Ghendtsche tydinghen 1984 ehc 787672 1984

Page 1

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. . . 13de Jaargang nr. 1

1S januari 1984

Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris Voorzitter: G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 23S, 9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235; 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Postrekening: 000-105.04.73-60, Heemkundige .en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld : 250 fr.per jaar INHOUD Gent in de Filatelie Inventaire archéologique: De Leeuvv vanhet Pakhuis De Van Byek's te Gent: Hun oeuvre Onze Gentse Keukenrubriek (vervolg) Gent in 1881 De "Briquet" van het Gulden Vlies Even memoreren: 600 jaar geleden stierf Loclewijk van Male Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Aanwinsten 1983 Documentatiecentrum (Vervolg)

2 27 29 39 42 49 SS S6 72 74

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Str~ekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever en beheer ·:.G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.


GENT IN DE FILATELIE In dit tijdschrift werden reeds vele aspecten van de stad Gent behandeld. Dit vrijblijvend opstel wil daar een Hlatelistisch aspect aan toevoegen. "Vrijblijvend" omdat men van de auteur onmogelijk een diepgaande en uitgebreide verklaring, situering, enz. bij ieder afgebeelde zegel kan verwachten. Het komt erop aan te laten zien hoe "Gent" op de Belgische postzegel staat. Het "opstel" brengt per zegel enige duiding die ook voor niet-filatelisten volledig te begrijpen moet zijn. Om het geheel goed te situeren volgen hier enkele woorden geschiedenis over de postzegel. 0. Inleiding Op 1 juli 1849- negen jaar na de wereldprimeur van Engeland- verschijnt de eerste Belgische postzegel. Hij stelt uiteraard koning Leopold I voor. Tot 1863 waren alle zegels engetand : zij werden met de schaar van elkaar geknipt, sindsdien zijn de zegels "getand". De tweetaligheid "Belgique-BelgiĂŤ" en "BelgiĂŤ-Belgique" werd in 1893 ingevoerd. Pas in 1894 verscheen iemand of iets anders dan de nationale leeuw of een koning op een postzegel. De eerste Belgische postzegel uit 1849 werd, tot einde 1983, door ongeveer 3000 andere gevolgd. Uit al deze Belgische postzegels, in filatelistische termen noemt men dat een landenverzameling, werd d.m.v. een beperkt aantal (86) zegels een themaverzameling rond "Gent" gevormd. Hierbij hanteerde de auteur tamelijk strenge beperkingen : de afgebeelde zegels moeten zeer nauw met Gent verbonden zijn. In de tekst wordt iedere afgebeelde zegel aangeduid door een-nummer (ook aangebracht onder de zegelafbeelding) gevolgd door een jaartal. Dit jaartal duidt het jaar aan waarin de zegel voor het eerst verscheen en waar de postzegelcatalogi dus ook de beschrijving geven. Liever dan een zuiver chronologische orde aan te houden werd het geheel ingedeeld in rubrieken en rubriekjes. In deze rubrieken werd de chronologie zoveel mogelijk aangehouden. 1. Gebouwen en Stadsgezichten

Deze afbeelding van de Sint-Baafskathedraal ( 1/1928) maakt deel uit van een reeks "kathedralen", het is meteen de oudste zegel die hier wordt voorgesteld. 2


2

4

3

6

5

7

9

8

10

11 3


Vele boeken werden gevuld met de boeiende geschiedenis, waarin de houten Sint-Janskapel evolueerde tot de huidige Sint-Baafs-kathedraal, schrijn van vele kunstwerken. Op het achterplan van de afbeelding ziet men ook het belfort... zonder stijgers, dus opnieuw een actueel beeld. Op de "Express" zegel(2/1929) wordt het stadsgezicht, gevormd door de bekende torenrij, een eerste maal voorgesteld. Ook een van de hoektorens van het postgebouw wordt afgebeeld. . De opmars van de drie torens wordt opnieuw afgebeeld op de grootformaatzegel (3/1971). Dit stadsgezicht, gevormd door middeleeuwse gebouwen, ontstond slechts rond 1908, bij de bouw van de monumentale Sint-Michielsbrug, toen de zgn "kuip" vrijgemaakt werd van straatjes, huizen, enz. Dit kleine antiteringszegeltje (4/1930) roept het beeld op van Gents drukst bezocht monument: 's Gravensteen. Jaarlijks deflleren nagenoeg 200.000 toeristen onder de romaanse ingangspoort. In 1980 vierde men met luister "800 jaar Gravensteen". In die periode kende het gebouw een bewogen geschiedenis, een reeks bestemmingen en een lijst bewoners... in 19-51 waren dat de Gentse studenten. Het St.-Pietersstation (5/1965) werdtussen 1908 en 1912- met het oog op de wereldtentoonstelling - opgetrokken naar de plannen van Prof. Architect Louis Cloquet. Het station zelf spruit voort uit een stopplaats op de lijn Brussel-Oostende. Vanaf zijn oprichting zou het daarbij steeds meer functies overnemen van het station Gent-Zuid tot dit in 1929-1930 gesloopt zou worden. Aangenomen kan worden dat op ĂŠĂŠn werkdag 66.500 reizigers in dit station een trein nemen, veranderen van trein of het station verlaten. Heel wat rustiger is het op de onvolprezen Graslei (6/1953). Dit stadsgezicht bestaat uit : het Romaans stapelhuis, het tolhuisje, het Korenmetershuisje, het gildehuis van de Vrije Schippers. De rangschikking als stadsgezicht dateert van 1952. Tussen de gebouwen die Henry Van de Velde ontwierp prijkt de torenbibliotheek (7/1963) van de Rijksuniversiteit te Gent. Tussen 1936 en 1940 werd dit gebouw door hem opgetrokken met assistentie van de professoren Cloquet en Magnel, als eerste van haar soort in Europa. Dit stoer en sober betongebouw is 64 m hoog en telt 26 verdiepingen, waarin ruimte is voor zowat 2 000 000 boeken. Nog tijdens de oorlog werd de centrale Universiteitsbibliotheek, vanuit de Oude Baudeloo-abdij, heimelijk naar hier overgebracht. Achteraf bleek dit een gevaarlijke beslissing, vermits er op de toren door de Duitsers, luchtafweergeschut opgesteld werd. Deze toren, die blijvend tot het Gentse stadsbeeld behoort, werd door de Gentenaars aanvaard; zij gaven hem een naam : de boekentoren. 4


