GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de. Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 11de Jaargang nr. 1
15jan.1982
Ere-voorzitter: J. Tytgat, ere-notaris Voorzitter: G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris : R. Van Geluwe Penningmeester: A. Verbeke Ruildienst: Van Geluwe-Eggermont A., Maïsstraat 235, Gent Secretariaat : Maïsstraat 235 Postrekening : 000-105.04.73-60 - Heemk_undige en Historische Kring Gent, Koggestraat 14, Gent Lidgeld : 250 fr. per jaar
INHOUD Hippolyte Metdepenningen (Vervolg) Inventaire Archéologique Gent in 1878 De Bruggewachter zat in 't Patijntje Een en ander overPierlala-liedjes Een Rusthuis voor... Standbeelden Bibliografie Aanwinsten in de bibliotheek Steunfonds 1981 Aanwinsten Documentatiecentrun1
·3 15 19 32 33 47 49 54 55 56
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur · (uitgenomen op feestdagen). Gesloten injuli en augustus. Verantwoordelijke uitgever: G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.
AAN ONZE LEDEN Wij houden eraan de overgrote meerderheid van onze leden te danken die prompt hun bijdrage voor 1982 betaald hebben. Het was een prettige vaststelling voor ons dat zo veel mensen zo vlug gereageerd hebben en daarmee aangetoond hebben hoe zeer zij gehecht zijn aan hun "Ghendtsche Tydinghen". Aan de traditionele achterblijvers zouden wij een waarschuwende stem willen laten horen : dezen die geen 250 frankskes over hebben voor 6 nummers van Gh. T. en voor de andere voordelen verbonden aan .het lidmaatschap, kunnen het huidig nummer best 2 maal lezen, want het is het laatste dat ze ontvingen. Op woensdag 17 FEBRUARI om 20 u in de Conferentiezaal EGWbedrijven, Graaf v. Vlaanderenplein 31 te Gent. Voordracht met diaprojektie door : lic. mevrouwVAN DEN KERKHOVE-VANDENBUSSCHE Chr. Assistente bij het Kunstpatrimonium over :De bouwgeschiedenis van het oud St.-Elisabethbegijnhof te Gent. Op woensdag 24 MAART om 20 u in de EGW-Conferetiezaal, Graaf van Vlaanderenplein 31 Gent. Voordracht met diaprojektie door: mej. M. C. MAES (stadsgids) oud lerares gesch.-kunstgeschiedenis, lic. E.V.O.P. over : Het bouwkundig erfgoed van Gent in een Europees perspectief Deelii: v. Barok t.e.m. "Art Nouveau"
VRAAG EN ANTWOORD Vraagvan André Verbeke, Koggestraat 14,9000 Gent. Hij zoekt "Entte Nous" Revue Mensuelle, publiée par l'Association des Anciens Elèves de l'Ecole Moyenne de Gand. Wie kan hem dit verdwenen tijdschrift bezorgen of ter inzage geven ?
2
Hippolyte Metdepenningen (vervolg) Metdepenningen had een grote politieke honger en hij slikte dan ook maar liefst zo vlug mogelijk de tussengerechten in om harder en lustiger in de hoofdschotels te bijten. Zo zagen wij in onze vorige bijdrage dat hij, na bij de eerste verkiezingen tot gemeenteraadslid te zijn verkozen geworden, in augustus 1831, kort na het ongedaan maken van de schorsing van de Gentse gemeenteraad, zich reeds op de derde plaats van de orangistische lijst van de Kamer had gehesen. Iedereen noemde zich in die jaren "Patriot"; er waren echter d':! ''Ware patriotten", d.w.z. de Orangisten ofte Liberalen ofte antiklerikalen en de patriotten van de "patriotische maatschappij" of klerikalen. Ze vlogen mekaar in het haar doch de uitslag was al op voorhand bekend: te Gent hadden de Orangisten dankzij de steun van intellektuelen en nijveraars reeds tweemaal de zege behaald, maar voor gans het arrondissement zouden de klerikale grooteigenaars de balans naar de andere schaal doen overhellen. En zo viel het inderdaad uit : de klerikale lijst behaalde een verpletterende overwinning op de "Ware patriotten" :het Orangistisch gekleurd Gent woog ditmaal te licht. De woede in het liberale kamp was geweldig: "De meerderheid der stemmen der Gentenaars om de belangen van het volk waar te nemen, schreef daags nadien de Gazette van Gent, zijn verijdeld door een wonderbare onderwerping der menigvuldige buitenkudden. Immers de boerkens hebben den steeman geklopt en misschien hun eigen zelven". Vriendelijker, eleganter, korrekter kon het zeker niet gezegd worden! Vier dagen later kwam het antwoord even vriendelijk, van hetJoumal des Flandres, dat schreef dat de Gazette van Gent een gevaarlijke lektuur aan het worden was voor de vrienden van de godsdienst en van het vaderland. ¡ In de troebele periode die Gent toen kent - er wordt elke dag en nacht gevochten en geschoten- verkropt en verbijt Metdepenningen bitsig en somber de nederlaag. Hem blijft momenteel de arena van de Gentse gemeenteraad over : het is te weinig, te klein voor zijn politieke ambities. Hij verlegde dan ook tijdelijk zijn strijdperk naar de Balie en naar de invloedrijke kringen van de vrijmetselarij waar hij hoopte de wapens te kunnen smeden voor de weerwraak. Coming-man van de liberale partij, ontpopt hij zich ook van meetaf als een van de grote steunpilaren van de Vrijmetselaarsloge "Le Sep-
3
tentrion". In 1831, toen het duidelijk werd dat het niet Van Crombrugghe maar Metdepenningen was die de onbetwiste leider van het Orangisme zou worden omdat hij een vechtlustig temperament en een ijzersterke persoonlijkheid bezat, werd hij Achtbare Meester van "Le Septentrion" verkozen en hij verwezenlijkte de krachttoer het langer te blijven dan Struye, voorzitter van onze Senaat. Hij bekleedde immers het ambt van 1831 tot 1881, dus juist geteld, een halve eeuw, van zijn eerste optreden in de oppositie tot aan zijn dood op 82-jarige ouderdom. Zijn persoonlijkheid, zijn dynamisme en zijn gezag moeten buitengewoon groot zijn geweest in het begin en zijn aureool schitterend in de volgende jaren om in een midden dat toen in alle domeinen van het stadsleven, althans achter de schermen, omzeggens oppermachtig was, geen konkurrent of tegenkandidaat te moeten vrezen. Hij werd herhaaldelijk door zijn logebroeders gevierd, hartelijk, af en toe zelfs somptueus als bv. in 1842 toen de nog immer jeun~ premier Metdepenningen van huwelijksreis terugkwam. Hij en zijn echtgenote Mathilde van Aken, die zeven jaar later zou overlijden, werd een banket aangeboden, zoals enkel onze grootouders het tot een goed einde konden brengen, zonder er van te kreperen. : zo maar een slordige menu van zeventien gangen, zonder dan nog te gewagen van de dranken ! En toch werden mensen als Metdepenningen, zeer oud, waarschijnlijk omdat zij niet bij elk gerecht een sterke dosis hormonen, kleursel of ander vergift moesten inslikken en dat zij daags nadien eens vrij in de natuur konden gaan in- en uitademen. Le Septentrion is, mede onder het impuls en de onverzettelijkheid van Hippolyte Metdepenningen, het laatste bolwerk van het Orangisme in BelgiĂŤ geweest, jaren nadat Metdepenningen, althans officieel, de strijdbijl had begraven en aanvaard had een minivredespijpje met de Belgische overheden te roken. In Le Septentdon heeft hij zijn jeugdideaal en eerste politieke liefde nooit willen verloochenen : tot aan zijn dood bleef de loge aangesloten bij het Grand Orient der Nederlanden. Pas twee jaar na het overlijden van de grote voorman, toen geen enkele overlevende van de dienaren of vrienden van Willem I nog overeind bleef, heeft de Gentse loge Le Septentdon het Grand Orient van BelgiĂŤ vervoegd : zo lang bleef het Orangisme in de koppige Gentse stede nazinderen.
*
* * Meer dan een politiek engagement was het leiderschap van deze Loge 4
(Foto Stadsarchief Gent)
5
voor Metdepenningen een filosofische stellingname geweest, een sentimentele integratie en behoud in een wereld, in een periode die elke dag wat verder in de geschiedenis wegdeemsterden. Zijn optreden was er briljant, effektief, hard, maar het had geen uitstraling in de massa. De loge was en bleef een cel van het Verzet, waar een paar ingewijden de aktie van Metdepenningen konden appreciëren; zijn imago bij het volk, bij de kiezers kon er weinig bij winnen. Veel meer spektakulair was dan ook zijn optreden als advokaat in alle grote, ingewikkelde, politieke processen van zijn tijd. Zij boeiden de openbare opinie nog meer dan de huidige assisenzaken omdat zij niet . moordenaars of menselijk uitschot voor rechters en jury brachten, maar personaliteiten, markante figuren uit de oppositie, mensen aan wie men enkel kon verwijten dat zij in de oppositie niet hadden willen zwijgen in zeven talen ! En hier moet men zich de vraag stellen : waarom die houding, waarom dit optreden van Metdepenningen die, op 32-jarige leeftijd, met zijn fantastisch talent een schitterende toekomst voor zich kon hebben? Heeft hij niet opzettelijk door zijn stugge houding aanvaard een loopbaan niet voor maar achter zich te hebben ? Persoonlijk menen wij dat het, althans aanvankelijk, minder om politiek fanatisme dan om politieke verbindheid ging. Metdepenningen had samen met een kleine minderheid Gentenaren, echter een minderheid die de plak zwaaide, zozeer en zo sterk genoten van de vruchten van de boom en van het Huis van Oranje, dat hij en zij hebben gemeend dat iedereen hun zienswijze deelde; zij dachten oprecht maar naïef dat de Omwenteling van 1830 slechts een nachtmerrie was en dat het volk ontnuchterd zou ontwaken, de realiteit zou gaan inzien, zijn mea culpa zou slaan en zich opnieuw zou gaan vastklampen aan de takken van de weelderig bloeiende Oranjeboom. Fris heeft het zeer juist beschreven: "de Gentsche Orangisten waren overtuigd dat de scheiding niet eeuwig zou zijn en dat in de vereeniging der beide natiën de krachtigste waarborg lag voor ons voortbestaan als volk". Willem I was inderdaad op militair vlak veel sterker dan zijn tegenstrever Leopold I, hij bezat, voor zover hij persona non grata in het Zuiden bleef, in de prins van Oranje een machtige troef, een zeer populaire figuur, maar dat volstond niet om de begane fouten uit te wissen en veel onaangename zaken te doen vergeten. Metdepenningen heeft de toekomst tegemoet geblikt met de ogen van een kleine groep geprivilegieerden van het Hollands tijdvak. Wanneer hij omstreeks 1836, 1837, als verstandige mens die hij ongetwijfeld is, moet hebben ingezien dat hij een Don Quichot was geweest 6
van het Post-Orangisme, dat hij op het verkeerd paard had gewed, was hij reeds derwijze gekompromitteerd, had hij zich in zijn pleidooien en opruiende artikels zo erg vergaloppeerd, dat het voor hem te laat was om nog rechtsomkeer te maken; Zoals het dan meestal gebeurt, ging hij volharden in de boosheid, de nuchtere werkelijkheid van een nieuw politiek tijdperk negeren; tot hij eindelijk toch moest zwichten en zich neerleggen bij iets dat sedert jaren diepe wortels had geschoten.
*
* * Inmiddels had hij als advokaat, als verdediger van de ''verdrukten en slachtoffers van het regiem" begeesterende en bedwelmende suksessen gekend, de mensen zagen in de jonge, entoesiaste Metdepenningen een wreker, een soort Tupamaro ofChe die het met gloed, vuur, passie, zelfverloochening opnam voor de idealisten, af en toe zelfs voor zijn eigen persoontje wanneer hij het in de ogen van de bewindvoerders wat al te bont had gemaakt. "Hij werd, schrijft Fris, gedurende tien jaar gewikkeld in al de opstanden, opstootjes of kleine samenzweringen die tegen het nieuw regiem op touw werden gezet". Het is misschien licht overdreven. Niettemin was het bij hem dat hij bij elke manifestatie van verzet, de politie een huiszoeking kwam verrichten, alsof de dokurnenten van het komplot zo maar gereed lagen op de werktafel van de ontstuimige advokaat. Het kon hem allemaal niet ontmoedigen en zijn (soms schijnbaar) entoesiasme was zo groot, zo vermetel, dat hij in 1837 nog rondbazuinde wanneer hij het over de Hollanders had : "Binnen drie maanden zijn zij hier terug''. Hij was steeds terug, op de bres, in de arena, op het slagveld, d.w.z. iri toga, met geestdrift, woord en grote togagebaren voor het Assisenhof om er zijn vrienden in nood bij te staan. Van Loock, uitgever van het Orangistisch dagblad Le Messager de Gand had het biezonder hard te verduren met de nieuwe bewindvoerders : ofwel gooiden zijn tegenstrevers zijn ruiten stuk, ofwel drongen zij zijn drukkerij binnen, ofwel greep de politie hem bij de kraag, zodat de sukkelaar geen andere redplank meerhad dan Metdepenningen, de man die door zijn artikels¡ al dat onheil veroorzaakte maar die toch ook een briljante advokaat was. In december 1832, bekomt Metdepenningen de vrijspraak voor zijn: kliÍnt, doch veertien dagen later zit Van Loock opnieuw in de bak wel enigszins door de schuld van Metdepenningen die hem niet kan bijstaan daar hij zelf op " 't bankske" plaats moet nemen. Metdepen7
ningen wordt veroordeeld, Van Loock wordt vrijgesproken, echter na 73 dagen cel die voor hem een kalvarie waren. Op 1 mei 1833 moet hij andermaal voor het Assisenhof verschijnen, met aan zijn zijde, en ditmaal in toga, zijn redakteur en advokaat Hippolyte Metdepenningen die hem andermaal uit de penarie helpt zodat Van Loock als vrij man de redaktie van zijn krant terugziet. In het troebele tweede kwart van de zo onthutsende XIXe eeuw verschijnt Hippolyte Metdepenningen ons ongetwijfeld als een eigenaardige, als een aparte figuut; een moeilijk te begrijpen en nog moeilijker te verklaren personage, een kurieus mengsel van konservatisme, stug . dogmatisme en gedurfd progressisme. Metdepenningen heeft gans zijn politieke loopbaan moeten bouwen, levendig en aktueel houden in een strakke oppositie die elke dag wat sterieler werd, aan betekenis en aan impakt op de massa verloor: het Orangisme, een ster die onvermijdelijk verbleekte. Indien de onstuimige polemist, samen met de overgrote meerderheid van de industriÍle en universitaire middens die na 1830 voorts luchtkastelen met als sprookjesprins, de prins van Oranje, bleef optrekken, zo heeft hij toch geleidelijk moeten inzien dat het paard op hetwelk hij grof geld speelde, dwz zijn politieke carrière had gebouwd en gesteund, nooit meer zegevierend over de eindmeet zou geraken. Persoonlijk zijn wij de mening toegedaan, dat Metdepenningen het heeft ingezien jaren vooraleer de verstokte Orangisten het door hadden, maar dat hij als desperado van een zaak aan dewelke hij gans zijn ideaal had gewijd, een jarenlang achterhoedegevecht heeft willen leveren, een eindeloze, hopeloze en daarom des opvallender baroud d'honneur, die de grote donderslag van het Orangisme in ons land en meer bepaaldelijk in de Gentse hemel heeft laten doorrollen en doordreunen tot grote ergernis van de toenmalige bewindvoerders. Dat gevecht, deze inegale strijd heeft Metdepenningen spektakulair gewild en hij heeft geen gelegenheid laten voorbijgaan in de gemeenteraad, in zijn stamlokaal de Concorde, op straat, in de pers, om ze telkens diep en scherp in de kleur te zetten zodat hij op geregelde tijdstippen de verbeelding van het immer op bravoerstukken verlekkerd Gentse volk, kon aanspreken. In die zin is Metdepenningen, de man van een voorbijgestreefde periode, een progressist te noemen omdat hij de eerste, indien niet de enige in zijn tijd is geweest, die feeling had voor public relations. Niemand heeft voor en na hem, met zoveel brio, passie en panache een op nationaal en internationaal vlak verloren en ten dode gedoemde zaak kunnen dienen, geregeld de nodige spektakulaire stunten kunnen uithalen, 8
of in de kijker kunnen komen. Elk politiek proces, elk zgn. persinisdrijf was een kolfje naar zijn hand, elke huiszoeking in zijn advokatenbureau was hem een eretitel en een goedkope publiciteit, temeer daar men er nooit iets verdacht kon ontdekken om de zeer eenvoudige reden dat, zoals eenieder het weet, een dergelijk bureau een wespennest is waar er jaren nodig zijn om, buiten de advokaat en zijn stagiaires, een dokument op de kop te kunnen tikken. Metdepenningen liet niets aan het gevoel over : het minste incident was hem een gelegenheid of een voorwendsel om zijn pen aan te scherpen, zijn supporters in hetharnas te jagen, de openbare opiniewakker te schudden en op de Gentse Kouter een klimaatvan prunonciamento te scheppen, elke stunt werd meesterlijk georkestreerd, ingelijst met argumenten en slagwoorden die de verbeelding en de gevoelige snaar moest treffen en prikkelen. Beeldt U maar even in : de Belgische regering was zo gevoelloos, zo inhumaan geweest in 1830 de paardestal van het Huis van OrangeNassau en al de mooie dieren die hij inhield, in beslag te nemen en vier jaar later openbaar te veilen ! Wat die paarden na een zo lange stalbeurt nog waard waren hebben de kopers zîch waarschij:nlijk niet afgevraagd, zoals degenen die de dag van vandaag te Brussel of te Ant~ werpen werken kopen vail de laatste artistieke boot het ook niet doen, wanneer zij braafjes stapels bankbriefjes neertellen. Naar het heet waren het in 1834, luidens het aloud spreekwoord, nog steeds de beste paarden die op stal waren, vierprachtdieren die hun gewicht iri goud wa:ard waren en dan ook tegen deze prijs werden aangekocht. Het mocht wel normaal heten, maar het bleek alras dat dè paarden over de grens waren getrokken en de Prins van Oranje aangeboden, zodat onvermijdelijk de journalisten even gingen snuffelen en tot de bevinding kwamen dat men deze paarden dank zij een inschrijving had kunnen aankopen. Gent had een mooie stuiver betaald, en van de inschrijvers prijkten op kop van de lijst Metdepenningen en Van Crombrugghe die nochtans op dat ogenblik andere problemen. op te lossen had. · · Metdepenningen had met dit incident blijkbaar· zijn doel bereikt want een wet werd uitgévaardigd waarbij elke manifestatie die de terugkeer van het Huis van Orange-Nassau beoogde, strafbaar werd gesteld. Spijtig genoeg verschenen toen geen satirische weekbladen die de draak hadden kunnen steken met een wet die de aankoop vah vermoedelijk reeds langaanreuma lijdende paarden als een ophemelen van het Huis van Orange aanzag !
.
Over de vier paarden- het paard Marneluk werd 10.000 goudfr. he9
taald! werd op en om de Kou ter druk nagepraat·: voor Metdepenningen was de weerwraak zoet maar van zeer korte duur want, poets wederom poets: bij Koninklijk Besluit van 12 april1834 werd de Fransman Froment, opsteller van het Messager de Gand, die gehuwd was met Metdepenningen's nicht, verzocht "als vreemdeling" het land te verlaten. Onmiddellijk ging onze Orangist zich in hinderlaag leggen om op zijn beurt de overheden een beentje te zetten. Toen Leopold I en MariaLouisa begin augustus een officieel bezoek brachten aan de stad en de gemeenteraad om het groots te kunnen aanpakken, een krediet van 7.000 fr. stemde, veerde Metdepenningen recht om te verklaren dat hij zich verzette tegen elke uitgave naar aanleiding van dat bezoek, gebaar dat in de bevolking met "gemengde gevoelens" werd onthaald. Als politiek manoeuver was het tamelijk grof, komende van een verstandige man als Metdepenningen.
* * * Op Frankrijks nationale feestdag van 1836 moesten in gans België de eerste gemeenteraadsverkiezingen ingevolg de nieuwe gemeente worden gehouden. Het zou nergens een formaliteit worden omdat het voor Katolieken en Liberalen een enige gelegenheid zou zijn elkaar eens emstig in het haar te· vliegen. Enkel te Gent werd het geen strijd tussen Blauwen en Gelen, want de kampagne die zeer hevig was geweest, stond nog volledig in het teken van het Orangisme ! De overwinning ging andermaal verpletterend groot, naar de lijst van Jozef Van Crombrugghe, Metdepenningen en konsoorten. Het klerikaleJoumal des Flandres dat de nederlaag van zijn supporters zag naderen des te heviger werd in zijn aanvallen, maakte een allusie op de naam Metdepenningen, vertaald als "avec les écus"; hiermede werd duidelijk gesteld dat de "Vrienden der goede orde", door toedoen van Metdepenningen, aardig Willem's portemonnee had mogen melken, dus een uitgekochte knecht was. Hij kon het zo maar niet nemen, beschuldigde de hoofdredakteur van hetJoumal des Flandres,De Paepe, een zeer placiede mens, en daagde hem tot een tweegevecht uit. De Paepe, als godsvruchtige man kon onmogelijk op deze uitdaging ingaan zodat een zijner vrienden, een zekere kapitein Lucas, overal ging rondbazuinen dat hij het gewraakte artikel had geschreven. Om deze leugen geloofwaardig te maken, drong hij met twee ófficieren, het lokaal van La Concorde binnen in de hoop er Metdepenningen bij het nippen van een Hollands borreltje aan te treffen. Lucas vond hem niet, 10
sloeg dan maar liefst met zijn opgeblonken sabel alles klein, kwetSte er een driefal gezapige toogplakkers waarna de politie hem bij de kraag vatte. Het duel De Paepe-Metdepenningen vond dan toch plaats op BelgiÍ's nationale feestdag. De Paepe geloofde in de hemel maar had geen haast er te geraken. Metdepenningen geloofde noch in God noch in zijn gebod maar bleef ook liefst op aarde floreren zodat men aan dat tweegevecht dat gans de stad in rep en roer zette, toch ergens een mouw moest passen en men de supporters moest doen geloven dat het ernstig was, zoals men dat vandaag een lichtgelovig publiek nog wijs maakt voor een catchgevech t. De getuigen hadden alles zorgvuldig geregeld: dag en uur, soort wapens, de plaats, en zij hadden het tweegevecht gepland vlak bij het "Motje", het stemmige-buitenrestaurant bij de Brugsepoort waar men de lekkerste vis kon smullen. Deze plaats zal wel niet "toevallig" zijn gekozen geworden. Metdepenningen en De Paepe konden aardig de pen hanteren, van een pistool wisten zij niets af, niet eens hoe men zo'n tuig moet laden. Zij losten dan ook een schot dat ergens in de wolken verzeilde, en ... alles bleef zoals het was, dwz. dat zij op hun (politiek) standpunt bleven maar dat de getuigen een soort bestand ondertekenden waarbij zij, lekker aantafelend in Het Motje, de belediging met liters wijn en bier uitwisten. Van dat tweegevecht onthielden de fanatieke fans enkel dat hun idool als bij wonder aan de dood was ontsnapt en de strijd mocht voortzetten. Voor Metdepenningen werd deze strijd elke dag wat grauwer,nutteloos en hopeloos. ¡ Willem I die heimelijk aan het onderhandelen is en dus geen potten meer mag doen breken in het Zuiden. paait zijn trouwe dienaar met de Orde van de Nederlandse Leeuw, hetgeen enkel sentimenteel en emotioneel iets te betekenen heeft want enkele maanden later wordt het Verdag van de XXIV artikelen ondertekend dat Noord en Zuidtot een bestand leidt, zand over het verleden strijkt en het Orangisme als verzetsbeweging opdoekt. Willem I ontheft zijn gewezen onderdanen en supporters van hun eed van trouw, zulks tot grote opluchting van honderden aanhangers die deze gelegenheid met ongeduld afwachtten om de realiteit boven hun jeugdideaal of -droom te stellen. Enkel de oude garde, de onkreukbaren, met Metdepenningen op kop, willen van geen "staakt het vuur"; zij zetten als desperados de strijd verder tot het bittere einde toe. 11
Waren in 1839 de katolieken van het "Organe des Flandres" nog katolieker dan de toenmalige paus, zo bleven, ook na de ondertekening van het Verdrag der XXV Artikelen, de Gentse Orangisten van "Le Messager de Gand et des Pays-Bas" nog vuriger hun ideaal trouw dan de bloedeigen telgen van het Huis van Oranje. De Gentse Orangisten maakten in 1839, nadat Willem I zand had gestrooid over zijn Belgische intermezzo, niet meer een meerderheid uit, en toch behaalde in oktober de lijst van de Vrienden der Orde een verpletterende overwinning : 14 verkozenen tegen 1 voor de katolieke lijst. Hoe een dergelijk sukses verklaren ? Eerstens betekenden de kiesgerechtigden slechts een kleine minderheid van de bevolking, en tweedens : de liberale, ook de niet-orangistische burgerij, intellektuelen en nijveraars, hadden nooit hun stem willen uitbrengen op een naam van de klerikale lijst en stemden dan ook massaal voor de Vrienden der Orde. Nochtans zijn deze verkiezingen geen triomf voor Metdepenningen : de ster van de leider van de Orangisten is lelijk aan 't verbleken en hij geraakt moeizaam met de hakken over de sloot: Verhaeghe de Naeyer behaalt 1288 voorkeurstemmen, Prof. Joseph-Franรงois Kluyskens 1275, dan volgen de Kerckhove de Loose met 719, Baligan en Rolin met 715 en als voorlaatste van de liberale verkozenen Hippolyte Metdepenningen met 682 voorkeurstemmen, zeven stemmen minder, en dat moet hem een kaakslag zijn geweest, dan Claus-Van Aken, de enige die met de 689 stemmen op de katolieke lijst werd verkozen. Een week ongeveer na de verkiezingen worden huiszoekingen verricht in de kantoren van Le Messageren bij een paar prominenten van de krant, o.a. bij Metdepenningen die men ervan verdenkt de schrijver te zijn van een voor Leopold I zeer beledigend artikel, getiteld "Conduite des Orangistes". Metdepenningen, stilaan het spelletje van de aanhoudingsmandaten gewoon, kon er tijdig van onder muizen en keerde pas naar Gent terug toen een Fransman, een zekere d'Herbigny, ootmoedig kwam bekennen de auteur van het gewraakte artikel te zijn. Hoogstwaarschijnlijk had hij er geen woord van geschreven doch als vreemdeling mocht hij gerust het vaderschap aanvaarden want als Fransman lag hij ver buiten schot van het Belgisch gerecht, en mocht onze magistraten dan ook ongestoord een wassen neus aanzetten. De Kamer van inbeschuldigingstelling kon in deze omstandigheden op 7 december niets anders doen dan de sluwe Metdepenningen buiten de zaak stellen. In het spel van kat en muis, van regering tegen opposant, had de muis het andermaal gehaald. De terugkeer naar Gent, twee 12
dagen nadien, geleek op een triomf. Metdepenningen moest aan het venster van zijn woning in de Onderstraat verschijnen; terwijl de me nigte hem stormachtig toejuichte, bliezen de muzikanten van St-Cecilia zich de ziel uit de longen om de feeststemming ten top te drijven.
* * * Men heeft in die dagen Hippolyte Metdepenningen herhaaldelijk en hartstochtelijk gehuldigd en gevierd, ons inziens teveel opdat het nog echte vieringen konden zijn. Het geleek eerder op zovele troostprijzen die men hem uitreikte nu zijn politieke loopbaan over de top heen was : prijzen en geschenken voor hem maar tegelijk zovele tijdbommen in de korf van de regering die sedert oktober af te rekenen had met een zeer ernstige krisis in de Gentse katoennijverheid. De vrijmetselaarsloge "Le Septentrion" haastte zich politieke munt te slaan uit de buitenvervolgstelling van haar Achtbare Meester, en bracht hem op haar beurt hulde tijdens een banket dat alle leden op 21 december had zien toestromen. Een week later was het de beurt aan de Gentse Balie, in die jaren nog zeer antibelgischgetint en gestemd, om de politieke voorman in de bloemen te zetten. Zij liep hiermede wel wat buiten de schreef, doch men zag van einde en ver de advokaten de weg nemen naar het lokaal van de Maatschappij voor Schone Kunsten, toen in "Den Prins", in de Ram gelegen. De voor Metcicpenningen traditioneel geworden trilogie had luidruchtig, entoesiast, ook wel met zekere heimwee de politicus, de vrijmetselaar, de advokaat gehuldigd, en hiermede werd bewezen dat hij in bepaalde middens misschien wel een gedeelte van zijn invloed maar geenszins zijn populariteit had verloren.
* * * Vanaf 1839 is Metdepenningen niet meer zegevierend, maar letterlijk en figuurlijk, begraven in zijn Orangisme, politiek voorbijgestreefd. Nieuwe krachten, nieuwe figuren zijn opgedoken, nieuwe jonge wolven, soms met grote appetijt, en al die jongeren kijken voor zich uit, niet meer naar een verleden dat definitief achter de rug is. Wij wonen van toen af de langzame politieke doodstrijd bij van Hippolyte Metcicpenningen en het is, ook na al die jaren, een bedroevende vaststelling voor de historicus te moeten inzien dat een man, eerlijk,
13
verstandig, briljant, op 40-jarige leeftijd door zijn eigen schuld, zijn fanatisme, zijn onverzettelijkheid, een einde heeft gesteld aan een politieke loopbaan die nog oneindig veel beloften inhield. Metdepenningen heeft na vele nederlagen te hebben geleden, toch moeten berusten in een toestand die niets anders was dan de normale loop van zaken, de Geschiedenis. Na 1840 is zijn rol als leidende figuur ten einde; hij is een generaal die nog enkel over een sterke ach terhoede beschikt, een generaal die in zijn jeugd overwinningen opstapelde en daarom, om dat verleden, nog een aureool heeft bewaard. Er blijft hem de sympatie, een genegenheid die met de dag minder betekenisvol en meer sentimenteel wordt, vooral dan in kleine, gesloten kringen, nl. in La Concorde, waar hij voorzitter bleef tot aan zijn dood, in de vrijmetselaarsloge Le Septentrion, waar hij eveneens gedurende 'n halve eeuw de leider bleef omdat hij iets symbolizeerde, een figuur was met gezag, iemand die eerbied afdwong. En misschien was het om die redenen dat Metdepenningen een van de meest gevierde Gentenaren uit onze stedelijke geschiedenis is geweest : men huldigde hem voor een ja of een neen, voor een buitenvervolgstelling, een gewonnen proces, voor zijn huwelijk in 184 2, voor x-aantal jaren balie, dienst in de loge, alsof men maar steeds kompensaties zocht voor hetgeen hij niet geworden was. Aldus hebben zijn konfraters van de Balie hem herhaaldelijk tot stafhouder verkozen. Hij was het twintig jaar lang in een uitzonderlijke rijke, bewogen en lange loopbaan. Adolphe Dubais heeft over hem geschreven: "Ses contemporains disaient de lui: chaque jour, sous nos yeux, il accomplit une tache dont Ie poids ferait llÊchir les plus jeunes et les plus forts, il se repose par Ie ti-avä.il, il se retrempe dans les luttes d'audience". Het was de grote periode van de welsprekendheid aan de Balie, toen de inhoud nog mooi, lumineus, muzikaal werd ingekleed in prachtige pleidooien naar dewelke de magistraten nog luisteren konden omdat er geen tien of twintig giftige pijlen afschieten, o.a. in zaken op de rol van de voormiddag stonden. Voor ons stelt zich op het einde van deze studie nog steeds de vraag : Had Metdepenningen er niet beter aan gedaan enkel een grote, een zeer grote advokaat te worden ? Aan de Balie had hij in de moeilijke jaren die het land doormaakte, de briljante verdediger kunnen zijn van de principes van vrijheid, van recht en van rechtvaardigheid. Hij heeft meer gewild, hij heeft zijn ideaal ook buiten de Balie gezocht en daar is hij de vlinder geworden die tegen de lamp vloog. In 1839 was zijn verkiezing voor de gemeenteraad een halve nederlaag gewor14
)
, )
I
Toortshouder van de Nering der Kraankinderen. (Foto Stadsarchief Gent)
17
De kraankinderen hadden St.-Martin als patroon, hij was immers de bisschop van Tours ! Door de Carolijnse Concessie werden zij verplicht te "fusioneren" met de wijnmeters, de kuipers en de vaatvoerders. De stiel was erfelijk en bleef in bepaalde families. Op het einde van de 18e eeuw waren er in de Nering 21 Mast's en 13 De Pauw's. Deze nering werd afgeschaft in 1791. (2) Hiermee wordt bedoeld de Kraanlei. Vóór het plaatsen van de kraan aldaar was dit de Ajuinlei. Merkwaardig is dat sommige oude Gentenaars nog spreken over de Ajuinlei wanneer zij het hebben over de Kraanlei. Het is evenwel zeer onwaarschijnlijk dat ze daarbij zouden teruggrijpen naar de naam die reeds vele eeuwen verdwenen was. Het heeft allicht meer te maken met het feit dat een goede halve eeuw geleden op de Kraanlei nog verschillende winkels waren waar ajuin verkocht werd. De grote jutezakken gevuld met ajuin stonden dikwijls uitgestald tegen de muur of de toegangstrap van de winkels. (3) " Bliden" of "Blijden" waren de in de Middeleeuwen graag gebruikte grote catapulten die met een enorme kracht reusachtige stenen wegslingerden. Zij werden gebruikt bij de belegering van vestingen, maar niets belette natuurlijk enkele van deze respect afdwingende stenen te lanceren midden de een of andere troepenconcentratie. De al of niet gehelmde koene krijger die een dergelijk projectiel op de kop kreeg kon er van overtuigd zijn sterretjes te zien en engeltjes te horen zingen. In onze stad werden deze wapens in tijd van vrede ondergebracht in het "Blijdenhuis" dat gelegen was in de Lange Violettenstraat (tussen het Klein Begijnhof en het pensionnaat van den "Nonnenbos". ) (4) Dit is een St .-Antoniuskruis, anders gezegd een kruis in de vorm van de letterT. H.C.
18
(
•
Gent in 1878 5 januari : Vanaf 1 januari 1878 zijn een aantal geldstukken in België niet meer gangbaar : de Franse stukken van 1,2 en 0,50 fr. (gekroond hoofd Napoleon III), de Belgische stukken gemunt voor 1866, de Italiaanse stukken van voor 1862, de Zwitserse stukken van 1820 en 1852.
i
12 januari : M. Willscheid, Paddenhoek 5 Gent. Depot van Beierse bieren. Beiers bier: per fles 0,36 fr., halve fles 0,20 fr. , glas 0,15 fr. Nurenbergs bier: per fles 0,45 fr., halve fles 0,25 fr., glas 0,20 fr. Dinsdag aanstaande zullen vijf zusters van Liefde (grijze zusters) he t nieuw klooster gaan bewonen op de Brugse Poort. De zusters zullen de zieken van de parochie van St. Jan-Baptist bezoeken en een weeshuis houden. 21 januari : In de gemeenteraad vraagt De Vigne aandacht voor het reinigen van de straten. De burgemeester antwoordt dat het moeilij k is al de straten te reinigen wegens gebrek aan de nodige kredieten. 25 februari: De gemeenteraad beslist een nieuwe kiosk te bouwen op de Kouter.
•
3 maart : Skating Ring, Bagattenstraat 19 Gent. Open alle dagen van 10 tot 13 u en van 19 tot 23 uur. Alle avonden concert. Engelse schaatsen. Toegang 50 centimes. Op 3, 4, 5 en 10 maart : groot verkleed bal. Toegang : een fr. Om middernacht grote quadrille. Om 5 uur : galop final. Dansen : wals, la canacanada, polka, mazurka, lansier, scottisch, redowa, contredans. 4 maart : Op carnaval hebben verscheidene muziekmaatschappijen de stad doorkruist. Omhalingen geschieden voor de Zonder Naam. Heel de nacht heeft men in onze stad gezang en getromp . toegelaten. Als alle jaren zijn er langs de straten hoogst afkeuringswaardigdiedjes gezongen. Er was ook een cavalcade ing.e richt door l'Avenir, een liberale vereniging. Tot hier de Gazette van Gent. In Le Bien Public vernemen we echter meer over deze cavalcade : "On a également beaucoup remarqué un omnibus chargé de pélerins revenant d'Oostakker, qui vendaient des flacons de l'eau miraculeusede Lourdes et d'autres remèdes merveilleux. Sur le char en question figurait un personnage affublé d'ornements épiscopaux et portant un masque, reproduisant d'ailleurs avec beaucoup de fidélité les traits de Mgr. Bracq, évêque de Gand. D' autres masques représentaient l'honorable bourgmestre d 'Oostakker 19
et une noble dame dont le nom est synonyme de pitié et de charité, M. la marquise de Courtebourne". We begrijpen waarom de Gazette
van Gent hier het stilzwijgen bewaart. Het is verboden zich te verkleden als geestelijke of als militair. De politie had moeten optreden. Natuurlijk komt er protest van de katholieke kring. In het raam van een artikel over Gent is het onmogelijk het probleem verder uit te diepen, maar in gans het land groeit de tegenstelling klerikaal-antiklerikaal tot zijn toppunt. Straks zien we een ander voorbeeld. De komende verkiezingen spelen natuurlijk een rol. 21 maart : Nog in verband met de cavalcade schrijft Le Bien Public : "Les excès dont nous avons été témoins ces jours derniers, s'ils ont été une occasion de scandale, auront aussi pour effet d'éclairer les catholiques sur les véritables tendances du libéralisme et de leur indiquer clairement que jamais la ligne de conduite qu'ils ont à suivre pour tenir victorieusement tête à cette détestable hérésie" . 31 maart : De koning en de koningin brengen een bezoek aan de internationale bloemen tentoonstelling. 6 april : De verkoping van het meubilair van het hotel d'Hane-Steenhuyse in de Veldstraat had gisteren naar onze stad een groot aantal liefhebbers gelokt, alsmede enkele uit Frankrijk en Engeland. Behalve schilderijen zijn ook andere voorwerpen betrekkelijk duur verkocht. Er zijn belangrijke aankopen gedaan door een antiquair, die men zegt commissie had van wege de koning en de graaf van Vlaanderen. Twee prachtige kandelaars in verguld brons met grijze porfieren voet zijn verkocht voor 16 000 fr.Het schijnt dat ze bestemd zijn voor het paleis te Brussel. De vermaarde Christus van Duquesnoy werd door een lid van de familie ingehouden voor 14 000 fr.Twee schilderijen van de fluwelen Bruegel werden verkocht voor 8 300 fr.Het bed met verhemelte, waar koning Loclewijk XVIII in geslapen heeft tijdens de honderd dagen is verkocht aan de heer Salverti van Parijs voor 1400 fr. Een prachtige pendule Boule werd toegewezen aan de heer van Pottelsberghe de la Potterie van Gent voor 8 700 fr. 18 april : Na een bespreking van de brochure "Les catholiques libéraux" van kardinaal Dechamps komt Le Bien Public tot het volgende besluit : "Les législations dites libérales doivent être en tout temps considérées par le catholique comme désastreuses et subversives de la liberfé de l'Eglise. Tirer de l'hypothèse ou nous sommes tout le profit possible pour l'Eglise, maintenir et proclamer la thèse dans toute son intégrité et viser perpétuellement à en obtenir la restauration progressive dans les esprits, dans les moeurs et dans les lois ".
20
25 april : In 1876 werd door een commissie onder het voorzitterschap van ridder J. B. de Ghellinck d'Elseghem geld ingezameld voor een gedenkteken ter nagedachtenis van de hertog van Arenberg als erkentelijkheid voor het redden van het begijnhof. Er werd 12 797 fr. ingezameld. Met de giften werd een kapel opgericht tegen de kerk van het nieuw begijnhof. Met het overschot zal een groot geschilderd raam in de kerk worden geplaatst.
·t
28 april : Een der klokkenluiders van Sint-Baafs zal op 7 mei zijn jubelfeest vieren van vijftig jaar klokkenluider. 29 april : Sedert enkele dagen wasemt de Oude Schelde een verpestende reuk uit die zeer nadelig is voor de gezondheid. De oeverbewoners klagen over die toestand, die men zegt nog een veertien dagen zal duren. Grand Bazar Parisien. Veldstraat 51 Gent. Huisgerief in gesmeed, vertind, vernist en geëmailleerd ijzer. Pannen met steel diameter 11 cm. 0,45 fr. , Duitse pan 18 cm. 1,65 fr., koffiekan 1,80 fr. 2 mei : Wereldtentoonstelling te Parijs. Spoorkaartjes aan verminderde prijs. Gent-Parijs 1e klas: 58 ,45 fr. , 2é klas: 43 ,85 fr., 3e klas : 29 ,95 fr.
'
4 mei: Toen er voor de eerste maal over de fonograaf gesproken werd, waren er maar weinig personen, die daar geloof aan hechten. De uitvinding kwam uit Amerika. Maar... de fonograaf bestaat en werd in Parijs beproefd. Voor het assisenhof werd de zaak Van Thienen opgeroepen. Hij wordt beschuldigd van belediging aan de koning en opstand tegen politie. Van Thienen maakte deel van de Internationale. Hij werd bij verstek veroordeeld voor belediging aan de koning twee jaar en 500 fr. boete, voor belediging aan de koningin één jaar en 500 fr. boete, voor opstand tegen de politie : een maand. 12 mei: Na vier jaar klachten in de pers, opmerkingen in de gemeenteraad, beloften en herbeloften is gisteren eindelijk de afzichtelijke piscine aan de Sint-Niklaaskerk weggebroken. Op de Koornmarkt is men aan het werk. De markt wordt merkbaar opgehoogd en opnieuw gekasseid. De voetpaden worden verbreed en men plaatst gaslantaarns gelijk op de Kouter, maar met slechts drie armen. Als er op de Kouter twee van de vijf branden, hoeveel zullen er op de Koornmarkt branden ? 13 mei : In verband met de brochure "Catholiques et Politique" die te Brugge verscheen schrijft Le Joumal de Gand; "Il ne s 'agit de rien de rnains de doter la Belgique d'un ensemble de lois rétrogrades. I1 21
s'agit de reconstituer le moyen-age par l'obéissance absolue aux lois de l'Eglise, de consacrer la minorité de l'élément civil éternellement confiné sous Ie controle écclésiastique et de réédifier l'édifice social renversé par la révolution en lui donnant pour couronnement les conquêtes demiers du jésuitisme, l'infaillibfré pontificale et Ie Syllabus. L'Eglise dès aujourd'hui indépendante jouissant de tous les droits et privilèges, n'a d'autre souci que celui de ravir à toutes les associations civiles chaque liberté qui semble faire ombrage à sa puissance. Elle frappe d'anathème quiconque se tient hors de son cercle. Seule elle est la société parfaiteet immuable; toute autre institution sociale est funeste, marquée de la tache originelle et destinée à un irrémédiable anéantissement". 23 mei : Le J ournal de Gand vervolgt, dit met het oog op de komende verkiezingen: "Il s'agit de savoir si oui ou non la Belgique sera gouvernée par Ie prêtre, si Ie Syllabus l'emportera sur la Constitution, celie-ei étant revisée dans Ie sens ultramontain, et si la liberté politique en notre pays n'aura servi qu'à couvrir tous les attentats de. ses plus ardents ennemis ? On est pour la Constitution ou pour Ie Syllabus, pour Ie gouvernement des prêtres ou pour l'indépendance du pouvoir civil, pour la monarchie libérale ou pour la théocratie. Point de milieu." 29 mei : Er wordt in onze stad veel meer gebouwd dan de behoefte vereist. Sedert men geen vertrouwen in papier(= obligaties) meer heeft, wil iedereen zijn geld in huizen plaatsen. Maar dit heeft ook voor gevolg dat in onze stad 2 800 woningen leeg staan. Dit zal noodzakelijk de daling van de huishuur voor gevolg hebben. 8 juni : Na een scherpe kiesstrijd is eindelijk de dag van de verkiezingen aangebroken. Voor de eerste maal in de Belgische geschiedenis ontvangen de kiezers een gedrukte stembrief met de namen van de kandidaten : de liberalen in het blauw gedrukt en de katholieken in het rood; boven elke lijst staat een vierkantje. De kiezers moeten een kruis tekenen in het vierkant boven de lijst, die hun voorkeur heeft.
Uitslag verkiezingen : Senaat: Liberaal : Delecourt E. Katholiek : Goethals L. Kamer: Liberalen : Ch. de Kerckove, burgemeester d'Elhoungne,advocaat de Hemptinne Jules, nijveraar De Vigne J ulius, advocaat .
4 3 72 stemmen 3 7 80 stemmen 4 386 stemmen 4 368 " 4 382 " 4 332 " 22
,
Lippens Aug., burgemeester Moerbeke 4 371 stemmen Rolin-J aequemijns, advocaat 4 363 " Verhaeghe-de Naeyer Const., bankier 4 377 " Willequet, advocaat 4 302 " Katholieken :Cruyt 3 798 " Drubbel 3 7 87 " Delehaye 3 809 " De Smet-De Lange 3 79 8 " De Moerman-d'Harelbeke 3 792 " Kervijn de Volkaersbeke 3 787 " Paul de Smet de Naeyer 3 794 " Storme-Brasseur 3 767 " Er waren 37 kiesbureaus, waarvan de stemmen verenigd werden in 18 telbureaus. Acht telbureaus telden enkel Gentse kiezers, drie telbureaus telden enkel kiezers van het platteland, zeven bureaus waren gemegd. Aan tal kiezers : 16 kiesbureaus Gent 3 464 kiezers 6 kiesbureaus buiten " 1 382 15 bureaus (overige) 3 453 " Totaal
8 299 kiezers
Een ontleding van de uitslag geeft het volgende beeld : Senaat : % stemmen Gent Buiten
Totaal
Delecourt Goethals
67,5% 31,2%
30,7% 66,0%
52,7 % 45,5%
Totaal
98,7%
96,7%
98,2 %
Gent
Buiten
Totaal
Ch. de Kerchove Cruyt
67,7% 3 1,6%
30,6% 66,2%
52,8% 45,7%
Totaal
99,3%
96,8%
98,5%
De rest waren ongeldige stemmen. Kamer:
De liberalen wonnen dus de acht zetels voor de Kamer en de senaatszetel. In vergelijking met de uitslag van de verkiezing in 1874 wonnen de liberalen 3,8 %van de stemmen. Deze winst was niet enkel te Gent -van 60,5 %naar 67,5 %), maar ook op het platteland (van 29,0 % naar 30,7 %), terwijl de katholieke partij het stemmenaantal in de bui23
tengemeenten daalde van 71 %tot 66,0 %. De betekenis van de uitslag van de verkiezingen te Gent wordt duidelijker, als we de samenstelling van de Kamer nazien. Jaar
1874 1876 1878
Zetels
124 124 132
Katholieken
68 67 61
Liberalen
56 57 71
De uitslag van de verkiezingen in het arrondissement Gent was dus beslissend voor de samenstelling van de Kamer en betekende de val van de regering de Theux-Malou, die zal vervangen worden door het ministerie Frère-Orban-Van Humbeeck, dat zes jaar aan het bewind zal blijven. De Stad Gent schreef op 13 juni: "Feest te Gent. Overal vlaggen en wimpels; 's avonds was de Kouter verlicht. De dames droegen op de borst en in de hoed blauwe bloemen, de heren droegen een blauwe bloem in hun knoopgat". Om de stemming na de verkiezing weer te geven, laten weD. Destanberg aan het woord. "Den Benjuni 1878 is een heuglijke dagvoor de Gentsche vrijzinnige bevolking; in den voormidd~g was er eene ongewone beweging, vooral in de omstreken der kiesbureelen; de kiezers van de stad, op hun best uitgedoscht, bleven na de eerste naamafroeping wandelen, bezochten de lokalen van liberale of katholieke maatschappijen; de buitenkiezers doortrokken de straten in groepen; rijtuigen vlogen door de verschillende wijken om de afwezige of zieke kiezers te halen. Men woonde dan menigmaal dit treurig schouwspel bij van ziekelijke, zelfs gansch uitgeputte personen naar het kiesbureel te zien brengen. De partijgeest dreef tot onmenschelijkheid. Helaas ! bij de laatste kiezingen deden zich dezelfde feiten weder voor; de uitbreiding van het stemrecht en de evenredige vertegenwoordiging hebben dus de "kieszeden" niet verzacht. De vreemdelingen welke in de groote statie aankwamen, stapten met een kloppend hart de stad binnen, want de groote statie was ingenomen door een regiment jagers te voet, dat het ministerie naar Gent gezonden had om de rust te helpen handhaven. Verder in den namiddag, om 3 uur, waren onder de wapens: de bijzondere korpsen, de ruiterij en de twee legioenen der burgerwacht; een zwerm gendarmen te voet en te paard. In de kazernen waren al de troepen geconsigneerd en eene batterij veldgeschut stond gansch gereed met mannen en paarden op den koer der kazern.
24
De Gentenaars moesten toen "terribles" menschen zijn ! ! ! Om 6 uur werd de garde civique weggezonden; de liberalen hadden eene meerderheid van 517 stemmen. Wij zien nog een gansehen troep "artilleurs", dansende en zingende, de kolf van het geweer in de lucht, uit de Korte Meirekomen en zich naar de "Concörde" richten, waar honderden menschen vergaderd waren. De Kouter was "zwart van het volk". De nieuwgekozenen werden geluk gewenscht, toegejuicht. Vele redevoeringen werden in de "Concorde" en op straat uitgesproken; eene algemeene, onbeschrijflijke geestdrift heerschte overal en de tijdingen van Antwerpen, enz. deden de vreugde steeds klimmen. Tot laat in de nacht waren de koffiehuizen volluidruchtige bezoekers en heerschte er in de verschillende liberale maatschappijen veel drukte. 's Anderendaags was de geestdrift nog niet gestild; gedurende het concert op den Kouter werd er gezongen, gejuicht. De stedelijke harmonie voerde het "Geuzenlied" uit en werd herhaaldelijk gebisseerd." Dank zij Prosper Claeys, die meer dan 290 drukwerken in verband met de verkiezingen verzamelde (Stad Gent. Kiezingen 1878 B.R.U.G. nr. 19 590) kunnen we de voorbereidingen tot dè verkiezingen langs liberale zijde nauwkeurig volgen. Vooreerst werd een steunfonds aangelegd : 134 personen schonken hun penning gaande van 3000 fr. (door de burgemeester), 1000 fr., 500 fr., 200 fr., 100fr., 50 fr.Wel grote bedragen (thans zou men ze met honderd moeten vermenigvuldigen). Een èerste vaststelling : alle drukwerken zijn tweetalig. Het secretariaát van de liberale associatie beschikte over een dubbel van de kiezerslijsten : hierÓp werd de politieke overtuiging van de meeste kiezers aangeduid. Deze overtuiging is voor een groot aantal kiezers gemakkelijk te achterhalen (genoten onderwijs, schoolkeuze voor de kinderen, lidmaatschap verenigingen, àbonnement op krant, giften voor sommige werken (de lijsten werden gepubliceerd in de kranten) stamcafé (in een vijftigtal cafés stonden bussen voor de libe~ rale vereniging l'Avenir, in andere herbergen stonden bussen voor de Katholieke schoolpenning). Daarna werd opdracht gegeven aan een aantalleden om te onderzoeken of de verklaring in verband met de betaalde belasting om de kiescijns van 42 fr. te bereiken, met de werkelijkheid overeenstemde (zie lijst bases d'imposition). De voorzitters van de onder-comités ontvingen een lijst van de kiezers van hun wijk en moesten met de huurhouders een accoord treffen om de liberale zieke kiezers naar het stemlokaal te vervoeren. Er heerste een koortsachtige bedrijvigheid. Op 4 juni komt een rondschrijven van W. Rog25
ghĂŠ : "Te rekenen van heden avond zullen de onder-comitĂŠs bestendig zitting houden". Hoe nauwkeurig de beide partijen de kieslijsten onderzochten blijkt wel uit het volgende. De liberale partij vroeg de inschrijving van 57 (wel liberale) kiezers en de schrapping van 1080 kiesgerechtigden, die wel behoorden tot de tegenpartij. Hiervan bekwamen 36 hun kiesrecht en verloren 377 dit recht. De katholieke partij vroeg de inschrijving van 108 kiezers en de schrapping van 784liberale kiesgerechtigden. Hiervan bekwamen 65 hun kiesrecht en verloren 205 dit recht. (uit het verslag van de vergadering van de liberale associatie van 24 maart 1879). Het kiesmanifest van de liberalen is weinig zeggend : hoofdzakelijk kritiek op het partijdig beleid van de regering. Enkel wordt gewezen op de noodzakelijkheid van de uitbreiding van de Gentse haven, vraagstuk dat al jaren aansleept. Maar er wordt geen programma opgegeven, dus ook wordt niets gezegd in verband met het onderwijs, vraagstuk dat nochtans in het centrum van de belangstelling zal staan van de nieuwe liberale regering. Voor het platteland wordt een tweede manifest opgest eld, "de priester in de kerk, de burgemeester op het stadhuis" . Er worden ook een aantalliberale kiesbladen kostdoos verspreid : "Aan het volk van Gent", "Den Bezem. Wekelijksch Blad voor alle Klassen. Liberaal in hart en ziel." met als onderschrift : "Ik neem den bessem vast, Zet hem niet eer aan kant, Tenzijn de laatste Paap Loope uit ons Vaderland". Nog andere kiesbladen waren : "De Dulle Griet, Ondergang en Verdrukking door de klerikale broodrovers, Roelandt". Er was ook nog Paters en Nonnen met als motto "Van 't Ongedierte der Papen, verlost ons Vaderland" en "De Goudmijn des Landmans" een liberaal propagandablad voor het platteland. Naast deze kiesbladen waren er nog de talrijke karikaturen, die verspreid werden door Baard Vermeulen. Er was ook een katholiek propagandablad : "Keizer Karel" met als motto "De Belgen zijn trouwe onderdanen, maar verdragen geen slavernij". Al deze kiesbladen werden kosteloos verspreid in de drankhuizen. De liberale kranten wijzen er op, dat een katholieke regering acht jaar aan het bewind is en dat de uitslag van de verkiezing zal afhangen van de Gentse kiezers. In het katholiek kiesmanifest lezen we : "Als katholiek moogt of kunt gij niet anders in het liberalisme zien dan de gezworen vijand van uw godsdienst. De zegepraal der liberalen zou een echte nationale ramp zijn". 26
5 a.von.d.s •
f ~
i
1
~
N
-...)
~td.eNG ~~
14 juni : Op het wekelijks concert op de Kouter door de stadsharmonie werden verscheidene stukken, vooral die welke tijdens de Pacificatiefeesten werden uitgevoerd, zeer toegejuicht. 18 juni: Het liberaal ministerie Frère-Orban-Van Humbeeck wordt gevormd. De Gentenaar G. Rolin-Jaequemyns wordt minister van Binnenlandse Zaken. Rolin-Jaequemijns werd geboren te Gent op 31 januari 1835. In 1854 werd hij lid van 't Zal wel gaan. Nadat hij doctor in de rechten was geworden, stichtte hij in 1869 de Revue de droit international et de législation comparée. In 1873 richtte hij het Institut de droit international op. Van 1863 tot 1877 was hij voorzitter van het Van Crombrugghe-genootschap. In 1866 had hij de Gentsche Volksbank opgericht, waarvan hij voorzitter was tot in 1878. Hij was ook lid van het Willemsfonds. Hij schreef verscheidene werken, waaronder "Les partis et leur situation actuelle en Belgique", "De la réforme électorale", "De l'étude et du développement de la science du droit international". 8 juli: Voor het assisenhof wordt de zaak van Coenen, schoenmaker,. uitgever van De Werker te Antwerpen, P. De Witte, kleermaker te Gent en Magermans, borstelmaker te Antwerpen opgeroepen. In De Werker, orgaan van de Vlaamse socialisten, gedrukt op een 2000 tot 2400 exemplaren, waarvan wekelijks ongeveer 1300 te Gent werden verspreid, was volgend artikel verschenen: "De Koning te Gent. Verleden week had de Gentsche burgemeester het genoegen het symbool harer heerschappij, de hoogste uitdrukking van het stelsel van willekeur en uitbuiting in haar midden te ontvangen. Leopold 11, door de lankmoedigheid des volks koning der Belgen, kwam te Gent om de driejaarlijksche tentoonstelling van schilderijen met zijn persoon op te luisteren". In het nummer van 14 october stond te lezen : ''Weg met de koning ! Weg met het leger!" Coenen heeft verklaard, dat De Witte de opsteller is van het artikel "De Koning te Gent". De oppercommissaris verklaart, dat De Werker veel invloed heeft op de geest der werkersklas. Het openbaar ministerie onderzoekt wat het socialisme is en wil en komt tot het besluit, dat het socialisme een gevaar is. Hij verwijst naar de Commune te Parijs en op het feit, dat enkele weken geleden in Duitsland twee maal op de keizer werd geschoten. Advocaat Van Acker is van oordeel, dat het artikel geen belediging bevat. We hebben vrijheid van drukpers. Artikels schrijven is geen gevaar, maar wat het gevaar uitmaakt, zijn de veroordelingen. De Witte wordt veroordeeld tot twee maal twee maand gevangenis en de kosten.
11 juli: De gemeenteraad keurt een overeenkomst met de staat goed, waarbij het conservatorium wordt overgenomen door de Staat. De 28
voorwaarden bepalen onder meer : delokalen moeten ter beschikking blijven van het conservatorium en onderhouden worden door de stad, de stad Gent en de provincie worden verplicht op hun begroting mini~ mum een som te schrijven, waarvoor ze nu tussenkomen, bij verhoging van de uitgaven zal stad en provincie in verhouding moeten tussenkomen. Persoonlijk zien we niet goed in welk voordeel de stad had met deze overname. 14 juli: Een groot getal huizen in de Kortrijksestraat hebben geen pomp en vele inwoners moeten water halen, soms tamelijk ver, aan de Sprietpomp. In de afgebroken herberg De Karpel bevindt zich een goede waterput. De Gazette van Gent vraagt deze put te verbouwen tot een openbare pomp. Op de Brugse Poort is de dUigentie van Eeklo omgekanteld. Verscheidene reizigers liepen kneuzingen op. 31 juli : Gisteren is uit het stadsmagazijn op de Lindenlei het groot beeld gehaald, gemaakt door K. De Kezel en dat moet dienen om de ingang van de Vismarkt te versieren. Dit beeld stelt Neptunus voor, het is uit Tercesteengehouwen. . 7 augustus : De hervormingsschool te Ruislede is thans zo proppens vol, dat men meer dan tachtig van die jong~ gasten naar het Rasphuis te Gent heeft moeten zenden. Op een tentoonstelling van schilderijen op het stadhuis is werk tentoongesteld van L. Tijdtgat, J. De Keghel, J. De Bleye, D. De Keghel, Jan Capenick, F. De Baerdemaecker,Maeterlinck, De recensent schrijft: "Waar we vooral de jonge artiesten moeten tegen. waarschuwen is tegen de zogenaamde school der impressionisten. Een bekend kunstcriticus noemt deze school "De grote toevlucht van ongeoefende ogen en onhandige vingers" en hij heeft gelijk 12 augustus: Jules Van Biesbraeek heeft in de prijs van Rome te Antwerpen de tweede prijs behaald. ¡
31 augustus : Te Antwerpen werd op de prijsuitdeling van de gemeentescholen de kinderkantate De Wereld in van Peter Benoit en tekst van Jullus De Geyter uitgevoerd. Vermoedelijk hebben heelwat lezers en lezeressen een deel van deze kantate in hun jeugd aap.geleerd. We hebhen vroeger. gezien, dat de katholieke regering het patentrecht op de herbergen verving door een andere belasting, die niet m-eetelde voor de kiescijns, maatregel, waardoor een aantal herbergiers hunkiesrecht verloren. Thans neemt de liberale regering een tegenmaatregel. Worden van de persoonlijke belasting en van de belasting wat betreft de huurwaarde, deuren en ramen en schoorstenen ontslagen al degenen
29
die kosteloos een woning bewonen, die aan de staat, de provincie of de gemeente toe behoren of die een vergoeding voor huisvesting ontvangen. Door delle maatregel verloren in totaal 8 4 24 kiezers hun kiesrecht. Deze groep omvatte 2 810 geestelijken, 1 931landbouwers, 1864 onderwijzers, 743 staatsbedienden, 299 provincie- en gemeentebedienden, 78 geneesheren, 71 officieren en een aantal nog kleinere groepen. 4 october: Gisteren overleed te Gent de heer Karel Beelaert, een rijke eigenaar. Behalve enkele bezittingen aan bijzonderen laat hij bij testament zijn ganse fortuin na aan de burgerlijke godshuizen van Gent. Men schat het fortuin op ongeveer twee miljoen frank. 29 october: Voor de gemeenteraadsverkiezingen werd slechts door de liberalen een lijst ingediend; er was dan ook geen kiesstrijd. Werden verkozen voor zes jaar: de Kerchove Ch., Andries, Wagener, Dubois, Guèquière, Vervier, Frédericq, Van Hollebeke, De Meulemeester, Dierman-Seth, De Smet, Heremans, Levison, Duhajon, Mestdagh, Rogghe; voor een. termijn van drie jaar: De Nobele en Auger (1). 10 november: Op 8 november overleed Charles-André Andries, hoogleraar en schepen van onderwijs. Andries werd geboren te Mechelen op 26 november 1821. Nadat hij te Gent het diplómà. van burgerlijk ingenieur had behaald, trad hij in dienst bij de dienst Bruggen en Wegen. Reeds in 1846 werd hij hoogleraar. Hij was rector voor de periode 1867-1870. In 1860 werd hij lid van de gemeenteraad en in 1866 schepen van openbare werken. De schepen Andrieslaan herinnert ons zijn naam. 17 november : In de Minardschouwburg wordt de eerste maal De Reis om de Wereld in Tachtig Dagen opgevoerd. 13 december: Le Bien Public meldt, dat het ruim en prachtig hotel gelegen op de Poel rechtover de Katholieke Kring werd aangekocht door verscheidene dames van het Instituut der Dames van het Christelijk Onderwijs. Er zal er een modelschool voor jonge meisjes van de begaede stand worden opgericht. In de Gazette van Gent van 1 december vonden we : "Schoon huis met koetspoort op Poel17, groot 884 m2 en huis met lusttuin naast het voorgaande groot 929m2., beide grenzende aan de Houtlei achteraan. Samen gebracht op 68 500 fr. 26 december: Men is heden begonnen op de Kouter de houten kiosk af te breken. We hopen ze nooit meer terug te zien. 30 december: Bij het regiment Jagers te Paard is een soldaat wegge30
jaagd. Gewoonlijk wordt de weggejaagde soldaat tussen twee soldaten en een brigadier met blote sabel tot aan de nabijgelegen stadspoort geleid, waar men hem vrij laat. Deze maal was het anders. De poort van de kazerne was gesloten; veel volk stond op straat te wachten. Om een uur kwam de weggejaagde soldaat buiten, geheel alleen met grauwe broek, vest, politiemuts en klompen. Een vigilante stond hem op te wachten. Hij stapte in het rijtuig en reed weg. Op de Vijfwindgatenbrug wierp hij zijn soldatenmuts uit de vigilante, in de Violettenstraat volgde zijn vest en wat verder zijn klom pen. Op internationaal vlak is weinig te vertellen: paus Leo XIII volgt paus Pius IX op, in ItaliĂŤ wordt Umberto I koning als opvolger van VictorEmmanuel en Pasteur doet zijn ontdekkingen in de micro-biologie. M. STEELS Noot: (1) In zijn werk "De Verkiezingen te Gent" geeft D. Destanberg als uitslag voor de verkiezingen van 1878 een verkeerde uitslag op : hij geeft de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen van 1875.
VORIGE JAARGANGENVAN "GHENDTSCHE TYDINGHEN" Zijn nog verkrijgbaar : Jaargang1973: nrs. 9-11 en 12 " 1976 : nrs. 2-3-4-5 en 6 " 1977 : nrs. 1-3-4 en 5. ook nog volledig " 1979 : nrs. 1-2-3-4 en 5- en volledig " 1980 : nrs. 1-2-3-5 en 6 - en volledig Prijs per afzonderlijk nummer: 50 fr.Volledigejaargang: 250 fr. De tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag in het Documentatiecentrum. Bij betaling op postrekening gelieve de bij te voegen: 1 of2 nummers: 12 fr. 3 of 4 nummers : 25 fr. meer dan 4 nummers : 30 fr. Nog verkrijgbaar : onze heruitgaven : Plattegrond GENT 1641 uit "Flandria Illustrata" lste uitgave door HONDlUS - 80 fr. Plattegrond GENT 1796 door GOETHALS -identiek aan origineel : 100 fr. 31
De bruggewachter zat in 't Patijntje Er wordt door ontevreden treinreizigers wel eens gesakkerd, wanneer hun trein vertraging heeft opgelopen. Het is dan gewoonlijk een kwestie van enkele minuten. Akkoord dat dit onaangenaam is, maar laat ons toch de stiptheid waarmee ons spoorwegverkeer afgewerkt wordt op prijs stellen, wanneer we in vergeelde geschriften lezen : 7 mei 1838 - De reizigers klagen al eens over de dienst der spoorwegen. De trein welke gisteren om 10 uur 's avonds moest aankomen, is enkel heden om 7 uur 's morgens toegekomen. Te Buggenhout was de locomotief gebroken. - Bijna alle dagen komen klachten over de spoorwegen. De treinen komen ĂŠĂŠn uur, twee uren te laat. Je ziet dat we tegenwoordig niet zo luid moeten schreeuwen om een paar minuutjes vertraging. Ten andere, iedere medalje heeft zijn keerzijde, of beter gezegd tegenspoed kan ook gebeurlijk een goede zijde hebben. We horen reeds ons overgrootpapa's 's morgens bij hun vertrek naar Brussel zeggen tot oma : ... en wees maar niet ongerust als ik vannacht niet thuiskom, schat. 't Is maar dat ne mens nooit weet wanneer die treinen aankomen. Het kan dus best gebeuren dat ik moet uitslapen ... Op 12 augustus 1838 werd de spoorlijn Gent-Brugge plechtig in gebruik genomen. Acht dagen later zou een eerste ernstig ongeluk plaats hebben: om de Leie te overschrijden, moest het treinkonvooi over een draaibare brug, ter hoogte van de Shep. Normaal moest de brug voor het scheepvaartverkeer openstaan; bij de nadering van een trein werd de brug dan dichtgedraaid. Met een fluitstoot verwittigde de machinist van te voren de bruggewachter met dienst, dat er een trein in aantocht was. Op 20 oogst 1838 keerde een bijzondere trein van Oostende naar Brussel terug, een treinstel dat koning Leopold 11 en diens gevolg naar de kuststad had gebracht. Bij de nadering van de Snepbrug gaf de machinist de overeengekomen stoomfluitsignalen en bolde met gerust gemoed verder. De locomotief schoot in zijn vaart een eind over het water, stootte tegen de opengedraaide brug en stortte met donderend geraas en gesis, samen met de tender en het eerste rijtuig, het water van de Leie in. Van de zes personen die het konvooi begeleidden, werden de machinist en de ingenieur ernstig gewond, de stoker werd de schedel verbrijzeld en de hoofdgeleider eveneens gedood. De overige twee liepen slechts lichte kneuzingen op. 32
En de bruggewachter ? De man had helemaal niets gehoord. Hij nam op dat ogenblik zijn avondmaal in 't Patijntje ! Een malheur komt nooit alleen : de vaste brug, die voorlopig de vernielde draaibrug moest vervangen, viel helemaal niet in de smaak van de schippers. Ze dreigden de hele zaak in de lucht te laten vliegen. Tenslotte diende de hulp van soldaten en gendarmes ingeroepen te worden om dag en nacht de wacht te houden bij de hulpbrug. Anderzijds was de toestand voor de treinreizigers naar of van Brugge evenmin plezierig : ze moesten eerst van het Zuidstation per diligence naar het station van Drongen, om daar op de trein te stappen. In dit verband gezien lukte een aannemer een huzarenstuk : hij kreeg zes weken de tijd om een nieuwe ijzeren brug over de Leie te werpen en kreeg dit werk af in ... amper twaalf dagen. RENÉHESPEL Aug. 81
EĂŠn en ander over de Pierlala-liedjes Ge moet er een zijn van de oude klasse om te weten wie Pierlala geweest is en wat die rare kwant zo allemaal uitgericht, tegengekomen, verteld en gezongen heeft. Dat heeft hij honderd en zoveel jaar gedaan, alleszins met brio gedurende de 19de eeuw en het eerste kwart van de 20ste. Zijn laatste snik gafhij toen hij in de loop van W.O. 11 voor goed in zijn graf kroop. Wie die Pierlala eigenlijk geweest is ? Niemand anders dan de spreekbuis van een gedeelte van de openbare mening. Iemand die als er geen noemenswaardige gebeurtenis te noteren viel, de bek in zijn pluimen hield(= in zijn grafbleefliggen), maar telkens er iets gebeurde dat tegen zijn gevoel van eerlijkheid, rechtvaardigheid en patriottisme indruiste, ten tonele verscheen om al zingend lucht te geven aan zijn misnoegen, zijn ontgoocheling, zijn wrevel, zijn verdriet, zijn woede. Dat hij zulks al spottend, al gekscherend, al beschimpend, al vernederend, al ererovend deed, behoorde nu eenmaal bij zijn levensopvatting. En dat hij meer dan eens niet al te kieskeurig was in het gebruik van de Nederlandse woordenschat, is iets dat we hem vergeven. Omdat hij toch zo echt volks was en het hart op de tong droeg. Zijn liedjes liet hij dan ook voor het leeuwedeel door de man in de 33
straat, met name de straatzanger, of door de gazetschrijver, met name de partijpolitieke pamflettist, of door de almanakmaker ten gehore brengen. Een enkele maal kropen heel wat voornamere personages in zijn huid, met name een Hipp. van Peene (1), een Em. Moyson, een Nap. Destanberg, een Joh. de Maegt, een J. de Geyter. Zelfs een Cam. Huysmans zag er geen graten in om bij monde van onze Pierlala over 't een of 't ander zijn gal uit te spuwen. In de meeste gevallen werden Pierlala's liedjes aan "vliegende blaadjes" toevertrouwd. Voor de rest kwamen ze terecht in almanakken ( Snoeck!), in jaarboeken (Willemsfonds), in dagbladen, liefst die van het liberaal kaliber. Na veel geduld geoefend te hebben en veel over- en weergeloop en -geschrijf slaagden we erin meer dan 100 verschillende liedjes te verzamelen en te inventariseren. (2) Van de oorsprong van het Pierlala-lied is zo goed als niets bekend. Zeker is dat het vóór 1693 ontstond want Salomon van Rusting getuigde in zijn "Vol-Geestige Werken" die in dat jaar verschenen, dat het "lietje van St Jutmuts ( 3) bequaem om in verscheyden voorvallen gezongen te worden" gezongen werd "op de vois van Pier la la laghinde kist." · Naar alle waarschijnlijkheid was het tijdens en ten gevoJge van de invallen van de Fransen onder Loclewijk XIV (14 maart tot 17 sept. 1678) dat Pierlala voor de eerste keer uit zijn graf stapte. Toch moeten we wachten op het tweede bezoek dat dezelfde Fransen aan ons land brachten (vanaf 1792) om met een Pierlala-liedje kennis te maken. Dat liedje is getiteld Verscheyde Motien gedaen door den Borger Pier la la In den Club der Stad Gend. Gedrukt tot Hulst, by Jan Verspiegel In de Dry Beymans Kinderen. Het lied bestaat uit 16 strofen van 6 regels, de 2 regels van het refrein : "seyd Pierlala sa sa" niet meegerekend. 1. Den Fransman als hy kwam in Stad, Ons veel beloften deê, Hy seyd, dat men de Vryheyd hadd', Bragt ons Gely kheyd meê. Maer het was al bedriegery, Wy syn in wreeder slaeverny. Ik sugt, seyd Pierlala sa sa Ik sugt seyd Pierlala.
2. Waer in bestaet ons Liberteyd? Parbleu ! ik niet en vat. Geen Borger die daer niet door leyd, Soo buyten als in Stad. 34
Neyringen, Kloosters syn te niet, Den Alnbagsman is in verdriet. D'as vry ! seyd Pierlala sa sa D'as vry ! seyd Pierlala. 15. Terwylik deêse motie deê Een brief kwam van Parys, Die ons bragt egte tyding meê Dat Meyer en den Commandant Gewesen waeren van den kant. Dank God! zeyd Pierlala sa sa Dank God! seyd Pierlala. 16. Verstraelen, Mulle, Meytenaer, Beyens, Poelman en Neyt Verschrikten sich in deese maer' En d'een aen d'ander seyd' : Ik vrees ons kraemken niet sal staen, Ik vrees het is met ons gedaen. Met regt! seyd Pierlala sa sa Met regt ! seyd Pierlala. Ge ziet van hier dat Pierlala's "Motien" bij de velen die door het lied geschandvlekt waren geworden, op geen blauwe steen gevallen waren. Een reactie bleef vanzelfsprekend niet uit. Wat betekent dat er de franke spelbreker niets anders over bleef dan fluks zijn graf in te wippen. "Nauwelijks haddeden Borger Pier la la deese Motien in den Club gedaen ofte hy wierd agtervolgt van eenige Deugenieten de welke men noemd de Bende van Cartouche, ende tot Gend durven vergaederen onder den naem van Nieuwe Volontairen. De besonderste waeren den rotten Jan Meulemeester als Major, de kaele Barse Verlinden-Cannoot, de Banqueroutiers Stevens, van de Vyvere, Antheunis en Provost, de bekende Schorken ende Gebroeders Cauwenberghe, het groot ligt Verstraelen, den weyten Advocaet Meytenae~e, den irreligionairen Dronkaerd Pierro uyt het Gaude Mandeken, den satten Tonne Fieraert, den dwaesen Poortere, den soogeseyden wysen pedant Mulle, den onnooselen Maes, het monster Tolliers, het belaechelyk Siesken van Aerde, het onnooselhoofd Meys, den kaelen schoenmaeker Tuytens ende andere diergely ke Wanschepsels ... Ende ten sy hy haestig sig in syn oud graf hadde kannen verbergen, Pier la la was in het pery kel van syn leven te verliesen voor de Nieuwe Vryheyd ende Gelykheyd, maer Respice Finem, aensiet den Eynd." Pierlala - in Brabant-Antwerpen meestal Peerlala gespeld - trok onver-
35
poosd en manmoedig ten strijde zonder zich veel aan te trekken van de machtbekleders. Of de macht uitgeoefend werd door de Oostenrijkers, de Fransen of het Belgisch vorstenhuis, nooit ofte nimmer nam hij een blad voor de mond of ontzag hij die overheden. Gedurende onze vereniging met Noord-Nederland (1815-1830) evenwel schijnt hij, zoals P. Claeys (4) terecht opmerkt, nogal diep in slaap gedompeld te zijn. Het merkwaardigste - of liever typerendste - van het Pierlala-lied is m.i. het refrein : een achtlettergrepige en een zeslettergrepige regel waarvan de eerste steeds eindigt op een sa sa, een ça ça, een ha ha, een ga ga, een pa pa; refrein dat door Pierlala zonder een enkele uitzondering" gebruikt wordt om - gevraagd of niet - zijn mening over duizend en nogmeer gebeurtenissen en toestanden uit de doeken te doen : beamend : 't es wel ! I waarderend : goed zoo ! I bevelend : vlieg weg! I verwonderend : ho ho ! I afkeurend : ha foei ! I veroordelend : sla dood ! I spottend : Kultur ! I weeklagend : heilaas ! I begeesterend : bravo ! I beklagend : ann volk ! I beschuldigend : hy liegt ! enz. enz. (2) Precies omdat onze vriend Pierlala voor het jonge volkje een absoluut onbekende is, hebben we gemeend dat volkje aangenaam en ter wille te zijn door het een paar van 's mans poëtische gewrochten voor te zingen gebruik makend van een zestal motenbalken. Rechtuit gespro~ ken hadden we enige last met het maken van een ordentelijke keuze niettegenstaande maar tevens wegens het talrijk beschikbaar materiaal. LIEDEKEN OP DE VERLOSSINGE VAN V ADER PIERLALA DOOR DE GEVLUGTE SANS-CULOTTEN ENDE CLUBSGASTEN IN DE STADT GENDT 1793 1. Wat hoor ik nu hier overal Weêr in het Nederland. Men speelt op trommel en tymbal, Wat is het volk plaisant ! De klokken luyden bim, bam, bom, Den Keyser die is wederom * God lof zeyd' Pier la la sa sa God lof zeyd' Pier la la.
2. Parbleu 'k blijfv' niet meer in myn graf 'k Moet by Vaêr Roelandts zyn, En drinken met dien dikken maf Een' volle teuge wyn.
36
'k Moet met hem rond de stad weêr gaen En den Vrystaek omverr' zien slaen. 'k Gaen op zeyd' Pier la la sa sa 'k Gaen op zeyd' Pier la la. 3. Wanneer ik in de Meere kwam 'k Zag onzen vetten Vaêr, Die zynen druppel Sypi nam En maekte groot mishaer Omdat den Fransehen schaeresliep Uyt onze Nederlanden liep. Ik loeg zeyd' Pier la la sa sa Ik loeg zeyd' Pier la la 4. Ik vroeg: Waer is nu meesterschap En Souvereyniteyt En alle diên ermen klap Van die Egaliteyt Zy is met Meyer nae Parys Met J acq Antheunis en met Meys Goed' reys zeyd' Pier la la sa sa Goed' reys zeyd' Pier la la. 5. Niemand en luysterde nae my Als ik hun heb gezeyd Dat al die Fransche boevery Met hun Egaliteyt Voor April zoude uyt ons Land Gegaen wesen met gioote ·schand Ziet nu zeyd' Pier la la sa sa Ziet nu zeyd' Pier la la. 6. Waer zyn nu al die Jacobyns Die preekten voor 't vry Volk? Wy zien nu die vervloekte zwyns · Verdryven als een wolk. Zy loopen sneller als een hert En toonen 't Nederlandhun kert. Kykt, kykt zeyd' Pier la la sa saKykt, kykt zeyd' Pier la la.
*
7. Wat zal men doen met Sies de Ghendt, Met Neyt en met Poelman ? Men zal hun in ons stad van Gend op de Tribun' zien gaen,--
37
Die staet by de Pandouren-wagt, * Zeyd' Vaêr en onzen Pier die lacht: Dat 's wel zeyd' Pier la la sa sa Dat 's wel zeyd' Pier la la. 8. Waer is Verstraelen, 't groot verstand, Mulle en Meytenaer ? Zy zyn gevlogen uyt het Land Zeyd' onzen dikken Vaêr. J andore, wat een groot verlies V oor Vlaenderen en geheel Belgis. 't Spyt my zeyd' Pier la la sa sa 't Spyt my zeyd' Pier la la. 9. T'Jacq Schellinck, den Jesuit Jouré En den stommen van Wyck, Met het bloedhondeken J ouet. 't Spyt hun verdommelyk Dat 't karaemken niet is blyven staen En 't Republieksken is vergaen. 'k Dank God zeyd' Pier la la sa sa 'k Dank God zeyd' Pier la la. 10. 'k Beklaeg nog V erlinden, Cannoodt Zeyd' Roelandts tegen Pier Hy is van al zyn geld ontbloot Wat zeert u dat krom dier Hy moet ook loopen uyt de stad Want 't is al op, hy is door 't gat. Adieu zeyd' Pier la la sa sa Adieu zeyd' Pier la la. 11. Jan Meulemeester, den Major Maekt zeker ook misbaer Diên rotten vuylen Kacador Zeyd' Pierken tegen Vaêr. Hy heeft zeker genoeg gedaen Om hem zyn kopken af te slaen. Och ja zeyd' Pier la la sa sa Och ja zeyd' Pier la la. 12. Sa Pier, ik bid u, spreek niet meer Van dat vervloekt gespuys, Vergeeft het hun voor dezen keer Want zy zyn als een muys
38
Gekropen alle in hun gat. Zwygt Vaêr, zeyd' Pier, want gy zyt zat Verhuyst zeyd' Pier la la sa sa Verhuyst zeyd' Pier la la. 13. Maer Pieter, 'k bid u, zegt my toch Eer ik van u wil gaen Of onzen Keyser al 't bedrog Dat hier is omgegaen Niet klaer aan 't volk zal doen zien Of al wat hier zal van geschien Kop af zeyd' Pier la la sa sa Kop af zeyd' Pier la la. 14. Vaêr Rens, diên ouden Graef van 't Land Zal ook een dansken gaen Diên vervloekten dwingeland Die 't Volk zoo heeft verraen Het zal de Carmagnol niet zyn. * Hy zal wat hooger gaen dat zwyn Ik hopt zeyd' Pier la la sa sa Ik hopt zeyd' Pier la la. 15. Sa Sans-Culotten voor het lest Begeeft u op de baen Loopt keirels, 't is het alderbest Dat Pier u nu kan raên. Of anders voor uw' aerebyd Word gy op Driesken Kruys gleyd Loopt gauw zeyd' Pier la la sa sa Loopt gauw zeyd' Pier la la.
*
* Napoleon I Kert : zitvlak, billen, achterste. In werkelijkheid het meest beklede vrouwelijk lichaamsdeeL Pandourenwagt : het z.g. Huis Serlippens, gelegen op de hoek van de Hoogpoort en de Schepenhuisstraat; sedert lang onbewoond. Carmagnol : Carmagnole : gezongen rondedans zeer in trek bij de Franse Revolutionairen. Driesken Kruys : Andreaskruis.
KIEZING VAN 13 JUNI 1882 1. De tjeven waren nietop 't gemak (5)
Ze riepen luid tot God. Maar groote kak of geene kak Ze moesten op de pot. En 't was hun lief of 't was hun leed Hun buizen lagen reeds lang gereed. 39
't Wru; best ! zei Pierlala papa 't Was best ! zei Pierlala. 2. In hun lokaal daar op den Poel Zaten ze al bijeen, Casier, Verspeyen, heel den boel, Wel een milHoen of tien. Léger sprak van hun meerderheid, Hoeveel stemmen was het tot ons spijt, Een millioen ! zei Pierlala papa Een millioen ! zei Pierlala. 3. En nu die arme naaimachien, Baron Casier genaamd, Staat als een kieken daar te zien, Beteuterd en beschaamd, Met zijn buis al naar den Oost Is hij gevlogen om wat troost. Bij Storm ! zei Pierlala papa Bij storm ! zei Pierlala. 4. Al schreeuwde fel de Professeur Van éloquence sacrée, Ook hij zit schoon nu aan de deur Met d'andre papen mee. Het volk was lang zijn praten moe En huilt hem na : A bas Malou ! Zert weg ! zei Pierlala papa Sert weg ! zei Pierlala. 5. En dan de suikerfabriekant Al is zijn waar ook zoet, Zijn spekken smaken aangebrand. Geen die er hebben moet. Men maakt het vrije volk van Gent Aan heilig suiker nooit gewend. 't Is bucht ! zei Pierlala papa 't Is bucht ! zei Pierlala. 6. Dan hebben wij den zageman, Een zager met den stoom, Die planken en balken zagen kan Uit beuk en eikenboom, Die van de geuzenscholen klaagt Maar aan den geus zijn stemme vraagt.
40
Gij duts ! zei Pierlala papa Gij duts ! zei Pierlala. 7. Dan volgt den man die leeft als 't waait, Nu paapsch dan geus' gezind, Die als nen brakkemolen draait Maar in nen anderen wind, Nen weerhaan in de politiek¡ Van deze en dan van geene kliek. Scherreweg ! zei Pierlala papa Scherreweg ! zei Pierlala. 8. En Cruyt verdomd, wat klucht was dat Van dienen mitrailleur, Die al zoo lang op zolder zat, Hoe vindt gij dien blageur ? Oorlog minister, in eenen stoot, En al de geuzen waren dood ! Naar 't strop ! zei Pierlala papa Naar 't strop ! zei Pierlala. 9. En die ook fel in nesten zit Is Pppijcke van Pppoucke den baron, Die staat nu zeker niet heel wit Met zijn mirakels doen. Die zal d'historie van zijn glas . Nog hooren op viool en bas. Wat beest ! zei Pierlala papa Wat beest ! zei Pierlala. 10. En nu blijft nog geheel de rest Van 't klerikaal gespan, Het ooverschot van 't uilennest. Daar zwijgen wij maar van. Zij vliegen tegen wil en zin Zij moeten allen den ketel in ! Triumf! zei Pierlala papa Triumf! zei Pierlala. Is Pierlala niet mals voor de Katholieke Partij, als 't moet kan hij ook op de nek gaan zitten van de liberalen die hij: maar liefst lieveralen noemt.
41
VAN PIERLALA 1. Ça lieverale zwyg maer stil, Uw laegheyd is gekend, Gy stemt al zonder eygen wil, Als eene slaefsche bend. Weg met De Breyn' den leugenaer En met de valschaerts allegaer. Ja weg ! zey pier la la pa pa Ja weg ! zey pier la la 2. Dixmud' is thans wel overtuygd Wie brave lieden zyn; En schoon het onder 't juk nu buygd Van leyders vol fenyn. Het steld zyn hoop in beter tyd. 'T bedrog en duurt geen eeuwigheyd. 'T is juyst zey pier la la pa pa 'T is juyst zey pier la la.
