "Reinaert de Vos" (1964), "Dat arme beetje mens" (1967), het toneelstuk "Christoffel Marlow" (1954). Een ereplaats wensen we te geven aan het werk "Aan de Voet van het Belfort" (1950), het epos van de Vlaamse textielarbeider vanaf de middeleeuwen tot de moderne tijd en dat de vrucht was van een tien jaar lange studie. Achlies Mussche was lang voorzitter van het Vermeylenfonds en van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, hij was ook erelid van de Koninklijke Akademie van Nederlandse Taal- en Letterkunde. Achlies Mussche was een edel man, begaafd met een rijk talent, die zich volledig heeft ingezet voor de kulturele verheffmg van zijn volk. 2. Op de Kantienberg werden een tweetal oude militaire gebouwen afgebroken, waardoor men een beter zicht krijgt op de achterzijde van de gewezen Sint-Pietersabdij. 3. In de Rode Lijvekensstraat zal het oude meisjesweeshuis worden afgebroken. Enkel de oude poort zal worden bewaard. 4. Herstellingen aan de Sint-Michielskerk en aan de voorgevel van de kerk der Discalsen in de Burgstraat worden thans uitgevoerd. 5. Vijfenzeventig jaar geleden - namelijk op 1 october 1899 -werd de nieuwe Vlaamse schouwburg in gebruik genomen. Het toneeljaar werd geopend met het stuk "De Witte Kaproe_nen", lyrisch drama in vijf bedrijven door Lod. Lievevrouw-Coopman en G. Dhondt en muziek door Oscar Roels. Reeds op 11 februari 1886 had de gemeenteraad het principe aanvaard een Vlaamse schouwburg te bouwen. Na een aantal moeilijkheden kreeg de stad op 12 augustus 1891 de toelating het Pakhuis af te breken om er een schouwburg op te trekken en op 22 augustus 1895 greep de aanbesteding voor het bouwen van de grondvesten plaats. Met een nieuwe gemeenteraad werd de plaats voor de nieuwe schouwburg opnieuw in discussie gebracht. Na een overeenkomst met de Staat om op de Koornmarkt het posthotel te bouwen werden in 1896 op de huidige plaats de nodige onteigeningen uitgevoerd. Het plan werd getekend door Edm. De Vigne. De gevel is 33 meter breed en 32 meter 231
hoog. Het bronzen beeld boven de gevel stelt de Genius van de Muziek voor. Het beeld is het werk van de Gentse beeldhouwer Aloys Buyens en werd gegoten in de firma Goossens. Aloys Buyens verbleef een negental jaar in de Verenigde Staten (vier jaar te Boston en vijf jaar te New-York); hij vervaardigde er een aantal kunstwerken, waaronder twee standbeelden van Christoffel Colombus en een standbeeld van Pater Marquette, de ontdekker van de Missisippi, dat het Kapitool te Washington versiert. Het mozaĂŻek werd getekend door de kunstenaar C. Montald, prijs van Rome en leraar aan de Academie; het bestaat uit 700.000 kleine stukjes steen en telt meer dan 500 verschillende tinten. Het geheel, negen meter breed en vier meter hoog, stelt de negen muzen voor. Clio (geschiedenis), Urania (sterrekunde), Calliope (welsprekendheid), Polymnia (heldenpoĂŤzie), Erato (eligie), Thalia (toneel), Melpomene (treurspel), Euterpia (muziek) en Terpsichare (dans) omringen de wagen van Apollo. De praalwagen wordt getrokken door drie witte steigerende paarden. De vier bronzen beelden in de nissen stellen de vier Gentse rederijkerskamers voor en zijn het werk van de Gentse beeldhouwer Louis Mast. Deze kunstenaar maakte ook "De stervende gladiator", werk dat in 1899 de provinciale tentoonstelling versierde en thans opgesteld is in het Koning Albertpark te Gent. Over de gebeurtenissen te Gent in 1899 -het jaar van het proces Dreyfus, van het Fort Chabrol te Parijs en van de oorlog in Transvaal - zou nog veel te vertellen zijn. Dit komt wel later; wel willen we er aan herinneren, dat in 1899 te Gent de eerste electrische trams reden en dat dit jaar ook de provinciale tentoonstelling werd ingericht, die een reuzesucces kende. 6. De staking van de muzikanten van het orkest van de opera in september 1974 herinnert ons een andere staking van muzikanten. In de Gazette van Gent van 13 maart 1900 lazen we het volgende : "Zondag 11 maart hebben de muzikanten van de burgerwacht ("de garde civique") geweigerd aan het huidig tarief te spelen. Tot heden ontvingen de muzikanten van de eerste partij twee frank per herhaling en drie frank per uitgang; de muzikanten van de tweede en derde partij ontvingen 1,50 F en twee frank. Het syndikaat vraagt nu voor de eerste partij drie frank per herhaling en vijf frank per uitgang; voor de tweede en derde partij twee frank en vier frank. De Heer Ligy, kolonel van de burgerwacht, heeft verklaard dit tarief niet te kunnen aanvaarden en dat het muziekkorps voor gans het jaar afgeschaft zal worden; de muzikanten moeten hun dienstkledij inbrengen." 7. Op 28 september 1974 vierde het dagblad Vooruit zijn negentig jaar bestaan; de krant werd gesticht in 1884. De "Gentenaar" werd gesticht in 1879 en "Het Volk" in 1891.