Het Pand van de predikheren of dominicanen, nabij de Sint-Michielskerk moet er vroèger ongeveer zo uitgezien hebben. (8/1964) De bewogen geschiedenis van deze gebouwen en hun bewoners gaat terug tot in de 13e eeu~. Het was de bakermat van het Bijloke-hospitaal, de predikheren verbleven er vele, vele jaren. Beeldenstorm en Franse Revolutie brach.:. ten de kloostergemeenschap én de gebouwen zware schade toe. De Domim~anerkerk werd rond 1860 afgebroken. De rest van het complex werd verkoophuis, huurkazerne, enz. In 19 SS was het verval nagenoeg volledig en werd het onbewoonbaar verklaard en voor lange tijd aan zijn lot en de natuurelementen overgelaten. Tien jaar later verwierf de RUG. het geheel en begon een moeizame restauratie, waarvan het einde rond 1986 verwacht wordt. De noordervleugel werd reeds in 1973 opengesteld. (9/1964) De Bijlokeabdij (10/1973) werd als vrouwenabdij gesticht rond 1228 door de zuster Cisterciënzerinnen. Van meet af, tot vorig jaar, was er een hospitaal aan verbonden. De gebouwen wachten op een nieuwe bestemming... Sinds 1928 is hier het oudheidkundig museum gevestigd, in de vroegere materniteit zijn thans sommige politiediensten gevestigd. Dit hospitaalligt ookaan de oorsprong van het Akademisch Ziekenhuis. De voornaamste gevel op deze zegel is de westgevel van het zgn. tweede kloostergebouw en is een parel van 14°eeuwse bakstee:tlbouwkunst. Vooral de driehoekige bekroning is d.m.v. blinde vensters en roosvensters mooi versierd. Ook de St.-Baafsabdij ( ll/197S) heeft sinds haar ontstaan, in de 7°eeuw, een zeer bewogen geschiedenis achter de rug. · Onder de voornaamste restanten, hier afgebeeld, zijn het mooie achthoekige lavatoriurn of wasplaats en de romaanse refter met zijn grote afmetingen zeker te vermelden. In 1882 werd hier het museum van stenen voorwerpen ingericht. Met wisselende belangstelling werd dit museum er tot op heden gehandhaafd en vorig jaar werd het na een grote opknapbeurt opnieuw opengesteld. De ruines werdengered1 med~ onder impuls van August Van Lokeren, die er ook een merkwaardige beschrijving over opstelde. De rangschikking gebeurde bij KB van 28-12-1936. 2. Het Lam Gods In 1978 telde men ongeveer 1SO 000 bezoekers in de Joos Vijdkapel van de St.-Baafskathedraal. De polyptiek "Het Lam Gods", die er bewaard wordt, en zijn schilders, de gebroeders Van Eyck, inspireerden tot drie zegels, die onderling totaal verschillen in opvatting, kwaliteit, waarde en uitgiftemotief.