3. Als 't club-gespuys thans zegevierd Door Satanisch geweld En schreeuwd en vloekt en. zuypt en tierd Ter eer van eenen held Die waerd is van zulk eedgespan En klapt als een gebroken kan Geluk ! zey pier la la pa pa Geluk ! zey pier la la. 4. De vreugd die niet ter harten gaet Is waerd te zyn veracht. En viert men heden op de straet 'T is tegen elks gedacht. De klokken luyden eygen lof Zulk' eer verdwynt als nietig stof. Als rook zey pier la la pa pa Als rook zey pier la la. 5. Die ons beschuldigd met bedrog Met nyd en dolle pyn Was altyd boos en is het nog En zal het altyd zyn Zulks is den aerd van lieveral Gekneed met haet en zwarte gal. En sly k zey pier la la pa pa En sly k zey pier la la.
42
6. Ja gansch den vuylen hutsepot, (Den leugenaer aen het hoofd) Is schaemteloos zot en hot En van 't verstand beroofd : Dbcmude heeft maer te wel gezien Waertoe bekwaem zyn zulke liĂŞn. En ik ! zey pier la la pa pa En ik ! zey pier la la. 7. Den bakker en nog veel met hem Zyn voor geen lieveraL 'T is waer zy geven hunne stem Aen vrienden van 't moral Maer al wat achter plaetsen loopt Aenstonds zyn stem aen 't kwaed verkoopt. Voor 't geld zey pier la la pa pa V oor 't geld zey pier la la. 8. Zoo zoo Monsieur den lieveral Word gy dan fanatiek. Beteugeld wat uw bittergal En maekt u dol en ziek. En vloekt en schopt en wenscht in d'hel. Wel daelt er zelf, zy past u wel. Bravo zey pier la la pa pa Bravo zey pier la la. 9. Thans gaen ik weer na 't ander land Zoo sprak den ouden pier. Dbcmude is vol mis verstand. Ik vlugt aenstands van hier Tot beter tyd en beter ras Gely k het eens voor dezen was. Vaerwel zey pier la la pa pa Vaerwel zey pier la la. Vooraleer we onze vriend wellicht voor goed in zijn graflaten afdalen, willen we ons betoog besluiten het het aanhalen van een liedje geschreven door Cam. Huysmans. Aangezien het alleen maar bestaat in handschrift (bewaard in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen) zal dit wel de eerste keer zijn dat het gepubliceerd wordt.
43
PIERLALA TE BRUSSEL 1. En Pierlala, ons goede vriend, Rees onlangs uit het graf. Hij was zoo blij omdat Ons Heer Hem nogmaals 't leven gaf. Hij danste en sprong en riep met zwier : "Nu zal ik leven in 't plezier !" Plezier ! zei Pierlala sasa Plezier ! zei Pierlala.
2. Hij kwam te Brussel in de stad En kende daar elkeen. Hij zag daar eerst een grooten heer, Die sprak met groote reên : "Ik heet Carton, vais à la cour, En voor zijn vel win ik den boer ! " Hoho ! zei Pierlala sasa Hoho ! zei Pierlala. 3. Maar potverdekke, zei toen Pier, Waart gij niet demokraat ? "Ja wel, mijnheer, dat was ik ja, Maar 'k had toen geen mandaat. 'K was vroeger vriend van priester Daens Nu riek ik Woeste op uren gaans ! " Ho la ! zei Pierlala sasa Ho la ! zei Pierlala. 4. Toen stelde heer Carton Pier voor, Een ventje preutsch en stoer : ''Dat is mijn vriend, genaamd Renkin, In politiek mijn broêr." "Voor koningseer en eigenbaat," Zei Pier, "de tweede renegaat ! " Foei ! foei ! zei Pierlala sasa Foei ! foei ! zei Pierlala. 5. Ziehier heer Fritz de Bontriddère, Dat is een flinke vent . . Hij rijdt met zijn automobiel Door 't arrondissement. Hij ... en zucht met droeven blik: " 't Machien spreekt beter nog dan ik." Och Fritz ! zei Pierlala sasa Och Fritz ! zei Pierlala. 44
6. Ik hou niet veel, zei heer Carton, Van onzen makker Colfs. Een legervraag bevangt hem met De razernij eens wolfs. Hij scheldt en raast van dwinglandij , En eindlijk stemt hij toch als wij ! Farceur ! zei Pierlala sasa Farceur ! zei Pierlala. 7. Ziedaar een Vlaamsche redenaar, Vanderlinden is zijn naam. Wanneer de kiezing nadert, dan, Dan noemt hij Vlaandrens faam. Die mensch heeft iets speciaal voornaams : Hij kloot den boer in fransch en vlaamsch. In fransch ! zei Pierlala sasa In vlaamsch ! zei Pierlala. 8. Genoeg ! genoeg ! zei Pierlala Och ! , zei de heer Carton, Ons oude mannen komen ook 45
Juist uit dezelfde ton. De wereld wil bedrogen zijn, Men vangt geen vliegen met azijn. Hoe slim ! zei Pierlala sasa Hoe slim ! zei Pierlala. 9. Toen vloog de droeve Pierlala Naar engel MichaÍl En sprak: Acht kamerleden, Heer ! Bereiden zich ter hel. Zij hebben aan het wangedrocht Het gouden Kalfhun God verkocht! Ter hel ! zei Pierlala sasa Ter hel ! zei Pierlala. NOTEN (1) Het lied De 25e verjaerdag van de keunings Regeering (1856), in G.T. 1977, blz. 177. (2) M. van Wesemael, Het lied van Pierlala sa sa, in Volkskunde, 1971, blz. 234-257. (3) Sint-Jut( te) is een verzonnen heilige. Uiteraard is ook de St.-Juttemis een niet bestaande mis, een die de verbazing opwekt. Vandaar de in de 17 de eeuw voorkomende uitdrukking van verbazing: Bij Sin te Jutmus (-muts). Met het gezegde Met St.-Juttemis als de kalveren op het ijs dansen, bedoelt men een onmogelijke zaak. En iets tot St.-Juttemis uitstellen is iets in het geheel niet doen. Is het te verwonderen dat Salomon met zijn ¡liedje vanSt.-Jutmuts te biechten ging bij Pierlala ? (4) Pr. Claeys, Les Chansons de Pierlala, in Notes et Souvenirs, 11, blz. 301-307. (5) De eerste en de vijfde strofen van het lied verschenen reeds in G.T., 1980, blz.
43. Van het lied De Karnaval te Gent in denjaere Onzes Heeren 1857 verschenen de eerste en derde strofen in G.T., 1977, blz. 244.
v.w.
46
Een Rusthuis voor ... Standbeelden Het wegendepot van de stad op de Begijnhoflaan, leek deze zomer wel op een rusthuis voor ... standbeelden. Sinds juni 1979 verbleef hier Prof. Dr. J. Guislain en voor hem is het niet veel meer dan "tegen de muren praten". Bij de aanvang van het schooljaar 19 81 mag hij terug op zijn gewone plaats gaan doceren, vlakbij op de Begijnhoflaan In juli 1980 kwam de "Wijze Man van Gent" het gezelschap vergroten. Hij voorziet dat zijn Vrijdagmarkt nogwel enige tijd on beschikbaar zal
47
zijn en is er alvast gaan bij liggen. Voor een gewichtig (3650 kg) en groot (4,5 m) man, een eigenaardige houding... . Iets verder, mooi op rij, als op de Gentse tram, zitten zijn vier gezelschapsmaagden. Angstvallig letten zij elk op hun stadsschild en hopen op een spoedig hernieuwd in dienst treden. J.BOMBAY Foto's : J. BLOM
BIBLIOGRAFIE Oude Oostvlaamse herbergnamen In de 2e druk van zijn werk over de vroegere Oostvlaamse herbergnamen (tot 1793) heeftNoëlKerckhaert de 1e uitgave (1977) rijkelijkaangevuld met oriëntatiekaarten, toeristische kleurenafbeeldingen en nieuwe vondsten uit de archieffondsen van onze provincie en een aanmoedigende bijdrage geleverd tot de betere kennis van eigen folklore. Ofschoon de inventaris geen eindpunt betekent in het prospectiewerk van de weetgierige en werklustige auteur, dient hij geloofd te worden voor deze herziene herdruk die tot een nieuw boek is uitgegroeid en aan de heemkundigen van de provincie vele opzoekingen zal sparen. De uitgave werd verzorgd door de Federatie voor Toerisme in OostVlaanderen, waarmede eens te meer een rijke bijdrage werd geleverd tot de kennis van het Oostvlaams. onschatbaar patrimonium. R.V.
Oude Oostvlaamse huisnamen Van dezelfde schrijver is thans het 1e deel verschenen van bovengenoemd werk in de nieuwe reeks van het Kultureel jaarboek van onze provincie (nr. 16). Het is vooralopgevat als een hulpmiddel om de geschiedenisvan de Oostvlaamse dorpen de fusie van cie.gemeenten een voorbarig einde kenden, te herschrijven. · Deze lijst van huis- en molennamen onder het Ancien Régime is zonder wetenschappelijke pretentie opgesteld en veeleer een aanvulling van het werk van De Potter en Broeckaert: Nieuwe gegevens blijven vooralsnog te schaars om van een eigen werk te spreken, inaar de gebundelde kennis zal evenwel vele liefhebbers tot dankbaarheid stemmen. 49
Vermelden wij dat in dezelfde reeks (nr. 11) een inventaris 1980 van de Oostvlaamse watermolens door Paul Banters en Raoul Buysse is verschenen. R.V. Oostvlaams literair lexicon Het provinciaal bestuur van Oost-Vlaanderen geeft thans een lexicon uit van de Oostvlaamse auteurs, alfabetisch gerangschikt op de naam waaronder zij het meest bekend zijn. Men kan ze ook onder hun pseudoniem terugvinden. Van elke auteur bestaat aldus een biografische noot met le'\Tensdatum, adres, opleiding, beroep, medewerking aan tijdschriften, behaalde literaire prijzen. De bibliografie vermeldt de in boekvorm gepubliceerde werken en het jaar van uitgave (ingedeeld volgens het genre : poĂŤzie, proza, toneel, jeugdliteratuur en -toneel, essay). Voor belangrijke auteurs is de rubriek uitgebreid met een beknopte evaluatie van hun werk. De bibliografische gegevens werden afgesloten einde 1980. Zijn opgenomen de auteurs vanaf circa 1840. Bepaalde aspekten van de literatuur tot 1840 werden apart belicht o.m. de Middeleeuwse letterkunde, de Rederijkers en de Oostvlaamse kamers, de Renaissance, de 18e-eeuwse literatuur, de Romantiek en de Vlaamse beweging. Ook aktuele onderwerpen komen aan bod : de Vlaamse poĂŤziedagen, toneelschrijvers, jeugdliteratuur, Franse literatuur in Oost-Vlaanderen, literaire prijzen. Verder werd een selektievelijst van Oostvlaamse tijdschriften van de XIXe eeuw tot vandaag samengesteld, alfabetisch gerangschikt op de titel, met vermelding van de jaargangen, de redaktie en de stichter, aangevuld door een noot over de doelstelling, de algemene inhoud en de belangrijkste pu blikaties. De verkoopprijs bedraagt 200 fr. De toeristische en culturele verenigingen ontvangen bij de bestelling een korting van 25 %. R.V. In steen en brons, van leven en dood Door de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen werd de 'blijvende' concessie vervangen door 'tijdelijke', geldig voor vijftig jaar. 50
Vele graven zijn sedert jaren niet meer onderhouden, vertegenwoordigen een gevaar voor de openbare gezondheid en stellen problemen voor de begraving van jongere geslachten. Het stadsbestuur heeft terecht gemeend dit stenen en bronzen patrimonium niet te laten verloren gaan voor de toekomst en een werkgroep samengesteld voor de inventarisering van de waardevolle monumenten en portretten van verdienstelijke gentse burgers alhier begraven. Het rijk geïllustreerd werk hieraan gewijd is te danken aan de heren A. Capiteyn, tijdelijk in dienst van de stad, en stadsarchivaris Johan Decavele, die een benedictijnenwerk glansrijk hebben volbracht. Het is uiteindelijk een piëteitsvol huldeboek geworden aan het adres van onze voorouders en een bron van historische wetenswaardigheden. Een historiek van de 17 begraafplaatsen, de inventaris van de begraafplaatsen volgens hun aspekten (sculpturaal, heraldisch, architecturaal, symbolisch), een zichtinventaris en een verrassende portrettengalerij met biografische nota's verlenen aan het geheel een blijvende waarde. Alleen te koop ten~stadhuize en op het Stadsarchief. R.V. De Trapzaal van het Hotel V ander Meersche Tijdens de zomermaanden verscheen op initiatief van de Orde van de Prince, afdeling Gent, een prachtige kunstmonografie over de Trapzaal van het Hotel Vander Meersche te Gent. De tekst, in het Nederlands, met ee~ vertaling in het Frans, het Engels en het Duits, is van de hand van mevrouw Frédéricq-Lilar, de grote autoriteit voor de achttiende eeuwse kunst in Gent en die reeds verscheidene publicaties over de Gentse rococo op haar naam heeft staan, waaronder het uitmuntende boek over het andere meesterW-erk van de Gentse rococo, het Hotel F alligan. . Na een beschrijving en de kunsthistorische benadering van de Trapzaal worden we vergast op een dertigtal grote (30/24 cm) zwart-witfoto's van Alain De Stoop. Bijzonder merkwaardig zijn de vele detailopnamen van de gesculpteerde delen van de trapzaal, waardoor vooral de verbluffende technische vaardigheid en het artistieke kunnen van de kunstenaar tot hun recht komen. We durven het werk dan ook ten zeerste aanbevelen bij al degenen die geïnteresseerd zijn in dat deel van ons Gents patrimonium en het beter willen leren kennen en waarderen. Het werk kost 300 fr. en is te verkrijgen in : -Documentatiecentrum- Groot Begijnhofhuis nr. 46 St. Amandsberg (iedere zondag van 10 tot 12 u.)
51
-Diverse Gentse boekwinkels. Het werk kan reeds ontleend worden in onze bibliotheek (Doe. Centrum= zelfde adres) Museum voor stenen voorwerpen Ruïnes van de Sint-Baafsabdij Gids voor de bezoeker door Conservator A. Van Den Kerkhave en wetenschappelijke medewerkster J. Baldewijns In de Middeleeuwen was de Sint-Baafsabdij een populaire bedevaartplaats. Men bewaarde er de relieken van de H. Bavo, de H. Livinus, beschermelingen van de stad Gent, de H. Macharius, aangeroepen tegen de pest, en andere heiligen. Rond de abdij ontstond een dorp (Sint-Baafsdorp), waar de abt heer en meester was. De imposante abdijgebouwen, vooral de refter, en de indrukwekkende abdijkerk getuigden van de macht en de rijkdom van de abdij. Op het einde van de XVe eeuw kende de Sint-Baafsabdij een laatste bloeitijd tijdens het bestuur van abt Rafaël de Mercatel. In 1539 kwamen de Gentenaars in opstand tegen keizer Karel. Stedelijke voorrechten werden nietig verklaard en de goederen van de stad en neringen aangeslagen. Met de bouwvan het Spanjaardenkasteel (1540) verdween de macht van de voormalige abdij, maar haar uitgebreide bezittingen werden geplaatst onder de bescherming van de H. Bavo (Sint-J anskerk, later Sint-Baafskathedraal). Tussen 1827 en 1834 werd het Spanjaardenkasteel afgebroken, maar de ruïnes gered dank zij de tussenkomst van de oudheidkundige August Van Lokeren. In 1882 richtte het gemeentebestuur van Gent in de voormalige refter het Museum voor stenen voorwerpen in. Het belan_g van de collectie is buitengewoon groot en vooral rijk aan grafzerken. . Een bezoek aan dit 'stenen' museum is aanbevolen. De nieuwe gids voor de bezoeker geeft een duidelijk beeld van de kostbare schatten die werden behouden in de loop der eeuwen en van de rijkdom van het gents patrimonium. Een nieuwe inzet Het taalminnend studentengenootschap " 't Zal wel gaan" (1852) is de oudste studentenvereniging aan de Gentse universiteit. 52
Sedert enkele jaren kent ze opnieuw een nieuwe bloei en heeft besloten, naar de aloude traditie onderbroken in 1970, een gerenoveerde studentenalmanak uitte geven, anno 1981. Hij kost 250 fr. en is verkrijgbaar St.-Pietersnieuwstraat 118, Gent. Deze almanak gaat aldus zijn 61e jaargang in en is opgedragen aan wijlen Jullus Vuylsteke (stichter) en aan wijlen prof. dr. Jan Dhondt, eminente historicus en oud lid van 't Zal. Vuylsteke was de verdediger van de eenheid tussen Vlaamsgezi.tidheid en vrijzinnigheid; Dhondt, daarentegen, ijverde vooral voor de belangen van het arbeidersvolk en voor de ondergang van het fascisme. Behalve de soms venijnige nieuwtjes, die het zout zijn van elke almanak, worden de toestanden in de jaren 1920 tot 1930 (vernederlandsing van de R.U.G.) uitgebreid uitgegeven. R.V. Sociale geschiedenis van het Vlaamse volk Een gedurfd en innoverend boek geschreven voor een ruim publiek, maar dat bovendien een wetenschappelijk verantwoorde ontleding geeft van de levenswijze en de belangrijkste mutaties in de voorbije eeuwen. Hierin wordt sterk de nadruk gelegd op de achtergronden van de crisis in de XIXe eeuw, w:anneer de Vlaamse belangen volledig opgeofferd werden voor de expansie van WalloniÍ. __ Het beeld van 'arm Vlaanderen' zoals het zich rond het midden van de XIXe eeuw voordeed, wordt al te vaak overtrokken. Het is meer uitzondering dan regel. Afgezien van dit kortstondig intermezzo heeft Vlaanderen altijd tot de rijkste gewesten ter wereld ~ehoord. Meer nog dan vandaag het geval is, behoorde Vlaanderen ook reeds, in het verleden, tot de economische grootmachten. Met dit vulgariserend werkwordt duidelijk orde gebracht in zaken waar misplaatste of foutieve veralgemeningenhet Vlaams bewustzijn ondermijnden. . In die zin wordt dit hoek tot dusver de meest volledige en realistische confrontatie met de eigen identiteit. . Door de actualiteit in een historisch daglicht te plaatsen en het verleden van het Vlaamse volk te laten herleven, worden heel wat eig~n tijdse tegenstellingen scherper geprofileerd en begrijpelijk gemaakt. De auteur is werkleider aan de R.U.G. en leverde tal van bijdragen over sociale, economische en demografische onderwerpen. Hij werkte ook mede aan de 'Geschiedenis van de kleine man', een 53
boek dat een eerste balans opmaakt van het verhaal van de gewone mensen in Vlaanderen. Chr. Vandenbroeke, Sociale geschiedenis van het Vlaamse volk, Beveren, Orlon 1981, 301 blz., 620 fr. ill. R.V.
AANWINSTEN IN DE BIBLIOTEEK Een kunstalbum over Maurice Sijs door Guido Sijs en J os Murez uitgeverij Danthe n.v. (Sint-Niklaas) Ruim driekwart eeuw heeft deze vruchtbare Latemse schilder portretten, bloemen, stillevens, landschappen, trekschuiten, zeilschepen, vissersboten geschilderd en de Leie- en Scheldestreek verheerlijkt. Hij was de laatste overlevende schilder die de twee Latemse groepen heeft gekend. Rijsel, Gent, Brussel, Luik, Deize, Sint-Mattens-Latem en de provincie Oost-Vlaanderen bezitten doeken van deze begenadigde kunstenaar in hun musea of collecties. Zijn kunst wortelt in het impressionisme, zonder de tastbare realiteit te verloochenen. Naar aanleiding van de honderdste verjaring van zijn geboorte heeft de uitgeverij een rijk geĂŻllustreerde monografie op de markt gebracht, die kwa inhoud de vrucht is van het jarenlange speurwerk van zijn kleinneef Guido Sijs, een minder bekende figuur van de Latemse groep. Zijn rechtstreekse medewerker Jos. Murez Uoumalist, romancier, dichter) brengt een verrassend beeld van de overleden kunstenaar in zijn tijd. Een posthume hulde van RafVan Den Abeele (burgemeester van Sint-Martens-Latem), herinneringen van Jan D'Haese, een bloemlezing van Nederlandse en Vlaamse kunstcritici, en andere praktische wetenswaardigheden over het werk van de kunstenaar, waarvan de bekendheid onze grenzen overschreed, verlenen aan dit prachtig album een buitengewone kunstwaarde, waarin tekst en beeld een overgetelijk geheel vormen.
54
STEUNFONDS 1981 Generale Bankmaatschappij Gent- 1000 fr. H. Collumbien; R. Brullez-d'Alviella - 500 fr. Naamloos - 400 fr. J. Van Bocxstaele; Mej. R. De Porre - 300 fr. A. J. Ylen; H. Brasseur; M. Stepman; F. Steenhout; E. H.C. Mets; R. Vanrusselt, G. Baert; Dr. G. Temmerman; M. Storme - 250 fr. H. De Grave - 200 fr. M De Vos; Mw Wwe Reyns; G. Baert; P. De Cramer- 150 fr. F. Saccasyn; J. D'hont; P. De Meunynck; Mw D. Sarteel; G. Veeckman; J. Vandenhoute; E. Schellinck; J. Leten; Mw Y. Plasschaert - 100 fr. R. De Geyter; J. Baert; E.P. P. De Pue; Sint-Paulus Humaniora; A. Baert; J. Piette; M; Philips; E. Troch; T. De Smet; Ch. Fassin; Mw Zaman-Libijn; L. Elderweirt; Mw J. Boeckx; G. Van Damme; Mw Wwe Den Dooven-Meuleman; J. Van Quickelberghe; G. F ortie; A. J. Slot; M. Baecke; R. Wallaert; J. Koninckx; Mw K. Debaveye; Mw Wwe Van de Voorde-van Waeyenberghe; R. Maes; L. Van Bossele; L. De Rammelaere; E. Van der Straeten; L. Broers- 50 fr.
BESCHERMLEDEN 1981 Mw De Staute-De Loore - 2000 fr. Kredietbank Zetel Gent - 2000 fr.
STEUNENDE LEDEN 1981 Julien Colle Paul Beemaerts Romain Betteloot Francis Cocquyt Jacques De Backer Pierre De Caluwé Mw Destanberg-Dhaenens M. Roger Halsberghe Cécile Hanus Franklin Goethals Marlette Gulinck Frans Louwers
Mw Wwe Torrekens-De Rudder Alfred Annez Jean Tytgat Paul De Coninck A. J. Impens Emile Flamant Marcelia Cottinie Anne Cocriamant Jacques Verdonck Noordstarfonds v.z.w. M. P. A. van Goethem Johan De Wit Allen 500 fr. 55
AANWINSTEN DOCUMENTATIECENTRUM 0 llD 2 Alle straten en straatjes van Oost-Vlaanderen E4A1 Annuaire de l'Horticulture beige G 19D. KR 1 BaronianJ. B., Levie F.: John Flanders-Jean Ray 1887-1964 Beheer van het Gentse openbaar groen in de 19de en G 4 D 3 20ste-eeuw Blockmans W. : Handelingen van de leden en van de H 17 D 3 Staten van Vlaanderen (1467-1477)- Excerpten uit de rekeningen van de Vlaamse steden, kasseirijen en vorste]jjke ambtenaren Blockmans W. : Handelingen van de leden en van de H 17 D 3 Staten van Vlaanderen - Regeringen van Maria van Bourgondië en Filips de Schone (1477-1506)- Excerpten uit de rekeningen van de Vlaamse steden, kassekijen en vorstelijke ambtenaren 1e deel: tot de vrede van Kadzand (1492) Boone M., Durnon M., Reusens B.: Immobiliënmarkt, G 2 G 10 ftscaliteit en sociale ongelijkheid te Gent (1483-1503) Bijdragen tot de geschiedenis en de folklore van Zulte 0 2 B 38 Capiteyn A., Decavele J. : In steen en brons, van leven G 3 B 14 en dood. Inventaris van de waardevolle grafmonumenten en portretgalerij van verdienstelijke personen rustend op de begraafplaatsen van de stad Gent Daenens L. :De Art Nouveau-verzameling uit het Mu- G 21 J 8 seum voor Sierkunst te Gent G 21 H 28 Daenens L. e.a. : Carmen Dionyse International Delbaere E.: Sint-Denijs-Westrem in beeld (1-4) 982/2-1 G 2ART 2 De Pauw N. : Cartulaire historique et généaologique des Artevelde Dierkens A. : Archives générales du Royaume-.,- Inven-H 30 D 27 taire des cartes, plans et registres divers (fin XIXedébut XXe siècle) Dumont C. : Archives de l'Etat à Mans- Inventaire H 30 I 8 des archives de la familie du Roy de Blicquy (XIIIeXXe siècles) Een dagje uit in Oost-Vlaanderen- Gids voor week- 0 12 A 13 end toerisme Gent-geschiedenisvaneenstad:door JohanDecavele, G 2 A 13 Joan Vandenhoute, Walter Prevenier, Hilda Coppejans-Desmedt, Herman Balthazar, René De Herdt
56
Gepts G. e.a. : Gustave van de Woestijne (1881-194 7) SA 7V. WO 2 G 2I5 Haerens K. : Straatnamen van het oude Gent Heemkundige Kring Wissekerke, Bazel en omstreken 0 2B39 (tijdschrift) Huyghehaert N. : Une translation de reliques à Gand G6C4 en 944. Le Sermode adventu sarretorurn Wandregisili, Ansherti et Vulframni in Blandinium 0 2 A 2-16 Kerckhaert N. :Oude Oostvlaamse huisnamen (G-J) deel II 012 A 12 Kerckhaert N. :Oude Oostvlaamse herbergnamen Mélard L. : Institut supérieur de Brasserie de Gand. G 9 H4-2 Résumé du cours de mécanique pr contremaîtres-brasseurs Milis L. : onuitgegeven oorkonden van de Sint-Salva- 570 A 8 B 1 torsabdij te Ename vóór 1200 Oostvlaams literair lexicon samengesteld door de pro- 0 2 A 2-15 vindale kommissie voor Letterkunde Petit R. - Archives de l'Etat à Arlon - Inventaire des H 30 G 7 archives des officiers camptables dans le duché de Luxembourg et le comté de Chiny (1408-1795) Prevenier W. : Handelingen van de leden van de Staten H 17 D 3 van Vlaanderen (1384-1405)- Excerpten uit de rekeningen der steden, kasseirijen en vorstelijke ambtenaren Prevenier W. : De oorkonden der graven van Vlaande- H 24A 1 ren ( 1191-1206) 1) Diplomatische inleiding 2) Uitgave Rubhens A. :De kerk in België (1940-1980) H 15/13 Sevens A. : Hooger Vlaanderen - De Taal is gansch H 14/40 het volk H30F 9 Tellier E., Bauwens P. - Archives de l'Etat à Huy Inventaire des archives des cures déposées aux archives de l'Etat à Huy Toerisme - Vlaamsche Toeristenhond (vanaf 1946 : B 19/4 De Toerist) 't Zal wel gaan- Gentse studentenalmanak nrs. 60-61 G8C5 G 21G4 Van den Kerkhove A., Baldewijns J.: Museum voor stenen voorwerpen (Ruïnes van de Sint-Baafsahdij) Gids voor de bezoeker Vanwelde A. :Welden, hereeau d'une des plus vieilles H2804 famill~s de Souabe 57
Varenbergh E. :La cour de Ravestein Ă Gand (extrait G 10 B 15 du Messager des Sciences historiques de Belgique) Vlieghe P. : Er mag niet veel veranderen 9 219/ 5 VLI 6 Voet L. :Brief van abt Othelbold aan gravin Otgiva, G6B6 over de relikwieĂŤn en het domein van de Sint-Baafsabdij te Gent (1019-1030) Yzereef G. : Bronze age animalbones from Bovenkar-H 22 B 4 spel - The excavation at Het Valkje 1.11.81 De bibliothecaresse A.E.
Offsetdruk VITA, 9750 Zingem
58
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. llde Jaargang, nr. 2
15 maart 1982
Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris Voorzitter: G. Hebbelynck Onder-Voorzitter : H. Collumbien Secretaris : R. Van Geluwe Penningmeester : A. Verbeke Ruildienst: Van Geluwe-Eggermont A., Maïsstraat 235, Gent Secretariaat: Maïsstraat 235 Postrekening: 000-105.04.73-60- Heemkundige en Historische Kring Gent, Koggestraat 14, Gent Lidgeld: 250 fr.per jaar
INHOUD Over de Augustijner ommegangvan 1698 Inventaire Archéologique : Vlaamse Academie De Huizen rond de Sint-Niklaaskerk te Gent De Geboorte van Christus in het Groot Vleeshuis Bibliografie Oplossingvan de Puzzel1981
61 84 89 99 109 110
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Verantwoordelijke uitgever: G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke au~ur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het stadsbestuur van Gent en van het Provincie bestuur van Oost-Vlaanderen.
IN MEMORIAM Langs de pers vernamen wij het ontstellend nieuws van de verschrikkelijke dood van Joan Vandenhoute, diensthoofd van Monumentenzorg en Stadsarcheologie, als gevolg van een verkeersongeval op de autosnelweg, in gezelschap vangezins-en familieleden. Hij was dertig jaar oud en sedert twee jaar lid van onze Raad van Beheer. Een schone toekomst lag voor hem open, maar het noodlot heeft er anders over beslist. Joan Vandenhaute was een innemende verschijning, vriendelijk in de omgang, verknocht aan zijn werk en bewust van de zware verantwoordelijkheid die hij droeg om aan de stad Gent een nieuw verleden te geven. In zijn korstondig ambtsleven heeft hij ontzaglijk veel en nuttig werk geleverd en zijn eerste lauweren terecht verdiend. Wij hebben, in diverse omstandigheden, hem kunnen waarderen als een begaafd en vriendelijk mens, die zijn jeugdige ervaring en nuchter inzicht in daden kon omzetten in. dienst van de gemeenschap. Ook in de schoot van onze kring, heeft hij een nuttige, maar bescheiden rol gespeeld en de weinige uren die hij, wegens ambtsverplichtingen, aan onze werking kon besteden met raad en daad gevuld. Onze kring verliest in J oan V andenhoute een gedegen kracht, een goede en levenslustige vriend, die hier en elders nog vele diensten had kunnen bewijzen. Het stadsbestuur en wij zijn hem veel dank verschuldigd. Hij ruste in vrede. Wij zullen zijn nagedachtenis in ere houden. Aan gezin en familie betuigen wij onze oprechte deelneming in de rouw en in het smartelijk verlies van iemand die het leven lief had. R.V.
In de Voordrachtzaal van het E.G. W.-centrum, Graaf van Vlaanderen-
plein om 20 uur : Woensdag 24 maart 1982: Voordracht met diaprojectie door Mej. C. Maes, oud-lerares kunstgeschiedenis, over : "Het Bouwkundig Erfgoed van Gent in een Europees perspectief''. Deel 2: "Van Barok tot en met Art Nouveau".
60
Over de Augustijnerommegang van 1698 Omdat het nu eenmaal in mijn kraam te pas komt vang ik mijn betoog aan met het aanhalen van de geschiedenis-legende van het Maaltebrugs Putje. Drie boeven, Pierre Bogaert, zoon van Lauwereyns, bijgenaamd Lauwereynsen Pieter Simoens, maar beter bekend als Gros Pierre; François Husdain, en JanMelijn, alias Grand Jean, pleegden in de nacht van 17-18 december 1686 een inbraak in de Sint-Maartenkerk te Kortrijk. Ze braken het tabernakel open waaruit ze een zilveren monstrans, drie ciboriën en een zilveren doos met dekselnamen. Deze waardevolle voorwerpen en nog ander zilverwerk stopten ze in twee meegebrachte reiszakken. De hostiën hadden ze zo maar op de gr.ond gegooid. Hoofdman Gros Pierre die zich over de buit ontfermd had, en zijn spitsbroeders sprongen te paard en maakten dat ze zo spoedig mogelijk de stad verlieten. Op een bepaald ogenblik besloten ze veiligheidshalve elk zijns weegs te gaan. Gekomen te Sint-Denijs-Westrem, op de plaats Maaltebrugge genoemd, werd Gros Pierre door een panische schrik bevangen omdat hij zich ontmaskerd waande en achtervolgd. Zonder dralen wierp hij de zilveren doos bevattende reisz~ in een "vuyl stinkend water?'. Weliswaar geraakte de dief behouden thuis maar het duurde niet lang of hij en zijn handlangers mochten 't Saw;selet binnen stappen. Uit de meegebrachte reiszak was niets.verdw~neri en wat de weggeworpen zak betreft haastte men zich hem uit de wàtt:rpoel te gaan opvissen. "Daer in bevonden de voorzeyde vierkantige zilver~n ~loten dooze daerof het deksel weynig ge forceert was, met een massa van geconsacreerde Hostiën daer in rustende." Doos en inhoud wetden zonder dralen naar de St.-Baafskerk overgebracht. ReedS op Nieuwjaarsdagvan 1687 bracht de kerkelijke Overheid de voltallige buit met uitzondering van drie hostien over naar Kortrijk het nodige en gebruikelijké ceremonieel in aeht nemend. Bogaert die moest bekennen dat hijniet aan zijn proefstuk was : voordien had hij aan verschillende kerken_een alles behalve orthodox bezoek gebracht; o.a. aan de ~VÏaànderen gelegen gemeenten Giste!, Harelbeke, Lebbeke, Nazareth, Pittem, Vitikt, Zele; Zeveneken, en aan Geel, Meerhout, Roosbeek, Steenhuffel, en nog andere plaatsen die in het toe~alige Brabant te situeren zijn, werd "gecondemneert om van het stadhuys deser Stede gesleept te worden op eene horde (platte slede) naer de Gevangenisse van den Chastelette (of Sausselet; nu ingenomen door de grote Post aan de Koommarkt) ende vandaer tot aen het Schavot, (op )gerecht op de Koommarkt deser stad, om aldaer op eene Blok afgekapt teworden uwe rechte hand, en daer levendig aen eenen staek verbrand te worden". Husdain die wat minder wandaden op zijn kerfstok staan had, kreeg niettemin dezelfde verwarmende straf toebedeeld. Gros Jean die slechts de stomme 61
Afb. 1. Een van de 12 plaatjes van een Duits mammekensblad waarop men ziet dat God zich van een kudde redeloze dieren bedient om ons zijn almacht te demonstreren. Volgens een van de legenden.
Afb. 2. Een ander plaatje. De verschrikte rovers hebben de gedragingen van de schapen begrepen. Gros Pierre werpt de reiszak met de hosties in de steenput. Steeds volgens het volksgeloof.
62
rol van uitkijker gespeeld had werd door de heren schepenen heel wat vriendschappelijker te woord gestaan want hij kwam er werkelijk goedkoop van af... Door de heer vakkundige Jan Franck, scherprechter van beroep, opgeknoopt te worden. Terwijl een daverend applaus uit de wijdopengesperde vensterramen neerwaarts stortte steeg uit de opeengepakte menigte een onstuimig en oorverdovend voetgestamp de hoogte in. Waarna het bloedrode gordijn geruisloos mocht neervallen. Doch laten we nu ook de legenden hun zegje hebben want die interesseren ons ten slotte meer dan de trieste lotgevallen van de drie misdadigers. Toen de paardrijdende Gros Pierre Maaltebrugge bereikte kwam hem aldaar een kudde schapen tegemoet. Nauwelijks waren de dieren die nota bene ruiter en paard vierkant schenen te negeren, naderhij gekomen of ze begonnen verschrikkelijk te blaten en voor de onthutste man en het aan de grond genageld rijdier loodzwaar op de knieën te vallen. Al hete tranen schreiend. Voor de verbouwereerde ruiter ? Voor het doodsbange ros ? Bijlange niet, maar wel voor de hosties die zich in 's mans reiszak bevonden. Al zwetend van de doorstane emotie en de kluts totaal kwijt zijnde, wierp de radeloze kerel de verraderlijke zak in de waterpoel waarna hij hals over kop wegvluchtte de Gentse Petercellepoort tegemoet. Zonder ook maar een enkele keer te durven omzien... "Neen", wordt ons elders geleerd, de schapen gingen aan 't knielen en schreien niet voor meneer Gros Pierre, maar voor een steenput die ze tot dusver gewoon waren zo maar voorbij te stappen. Ditmaal was het de herder die daar beduusd stond te gapen en ook de kluts kwijt geraakte. Natuurlijk dachten de dieren slechts aan opstaan nadat de in aller ijl bijgeroepen meneer pastoor de schuldige reiszak uit de put bovengehaald had (dit keer zonder zilveren doos maar met dito ciboriën). Hoe dan ook leverde de steenput van dat ogenblik af een kristalhelder water, dat zieken gezond maakte; iets dat de talloze bezoekers naar waarde wisten te schatten. Aan de put, of liever" 't Putje" die weldra tot een bedevaartoord uitgroeide, werd een kapel toegevoegd. Na heel wat lotgevallen beleefd te hebben werd ze in septetnber 1944 door de wegtrekkende Duitsers in brand gestoken. Precies 16 jaar na haar vernietiging herrees z~ uit haar as. De hostiën die aan de oorsprong van haar ontstaan liggen berusten tegenwoórdig in de parochiekerk van Sint-Denijs-Westrem.
* * * Knoop, goedgunstige lezers en lezeressen, goed in het oor wat u komt te vernemen en maak met mij een reisje in het tamelijk ver verleden om in 1295 een goede dag te gaan zeggen aan de paters Augustijnen die op dat ogenh4k ijverig bezig waren zich te installeren in een woning gelegen op de hoek van de huidige Lange Steenstraat en de dito Geldmunt. Die wo-
63
ning "Ter Capellen" uithangend - aldus genoemd naar de nabij gelegen Sint-Stefanuskapel-was hun ter beschikking gesteld door de eigenaar ervan, Gerem Borluut, een naaste verwant van de ons overbekende Jan Borluut (Guldensporenslag 1302 ! ! ). Die heilige Stefanus zullen de Augustijnen steeds zeer genegen zijn alhoewel ze niet lang bij zijn kapel bleven huizen. Inderdaad haastten ze zich een volwaardig klooster met bid-, werk-, eet- en slaapkamers, benevens een kerk te laten optrekken. Namelijk op de plaats waar ze nog steeds gevestigd zijn : bij de Sint-Margrietstraat en de Academiestraat. Reeds in november 1296 werd het klooster kerkelijk ingericht. Over de groei en de bloei ervan en over de talrijke tegenslagen waarmede het op verschillende tijdstippen te kampen had zullen we niet uitwijden. Het moge volstaan eraan te herinneren dat klooster en kerk in augustus 1566 en mei 15 7 8 erg gehavend werden door de beeldstormers. Dat de Barluuts ze in 1621-1622 herbouwden in klassieke renaissance. Dat uitbreidingen en verbouwingen plaats hadden van 1718 tot 17 53. Dat tijdens de Franse Overheersing het klooster nogmaals erg te lijden had van de niets ontziende bezetters. Dat in 1812 een straat getrokken werd doorheen het pand (eerst rue d'EpĂŠe, later Academiestraat) (zie Afb. 5). Dat men er in 1815 katoenfabrieken in installeerde. Dat in 1838 zowel de kerk als het klooster door een felle brand verwoest werden. Ten slotte dat in 1907-1908 restauraties uitgevoerd werden aan de voor- en zijgevels van de kerk door H. en V. Vaerwyck. (zie Afb. 6) Tot op de dagvan heden beijveren de paters zich om hun bede- en woonhuis aldoor mooier te maken.
* * * In de loop van hetjaar 1354 gebeurde iets dat de paters Augustijnen den daver op het lijf bezorgde : op zekere nacht waren twee dieven erin geslaagd zich toegang te verschaffen tot de kerk. Ze maakten zich meester van de grote ciborie "daer het H. Sacrament in-ruste ende ghesloten was." Met hun buit vluchtten ze de stad uit. Gekomen omtrent de Ekkergemkerk begroeven ze de hostiĂŤn in een ondiep kuiltje. In de stad teruggekeerd begon het geweten van een der schavuiten onheilspellend te knagen, in zoverre dat hij zijn misdaad bij ik weet niet wie ging opbiechten. Vooral het begraven van de hosties zal hem vreselijk kwalijk genomen zijn, want hij spoedde zich naar Ekkergem om ze uit hun vernederend toevluchtsoord te gaan opvissen "op dat hun naederhandt gheen meerder oneere van jemandt soude aengedaen worden voor het weleken Somtijts Beesten uyt de stallen Op de straete neder-vallen, Om Godt onder schijn van broodt Wel te loven totter doot." 64
¡,
Afb. 3. De Augustijnerkerk zoals die er in 1580 zou uitgezien hebben. Vergelijk het vensterraam van de voorgevel met dat voorkomend op afb. 2. De poortopening waarboven een nis (met het beeld van St.-Augustinus ? ) geeft toegang tot een binnenplaats van het klooster en meteen tot de kerk (Copyright Stadsarchief)
65
Helaas.! De kerel kwam van een kale reis thuis want de plaats waar hij de hosties weggestopt had was doordrenkt van het bloed. Van Christus' bloed ! Wat stond er de verbijsterde man anders te doen dan ijlings het hazenpad te kiezen. Pas 's anderen daags zou de profetische uitspraak vervat in het zoĂŤven aangehaald vierregelig vers bewaarheid worden. Inderdaad, toen een herder met zijn kudde schapen de plek waar de hosties ingegraven waren, benaderde, moest hij tot zijn uiterste verbazing vaststellen dat zijn stomme dieren met gebogen kop en trillende poten voor die plek een knieval deden. De brave man diende niet lang te zoeken om het voorwerp van die buitenissige aanbidding te ontdekken : de hevig bloedende hosties. Schapen schapen latend ijlde hij naar- u hebt het al geraden waarheen -de Augilstijnerkerk. Want hij wist natuurlijk dat de door hem teruggevonden hosties aldaar gestolen waren. De paters hadden waarlijk geen trekkers nodig om Ekkergemwaarts te rennen. Hij spreekt vanzelf dat de ciborie ongerept uit de kuil te voorschijn kwam en de twee onverlaten een welverdiende straf niet ontglipten. Met pijnlijke "examens", vuistenafhakking en wat daarop volgt. Het mirakuleus voorval had vanzelfsprekend een vanzelfsprekend staartje : de uitgang van een processie die, vertrekkend aan de Augustijnerkerk haar einddoel bereikte aan het kapelletje dat men in 1356 op de plaats van de in de grond gestopte hosties had opgetrokken. Een Confrerie van het Heilig Bloed werd opgericht die ervoor zou zorgen dat die processie elk jaar zou uitgaan, namelijk de zondag volgend op Sacramentsdag of anders gezegd de tweede zondag na Pinksteren. Met de jaren won de processie aan belang, populariteit en luister wat voor gunstig gevolg had dat vanaf 1604 de jaarlijkse Processie, gezegd van Devotie, een tienjaarlijkse Processie, gezegd van Recreatie, toegevoegd kreeg. Die godsdienstige manifestaties bezorgden aan de Augustijnen, die zich weldra ontpopten als echte specialisten inzake het organiseren van dergelijke optochten, een vermaardheid die slechts een einde nam met de afschaffing van de processies. In 1722 wat de laatstgenoemde betreft, in 1796 wat de andere aangaat. De Heilige-Bloedkapel werd in 1799 gesloopt. Alleen een straatnaam, Heilig-Bloedstraatje, herinnert aan de hartroerende legende, aan de zeven (heilig getal! ) teweeggebrachte wonderen, aan de processies, aan het kapelletje, aan de door de Franse Overheersing uitgehaalde heldendaden.
*
* * Het is bij die twee processies dat we even willen stilstaan . Hun betitelingen verklappen maar al te doorzichtig wat voor lading ze dekken. De jaarlijkse is van een uitgesproken devotische, geestelijke, aard : ingetogen, 66
voornaam, met slechts een enkel oogmerk: het Sacrament vereren. De andere, de tienjaarlijkse, is weliswaar even voornaam, maar ze huldigt datzelfde Sacrament op een meer feestelijke, meer spectaculaire wijze. De paters, van wie terecht mocht getuigd worden dat ze bazen waren in het ontwerpen en regisseren van optochten, enerzijds en de studenten anderzijds aanzagen het als hun heilige plicht de uitgangen aldoor maar luisterrijker en genietbaarder te maken. Wellicht om een staaltje van hun kunnen en kennen te geven, wellicht te onzen pleziere, wellicht te eigen profijte, beschreven ze de processies in een drukwerkje dat in 1687 verscheen te "Ghendt by Hendrick Saetreuver, Stadts-drucker inde Brabandt-straete inde witte Duyve". Het boekje telt 43 bladzijden en is getiteld Kort-bondigh Verhael I van het H. Bloet I van Mirakel, I Waer af de Solemnele Ghedachtenisse ghe I houden wordt by d' Eerw. PP. Augustynen I tot Ghendt : I Vereert met een treffelijck Broederschap, ende I ]aerlijcksche Processie, beneffens eenen vermaec- I kelijcken Om-ganck, I Inghestelt, ende omghedraghen onder de Octave vanI's H. Sacraments-dagh. Zoals u kunt merken een omvangrijk programma samengeperst in een enkele volzin neergeschreven in maar liefst 11 regels. De processie van Devotie zal er een geweest zijn zoals zoveel andere : een innige samenwerking van de geestelijkheid en het publiek. Zoals gezegd heeft de onze tot thema de huldiging van het "Hoogh-weerdighste Sacrament" en van het "Mirculeus H. Bloet". 11 groepen van 3 studenten (van de Latijnse School) openen de stoet. Ze dragen grote borden waarop Latijnse en Nederlandse teksten aange:bracht zijn. Verwoordend lofbetuigingen, uitspraken, ontboezemingen: als deze zijn er elf : MIRABILE SACRAMENTUM Wonderlyck Sacrament t' Manna was een wonder Broodt, Om te nutten in den noot. Volgt dan een afdeling ruiters, zeer vreedzaam gewapend met vaandels en processietoortsen van ambachten en neringen. (Van die zeldzame dingen bewaart het Bijlokemuseum een talrijke verzameling.) ¡ Nu treedt een groep paters aan; een hunner torst een prachtig kruis, een andere een van een zilveren stoffe vervaardigd vaandel. Dit vaandel is waarlijk het bekijken waard want het laat zien hoe de H. Augustinus verscheidene Ketters meedogenloos vertrappelt die hij "met syne krachtige schriften overwonnen heeft ende noch heden-daeghs overwinnen kan als jemandt teghen de waerheyt van het Alder-heylighste SACRAMENT des Autaers souds willen op-zeylen" (= doen verloren gaan). Ook het Gulde van O.L.V. van Halle is van de partij. De leden van dat gulde, allemaal mannen, zingen een lied, stemme Courante Monsieur. Nu 67
volgen de stedelijke hoogwaardigheidsbekleders en de religieuzen van de 4 ordens. Zij dragen brandende toortsen en zingen een zevenstro6.g lied dat voor de zoveelste keer het SACRAMENT en het BLOED roemt. Stemme : รณ schoone !sabeL (Wat zouden we er niet voor geven om in het bezit te komen van de tekst van dat veeleer werelds liedje evenals van het al niet minder werelds Courante Monsieur ? ) De lange staart van de processie wordt gevormd door de hetzelfde lied meezingende volksmassa. De tweede processie, de "Vermaeckelycken I Ghendtschen I OM-GANCKI MET Reusen, Reusinnen, Leeuwen, Arendts, Kemels, ende I meer andere op-ghetoyde Beesten, beneffens neghen I schoone Triomf-Waghens", wordt heel wat uitvoeriger beschreven. Ze wordt evengoed Processie van Recreatie genoemd; een benaming die evenals het etiket "vermakelijke" ons per slot van rekening op een dwaalspoor zou kunnen brengen, want ook deze optocht drijft over van H SACRAMENTEN en H. BLOEDEN. Ze spelen uiteraard een hoofdrol in het goddelijk spel alhoewel de oorlog (1) die keizer Leopold( us) tegen de ongelovigen, tegen de "Turcksche Maen", in die tijd naarstig aan het voeren was in geen mindere mate ten tonele gevoerd wordt. Van de stoet maakte A. V.H., ontegenzeglijk een Augustijnerpater, een pentekening ( 56 cm x 43 cm) die in de Universiteitsbibliotheek bewaard wordt. Omtrent het midden van de vorige eeuw werd de bekende Gentse graveur Charles Onghena belast met het maken van een litho van die tekening. We reproduceren ze, in natuurlijke grootte, omdat ze het bekijken waard is. Maar vooral omdat ze ons toelaat de processie - iii gedachten- te zien voorbij~ekken. Voorop rijden de stadstrompetters, keteltromslagers en standaarddragers. Vaandeldragers laten de Gentse Witte Leeuw en het Wit Kasteel van de Oudburg wapperen. De Maagd van Gent berijdt hovaardig haar Witte Leeuw; onder de arm houdt ze een hoorn des overvloeds. (nr. 1) Die hoorn is hier op zijn plaats want de stoet werd grotendeels door de Magistraat bekostigd. Zoals u weet is onze sympathieke Gentse Maagd ( 2) steeds een zeer populaire, gewaardeerde en vereerde jonge dame geweest. Het is dan ook niet te verwonderen dat de paters haar aan het woord laten; van de gelegenheid ruimschoots gebruik makend om de soevereinen op te hemelen en de gehate Turk te vervloeken. lek sitt' op eenen LEEUW met haghel-witte krollen : 'Ken vroet in d'aerde niet, ghelijck de blinde mollen; lek draegh' t' hooft in de Locht : 'k en vreese gheen ghewelt, Al wierdt den wreeden TURCK met my in 't veldt ghestelt. Heb' ick in mijnen schoot, om ander' daer te laeten,
68
Afb. 4. Een brand uitgebroken in de nacht van 19/20 januari 1838legde de kerk in de as. Menig kunstwerk ging aldus onwederroepelijk verloren : beeldhouwwerken en schilderijen, waaronder een veelzeggend werk van N. de Liemaeckere HET HEILIG SACRAMENT VAN MIRAKEL, benevens doeken van Pieter van Reysschoot, van wie we schilderijen kunnen bewonderen in het koor van de St.-Baafskerk en in het Hotel d'Hane Steenhuyse. (Copyright Stadsarchief)
69
Niet neghen rnaenden langh (het ghene my moest baeten) Gheclraeghen CAROLUM KAREL V, die met den naem alleen De vrees gaf aen den Turck, den schroom aen groot en kleen ? Ben ick niet op-ghe-voeyt van on-be-vreesde LEEUWEN, Die 't MAHOMETSCHE VOLCK van over vele eeuwen Bespronghen over al met on-ver-moeyden voet, Ghelijck den kloecken Heldt van LOTHARINGHEN keizer Leo_pold doet? Heeft 't houten Troyen-peert ghe-gheven kloecker Mannen, Als ick ghe-ghe-ven heb', om uyt ons Landt te bannen, En om te niet-te-doen den Turck met syn haelf MAEN, Die dieper in syn hooft ghe-heel sou moghen slaen ? Het staet dan wel ghe-grondt, dat ick op dese daghen Aen-biede veel ghelucks met de Victori slaghen Aen LBOPOLDUS CROON, die hy ghevochten heeft, En daer TURCKYEN voor met groote vreese beeft. Het staet dan wel ghe-grondt, dat ick met blyder wesen De straeten van myn stadt begheere t' over-lesen, Om een ghemeyne vreught de borghers aen-te-doen, Ter-wylen dat den tijt is aenghenaem en groen. Het staet dan wel ghe-grondt, dat wy met volle monden Uyt-blaesen op het Landt van Christelycke gronden Den wel-ver-dienden Lof van 't HUYS VAN OOSTENRYCK, Dat meer aen LEEUWEN schynt, als ick, te zijn ghelijck. (3) Een groep ruiters gaat een andere bereden leeuw vooraf. Dit keer is het een zwarte Leeuw die ook door een maagd in toom gehouden wordt : de Maagd van Vlaanderen. (nr. 2) Men meldt den volke dat "kloecken graef Philippus (Filips van den Elzas) naer 't Saracenen-Landt" trok van waer hij de Leeuw (in zijn wapenschild) meebracht. Ook deze Maagd wil mordicus haar duit in het zakje doen : Den douw, die uyt de locht sal vallen met den seghen Van Godts ghe-wyde handt, sal op be-nauwde weghen Den KEYSER (Leopold) soo doen staen, dat al het TURCKS ghewelr Met hunne hooverdy sal worden neĂŞr-ghe-velt. Het HUYS VAN OOSTEN-RYCK eerst boven alle Hoven Het BROOT DER ENGHELEN, dat niemandt kan vol-loven. Het HUYS VAN OOSTEN-RYCK heeft Godt gh~benedyt, Al is 't tot achter-deel der TURCKEN, en tot spyt. De eerste praalwagen (nr. 3) is dan ook geheel gewijd aan het Sacrament alias "Broot der Enghelen" : Bovenop zit, bestraald door een hemelse zon, een Seraf ofte Serafijn. Dat is een engel uit het hoogste van de negen engelkoren. Hij zal wel goed kunnen vliegen hebben, want hij beschik70
te op maar liefst drie paar vleugels. Op het hoofd draagt hij een kroon van veren. Rondom het verhoog hebben een half dozijn "Deugden" plaats genomen. Een hunner vertoont het Paaslam, zijnde het Sacrament van het Oud Testament; een andere doet hetzelfde met de Remonstrans, zijnde de Waarheid verkondigd door het Nieuw Testament. De overige deugden zijn belast met het "vertonen" van de ciborie (voor het Brood) en van de kelk (voor de Wijn). De rest van de wagen heeft men volgepropt met engelen die zonder op adem te komen, een loflied uitgalmen, een "Ghesangh op het Broot der Enghelen". De stemme komt ook al uit de wereldlijke hoek : Petit Brisach. 0 blinden mensch ! verandert uwen sin : Eert 't BROOT DER ENGHELS met een suyver min. Dat BROOT, dat ENGHELS BROOT sal- noyt vergaen. Maer, als de doot sal op uw' lippen staen, Wysen de Hemel-baen. De tweede praalwagen (nr. 4), voorafgegaan van ruiters en vaandeldragers, maakt ons vertrouwd met het Oud Testament. Om uit de gewoonte niet te gaan heeft een Maagd zich van de top van de wagen meester( es) gemaakt. Haar taak bestaat er dan ook in dat O.T. in levende lijve te symboliseren. Opdat eenieder het geval naar behoren zou snappen heeft ze de hand gelegd op Mozes' Twee Tafelen en de spreekwoordelijke Roede waarmee hij gewend is de dwazen te tuchtigen. De 4 zijden van de wagen zijn opgeluisterd met evenveel momenten ontleend aan het O.T. :a) het offer van Melchisedek, van wie gezegd wordt dat hij priester-koning (van Jeruzalem) was; hij had noch vader, noch moeder, noch stamboom. Precies daarom ging hij door als Koning der Rechtvaardigheid; b) het offeren van het Paaslam; c) de Ark des Verbonds; een eenvoudige kist waarin naar verhaald wordt de Wetstafelen bewaard werden. Ten gevolge van krijgsgeweld gingen ze helaas verloren; d) het toneel ons vertonend hoe de IsraĂŤlieten tijdens de woestijntocht een vloed van naar honigkoek smakend manna toegeworpen kregen. De derde praalwagen (nr. 5) die ook alweer voorafgegaan wordt door o.a. "titels" dragend~ ruiters, is gewijd aan het Nieuw Testament "verdryvende de schaduwe van het O.T. Hij is "bekleedt met Maeghdekens op de hedendaeghsche maniere met vergulde tacken in de hant". De hoofdrol in dit alleszins charmant vertoon wordt evenwel gespeeld door een engel die met beide handen een kelk omknelt waaraan DRIE BLOEDENDE HOSTIES bevestigd zijn : voorwaar DE herinnering aan het niet weg te denken H BLOEDMIRAKEL. Wat in geen cavalcade die naam waardig, mocht ontbreken - denk maar even aan de Macarius-cavalcade - waren de door het publiek zo geliefde "gedierten". In onze processie zijn het "Den Voghel Phoenix" (nr. 6) en "Den Kemel" (nr. 7) die de rij beesten openen. 71
Die mythologische vogel van universele reputatie komt namelijk Christus' heropstanding symboliseren. Wat die kemel, eigenlijk een dromedaris, betreft, is het zonneklaar dat hij de christelijke gehoorzaamheid, gedweeheid en gematigdheid voorstelt. De volgende, vierde, wagen (nr. 8) voert minder verwachte personages ten tonele : de zo heidense als aardse godheden dame Ceres en heer Bacchus. Degenen die de ommegang komen bekijken weten maar al te goed - beter dan wij - wat dat te schuwen als de pest paar individuen hier komt uithalen : het propageren van al wat met aardse dingen, dus met de zinnen en het vlees te maken heeft. Trouwens is die aanwezigheid voor de processiegangers een welkome aansporing om nogmaals een lied te laten horen: "Gesangh op de vyflichaemelycke sinnen". Stemroe Hoe logh' ick hier in dees Ellende ? " (4) Het spreekt vanzelf dat van de aangeboden gelegenheid gretig gebruik gemaakt wordt om met mooie woorden ten aanval te gaan tegen de verfoeide protestant : Volght het GE-HOOR, verblinde menschen, En houdt u aen Gods woorden vast : De KETTERY, vol boose wenschen, Leert, dat de Waerheyt qualijck past. Als ghy Godt HOORT, hy sal u HOOREN. Hy sal u HOOREN, sonder OOREN. (Karamelverzen die u noch ik smaken noch verteren kunnen? Inderdaad, doch schetsen ze niet voortreffelijk een wijze van denken en voelen zo eigen aan de mens uit die tijd ? ) Van ketterij gesproken. Weet u welk "gedierte'' dat onzalig geloof vertegenwoordigt ? Het zwijn ! (nr. 9) De paters weten van wanten : Is het niet in de modder en in de mest dat het walgelijk beest zich het best thuis voelt ? Bovendien verzinnebeeldt het de obsceniteit aangezien zijn wulpse zeug nooit ophoudt jongen te werpen. De vijfde praalwagen (nr. 10) heeft men aan hetNieuw Testament gewijd. Hij is letterlijk bedolven onder bedrijvige engelen die allemaal welsprekende "titels" te savoureren geven : Offerhande sonder bloet Die den Hemel open doet, en nog andere Wijze overwegingen. Minder eerbiedwaardig en delicaat schijnt mij een van die wijsheden : Hy (het Sacrament) wordt g'eten sonder beten. Het gedierte dat nu komt opdagen is het tegengestelde van het ketters zwijn : de edele, witte zwaan (nr. 11) die als taak heeft het Geloof voor te stellen en derhalve bereden wordt door de zoveelste Maagd. Vergeet niet dat door om het even welke Beschaving, hoe oud ze ook wezen moge, die vogel beschouwd werd als de ongereptste en onbevlektste aller schepselen. Er is inderdaad slechts één stap te doen om van die ongeëve72
\ ,1;.,.;. B /In( C. l't11ulm J)_ ,fflrri··~'J E. /( ~'fl n; F. A~·nf..t•fl , ll lfo( lf .lrr:J"'I"rr":J"'"' ,/pr(an(rrnr i'lu( .r nut Talrli~IJ'I s 1 -Grt.rlNI l·uuur. tJ. Zu·k~n huis~ K J.:,.rl·ho( J,.ffpl lt ;J!Ie;~ ,f., :11. r:roolM !tof,
:V ]Jromrrr_'j , 0. IJ"U"r!J
I .
·-·--------. '• . . \. . '" \.·. .**,.
.. .. .·----------··. • •
•
G
....
)f
.•
\.
~ ··.
,.
'
'-'
* -·"'
-
.. Sr.-MA 1< ~ R l t:' T" 3
•
-r 'Q.. -;X ·:
-
•
Y
Afb. 5. Plattegrond van een gedeelte van het klooster. De verbindingen X-X en Y-Y geven de afbakening aan van de Academiestraat. (Copyright Stadsarchief)
73
naarde blankheid in het hemels Licht terecht te komen : bij het Geloof, bij Christus in hoogsteigen persoon .. Dus bij het Sacrament, waartoe trouwens alle paden leiden. Aan dat alles wordt ons nogmaals vriendelijk herinnerd door het zoveelste lied dat de processiegangers de toeschouwers ten beste geven. Stemme : Wel Hansien (Hansje) sijt ghy de welde (weelde) moe ? In dit Gheloof sal ick mynen snick, Als 't Godt believen sal, gheven op eenen ooghen-blick, Om witter als een SW AEN Den Hemel in te gaen. Daer sullen wy Godts wesen, Den loon van ons Gheloof Ooghe aen ooghe lesen. En ontfanghen 't lauwer-loof. (Tussen haakjes : Welke schattige (woordspeling) lezeres of dito lezer is zo fortuinlijk dat zij of hij ons de tekst van Hansiens liedje kan bezorgen? Zij of hij weze voor haar of zijn dienstvaardigheid hartgrondig en op voorhand bedankt.) Sinjeur Zwaan wordt op de voet gevolgd door "den Pellicaen" (nr. 12). Deze heeft ook al weer een Maagd te torsen. Waarachtig een fabeldier van universele beroemdheid. U kent beslist zijn geschiedenis of liever de geschiedenis van Mevrouw Pelikaan : Om haar dode jongen tot he t leven terug te roepen opent zij een van haar zijden zodat een flinke straal bloed de jongen besproeit. Het door de moeder gebracht offer draagt vruchten, want de kleintjes herleven. Is per slot van rekening met Christus niet hetzelfde gebeurd ? Redde hij niet door de hem toegebrachte zijde-wonde de algehele Mensheid ? In sommige kerken in Frankrijk prijken Christusbeelden waarboven een pelikaan zich parmantig neergezet heeft. "Je suis devenu semblable au pĂŠlican" verduidelijkt u een begeleidend opschrift. Zoals u kunt merken verstonden de Gentse Augustijnen niet alleen "de kunst het ene karamelvers na het andere uit hun wijde mouwen te schudden, zowel de unieke Physiologus, dat in het begin van de 2de eeuw ontstane verhaal hetwelk maar liefst eenenveertig fabeldieren aan het woord liet, als de talrijke middeleeuwse bestiarissen die nota bene hun geleerdheid van dat oeroude verhaal kregen, hadden voor hen geen geheimen te verbergen. Wat die twee Herten (nrs. 13 en 14) in de processie verloren hebben ? U moet weten dat het de H. Augustinas himself was die het in een van zijn psalmen verkondigde : "Rent wat ge rennen kunt naar de Bron der Wijsheid. Rent zo vlug als - of nog vlugger dan - het Hert, want uw heil hangt van uw vlugheid af'. Bovendien is het Hert het deugd~ zaamste aller viervoeters en een verwoede doder van het vuigste aller dieren : de slang. Als u mij niet gelooft ga maar eens het wondermooi schilderij van Lucas Cranach bekijken dat het eerste mensenpaar voorstelt tijdens de zondeval : een pracht van een Hert maakt zich he-
74
schaamd en ontgoocheld uit de voeten. Het is eJ' ongelukkig niet in geslaagd de Slang te vernietigen die de zonde verwekte. Het zal dan ook niet naar de Bron kunnen gaan om er zijn dorst te gaan lessen. lek haeck' naer u om dat ghy my wel smaeckt Gelijck den HERT naer de Fonteyne haeckt. Ik vergat bijna te vermelden dat ook deze "gedierten" door authentieke maagden gemend worden. Dat een tiental andere maagden de zesde praalwagen (nr. 15) stormenderhand ingenomen hebben mag ons geen zier verwonderen. Om te tonen dat ze wel degelijk van Gentse komaf zijn, zijn ze in het witzwart gekleed. En om hun medezusters geen concurrentie aan te doen ·presenteren ze "titels" die natuurlijk de mond vol hebben van het Sacrament. Maar goed. Ziedaar dat onze aandacht getrokken wordt op de drie · Chariten alias Liefdekens alias Gratiën alias Godinnen van "Goetwilligheyt". Ze hebben zich onder een enorme Ciborie neergevlijd. Ik ben zeker dat ze de jaloersheid opwekken van de andere jonkvrouwtjes. Door niet trieer dan een luttele groep ruiters is de zesde door de zevende praalwagen (nr. 16) gescheiden. Deze laatste stelt de Hel voor. Het akelig onderwerelds verblijf is er als de kippen bij om ons de "Doodt der Zielen ende lichaemelycke Straffen over de Heyligh-Schendighe Nuttinghe van dese Alderheylighste SPYSE der Menschen (Sacrament)" in herinnering te brengen. Voor 't geval dat men het zou vergeten hebben. Gitzwarte duivels en groteske met ezels- of gierenkoppen toebedeelde figuurtjes hebben boYenop massieve, sombere torens post gevat, wachtend op het vreselijk werk waarvoor ze uitverkoren zijn. Van de begeleidende bereden Satans is er alvast een die gewapend is met zijn geliefkozende tweetand. Zulk gereedschap (5) heeft Jeroen Bosch benevens nog andere ambachtelijke benodigdheden, waaronder zogenaamde harpoenen (6), (staken eindigend op 2 of 3 haken) op zijn Laatste Oordeel (Baytown, U.S.A.) meesterlijk afgebeeld. Een van de torenwachtende duivels hanteert met zwier zulk een foltertuig. Onze paters schijnen fervente voorstanders geweest te zijn van het naast elkaar neerzetten van uitersten, want op de Hel aiias de Ondeugd, laten ze een van de deugden volgen, met name de Kuisheid (nr. 17). Deze berijdt het fabelachtigste aller fabeldieren : de Eenhoorn. De natuur heeft hem aan een slank paardelijf geholpen en in het midden van zijn voorhoofd een lange, vlijmscherpe, schroefvormig gedraaide hoorn geplant. Een buitenissigheid waarvan de wonderbare geneeskracht eeuwen lang troef was. Gedurende die tijd werd hij maar aldoor naar hartelust geportretteerd. O.:i zien we hem voorgesteld in de zgn. Bijbel van Petrus Comestor (B.N. Parijs) waar hij in gezelschap van het 75
1\ugustijnenkerk {.St-Stephanus). Vóór de herstelling - Juni 1907. Na de >herstelling - Odobe
Hert het zondevalgebeuren bijwoont. Elders, op een Frans wandtapijt (Kunsthist. Mus. Wenen ) zien we hem, gespannen voor de prachtwagen van de Kuisheid, met zijn poten de op de bodem liggende zinnelijke liefde met welgevallen vertrappelen. Nog elders, in een manuscript (Rijksuniversiteit Leiden) ontmoeten we hem terwijl hij, de voorpoten op de knieën van de H. Maagd geplaatst, door Haar gestreeld wordt. Den EEN-HOREN, als een Lam, wordt met goede reueken tam. Soo vergramt de sonde Godt, die strijdt teghen syn ghebodt. Soo straft Godt den quaeden wil, Syne straffe staet noyt stiL Het kon niet anders of ook de Adelaar, bereden door een gewapend personage, (nr. 17bis) moest van de wandelende partij zijn. Is hij wellicht niet de hoogstvliegende van alle schepselen ? Is hij trouwens niet het enige dier dat het ooit waagde in de zon te blikken ? Is het ten slotte niet zo dat ook Christus in de hemel boven alle heiligen verheven is ? En als de evangelist Johannes de adelaar als zijn waarteken uitgekozen heeft en niet schrijven kan zonder door de geweldige vogel vergezelschapt te zijn, zal hij wel geweten hebben waarom hij die keuze deed. Van de andere kant is de aanwezigheid van de koning der vogels in de processie heel gemakkelijk te verklaren. Het Keizerlijk Huis van Oostenrijk dat men in de ommegang in de persoon van Leopoldus bijna zo uitbundig viert en vereert als zulks het ' t geval is met het Sacra76
ment, draagt die edele adel-aar in zijn wapenschild : de dubbele adelaar- tweekoppig omdat hiJnu eenmaal van keizerlijken bloede is die we straks nog beter zullen leren kennen. "Gedierte" Adelaar wordt gevolgd door de achtste "Triomfwaghen" (nr. 18). Vier met pluimen getooide witte paarden trekken hem voort. Neergezeten aan de voet van een reusachtige wondermooie Ciborie tronen 3 jonge dames met bevallige waardigheid. Ze heten Geloof, Hoop en Liefde, die ongeëvenaarde goddelijke Deugden die de stam vormen van de bijbelse Boom der Deugden. Men ziet het hun aan dat ze zich verblijden in de ''Lof-weerdighe verhef6nghe van het H. Broot der Enghelen." Wie beslist geen verstek laat gaan is de dikhuidige kolos Olifant (nr. 19). Zowel van de Deugd Zachtmoedigheid als van de Pietas is hij het voornaamste waarmerk. Bovendien is het- reeds door de Oude Grieken - bewezen dat hij al in geen mindere mate dan de Eenhoorn, het symbool is van de Kuisheid. Dat bewees hij sedert mensenheugenis metterdaad : was zijn vrouwtje zwanger, dan onthield hij zkh van elke vrijerij. Zowat twee jaar aan een stuk. Had een everzwijn het ongeluk zijn weg te kruisen, dan maakte hij die verpersoonlijking van de ge.. slachtsdrift, met zwier van kant. Het deugdzaam gedoe van het olifantenpaar vergeleek men in de· middeleeuwen niet zelden met de door Adam en Eva in het paradijs verrichte snode daad. Waarom ook niet ? (Men ti10et over een scherp gezicht beschikken wil men heer Olifant op de afbeelding in- het oog krijgen, want wegens het bemand kasteel -zonder enige twijfel met lieve Deugdekens-dat hij op de-brede-rug torst, zijn alleen maar zijn kop met een slagtand - uiterst links - en zijn staart - uiterst rechts - te ontwaren. Een curieus detail : op zijn slurf zit schrijlings een gewapend (? ) personage.) Eindelijk is de clou van de ommegang, de negende praalwagen (nr. 20) in zicht. Hij vertelt ons in geuren en kleuren de "Victorie bevochten op de Turcken door den KEYSER LBOPOLDUS DEN 1." Zo'n op dat ogenblik nog in leven zijnde grootheid moet beslist de (natuurlijk goede) weg gewezen worden door een lange sliert sedert lang of heellang niet meer levende· collega's kroon dragers. Juist geteld 14 stuks, in groepjes van drie of twee aantredende majesteiten, de schitterende kroon op het edele hoofd neergezet en de almachtige scepter in de rechterhand gestopt. Ze zijn van de eersten tot de laatsten intieme kennissen van de paters (intiem bij manier van spreken, want ze maken er waarachtig Oostenrijkse van, wat nog al bij 't haar getrokken is. Maar ja, welk kwaad bestond erin keizer Leopold die inderdaad een Oostenrijkse keizer is, een beetje de mouw te frotten ? ) Voor het kijkende volk daarentegen zijn al die mannen minder bekende heerschappen.
77
Van de eerste scepterdrager, Karel I, genoemd de Grote, (768-814) tot de laatste, Ferclinand III (1619-1637), Leopoldus' vader, wedijverden ze allemaal in het bevechten, overwinnen en bestraffen van die woedende Turken, Saracenen, Muzelmannen, of hoe men die Mohammedanen vermocht te noemen. Als u de eerste groep van drie met enige aandacht gade slaat zult u ontdekken dat die stoere kerels steigerende Friese hengsten berijden. Dat kan bezwaarlijk anders want de ene ruiter is al onstuimiger dan de andere in het bespringen van de gehate man met de sikkel. Van onze Karel de Grote weten we dat hij baas boven baas was. Zie hoe hij vooruit stormt geflankeerd door zijn zoon Loclewijk I ( 814840) en een verre bloedverwant van hem, Hendrik I (919-936). Dat keizerlijke Loclewijk en zijn koninklijke zoon Lotharius als kat en hond leefden - eigenlijk als wolf en hyĂŤna - was geenszins een beletsel om hem naderhand de Vrome te heten. Op weg om een andere zoon van hem met het zwaard in de knuist te lijf te gaan, overleed hij in de Rijnstreek. Men begroef hem te Metz. Heeft hy niet om syn deught verdient den goeden naem Van een Godt-vruchtigh Man, van een vergulde faem ? Binnen de Stad van Ments, daer (waar) ons Gheloof noch staet En daer de Ketterij gheboeyt met ysers gaet. Aldus zingt mejuffrouw Terpsichore, een der 9 Sangh-Goddinnen die om de beurt de 14 Gehoonden in de bloemetjes en op de piĂŤdestal zetten. De andere buurman van Karel de Grote, Hendrik I, wordt aanzien als de grondvester van het Duitse Rijk. Toen, (in 919), gezanten hem zijn verkiezing tot koning kwamen melden, was hij ijverig bezig vogels te vangen. Vandaar dat de geschiedenis hem Hendrik de Voge~ laar gaan noemen is. Hij versloeg de Hongaren die zijn land binnengevallen waren (933). Iets dat voor de paters gelijk stond met het uit de weg ruimen van gepatenteerde Turken. Met die vele keizers kennis maken die achter Karel de Grote en zijn twee buren komen gereden, gaan we niet doen, want velen onder hen kennen we van haar noch pluim. Otto I en Hendrik II die in het kielzog van hun voorgangers aantreden, mogen we niet onopgemerkt laten voorbijstappen. Zoals u zult weten werd van Otto I (936-973) uitgestrooid dat hij te Gent de Ottogracht heeft laten graven, maar dat is een grove leugen. Wat integendeel een echte waarheid is, is dat hij de man was die op 2 febr. 962 te Rome door paus Johannes XII tot keizer gekroond werd en deze het volgende jaar, alleszins niet uit verering en dankbaarheid, van de pauselijke troon stootte. Die weinig stichtende handeling klopt in het geheel niet met wat sangh-goddinne Melpomene over hem weet te zingen : 78
Hy heeft de Kercke Godts met woorden, ende wercken, Met ghelt, met goet, en bloet soo vast willen verstercken, Dat niemandt met ghewelt daer teghen zeylen (tegenstand bieden) sou, Al quam hy uyt de hel met eenen helsehen klou. Hendrik 11, de heilige, (1002-1024) werd tussen twee bloedige veldslagen in te Rome (1014) door paus Benedictus VIII tot keizer gekroond. Wegens zijn voorbeeldig gedrag en goede zeden (het is bekend dat hij en zijn keizerin in gemeen akkoord als broer en zus door het leven hebben gestapt) werd hij in 1146 door paus Eugenius UI gecanoniseerd. Wellicht om de Brave Hendrik ter wille te zijn deed paus Innocentius III hetzelfde met zijn weduwe, Kunigunde : hij canoniseerde haar in 1200. Omdat ze destijds te Bamberg een aartsbisdom en een klooster gesticht had. Verneem wat sangh-goddinne Erato over onze Hendrik weet te zingen : Hy was hier soo goet, soo op-ghe-vult met deughden, Dat 't Rijck van Ungaren in sijne deught vondt vreughden, En hem voor Heyligh hiel, ghelijck hy is ghe-weest, Het ghene is bekent aen die syn wercken leest. De monumentale Leopoldus-wagen wordt door maar liefst 9 met vederen getooide paarden voortgetrokken. De scepter zwaaiend troont de keizerlijke gekroonde op het hoogste platform van de wagen. De Spaanse koning Karel 11, het zwaard in de hand geklemd, houdt hem een verdieping lager, gezelschap. Om eraan te:herinneren dat Spanje ten onzent ook nog wat in de pap te brokken had. Liggende leeuwen, die wellicht Gentse of Vlaamse zullen zijn, wapperende dubbele adelaars en bundels wapens zorgen voor de versiering van het monument. Ook de gevangen Turk die men achteraan de troon vastgebonden heeft.Van trompetters en vaandeldragers vodrafgegaan volgt nu het kruimken uit van de edele, rijke en voor 't zeggen hebbende kasten. Ze zijn allen, naar men mij verzekert, in het fijnste, kostbaarste scharlaken uitgedost. Wat het koninklijk baldakijn (nr. 21) hier komt voorbijslenteren, kunnen we niet gissen. _ Zoals dat nu eenmaal hoort, eindigt de processie op een vrolijke noot. De Reus, vergezeld van zijn twee zonen en de Reuzin, vergezeld van haar twee dochters (nr. 22), sluiten de ommegang. Dat gebeurt - om uit de gewoonte niet te gaan - al zingend een "Kermis-ghesangh". Stemroe Laet ons sneuekelen (wie bezorgt mij de strofen van dat liedje dat zoveel beloften inhoudt ? ) · Lieve vrienden, die binnen Ghent Zijt ghe-komen on-be-kent, Voeght u aen de tafel mê 't Is de kermis van dese Stê In de Stadt is' er noch Wijn en Bier in 't vat.
79
1
Afb:-7. ;ers te helft van de litho van Ch. Onghena. 80
Afb. 8. Tweede helft van de litho van Ch. Onghena.
81
Dermonde, Cortrijck, Brusselaer, comt Mechelaer : Komt Loven oock, vreest gheen ghe-spoock, Antwerpenaer, comt Aelstenaer, Brugghelinghen, lae t u d'winghen: Eet Capuynen-vleesch sonder_loock. Als slot dat pakt wordt den volke een JAER-WIJSER (chronogram , jaartalvers), een specialiteit van die dagen, ter ontcijfering aangeboden. singht hier : sprlnght, zYt VroLYCk, Mans, oVer UWen reUsenDans. Werd de processie door ons aller geliefde Gentse Maagd al paardrijdend geopend, de paters zorgden ervoor dat dezelfde onsterfelijke dame er een punt achter zette. We kopiĂŤren de haar (= de magistraat) opgedragen ode omdat we aldus menig Maagd-lievende G.T.-lezer(es) een dienst menen te bewijzen. Vermaerde Gentsche-Maeght, vriendinne van den Leeuw, Diesonder vreese gaen, en sonder vreese schreeuw, Vaeght-uwe traenen-af, heft-uwe ooghen op Met uwen witten hals, en fraey gekrolden kop. Wat kan u suyver hert beweghen, om te suchten , Daer (waar) ons van allen kant aen-vloeyen de ghenuchten ? De woleken sijn voor-by, de stormen zijn vergaen Die tusschen uwen schoot met listen zijn ghedaen. (de inneming van Gent door Loclewijk XIV en de aangebrachte verwoestingen) Uw' mueren zijn versterckt, de vrees' is wegh-ghenomen (versterking van het St.-Pieterskwartier en bouw van de kazerne op de Kattenberg) Van noch eens met Ghewelt den vyandt te sien komen Om uwen Maeghden-glans te quetsen met een sweirt Dat beter over lanck den Turck had af-ghe-weirt. Pallas met den Olijf heeft u den Peys ghe-gheven, (wapenstilstand van Regensburg 6 okt. 1684) Om buyten alle vrees in volle rust ' te leven : Om Kinders van de Stadtin hunnen groensten Uongsten) tijt Te senden nae de School met yver en jolijt. (reclame voor eigen winkel) Om Kinders van de Stadt, als spruytĂŽens, op te quicken Die met een heym (Gents ) vernuft de knoppen en de stricken _ Van List en van Ghewelt ontbonden souden sien Tot vrydom van het Landt, tot troost van droeve lien. Met het plegen van onderhavig artikel willen we alleen benadrukken hoe een weliswaar heiligschennende maar in feite banale misdaad, het stelen van kerkelijke juwelen, de aansporing kan zijn tot het op het getouw zet-
82
ten van een manifestatie die een vele eeuwen durend bestaan gekend heeft. Er meteen op wijzend hoe deskundig en bevoegd de paters waren bij het verwezenlijken van die manifestatie. Tevens maakten we van de gelegenheid gebruik om een paar interessante, het klooster betreffende illustraties mee te delen. Alleen betreuren we het dat we geen betere reproductie van Onghena's gravure kunnen aanbieden. Veelliever hadden we de oorspronkelijke prent gereproduceerd, maar dat is helaas niet mogelijk geweest. M. VAN WESEMAEL NOTEN 1. De Turkenoorlog die aanving (1683) met de beleger-ing van Wenen. Deze werd
voorkomen dank zij de tussenkomst van de Poolse koningJan Sobieski. De oorlog eindigde (1699) met de ondertekening van het Verdrag van Carlowitz (thans gelegen in Joegoslavië). Daarbij werd Oostenrijk in het bezit gesteld van Hongarije en Zevenbergen. 2. Zie G.T. 1975 blz. 211-215 ; 1976 blz. 63-73; 115-127; 207-220. 3 . Het is zo klaar als een klontje dat we deze rijmelarij en die welke zullen volgen, slechts overnemen wegens de folklore waarvan ze rijkelijk voorzien is. 4. Verwant met: Hoe lig ik hier in d'uyterste ellenden ; klagten van eenenjongman die door Venus dè weireld moest verlaeten. 5. De tweetand evenals de drietand zijn attributen van duivels en andere mythologische personages die in de Christelijke iconografie een ruime plaats gekregen hebben. Op de "Verleiding van St.-Gutlac" (12de eeuw , British Mus. Londen) zien we hoe Satan een gemijterde bisschop in de Hel duwt. Een ander typisch voorbeeld van het gebruik van de tweetand is de prachtig gekleurde Helle-voorstelling (begin 13de eeuw, B.N. Parijs) waar geen mensen maar tweekoppige monsters te lijf worden gegaan. Het waren niet alleen duivels die de tweetand en de drietand hanteerden , ook waarachtige engelen wisten met die dingen om te gaan : als twee onder hen de "Hoer op het zevenkoppige beest" in de vuurpoel duwen (miniatuur een Lusthof voorstellend) . 6. In het Passiespel in 1547 te Valendennes opgevoerd zijn.2 van de optredende duivels met een harpoen gewapend. En als er in de "Geschiedenis van de H. Graal" (15de eeuw, B.N. Parijs) gehoornde en van vleermuizenvlerken voorziene duivels ten tonele verschijnen hebben ook zij hun harpoenen meegebracht. BIBLIOGRAFIE
Augustijnerklooster te Gent, uitgave Paters Augustijnen, Gent, z.j. Augustijnen Gent, uitgave Paters Augustijnen, Gent, z.j. Bij het 75-jarig bestaan van de belgische Augustijnenprovincie, door J. van der Linden, P. Braem, A. Baekelandt, O.S.A. , Gent, 197 6 Jos Vermeulen, De Kapel "Het Putje" te Maltebrugge, in De Toerist, april1945 1000 Jaar Ekkergem, Gent, 1974 Kort-bondigh Verhael van het H. Bloet van Mirakel... Triumphanten Ommeganck Opghedragen aen de Seer Edele, wyse, ende voorsienighe Heeren myn Heer den Hoogh-Baillu, Voor-Schepenen ... by het vermaert Collegie van de Eerw. PP. Augustynen door de mildtheydt vande selve Heeren. Prent, z.j. Abrégé de tout ce qu'il y aura ... Procession Triumphale de Gand ,juin 1698
83
Inventaire ArchĂŠologique-'- Fiche Nr. 410 In de rubriek "Burgerlijke Bouwwerken" (Koningstraat Nr 18- XVIIIe eeuw - 1746), stelde Prosper Claeys op 10 october 1906, in de Franse taal, de fiche op van HET PALEIS VAN DE KONINKLIJKE VLAAMSE ACADEMIE De Koninklijke Vlaamse Academie staat, in de Koningstraat, op de plaats waar vroeger een Steen stond dat tenminste dateert van de XIVe eeuw ( 1). De oudst gekende eigenaar van dit Steen, waarvan de naam vermeld wordt in een akte van 16 december 1426, is Lieven Damman, Heer van Oombergen. Een tekening, die deel uitmaakt van de Adas van Gent die samengesteld werd aan de bibliotheek van de Stad en van de Universiteit, stelt dit oud Steen in natuursteen met zijn hoge muren met kantelen voor. Het is onder deze vorm dat het in de XVIe eeuw beschreven wordt in het Cijnsboek van Karel van Oxelaere. De oude patriciĂŤrswoning droeg tot aan haar sloping in 1745 de naam van Huus van Oombergen of het Dammansteen. In april1745 kocht de Gentse bouwmeester David 't Kindt het gebouw en de aanpalende eigendommen. Hij brak het geheel af en bouwde op deze plaats het hotel met zijn prachtige gevel zoals wij hem nu vandaag nog zien. Het is zeker een van de eerste voorbeelden van de Ladewijk XV-stijl in Gent. In zijn bouwaanvraag, gericht aan de Keure op 27 juli 1746, gaf 't Kindt de beschrijving van het gebouw zoals hij zich voorstelde het te zullen oprichten en waarvan hij de gevel aldus beschreef : Benen schoonen ghevel van witten steen en blauwen arduyn met al sijne ciraeten ... Het hotel van de Koningstraat, dat met zijn aanhorigheden een oppervlakte beslaat van een duizendtal vierkante meter, werd openbaar verkocht in het begin van het jaar 1892. De Regering kocht het aan voor de som van 94.000 fr. en installeerde er de Vlaamse Academie die gesticht werd in 1886. De ingangspoort en het stenen sculpturaal motief dat er bovengeplaatst is, alsook de stenen omlijsting van het venster van het fronton, werden onlangs hermaakt; de voorgevel werd ook ontdaan van de lagen verf die de stenen bedekten en werd hersteld. Cfr. Fr. De Potter, "Gent van de oudste tijd tot heden", t. VII en "Jaarboek der Kon. Vlaamsche Academie", 1893, p. 67-79.- Prosper Claeys 84
t
I
(Foto Stad Gent. Dienst Toerisme)
85
"Les Monuments de la villede Gand."- Stadsarchieven "Opbouwingen van huizen." - In de bibliotheek wordt een gekleurde tekening bewaard van Fl. Van Loo die de voorgevel voorstelt in 1854. -Onze clichĂŠ (bedoeld wordt de foto die afgebeeld staat op de fiche ) komt uit "Gand, guide illustrĂŠ", gepubliceerd door Mr. A. vander Haeghen die het vriendelijk ter onzer beschikking stelde. NOOT ( 1) Bij het uitvoeren van inwendige aanpassingswerken werden onlangs in de grond overblijfselen ontdekt van een bevloering in kleine glazuren tegels (XIII-XIVe eeuw).