232
VRAAG EN ANTWOORD Vraag 60 Ons lid de Heer Broeckhove M. stelt de volgende vraag : "Voor 1783 moet door de abt van Sint-Pieters nevens Gent een nieuwe kerk zijn gebouwd. In een schrift uit die jaren wordt gesproken van "die staute gasten die met geweld eene nieuwe kerk aftraegen en willen dat men het plan nog vooren stelt". Welke kerk zou hier bedoeld worden ? Bron opgeven a.u.b. In de Bijlage bij Ghendtsche Tydinghen Uuli 1974) staat vermeld : Broeckhove MarceL Het moet zijn : Broeckhove Maurits. In het artikel "Het Pakhuis" (Ghendtsche Tydinghen nummer 5 blz. 180) leest men "In de 19e eeuw herbergde het Pakhuis ook nog de eerste Normaalschool voor onderwijzeressen". Volgens de bronnen, waarover ik beschik, meen ik, dat dit een vergissing is. Juffrouw Hofman (Kortrijk 1811 -Gent 1884) was de eerste hoofdonderwijzeres van de meisjesschool gevestigd in de Schipperskapel in 1833. In 1849 sticht ze een particuliere meisjesnormaalschool, die erkend werd door een K.B. van 31.8.1849. Juffrouw Hofman was dus directrice van een stedelijke meisjesschool en tevens van de normaalschool, die ze had gesticht. In 1851 was deze normaalschool gevestigd in de Huurdochterstraat. Het kostgeld bedroeg 37 5 F per jaar, maar de leerlingen ontvingen een rijksbeurs van 200 F. In 1859 verhuist de normaalschool naar de Gouvernementstraat, waar Juffr. Hofman een stedelijke betalende meisjesschool bestuurt. In 1864 verhuizen beide scholen naar de Korte Dagsteeg. Nu nog kan men vaststellen, als men op de Walpoortbrug staat en kijkt richting Justitiepaleis, dat de gevel van het achtergebouw, dat men rechts ziet, tot een schoolgebouw behoorde. Door een K.B. van 24.9. 1879 werd deze normaalschool overgenomen door de staat. Wat later zal de rijksnormaalschool dan verhuizen naar de Academiestraat. De school werd gesloten door het K.B. van 10.9.1888. Juffr. Hofman Th. ging op rust in 1873 en ontving van de stad Gent een gouden medaille van 400 F voor bewezen diensten. (M. Steels) Nog in verband met het Pakhuis kunnen we meedelen, dat in 1843 het huis Graslei 35 alsmede de koer van het Pakhuis en een hangaar verhuurd werden aan de messagerie Van Ghendt voor 1.500 F per jaar. (register inkomsten stad Gent) De messagerie Van Gendt zal wellang gehuisvest geweest zijn in het Pakhuis.
233
AANVULLENDE LEDENLIJST 656. 657. 658. 659. 660. 661. 662. 663. 664. 665. 666. 667. 668. 669. 670. 671.