s


12

13

14

Ten bate van de krijgsgevangenen werd een reeks zegels over "beroemde mannen" uitgegeven, een ervan steltJan Van Eyck (12/1944) voor. Als schilder voltooide hij het werk van zijn oudere broer Hubert, waarbij wij de term "voltooien" eerder ruim moeten zien. Zijn juiste geboorteplaats en -datum zullen waarschijnlijk wel onbekend blijven . Hij was een tijd hofschilder van de prinsbisschop van Luik en later van Filips De Goede. Deze zette hem ook in als diplomaat. Hij overleed te Brugge in 1441 en werd er in de St.-Donatiaanskerk begraven. De data op de zegel zijn dus aanvaardbaar. De Gebroeders Van Byekstraat en een volumineus monument van de hand van o.m. Geo Verbanek en architect Valentin Vaernewijck, in de schaduw van de kathedraal, huldigen te Gent deze kunstenaars. Deze kerstmiszegel ( 13 I 19 7 4) geeft een fragment weer uit het paneel van de boodschap aan Maria. Het paneel is zichtbaar, links, bovenaan, bij gesloten stand van het veelluik. De knielende engel GabriĂŤl, met een lelietak in de hand en met een prachtig gedrapeerd kleed, is hier voorgesteld in een oudvlaams interieur. De ondertekening is door de zegelontwerper toegevoegd. In september 1977 ging te Brussel het wereldcongres voor bibliothecarissen door, hun wereldfederatie de IFLA (links bovenaan) bestond toen immers 50 jaar. Het was een goed idee om hierbij een merkwaardig boek af te beelden (14/1977). De keuze viel op het gebedenboek van St.-Jan de Doper die afgebeeld is op het rechter bovenpaneel in het middendeel van het geopende altaarstuk. De voorliggende tekst begint met de versierde letter C van het woord Consolamini, het begin van de Jesaja profetie uit de bijbel. 3. Schilderijen en Schilders Alsof het Lam Gods geen schilderij zou zijn, volgen er in deze rubriek nog vijf schilderijen waarvan de eerste drie in Gentse gebouwen bewaard 6


15

16

18

17

19

worden en de laatste twee op andere plaatsen te bewonderen zijn. De faam van het Gentse museum voor Schone Kunsten in het Citadelpark wordt o.m. gevestigd door dit schilderij: de Kruisdraging (15/1958) van J eroen Bosch of Hieronymus van Acken uit 's Hertogenbosch. Algemeen wordt aanvaard dat dit schilderij het meesterwerk van de kunstenaar is. Christus strompelt naar de Calvarieberg, te midden van een troep mensen met haast beestachtige en haatdragende gezichten. Deze figuren bevinden zich dan nog ex tra dicht bij de toeschouwers zodat de gelaatsuitdrukkingen een belangrijk gegeven van het schilderij worden. Het museum verwierf het meesterwerk, als gift van de vrienden van het museum , in 1902. 7


In de St.-Baafskathedraal hangt een reeks blazoenen (16/1959) van de ridders van de Orde van het Gulden Vlies, vervaardigd bij gelegenheid van het 7° kapittel van de orde. Mogelijks werd het geborsteld door zijn hofschilder Hugues de Boulogne. Naast de typische ketting van de orde ziet men aan het schild dat de ridder o.m. bezittingen had in Bourgondië, Lotharingen, Brabant, Limburg, Vlaanderen, enz., enz. Het derde schilderij is een copie, waarvan het originele zich mhet slot in Schönbrunn te Wenen bevindt. Het is voor Gent zeer belangrijk. ( 17/ 1972) Het doek is thans opgehangen in het ontvangstsalon van het stadhuis. De dame die er zich liet op vereeuwigen is Keizerin Maria-Theresia en zij draagt het kleed dat zij in 1743 van de Staten van Vlaanderen ten geschenke kreeg. Het kleed is uitgevoerd in zgn. Gentse V alencienne-kant en werd te Gent vervaardigd, echter niet door een of andere kant-klub, maar door de zgn. Blauwe Weesmeisjes. De keizerin was ook de stichtster van de "Académie royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique". In 1972 was deze vereniging 200 jaar oud. De Nederlandstalige tegenhanger van deze stichting is uiteraard veel jonger en begint zijn bestaan slechts in 1971. Daarom is deze zegel bijna eentalig Frans. Op 2 augustus 1881 werd te Gent de schilder Gustave Van De Woestijne geboren. In 1982, honderd jaar later, werd zijn werk, "De Likeurdrinkster" ( 18/1981 ), als een huldebetoon, op postzegel gebracht. Het werk berust in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. Gustave Van De Woestijne behoort tot de zgn. eerste groep van Sint-Martens Latem, waar hij een geïsoleerde plaats inneemt. De schilder overleed in 194 7 en werd op het Gentse Campo Santo begraven. Het laatste voorgestelde schilderij is een fragment uit "De aanbidding der Herders" (19/1982) van de hand van Hugo Van Der Goes. Deze zegel huldigt de kunstenaar, waarschijnlijk te Gent geboren, vijfhonderd jaar na zijn overlijden. Gent organiseerde de tentoonstelling "Imaginair Museum Hugo Van Der Goes", op de kaft van de gelegenheidscatalogus komt, in veelkleurendruk, dezelfde afbeelding voor. Het retabel wordt in Firenze bewaard. In G.T. werd reeds over deze schilder gehandeld. Te Gent wordt hij herdacht d.m.v. een gedenkplaat en een straatnaam. Dit is meteen de jongste zegel van de voorgestelde verzameling. 4. Vrede Het is merkwaardig dat de stad Gent, als belangrijke stad in Vlaanderen, tot tweemaal toe conferentiestad kon zijn, voor het afsluiten van een historisch en internationaal belangrijk vredesverdrag. In 1814 werd te Gent tussen de gevolgmachtigden van de Verenigde Sta8


,BELGIE:BËLGIQUEl,

Ih-

::

,.