Naschrift
Enkele woordjes over David 't Kindt die in Gent (ook elders) tal van prachtige gebouwen achterliet, waaronder de Beurs op de Kouter, het Hotel Snoeck in de St-Jacobsnieuwstraat, hetHotel Clemmen in de Veldstraat (nu Museum Vander Haeghen), het Hotel De Coninck in de Jan Breydelstraat (nu Museum voor Sierkunst), de Kapel van het Heilig Graf aanleunend tegen de St-Baafscathedraal, niet te vergeten de voorganger van ons "Rolleke" : de stadsgevangenis "De Mammelokker ", enz. De dag van vandaag noemen velen zichzelf " artiest" en nemen de houding aan die verwacht wordt van een dergelijk personage. Onze oude schil- . ders en beeldhouwers die de prachtigste kunstwerken voortbrachten, beschouwden zichzelf als simpele ambachtslieden. Van meer dan een onder hen is zelfs de naam onbekend gebleven. Nu hebben wij architecten. Een grote titel, maar bezie maar eens hun voortbrengselen en trek dan zelf de conclusie. In de tijd van 't Kindt bestond dit woord niet eens. De man die onze stad verrijkte met zo veel prachtige gebouwen nam geen grote allures aan en noemde zichzelf "meester temmerman". Om een beetje beter door te dringen tot de mentaliteit van deze vroegere "bouwmeesters" nemen wij even zijn bouwaanvraag. Ze is zeer instructief. Daarin lezen wij :
"David 't Kindt, proprietaris van eenen huyse, stede ende erfve van oudts ghenaemt het huys van Oombergen staende entvoorhoofde inde Conincxstraete van achter uytcomende in het Naeghelstratjen by het dooster van de Ursulinen met voordere huysen cammende ten voorhoofde op de Vlasmert ... dat hij suppliant jeghenwoordigh besigh is met te herbouwenghemelden synen huyse, ende gheneghen wesende tot satisfactie ende appaijsement van Ued. te maecken eenen schoonenGhevel van witten steen en blauwen arduynen met sijn ciraeten, aspect nemende op de Camersstraete tot bezandere ambalissement van dese stadt inghevol86
I
ghe de modellen hier annex, den weleken seer costelyck sal sijn sonder eenighe utiliteyt ofte proffycte voor hem suppliant in syn particulier, vervolghens dat de costelijckheyt ende ciraeten vanden selven Ghevel eenighlyck dienen tot het voorseyde ambalissement van de stadt." Nergens valt hier iets te bespeuren van winstbejag, van "functioneel" of van rendement van het geïnvesteerd kapitaal. 't Kindt wilde iets bouwen dat mooi was en dat zou dienen tot sieraad van onze stad. Dat Gent, niettegenstaande reeds alle gepleegde verminkingen, toch nog een rijke monumentenstad mag genoemd worden, is te danken aan mensen met een mentaliteit zoals deze van 't Kindt. Mensen met gevoel voor schoonheid die zich niet lieten leiden door het hoogste rendement of door wat het meeste opbracht. Ga deze idealistische tendensen nog maar eens zoeken bij de huidige "bouwers". Dat hij volledig slaagde in zijn opzet om onze stad te "ambalisseren" heeft iedereen na hem kunnen vaststellen. Een van de prachtigste gebouwen van Gent lag dan ook op een geprivilegiëerde plaats : vlak in de as van de Kammerstraat. In tegenstelling met de meeste van onze andere herenhuizen die slechts kunnen bekeken worden van de overkant van de straat, kan dit van op grote afstand aanschouwd worden. Vanaf de Vrijdagmarkt, vanaf het Groot Kanon heeft men gedurende meer dan 2 eeuwen kunnen genieten van dit prachtig zicht. Helaas, moderne stedebouwers en architecten hebben er voor gezorgd dat dit uniek perspectief voor altijd verknoeid werd door de erachter gerezen enorme betonmassa van de hoogbouw-telefooncentrale. 't Kindt zal zich wel omgekeerd hebben in zijn graf en wij kunnen hem goed begrijpen want we zouden het ook gedaan hebben. Als de Gentenaars spreken van "'t Vlaams Academie" (met de klemtoon op "mie"), dan denken zij nooit aan de instelling zelf, maar aan het gebouw waar ze sinds het einde van de 19e eeuw gevestigd is. Maar hoeveel Gentenaars zijn daar reeds binnen geweest ? Bitter weinig, vrezen wij. E n dat is zéér spijtig wan t het is écht de moeite waard. Maar dat is natuu rlijk niet het schuld van de Gentenaars, want ze kunnen er niet binnen. Het valt te betreuren dat zo veel prachtige interieurs voor de bevolking verborgen blijven. Is dit te verstaan voor privé-gebouwen, dan is het dat veel minder voor officiële gebouwen. Waarom zou men gedurende de Gentse Feesten de Gentenaars ook niet eens laten binnen gaan in " 't Academie" dat toch ook een beetje van hen is ?
87
David 't Kindt werd geboren te Gent op 12 januari 1699. In 1726 werd hij opgenomen in de Nering der Schrijnwerkers. Hij stierf in juli 1770, in het huis dat hij in 1749 gebouwd had in de St.-J acobsnieuwstraat en dat later het "Hotel Snoeck" zou genoemd worden. H.C.
VORIGE JAARGANGENVAN 'GHENDTSCHE TYDINGHEN'
Zijn nog verkrijgbaar : Jaargang 1 9 7 3 1976 1977 1979 1980 1981
: : : : : :
nrs nrs nrs nrs nrs nrs
11-12 2-3-4-5-6 1-3-4-5 +volledige jaargang 1-2-3-4-5 +volledige jaargang 1-2-3-5-6 +volledige jaargang 1-3-4-5-6 +volledige jaargang
Prijs per afzonderlijk nummer: 45 fr. Prijs per volledige jaargang : 250 fr. De tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag ( 10-12 u.) in het Doeurnen tatiecentrum, behalve in de maanden juli en augustus en op wettelijke feestdagen. Portkosten bij betaling op postrekening bij te voegen : 1 of 2 nummers : 12 fr. 3 of 4 nummers : 25 fr. 5 of meer nummers : 30 fr. Eveneens verkrijgbaar : onze heruitgaven ; Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata' Eerste uitgave door Hondius : 80 fr. Plattegrond Gent 1796 door Goethals Identiek aan origineel: 100 fr. Mevrouw Van Geluwe-Eggermont A. bibliotecaresse
88
De huizen rond de Sint-Niklaaskerk te Gent In de reeks van de "Registers van het huisgeld" in het Gentse Stadsarchief vonden we voor het jaar 1728 ( 1) de vermelding van een aantal nieuw opgerichte huizen, die "ten boecke vande huysgelden niet bekent en waeren". Daarin is o.m. sprake van een drietal woningen tegen de westgevel van de Sint-Niklaaskerk : (fO 3 v 0 ) "De kercke van ste Nicolaijs in Ghendt proprietarigghe van een huys, van nieuws ghebauwt daer te voorengheen ghestaen en heeft nevens den inganek vande groote kerckdeure vande selve kercke, bewoont by Thomas Dubois - ghepresen op elf ponden grooten. Item deselve kercke proprietarigghe van een an_der huys, vannieuws opghebauwt staende nevens het voorgaende, bewoont by Hendrie Mussche, meester schoenmaecker, ghepresen op elf ponden grooten. (f 0 4 r 0 ) Item deselve kercke proprietarigghe van noch een ander huys, staende op d'andersijde vande kerckdeure, van nieuws opghehauwt, bewoont by den officier Denijs Plasschaert, ghepresen op ses ponden grooten." Met "den inganek van de groote kerckdeure" moet normaal het westportaal bedoeld zijn, niet de noordelijke of de zuidelijke ingang in de transepten ter hoogte van de vieringtoren. Zoals uit de latere (vooral19eeeuwse) ikonografie blijkt, bevonden de eerste twee huizen, die naast elkaar gebouwd waren, zich links van het portaal en het andere huis rechts daarvan. Wat het bouwjaar van deze drie huizen betreft, moeten we uit de bovenstaande archieftekst besluiten dat ze kort vóór 1728 waren opgericht. Bevestiging daarvan is te vinden in het archief van de Sint-Niklaaskerk zelf, nl. in een "Boeck van de huysen", waarin de geïnde huishuren voor de hele achttiende eeuw geboekt staan (2). Daarin lezen we inderdaad, onder de rubriek 6, over de bouw van deze "drij huijsen staende teghen de kercke op de westzijde der selve kercke, rechtover de cooremarckt, aldaer ghemaeckt inde plaetse vande twee logien ten jaere 1722 inde rnaenden van september ende october ende 1723 in juny, in conformiteyte vande overee(n)comminghe ende consent van mijn edele heeren Schepenen vander keure." De drie huizen werden onmiddellijk verhuurd : (Nr. 6) -Ter ordinaire vergaderinghe vanden eerste maerte 1723 is dit nieuwe huijs, houdende den hoeck vande cooremarckt ende vande straete leedende van de cooremarckt naer te putte, verhuert aen Catharine du Bois filia Thomaes, jonghe dochter, voordrij jaeren ingaende den eer89
sten april 1723 tot vijfthien ponden grooten tsiaers, vrij van huijsghelden (= grondbelasting), dies sij gheene en sal moeten betaelen. Midts sij is minderjarigh (... ) soo is de voorwaerde ghemaeckt op den selven hueren vader Thomaes du Bois die het selve huijs is huerende om sijne twee dochters, beede minderjarigh, Catharine ende Anna du Bois." (Nr. 7)- Eveneens op 1 maart 1723 wordt ook het "tweede nieuw huijs (noort het voorgaende, oost de kercke, zuijt de groote kerckdeure), vrij van huijsghelden, verhuert aan Jacques Philips Grisacourt, cochier de louage, voor drij jaeren ingaende den eersten april 1723 tot veerthien ponden grooten tsiaers. (... )Ende heeft Jacques Wambraeck, hosteHer int gulden hooft inde Burghstraete ( alwaer den huerder is woonende ende de koetse varende) verclaert hem te stellen borghe voor dese huere." Aan de huurder worden nochtans een aantal beperkingen opgelegd. "Hij en mach aldaer gheene herberghe nochte saete houden om te drincken eenighe heete ofte andere drancken nochte aldaer iet doen, het welcke opspraecke soude maecken ofte den dienst vande kercke soude connen stooren." Zijn deze beperkende voorwaarden er de oorzaak van dat koetsier Grisacourt na slechts ĂŠĂŠn huurtermijn al verhuisd is ? Met ingang van 15 juni 1726 immers wordt het huis "verhuert aen Heindrick Mussche, Meester schoenmaecker, aen 14 ponden tsiaers." (Nr. 8) -"Het derde nieuw huijs, ghemaeckt inde rnaent junij 1723 inde andere logie op de zuijtzijde vande groote kerckdeure, ten voorhoofde west de cooremarckt, noort de voorseijde groote kerckdeure, zuijt het hoeckhuijs ghenaemt den goeden coop, oost den kerckmuer, is verhuert ter ordinaire vergaderinghe vanden vijfden julij voor drij laren, ingaende 15 julij 1723, tot seven ponden grooten tsiaers ( ... ) aenDionysius Plasschaert, princelijcken officier, ende is sijne borghe als principael Jaspaert Plasschaert, sijnen sone." Deze prinselijke seigneur is blijkbaar geen goede betaler, want reeds op 2 oktober 1724 wordt beslag gelegd op zijn "meubels en katellen ... in recouvre van 8 .f. 15 sch. over vijfthien rnaenden huijshuere verschenen 15 october 1725." Denys Plasschaert blijft desondanks nog huurder tot 1737 en dan wordt Dominicus Wieme de nieuwe bewoner van het huis. Tot zover dan een stukje anekdotiek over de eerste huurders. Op de huisjes zelf komen we verder nog terug. We bekijken nu eerst even, hoe het in 1728 stond met de aanbouwing tegen de beide zijbeuken. Op dat ogenblik stonden er alleszins reeds huisjes tegen de noordzijde van de benedenkerk (kant Klein Turkije) : de eerste vijf waren opgericht in 1641-42 (3); later, in 1789, werden er tegen dezelfde noordelijke zijbeuk vooraan, op het grondgebied van het afgeschafte kerkhof, negen
90
91
nieuwe huisjes aangebouwd (4 ). Enkele daarvan- de enig bewaard geblevene trouwens! -staan er nu nog altijd. Zij danken hun (voorlopig) voortbestaan aan Armand Heins die in 1901, met sukses, voor hun behoud had gepleit. Wanneer de huizen aan de tegenoverliggende zuidgevel (kant Cataloniëstraat) werden opgericht, is blijkbaar niet precies bekend. De beide basiswerken, resp. van Dr. Dhanens en Dr. De Smidt, maken daar geen gewag van. De Sanderus-gravure in de Flandria Illustrata van 1641 (5) toont alvast een zuidelijke zijgevel die nog grotendeels vrij is, met slechts één enkel aanbouwsel op de hoek, ter hoogte van de meest westelijke travee. In de aansluitende tweede travee bevindt zich ook al een eerste aanloop tot een vaste (stenen) konstruktie. Het ommuurde kerkhof omgeeft op dat ogenblik nog steeds de koortraveeën aan de oostzijde (zie afb. 1). Maar nog vóór het einde van de 17e eeuw was de hele zuidzijde (tot aan de kerkhofmuur) ook al volgebouwd. In het reeds geciteerde "Boeck van de huijsen" (6) wordt melding gemaakt van een rij "huijsen staende teghens de kercke op de suijtsijde der selve kercke, bestaende in seven huijsen, daervan de vier eerste competeren de kercke, het vijfde ende sesde den heilighen gheest ofte armen, het sevenste aende kercke." De bouwgeschiedenis van deze zeven huizen tegen de zuidelijke benedenkerk zou een hoofdstukje apart kunnen vormen. Maar we keren nu weer terug naar de westgeveL De reeds vermelde Sanderus-gravure van 1641 (samengesteld op basis van waarnemingen vanuit verschillende gezichtshoeken) toont de SintNiklaaskerk gezien vanuit het zuiden. Hier is het standpunt van de tekenaar eigenlijk een beetje meer zuidwestelijk, zodat ook het westportaal zelf, zij het dan perspektivisch erg verkort, toch nog op de afbeelding voorkomt. Welnu, in 1641 bevinden zich ook al aanbouwsels tegen de westgevel, aan beide zijden van de hoofdingang ! Nochtans wordt in het "register van het huisgeld" van 1728 duidelijk gezegd: ''van nieuws ghebauwt daer te voorengheen ghestaen en heeft". Die aanbouwsels anno 1641 waren dus allicht nog geen echte (woon-) huizen, maar wel de "logien" waarvan ook sprake is in het huishurenboek van de Sint-Niklaaskerk : "aldaer ghemaeckt inde plaetse van de twee logien ten jaere 1722." Die logien waren waarschijnlijk wel gewone bouwloodsen, zoals er (soms eeuwenlang) bij de kerken in op bouw of verbouwing aan te treffen waren. Als die dan op een bepaald ogenblik overbodig geworden waren, kon de beschikbare ruimte eventueel voor vaste woningbouw benut worden. 92
Wat dan in 1722-23 gebeurd is voor de westgevel van de Gentse SintNiklaaskerk. Vanzelfsprekend is dit alles niet zó bijzonder belangrijk voor de eigenlijke bouwgeschiedenis van de Sint-Niklaaskerk zelf, maar het werpt toch enig licht op een evolutie, waarhij men in de binnenstad ·geleidelijkaan alle overblijvende nuttige bouwruimte, ook tegen de kerkmuren aan, is gaan benutten. Vanuit historisch stedebouwkundig oogpunt zou verder onderzoek (het liefst nog in vergelijking met de situatie rond andere Gentse kerken) wel interessant kunnen zijn. Ook de nog steeds aktuele kontraverse rond het al dan niet vrijmaken van historische monumenten zou in dit opzicht met bepaalde gegevens uit het verleden rekening kunnen houden. Een andere vraag ~ in het verlengde eigenlijk van de eerste - zou dan kunnen zijn, hoelang de huizen aan het westportaal er nog gestaan hebben? Voor de 18e en 19e eeuw is het ikonograftsch materiaal vanzelfsprekend overvloediger beschikba~ dan voor de 17e eeuw. De recente tentoonstelling rondde-re$tinlratie van de Sirit-Niklaaskerk, in c:>ktober 1979 gehouden in hetMuseum Amold vander Haeghen en in de winkeletalages in een ~tal oniliggende straten van de Dekenij Veldstraat-center, heeft talrijke mooie specimens van de Sint-Niklaaskerk-ikonografte samengebracht. Wat dewestgevel betreft, staan er een drietal van afgebeeld in de tentoonstellingskatàloog, nl. een litografte van P. Degobert, een schilde. rij van Boulaitget -en een akwarel van Rothwel. Deze drie ikonç,graflsche dokurnenten illustreren duidelijk diverse fasen van de geleidelijke verdere uitbouwvan de drie huizen tegen de westgeveL. Maar eèrst bespreken we nog een andere, iets oudere afbeelding van dezelfde huizeprlj,nl. een geakwarelleerde prent naar P.F. de Noteruit het Gentse Stadsarch-iefvan omstreeks 1825 (zie afb. 2). Op deze prentheeft het hoekhuis rechts van het portaal nog maar één bovenverdieping; de z:alderverdieping heeft een verhoogd dakvenster en ---:- op de; schuin afzwenkende hoek zelf- een trapgevel. De heide huizen links, dus noordelijkvan het portaal, hebhen eveneens elk nog maar één · bovenverdieping onder een mansardedak. De noordgevel van het hoekhuis (kant Klein Turkije) is bekroond met een hoge schoorsteen. Op de litografte van P. Degobert (Tentoonstellingskataloog 1979, nr. 79, met afb. op blz. 11) is het zuidelijke hoekhuis reeds volledig opgetrokken met een tweede bovenverdieping. Van de twee huizen noordelijk (links) van het portaal is er een, nl. dat bij de toren, dat nog maar één hovenverdieping heeft onder mansardedak, terwijl dat op de hoek er 93
94
reeds twee heeft. Het achter de Sint-Niklaaskerk opduikende Belfort draagt nog de (in 1839 gesloopte) houten klokketoren, zodat deze prent normaal dus van vóór 1839 zou moeten dateren. Deze datering lijkt echter in tegenspraak met die van het schilderij van F. J. L. Boulanger (kat. nr. 78, met afb. op de omslag), dat van 1855 dateert. Ook hier is het Belfort duidelijk te zien en het is reeds bekroond met de nieuwe, in 1853 voltooide ijzeren klokketoren. Wat het zuidelijke hoekhuis rechts van het portaal betreft geeft Boulanger dezelfde situatie weer als bij Degobert, maar de twee huizen noordelijk van het portaal hebben elk nog maar één bovenverdieping onder geknikt zadeldak; de noordelijke zijgevel van het hoekhuis heeft geen hoge schoorsteen meer en draagt nu een eenvoudige in- en uitgezwenkte top. Het hoekhuis is hier, in 1855, nog niet verder opgetrokken en geeft dus in feite een toestand te zien die eigenlijk ouder is dan op de prent van vóór 1839 ! Wat natuurlijk onmogelijk is. De vraag kan derhalve gesteld worden wie van beiden- Degobert ofBoulanger- zich hier een (anachronistisch) fantasietje heeft veroorloofd.... Hoe dan ook, nogmaals twintigjaar later dan Boulangers schilderij van 1855, krijgen we op de akwarel van Selim Rothwel van 1874 (kat. nr. 84, met afb. op blz. 57) nog een verdere fase te zien: de twee noordelijke huizen links naast het portaal zijn nu allebei voorzien van een tweede verdieping onder een schilddak. De mooie geveltop aan de noordzijde is meteen verdwenen. Precies dezelfde toestand is ook .te zien op een (allicht ongeveer gelijktijdige) litografie door L. Stroobant (zie afb. 3). Deze toestand is dan verder ongewijzigd gebleven tot aan de afbraak van deze huizen onmiddellijk na de eeuwwisseling. Van fotograaf E. Sacré is er een mooie opname van kort vóór 1900 bewaard (zie afb. 4). De boekhandelaar Van Goethem, in 1874 nog gevestigd in het kleinere huis links naast het portaal, is nu opgeschoven naar het grotere hoekhuis rechts. Zijn voormalige boekwinkel is daarna de sigarenwinkel van CaronVandeputte geworden. In de reeds meer vermelde tentoonstellingskataloog is er nog een andere foto van E. Sacré afgedrukt (kat. nr. 205, met afb. op blz. 97) waarop de huizen tegen het westportaal totaal afgebroken zijn. Blijkens de kataloogtekst zou deze foto reeds van 1881 dateren! Hiermee is nochtans in tegenspraak wat in dezelfde kataloog op blz. 96 wordt gezegd onder de rubriektekst 205-213: "In 1894 werd definitiefbesloten de kerk vrij te maken van de huizen rondom .... De huizen tegen de west- en zuidgevel werden rond de eeuwwisseling afgebroken". Als dat juist is, kan de Sacré-foto dus onmogelijk van 1881 dateren. In werkelijkheid dateert 95
3.
deze foto van omstreeks 1910 (7), nl. kort na de voltooiing van de SintMichielsbrug ( 1905-09) en nog vóór de afbraak van de ijzeren klokketoren van het Belfort (gesloopt 1911). We mogen gerust aannemen -op basis van dateerbaar fotomateriaal - dat de huizen bij het westportaal inderdaad vlak na de eeuwwisseling, nl. in 1901 , verdwenen zijn ( 8). Dr. PAUL HUYS NOTEN (1) Stadsarchief Gent, Reeks 1532, Register 78. (2) Rijksarchief Gent, Kerkarchief Sint-Niklaaskerk, register 56. De drie nieuwe huizen zijn er te vinden in de rubrieken 6, 7 en 8 . De boeking van de huishuren is bijgehouden tot 1797; er wordt per half jaar (soms per kwartaal) betaald. (3) Dr. Elisabeth Dhanens, De Sint-Niklaaskerk (Inventaris van het Kunstpatrimo-
96
97
nium, dl. 111), Gent, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 1960, blz. 8.- Prof. Dr. Firmin De Smidt, De Sint-Nik:laaskerk. Een archeologische studie, Brussel, Koninklijke Academie, 1969, blz. 38. (4) Dr. E. Dhanens, o.c., blz. 11.- Dr. F. De Smidt, o.c., blz. 47.- Een plan van die huisjes, met bijhorend koopkontrakt van het grondgebied van het kerkhof (12 oktober 1789), bevindt zich in het Rijksarchief, Fonds Sint-Niklaaskerk, XLIII, bundel44. (5) Ook afgebeeld in de recente tentoonstellingskataloog "De Sint-Niklaaskerk te Gent. Geschiedenis - Iconografie - Kerkschat - Restauratie", Gent, Museum A. vander Haegen, 1979, blz. 50. (6) Rijksarchief Gent, Archief Sint-Nik:laaskerk, register 56. De rubrieken 9-13 en 16-17 betreffen de zeven huizen aan de zuidzijde. Over het oudste van die zeven b.v. lezen we er het volgende : "Het eerste van voorseyde huijsen houdt ende begrijpt den suijtwesthoeck vande selve kercke, zijnde twee stagien hooghe, ghenoemt den goeden coop, ten voorhoofde west de cooremarckt, zuijt de cleijne cooremarckt, noort d'ander logie, boven welcke logie oock comt een deel van het huijs, oost het naervolghende huijs. ( ... )Is verhuert aen Philips de Clievere, handtschoenmaecker, voor 6 iaeren inghegaen eersten april1687, ende verlinght voor andere 6 iaeren tot 30 ponden tsiaers, dhuijsghelden (nl. 20 ponden tsiaers) half en half..." (7) Op deze foto staat immers nog de draak op het Belfort : de draak werd op 9 sept. 1911 naar beneden gehaald. Andere aanduidingen voor een preciezere datering omstreeks 1910-11 zijn de tramsporen met bovengrondse elektrische leidingen (elektrifikatie van de tram pas in 1903). Bovendien is de struikbegroeiing tegen de westgevel identiek als die op een andere (dus gelijktijdige) SacrĂŠ-foto waarop nog een stuk van de reeds voltooide Sint-Michielshelling en -brug te zien is. (8) Zie Dr. F. De Smidt, o.c., blz. 51, alsook afb. 27 op blz. 71. Op deze foto van de westgevel, toestand in 1901, is het huis rechts van het portaal (de boekhandel Van Goethem) reeds gesloopt, het huis links (de sigarenwinkel van Caron) is daarentegen nog in takt.
98
De geboorte van Christus in het Groot Vleeshuis Tijdens de laatste Gentse feesten werden er enkele monumenten opengesteld voor bezoekers, o.m. het Groot Vleeshuis, dit gaf de gelegenheid om de schildering in de in 1445 aangebouwde kapel nader te onderzoeken. Ontdekking en restauratie In 1855 ontdekte de huisbewaarder van het vleeshuis in de oude kapel onder de kalklagen sporen van polychromie. Na verwijdering van deze lagen kwam een sterk beschadigde laat-gotische muurschildering met als voorstelling "De geboorte van Christus" uitgevoerd in olieverf te voorschijn. F. De Vigne calqueerde eerst de schilderingen (1) en vulde daarna de ontbrekende partijen - de top van de spitsboog, het vierkant in het midden onderaan en de gezichten van Maria en Jozef- aan en restaureerde de overige gedeelten, o.m. de kledij van de hertogen van BourgondiĂŤ. Enkele critici, waaronder De Raadt (2), beschuldigden F. De Vigne van vervalsing (3). De Vigne had kort daarvoor de schilderingen in de kapel van de leugemeete- de belangrijkste 14de e. muurschilderingen in BelgiĂŤ, die vernietigd werden in 1911 - vrijgemaakt en ze daarna beschreven ( 4). Tal van critici uit de vorige eeuw loochenden het bestaan van deze schilderingen en men beschouwde De Vigne als een "mysticus", die zelf gotische muurschilderingen maalde (5). Heeft De Vigne de vernielde partijen .naar eigen visie aangevuld, dan moeten we bekennen, dat het dankzij hem is dat dit geboortetafereel in haar geheel gered is geworden. In 1887 werd de schildering in het vleeshuis opnieuw behandeld door de Parijse restaurateur E. Briotet en 12 jaar later door de Gentse neo-gotische schilder Th. Lybaert. Door het regenwater, dat over de schildering liep, waren de aanvullende partijen gedeeltelijk afgeschilferd en de originele schildering was zeer vuil. Om die redenen deed men in 1978 een beroep op W. Schudel, de restaurateur die in de loop van de laatste jaren tal van schilderingen te Gent restaureerde (6 ). De schildering, thans gered van vernieling, zou men beter overbrengen op een polyesteren drager, daar de muur zeer vochtig is. De schildering lijdt duidelijk aan een te kort aan licht. Ikonografie en beschrijving Onder de invloed van de geschriften van de H. Brigitta van Zweden, die 99
in haar visioenen (en in gelijkaardige schilderingen tijdens haar reis in Italië) Jezus had zien liggen in een stralenkrans voor zijn geknielde moeder, zien we ca. 1400 voor het eerst in Vlaanderen analoge voorstellingen in de schilderkunst opduiken (7). Het hoofdmotiefspeelt zich af op het tweede plan. In het midden ligt het kind in een stralenkrans, zoals traditioneel steekt het zijn armpje uit naar de opdrachtgever Jacob de Ketelboetere (8). Links van hem zit Maria afgebeeld in een wijde mantel. Langs de andere zijde knielt Jozef. Op de originele schildering zal deze afgebeeld geweest zijn als een oude man (9). In zijn rechterhand houdt hij een kaars, dit is een allusie op het licht dat Christus bracht aan de wereld. Achter de verlosser knielt een vrouw, die getooid is met een tulband en die men reeds identificeerde met Maria ( 10), de sibylle Cumea (11) en de vroedvrouw Anastasia (12). Beneden knielen van links naar rechts Karel de Stoute, Filips de Goede, Isabella van Portugal en Adolf van Cleve, heer van Ravenstein, die zeer geliefd was bij de Gentenaars. Ook de hertogen van Bourgondië werden zeer geëerd door de vleeshouwers, daar zij het privilege van de hondenjacht volledig vrij hadden gegeven voor gans Vlaanderen met uitzondering van de heerlijkheden Vinderhou te en Olsene. De voorgestelden kan men gemakkelijk identificeren 'aan de hand van de wapenschilden, die boven hunhoofden zweven. In het midden onderaan tussen de twee engelen is de opdrachtgever afgebeeld. Zijn naam kennen we door de band met tekst onderaan de schildering: (Dit) HEEFT DOEN MAKEN JACOB DE KETELBO(etere) (int ons heeren am) EN SCHREEF MCCCC ÉNDE XLVIII (afbeelding van een draakje). Jacob De Ketelboetere was herhaaldelijk vinder(= rechter) van de St.Michielsparochie en in 14 77 bemiddelaar bij het vleeshuis en op de vismarkt. Onder het wapenschild dat de engellinks vasthoudt is de os en de ezel achter de kribbe afgebeeld Naast het schild van Isabella van Portugal zien wen een herder met zijn schapen. In de top van de spitsboog troont God de vader met daaronder de H. Geest in gedaante van een duif. Daaronder zien we achter de berg, de torens van het hemelse Jeruzalem oprijzen. Deze muurschildering moet eens de bekroning zijn geweest van een altaarstuk. Merkwaardig is wel, dat deze muurschildering een belangrijke invloed heeft uitgeoefend op belangrijke Vlaamse (vooral Gentse) primitieve schilders. Ontleningen We zien duidelijk analogieën met Hugo Van der Goes' verloren Kerstnacht (13), o.a. de zwevende engelen, de engelen voor het kind, de licht100
Tekening van de bestaande toestand in 1856 door Felix De Vigne.
gevende stralenkrans rond het kind, de hoekige plooienval in een ronde curve eindigende mantel van Maria en de vorm van de kribbe. Ook de aanwezigheid van de herder achteraan - die herinnert aan de aanbiddingen - vinden we terug in tal van werken van Van der Goes, die verschillende tijdsopnamen op één moment laat zien. Daniël de Rijke ontleende aan deze schildering de vroedvrouw Anastasia en plaatste haar onderaan tussen de drinkende vrouwen op het linkerluik van de Gentse Calvarietriptiek (14). Boven in de wolken troont God de vader op hetzelfde luik van de Gentse Calvarietriptiek op een gelijkaardige manier als op de muurschildering (15). Ook de werken van Petrus Christus tonen verwantschap met dit geboortetafereel ( 16 ). De meester van de geboorte in het Groot Vleeshuis vult op een gelijkaardige manier als in Christus Washingtongse aanbidding de figuren onderling op, nl. door het toevoegen van engelfiguren (17). Wat zeer merkwaardig is voor die periode is de ronde deelkompositie, die vertrekt van de vroedvrouw Anastasia naar Maria, via de engelen en de opdrachtgever naarJozef om terug te eindigen bij de vrouw met de tulband. Door deze kompositie kon de schilder een duidelijk overzicht en tevens een gelijdelijke dieptegang creëren. De wetten van het perspektief kende hij niet, daar hij de hertogen even groot afbeeldt als de vroedvrouw, die zich verder van de toeschouwer bevindt. Deze ronde deelkompositie zien we tevens op de Gentse calvarietriptiek en zal als een volwaardige kompositie uitgewerkt worden door Hugo Van der Goes, · die hij o.m. toepast in zijn "Portinari-altaar" (Florence, Uffi.ci) en in "De dood van Maria" (Brugge, Groeningemuseum). De meester van de geboorte in het Groot Vleeshuis ontleende op zijn beurt elementen aan andere (oudere) tijdgenoten. Het schuin oplopende landschap herinnert aan de Gentse meester van de New-Yorkse kruisiging- en oordeeldiptiek (18). Het gelaat van Filips de Goede is gekopieerd naar een verloren geraakt portret vanJan van Eyck, dat prijkte in de portrettengalerij van de hertog. Dit portret kennen we nog uit enkele kopieën, die bewaard worden in het Palacio real te Madrid, het Schlossmuseum te Gotha, het museum Dahlem te Berlijn, het koninklijk museum voor schone kunsten te Antwerpen en een tekening uit het prentenkabinet in het Louvre ( 19). Al deze portretten worden, in de katalogussen verkeerdelijk vermeld als kopieën naar Rogier Van der Weyden (20). De wapens van de hertog zijn verwerkt als dekoratie in diens kledij. Ook de Franse lelie diende hiervoor als dekoratie (21). Op alle andere portretten van de hertog, die ons zijn overgeleverd, draagt Filips de Goede een sober zwart pak (22). De voorstelling van Isabella van Portugal op de muurschildering toont enige verwantschappen met een gelijkaardig portret in de J ohn D~ Rockefeller 102
Jr. collection, dat algemeen aanvaard wordt als een werk van Rogier Van der Weyden ( 23) en waarvan ik duidelijk de indruk heb dat het een kopie (de onmogelijke vorm van de hoed, het veel te groot voorhoofd, de getekende gelaatstrekken, de slecht geproportioneerde armen met een effen lichaam, de slecht getekende handen met de te lange vingers in een onmogelijke houding, de houten lambrisering, de ongevoelige weergave van stoffen, texturen en juwelen herinneren in het geheel niet aan de algemene stijl van Rogier) ( 24) naar een groter verloren geraakt werk, dat we kennen uit een tekening in het Museum Nacional de Art Antiga te Lissabon (25). De opstelling van de geknielde figuren voor een psalter op deze tekening komt volledig overeen met het onderste register van de geboorte van het Groot Vleeshuis, doch op de tekening is de sy.tl_lmetrie niet behouden daar Adolf van Cleve er niet is op afgebeeld. Rekening houdend met de datering van het werk van Rogier en met de minder geslaagde kompositie op het verloren geraakt oeuvre, moeten we stellen dat Rogier deze kompositie heeft ontleend aan de 'meester van het Groot Vleeshuis'. Ontleningen aan Gentse meesters was voor Rogier niet vreemd (26). Merken we tevens op dat Rogier toen hij het verloren geraakt werk, nl. ''De madonna met kind en de hertogen van Bourgondië", schilderde in dezelfde periode Gentse gebouwen schilderde op zijn altaren (27). Heeft Rogier een tijdlang te Gent gewerkt (28) ? Voor de kompositie van dit eerste plan greep 'de meester van de geboorte in het Groot Vleeshuis' terug naar een oudere verloren geraakte voorstelling (uit de omgeving) van de meester van Flémalle met als voorstelling "De H. Maagd en kind met een peer omringd door schenkers met hun patroonheiligen" (29), dat we kennen uit twee getekende (atelier)kopieën (30). Het hoofdtafereel van de geboorte in het Groot Vleeshuis vertoont duidelijk verwantschap met een ~elijkaardige voorstelling in het museum te Dijon, dat toegeschreven wordt aan de meester van Flémalle {31). Ook op deze Franse geboorte zien we Anastasia getooid met een tulband. Coomans (32) dacht dat de vroedvrouw op de muurschildering de sibylle Cumea voorstelde, die de komst van Christus voorspelde, daar deze figuur de sibylles op het Lam Godsretabel voor de geest roepen. Ondanks de Eyckiaanse invloed (33) is de muurschildering uitgevoerd in een stijl, die nauw aansluit bij deze van de meestervan Flémalle (34). Dit zou een aanwijzing kunnen zijn om de maker te zoeken onder de leerlingen vanJan de Stoevere. Auteurschap Gebaseerd op het geheugencitaat van dhr. Th. Schellinck, de toenmalige archivaris van de St.-Martinuskerk te Ekkergem schreef De Busscher ( 36) 103
de geboorte van Christus in het Groot Vleeshuis toe aan Nabur Martin. Nabur Martin en Saladijn de Stoevere waren omstreeks 1440-55 de belangrijkste (37) Gentse schilders. Daneelde Rijke, de leerlingvan Nabur Martin werkte samen met Saladijn de Stoevere (38). Saladijn de Stoevere (39), was waarschijnlijk de voortzetter van het atelier van Jan de Stoevere, een bekend Gents schilder die lang voor Daret en de la Pasture (Van der Weyden ?) een leertijd had doorlopen bij de Valenciense meester Robert Campin (de meester van Flémalle ?) (40). De invloed van de meester van Flémalle op het werk van Hugo Van der Goes en Daneel de Rijke, die men heeft kunnen vereenzelvigen met de meester van de Gentse Calvarietriptiek~ (41) zou hierdoor zeer verstaanbaar zijn. Van der Goes, de Rijke en de Stoevere werkten samen voor de Blijde Intrede van Karel de Stoute te Brugge (42). De kring zou gesloten zijn indien de toeschrijving van de muurschildering in het vleeshuis aan Nabur Martin op een degelijke basis was gebeurd. Het is reeds opvallend dat dhr. Th. Schellinck uit de meer dan 1000 archiefstukken, dat ene document (dat toevallig niet meer weer te vinden was) zich letterlijk kon herinneren. Aan De Busscher, die door de typische formulering het citaat aanvaarde, zou hij het volgende geciteerd hebben: "An den scildere meester Nabor Martin voer eenre scilderie dewelcke hi in Onser-Vrouwe capelle ghemaect heeft, naer den eesch van den wercke, ghelic hi ghenaect hevet inder cappellen van den Groeten Vleeshuise" (43). Indien wij nu dit citaat vergelijken met andere opdrachtsdocumenten uit de 15de eeuw, valt het op dat na de naam Nabor Martin ge~n localisatie (geboortestad, plaats waar men verbleef, enz.) vermeld wordt. In die periode hechtte men meer belang aan de plaats (van) waar men werkzaam was en het beroep, dan aan de naam. Indien men in een document een vergelijking maakt, staat steeds het onderwerp erbij. Verder vermeldt men in welke techniek het werk moet uitgevoerd worden. Wij kunnen ons niet baseren op dit citaat, daar we vermoeden ·dat dhr. Schellinck over een wat al te grote fantasie beschikte·(44). M. Goossens (45) vroeg zich af of het draakje achter de tekst onderaan de schildering geen zinspeling op de haam van de auteur kon zijn ( 46) ? J ean-Pierre De Bruyn (4 7) merkte op, dat een kunstenaar genaamd Jacob de Ketelboetere op 28 januari 1443 (1444 N.S.) opgenomen werd in het Gentse gild en de schrijver vraagt zich af of deze kunstenaar niet in aanmerking kan komen voor het auteurschap? L. Maeterlinck ( 48) was de eerste die een groepering trachtte te maken rond deze schildering. Hij merkte terecht op dat deze schildering verschilt van de vroege werken van de meester van Flémalle door de hoge graad van natuurobservatie en door de wijdsheid in de uitbeelding. Op een minder geslaagde manier schrijft hij de Flémalliaanse panelen date104
renduit diens laatste periode (waarvan wel een andere hand te vermoeden valt, dan deze uit de eerste groepering die veel meer plastisch en sculpturaal zijn en niet zo dicht bij de Brusselse kunst staan) toe aan Nabur Martin, die hij (voortgaand op De Busscher) beschouwt als de auteur van de muurschildering. De werken van de meester van Flémalle (uit zijn laatste periode) voelen meer archaïsch aan. De kledij is veel rijkelijker gedrapeerd en men voek meer dé liéhamen aan onder de kledij op de muurschildering, dan op de wetken van de meester van Flémalle, die met een veellichter en heviger palet schilderde. De mosgroene Flémalliaanse tuinen (waarvan we een weerklank vinden in de werken van P. Christus, D. Bou ts enD. de Rijke) wijken op de muurschildering voor een in van Eyckgroen geschilderd landschap. Opvallend op de muurschildering is de ronding in de gezichten met bolvormige ogen en ronde wenkbrauwen (vergelijkt de gezichten van P. Christus). De ogen zijn duidelijk omringd. Op de te kleine wangkauwspier is er hevig rood geplaatst. ( Rogier idealiseert ook zijn figuren door de ogen te accentueren en de onderlip te laten uit komen). In de profiel geziene gezichten tekende hij de naar achter geplaatste wang veel te groot(= tekenen wat men weet, maar niet wat men ziet. Deze disproportie is kenmerkend voor een jong meester, het komt nu nog vrij veel voor bij eerste-jaar studenten op de academie), zodanig dat de afgebeelde een verwrongen geZicht krijgt. De gewrichteloze handen vormen een afwisselend spel. Het landschap voelt vrij vlak aan, doch in deze vlakheid duikt er op een onverwachte plaats een plant op. Waarschijnlijkhad de schilder enige naklank in het hoofd van het Lam Godsretabel. De schilder- besteedde een enormè aandacht aan de kompositie, waarin zijn latere Gentse collega's zullen uitmunten. De naam van de _auteur raakte in de vergetenheid. Het is best mogelijk dat deze is uitgevoerd door de beste leerling van de schilder, die het altaar schilderde ( ?). Voor de Gentse kunst vormt deze schildering een belangrijkeschakel tussen het Gentse retabel en de Gentse Calvarietriptiek. VAN ELSLANDE RUDY
NOTA'S
1. Gent, stadsarchief, Atlas Goetghebuer, d. 45 J. 82 samen met een verkleinde copie van deze calque uitgevoerd door A: Heins. 2. La peinture murale à l'huile de la "Grande Boucherie" à Gand offre-t-elle encore quèlque valeur documentaire, in: Annales de la société d'Archéologie de Bruxelles, XII 1899 p. 347-360. · 3. Men beschuldigde De Vigne van vervalsing van de datum en het feit dat door zijn aanvulling de schildering geen_ archeologische waarde meer had (?).·Merken we
105
op dat De Vigne voor zijn tijd een enorm grote kennis had van middeleeuwse muurschilderingen. De Vigne was samen met L. De Winne de belangrijkste Gentse schilder omstreeks 1815. 4. F. De Vigne: Recherches historiques sur les costumes civils et militaires des gildes et des corporadons de métiers, leurs armes, leurs blasons ... Gand 1847, blz. 18. 5. Vgl. A. Van Werveke, Het godshuis vanS. Jan en S. Pauwel te Gent bijgenaamd de Leugemeete, in: Maatschappij der Vlaamse bibliophielen, 4de reeks, nr. 15, Gent 1909. De schilderingen in de kapel werden 2 jaar later vernield. 6. o.m. de schilderingen in de refter van de bijloke-en St.-Baafsabdij. 7. E. Panofsky, Early Netherlandish painting, Chambr.-Mass. 1953, blz. 45-46. 8. In een aanbidding wijst het meestal naar de oudste koning of herder. 9. Ook de houten stok (die Jozef aanduidde) wijst hierop. Hugo Van der Goes zal de eerste zijn dieJozef jonger afbeeldde (40 jaar). 10. De Busscher E., Recherches sur les peintres Gantois desXIVeet XVe siècle Idices primordiaux de l'emploi de la peinture à l'huile à Gand, Gand, 1859. 11. Coomans m., Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent jg. 4, nrs. 2 en 3, Gent 1896, blz. 88-9. 12. Waele J. : Peinture murale de la Grande Boucherie à Gand, in : Messager des sciences historiques ou archives des Arts et de la Bibliographie de Belgique, jg. 1860, blz. 395-9. 13. F. Winkler, Anbetung des Kindes bei nacht ("Christnacht") in :Das werk des Hugo Van der Goes, Berlijn, 1964, blz. 141 e.v. vgl. J. Destrée, Hugo van der Goes, Brussel~Parijs, 1914, blz. 97 14. Gent, St,-Baafskathedraal, afb. bij E. Panofsky, Early Netherlandish painting Vol. 11, New-York, Hagestoxn, San Francisco, Londen 1971 blz. 295. 15. Dit motief treffen we ook aan in de Heures de Milan, afb. bij M. J. Friedlander, Early Netherl•ndish Painting I, The Van Eyckx-Petrus Christus, Leyden-Brussels, 1967, blz. 32, E. Panofsky idem afb. blz. 162. 16. De met stralen omgeven nimbus herinnert aan P. Christus geboorte in de Nat. Gallery te Washington (afb. bij Friedländer, idem 162, Panofsky blz. 249). Zwevende engelen zien we ook in Christus Berlijnse diptiek (Friedländer, idem blz. 77; Panofsky, idem, afb. 409-410) in zijn New-Yorkse Kerstnacht (naar Rogier) (Friedländer idem blz. 82, Panofsky, idem, blz. 257) en zijn madonna met kind in het Prado te Madrid (Friedlander idem blz. 88). 17. Washington, Nat. Gallery of Art, Andrew Mellon Collection (Friedländer, idem, blz. 102) (Deze vinding zal Rogier later toepassen in zijn Badalin-altaar). J.Bruyn, Van Eyck Probl~men, Utrecht 1957. 18. Friedländer, idem, blz. 36; Panofsky idem, blz. 301. 19. Vgl. E. Dhaenens, Van Eyck, Vorstenportretten, Antwerpen, 1980. 20. Het schilderij van Van Eyck werd door Van der Weydenepigonen gekopieerd, door die reden schreef Friedländer en na hem alle andere historici dit prototype toe aan Rogier. Dit zou tevens willen zeggen dat Rogier het portret kopieerde naar deze schildering, wat wij door de geringe kwaliteit van het werk niet kunnen aanvaarden. Weinig typisch voor Rogier is de houten lambrisering, driehoekscompositie, karakteristieke belichting (Rogier lineair en bewogen comp.). 21. Filips de Goede beschouwde zichzelf als een prins van Frankrijk. Zijn grootvader Filips de Stoute was de jongste zoon van de koning en Filips de Goede ging er prat op familie te zijn van de koning. 22. Met uitzondering van een portret in het museum voor schone kunsten te Gent en een huwelijksminiatuur in het getijdenboek van Girat de Rousillon, Wenen,
106
Nat. bibliothek, MS. 2549. V.D. Goes zallater de attributen v.d. Heiligen verwerken in de kledij. 23. Afb. bij E. Panofsky, idem, blz. 222. 24. Verder vinden we weinig typisch voor Rogier de manier waarop de huidskleur is weergegeven (Rogier = tal van kleine nuanceringen) ongevoelige constructie in de texturen, men voelt geen lichaam onder de kledij (zie ook nota 20 pendant). 25. Afb. bij M. Sonkes, Dessins du XVe siècle, Bruxelles, 1969, pl. XVIII. 26. We nemen hier enkel Rogiers belangrijkste werk, nl. 'De kruisafname' (Madrid). De figuren ontleende hij aan de New-Yorkse Oordeelpanelen en de beweging en dramatiek aan een beweningsminiatuur uit het Turijns gebedenboek (in 1904 verbrand), die volgens Bruyn (Van Eyck Problemen, Utrecht, 1957, blz. 118 afb. 35) van dezelfde hand zou zijn. 27. Op het Colomha-altaar en Badalin-altaar zien we o.a. de proosdij van St.-Baafs. E. Dhaenens, Van Evck, 1980. 28. De invloed van Rogier op Van der Goes en de Rijke zou hier verklaard worden. Hiermee zou de identificatie van Lieven van Lathem met de meester van de vorstenportretten aanneemlijker worden OozefDuverger, Hofschilder Lieven van Lathem, in : Jaarboek van het koninklijk museum voor schone kunsten te Antwerpen, Antwerpen, Jb. 1969, 1970, blz. 97-103). 29. M. Sonkes, idem afb. blz. XXI. 30. Louvre en Ecole Nationale Superieure des Beaux-Arts te Parijs. 31. Afb. bij E. Panofsky, idem, blz. 88. 32. Coomans idibem (zie nota 11). 33. Sibylle, hoge graad van natuurobservatie, de engel Gabriël en Maria op de buitenluiken van het Lam Gods, kleur van het landschap. 34. Zeker archáisme, massa, oplopend perspectief, rijke ietwat hoekige plooienval, de fig. in vgl. met de aanbidding te Dij on van de meester van Flémalle. 35. Zie auteurschap. 36. Peintre Murale à l'huile au XVe siècle à Gand. Indices primordiaux de l'emploi de la couleur à l'huile au XVe siècle à Gand, Gand, 1859, blz. 76. 37. De Busscher E., ibidem, blz. 81. 38. De Busscher E., ibidem, blz. 184-5- Rycke (Daniel de) en Scoenere (Saladin de). 39. A. De Lahorge, Le duc de Bourgogne, Brugge, 1851, hlz.11. 40. Rogier Van der Weyden werd op een losse basis vereenzelvigd met Rogier van Brugge. Deze Rogiers identificeerde men met Roggelet de la Pasture een leerling uit het Doorniks atelier van Robert Campin. Roggelet zou toen hij werkzaam was te Brussel de naam van zijn leermeester (Champs = Weyden) vervlaamst hebben(?). Doch aan deze meesters kon men geen enkel werk toeschrijven. Dürer vermeld Rogier in één adem met van Eyck en Van der Goes. Door de hoge kwaliteit van het werk in het Prado te Madrid, nl. 'De kruisafname' (eertijds St.-Pieterskerk te Leuven) schreef men dit werk (op een tamelijk losse basis) toe aan Rogier Van der Weyden. De invloed van deze in Brussel werkzame meester op de Gentse en Brugse school werd op een dubbelzinnige manier verantwoord. Een groep werken die men als jeugdwerken van Rogier beschouwde werden afgescheiden van zijn oeuvre en op naam gebracht van zijn oudere medestudent Jacques Daret. Als basispanelen van deze nieuwe groepering nam men de werken die afkomstig zouden zijn van de abdij van Flémalle nabij Luik (deze werken worden thans te Frankfort bewaard) (in Flémalle is er nooit een abdij ofkloos-
107
ter gebouwd). De werken van deze meester van Flémalle sluiten nauw aan bij het oeuvre van de van Eycks en de gebroeders van Limburg. Door het archaïsch karakter t.o.v. Jan van Eycks oeuvre nam men aan dat de schilder ouder moest zijn dan Jan. Men identificeerde de meester van Flémalle met de Franse schilder Robert Campin, die toen hij werkzaam was te Doornik Roggelet de la Pasture en Jacques Daret heeft opgeleid. Campins stijl zal men eerder moeten zoeken onder de Franse kunst, dan onder de Limburgse. De dramatische toon in het werk van Rogier (en de meester van Flémalle) vinden we terug in de Duitse (Limburgse) kunst. Door de stijlverwantschappen van Rogier met de Duitser Memling nam men aan, dat Memling een tijdlang in het atelier van Van der Weyden gewerkt had. De Gentse schilderJan de Stoevere was een leerling van Campin (A. De Schryver: Lepeinture Gantoise après les Van Eyck, in: Juste de Gand, Berruguette et la cour d'Urbine, Gent, 1957, Blz. 27). 41. A. De Schryver idem 1957, blz. 22-23. 42. Graaf De Laborge, Les ducs de Bourgonge, Appendice, tome II, preuves. 43. Nota 36. 44. Th. Schellinck had een biografie over Gentse kunstenaars geschreven, die zeer uitgebreid was. Als men de archieven raadpleegt worden deze namen slechts sporadisch vermeld. Wij vermoeden dat T. Schellinck over een al te grote fantasie beschikte. 45. De Middeleeuwse Muurschilderkunst: Gent 1000 j. Kunst en Cultuur, Gent, 1975, blz. 115. 46. Analoge veronderstellingen genoeg. De dunne kaarsjes op de werkenvan de meester van 1499 werden meermaals in verband gebracht met een mogelijke signatuur. 47. De schilderkunst van de 15de tot de 17de eeuw, in: Gent 1000 jaar kunst en cultuur, Gent 1975. 48. L'école Primitive Gantoise, in : Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, jg. 11 nr. 2, Gent, 1913, blz. 103~111.
108
BIBLIOGRAFIE Een onthullend boek: De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur - 1940-1944 - Els de Bens Verschenen in de reeks verhandelingen 'Mens en Tijd' onder redaktie van prof. dr. K. Van Isacker wil deze studie een overzicht geven van de gecensureerde geschreven pers in BelgiĂŤ tijdens de laatste bezettingsjaren. Over dit onderwerp bestaat feitelijk niets, ingegeven door de angst om een fel omstreden periode uit onze geschiedenis te behandelen. Bestaande publikaties.over W.0.2 gaan meestal uit van vooringenomen standpunten, zijn emotioneel geladen en worden ontsierd door subjectieve interpretaties. De studie van de collaboratie staat thans in het brandpunt van de belangstelling. In het eerste deel wordt de organisatie van de Belgische pers door de Duitse bezetter uiteengezet. Het tweede deel is uitsluitend gewijd aan de externe geschiedenis van de Belgische gecensureerde pers. In het derde deel wordt de inhoud van vier Vlaamse dagbladen geanalyseerd. Na afloop van de achttiendaagse veldtocht hebben de Duitsers getracht de Belgische nieuwsmedia zo vlugmogelijk onder hun controle te plaatsen. Zij beschouwden de dagbladpers als een machtig propagandamiddel om de publieke. opinie voor zich te winnen en zij hebben er naar gestreefd het Belgisch dagbladwezen, dat na 10 mei 1940 volledig was stilgelegd, weer snel op gang te brengen. Het is merkwaardig dat zij in dit opzet grotendeels geslaagd zijn.. In oktober 1940 kwamen er reeds 23 dagbladen van de pers waarvan de globale oplage die van de vooroorlogse pers bijna evenaarde. Deze studie reveleert dat de snelle heropbloei van de Belgische pers niet enkel het resultaat was van Duitse inmenging maar tevens van de ruime bereidheid tot collaboratie - weliswaar op basis van vaak zeer uiteenlopende motieven - vanwege de Belgische journalisten. Dit lijvig boek van 564 bladzijden kwam uiteindelijk tot stand dank zij de medewerking van velen, die terecht door de auteur met veellof wor..: den geciteerd. Dit werk : is aanwezig in ons Documentatiecentrum :kan aangekocht worden bij: Neder!. Boekhandel, Kapelsestraat 222, 2080 Kapellen : 475 fr. R.V. 109
OPLOSSINGVAN DE PUZZEL 1981 De geachte heer Quizmaster aangeworven door de G.T. is niet weinig in zijn nopjes. Elf (ELF) Ghendtsche Tydinghers (eressen) zijn er met brio in geslaagd de ZEVEN spookachtige wezens op te sporen die door de zorgen van genoemde heer Quizmaster in een bijna ondoordringbaar waas van geheimzinnigheid gehuld werden. Het lag voor de hand dat de sluiers zo maar in geen ik en een gij konden opgelicht worden. EncyclopedieÍn diende men na te slaan en pakken documentatie uit te pluizen. Dat is trouwens des heren Quizmasters opzet geweest. Een klein beetje ontg~>Ocheling hebben de dames hem spijtig genoeg bezorgd: slechts DRIE hunner doorstonden de vuurproef. Welke medezusters komen haar in 1982 vervoegen ? Alle ELF laureaten zijn zonder een enkele uitzondering overwinnaars uit gewoonte- want herhaaldelijk verschenen hun namen op voorgaande palmaressen. Nog een vraag: Wanneer komen enige nieuwkomers in de rangen van die veteranen plaats nemen ? "De puzzle verschijnend in de G.T. is voor mij steeds een soort uitdaging geweest om mijn kennis van onze dierbare stad te testen. Ik beleef er telkenmale veel genoegen aan". De puzzelaar die deze overdenking neerschreef zal wel verwoord hebben wat andere medespelers gedacht hebben. Een andere: "'k Heb wel een beetje in boeken gesnuffeld, hoor! Een paar oplossingen gingen wel vanzelf. Met de A het langst geworsteld." Een standvastige spoorzoeker : "Sedert 1976 neem ik elk jaar - met veel genoegen- deel aan de puzzel die verschijnt in G.T." Nog een andere (C.R.) blijkt op de koop toe een flinke rekenaar te zijiL Luister: "Het zetduiveltje heeft hier zeker zijn parten gespeeld. François Rooman werd geen 98 jaar maar 89 jaar aangezien hij stierf in 1735." De man heeft natuurlijk overschot van gelijk. Heer Quizmaster slaat een mea culpa, mea maxima culpa : hij zat warempel te slapen bij het verbeteren van de drukproeven. Ziehier dan de namen van de te onthullen personages: A Johanna van Constantinopel, B Geraard Denys, C Prosper Claeys, D Margareta 's Brunen, E Broeder Romain, F Lucas de Heere, G Comelis de Bont. Er dient aangestipt dat sommige namen op meer dan een wijze kunnen gespeld worden. De door ons gebruikte spelling is uiteraard niet de beste. Volgen nu de namen van de dames en heren puzzelaars die de puzzel '81 op een voorbeeldige wijze opgelost hebben. Baete (Mevr.); Beirnaert 0.; Buyle R.; Caese R.; Decaluwe P.; De Vriendt J.; Elderweirt, L.; Lefebure L.; Sarteel (Mevr.); Somers J.; Wauters (Mevr.). De G.T. danken ze vriendelijk voor hun medewerking. Tot einde '82 als ze een portie hersengymnastiek zal voorgeschoteld worden. 110
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. llde Jaargang, nr. 3
15 mei 1982
Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris Voorzitter: G. Hebbelynck Onder-Voorzitter : H. Collumbien Secretaris : R. Van Geluwe Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235 , Gent Secretariaat : Maïsstraat 235 Postrekening: 000-105.04.73-60 - Heemkundige en Historische Kring Gent, Koggestraat 14, Gent Lidgeld : 250 fr. per jaar INHOUD Over de Gentse " Garde-Civique " Over rosmolens en burenhinder Charles de Kerchove de Denterghem Inventaire archéologique : Handschrift Marcus van Vaernewyck Onze Gentse keukenrubriek Het huwelijk van Maria van Bourgondië Gentse koetsiers in ' t verweer Zes eeuwen geleden
112 125 130 139 142 152 15 7 159
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen ). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40 , Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.
Over de Gentse "Garde-Civiek" Toen Karelke Waeri, omstreeks 1897, zijn kluchtig lied over de Gentse "Burgerwacht" neerpende, vertolkte hij zonder twijfel de appreciatie ( ?) van de meeste stadgenoten ten aanzien van onze plaatselijke "garde-civiek" die ook spottend "garde-komiek" werd genoemd. Had men het immers, bij de eeuwwisseling, over onze burgerwacht dan glimlachte men, men zong een spotlied of men liet hen paraderen in caféchantants en in blijspelen. Men kon ze eenvoudig niet in ernst 'nemen. Was die ironie gegrond of wat was er aan de hand ? Feit is, dat onze "garde-civiek" zichzelf had overleefd en geen zin meer had. Ons land beschikte immers reeds een hele poos over een gedisciplineerd leger en met de afschaffing van de legerloting in 1909 was de burgerwacht helemaal overbodig. De vroegere officieren waren verwende rijkeluizoontjes die met hun tijd geen raad wisten, de onderofficieren trachtten in hun schaduw te leven en de rest poogde zo weinig mogelijk te verrichten. Zonder enige twijfel vormde de garde-civiek een schakel met de sinds eeuwen bestaande schuttersgilden die zowel in de noordelijke als in de zuidelijke Nederlanden hebben gebloeid. In sommige periodes verdedigden ze hun steden of gemeenten, op andere waren het meer ontspanningsverenigingen waarin men de wapens leerde hanteren. Dat ze niet altijd deden wat men ervan verwachtte, blijkt uit de "Ordonnantie op het Faictvande Borgherlicke Wacht" (in 58 artikels), te Gent, in 1672 bij Bauduyn Manilias gedrukt. Daarin staan duidelijk de verplichtingen, nl. de vaandels bewaken, evenals de poorten en de stadsvestingen. Ook tóen waren de taken netjes verdeeld : de adel en de notabelen bevalen en kregen daar trouwens een jaarlijkse vergoeding voor. De andere burgers moesten gehoorzamen. Voor hen hoefde alles gratis te gebeuren aangezien het ging over de eigen bescherming. De gewone man kreeg dus geen vergoeding en hij moest er het dagloonverlies op de koop toe bijnemen. Bovendien waren er heel wat boetes voorzien. De wachters (lees, de minstbegoeden) mochten geen plaatsvervanger sturen, niet te laat komen, niet slapen tijdens de dienst of de wapens verlaten, niet dronken verschijnen of zich bedrinken, niet vloeken en ook geen beledigende woorden zeggen ... of zingen ! Ze moesten hun eigen voedsel en hun persoonlijke wapens (de musket, een vuurroer, lonten, buskruit ofeen hellebaard) meebrengen en in uniform op de parades verschijnen. Er moet toen reeds iets gehaperd hebben aan de militaire vlijt en de ambities van onze voorouders want de "Hoogh-Bailliu" kloeg erover : " ... que la GardeBourgeoisede la mesme Ville (de Gand) n'est pas seulement diminuée mais allée dans une telle négligence, qu'il semble impossibie de laremettre dans son anchien lustre et d'obliger chacun à son devoir ... " 112
,..... ,..... (.>)
DefilĂŠ met muziekkapel aan het Koophandelsplein - ca. 1895. (Foto Arn. Vander Haeghen).
Vanaf 184·8 trachtte de Belgische regering de burgerwacht te reorganiseren en op een militaire wijze te drillen. In datzelfde jaar kreeg het Gents stadsbestuur de "stille wenk" tot de oprichting van een onderafdeling burgerwachtruiterij (de cavalerieje of de garde-civiek te pîrde) en een artilleriebatterij (de kanonboeren). Dertien jaar later werd er bij Koninklijk Besluit een compagnie "Chasseurséclaireurs" (jagers-verkenners), karabiniers aan toegevoegd. Voor de Gentenaars waren dat de "chaskens". Aan hun tunieken kon men ze uit elkaar herkennen. Men sprak van de blauwen, de groenen en de roden. De "chaskens" blijken het meest populair geweest te zijn. Zij waren de "groenen" of de "blinkdozen". Die laatste benaming hadden ze te danken aan hun officieren die schitterden van netheid en die trouwens behoorden tot de rijkste families uit de stad. Ze spraken uiteraard steeds Frans onder elkaar, gaven hun bevelen in 't Frans en lieten het aan de kundigheid van hun ondergeschikten over om hun te begrijpen. Deze jagers-verkennersafdeling behoorde dus officieel tot de karabiniers maar in het toenmalige Gentse depot beschikte men over geen enkele karabijn. Dus werd het effectief (maximaal 75 man!) met een "lange Mie" gewapend, een gedemodeerd model uit de Napoleontische periode, hetgeen de "chaskens" met klem weiger-den. Zodat ze in 1862, voor een algemene revue te Rijse~ in groep (dus voor halve prijs met de trein, door henzelf te betalen) aldaar arriveerden, gewapend met een bajonet die ze trouwens in bruikleen van hun Brugse collega's hadden meegekregen. Enkele maanden later ontving de eenheid, door tussenkomst van de Franse maarschalk Mac-Mahon, enkele karabijnen, de zgn. "carabine à tige" die men nog steeds langs de loop, door middel van een bijhorende stok, moest laden. Deze karabijn was veel korter dan de "lange Mie" maar was een vrij gevaarlijk wapen voor de schutter ... De uniformen moesten door de wachten zelf worden bekostigd, tenzij men "onvermogend" was. Dàn moest (wettelijk) de gemeentekas inspringen, wat neerkwam op de gewoonte de mindervermogenden maar liefst uit te schakelen. Daardoor werd, onrechtstreeks, het "meespelen" bij de burgerwacht een statussymbool.· Ook de voeding was voor eigen rekening, zowel tijdens de oefeningen als tijdens de revues. Men dreef het zelfs zo ver de uren te stipuleren waarop de familieleden de maaltijden mochten aanbrengen. Daarenboven zwaaiden de hogere officieren met de tuchtreglementen waardoor wederspannigheid of nalatigheid tijdens de dienst met een behoorlijke boete (en tijdens de eerste decennia van het ontstaan der afdelingen) zelfs met gevangenis kon worden bestraft. In 1866 werd de burgerwacht nogmaals gereorganiseerd. België had het bezoek gekregen van de Engelse "Riflemen" en men vond hun uniformen best geschikt als model voor de eigen wachters. Alle nutteloze versierse-
114
len werden weggelaten en men stelde de korte uniformjas voor met zwarte "brandebourgs" (lussen van galon of zijden koord die zijdelings zittende knopen over de borst verbonden) en bronzen knopen. De vroegere zwarte broek met groene band en met biesjes werd door de grijze broek met groene bandjes vervangen. Dat uniform was wel schoon maar hinderlijk, vooral 's zomers. Dà n was het te warm. In de winter was dit dan onvoldoende, aangezien noch mantel noch cape voorzien waren. Het hoofddeksel bleef de zijden shako met veren bos. Sommigen suggereerden toen reeds de lichte kepi. 1867 zou een datum in de burgerwachtgeschiedenis worden om niet meer te vergeten. Aangezien de "Riflemen" het jaar tevoren te Brussel op een grandioze manier ontvangen en gevierd waren en ze zelfs door koning Leopold op het kasteel te Laken op een banket waren uitgenodigd, kwam in 1867 de "revanche". Tweeduizend vierhonderd uitverkoren Belgische "gardes-civiques" mochten een tiental dagen te Londen en te Wimbiedon doorbrengen. Daar grepen schuttersprijskampen plaats. Onze bloedeigen "jagertjes" waren van de partij ! Alleen reeds de reis op de Engelse kruiser "Serapis", die de genodigden aan de Scheldemonding kwam ophalen, was voor de meesten een openbaring. De gastvrijheid begon dadelijk aan dek, waar een overvloed van Engelse specialiteiten in voeding en drank werd aangeboden. Een rapport vermeldde dat het eerste contingent op zulkdanige wijze had gesmUld en gedronken (Bruegel had toen nog moeten leven !) dat de laatst ingesèheepte groepen zich met een homp brood en een slok thee moesten tevreden stellen. Eerlijkheidshalve dient gezegd dat onze vaderlandse "leiding" de voedsel-. en-drankkwestie over 't hoofd had gezien ~ de hogere officieren voeren immers afzonderlijk op het stoomschip "Louise-Marie" - zodat sommige (mindere) burgers in gee:n twintig uren gegeten of gedronken hadden sinds ze hun huisdeur achter zich hadden dichtgesmakt. . De rest van de reis verliep echter zo sympathiek en er waren zoveel "garden-parties"met overvloedig spijs en drank, dat men er jaren nadien nog over nakaartte. ¡ .. Drie jaar later ontbrandde de Frans-Duitse oorlog en aangezien ons leger, om veiligheidsredenen, naar de grenzen werd gestuurd, werderide.Genise "chasseurs" verplicht bepaalde legerdiensten over te nemen; Het hoofdkwartier van de burgerwacht bevond zich toen op de Graslei, Van daaruit werden de groentjes.o.m. naar de gevangenissen aan de Coupure en aan de Nieuwe Wandeling gestuurd. Zo te zien waren de diensten echter niet zwaar. Zo werd b.v. toegestaan dat de wachtpost, tijdens regenvlagen, mocht binnenblijven, maar dan moest de onderofficier wel in het deurgat op uitkijk staan. De bewapening, het percussiegeweer met handlading, maakte nochtans de zaak niet gemakkelijk. De regering had daar blijkbaar klachten over gekregen wantvanaf de 18de oogst kregen
115
Revue op de Botermarkt- ca 1890. (Foto Edm. SacrĂŠ- verz.J.van Waesberghe)
116
onze vrienden (tijdelijk !) geweren met patronen (het zgn. "Albini-geweer"). Hetgeen trouwens aanleiding gaf tot een speciaal bericht van de staf waardoor de wachters werden aangemaand bij hun eerstvolgende beurt stipt op tijd (! !) te zijn opdat ze nog een bondige verklaring over 't gebruik van het nieuwe wapen konden volgen ... Tot in 1872 kregen de garde-civieken schietoefeningen in de grachten van de Citadel; in dàtjaar dacht men eraan een behoorlijke, stenen schietbaan te bouwen. Het jaar daarop stichtte men, in het half-bataljon der jagers-verkenners, een muziekafdeling, een ontspanningsvereniging die in de loop der jaren heel wat concerten in het Casino (op de Coupure) en op onze kiosken zou geven. Bij G. Van Melle (Gent) verscheen er in 1875 een "Règlement de la Compagnie des Chasseurs-éclaireurs de Gand". Dat was niet het enige natuurlijk. De "Division d'Artillerie" en de "Subdivision de la cavalerie" hadden hun eigen reglementeringen. In de voorschriften van onze "chaskens" lezen we dat elke persoon, die wenste toe te treden tot deze compagnie, minstens 21 jaar moest zijn en minimaal een lengte van 1 m 57 moest hebben. De raad kon gebeurlijk ontheffing van de leeftijd verlenen. De wachter moest instaan voor een deel van zijn uitrusting en voor zijn uniform (dat naar de grillen van elke nieuwverkozen "lieutenant-général-commandant-supérieur" weer veranderde). Het equipement uit leder en de bewapening (voor zover die bestond en die steeds sterk verouderd was) werden door de staat verstrekt. Dat betekende, door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en- dat van ... Ope:nbaar Onderwijs ! ! Beschadiging of verlies van de voorwerpen moesten natuurlijk betaald worden. In-datzelfde reglement vertelt artikel 7 dat niemand ontslag kon nemen tenzij in de eerste helft van januari. In elk ander geval was er een boete voorzienvan het dubbelevan de jaarlijkse bijdrage. Want men was niet alleen gratis vrijwilliger, inen betaalde, al naar zijn rang, een jaarlijkse bijdrage. (In 1894varieerde dat bij de artillerie tussen 10 frank voor de wacht eh 25 frank-voor® officier); _··Stiaîb~waren ook diegenen dieniet-tijdig op 'tappel aanwezig waren, die r~okten~ ofbàbbeldenht,detangen(boete: 25 centimes), die nà de vormingvariheipel:Oton arriveerden (50 centimes) enz. Samen met de stadssubsidie diende dat geldori:I d.e bilrgerwachtkas te spijzen. Dat meimet .die ''votlliissen~' nogal de. dràakstak, is uit de strofe zes van K \Vaeri's ~'Bu~gei:Waeht"af relezen: ·. "Er was tie keer ne ~de, hjjttok-hetpierland in, · ·. En seffens dè familie, die dî-~_g zijn wapens in, -· Maar drie, vier rriaalideri later; wiérd hijgecondamneerd, Omdat hij zonder redens, 't appel had gemankeerd ! " 117
\
~
\
l \ 1
l
118
In de jaren die volgden, nam de Gentse burgerwacht deel aan de "Pacificatiestoet", vormde ze de erewacht te Sint-Niklaas, toen koning Leopold 11 er het stadhuis inhuldigde en was ze ook present te Brussel ter gelegenheid van hetvijftigjarigbestaan vanOnafhankelijk België.·Op 10 juli 1880 werd~n de "Gardes-Civiques"-afdelingen van ons land door de vorst geïnspeèteerd. Tweejaar nadien was de Gentse burgerwacht in feest. Een der karabiniers, korporaal Alfons Kinsoen, behaalde de 1e prijs op de nationale schiet:baan. Als blijk van waardering overhandigde het Gents stadsbestuur aan de "Garde-civique" eenvlagvan 1830 in bruikleen. Na elke parade moest de vlag terug naar het stadhuis. (In 1891 kregen ze een eigen vlag uit de handen van de koning~) In 1886 trok de muZiekafdeling van de "chaskens ", op uitnodiging van de officieren van de "Schutterij" aldaar, naar Vlissingen. Het was de eerste maal sinds de scheiding, dat een Belgisch "militair" gezelschap naar Nederland-kwam. In datzelfde jaar vierden onze jagertjes de 25e verjaardag van de oprichting van hun korps. Zoals altijd bij dergelijke feesten kwam daar een galavertoning in de opera en een groot banket (in het Posthotel ?) bij te pas. Een jaar later veranderden de uniformen opnieuw. Bij de jagers-verkenners bestond het zgn. ''volledig uniform" uit een zijden shako met verenbos (gekleurde hanepluimen ?), een groene tuniek, een grijze, lakense broek, eenknapzak, eenopgerolde kapotjas en zwarte handschoenen. Ging men op mars,· dan werd de hoed bedekt, droeg men enkel de kapotjas en had men daarenboven een knapzak, een bekken, een eetketel en een veldfles-nodig. Tijdens de winter werd de tuniek onder de overjas gedragen. . Bij ceremoniègelegeriheden.:-hoorden de zijden shako met veren, de groene tunîek~ de grijze, lakense broek ni{!t biesjes; de koppelriem met de yagatan-sabel; de patroontas (!) en de zwarte handschoenen. Enkel de officieren d:èoogen _steeds. witte. De artilleristenherkende men aan hun rode tuniek, de cavaleristen aan hun blau.We. TypiSch-was, dat deze laatsten gewapend waren met een heellangesabeldie.hun wel eens parten speeldeals ze, bij revues, het ondinguit d~ sch.ède i:D.oesten_trekken. Een onbekend gebleven dichter (Casimir Verhé-?J schreef daarover satirische verzen (129 regels) in "Une rencontre'' ou"Le derniermot sur laÇarde Civique". Deze auteur liet dit in ·1889 tt~ Gertkbifdr,t.tkker Eug. V anderhaeghen, verschijnen. Enkele jaren. tev9renwerd te Gent de 13de federale samenkomst van de jagers-verken:nersplec;htiggevierd. Er was een "~août" (ofte grootse avondreceptie) in de zalen van het Casino (aan de Coupure). 's Anderendaags, 17 juli 1892, voerde men gezamenlijk maneuvers uit op het plein te Sint-Denijs-Westrem. De 18de was er een schermpartij in de namiddag en een gala 's avonds in de opera, georganiseerd door de Melomanen. 119
1-'
N 0
Grote revue op Sint-Pietersplein - ca 1895 . (F~to Arn. Vander Haeghen)
De 11de december richtten de groenen een banket in, ter ere van hun majoor C. Th. Timmermans. Voegen we er dadelijk aan toe dat de gardecivieken wisten wat ze deden als het op gastronomie aankwam. Al hun officiële gastmalen grepen plaats in de meest uitgelezen restaurants. (Tussen 1892 en 1894 blijkbaar steeds in het Posthotel op de Kouter, een zaak die een internationale faam had!). Het gebeurde waarschijnlijk ook elders, zoals Karelke Waeri ons als volgt beschrijft : "Om een bewijs te geven van hun dapperheid, Hebben ze weest dieneeren met goeden appeteit, Bouard le sait q'la garde meurt et neserend pas, Alors qu'ils ont à faire, contre une douzaine de plats ... " Om nu terug te keren tot het feest van de majoor, het menu zelf was reeds een meesterwerk. Met het portret van Timmermans in me daljon vooraan, bestond het, opengevouwen, uit twee gedeelten. Links las men de opsomming der "gangen" en wijnsoorten, rechts: het programma van de muzikale sfeerschepping (piano en zang) waaronder natuurlijk een "Ode au drapeau" en "Le déftlé" niet ontbraken. Het banket zelf bestond uit de fijnste hapjes. Het begon, zoals het toen hoorde, met de "koninklijke" oesters en dan volgden een tiental gerechten waarbij de tarbot met kappertjes, de kalfsribbetjes, de Ardense reebok en de Schotse fazanten tussen de andere delicatessen thuishoorden. Bij de wijnsoorten had men een ruime keus, naargelang de smaak en de portemonnee: Saint-Emilion (3 fr.), Chateau Margaux (8 fr~), Chambertin (8 fr.), Louis Roederer (13 fr.) enz. · Een week vroeger, de 4de december 1892, hield de "Batterie d'Artillerie de la Garde Civique de Gand" ter gelegenheid van Sinte-Barbara, een dergelijk banket in voornoemd hotel. (Op elk gebied trachtten ze elkaar de loef af te steken). Het was niet helemaal dezelfde dis maar het was niettemin even grandioos en de "Huitres Royales" vormden eveneens de smakelijke voorboden. Het volgende jaar kreeg onze burgerwacht de handen vol. Tijdens de talrijke opstootjes en de arbeidersstakingen in verband met de bewustwording van de man-uit-de-straat, werden de garde-civiekeri te voet en te paard dè stad ingestuurd om de orde te herstellen. Wat ze ervan terecht hebben gebracht, weten we niet. We kunnen het ons echter wel indenken. Hetgeen hun méér lag, was het inrichten van liefdadigheidsconcerten. De 18de februari 1894 werd, in aanwezigheid van prins Albert, een dergelijk concert gehouden ten voordele van de groepen "Zondernaam, niet zooder hart" en "Het werk van de weduwen". Dertienduizend frank bracht deze avond op en tienduizend werd onder voornoemde maatschappijen verdeeld. 121
Tot op dat ogenblik bleef de braafburgerlijke traditie doorgaan. Om de vijf jaar lieten de officieren zich (her)kiezen, organiseerden dan een tiental oefendagen en evenveel wandelingen, richtten een paar militaire revues in hetzij op de Coupure, hetzij op de Kouter, volgden de onvermijdelijke "maneuvers" en lieten zich tijdens banketten (in het Posthotel) en bals (uitsluitend voor de rijke burgerij) in de opera vieren om hun dapperheid en hun charmes. Want voor de officieren waren dat allemaal parade dagen. Daarnaast kregen de gewone wachten en hun onderofficieren soms heel eigenaardige opdrachten. Tijdens de verkiezingen waren zij in de belangrijkste stembureaus van dienst. Wat zij daar moesten uitvoeren, mag joostweten maar Karel Waeri wist daarover het volgende: "De kiezing voor de Kamers, is iets dat embêteert, Een deel der burgerwachten was weer geconvokeerd, De chaskens haên 't zoo lastig, men droeg van tijd tot tijd, Met heele manden flesschen in d'universiteit." In 1897 kwam, als een donkere wolk in een azure hemel, een nieuwe wet op de reorganisatie van de burgerwacht, wat o.m. inhield dat, in Vlaanderen, de officieren en het ondergeschikt kader de militaire en andere bevelen voortaan in het Nederlands moesten geven. Karel Waeri scherpte zijn pen en schreef : ''Wat zag men lest gebeuren, in onze burgerwacht, 't Is waarlijk te betreuren, wat schrikkelijk gedacht, Ne man die "tegenwoordig" durft roepen voor "present", 't Is om ervan te barsten, c'est fort, c'est insolent! In Vlaandren Vlaamsch te spreken, 't is niet gepermetteerd, Hij dient te zijn gegeeseld, ofwel gefusilleerd, Zoo 't reglement verkrachten, en nogal in 't publiek, 11 a brisé la gloire de toute la garde-civique." De eerste maanden die volgden, werd er natuurlijk niets aan de vroegere situatie veranderd. De meeste onderrichters waren trouwens Walen en zij beweerden dat men onmogelijk van hen kon eisen dat ze Vlaams spraken. Ze vonden de bevelen in 't Vlaams lachwekkend, potsierlijk. In 1903 bleken er nog verschillende onderafdelingen te Gent, maar ook te Oostende, Antwerpen, Leuven en Tienen enkel in 't Frans te commanderen en in datzelfde jaar schreef A. V ander Mensbrugghe : "Les commandements flamands dans la Garde Civique, une regrettable erreur !". Dat boekje verscheen bij A. V andeweghe in de Nederkouter 61 alhier. De wet bleef natuurlijk van kracht en bij de eerstvolg;:nde officiersaanduiding was er van herkiezen geen spraak meer. De heren trokken eruit. Basta! Dat was eigenlijk van weinig belang. De oorspronkelijke functie van de burgerwacht was tegen de eeuwwisseling volledig verwaterd. De
122
.",
,.... N U.>
"".".... ..111#.....- ~·
·-
~·"- ' ~ ~...;...
.
· IJ~}> · 'JlL
~·
Revue op de Kouter - defilé van de Burgerwacht gezien door Jules De Bruycker - 1912. Museum voor Schone Kunsten Gent. (Foto Edg. Barbaix)
burgerwacht werd nog in stand gehouden als een "folkloristische" traditie. Geen zinnig mens die er nog in geloofde. Wat kon er trouwens gebeuren. Leefden we niet in vrede sinds 1830 ?•.. Toen, in 1914, de oorlog uitbrak, was de "garde-civique" volledig uitgerangeerd. Ze behoorde tot de geschiedenis. Enkel de feestmenu's, brochures, zichtkaarten, liedjes e.d. hielden ze in onze herinnering. L. HOSTE BIBLIOGRAFIE -"Ordonnantie op het Faict van de Borgerlicke Wacht. Ghemaeckt ende ghestatueerd by myne Ed. Heeren den Hoogh-Bailliu ende Schepenen vander Keure der Stede van Ghendt, tot beter directie van deeze, .•. ",Gent, 1672. -"Reglement voor de Exercitie van het Voet-volk der Vrijwillige Corpora, zoo ten platten Lande als in de Steden.", Gent, 1790. - "Un mot sur la i:éorganisation de la garde-civique. Un Garde-Civique Gantois", Gent, 1866. - "Réglement de la Compagnie des Chasseurs-éclaireurs de Gand.", Gent, 1875. - "Une rencontre" (ou "Le dernier mot sur la Garde-Civique"., Gent, 1889. - Garde-Civique de Gand. Division d'Artillerie. Réglement d'ordre intérieur.", Gent, 1894. . - Waeri, P., Verzameling der volledige kluchtige en politieke liederen van Karel Waeri., Gent, 1899. - Vander Mensbrugghe, A., Une regrettable erreur. Les commandements flaman<$ dans la Garde-Civique., Gent, 1903. - Garde-Civique de Gand. Derni-bataillon de chasseurs à pied. Fêtes (organisées les 20~21 et 22 juillet 1912 à I' occasion du cinquantième anniversaire de la constitution du corps), Gent, 1912.
124
Over rosmolens en burenhinder I. In de lente van het jaar 17 59 heeft sr Jan Baptiste de Moerloose in het achterhuis van zijn woning in de Veldstraat te Gent een nieuwe rosmolen in gebruik genomen om er tabak mee te kerven en te malen. Het moet een indrukwekkende konstruktie geweest zijn, vooral op de eigenlijke maalzolder op de eerste verdieping, met niet minder dan drie koppels maalstenen en twaalf kerfmessen. In de benedenruimte op de begane grond liep het paard rond een draaiende staak, die door middel van een dwarse houten balk tegen het gebinte van de bovenverdieping was aangebracht en verankerd in de respektieve scheidingsmuren van de aanpalende achterhuizen. De eigenlijke maal~ en kerfinstallatie op de eerste verdieping, aangedreven met kamwielen op de vertikale draaistaak, was eveneens via het zoldergebinte vastgemaakt in de aanpalende gemeenschappelijke zijmuren. Dat de beide buren - sr Marcus Pijolez (of Pijolée) en sr Livinus Everaert - allerminst opgetogen waren over het voortdurende "gedommel, gedruis ende mouvement", veroorzaakt door "de force van het rnaellen en stampen" is gemakkelijk te raden. Ze wensen overigens niet zomaar in die toestand te berusten en leggen klacht neer bij "het Collegie" van de stad. Het Hhinderlijke bedrijf", vermoedelijk zonder de nodige toelating of oktrooi geïnstalleerd ( 1), krijgt dan ook "inspektie" : een tweetal officiële heren -Jonker Sebastiaan Hyacinthe de Clerque en Gerard Francois Rodrigos de Voria y V ega - en een drietal deskundigen (om de even tue~ le schade vast te stellen) : heer ende meester Caerel Goethals en. de meesters-metsers Jan Baptiste Simoensen Francis Verburght. De inspektie gebeurt grondig, zoals uit de officiële "acte van visitatien" blijkt (2) : de delegatie bezoekt eerst de rosmoleninstallatie zelf, die ze "doen en zien draaien op alle manieren, eerst met twee, dan met drie koppels maalstenen, daarna met de kerfmesse~ en één der maalstenen, en tenslotte met het komplete draaiende werk van de hele molen en de twaalf kerfmessen te zamen, die met het draaien of malen en stampen een groot gedommel, gedruis en beweging veroorzaken op de eerste zolder boven het paard". (1) We vinden geen oktrooiaanvraag in het register 44 van de ter zake bevoegde Wetachtige Kamer (Rijksarchief Gent), waarin -alleen reeds voor de stad Gent tussen 1700 en 1780 - niet minder dan 16 oktrooien voor oprichting van nieuwe (of voor regularizatie van onrechtmatig in gebruik genomen) rosmolens vermeld staan. (2) Stadsarchief Gent, Reeks 533, Bundel172. Tekst opgenomen in bijlage I.