PAELINCK P. Spoorweglaan 4, 9720 De Pinte AUDENAERT R. Molenaarstraat 3, 9000 Gent VAN DURME A. Dr. Van Bockxstaelestraat 39, 9218 Ledeberg MW. BEKé-KERCKVOORDE M.-M. Coupure 208, 9000 Gent Z.E.H. VAN DEN BROECKE J. Rijmdam 3, 9910 Mariakerke MOENS C. Lievin Delaruystraat 37, 9219 Gentbrugge BERLO J. Boulevard Général Wahis 13, 1030 Bruselles STEVENS A. Huidevetterskaai 4-5, 9000 Gent DE SMUL R. Walbosstraat 3, 9120 Destelbergen MW. VERMEREN D. Groenpark 6, 9720 De Pinte COOLENS A. Maurits Sabbestraat 4, 9219 Gentbrugge ZENNER H. Drie Leienstraat 24, 9821 Afsnee DE SCHRIJVER W. Kraanlei 35, 9000 Gent DE VOS H. Admiraaldreef 17, 9110 Sint-Amandsberg BAECKE M. Noormanstraat 62, 9000 Gent MW. CLéMENT E. Gustaaf De Smetpark 14, 9830 Sint-MartensLatem 672. School 673. DE GRAEVE H. Bevrijdingslaan 197, 9000 Gent 674. BATSLEER E. Driemasterstraat 61, 9000 Gent
BESCHERMLEDEN 197 4 Generale Bankmaatschappij. Zetel Gent Tafel-Ronde N.3 Gent
1.000 F 1.000 F
STEUNENDE LEDEN 1974 Kredietbank Zetel Gent Bracke Georges Gent
500 F 500 F
INHOUDSTAFEL 1974 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
blz. De aktie in verband met het Geeraard Duivelsteen 3, 34, 72 Armand Heins 4 7 Carnaval te Gent De nachtwacht te Gent in de 19e eeuw 20 De kazerne in de Brusselsepoortstraat 26 In de Mammeiakker te Gent 27 Nog eens over windmolens te Gent 32 De Berg van Barmhartigheid te Gent 36, 74, 110 De Gentse Mammeiakker in de volksliteratuur en de folklore 45 234
10. Het reglement der Gentse Kommissionnarissen halfweg 58 de 19e eeuw 78 11. Het praalgraf van bisschop Triest 81 12. Onder de brugge zat er een mugge 95 13. Een woordje over twee grensstenen te Gent 14. Inventaire archéologique 99 · 15. Wetenswaardigheden uit het verleden van Ekkergem 118 16. Te Gent in 1874 126 136 17. Het gebouw van de Koninklijke Nederlandse Academie 139 18. De vondelingen te Gent in de 19e eeuw 150 19. In Memoriam Dr. Paul Rogghé 20. In Gent van 1841 tot 1850 152, 196 21. Het dagboek van een Gents rentenier en zijn belang voor het muziekleven in Vlaanderen rond 1800 160 22. Over de Souvereine Gilde der Kolverniers, Busschieters en Kanonniers, gezegd Hoofdgilde van Sint-Antone te Gent 165 23. Het Pakhuis 177 De Leeuw van het Pakhuis 72 181 24. De GentscheVerhuizing 191 25. Een woordje over de brieven-postery te Gent 26. Nieuw-Jaer-Gift 195 205 27. Het Sint-Pietersplein en zijn omgeving 28. De Man van het Belfort · 214 29. De Souvereine Gilde van de Boogschutters of de Sint215 Sebastiaansgilde 221 30. De Gentse "foor" Gent in de 18e eeuw 31. De openbare verlichting te Gent in het midden van de 18e eeuw 62 32. De bedelaars te Gent in het midden van de 18e eeuw · 133 33. Over de metselaars en de timmerlieden in het midden van de 18e eeuw 173 34. Ordonnantie nopende het werpen van penseryen 189 35. Bibliografie 30, 64, 103, 140, 228 36. Vraag en Antwoord 31, 67, 104, 143, 186, 233 37. Nieuwe Aanwinsten 106, 141, 187 38. Uit Gent 145, 185, 230 39. Ledenlijst 71, 107, 148, 234
235
ILLUSTRATIES
1. Nieuwjaarwens van de nachtwacht 2. Nieuwjaarswens van de Gaze-licht-Aenstekers (1840) 3. Portret Wensel Cabergher 4. De Berg van Barmhartigheid 5. Cimon en Pira 6. De Mammelokker 7. Het Praalgraf van bisschop Triest 8. Plan Ketelvest 9. Het Kuipgat 10. De Walpoort 11. De Vrijdagmarkt met paardetram 12. De Koninklijke Nederlandse Academie De Koornmar kt 13. Het Postkantoor 14. Hotel de l'ĂŠtoile 15. Het Pakhuis 16. Hotel de Vienne 17. De Bargie 18. Gaeyschieting op de Plaisante Veste XVIIIe eeuw 19. De Gentse Busschieters van Sint-Antoon 20. Gildehof van Sint-Antoon 21. Blazoen van het Sint-Antoniusgild 22. De Kouter 23. CafĂŠ Bardelais Gouden Leeuwplein 24. Plan Sint-Pietersplein 25. Sint-Pietersplein 26. Boogschutters van de Sint-Sebastiaangilde 27. Portret van een koning van het Sint-Sebastiaansgild 28. Blazoen van het Sint-Sebastiaansgild 29. Blazoen van het Sint-Sebastiaansgild 30. Op de Gentse "Foor"
blz. 22 195 40 43 49 54 80 96 98 100 130 138 147. 159 179 199 156 167 169
171 172 184 201 206,208 210 216 217 219 220 223,225
236