~~

';; 7

< >

B z

~

l:' ë

L:

20

21

ten van Amerika en deze van Groot-Brittanië door een vredesverdrag een einde gesteld aan de tweede onafhankelijkheidsoorlog van de Amerikanen. Deze groot-formaat zegel ( 20/1964 ) stelt het bekende historische schilderij van Sir Amedé Porestier voor. Hierop is de ondertekeningsplechtigheid , in het vroegere Kartuizer-klooster, afgebeeld. De viering van de honderdste verjaring van dit gebeuren kon niet doorgaan wegens het begin van de Eerste Wereldoorlog, alhoewel ze reeds duchtig was voorbereid. De honderdvijftigste verjaardag werd wel herdacht door deze postzegel en het aanbrengen van gedenkplaten op de gevel van de residenties van de delegaties nl. het Kartuizer-klooster (St.Jan De Deo) en het hotel Lovendeghem (Innovation-Veldstraat). Het vredesverdrag van Gent was niet het eerste vredesverdrag dat te Gent werd ondertekend. In 1576 - dus 238 jaar vroeger - werd in een van de zalen van het stadhuis de Pacificatie van Gent afgekondigd. Deze pacificatie ( 21 / 197 6) was een verdrag tussen de overwegend katholieke, zuidelijke Nederlandse provinciën en de overwegend protestantse, noordelijke provinciën. Zij zou pacificatie brengen in de Nederlanden, op basis van godsdienstvrijheid en ook meer eenheid tegenover de Spaanse bezetter mogelijk maken. De geschiedenis heeft achter deze zgn. pacificatie grote vraagtekens geplaatst. De herdenking van de 300° verjaring van dit verdrag stelde problemen : er waren rellen tussen katholieken en niet-katholieken toen de pacificatiestoet uitging. De afgebeelde zegel werd uitgegeven, als onderdeel van een reeks manifestaties in 1976 , bij gelegenheid van de 400° verjaring. De Prins van Oranje staat erop afgebeeld , hij was immers toen de onbetwiste leider van de noordelijke provinciën. Hij is er echter niet in geslaagd een blij-

9


vende pacificatie en eenheid te brengen in de zeventien provinciën. De benaming " Pacificatielaan·' herinnert aan dit belangrijk verdrag. 5. Verenigingen Van de lange reeks oude en zeer oude verenigingen die Gent telt werden er tot nu toe slechts twee met de postzegeleer bedacht. De Gentse vereniging die eerst de postzegel haalde was de Koninklijke en Ridderlijke Gilde van St.-MiehieL In 1963 was het groot feest in de gilde want de 350° verjaardag diende gevierd. De gilde neemt 1613 immers aan als stichtingsjaar. ) De eerste zegel ( 22/1963 ) stelt het 17° eeuwse schermen voor : de wapens zijn hier een rapier en een dolk. Bekijk ook even het 17° eeuwse belfort. De moderne schermsport wordt dan ( 23/1963 ) voorgesteld door twee floretschermers. Nu is het huidige belfort afgebeeld. De gilde heeft sinds haar stichting tot op heden haar lokaal in de bovenzaal van de lakenhalle, nabij het belfort. Iedere gilde die zich, desnoods gewapenderhand doet respecteren, heeft een blazoen. Op dit overigens fraai wapenschild zijn nog twee andere wapens, nl. twee degens, afgebeeld. ( 24/1963 )