125
Daarna bezoekt het gezelschap ook de aanpalende woningen. Er wordt gekonstateerd dat "het voormelde gedommel, gedruis en moevement" inderdaad "communiqueert aen de beide achterhuizen" (merkelijk meer zelfs bij sr Pijolée dan bij sr Everaert) en dat zich "met verloop van tijd enige schade aan de gemeenschappelijke zijmuren kan, resp. moet voordoen, ongetwijfeld in ergere mate bij sr Pijolée. Tot zover de vaststellingen van het inspektiebezoek (dat in bijlage I in extenso wordt weergegeven). Hoe de zaak verder is afgelopen, is ons niet bekend. II. Bovenstaand geval kan zeker niet uitzonderlijk geweest zijn. Rosmolens waren inderdaad bijzonder "hinderlijke bedrijven", zeker wanneer ze niet in aparte bouwsels ondergebracht waren. Lawaaihinder gaven ze al~ leszins, maar ook materiële schade aan de aanpalende gebouwen waszoals we gezien hebben- lang niet denkbeeldig. En het eerste kwaad was misschien, voor de mensen die ermee moesten leven, nog een stuk erger dan het tweede ... Ter illustratie daarvan een tweede voorbeeld, ditmaal uit 1792 (3 ). In dat jaar wil Livinus Martens een olierosmolen oprichten "buiten de Petercellepoort, roede en heerlijkheid van Sint-Pieters". De toelating daartoe moet hij bekomen van de Abt van Sint-Pieters. Hij vreest echter, niet ten onrechte trouwens, dat er klachten zouden kunnen zijn van buren die niet graag een dergelijk "stamp kot" naast zich zouden krijgen. En hij richt derhalve, om de klagers vóór te zijn, een brief tot de Proost van dezelfde abdij, waarin hij zegt dat hij "met reden beducht is, dat . men door valse bewijsvoeringen des suppliants verzoek zou kunnen afwijzen". Daarom heeft men hem de raad gegeven, zo schrijft hij, bij zijn aanvraag een verklaring te voegen van "deskundige metsers, timmerman en olieslagers, waaruit blijkt dat noch door de bouw zelf, noch door de maalaktiviteit iemand van de geburen of van de voorbijgangers enige schade zou kunnen lijden (rekening gehouden met de breedte van de straat); daarom zou het al te sensibel zijn, op zulke frivole en valse pretexten de suppliant in zijn verzoek af te wijzen" ... Die experten-verklaring (blijkbaar na "bezoek ter plaatse"), gedateerd 28 juli 1792, is bewaard gebleven in de abdijdossiers. Niet minder dan zes deskundigen (allicht zelf betrokken geweest bij de oprichting van de rosmolen in kwestie ! ?) spreken zich uit ten gunste van de aanvrager : "J. B. Mortier en Francies Stoppelaire, allebei meesters-metsers, Pieter Bernard Comparé, meester-timmerman, Hendrik de Bock en Joannes Beijaert, (3) Rijksarchief Gent, Fonds Sint-Pietersabdij, Reeks 11, bundel1112 (diverse losse stukken).
126
meesters-timmermans en molenmakers, Carel Louis Arnaut, vrije olieslager (4), allen woonachtig binnen de stad Gent, hebben... ter requisitie van Sieur Livinus Martens zich heden begeven... naar zeker gebouw op de baillen (5) buiten de Petercellepoort". Volgens de verklaring van deze experten is "de bouw staande helemaal op zichzelf, zodat het stampkot, dat daarin gemaakt is, geenszins schade kan toebrengen aan wie dan ook". Zo te zien is er dan ook geen vuiltje aan de lucht natuurlijk. Maar de tegenpartij - een buurman vermoedelijk, in casu Sieur Pieter Frans Helaudt junior, wonende buiten de Petercellepoort -ziet het helemaal anders! En ook hij heeft, iets vroeger zelfs dan Sieur Martens, een beroep gedaan op enkele deskundigen, om het tegendeel te bewijzen : het zijn de meesters-olieslagers P. Braem, Frans Arnaut, P.J. Berte en P.J. Blommaert. Uit eigen ondervinding uit hoofde van hun beroep kunnen zij het best weten wat het betekent, te moeten leven naast (of zelfs in) een oliemolen. Het beeld dat zij daarvan geven in hun verklaringvan 16 juli 1792 (zie bijlage II) liegt er alleszins niet om~ Hun argumentatie is, dat "wanneer een oliemolen niet op zichzelf staat en geplaatst wordt tegen een huis, dat huis door de daver en het geweld van de heien ( 6) merkelijk beschadigd kan worden en mettertijd de ruïne moet veroorzaken, des te meer wanneer een dergelijk huis slechts van een middelmatige bouwkwaliteit is." Bovendien, zeggen ze, " is zulk een huis gewoonweg niet te bewonen, want er kan daar geen rust gegeven worden door de daver of het geweld van de voornoemde heien, zodanig dat men elkaar niet kan verstaan, tenzij met luide stem schreeuwende". :Óe ene expertenverklaring staat dus blijkbaar lijnrecht tegenover de andere. Persoonlijk zouden we geneigd zijn, eerder geloof te schenken aan de laatste verklaring, die wel méér met de (weinig benijdenswaardige) werkelijkheid zal stroken ! Maar uit de dossierstukken blijkt verder niet, hoe deze zaak voor Livinus Martens is afgelopen. Zo was dan de goede oude tijd, toen alles beter was dan nu ... BIJLAGE I. Stadsarchief Gent, Reeks 533, Bundel172. Actum den 11 Junij 1759 hebben wij onderschreven meesters-metsers binnen dese stadt Ghent ter interventie van J oncker Sebastiaen Hyachinte de Clerque, Chevallier de Sousberge, ende Gerard Francois Rod.rigos de Voria y Vega, benevens heer ende meester aterel Goethals als comissarissen uijt den Collegie, benevens de voordere heeren consultanten ons ge(4) Carel Louis Àrnaut was molenaar op een oliestampkot, staande aan de Coupure. (5) De Raillestraat begon onmiddellijk buiten de Petercelle- of Kortrijkse Poort, naar het vroegere Schreiboom toe (richting Oudenaarde). (6) De stampers die het oliezaad moesten pletten.
127
transporteert ten twee uren naer middagh in het achterhuijs wanof het voorhuijs is staende ten voorhoofde inde Velstraete, campiterende ende gebruijckt by sr Jan Baptiste de Moerloose, alwaer wij bevonden hebben geconstrueert ende gestelt te sijn eenen nieuwen perden toeback meullen den weleken wij op het versoeek vande geseijde heeren comissarissen naukeurigh gevisiteert hebben ende bevonden inden middel van d'onderste plaetse den draeijenden staeek ofte piveau (1) waer aen het pert vast gespannen wort, den gonnen met eene dwerssche hauten plaette is vast gemaeckt aende gebinden vande tweede staijge (2), welcke gebinden sijn liggende ende vast gehanckert inde wedersijtsche gemeene separatie roueren vande nevenstaende achterhuijsen. Voorders hebben wij noch gesien ende bevonden dat den selven werckt met drij copelen rnaeisteenen ende met twalf stampen ofte kerfmessen alle welcke voornoemde meullens ende kerfstampen sijn gestelt op den solder vande eerste staijge waerop de gheheelle force, gedommel, gedruijs ende mouvement op gedaen wort door het maellen, stampen als andersins, wanóf de twee gebinden insgelijckx sijn liggende inde wedersijtsche gemeene sijdemueren even ende gelijck de gonne vande staijge daerboven alwaer, gelijck vooren geseijt is, den draeijenden staeek ende piveau aen vastgemaeckt staet. Gevolgentlijck hebben wij den gemelden perdenmeullen doen ende sien draeijen op alle manieren, ee(r)st met twee, dan met drij coppelen rnaeisteenen ende daer naer met alle de kerfstampen ende eenen meullen, mitsgaders met alle de draeijende wercken van gheheel den vorseijden meullen ende de twalf kerfstampen te sammen, de welcke met het draeijen ofte rnaellen ende stampen een groot gedommel, gedruijs ende moevementen sijn doende op den eersten solder boven het pert; wanof de principaelle gebinden ende strijckhauten sijn liggende inde wedersijtsche gemeene separatieroueren als voorseijt van de nevenstaende achterhuijsen competeerende aen sr Marcus Pijolez ende sr Livinus Everaert ende alsoo het voorseijde gedommel, gedruis ende moevementen is communiquerende aende selve hunne achterhuijsen ofte gebauwen. Voorders sijn wij gegaen ter presentie ende interventie als vooren, eerst in het achterhuijs vanden huijse van sr Livinus Everaert soo onder als boven op de nieuwe caemer boven de achterpoorte ende aldaer bevonden dat het voornoemde ge dommel ende gedruijs met de moevementen eenighsints communiqueert aen het gemelde sijn achterhuijs ofte gebauw doordien als voorseijt de principaele gebinden ende strijckhauten, alwaer den voornoemden meullen sijn force is op doende, sijn liggende ende vastgemaeckt ende ghehanckert inden sijde separatieroueren van beijde de achterhuijsen ende meulen-huijs waerdoor door laps (3) van tijde eenighe schaede aende gemelde separatieroueren can toegebracht worden. Ende van daer hebben wij ons getransporteert ter interventie als vooren in het achterhuijs van d'ander sijde van het meullenhuijs, compiteerende sr Marcus Pijolée ende bevonden dat den separatiemuer van den ganck ende den gemeenen separatiemuer alwaer de meer geseijde gebinden, waerop den meullen sijne force is doende, sijn inliggende ende vast geanckert, mitsgaders op de boven caemer alwaer wij bevonden hebbenjegens den selven gemeenen separatiemuer eenige lackaerissen (4)
(1) Fr. pivot= as. (2) Fr, étage =verdieping (3) laps =verloop. (4) Lacarisse, lacrisse (Kiliaen : lackerisse ), uit Lat. liquiritia = zoethout, kalissenhout, een wortelachtige plant.
128
van eenen Mercurius wijnckel (5) dat het moevement, gedommel ende gedruijs merckelijck meerder is als vanden cant van den achterhuijse van sr Everaert, waerdoor met lapsvantijde sekerlijck eenighe schaede aende selve gemeene separatie muer moet causeeren. Waermede wij sluijten ende verleenen dese onse acte van visitatien, alles ter goeder trauwen ende met presentatie in forme, dies aensocht sijnde. Ons torconden desen 12 Junij 1759. Jan Baptiste Simoens 1759 Francis Verburght. BIJLAGE 11. Rijksarchief Gent, Fonds Sint-Pietersabdij, Reeks 11, nr. 1112 D'onderschrevene meesters olislaeghers binnen de stadt Ghendt verciaeren ende attesteren ... ter requisitie van Sieur Pieter Frans Helaudt junior, woonende buijten de Petercellepoorte, roede ende heerelijckhede van Sin te Pieters, dat van hunne perfecte kennisse ende wetenschap ende ondervindinge is, vuijt hunne fonctie resulterende, dat als wanneer eenen oliepeerdenmeulen op sijn eijgen niet en staet ende geplaceert wort tegen een huijs, dat huijs door den daver ende gewelt van de heijen merckelijck beschaedigh (sic) can worden ende metter tijdt de ruĂŻne moet veroorsaecken, te meer als dierghelijck huijs maer en is van eene mediocre constructie, boven( dien) dat sulck een huijs niet bewoonelijek en is, want aldaer geen ruste en can gegeven worden door den daever ofte gewelt vande voornoemde heijen, soodaenigh dat men elckanderen niet en can verstaen ten sij met luijder stemme schreeuwende. Gevende voor redenen van wetenschap de gonne uijt hunne fonctie resulterende, met presentatie in forma. Actum den 16enJulij 1792. P. Braem
Frans Aernaut
P.J. Bette
P.J. Blommaert
(5) Mercurius-winkel : kruidenierszaak, drogisterij (?) - cfr. het Hermes~teken van de apotekers (Hermes = Mercurius). De juiste bedoeling of betekenis van deze passus is niet heel duidelijk.
129
Charles de Kerchove de Denterghem Op 21 februari was het precies 1 00 jaar geleden dat Charles de Kerchove de Denterghem overleed in zijn huis in de Burgstraat. Wij willen van deze gelegenheid gebruik maken om even deze gekende Gentse figuur te belichten. En bij wie konden wij voor zo iets beter terecht dan bij Pierre Kluyskens die destijds een serie artikels schreef over onze vroegere Gentse burgemeesters? Wij laten hier zijn bedenkingen volgen met dank aan de familie Kluyskens voor de toelating tot publicatie. Op hun Kongres van 1846 hadden de Belgische Liberalen een dubbel doel bereikt: de stichting van de eerste georganizeerde politieke partij in het land, het opstellen en doen aanvaarden van een programma, een doctrine, een toekomstplan. De Liberalen waren sterk een eendrachtig uit dit voor hen beslissend kongres getreden. Hun nederlaag te Gent, onneembare vesting van de partij, bij de gemeenteverkiezingen van 1854, verwekte dan ook geweldige sensatie in gans BelgiĂŤ. De katastrafale uitslag van die verkiezingen was voor de Gentse afdeling van de partij, een koud stortbad en een ernstige vermaning geweest : zelfs te Gent, konden de Liberalen onverwachts het onderspit delven. Zij zouden dan ook, onmiddellijk na de benoeming en aanstelling van Delehaye, de volgende verkiezingen voorbereiden,metikuleus, hardnekkig, met al de wapens over dewelke de oppositie in ons land beschikt. Die voorbereiding welke zalleiden naar de liberale triomf van 1857, is in het Gentse, grotendeels het werk geweest van Karel de Kerchove, de zoon van de in 1854 door het kiezerskorps aan wal gezette burgemeester. Voor die beslissende verkiezingen van 1857, werd de spurt, om een uitdrukking aan de sportterminologie te ontfutselen, van heel ver ingezet. Op 26 januari 1857, heeft in het foyer van de Minardschouwburg, de algemene vergadering plaats van de "Liberale Grondwettelijke Vereniging". Een voorzitter wordt verkozen : de 38-jarige Karel de Kerchove, de Kerchove de Limon, zoals men hem noemt om hem gemakkelijker te onderscheiden van zijn vader, graaf Constant de Kerchove de Denterghem. De militanten van de partij hebben vertrouwen in deze kalme, bezadigde man die weet wat hij wil. De Gentse kiezers kennen hem nochtans slecht, hij is immers nooit biezonder op het voorplan getreden. Bij de gemeenteverkiezingen van 27 september wordt hij weliswaar verkozen, doch van de zestien verkozen liberalen, zijn er slechts twee kandidaten die minder 130
(Copyright Stadsarchief Gent)
131
stemmen behaald hebben dan de Kerchove, en niettemin zal hij het zijn die, na het ontslag van Delehaye, bij Kon. Besluit van 21 december van hetzelfde jaar, burgemeester van Gent zal worden benoemd. Het prestige van de naam zal, in die jaren, niet geheel vreemd zijn geweest aan de keus van de overheid, echter ook de belofte die de jonge de Kerchove voor de liberalen vertegenwoordigt. Men heeft in de leiding van de partij begrepen dat populariteit een broos iets is en geen absolute waarborg van overwinning uitmaakt. In een stad als Gent, waar de strijd hard, onmeedogend wordt gevoerd, heeft men een nuchtere doktrinair nodig, omringd door een stafbekwame medewerkers. De oppositie, aangevoerd en opgehitst door "Le Bien Public" zal ongenadig, onvermurwbaar zijn, en op dat ogenblik weten de Liberalen niet eens dat het katoliek dagblad, enkele maanden later op de medewerking zal mogen rekenen van een jonge journalist, die zich dra zal veropenbaren als de meest geduchte debatter van het land : Willem Verspeyen, de man die een halve eeuw lang, met de pen, een strijd op leven en dood tegen de Liberalen zal voeren.
*
* * In 1857 is, alles bij mekaar, een Karel de Kerchove the right man voor de Gentse liberalen. Hij wordt te Gent geboren op 4 juni 1819 als zoon van Constant de Kerchove en gravin Pauline de Loose. Na zijn middelbare studies, loopt hij kollege aan de Universiteit waar hij het diploma van Ingenieur van Bruggen en Wegen behaalt, een diploma dat gewoonlijk niet leidt naar de kronkelende wegen van de politiek, behalve wanneer men thuis aan tafel zit met een vader-burgemeester en men tevens bevriend geraakt met een sterke personaliteit als François Huet, filosoof en voornaamste discipel van de Franse wijsgeer Bordas-Demoulin. De invloed van Professor Huet, die aan de Gentse Hogeschool de wijsbegeerte doceerde, is van kapitale invloed geweest op heel wat politieke figuren uit de tijd, liberalen en toekomstige socialisten. Huet, heftig bekampt door de geestelijkheid en door de konservatieven, heeft ook op Karel de Kerchove een beslissende invloed uitgeoefend en heeft hem talrijke gedachten en principes aangeleerd, welke de jonge burgemeester naderhand in zijn politieke loopbaan zal trachten te verwezenlijken en die van hem, vrij vlug, de leider van de door nieuwe idealen bezielde liberale partij; althans in het Gentse, zullen maken. Op 16 mei 1843 trad Karel de Kerchove in het huwelijk met Eugènnie de Liman de Steenbrugghe, die hem zes kinderen zou schenken: Oswald, die later goeverneur van Henegouwen, volksvertegenwoordiger en senator zou worden, Malvina, Rodolf, Clotilda, Louisa en Adelbrecht. 132
Materiële of financiële zorgen zullen er in de familie de Kerchove wel nooit bestaan hebben. Wij kennen zelfs, tengevolge van een vinnige polemiek, die zijn eigen partij had uitgelokt, het approximatief bedrag van , zijn fortuin, toen hij een tijdlang burgemeester van Gent was. De Liberalen die het in die jaren speciaal op de kloosters hadden gemunt en een scherpe kampagne voerden tegen de zg. Dode Hand, hadden in hun pers en in een "Statistique des Couvents de Gand" beweerd dat het gezamenlijk fortuin van de Gentse kloosters ruim 12.000.000 goudfrank bedroeg. De katolieke senator Jules Lammens greep toen naar zijn beste pen en liet in "Le Bien Public" van 4 juni 1878 een open brief "en répoll:se à la "Statistique des Couvents de Gand" publiée par l'Association libérale" verschijnen, waarin hij matematisch aantoonde dat de burgemeester van Gent eigenaar was van 3.897 ha grond, met een gezamenlijk waarde van 14.866.503 goudfrank, hetgeen in onze munt omgezet, zowat een peulschilletje van 750.000.000 fr.vertegenwoordigt ! In 1849 had Karel de Kerchove zijn intrede in de politiek gedaan. In een kleine brochure, in 1898 verschenen en aan de gewezen burgemeester van Gent gewijd, schrijft G. D. Minnaert: "Als een zeer bemind lid van verscheidene verenigingen en genootschappen, deed hij in 1849 zijn intrede in het praktische staatsleven als lid van de provinciale raad, betrekking welke hij waarnam op de meest eervolle wijze. De ernstige diensten die hij daar bewees, het vrij overtuigend uitspreken zijner vrijzinnige denkbeelden, deden zijn invloed en gezag allengs rijzen." De tweede etappe van zijn politieke loopbaan was zijn verkiezing, begin 1857, tot voorzitter van de Liberale Grondwettelijke Vereniging, de derde zijn verkiezing tot gemeenteraadslid in oktober van hetzelfde jaar, kort nadien gevolgd van zijn benoeming tot burgemeester van Gent. Het burgemeesterschap is, in het Gentse, van oudsher een nuttige wipplank geweest voor nationale funkties : Karel de Kerchove deed in 1863 als vertegenwoordiger van het arrondissement, zijn intrede in de Kamer, enkele jaren nadien in de Senaat, maar het was niettemin aan het bestuur van zijn geboortestad dat hij het beste van zijn tijd en van zijn talent heeft gewijd.
Wanneer men een na een de politieke loopbaan van onze burgemeesters ondeedt, komt men onvermijdelijk tot de konklusie datin elke carrière het partijpolitieke van het administratieve moet worden gescheiden, als het kaf van het koren. Eenburgemeester is groot in de mate dat hij het administratieve, d.w.z. de praktische verwezenlijkingen van blijvende aard die de stad zelve en de meerderheid van de burgers ten goede komen, 133
kan of durft stellen boven de imperatieven hem door de politieke lijn of optiek van zijn eigen partij opgedrongen. Dit is slechts mogelijk in perioden zonder politiek, ftlosofisch of religieus fanatisme. In de tweede helft van XIXe eeuw was een dergelijke onafhankelijkheid uitgesloten omdat het plaatselijk politiek leven niet meer dan een kalke was van het nationaalleven en zijn troebel politiek klimaat. Menig burgemeester van Gent zou in die jaren de slaaf geworden zijn van de denkbeelden en instrukties van zijn partij. Het strekt ongetwijfeld Karel de Kerchove tot eer dat hij zich terdege heeft ingespannen om aan die dwingelandij, aan die imperatieven te ontkomen. "Ik heb máar één doel, had hij bij zijn eerste optreden in de Gemeenteraad na zijn benoeming verklaard, dat is, in de mate van mijn krachten mede te werken tot de bloei en de welvaart van de stad, ter behartiging van haar belangen en het behoud van de uitnemende naam, die zij in het land geniet." Alle burgemeesters hebben dezelfde of ongeveer dezelfde woorden gesproken, zoals zij ook allen, daags van of na hun aanstelling, de gebruikelijke serenades in ontvangst mochten nemen. Voor Karel de Kerchove die toen in de Burgstraat woonde, waren die serenades biezonder talrijk: van de Melomanen, de Koormaatschappij, het muziekkorps van de Burgerwacht, het orkest van de Grote Schouwburg. Het is pas na het uitsterven van de laatste akkoorden, dat de zware taak begint. de Kerchove vervulde ze als kalme, gewetensvolle, bezadigde man. Hij was, schrijven zijn tijdgenoten, gezellig en gastvrij, een noeste werker, maar geen groot redenaar, "daarvoor had zijn stem noch kracht, noch buigzaamheid." de Kerchove was een toegewijde burgemeester; men zag hem, tijdens de verschi:ikkelijke epidemie van cholera, de armste wijken van de stad bezoeken en men vertelde dat, toen de overstromingen ganse straten van de stad onder water hadden gezet, de Kerchove niet geaarzeld had 's nachts, tot boven de knieën in het water, de gesinistreerde straten en wijken af te lopen. Dit zijn gebaren die de populariteit van een burgemeester een paar graden doen stijgen, zo ook de grote liefde van Karel de Kerchove voor planten en bloemen. Een burgemeester die zich niet kan entoeziasmeren voor een roos of een nieuwe variëteit van plant, vrucht of bloem, zal te Gent vroeg aflaat zijn matten mogen oprollen. Graaf Karel de Kerchove de Denterghem, groot van gestalte, grand seigneur in zijn allures, met mooie, lange baard, zachte blik, was hetgeen men noemt een reprezentarief man. De baard is ten andere lange tijd een onmisbaar attribuut geweest van het burgemeesterschap te Gent : na de Kerchove, droegen ook Lippens en Braun een mooiverzorgde baard.
134
De Kerchove zag bloemen graag, hij was tevens een kenner van bloemen. Sedert 1859 voorzitter van de Koninklijke Hofbouwmaatschappij, bezat hij aan de Nieuwe Wandeling prachtige serren en de mooiste Wintertuin van de stad; er ging geen prijskamp voorbij zonder dat de burgemeester er aan deelnam, er was geen prijskamp zonder ereprijs of erepalm voor hem. Die liefde voor de bloemen vinden wij terug in zijn administratieve verwezenlijkingen. Hij wenste een stad met brede straten en brede lanen, met parken en bloemperken. Die liefhebber van bloemen wou licht en lucht in zijn stad, vooral in de ongezonde wijken. Zijn voornaamste verdienste in dit domein, was de aankoop door de stad van de gronden van de gewezen Citadel om ze om te vormen tot dit heerlijk Park dat de trots van Gent en de Gentenaren werd. de Kerchove begon het werk dat zijn opvolgers zouden voortzetten. Ook werd tijdens zijn burgemeesterschap ijverig gewerkt aan de nieuwe wijken o.m. op Rooigem, en aan het aanleggen van de Byloke- en Ekkergemlanen.
* * * Het was een lang burgemeesterschap, een kwart eeuw, voldoende om in menig domein nuttig en blijvend werk te verrichten. Ging zijn bezorgdheid als mens; naar een fraai en. zonnig uitzicht van de stad, zo ging zijn belangstelling als politieker, naar het onderwijs, in zeker opzicht ook, mede onder de invloed van de gedachten van Professor Huet, naar een weliswaar nog tamelijk bescheiden vorm van sociale verwezenlijkingen. In die jaren dachten de Liberalen dat het beste middel om voor de partij de toekomst te verzekeren, het vermenigvuldigen was van de officiële scholen, waar zij een vast en trouw kliënteel hoopten te kunnen vormen. Voor die schoolpolitiek kreeg de Kerchove zijn partij als een man aan zijn zijde, niet het minst zijn rechtstreekse medewerkers als Callier, Vermande!, Colson, de Maere, Wageneren Laurent. Het aantalleerlingen van de stadsscholen steeg tijdens zijn burgemeesterschap, van 5.000 tot 19.000; talrijke nieuwe scholen werden gebouwd, o.m. twee rijksnormaalscholen, terwijl andere scholen werden vergroot of heringericht, als het Atheneum en de Middelbare School. In die tijd was de grootste vreugde van burgemeester, stadsbestuur en ouders, de schoolkinderen te zien defileren. Met honderden, met duizenden trokken ze zingend door de straten bij de minste gelegenheid; voor de grote gebeurtenissen, het internationaal kongres van de sociale wetenschappen, de inhuldiging van het standbeeld van J acob van Artevelde, de komst van de koning, werden het eindeloze défilees, met witte handschoenen, witte kousen, witte lintjes en strikjes in het haar. 135
Het was ook onder zijn bestuur dat in 1873 het burgerlijk hospitaal naar de plannen van Pauli en De Waele werd ingericht, dat de nieuwe gebouwen van het Instituut der Wetenschappen werd opgetrokken, dat het Muziekkonservatorium in nieuwe, degelijke lokalenwerd ondergebracht, dat de teken- en schilderakademie volledig heringericht werd, en dat aan de haven van Gent belangrijke werken werden uitgevoerd, o.m. het graven van het Verbindingskanaal dat de Vaart op Terneuzen met de Brugse Vaart verbond, de verbetering van de inrichting van het Stapelhuis en zijn omgeving van 1866 tot 1878, de verdieping en verbreding van het Kanaal van Terneuzen. Op 2 juni 1879 werd het laaste vak, van Rieme tot aan de Hollandse greris ingehuldigd en vaarden drie grote steamers van de lijnvaart op Engeland voor het eerst, zonder gelicht te moeten worden, de haven van Gent binnen.
*
* * Er zijn in de loopbaan van Karel de Kerchove twee gebeurtenissen welke men moeilijk over het hoofd kan zien : de staking van de Gentse wevers in 1859 en de verdrijving van de begijntjes uit het oud Begijnhof van Ste-Elisabeth. De stakingen van 1859, meer bepaaldelijk de zaak van de herberg "In het zwart hondeken", zijn een bladzijde die herhaalde malen werd opgewekt o.a. in de historische roman van Anseele "Voor 't volk geofferd" en in het werk van Destrée en Vandervelde "Le socialisme en Belgique". In hèt begin van deze eeuw werden zij nogmaals, tijdens een diskussie in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, in zitting van 20 april1904, opgerakeld door Emiel Vandervelde: "En 1859, zo verklaarde spreker, c'était pourtant un libéral, ce bourgmestre de Gand, qui allait au local de 1' Association ouvrière confisquer le pauvre argent que les ouvriers tisserands gantois étaint parvenus à réunir pour créer un fonds de résistance". De zoon van wijlen Karel de Kerchove, graaf Oswald de Kerchove de Denterghem, toen senator, stuurde ogenblikkelijk de socialistische leider een brief, welke niet onbeantwoord bleef en daar beide tegenstrevers hun brieven in de pers lieten verschijnen, ontstond er heel wat kabaal in de politieke middens, hetgeen Oswald de Kerchove aanzette een brochure "La Grève des Tisserands Gantois en 1859" uit te geven. In dit werkje dat op een aantal officiële teksten steunt tracht hij de houding van zijn vader in deze beruchte en pijnlijke zaak te rechtvaardigen en de ware verantwoordelijkheden te bepalen. Het was een van de tragische bladzijden uit de ontvoogdingsstrijd van de werklieden geweest. In 1859 beteugelden artikels 414 en volgende van het Strafwetboek nog steeds hetverenigings-en stakingsrecht van de ar136
beiders. Welnu, begin 1859, was de toestand hachelijk in de Gentse katoenindustrie; fabrieken werden gesloten, de lonen verminderd, er heerste een zekere agitatie, meetings werden ingericht, werklieden gingen aan 't staken. Het is dat ogenblik dat een slecht geĂŻnspireerd magistraat die wellicht beter de wet dan de mensen kende, de prokureur des konings de Villegas, uitkoos om de politie opdracht te geven in de herberg "In het zwart hondeken" beslag te leggen op de kas die de opbrengst van de omhalingen of "rondekens" ten voordele van de stakende werklieden bevatte, de Villegas had dit bevel gegeven, zonder zelfs de burgemeester, hoofd van de politie, te raadplegen. De politiekommissaris werd nogal koeltjes onthaald, trok zich terug, bracht verslag uit aan de burgemeester die ten stadhuize met de goeverneur van de provincie overleg pleegde. Beide waren het volkomen eens : het optreden van het Parket was "inopportun et odieux". de Kerchove poogde toen met de uitbater van de herberg te onderhandelen, doch zonder enig sukses; toen beval het Parket aan Rijkswacht en Politie in de herberg binnen te dringen; zij werden met stenen onthaald doch konden uiteindelijk de hand leggen op de kas die 850 fr. 24 cent, bevatte ! Het verslag van goeverneur De J aegher aan de Minister van Binnenlandse Zaken is een ware akte van beschuldiging, een kaakslag aan de prokureur des konings; het totaal gebrek aan takt en aan mensenkennis van deze magistraat had het ergste kunnen veroorzaken. In elk geval blijkt het wel dat Karel de Kerchove in deze aangelegenheid weinig verwijt treft, maar dat men hem andermans domheid en brutaal optreden in de schoenen heeft willen duwen. In het tweede voorval, de verdrijving van de Gentse begijntjes, is integendeel de houding van de Kerchove onmogelijk goed te praten. Hij heeft in deze Ă angelegenheid slaafs de antiklerikale mentaliteit en instrukties van zijn partij gevolgd, zonder ook maar iets te beproeven om de aanslag op de rechten van de begijntjes en op een van de mooiste Gentse stadsgezichten, te verhinderen. Als hoofd van het kollege en van de meerderheid in de gemeenteraad, was hij de verantwoordelijke en blijft hij de verantwoordelijke voor het gebeuren ook voor het nageslacht dragen. De antiklerikale meerderheid had besloten dat de begijntjes, kost wat kost, onder om het even welk voorwendsel, uit het Begijnhof Ste Elisabeth zouden verdreven worden en dat men dit gezegend oord zou verminken en van zijn karakter en atmosfeer beroven door het aanleggen van nieuwe, rechtlijnige straten, de vernieling van tuintjes en konventen. Het Verzoekschrift van de Grootjuffrouwen die herinnerden aan al hetgeen de begijntjes in het verleden voor Gent en zijn inwoners hadden gedaan, werd verworpen; de grachten werden gedempt, de ingangspoort
137
werd verwijderd, de huizen en konventen aan vreemde personen verhuurd en in een laatste gebaar van barbaarse woede werden de mooiste getuigen van het verleden afgebroken en gesloopt alsof men elk spoor van hun bestaan voor eeuwig had willen doen verdwijnen. Uiteindelijk werden de begijntjes, in 1874, uit het Oud Begijnhof van Ste.-Elisabeth verdreven. Het was en blijft een vlek en een smet op het burgemeesterschap van hem die in deze aangelegenheid de moed niet heeft gehad neen te zeggen aan zijn partij en aan zijn direkte medewerkers.
* * * Karel de Kerchove was bijna een kwart eeuw burgemeester van Gent, toen hij zijn krachten zag afnemen; hij streed moedig tot het uiterste; wanneer hij inzag dat hij zijn mandaat voortaan niet meer naar behoren zou kunnen uitoefenen, schreef hij een brief aan de Gemeenteraad waarin hij de leden ter kennis bracht dat hij ontslag als burgemeester van de stad indiende. Drie dagen later begaf een afvaardiging van de Raad zich naar zijn woning om hem te danken voor al hetgeen hij voor zijn geboortestad had gedaan. Het was zijn laatste troost; hij overleed kort nadien op 21 februari 1882. Gent bracht hem een laatste grandioze en postume hulde. Zijn marmeren borstbeeld werd in de Gemeenteraadszaal geplaatst, zijn portret in de stadsscholen. Zijn naam werd gegeven aan een school, het Instituut de Kerchove. Zijn talrijke vrienden en bewonderaars richtten hem, in 1899, een monument op aan de ingang van het Citadelpark, werk van Leroy en Marchand. Aan de laan zelve werd in 1918 zijn naam geschonken. PIERRE KLUYSKENS
138
Inventaire archĂŠologique - Fiche nr. 409 In de rubriek "Handschriften" -Bibliotheek van de Stad en van de Universiteit van Gent, G. 6091- XVIe eeuw (1 566-1569), stelde Paul Bergmans, op 12 november 1906, in de franse taal een fiche op over HANDSCHRIFT VAN DE MEMOIRES VANMARCUS VAN V AERNEWYCK
De memoires van Marcus van Vaernewyck (Gent 1518-1569) vormen een van de interessantstenederlandsebronnen voor de geschiedenis van de godsdiensttroebelen in de Nederlanden in de 16e eeuw en meer in het bijzonder gedurende de jaren 1566-1568. De bibliotheek van de Stad en van de Universiteit van Gent bezit een origineel, eigenhandig geschreven manuscript van 398 vellen papier (0,320 x 0,216 m. ) in hun oorspronkelijke kaft van fijn perkament. Het werd aangekocht in november 1869, voor 200 florijnen, bij de Amster-
(Foto Stadsarchief Gent)
139
damse boekhandelaar Frederik Muller die het verworven had in de maand september van hetzelfde jaar op de boekenverkoop van P. G. J. Hoog van ter Haar, voor 125 florijnen. Mr. Ferdinand vander Haeghen gaf er de tekst van uit voor de "Vlaamsche Bibliophilen" (Gent, H. Annoot, 1872-1881; in-8°, 5 vol.) Een fransevertaling door Hermann Van Duyse werd gepubliceerd door de zorgen van Mr Maurice de Smet de Naeyer (Gent, H. Heins, 1905-1906; in-4°, 2 vol.) Het is aan dit laatste werk dat onze reproductie ontleend werd; ze geeft ons een specimen van het schrift, samen met het fac-simile van een tekening van Vaemewyck die een monsterachtige vis voorstelt die gevangen werd in Holland op het einde van het jaar 1566. Het manuscript bevat een andere tekening die de Protestantse tempel voorstelt die in Gent gebouwd werd in 1567. De dood, op 20 februari 1569, belette de auteur zijn werk te beëindigen. Cf. F. vander Haeghen, etc. Bibliotheca belgica, v0 Vaernewyck- D. Jacabs, Het Wonderjaar te Gent (Uittreksel van de Tijdspiegel, 1906, pp. 85-86.
NASCHRIFT Marcus van Vaemewyck werd te Gent geboren op 21 december 1518. Zijn vader Marcus en zijn enige (oudere) broer Pieter waren beeldhouwers. Alhoewel hij afstamde van een rijke en adellijke familie schijnt hij slechts één maand naar school geweest te zijn. Hij kende enkel zijn moedertaal, het "Nederduitsch". In 1550, op 32-jarige leeftijd, vertrekt hij op een studiereis door Europa die hem o.m. brengt in Duitsland, Italië, Zwitserland, Holland. Bij zijn terugkeer in 155 7 verschijnt zijn eerste omvangrijk werk "Chronycke van Vlaenderen" dat vooral fabels en verzinsels bevat. Tot in 1558 woonde hij bij zijn ouders in de "Gulden Poort" op de hoek van de Paradeplaats en de Poeljemarkt. Maar dan trouwt hij met Livina Hallyns en gaat wonen in het "Hof van V aernewyck" op de hoek van de St-Jacobsnieuwstraat en van de Ridderstraat. Het -is dáár dat hij zijn ineeste werken zal schrijven. In 1561 begint hij aan zijn werk "Den Spieghel der Nederlandseher Audtheyt" dat later, na zijn dood, opnieuw zal uitgegeven worden onder de titel "De Historie van Belgis". De waarde van zijn werken is zeer uiteenlopend. Wat hij zelf gezien en 140
beleefd heeft wordt zeer objectief beschreven en vormt een uiterst waardevolle bron voor de locale geschiedenis van zijn tijd. Fris is evenwel niet te spreken over wat hij van. anderen overgenomen heeft en spreekt van "een mengsel van fabels en domheden. ellendig samengeraapt... prietpraat... " 00
Marcus was een belangrijke persoonlijkheid in onze stad, een man van aanzien. In 1563 wordt hij Gouverneur van de Armenkamer. In 1564 Schepen van de Keure. In 1566 wordt hij Stapelheer en heeft hij zijn bureau in het Tolhuisje op de Graslei. In 1568 wordt hij Schepen van Ghedeele. Hij was bovendien Kerkmeester van St-Jacobs en, als dichter, lid van de Rederijkerskamer ''Maria Theeren ''. Zoals vermeld op de fiche stierfhij op 20 februari 1569. Zijn borstbeeld prijkt op het huis "De Bonte Mantel" op de Vrijdagmarkt, huis dat bij de oude Gentenaars beter gekend is als "den èwen bougiewijnkei van Bert". Onder het beeld staat de spreuk van de familie van Vaernewyck : "Laet Vaeren Nydt". Op 3 december 1978 werd een gedenkplaat onthuld aan het huis in de Baaisteeg 10 waar vroeger het V å.ernewycksteen stond. H.C.
141
Onze Gentse keukenrubriek Afgaande op de titel zpu de lieve lezeres en de ernstige lezer misschien vermoeden dat wij een nieuwe rubriek in ons tijdschrift gaan openen. Niets is minder waar. Wij zouden wel uit de toon vallen als de Heemkundige Kring haar bijdrage niet zou leveren aan het jaar van de Streekgastronomie. Over deze materie werd er tijdens het afgelopen jaar een ontzaglijke berg gegevens gespuid in allerhande publicatie's. Gaande van dagblad via weekblad naar radio en T.V. De inbreng van de V.V.W:'s en de restaurants zelf mogen ook niet vergeten worden. Zonder ook maar de spijzen aan te raken, hadden we al allemaal een indigestie enkel door het bekijken van de voorgeschotelde of voorgestelde menu's al dan niet in beeld. Streekgastronomie is nu zo een beetje een statussymbool geworden. Daarover praten staat chic. Maar mogen we wel nog over streekgastronomie schrijven heden ten dage ? Kritisch bekeken durf ik beweren van niet. Vroeger speelde bvb het water dat verwerkt werd in de productie een specifieke rol. Het was soms bepalend voor de eindsmaak van het produkt. We denken bvb aan de Gentse bieren en aan bvb het Wetters brood. Maar dat water werd dan ook plaatselijk uit de grond gehaald en het was de samenstelling van de grond die de smaak aan het water gaf en zo verder aan het product. Heden ten dage wordt het hoogst bedenkelijk nog water voor consumptie zelf uit de grond te halen vooral in de omgeving van industriele complexen. Nu trekt iedereen water in via een leiding en dit water is over grote oppervlakten van het land van dezelfde natuur. Die diversiteit in de smaak is dus verdwenen. Evenzo de andere produkten die ter plaatse gewonnen werden en ook verbruikt. Wanneer U nu konijn eet weet U niet of het uit de streek van Gent komt of uit Nieuw-Zeeland of Frankrijk. De melk die U voor U op tafel hebt staan kan zowel uit Bavegem komen of uit Bornem als uit Rotselaar naargelang de melkboer waar U ze gekocht hebt. Waar zit nu de specifieke smaak van de koeiemelk uit de streek ? Het is zelfs dat wat oorspronkelijk de smaak van een mattetaart bepaalde. Melk van koeien uit de Denderstreek. Dan wil ik nog niet eens uitgebreid praten over de industriële kwekerijen van paling. En in de huidige omstandigheden zij die nodig wari.t nu paling eten, zelf gevangen in sloten en beken- als er nog te vangen zijn - zou een aanslag betekenen op uw gezondheid. Vóór de oorlog kon men ten hoogste een moddersmaakje hebben bij de paling maar heden zou men er allerlei scheikundige bijsmaakjes moeten bijnemen. Verderop wordt ook de aanmaak van waterzooi besproken. Hij moet uit riviervis bestaan. En logisch gezien kan ik er inkomen. Toen de waterzooi ontstond als volksgerecht was de vis in elk geval binnen het bereik van de minderbegoeden. Men kon hem desnoods zelf uit de Gent142
se wateren halen en gratis. En dit was niet het geval met kip. Dit was tot enkele jaren na de tweede wereldoorlog een duur product dat zelden in huis kwam van de volksmens. Wie lektuur van A. Hans doorgenomen heeft zal dit beamen want die schrijver heeft dit menigmaal aangestipt in zijn boeken en boekjes. Dat later de kip in de plaats kwam van de 7 soorten riviervis zal wel in de eerste plaats te wijten zijn aan de moeilijkheid om aan enkele specimen te geraken. En verder hebt U ook nog de smaakwijziging. En als U dan verder leest wat werk er was aan een echte ouderwetse waterzooi dan kan ik mij voorstellen dat later de kip dichter bij de hand lag. Zodoende ging een oud plaatsgebonden recept -te plaatsen onder de noemer streekgastronomie -over in een ander zeer goed recept dat algemeen is en niet meer streekgebonden. En zo kunnen nog meerdere voorbeelden worden aangehaald, zoals bvb de hutsepot. Maar laat¡ di_t uw gezonde appetijt niet bederven en laat ons overgaan tot de streekgastronomie zoals ze 19 jaar geleden werd beschreven zonder het woord te gebruiken. We bedoelen de artikelenreeks van de hand van wijlen Richard Vankenhave (R. V. ) in het nu ter ziele gegane half
143
cultureel- half commercieel Gents tijdschrift "Palmares". Wie is de gelukkige bezitter van de ganse collectie ? Wij denken nog maar weinigen. Nochtans uit zo een volledige verzameling hebben wij de stukjes gehaald van R. V. die verschenen onder de.zelfde titel als deze van onderhavig artikel. Richard Vankenhave was een volkskundige van de bovenste plank. Reeds in 1932 verscheen van zijn hand "Het VOLKSLEVEN en het STRAATLIED". Adhemar Lepage schreef de muziek voor de teksten. In het Museum voor Volkskunde - zijn troetelkind - bracht hij leven in de barak door allerlei volkskundige manifestaties. Zijn initiatieven waren onuitputtelijk. Zijn kennis van de materie was ontzaglijk. Bij het lezen van zijn artikelen zal dit genoegzaam tot uiting komen. Zijn reeks bijdragen in "Palmares" verschenen van januari-februari 1963 tot en met mei-juni 196 7. Op 23 juni 196 7 overleed R. V. zodat mag worden verondersteld dat hij nog welhet een en het ander uit zijn mouw zou geschud hebben betreffende de Gentse keuken. Bij het lezen van de tekst zal direct opvallen dat dit afleveringen waren. Op enkele minieme schrappingen na hebben we alles overgenomen zoals R. V. het heeft neergeschreven, zodat ook meteen de lezer de specifieke stijl van R. V. kan proeven. Wat de lezer evenzeer zal apprecieren zijn de sprankelende tekeningen van François Zenner alias Taf die de teksten begeleidden. Ze zijn volledig in harmonie hiermede. Tot slot onze hartelijke dank aan Mevrouw Penen van Heusden, verantwoordelijke uitgeefster van "Palmares", voor de verleende toelating betreffende de overname van artikelen en tekeningen. Evenzo gaat onze dank naar ons charmant medelid Mevrouw Nadia Hublé-Vankenhove voor haar toestemming tot publicatie van deze artikelenreeks. ANDRÉ VERBEKE
ONZE GENTSE KEUKENRUBRIEK Vele lezers hebben zich, gedurende het uitzenden in de Vlaamse T.V. van het 2de deel van "Gent 1900", oprecht verkneukeld gedurende de culinaire discussie van de twee moeders aan de bruiloftstafel, en vele wilden ràad inwinnen over het voorbereiden van enkele gentse gerechten. Waarom niet? Hier gaat Nr. 1. "Patatten met pellen" In het eerste zaaltje dat wij in het Alijtis Museum bezoeken staat op het einde van het plaatsje, in de hoek rechts, een eigenaardig voorwerp, half
144
keteltje, half koekepan, waarop een opschrift : "gebruikt voor de verkoop van patatten met pellen". Voor vele oude Gentenaars was (en is nog) patatten met pellen een ware lekkernij. Hoe werden die bereid? De aardappels, ongeschild, maar met zorg meermaals gespoeld en ontdaan van alle aanklevende aarde, worden gewoon in het water gekookt (water met een weinig zout). Opgediend in een grote teil te midden van de tafel geplaatst, worden zij zo warm mogelijk een voor een met een vork opgepikt; de zeer fijne schil wordt er nu met een mesje afgepeld, en daarna wordt de aardappel, voorzien van wat zout een een kluitje boter, met zorg naar binnen gespeeld. Deze aardappels zijn de meest voedzame, aangezien de meest voedende bestanddelen juist onder de dunne pel schuilen. Met "patatten met pellen" (volgens Lievevrouw in zijn gents woordenboek ook "patatten met kazakken" genoemd) werden meestal gegeten: hoofdvlak (geperst varkenskop), droge haring en vooral in de wintermaanden gerookte sprot. Een verdwenen "lekkernij" Vele bezoekers van ons vernieuwd Museum voor Volkskunde zouden graag op het buffet van de oude Volksherberg enkele flessen zien prijken met etiquetten van verdwenen dranken, verder "saffarkens" en andere zaken meer. Wat dan zeker niet zou mogen ontbreken is de ''vuile fles" (de vuile flassche). Onzewerkersbevolking, die slechts bij "Meneere" (lees de dokter) ging in geval van uiterste nood en ook nóg niet gewoon was (of niet kapitaalkrachtig genoeg) om voor een kleinigheid bij de apotheker binnen te wippen en beroep te doen op zijn duizend en één specialiteiten, zorgden gewoonlijkzelfvoor hun gezondheid. Bij het "opkomen" en het "afval-
Een "druppel van de vuile flassche"
145
len" van de bladeren, als het gezicht of het lichaam wat "uitslag", of wat "brand" vertoonden of kleine zweertjes overal rechtdoorbraken of "tussen vel en vlees" bleven steken, dan was het tijd eens een bloedzuiverend middel te nemen. Moeder kocht een "maatje" winkelsiroop en een pakje sulferbloem en nolens volens moesten de kinderen dit vies goedje naar binnen werken; moeder nam ook, met tegenzin, een flinke portie. 's Zondag ging vader naar den "boeteneed" in zijn stamherberg, en bestelde, in plaats van een pint of 'nen ko (een glas genever); een "druppel van de vuile flassche" dit was een geneverfles, halfgevuld met klontjes van gedroogde rhabarber, en overgoten met genever of brandewijn. Na een paar weken "trekken" was het vies bruin vocht een onfeilbaar middel. Vader betaalde er vijf eens voor als voor een glas genever, werkte het met een lelijk vertrokken gezicht naar binnen, en was zeker dat hij vlug weer in orde zou zijn. Op stap, op stap, de boeren eten pap, De Gentsen eten soep(e) mee huidren zeverlap ! Waren het nu de Gentenaars die de boeren verweten voor papeters of scholden de boeren de stadsmensen voor soepeters met verfijnde manieren : de zeverlap, natuurlijk het servet (op de buiten alleen gekend als : "zeverlap" voor de hele kleintjes ?). Er wordt dus een lijn getrokken tussen de buiten : papeters en de stad : soepeters. Niets is minder waar, ook de stedelingen aten en eten pap : de vrijdag, vastendag, kwam in de meeste gezinnen melksoep op tafel: zoete melk bereid met rijst, maïzena, koekjes, beschuit en later havermout en ingevoerde zaken van vreemde oorsprong zoals "Quaker Oats"; maar ook zure of gekarnde melk, ook al weer op allerlei wijzen bereid, maar oh, lekkernij uitgelezen boven alle heerlijkheden, met stukken appel ingekookt en verbeterd met winkelstroop of bruine suiker. Ik heb als kind menigmaal mogen roeren en blijven roeren in de karnemelkpap tot hij koken zou - omdat hij niet zou aanbranden ! - en ook niet zou overkoken! Maar de oude Gentenaars hebben jaren geleden ook andere soorten van "pap" gekend, die eerder tot het domein van de "soep" behoorden. "Bierpap" oK· '''-Ç<;:,~~~-
Soepeters •.•
Pa peters ...
Deze lekkernij (?!) is zo goed als verdwenen omdat de aanleiding ertoe in ons dagelijks leven uitgeschakeld werd. De gewone mens dronk geen bier aan tafel; het was
146
te duur. Men dronk water of koffie. Kleine burgers hadden soms wel een vaatje bier in huis waarvan 's middags de vader of een kind de houten kraan ging opendraaien en in een schenkkan het nodige voor een maal ging bovenhalen. De rijke burger dronk meestal wijn. Zo'n vaatje bier moest op een zekere tijd worden leeggedronken of 't bier "bleef niet goed". Dan zag men op zekere dag dat in Bierpap het lang bewaarde vocht zich kleine witte vlekjes begonnen te vertonen : 't was "kaantjesbier". Dit gebeurde dikwijls in kleine gezinnen, waar de kleine ton (een kwartje ton) dan moest weggehaald worden en vervangen - zoveel verlies ! Maar dat maakte de rekening van de spaarzame huismoeder niet: het kaantjesbier werd afgelaten en omgetoverd tot bierpap. Definitie, dus wat is bierpap : een uitvinding van de spaarzaamheid ! Hoe werd bierpap bereid ? Sommige zullen U een reeks keukenboeken voorleggen, met allerlei mengsels, en oh ! foei ! soms een mengsel van bier en melk ! Al wat ik mij kan herinneren is dat het een vloeistof was van warm bier (brr !) met vermicelli, draadjes of sterrekens soms met wat gebrokkelde koekjes, suiker en een smaak van kaneel: of afschuwelijk iets. Maar niets te doen : moèder regeerde als absolute macht over keuken en tafel, en iedere poging om het brouwsel te laten staan, te verwijderen, of door iets anders te laten vervangen stuitte op een onverbiddelijk: "eten wat de pot kookt !"Andere tijden, andere zeden ! En nu zijn met het opkomen van de fleskens bier, de sjouwende brou:.. wers, de grote en kleine tonnen en ... de bierpap verdwenen. Een ander brouwsel uit vroegere tijden waaraan de herinnering alleen doet huiveren was : "Wijnsteenpap" Hier stappen wij v~ de spaarzaamheid in de gezondheid. Ik zei het reeds, voor de gewone mens was de apotheek een oord waar men slechts binnenliep in uiterste nood en meestal met een receptje van de dokter in de hand. Bij het wisselen van de jaargetijden wist de huismoeder, in vele gevallen een halve dokter, met alles raad. Zo werd wijnsteenpap in de lente een onfeilbaar middel voor het reinigen van de nieren. De gewone huisvrouw nam enkele stukken of sneden brood liet die met water
147
en (als het er af mocht) een klontje boter tot een malse vette brei koken, het geheel werd door eenstramijn gedraĂĄid, daar nu een flinke lepel wijnsteen bij en wat suiker voor de smaak, en de gezonde "pap" was klaar. Sommige keukenboeken zullen u spreken over 100 g boter en ĂŠĂŠn of twee eierdooiers, maar dit werden aanzien als boeken voor spilzieke keukenmeiden die de "klonten" boter in het vuur wierpen om het aan te wakkeren bij het plotseling "nemen" van een stuk gebraden vlees. De wijnsteenpap was en bleef in al zijn eenvoud, om te schrikken en te beven, wat moeder deed zeggen : "dat is toch iets met die lekkere kleine; iets dat zo goed is, en zo gezond!".
"Taatjespap" Een pap ditmaal die van het vocht pap alleen nog de naam en zelfs niet meer het uitzicht had. Wel het eenvoudigste gerecht van de drie en ditmaal buitengewoon gegeerd, vooral bij winteravond. Bereiding ? Niets is eenvoudiger : een pot met proper geschilde en doodgewoon gekookte aardappels (petatten of taatjes); daarbij een flinke geut karnemelk om het geheel om te werken tot een dikke brei; daarin een goed kluitje boter, en dat vonden klein en groot zo smakelijk dat het was "om zich de vingers bij af te likken !". En zulks met een gedroogde haring of een gebakken krakelo ! En om te eindigen, spraken wij daar niet over haring ? "Haring" 't Is steeds een volksgerecht bij uitnemendheid geweest, zo voor 'smiddags met de "petatten" zo 's avonds bij de boterham. Hebben wij allen niet gekend : de verse haring, door de meeste mensen als "gemene" Ievaart bestempeld, maar een lekkernij (de kleinste uit) hard gebakken om vier uur met een warme kop koffie ( 1); de gezouten haring : haring in de pekel, aanzien als onfeilbaar voor het versterken van uit ziekte komende mensen (van vitamines nog geen spraak); de ingelegde haring, lekkernij die op iedere kruidenierstoonbank te prijken stond in een geglazuurd kuipje met bovenop een stuk gesneden ruit. Wat een pret als de verse kuip daar stond de vrijdag morgen, met grote schillen ajuin bovenop, sneetjes rauwe roodglinsterende wortels enkele "peperbesjes" een paar laurierbladen ! Dan de gedroogde haring, schoon bruingerookt met goud(1) Nochtans werd levaart aanzien als "de" gemeenste vis, vooral door de kenmerkende geur bij het bakken. Zeiden de begoede mensen niet wijzend op het fabrieksvolk : " 't Klokje die klept, 't Fabriekske is gedaan. Mijdt U uit de gaten Want de levaart die is daar !"
148
gele schijnen op het vel. En de mannen die vroegen naar een dikke kuit, de meisjes naar een mals melkje (hom) ! En dan de goede krakelo, bij winteravond langs de straten luidkeels gevent en in de pan gebakken ! Gekuiste haring in azijn of mayonnaise (zijnde rolmops) en gestoomde haring (denkt aan de kraamkeus met Hollandse boerkens) zijn uitvindingen van de moderne tijd ! Het belang van de haring was zo groot, dat hij een ware rol speelde in de volksspraak. De vrouw van onze ouderwetse barbier, die aan de toonbank van de kruidenier stond te vertellen waarom zij moet meewerken 's avonds en 's zondags (inzepen en afwassen) zei: "maar mensen, mijn man moet er iets bij doen en ik moe helpen : hoe zou dat anders gaan in mijn huishouden ? Mijn man wint als arbeider in de "Lys" 14 frank en een droge haring in de week" ! Maar nu ter zake : er is een dag in het jaar dat de haring bij ons volksmensen hoogtij vierde, namelijk, op Goede Vrijdag. Die dag at zo goed als niemand vlees zelfs de meestverstokte Godshater niet. De grote restaurants kondigden hunne fijnste en meest verzorgde vismenu's aan: goed voor rijke mensen en de vrijdag bezoekers van de Beurs, zei de werkman. Maar thuis at men ingelegde haring met witte of met bruine bonen. Van de later als overmachtig heersende mayonnaise nog geen sprake. Maar de fijne huishoudster zorgde dat zij haring had met hom; en toen werd van die hom, met melk, een uitje en wat azijn een lekkere witte saus gemaakt. Ieder gerecht, kon, goed bereid, toch lekker zijn ! De Oude Keukenpiet "ligt met mij in veete", of, zoals hij mij in onze savoureuse gentse taal zegde : " 't is haoit ende nijd veur eeuwig en altijd !" De aanleiding? Ik heb hem verschrikkelijk ''veraffronteerd" door hem met een naïef gezicht te vragen naar het recept van de Gentse Waterzooi van kiekens. Wat!, zo schoot hij uit, gij zijt ook al een van die verraders die spreken van dat ding dat men waterzooi durft noemen ? Dat ik een Stropdrager ben wil ik geweten hebben en ben er fier op. Maar 'nen kièkenfretter, neen mijnheer, dat is goed voor de Brusselaars. Gentse waterzooi 'Nen Gentse Waterzooi, mijne vriend, (zo ging hij al met eens uit de hoogte neerkijkend voort) dat is een puur Gents gerecht van zeven soorten riviervis, zeven soorten goed geteld.' - Zeven, zo onderbrak ik, is zeker en vast een heilig getal, dus zal het gerecht goed zijn. - Oude Keukenpiet zette even een bedenkelijk gezicht, trok toen zijn schouders op en vervolgde : paling, barbeel, karpel, zeelt (of tink), snoek, baars en bliek (of grondel), zeven goed geteld. De hoofdzaak is de zeven soorten samen te brengen en te zorgen die allemaal terzelfdertijd vers· te hebben, want verse vis is de basis van het wellukken van het gerecht. · Er is nu heel wat te vertellen over de bereiding, want er is weer natuurlijk een meer volkse, een verbeterde en een fijne manier. 149
Het recept van ons moe De meest eenvoudige begint met een soort visbouillon : de vissen worden geschrobd, en gekuist, en geruimd, en in gelijke stukjes gesneden. Per kilogram vis smelt men nu in een grote kastrol vijf en zeventig gram boter, die men, eenmaal gesmolten aanlengt met wat water waarna men een paar peterseliewortels, een tweetal blaadjes laurier en een flinke portie zout en peper toevoegt. Het ganse vocht moet in zijn geheel voluum zo groot zijn dat, wanneer de stukken vis in de kastrol worden gevoegd, zij slechts tot halve hoogte in het nat liggen. Nu wordt de kastrol hermetisch, zelfs met een doek afgesloten en het geheellaat men nu op een goed open vuur gedurende vijftien Ă twintig minuten koken. Dan worden peterselie en laurier verwijderd men voegt er integendeel het sap van een citroen bij, een glas (of meer) witte wijn, een paar geraspte beschuitjes, en het geheel, in een platte schotel gegoten, is klaar om opgediend te worden met enkele geboterde fijne sneedjes brood. Dat zal zo wat de bereiding van het gewoon volksrestaurant geweest zijn. Zondagsrecept Een meer gecompliceerd recept zal nu een eerste bouillon laten vervaardigen alleen van de paling met nog een kruidnagel erbij; na een tijdlang zachtjes "trekken" wordt het geheel door een zeef gedraaid. Terug op het vuur geplaatst voegt men nu allerlei kleine visjes in zijn geheel erbij (in dit geval zijn de visjes niet in stukjes). Nu weer een kwartiertje trek~ ken en de schotel is klaar. Nota bene : opgelet, de ontelbare kleine graatjes (met haakjes) van de riviervis krijgt men er gratis bij ! Veur ne gruute diner ! Een derde en laatste recept, aangeduid als verfijnd familierecept spreekt van een eerste bouillon getrokken uit de viskoppen met een liter water, ajuin, wortel, peterseliewortel, laurier, kruidnagel, peper en zout en vier of vijf beschuitjes. Hier ook komt een zeef te pas. De vis zelf wordt twee Ă driemaal afgekookt, en staat dan op de buis te "trekken" gedurende een twintigtal minuten. Midderwijl wordt een saus vervaardigd met vijf-
150
tig gram boter, een lepel bloem, de eerstgetrokken bouillon en een glas wijn: het geheel goed geklopt; daarna wordt aan die gekookte saus een eierdooier, een sap van een citroen, en nog vijftig gram boter gevoegd. In die saus legt men nu de vis die men heeft laten uitdruipen en alles wordt zachtjes gemengd. Hier wordt de schotel nog opgediend versierd met gehakte peterselie en... de fijne boterhammetjes. Kennen ze da nog ? Niens ! Wel, wat zegt gij daar van, mislukte kiekenfretter, besluit mijn Oude Keukenpiet triomfantelijk ? Om de vingers bij af te likken (alle wellevendheidsvormen ten spijt) beaam ik gaarne. Maar als met een dubbele waterspuit bekoel ik zijn énthousiasme door te zeggen : jammergenoeg behoort zulks alles definitief tot het verleden; want waar is het Gents restaurant, zelfs "In de Waterzooi" waar gij nog zulk gerecht bekomen kunt en waar is de familie (zelfs bij de meest verwoede vissers) waar men zeven soorten uerse riviervis kan samenbrengen? Vroeger trokken onze specialisten van 's morgens drie uur naar de Leie, naar het Kanaal, op plaatsen waar zij op voorhand hadden geaasd. Wie niet veel optrok werd bespot. Denk aan het liedje: / Maar zie dades komiek Geen eéne bliek (bis) -=,~Ik en mijn maten hebben bovendien J~~-----,__---=~Te gaore geen eénen, geen eénen steirt ----'gezien. Laat ons ervan zwijgen, zei Oude Keukenpiet, 't zou nu nog minder dan een staart zijn - misschien een oude benzineketel of nen versleten schoen. En om ons verdriet te vergeten schonken wij ons 'nen Plumet in.
I
·
151
Het huwelijk van Maria van Bourgondië ~
27 maart was het 500 jaar geleden dat Maria van Bourgondië~ Gravin van Vlaanderen, stierf Merkwaardig is wel dat men hier deze verjaardag in alle stilte heeft laten voorbijgaan; nochtans werden er reeds meer futiele zaken herdacht. Wat mag wel de reden zijn van deze opvallende terughoudendheid ? Zou het misschien het slecht geweten kunnen zijn van de Gimtenaars ? Het arme kind had zich inderdaad niet erg te loven over de Gentenaars. Zij is nog geen volle 20 jaar als haar vader sterft. De Koning van Frankrijk wilzich meester maken van haar rijk en terwijl profiteren onze fiere stadsgenoten van haar hulpeloosheid om haar het Groot Privilegie af te .dwingen. Iets waar ze zeer fier op waren, zij het dan ook dat de gebruikte methode weinig elegant was. Maar ja, in de politiek is niets elegant. Dat was zo in 1477 en daar is inmiddels weinig verandering ingeko-: men, vrezen wij. Maar goed, wij althans willen de verjaardag van haar dood niet laten voorbijgaan zonder de voor haar belangrijkste gebeurtenis uit haar leven even te memoreren, namelijk haar huwelijk. Destijds verscheen in het - helaas verdwenen - door veel Genienaars gelezen tijdschrift "Palmares" een interessant artikeltje over deze gebeurtenis. Van Mevrouw Peenen ontvingen wij de toelating dit artikel opnieuw te publiceren in "Ghendtsche Tydinghen ", iets waarvoor wij haar, ook in naam van onze lezers, van harte danken. · Voor een jong en fris meisje als Maria van Bourgondië, de doch ter van Karel de Stoute, moet het Hof ten Walle dat, naar men beweerde, zoveel kamers telde als er dagen zijn in het jaar, geen aards paradijs zijn geweest. Weliswaar had haar grootvader, graaf Filips de Goede, het paleis gemodernizeerd en bewoonbaar gemaakt, doch de rijke wandtapijten, de zware eiken buffetten en het kostbaar zilverwerk versierden enkel de grote ontvangst- en feestzalen, waar kinderen nooit welkom zijn. Terugkerend van stad of wandeling zag Maria steeds de indrukwekkende, donkere massa van de middeleeuwse burcht en 's winters rilde zij van koude en angst in de lugubere gangen en naakte kamers van het Hof. Haar eerste levensjaren had zij te Brussel doorgebracht, maar wanneer Karel, in ruzie gevallen met zijn vader, zich te Gorcum gaat vestigen, eisen de Gentenaren het recht en het voorrecht op, de kleine Maria, die 6 jaar geworden is, in hun stad, in het Hof ten Walle te mogen houden, en zij hechten aan dit privilegie zoveel belang dat Karel er zich over beklaagt zijn dochter slechts met moeite te mogen zien : "quant il faisait quérir
152
sa très: noble fille devers luy à Bruxelles, à peine icelle pouvait-il ravoir". Haar moeder, de Zachtmoedige Isabella van Bourbon, op weg naar Gent om er Maria die zij sedert twee jaar niet meer ge"zien heeft te ontmoeten, sterft te Antwerpen. Maria van Bourgondië is 8 jaar, gans alleen in dit reusachtig Prinsenhof en vanaf dat ogenblik zal zij, "de rijkste erfgename van Europa", door haar vader zeven maal verloofd worden naargelang de politieke opties of bondgenootschappen van de eerzuchtige Karel de Stoute. Wanneer hij injuni1467, na de dood van Filips de Goede, zijn Blijde Intrede doet·te Gent, is de kleine Maria aan zijn 'zijde op het balkon van het Tooghuis op de Vrijdagmar kt, en zij hoort voor het eerst de woedende kreten van de opstandige Gentenaren. In allerijllaat dè hertog zijn dochtertje naar het Prinsenhof begeleiden. Hij wil ze huiten de stad in veiligheid brengen : "tl craignoit qu'on ne la deteniSt par force et par contregage" maar alle stadspoorten zijn gesloten : Maria zit letterlijk gevangen in het paleis en zij zou het nog jaren blijven. Het beeld van de opstand op de Vrijdagmarkt moet het kind toen reeds, elke illusie hebben ontnomen. Een laatste maal zag Maria haar vader op 10 juli 14 7 5 toen hij op weg naar Kales waar hij Edward IV moest ontmoeten, als een rukwind door Gent trok en ze in het Prinsenhof kwam omhelzen. Zij was er nog, met Kard'snieuwe echtgenote, Margaretha van York., toen zich als een lopend vuurtje over gans het land het bericht vérspreidde dat de.maèhtigèhert;og op Sjanuari 1477 in de slaghij Nancywas gesneuveld. Samen mèt het nieuws van de dood valj haar vader, verneemt zij dat de legers van Lodeyvijk XLhet hertogdom Bourgondië zijn binnengerukt en. nergens tegénshmd ontmoeten. Thans beseft zijten vollè dat dagen van rouw, van vernedering en van hopeloze strijd op komst zijn. . · Gent komt in opstaD:d, stuurt een afvaardiging naar de Franse koning, dwingt vim de ma.chtelozè prinses het Groot Privilegie af dat een terugkeer betekent naar de gemeentelijke autonomie. En teiwijl de duivelse Loclewijk XI overal intrigeert, rent de wanhopige Maria naar de Vrijdagmarkt om genade af te smeken voor haar twee raadgevers, Hugonet en Humbercourt, die voor haar ogen op het schavot worden onthoofd! De ene vernedering volgt op de andere en Maria kan enkel maar toegeven, steeds maar toegeven, in de hoop dat de Vlaamse steden toch uiteindelijk zullen inzien dat zij hun eigen graf aan. 't delven zijn. Hun ogen gaan dan toch open op het ogenblik dat Maria haar laatste troef uitspeelt, nml. haar zevènde verloofde, Maximillaan van Oostenrijk. Enkel haar huwelijk met de zoon van de machtige keizer Frederik III kan nog redding brengen, want hij zou beroep kunnen doen op bondgenoten die wellicht Loclewijk XI tot betere gevoelens zouden brengen. 153
Zelfs Gent begroet Maxiruiliaan als "de" redder wanneer hij op 18 augustus kort vóór middernacht zijn intrede doet in de stad. Midden een zee van mensen, vlaggen, vreugdekreten, wordt hij triomfantelijk naar het Prinsenhof geleid. Als voor een God prijkt op een triomfboog : "Gloriosissime princeps, defende nos ne pereamur". Maria, doodsbleek in haar prachtig gewaad, wacht aan de ingang van het Paleis de komst af van haar verloofde, de bevrijder die zij nog nooit heeft gezien. Kroniekschrijvers verhalen ons dat zij in haar kleed een anjelier, symbool van huwelijk en liefde, had verborgen, die hij, zo wilde de traditie
154
Uit " Flandria Illustrata" (Foto Stadsarchief Gent)
155
het in die jaren, moest ontdekken. MaximUiaan begint fatsoenlijk met twee vingeren te zoeken, zonder veel sukses. Het was de bisschop van Trier die hem de raad gaf het kleed van zijn verloofde wat open te doen en tot eenieders vreugde ontdekte de bedeesde ~imiliaan er de anjelier! Het werd een zeer korte nacht, want toen de verloofden kennis gemaakt hadden, gingen alle genodigden zich aan tafel wat versterken, waarna MaximUiaan en Maria nog het huwelijkskontrakt met alle nodige formaliteiten moesten ondertekenen en om vijf uur 's morgens vond in de kapel van het paleis, in alle eenvoud, de huwelijksinzegening plaats. Zij is dolgelukkig en smoorverliefd : vergeten al de andere verloofden die men haar heeft willen opdringen. In Ma.Ximiliaan, de negentienjarige prins met zijn lang blond haar, zijn blauwe ogen, voelt zij haar geluk, een steun, een redding voor haar volk : "Et si parfaite liesse fut oncques en coeur léal amant, elle fut trouvée ce jour l'assemblement de ces deux jouvenceaux". Maria draagt een lang wit kleed, geheel met goud bestikt; op haar schouders een hermelijnen manteltje, op haar hoofd de kroon van Bourgondië. Max:imiliaan is in een schitterende zilveren uitrUsting gedost en voor haar is hij als een Sint-Joris uit een middeleeuws paneel, als een sprookjesprins die het recht zal doen zegevieren. De getuigen, Margaretha van Y ork, de eredames van de hertogin, enkele genodigden hebben plaats genomen in de kapel. De pauselijke legaat zingt de H. Mis, zegent het huwelijk in dat voor eeuwen over het lot van onze gewesten zal beslissen. Het is allemaal zo eenvoudig, zo sereen en ingetogen, want het Hof draagt de rouw van Karel de Stoute en de vijandelijke legers van Ladewijk XI zijn het land binnengevallen. Het is de eerste zonnestraal sedert jaren in het leven van de hertogin. Twee jaar later zal MaximUiaan te Guinegate een beslissende overwinning op de Fransen behalen : Bourgondië en Vlaanderen zijn gered maar in maart 1482 doet Maria een val van haar paard op valkenjacht : drie weken later, op 27 maart sterft zij te Brugge : zij is 25 jaar oud !
156
De Gentse koetsiers in 't verweer Met het verdwijnen van de koetsiers is ontegensprekelijk een markant volkstype uit het Gentse stadsbeeld verdwenen. Met hem ging meteen een vleugje romantiek teloor, een brok folklore werd verwezen naar 't museum. Zo zeer was het silhouet van de koetsier en zijn gespan vergroeid met het dagelijks leven in de stad. Langzaam maar zeker moest de koetsier de loodjes leggen tegen de gemotoriseerde paardekracht ... Als wij ons thans in onze verbeelding de Gentse koetsier voorstellen, dan zien we voor ons een eerder goedige man, met bolrode wangen, met een deftig-lange frak en glanzende bolhoed op, wellicht met een indrukwekkende snor. Aldus komt zijn ietwat geïdealiseerd portret bij de jongere generaties over. Nochtans ging het de koetsier niet altijd voor de wind, moest er wel eens geknokt worden voor een rechtvaardig bestaan. En alhoewel hij een peiselijke natuur had, toch kon van hem niet gezegd worden dat hij berustend en sprakeloos bij de pakken bleef zitten, wanneer hij meende verongelijkt te zijn of ervan overtuigd was, dat hij in het ootje werd genomen. Aldus lieten de koetsiers, in het jaar 1892 verenigd in de Koetsiersbond, hèt niet zonder protest over zich heen gaan, toen ze van mening waren dat het Stadsbestuur met al te veel plagerijen aan hun adres uitpakte: Dagblad Vooruit 22 september 1892- "Plagerijen tegen de koetsiers. Sedert enige dagen legt men er zich op· toe om het de koetsiers lastig te maken. Nu zij bekomen hèbben van niet meer gebonden aan de kop van hun paard te staan, ofvoortdurend op de bok te zitten, heeft men iets anders gevonden. De koetsiers moeten nu voortdurend hunne plaats rein houden en de uitwerpselen hunner paarden opvangen." Het politiereglement op de huurrijtuigen en koetsiers vermeldde inderdaad, dat het deze laatsten ten strengste verboden was, hun gespan te verlaten. Ze moesten steeds ofwel aan de kop van hun paard, ofwel op de bok van hun rijtuig te vinden zijn. Eten moest maar binnenin hun rijtuig gebeuren. De nieuwe verordening, die van de uitwerpselen, deed de emmer overlopen. Stel je de statige koetsier voor, welke met bezem en vuilnisblik paardevijgen opruimt! Dit kon niet meer door de beugel. Dagblad Vooruit zegt verder dat ze deze bijkomende last ten sterkste afkeurden, daar "het strijdig is met de netheid van kleren en lichaam die terecht van de koetsier geëist worden." Een bijkomend argument, door de Koetsiersbond geuit, bestond erin dat, vermits de standplaats van de huurrijtuigen
157
moest gehuurd worden, het onderhoud ten laste van de stedelijke overheid viel. De stad diende zich maar te verstaan met de "mestpacht" om er voor te zorgen dat de standplaatsen geruimd werden. "De paardemest is een der voornaamste bronnen van inkomsten van de mestpacht. Men moet het maar zodanig schikken, dat een bediende van de mestpacht drie- tot viermaal per dag de plaatsen der koetsiers reinigt, daar dezen laatsten toch niet met een borstel naar hun werk kunnen komen !" En van protest kwam het tot actie. (Er is niets nieuws onder de zon !) In het "Café du Nord" op de Vrijdagmarkt, werd een bijeenkomst georganiseerd. Daarop werd besloten een achttalleden naar de burgemeester af te vaardigen, om te protesteren tegen de tergende maatregel. Teken des tijds : de vergadering besluit de burgervader opmerkzaam te maken, dat de plagerijen begonnen zijn, op het ogenblik dat de koetsiers de "Koetsiersbond" oprichtten ! De deputatie werd inderdaad op het stadhuis ontvangen. Een van de argumenten was van bijzonder doorslaggevende aard : om te bewijzen dat het zelf wegkuisen van de paardemest aanleiding zou geven tot onderling gekibbel tussen de koetsiers, kwamen ze aandraven met volgende mogelijke conflictsituatie : "Zo bijvoorbeeld, de koetsier nr. 1 staande, wordt geroepen en rijdt weg. Er ligt mest op de plaats waar nr. 2 moet komen staan. De politie wil nr. 2 doen kuisen. Deze weigert. Vandaar procesverbaal. De getuigenis van nr. 1 wordt ingeroepen. Deze gebaart van pijkens. Vandaar twist. Enzovoort. Blijkbaar heeft de politie verder het onderspit gedolven tegen de Gentse koetsiers, wanneer we lezen in Vooruit van 3 oktober 1892: "Drie van de acht koetsiers, die aan de Dampoort één meter veertig van hun rijtuig verwijderd stonden om wat schaduw te zoeken, (0 heerlijke lange zomers in die tijd, n.v.d.r.) werden zaterdag door de rechtbank vrijgesproken. Den langen meter van den al te ieverigen politieman was dus niet lang genoeg ! " RENÉHESPEL
158
Zes eeuwen geleden ... Jakob van Artevelde, De Wijze Man van Gent genoemd, en volgens historici "de eerste Gentenaar en Vlaming die Europees zag en dacht", werd op 17 juli 1345 in een volksopstoot die blijkbaar vanuit Frankrijk was aangestookt, aan de Gentse Paddenhoek vermoord. In de vorige eeuw werd hij op het Forum van Vlaanderen's oude hoofdstad gestandbeeld. Zijn zoon Filips heeft minder aandacht gekregen : slechts een Gentse straatnaam. Toen zijn vader onder de bijl vanGeraard Denijs viel, was deze jongste zoon slechts vijf jaar oud; hij was genoemd naar de Engelse koningin Filippinadie hem in 1340 boven de doopvont had gehouden. Over zijn verdere levensloop blijken de geschiedschrijvers eerder weinig te weten; hij zou een tijdlang in Engeland hebben verbleven, en onder de voogdij van een van zijn twee oudere broers hebben gestaan; deze broers werden verbannen omdat zij de politiek van hun vader Jakob wilden voortzetten. Men weet alleen dat Filipslater is gehuwd met Lente Van den Broucke van de St. Pieterswijk, en dat hij op de Blandinusheuvel aan de Schelde woonde. De auteur's gaan er niet onderling over akkoord, of Jakob's zoon eerder teruggetrokken leefde als rentenier, danwel of hij- zij het dan in stilte - zich reeds enigszins zou hebben voorbereid op een nakend politiek en openbaar leven. Toen de Trotse Stede sinds 1379 tegen de verdrukking en uitzuigingvanwege de corrupte graaf Ladewijk van Male in opstand was gekomen en tenslotte door belegering en uithongering in het nauw was gedreven, gaf zij op 24 januari 1382 aan Van Artevelde het roer in handen. "Hij bleek een krachtdadig en stoutmoedig bevelhebber te zijn" zegt H. Van Werveke. Op 3 mei behaalde hij een overwinning op het Beverhoutsveld (waarna de graaf ternauwernood ontsnapte); doch deze laatste 1iet de hulp inroepen van zijn leenheer koning K~el VI van Frankrijk; en gezien een beloofde hulp vanuit Engeland uitbleef, was Gent's lot dan wel bezegeld: op 27 november volgde de verplettering te Westrozebeke. Filips sneuvelde samen met het Gentse gemeenteleger, naar schatting twintigduizend man. Het lijk van de Ruwaert werd nadien rondgesleept en aan een boom opgehangen. Bij de zeshonderdste verjaring van deze voor Gent zo tragische gebeurtenis wil men nu ter plaatse een sober gedenkteken oprichten. Wie er zijn steentje wil toe helpen bijdragen, kan dit doen op het nummer 468-4109611-78 (ComitĂŠ 1382-1982, St. Elooistraat 13B 8699 Westrozebeke-Staden). 159
Het monument wordt op een zondag in de maand september onthuld; ¡ en iedereen is er nu reeds van harte toe uitgenodigd. Prof. Dr. A. EVRARD (Gent)
VORIGE JAARGANGENVAN 'GHENDTSCHE TYDINGHEN' Zijn nog verkrijgbaar : Jaargang1973: nrs. 9-11-12 1976 : nrs. 2-3-4-5-6 1977 : nrs. 1-3-4-5 +volledige jaargang 1979 : nrs. 1-2-3-4-5 +volledige jaargang 1980 : nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargang 19 81 : nrs. 1-3-4-5-6 + volledige jaargang Prijs per afzonderlijk nummer : 4 5 fr. Prijs per volledige jaargang : 250 fr. De tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag (10-12 u.) in het Documentatiecentrum, behalve in de maanden juli en augustus en op wettelijke feestdagen. Portkosten bij betaling op postrekening bij te voegen : 1 of2 nummers: 12 fr. 3 of 4 nummers: 25 fr. 5 of meer nummers : 30 fr. Eveneens verkrijgbaar : onze heruitgaven : -Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata', Eerste uitgave door Hondius: 80 fr. Plattegrond Gent 1796 door Goethals. Identiek aan origineel : 100 fr. MevrouwVAN GELUWE-EGGERMONT A. Bibliotecaresse
160
Doeurnen tatiecentrum Bibliotheek
Gent februari 1982
AANWINSTEN
Overzicht der Rubrieken B België G Gent H Geschiedenis 0 Oost-Vlaanderen SA Sint-Amandsberg 9 Localia Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan op de rekken. Van den Eynde S Vanhecke L Charlier G, e.a.
Boone E Bossaert H Callant A De Vreese A Elaut L Eloy A, Lippens 0, Morel Y · Fédéric-Lilar M, De Stoop A, e.a. Metdepennll1genC Sabbe D Sijs G-Murez J Vandenbroucke J Vanderfeesten G Van Werveke A ver Elst A
Inhoudstafels en registers (1922-1971) op 'De Toerist' & 'Toerisme' B19/4 Landschappen in Vlaanderen vroeger en nu Van groene armoede naar grijze overvloed B2/13 Monumenten en landschappen B1 B3 Scriptophilie oude aandelen en obligaties G17G9 RichardM G19 Min1 G19 Cal1 Fliek (schetsen en beelden) G16 B28 De haven van Gent . Mijn memqires G8 Ela1. Van Keiberg tot Blandijnberg Werken met de hand in ambacht en vrije G17 H13 tijd (cat) Gentse kunstschatten 1-De trapzaal van het Hotel Van der MeerG10 B17 sche Kwartierstaat Hippolyte Metdepennll1gen Leider van çle Gentse Orangisten(1799-1831)G11 MDP2 J. B. Bethune promotor van de neogotische beweging G10 BET 1 G10 SIJ1 Maurice Sijs De stichting en het wedervaren van het Kartuizerklooster 'Koningsdal' op Rooigem te G6Q6 Gent G6Q5 Museum Meerhem (cat) Gentse Stads- en Baljuwrekeningen (1351G2 B17 1364) De Gentse stadstram in beeld G16C3 Een eeuw zorg om monumenten (cat) G9 G10/3 G10 B16 Feestpaleis Vooruit G10 H4/1 Nederlands Toneel te Gent (1975-1980)
161
De Bens E
De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur (1940-1944) H12/19 De Keyser R H2/12-108 Geschiedenis in crisistijd De Schrijver R Oorsprong van Belgiës eigenheid en mep.taliteit : een historische kijk H2/12-106 Stad Gent De Zutter J Inventarissen en Indices (Archief) H30 S4-6 Regesten op de Jaarregisters van de Keure Schepenjaar 1402-1403 Palter R Flamenpolitik en Duitse propaganda tijdens de 2e Wereldoorlog: de versie van het Militair bezettingsbestuur (1940-1944) H2/12-117 Gerard E Standenvertegenwoordiging in de katholieke partij van het arrondissement RoeselaereTielt (1918-1936) Gerard E Bijdragen over het Vlaams Verbond H2/12-111 A. Vermeylen en het Vlaamsverbond (19181919) Strijd om het Vlaams minimumprogramma in1919 De Katholieke Vlaamse Bond, Mgr Rutten en de Katholieken van Limburg Gevers L Rodenbachs bijdrage tot de Vlaamse studentenbeweging H2/12-115 Stedelijke bevoorradingspolitiek en graanJanssen F Van Cauwenberghe E wetgeving in crisistijd te Antwerpen rond het midden van de XVIIe eeuw H2/12-102 Louwe Kooijmans L. P. Verleden land in beeld H22A4 Bloemers JHF-Sarfatij H tent. 'Vondsten uit verleden land' Mels C, Wils L Hendrik Heyman, van flamingant tot christen-democraat H2/12-114 Archives Rex & mouvements wallons de Masson H collaboration H30 U1-9 Peemens F L'organisation administrative et l'action du Ministère du Travail1895-1940 H30 V1-29 De Nederlandse kerkpolitiek van Jozef 11 : Roegiers J verlicht of despotisch ? H2/12-113 Schoenaerts J Kerk en gelovigen in de dekenij Waas tijdens de XVIIIe eeuw H16 BS-57 Steenhaut W, Martin D Fonds bevrijding van Antwerpen H30 U2-3 Stols E Expansion belgeen Amérique latine (1900) H2/12-103 Terry M Protestantsgezinden uit het Roeselaerse tijdens de XVIIe eeuw H2/12-109 Thielemans M e.a. Inventaires de papiers personnels (Goubau, Schuermans, de Brouckère, Kersten, de Trooz, De Sadeleer, Lesaffre) H30 H16 Van Mingroot E De Kamerijkse stichtingsbrief voor de abdij Affligem 1086 H2/12-104 Middeleeuwse ketterij en inqisitie in de Van Mingroot E Franse Nederlanden (10i5-1491) H2/12-110
162
Van Mingroot E
" vanBurkJG
Van Buyten L Vandenbroeke C Van de Wiele J
Van HaverG VanMolleL Vanieuwenhuyse J
VanrieA VosL
Het Leuvense gravenhuis H2/12-112 Een beruchte XVIIIde~euwse rechtszaak H2/12-119 De Moord op prior Filip De Vos van Ten Walle te Elsegem (2.01.1736) Eigendom van vondsten gezien in het licht van het Burgerlijk wetboek en monumentenwet H22 AS Drie doopregisters van de Leuvense vondelingen (174S-1797) H2/12-107 Sociale geschiedenis van het Vlaamse volk H17 AS Stad Gent (Archief) Inventarissen en Indices H30 S4-7 Regesten op de Jaarregisters van de Keure Schepenjaar 1404-140S) Katholieken in Vlaanderen tussen demo-: H2/12-118 kratie en fascisme (193S-1940) Belgische katholieke landbouwpolitiek vóór H2/12-10S W.0.1 Stad Gent (Archief) H30 S4-2a Regesten op de Jaarregisters van de Keure Schepenjaar 1360-1361) lnventaire des archives de la maison de H30-M17 Charles de Lorraine Het 'Zoldercongres' (Leuven 20-23 maart 1920) H2/12-116 Het zesde Grootnederlands studentencongres La Flandre judiciaire H17 C4 Le Luxembourg (181S-1848) H30 P2 Exposirion commémorative 1SOe anniversaire de la Belgique
ServaesP Verriest G
Toneelleven teMere Land van de Woestijne ts. HK 'Arthur Verhoustraete' Opdorp bouwt Lyrisch toneel te Gent (196S-1980)
02 B33-6 02A2-17
RuttenM Van de Woestijne G Van Mechelen e.a. Van Wilderode A
Karel van de Woestijne Karel en ik (herinneringen) Dr Jan Grauls (1887-1960) Filip de Pillecyn
SASV.W06 SA7V.W03 SA7GRA1 SA7 D.PI11
Beirens G
Proeve algemene bibliografie stad Dendermonde (1612-1970) Honderd Dendermondse gelegenheidsdnikken (1S84-1900) verz. Dauwe J De Jezuïeten te Aalst De uitstralingvan het College (1831-1891) Hugo De Putter
De VuystJ
" De Brouwer J DeCnodder R
02 B20-19 02B40
933/1-1 933/10C1
930/8 B1 912/5 D. PU2
163
D'Haes R
GalleM Ghysens U GoeméC NotteboomH
Van Bockstaele G
Van Maldeghem J Vinck E
Daensistische beweging 930/21 Cl Daensmuseum en Archief van Vlaamse sociale strijd (Aalst Cyriel Buysse 985/5 BUY4 Het Aalsterse volksleven d4 Een musicerende stad (1860-1980) 930/20Al Drongen in oude prentkaarten 928/2-1 Adegemse hoeven 9991/2-2 Oost-Vlaanderen, bouwheer staat België Van Crombrugghe en Sint-Jozefcollege (Aalst) 950/8 Bl De St.-Adriaansabdij 900 jaar Geeraardsbergen 1250 jaar Land van Aalst Geschiedenis Benedictyns monachisme in Vlaanderen Maldegemse straat- en plaatsnamen 999/20Bl Zusters Maricolen van Dendermonde te Lede 150 jaar psychiatrische zorg (1829-1979) 931/8Bl
De bibliothecaresse A.E.
Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis
1.01.82
STATISTIEK 1981 Uitleningen Aard: - algemeenheden -economie -Gent - geschiedenis -kunst -localia -natuur - opvoeding & onderwijs - regionalia (België-Buitenland) (Oostvlaanderen) - Sint-Amandsberg -taalkunde - volkskunde Totaal
37(8) - (3) 210(183) 41(62) 14(9) 39(38) 3(-) 6(4) 21(10) 92(46) 79(25) 3(9) 40(17) 585(415) 164
- tijdschriften -varia (prentkaarten & foto's) ( devotieprenten) (plans) (voorwerpen archeologie) Totaal Algemeen totaal 585 + 709
+ 63 =
709(944) 25(107) 1(141) 20(92) 17(-) 63(349) 1357(1699)
Aantal ingeschreven lezers
101(75)
Aantal bezoeken
887
Aanwinsten door : -aankoop -giften Totaal
61(31) 118(109) . 179(140)
Aantal ruildiensten
96(82)
(cijfers vorig jaar)
Commentaar "Tijdschriften" en "Varia" zijn hoofdzakelijk de oorzaak van een tijdelijke vermindering van het aantal uitleningen, wegens minder "library extension"-activiteiten (i.c. tentoonstellingen). Wij stippen evenwel aan dat het aantal uitleningen van naslagwerken gevoelig is gestegen en een gunstige evolutie van de publieke belangstelling voor dit voornaam fonds vertegenwoordigt. Wat de nieuwe lezers betreft, vermelden wij dat 10 afkomstig zijn van 'Oost-Oudburg', 13 van de "Heemkundige en Historische Kring 'Gent" en 3, die lid zijn van beide kringen. Een tweede lokaal zal binnenkort opengesteld worden voor het publiek, (wegens de uitbreiding van het boekenfonds). Wij danken allen die door giften of persoonlijke inzet de werking van de biblioteek hebben bevorderd. De bibliotecaresse, mevrouwVAN GELUWE-EGGERMONT A.
165
VRAAG EN ANTWOORD Vraag van H. Collumbien: Typisch voor onze St-Jacobskerk is dat de 2 torens van de westgevel ongelijk zijn. Wij zijn daar nu wel aan gewoon geworden, maar toch is dit een storend element dat de symmetrie verbreekt. Dat is zeker niet te wijten aan herstellingswerken aan één der torens, want wanneer wij de oudste iconografische documenten bekijken zien wij steeds die twee ongelijke torens. . Toen Architect August Van Assche in 1869 de restauratieplannen opstelde voor de St-Jacobskerk, tekende hij 2 varianten :één met 2 verschillende torens, één met 2 gelijke torens. Hij schijnt er dus wel aan gedacht te hebben om deze onregelmatigheid weg te werken. Toch werd bij de restauratie de voorkeur gegeven aan de asymmetrische versie. Tot hiertoe zijn wij nog niemand tegengekomen die ons de origine kon verklaren van deze onregelmatigheid. Weet een van onze scherpzinnige lezers daar misschien iets meer over ? Correspondentie i.v.m. de rubriek "Vraag en Antwoord" mag steeds gestuurd worden aan: H. Collumbien- Lijnmolenstraat 149- 9110 Gent (St-Amandsberg).
AANVULLENDELEDENLUST ADENDA:
1724. Mw De Porre-Steenbrugge Westveldstraat 39 9110 Gent (SintAmandsberg) 1758. Hauters H. Mimosastraat 14 7 9000 Gent 1759. Verbeke M. Tolhuislaan 61 9000 Gent 1760. Mej. De Cremer J. Melkerijstraat 84 9000 Gent 1815. Beekhout M. Van Goethemstraat 90 9220 Merelbeke 1816. Verhaegen F. Oude Houdei 100 9000 Gent 1817. De Munnynck H. Kouterstraat 40 9219 Gent (Gentbrugge) 1818. De Rockere F. Hubert Frère-Orbanlaan 124 9000 Gent 1819. Claeys J. Eenbeekstraàt 4 9120 Destelbergen 1820. Bauwens R. Schuttershof 6 9820 Gent (Sint-Denijs-Westrem) 1821. Mw Van Beveren J. Boesbeeklaan 21 9820 Gent (Sint-DenijsWestrem) 1822. Van Raemdonck E. Notarisstraat 9 9000 Gent 166
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. Ude Jaargang, nr. 4
. 15 J"uli 1982
Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris : R. Van Geluwe Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, Gent Secretariaat : Maïsstraat 235 · Postrekening : 000-105.04.73-60 -Heemkundige en Historische Kring Gent, Koggestraat 14, Gent Lidgeld : 250 fr. per jaar INHOUD Vijftienjaar wonen in het Patershol (1920-1935) Gent in 1879 Inventaire Archéologique : Olivier van Minjau Onze Gentse keukenrubriek Bavo en Lieveken De Lieve, van zeekanaal tot verloederde sloot. Of toch niet ? Bibliografie
169 182 187 191 196 203 211
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertqs, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : · Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen. 167
Over rosmolens en burenhinder. Onder deze titel verscheen in ons vorig nummer een interessant artikel. Door een spijtige vergissing is onderaan het artikel de naam van de auteur weggevallen. Scherpzinnige lezers zullen misschien wel de hand herkend hebben van Dr. Paul HUYS. Met onze excuses aan de auteur.
Vorige jaargangen van 'Ghendtsche Tydinghen' Zijn nog verkrijgbaar : Jaargang 1973 : nrs. 11-12 " 197 6 : nrs. 2-3-4-5-6 " 1977 : nrs. 1-3-4-5 t volledige jaargang " 1979 : nrs. 1-2-3-4-5 + volledige jaargang " 1980 : nrs. 1-2-3-5-6 + volledige jaargang " 1981 : nrs 1-3-4-5-6 + volledige jaargang Prijs per afzonderlijk nummer : 50 fr. Prijs per volledige jaargang: 250 fr. De tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag (10-12 u.) in het Documentatiecentrum, behalve in de maanden juli en augustus en op wettelijke feestdagen. Portkosten bij betaling op postrekening bij te voegen : 1 of 2 nummers: 13 fr. 3 of 4 nummers : 26 fr. 5 of meer nummers : 40 fr. Eveneens verkrijgbaar : onze heruitgaven : Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata' Eerste uitgave door Hondius : 80ft. Plattegrond Gent 1796 door Goethals Identiek aan origineel : 100 fr. Mevrouw Van Geluwe-Eggermont A. Bibliotecaresse
168
Dit is uit het leven gegrepen . .. Of herinneringen aan vijftien jaar wonen in het Patershol(1920-35). Heb ik niet eens in een vorige bijdrage verteld dat voor een folkloreminnende Gentenaar niets waardevoller is dan het luisteren naar het relaas, de herinneringen van hen die het allemaal meegemaakt hebben ? Mensen die de kleine en grote gebeurt~nissen uit het volksleven aan den lijve ondervonden hebben. Zulke geschiedenis (met kleine g) lees je gewoon niet in de dikke historische werken over koningen en keizers, hun oorlogen, liefdes en politieke intriges door de eeuwen heen ! .Met nog heel heldere geest rakelen ze belevenissen van ellende en vreugde op, onze oudjes. Verhalen over mensen die ze gekend hebben, van marginale Gentenaars die best in de galerij der Gentse volkstypen thuishoren. Ik heb nog eens een bandopname voor de dag gehaald, het ding is reeds tien jaar oud, het krast en piept. Tien jaar is het ook weer geleden, dat Tjeef (hoe was zijn familienaam ook weer ?) in geur en kleur het relaas deed van vijftien jaar verblijf in het Patershol, in de jaren twintig. Hij kon prachtig vertellen, n.et of het van gisteren was ... Ik woonde in het Patershol, een paar jaar na het beëindigen van de eerste Wereldoorlog. Een mentaliteitsverandering had zich bij de bevolking voorgedaan, doch bij velen bestendigde zich. de armoede van de oorlogsperiode. Latei is daar wel enige verbetering in gekomen, maar toen hebben we de crisisperiode 1929-'35 gekend. . . Zeg niet dat de bevolking van het Patershol "slecht volk" was ! Ze vormden wel een gesloten gemeenschap. Niettegenstaande het dagelijks· gekibbel en de regelmatige knokpartijen niet uit de lucht war~m, was het . onderling dienstbetoon een der ongeschreven wetten van de Pátersholbewoners. In de jaren twintig was de Rode Koningstraat wel de meest bevolkte straat van de wijk. Drie tot vier gezinnen bewoonden er hetzelfde huis, wat maar al te vaak aanleiding gàf tot bepaalde wanverhoudingen, ruzies, vechtpartijen. Veel voorkomende dronkenséhapwas zeker niet vreemd aan het dagelijks geheibel. Het cafeetje, het statricafé bij uitstek vaif de Patersholbewoners, was café Philippine. Ook café De Hel behoorde tot de regelmatig bezochte kroegen. Wanneet deze cafés door de mannen van het Patershol bezocht werden; waagde zich geen enkele andere burger de gelagzaal te betreden. In deze herbergen zijn de ruiten met de regelmaat van een klok aan diggelen geslagen. 169
Rode Koningstraat, gezien in richting Oudburg. (december 1971 )
170
CafĂŠ Philippine, hoek Corduwanierstraat en Rode Koningstraat.
171
Vanderhaeghen, de schilder uit de wijk, had er een flinke boterham aan ! Hij was het ook, die de petroleum mocht leveren voor de verlichting binnenshuis. Slechts enkele huizen waren aangesloten op het gasnet. De straatverlichting gebeurde in die tijd met gaslantaarns. 's Zomers kookten de mensen op een petroleumvuurtje, zodat ze noodgedwongen reeds om tien uur in de morgen aan het middageten begonnen. 's Winters brandde de Leuvense kachel. De meeste mannen waren tewerkgesteld op de fabriek of ze hadden een of ander beroep in de bouwsector. Het grootste deel van de arbeiders was echter ongeschoold. De fabriekarbeiders vonden werk in de "natte continu's", de katoenfabricage. De meeste gezinnen waren huurders van · hun woning. Ik heb slechts één eigenaar gekend : de slager die rechtover de schilder woonde, op het einde van de 0.-Lieve-Vrouwestraat. In verhouding tot het gemiddeld inkomen van de Patersholbewoners, mag je wel zeggen dat die man zich "rijk gespeeld" heeft. Hij moest daarvoor wel een engelengeduld oefenen om aan zijn centen te komen. (kredietavant-la-lettre ! ) Om op de uitgangswereld van 't Paterhol terug te komen : een druk bezochte "dancing" uit die tijd was bepaald het "Comédiaatje", op de hoek van de Rode Koningstraat, rechtover café Philippine. Vijf trapkens op leidden naar een dubbele "cowboydeur", die toegang verleende tot de gelagzaaL Of liever ook uitgang, want gezien de frequentie waarmee de deur van het café in flarden vloog, had de uitbater zich genoodzaakt gezien, flapdeuren aan zijn "doening" te installeren. In geval van ruzie, vlogen de deurtjes open, en de man of vrouw vloog van de trapkensmet een boog de straat op. Vaak gebeurde he~ dat de buitengewalste klant met zijn hoofd tegen de muur aan de overkant terecht kwam. Bij gebrek aan hulpcentrum 900 bleef het slachtoffer daar dan liggen, tot een voorbijganger zich om zijn lot wou bekommeren. Het Comédiaatje (of was het Caméliaatje ?) werd verlicht me.t petroleum, muziek werd er gemaakt dank zij een orgel. In de gleuf moest 25 centimes. Links had je twee rijen tafels, rechts houten banken. De "snotneuzen" uit die tijd moesten de houten banken gebruiken. Wee degene die zijn plaats in de "maatschappij" niet wist ! De dansvloer bevond zich rechts. De zaterdag, zondag en maandag werd de dancing heel druk bezocht. Op zekere dag deed de brigadier van de derde wijk zijn ronde in de omgeving van het Comédiaatje, omdat hij verdachte geluiden uit die richting had gehoord. Grote, robuuste kerel, sabel aan de zij, zou hij eens poolshoogte nemen ! 't Moest omstreeks 6 uur 's avonds geweest zijn. Denk erom, dat de mensen toen niet in de late uren begonnen uit te gaan.
172
Om 6 uur was de dancing reeds behoorlijk bezet. Trouwens, om twaalf uur ging de zaak dicht. Onze brigadier trok zijn stoute schoenen aan, stapte de zaal binnen ... en nog geen vijf minuten later kiepten de slagdeurtjes open; de brigadier vloog over de straat- tot aan de overkant. De twee potige kerels die de man van de wet daarnet "uitgeleide" deden, gooiden hem zijn gebroken sabel achterna met de woorde_n :"Voilà, ge meugd' em hên !" Ik heb ook nog meegemaakt, dat vrouwen buiten kwamenmet gescheurde rokken, of op één schoen. Iets over de kinderen. In mijn tijd waren er weinig kinderen die naar (wat wij noemden) "de betaalde school" gingen. De meisjes bezochten de school der "zusters van liefde", niet omdat de ouders door en door katholiek waren, maar omdat de school niet veraf was en omdat ze er . dikwijls een pakketje kregen : wà.t stof oni een voorschoot te maken, enkele zakdoeken. De jongens bezochten de parochiale school bij de Augustijnen, ofwel de stadsschool in de Molenaarsstraat. Laat ik eens iets vertellen over bepaalde figuren, volkstypen, die me het best bijgebleven zijn. Daar was op de eerste plaats LOELE-DE-VUILBAK. Loele betrok een kamertje in een van de huizen van de Rode-Koningstraat. Ze moet zowat vijftig jaar geweest zijn, t9en ik haar kende, maar ze zag er bepaald ouder uit. Klein, voorovergebogen gestalte, scherpe neus, het haar in een wrong, leek ze eerder op het hekspersonnage uit een of ander sprookje. Een vuilè bloes, lange vieze rok, gebreide sjaal en dito handschoenen, versleten hoge schoenen met krullende punten, ... ziedaar het portret ten voeten uit van Loele-de-vuilbak. De omhullende schoentoppen vanwege haar drukke bezigheid : op haar hurken zitten bij de vuilnisbakken en -enimers~ Iedere morgen, of het nu lente- of zomerweer was, of het vroor dat het ~raakte, trok Loele erop uit. Ze "deed" alle vuilbakken af, van het Oudburg tot aan de Muide. Met een soort krabbertje haalde ze de inhoud van de vuilnisemmers door elkaar.Alles wat maareenschijn van kans had· te kunnendienen,verdween in de ruige jutezak, die ze op haai kromme rug torste. Het geluk was nu en dan met haar, in die zin-dat ze wel iets kon opscharrelen dathaarzelf. best kon dienen. Bewijs : de schoenendie ze nu aan haar voeten droèg. -Loele droeg in haar voorschoot altijd een vlijmscherp. mes met zich. mee. je weet wel dat soort messen waarmee de slagers uitbenen_. En al had ze geen enkele tand meer mháar mond, ze kon steeds opperbest "haar woordeken placeren" als' dat nodig bleek. Ik heb meegemaakt, dat Loele op zekere dag het Patershol :binnenkwam, flink beschonken na het nuttigen van menige druppels. Ze was onWillekeurig get_ujge van èeri huiselijke twist.De vrouw werd door haar man van ontrouw beschuldigd, de vrouw
173
.11:
.-.,, ...
~"'
..... _.. ~~ '~ :'F'.
....... -...]
-!:>-
Onze-Lieve-Vrouwestraat, gezien vanaf Plottergracht. (december 1971)
Onze-Lieve-V rouwestraat (1971)
175
op haar beurt verweet haar lieverd dat hij beter zou werken dan te zuipen! Waarop de echtgenoot replikeerde dat zijn vrouw beter uit werken zou gaan, liever dan de hele dag "hier rechtover te zitten," waarmee hij het kamertje van Loele bedoelde. Prompt volgde de bemerking van Loele : Hebt gij over mij iets te zeggen, ventje ? Het komt tot een handgemeen, waarbij Loele een mep in haar gezicht krijgt. Ze sukkelt achteruit tot tegen de gevel van haar huis, grist in de jutezak, grijpt haar slagersmes, ploft het in de schouder van de man. Bloedend droopt de man af om zich te gaan verzorgen. Maar goed ook, want Loele was zeker van plan haar eer tot het uiterste te verdedigen, het mes in de hand. Een andere figuur, die ik me nog duidelijk kan herinneren, was "mijnheer" BASTIEN. In het hele Patershol was hij de enige die aangesproken werd met "mijnheer" ! Hij had een handel in oude meubels. Mijnheer Bastien liep er heel keurig bij : streepjesbroek, deftige jas, boord en das, bolhoed op en wandelstok. De titel van "mijnheer" had hij verworven . omdat hij twee jaar langer school gelopen had dan de doorsnee bewoners van het PatershoL Bastien sprak ook een beschaafder Gents dan de overige wijkbewoners. Bij mijnheer Bastien kon men steeds terecht met formulieren, in te vullen documenten, ... Zijn vergoeding voor¡ bewezen diensten had hij graag in natura. Zijn uitgangswereld lag buiten het Patershol. Daarvoor leek de buurt hem wel te min. Het intellectueel peil van Bastien heeft later nog geresulteerd in een titel van deken van de gebuurte. DIKKE MIE woonde aan de "Stijlkens" en hield er een snoepwinkeltje. Ze was, zoals haar bijnaam laat vermoeden, een gezette dame, half ros, half blond. Mie was "heel proper op haar eigen" en bracht haar spekken (twee of drie voor een halve kluit) aan de man, of liever aan de jeugd. Gedurende de winter verkocht ze "korsten". Die korsten waren in feite gebakken rogge, onmogelijk hard, waarover de kinderen gemakkelijk een paar uren deden om ze naar binnen te werken. De korsten van 7,5 cents waren ongeveer 15 cm lang, 3 cm breed en 1/2 cm dik. Daar was wat kauwen en knabbelen aan ! Mie verkocht ook "appeltsoezen". Die stonden met hun glimmend rode bol omgekeerd in een plank geplant, op de toonbank van haar winkeltje. 's Zomers, als het snikheet was in het straatje, bleef de deur openstaan. Een laag hekje sloot de ingang van haar zaak af. Omdat ze de belhamels uit de buurt voor geen haar vertrouwde, had ze het hekje met een touw verbonden aan een bel. Zodra het hekje openzwiepte, ging de bel. Dat hekje en de bel, dat was juist wat Guustje, de "rufte" van de bende, inspireerde om dikke Mie eens te grazen te nemen. 176
Stiekem wist hij zich tot aan de toonbank te werken waarop de appeltsoezen stonden.Een koordje spannen van de plank met appels tot aan . het hekje, was vlug gebeurd. 't Resultaat was natuurlijk, dat de eerste de beste bezoeker die in het winkeltje kwam, het hekje opende, de appeltsoezen op de grond smakte en meteen de belliet rinkelen. GUSTJE (niet deze uit het verhaal van Mie) zat de hele zomer brandhout te hakken in de poort, op een koer in de Corduwanierstraat. Zo kon hij bij, regenweer zijn werk verder zetten, Gustje was reeds op leeftijd en droeg onder zijn jas een grijs werkjasje. De pet (lees klakke) op het hoofd, zelfs in volle zomer. Een nieuwe klakke werd gedurende twee jaar lang enkel 's zondags gedragen. Nadien degradeerde de pet tot weekklakke. Als deklakkenat was, werd ze te drogen gehangen op de "oor" van het deksel van de Leuvense kachel. Om bij Gustje terug te keren : gewoonlijk zat hij aan zijn grote kapblok, met naast zich een houten bak. Met" e.en stootkarretje bevoorraadde hij zich in hout, bij afbraakwerken. Hij hakte dus brandhout en verkocht het · aan heel het PatershoL Een emmer voor een kluit. Voor een regelmatige klant had hij een extraatje in petto : de gevulde emmer werd geschut, zodat er nog enkele stokjes bijkonden. Bij een deel van de bevolking werd er gedurende een vol jaar duchtig gespaard, om tijdens de Gentse Feesten eens te kunnen "op reis gaan". Frankrijk was toen erg in trek. Daarmee bedoel ik niet de Azurenkust of . dè Alpen, maar net iets over de grens : de omgeving van Rijsel. Ik herin.ner me nog goed, dat ik als jonge -bankbediende de vreemde munten te verhandelen had.. In het Patersholhokten toen-een drietal kerels van verdacht allooi, die de biJnaam verworven hadden van de DRIE FRANSMANS. Ze hadden tijdens de Gentse Feesten ookweleenstrek om naar Noord-Frankrijk te ti-èkken, doch het ontbrak hen blijkbaar aan de no-: dige deviezen. Bovendien was het ér hen om te doen; m:et meer terug te keren naar Gent dan waa.rmee zè vertrokken waren. Enfin, ze kregen het toch voor mekaar de trein te nemen in het Zuidstation, de stoptrein Aritwerpen-RijseL Bij mijnheer.Bastien hadden ze zich een net kostuum laten.aanmeten, huurgeld 2 frank. De drie Fransmans, gewoon van op de Gentse Vrijdagmarkt te lopen, kenden aldus alle gebruiken van het marktleven. Met een valies in de h~d schuimden ze de Rijselse markten af, gapten al wat niet te heet of te zwaar wa.S. Ook de magazijnen werden met hun bezoek vereerd. . . . . Terug in Gent, brachten ze hun gestolen goed aan de man, echter niet in hun wijk. Immers, hun koopwaar was niets voor de beurs van de Paterholbewoners!
177
-.., ";?
..,.... 0
~
....... -...J
-.o Gebuurtefeest Plotersgracht (14 augustus 1972)
Maar steeds wisten ze echter de zaken zo te regelen dat er voor de vrienden van de wijk wel een afvallertje te rapen was : een lang Frans fluitbroodje en wat boter, vonden afzet op eigen grond. Het was helemaal niet uitzonderlijk dat ze de poversten uit de buurt in de smulpartij lieten delen. · Aldus waren voor een tijdje althans deJinanéiële beslommeringen .van de baan en voelden de drie vrienden het àangename geritsel van bankbriefjes in hun binnenzak. Dat was dan ook aanleiding en reden waarom ze, alvorens de gehuurde attributen van een hogere standing bij mijnheer Bastien terug in te leveren, er eens het hunne van namen en de bloempjes gingen buiten zetten. Ze gingen dansen in het "Kleine Casino", een instelling waardig aan hun betere maatschappelijke positie, op de. Gouden Leeuwplaats (het later afgebrande meubelmagazijn "In de duizend meubelen".) Ze maakten als galante flierefluiters goed vertier, lieten duidelijk merken dat ze goed bij kas waren en ... waren daarbij steeds met de mooiste meisjes weg. Het naspel van de geschiedenis verliep ieder jaar volgens een onveranderlijk schema. De p"olitie had namelijk al vlug in de gaten dat het beruchte trio uit het Patershol met centen gooide. De drie sjMels werden op het matje geroepen. Een veertien tal dagen na de Gentse Feesten door de politie onderschept, moesten ze omstreeks oktober voor "mijnheer de juge" verschijnen. Resultaat : tegen de tijd dat de winter zijn eerste koudevlagen over het Patershol blies, zaten de drie vrienden warm en droog binnen de muren van de gevangenis. Voor de mannen van de wet was het bepaald geen klusje om het drietal te grazen te nemen. 't Was verduiveld moeilijk hen te klissen ~et de handen in de zakken. In andermans zakken dan. Ze waren van alle markten thuis, kenden alle "fmesses" van het vak en wisten zich alzo uit de meeste benarde situaties te redden. Die ene keer was het de politie bijna gelukt hen op het nest te pakken. Dat was die keer toen een politie-inspekteur 's nachts op het dak van hun "kot" in de Plotersgracht klauterde, zich achter de schouw verscholen hield, teneinde Louis, het brein van het trio, te kunnen klissen. Het was echter zó dat een politiereglement bepaalde, dat geen huiszoeking mocht worden verricht binnen de tijdspanne van zonsondergang tot zonsopgang. De agent die op "scheute" lag, moest dus de klok van vijf uur op het Belfort afwachten om tot actie over te gaan. Toen hij echter langs het dakvenster naar binnenglipte, was de vogel gevlogen. Het zou echter niet bij een enkele poging blijven. Toen Louis een andere maal verdacht werd van het feit er duistere praktijken op na te houden, werd de nachtwake op het dak hernomen. Met meer succes dan de vorige keer, want dit keer was de kerel wel thuis. Even voor vijf uur in de morgen, op het ogenblik dat de 180
man der wet aanstalten maakte om op te treden, opende Louis zelf het dakvenster en onder het voorwendsel met een geveltoerist te maken te hebben, schoot hij in het halfduister op de wetsdienaar. Naar ik later vernomen heb, heeft de politieman bij dit avontuur een duim achtergelaten. Carnaval, dat was iets speciaals in het PatershoL Verreweg de grootste meerderheid van de bewoners ging die dagen (en die nachten) niet buitengaats, en vierde binnen de grenzen van het "hol". En waar kunnen wij nog beter zijn ... Als de lange schaduw van de ondergaande zon over de kantelen van het Gravensteen kroop en eenscheve streep trok over de daken van hun gebied, dan werden op de vensterkozijnen of aan de groene luiken gekleurde vetlampjes gesteld of gehangen. Lampjes met een wieksken erin : rode, gele, blauwe, groene. Aan waslijnen over de steegjes gespannen, bengelden veelkleurige papiertjes. De meesten vierden in groep, vermomd en gemaskerd. Terwijl ze luidkeels de hits van die tijd, toepa.Sselijk op carnaval, zongen (En wên moar twie plezieren op 'n joar, Bloende zullen wij eten, ... ) trok dan de bonte bende van de Hel naar Philippine, van daar naar het Comédiaatje (of Caméliaatje ?) en verder naar de vele kroegen die het Patershol telde. Wekenlang op voorhand was er· aan de kostuums gewerkt. De onmogelijkst bij elkaar horende lapjes stof aan elkaar genaaid. Hoe hoog en hoeverre de carnavalvierders zich ook door de euforie van de feestviering lieten meeslepen, toch bleef het een niet te miskennen natuurwet : een mens leeft niet alleen van bier en jenever ! Dan kwam de slager uit de buurt op de proppen, als redder in nood : met tientallen kommen ineens had hij "huufdflakke" gemaakt. Die werd dan, als het heellaat begon te worden, naar huis meegenomen en zo maar uit de vuist naar binnen gewerkt. Met een flinke kwak mosterd erbovenop. Het hoofdvlees smaakte verrukkelijk en voor de prijs van 1,7 5 F kon je toch niet met honger naar bed. Als de carnavaltijd dan eindelijk voorbij was en ze zich tot de laatste dag eens ferm geammusseerd hadden, dan stapten ze de eerste morgen van de eerste werkdag uit hun vlooienbak. Met een houten kop trokken ze de klak wat dieper over de ogen, en vooraleer aan de slag te gaan, wipten ze nog even binnen in de staminé, om die onlesbare nadorst van de vorige avond weg te spoelen ... RENEHESPEL
. 181
Gent in 1879 De politieke dagbladen staan vol met artikels fu verband met het schoolvraagstuk en met de schoolwetgeving. Daar dit echter geen typisch Gents probleem is, zullen we dit in deze bijdrage niet behandelen. Te Gent verschijnt een¡ nieuw dagblad : De Gentenaar, waarvan het eerste nummer verscheen op 27 januari 1879. De stichter was kanunnik J. Verschueren, die we vroeger reeds hebben ontmoet als eigenaar en bestuurder van het "Werk der Vlaamsche Katholieke Drukpers". Het blad werd verkocht aan twee centimes per nummer. Le Nouvelliste de Gand, krant die verscheen sedert 1841, ging ter ziele, maar werd onmiddellijk vervangen door L'Impartial; het was een katholiek informatieblad, dat zal verschijnen tot in 1894. Op 4 april1879 verscheen ook een nieuw weekblad "De Volkswil" met als ondertitel "Socialistisch Weekblad". Het werd uitgegeven door het Centraal Comiteit der Gentsche Werkliedenvereenigingen en had als motto "RECHT MOET MACHT WORDEN". Het blad zal verschijnen tot in 1881 en zal dan vervangen worden door De Toekomst. Dat in 1879 de socialistische beweging het aandurfde een weekblad uit te geven geeft blijk van een zekere sterkte. Het blad steunde op enkele groeperingen : Midden-comitÊ, midden-sectie, metaalbewerkers, Multatuli-vereniging, spinners, vrijzinnige werkmansbiblioteek, verenigde wevers. Hoofdredacteur was Ed. Anseele, Paul De Witte was een medewerker. Als we het blad objectief bekijken, moeten we zeggen : "De medewerkers moeten nog hun stiel leren". Weinig artikels waren in staat de lezer te bezielen. Het lokaal nieuws was practisch verwaarloosd; van de vele meetings, die werden gehouden, krijgen we meestal geen verslag. De oplage ging dan ook in dalende lijn, van ongeveer 1200 bij het begin tot ongeveer 675 na twee jaar bestaan. Er verscheen ook een katholiek strijdblad, dat halfmaandelijks verscheen : De Koezweep. Drukker en uitgever waren Leliaert en A. Siffer op de Hoogpoort. Het blad zal verschijnen tot in 1882. De titeltekening stelde voor een koe, opgejaagd door een zwepende boer. 5 januari : In de Minardschouwburg wordt Mast en Danneels van N. Destauberg opgevoerd. 12 januari: Eerste opvoering van het toneelstuk Baekelandt, drama in vijfbedrijven door J. Van Hoorde en liederen getoonzet door K. Miry. 18 januari : Te Gent houdt Arthur Verhaegen in de katholieke kring een voordracht met als onderwerp "L'Etat hors de l'Ecole", voordracht die als brochure zal worden uitgegeven. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1878 worden Colson, Pickaert, Vermandel en Heremans als schepenen aangesteld. 182
20 januari : Een vriendenkring uit de herberg De Zalm op de Groentenmarkt heeft een lekkerkoek van 70 kg. aan de bewoners van het oudmannenhuis geschonken. 10 februari: De heer Emiel Braun wordt benoemd tot ingenieur van de stad Gent in vervanging van de Heer Hofman. De stad koopt een woning, een windmolen en een perceel grond gelegen buiten de Muidepoort aan voor 21 000 fr., dit voor de uitbreiding van de haven. 2 maart : Door V andendaele te Ronse wordt de tekst van een lied uitgegeven "Ze zullen onze kinderen niet hebben; de schoone ziel van het kind" op de melodie van de Vlaamse Leeuw. 9 maart : "C'est aujourd'hui plus que jamais que la Francmaçonnerie est la philosophie du libéralisme, sa matî:resse absolue et qu'il n'est rien sans elle. Constatons que la Francmaçonnerie n'est rien si elle n'est l'ennemie de la Religion, l'ennemie de l'Eglise, la libre pensée en un mot. Constatons enfin que Ie libéralisme, face profane, externe de la Francmaçonnerie; d'accord avec celle-ci, ne veut "jeter Ie cadavre du catholicisme dans la fosse" qu'enfin de s'y substituer comme une religion nouvelle, comme la religion de la morale universelle ou plutot moyenne, dont l'homme est à la fois Ie prêtre et Dieu, selon une parole fameuse du Fr. Faider de Gand" (Le Bien Public 9 maart 1879) Hierop zal Le Joumal de Gand antwoorden: "Les francmaçons sont d'excellents citoyens qui: se réunissent sans grand mystère dans Ie but peu ténébreux de discuter des questions dont la salution intéresse Ie bien de l'état et de la société". 10 maart: Op de toer tijdens karnaval was de beweging zeer groot. De Vrijdagmarktis tijdens de karnavaldagen een ware foor geworden. Er stonden niet alleen paardenmolens en suikergoedkramen, maar ook tenten met waarzegsters, dikke vrouwen, een menagerie en allerlei spelen. 17 maart : Gemeenteraadslid Dumoulin vraagt de aandacht voor de waterloop achter de Sleepstraat, die een besmettelijke stank uitwasemt. 26 maart : In gans het land tot in de kleinste dorpen worden protestmeetings tegen de nieuwe schoolwet ingericht. 27 maart : De bouw van de nieuwe kerk van het H. Hart op de Dendermondesteenweg wordt toegewezen aan de heer Laroy van Sint-Atnandsberg voor een bedrag van 104 000 frank. 7 april : De Staat ruilt met de stad het oud poermagazijn aan de SintLievenspoort voor twee huizen palend aan het militair hospitaal. 10 april : De Heer de Maere-Limnander is lid ben:oemd van de internationale commissie, die op 15 mei te Parijs zal vergaderen om het ontwerp 183
van een kanaal, dat de Atlantische oceaan met de Grote oceaan zal verbinden, te bestuderen. 20 april :Op 15 april werd Pol Verbauwen uit de gevangenis ontslagen, dit na een gevangenschap van dertien maand. Op zondag 20 april werd Verbauwen gehuldigd: In stoet met afvaardigingen van Brussel, Molenbeek, Sint-Niklaas, Lokeren, Geraardsbergen, Kortrijk, Menen, Waregem en Brugge trok men op naar de zaal Parnassus op de Houtlei, waar een groot feest plaats had. (zie Schetsen uit mijn Leven door P. Verbauwen blz. 112 en volgende). 25 april : Gisteren overleed te Gent de heer V anderhaeghen, oud boekdrukker, laatste overlevende en stichter van de maatschappij De Napoleonisten. Hij zal begraven worden te Sint-Amandsberg in de kelder der oud-waperibroeders van het eerste keizerrijk. De grafkelder zal deze maal toegezegeld worden om niet meer geopend te worden. Gemelde maatschappij telde bij haar stichting 364 leden, die allen begraven liggen onder het arduinen gedenkteken in vorm van een piramide. 1 mei : Paul Voituron publiceert de brochure "Le Libéralisme et les Idées religieuses". Een citaat hieruit : "La voie dans laquelle le libéralisme est entré doit conduire à la constitution d'Eglises rationalistes. Une immense révolution s'opère sous nos yeux. Elle a pour butdechanger la société jusque dans ses assises les plus profondes et elle conduit directement à substituer la religion naturelle aux religions positives". 5 mei :De Société Littéraire en het Kunstgenootschap versmelten en vormen thans Cercle Artistique et Littéraire. 17 mei : In de gemeenteraad van 17 maart 1879 werd het lastenboek goedgekeurd, waarbij de voorwaarden werden bepaald voor een concessie van waterbedeling. Art. 10 bepaalde, dat het rendement moest berekend zijn aan 130 liter per inwoner en per dag. De oorsprong van het water was willekeurig, maar mocht niet geput worden noch uit de Schelde noch uit de Leie. Het water moet voldoen aan de hygiënische voorwaarden. De stad Gent zal minimum per jaar 300 000 m3 water verbruiken. De concessie heeft een duur van zestig jaar en op het einde van de concessie wordt de volledige uitrusting eigendom van de stad Gent. Aan de abonnees werd het water berekend aan 40 centimes per kubiek meter. Voor grote verbruikers was er een vermindering. Het nut van de aanleg van een waterbedeling is duidelijk, voornamelijk in een stad als Gent met zijn talrijke besmette kanalen. Drinkbaar water is een elementaire behoefte. Veel huizen-hadden geen pompwater. Stromend water laat ook toe badkamers in te richten. Ook voor de fabrieken en voor de brandweer waren aan de oprichting veel voordelen verbonden. De concessie werd verleend aan de heren Carels en Van Overstraeten. 184
18 mei : De nieuwe kiosk op de Kouter wordt ingehuldigd. 1 juni : Men heeft in het oud Klein Vleeshuis, waarin men thans werkt om er een hal voor verkoop van eetwaren in te richten, sporen van muur~ schilderingen ontdekt. Men weet, dat de gebouwen tot 1789 de kapel der weversnering was. 14 juni: De gemeenteraad keurt de plannen en het bestek voor de bouw van de Sint-Machariuskerk goed. 12 juli: In de gemeenteraad vestigt de heer De Nobele de aandacht op de straatverlichting. Na middernacht zijn de straten in een volledige duisternis gedompeld. Dit kan aangenaam zijn voor de dieven, maar het is vol gevaren voor de burgers, die uit plicht 's nachts onze straten moeten doorkruisen. 27 juli : Heden heeft er op Klein Turkije een kikvorsenwedstrijd plaats. De mededingers moeten zich aanbieden in Het Gouden Hoofd. 1° prijs : een groot krentenbrood. Er moet geen inleg worden betaald. Goedkoopste magazijn van Gent. ¡ Wieg 5,25 fr. Bed een persoon 12,50 fr. Kinderbed 8,50 fr. Bed ressort twee pers. 35 fr. 8 augustus: Bij K.B. van 29 juli zal de staat een brug bouwen over de Brugse vaart rechtover de Hamerstraat aan de Palinghuizen. 10 augustus :Heden heropening van de guinguette Het Maagdeken, Dendermondesteenweg. Men verhuurt er poneys. 17 augustus: Te Gentbrugge wordt het standbeeld van Louis Van Houtte ingehuldigd. 24 augustus : Er wordt een feest ingericht om het tienjarig bestaan van de sigarenmakersvereniging te vieren. 6 september : In plaats van rond te gaan met een lange ladder op hun schouder, zijn de lantaarnaanstekers thans voorzien van een lange stok; waarop een klein lantaarntje staat. 13 september: Henri Cnops, Barrestraat 21 Gent naast de herberg De Vier Eemmers. Opstellen van verzoekschriften, brieven van à lle aardHuis van ouds vermaard en gekend. Men gelast zich ook met het opstellen van redevoeringen, akten, gelegenheidsgedichten,opmaken van reglementen van maatschappijen. 16 september :In de gemeenteraad interpelleert De Nobele over de toestand van de overdekte markt. "Men vindt er niet anders meer dan enkele kramen van saai en konijnen. Ik zeg niet dat daar niet enkele katten onder zijn, maar groenten en fruit zijn er niet meer te zien", De 74 stallen in de overdekte markt hadden 3 755 fr. opgebracht, maar vele stallen waren door de huurders verlaten. De overdekte markt werd geen succes. 185
3 october : Au Boeuf à la Mode, Kleine Vleeshuissteeg. 3 fr. Menus : Diner gras Diner maigre 3 fr. Plats dujour 0,75 fr. Potage aux herbes 0,30 fr. Raie beurrenoir 0,80 fr. Gigot de mouton 0,80 fr. Carbonnades flamandes 0,80 fr. 13 october : In een speelschool door een oude vrouw gehouden in de Twijnderstraat werd een kind erg verbrand door kokende melk. 20 october : Architect Pauli geeft zijn ontslag als raadgevend bouwmeester van de stad Gent; hij wordt vervangen door K. Van Rijsselberghe. 7 november : De Klaaskeuskramen worden dit jaar op het Sint-Veerieplein gehouden. 29 november: In de gemeenteraad vraagt De Nobele aandacht voor de slechte toestand van de straten. In de gemeenteraad van 16 september was aan Oppenheim en Romberg uit Brussel een nieuwe concessie verleend voor het uitbaten van een gasmaatschappij. De voorwaarden waren : de concessie heeft een duur van dertigjaar (1881-1911), in de nieuwe wijken (Citadelwijk, Rabotwijk) moeten de nodige leidingen worden geplaatst; het aantal straatlantarens moet met 400 worden vermeerderd en elke lantaren zal per jaar 3 557 uur branden (ze mogen dus niet meer gedoofd worden na middernacht). De verlichting van de straten gebeurt op kosten van de concessiehouder; de particulieren betalen 17,25 centimes per kubiek meter, grote verbruikers krijgen een korting. Er kwam een protestbrief van de Ligue du commerce et de !'industrie de Gand, waarin er op gewezen werd dat de verbruikers de stadsverlichting moesten betalen. Het besluit van de gemeenteraad werd verbroken door de Bestendige Deputatie van de provincie wegens krenking van het algemeen belang. Er kwam nu een nieuwe aanbesteding. De Compagnie impériale du gaz, die de uitbating had sedert 1824 vroeg 16,75 centimes per kubiek meter, Oppenheim en consoorten vroeg 16,7 cent. per kubiek meter en de Société financière de Paris vroeg 14,875 centimes per kubiek meter en verkreeg alzo de concessie. De voorwaarde van het kosteloos leveren van gas aan de stad voor de verlichting verviel natuurlijk. 27 december: De stad Gent geeft een lening van 12 miljoen uit om de volgende openbare werken te financieren : 1. Uitbreiding haven 6 000 000 fr. 2. Gezondmaking wijk Nederschelde 3 300 000 fr. 3. Aanleg lanen en wegen 1 000 000 fr. 186
4. Bouw van scholen 1 000 000 fr. 700 000 fr. 5. Stadsgebouwen (stadhuis) Natuurlijk moet in de aflossing van de lening worden voorzien en hiervoor beslist de gemeenteraad een aantal belastingen te verhogen. In 1879 overleed Charles De Coster, de schrijver van Tijl Uilenspiegel. Dostojewski publiceert De Gebroeders Karamosov en H. Ibsen het toneelstuk Nora of Het Poppenhuis. Ten slotte werd in 1879 Einstein geboren; hij zal overlijden in 1955. M. STEELS
lnventaire Archéologique - Fiche nr. 64 In de rubriek "Schilderijen", Sint-Niklaaskerk - XVIe eeuw, stelde E. Lacquet op 7 februari 1898, in de Franse taal, de volgende fiche op : GEDENKSCHILDERIJVAN DE XVIe EEUW In de parochiekerk v'an Sint-Niklaas bevindt zich, opgehangen aan de vierde pilaar links, een kleine schilderij van de XVIe eeuw op hout, zeer eigenaardig door zijn onderwerp, maar zeer middelmatig van uitvoering. Ze stelt Olivier van Minjau en zijn vrouw Amelberga sLangen voor, omringd door hun 31 kinderen; In het midden van het paneel: Christus aan het kruis. Rechts : Amelberga sLangen met haar tien dochters geknield in gebed en, daarachter staande, Sint-Amelberga, patrones van de moeder. Links : Olivier van Minjau met zijn een en twintig zonen, geknield, en achterhen staande, Sint-Olivier, patroon van de vader. In de achtergrond, een gezicht van de stad.. . . .·. . Onder de schilderij leest men het volgende grafschrift :
Hier licht begraven Olivier van Minjau ende Amelberge sLangen/ sijn wettelièk wyf was/ ende hadden te samen eenendertich kinderén/met een smaels thien dochters endede reste zonen/ twelck altz.amen ghestorven zyn vader! moeder ende kinderen/ in Ougsti. Volgens een overleveringvermeld door J .B. Descamps in zijn "Voyage pittoresque de la Flandre et du Brabant" ( 17 69) en overgenomen door A. Voisin "had Keizer Karel bij zijn intrede in Gent als Graaf van Vlaanderen (24 februari 1526) Minjau opgemerkt die deel uitmaakte van de optocht, aan het hoofd van zijn een en twintig zonen in uniform. 187
(Foto Stadsarchief Gent)
188
Er over verwonderd zijnde dat een eenvoudige ambachtsman een degelijke opvoeding had kunnen geven aan zulk een talrijk gezin, ontbood hij hem aan het Hof en kende hem een rente toe ... Korte tijd nadien, in augustus 1526, had hij de droefenis al zijn kinderen te zien sterven van de "zweetziekte" (la suette) ... De ongelukkige vader en zijn vrouw stierven vbbr het einde van dezelfde maand en ze werden naast hun kinderen begraven op het kerkhof gelegen rond de kerk". Er valt nochtans op te merken dat, volgens geschiedkundigen, de besmettelijke koorts, zweetziekte geheten, slechts in 1529 haar intrede deed in de Nederlanden. Op het einde van de maand september van dit jaar richtten de geneesheren van Gent, ingevolge een besluit van het Magistraat, zich tot hun collega's van Antwerpen, ten einde een raadpleging te houden over deze nieuwe en vreselijke epidemie. Onze titelprent werd gemaakt naar een tekening van Ch. Onghena, bewaard in de bibliotheek van de Universiteit en van de Stad Gent. Cf. A. Voisin, Guide de Gand, 4e uitgave (Gent, 1846, p. 135);- Kervyn de Volkaersbeke, lesEglises de Gand, t.II, p. 173;- Fr. De Potter, Gent, t. III, p. 190. -Over de zweetziekte, cf. de details gegeven door C. Broeckx, Notice sur Jacques Vandenkasteele sur la suette (Antwerpen, 1849), pp. 8-29 en overgenomen inL. Torfs, Fastes des calamités publiques (Doornik, 1859), pp. 70-72. Naschrift Wij vermoeden dat zekere van onze lezers zich de vraag zullen stellen : "Wat is er nu feitelijk waar van dit droevig, maar eerder ongeloofwaardig verhaal ? " In dergelijke gevallen is onze eerste reflex altijd eens te rade te gaan bij een specialist van de Gentse "grande et petite histoire", onze vriend wijlen Pierre Kluyskens. Uit een serie artikels die hij destijds schreef over de Kouter lichten wij de volgende passage, die wij hier reproduceren met de vriendelijke toestemming van de familie Kluyskens: Lange eeuwen geleden, leefde dicht bij de Kleine Vleeshuissteeg en niet ver van de plaats waar heden het gebouw van de Bank van de Société Générale oprijst, een brave man, Olivier Minjau met zijne vrouw, Amalberghe Slangen en hun meer dan kroostrijk gezin. Hij was de eerste beroemd gebleven Gentenaar die op de Kouter woonde. Toen onze Sint Niklaaskerk nog niet gevangen zat in haar houten en stalen long van stellingen en reklameborden kon men aan een van de linkerpilaren een kurieus schilderij bewonderen, waarop de echtgenoten Minjau afgebeeld stonden, omringd door hunne ... 31 kinderen! En onderaan dit paneel dat momenteel in de sakristie is ondergebracht, . 189
las men volgend opschrift : "Hier licht begraven Olivier van Minjau ende Amelberghe Slangen, syn wettelick wijf was, ende hadden te samen eenendertich kinderen, met een smaels tien dochters en de reste zonen". Onder die tekst, in nabootsing van ouderwets geschrift : "Welcke altzame ghestorve zyn väder moeder en al de kindere in ougsti 1526". Om een traan als een ei, te moeten wegpinken, nietwaar ! En dan nog een tweede wanneer men geluisterd heeft naar het aandoenlijk verhaal van die Gentse familie, zoals het ons door Sanderus, Descamps, Voisin en nog vele andere Gentse auteurs wordt verteld : "Toen Keizer Karel op 24 januari 1526 zijn intrede deed te Gent, als graaf van Vlaanderen, bemerkte hij in de stoet onze Olivier Minjau met zijn een en twintig zonen,allen in prachtig uniform. Verwonderd dat een eenvoudige ambachtsman aan een zo kroostrijk gezin een voorname opvoeding had kunnen geven, liet Karel Minjau op het Prinsenhof ontbieden, waar hij hem een pensioen schonk. Eilaas, enkele maanden later, in augustus van hetzelfde jaar, werd gans de familie Minjau door een geheimzinnige ziekte, de "zweetziekte" weggemaaid. De brave man werd met zijn vrouw en 31 kinderen op het kerkhof rondom de Sint Niklaaskerk begraven". Tot op het einde van de vorige eeuw heeft eenieder aan die droeve geschiedenis geloof gehecht en niemand heeft ingezien dat Keizer Karel in januari 1526 in Spanje verbleef waar hij enkele dagen later in het huwelijk trad met Isabella van Portugal; niemand heeft ingezien dat Karel reeds in 1515 zijn intrede deed te Gent als Graaf van Vlaanderen, en niemand gaf zich de moeite om in de archieven het spoor van die bewoner van de Kouter terug te vinden. Frans De Potter die ons in het derde deel van zijn werk over Gent, het verhaal nog als zuivere waarheid opdiste, was de eerste om in ~en voetnota ergens in het vierde deel, zijn mea culpa te slaan : "Op 't gezag van Steyaert en enige andere schrijvers stelden wij in het vorige deel, dat deze echtelingen leefden onder de regering van Karel V". De Potter had i~mers een akte in de jaarregisters der Keure ontdekt waaruit duidelijk bleek dat Minjau leefde in het begin van de XV eeuw. Fris vond wat later een tweede dokument en zelfs een derde waardoor het mogelijk werd de mooie legende van Olivier Minjau en zijn 31 kinderen de kop in te drukken. In 1410 immers moest Olivier Minjau, misschien wel omdat hij met een kroostrijk gezin gezegend was, zijn huis "staende an den Cauter" verpanden; in een dokument van 1428-1429 wordt andermaal gesproken van hun huis "an de Cautere, bachten der Wevershuus" en een laatste archiefstuk leert ons dat Minjau in 1438 reeds overleden was, want op 1 februari van gemeld jaar verkopen de weduwe en twee zonen van Minjau het huis op de Kouter ! 190
Naar alle waarschijnlijkheid is Minjau dus overleden, wellicht met enkele zijner kinderen, in 1436 toen een soort pestziekte verschrikkelijke verwoestingen te Gent aanrichtte .
.
Onze Gentse keukenrubriek
Misschien zullen er wel enkele onder U zeggen "wat kan ons dat schelen!", maar voor diegenen die er wel interesse voor hebben: 't is tussen de Oude Keukenpiet en mij weer "al koek en ei". Hoe dat kwam ? Ik was bij toeval ter gelegenheid van een "nocturne" in ons Alijns Museum (dat moet gij bij geval ook eens meemaken al is het maar voor die intieme sfeer van de sober belichte binnenkoer en sprookjesachtige verlichting die het stadsbestuur aan de voorgevel heeft aangebracht), en zie, daar zat mijn Keukenpiet gezellig op zijn eentje met een "Pintje dek", 'k Zette mij bij, en wij hadden het over de "goeien êwen triepel" en over dien "vroegere verdwenen Gentse Plumet". En zo nodigde ik hem uit om mee te gaan naar huis om de nog steeds bestaande Gentse Plumet te proeven. De Plumet
Waar is de tijd? De schone studentenjaren, het einde van de onvergetelijke Gentse "Belle Epoque". De oude restaurants (niet voor onze studentenbeurs), de nachtcafés. Denk aan de doorlopende Ganda, van Vlaanderenstraat naar Brabantdam met zijn keus van doorgesneden halfbelegde broodjes - pardon : sandwiches - met diverse lekkernijen aan 7 1/2 cents, zijn gekende cafés Kulmbach, Trois Suisses, Taverne de Vienne, en andere met Duitse bieren en zijn Tavernes (zoals de Teniers) met de Engelse bieren vooral de Christmas in de Kerstperiode. Wij hielden het bij onze studentenlokalen, zoals het Haantje op het SintBaafsplein bij 'nen goeden kloeken Gentsen dobbel of triepel. En toch zouden wij als echtgeaarde nooit gaan middagmalen zonder op de hoek van d'Heilig-geeststraatje, in 't Kan tientje, onze echte Plumet als aperitief te gaan savoureren ! Geen kwestie van Byrrh, Martini, Rossi en hoe vreemde thans vertiendubbelde zaken al mogen heten ! Neen, een echte stedelijke preparatie met kersen en krieken, sterk gealcoholiseerd en waarvan men best zich bij een of hoogstens een paar glaasjes beperkt. De uitvinder of brevethouder D' Ancoine, een gekend Gents figuur, had zijn stokerij-likeurhandel op St.-Baafspleinjuist naast Het Haantje, en zijn klein-debietkantien op de Gouden Leeuwplaats. 191
Generaties hebben van die Godendrank genoten. En toen kwamen daar die twee oorlogen, en met zovele ĂĄndere zaken verdwenen ook de Plumet en zijn lokalen. Wanneer? Hier blijft ons geheugen steken. Maar toen moet het geheim of het brevet ergens naar het Walenland zijn uitgeweken, geschonken, verkocht ? En zo wordt het ook daar onder zijn nieuwe uitgave teruggevonden door een Gentenaar, stillekens Kneukels! in Gent weer ingevoerd, zich in sommige families ingeburgerd om weeral zijn weergaloze naam en faam te bekomen. Al wordt het niet te Gent gestookt toch spreekt het etiket nog steeds van Aug. D'Ancoine- Distillede Ie Plumet, 14, place St Bavon, Gand, met in 't vlaams "Altijd en overal". Men fluistert dat reeds bij sommige folkloristische gelegenheden die Gentse Godendrank reeds wel eens op ons Stadhuis geschonken werd. Dat wij die avond er wel een paar gebruikten en een beetje plezierig werden durf ik bekennen zodat, als ik aan Keukenpiet vroeg "zeide nu nog kwaad, ĂŞwe zaoge ?",hij mij met 'nen vriendelijke klap antwoordde : "Kwaad ? Ge zijt nen zievereire en 'nen kneukel !". Kneukels En toen ging mij. een licht op :kneukels ! De aantrekkelijkheid, de lekkernij van de avonden van onze grootmoeders ! 'Nen halve kilogram gewone bloem op een torentje; daar middenin een putje met een ei (bij de mensen van goeden doen twee of zelfs drie eitjes), een klontje boter en een "snuifken zout", en bewerken maar, liefst met de handen zoals brooddeeg; middelerwijl een grote koffielepel of iets meer gist in lauwe melk opgelost erbijgevoegd en voort gekneed. Als het "er af mocht" had men afzonderlijk wat krenten, in 't beste geval misschien wel rozijnen, laten uitzwellen en erbijgevoegd. Nog wat gekneed, misschien wel met nog wat lauwe melk aangelongen en zo had men een soort brooddeeg. Van dit- deeg werden nu balletjes (denk aan onze vleeshouletten) gedraaid en op een warme plaats. gesteld waar zij met een overdekkende doek aan hun stillot werden overgelaten om de gist te laten inwerken. Zowat een uurtje lang. Juist de tijd om een grote
192
flinke kastrol water te laten in volle kook brengen. Daarin werden nu de ingezwollen kneukels voorzichtig met een lepel, met drie of vier tegelijk ingedompeld en enkele minuutjes in de kook gelaten. En terwijl nieuwe werden ingedompeld bleven de reeds gare warmgehouden achter op het vuur. En toen allen klaar waren was middelerwijl al een grote sauskom gereedgemaakt met een heerlijk mengsel van gesmolten boter met bruine suiker (meelsuiker of meulsuiker zegden wij). En nu vlug allen rond de tafel geschaard en smullen maar. Goede oude tijd! Jan in de zak Een vlugger en eenvoudiger manier. De ganse kneukelgeschiedenis herleid tot zijn eenvoudigste en goedkoopste vorm, met of zonder krenten, tot een soort lange rol of lange platte deeglaag na een ietwat kortere uitzweltijd in een propere doek of handdoek gewikkeld en ineens, in zijn geheel, in de kastrol met kokend water gedompeld. Na de kookperiode in zijri geheel op tafel gebracht, in schillekens gesneden en dan ook genut, overgoten met een saus van boter en suiker, waarbij de suiker wel een grotere rol zal hebben gespeeld dan de dure boter. N en heettekoek mee nen Lotsuure Wij willen die zoetigheden niet besluiten zonder nog even te verwijlen bij een herinnering uit onze jonge jaren. Het gaat hem hier niet over pannekoeken, bij onze Gentenaars meer bestempeld als heettekoeken. Het komt bij ons niet op om over de ontelbare soorten van bereidingen te gewagen, zo van vroeger als van nu; want wie heeft ooit een feestelijke samenkomst vooral in het verkeersmilieu of bij de kleine burgerij geweten bij feestdag, familiefeest, Kerst-, Nieuwjaar- of Driekoningenavond zonder pannekoeken. Van de grote tijl met rijzende deeg tot de vlugge heden- ¡ daagse bereiding met zelfrijzende bloem, de bewerkingen zijn ontelbaar. Maar op de Vrijdagmarkt stond, dagin daguit in onze kindertijd een kraamke waar men kleine pannekoekjes verkocht; een lepel deeg uitgegoten op de bijna gloeiendheetgehouden plaat van een klein vuurken; uitgezwollen, langs een kant gebakken, met een "keukenpaaltje" vlugin de lucht gezwierd en op de plaat teruggevallen, langs de andere zijde gaargemaakt : Een toplekkernij voor twee eens, levende vers binengesmuld. Maar er was een luxeexemplaar. Bij het bakken van de tweede zijde werd daarop 'nen babbelaar gelegd. Een van die ontelbare verdwenen lekkernijen zoals muiletrekkers, hanepitjes, anijsballetjes, betraven, rekkers, spinderkens, amandelspekken, zuur-en-zoet en wat al meer. Die babbelaar had de eigenschap om tamelijk vlug te smelten en zich in de deeg te verspreiden.
193
Ltit1~ ... De pannekoek werd met de paal in twee geplooid en gesloten. Zo'n luxeexèmplaar kostte twee en een halve eens of nen "halve kluit". De klant bestelde hem met de vraag : "Nen heetekoeke mee 'nen babbeleire(n) in aastemblieft !". Maar de bakker had, dank zij een buitengewoon groot en mismaakt oor de bijnaam (of bijlap) van Lotsuure. En in 't voorbijgaan bestelden wij : "'Nen heettekoek mee nen Lotshuure(n) in!". Wij moesten zelfs geen aastemblief zeggen, want wij hadden net de tijd om zo vlug mogelijk weg te lopen. Daardoor heb ik nooit zo'n heettekoek onder de tanden gekregen. Probeer nu niet ze na te maken. Wat het meest aan de vroegere babbelaars gelijkt zijn de V eurnse Bah beluten ... maar die smelten niet meer.". Ja 't moest er van komen. Oude Keukenpiet is nog nen keer van slecht humeur en daarmee hebben wij ditmaal de hulp van tante Mele ingeroepen of, beter gezegd, zij heeft ze ons zelf aangeboden. Hoe dat gekomen is ? Wel onze oude Gentenaars zouden zeggen" 't sop is de kool niet waard !". Maar laat ik met orde vertellen. Pintje dek 't Is zo gebeurd. Tante Mele bracht ons haar wekelijks bezoek en zij was honderd uit aan 't vertellen over de reuzenpret die zij had meegemaakt gedurende de nocturnes in het Alijns Museum op de voornaamste dagen van de Gentse Feesten. En natuurlijk had zij het over het Pintje dek, de jarenoude traditie die in het Museum in zwang is om bij feestelijke gelegenheden de bezoekers te vergasten, liefst bij Vogelpik of Pietjesbak met een goed glas Gents tripelbier (nu spijtig genoeg vervangen door een ge-
194
woon "bruin of blond fleskensbier"), opgediend als 't kan in een ouderwetse pint "mee een oorken", en bovenop versierd met een Gentse lekkernij, fleurend en geurend naar kaneel : "een harde mastelle". Ik vertelde haar dat zo'n pintjedek zijn oorsprong vindt in het bierland Duitsland (München telde vbbr de oorlog van 1940 honderd en drie kerken maar honderdvijftien brouwerijen). Wanneer de stamgasten zaten te drinken uit hun mooie tweeliterpotten en te roken uit hun porseleinen pijpen dan kregen zij mooibewerkte deksels om het "verschalen" van het bier tegen te houden. Stilaan waaide dit gebruik over naar onze streken. Te Gent en in het Vlaamse werd zelfs het deksel veivangen door een lekkernij, vooral als Nieuwjaarsgift, hetzij een "prinsenkoek" maar vooral een harde mastelle. In de streek van Beernem werd de pint zelfs afgesloten met een appelsien ofte oranjeappel. Van bij het ontstaan van het vroegere Museum van Folklore werd daar het "Pintje dek" door Conservator Boes toegepast. Ik vertelde van mijn kant dat een harde rnastelle goed was om de kleuters hun tandekens te laten op doorbijten en de oude kindsen hun valse tànden te laten op breken (dit met een zijwaartse blik op Tante Mele maar ik kreeg haar niet kwaad). Terwijl tante nu volmonds over haar pintjedek aan het nasmaken was, kwam Oude Keukenpiet binnen. "Engoe weten!" Wij hadden dadelijk het gevoel als wij beider betrokken gezichten zagen, dat het in huis naar zwavel en pek begon te rieken. Tante Mele is een oude mislukte liefde van Keukenpiet : dus ... Zij lagen dadelijk in strijd over de echte harde rnastelle én over haar gebruik, én over hare gaven. Keukenpiet kende maar één echt goed adres van een oude harde mastellenfournisseur. Tante Mèle, van haar kant, was aan 't strijden over de hare, een ander natuurlijk en een beter.
195
Historische randnota's rond Bavo en Lieveken (1) Op een bepaald tijdstip was Conscience uitgeput door politieke twisten. In zijn "Geschiedenis der Vlaamse Beweging" merkte Dr. H. Elias op, dat Conscience aan de Vlaamse zaak een dienst bewees met zijn vertrek naar Kortrijk. Zijn persoon was voor velen een struikelblok geworden. Conscience waagde in 1854 de proef om alleen van zijn pen te leven. De weinig zuinige levenswijze van Conscience en zijn gezin dwong hem na korte tijd uit te zien naar een vaste betrekking. Door bemiddeling van minister P. De Decker werd hij arrondissementskommissaris te Kortrijk benoemd. H. Conscience trad in dienst op 6 januari 1857. In S3;ffienwerking met A.C. Van derCruyssen sti~htte hij in 1863 de "Société Littéraire". Verscheidene van zijn boeken hadden hun ontstaan te danken aan de werking van deze vereniging. Hiermede begon hij de tweede periode van zijn schrijversloopbaan : de scheppingen uit nood (1850-1870). Alzo verscheen in 1865 zijn sociale roman "Bavo en Lieveken". Het boek had zijn ontstaan te danken aan een bespreking over onderwijsproblemen. Jaren voordien in 1848 publiceerde Bugeen Zetternam eveneens een sociale roman en tevens zijn voornaamste boek : "Mijnheer Luchtervelde". Toen de roman van Conscience verscheen was Bugeen Zetternam reeds tien jaar overleden. Hij behaalde in 1869 de vijfjaarlijkse prijs der Nederlandse letteren met zijn boek "Bavo en Lieveken". Tijdens zijn verblijf te Kortrijk ontving hij in 1867 het bezoek van franse schrijvers met naam : Alexander Dumas en Victor Hugo. Pol de Mont getuigde : alle besprekingen in de Société Littéraire werden in het frans gehouden. Het was in die taal dat H. Conscience de Vlaamse rechten verdedigde en de schatten van de Vlaamse letteren voor de franssprekenden onthulde. De roman "Bavo en Lieveken" is de geschiedenis van twee arbeiderskinderen. Bavo is de zoon van de brave Damhout, die door een voorbeeldige huisvrouw wordt ter zijde gestaan. De ouders van Lieveken, de Wildenslags zijn de tegenpool : slordigheid, verspilzucht en opstandigheid. Bavo Damhout heeft op jeugdige leeftijd de bekroning gevonden van zijn ijver en studielust door het feit dat hij opklimt tot fabrieksdirekteur. Conscience zag voor de arbeider alleen heil in een welgemeend paternalisme. De schrijver reageerde op een brave manier op de waaier maatschappelijke kwalen. Hij bekampte de afgestomptheiden het analfabetisme bij de arbeidersbevolking. De schrijver zag een oplossing in het onderwijs, 196
welke heel wat levenskansen zou openstellen. Victor Fris getuigde van Conscience's historische romans : "Nauwgezetil faisait tout conscience - was zijn onderzoek der getuigenissen en de plaatsen der geschiedkundige gronden". Het beeld van Gent in 1832, dat Conscience ons beschrijft is totaal verdwenen. Door de uitbreiding van de nijverheid kende de bevolking van Gent een aanzienlijke groei. Buiten de vroegere stadswallen onstonden langs alle zijden nieuwe fabrieken en arbeiderswijken in de onmiddellijke omgeving. De katoenfabriek waarvan sprake in het boek was gelegen op de Reep, waar thans het St. Havoinstituut is gevestigd. De huidige turnzaal en de keuken waren voorheen magazijnen. Volgens de wegwijzer van de Stad Gent 1832 bevonden zich op de Reep twee tekstielfabrieken nl. LousbergsThiry en Lousbergs Ferdinand. In de volksmond was er steeds sprake van de fabriek van de Hemptinne. Deze fabrieken waren uitgerust met stoomwerktuigen. Zo is er in het boek sprake van de duivel, dat machtige tuig, waarin het katoen werd geklopt, geschud en gefolterd. De duivel was een werktuig, welke door de bewegingen van spitse stalen tanden het katoen uiteenhaalt en losmaakt. Elders is er ook sprake van een lantaarnen of draaiende potten. Dit is een werktuig dat bij het grofspinnen werd gebruikt. Het woord boomwol is de oude naam voor katoen. Taalkundig bevat het boek heel wat ~benamingen welke practisch uit de gangbare taal verdwenen zijn. Enkele voorbeelden : een schalie voor een schrijflei; speldenwerk voor kantklossen; vervaard zijn voor schrik hebben ofangstig. De benaming b~ougies is afgeleid uit het frans. Een soort van waskaars in het frans genoemd naar Bargia, een stad in AlgeriĂŤ, waar deze kaarsen oorspronkelijk werden gemaakt. De periode waarin het boek zich afspeelt hebben heel wat tragische gebeurtenissen met zich meegebracht; De maatschappelijke verschijnselen stipt Conscience even vluchtig aan, maar gaat er niet dieper op in. Op vlak van de organisatie was de toestand alles behalve schitterend. Als gevolgvan het verbod van vereniging der ambachten door de overheid en dit sinds de franse tijd. In 1831 waren er te Gent 30.000 werklozen en de landbouwplagen deden de levensduurte stijgen. Er ontstond verzet, winkels werden geplunderd en machines vernietigd. Historische bronnen gewagen van 85 I 0 analfabete arbeiders en er was het bedroevend alcoholisme. Het jaar 1832 bracht ons de choleraplaag. Slachtoffers vielen in het Nieuwpoortje, in de straatjes rond de Vrijdagmarkt en in de Bagattenstraat.
°
197
·~·
fi
~
'-___.;
m l
mi iHt
~
"""'
mmili
~
--.
~
-
~• :mr
.............
ll mi .WI
~ ·
~iiiiJliliinimfW~ -·- -· ""-· --
~
~
~,~,_....,.._.,
~
~
',?c.;"~t"lf~~••f' /~,ri!S..\' --·J.~ :~=· :;·. bJ-~ '~~J ~ t ?<. :-- :~- J." ~~~ ~ ~... ~~1~
r.··( ~- •• ~"~ ·
; •
1
t
.,..
"'
l
r-iir:~ ~-~
'
j\
f-' \()
00
i
1;.., .. _ _
Fabriek Ferdinand LOUSBE RGS aan de Reep. Litho van Canelle verschenen in " La Belgique Industrielle" 1852.
;;;~· l'""o 111~·· ~ =•·H J:••L .!'"..!.' -·
,#11 1 I ···, .... ··-~ ,· ,. ·.
' ~=
...
Jt
·
~
,,.
-·
.....
·ti J
,__
)
..."
.;. lJ
f-'
\0 \0
Fabriek LOUSBERGS gezegd "Deejantien" (de Hemptinne). Foto uit 1904 - aan de overkant van de Reep ligt het terrein klaar voor de bouw van de Nationale Bank.
Op 1 december 1833 verscherpte de toestand nog meer door het stilleggen van fabrieken. Aanvang 1835 had de krisis haar hoogtepunt bereikt. Het dagloon van een wever was in 1830 2,- fr.; op 1 januari 1835 nog enkel 62 centimes. Een ontleding van het 19e eeuwse inkomen toont aan, dat zonder het geringe inkomen van de kinderen de arbeiders nooit konden rondkomen. Na 1835 begon de katoennijverheid stilaan te herleven. De gevolgen van de Belgischeonwenteling deden zich minder gevoelen. De twisten tussen de OrĂ ngisten en de patriotten waren minder hevig. De mechanische weefgetouwen deden hun intrede in 1836. Wat meteen de teleurgang van de huisnijverheid met zich meebracht. De verbetering van het onderwijs kwam op gang in 1837. Drie jongensscholen : op de Brugse Poort, Keizerpoort en de Koornmarkt en twee meisjesscholen op de Dampoort en de Brugse Poort openden hun deuren voor de leergierige jeugd. De oprichting in 1838 van de Gentse vlasmaatschappij "La Gantoise" met een maats-chappelijk kapitaal van 4.000.000,- fr.bracht de intrede van het mechanisch vlasspinnen. Een tweede vennootschap "La Lys" voor het spinnen van het vlas bij middel van stoom en andere werktuigen was de aanvang van een nieuw tijdperk. Omstreeks 1840 hadden de lonen in de Gentse katoennijverheid het laagste punt bereikt. V erschiliende stadsdelen, welke Conscience beschreef zijn totaal verdwenen en voor de huidige Gentenaars totaal onbekend. De Watermolen leidde van de Brabantstraat naar de Overschelde en ontleende haar naam aan de graanwatermolen, welke zijdelings van de brug stond. Deze brug werd ook Braem- en Brabantbrug genoemd. Ze bevond zich ter hoogte van CafĂŠ Suisse op het Laurentplein. De Nieuwbrug was een brug over de Nederschelde op de Reep en leidde naar de Overschelde. In 1523 werd de brug in steen herbouwd, maar werd in 1855 geheel in ijzer vervaardigd. De Nieuwbrug bevond zich aan het einde van de St. Jacobsnieuwstraat en het begin van de Keizer Karelstraat ter hoogte van het R.T.T. gebouw. De zusters ter Nonnenbos (ook Q.L.Vrouwzusters genoemd) hadden in de Arteveldestad een uitstekende faam. Zij bestuurden een onderwijsinstelling, welke toen een der besten van het land werd beschouwd. De school omvatte drie afdelingen : het pensionnaat voor juffrouwen, een schoolwaar de dochters uit de burgerij schoolliepen en de armenschool waar een tweehonderd meisjes kosteloos werden onderwezen. De Kruisstraat (de huidige Lange Kruisstraat) verkreeg haar naam door een merkwaardig voorval. In september 1535 plaatste men boven op St. Baafs een groot ijzeren kruis. Hetzelfde jaar werd dit kruis door een rukwind 200
ĂŠl-
~
~~?-
~
-~
Prentbriefkaart, Bavo en Lieveken voorstellend, getekend door Alfred Ost en uitgegeven in 1912, ter gelegenheid van de geboorte van Hendrik Conscience 100 jaar geleden, door de Antwerpse tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond.
afgeslagen en kwam terecht op het Kapittelhuis van St. Baafs, dat op de hoek van de straat stond. Na dit gebeuren noemde men de straat Kruisstraat.
201
De Mageleinstraat werd genoemd naar de familie Magelein, die aldaar haar huis of steen had. De Lange Meer: het overtollige water uit de Meeren werd langs een waterleiding naar de Leie geleid. Als het water was afgeleid en de moerassige grond van dat gebied vast en begaanbaar werd, bouwde men er geleidelijk huizen. Hieruit ontstonden twee straten : Korte- en Lange Meer. De Nederschelde begon voorbij de Watermolen (Brabantdam) en liep langs de Reep, Koepoortkaai, Visserij tot aan de Keizerpoort. De Wijngaardbrug lag over de Nederschelde. Aanvankelijk in hout vervaardigd, werd ze in 1526 in steen gebouwd. Ze bevond zich rechtover het Bisschoppelijk paleis. Eertijds werden de wijnen, die langs de Schelde aankwamen aldaar verkocht en gelost. Vele wijnverkopers woonden trouwens in de onmiddellijke omgeving. Voor de lokale geschiedschrijving is deze roman niet zonder waarde, omdat men een beeld krijgt van de toenmalige toestand.
J.C.
( 1) Bavo en Lieveken door Hendrik Conscience. Geen jaartal. Uitgave :Office de PublicitĂŠ, Nieuwstraat, 36, Brussel. BRONNEN - A.M. V.C. Antwerpen - dossier Conscience Hendrik C. ~4 - Avanti-Een terugblik- Proeve ener geschiedenis der Gentse socialistische arbeidersbeweging gedurende de 19e eeuw met naschrift door E. Anseele. Gent S.M. Volksdrukkerij, Hoogpoort 29 (1908) -Dagblad Vooruitjg.1937- artikelenreeks :De romans van Conscience en zijn tijdgenoten door M. Van de MoorteL -Rob. De Graeve- Conscience- Davidsfonds Leuven, volksreeks nr. 248 (1934) - J.J. Steyaert- Volledige beschrijving van Gent- Gent Boek- en steendrukkerij van L.L. Van Doorselaere (1857). - Tytgat Karel : De geschiedenis van de Gentse socialistische katoenwerkersvereniging 1857-1932. Voorwoord door R. Vercammen (senator van het arr. Gent-Eeklo) S.M. Volksdrukkerij Best. R. Vankenhove, St. Pietersnieuwstraat, 68, Gent (1932) - Twintig eeuwen Vlaanderen - deel13 - Vlaamse figUren Uitgave Heideland-Orbis N.V. Hasselt (1976) - Vander Cruyssen A.C.- Mijn herinneringen aan Conscience 3e uitgave 1925. Uitgeversfirma Vanderpoorten en co, Pollepelstraat, 18, Gent. - Willekens Em.- Hendrik Conscience- in opdracht voor het Ministerie van Nat. Opvoeding en Cultuur. Uitgegeven door A. Manteau N.V. Brussel (1961) -Een speciale dank aan de heer G. Hebbelynck, voorzitter Heemkring Gent voor zijn waardevolle hulp.
202
De Lieve, van zeekanaal tot verloederde sloot. of toch niet ?
Niettegenstaande zijn liefelijke naam is de geur die het Liefken thans afgeeft helemaal niet zo lief. Modder en viezigheid zijn troef. Een beetje water in de winter en in de droge zomermaanden een walmend riool. Voorwaar geen vleiend beeld van de Lieve waarover men eertijds zei dat het "tscoenste juweel" was "wat de stede heeft" ... En toch is het eenmaal zo geweest. In de eerste helft van de 13e eeuw voelt Gent de nijpende nood aan een eigen rechtstreekse verbinding met de zee en via deze, verbinding met Engeland en Duitsland als voornaamste handelsrelaties waarin Engelse wol, Gents laken en Duitse wijnen de voornaamste koopwaren waren. Ook was het zo dat sedert 1241 te Brugge aan het Zwin de Duitse Hanza haar kantoren had opgericht. Uit deze economische bloei zou de Lieve ontstaan. In 1251 vragen de Gentenaren aan Margaretha van Constantinopel, gravin van Vlaanderen en Henegouwen, de toelating tot het graven van het Lievekanaal, dat soms ten onrechte als een gekanaliseerde arm van de Leie beschouwd wordt. Het staat historisch vast dat op 30 september 1251 de kosten onder de belanghebbenden werden verdeeld door de gravin en dat op 20 oktober 1251 de door de schepenen van Gent te heffen rechten worden betaald. De Lieve, gegraven van 1251 tot 1269, is de eerste kunstmatige verbinding tussen Gent en de zee en uitsluitend geschikt voor de binnenscheepvaart. Over de breedte van het kanaal in de 13e eeuw bestaan geen gegevens maar de boten die omstreeks 1429 door de Lieve gingen mochten niet langer zijn dan 15 voet, niet dieper dan 3 voet en niet breder dan 8 voet (zowat 2,30 m). De nieuwe spui te Damme in 1410 gemaakt, vertoont een opening van 3 m. Een plan van het einde der 17 e eeuw laat ons heel hoogdravend "le grand proftle" van de Lieve bewondèren : ~ m aan de waterspiegel, 5 meter aan de bodem. En dat was een uitzonderlijk geval, want in 1665 was die breedte ongeveer 5 m, kleinste maat die men stellig moest hebben om twee "bijlanders" toe te laten mekaar voorbij te varen zonder wrijving. Wat vervoerden die scheepjes allemaal? De eersten die wij in 1334 vermeld vinden zijn voornamelijk geladen met koren en wijn. De bijzonderste producten die door Gent ingevoerd werden waren haring, as, kolen of houtskool, boter en vreemde bieren. In kleinere hoeveelheden wetden ook turf, hout, steen en huiden ingevoerd. Het kanaal moest dus gaan van Damme naar Vinderhaute, van daar tot in de Durroe en door deze rivier tot aan Vronestalle om daar de Durme 203
... . " .. ,...
ê~
......." }(
:
.11 IK 11(
/ ,/ /
(knwmdinq riJn dt fiere voor df werkm wm dt IN'
tn
-
K•n81<n ~ R(v,(r<n
__ .....
N 0 ..j:>.
-
-. . . . Stwnwtgm OorJprank,ljh
1. 2. 3. 4.
dt XIX' !MI': 1' ~o•J v. 5i'"•• dt ~lJt J.=" /Wo.re, LtJHJ.llt 'L " ·
[krt . l.N
·
/
Samenvloeiing Leie en Lieve achter het Vleeshuis Lievekom, toen nog op oorspronkelijke breedte Rabot "te Sanderswalle" Wondelgemse Meersen
205
te verlaten en door de Wondelgemse meersen achter het goed van Sirnon de V alle terug te keren naar de stad waar het zich zou verenigen met de Leie achter het Gravensteen. Hoe het ook zij, de grote bocht die op het eerste zicht enigszins verwondering wekt, geeft echter blijk van de voorzichtigheid van het toenmalig stadsbestuur. Zou men de Lieve in rechte lijn naar Vinderhaute gegraven hebben, dan waren er twee mogelijkheden: de heuvel die even buiten de Walpoort de weg versperde moest ofwel zĂŠĂŠr diep worden uitgegraven, ofwel gewoon gedolven maar dan diende men reeds van in het begin het kanaal van een stel rabatten ( 1) te voorzien. Ten einde zoveel mogelijk van deze rabatten of spuien te vermijden werd de Lieve gedolven van uit de wallen van het Gravensteen tot buiten de stad in noordwestelijke richting (De huidige Lieve- en St.Antoniuskaai). Eens buiten de stad viel het kanaal in een natuurlijke vallei die in een grote bocht door de Wondelgemse meersen liep. Het trok in een wijde kring om een bodemverheffing die nog tot in de 17 e eeuw de "Hooge landen" heette. Wat de aanduiding "retro domurn Simonis de Valle" (2) betreft :waarschijnlijk wordt hiermee de uiterste punt van de bocht aangegeven (3). In de Wondelgemse meersen verenigde het kanaal zich met de Durme op de plaats genaamd "Vronestalle" (4) en volgde de loop dezer rivier tot aan de Brugse vaart. Van de Durme weg werd nog steeds naar lage bodems gezocht. Zo vertoont de Lieve in haar geheel een naar het noorden gebogen lijn die ten zuiden van Eeklo naar Balgerhoucke en zo tussen Maldegem en Aardenburg door, beneden Moerkerke naar Damme loopt. Iedereen kent genoegzaam het lot dat het Zwin beschoren was en zo kwam het dat vanafhet einde van de 15e eeuw de Lieve nog alleen een kleine verkeersweg tussen Gent en enkele plaatsen van minder economisch belang was zoals het vervallen Brugge, het stervende Dainme, Eeklo, Maldegem, enz ... In de jaren 1573-74 toen "midts de rebellie van die van Zeelandt" de Gentse kooplieden het raadzamer vonden hun waren voorlopig niet meer door de Sassevaart (5) maar door de Lieve te vervoeren, kreeg ze weer een brokje van haar oude luister terug. Echter niet voor lang want weinig jaren later waren noch amper 11 schippers per maand op de Lieve te bespeuren. De genadeslag kwam echter in 1666-67 door het uitdiepen, verbreden en helemaal geschikt maken van de Brugse vaart (6). In 1666 werd de laatste vrijheid (7) voor de Lieve gekocht, waarna ze afgeschaft werd. Met de scheepvaart was het toch nog niet helemaal afgelopen. Zo werd het sas van Vinderhaute in 1722 toch nog gemiddeld vier maal per dag geopend. De bedrijvigheid doofde echter stilaan uit en op het einde van de 18e eeuw was de Lieve tussen Raveschoot en Damme helemaal onbruikbaar geworden.
206
N 0 -.....)
't Liefken op de grens van Lovendegem en Evergem. Op de achtergrond : Kuitenbergbrug. Foto in noordelijke richting.
Nochtans had het gedeelte van de Lieve binnen Gent, tussen de St.Antoniuskaai en het Gravensteen nog in 17 58 het uitzicht van een kleine haven. Daar was het kanaal breder. Ook was de kade er van een kraan voorzien. De beweging moet er toen nog druk geweest zijn want het schepencollege besloot dat er moest "afgemeten worden sekere plaetse omtrent de caye van den cant van de eraene ende het liniement der selve plaetse geleyt worden met witte calsijden binnen welcke plaetse de waeghens ende paerden sullen moghen gestelt ende gerangeert worden". Deze schepen kwamen niet van de Lieve richting Wondelgem maar van op de Sassevaart, Velen volgden de vesten van aan het Tolhuis (8) tot aan het Rabot en kwamen zo in de Gentse hulphaven. Wat de rest van de Lieve betreft lag die er maar voor spek en bonen bij. Welk een afstand ligt er tussen de moederlijke bezorgdheid van de 14e eeuw, de onverschilligheid der 16e en de nalatigheid van de 17e eeuw ! Bij de jaarlijkse "visitatiÍn" van de Lievegedurende de twee laatstgenoemde eeuwen komt het verslag over de erbarmelijke toestand van het kanaal als een leidmotief terug. De bermen vetkeren in een onmogelijke toestand, op sommige plaatsen reed men dwars door het kanaal met paard en kar (9). Elders was geen spoor van talud meer te bespeuren doordat de boeren hun beesten dagelijks in de Lieve lieten "waeteren ende pastureren". Er werd door het gemeentebestuur van Gent nu en dan eens bevel gegeven enkele plaatsen uit te graven, de bermen op te hogen en de bruggen en rabatten een beetje op te kalefateren. Het gebeurde zeer dikwijls dat de Gentenaars zich eerst een hele tijd aan het oor lieten trekken vooraleer maatregelen te nemen. Soms ging het zo ver dat diegenen die het meest van de gebrekkige toestand te lijden hadden op eigen houtje de werken lieten uitvoeren en de rekening achteraf aan de stad presenteerden. . . ¡ De grote plagen van de Lieve waren toen reeds de overstromingen bij felle regen of het gebrek aan water bij lange droogte. De grootste plaag was echter de onverschilligheid van het Gentse magistraat. Aan die plaag kon de Lieve niet weerstaan. Stap voor stap, van dag tot dag verviel het kanaal en veranderde stilaan in een onschuldigde sloot. Het gedeelte dat het verst van de zon (hier de stad Gent) gelegen was verloederde het eerst. Een plan van het einde van de 18e eeuw toont ons de Lieve, tussen Balgerhoucke en Damme als een klein kronkelend beekje in een tuin, datalle moeite doet om D~me te bereiken maar er niet in slaagt. Het gedeelte in de Wondelgemse meersen was sedert 17 51 uitsluitend gebruikt tot het verspelen van het water van de streek rond Vinderhoute.(10) Bij het graven van het Schipdonkkanaal omstreeks 1846-51 werd de Lieve opgeslorpt tot in de omstreken van Damme. Binnen de stad Gent zelf werd het kanaal in de vorige eeuw grotendeels 208
N
0 \0
't Liefken op de grens van Evergem en Lovendegem te Evergem-Rabot. Foto in noordelijke richting. Langs de LievetrageL
overwelfd van aan het Rabat tot aan de Nieuwe V aart bij de aanleg van de wijk ten westen van de Wondelgemstraat. De Lieve die eens geroepen was om de reeds zo grote welstand van sommigen onzer voorouders nog te vermeerderen geeft nu alleen nog haar slapende wateren aan fabrieken en werkhuizen, om ze daarna, vergiftigd door het slijk der industrie terug in zich op te nemen. Maar als Sinterklaas komt Volksgezondheid thans op de proppen met zo maar eventjes 175 miljoen om het Liefken samen met de Rozebroekbeek te saneren en te herkalibreren zoals dat dan zeer technisch heet. Ergens zijn er toch nog mensen die zich van het historisch belang van het Liefken bewust zijn en deze stinksloot iets van zijn vroegere glorie willen terug geven. Dit is reeds lang geleden gebeurd met de Lieve te Waarschoot op de wijk "Beke" waar gevist wordt en het spaarbekken van Kluizen water wint voor huishoudelijk gebruik. Eveneens te EvergemRabot waar de natuurgidsenbond jaarlijks wandelingen langs de Lieveboorden organiseert die zeer veel belangstelling genieten. Het wordt dus nieuwsgierig uitkijken voor de oeverbewoners (waar ikzelf bijhoor) hoe hun Liefken er na de "face-lift" zal uitzien ! EDDYLEVIS
VOETNOTEN (1) De 45 kilometer lange Lieve is verdeeld in een aantal kanaalpanden, gescheiden door rabotten met een verval van 30 cm tot anderhalve meter. Rabotten zijn niet te verwarren met sluizen. Deze laatste zijn slechts twee eeuwen na het graven van de Lieve uitgevonden door Leonardo da Vinci (1452-1519). Een rabot heeft slechts een sluishoofd, waartegen een bijzonder hijstoestel opgericht is dat toelaat de platbodemvaartuigen uit het water op te halen om ze van het ene naar het andere kanaalpand over te hevelen zonder lastbreken, t.t.z. zonder overladen van schip op schip. Andere namen voor rabot zijn keersluis of overtoom. (2) "achter de woning van Sirnon de Valle"- uit :Beslissing uitgebracht door Baudewijn van Belle, op aandringen van Margaretha van Constantinopel, in het geschil ontstaan tussen burgers van Gent, over de richting van het kanaal tussen Vinderhaute en Gent. Charter 30 september 1251 -Stadsarchief Gent. (3) In de omgeving van de Industrieweg, de Liefkenstraat, Boterbloemlaan en Vroon. stallestraat (Koestraat) te Wondelgem. (4) Vroonstalle is een naam van Frankische oorsprong. Het was het centrum van het kroondomein Marka en daar bevond zich ook de koninklijke hoeve of Stallendries thans dorpskern van Wondelgem en hoorde toe aan "de lieden van Gundilo. ~Gundinglehem (966) ~ Gundelem (1130) .~ Gundelgem (1153) ~ Wondelgem. (5) Thans uitgediept tot het kanaal Gent-Terneuzen. (6) Voor het eerst gegraven in 1613-14 van Gent naar Brugge. (7) Toelating om de Lieve te bevaren.
210
(8) O.a. de thans gedempte Blaisantvest. Droeg toen de naam "Nieuwe Lieve". (9) O.a. door het "eerste gewad" te Wondelgem tussen de Liefkenstraat en de Vroonstallestraat (Koestraat). ( 10) In 17 51 werd de duiker onder de Brugse Vaart gemaakt ten einde de waters van de Kale door de Lieve naar het kanaal Gent-Terneuzen te leiden. Evenwijdig met de Kapiteinstraat werd (later ?) een doorsteek gemaakt die thans nog even voor Meulestedebrug in het Kanaal uitmondt.
Bibliografie Het Kultureel jaarboek voor Oost-Vlaanderen 1980 is aan zijn vierendertigste jaargang toe. Het biedt een brede waaier van de provinciale kulturele aktiviteiten in 1980 en blijft, zoals voorheen, een rijke bron aan informatie op het gebied van taal- en letterkunde, biblioteekwezen, toneel, muziek, geschiedenis en aanverwante takken, plastische kunsten, fotografie, kultuurpatrimonium, sociaal-kultureel vormingswerk, kulturele uitwisseling met naaste provincies. Ook niet-provinciale kulturele manifestaties te Gent en elders komen aan bod. Overleden vooraanstaande figuren uit het rijke kultureelleven worden herdacht. Nuttige adressen over het provinciaal verenigingsleven zijn welkom. Twee toespraken van de heer Gouverneur R. de Kinder, in verband met de herdenking van het lSO-jarig bestaan van het Koninkrijk BelgiĂŤ als onafhan~elijke natie en de oprichting van een Provinciaal Museum van de Vlaamse sociale Strijd te Aalst worden in het hoofdstuk "Musea" opgenomen. In de reeks Kultureel JaarbĂ&#x2021;>ek-bijdragen(nr. 18) verschijnt nu een bundeling van historische en kunsthistorische teksten over het eeuwenoud kunstpatrimonium van onze provincie, w.o. wandtapijten, schilderijen, monumenten, molens en andere gebouwen. Medewerkers zijn :kultureel advizeur dr. P. Huys (historisch molenonderzoek), dr. G. Delmarcel (Oudenaards wandtapijt), lic. L. Robyns (Rochusschilderij van P.P. Rubens), akademische proefschriften over de geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen en van het oud graafschap Vlaanderen, universitaire proefschriften over archeologie, kunstgeschiedenis en musikologie, lic. M-C Laleman over het eerste neogotische gebouw te Gent, lic. W. Lerouge over de bouwgeschiedenis van het Noordstation te Aalst. Warm aanbevolen. R.V. 211
AANVULLENDE LEDENLIJST
1823. Delantsheere A. Charles de Kerchovelaan 185 9000 Gent 1824. De Wilde W. Singel18 9000 Gent 1825. Mej. Van Coppenolle CL Carelshof 68 9110 Gent (Sint-Amandsberg) 1826. Preys A. Veureweg 6 9821 Gent (Afsnee) 1827. Mw Messiaen-Franรงois G. Antwerpsesteenweg 445 9110 Gent (Sint-Amandsberg) 1828. Dhaene J.M. Karel Mirystraat 38 9000 Gent 1829. Hillewig F. Ekkergemstraat 10 9000 Gent 1830. Mw Van Houtte C. Krijgslaan 117 9000 Gent 1831. Colson P. Huidevetterskaai I 9000 Gent 1832. Saille Cl. Laar 30 2200 Borgerhout 1833. Bentein R. Zilverberklaan 70 9030 Gent (Wotidelgem) 1834. Mw Bauwens B. Nonnemeersstraat 6 9000 Gent 1835. Pauwels S. E3 plein 45 9218 Gent (Ledeberg) 1836. Hoste R. Nieuwebosstraat 9 9000 Gent 1837. Mw De Winter K. Gentsestraat 25 9542 Zonnegem 1838. De Witte Ch. Kouter 15 9000 Gent 1839. Mw Vandenbarre M. Raas van Gaverestraat 83 9000 Gent 1840. Ryckaert P. Karel Loclewijk Diericxstraat 36 9000 Gent 1841. Goedertier P. Schepen Van de Vijverstraat 9 9241 Merelbeke 1842. Meersschaut G. Lindekouterstraat 31 9910 Gent (Mariakerke) 1843. De Vleeschauwer N. Gustaaf Callierlaan 25 9000 Gent 1844. Van LooG. August Vermeylenstraat 151 9000 Gent 1845. Van Waeyenberghe A. IJskelderstraat 139 9000 Gent 1846. ร dbergJ.O. Volderstraat 6 9000 Gent 1847. Lebbe M. Heerweg-Noord 100 9710 Gent (Zwijnaarde) 1848. Van Ghijsegem R. Paradijskouter 33 9810 Gent (Drongen) 1849. Baron J. Fredericq Coupure Rechts 58 9000 Gent 1850. Mw De Vos F. Treurwilgenstraat 28 9910 Gent (Mariakerke) 1851. Soenen W. Veldemeersdreef 2 9880 Aalter 1852. Neirynck J. Vaderlandstraat 15 9000 Gent 1853. Mej. Cogen H. Martelaarslaan 468 9000 Gent 1854. Willeros H. Koning Leopold 11 laan 140 9000 Gent 1855. Mw Van den Abeele J. Martelaarslaan 218 9000 Gent 1856. Dauwe E. Molenstraat 13 9900 Eeklo 1857. Mw De Ruyck R. Franรงois Laurentplein 3 9000 Gent 1858. Dedecker R. Keizerstraat 45 8310 Brugge 1859. Van Herreweghen R. Frans Spaestraat 14 9000 Gent 1860. Van Damme G. Klaverstraat 10 9000 Gent 1861. Vergeynst A. Brusselsesteenweg 63 9230 Melle 212
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. lldeJaargang, nr. 5
15 september 1982
Ere-voorzitter: J. Tytgat, ere-notaris Voorzitter: G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, Gent Secretariaat : Maïsstraat 235 Postrekening: 000-105.04.73-60 -Heemkundige en Historische Kring Gent, Koggestraat 14, Gent Lidgeld : 250 fr. per jaar INHOUD Gentse Spijskaarten Gent in 1880 Inventaire archéologique : Aflaàtbrief Ontstaan en ontwikkeling van de Gentse tuinbouw Bibliografie : VitaSanctae Coletae Ladewijk De Vriese herdacht · Onze Gentse keukenrubriek · Vraag en Antwoord Tentoonstelling Leon Sarteel· Lezers schrijven ons
214 240 245 247 253 257 265 267 ·270 272
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondagvan 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is álleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het stadsbestuur van Gent en van het Provincie bestuur van Oost-Vlaanderen.
213
Van oude blote spijslijsten naar nieuwe aangeklede spijskaarten Ik wil niet ''van den kaerle singhen ", zeker niet ''van sinen langhen baart, sin caproen, sin cousen, sin hoetkin" zoals het in 't liedje klinkt. Niet ''van de wronghelen, de caes en het broot" waaruit 's mans dagelijks menu samengesteld was, maar wel van wat de heren, die geen vrienden van hem waren, op rijkelijk voorziene dissen ter verorbering aangeboden kregen. Al evenmin van wat later de rijk geworden burger en nog later het "gemeen" achter de kiezen te steken hadden. Oude en zeer oude kronieken vertellen ons in woord en beeld, in geuren en kleuren, zeg maar van naald tot draad, wat er zoal aan wereldlijke, maar niet minder aan geestelijke tafels te eten en te drinken viel. Van de karig toebedeelde keuken van de ambachtsman of de boer, die het met wat zelfgevangen vis, wat haring of zeevis van beneden stake, met pens en ander slachtafval; met roggebrood- wit op hoog-en feestdagen en ter gelegenheid van processie of kermis - en met wat gedoopte wijn dienden te stellen, reppen de perkamenten bescheiden met geen gebenedijd woord. Het zijn onze bloedeigen graven en gravinnen, hertogen en hertoginnen die zich als ware meesters in het uit de grond stampen van smeer- en zuippartijen hebben ''verdienstelijk" gemaakt. De meest beroemde lees beruchte - van die heerlijke smulpapen was zonder enige twijfel graaf-hertog Filips de Goede. De nooit geĂŤvenaarde tafeltje-dek-je specialist. Als geen ander was hij hooghartig, koppig, wraakzuchtig, wreed. Als menig ander gekroond hoofd was hij desondanks een hartstochtelijk beschermer van Kerk en Paus; ergo een verwoede tegenstander van de al te machtig geworden Turken. Van "den" Turk. In die mate zelfs dat hij de plechtige belofte aflegde met eigen lijf de vermaledijde vijand op zijn nest te gaan bevechten. In een woord, ter kruisvaart te trekken. Filips zou geen koningszoon, geen "Grote Hertog van het Westen" geweest zijn had hij van dit per defmitie vroom gebaar geen spectaculair vertoon gemaakt. Op 17 febr. 1454 vergastte hij het kruim van de Bourgondische adel op een nog nooit ofte nimmer georganiseerd feest waarvan het fantastisch, overvloedig banket de clou was. Het feest werd de ''voeu du faisant" genoemd. De hertog en meer dan 100 ridders zwoeren die heilige eed op het levende lijf van een fazant. (Bij andere gelijkaardige gelegenheden, een ietsje minder door pronk, praal en pracht gekenmerkt, waren het de reiger of de pauw die voor de ceremonie uitgezocht werden. Voeu du HĂŠron. Voeu du Paon. 214
De eigenlijke spijskaart oftemenu van Filips' smul- en drinkfestijn is niet tot ons gekomen. Betekent zulks dat die er niet gewèest is ? Geenszins, want het ligt voor de hand dat de keukenpieten niet zonder een vooraf bepaald programmà zullen gewerkt hebben. Hoe anders hadden de herauten en de trompetblazers de talrijke op elkaar volgende gangen en gerechten kunnen aankondigen. Höe anders hadden hoogwaardigheidsbekleders op een teken van de gastheer de niet vleessoorten; bouillons, soepen, geleien, gebakjes en Vr-uchten volgeladen tafels kunnen aanvoeren? Wel hebben ijverige kroniekschrijvers omstandige relazen van hetfeestelijk gebeuren neergepend. Incluis van de ''voeu. Ziehier hoe een van die schrijvers, nota bene een ooggetuige van het banket, de plechtigheid versloeg : Intjaer M iiij c ende liüj (1454) zo hilt mijn gheduchte heere grave Philips een bancket te S. Omaers (fout, lees· Rijsel), den xvij e dach in sprokele (febr.), waer groete vurre (grote voedip.g) ghedaen waeren ende ghereet (bereid) sulcke provenen (proviant) ende suleken cost als hier naer volcht. Eerst 1 x m (9000) wittebroots (boterhammen) Item üj m xvüjc-(3000 + 1800) deenbroots (pistolets ?) Item vj (6) keuwen (kuipen, vaten) vV-yns van Germole (?) ~tem xxilij (24) keuwen van Beane (Beaune in. Frankrijk) Item iv (4) keuwen Rijns wijns Item ij (2) keuwen Ypocraes (op kruiden getrokken wijn) Item vüj c (8ÖO) pasteyenvan cappuynen (gesneden hanen) Item xvj c (1600) braetveerkens Item xvj (1600) calveren h.aste (gebraden rugstuk van het kalf) Item xvj c (1600) schauwe~e:ri van weirs (schapebout) Item iiij c{400) wilde voghelen. Item vj c (600) patryceh Item xiiij ( ltl-) cony.nen Item iüj c (400) putoeren (merdomp, van de familie der reigers) Item xxxvj~ (36)pauwen . . . . .. Item xj (11) peerdenghelàdenmet traigen (suikerwèrk) ende_alerande goetsplanttijt ·(overvloedv~ goede dingen: plantureux) Alleszins moeten we er beda.Cht; op zijn, dat al wat aan de voorname gasten voorgeschoteld werd, in geen ik eh.een gij kon binnengewerkt worden. Hei feest ia1 wel.een wijzertje rond geduurd hebben, '\Vant het smullen werd riaarstig afgeWisseld methet "vertogen" van taferelen en levende beelden die men "entremets" noemde. Voor ons betekent dat· woord iets heel anders. Een toetje. Tevens dienen we er rekening mee te houden dat al wat in 's hertogen tent niet verorberd werd, op straat door het meefeestende gemeen in
215
c-m4 Jo111uifl• Tndtu
fNWntOnttM
à 1'14~autulr-
Fltn mig""" à la Nt:p'>litai•• C<IMfMt d• Rou.. à la •flttutûclt (J~w.tt••
de Prów./1 à l'llfllleniN
T11róut <l'angvillu M bolt_.
H"'•"9' 4 la Riek HGTI«>QPO<IIIá d• Hamluturg"" " _ _
Cai/lu ei fOpMto
Pd!l dt Fa/aan "" Jolt-gtAt 84tt411M._ 11/ao.. Ptute!ÛJM CotfuiJtos d•
frt.rlá
D-u
Afb.
1
(Verzameling R.U.G.)
dankbaarheid ontvangen werd. Dat de smulpartij met een fortuin ging strijken (16000 ponden was inderdaad een fabelachtig bedrag) zal integendeel wel met de waarheid overeenstemmen. Wordt ons van de "voeu du faisant" alleen wijsgemaakt welke het globaal vertier van de pret was; van andere feestmalen worden ons de prijzen meegedeeld van de verschillende gebezigde ingrediënten. Inderdaad. Op 2 september 1509 bood de stad Leuven aan Margareta van Oostenrijk en haar neef, de latere Keizer Karel, een banket aan dat er waarachtig zijn mocht. "Casten ghedaen opten Loven Carmesdach (Leuvense Kermis) ija Sep~ tembris Ao XV c .neghene ter maeltijt als hertoge Karle ende vrouwe . Margriete,duaghiere (douairière, ~eduwe van adellijken huize), hertoghine van Savoyen, opter Stathuys waren ende hen die maeltijt by (door) de Stat gheschonken wert." (lib. = pond I I st. = stuiver= se. = schelling = 1/20 pond // d. = denier = gr. = groote = 1/12 st.= 11240 pond.) "Aen xxiv kieken, xx st. . Aen xij paer duyven, xv st. Aen 11/2 hamel (schaap), 3lib. 18 st. Aen 2 paer conynen, x st. Aen xij velthoendere, xxx st. Aen xvj potten paillets (rose wijn) xx st. Aen 1x potten merts (maarts) bier, xxx st. Aen hondert eyeren, viij st. Aen eenen pauw, xx st. Aen eene swaene, xx st. Aen xv lib. boeteren, xviij st. Aen clxv potten grauwe bier, üj st. ix d. Aen clxv (165) potten rynswyns, xüj lib. vj st. üj d." En nog menig andere post. Hoeveel het brood, de boter en de eieren, de rapen, perziken, peren, appels en kweeperen, het bier en de wijn gekost hebben mogen we niet weten. Wat we wel vernemen is wat er uitgegeven werd om gebroken potten, zoek geraakt (?).tafelgerei, glazen enz. te vergoeden. Ook de "sottine (nar) van myn ghenadeger Vrouwe, gheheeten Anna" werd een brok van de koek aangeboden : vij st. In het geheel kostte de prinselijke traktatie aan Leuvens stadsbestuur de ronde som van 68 pond wat voorzeker geen peulschilletje kan genoemd worden doch die vergeleken met wat Filips' ''voeu" aan het geliefde volk gekost had niet meer was dan een bagatel van nul en gener waarde. Al met alleren ons beide documenten 2 dingen;het aantal van de in de keukens aangevoerde voedingswaren eh de kostprijs van die waren. Maar vertikken het een woord te reppen over de door de gast217
heer (Filips) of de gastvrouw (de stad Leuven) samengestelde spijskaart. Was op dat ogenblik het gebruik van menu's reeds in zwang? Mogelijk wel aangezien we kunnen verwijzen naar een in 1521 met de hand geschreven exemplaar dat bewaard wordt in het Rijksarchief. "Dit was ghedient ter maeltijt van lynkin (Catheline ?) vanden damme up sente symon ende juden (heiligen gevierd op 28 oktober) avent anno XV c :XXJ." Zo waardevol werd het document geacht dat de Zettemamkring het als model uitkoos voor een in 1896 aangeboden feestmaal aan zijn voorzitter. (Die kring was een studentenvereniging genoemd naar de Vlaamse letterkundige Eugeen Zettemam, pseudoniem van J. J. Diricksen; 0 Antw. 1826; t Antw. 1855. Het was te Gent dat hij zijn arbeidersroman "Mijnheer Luchtervelde's waerheden uit onzen tyd" schreef.) Sluit de haakjes. "Dit was ghedient up sente Jans dach anno XVIIJ c XCVJ, ter mael. rijt van Meester Joseph Vercoullie, onsen president, doe hij ghenomt was professor ordinarius an de Universiteyt van Ghen t." I Eerst rapen ghestampt, oestersche hammen, eoevoeten metten corinten, rentvlees met grooten sticken, braetverkene cameline, (wijnsaus rijkelijk gekruid met gember, kruidnagel, kaneel en suiker) cleen pasteykins. 11 Item werm vleesch, scauwerin (voorschenkel), cappers, eentvoghels de dodine (saus bereid met gevogeltebouilon), kiekenen ghestrect cucommeren, ghebraen rentvlees. 111 Item ghebac, versche boter, vynckeltaerten,
rys, rau freuyt, de IIIJ saen (= als 4de gerecht een bereiding met slagroom). Item een tonne biers, XX stoepen wyns. Of de Zettemammers zoveel tafelgenot gesmaakt hebben als hun verre voorouders vertelt de geschiedenis niet. Weliswaar begint laatstgenoemd document stilaan op een spijskaart< ofte menu te gelijken, maar nog steeds is er geen sprake van het ding een naam mee te geven. Het zal inderdaad nog een hele poos duren aleer een van beide woorden een plaatsje op het gelegenheidsdrukwerkje toegewezen 218
~Oltpft" illrrFàMM. 6.BrnBuyts ~ ~nt.Cla tts
·a 1ot·ra%ion ~t
lrnr promotioJJ
r~ nontinatio~ fk111~ l'D 1~
ro
~~{~opol~
. Afb. 2
(Verzameling R.U.G.)
krijgt. Heeft de stad Veere (op Walcheren) prins Willem van Oranje en zijn gezelschap een, laten we zeggen, copieus feestmaal aangeboden zonder de heren en dames de "gang" van zaken zwart op wit voor de "schotelen" ? Wellicht wel aangezien geen enkel exemplaar van een gelijkaardig drukwerkje de jaren heeft weten te trotseren. Wat integendeel wel tot ons gekomen is, is "Dit es tgene dat myne voomomde Heeren (= magistraat van de stad) hebben doen bereyden ten huyse vanden voomomden Jeronimus van Andel (=naam van de hotelhouder) om zynder Exe (= excellentie) mede te festrieren opden XXIen Juny 1575." Volgt dan de lijst van de verschillende eetwaren die de koks te verwerken kregen : Eerst betaelt voor een calff lil L XIII se. XXX se. Voor twee pauwen II LVIII se . Voor dry faisanten . XVI se. Voor lamprasen {=konijnen) Voor quackels · XVI se. XXVIII se. V oor braetverckens XXVIII se. VIII gr. Voor cappoenen ll LVIII se. VIII gr. Voor jonge hounders Voor schapevleesch II LX se. Voor lamsvleesch II LVIII se. VIII gr. Voor runtvleesch Vlsc. XXVIII se. Voor hammen ende toungen ·- XII se. Voor lardeerspeek Voor cruyt,·suycker, pruymen, corinten ende ander specerye XXIV se. Voor een pauw XV se. Voor twee puyttoirs (=roerdompen) · XVI se. Voor gesauten lamoenen(= kleine citroenen) ende cappers VI se. VI gr. Voor zuyr ende zoete araeng appelen XIV se. Voor saut, asyn, olye, orego (= wilde marjolein) IX se. Voor raddys, salade ende ander groene ware,erwete ende anders XXVII se. Voor fruyt dat met het bancket opde tafel gedient wierdt zoe anroomkaesen als anders XVIII se. Voor boter XVIII se. Voor haut, turff ende keerssen II L Voor wit ende bruyn broot · XXX se. In het geheel kostte de smulpartij aan de gastheer de·niet geringe som van 77 L 19 se. 4 gr. In de "Campveerse Toren" waar Willem en zijn
vrienden zich te goed deden worden nog steeds lekkere brokjes opgediend.
*
**
220
Het zal iedere aandachtige lezer opgevallen zijn dat noch Filips' gasten, noch Margareta, Karel en hun gezelschap, noch Willem en zijn gevolg, noch lynkin en haar disgenoten visschotels voorgezet werden. Zelfs Veere dat nochtans aan de waterkant ligt schijnt een afkeer gehad te hebben voor al die lekkere dingen die de zee en de nabijgelegen rivieren zo royaal komt aanbieden. Maar ja, een banket is nu eenmaal geen alledaagse maaltijd waarop de talrijke vissoorten, schaal- en weekdieren wèl van de partij zij14 Een witte raaf te midden van de dichte zwerm zwarte soortgenoten was beslist dat feestmaal dat in de Westminster Abbey (London) op 30 sept. 1399 genuttigd werd ter gelegenheid der kroning van koning Hendrik IV. Naast o.a. een everzwijnekop met zijn slagtanden, gevulde biggetjes, geroosterd wild, gebraden varkensvlees, konijnen en vergulde gehaktballen; naast fazanten, kapoenen, jonge zwanen, reigers, pauwen, kraanvogels, roerdompen, vergulde kippen, wulpen, patrijzen, duiven en kwartels werden ook steuren en snoeken opgediend. Van de andere kant menen we te mogèn stellen dat ook de mindere burger maar weinig trek had naar iets anders dan het vlees van 't schaap, 't zwijn, 't rund, de eend, de pauw, enz. Toen de inwoners van de "Gebuurte" Langemunt "gheseyt t' heylandt" op 28 september 1689 hun ''gaderinghe" hielden ging deze gebeurtenis gepaard met een 3 gangen tellend feestmaal : t' eerste gherecht 2 stucken rendtvlees 3 gigoten 4 spaensche schotels (een soort hutspot bereid metschape-en var- . kensvlees) 4 schotels kiekens gestoft 5 schotels blom coolen 3 schauders (~an 't schaap ?) . sousiessen en rammenasten het tweede gherechte 3hammen 2 venesoen pasteyen (van. wildbraad) 2 busten (borststukken van ?) 6 schotels kiekens gebraden in elck dry 5 schotels tonghen 3 kieken pasteyen 36 citroenen 1 1/2 pont spaensche cappers t' derde 4 schotels toertsens
6 schotels banquet suycker 221
6 schotels fruyt 3 eijerkoecken 1 caes 60 blanck braoden (wit brood) 6 schellinck braoden (geen wit brood) 3 ... pastijen voor t' legghen (?) 2 venesoen pasteyen (wildbraad, reebout) 15 pont bancquet suycker 30 taertgens Het spreekt vanzelf dat het niet alleen "t'heylandt" (een van de 11 gebuurten van de Lange Munt) was waar op tijd en stond al etende en drinkende vergaderd werd. Ook de Gebuurte van de Lange Violettenstraat liet zich- weliswaar met een tussenpoos van omtrent 2 eeuwenniet onbetuigd als het erop aankwam enkele van haar leden in de bloemetjes te zetten. Van het avondmaal dat ze op 1 februari 1897 op het getouw zette is een exemplaar van het menu bewaard dat verdient meegedeeld te worden. Laten we er terloops op wijzen dat in tegenstelling met de spijskaart uit 1689 het woord avondmaal wel degelijk op zijn plaats staat : zo eenvoudig, sober en bescheiden is een dergelijk ding nauwelijks uit te denken. Ziehier trouwens waarom we eraan houden er een afbeelding van te geven. Een van de versieringselementen bestaat uit een resem kerfstokken geregen op een touw of draad. Het houten juk waaraan dat touw of draad bevestigd is draagt deze nauwelijks te lezen tekst : Anno als deken joannes Lavijt 1781. De gebuurte waarvan de man de gebuurtedeken was zullen we liefst niet vereenzelvigen met de Gebuurte der Lange Violettenstraat zoëven vernoemd. In werkelijkheid hebben de feestvierders zich een symbool toegeëigend dat voordien toebehoord had aan de gebuurte sparich genaamd (In de 13de en 14de eeuw palend aan het Klein Begijnhof; sparich = schrale, onvruchtbare grond). Ze was een van de 9 gebuurten die de "wijk" 't Zand telde. "jek joannes batita Lavijt ael deeken van de geburte gesyt spaerwijk op het saendt bekenne daet adriaen consael op myn geburte js wonnende desen 8 apriel1783." Zou men niet zeggen dat onze joannes een politiecommissaris in miniatuur is ? Nota bene is die resem kerfstokken bewaard geworden; ze bevinden zich in privé bezit. Van de "Spyscaerte" van een onbekend gebleven vereniging, wellicht spaatmaatschappij, kan bezwaarlijk getuigd worden dat ze in geen folkloristisch kleedje gehuld werd. Wat zoal te verorberen viel? Hutzepot vansteureen snoecken op zyn Spaensch; aert-appelen van America; ossenharst met speek en hameien222
Huîtres Roy~lles _ Haut Sauternes. Potage Henri .JV _
Gold Sherry.
Croustade s St r 'i :1 L aux champignons _ :~w . tn U UC.
Dindonneaux d' !talie à l:Anglaise _
JeRoy
C!'blanc"he.
Quartîer de chevreuil C/Järeau Larose grandveneur _
1810
.
Cótelet:de ris de veau Villeroy .
Faisan d'Ecosse Lucullus _
Chambertin 1870.
Pàtè Hummel _
V."C!iquot .
~~T~:ti 'pl./~·';SE.
GL,;;.cE -~)Pou~:..r_v~:. J;>{llJ.its-
Dessert..
----~-s:~o,C5 ~--!.
.-
Afb. 3
(Verzameling R.U.G. )
223
bout; lanckwaermoes en groene erwten; kuyckens gebraden; salade van Cichorye-cruyt-wortel; koeicase van Edam; gekloofde nonnen en andere lekkernijen. Het plezierige van het geval is dat elk van de 3 "schotele" gevolgd werd op een "Hier set de maerte (dienster) voor elcken eter ene flassche Delfs-Israel (?)": "Hier set ... ene flassche Brusselsche Farao"; "Hier set ... ene flassche Gentsche -Uytset". Dat allemaal opgediend voor de luttele som van 1 gulden, 2 stuyvers ende:l oortje Brabants. De "Spyscaerte" besluit met een vriendelijke welkomstgroet : "Van al die comen aen den dis, daer taste niemant mis". En met deze aanbeveling die elk misverstand wegruimt. ''Daer sal de niewe uytvindinghe van de tinnen borden ende voreken ghebruyckt worden, tot groote suyverheit van het tafelcléet ende de vingheren der gasten. Die niet kan eten sonder hem vuyl te maken, hy magh ene dwale (dweil) krighen." Natuurlijk bij wijze van servet.
*
* *
Middelerwijl was de gulden tijd van de geitlustreerde spijskaart glansrijk aangebroken. Niet slechts ter gelegenheid van de in de huiskring of daarbuiten gehouden feesten (doop-, verlovings-, huwelijksfeesten; vieringen van jubilea van diverse pluimage of priesterwijdingen; herinneringen aan gedenkwaardige gebeurtenissen) zocht men een tekenaar op om hun met kennis van zaken en met "smaak" opgestelde spijskaart een aantrekkelijke en plezierige aanblik te geven. Ook als het erop aankwam aanzienlijke personages te huldigen wenste men de spijs en de drank aan te bie. den op een manier die eveneens het oog toeliet naar hartelust mee te snoepen. En wat te zeggen van de niet te tellen verenigingen, welgestelde en minder kapitaalkrachtige, doodernstige en lollige, waarop onze stad zich gedurende heel de 19de eeuw zo hovaardiglijk mocht beroemen ? Minstens éénmaal per jaar kwamen (in 't eigen lokaal) of gingen (als ze zich zulks konden permitteren) haar leden de voeten onder de tafel steken, vanzelfsprekend om eens goed te smullen en Dionysos alias Bacchus de eer te geven die hem toekwam. Aldus willende bewijzen hoe nuttig, onmisbaar, gezaghebbend hun maatschappijen, bonden, kringen, partijen, clubjes, legereenheden, orden, wel waren. Natuurlijk is er onder de tot ons gekomen kaarten· evenveel kaf als koren te bekennen. Sommige hebben een lokaal-historische, volkskundige, enkele zelfs een zékere artistieke waarde. Hier en daar komen we er zelfs tegen die de naam-van kleine kunstwerkjes mogen dragen. We menen niet te overdrijven als we stellen dat de meeste drukkers van de stad van die geïllustreerde kaarten voortgebracht hebben : F. Meyer-Van Loo, E. VanderHaeghen, Vandeimeuleti Frères, Wed. A. Dulé, De Keulenaere, A. Hoste, C. Annoot-Braeckman, Zelfs eersterangsvaklui zoals de Ge224
ll {
l
av
c-ENTENAR IO DEL
DES UBRI,N\IENT( )
·)1 S]1RjiDO ~ Afb. 4
Dt:
rl Ef\IC ,..
d:J'iovien)bre 18J2. (Verzameling R.U.G. )
broeders Buyck, een P. Allaert, een G. Jacqmain, een N. Heins zagen er geen graten in hun naam te vermelden onder in hun atelier gedrukte kaarten. Vooral van laatstgenoemde zijn talrijke minder of meer merkwaardige litho's, gegraveerd door Armand Heins, in meer dan een verzameling terecht gekomen. We weten het maar al te goed; sedert het zo ongevraagd als verarmend bezoek dat Madame Marianne en haar talloze handlangers ons land (en stad) van 1796 tot 1815 brachten, speelde het Frans alhier de allereerste (taal)viool. Ik bedoel in de hoge en hoogste lagen van de bevolking, gecatalogiseerd als bourgeoisie. Vanclaar dat het leeuwedeel van de voortgebrachte spijskaarten, pardon menu's, in Molière's taal gesteld zijn. Vanzelfsprekend wordt er in die, inderdaad heel mooie, taal niet alleen gesmuld maar ook gedronken. Het is dan ook "à la" dat er gelekkertand, gesavoureerd, genoten, gebanketteerd werd. Dat doet men trouwens tegenwoordig nog, niet minder dan honderd en meer jaar geleden ... Dus likkebaardde (en likkebaardt) men nog à la Béarnaise, à la Chambord, à la Niçoise, à la Basquaise, à la Périgord, à la Clermont, à la Caen, à la Toulouse, à la Périgueux. In een woord waren er zoveel "à la's" als er in Frankrijk gewesten, steden en dorpen zijn. Zulkdanige verstokte verheerlijker van soldaat Chauvin was men echter niet of men noemde een of ander fijn hapje à l'Anglaise, à la Hongroise, à la Hollande, à la Tartare, à PEspagnole, à !'Indienne, à la Polonaise, à la Russe, A LA FLAMANDE. (1) Als de Provinciale of Stedelijke Overheden aan het banketteren gaan komen ze niet zelden met menu's voor de dag die door hun al te sober en voornaam voorkomen iet van hun smakelijklieid moeten inboeten. Waarmee we niet willen beweren dat de scheppers van die menu's nooit het Gents patrimonium aanspreken voor het maken van hun opsmuk. Werp uw blik maar gerust Heinswaarts want die wist van wanten als het erop aankwam aan de dingen een aantrekkelijk gezicht te geven. Meesters in de specialiteit van de oogstrelende menu waren ontegenzeglijk de leden van de drie orden en van de vrijmetselaarsloges, van de gestreepte en gestemde onderdanen van leger en burgerwacht, van de studenten, van de onderwijzers, gemeenteraadsleden en gemeentebeambten. Ook van de ontelbare hoger vernoemde doodernstige maatschappijen en van de sociëteiten van pietjesbij. Daar we ons hebben voorgenomen aan het folkloristisch getinte drukwerkje opvallend meer aandacht te besteden dan aan het zuiver artistieke, bieden we Armand Heins de gelegenheid ons een paar van zijn typisch volkse ontboezemingen te laten bewonderen. Bewonder ze dus zoveel als u wilt. (Afb. 1)
* * * 226
U moet niet vragen hoe "kletsnat" de Cercle Artistique et Littéraire de Gand de schilders Gustaaf Den Duyts en Emiel Claus op 22 februari 1892 al vierend in de bloemetjes zette. Het Zottegems gerstenat heeft wel geweten waarom het zo kwistig omsprong met zijn schUim : hoe anders hadden de opvallend sobere feestvierders geweten waarop ze getrakteerd werden ? Het gebeurt slechts zelden dat de spijskaarten de prijs van de beschikbare dranken vermelden. Het uit de monumentale bierpot overlopend schuim verwaardigt zich dat wel te doen. Op die manier komen we aan de weet wat de feestvierders af te schuiven hebben voor de naar binnen geflapte glazen bier, wijn en champagne. (2) Lang zijn het Zottegems en het Oudenaards te Gent geduchte concurrenten geweest van de uitzet, "den dobbele" en "den tripele". (Afb. 2) _ Ook voor de Fédération des Avocats de Gand was Heins de aangewezen persoon om haar vergaderingen met eerste klasbanketten op te smukken. Wat de tafelridders zich lieten smaken zowel uit de droge als uit de natte sector laten we liever onbesproken. Veeleer zullen we onze aandacht wijden aan hetgeen Heins' pen op het papier toverde. (Afb. 3) Dat de kunstenaar voor de achtergrond van zijn compositie een typisch Gents landschap koos (de Sint-Niklaaskerk, het Belfort, een paar gotische nissen mogelijk zinspelend op een gevel van het Stadhuis) mag ons geenszins verwonderen. Vanzelfsprekend vormen de twee op consoles geplaatste heiligenbeelden de clou van de voorstelling. De op het vijftal spreukbanden aangebrachte Latijnse aanroepen verklaren ons in zoveel woorden wat we van de handdrukkende heiligen moeten denken : 0 beate Sancte Ivo I cum fideli tuo socio I Magno Sancto Nicolao I faustos advocatis ambo I vos laudamus foederàndo. (0 gelub:alige heilige Ivo I tezamen met uw trouwe deelgenoot I de grote heilige Nicolaas I wij prijzen u beiden gelukkig I door u te verenigen met de voorsprekers.) (3) Dat de H. Ivo zo uitdrukkelijk geprezen wordt hoeft u niet te verbazen, want hij is van de heren baret-en-togadragers de teergeliefde patroonheilige. Wie onder u zijn ogen de kost geeft merkt dat meteen aan de rol die de man in de linkerhand omkneld houdt : een rol die vol wetteksten staat. Waar, wanneer en hoe die rechtsgeleerde aan zijn heilige functie geraakt is ? Ivo van Kermartin (dat is zijn naam) leefde van 1253 tot 1303. Na te Orléans en te Parijs in de rechten gestudeerd te hebben werd hij wegens zijn deugdzaamheid, zijn integriteit en de kastijdingen die hij zichzo herhaaldelijk oplegde, tot priester gewijd. Hij deed afstand vap al zijn hebben en goed, natriurlijk ten voordele van de noodlijdende evenmens. Iets dat àutomatisch voor gevolg had dat hij terzelfder tijd de vader en de verdediger werd van de verdrukten en de verongelijkten. Zulk een zelden, of liever nooit, voorkomende gebeurtenis moest willen of niet Ivo's tijdgenoten een- natuurlijk Latijnse- spreekwijze in de mond leg227
gen. Hier volgt de verdietsing ervan : Sint Ivo was een Bretoen. Wel was hij een advocaat maar geen dief. Dat vond het volk een ongelooflijke, wonderbaarlijke zaak. Of die ongelikte, bekkige uitspraak aan¡ onze tafelende smulpapen bekend was, staat niet te lezen in Heins' menu. Ik steek mijn handen in het vuur dat ze die weinig complimenterende woorden maar luttel zouden gesmaakt hebben. Waaraan Sint-Ivo Sint-Niklaas' gezelschap te danken had ? Ik denk niet zozeer wegens Klaas' rechtvaardigheidsgevoel tentoongespreid ter gelegenheid van de door hem verwezenlijkte bevrijding van drie onschuldig terdoodveroordeelden. Wellicht wegens zijn universeel bekende vrijgevigheid. Doch ongetwijfeld omdat het festijn plaats greep op de zesde december, Klaas' naamdag.
* * *
Er was een tijd dat de Gentse Universiteit een werkelijke wereldfaam genoot. Zowel jongelui herkomstig uit meerdere Oosteuropese landen, uit Zuidamerikaanse staten als uit Aziatische rijken kwamen hier uitermate kostbare ezelsvellen bemachtigen. Uiteraard waren dat waarachtige Heren (met H) die in de regel met eigen portemonnaies hun verblijf bekostigden. Wat mij als kind zo fascineerde -ik woonde namelijkgeweldig dicht bij de Universiteit (JozefPlateaustraat) -waren de lange, gitzwarte haarvlechten die de Japanners en de Chinezen tussen vest en jas, eventueel overjas, zorgvuldig weggeborgen hielden. Zelis gebeurde het weleens dat de vlecht zo lang was dat het staartje ervan van onder de jas kwam loeren. Dat die vreemde jonge mensen elke gelegenheid te baat namen om aan de achtergelaten haard te denken was niet meer dan normaal. Van zo'n gelegenheid maakte de kolonie Zuidamerikaanse studenten in 1892 een gretig gebruik om de 400ste veijaring van de ontdekking van Amerika door Columbus al etend en drinkend te herdenken. (Afb. 4) In plaats van de eigenlijke spijskaart mee te delen geven we er de voorkeur aan de geĂŻllustreerde bladzijde te reproduceren. De Spaanse tekst lijkt mij niet moeilijk genoeg om hem van a tot z te vertalen (descubrimiento = ontdekking; Sabado = zaterdag). De illustratie kunnen we niet anders dan volkomen geslaagd noemen, vooral de gecreĂŤerde sfeer vinden we een meevaller die kan tellen; het portret van Columbus; de talrijke symbolen die allemaal direct slaan op de wereldreis : de globe (= de geografische totaliteit van de wereld en de absolute macht over die wereld); het anker(= de hoop op welslagen); de passer (= de wiskundige kennis); de toorts (= de geestelijke verlichting); het boek (= de wetenschap en de wijsheid); de rol papier (= het ontwerpen van plannen); de pen, de inktpot en het van wassen zegels voorzien perkament(= het stellen van de rapporten). Jammer dat de te228
Afb.s
(Verzameling R.U.G.)
kenaar zich niet kenbaar heeft gemaakt. Daaruit mogen we wellicht afleiden dat het werk door een Zuidamerikaanse hand voortgebracht werd. Een nogal ondeugende overweging: mogen we er ons aan verwachten dat de Argentijnen, Brazilianen en Chilenen die in negentienhonderdtweeënnegentig aan onze Alma Mater zullen studeren op hun beurt Columbus' aankomst in Amerika (SOOste verjaring) zullen herdenken en vieren ? Ik denk veeleer dat het de Turkse blokkende jeugd zal zijn die dat jaar 1992 de 900ste verjaring in herinnering zal brengen van het overlijden van MALIK-SHAH (1272-1292). Die oppermachtige Turkse vorst die de hand wist te leggen op het grootste gedeelte van Klein-Azië. Van de Egeïsche Zee tot Turkestan. Voorwaar het inpalmen waard!
*
* *
Op 28 mei 1888 had in de Veldstraat de plechtige opening plaats van Dutry-Colsons totaal vernieuwde ijzerwinkel. Quincaillerie zoals men die soort handel in het Gents noemde. Te dier gelegenheid werd aan de Dutrys, Jules en Emest, door maar liefst 16_van hun concurrenten een banket aangeboden waarvan de spijskaart door de Heinsen ontworpen en gedrukt werd. We hielden eraan het bestaan ervan (het is, geloof me vrij, een uiterst zeldzaam drukwerkje) wereldkundig te maken omdat het pand waarvan sprake sedert een paar maanden geruisloos in de actualiteit is getreden. Armand heeft de gevel van het gebouw niet getekend zoals die daar gedurende bijna een eeuw staat te blinken. Hij vergenoegde zich de drie middelste traveeën af te beelden. Wat de gelijkvloerse verdieping betreft de dubbele ingangsdeur en de twee brede uitstalramen. De eerste verdieping iS gekenmerkt door de aanwezigheid van drie rondbogige vensterramen die alle drie versierd zijn met medaillons waarop nauwelijks te onderscheiden vrouwehoofden in reliëf aangebracht zijn. Bovendien is elk medaillon geflankeerd door twee griffoenen. De tweede verdieping is eveneens met halfverheven beeldhouwwerk opgesmukt: vier grote rechthoekige panelen waarvan we na de beëindiging vati de restauratie van het pand hopelijk meer zullen kunnen thuisbrengen. (Afb. 5) Onze ijzerhandelaars, althans enkelen onder hen - ogenschijnlijk geen ijzerbijters - hadden-blijkbaar smaak gekregen in de gezamenlijke aanbidding van de vele dingen die het verhemelte en de keel al strelend weten te verwennen. Inderdaad, iets meer dan een jaar na de inwijding van Dutry-Colsons winkel trakteerden de zoëven genoemde potten en pannenverkopers, verenigd in een uit de grond gestampte "Ligue des Quincailliers", zich zelf op een smulpartij waarvan de menu (van papier) en de menu (van goede brokjes en glaasjes) het bekijken waard zijn. (Afb. 6) Waarom enkele vakgenoten geen deel aan het tweede festijn namen, weten we niet. En snappen wat de verschillende karikaturen te beduiden 230
Afb. 6
(Verzameling R.U.G.)
231
hebben, kunnen we al evenmin. Wat we ons integendeel wel, heel gemakkelijk, realiseren : als de heren zullen binnen gespeeld hebben wat op de menu voorkomt, zullen ze na afloop van de partij, er warempel kloekzegge ijzersterk- op gestaan hebben. " 't Krulleken van 't steertje is 't fatsoen van 't hondje." Dat is een oud Gents spreekwoord. "Met eene variante mogen we zeggen : Eene nette illustratie is 't fatsoen van 't boeksken; men weet : 't oog wil ook voldaan worden." Met deze overweging leidt LODEWIJK DE VRIESE zijn "Een Wandelinksken in 't Ronde van Gent" in, een overdenking die hij een kwart eeuw voordien stellig zal gemaakt hebben bij het illustreren van de spijskaart die we onmogelijk konden nalaten u te presenteren. Van presenteren gesproken. Mag ik u die Loclewijk De Vriese even voorstellen ? Ik bedoel aan diegenen onder u die nog geen oma of opa geworden zijn ? Geboren op het Nieuwland 62, de 8ste oktober 1848, zal Ludovicus Franciscus De Vriese overlijden op 15 april1932, een paar maanden voor zijn grotere broer in de letterbeoefening, Cyriel Buysse. Van De Vriese kan niets anders gezegd worden dan dat hij een ongeĂŤvenaarde, onverbeterlijke lollekensheer geweest is. Reeds als knaap greep hij naar de pen om uiting te geven aan wat zijn zintuigen hem lieten waarnemen. Die schrijversdrang veropenbaarde zich zoveel te meer toen hij een vrijwel vurig trekpaard werd van de Liberale Partij. Einde 1874 vestigde hij zich in de Pollepelstraat waar hij een eigen drukkerij installeerde. Gedurende een paar jaar verlieten een twintigtal verschillende periodieken zijn werkhuis dat inmiddels (1876) overgebracht was naar de Begijnhoflaan. Propagandist, uitgever, drukker, publicist, het is vooral als schrijver van luimige, lollige, ondeugende Gentse vertellingen dat hij in zijn tijd een meer dan gewone bekendheid, ja faam, verwierf. Dat was o.a. het geval met zijn "Luimige Brokken, Schetsen uit het Vlaamsche Volksleven" (1870); zijn "Spreekwoorden en Spreekwijzen" (1890, 1907, 1917); zijn ''Wandelinksken in 't Ronde van Gent" (1916); zijn "Onder de Wekkeringe, een reesem brokskens Gents leven voor 't Volk bijeengegaard" (1925); zijn "Onder de Draeke, een tweede reesem brokskens ... " (1928). Wie zal het verwonderen dat de voor de man (en door de man ?) uitgedachte spijskaart (Afb. 7) het waarheidsgetrouw spiegelbeeld is van diens karakter? De kaart komt natuurlijk uit de eigen drukkerij. Ze mag er zijn alhoewel het verre van gemakkelijk is te snappen met welke kennis en wetenschap de karikaturist het groepje disgenoten wenste te verrijken. Het ligt voor de hand dat de 4 gazetschrijvers (bovenaan de kaart) evenals de 4 politiekers (onderaan de kaart) naar de natuur geportretteerd 232
werden. Doch hoe ze geheten ? De bereden joumalisten zijn klaarblijkelijk "klerikalen", herkenbaar aan hun dompervormig hoofddeksel. Overigens liegen de karikaturen er niet om : de gazetschrijvers worden flink in het ootje genomen. Ze liegen dat het kraakt want ze bekijken de achterkant van de spiegel en hetlicht dat ze geroepen zijn te verspreiden wordt door de domper gesmoord. Dat het Paul de Smet de Naeyer is die "kak of geen kak, hij moet op de pot" zal u noch iemand anders verwonderen. Ge zijt "tseef" of ge zijt het niet. Apropos van die spijskaart is er toch iets dat mij geweldig intrigeert. Was de bedoeling van het feesten wel degelijk een nieuwjaarsviering? Of - De Vriese tot alles in staat zijnde - was het niet veeleer. een afscheidsfeest dat het werkvolk aangeboden kreeg? Immers nog in de loop van het jaar werd een definitief kruisje gegeven over 's mans drukkers bedrijf. . Inderdaad verhuisde hij op 23 aug. naar de Huurdochterstraat, waar er nog wel zal geschreven maar niet meer zal gedrukt worden. Van 1897 tot 1924 woonde hij aan de Coupure 15 in gezelschap van zijn dochter Bertha die geneesheer was. Hij in de hoedanigheid van uitgever & aankondigingsagent. Met blindheid geslagen sedert 1918 trok hij met zijn dochter naä.r Ukkel. Daar kon hij het helaas niet uithouden. Hij moest kost wat kost terug naar zijn geboortestad waar hij, wonende aan de Krijgslaan 80, in 1932 ove~leed. Ik zou het trio Heins (A~ de lithograaf, N. de drukker en J. de ork~stl~i der) schromelijk te kort doen mocht ik verzuimen het banket te berde te brengen dat op 20 april 1897 gegeven werd ter gelegenheid der voltooiing van de werken uitgevoerd ter verbetering van het kanaal GentTemèuzen. Jaren lang onderhandelden de Nederlandse en Belgische regeringen over de modernisering van het kanaal en zijn sluizen. Op 29 juni 1895 ondertekenden beide regeringen de overeenkomst waarbij mei: de uitvoering van -bepaalde werken kon van wal gestoken worden. Het feest werd georganiseerd door de "Cercle Commercial et Industriel· de Gand" en had plaats in de salons van de Koninklijke Schouwburg (thanl! Opera). De talri~e door de toenmalig befaamde restauratiehouder Van der Noot voorgèschotelde gerechten, opgevrolijkt door de kostbaarste wijnsoortenen champagnes, werden op de kooptoe kostelijkgekruid door een lange resem ván de mooiste brokjes muziek. Luister wat het orkest gedirigeerd door J. Heinifzoal ten gehore:bra~ht: l. Marche Russe . Ganne Suppé 2. Ouverture de l'opéra''le Poète et Ie Paysan" 3. Loin~ du Bal Gillet Gillet Flirtation Raynaud 4. Genets en :fleurs 233
..:.:;,,
r. .
\~F:~~- ~'t T ~~r~tili '<- J \~tt.l ü? iJ'S ?t1 -~:::;:~~ ·~---=::._...:.;...._-~·~~~...___.... ~~~;~~..::.....::._ ~-:.-
Afb. 7
r-
(Verzameling R.U.G.)
5. Naer oostland willen wij rijden F. van Duyse Er waren twee koninckskinderen F. van Duyse F. ·van Duyse 6. Knaptand de Walvisch F. van Duyse 7. Fan taisie sur "Carmen" Bizet 8. Gitana, valse Bucalossi 9. Menuet Waelput 10. Cavalleria rusticana Mascagni 11. J'y pense, gavotte xxx 12. Cantate de "Van Ar tevelde" A. Gevaert De in stevig karton uitgevoerde spijskaart (48 cm x 24,5 cm) heeft het uitzicht vari een vierluik. Heins heeft er waarachtig een mini-atlas van oude kaarten van gemaakt, kaarten die de voorgeschiedenis van het kanaal op een prettige manier illustreren. De buitenkant van het linkerluik tekende hij "d'après la Carte de Flandre de 1538 par P. van der Beke". Een uitermate precieus document, want, noteert Armand "exemplaire uniqué à Nuremberg." Het rechterluik heeft hij voorbehouden voor het meedelen van het ''Tracé actuel du Canal de Gand à Terneuzen". De binnenkant van de kaart (Afb. 8) groepeert maar liefst nog een vijftal oude en zeer oude kaarten (13de, 16de, 17de, 17de, 18de eeuw) en een schets van de in het vooruitzicht gestelde haveninrichtingen. Om het geval nu eens echt AF te maken : 1° reproduceert onze menuspecialist de beeldzijde van een gouden gedenkpenning, werk van J. P. Braemt, geslagen ter gelegenheid van de plechtige openstelling van het kanaal Gent-Terneuzen op 18 nov. 1827. GULLIELMUS 1-BELGARUM REX lezen we op het omschrift, Het zilveren truweeltje dat het ronde medaillon vergezelt herinnert aan de eerste steenlegging van de werken. De penning wordt in het Bijlokemuseum bewaard. 2° hechtte hij onderaan de kaart een prachtige zegel in rode lak gestempeld waarop twee figuurtjes elkaar de hand reiken. Een ervan is blijkbaar Neptunus. De andere kan gemakkelijk Hermes zijn : zeevaart en handel. De Nederlandse en de Belgische wapenschilden en een grote GenT verduidelijken eens ·te meer wat het zegellak aan het nageslacht te verkondigen heeft.
* * *
Van humoristische menu's -of voor. wat daarvoor moet doorgaan gesproken, menen we ons revuetje niet te mogen afsluiten zonder een paar kaarten te laten paraderen die de mensen stellig hebben doen lachen.
235
Afb. 8
Verzameling V. W.)
236
Société des Vrais Amateurs van het PISSERS SPEL BANQUET du 10 février 1856 Menu
Potage. Soupe aux herbes aromatiques I van geschilderde kakstoelen. Entrées. Palingspoaten en vliegscheten I au beurre d'anchois. Kalfskniën aux petits pois (met I kleine gewigten). Puijen zonder bretels gestooft I met geen appels. Hors-d'oeuvre. Une forêt de homards en perspective. Mets négatifs. Cêtelettes de tigre aux morpions. Serpents à la tartare met trof I fels door ne temst. · Pièces capitales. Schokkebroêrsvoeten met appelterre. Pasterskinne ingeleyd met tichelbeesten. Kleisters gestooft met duivelsveL Dessert. Ingeleide snotneuzen. Geconfyte perruken. Donder en bliksem in ons broek. Patés chauds met oorvet en teenzweet. *** Het is met deze tekst als met de bijbel :hij is duister op vele plaatsen. Iets is nochtans heel zeker: het ding druipt van het anticlericalisme. (Schokkebroers, alias begaerden, alias lollaerds, alias lollebroers, die van oudsher een alles behalve goede faam hadden: vooral in de 13de en 14de eeuw bij het volk slecht aangeschreven evenals de begijnen die niet minder beschimpt en bespot werden; pasterskinne, zonder commentaar). Dat proza moet ons trouwens niet verwonderen : we bevinden ons inderdaad aan de vooravond van de bespreking en aanvaarding van de zogenaamde (beruchte) kloosterwet en in hetzelfdejaar dat het geven van concerten (muziek en zang) in de Sint-Niklaaskerk zelfs bij menig gelovige zo'n scherpe reactie voor gevolg had. Ook in het liedje "Twee Frankskens", stemme c'est l'amour, dat ter gelegenheid van die concerten verspreid werd, komen de "kinnen" ook te pas : 't Is nen theater mee machinen, De paster is er direkteur. Hij inviteert u, knappe kinnen, Maer 't es twee frankskens aen de deur. Wat onze goede Vlaamse-Leeuwdichter Hippoliet van Peene overdie concertaffaire schreef halen we alleenlijk bij wijze van inlichting aan : LIEDJE voor de vuist gedicht tydens het groot Concert gegeven in St.-Nikolaes kerk den 11 Maerte 1856, stemme Sur l'air du tra la la. "Maer zie toch eens hoe ver de concurrentie gaet, Zei gistren een paljas die op de foire staet,
237
De kerke geeft concert, dat is een beetje straf, Z'houdt 't volk van 't plein en doet elk nog twee franken af Op 't air van tra la la (bis) op 't air van traderidera, tralala." Als ik dat hoorde trok ik potloot uit den zak En op een stuk papier schreef'k in den enterakt Dees liedje voor de vuist tot schande van de kerk Die beters heeft te doen dan zulk een werelds werk Op 't air ..... . Geenszins politiek geladen maar wel met een flink snuifje peper gekruid (maagde6jgen, oesterpit) is de volgende kaart noch ondertekend noch gedateerd. Blijkbaar werd ze door een gebuurtebond in het leven geroepen. Wat die voor sommigen wellicht raadselachtige "oesterpit" betreft: Oesterput was de vrijwel obscene benaming voor het aan de Sint-Lievenspoortstraat gelegen door een groep Zusters van Liefde bediend gesticht waar ontucht bedrijvende meisjes (Penitenten) heropgevoed werden. Iedere folklorist weet wat vijgen of oesters zijn : dingen die slechts thuishoren bij het zwak geslacht. Wat met anduiskes bedoeld wordt is mij niet bekend. MENU Petaters mee snottebellen. Kriften mee erfkaas. Puibillen mee mossels. Peerdeknoensels Ă la Marolle. Vettedarmes mee hoofdpijne. Aksteraogen mee oorevet. Vol o vent mee sur kel. Sokola mee ezelsklooten. Sausissen mee sttoozakken. Anduiskes mee krim. Maagdefijgen uit de Treziane. Gedroogde loezen uit den oesterpit. DEESERT Mes pels. Komkommers mee brood. Kastaanders, peperhollen en kuste. DRANKEN Warm water mee ijs. Rozeel mee seeplooge (groseille) Brandewijn uit 't zothuis. Me tserskognak. Wijwater. 238
AFSCHEIDSBOEKEE Al te gaere 't Meerham in. M. VAN WESEMAEL NOTEN
(1) Moet ik er een eed op doen dat ik geen enkel van al die à-la-bijvoeglijke bepalingen uit mijn duimen gezogen heb. Integendeel zou ik mij geen zeer moeten doen om u nog ik weet niet hoeveel andere exemplaren op een schenkblad aan te bieden. (2) Uitzonderlijk komt de restauratiehouder wel met prijzen voor de dag maar dan alleenlijk wat de wijnen betreft. Een menu uit 1867 wil die prijzen kwijt zijn. Het laat voor een fles wijn neertellen : Saint Estèphe : 4 F; Saint Julien : 5 F; Haut Brion : 6 F; Volnay 5 F; Pommery 8 F; Moêt et Chandon 9 F. (3) Lid van de Kring E. H.S. Bonte was zo bereidwillig de tekst te vertalen. Waarvoor hij onze dankbaarheid ruimschoots verdient.
Gent, 30.12.81 VORIGE JAARGANGENVAN 'GHENDTSCHE TYDINGHEN' Zijn nog verkrijgbaar : Jaargang 1973: nrs 11-12 1976 : nrs 2-3-4-5-6 1977 : nrs 1-3-4-5 +volledige jaargang 1979 : nrs 1-2-3-4-5 +volledige jaargang 1980 : nrs 1-2-3-5-6 +volledige jaargang 1981 : nrs 1-3-4-5-6 +volledige jaargang Prijs per afzonderlijk nummer: 50 fr. Prijs per volledige jaargang : 2 50 fr. De tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag (10-12 u) in het Documentatiecentrum, behalve in de maanden juli en augustus en op wettelijke feestdagen. Portkosten bij betaling op postrekening bij te voegen : 1 of 2 nummers : 13 fr. 3 of 4 nummers : 26 fr. 5 of meer nummers : 40 fr. Eveneens verkrijgbaar : onze heruitgaven : -Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata' Eerste uitgave door Hondius : 80 fr. -Plattegrond Gent 1796 door Goethals Identiek aan origineel: 100 fr. De Plattegronden worden niet opgestuurd. Zij moeten afgehaald worden. Mevrouw Van Geluwe-Eggermont A., bibliotecaresse
239
Gent in 1880 8 januari : In de Kunst- en Letterkring houdt La Pommeraye van Parijs een lezing over Zola en het naturalisme. De voordrachtgever is van oordeel, dat de school van Zola moet bestreden worden, omdat deze richting nadelig is voor de kunst. De heer Karel Verbessem, provinciaal raadslid, heeft ter gelegenheid van het Kerstfeest aan de weesmeisjes 500 loten van een tombola geschonken. 17 januari : Op een feest in het Casino wordt door een koor van 600 leerlingen van de stadsscholen het lied "Lof aan het Onderwijs" op tekst van Em. Hiel en muziek van Tilman uitgevoerd. 23 januari : Het gemeentebestuur van Gent heeft zich van een ware aanslag tegen de openbare zedelijkheid plichtig gemaakt. Boven de ingang van de Vismarkt zijn twee afschuwelijke naakte beelden geplaatst, die de Schelde en de Leie voorstellen. Welke ouder zou nog met zijn kinderen op de Veerleplaats durven voorbijgaan ? (De Godsdienstige Week in Vlaanderen) 26 januari : Vrijdag hebben de lotelingen van Evergem en van SintAmandsberg slag geleverd. Een veertigtal jongelingen van beide gemeenten werden gekwetst. 2 februari: De gemeenteraad geeft aan de eigenaars De Smet en Cliquet de toelating een straat te openen tussen de IJskelderstraat en de Gasmeterlaan (Schommelstraat) 22 februari :Het Nederlands Torteel te Gent voert het stuk "Drank", geschreven naar L'assomnoir van E. Zola op. 23 februari : De Gazette van Gent protesteert tegen het feit, dat op de nieuwe straatnaamborden het Frans bovenaan staat. 23 februari :De gemeenteraad brengt een gunstig advies uit op de vraag van het gemeentebestuur van Heusden om het innen van octrooirechten op Heusdenbrug met tien jaar te verlengen. 8 maart : De gemeenteraad besluit een houtdok te bouwen (lengte 260 m., breedte 125 m., diepte 6,40 m.) Tot heden werd het hout gelost in het Handelsdok en dreefhet hout op het water. 6 april : De gemeenteraad besluit bomen te planten op het Graaf van Vlaanderenplein. 13 april : Heden dinsdag zijn ter gelegenheid van de goedkeuring van de conventie in verband met het kanaal van Terneuzen door de Tweede Kamer van Nederland al de schepen, die op het Dok liggen bevlagd. Ook 240
aan de openbare gebouwen wappert de vlag.
15 april: De Maatschappij voor Waterbedeling van Gent heeft buiten de Heuvelpoort langs de Schelde de nodige gronden aangekocht voor het maken van draineringswerken en het opstellen van de machines. Later zullen we zien, dat de nieuwe maatschappij geen succes kende en na enkele jaren failliet werd verklaard. 20 april :-"Gij gaat feest vieren om uw vijftigjarige vrijheid. Maar kunt gij op een waardiger wijze uw onafhankelijkheid vieren dan door het bouwen van een tempel der kunst ?"schrijft de Gazette van Gent. Bedoeld wordt het bouwen van een Nederlandse schouw~urg. 24 april : Achter de Rabatstraat rijst een geheel nieuwe stad op. Wie sedert enige tijd langs daar niet geweest is, zou er zich niet meer herkennen. Men ziet er talrijke nieuwe straten, men bouwt er een nieuwe kerk. Zelfs de straatnaamborden lijken niet op de oude : ze zijn allen met het Frans bovenaan en het Vlaams er onder.
26 april : Wagener en_ P. Fredericq publiceren een boek "Description de la ville de Gand". 2 mei : Ter gelegenheid van het verdrag betreffende het Kanaal Terneuzen worden op zondag 2 mei de volgende feestelijkheden ingericht : om drie uur zal de maatschappij Club Nautique met al haar vaartuigenvan de Coupure naar het Dok varen, alwaar regatten worden ingericht. Om halfvier verenigen zich op de Kouter de verschillende maatschappijen van de stad en stappen stoetsgewijs naar het stadhuis om een adres IJlet gelukwensen voor de minister van Buitenlandse Zaken Frère Orban aan het schepencollege te overhandigen. Na de plechtigheid begeeft zich dan de stoet naar het Dok. 's Avonds was er een groot concert op de Kouter.
15 mei: Openingvan een nieuwrmagazijn van rooktabak, snuif en siga~ ren, Vismarkt ·6 Gent. Roöktabak : prijs per kg. van 0,50 fr. tot 6 fr:; Snuif van 1,25 fr. tot 6 fr. per pak.
17 mei : Met in het Frans opgesteld~ plakbrieven alsook met in het Frans opgestelde berichten ten huize is de burgerwacht ter kennis gebracht, dat de wapening voor heden bevolen, geen plaats heeft. Waarom gebeuren deze berichten niet in de beide talen, vraagt de Gazette van Gent. 20 mei: Te Gent overleed graafTheodoor de T'Serclaes de Wommersom, 71 jaar oud. Hij was lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, oud gouverneur van Limburg en Oost-Vlaanderen. Hij behoorde tot de katholieke partij. Hij werd begraven te Wammersom bij Tienen. In mei overleed te Brussel de kunstschilder Lieven De Winne. Hij werd geboren te Gent in 1821. Hij was ~en leerling van Felix De Vigne. Lieven De Winneverwierf grote bekendheid met zijn portretten. In 1861 had
241
hij zich te Brussel gevestigd. Hij ligt begraven op het gemeentelijk kerkhof te Gent. De Lieven De Winnestraat werd aangelegd in 1905. 25 mei: De gemeenteraad besluit een brug te bouwen over de¡schelde aan de Sint-Lievenslaan, de Citadelbrug. De raming bedraagt 140 000 fr. 7 juni : In de aula van de universiteit spreekt Ferdinand de Lesseps over het graven van een kanaal door de landengte van Panama om de Atlantische Oceaan met de Grote Oceaan te verbinden. 13 juni: Bisschop Bracq legt de eerste steen van de nieuwe kerk van Sint-Macharius. De Melomanen zullen op 21 juli bij de inhuldiging van het monument van Leopold I te Laken een cantate uitvoeren met 300 uitvoerders en met het muziekkorps der karabiniers. Op 23 juni 1880 overleed te Roeselare Albrecht Rodenbach, bekend Vlaams studentenleider (Blauwvoeterij) en schrijver van een aantal gedichten, toneelspelen en zijn drama Gudrun. Hij was nog geen 23 jaar oud. 2 juli: We zijn al bij Frankrijk ingelijfd. Op de nieuwe mechanische straatvegers van Gent staat "Ville de Gand. Service municipal"; (Gazette van Gent). 20 juli :Te Brussel overleed Jules Van der Stichelen. Hij was een tijd hoofdredacteur van de Joumal de Gand, gewezen gemeenteraadslid te Gent, volksvertegenwoordiger (1857-1870) en oud minister van Openbare Werken en van Buitenlandse Zaken. (zie Joumal de Gand van 21. 7. 1880) 26 juli : Sarah Bernhardt zal te Gent optreden in Frou-Frou in de opera. 2 augustus: De gemeenteraad keurt een overeenkomst met de Staat goed, waarbij de Staat de Voorhaven zal uitbouwen, de kosten van de onteigening zal betalen en twee droogdokken aanleggen. De stad Gent moet zorgen voor de loskranen, de hangars en magazijnen. Na de afschaffing van de doorvaarrechten aan de rijksbruggen beslist de gemeenteraad deze rechten ook af te schaffen aan de stedelijke bruggen Muidebrug, Dampoortbrug, Verlorenbroodbrug, Brugsepoortbrug. Deze bruggen werden tot heden verpacht. 15 augustus :De driejaarlijkse tentoonstelling van schilderijen wordt in het Casino geopend. 1 september : Door de provinciale kamer voor nijverheidskunsten wordt in de universiteit een internationale tentoonstelling van foto's geopend. 5 september: Heden viert Betsy, de olifant van de Gentse dierentuin, zijn vijfentwintig jarig verblijf in onze stad. Hij kwam hier aan in 1855. 242
Op zondag zal het reusachtig dier een buitengewoon kloek en lekker ontbijt krijgen, terwijl een volksconcert zal plaats hebben. 23 september : Te Gent overleed Bug. Vanderhaeghen, 51 jaar oud, uitgever van de Gazette van Gent. Na een dienst in de Sint-Niklaaskerk werd hij ter aarde besteld te Sint-Amandsberg, alwaar de hoofdopsteller Pieter Geiregat een toespraak hield. 2 october: Op de markt worden de hazen verkocht tegen 3,50 fr tot 5,50 fr.per stuk. 26 october : Ter vervanging van wijlen de Kerchove-De Naeyer, senator, wordt een tijdelijke verkiezing gehouden. Prosper Van deri Kerchove werd verkozen. Er was geen tegenkandidaat. Vanaf heden zijn de rijtuigen derde klas van de spoorwegen verwarmd, ¡ zo wel als de rijtuigen van 1e en 2e klas. Dit is een goede maatregel, die iedereen zal toejuichen. 8 november : Een eerste telefoonlijn is in onze stad ingericht, namelijk tussen de burelen en de fabriek van de heer Thienpont, damastfabrikant, Bagattenstraat Gent. 27 november : Men verzekert, dat de telefoon eerlang in onze stad als een volledige dienst zal worden ingericht en van af 1 5 december zal werken. Men zegt, dat reeds honderd personen een abonnement op de telefoon hebben aangevraagd. In de Wegwijzer voor 1883lezen we: "Deelmaatschappij van de Belgische Telefoon Bell te Brussel. Bureel te Gent : Bennesteeg 34. De dienst geschiedt dag en nacht." 6 december: De Vlaamsche Conferentie van de Balie telt thans 94leden, Meester Obrie hield twee voordrachten over het onderwerp "De Nederlandsche Rechtstaal". De lezingen verschenen als brochure. 8 december: Het is bijna zeker, dat de tweede hogeschool op de wijk Sint-Pieters zal komen op de plaats genaamd Kalleitje. Gehele blokken bouwvallige woningen en nauwe ongezonde steegjes zouden daardoor verdwijnen.. 20 december : Auger vestigt de aandacht van de gemeenteraad op de wijze van vervoer van lijkkisten van kinderen. "La façon dont se font ces inhumations est inconvenante, pour ne pas dire qu'elle est indÊcente". 23 december: Het water is begonnen met op zekere plaatsen de laagste delen van de stad te overstromen. Het water vertoont zich in het oud Begijnhof, op het gehucht van de papiermolen en aan de Overzet. In verscheidene straten van het Meerhem is de doortocht niet meer mogelijk. In veel wijken staan de kelders onder water. De wijken van Akkergem en de Koepoortkaai staan onder water. Op 29 december vememen we dat het water daalt. 243
Gezien het K.B. van 17 december 1880 wordt de zevende politiewijk opgericht. De zevende wijk bestaat uit het oud hulpbureau van de vierde wijk alsmede een deel van het derde hulpbureau. Op wereldvlak is voor 1880 weinig te vertellen. In 1880 werd koningin Wilhelmina geboren (koningin van Nederland 1890-1948) en overleden G. Flaubert en Offenbach. Zola schreef zijn Nana en Tchaikowsky componeerde zijn Ouverture 1812. Om de tien jaar onderzoeken we de evolutie van de bevolking van de randgemeenten. RANDGEMEENTEN
Gent Ledeberg Gentbrugge St.-Amandsberg Oostakker Wondelgem Mariakerke Drongen AfsnĂŠe St.-Denijs-Westrem Zwijnaarde Desteldonk Mendonk Winkel-St.-Kruis
Burgemeester
Opp.
Bevolking
Ch. de Kerchove A. Van Ooteghem G. De Guchtenaere A. Braeekman K. De Rudder K. Van Laere A. Kervijn J. Rooman G. Vervaet A. D'Haenens C. Ottoy L. Van Pottelsberge
2 317 ha 109 ha 733 ha 726 ha 1 918 ha 780ha 517 ha 2 946 ha 395 ha 623 ha 1 207 ha 622ha 629 ha 1 249 ha
131431 9 819 3 929 7 341 3 941 1674 1 548 4 705 380 1 612 2 289 1 061 354 2459
C. Mabilde
In tien jaar steeg de bevolking van Ledeberg met 3000 inwoners, in Gentbrugge klom ze met een 1200 inwoners. M. STEELS
244
Inventaire archĂŠologique - Fiche nr. 103 Op 29 maart 1899 stelde Paul Fredericq, in de rubriek "Drukken" Bibliotheek van de Stad en van de Universiteit G. 158 - XVIe eeuw (1516), in het Vlaams een fiche op over AFLAATBRIEF TE GENT GEGEVEN Wij laten hier de originele tekst volgens zonder iets te wijzigen aan de spelling : Men weet, dat paus Leo X, bij zijne bul van 25 September 1515, eene groote uitgifte van aflaatbrieven voorschreef ten bate der in opbouw zijnde St.-Pieterskerk te Rome. Reeds den 15 December van hetzelfde jaar, nam onze vorst de aartshertog Karel (de toekomstige keizer Karel V) deze aflaten onder zijne hooge bescherming in al zijne Nederlandsche gewesten. Ook de geestelijken door den Paus aangesteld om den aflaat te verkondingen nam hij te gelijk onder zijne hoede : "Ende [also de Paeus] totter exercitie ende executie van dien heift gheordonneert ende ghedelegueirt den eerwaerdeghen vadre onsen lieven ende ghetrouwen raed meester Adriaen van Utrecht, meester in de godheyt, proost van Sint-Salvators t'Utrecht ende deken van Sin te Pieterskercke in onsestede van Leuvene, als commissaris eenich ende principael, dewelcke by auctoriteyt van onsen alderhelichsten vadre hem daer inne ghegheven, [benoemd heeft] ende ghesubdelegueird diverse andere commissarissen, om tfait van den vairsereven perdoenen in te stellene, introniseren, exerceren ende executeren in diverschen plaetsen ende steden van onsen vairsereven landen," enz.
245
Die algeroeene commissaris voor de aflaten in de Nederlanden was aldus niemand anders dan keizer Karel's oud-leermeester Adriaan van Utre~ht, de toekomstige paus Adriaan VI. Lang kon hij overigens zijne zorgen aan, den aflaat niet wijden, daar hij reeds in 1516 door Karel naar Spanje, wegens belangrijke staatszaken, werd gezonden en er tot in 1523 verbleef. Nochtans had hij nog vóór zijn vertrek uit de Nederlanden met het uitgeven van zijne aflaatbrieven een begin gemaakt, aangezien hij te Gent, op 3 Januari 1516 (nieuwe stijl) het stuk afleverde, dat thans op de Gentsche bibliotheek berust en waar wij een photographisch, doch zeer verkleind fac-simile van mededeelen. Het is een blad perkament, groot Om230 in de breedte en Om145 in de hoogte, en gedrukt met gothische letter, waarschijnlijk door den Gentschen boekdrukker Pieter de Keysere. Hier en daar is in de regels eene plaats open gelaten, die schriftelijk kan ingevuld worden, ten einde den naam der personen, aan wie de aflaatbrief wordt afgeleverd, te vermelden, alsmede de datum der uitgifte. In een zeer onduidelijk schrift zijn die gedeelten op den aflaatbrief ingevuld. De namen der betrokkene personen meenen wij als volgt te mogen ontcijferen : "Dominicus van Wychuis, Barhera Zoedts (?) uxor (?) et liberj." Een Dominicus van Wijchuus was schepen der stad Gent in 1539 (Memorieboek, deel 11, blz. 127). De laatste regels van den aflaatbrief, waarvan wij de geschrevene woorden cursief drukken, luiden als volgt : "Datum Gandavy, sub sigilla nostra quo ad hoc utimur, anno Domini millesimo quingentesimo decimo quinto, mensis ]anuarij die tercia." Daarna komen twee verkorte formulieren van absolutie der zonden van Dominicus van Wychuis, van zijne huisvrouw en van zijne kinderen. Dit zeer zeldzaam drukje is, voor zooveel wij weten, het eenig overgebleven specimen der aflaatbrieven uitgevaardigd door den beroemden Adriaan van Utrecht als algeroeenen commissaris van den Paus in de Nederlanden. Cf. P. FREDERICQ, La question des indulgences dans les Pays-Bas au cammencement du XVIe siècle, in de Bulletins de l'Académie royale de Belgique, 3de reeks, deel XXXVII, n° 1 (Januari 1899), waar naar veel werken overhet onderwerp verwezen wordt en waar de volledige tekst van deze aflaatbrief afgedrukt staat.- Over den Gentsehen boekdrukker Pieter de Keysere, zie F. V ANDER HAEGHEN, Bibliographie gantoise, deel I, blz. 23-29, 101; deel VI, blz. 3, 11, 329; deel VII, blz. 1.
246
Ontstaan en ontwikkeling van de Gentse tuinbouw De belangstelling voor hofbouw en bloemenkultuur was reeds vanaf de eerste jaren van de 17de eeuw een modeverschijnsel bij de Gentenaar uit de hogere stand. Op de buitenverblijven van de aristocratie werden tuinen aangelegd waarin, naast groenten en bomen, merkwaardige planten en bloemen werden verzameld, die bekende botanici zoals Dodoens en Clusius in hun kruidenboeken uitvoerig beschreven hadden. De mooiste tuin was ongetwijfeld die van bisschop Triest, in 1624 even voorbij de Sint-Maitinuskerk op Ekkergem aangelegd. Dank zij een prachtige waterverftekeningvan C. Onghena (1831), bewaard in het Bijlokemuseum, kenden we het precieze uitzicht van deze tuin. We stellen vast dat in de omsloten hof, door kleine niveauverschillen een onderscheid gemaakt wordt tussen de lager gelegen nutstuin en de dichter bij het huis aangelegde siertuin. Een lange dreef en een evenwijdige gracht scheiden beide tuinen van elkaar. De lager gelegen moestuin bestaat uit 64 verschillende perken, gevormd door elkaar kruisende wegen, Elk perk is met een lage, altijdgroene haag afgezet; hier en daar treffen we aan de rand torenachtige bouwwerkjes aan. De_in deze perkengeteelde groenten zijn waarschijnlijk kolen, spruiten, honen eh verscheidene knolgewassen zoals aardappelen (in die periode nog een Weinig voorkomende kultuurplant), wortelen of chicorèi. De hoger gelegen siertuin is veel kleiner en vlakbij het huis aangelegd, volgens de regels van de Franse tuinkunst : de mooiste perken moesten vanuit hethuis onbelemmerd kunnen genoten worden. Vandaar dat er ook geen hoge bomen of struiken werden aangeplant. De vier decoratieve perken vertonen elk een ander motief en zijn enigszins geïnspireerd op de doolhofstructuur, weergegeven in eigentijdse modelboeken. Hier en daar treffen we een rozenstruik en bedden met verschillende tulpenvariëteiten aan; deze laatste bloemsoort was toen nog een curiosum in onze Vlaamse tuinen. De siertuin wor-dt van een kleine driehoekige fruit- en groententuin afgesloten door een rij zitplaatsen. Deze vormen, samen met de twee beelden op sokkel markante verticale accenten in de toch al levendige architectuur van deze tuin. De gehele tuin wordt aan het uiteinde van de hoofdas door barokke poortgebouwen, de z.g. portieken, begrensd. De meest voorkomende bomen in en rond de tuin zijn olmen, wilgen, populieren, notelaars, eiken en fruitbomen. De 'lusthof' van Triest werd door vele bewonderaars, hoofdzakelijk hof247
N
~ QO .
..#
....
Afb. 1. De Tuinen van Bisschop Triest, in 1624 aangelegd, naar aquarel van C. Onghena, 1831. (Foto Studio Claerhout)
bouwliefhebbers, bezocht. Hun gemeenschappelijke belangstelling en de steeds toenemende noodzaak om ideeën uit te wisselen, leidde in 1648 tot de oprichting van het Sint-Dorotheagenootschap. Initiatiefnemer was opnieuw bisschop Triest. De keuze van de H. Dorothea als patrones van deze organisatie is niet vreemd wanneer we de legende van deze heilige kennen : Dorothea, een jonge kristen vrouw uit Cesarea (Turkeije) werd in 310 omwille van haar geloof ter dood gebracht. Tijdens haar marteltocht spotte Theophilus, een stedelijk ambtenaar : "Zend mij uit de vreugdehof van uw bruidegom (=God) appels en rozen". Bijhaar dood werd hem een mandje appels en een boeket geurige rozen aangeboden. Ditgebeurde in het midden van de winter ! De H. Dorothea wordt op glasramen, op schilderijen (b.v. op het Lam Gods retabel) steeds voorgesteld met een mandje rozen aan de arm. Na Gent ontstond ook in Brusselen Brugge een dergelijk broederschap. Die verenigingen blevèn onafgèbroken bestaan tot aan de Franse Revolutie. Ze groepeerden hoofdzakelijk liefhebbers van zeldzame gewassen. De leden ervan kwamen elkjaar op 6 februari, het feest van de H. Dorothea, · bijeen. Ze woonden eerst een mis bij en versierden bij deze gelegenheid het beeld van hun patroonheilige met hun warme kasplanten. De leden gingen de verplichtingaan omander elkaar planten te verkopen en te ruilen. Wanneer onze gebieden in 1794 door de Franse legers veroverd w~rden, verbood de zeer anti-klerikale overheid alle organisaties met religieuze inslag. Ook de beroepsverenigingen vonden geen genade bij de machthebbers, en we!den niet meer toegelaten. Het H. Dorotheagenootschap werd bijgevolg eveneens ontbonden. Desondanks bleven de Gentse bloemenkwekers en-liefhebbers ~lkaars aanwezigheid zoeken. Vooral in de herbergen rond. de Coupure, in de wijk van Ekkergem, waa:r veel bloemisterijen gevestigd waren, kwamen ze regelmatig samen om de "zaken" te bespreken. · . Frascati was hun voornaamste stamlokaal. Eénvan de trouwe klanten was er Frans Van Cassel. Hij slaagde erin zijn vrienden te overtuigen de noodzaak om, in navolging van hun Engelse collega's, ook periodische tentoonstellingen en wedstrijden voor bloemenkwekers en -liefhebbers te organiseren. .. Hiervoor zou een nieuwe vereniging opgericht worden, met J. K.. Van de Woestyne als voorzitter. Deze zou losser staan van het godsdienstige dan de H. Dorotheabroederschap, en ruimer zijn dan een beroepsvereniging, want ook liefhebbers wèrden als lid toegelaten. In feite kan deze "Société d'Agriculture et de Botanique" toch gezien worden als de voortzetting 249
van
- - -- - -- - - - ···•··-------
- - - - - La pretnvre ..,po,iliD11 de Frasca.tl ,'à la q•lnqueunale de !~OS
Afb. 2. Binnenzicht van de herberg "Frascati" ter gelegenheid van de eerste bloemententoonstelling (1809) naar gravure Stadsarchief Gent. (Foto Stadsarchief)
van het 1 7de eeuwse genootschap. Het Broederschap van de H.Dorothea kreeg in 1867 opnieuw vorm, maar werd bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog opnieuw ontbonden. In 1939 werd het nogmaals ingesteld en kende tot op heden een nieuwe bloei met A. Haerens als voorzitter. Op 6 februari 1809, de feestdag van de H. Dorothea, werd de eerste tentoonstelling van de pas opgerichte vereniging geopend in de herberg Frascati : 50 planten werden er in de gelagzaal aan een enthousiast publiek getoond. Nadien werden ze er openbaar verkocht. De tweede expositie ging er door in juni van datzelfde jaar, en er was eveneens een groot succes. Hier werd de basis gelegd voor de zo beroemde Gentse Floralieën die nu met zulk een grote bijval vijfjaarlijks door dezelfde Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde worden ingericht. Van meet af aan had het bestuur van de Maatschappij het initiatief genomen een Gulden Boek samen te stellen met de handtekeningen van de voornaamste bezoekers, juryleden en winnaars van de tentoonstellingen. 250
"'-·I
)
~"-......_ _
/
/
~~XPOS~TIUN
B ' Hl\'_l..~R
( I
~ T
,
.
__..,.-
/ . ~ ( .) 1//
~..,,til( i ft_",~., I"'·-~~~-·-" ;,
.1r \.uó
•
,
'
Afb. 3. De eerste bloemententoonstelling, 6februari 1809. naar het Gulden Boek KMLP (Foto Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie )
Het eerste boek werd gebruikt van 1809 tot 1903 en is nu nog bewaard bij de KMLP. Het werd in mooi rood leder ingebonden. Talrijke aquarellen verfraaiden het tot een uniek geheel. Dikwijls werden de godinnen Flora en Ceres voorgesteld. Bloemen en kinderen waren eveneens geliefde motieven.