24

22

23

25 10


De tweede vereniging waaraan een postzegel gewijd werd was de "Koninklijke Soevereine Hoofdkamervan Retorica De Fonteyne." (25/1974) De oorsprong van de rederijkerskamer, die een voorname rol speelde in het toneel, de taal en de woordkunst, is te situeren in de 15e eeuw. De Fonteyne werd door het Gents stadsmagistraat erkend op 9 december 1448. Zij werd de hoofdkamer voor gans Vlaanderen. Een van haar Hoofdmannen, rond 1840, wasJ.F. Willems, over wie verder nog wordt gehandeld. De zegel geeft een symbolische voorstelling van de naam "De Fonteyne", afgeleid uit het blazoen van de kamer, dat eveneens op de zegel is afgebeeld. De spreuk van de vereniging luidt ; "Als 't past bi appetite". 6. Rijksuniversiteit Gent (RUG) De Rijksuniversiteit Gent heeft doorheen haar bestaan een belangrijk aandeel gehad in het Gentse sociaal, kultureel en economisch leven. Het is verrassend vast te stellen dat sommige Gentse professoren uit diverse specialiteiten, ook op wereldschaal gezien, uitermate belangrijk zijn. Een eerbiedwaardige instelling als de universiteit heeft uiteraard een wapenschild en een wapenspreuk. (26/1967) In 196 7 - de universiteit bestond toen anderhalve eeuw - verscheen deze zegel. Hetwapenschild ~telt het volgende voor: onder een gehalveerde Leeuw van Gent, een Athenakop tussen olijf- en oranjetak d.i een zinne"" ¡ " beeldige voorstelling van de wetenschap en de vrede, verenigd onder het bloeiende Oranjehuis. Bij de stichting leefde Gent immers onder het Hollands regime. De wapenspreuk is uiteraard in het Latijn, op dat ogenblik de voertaal van de hogeschool en betekent zoiets als "In en tussen beiden". Deze kleine zegel (27/1947) werd uitgegeven bij gelegenheid van het wereldfilmfestival in ¡194 7 te Brussel. Hij stelt de geniale hoogleraar Joseph Plateau voor. Deze doctor in de wis- en natuurkunde kwam in 1835 te Gent doceren. Na gewaagde experimenten, die hem in 1843 zelfs met blindheid sloegen, krijgt hij een fundamenteel inzicht in de nawerking van het licht op het netvlies. Hij moet beschouwd worden als een der gro!ldleggers van de cinematografie. Professor Plateau leefde van 1801 tot 1883. In zijn geboortestadBrossel en ook te Gent werd een straat naar hem genoemd. ' In 1952 verscheenineen reeks Belgische letterkundigen deze zegel van August Vermeylen ( 28/19 52) De letterkundige activiteit van deze medestichter van HVan Nu en Straks.", als auteur van "De Wandelende Jood", is immers-zeer belangrijk. Vanaf 1923 doceert hij in Gent moderne letterkunde en geschiedenis van de Nederlandse letterkunde. 11


26

30

34

21

28

29

31

32

33

35

36 12


Voor de RUG zal hij echter steeds bekend blijven als de eerste rector van de sinds 1930 volledig nederlandstalige universiteit. (29/1972) De afbeelding van zijn portret, geschilderd door Baron Opsomer, werd in 1972- 100 jaar na Vermeylen's geboorte- op de postzegel gebracht. Naar hem werd een der grote Vlaamse kultuurfondsen genoemd. Te Gent kent men een August Vermeylenstraat. In dezelfde reeks Belgische letterkundigen verscheen in 1952 ook deze zegel (30/1952), hij brengt ons een eerste maal Karel Van De Woestijne. Naast zijn medewerking aan, "Van Nu en Straks" zijn te vèrmelden: De Boer die Sterft, De Leemen Torens en Het Vaderhuis. Dit vaderhuis wordt meestal in de Sleepstraat gesitueerd. Vanaf 1920 tot aan zijn dood in 1929 was hij docent aan de RUG in de Nederlandse letteren en hij was toen ook een belangrijk correspondent aan de Nieuwe Rotterdamse Courant. In 1978 was het 100 jaar geleden dat Karel geboren werd in een huis aan de St.-Lievenspoort te Gent. Belangrijke manifestaties bij deze herden~ king waren twee merkwaàrdige tentoonstellingen, een akademische zitting en de uitgave van deze zegel (31/1978) Karel Van De Woestijne staat erop afgebeeld op ongeveer dertigjarige leeftijd, volgens een portret van de hand van zijn broer kunstschilder Gustaaf Van De Woestijne. Deze zegel verscheen in de kulturele reeks 1978 en werd bekroond met de prijs van het Ministerie van Nederlandse Cultuur voor de best gegraveerde zegel in 1978. Naast een borstbeeld in het Koning Albertpark, een graftombe op het Campo Santo te Sint-Amandsberg herinnert ook een straatnaam aan de professor. De Duitse chemicus August Kekulè doceerde van 1858 tot 1867 aan de RUG. Het was hier dat, hij de naar hem genoemde, benzeenformule ontdekte en de structuur van de benzeenring vastlegde (32/1966) Op deze zegel- het was toen ongeveer 100 jaar geleden dat Kekulé zijn ontdekking deed - staat de professor afgebeeld a.h.w. omkranst door de symbolische voorstelling die hem wereldberoemd zou maken en de organische chemie. zou doen ontstaan. In 19 64 was, in een reeks over "geleerden", deze afbeelding te vinden van professor Jules Boulvin (33/1964) Op 23-jarige leeftijd nl. in 1878 wordt deze veelzijdige ingenieur docent aan de R.U.G. en blijft dit tot aan zijn dood in 1920. Zijn meesterwerk "Traité de mécanique appliquée aux: machines", een achtdelig en rijk gei1lustreerd werk, bezorgt hem de ene internationale onderscheiding na de andere. In 1955, bij de 100° verjaring van zijn geboorte_ werd in het museum V anderhaegen een retrospectieve van zijn aquarellen gehouden, want 13