251
Naast de statuten van de vereniging, treffen we er de handtekeningen aan van verschillende edelen en hoogwaardigheidsbekleders, die de exposities met hun aanwezigheid vereerden. Bij deze namen werd meestal hun wapenschilden weergegeven, samen met een aanpassing van dat van de
KMLP. Zo tekende de zeer gekende Gentse burgemeester Lieven Bauwens het Gulden Boek na zijn wedstrijdoverwinning met zijn "coffea arabica" in 1809. Willem I, die optrad als beschermheer van de vereniging en hen het voorrecht toekende de titel "koninklijke" te voeren, tekende eveneens; ook de Engelse koningin Victoria vereerde de tentoonstelling met een bezoek en tekende in 1843 het Gulden Boek. Leopold I en Leopold II bezochten met hun familie meerdere malen de tentoonstellingen: hun namen zijn dan ook in het Gulden Boek te vinden. Het boek werd in 1903 door Leopold II afgesloten. Dit uniek document zal voor de laatste maal tentoongesteld worden tijdens de exp¡ositie "Gent, groen van nu en toen" die georganiseerd wordt door de Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie van de Stad Gent, van 12 juni tot 26 september e.k. in het Museum A. Vander Haegheri, Veldstraat 82. Wij hopen u daar te mogen begroeten. BEATRIX BAILLIEUL CARINE STEVENS licen riaten Geschiedenis Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie
252
· Bibliografie VITA SANCTAE COLETAE. Het gebeurt niet elke dag, ja, niet alle tienjaar,dateenin Gent bew~d verlucht handschrift uitgegeven wordt. ED.kele jaren geleden gebeurde zo'n wonder dan toch, naar ik meen voor eerste keer :Door de zorgen van Prof. Dr. A. Derolez kwam in 1968 de facsimile-Uitgave tot stand van het vermaard LIBER FLORIDUS. Van deze merkwaardige Bloemlezing, "het oudste encyclopedisch werk in de Nederlanden ontstaan" (Derolez), geschreven m het begin van de 12de eeuw, werden tot in de 16de eeuw afschriften gemaakt. [)e overgebleven exemplaren kwáfllen terecht in Wolfenbüttel (Duitsland); Parijs,Chantilly en Douai, Genua, Den Haag. Een welsprekend bewijs dat we met een uitzonderlijk belangrijk meesterwerk te maken hebben. En dat geen enkele tak van de wetenschap onverlet laat~ Niet alleen de dierenwereld én het plantenrijk komen aan bod,. maar tevens de kosmografie, de aardrijkskunde, de familie-. kunde, de geschiedenis. Zelfs degene die geen gebenedijd woord Iatijn verstaat geniet ten volle van de weergaloze illustr~ties. In maart jl. mochten we het beleven dat men:voor de t\Ve~de keer een binnen onzemuren bewaard verlucht handschrift uitgaf. Omprecies tè zijn de talrijke miniaturen waarmee het versierd is. De tekst (gesteld in hetüudfrans) heeft men maar·liefst áchtei:wegegelaten. Terecht. De titel van het werk luidt :·Vita Stinctae Coletae (Leven van de H. Colèta). Ukgevers ; . Lanno~, Tielt ~~- E.J. ;Brill, Leiden. Verleenden IJ.un meàewer- ·_ king totde uitgave: C. van Corstanje 0. F. M., die ons het leven van de heilige verhaalt (ze heette Nicolette Boellet, werd geboren te Corbie bfj Amiens in 1381, stierf te Gent op 6 maart 1447),Y."Cazau:X diehet over de rol heeft die Coleta als geschiedkundig peison~ ge~peeld heeft; J" Decavele die ons de schrijver van de Vita leert kennen ·: Pierre de Vaux; A. Derolez ten slotte diè het materieel aspect van het·manustript behandelt: het perkament, het schrift, de initialen, de randversieringen,. de miniaturen, de band. Aan.. deze Nederlandst: teksten zijn - zeer wijse-, lijk ~ integrale vertalingen toegevoegd in het Frans, het Duits, het Engels en het Spaans. Natut,ulijk vergat men nie~ het geheel te vervolledigen met een chronologie v~ Cóleta's leven. . · In de loopvan het laatste kWart eeuwkwamen hier en elders ti~tallen facsimile~tritgaven van verluchte handschriften, vooral getijdenhoeken · (livres d'heures) van de pers. Zonder uitzondering waarachtige-~ulîst werken. ik denk aan een vijftal van die juwelen die op_s min of meer aan het hardiggen. In chronologische volgo~de : . . . a/.Lès ttèsrichesheures du duc de Berry (1), Parijs, 19-70~ Verluchtdoor •·
de
253'
Pol Limburg en zijn broeders Jan en Herman. Na hun dood voltooid door Jean Colombe. Bewaard te Chantilly (Fr.); b/ Het Getijdenboek voor Engelhert van Nassau, Het Spectrum, Utrecht en Antwerpen, 1971. Verlucht door de "Meester" van Maria van Bourgondië. Bewaard te Oxford (Eng.); c/ Het Getijdenboek voor Maria van Bourgondië, die een groot gedeelte van haar leven in het Prinsenhof doorbracht, Het Spectrum, 1974. De miniaturist is onbekend. Nochtans wordt hij weleens vereenzelvigd met de Vlamingen Nicolas Spierinc of Sirnon Bening.bewaard te Wenen (Oost.); d/ De Belles heures van Jean, duc de Berry, Het Spectrum, 19 7 5. Verlucht door de gebroeders Limburg; e/ Het Breviarium Grimani (2), Brussel, 1977. Verlucht door Sirnon Bening.Bewaard te Venetië (It.). Wie hoor ik daar zeggen dat Vlaams kunstwerk niet verzeild geraakt is in al de landen van Europa ? Wat de versiering van onze VITA betreft missen die beslist het grandioze, het spectaculaire en de overvloed die al de opgenoemde getijdenboeken kenmerken. Nochtans dient aangestipt dat weinige "levens" zoroyaal opgesmukt zijn als Coleta's biogr;Ûle : 28 met prachtige randversieringen omlijste bladzijden (een ervan in onze uitgave gereproduceerd); 29 bladzijden versierd met een initiaal waaronder 6 gehistorieerde (alle 6 gereproduceerd); 25 halve bladzijden grote miniaturen (alle gereproduceerd). De eenvoudigste zowel als de meest gecompliceerde composities kunnen niet anders dan als juweeltjes gecalificieerd worden. Wat de miniaturen betreft zijn het "stuk voor stuk originele creaties, speciaal gema.akt voor de tekst vanPierrede Vaux, waarbij de (naamloos gebleven) kunstenaar niet, zoals bij andere teksten doorgaans het geval was, kon steunen op bestaande voorbeelden of op een traditionele iconografie". (Derolez) Uiteraard zullen zich weinigen aangetrokken gevoelen EENVAN DE MINIATUREN UIT DE VITA Het gebeurde niet zelden dat de schilder in één enkele miniatuUr twee (in ons geval drie) verschillende episoden van eenzelfde gebeurtenis voorstelt. Wat zeggen wil dat dezelfde personen tweemaal afgebeeld worden. _ Op de hier gereproduceerde miniatuur (Vita blz. 215) zien we (links) hoe God door interventie van een engel aan Coleta een wit koord laat geworden. Door dat gebaar laat Hij verstaan hoezeer Hij Coleta's ijver waardeert betreffende de reformatie van de darissenorde, voor welks verwezenlijking zij zich zo ingespannen had. Om het oprichten van nieuwe kloosters mogelijk te maken zendt God een andere engel naar de Aarde (midden) beladen met goudstukken die deze neerlegt op een met een rode loper bedekte tafel. Hoe kloostergebouwen opgetrokken worden zien we rechts op de achtergrond. NOTA: Wegens de met beeldhouwwerken zo mild versierde stenen pilaren stelt A. Derolez voor de anonyme schilder de naam te geven van Meester met de Zuilen. (Met toestemming van de Uitgever)
255
kennis te maken met de (Oudfranse) tekst vanPierrede Vaux. Bekruipt de lust hun wel die tekst te leren kennen, dan doen ze best U. d'Alençon "Les Vies de Ste Colette" ter hand te nemen of in de Koninklijke Bibliotheek (Brussel) een paar jaren ouder handschrift, nauwelijks geïllustreerd, dan het Gentse (Hs 10980) gaan raadplegen. Willen ze liever met de uit de Sint-Baafsabdij herkomstige Nederlandse vertaling kennis maken, dat ze dan naar de Universiteitsbibl. gaan waar ze bewaard wordt (Hs 5(20). Om tot onze VITA terug te keren :Toen de Universiteitsbibl. zich in 1966 voomam het LIBER FLORIDUS uit te geven sloeg ze bewust twee vliegen in een klap. 1° Het gehavend handschrift zou volledig gefotografieerd worden. Om dat te kunnen moesten de platten van de band verwijderd worden en het boekblok volledig losgemaakt. 2° Na afloop van die bewerkingen zou het volledig gerestaureerd worden. Wat allemaal in de beste voorwaarden gebeurde. Identiek dezelfde bewerkingen onderging de VITA. Het was Mevr. Danhieux, co-lerares boekbinden aan de grafische afdeling van het Technisch Instituut I te Gent die het moeilijk en delicaat werk tot een goed einde wist te brengen alhoewel dit werk diende te gebeuren in het klooster van de Arme Klaren dat de eigenaar is van het handschrift. De zusteroverste van het klooster had namelijk geweigerd het boek uit te lenen. Zodat alles binnen de muren van het klooster diende te gebeuren. Nu mag de volledig herstelde VITA terug staan pronken te midden van nog andere manuscripten. De G.T.-vrienden kunnen we slechts één goede raad geven : tracht zo vlug mogelijk met de VITA in contact te komen; die zal zeker in de openbare bibliotheken aanwezig zijn. Ze zullen de ontmoeting waarachtig niet beklagen. M.V.W. (1) In de herfst 1983 bezorgt de Faksimile-Verlag Luzerh een uitgave van het handschrift. Na verschijning zult u 12.000 Zwitserse frankjes (zowat 240.000 van de onze) dienen af te dokken. Bericht aan de liefhebbers.
256
Loclewijk De Vriese herdacht Op 15 april jl., de dag waarop het precies 50 jaar geleden was dat Loclewijk De Vriese overleed, deed ik (in gedachten) wat zovelen vóór mij deden en voorzeker nog zullen doen, ik doorliep de Veldstraat van het Koophandelplein tot de Korenmarkt, gewapend met een bandrecorder en een prima micro. Aan allen die ik tegenkwam vragend of ze ooit in hun leven horen spreken hadden van Loclewijk De Vriese. Behalve hier of daar, wanneer ik de hoerenchance had een oud peetje aan de klap te krijgen, bezorgden al mijn geënquetteerden mij een fameuze ontgoocheling. "De Vriese ? Is dat geen coureur ?" - "De Vriese ? Die speelde in de Gantoise. Maar dat is lang geleden." - "Ja, ja, dat was een Hollandse komiek." Alle gekheid op een stokje, ik interpelleerde enkele van mijn kennissen, weliswaar geen doorwinterde folkloristen. Geloof mij vrij, de uitslag was meer dan pover. Ontstellend. Naar mijn gevoelen een nogal geldige reden om in een paar bladzijden die rasechte Gentenaar, die Strop uit één stuk, die volleerde kenner van de Gentse ziel en de Gentse tale, aan de jonge en minder jonge jonkheid voor te stellen. Van Loclewijk Frans De Vriese (0 Gent 8 okt. 1848- t Gent 15 april 1932) kan niets anders gezegd worden dan dat hij van de wieg tot het graf een woelige geest geweest is, dat hij een bewogen bestaan gekend heeft en dat hij het schoolvoorbeeld geweest is van de onverbasterde, ongeëvenaarde, onverbeterlijke tapper van Gentse lollen. Op 15jarige leeftijd verliet hij de middelbare school om notarisklerk te worden. Niet voor eeuwig, want hij wist weldra een baan te bemachtigen in het Provinciaal Bestuur. Niet voor eeuwig, want nog voor 18 7 5 stichtte hij een drukkerijuitgeverij die uitsluitend weekbladen voortbracht. Ook kiesbladen - liberaal-vriendelijke, want onze drukker-uitgever was 257
een verwoed trekpaard van de Liberale Partij. Hoe satirieker ze waren hoe liever, zijn Dulle Griete, 1875, 1876, 1877 weten daarvan mee te spreken. Niet alleen tot dat drukken voelde hij zich geroepen, hij ontdekte, van jongsaf trouwens, dat hij bovendien een pen had die hij niet dikwijls hoefde te scherpen. Een pen die als vanzelf in woorden vermocht uit te drukken wat zijn oog waarnam, zijn oor opving, zijn hart en geest aanvoelden. Kortom hij ontwikkelde zich tot de fijnzinnigste waarnemer, de speurende spectator die de kunst verstaat de massa opgedane indrukken in een pittige, luimige, als het paste boertige, maar immer gepatenteerde Gentse "tale" te boekstaven. Wat u alleszins van onze Lode moet (her)lezen zijn zijn "Luimige Brokken, Schetsen uit het Vlaamsche Volksleven, 1870", zijn "Gentsche Spreekwoorden en Spreekwijzen, 1890, 1907, 1917", zijn "Een Wandelinksken in 't ronde van Gent, 1916", zijn "Onder de Wekkeringe, Een reesem brokskens Gentsch leven voor 't Volk bijeengegaard, 1925, zijn "Onder de Draeke, Een tweede reesem brokskens Gentsch leven voor 't Volk bijeengegaard, 1928". In 1920, sedert twee jaar met blindheid geslagen, werd hem zijn marmeren borstbeeld, een werk van Theo Soudeyns, aangeboden. Het kunstwerk heeft zijn plaats gekregen waar het werkelijk thuis hoort :in het Museum voor Volkskunde. Wat zo goed als zeker weinigen weten is dat het Museum dat bezit dankt aan ... Raad eens! Aan Prof. De Keyser. Wat er met het beeld na De Vriese's dood (1932) gebeurd is weet ik niet. Gedurende 30 jaar sluimerde het waar wellicht weinigen het een goede dag konden wensen. Omtrent 1960 zocht de Prof. mij op om mij ongeveer het volgende te zeggen : Over 14 dagen heeft er in de zaal van de "Cercle artistique et Littéraire" een veiling plaats van een keur.van kunstwerken. O.a. wordt er een borstbeeld van LodewijkDe Vrieseonder de hamer gebracht. Aangezien die man voor vrijwel iedereen een onbekende is zal het bod niet erg opgejaagd worden. Ik kan onmogelijk naar de veiling gaan. Wij moeten kost wat kost de hand op het marmer leggen. Ga er heen en breng het mee. Blijkt het dat de Bond niet voldoende bij kas is om het bedrag te betalen, het verschil zal ik wel bijpassen." Er werd inderdaad op het beeld niet ge boden zodat de Bond (of de Bond ·plus de Prof.) aan een schappelijke prijs in het bezit kwam van Louis' karakteristieke kop. LodewijkDe Vriese werd zowel tijdens zijn lang leven als na zijn overlijden meer dan eens gehuldigd en meer dan eens herdacht. Graag zouden zijn talrijke vrienden zijn zeventigste verjaardag. {1918) gevierd hebben door middel van het zoëven besproken borstbeeld. Hun wens kon pas twee jaar later in vervulling gaan. Het was de heer Paul Bergmans, hoofdbibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek die de lofrede uitsprak, een 258
eer die niet de eerste de beste te beurt viel. In 1930 zou Ladewijk op herdoens gehuldigd worden. Ditmaal waren het de Bond der Oostvlaamsche Folkloristen, het Stadsbestuur en een paar Gentse verenigingen die ter gelegenheid van De Vriese's benoeming tot ridder in de Kroonorde en van zijn tweeëntachtigste verjaardag te zijnen huize, (Krijgslaan 96) een intiem, maar zoveel te indrukwekkender huldebetoon op het getouw zetten. In 1948 zou niet een huldiging maar een herdenking gehouden worden met name de herdenking van de honderdste verjaring van de geboorte van de onverbeterlijke Strop die de Bond der Oostvlaamsche Folkloristen maar niet vergeten kon. Zoals dat hoorde moest het een doorwinterde Gentse volkskundige en actief bondslid zijn. Frans de Coster, die liefdevol en eerbiediglijk het voorwerp van de herdenking op de hem eigen manier, dus piëteitsvol, uit het vergeelde vergeetboek te voorschijn haalde. De Coster deed meer dan praten : hij organiseerde in de hal van het Stadsarchief, waar inderdaad de plechtigheid plaats vond, een tentoonstelling die een verscheiden verzameling herinneringen aan de overledene te bewonderen liet. Een manifestatie waaraan Prof. Dr. R. Apers, hoofdbibliothecaris van de Universiteitsbibl. en stichtingslid van de Bond evenals De Vriese's dochter Bertha daadwerkelijk meewerkten. Natuurlijk had ook het borstbeeld zijn plaats middeninde talrijke documenten gekregen. Men zegt dat alle goede dingen uit drie bestaan. Dat is een grove leugen want met di~ geschrijf bewijzen we dat VIER dat goede getal is. Inderdaad zetten we, of liever zetten de G.T. Ladewijk Frans De Vriese voor de VIERDE keer op een vanzelfsprekend comfortabele "pieterstal". De gewaardeerde dode herdenken ? Dat kunnen we slechts op één adequate manier, één manier hem passend: hem gewoonweg aanhet woord laten. Hem aldus in ons midden oproepend. Het was voor ons een harde dobber uit de talrijke uit zijn snedige pen gevloeide Gentse geestigheden een verantwoorde keuze te doen. Uiteindelijk hebben we drie van-aard zeer verschillend opstellen uitgekozen om door de lezer genoten, gesmaakt, gesnoept te worden : Langs de Leie, die Lodewijks liefde. voor zijn heimat verraadt; Hij had 't Lapke en Een scrupuleus Begijntje, die beide druipen van 's mans sprankelende spirit en guitigheid. · M. VAN WESEMAEL BffiLIOGRAFIE Loclewijk De Vriese : Bio- en Bibliografische Studie met een keur uit zijn werken, . LodewijkDe Vriese herdacht bij de lOOste veljaardag van zijne geboorte;O.V.Z. 1948. Eigen documentatie.
o.v.z. 1931.
259
LANGS DE LEIE (1) Langs de Albertkaai (2) komen wij aan een nieuwe straat, de Riemstraat (3) gedoopt, die links naar de schilderachtige Patijntjesstraat leidt. Men spreekt ervan eerstdaags deze straat te verbreden, de oude bomen, die er 's zomers zulke weldoende schaduw geven, te doen verdwijnen, er, in een woord, een "moderne" straat van te maken. 't Ware spijtig genoeg! (4) Wij trekken dus in de "Trianon", lief buitengoed, thans in "guinguette" herschapen, waar de kleinen mogen spelen en wentelen in het gras, terwijl de groten er allerlei spijzen en dranken kunnen vinden, aan een "civiel prijsken". Men eet er lekkere rijst- en fruittaarten. Een weinig verfrist en uitgerust, zetten wij onze wandeltocht voort. Wij nemen nu de Patijntjesstraat, rechts, en komen, langs een ietwat hobbelige kasseiweg, aan 't oud-vermaarde "Patijntje", zo lieflijk gelegen aan de boorden van de Leie. Evenals het "Snep ken", een weinig verder, is 't Patijntje, ondanks tijd en omstandigheden, recht gebleven en heeft het zijn ''vogue" weten te behouden. Nochtans, hoevele onzer gekende en gevierde, vroeger zo druk bezochte "guinguetten" zijn er, in de laatste jaren niet verdwenen ? Spreek eens aan de Gentenaars van voor veertig, vijftig jaar, van "Het Motje", van "De Zwaan", van "Den Hulstenboom", buiten de Brugsepoort, van ''Den Karpel", "Den Hazewind", "De Bruiloft", "De Zwaantjes", buiten de Keizerpoort, van "Het Maagdeken", buiten de Dampoort, van "Den Zwarten Hond" of ''De Warande" te Gentbrugge, waar er op de vermaarde kennis van die gemeente, drie dagen lang gedanst en gesprongen werd, tot laat in de nacht. De lekkerbekken, de "snĂťrpĂŽren" wisten 't wel : al die oude guinguetten, en ook nog wel de thans bestaande, hadden ieder hare specialiteit. "Het Strop", buiten de Heuvelpoort, sinds.lange jaren verdwenen, was, voor honderd jaar, het "rendez-vous" van de "high-life" -de "fijne lui" zoals men in Holland zegt-. Men ging er "gebakken blieken" eten. "Het Motje" op de steenweg van Gent naar Drongen, aan de Leie gelegen, was gekend voor zijn "waterzooi". In "Den Hulstenboom", buiten de Brugsepoort, langs de weg naar Mariakerke, at men een smakelijke "mus hespe". Heden-ten-dage, kennen alle liefhebbers de "Matelotte" van het "Pavillon de la Lys" en de fijne "gerooste paling" uit de "Vledermuis" : ge riekt hem van verre ! Meestal deze guingetten zijn weg, weg ge~jk weggevaagd. Tekenen des tijds ! Nu is 't uit en amen, wij trekken naar huis. Onderwege vraag ik aan mijn vriend : "En wat zegt ge van ons wande260
linksken in 't ronde van Gent ?" Zijn antwoord is kort en welsprekend: ''Wanneer herbeginnen wij ?" Tot hem, evenals tot de "geëerde" lezer, en tot de ''vriendelijke" lezeres, zeg ik : "wij herbeginnen als ge wilt en waarheen ge wilt. Naar "'t Staaksken" te Mariakerke, naar "Den groenen Boomgaard" of "Het Heilig Huizeken" te Drongen, naar "Den Bierstal", te Vinderhoute, of bij "Baasken Janssens", in het "brughuis", te Heusden, aan de Schelde. Gij hebt maar te kiezen. Alles herinnert ons daar aan het oude Gent. Dààr vinden wij alles terug waaraan de Gentenaar van den echten stempel prijs hecht : de Gentse sprake klinkt er oppermachtig, de bediening is er Gents, men kookt er de goede gezonde Gentse keuken en de drank is er overal van de oude Gentse "seeve". (1) (2) (3) (4)
Uit Een Wandelinksken in 't ronde van Gent Nu Gordunakaai Nu Roeispaanstraat Hetjaar nadien was de gevreesde modernisatie een voldongen feit.
HIJ HAED 'T LAPKE (1) In die tijd was graaf Karel de Kerchove- grootvader van de tegenwoordige gouverneur - burgemeester van onze goede stad Gent. Hij bekleedde dit ambt tot elks voldoening, tot in 1882, jaar van zijn overlijden. Naar loffelijk gebruik gafhij alle jaren een groot bal in de zalen van de Franse comedie, wat veel verteer verwekte en de Gentse handel deed leven. Van tijd tot tijd gafhij ook een groot diner ('n smeir, zoals men in Gent zegt), waarop allerlei hoge mannen geïnviteerd werden :politieke kopstukken, militaire overheden, de heren van 't paleis van Justitie, van de Universiteit, enz. Ook enige "gazetkrabbers" werden beurtelings uitgenodigd. Men moet met die mannen wel staan, men kan ze immers alle dagen no~g hebben. En zo ontving op zekere keer onze vriendNapoleon Destanberg een invitatie. Hij was daar oprecht gelukkig over. Niet voor hem persoonlijk want hij was de nederigheid zelve, dat is gekend. Maar het was een eer voor zijn gazette, voor zijn "Stad Gent", het dagblad waarin hij jaren lang in dicht en in ondicht, met zoveel talent de. volksrechten verdedigde. Toen hij echter vernam dat men op het diner van de burgemeester in grote tenue moest zijn : "En habit et en cravate blanche", zat hij een beetje in neste. Want een habiet bezat hij niet of had er nooit een bezeten. Hij liep jaar in jaar uit, in de zomer als in de winter, op hoogdag en op weekdag, altijd in hetzelfde kostuum c~mplet, met 'n lange brede overjas er rond, de slappe hoed in de nek en de eiken wandelstok onder de arm; men kon hem zo uitschûderen. En zo werd hij geboetseerd, ten
261
voeten uit, door een van zijn vrienden, de verdienstelijke beeldhouwer Isidoor Dubrucq (2) al te vroeg aan de Kunst ontrukt. Dit beeld - een echt meesterstukje - werd op miralmleuze wijze teruggevonden in een nederig boerenhuis te Waarschoot, en door de vindergelukkiglijk een kenner - geschonken aan ons stedelijk Museum van Oudheden. Het wordt daar zorgvuldig bewaard.... ; Destanberg bezat dus geen habiet. Hij krabde achter zijn oor en klaagde er over bij zijn vrienden der redactie. Felix Boone, de hoofdredacteur van de gazette, een goede ziele, stelde hem gerust. "Pol", zei hij, "ge moet er nie mee inzitten. 'k Zal1 mee plezier voor die dag mijn "staele penne" lenen. Z'es bijkans nog spek splinter nieuwe; ge zilt gekleed zijn lijk 'ne fies (fils). 'k Ben wel een beetje grûuter en struiser of ge gij, maer 't en steekt op geen andjuunpelle, daar 'n zal niemand op letten." Zo gezeid, zo gedaan. Op de gestelde dag trok Destanberg naar het huis van de burgemeester, die op de Burgstraat woonde. Hij zwom letterlijk in het habiet van Felix Boone; de "flankaars" kwamen bijna tot aan zijn hielen. Aldus toegetakeld werd hij ontvangen door de vrouwvan de burgemeester, een zeer lieftallig mens, die voor ieder geïnviteerde een minzaam woord over had. -Wel gekomen, Menheer Destanberg, zei ze met een vriendelijk knikje. Maar toen zijvervolgens onze vriend aandachtig bekeek van aan het hoofd tot aan de voeten, schoot zij in 'n grote lach. -Wel, wel, Meneer Destanberg, sprak ze, uw pittaleirken is u een beetje op 't wijdste gemaakt. Destanberg 'n was op zijntongeniet gevallen. Hij haed 't lapke, en zijn antwoo.rd was seffens gereed: -Pardon mevrêwe, lachte hij, ge zîlt da nie meer zeggen aes e kik van tafel gae! (1) lapke =tong: ij kan zijn lapke nie stilêwe (niet zwijgen); 't komdal vandavuil lapke (kwaadzeggerij); ij êe 'n tonge van lijntses; ij êe de mulle; ij 'nes op zijn tonge nie gevallen; ij geevdem 't stuk in d'hand. (2) Dubrucq maakte niet alleen het praalgraf van Destanberg (1877; arduinen afgeknotte pyramide met wit marmeren portretmedaillon van de volksdichter), ook de monumenten van Emmanuel Spanoghe, Karel Ondereet, Pierre van Eenaeme, het echtpaar Louis Minard-Van Hoorebeke en de familie Carelsdragen Dubrucqs naam.
262
EEN SCRUPULEUS BEGIJNTJE Geheel het begijnhof stond overende. Het was een over en 't weer geloop zonder weerga: de begijntjes holden van 't een couvent naar 't andere. Al de deurkeus gingen standvastig open en toe. Het geleek 'nen oprechten bieënzwerm. Daar in het vreedzame begijnhof waar het gewoonlijk zo eenzaam en stil is als op een kerkhof, was het nu alleven en rumoer. Men kon er zich geen gedacht van geven. Wat mocht er toch wel gebeurd zijn ? Al de begijntjes zagen er triestig, verbêwereerd uit, sommigen hadden tranen in heur ogen. Zij spraken tot elkander al fluisterend, al vezelend. Zij deden gebaren van ontsteltenis, van compassie. Sommigen staken de handen wanhopig naar omhoge, anderen hoorde men klagen: - Och Here ! och Here ! Het kerksken zat vol biddende maseurkens, paternosters, rozenkransen, schietgebedekens werden gelezen, kruiswegen werden gedaan, dikke keersen aan O.L.V. geofferd, bedevaarten naar Lourdes ondernomen. Ja, wat mochter toch eigenlijk wel gebeurd zijn ? Iets schrikkelijks, iets onverwachts, iets ongewoons, iets dat de ergste gevolgen kon hebben. Iets dat geheel het begijnhof 't onderste boven stelde. De Eerwaardige Moeder-Euverste lag al negen dagen, negen volle dagen te bedde ... met eenverstoptheid ofte constipatie. Zij jammerde, kermde, en klaagde om een stenen herte te doen breken. De docteur van 't begijnhof werd geroepen. Er werden pillekens, poeierkeus, purgeerfleskeus genomen, "pinnekens" gezet : al boter aan de galg! Niets verroerde, niets bougeerde. Meneer de docteur, die nu twee keren en soms drie keren per dag de zieke kwam bezoeken, was t'einde raad. De negende dag, toen niemendalle baatte en al die medicijnen zoveel hielpen als een plaaster op een houten been, kwam de docteur tot het besluit dat er "consult" moest gehouden worden. Het was dus erg, zeer erg. Een professeur van de Universiteit die juist in de gebuurte woonde, een mens geconfijt in den Here, werd er bij geroepen. De docteur van 't begijnhof explikeerde in 't lang en in 't breed, van naaldeken tot draadje, wat er al beproefd was om Moeder-Euverste te verlossen. Daarna spraken de twee geleerde bollen lange tijd plechtig geheimzinnig te samen, en de conclusie was : er bestond maar één middel tot genezing:
263
Moeder-Euverste moest een lavement gezet worden. Maar geen gewoon ''lavement", ziet ge. Een "lavement" dat maar in de uiterste nood voorgeschreven wordt, ridder of mis. Een "lavement" van zuiver zeepzap en zó heet als 'n mens het maar verdragen kan. 't Was pijnlijk, 't was lastig, maar ~ aux grands maux les grands remèdes - zoals de geleerde professeur zei. Alleen op die manier kon Moeder-Euverste gesauveerd worden. Al de begijntjes stonden in het eauvent van maseur Ursula met kloppend herte op de uitslag van het "consult" te wachten. Ze zagen Moeder-Euverste toch zo geeme. Het was zulk een braaf mens. En toen meneer de docteur met het groot nieuws afkwam, haar verzekerde dat alles met de hulpe Gods goed zou aflopen, daalde er weer hope in haar maagdelijk herte. De tranen werden afgedroogd. En velen dier geestelijke dochters liepen haastig naar het kerksken om te bidden en te smeken dat O.L.V. hare bede zou verhoren en Moeder-Euverste verlossen van alle pijn en smerten. Maseur Ursula, ene der oudste van de hoop, vroeg nu aan meneer de docteur wie er die operatie op zich zou nemen. -Geen ziekendiensterigge, geen spinnesse, geen zwarte zuster, was het antwoord. Het is te delikaat. Meneer de professeur heeft mij wel op 't herte gedrukt, dat IK dat zelf moet doen en niemand anders dan ik. Meest al de begijntjes, die precies van gisteren niet waren en in geen klein gerucht verschoten, vonden er geen graten in dat Meneer de docteur zich daarmede gelastte. Maar een jong begijntje, maseur Cecilia, die maar onlarigs geprofest was, en nog zo onschuldig als een kindeken pas van zijn moeder geboren, werd rood van schaamte. Zij sloeg haar handen veur haar ogen toen zij er op dacht dat de Eerweerdige Moeder-Euverste de sekreetste delen van haar lichaam voor een mannenmens zou moeten bloot leggen. De andere begijntjes lachten haar vierkan dg uit. Ze zeiden haar dat zulks alle d:igen ge beurde, dat er daar geen kwaad in bestond, dat zulks docteurs-werk was. Maar maseur Cecilia wilde geen reden verstaan. Zij mompelde iets van onkuisheid, van zondigen tegen het zesde gebod, enz. Al met eens sprong zij recht. En zonder van "iets te gebaren" was zij de deur uit, de grote koer over, de straat op. Zij liep 'nen winkel binnen. Geen tien minuten nadien kwam zij terug met een vel gedrukt papier in haar hand. Zij stak het blijgezind in de hoogte. -Wat is dadde ? vroegen de begijntjes curieus-verwonderd. -Dat is een "zeintje-wolle", de historie van Duimken, zei maseur Cecilia, 264
terwijl zij het blad op de tafel openlegde. -En wa wilde daar mee uitsteken? vroeg men haar. -Wij zullen dadde op Moeder-Euverste heur achterste plakken. Binst da Meneer de docteur heur een ''lavement" zet, kan hij hem amuseren mee naar de "zeintjes" te kijken; hij 'n zal azuû geen slechte gedachten hên!!!! (Uit Onder de Wekkeringe)
Onze Gentse keukenrubriek (vervolg) HARDE MASTELLEN ALS GENEESMIDDEL Wanneer de kleine, bij erge hitte een beetje last kreeg met te goedgeefse darmen, waar kon men een beter geneesmiddel vinden om het zaakje "te stoppen" da:n met een goed glas oude rode Bordeauxwijn met een "echte" goede harde rnastelle er in gekookt, met een ferme lepel cristallisésuiker in ? Onfeilbaar was 't. Op conditie dat het een rnastelle was van bij haren bakker, beweerde tante Mele. Strijdlustig had Keukenpiet het dadelijk over een : SEDOTJE Niets zo onfeilbaar voor kinderen, zwakke jongeren of in het sukkelstraatje geraakte oudjes, of èensedotje, betoogde Keukenpiet, en hij legde uit : een glas goed oud bier, da:irin de dooier van een ei gekl11tst, een goede schep bruine (of meul-)suiker er in geroerd en 's avonds :W; avondmaal warm opgediend met een harde rnastelle "van bij mijnen bakker". Een primaversterkende oude remedie, zo beweerde hij. -"Warm opgediend!" riposteerde tante Mele. :-"Goed om het eial te doen "kappelen". Neen. Koud en goed fris, dat is een echt sedotje. 't Zwaard was gen.:okken. De harde woorden botsten tegen elkander aan tot tante Mele "in een koleire" de opperste vernedering uitte aan het adres van Qiide Keukenpiet : "maor waverstand hêdde gij van gekookt eten, gij, die nog niet weet dat Waterzooi van kiekens- iedere man zijne veugel (en nie zijne vleugel) 'nen Gentsen pl~t es ?". Waarop Keukenpiet losharste: "als gij hettoch zo goed weet, ehwel vertel het zelve !". Dat riep hij reeds met de deur in de hand, gereed om het strijdperk te verlaten, wat aan een vlucht geleek. - "En goe weten !". Zo nam tante Mele de strijdbijl op "en mee meer dan een recept !" En zo krijgen wij niet van Oude Keukenpiet maar van Tante Mele: 265
DE GENTSE WATERZOOI VAN KIEKENS (ELK ZIJNE VEUGEL) Men neemt jonge graankiekens (is dus in eerste aanleg een lenteschotel) in de helft gesneden (zodat het waarlijk is : iedere man zijnen halve veugel). Van die kiekens snijdt men eerst en vooral af : de kop - vooral met de kam-, de hals, het hart, de lever, de gepelde maag en de poten. Dit alles na flink gespoeld en gekuist te zijn komt terecht in een goede ouderwetse kastrol van grootmoeder, wordt goed overdekt met koud water; daarbij voegt men de kruim van een snee brood, het wit van een selder, het wit van twee poreien, een ajuin, een laurierblad, goed peper en zout, en vooral twee of drie peterseliewortels. Het is vooral de peterselie die in het geheel moet doorsmaken, juist als bij de waterzooi van vis. Deze hoeveelheden zijn min of meer voor één treffelijk kieken voorzien. Men laat dit "bouillon" heel langzaam in de kook komen, en dan maar "bronselen" gedurende drie uren. De langzame kook is als het stoven voor de Gentse stoverij en het koken van de Gentse Hutsepot de deugd van het gerecht. Volgt nu het doorsteken van Men neemt jonge graankiekens... het geheel door een fijne zeef. De nu bekomen smaakvolle potage wordt weer in de kook gebracht en daarin laat men nu de kiekens gaar komen : twintig à dertig minuten zijn daartoe voldoende naar gelang de ouderdom van het kieken. Enkele minuten vóór het opdienen (een vijftal) wordt daar nu nog een flink stuk boter bijgevoegd, en het geheel wordt warm opgediend met goedgeboterde sneedjes brood! Met een zekere neerkijkende halfvernederende blik voegde tante Mele er nog bij: De moderne tijd met zijn tegemoetkoming voor gemakzuchtige of tijdsparende dametjes zal ook opgeven dat men het bouillon kan bekomen door een twintigtal minuten koken in een nieuwerwetse kastrol met drukking en het doorsteken kan gebeuren door een "passe-vite" (de ultramoderne vrouw van mijn loodgieter spreekt van haren "rase-vite"), maar voor mijn hart (dixit tante Mele) vivan de oude goede soepketel van mijn "gruutse". En nu smakelijk eten.
266
REACTIE Niet schrikken, lieve lezeressen en achtbare lezers, wij zijn hoegenaamd niet zinnens ons op het hellend vlak van de politiek te begeven; het woord reactie geldt alleen om te spreken over de opmerkingen ofte bemerkingen die onze voorgaande rubriek, gij weet wel : iedere man zijne veugel, teweeg bracht, zodat ik best natuurlijk had geschreven : reacties. De eerste kwam (moet ik het zeggen ?) van Keukenpiet zelf : 't was een slim voorwendsel om weer binnen te geraken na zijn weinig roemrijke uittocht van vorige maal. Zijn opmerking (en zij is niet ongegrond) is dat in ieder spijshuis dat zichzelf respecteert, de waterzooi van kiekens niet met brood wordt opgediend, maar wel met enkele niet te grote gewoon gekookte en afgegoten (de Gentenaar zegt overgoten) aardappels (in keukenboekterm "pommes nature" genoemd). Dit schijnt zeer logisch als men denkt dat waterzooi een feestdis is en in vroeger tijden, meer dan nu de aardappel het (vullend) hoofdelement van voeding van de volksmens uitmaakte. Maar Palmares moet heel wat gelezen worden en zeker invloed hebben bij de mensen. Ik geloof dat de helft van de dames uit mijn gebuurte de week na het verschijnen van Palmares waterzooi van kiekens bereid hebben. En 't was wie bij de poeldenier of in: de "zelfbedieningswinkel" uit de gebuurte het meest zijn eigen "plat" zou opgehemeld hebben, met een finesse van zus of een verbetering van zo. Zelfs fijne beschuitjes en room van melk kwamen er bij tè pas. Nu, elk zijn meug, en wij geven vóór alles de ouderwetse (volks)-keuken weer. 't Was de gelegenheid om oude Keukenpiet nu eens het recept te laten geven van: (wordt vervolgd)
267
Vraag en antwoord In verband met de 2 ongelijke torens aan de hoofdingang van de St-Jacobskerk, ontvingen wij van de Heer Rudy Van Elslande het volgend antwoord: Wat uw vraag betreft in het tijdschrift wil ik u wel inlichten in verband met de stijlkenmerken en waarschijnlijk valt ook daar het verschil te zoeken. Voor het eerst wil ik opmerken, dat het hoofdportaal tijdens de restauratie tussen 1870-1906 o.l.v. A. Van Assche een neo-gotisch uitzicht kreeg en niet de oorspronkelijke 12de eeuwse vormgeving. De tweè westtorens, nadat ze ontdaan waren van hun 18de eeuwse plamuurlaag, bleven tijdens de restauratie hun oorspronkelijk uitzicht behouden, met uitzondering van de mijterbogige afwerking bovenaan de blindnissen. De linker-westtoren heeft een (gerestaureerde) bekroning zoals we deze aantreffen bij deromaansekerken in Normandië. De vorm van de toren (en de oorspronkelijke kerk) werd sterk heinvloed door de Doornikse kathedraal. Vanuit Doornik kwam Óok de hardsteen, die men daar in de steengroeve op maat kapte. Het was verstaanbaar dat veel ornamentiek bij de gebouwen niet te pas kwam. De stenen werden vervoerd langs de Schelde. De vorm van de spits is dus volledig aangepast bij de 12de e. vormgeving van deze toren. De bekroning van de rechter-westtoren is niet opgetrokken in Doornikse hardsteen, maar in Balegemse zandsteen. Deze zandsteen werd in blokvorm vervoerd naar haar bestemming waar ze gekapt werd. Daar zandsteen zich veel gemakkelijker laat bewerken, gaf dit aanleiding tot een verdere detaillering in de versiering. Het verschil tussen hardsteen en ledesteen is duidelijk op te merken aan de kleur van de materie. Zandsteen wierf men aan in de 15de eeuw en is kenmerkend voor de Brabantse-gotiek. De vormgeving van deze bekroning is authentiek. In de 15de e. breidde men ook het koor uit met een kooromgang en transkapellen. Was de toren in de 15de e. onafgewerkt of vernield (brand) of heeft men enkel deze toren bekroning aangepast aan de nieuwe smaak (wat zeer onwaarschijnlijk is) ? Het verschil tussen de 2 torens is, dat de linkse de oorspronkelijke vormgeving behouden heeft (12de e.), terwijl de andere een vormgeving heeft die kenmerkend is voor de 15de eeuw. Mevrouw Hilaire Dewulf speelde ons een tekst door van Kervyn de · Volkaersbeke, daterend van 1864-1865. De origine van deze tekst is ons niet duidelijk. Hij komt alleszins niet uit 268
het gekend werk "Les Eglises de Gand", maar werd geschreven 7 jaar na het verschijnen van dit boek. Links staat de originele Franse tekst, rechts staat een Vlaamse verta.llng. Uit deze tekst laten wij enkele uittreksels volgen zonder iets te veranderen aan de spelling. Wij-gunnen onze lezers het plezier kennis te nemen van de manier waarop de Nederduitse taal hier bedreven werd meer dan honderd jaar geleden. "Kan men nauwkeurig den tijd bepalen toen deze kerk opgetrokken werd ? Geenszins, en het gezegde des ridders Dierlex in het begin dezer eeuw, dat men nooit den tijd des stichting zouden kunnen vaststellen, is nog niet gelogenstraft. In 1858 zegden wy ook dat het eerste ontstaen dezer kerk ons een geheim gebleven was, en men mag er byvoegen dat tot hedendaegs den sluijer die het bedekt voor niemand is opgeheven. Het is door den stijl desgebouwsen den bouwtrant eeniger der oudste deelen, dat het mogelijk is het tijdvlak der stichting vast te stellen." Verder nog: "Nochtans levert Sinte Jacobskerk, zooals zy heden bestaet, nog schoone gedeelten van romaenschen bouwtrant, in de ondermuren van den middentoren en in de twee torens, die den voorgevel bezetten, vooral in dien ter rechter zyde der deur. De geleerde oudheidkundige Schayes schrijft als volgt in het werk MÊmoire sur l'architecture ogivale en Belgique : Sinte-Jacobskerk behoorde oorspronkelijk, even als Sint Nicolaeskerk, tot den overgangsstijl, maer uitgezonderd de toren en eenige overblijfselen des ouden voorgevels, heeft het uitwendige dezer kerk zynen eersten bouwtrant verloren. Ter beide zyden der groote deur, ryzen nog twee romaensche torentjes; het een met een dak in vier vlakken gedekt, het andere met een spitse naelde, die met haken omzoomd is. Dezelfde schryver, na nogrnaels deze kerk onderzocht te hebben, zegt dat hy de zekerheid_heeft bekomen dat zy-oorspronkelijkin den romaenschen stijl was opgetrokken. . De rechte toren des voorgevels- schryft hy--.,. had langs elke zyde vijf vensters in ronde bogen, heden toegemetst, boven welke nog drie breedere romaènsche vensters bestonden, door een kolarmetje in twee verdeeld. Aen de vensters des linken torens bemerkt men slechts een valschen schijn van ogieven. By ene eerste aenschouwing heeft M. Schayes gedacht dat een der oudste torens des voorgevels niet hooger dan in het overgangstijdvlak mogt geplaetst worden; maar verscheidene jaren later, na een grondig onderzoek, bekent hy dat hare stichting inderdaed opklimt tot het romaensch-bizantijnsche tijdvak, gedurende welcke tijdruimte die grootsche basilieken oprezen, verhevene gestichten, waervan de domkerk te Dornik ons het
269
schoonste toonbeeld levert." Wij danken oprecht de Heer Van Elslande en MevrouwDewulf voor hun interessante bijdrage, maar... blijven nog steeds met volgende vragen zitten: Bestond de ongelijkheid tussen de 2 torens reeds in de 12e eeuw ? Zo ja, waarom? Zijn er iconografiSche documenten bekend waarop de St-Jacobskerk afgebeeld staat met 2 gelijkvormige westtorens ? Vraag van de Heer G. Walraedt. Sedert het vernieuwen van de spits van het Belfort heeft men de vier torenwachters op prachtige wijze heraldisch geschilderd, en dit is nu juist mijn vraag: ''Welk is de betekenis van ieder der vier ?"Ik heb de vraag gesteld op het Bureau voor Toerisme waar men mij, na zoeken, verwezen heeft naar de Lakenhalle. Niemand kon mij een geldige uitleg geven, sterker nog, ze wisten niet dat de vier wachters verschillend voorgesteld zijn. Ik ben er zeker van dat het hier niet gaat om een loutere versiering, maar de uitvoering van de Heraldiek der wachters gesteund is op documentatie. Misschien kan iemand daar meer over vertellen ? Tweede vraag van de Heer Walraedt: Ik zou in de mate van het mogelijke de beschrijving willen bekomen van de details van het Huis der Metselaars op de Graslei, in het bijzonder het opschrift (In) Den Engel en de vier persannages welke daarboven zijn afgebeeld.
OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen, aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift 'Ghendtsche Tydinghen', doen wij beroep op uw medewerking, om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding, voor deze vriendendienst, kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhofhuis nr. 46, Sint-Amandsberg) alle zondagen, van 10 tot 12 u. Het DC. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u vooraf voor uw geste. De bibliotecaresse, mevr. Van Geluwe-Eggermont A. 270
Tentoonstelling Leon Sarteel Ieder jaar organiseert de "Dienst Culturele Animatie" van de Stad Gent een grote retrospectieve kunsttentoonstelling waarbij de schijnwerper gericht wordt op artiesten van eigen bodem.
"Moeder en twee kinderen" van Leon Sarteel (Foto G. Van Damme)
271
Deze Dienst was dit jaar bijzonder goed geïnspireerd in haar keuze , zij het dan ook dat deze keuze wel zeer voor de hand lag : Leon Sarteel, een van onze knapste beeldhouwers die 100 jaar geleden te Gent geboren werd en 40 jaar geleden alhier vrij plots overleed. Ook de plaats van deze tentoonstelling is goed gekozen : het Kasteel Borluut te StDenijs-Westrem. In 1915 kreeg hij immers opdracht om voor dit kasteel 2levensgrote beelden te maken in Franse steen, Flora en Pomona voorstellend. Zij bevinden zich nog steeds op de pui aan de voorgevel van het kasteel. Sarteel heeft trouwens verschillende jaren in St-Denijs-Westrem gewoond. Deze tentoonstelling, die zeker de moeite waard zal zijn, zal doorgaan van 16 october tot 14 november 1982. Voor meer details over het leven en werk van deze -ten onrechte -te weinig bekende kunstenaar, verwijzen wij naar het artikeltje dat verscheen in "Ghendtsche Tydinghen" - 1979 - N° 6 - p. 341-343. De foto van het beeldhouwwerk "Moeder en twee kinderen" komt niet voor in de catalogus die zal uitgegeven worden ter gelegenheid van deze tentoonstelling. Zij is een beetje een primeur voor "Gh. Tyd." Zij werd zeer bereidwillig ter onzer beschikking gesteld door de dochters van Leon Sarteel die wij hier graag van harte danken.
H.C.
272
Lezers schrijven ons Verschillende lezers hebben gereageerd op het artikel van de Heer Lode Hoste over de "Gentse Garde-Civiek". Daar zijn wij zeer blij mee. Het is goed dat onze lezers ons schrijven. Dit is een vorm van actieve medewerking waar iedereen van profiteert. De som van kennis die onze leden bezitten over het Gent, laat ons maar zeggen van de laatste honderd jaar, is waarlijk ongelooflijk. Dat hebben wij al vele malen kunnen merken in gesprekken die wij met hen hadden. Maar de meesten beperken er zich toe deze kennis te bezitten ... Deze gaat dan reddeloos en voor altijd verloren met hun verdwijnen; Slechts weinigen kunnen de inertie overwinnen om iets daarover op papier (of magnetische band) te zetten. Wij zouden ons bijzonder gelukkig achten mochten onze leden de gewoonte kunnen aannemen ons regelmatig te schrijven om hun herinneringen mede te delen over Gentse personen, verenigingen, toestanden, enz. enz. Dat men niet te vlug denke dat dit details zijn zonder veel belang. De "petite histoire" is altijd veel boeiender dan "la grande" en geeft ons meestal een zuiverder beeld van de werkelijkheid. Eventuele correcties of aanvullingen op artikels zijn altijd uiterst welkom (niet het minst voor de auteur van het artikel). Maar daar moet het vanzelfsprekend niet toe beperkt blijven. "Ghendtsche Tydinghen" is het orgaan van AL onze leden en het zou goed zijn dat dit duidelijk tot uiting komt in de inhoud van ons blad. Wij hopen dus dat "Lezers schrijven ons" een vaste rubriek moge worden in "Gh. T." Van Ir. Francis Leys ontvingen wij het volgende schrijven : In het laatste nummer van GH. Tyd. van 15/5/82las ik met belang en plezier het artikel van heer Hoste over de "Garde Civique". Hetdeed bij mij vele herinneringen herleven. Het is daarom dat ik verwonderd ben bij het lezen van het einde van zijn relaas, blz. 124 .. hij zegt : ''Toen in 1914 de oorlog uitbrak was de garde civique volledig uitgerangeerd. Ze behoorden tot de Geschiedenis". Hier is de documentatie van Heer Hoste zeker ontbrekend. Ik ben geboren in 1903 en tot 1914 heb ik zeer goed gardes-civiques gekend. Alhoewel ik nog zo jong was heb ik vele herinneringen. Mijn vader was garde-civique zonder graad. Ik heb hem menige zondagen "in tenue" zien vertrekken voor de oefeningen. Hij was er nooit gaarne bij. Ik weet nog dat hij werd opgeroepen wanneer er stakingen waren en ik heb hem nog "pistolets" gebracht in de koer van de fabriek de Hemptinne 273
in de Keizer Karelstraat, waar hij met al zijn makkers zijn soep aan het eten was met als tafel de opgestapelde kolenblokken. In 1914 werden de gardes-civiques opgeroepen en moesten zij wachten verzekeren. Gedurende een nacht heeft zelf een garde-civique, op wacht aan het Feestpaleis in het park, geschoten en de kogel kwam terecht in een der salonvensters van mijn huis Leopoldlaan en een eiken buffet werd geschonden door de kogel die in de muur terecht kwam. Mijn vader deed de wacht op het goederenstation van Merelbeke. Problemen ontstonden met de Duitsche invaller. Ze zegden dat de gardes-civiques "francs-tireurs" waren en geen soldaten. Ik denk dat iD. zekere steden zelf daardoor echte drama's ontstondenin vele gevallen werden de gardes-civiques in voorposten aan de verdediging toegevoegd. Is het monument op de weg Gent-Aalst te Brembodegem (1) rechtover de oude molen niet geplaatst in nagedachtenis van een oorlogsfeit met gardes-civiques ? Ik weet dat mijn schoonvader - Dr Georges Leboucq, ook garde-civique, in een geval betrokken werd bij een verdediging aan de Leie te Winkel St Kruis (2) De gardes-civiques bij de aankomst der Duitsehers in 1914 moesten natuurlijk hun wapens afgeven en uniformen doen verdwijnen. Gezien ik nog geen elf jaar was in 1914 bij het uitbreken van de oorlog heb ik natuurlijk maar enkele, maar zeer duidelijke herinneringen. P.S. Zonder zeker te zijn denk ik dat er gardes-civiques in bevolen dienst als slachtoffer zijn gevallen onder de duitsche kogels gedurende de gevechten van augustus eri september 1914. Dan hebben deze zeker recht op een plaats in de geschiedenis. NOTA'SVAN G. HEBBELYNCK (1) Lees Oordegem (2) Waarschijnlijk St.-Eloois-Winkel
Ook de heer Léopold Eliat heeft ingehaakt op hetzelfde artikel. Hij schrijft ons : "Uw artikel over de "Garde-Civiek" heeft mij geamuseerd en geïnteresseerd. Mag ik u in dit verband melden dat, vóór de oorlog van 14-18, de Gentse "gardes-civiques" gingen oefenen op het Casinoplein ? Alhoewel wij toen nog zeer jong waren, beleefden mijn broers, mijn zuster en ikzelf veel plezier bij het gadeslaan ervan. 274
Destemeer omdat er onder hen verschillende gekende Gentenaars waren, zoals bvb. de boekhandelaar Mr. Van Goethem, die wij goed kenden omdat wij bij hem onze klassieke boeken gingen kopen. Er waren nog vele anderen aan wie wij -vanuit het venster van onze woning- met de hand "bonjourkes" toezwaaiden, maar wegens mijn leeftijd op dit ogenblijk en het feit dat het 70 jaar geleden is, kan ik mij sp~jtig genoeg de namen niet herinneren. Werd, éle "Garde-Civique" in 1914 niet ingelijfd bij het leger en werd zij niet belast met de verdediging van Gent toen de Duitsers de stad naderden?"
Van Dr. Paul Huys ontvingen wij volgend schrijven: In ons artikel ''Over rosmolens en burenhinder" ( "Ghendtsche Tydinghen" van 15 mei 1982, llejrg. 1982, blz. 128-129) hadden wij enige moeite met een juist begrip van de volgende passus : "alwaer wij bevonden hebben jegens denzeiven gemeenen separatiemuur eenige lackaerissen van eenen Mercurius wijnckel ".De direkt voor de hand liggende verklaiing, nl. "lacarissè" of "lacrisse" = zoethout, kalissehout (een wortelachtige plant) bleek nochtans geen bevredigende oplossing te bieden. Natuurlijk niet... We hadden moeten denken aan een ander woord dat oudere Gentenaars nog kennen, nl.lokarissen, waarmee de rekken of "rayons" van een winkelinstallatie aangeduid worden (zie het Gents Woordenboek van L. Lievevrouw-Coopman, herdr. 1974, dl. 2, blz. 801 s.v.lokaarze =vakkenkast, lokaris; zie ook het Middelnederlands Woordenbóek van Verwijs en Verdam, dl. 4, blz. 740 s.v. lokaris = gesloten kastje, naar Oudfr. locaire, uit Mlat. locarius oflocarium). We danken de heer Jules Waeri, die ons op de juiste betekenis opmerkzaam maakte.
275
Aanwinsten 1982 Documentatiecentrum (vervolg) SYSTEMATISCHE INDELING
Overzicht der rubrieken B G H 0 SA 9
BelgiĂŤ Gent Geschiedenis Oost-Vlaanderen Sint-Amandsberg Localia
Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan in de rekken. B Landry G-de Verrewaere G Histoire secrète de la Flandre et de 1'Artois DeleuJ e.a. Frans Vlaanderen E Ministerie van Openbare werken-Waterwegen Dienst stroomgebied Schelde G Gemeenteblad Laatste dagen Duitsche bezetting Gent Hugaerts F Het Volk 1891-1981 MonsaertJ Renovatieprojekt Prinsenhofbuurt Stad Gent Herwaarderingsgebied Boerjan G Beluiken Brugse Poort Stad Gent Herwaarderingsprojekt Patershol Sint-Pauluskerk Jubelboek 1931-1981 Plantentuin Hoogsschool Gent Lijst zaden ingeoogst in 1910 en in ruiling aangeboden Coetsier L Problemen bevolking universitair en middelbaar onderwijs.
B 33/11 B 33/12 E 16 E 1
G 2 D 11 G 2H 6 G 3 B 10-2 G 3 B 10-3 G 3 B 10-4 G 3 B 10-5 G7 S 1 G8H1
G8I2
276
Bracke S Van Duyse Prudens J -M
SA 7 V.D.U.4
T Stevens A Leidraad bij straatnaamgeving en -wijziging + appendix door M. Gysseling T1/7 V Tielemans E-Top S Gids centrum VlaaJllse volkscultuur Centrum Vlaamse Volkscultuur C. V. V. Kroniek;.tpededelingen Goeminne L-Weemaes F Struktuur en tĂŠrniĂŽnologie grafelijke windmolens Hulst 14e eeuw Goeminne L Herstellingen grafelijke windmolen Rupelmonde in 14e eeuw Molenecho's Tweemaandelijks orgaan van 'Molenzorg' Ballegeer J-Braems J-P Vlas-Kant en spellewerksters- oude prentkaarten De fil en aiguille Guide hebdomadaire couture, coupe, tricot et techniques d'aiguilles J. V.K.A. Gent 1934 Studentenliederboek Vanmoerkerke J Mesolithicum te Memdonk Poelman R Oostakker in de 20e eeuw Vanhee J-Rogiers G Chiro Lourdes 35 jaar De VuystM Zele zoals vroeger Ghysens J-Tas F Aalst in Vlaanderen Gemeentebestuur Horebeke Abraham Hans gedenkboek- 1882-1982 Steeghers W Geslachtslijst Seraphinus J. Piessens (1809-1870) Genealogische schets familie De Pauw te Eeklo in de XVIIIe eeuw Geslachtslijst van Adolphus P. Steeghers De PaepeJ Heerlijk Watervliet
V1C7 V:1 C8
V 3 C 12-1
V3C13 V3C 11 V6B 21
V6B 22 V 16 B 42
902/2-1 904/1-5 904/28 B 1 914/2-3 930/3-1 967/5HAN10 990/5-16 990/5-17 990/5-18 9988/2-1 279
--------AANVULLENDELEDENLUST 1862. 1863. 1864. 1865. 1866. 1867. 1868. 1869. 1870. 1871. 1872. 1873. 1874. 1875. 1876. 1877. 1878. 1879. 1880. 1881. 1882. 1883. 1884. 1885. 1886. 1887. 1888. 1889.
Hakowski D. Aloïs Joosstraat 38 9000 Gent Vandegehuchte M. Engelstraat 52 9110 Gent (Sint-Amandsberg) De Vos H. Eikenlaan· 23 9120 Destelbergen Beemaerts J. M. Heidestraat 2 9230 Melle Van Hecke A. Riemesteenweg 139 9068 Ertvelde De Clercq R. Makelaarstraat 8 9000 Gent Comhaire A. Ahornlaan 14 9910 Gent (Mariakerke) Van der Schueren De Pintelaan 57 9000 Gent De Groeve J. Sint-Pietersnieuwstraat 220-K202- 9000 Gent De Jonghe D. Eeklostraat 212 9910 Mariakerke (Gent} Mw Remue J. Centrumplein 76 9218 Ledeberg (Gent) Gistelinek D. M. Koningin Astridlaan 195 9000 Gent Ryserhove A. Kloosterstraat 46 9890 Knesselare Franckx B. Generaal Gratrystraat 94 1040 Brussel Willeros A. Paul de Smet de Nayerplein 21 9000 Gent De Jaegher F. Sint-Pietersstraat 26 9000 Gent Coppejans R. Ankerslaan 53 9219 Gentbrugge (Gent) Rohan R. Désiré Merderlaan 34 9219 Gentbrugge (Gent) Maes R. Klapstraat 33 9831 Sint-Martens-Latem Peters Hippoliet Persoonsstraat 78 9219 Gentbrugge (Gent) Segers W. Schepen Napoleon De Meyerstraat 12 9060 Zeizate Mw Vermeersch N. Jacob van Arteveldestraat 25 9219 Gentbrug~ ge (Gent) Mw Berglund-De Feyter Rijsenbergstraat 60 9000 Gent Verbeke A. Krijgsgast~uisstraat 156 9000 Gent BertrandJ. Parkietenlaan 10 8500 Kortrijk Trivier L. Jos Verdegemstraat 109 9110 Sint-Amandsberg (Gent) E. Z. Van Kerrebroeck M. Reep 4 9000 Gent Vervenne L. Machdenstraat 12 9770 Kruishoutem
Offsetdruk VITA, 9750 Zingem
280
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 11de Jaargang, nr. 6
15 november 1982
Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris Voorzitter: G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Penningmeester : A. V erbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Postrekening: 000-105.04.73-60- Heemkundige en Historische Kring Gent, Koggestraat 14, 9000 Gent Lidgeld : 250 fr.per jaar INHOUD Filips Van Artevelde 283 De Volkstelling van 1880 294 Kozakken te Gent 296 Inventaire Archéologique :De Grafzerk van Huybrecht Van Eyck 310 Justus Billet, Politiemeester van Gent 312 Onze Gentse Keukenrubriek 321 Puzzel1982 324 Vraag en Antwoord 329 Steunfonds 1982 330 Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen of feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever: G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.
281
AAN ONZE LEDEN Met dit nummer eindigt de 11 e Jaargang van 'Ghendtsche Tydinghen '. De 6 nummers, samen ingebonden, zullen een dik geïllustreerd boek vormen, uitpuilend van Gentse wetenswaardigheden. En dat voor 250 fr. ! 't Is niet te geloven. Wie doet beter? Maar ... het papier wordt steeds duurder, de drukkerskosten volgen de algemene tendens, portkosten zijn gevoelig gestegen, de devaluatie heeft onze 250 fr. van verleden jaar herleid tot 228 fr. en als wij rekening houden met de onafgebroken inflatie schiet daar geen 200 fr. meer van over. U hebt waarschijnlijk geconcludeerd, beste lezer, dat bovenstaande regels een inleiding waren tot de pijnlijke mededeling dat een zeer gerechtvaardigde en onafwendbare verhoging van het lidgeld niet meer vermeden kon worden. Niet ?Wel, ge moogt terug glimlachen, daar komt niets van. De Raad van Beheer van de 'Heemkundige en Historische King Gent' heeft besloten een mirakel te produceren. Het lidgeld voor 1983 blijft ONGEWIJZIGD! Nog steeds 250 fr. Denk nu maar niet dat gij voor uw geld minder gaat krijgen, de jaargang 1983 belooft uiterst interessant te worden. En daar houdt het nog niet mee op. U ontvangt van ons - volledig gratis - een prachtig werkinstrument. Ons lid de Heer]. Bombay heeft volledig belangloos en om u te dienen, vele, vele uren van zijn vrije tijd opgeofferd om een Overzicht op te stellen van 10 Jaar Werking van onze Kring + een Register op de jaargangen van 'Gh. T.' van I tot en met X. Gedaan met het lang en soms vruchteloos zoeken om een artikel terug te vinden (of een foto) waarvan uw wist dat het destijds verschenen was. Maar hoelang was dat nu ook weer geleden : 3 jaar, 5 of 7 misschien ... ? Enkele seconden bladeren in onze Index en u vindt het zb terug. En er komt nog meer, maar wij gaan niet alles verklappen. In 1983 wacht onze leden een aangename verrassing : een cadeau 'tje dat op een slag het lidgeld zal doen terugwinnen. Vanzelfsprekend, uitsluitend voor dezen die hun lidgeld betaald hebben. (Wat zoudt ge willen ?) Voor dit alles vragen wij slechts één enkele wederdienst : Betaal NU uw lidgeld voor 1983. Aangezien u hierbijgevoegd een stortings/overschrijvingsbulletin vindt zijn alle goede excuses om niet direct te betalen uitgesloten. Blijven enkel nog de slechte over. Voor dezen die gebruik zouden willen maken van deze laatsten, één zekerheid: Vergeet het Nr. 2 maar (en al de volgende). Een belangrijke mededeling voor dezen die er op rekenden dat een bestuurslid wel eens zou langslopen om het lidgeld te innen : Sorry ! Gaat niet door, die tijd is voorbij. Met onze beste dank voor uw medewerking en voor het zo laag mogelijk houden van onze kosten. 282
Filips Van Artevelde Op 27 november zal het precies 600 jaar geleden zijn dat Filips Van Artevelde en 20.000 Gentenaars het leven lieten op het slagveld van WestRozebeke. Eens dood, worden vele mensen, vooral regeerders, staatsmannen en militaire leiders, grote helden waarop niets aan te merken valt omdat zij niets anders bezaten dan grote kwaliteiten. En het zijn natuurlijk de historische romans niet met hun zwart-wit-figuren die ons veel wijzer kunnen maken. Was Filips Van Artevelde een van die onberispelijke helden waarvan Gent er zo veel gekend heeft (naar men beweert althans) ? Het gezond verstand spoort ons aan tot een tikkeltje sceptiscisme. Om de historische waarheid wat beter te benaderen zou een demystificatie waarschijnlijk niet misplaatst zijn. Maar wie zal zich gelasten met dit werkje? Wel, het is al gebeurd. In een artikelenreeks, verschenen in 1975,richtte onze betre~rde vriend Pierre Kh1yskens de schijnwerper op de figuur van Filips V~n Artevelde. _ Met de vriendelijke toelating van de familie laten wij hier zijn bedenkmgen volgen: De politiek is de gevaarlijkste ziekte die iemand bijde keel ka_n grijpen, veelcgevaarlijker dan de A-, B- of C-griep samen. Wie er eens door besmet geraakte, zal et nogmoeilijk van genezen en wat erger is, de kwaal is in menig geval erfelijk. · Iemand als Filips van Artevelde had de politiek als de zwarte pest moeten schuwen : hetgeen hij gezien, gehoord en meegemaakt had, zou hem tot de allerlaatste dag Va.J! zijn leven tegen de politiek en haar in zijn tijd verraderlijke sekwellen van militaire carrière immuun hebben moeten maken. Hij was vijf jaar oud toen zijnvader op 17 juli 1345 op beestachtige wijze door Geeraard Denijs werd afgemaakt en na de moord moest hij als · kind maande!llang leven alsopgejaagd wild, vooraleer, waarschijnlijk heimelijk, met de schrik op het lijf naar Engeland te kunnen vluchten; Hij had ondervonden op welke schandalige manier zijn familie werd belast : dergelijke ervaring had hem een onfeilbare inspuiting tegeri het virus van de politiek en van het· geweld moeten worden. Maar ja, het had al zo diep wortel geschoten dat wanneer het voor de zoveelste maal ellendig slecht ging in Gent en men de naani Artevelde op alle stadspleinen ging skanderen, Filips, zoon van Jacqb, de gewezen hoofdman en neef van Jan -ae gewezen schepen, aan de roep van de politiek niet kon weerstaan enop hef verzoek van zijn stàdsgenoten inging, hetgeen hem fataal zou worden. 283
De geschiedenis vertelt dat hij tot dan toe zijn dagen rustig had doorgebracht in zijn woning aan de Schelde en dat hij een verwoede hengelaar was. De dag dat hij zijn hengel voor een rapier wisselde, tekende hij zijn doodvonnis : roem zou hij niet oogsten en uiteindelijk zou zijn kortstondige militaire loopbaan eindigen met nederlaag en dood op het slagveld. Het nageslacht heeft zijn vader, de 'Wijze Man', figuurlijk en letterlijk op een voetstuk verheven, maar heeft de naam van de zoon vergeten, terwijl zijn tijdgenoten hem met de bijnaam 'de lodder' moreel door het slijk hebben getrokken. Een standbeeld heeft hij zeker niet verdiend, doch hoon en misprijzen zijn hem en zijn nagedachtenis een onrechtvaardig lot en oordeel geworden.
* **
Sociologen, psychologen indien niet psychiaters zouden de dag van vandaag de beslissing van Filips van Artevelde het politiek roer in handen te nemen, uitleggen of trachten uit te leggen als een reaktie tegen, een nasleep van zijn ongelukkige jeugd, een soort coup de tĂŞte, een afreageren van complexen en noem maar verder op. De werkelijkheid is integendeel dat Filips na een zeer bewogen en ongelukkige jeugd, die hem in elk geval een tijdlang zal getraumatizeerd hebben, een bourgeois-evenwicht terug had gevonden, zich het leven niet buitenmatig zuur maakte en ook wel eens, misschien meer dan het betaamde voor een eerlijke en heerlijke echtgenoot, de bloempjes buitenzette. Hij had dus een dikke laag zand gestrooid over het tragisch einde van zijn vader, over zijn eigen moeilijke jeugd en over zijn ontgoocheling zijn moeder, zo gauw zij haar donkere rouwklederen over de haag had geworpen, een nieuw, niet al te gedesinteresseerd huwelijk te zien aangaan. Hij was dus een nogal normale poorter van de Gentse stede geworden die niemand in de weg liep en zich door niemand op de tenen liet trappen. Het enige dat in hem nog voort bleef woekeren, was het gevaarlijke virus van de politieke ambitie en loopbaan die in de troebele XIVe eeuw niet met de ganzepen doch met dolk, rapier of zwaard werd 'geschreven'. Hij was het kakenestje van de drie zonen van Jacob : Jacob II was 15 en Jan 17 jaar ouder dan Filips zodat de ziekte hen dan ook ettelijke tijd vroeger aantastte : omdat zij hun tong niet dichtgegrendeld hielden in hun mond, ook geen blad voor deze mond hadden genomen en integendeel openlijk tegen de nieuwe 'gevestigde orde' in Gent waren opgekomen, werden Jacob en Jan enkele jaren na vaders dood veroordeeld tot 50 jaar ballingschap 'wegens meuten ende ballinghen te sustineren', zodat zij zonder boe noch ba te mogen zeggen, de toenmalige Ostend-Dover namen en aan het koninklijk paleis van Edward 111 gingen aankloppen. 284
Vijftig jaar : te lang als straf vanwege politici en machthebbers die gewoonlijk met een ander telraam dan dat van de scholieren rekenen, zodat na 10 jaren ballingschap, Jacob en Jan in 1360 hun haardstede mochtenvervoegen waar Jan in 1365 overleed terwijlJacob zoon in februari 1371 door Wouter de Mey werd vermoord. Filips, die op 18 juli 1340 werd geboren, was op dat ogenblik dertigjaar oud en nog nooit was zijn naam in Gent vernoemd geworden, want blijkbaar had hij zich geheel afzijdig gehouden van de politieke intriges die zijn broers zoveel last, ballingschap en boeten hadden berokkend en die voor een hunner met een tragische dood werden besloten. Deze moord op zijn broeder, een kwart eeuw na deze op zijn vader, had Filips definitief van elk politieke optreden, carrière of ambitie moeten doen afzien. En inderdaad in de volgende tien jaren bleef hij, althans in het openbaar leven, zo stil als een muis. Wat had hij ten andere kunnen. vertellen, welke lauweren had hij nog kunnen oogsten na de imponerende loopbaan van zijn vader ? Artevelde was een naam die nooit een tweede roemrijke voornaam had kunnen dulden. Na Jacob konden nog enkele epigonen opdagen. Zij waren van te voren verpletterd door de schitterende loopbaan van de Wijze Man.
*
* *
De geschiedschrijvers zijn dan ook niet mild, niet eens rechtvaardig geweest voor Filips van Artevelde. V oor de enen was hij een zwakkeling, voor anderen een fils à papa, een avonturier, een arrivist en zelfs .een losbandige vlegel. V oor Steyaert was hij een treffelijke poorter zoals 99 t.h. van de Gentenaren het te allen tijde zijn geweest : 'In de Nieuwstraat tegenover de Bagattenstraat, schrijft hij, woonde de beroemde Philips van Artevelde die bijna zijn geheelleven ambteloos en vreedzaam doorbragt, hier dikwijls den tijd sleet met achter uiteene venster van zijn huis in de Schelde met de angelroede te visschen ... ' Een doorbrave burger, een hengelaar zoals Vlaanderen er nog duizenden telt, doch het beeld lijkt toch wat vertekend want in andere dokurnenten krijgt diezelfde Filips de bijnaam de Loddere of Lollaert. Welnu, wie dat op zijn naamkaartje kreeg, maakte gewoonlijk niet deel uit van de Kongregatie van de lievelingskinderen van Maria. Een lodder, schrijft Fris; die heel wat archieven heeft doorpriemd, 'C'est proprement le séducteur, le paillard de bas étage, le saligaud'. In het Gents Woordenboek kunt u wellicht nog een paar synoniemen ervoor op de kop tikken. Mensen, die hem geheel zwar.t en vuil voor het nageslacht wilden krijgen, en dat was o.a. het geval met de Franse kroniekschrijver Froissart die krampen in de buik kreeg wanneer hij de naam Artevelde hoorde uitspreken, hebben beweerd dat hij de nacht voor de beslissende veldslag voor 285
de Gentenaren in zijn tent doorbracht in een zeer aangenaam vrouwelijk gezelschap, hetgeen natuurlijk niet van aard is om bij het krieken van de dag fit en paraat te zijn voor ernstige man-aan-man-gevechten ! Beide portretten zijn beslist vertekend doch het moet zijn dat het bloed der Artevddes in hem voort bleef koken, een bloed dat hem op een bepaald ogenblik, wanneer men zijn naam uitsprak, naar het hoofd sloeg.
*
* * Toen inderdaad in 1381 de wind andermaal voor de Gentenaren uit de verkeerde hoek waaide en zij tevergeefs kaarsen voor alle patroon- en beschermheiligen hadden aangestoken, bleef hen nog enkel de mogelijkheid over de naam Artevelde luidop door de straten te laten weergalmen tot vlak bij de woning van Jacobs jongste telg, de veertigjarige Filips die een koningin van Engeland eens ten doop had gedragen; en de dag dat Filips het bedwelmend geroep hoorde, werd hij ineens de vechterszoon van Jacob, de man die zijn leven veil zou hebben voor zijn geboortestad.
* * *
Vader en zoon Artevelde zijn lastige klanten voor de moderne geschiedschrijvers. Hun persoonlijkheid is zo complex, de tijdsdokumenten zijn zo schaars en onvolledig en ook het beeld van hun optreden en beleid werd door hun politieke tegenstrevers en eeuwenlang door kroniekschrijvers en halfgare historici zodanig vertekend en toegetakeld dat het tegenwoordig uiterst moeilijk is geworden de exakte waarheid te achterhalen. Moesten wij over voldoende oorspronkelijke bronnen en onpartijdige oordelen en gegevens beschikken, de figuur van Jacob van Artevelde zou wellicht een tikje minder sympatiek en volks, minder demokratisch voorkomen en de figuur van zijn zoon Filips zou wel iets minder antipatie wekkend, in elk geval minder bezwadderd, het nageslacht hebben bereikt. Maar ja, de grote J acob werd laffelijk vermoord toen hij nog in volle politieke glorie prijkte, terwijl Filips, 'vaders zoon' roemloos sneuvelde in een beslissende veldslag die op een vernederende nederlaag voor de Gentenaren afliep en dat heeft men hem nooit willen vergeven. Het lag dan ook voor de hand dat men in de volgende jaren van de overwonnen kapitein een niet al te gure personage maakte, want de massa schuift toch zo graag de verantwoordelijkheid voor haar eigen fouten in andermans schoenen. Een strateeg en een politieker mogen nooit het onderspit delven, want meteen delven zij hun eigen graf !
* * *
Als background van de 'regering' van Jacob van Artevelde hebben wij de ekonomische toestand, die de politiek van de hoofdman zouoriĂŤnteren. De politiek, het brutaal optreden van Filips Van Artevelde staan integendeel volledig in het teken van de sociale beroerten en van de rivaliteit
286
Zb zou Filips Van Artevelde er kunnen uitgezien hebben. Hoeveel Gentenaars hebben dit beeld al eens bekeken ? Het prijkt in de nis van het huis dat in 1902 gebouwd werd op de hoek van de Borluutstraat en de Hoogpoort , naar ontwerp van architect J. Semeij. (Foto Stadsarchief Gent).
287
Gent-Brugge, aangewakkerd door de politiek en de keus van graaf Ladewijk van Male, op het kruciaal ogenblik vriend en beschermer van de Bruggelingen, vijand van Gent, althans van de aan het bewind zijnde partij in de stad. In Gent zelf aasden de volders, die op 2 mei 1345, de Kwade Maendag, door hun tegenstrevers en aartsvijanden de wevers letterlijk werden uitgemoord en uitgeroeid op de Vrijdagmarkt en elk zeggenschap hadden verloren, op weerwraak. Men dacht ze indien niet voor immer dan toch voor enkele decennia uitgeschakeld doch toen in november 1348 Ladewijk van Male de Vrede van Duinkerke met Edward III ondertekende, gooiden een aantal Vlaamse steden, die niet graag idealisme met realisme lieten rijmen, het roer volledig om, dwz. dat zij de stadspoorten wagenwijd openzetten voor de piepjonge en ambitieuze graaf. Ook in Gent steekt de oppositie kop boven water en zij is biezonder sterk en aktief, want de rijke poorters, de vleeshouwers en visverkopers, die steeds graag de konservatieve klok luidden, de schippers, die toch ook iets vertegenwoordigden, en de overgebleven volders, die niet anders konden dan de oppositie te steunen, kozen partij voor Ladewijk van Male en gingen te Deinze de knieval doen, iets dat hen niet meer kostte dan 150 gijzelaars liefst uit het vijandig kamp, die men hem dan ook met een say cheese-glimlach uitleverde. De tot dan toe almachtige wevers voelen het tij keren, lopen op 13 januari 1349 te wapen op de Vrijdagmarkt, waar zij enkele jaren tevoren de volders in de pan hebben gehakt. ~ staan onder bevel van Geraard Denijs, de man die Jacob van Artevelde met een bijlslag naar Sint-Pieter heeft gestuurd. Loontje komt echter om zijn boontjes. 13 is een ongeluksdag : de wevers worden verslagen, uitgemoord, hun lijken, waaronder dat van Denijs, met honderden, in de Leie geworpen. Hetgeen van de nering aan de afslachting kan ontkomen dook onder of week uit naar Engeland. De slachtoffers van de Kwade Maendag hadden bloedig weerwraak genomen in de Goede Disendach. Volders, kleine ambachten en patriciÍrs delen de macht en zullen tien jaar lang stevig het roer in handen houden. De verslagen wevers ondergaan alle plagerijen, onrechtvaardigheden en vernederingen : het vae victis was in de brutale XIV e eeuw nog een droevige werkelijkheid : zij mochten niet eens van stiel veranderen, mochten nooit samenkomen : wie er drie in gesprek aantrof had het recht hun bovenste kleren af te rukken en ze voor zich te houden. Het was sociaal en ekonomisch een onmogelijke toestand ¡en vroeg of laat zou hij uitmonden op een wanhopige opstand van de verdrukten. De wevers waren immers in het verleden niet enkel vier maal zo talrijk geweest als de volders, ook kwalitatief stonden zij een paar sporten hoger. De volders waren doodgewone arbeiders, de wevers bekwame ambachtslieden, en zonder wol kon 288
Gent niet leven. Het Bewind mocht rekenen op Ladewijk van Male en aldus kon in 1353 een poging tot opstand in de kiem worden gesmoord : vier jaar lang zou de repressie nog harder worden voor de wevers, doch op 12 juli 1359 ontstaat een nieuw oproer van de Weverie die de beslissende set wint, al haar rechten en voorrechten terugwint, opnieuw haar intrede doet in het stadsbestuur, er weldra de plak zwaait, de volders verdringt en zo onmeedo.:. gend verdrukt dat zij nooit meer enig politiek zeggenschap zullen verkrijgen. De stad hernièuwt, onder impuls van de almachtige wevers, het bondgenootschap met Engeland, verzoent zich met graaf Ladewijk van Male die de weverie, wellicht tegen zijn zin in, omdat zij de toenmalige demokratische partij was, een aantal gunsten verleent. De 'entente cordiale' zal bijna twintig jaar duren en Gent kent dankzij de lakennijverhel.d een geweldige bloeiperiode. Doch de liefde van de wevers voor de graaf was zeer baatzuchtig en wanneer deze laatste, die centen broodnodig had, in 1379 aan de Bruggelingen het recht verkoopt om hun stad rechtstreeks langs een kanaal met de Leie te verbinden, hetgeen automatisch een einde had gesteld aan het Gents stapelrecht op het graan van Artesië afkomstig, veranderde de Gentse liefde plots in haat voor de graaf en voor de Bruggelingen en brak een burgeroorlog los in Vlaanderen, met hoogten en laagten, overwinningen en nederlagen, bestanden en verdragen waarbij iedereen beloofde en loog; doèh na vreselijke, onmenselijke aanvallen, invallen, moorden en represailles, schaart gans Vlaanderen zich op uitzondering van Gent na, onder de banier van de graaf, die Gent inmiddels door het opzettelijk onder water zetten van alle omliggende dorpen veilig en safe gesteld, komt belegeren. . De Gentenaren, die op knappe strategen alsJan Y oens, Fran_s Ackerman en Pü!ter Van den Bossche~ogenrekenen, verriçhten wonderen van moed zodat Ladewijk van Male na tweemaal de stad te hebben belegerd, telkens onverrichterzake moet afdruipen. De haatgevoelens in beide kampen zijn afschuwelijk : wanneer de Gentenaren vernemen dat een van hun dekens gesneuveld is te Nevele, massakreren zij beestachtig, niet hamerslagen, 26 gevangenen op de Vrijdagmarkt, doch wann~er de graaf na een nieuwe mislukte aanval op Gent, de stad omsingelt in de overtuiging de uitgehongerde bevolking tot kapitulatie te bedwingen, maakt de wanhoop zich van haar inwoners meester. Boudewijn Van der Laren mag nog op dat ogenblik de Gentse stede vergelijken met een door een·boosaarqige prins onschuldig vervolgde maagd, deze dichterlijke bevlieging kan de honger van de bevolking niet stillen. Op dat beslissend ogenblik roeptPieterVan den Bossche, die zijn beste
289
pijlen nutteloos heeft verschoten, het volk van Gent samen op de Vrijdagmarkt. In een opwelling van vaderlandsliefde en ook van wanhoop zou hij aan de glorietijd van Jacob van Artevelde hebben herinnerd. 'Hadden wij hem nog in ons midden', jammerde het volk, 'maar, aldus de nogal romantische versie, hij heeft een zoon nagelaten', huilt Van den Bossche boven het gejank van het volk, 'laat ons zijn raad en hulp inroepen'. Zo gezegd zo gedaan. Het volk ijlde naar zijn woning aan de Schelde, trof hem niet thuis aan doch wel in een 'stove', een toenmalige sauna met geen al te beste faam, bracht hem naar het Thoochuus waar hij op 24 januari 1382 met vier andere zgh. personaliteiten, die nooit meer dan een figurantenrol zouden spelen, aan het hoofd wordt geplaatst van de belegerde en uitgehongerde stad. Of het werkelijk zo is gegaan, of het Gentse volk als één man rende naar de woonst van Jacobs zoon, kan men betwijfelen. Wellicht was Filips niet zo afzijdig gebleven van de politiek als men het ons wijs heeft willen maken, heeft hij niet gans zijn tijd al vissend in de Schelde bij zijn woning, of al vissend in troebel water in stoven en sauna's doorgebracht, maar had hij handig zijn aktieplan gesmeed. Iemand die een dolce farnienteleven leidde, geen enkele politieke ambitie meer koesterde, zou nooit zo vermetel zijn geweest zelfmoord te plegen door een onmogelijke politieke en militaire opdracht te aanvaarden. Filips ging op het voorstel in omdat hij een Artevelde was, ambitieus, verbeten, roemdronken, doch hij was qua hoedanigheden noch een politieker noch een strateeg en hij zou zijn hoogmoed met de dood moeten bekopen.
*
**
In de bloeddorstige, meedogenloze XIVe eeuw,- een tijdperk dat heel wat jonge Afrikaanse volkeren op de weg naar hun geestelijke en politieke ontvoogding thans kennen- was er in: West-Europa en meer bepaaldelijk in Vlaanderen, dat steeds op zijn quivive was, slechts één manier om sukses, achting en roem te oogsten : vechten, met of zonder hoofdletter, d.w.z. met open vizier, in hinderlaag, op het slagveld of in een stikdonkere nacht, in elk geval vechten tot de overwinning, de nederlaag of de dood! In dat geweldig epos, nog te weinig bekend en belicht, van het graafschap Vlaanderen, heeft Gent het laken fors naar zich toegetrokken en op gebied van hardnekkigheid, vechtlust en haatgevoelens het leeuwedeel voor zich genomen. Het is wellicht aan de herinnering aan deze periode van hartstocht, bloed, verzet en moord dat Gent en de Gentenaren hun reputatie van keikoppige vechtersbazen te danken hebben; en indien zij -althans de echte 290
Gentenaren- heden ten dage nog iets over hebben gehouden van de voorvaderlijke onverzettelijkheid, wils- en zielskracht, die de andere Vlamingen niet kunnen verkroppen, is het omdat de Gentenaren van de wieg tot het graf in de herinnering aan de heroïsche tijden van de stad blijven leven en er zich heerlijk om verlekkeren. Over Y oens, Van den Bossche en Ackerman, mensen die wisten wat zij wilden, die het goed meenden met hun stad en er zelfs hun leven veil voor hadden, zullen wij het in een volgende bijdrage hebben. Vandaag keren wij nog even terug tot de enigmatieke Filips van Artevelde, naar keus 'Lippe de Loddere', zoals oude kroniekschrijvers het hebben beweerd, een 'fils à papa' of een legendarische figuur reeds van te voren door het nageslacht van zijn voetstuk gehaald, omdat Filips te hoog heeft willen mikken, omdat de naam die hij droeg te zwaar was voor zijn tengere schouders en vooral omdat hij van krijgskunde niet veel meer afwist dan een hengelaar of een gezapige burger.
* * *
De woorden van Pieter Van den Bossche en het hoerageroep van de massa klonken hem als hemelse muziek in het oor en sloegen hem meteen naar het hoofd. Hij dacht een Jeanne d'Arc voor de letter te zijn, een zending te moeten vervullen, wanneer het ontredderd volk niet op hem maar op de naam Artevelde beroep had gedaan. Als men niet over de nodige kwaliteiten beschikt, doet men alsof men 'de' sterke man is, en Filips .van Artevelde, plots en geheel onverwachts tot de hoogste sport van de politieke ladder geklommen, zonder enig benul te hebben van beleid, wil zijn macht en zijn gezag affirmeren, zijn vijanden het zwijgen opleggen en naar 'loffelijke' traditie van de tijd, vergiet hij wat bloed ten einde de oppositie elke lust tot kantestatie te ontnemen. Laten wij even Victor Fris aan het woord : 'Certes, Philippe était un personnage peu commode, un 'quaet bloet' dit eneare Olivier de Dixmude. Au lendemain de son élection, il fit décapiter douze adversaires de la politique municipale parmi lesquels d'anciens ennemis de son père. A la fin du mois, il tua de sa propre main, à l'Hotel de ville, Ie premier échevin Sirnon Bette, tandis que son accolyte Pierre Van den Bossche assassinait Ie bourgmestre de décembre 1379, Giselbrecht de Grutere. Le jeudi suivant Philippe fit exécuter Jean Sleepstaf, Jean Romere en Jean Mahin. Le 21 février ce fut le tour du doyen des bouchers, Jacques Seyssone. Le tribun n'y regardait pas à une tête près. C' étaient Jes moeurs de cette époque troublée: Homohomini lupus !' Ja dat waren de zeden van de. tijd en er ging gejuich op wanneer ergens een dolk neerplofte. Wij hebben in zes eeuwen een lange weg afgelegd en men ziet niet goed eenzelfde applaus of goedkeuring, moest iemand na een interpellatie in de gemeenteraad de burgemeester neerkogelen of 291
moest een premier Tindemans een André Cools of een Jos Van Eynde met eigen hand een kopje kleiner maken. Andere tijden, andere zeden. Voor Filips van Artevelde, net als voor zijn doorluchtige vader, was het een fantastische prestatie met eigen hand een vijand naar de hemel of de hel te kunnen helpen. De godsdienst, de wetenschap, de kunst en de kultuur zijn goddank sindsdien met de zachte schaaf over onze groot- en voorouders gegaan en wij nemen vrede met een aanval in een satirisch blad of met een spotprent, en het is wellicht nog best zo, want bloed en moord hebben nooit redding kunnen brengen.