de tekenkunst was hem aangeboren. Ook een straatnaambord vermeldt zijn naam. Henri Pitenne (34/1963) werd te Luik geboren. Op 24-jarige leeftijd kwam hij aan de Gentse universiteit als buitengewoon hoogleraar, hij bleef er tot zijn emeritaat in 1929. Hij overleed in 1935. Zijngehele loopbaan verliep dus aan de Gentse Hogeschool. Door een merkwaardige studie van de bronnen, was het zijn bekende "Histoire de Belgique" in zeven delen, die hem en de Gentste Universiteit een groot aanzien verschafte. Het is duidelijk dat sinds 1929 ook deze inzichten geëvolueerd zijn... Vermelden wij nog dat hij ook de inleiding schreef tot de "Histoire de Gand" van Victor Fris. Te Gent wordt de hoogleraar nog herdacht in de naam van de Henri Pirennelaan. De zegel werd uitgegeven in 1963, honderd jaar na zijn geboorte. De veelzijdige Gentenaar Adolphe Quetelet (35/1974) werd geboren op de Koornmarkt in 1796 waar een gedenkplaat zijn geboortehuis aanduidt. Hij overleed in 1874, honderd jaar vóór deze zegel verscheen. Na schitterende humaniorastudies werd hij de eerste student aan de R.U.G. die het tot doctor in de wis- en natuurkunde bracht. Zijn activiteiten waren zeer verscheiden : hij was een kunstzinnig poët en een talentvol tekenaar, maar ook een sterrekundige, metereoloog en een statisticus. In 1832 was hij de stichter van het Koninklijk Observatorium te Brussel, de oorsprong van het huidige K.M.I. Fernand Severin (36/1981) werd in 1867 te Grand-Manil geboren en overleed te Gent in 1931. Deze doctor in de klassieke filologie werd in 1907 hoogleraar in de franse literatuur. Hij publiceerde verscheidene poëziebundels en was medewerker aan de literaire tijdschriften "La J eune Belgique" en "La Wallonie". 7. Keizer Karel Voor de beroemdste van alle Gentenaars lijkt het aangewezen een afzonderlijke rubriek te openen. Niet minder dan driemaal kwam onze stadsgenoot op de postzegel en dan was er nog iets... In 1941 vinden wij tussen historische portretten de zegel (37/1941). Hij stelt ons een eerste maal Karel V voor, te Gent geboren in 1500 in het Prinsenhof. In 1949 verscheen, in een antiteringsreeks, dit portret (38/ 1949) van Keizer Karel, zoals het nu nog steeds in de senaat te bewonderen is. De man is nu al heel wat sportiever geworden en kan zó misschien toch in die vele legenden over zijn persoon thuishoren. Tien jaar later, in 1959, werd in een kulturele reeks deze afbeelding van onze keizerlijke stadsgenoot opgenomen. Het is waarschijnlijk deze keizersfiguur die Gent kwam oordelen. (39/1959) Gent eerde de keizer in een straatnaam, ontving zijn standbeeld van de 14


37

38

39

40

41

42

stad Toledo en dit in 1966. Maar er was nog iets ... In 1SSS deed Karel V of Keizer Karel te Brussel troonsafstand ten voordele van zijn zoon. In 19 SS, 400 jaar later, herdacht zijn geboortestad dit feit op luisterrijke wijze. Was dit leedvermaak ? In het Museum voor Schone Kunsten werd hiertoe een tentoonstelling gehouden " Keizer Karel en zijn Tijd". De catalogus vermeldt nagenoeg SSO nummers van schilderijen, prenten, boeken, munten, wandtapijten, enz. Door de medewerking van vele buitenlandse musea konden de meest indrukwekkende kunstwerken van Keizer Karel's tijd tentoongesteld worden. Het was trouwens de eerste Gentse thematentoonstelling die de postzegel haalde, met niet minder dan drie zegels. (40-41-4 2/19 SS)