*
* *
Na op lokaal vlak met de grove borstel, in casu dolk en zwaard, de oppositie te hebben uitgeschakeld, mocht Filips van Artevelde ernstig aan zijn 'buitenlandse' politiek gaan denken, d.w. de strijd aanbinden met de graaf en met allen- en zij waren talrijk- die op dat ogenblik met hart en ziel voor hem partij hadden gekozen omdat hij de rumoerige Gentenaren die al te lang de plak zwaaiden in het graafschap, nu eens voor goed klein, miezerig klein wou krijgen. Filips is in die dagen een koning te rijk. Zonder er enige aanspraak op te mogen maken, usurpeert hij de titel van 'ruwaerd' van Vlaanderen, kan zijn woest temperament niet intomen, maakt misbruik van de gevoelens van blinde haat van een uitgehongerde en totaal ontredderde bevolking en kan aldus zonder enig verzet, zijn wil opdringen, een wil die Gent naar de afgrond zal leiden. Niemand heeft op dat ogenblik de moed gehad of de kans gekregen Filips in het oor te fluisteren dat zijn rechtstreekse en gevaarlijkste vijand, graaf Ladewijk van Male himself, een koelbloedige, vastberaden, venijnige man was, zonder skrupules, een man die als Artevelde voor geen moord terugdeinsde, maar die het ijskoud en koelbloedig deed. In de strijd tegen een dergelijke man die alles uitcijferde en uitrekende was een woestaard, een hoogmoedige en hartstochtelijke man als Artevelde bij voorbaat ten dode gedoemd, al kon hij aanvankelijk enig sukses oogsten. Twee mensen stonden frontaal tegenover mekaar : beiden waren losbandig van zeden, praalzuchtig, doch daar waar Filips zijn karakter doorvoerde buiten zijn privé leven, wist Ladewijk van Male de lijn te trekken tussen zijn slippertjes in privé en zijn koelbloedig uit te voeren taak als graaf. Omdat hij de zwakste was, nam Filips het initiatief en het werd een overweldigend sukses : de Gentenaren hadden er alles bij te winnen : letterijk en figuurlijk werd het voor hen een strijd op leven en dood. De nederlaag betekende de ondergang van een van de heerlijkste en machtigste 292
steden van het kristendom, zij moesten derhalve zegevieren. Met 5.000 gefanatizeerde krijgers rukten zij op tegen de 40.000 man sterke legers van de graaf en op 3 mei 1382 behaalde Filips een verpletterende overwinning op Ladewijk en zijn trouwe Bruggelingen op het Beverhoutsveld. Filips rukte Brugge binnen, herstelde er het demokratisch bestuur, liet zijn troepen tot een afschuwelijke afslachting overgaan, keerde als overwinnaar in een fantastische roes van glorie naar Gent terug en dacht dat hij definitief het pleit had gewonnen. Doch hij had zonder de waard, Ladewijk van Male, gerekend die onmiddellijk had ingezien dat Filips een heruitgave van het Engels bondgenootschap beoogde, de meerderheid van de Vlaamse steden in zijn kamp had kunnen lokken en een beslissende overwinning wou afdwingen. Doch in de XIV e eeuw was men met een Engels bondgenootschap niet veel rijker, althans in een nabije toekomst,danmet de beloften van Churchill in 1939 : de Engelsen hebben veel tijd no~ig. Dat wist Ladewijk van Male die bij de jonge Franse koning Karel VI ging aankloppen, onmiddellijk militaire hulp verkreeg, samen met het Franse leger Vlaanderen binnenrukte, Arteveldes troepen in de flank aanviel, Van den Bossche, een van de oppertroeven van Filips' strategie, versloeg en alle plannen van de zgh. ruwaard in de war stuurde. Artevelde was als strateeg in dergelijke netelige toestand volkomen onmondig en er was niemand in zijn omgeving om hem met raad bij te staan. Hij sloeg op dat ogenblik het beleg voor Oudenaarde, liet er alles in de steek, ijlde met zijn troepen naar West-Rozebeke, nog steeds in de waan dat hij ditmaal de graaf, de Bruggelingen en de Fransen samen in de. pan zou hakken, doch het viel heel anders uit. Filips, die ook al met een gezellin problemen had en geen strateeg bij de hand had, moest alles improvizeren, beging blunders groot als flatgebouwen, trad offensief op daar waar enkel een defensieve houding redding had kunnen brengen en zond 20.000 Gentenaren regelrecht naar de dood. Hij was.zo fair zijn manschappen op die verre tocht naar St.-Pieter te vergezellen. Men vond daags na de slag zijn lijk versmacht onder een hoop dappere Gentenaren. Het was een roemloze nederlaag, niet voor de 20.000 gesneuvelden, maar voor de hoogmoedige Filips, die meer had gewild dan hijvermocht te doen. PIERRE KLUYSKENS
293
De volkstelling van 1880 In deze bijdrage onderzoeken we de gegevens van de volkstelling van 1880 en vergelijken ze met de gegevens van de telling van 1866 om een mogelijke evolutie in de samenstelling van de bevolking vast te stellen. Gent telt op 31 december 1880 131 431 inwoners. In vergelijking met 1866 is er dus een aangroei van 16 077 inwoners of 13,94 %in de loop van 14 jaar. Oost-Vlaanderen: 881 816 inwoners (aangroei: 9,43 %) BelgiĂŤ : 5 520 009 inwoners (aangroei : 14,34 %) De aangroei van de Gentse bevolking stemt dus ongeveer overeen met de aangroei van de totale Belgische bevolking. STRUKTUURVAN DE GENTSE BEVOLKING Mannen
Vrouwen
19 647 32, 1%
20 340 28,9%
39 987 30,4%
27,15%
38 659 63,1%
45 628 64,9%
84 287 64,1%
66,88%
2 922 4,7%
4 235 6,0 %
frotaal
61 228 46,58%
70 203 53,41 %
131 431
Mediaan
24 jaar
26 jaar
25 jaar
0-14 jaar
15-65 jaar
ouder dan 65 jaar
Totaal
7 157 5,45%
%in 1866
5,96%
27 jaar
Tussen 1866 en 1880 groeide de groep 0-14 jarigen aan met 8 668 eenheden, de groep 15-65 jarigen met 7 129 eenheden en de bejaardengroep met 280 eenheden, of respectievelijk met 27,68 % (jeugd), 9,24 % (middengroep) en 3, 9 3 % (bejaarden). De aangroei van de bevolking is dus in de eerste plaats het gevolg van een geboorteoverschot, alhoewel het aantal geboorten per duizend inwoners toch traag daalt. Een tweede factor van bevolkingaangroei is het overschot van de inwijking op de uitwijking. De getallen in verband met deze beweging opgegeven in de Jaarverslagen zijn niet betrouwbaar. Een andere mogelijke factor van bevolkingsaangroei zou kunnen zijn de 294
verlenging van de levenduur; de sterftecijfers per duizend inwoners zijn erg stabiel, zodat deze factor niet kan in aanmerking komen. Een vierde factor van bevolkingsaangroei zou kunnen toe te schrijven zijn aan de daling van de kindersterfte. Geboortejaar
Sterften tot 31.12.1880
1880 1879 1878 1877 1876
24,7% 31,7% 39,9% 35,6% 38,8%
Een vierde ongeveer van de geboren kinderen overlijden in hun geboortejaar; 39 kinderen op honderd sterven voor hun vijfde levensjaar. In vergelijking met 1866 stellen we hier een lichte verbetering vast. (in 1866 : sterften voor hun vijfde jaar : 41,9 %) Door de aangroei van de groep 0-14 jarigen is de mediaan-ouderdom van de bevolking gedaald. Gent heeft dus een zeer jonge bevolking : de helft van de bevolking is jonger dan 25 jaar. De bevolking werd ook onderzocht naar hun ontwikkeling (kunnen lezen en schrijven). Groep 8-14 jarigen: 89,26% kunnen lezen en schrijven Groep 15-55 jarigen : 68,84 % " " Groep ouder dan 55j. : 48,90 % " " Alhoewel in 1866 de indeling in groepen anders was, toch kunnen we besluiten, dat de ontwikkeling aanzienlijk is verbeterd. Samenvattend kunnen we zeggen: tussen 1866 en 1880 is de Gentse bevolking jaarlijks aangegroeid met één ten honderd. Deze aangroei is voornamelijk toe te schrijven aan een overschot van de geboorten en aan een geringe daling van de kindersterfte. Gent- heeft een zeer jonge bevolking. De ontwikkeling van de bevolking is zeer merkbaar verbeterd, gevolg van een beter schoolbezoek. In Gent staan 28 586 -huizen, waarvan 2 257 onbewoond zijn. In de 697 beluiken staan 7 404 woningen (25,8 %) -dus één huis op vier staat in een beluik- en met 29 181 inwoners (22-,2 %) of een Gentenaar op vijf woont in een beluik. M. STEELS
295
Kozakken te Gent - De geschiedenis van Peetje Kozak VOORWOORD In de bibliotheek van de Gentse universiteit kan men het dagboek van een zekere DE LAVAL inzien (G10982). J.F. de Laval, zoals hij naamtekent, was in 1814 stadsbibliothecaris te Gent en kon daardoor de voorvallen in de stad maar vooral op het stadhuis van zeer nabij volgen. Uit zijn aantekeningen (cursief in de tekst) hebben we alleen deze betrekking hebbende op Peetje Kozak overgenomen. Na de ondergang van de 'Grande Armeé' in Rusland middenjanuari 1813 kreeg het Franse leger het overal zwaar te verduren. De geallieerden ( 1) verdrongen Napoleons troepen beetje bij beetje uit alle bezette gebieden. De gelatenheid van de geduldige Belgische bevolking sloeg om in verzet. Ook in Gent begon het te rumoeren en kwamen de burgers in opstand tegen het Franse bewind. De vervroegde oproeping van de dienstplichtigen (conscrits) van het jaar 1814 en de verplichte inlijving van de leerlingen uit het Gentse seminarie deden de laatste sympathieën verdwijnen. (2) Einde november zag men een menigte Franse ambtenaren, die het oproerige Holland ontvluchtten, in Gent voorbijkomen. De vooruitziende burgemeester Van der Haeghen liet een stadswacht oprichten. Om vertrouwen te wekken deed de prefect zijn echtgenote en kinderen uit Frankrijk overkomen. Maar niets mocht baten, reeds op 18 december veroverden Duitse Ulanen de stad Leuven. Op 1 februari 1814legerden de verbondenen vbbr Brussel dat prompt door de Fransen. werd verlaten. Napoleon zond zijn 'vieille garde' naar het strijdtoneel en schreef aan hun kommandant;'Uw tegenwoordigheid is dringend noodzakelijk in België; Brussel is omringd door Russische Kozakken, Hollandse kozakken en ik geloof zelfs door enkele inlandse kozakken'. Reeds midden januari kregen de Gentse administratieve diensten het op de heupen en schreefDeLaval in zijn dagboek; 'Heden vertrokken ook: de administratie der extraordinaire zegels, van het enregistrement; van den droit-réunis; den baron Muguet Varangen, ontvanger generael van 't departement, woonende op het pleyn vanS. Pieters, vertrok ook. Den heer chevalier De Zimmer major van het 65e regiment, woonende in de Volderstraete, nevens de afgebrokene kerke der ]esuiten, vertrok ook in den avond van dezen dag. De borgerlijke wagt, gezeyd Garde urbaine, nam in den naernoen den titel van adjointen aen de confrerien, als van ouds, zy patrouilleerden van den 3 1/2 à 4 1/2 uren af, door de stad, al 296
was 't dat de ruste niet gestoord wierd; de compagnie der pompierspatrouilleerde insgelijks'. Als op 1 februari ook de laatste soldaten van het 65e linie de stad verlieten om Brussel te gaan verdedigen {3) nam de burgerwacht de bewa.:. king over van de stadspoorten en de gevangenis (Rasphuis). Het gepeupel, ziende dat de stad zonder militaire bescherming was, nam de gelegenheid waar om te plunderen. De burgerwacht en de gendarmerie konden het ergste verhinderen. Rond de middag van 2 februari nam de door de Fransen aangestelde burgemeester afscheid van het schepencollege en liet de zorg over de stad in de handen van schepene Verhegghen. 'Den heer maire vertrok uyt de stad's nagts tusschen 11.en 12 uren, verseld van den heer prefect Desmousseaux, den generaal de brigade Travers, chevalier van 't legioen van eere, die het departement commandeerde, nog eenen generaal en geèxcorteert door een detachement gendarmes d 'élite '. De aftocht van het Franse leger was nu algemeen en men verwachtte ieder ogenblik de bevrijders aan de Brusselse poort te zien verschijnen. '... en geheel den dag was er een schrikkelijk geloop van volk naer de Brusselsche poorte, hetgeenalbegonst hadde van den 2en naer noen, wel15.000 menschen waeren er buyten, om de kozakken te zien inkomen, die in Aelst reeds waren en te Dendermonde ... , doch alles was gerust en niemand roerde hem; 's avonds om vyf uren arriveerde hier van Aelst d 'heer Framasure met eenen brief van den commandant der Ko. zakken om aen het magistraet te waerschouwen dat zy zouden alles gereed houden zoo van levensmiddelen, fourragen, als anderzins voor 800 mannen; die 's anderdags tusschen 8 en 9 uren 's morgens moesten arriveeren '. De 4de februari werd het geduld dan eindelijk beloond. '... van 's morgens vroeg _waeren allede borgers op de been om de kozakken te zien inkomen, zo wel ryk als arm, en gingen alle buyten de Keyzerpoort alwaer sedert twee dagen een piquet van de borgerlyke w(lgt te peerde stond, om 10 1/2 uren kwamen er circa 50 à 60 kozakken voor de poort die met alle teekens van eene onuytsprekelijke blydschap aenveirt wierden; men dede anders niet als schreeuwen en den hoed omhoog werpen; de kozakken d.èden geduerig hunne mutze af om het volk te groeten; eenige van deze kwamen in de stad langs den Brabanddam meer gedregen van 't volk als door hunne peerden ... 4 kozakken kwamen langs de Veldstraete, Koornmerkt en de Hoogpoorte nae het stadhuys, alwaer eene zoo groote menigte volk verzaemelt was, dat men niet eenen appel ter aerde konde werpen... '. De eer werd bewezen door enkele kompagnies burgerwacht en door alle pompiers. De stadsraad was aangetreden in vol ornaat. '... in het zwart gekleed met eenen rooden sluyer aen en . den degen aen de zyde '. De binnentrekkende kozakken, waren zo uitermate vuil en smerig dat
297
ze stonken. Ze reden op kleine ruige maar zeer vinnige paardjes en waren bewapend met lange lansen. Een geweer over de rug, een sabel en twee pistolen aan de heup vervolledigden hun arsenaal. Ze waren gekleed in lange brede broeken, buitgemaakte Franse uniformstukken en lange mantels. Op het hoofd droegen ze allen eep hoge bontmuts. Het kontrast met de zeer propere Franse troepen die de stad kwamen te verlaten was zeer groot. Kort na de middag arriveerde de kolonel Novosinowitz-Menchikoff kommandant van de afdeling kozakken en van een kompagnie Pruisische ruiters van de 'Hussards de la mort' die onze stad hadden ontzet. Hij nam de eerbetuigingen van het volk en de buigingen van de stadsraad als de normaalste zaak van de wereld tot zich en haastte zich dan aan de rijkgedekte tafel van de weduwe Van den Hecke, die de eer had hem te huisvesten, plaats te nemen. In de loop van de namiddag kwam het stadsbestuur naar het verblijf van de kolonel op de Kouter om hem de symbolische sleutel van de stad aan te bieden. Zonder verpinken stak Menchikoff het voorwerp in zijn zak.
'De kozakken ondertusschen, bivouakeerden op den Dries buyten de Brusselsche poorte, ten getalle van circa 200 Ă 300, de stad leverde hun brood, vleesch,stroy, hoy, haver, brandewyn, hout en 20 yzere ketels om te koken, dit belette niet dat zy op de prochie van Ledebergh (waar ze campeerden, en die komt tot aen de stadspoorten), de boeren steeds lastig vielen en alles afnamen wat hun aenstond '. In het begin lagerden de kozakken in open lucht. Ze legden grote kampvuren aan waarrond ze, tussen hun vurige paardjes, sliepen. Koebeesten werden uit weiden en stallen gehaald, geslacht en in kwartieren verdeeld met huid en haar geroosterd. Grote ketels aardappelen overgoten met gesmolten boter en spek verdwenen in hun nooit verzadigde magen. Tijdens en na de maaltijden zopen ze ganse emmers jenever leeg alsof het water was. De uitbundigheid waarmede de kozakken waren ontvangen sloeg reeds na een paar uren om in vertwijfeling. Overvallen, diefstal, beroving, verkrachting, zelfs van kinderen van 12 en 13 jaar, waren schering en inslag. De soldaten vielen de huizen binnen, waarvan de deuren niet op slot mochten en brulden naar 'snap' voor Schnaps :jenever. Na alles te hebben weggezopen en weggevreten troostten ze de burgers met de enige Vlaamse woorden die ze kenden 'borgemeester betalen'. De overlast die ze bezorgden was zo groot dat op zondag 6 februari een deputatie naar Brussel werd gezonden om te vragen de troepen uit en rond de stad te verwijderen. De delegatie werd vriendelijk ontvangen door generaal Van Boosteil die beloofde maatregelen te zullen nemen en mededeelde dat er alleen nog levensmiddelen en fourrage voor de paarden zouden worden opgeeist; '... doch hoe onverdraegelijk ons deze handelwyze scheen te 298
Donkozak in 1815.
(Foto Kon. Legermuseum )
299
zyn dat het nogtans maer het 1 I 100.000 paert was van hetgeen de fransche in Duytsland hadden gedaen '. De 7de februari verlieten de kozakken onze stad en werden ze vervangen door Pruisische troepen. Deze militairen die logement betrokken bij de burgers waren nog slechter dan de Russen. Ze traden op als in Frans bezet gebied tot wanneer een proclamatie van hun generaal De Bulow orde op zaken bracht en zware straffen uitsprak over iedereen die zich te buiten ging . Op 14 februari kwam, om 9 uur 's morgens, de voorwacht van een Donkozakkenregiment Gent binnenrijden. Dit regiment maar vooral de aanvoerder-eigenaar, kolonel Bygaloff (4) zouden nog lang na hun vertrek in de gedachten van de Gentenaars blijven verwijlen. '.. . zy bragten ty ding van de komst, ten 2 uren naer noen, van 5 escadrons van hun volk. Deze kwamen alhier op de gezeyde ure binnen en wierden gelageert op St Pieters (bij de burgers. sic) den kolonellogeerde bij d'heer Kervyn en den major, zynde eenen turk, bij d 'heer Meulenaere ( den kolonel was genaemd den graaf BOYHALOFF, kolonel eygenaer van 't 1ste regiment kozakken van den Don, oud rond de 80 jaren; hy had zynen zoon bij hem, die cadet was, oud rond de 18 Ă 20 jaeren '. De kolonel Bygaloff was met zijn 80 jaar een interessante verschijning. Een grijze krijger met lange witte baard, nog in goede gezondheid en van wie men zag dat zijn wieg, zoals bij alle kozakken, op de rug van een paard had gestaan. Uit een Aziatische stam komende, ongeletterd en geen enkele vreemde taal sprekend, had hij steeds eenPoolseJood aan zijn zijde die terzelfder tijd als tolk, secretaris en stafchef fungeerde. Hij had steeds 31 paarden in zijn gevolg. Een van zijn stokpaardjes was alle dagen van kwartier te veranderen om zo steeds aan een andere rijk gedekte dis te kunnen aanzitten. Het duurde niet lang of de Gentenaars, gekend om het geven van bijnamen, noemden de vinnige oude kommandant 'Peetje Kozak'. Van bij zijn aankomst nam de kolonel het bevel over de stad op zich en volgden de meest bizarre bevelenelkaar op. Niemand mocht de stadspoorten uit zonder toelating. '... zelfs de groenzeliers die dezen morgen binnen waeren gekomen, magten niet uytgaen zonder paspoort'. Bij enkele bezoeken aan de gevangenis gaf hij bevel willekeurige gevangenen vrij te laten. Ook zal hij er geen graten in grote eetmalen te geven waarop hij steeds veel gasten uitnodigde maar waarvan de kosten moesten worden gedragen door de stadskas . De kozakken van het nieuwe regiment waren niet beter dan hun voorgangers, misschien zelfs nog een tikje slechter. Er waren opnieuw een masse klachten waarop Bygaloff besloot zijn manschappen in de kazernes op St Pieters onder te brengen. Maar vanzohaast zijn mannen zagen dat hun tafel en bed niet meer waren gedekt keerden ze nog dezelfde 300
avond bij hun oude gastgevers terug, Vele burgers verlieten de stad om . van de lastige bevrijders verlost te zijn. . De geallieerden hadden ondertussen de ganse omgeving van Gent veroverd uitgenomen de versterkte plaats 'Sas-van-Gent'. In 1794 door de Fransen ingenomen was deze nadien door de militaire ingenieurs stiefmoederlijk behandeld. De bewapening bestond uit 5 kanonnen, waaronder nog een antiek stuk uit gietijzer. Ook de affuiten waren in slechte toestand. De plaats werd verdedigd door een detachement van het 65e linie-regiment met eeri sterkte van 166 man waaronder 5 officieren. Op 17 februari stuurde Bygaloff een brief aan kommandant Bout de Charlement ( 5) bevelhebber van Sas-van-Gent, waarin hij deze uitnodigde de vesting over te geven. De drager van de boodschap kwam 's avonds ¡ terug met het antwoord 'dat indien kolonel Boyluiloff met genoegzame magt voor de plaets hem begaf en bemagtigt was om eene deftige kapitulatie te tee kenen, hij commandant in dit geval hem geÍert zoude agten de plaets in handen van zoo eenen held als den kolonel te geven ... ' Hij voegde er nog onder P .S. aan toe '... dat hy denkt dat de kokmel niet onwetende is dat hij commandant door middel van sluyzen in de stad begrepen een groot deelland aldaer rond gelegen, zal onder water stellen; dat hy het niet heeft willen doen voor zyne verdediging, en dus hoopt, gedwongen zynde, eene eerlyke capitulatie te bekomen'. Van zo haast de kolonel dit bericht ontvangen had liet hij affichen drukken waarvanhier een vrije vertaling; ( 6) 'De kolonel graaf de Bygaloff, eigenaar van het eer~te regiment Don-kozakken, laat de inwoners van de stad Gent verwittigen dat hij zich morgen om zeven uur in de morgen naar Sas.-van-Gent begeeft om er de kommandant te verplichten te kapituleren of om zich meester te maken van de plaats; hij geeft de verzekering dat deze tocht niemand zal blootstellen aan enig-gevaar en dat men het ganse gebeuren veeleer mag aanzien als een pleziertocht. Gedaan te Gent de 17 februari 1814 (g) de Bygaloff (7). Op 18 februari 's morgens om 8u30 vertrokken dan 250 kozakken, de kolonel op kop, naar Sas-van-Gent. Vele burgersvolgden hem op de voet nieuwsgierig om wat er ging gebeuren. De vrije schippers, die reeds vanaf de eerste dag van de bevrijding geijverd hadden om terug aansluiting bij Oostenrijk te bekomen, kwamen met 200 man naar het stadhuis en eisten wapens. Na weigering door het college en door tussenkomst van adjunct Huyttens vertrokken ze zonder moeilijkheden. Buiten de 250 ¡ kozakken, de 200 schippers en de vele nieuwsgierige Gentenaars hadden er zich onderweg nog een duizendtal met alle mogelijke voorwerpen gewapende boeren bij de groep aangesloten. Bij aankomst reden de kozakken een paar rondjes rond de versterkte plaats van waaruit enkele 'obligatoire' schoten werden gelost zonder iemand te treffen. Rond 3 uur in de namiddag gaf de kommandant het fort zonder slag of stoot over. 301
Het dagblad 'L'oracle' van 21 februari bloklettert 'De 18e om drie uur in de namiddag heeft het Sas-van-Gent zich overgegeven aan de geallieerden. De bezetting is van groot belang voor ons land aangezien de versterking een gemakkelijke verbinding geeft met Holland en zelfs met England langs het eiland Tergoes (8) reeds door onze troepen bezet want het is gekend dat de Franse oorlogsbodems ongestraft patrouilleerden op het stuk Schelde tussen het eiland Walcheren en de batterijen van Breskens'. In de loop van de avond kwam de zegevierende kolonel de stad Gent ingereden met aan zijn zijde de verslagen (sic) kommandant Bout. Enkele dagen nadien gingen ze, arm in arm, een voorstelling in het theater bijwonen. De gevangen genomen Fransen kwamen in de loop van de avond van 19 februari in onze stad. Ze mochten allen naar hun vaderland terugkeren mits te beloven gedurende ĂŠĂŠn jaar en zes weken geen wapens meer op te nemen tegen de geallieerden (9) . Op 21 februari werden de buitgemaakte wapens tentoongesteld op het Recolettenplein. '... 2 metaele stuks 4 ponders, 1 dito van yzer 12 ponden; 4 tonnen poer, 1 dito kogels; 1 dito ballen, den kolonel dede de affuten van de metaele kanonnen repareren ten koste der stad ... '. Op 23 februari werden 2 kanonnen naar Brussel gestuurd als oorlogsbuit voor het legerkorps. De andere geschutstukken bleven, na herstelling op kosten van de stad, eigendom van Bygaloff. Om aan te tonen dat de kolonel, niettegenstaande zijn hoge ouderdom, niet seniel was geven we hier graag een vertaling uit het Duits van een brief aan : 'den Herrn Herzog Graf von Weimar. Herr Graf, ik heb uw brief met de grootste vreugde ontvangen, waaruit ik verneem dat U de goedheid zult hebben aan Zijne Majesteit de Keizer Allexander en aan de koning, verslag te geven niet alleen van mijn verdiensten maar ook over mijn eer, aangezien ik reeds van in het jaar 1799 in dezelfde graad ben, zo te zeggen vijftien jaar, zo bid ik de heer Graaf mij niet te vergeten. Ook heb ik de eer U bekendheid te geven en mijn moedige officieren aan te bevelen die onder de muren van de vesting Sas-van-Gent hun leven hebben gewaagd (sic) en de Fransen hebben gedwongen zich over te geven ... enz ... enz ... (g) N.N. Bygaloff Op 27 februari bereikt het bericht de stad dat generaal Maison een uitval heeft gedaan vanuit Lille aan het hoofd van 8 Ă 9000 man en aprnarscheert naar Kortrijk. 'A lies was in onruste in de stad van den morgen vroeg, door 't geduerig over en weder Zoopen van deze troupen, de welke raedeloos waeren, doordien den kolonel te Sas vanGend was; den alarm vermeerderde wanneer hier binnen kwamen langs de Petercellepoorte een detachement van circa 50 hulanen die den weg van Kortrijk in dry uren tyds gedaen hadden en hun gingen posteeren buyten de Keyzerpoorte, men riep 302
logeerd was in het pensionnaat. Ondertussen was Gent vöot de zoveelste maal bezet door de Fransen. Generaal Maison legde onze stede een brandschatting op van~1.000;000 franko. De burgers leden weer erg onder de nieuwe bezetting; '·:· immersallè moetwilligheden pleegdenzy, die de
kozakken, daer men_ze qfgeklaegt had, nauwelyks gedagt hadden, en op het duyzendste paert niet hadden gedaen'. De o~eilast was zo groot dat Maisgn het nndig vond zijn soldaten persoonlijk toe te spreken en strenge straffen ~-het vooruitzicht te stellen voor al degenen die de burgers tiranniseèrdeif. ~~neraal gaf ook een dagorder uit waarin hij bena~. drukte dat ' ... de inwoners·va.n--Geiit Fransen zijn en dat ze ni~t anders mag behandelen, eerder moet men ze beklagen, omdat ze onder de knoet van de vijand hebben moeten leven ... enz ... 'enz: . .' Verder zou iedereen die de burgers nog lastig viel voor het krijgsgerecht gebracht worden. Oo<- De geallieerden·hadden zich-opnieuw georganiseerd·en_gingen in de te'genaanval. Het lste Korps van Maison had geen reserven fueer en kon de stoot niet opvangen. In de nacht van 29 op 30 maart begonnen de Franse troepen Gent te verlaten. Niettegenstaande de bewering van de generaal dat wij Fransen waren werd alles wat niet te heet of te zwaar was meegenomen. In de plaats lieten zij hun talrijke gekwetsten achter die over alle hospitalen en kloosters verspreid lagèn. De 30ste om 7 uur 30 in de morgen kwamen de kozakken met aan het hoofd het niet dood te krijgen 'Peetje' hun oude kwartieren bezetten. Ze kwamen; '... al sturmende in de stad ten getalle van circa 200, en hier
meii
en daer nog verscheyde fransmans gevangen nemend, meest alle hulanen, eenen van dezen tegenstand biedende wierd dood geschoten aen de pompe aen St Pieters-Spriete'. Zo waren we voor de tweede maal en nu voor goed van de Fransen verlost. 'De fransche werden van zeer naer in hunnen aftogt gevolgd door de
kozakken, die weynig in getal, en van eeri groot getal jongens van Aet gespuys der stad, waer van er twee zig zoo verre begaven,_ dat zygekwetst wierden door het geduerig schieten der fransche, den eetzen aèn zynen vinger, den anderen aen zyn beeri, den eersten wierd van den graef Boyhaloffgetroost met 80 franks'. · Op 31 maart werden kommissaris Volbracht, de portier van de Petèrèellepoort en deze van de Keizerpoort gevankelijk naar Brussel overgebracht. De eerste portier om de poort niet-te hebben gesloten, de tweede om ze te vroeg te hebben gesloten zodat de kozakken niet konden vluchten en zo in gevangenschap kwamen;'... ze waeren fransche van natie'is de kommentaar van De Lavàl. 2 april; 'Heden om5 urenvertrek van hier den graefBoyhaloff met zyn
regiment kozakken langs de Petercellepoort nae Berghen in Henegoiiw, hy had voor zijn vertrek alle den overigen wyn genomen in 't Sas van 306
ken in de stad waeren ', (een detachement van 100 kozakken, bevolen door de zoon Bygaloff was op 20 maart vertrokken naar Watervliet -zie 'L'oracle' van 23 maart. 'Hierop liep alles overhoop; men had gene zekere tydinge en de onruste was in alle de gemoederen want niemand konde gelooven dat het mogelyk zoude zyn dat de fransche tot hier zouden komen'. ._... Wat was er ondertussen aan Franse zijde gebeurd ? Na te zijn t~rl!ggedron gen tot in Lille had Napoleon zijn overblijvende troepen gereorganiseerd. Ongeveer 7000 man van het lste korps onder beve!_y~ gen~raal Maison .begonnen de tegenaanval in d,e vroege,mqrgen van ·zs maart met henfoei An~erpen.te..ontzetten. De opmars liep vlot van ~Fa-pel ~!1 ~a reeds dezelfde dag Kortrijkte hebben ingenomen stonden de Franse voorpo~ten ~P 26 maart rond ge middag opnieuw voor de Gentsep"borten. Óm 12 uur vludrtten de nieuwe burgemeester Lens en andere hoogw:aar<ligheidsbekleder~_uit de stad richting Aalst. De fris benQemde plaatskommandant ~?lis (11) en een groot deel van zijn staf hadden het gevaar onderschat en waren te laat vertrokken. Buiten de Keizerpoort werden ze door. Franse lansiers, die langs de overzet aan het Strop tot daar waren genaderd ,gevangen genomen. Om 1 uur 30 's namiddags stormden de voorposten de Gentse poorten door en heroverden de stad. Kolonel Bygaloff die geen haast scheen te hebben werd in de· Zonnestraat verrast terwijl hij te paard wilde stijgen. '... den graef dan, die blijven staen was, nam zyne mutse af, riep houra Kayser Alexander, en met zynen gezel stuerende de Keyzerpoorte uyten ontkwam het'. De meid van de kolonel werd gevangen genomen op de Kouter, waar ze gereed stond om te vertrekken. Ze werd 'naer de hoofdwagt geleyd, alwaer men haer afnam 150 Napoleons en 50 Louisen die zy by haer had'. Ondertussen kwam het gros der Franse troepen de stad binnen en nam enkele gekwetste kozakken gevangen.Kanonnen werden in stelling gebracht, de poorten werden bezet en ongeveer 4200 man namen stelling en bivakkeerden buiten de Dampoort. De generaal Maison met zijn staf namen intrek in het hotel 'des Pays-Bas' op de Kouter. De stadstresorier Papelen die nagelaten had te vluchten met de stadskas zag zich gedwongen een half-miljoen frank aan Maison te overhandigen, geld waarmede deze zijn soldaten de achterstallige solde uitbetaalde. De snelheid waarmede de Fransen de stad hadden ingenomen werd toegeschreven aan verraad. Bygaloff had bevolen het ijzeren hekken van de Petercellepoort te sluiten waarna de portier hem de sleutels persoonlijk moest komen overhandigen;'... 't geen hy dede, maer hoe het is of niet, de grille bleef apen en den graef had den sleutel in den zak, dus hadden de fransche geen den minsten tegenstand om in de stad te komen'. De kozakken hadden zich teruggetrokken op Melle waar de kolonel ge305
Gend, aen het volk doen uytdeylen en geld gezaeyd voor hun, hy was immers zeer bemind en eenieder zag hem met het gemoed vervuld vertrekken'. Of hij wel zo 'zeer bemind' was door iedereen betwijfelen we zeer sterk. Men heeft 'Peetje' nooit meer gezien in onze stad. Nog vele jaren nadien werden de kinderen bang gemaakt met 'ao's ge niet braave zyt zalk Peetje Kozak ne kier gaan haole'. De geallieerde troepen bleven nog maanden langs en door onze stad trekken maar nooit nam er nog zo een buitenbeentje als 'Peetje' kwartier binnen onze muren. ROGERVAN AERDE
NOTEN ( 1) Rusland, Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Zweden hadden een 'Europeesch verbond' tegen Napoleon gesloten. (2) In afspraak met hun leraars weigerden de seminaristen de diensten in de St Baafskathedraal bij te wonen. Als reden gaven ze op niet te willen deel uitmaken van een afgescheurde kerk (eigenlijk lag de fout bij een ruzie tussen twee bisschoppen). Op 25 juli 1813 roept prefect Desmousseaux de 193 leerlingen onder de wapens om te dienen in drie artillerieregimenten gelegen in de kazematten te Wezel. Verschillende levieten bezwijken er aan ziekten. In een van de zijkapellen in de St Baafskathedraal kanmen een triptiek bewonderen, opgericht in 1840 ter herinnering aan deze seminaristen die in ballingschap stierven. (Zie gids van de kathedraal). . (.3) Op 12januàril814 telde het Gentse garnizoen nog.2.900 man. (4) We hebben verschillende schrijfwijzen voór de naam ~an de kolonel gevonden; BOGALOFF, BOYHALOFF, BYCHALOW, BICHAWFF enz ... ZelfsDeLaval gebruikt in zijn dagboek 3 verschillende schrijfwijzen. We hebben gedacht dat de naam onder de prollunatie van 1T februari 1814 (zie verder in het verhaal)· wel de meest juiste zal zijn. (5) BOUT Antoine, Fidel, Armand geboren te Parijs op 21januari 1761. Vrijwilliger op 8 séptember 179~. Gekwetst tijdens het beleg van Duinkerke. Kommandant van Sas-van-Gent vanaf 3 januari 1797 tot aan de overgave. 3 mei 1815 terug onder de wapens. Op rust 30 october 1816, naar de eeuwige jachtvelden op 24 augustus 1817. Men zegt dat hij gehuwd WaS met een li~flijke Hollandse en daarom de versterking niet heeft verdedigd. (6) In het dagblad 'La Gazette' van 25 december 1927 verscheen een bericht onder de titel 'Un curieux document'. Een verzamelaar had een affiche ontdekt en hij vroeg zich af hoeveel 'Genteneers, aan de oproep van Bygaloff hadden gevolg gegeven. Het affiche was in de twee landstalen opgesteld, spijtig genoeg hebben we nergens de originele tekst kunnen ontdekken. Gelieve genoegen te nemen met onze vrije vertaling. (7) We hebben nergens een biografie van de kolonel kunnen vinden. Dat hij koloneleigenaar was van een Don-kozakkenregiment klopt. Dat hijgraaf de Bygaloff was klopt niet, want in al de rapporten door zijn oversten opgesteld en ook in
308
-~~-"......."...¡~
,i!
~
...........,... .....,
it.'r.,
UJ 0 '-l
Versterkte plaats Sas-van-Gent in 174 7. De versterkingen waren in 1815 nog steeds dezelfde . (Foto Kon. Legermuseum) .
(8)
(9) (10) (11)
deze die hij zelf naar het legerkorps stuurde komt alleen het korte 'N.N. Bygaloff, kolonel' voor als onderschrift. Zuid-Beveland in het jaar 1887 met Noord-Beveland en Walcheren verbonden (drie-eilandenplan) had vroeger de naam Tergoes. Men kan er nog steeds het stadje Goes vinden. We hebben overal gezocht maar zijn spijtig genoeg niet te weten gekomen waaromjuist 'één jaar en zes weken'. De plaats waar de kozakken bivakkeerden wordt nu nog altijd 'Moskou' geheten. We hebben zelfs een tram in Gent die naar 'Moskou' rijdt. De geallieerden hadden besloten een 'Belgisch légioen' op te richten bestaande uit 4 infanterie regimenten. Het 2de regiment kreeg Gent als oprichtings- en garnizoenstad. Op 13 maart was kolonel Polis in de stad aangekomen als bevelhebber van deze nieuwe eenheid en terzelfder tijd als plaatskommandant. Leconte in 'Coup d'oeil sur la Légion Belge' noemt Polis een avonturier van de ergste soort.
BffiLIOGRAFIE 'Gazette vanGend' maand februari 1814. 'La Gazette' van 25 december 1927. 'L'oracle' van februari- maart- april1814. A.V.- Kozakken van de Don in de Vlaanders in februari 1814- Uit : Bierkorf 54eJgn° 11-1953. BUCHER L.F.- Der Feldzug des dritten Deutschen Armee- Corps in Flandern im Befreiungskrieg des Jahres 1814. -1854. CALMON- MAISON- Le généralMaison et Ie 1er Corps de la grande Armée -1914. CORTEBEECK C. -De Fransche overheersing in België van 1792 tot 1813. - 1899. EMILE V. - Artikel over F .A. V ARENBERGH - Uit : Messager des Sciences historiques ou archives des arts et de la bibliographie de Belgique. -1893. LECONTE L. -Coup d'oeil sur la légion .Belge de 1814. -1950. LECONTE L.- Autour d'une proclamation de 1814-1954. NEVEJ.E.- Gand sous la Domination française 1792 -1814-1927. PIRENNE -Geschiedenis van België- Deel lil POULET P.- La Belgique et la chute de Napoleon 1er -1895. POULET P.- Quelques notes sur l'esprit public en Belgique pendant la domination Française 1795- 1814.-1896. VANdeMOERE J.- De jongelevieten van het seminarie van Gent te Wezel. -1856. VAN DUYSE H. -Les cosaques 1814. - 1896. VAN WESEMAEL M. - De twee straatliedjes die de intocht van kozakken in de Arteveldestad bezingen- Uit: Oostvlaamsche Zanten 37 Jg N° 5. -1852. VERHAEGEN P.- La Belgique sous la domination Française- tome V.
309
Inventaire ArchĂŠologique- Fiche nr. 73 Op 30 januari 1898 stelde Alfons Van Werveke (in de Vlaamse taal waarvan wij de spelling eerbiedigen) in de rubriek 'Beeldhouwwerken- Museum van Stenen Voorwerpen (RuĂŻnes van de St-Baafsabdij) - XVe eeuw' een fiche op over DE GRAFZERKVAN HUYBRECHT VAN EYCK Deze zerk van blauwen arduin (2,08 m. x 1,19 m.), vroeger omlijst door een koperen rand met 8 schilden, stelde een met witten steen ingelegd geraamte voor, dat een plaat (0,66 m. x 0,415 m.) en twee linten, beide in koper en met opschrift, vbbr zich houdt. Thans zijn witte steen en koper verdwenen. De arduin is zeer afgesleten, blijkbaar door de voeten der kerkbezoekers. Wij geven het opschrift van de koperen plaat volgens den kroniekschrijver M. van Vaernewijck (de woorden van het randschrift en die van de linten zijn niet gekend) : Spieghelt van my die op my treden lek was als ghy, nu bene beneden Begrauen doot, alst is anschyne. My ne halp raet, const, noch medicine, Const, eer, wijsheyt, macht, rijcheyt groot Is onghespaert, als comt die doot. Hubrecht van Eyck was ick ghenant, Nu spyse der wormen, voorrnaels bekant In schilderye zeer hooghe gheeert : Cort na was yet, in nieute verkeert. Int iaer des Heeren des sijt ghewes, Duysent, vier hondert, twintich en zes, Inde rnaent September, achthien daghen viel, Dat ik met pynen God gaf mijn ziel. Bidt God voor my die Const minnen, Dat ick zijn aensicht moet ghewinnen En vliedt zonde, keert v ten besten Want ghy my volghen moet ten lesten. Huibrecht van Eyck werd begraven in de benedenkerk van St.-Jans, sedert 1540 St-Baafs. In 1533 werd dat deel van de kerk afgebroken om een nieuwen beuk te bouwen. Dan dolf men de aldaar zijnde graven op, ook dat van den schilder. Men verspreidde het gebeente; alleen Huibrechts rechter armpijp werd, in een ijzer gesloten, op het kerkhof ten toon gehangen, doch was in 1566 reeds verdwenen. De zerk van H. van Eyck 310
(Foto Stadsarchief Gent).
311
werd in de kruisbeuk geplaatst, dicht bij de eerste zuil, als men in de kerk treed langs de zuidelijke zijdeur (kant der Limburgstraat). Tenjare 1578 beroofde men ze van hare koperen platen. In 1599 verzocht de kerkfabriek van Sint-Baafs aan de rechthebbende familieleden de gebroken 'of geschonden zerken uit het gebouw weg te hemen. Daar geen afstammelingen der van Eycks hier meer bestonden, zullen de kerkmeesters de geschonden zerk laten gebruiken hebben als bouwstof. Ten jare 1892 kwam de steen voor den dag uit de grondvesten der wanstaltige zijdeur in Renaissancestijl, in 1769 aan de Noordzijde van de kerk gebouwd; ze werd in 1895 herkend door den heer St. Mortier en berustthans in het Museum der Sint-Baafsabdij. Verg. Bulletijn van den Geschied- en Oudheidkundigen Kring van Gent, 2de jaar, blz. 239, 3de jaar, blz. 42, 85;- Handelingen, idem, deel II, blz. 1. - Zie een afbeelding van de zerk in Le Tauriste (Tournai), n ° 1, janvier 1895.
Justus Billet,Politiemeester van Gent Op 2 october 1982 was het precies 300 jaar geleden dat Justus Billet overleed op 90.::jarige leeftijd in zijn huis 'De Samson' op de Hoogpoort. Deze verjaring is voor ons een welkome gelegenheid om enkele bladzijden te wijden aan deze uiterst boeiende en veelzijdige Gentse persoonlijkheid. Hij werd geboren in 1592 als zoon van Josse, Deken van de Merceniers. Avontuurlijk van aard, wil hij wel iets meer van de wereld zien en als hij 22 is vertrekt hij voor de eerste maal naar Frankrijk en Italië. Gedurende een 1 0-tal jaren zal hij meer buiten dan in Gent zitten. Wij komenhem o.m. tegen in Corsica, Zwitserland, Duitsland. Op een gegeven ogenblik engageert hij zich bij het Spaans leger, houdt garnizoen in Italië en brengt het zelfs tot Adjudant-Majoor. Dit alles is echter slechts een inleiding tot zijn lang leven in onze stad. Hij is reeds in de veertig als hij in 1633 in het huwelijk treedt met Maria d'Inghelbin, weduwe van Antoine Batme. Hij zal er 2 dochters bij hebben : Maria-Livina en Anna-Justina. Hij vestigt zich als koopman in lijnwaad, zout, oliën, enz. Zijn zaken floreren en hij wordt weldra, zoals men in Gent zegt, "'nen gezetten burger" die zich veroorloven kan eigendommen aan te kopen in de stad en daarbuiten. Hij woont op de Hoogpoort in het oud gildehuis der Goud- en Zilversme312
POLITY[ BOECK,
i
'\ ! T
~a-eJ.l'Ï'111l ~
ahealmoffeertStt~-w,pax. dlJelJlorill.,Je f.rtilce.~a.Jlti alfru!J
ende. CommiilleJt}~ie Jool onft,_
.1a11clen 1Jn Qhefa.ff~e:!t_, al~~s:. Joox Ia.~ ende o.rJre~an m,ln
EJ: he eren Sckpenen lQan<t ketire Jefer Stede. ~an GlieJldt-. /
.
.....
.
/
BEGHONE~
'15en xxii~~Jt JfûsuRtis 16~8. ·
Titelblad van het le Politieboek van J ustus Billet. (Foto Stadsarchie f)
313
den en geniet de achting van zijn medeburgers die hem waarderen voor zijn geleerdheid, zijn ervaring en zijn eerlijkheid. Diverse functies en ereposten stapelen zich op. Hij wordt Deken van zijn gebuurte en eerste secretaris van de stad. In 1641 wordt hij Gouverneur van de Armenkamer. In 1643 wordt hij verkozen tot Schepen van de Heerlijkheid vanSt-Pieters en tot Raadsheer van de Berg van Barmhartigheid. Tussen 1643 en 1667 is hij talrijke malen Schepen, 't zij van de Keure, 't zij van Ghedeele. Op22 augustus 1658 wordt hij aangesteld als Politiemeester en men moet blijkbaar zeer tevreden geweest zijn over de geleverde prestaties want nauwelijks ĂŠĂŠnjaar later, op 17 september 1659, wordt hij benoemd tot 'Politiemeester ad vitam'. Dezen die zouden denken dat een 17 e eeuwse Gentse politiemeester zo iets was als onze huidige Commissaris, slaan de hal dan toch een heel eind mis. Hij was zo een beetje de zeer aandachtige waakhond van heel het Gents gebeuren. Hij moest letten op wat er gebouwd, herbouwd of hersteld werd. Hij controleerde de werken aan openbare gebouwen, zowel wat de m~tselaars betrof als de timmerlieden, de ijzerwerkers, de beeldho"!lwers; niet te vergeten de kwaliteit van de gebruikte bouwmaterialen. Niet alleen controleerde hij deze werken, maar hij moest ook melden waar herstellingswerken moesten uitgevoerd worden. De controle op de uitvoering der wegeniswerken stond eveneens vermeld op de takenlijst van J ustus Billet. (Toch spijtig dat wij nu geen politiemeesters meer hebben). Daarmee was de kous op verre na nog niet af. Hij inspecteerde de 'erfscheeders' en hield 'en passant' een oogje in het z~il over al wat er gebeurde met waterlopen, greppen, mestputten, muren, hagen, straten, bruggen, kaaien. Op de graanmarkt zag hij na of alles er gebeurde zoals het moest, of er geen misbruiken waren, of niemand kwam kopen die daartoe het recht niet had. Vis-, vlas-, garen-, boter-, lijnwaad- en andere markten ontsnapten evenmin aan zijn scherp en waakzaam politiemeestersoog. Gentenaars die 'vergaten' hun cijns te betalen konden er op rekenen weldra Justus Billet te zien verschijnen die hun kwam herinneren aan hun plichten. Zouden wij, 20-eeuwse Gentenaars, er niet goed aan doen ons wat meer te verdiepen in onze locale geschiedenis, die trouwens ongemeen boeiend is ? Eens nagaan of sommige zaken die in de loop der tijden afgeschaft werden en verdwenen zijn, in feite niet verdienden bewaard te blijven ? Wij zouden misschien tot de conclusie kunnen komen dat, op gebied van 314
Zegels van het lijnwaad verkocht op de markt van Gent. Uit het le Politieboek van J ustus Billet . (Foto Stadsarchief)
315
organisatie en coördinatie, het 17 e eeuwse Gent het er nog zo slecht niet van afbracht en wij misschien - in alle nederigheid - bepaalde zaken zouden kunnen terug in voege brengen. Het verslag van al de werkzaamheden en de bevindingen vande politiemeester werden neergeschreven in een zogenaamd politieboek. Het opstellen van deze politieboeken was een taak die opgelegd werd door het Magistraat. De bedoeling was : een soort administratief rapportenboek waarin in chronologische volgorde de activiteiten werden neergepend van de politie-inspecteur. . In de periode gaande van 1658 tot 1667 heeft Justus Billet 12 dergelijke boeken volgeschreven. En als wij spreken van politieboek denk dan vooral niet aan het 'carnetje' van onze agenten. Het waren lijvige boeken. Normaal gesproken zouden dit eerder droge administratieve verslagboeken moeten geweest zijn. Dank zij Blllet zijn zij uitgegroeid tot buitengewoon boeiende lectuur. Er waren in zijn tijd 2 politiemeesters. Met wat te zoeken in het archief kunnen wij de naam van zijn collega wel achterhalen, maar het is een naam die ons niets zegt, daar waar de naam J ustus Billet toch zeer familiair in de oren klinkt van dezen die, al was het ook maar een beetje, geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van onze stad. De andere brave man zal heel waarschijnlijk zijn werk even gewetensvol uitgevoerd hebben als Justus, maar wanneer de naam van deze laatste een begrip geworden is, dan is dat uitsluitend te wijten aan de manier waarop hij zijn politieboeken opgesteld heeft. Hij was een gecultiveerd man die literair onderlegd was. Vanjongsafwas hij een verwoed lezer geweest, speciaal geïnteresseerd in historische werken. Hij had zich een rijke bibliotheek aangelegd die tal van handschriften bevatte. Aan alles is te zien dat Justus Billet zijn taak zeer ernstig opnam. Het zorgvuldig schrift is zeer duidelijk en de versieringen zijn talrijk. In de laatste politieboeken is dit wel iets minder het geval, maar dit hield verband met de slechter wordende staat van zijn ogen. Nergens krijgt men de indruk dat deze rapporten voor hem een corvee waren die zo vlug mogelijk moest afgehaspeld worden. Integendeel, wij geloven dat de man er zelf veel plezier moet aan beleefd hebben. De eerste bladzijde van het eerste politieboek werd door hem ingevuld de dag dat hij benoemd werd tot politiemeester;Hij liet er dus geen gras over groeien. De titelluidt als volgt : 'POLITYEBOECK waerinne gheannotteert staen, par memorie, de principaelste affairen ende Commissien, die door onse 316
,,
I
i â&#x20AC;˘ ..f
. l
..
Begin van het 3e Politieboek van J ustus Billet. Aanhef van een lofdicht ter ere van Gent met afbeelding van de Maagd.(Foto Stadsarchief)
317
handen syn ghepasseert, alles door last, ende ordre, van mijn Ed. heeren Schepenen vand. keure, deser Stede van Ghendt; Beghonen, den XXIJen Augustus 1658 '. Justus, die een methodische geest bezat, heeft in al zijn boeken een index ingelast waarin alle behandelde onderwerpen alfabetisch geklasseerd staan en waarin verwezen wordt naar de overeenstemmende folio's. Wat hem verder kenmerkte was een zeer grote liefde voor zijn geboortestad. Van de 12 politieboeken beginnen er 8 met een 'Lofdicht terEeren der Stede van Ghent' en op het titelblad prijkt de Maagd van Gent. (Uitzondering vormen het 7e, 8e, 11e en 12e). Wat de spelling betreft volgt Billet de gebruiken van vroegere tijden, dat wil zeggen dat hij zijn voeten veegt aan alle mogelijke regels, een absolute vrijheid hanteert en zich voorallaat leiden door de inspiratie van het ogenblik. 'Onderhouden' wordt enkele regels verder 'onderhauden'. 'Gent' is zowel 'Ghent' als 'Ghendt'. Voor 'politie' is de keus groter : 'Polittie' - 'Po lidje' - 'Politije'. Wat de ene keer een gestipte ij is, wordt de volgende keer een i of een 'i grec' of zelfs een i grec met 2 puntjes op. De uitspraak zal wel altijd dezelfde geweest zijn. Zoals reeds gezegd waren deze verslagboeken geen droge administratieve rapporten, want geleidelijk begon Justus Billet er een persoonlijke noot aan te geven. Hij noteerde letterlijk ALLES wat er in Gent gebeurde, vermeldde vroeger gebeurde feiten, herinneringen aan gesprekken die hij gevoerd had, wat hij gelezen had, gaf zijn persoonlijke opinie, vermeldde jeugdherinneringen. Op bepaalde momenten gaan deze boeken lijken op een persoonlijk dagboek : hij schrijft over zijn ziekten, het dieet dat zijn dokter hem voorschrijft, etc. Hij beschrijft processies, optochten, toneelvoorstellingen, geeft lijstenvan de adellijke families, van de nieuwe huizen en stenen gevels, 'opschriften Van alle de Ciaeken van Beijaert', 'Memorije, van alle de soorten van lijwaeten, Die hier op onse Marct van Ghendt, worden vercocht'. Wij nemen kennis van de voorgeboden van de Schepenen, zo een van 1663 waarbij het verboden wordt bomen 'staende op den Cauter als op Plaetseken bij d' Abdie van Bauloo te kappen of er enighe schaede aen toe te brenghen'. Hij opent een geschiedkundige kroniek, 'De Aude Cronijcke van Vlaenderen ende sonderlijnghe der Stede van Ghendt'. Zij is verspreid over verschillende van zijn politieboeken, begint vanaf de 3e eeuw en loopt tot 1399. Men kan niet alleen kennis nemen van de genealogie van de forestiers, dezen die even over de grens willen kijken zullen er de nominale lijsten vinden van de koningen van Frankrijk, Spanje, Engeland, Portugal, Napels,etc.
318
1)er
& ~~r.v~\~i/i-c.~~/ 7 opm.
J
f - ~'
·-
'--'
_ I
f
I
'1
dv ,
·
....
: ,
. t.
Ir
CC '-• , , } '
•
"er 't .
.. • '
--t·- /.:'I ' L· .:t ue, .."'fl c lfll friJlL .?>i!lct,~~'r ··. eest L-·...~·· J
~
Bladzijde uit het Se Politieboek van J ustus Billet. (Foto Stadsarchief)
319
Men zou bijna vergeten dat dit ambtelijke verslagboeken waren, ware het niet dat wij de details kunnen lezen over zijn 'Visitacije ghedaen te waeter, begonst van achter het beenhuijs, tot den rooden thorre, ofte tot In de Slecke'. Al deze uiteenlopende onderwerpen worden doorspekt met versjes en gedichten. De gehechtheid van J ustus aan zijn geboortestad kwam tot uiting in al wat hij schreef. Alhoewel hij zeer bereisd was en vele grote steden gezien had, leed hij zeker niet aan een inferioriteitscamplex wanneer het Gent betrof. Als zeer godvruchtig man gaf hij wel toe dat Rome boven Gent stond, maar enkel maar omdat de Eeuwige Stad de zetel van het Pausdom was. Maar, voegt hij er onmiddellijk aan toe, er is geen enkele reiziger, te land of ter zee, die een stad tegengekomen is die vergelijkbaar is met Gent. Zeer leerrijk zijn zijn lijsten van straten, straatjes, stegen,markten, plaatsen, enz. In meer dan één geval is hij op dat gebied onze enige en betrouwbare bron van inlichtingen. Hij heeft het over 'De straeten deser stede van Ghent, met de huijsen (het ghetal der huijsen) die in de zelve ten voorhoofde staen, met annotacijen van de praehijen van dezelve straeten daer de voorseijde huijsen in zijn gheleghen, alles met de letters A.B.C., om die facillieker te vinden.' In 1667 diende Justus Billet zijn ontslag in als politiemeester, dit wegens zijn wankele gezondheid en zijn steeds slechter wordend gezichtsvermogen. Vergeten wij niet dat hij toen reeds 75 jaar was. Hij zou 15 jaar later sterven, blind. Wij hebben het steeds gehad over JUSTUS Billet. Wij hebben de naam J ustus aangehouden omdat hij ons nu eenmaal familiair in de oren ligt en men, na zijn dood, steeds over J ustus gesproken heeft. Wij willen er evenwel de aandacht op vestigen dat Billet zèlf schreef en tekende : Justo. Het is sinds lang een dwaze gewoonte geworden de naam van iemand, na zijn dood, een veel deftigere of geleerdere allure te willen geven. Men gaat dan gewoonlijk voort op een uittreksel van de 'Burgerlijke Stand' of op doopregisters en iemand die heel zijn leven 'den Charel' geheten heeft wordt ineens Carolus, zoals 'den Tseef' gepromoveerd wordt tot Josephus. Het zou geen kwaad kunnen dat wij de namen van de mensen na hun dood niet gaan verdraaien of trachten te vertalen. Spreken van een Karel de Kerchove de Denterghem is een beetje belachelijk. Al degenen die zo familiair met onze oud-burgemeester omgingen dat zij hem aanspraken bij zijn voornaam, zullen zeker geen Karel gezegd hebben, maar wel Charles. Deze 12 politieboeken, in prima staat, worden nu bewaard in het Stads-
320
archief. Zij werden aangekocht in de jaren 1840. Stadsarchivaris Prudens Van Duyse maakt er de volgende aantekening in: 'Gekocht in 184., doen binden in 1856.' Waar ligt nu in Gent de straat die genoemd werd naar Justus Billet, de man die ons zo veel interessante inlichtingen bezorgde over onze l 7 e eeuwse straatnamen ? Ach, beste lezer, zoek n!et, maak u maar niet moe ... HUGO COLLUMBIEN
Onze Gentse keukenrubriek (vervolg) DE GENTSE STOVERIJE Dikwijls, zo vertelt hij, wordt verward met de meer eenvoudige stoofcarbonades. De bereiding gaat zo wat naar dezelfde trant maar er -is heel wat meer voor nodig. Als ik met -ons moeder vroeger mocht meegaan naar de beenh~uwer (want er viel toch altijd wel een schilleke ho<;>frtvlak (kopvlees) of pens te bemachtigen) dan vröeg zij :'een goeie stoverije, geweet wel, zo met een beetse van alles in; Fridje'. Alfred, een bultenaar ('t Karkaske genoemd), als de meeste gebochelden een 'lollekensheere', sloeg 'nen kwirtkslag, en haaldevan de kapblok van een hoop gereed· in teerlingjes gesneden vlees enkele brokjes met hier een velleken, daar een stukje vet aan en zelfs een stukje 'kattevlees'. Natuurlijk _geen eerste soort vlees waar men 'buufstuk ofgros buuf' van bereidde, maar voornamelijk zo wat van het nekstuk en dergelijken. Dit gewogen zijnde werd in de weegschaal het zelfde gewicht bijgevoegd van het 'zuu een beetje van àlles' : enkele stukjes rundslever., rundsnier en ook rund.szwezerik (ván kalfszwezerik, waar heel wat fijne zaakjes mee bereid werden, was er in een gewoon huishouden en in een gewoon menu geen sprake). De bereiding zelfs was een ceremoniaal. Destijds werd de vrijdag het vers vlees geslacht en met die lange platte karren geleverd. 's Zater-dags werden-dus de 'beesten' of 'halve beesten' gescheiden en-was het de-beste dag voor de stoverij en voor het vleesnat of bouillon waarvan de zondag de traditionele 'soep met ballekens' en vermicelli zou worden klaargemaakt. Maar Oude Keukenpiet was aan het afdwalen; 'terug naar uwe kastrollen jongen' zo zei ik, en hij ging verder. Men neemt een stoofkastrol en laat er een flinke klont boter in bruin worden : daarin worden nu de blokjes vlees en ook de stukjes 'een beetse van alles' gebruind, en als het geheel goudbruin en· 'g~ed genomen' is, (goed afgebruineerd zeggen ons mensen), fruit men daarin nu nog een paar ge-
321
'een goeie stoverij, ge weet wel...'
hakte ajuinen, voegt men er een laurierblad bij, alsook wat tym (themoes zeggen de Gentenaars), een kruidnagel (grofkensnagel) en peper en zout (1). Nu nog een beetje water erbij en de kastrol potdicht gesloten en stoven maar. In huis hangt nu al de gezellige reuk van de stoverij; de rest is nu wachten, volgens de aard van 't vlees een halfuur of een uur. Dan wordt een goede geut bier (liefst zwaar bier of zelfs sturtebier) (2) erbij gevoegd en laat het geheel maar zachtjes doorstoven, zowat, in het totaal twee Ă drie uur. Een halfuur echter vbbr het opdienen wordt de saus aangedikt door het toevoegen van een glas water of azijn (veel of weinig naarmate men de stoverij al of niet goed vettig wil houden) waarin men een 'temperken' aardappelbloem 'gebroken' heeft. De stoverij is goed mals en geurig, en gereed met een grote ronde pot gewoon gekookte maar 'bloemerigge' en dampende aardappelen te worden opgediend. VARIANTEN : Dat dit recept nu zo maar niet van een leien dakje in 'enen trok' kon opgeschreven worden, moogt gij geloven, zoveel te meer dat niet alleen tante Mele maar ook 'Grootje' op bezoek was. Uit de ellenlange discussies kon ik opmaken dat men vroeger meestal van in het begin een snee brood, goed bestreken met 'mostaard van Tierentijn' liet 'meebronselen' wat later het binden van de saus met aardappelbloem onnodig maakte; dat bier meestal voldoende was en dank zij bier, brood en (1) Verkrijgbaar bij drogisterij Vergaelen. (2) Onder verschillende biersoorten CogĂŠgan raad U aan als hierbijpassend : Rodenbach of Trappiste Chirnay en vooral de Oudenaardse 'Gouden Band' van Liefmans in champagnefles die in uw kelder lang kan bewaard worden.
322
mostaard het binden van de saus onnodig werd en azijn kon uitgesloten worden; dat bij de ingrediënten die na het bruinen werden gevoegd ook soms een beetje geraspte muscaatnoot werd aangebracht; dat in sommige gevallen balletjes gehakt zo wat een uur voor het einde van bereiding werden toegevoegd- (Grootje noemde dat een verschrikkelijke verwarring met 'fricassée') -en tante Mele, die natuurlijk de pluim van de chic en de finesse op haar hoedje wou steken beweerde dat zij er altijd in plaats van azijn een goed glas witte wijn in 'laptegede', wat Keukenpiet venijnig liet vragen hoeveel soorten. 'pinard' zij gewoonlijk in haar 'kelderke van 'nen veurschuut gruut staon hao ?'.Maar zand daarover. Waar echter iedereen roerend over akkoord was, dat is dat het opdienen van frieten bij de stoverij iets is dat veellater werd ingevoerd en als een uitvinding van de duivel moet bestempeld worden.
Nota van de schrijver: Mag ik ook mijn loodje in 't zakje gooien en er aan toevoegen dat een zeer goed recept van stoverije (op rijm) te vinden is in het Gents Woordenboek van Lievevrouw deel II, blz. 1388 ? ... gebakken uier een ware lekkemij
ULDER OF UIJ;:R
Aangezien wij het volop gehadhebben over lever, nieren en zwezerik (sepieren of soepieren (! ?) zei mijn tante Eufrazie), zou ik nog even een smakelijke(?) maar spotgoedkope lekkernijwillen bedenken : namelijk de uier van de koe of ulder (ook soms hulder genoemd). In sommige beenhouwerijert kon men die regelmatig, gekookt, voor het raam zien liggen. Hij werd uitbesteld-in schillekens, die men zo, met peper en zout met een boterham nuttigde. Voor sommigen was de nu nog daarbij gebakken uier een ware lekkernij. De geur gedutende het bakken hield echter vele volksmensen daarvan terug• Maar met een zure saus mee 'kaantjes' is het toch van 'lek mijn lepke'. 323
KAANTJESSMOUT (OF SMIJT) Dat men in de grote werkersgezinnen niet altijd fijne geboterde witte boterhammetjes of sneetjes koekebrood kon uitdelen staat vast. Meestal moest men zijn toevlucht nemen, in het beste geval tot boeren- of grijs brood, meestal tot roggebrood. Boter? soms een 'striepke' voor vader, de broodwinner. Van margarine nog geen sprake. Winkelsiroop was een gegeerde spijs. Maar wat beter bij een roggesnee dan smout (afgesmolten vers spek). Trok men niet naar familie of boterboer op den buiten speciaal om 'nen groven boerenboterham of een roggenstuitte met smout en een schil in de schoorsteen gerookte rauwe hesp te eten. Boerenkost, zo zei men, maar hoe gewenst ! ! ! Ten andere zingt men niet in de Vlasgaard : Ik vocht voor mijn stuitten Met zuster en broer Ik ben van den buiten Ik ben van den boer. Smout, gesmolten vers spek, schoon wit en klaar gestold. Maar een superlekkernij was het kaantjessmout, 't is te zeggen met de er zich in bevindende reepjes mager varkensvlees en de zwoerden tot krakende korstjes gebraden en in het smout gemengd. Vele Gentenaars zouden nu nog een lekker goed geboterde snee wit brood laten staan voor een grove snee boerenbrood met 'smout mee kaontses'. ('t vervolgt)
Puzzel1982 De ELF laureaten van puzzel '81 - maar ook al degenen die, al ware het maar een heel klein beetje, verliefd zijn op de ongeĂŤvenaarde Stroppenstad- daagt de achtbare heer Quizmaster uit puzzel '82 de baas te spelen. Hij geeft grif toe dat hij de enen zowel als de anderen een hard te kraken noot te verorberen geeft, eigenlijk geen spek voor eenieders bek. Inderdaad zullen zij die de halsbrekerij wagen van (historische) wanten moeten weten en bovendien geen sukkelaars mogen zijn inzake het leggen van brokjes mozaĂŻek. Wat de achtbare heer Quizmaster van zijn tegenspelers verwacht ? Het op speurtocht gaan naar de namen van 17 verdwenen Gentse gebouwen (vb. Casino),bouwwerker\vb. Keizerpoort), gebouwencomplexen (bv. Citadel in Park). Om de spelers en speelsters wegwijs te maken worden 15 van die gebouwen, enz. bondig, maar rijk aan details, omschreven. Van die gebouwen, enz. zijn jammer genoeg de omschrijvingen in des heren Quizmasters pen blijven steken. Voor welke slordigheid hij zich ootmoedig verontschuldigt. 324
Is men erin geslaagd alle namen op het spoor te komen, dan is het zaak ze volgens een bepaalde volgorde in een adem kop aan staart in een 196 vakjes tellend vierkant in te vullen. Dat vierkant hoeft men niet eens te tekenen, het volstaat het hierbij afgebeeld vierkant met zijn 5 2 stukjes mozaïek af te tekenen en de mozaïekjes uit te knippen. En zonder het patroon van het mozaïek te wijzigen, de uitgeknipte stukjes derwijze te verplaatsen dat de 17 namen, zoals reeds gezegd kop aan staart hun plaats gekregen hebben in de 196 vakjes van het vierkant. De heer H. COLLUMBIEN, Lijnmolenstraat, 149 te 9110 Sint-Amandsberg, heet de antwoorden van de puzzelaars en puzzelaarsters hartelijk welkom. M.V.W.
325
A - Dit wondermooi gebouw met zijn langgerekte spitse toren wordt reeds in 1140 vermeld. We mogen zeggèn dat het voor het ongeluk geboren werd. Hoeveel keren het door brand geteisterd werd, weet ik niet. Alleszins in i354, 1359, 1564, 1588, 1675, 1733. Bovendien had het tussen 1566-1579 herhaaldelijk te lijden van de beeldstormers. Uiteindelijk werd het gesloopt op 10 juli 1799. (19 letters) B - Van dat massief bouwwerk dat volledig door water omringd was, legde K.K. op 22 mei 1540 de eerste steen. Pas in 1553 zal het voltooid zijn. Was Donato di Boni de ontwerper ervan, de vader van Lucas de Heere, Jan, schilder-beeldhouwer, maakte er een prachtige maquette van. Jammer genoeg is het niet tot ons gekomen. Reeds in 1577 besloot men het bouwwerk af te breken. Een afbraak die praktisch duurde tot op de dag ( 17 sept. 1584) datAlex. Farnese zich van de stad meester maakte. Deze beval het bouwwerk herop te bouwen. Men werkte eraan van mei 1589 tot dec. 1593. Ik heb geen tijd over het geval uit te weiden. Verneem alleen dat het Jozef II zal zijn die het bevel gaf (22 nov. 1781) de boel te slopeiL Per slot van rekening voor de stad een welkome gebeurtenis, want die kon een legertje werklozen voor een hele poos aan werk helpen. Na een jarenlange onderbreking hervatte men in 1826 de afbraak die pas in 1834 zou voltooid zijn. (17letters) C- Dat bouwwerk dat dagtekende van 1253 werd, ik weet niet hoeveel keren ver- en herbouwd. Alleszins in 1579, in 1638 toen men het voorzag van verschillende schietgaten, in 1786 toen het veel van zijn pluimen liet. In 1808 werd het nogmaals volledig herbouwd. Om Napoleons mouwen te vegen metselde men in 1812 twee koperen platen in zijn gevels waarop in vergulde letters te lezen stond: A NAPOLEON- MOCCCVIII. Wat ~oor direct gevolg had dat het naar de keizer genoemd werd. (15 letters) D - Dit gebouw dat op geen Gentse grond stond, maar gelegen was binnen de muren van de Burg, was opgericht DOOR en VOOR het grafelijk Huis. Op een bepaald ogenblik nochtans mochten ook de gewone bewoners van de Burg er gebruik van maken. Het zou opgericht zijn door graaf Boudewijn de Kale (879-918) in 885. Een brand vernielde het in 1174. Slechts voorlopig hersteld in dat jaar, herbouwde men het volledig in 1216. In 1579 werd het door de Calvinisten gedeeltelijk gesloopt. Opnieuw hersteld in 1590 begon het vanaf 1614 van de oudeman te hebben. In 1736 moest het uiteindelijk plaats maken voor een paar woningen. Het was in dat gebouw dat men gedurende ruim 5 eeuwen twee miraculeuze zandstenen broden bewaarde. U kent ongetwijfeld die zeer verspreide legende volgens dewelke een hongerlijdende kinderrijke weduwe brood ging vragen aan haar rijke zuster die zo egoïstisch en wrekkig was dat zij bij hoog en bij laag volhield : ik heb geen brood en mocht ik er hebben het mag, 326
bij God, in steen veranderen. Dat gebeurde stante pede met de talrijke broden die in haar kelder lagen. Twee ervan kwamen in ons gebouw terecht. Nu berusten ze in het Bisschoppelijk Seminarie. (14letters) E - ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ( 14 letters) F- Een zeer oud gebouwencomplex dat in de loop van zijn bestaan herhaaldelijk met desastreuze gebeurtenissen te worstelen had. Evenwel mocht het zich van tijd tot tijd fortuinlijker evenementen meemaken. Inderdaad was het binnen zijn muren dat de Engelse koningin Filippa van Henegouwen in maart 1340 (en niet in 1341 zoals sommigen beweren) van een zoon beviel die de naam van John of Gaund kreeg. De koning, Edward III, die van 26 jan. tot 20 febr. te Gent doorgebracht had, was dus bij de geboorte niet aanwezig. Een ander historisch gebeuren : Daar werd op 19 juni 1369 het huwelijk ingezegend van gravin Margareta van Male met hertog Filips de Stoute. ( 13 letters) G- Dit grootsromaansgebouw dat een Gentse patristische familie in de 13de eeuw deed optrekken, werd in 1839 met de grond gelijk gemaakt door de 'verdelger' (dixit P. Fredericq) Louis Roelandt. Naar dezes plannen verrezen op de aldus vrijgekomen ruimte twee herbergen; Het Café du Nord en het Café Belge. Op hun beurt dienden die in 1902 de plaats te ruimen voor Ons Huis. (13letters) H- Van dit lomp bouwwerk zegdemen dat het Frans (of liever Gallisch) was omdat het nu eenmaal op de weg naar Frankrijk lag. Niettegenstaande zijn werkelijke naam had het geen uitstaans met potten of pannen. Het stond schrijlings op de grens van de stad. Zijn buitengevel was voorzien van een nis waarinjaren lang een O.L.V.-beeldje stond. Datwil heel wat zeggen ! Het gebouw werd in 1540 tot de afbraak veroordeeld door K.K. Nochtans liet men het ongemoeid tot 1780.( 10 letters) I - Volgens sommige afbeeldingen van de Grafelijkè Oudburg maakte dit lomp en somber uitziend gebouw deel uit van die Burg. In werkelijkheid verdedigde het de driehoekige plaats waar men de turf opstapelde die de schippers via de Schipgracht in de Vier Ambachten gaan halen waren. Zoals zoveel andere gebouwen werd ook dit door K.K. in 1540 aangewezen om gesloopt te worden. Waar het stond staat nu een winkel waar u zich potten, pannen, ijzerwerk en nog veel andere voorwerpen kunt aanschaffen. (10 letters) J - Dit gebouwencomplex dat een kapel, stallen, feestzalen en talrijke woonvertrekken telde - naar verteld werd zoveel kamers als er dagen in het jaar zijn - diende tot residentie van de Bourgondische hertogen. Vooral Filips de Goede verbleef er graag. Het was in de grote feestzaal van het gebouw dat K.K. op 29 april1540, omringd door een keur van edelen en legeraanvoerders de Schepenen van de twee banken, dertig poorters, de 327
deken van de weversgilde vergezeld van 50 gildeleden, 6leden van ieder ambacht en 50 creesers, deze laatsten met een strop rond de hals, voor zich deed neerknielen en vergiffenis vragen voor de 35 misdrijven die zij bedreven hadden. (10 letters) K-In 1316 wijdde men het gebouw aan Sint-Jan de Evangelist. In 1334 kreeg het een tweede patroonheilige. Sint-Pauwel. Justus Billet vertelt dat Gent in zijn tijd zeven publieke horloges telde : het Belfroot, Sente Pieters, Nonnen Bossche, Sint Salvators, de PP. Sartreusen, op de Vischmaerct, en op ons gebouw. Maar als ze niet achter liep, liep ze voor. Voor dat feit kreeg ze van het volk een spotnaam die naderhand overging op het gebouw zelf. ( 10 letters) L - Had de bronzen Franรงois Laurent zich 26 jaar vroeger neergezet in zijn dito zetel dan had hij kunnen zien hoe slopende hamers en houwelen dat rusteloos en toch zo nuttig bouwwerk meedogenloos kapot sloegen. Een bouwwerk welks eigendomsrecht eeuwen lang door de Sint-Pietersabdij betwist werd. ( 10 letters) M - ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ( 10 letters) N- Dit gebouw, Mijns Heeren Hof van Vlaenderen, dat we gerust een paleis mogen noemen, werd ingericht en vermeerderd door graaf Loclewijk van Male. Hij verbleef er zeer graag en dikwijls. Ook Filips de Goede verbleef er met voorliefde. Het was tijdens een van zijn talrijke oponthouden in deze woonst dat zijn eerste echtgenote, Michelle de France, dochter van de Franse koning Karel VI, in 1422 plots overleed. Naar gefluisterd werd vergiftigd door haar eerste hofdame Ursule. In 1465 verhuurde de hertog het paleis aan de heer van Imbercourt, die, zoals u weet in 1477 door de gek geworden Gentenaars onthoofd werd. De poort naar dewelke het paleis genoemd werd, werd in 1540 door K.K. verbeurd verklaard, doch werd pas gesloopt in 1842. (9 letters) 0 - Dit imposant gebouw werd op staatskosten opgericht door architect Malfeson en pater Klukman. Een gedeelte ervan door Louis Roelandt. Menig medeburger heeft er voor kortere of langere tijd zijn intrek in genomen. Altijd liet hij er zich per wagen naartoe voeren. Zoals in zoveel vlieghavens was er een verkaapscentrum ingericht waar men zich houten en metalen voorwerpen kon aanschaffen : huishoudgerief, tuingerief, cobbejagers, klompen, mattekloppers, enz. Als men het in 1935, na 180 jaar gediend te hebben, opdoekte was het niet bepaald om het te vervangen door een ander nuttig gebouw, gezien het niet 'versleten' of 'verouderd' was geworden, maar om verzwegen gebleven redenen. Zelfs zeer behoeftige werklozen, als ze maar een getuigschrift van goed gedrag en zeden konden voorleggen, mochten er hun intrek nemen. (8 letters) P- Dit bouwwerk heeft in 1578 in de belangstelling van vrijwel alle Gen328
tenaars gestaan. Ziehier waarom : Op 5 maart van dat jaar laadde men Dulle Griet te Oudenaarde op een schip dat het geweldig gevaarte naar Gent moest overbrengen. Op 8 maart belandde het schip met zijn vracht aan het bouwwerk in kwestie, waar de loop, de kamer van het kanon en 6 kanonballen op wagens werden geladen. Bestemming: Wannekensaerd, nu Grootkanonplein. Bij de sloping van het gebouw ontdekte men een groot aantal grafzerken, die nu tentoongesteld zijn in het Museum voor Stenen Voorwerpen. (7 letters) Q- Dit stijlvol gebouw verving in 1719 een somber 'steen' waar gedurende vele eeuwen vrouwen zowel als mannen tegen hun goesting dagen en nachten kwamen doorbrengen. Het heeft zowat voor alles en nog wat gediend. Het bestuur van het Octrooi had er zijn burelen. De Kamer van Koophandel had er zijn vergaderzaal. Zelfs de Academie voor tekenkunde beschikte er over de nodige lokalen. Op een bepaĂ ld ogenblik opende men er een jongensschool, later gevolgd door een voor meisjes. Geen twee volle eeuwen heeft het op die plaats mogen staan prijken. Slopende handen veegden het genadeloos van de kaart. Wat er op zijn plaats gekomen is weet u zo goed als ik. (7 letters)
VRAAG EN ANTWOORD Vraag van de Heer Olivier Willemot. 'Wie kan mij meer inlichtingen geven over de kinderen, afstammelingen of familieleden van Filips Karel Marissal, stichter van de Gentse Akademie (1751), geboren te Gent op 22-8-1698, overleden te Gent op 14-21770, waarover een artikel geschreven werd in 'Palmares' maart 1970.'
Vraag van de 'Belgische Sleutel- en Slotenspecialisten Gilde' (met zetel te Gent) 'Heeft er in het verleden (vanaf de vroegste tijden) een 'Sloten- en Sleutel Gilde' bestaan? Hetzij in BelgiĂŤ, hetzij in het buitenland. Of een gilde die nauw betrokken was met 'Sloten-Sleutels' ? VORIGE JAARGANGEN VAN 'GHENDTSCHE TYDINGHEN' Zijn nog verkrijgbaar : Jaargang 1973: nrs 11-12 1976 : nrs 2-3-4-5-6 1977 : nrs 1-3-4-5 +volledige jaargang 329
Jaargang 1979 : nrs 1-2-3-4-5 +volledige jaargang 1980 : nrs 1-2-3-5-6 +volledige jaargang 1981 : nrs 1-3-4-5-6 + volledige jaargang Prijs per afzonderlijk nummer : 50 fr. Prijs per volledige jaargang : 250 fr. De tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag ( 10-12 u) in het Documentatiecentrum, behalve in de maanden juli en augustus en op wettelijke feestdagen. Portkosten bij betaling op postrekening bij te voegen : 1 of 2 nummers: 13 fr. 3 of 4 nummers : 26 fr. 5 of meer nummers : 40 fr. Eveneens verkrijgbaar : onze heruitgaven : Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata. Eerste uitgave door Hondius : 80 fr. Plattegrond Gent 1796 door Goethals Identiek aan origineel : 100 fr. De Plattegronden worden niet opgestuurd. Zij moeten afgehaald worden. Mevrouw Van Geluwe-Eggermont A. bibliotecaresse
STEUNFONDS 1982 1000,- Fr- Generale Bankmaatschappij 500,- Fr- H. Collumbien 300,- Fr- J. Van Bocxstaele 250,- Fr- Mej. R. De Porre; M. Stepman; A.J.Ylen; Dr U. Dieriek 150,- Fr- A. Velleman; J. Vandenhaute ( +) 100,- Fr- Fr. Semay; J. D'hont;G. Veeckman; J. Brun 50,- Fr- Mw D. Sarteel; R. De Geyter;J. Goeman; Mw J. Boeckx; A. De Meyer; Mw M. Dentandt; M. Baecke; G. De Boel; G. Portie; J. Van Quickelberghe; A. Baert; Mw PEister-Van Bignoot; R. van den Abeele; R. Wallaert; J. Koninckx; R. De Smul;J. Van de Wege;Mw S. De Vos;Mw V. Godu 40,- Fr - naamloos
330
BESCHERMLEDEN 1982 Mw DeStaute-De Loore H.- 2000,- Fr Paul Beernaerts- 1000,- Fr Kredietbank N.V.- 1000,- Fr
STEUNENDE LEDEN 1982 (500 Fr.) Jean Van Huffel (750,- Fr) Dr Roland Marlier Alfred Annez Marcel Philips Mw Destanberg-Dhaenens Cécile Hanus ( +) Paul De Coninck Pierre De Caluwe Roger Halsberghe
A.J. Impens Jacques Verdorrek Jacques De Backer Mw Torrekens-De Rudder Marcelia Cottinie Jacques Piette Emile Flamant Anne Cocriamant Dr Henri Depoorter
INHOUD 1982 .1. Hippolyte Metdepenningen (Vervolg) Inventaire Archéologique : Toortshouder van de Nermg der Kraankinderen Gent in 1878 De Bruggewachter zat in het Patijntje Een en ander over Pierlala-liedjes Een Rusthuis voor ... Standbeelden Bibliografie Aanwinsten in de Bibliotheek Steunfonds 1981
3 15 19 32 33 47 49 54 55
2. Over de Augustijnerommegang van 1698 Inventaire Archéologique : Vlaamse Academie De Huizen rond de St-Niklaaskerk te Gent De Geboorte van Christus in het Groot Vleeshuis Bibliografie Oplossing van de Puzzel1981
61 84 89 99 109 110
3. Over de Gentse 'Garde-Civique' Over rosmolens en burenhinder Charles de Kerchove de Denterghem lnventaire archéologique :Handschrift Marcus van Vaernewyck
112 125 130 139 331
Onze Gentse Keukenrubriek Het huwelijk van Maria van Bourgondië Gentse koetsiers in het verweer Zes eeuwen geleden Aanwinsten en Statistiek 1981 Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis
142 152 15 7 159
4. Vijftien jaar wonen in het Patershol ( 1920-1935) Gent in 1879 Inventaire Archéologique : Olivier van Minjau Onze Gentse Keukenrubriek Bavo en Lieveken De Lieve, van zeekanaal tot verloederde sloot. Of toch niet ? Bibliografie
169 182 187 191 196 203 211
5. Gentse Spijskaarten Gent in 1880 Inventaire Archéologique : Aflaatbrief te Gent gegeven Ontstaan en ontwikkeling van de Gentse Tuinbouw Bibliografie :Vita Sanctae Coletae Ladewijk De Vriese herdacht Onze Gentse keukenrubriek Vraag en Antwoord Tentoonstelling Leon Sarteel Lezers schrijven ons
214 240 245 24 7 253 257 265 268 271 27 3
6. Filips Van Artevelde De Volkstelling van 1880 Kozakken te Gent Inventaire Archéologique :De Grafzerk van Huybrecht van Eyck Justus Billet, Politiemeester van Gent Onze Gentse Keukenrubriek Puzzel1982 Vraag en Antwoord Steunfonds 1982
283 294 296 310
161
312 321 324 329 330
In het e.k. januarinummer van Gh. T. publiceert M. V. W. een tot nog toe onbekend gebleven enig GENTS document over STI]N STREUVELS. Iedere Gentenaar zal het willen lezen !
332
André DESPRETZ 'Het Huisgeld van de Gentse S.M. Vooruit Nr. 1'
In deze wetenschappelijk verantwoorde studie komt zowel de geïnteresseerde lezer in sociale geschiedenis als de verzamelaar-numismaat aan zijn trekken. De economische situatie van heel veel mensen tijdens de laatste eeuw wordt er in geschetst. Het kader waarin de coöperatief, model voor vele andere, eind 1880 gesticht werd; de voorlopers; het ontstaan en de groei van de onderneming; het lidmaatschap; de verkoopmethodes en de winstverdeling zijn een greep uit de onderwerpen, die in een vlotte taal beschreven worden. Tot hiertoe was omzeggens niets bekend over de diverse jetons en kartonnen waarden door de coöperatief als huisgeld gebruikt. Voor het eerst wordt aan de verzamelaar een nauwkeurige beschrijving gegeven van alle bekende varianten. Brood- en kolenkaarten, deeljetons en -geld, getrouwheidspremiekaarten, ristornozegels, buffettenpenningen en dergelijke worden tot het kleinste detail onder de loep genomen. Niet alleen een haarfijne beschrijving van het materiaal wordt geboden, maar ook het wat, waar, wanneer en waarom. De kunstenaars-ontwerpers komen aan bod en de slagateliers. Het uitgifteaantal wordt geschat en de schaarsheidsgraad aangegeven. Benevens V ooruit worden ook de Aalsterse coöperatief 'Hand aan Hand' en 'Voor Ons Recht' uit Deinze besproken. Kortom : een werk dat niet mag ontbreken in de bibliotheek van ieder, die historische belangstelling heeft ! Het boek dat 136 pagina's telt, een offset-druk op formaat 16,5 op 24 cm, met 139 foto's geïllustreerd, kan besteld worden door overschrijving van 250 Fr op rekening 000-0901164-34 van de auteur, Baarleboslaan 44, 9810 Gent-Drongen. (Voor levering buiten Gent 30 Fr port bijvoegen).
Bijlage bij Ghendtsche Tijdingen nr. 6 -november 1981.