1S


8. Gentenaars Na de twee universiteitsftguren Karel Van De Woesteijne en Adolphe Quetelet en daarnet Keizer Karel volgen nu nog 6 personen, allen te Gent geboren, die om een of andere reden bekend werden en aldus op de postzegel verschenen. Van Jacob Van Artevelde (43/1944)wordt algemeen aangenomen dat hij rond 1287 te Gent geboren werd. Hij werd midden een volksoproer in 1345 vermoord. De historische betekenis van deze man kan moeilijk overschat worden : hij probeerde immers het leen Vlaanderen dat van dè Franse kroon afhing buiten de tweestrijd Frankrijk-Engeland te houden ten bate van de Vlaamse en Gentse nijverheid. Gent huldigde hem in 1863 met een monumentaal standbeeld, het oudste van de stad. Ook werd hem een straatnaambord toegekend. Te Gent werd op 26 juli 1856 Edward Camille Anseele geboren. Deze man werd voor Gent dé voorman van de socialistische arbeidersbeweging. Hij stichtte het dagblad "Vooruit", was volksvertegenwoordiger, minister, schepen van Gent en waarnemend burgemeester tijdens het slot van wereldoorlog I. In 1949 werd de stichting Anseele rijkelijk bedacht met vier postzegels : Het monument van Anseele aan het Koning Albertpark, gebeeldhouwd door Jozef Cantré. (44/1949) Het werd in 1948 onthuld en onmiddellijk hadden de Gentenaars hun ideetje over de richting van de hand en van de rug van de leider. Op deze zegel (45/1949) overschouwt vader Anseele, zoals hij populair genoemd wordt, de Gentse torenrij. Alhoewel hij minister van P.T.T. was ontbreekt het postgebouw ! Twee Gentse leiders op één zegel (46/1949) Het standbeeld van Jacob van Artevelde is 4,70 m hoog en staat op een voetstuk van 6,50 m Nogmaals het standbeeld van Anseele. (47/1949) Het beeld is 5 m hoog en blijft dus, totaal gezien, toch nog onder Jacob's beeld. In 1971 moest het beeld even uitwijken voor de uitlopers van de E3 autosnelweg. Al deze zegels werden nog eens op een velletje uitgegeven en enkele waarden werden later met opdruk-voorafstempeling nog eens uitgebracht. In 1956 werd het eeuwfeest van Anseele's geboorte o.m. herdacht door de uitgave van deze zegel (48/1956) Te Gent bestaat ook een Edward Anseeleplein. In de reeks Belgische letterkundigen van 19 52 vindt men ook de beeltenis van Maurice Maeterlinck (49/1952). Hij werd te Gent geboren in 1862, waar hij zijn jeugd doorbracht. Als franstalig toneelschrijver, essayist en dichter verwierf hij zich veel roem en bekendheid. Overbekend is :zijn "Pelléas et Mélisande". Het toppunt in zijn loopbaan was de verwerving van de Nobelprijs voor letterkunde welke hem in 1911 werd toegekend. Sinds 1897 verbleefMaeterlinck 16


45

44

43

47

50

48

51

46

49

52 17


in hoofdzaak te Nice-Frankrijk waar hij in 1949 overleed. Sinds 1976 werd in het museum V anderhaegen een zgn. kabinet Maurice Maeterlinck geopend. Het bezit een schat aan documenten, handschriften, persoonlijke bezittingen van de auteur, enz. Gent bezorgde hem een straatnaam en in de Peperstraat wijst een gedenkplaat zijn geboortehuis aan. Enkele jaren geleden hield een populair T.V.programma een korte enquête in de Gentse Veldstraat. De voornaamste vraag die gesteld werd was deze: Wie was Baekeland? Een deel ondervraagden kon niet antwoorden, een ander deel gaf een verwarde uitleg over rovers en Brugge en andere gekke antwoorden. Natuurlijk weten alle Gentenaars dat Leo Hendrik Baekeland te Gent geboren in 1863, belangrijke uitvindingen deed. (50/1955) Niemand is sant in eigen land en na zeer vruchtbare studies aan de Gentse Nijverheidsschool en de Universiteit week hij definitief uit naar de Verenigde Staten. Hij ontdekte daar als zelfstandig chemicus o.a. het velox fotopapier dat door de Eastman-Kodak werd gecommercialiseerd. Rond 1909 ontdekt hij het bakeliet en legde dé basis voor de wereldindustrie van kunststoffen. Het woord bakeliet verenigt een deel van zijn naam en het woord lithos, dat steen betekent. Deze zegel behoort tot een reeks getiteld "uitvinders" en dateert van 1955. Te Gent brengt een straatnaam zijn bestaan in herinnering. Emiel Moyson werd in 1838 te Gent geboren, deed er middelbare studies en zelfs éénjaar medicijnen aan de RUG (51/1975) Zo werd hiJlid van "'t Zal wel gaan". Van hem kent men ook talrijke publicaties. Hij heeft steeds gestreefd naar een samengaan van de Vlaamse Beweging en de Socialistische Arbeidersbeweging. Zijn grootste streefdoel was de afschaffing van de beruchte wet op de samenspanningen. Latervestigde hij zich te Brussel en te Luik waar hij in 1868 overleed. In de deelgemeente St.-Amandsberg werd een laan naar hem genoemd. André De Cock werd op 12 juli 1880 te Gent-Ledeberg geboren. Zijn beeltenis komt voor op de zegel uitgegeven t.g.v. "De Dag van de Postzegel" (52/1981). Op deze zegel is een drukrol voor zegels afgebeeld. Voor de stichter en de eerste conservator van het Postmuseum te Brussel wel een originele vondst. De titularis van deze zegel speelde ook op andere terreinen een markante rol. Hij overleed te Gent op 18 juli 1964. 9. En Anderen ... Vijf figuren die op de postzegel werden gebracht, en van wie een belangrijk deel van hun leven en werk met Gent verbonden is - zonder er geboren te zijn - worden thans voorgesteld. Er is wel verscheidenheid in : 18


,li.,I!ÓOl:lll ~'1.,-w:tf.<t:tll'l

BELGI

53

54

BELCIË· BELèiOÛÊ

56

57

UE · BELGIE

55

BEL.GJE BEL.GIOUE

3

F

58

een graaf, een kunstenaar, twee flaminganten en een kanunnik. Filips van de Elzas ( 53 I 194 7), graaf van Vlaanderen, liet rond 118 0 het Gravensteen bouwen op de plaats waar nog vroeger reeds een kasteel moet gestaan hebben. Af en toe hield de graaf verblijf in zijn kasteel, daarom wordt hij hier ook als Gentenaar beschouwd. De zegel stelt de graaf voor zoals hij geschilderd is in de galerij van de senaat. Sommigen onder de lezers zullen verbaasd zijn Frans Masereel terug te vinden in de rubriek van de niet-te-Gent-geboren-Gentenaars. (54/1972 ) Inderdaad hij werd geboren te Blankenberge op 31 juli 1889 uit Gentse ouders, die daar met vacantie waren. Na zijn studies aan de Gentse Academie trok hij voor verdere vervolmaking de wijde wereld in om uiteindelijk in Frankrijk neer te strijken. Zijn grote verdienste ligt op het vlak van de houtgraveerkunst , die hij tot een ongekende hoogte opvoerde en a.h.w. een nieuwe dimensie gaf. 19


Naast het uitwerken van volledige beeldromans toonde hij zich meesterlijk als illustrator bij E. Verhaeren, A. Vermeylen, M. Maeterlinck, e.a. Hij had meerdere onderscheidingen en internationale erkenningen verworven toen hij in 1972 te Nice stierf. Op zijn verzoek werd hij op het Campo Santo te St.-Amandsberg bijgezet, ook prijkt zijn naam op een straatnaambord. Op het St.-Baafsplein, vlak tegenover de Nederlandse Schouwburg, staat het monument van Jan-Frans Willems, de Vader van de Vlaamse Beweging. De rechtse figuur op deze zegel (55/1961) uit de kulturele reeks 1961 stelt de te Boechout in 1793 geboren auteur, en flamingant voor. Te Gent was hij de morele leider van de Vlaamse Beweging. Niettegenstaande beledigingen, vervolgingen en broodroof streed hij verder voor de erkenning van het Nederlands als volwaardige taal, voor haar rechten en voor die der Vlamingen. Te Gent verbleef hij in een huis op de Zandberg, waar ook een gedenkplaat werd aangebracht. Jan-Frans Willems stierf in 1846 en werd als eerste Vlamingap het Campo Santo begraven. Amper vijf jaar later, in 1851, werd het Willemsfonds opgericht, dat oorspronkelijk de ideeën van Willems volgde. Het Willemsfonds is thans een der grote kultuurfondsen van Vlaanderen. In het 125° jaar van het fonds nl. in 1976 werd deze zegel (56/1976) uitgegeven, die naast het kenteken van het fonds, de silhouet weergeeft van historische gebouwen van de drie zustersteden. In het midden bemerkt men Het Gravensteen. Te Gent herinnert ook een straatnaam aan deze Vlàamse voorman. Op 21 juli 1809 werd Ferdinand Augustijn Snellaert als Frans staatsburger geboren te Kortrijk, waar hij ook zijn humaniorastudies verrichtte. (57/1975) Na de glorietijd van Napoleon wordt hij onderdaan van het Nederlandse Koninkrijk en zelfs militaire arts in het Nederlandse leger. De onafhankelijkheidsrevolutie van 1830 maakt hem - bezield door de Groot-Nederlandse gedachte- tot orangist, wanneer hij in Vlaanderen, meer bepaald in Gent, terugkeert. In 1835 behaalde hij te Gerit aan de I:ranstalige universiteit zijn diploma van doctor in de geneeskunde, mede anJer leiding van de gekende prof. Guislain. In 1838 vat hij een praktijk aan in de St.-Jacabsparochie en dit tot aan zijn dood in 1872. Hij was een groot taalkunstenaar. Gent houdt zijn herinnering in ere door een gedenkplaat aan zijn woon- en sterfhuis aan de Kruideniersstraat, een straatbenaming en een monument op het Campo Santo. Petrus-] ozefTriest werd in 1760 te Brussel geboren. (58/1962) Zijn levenswerk zou hij echter in en rond Gent verrichten. De kanunnik - die niet te verwarren is met bisschop Triest uit Beveren - ontpopte zich als stichter en bezieler van meerdere kloosterorden, die zorg zouden 20


dragen voor de door hem opgerichte ziekenhuizen, weeshuizen, blindeninstituten, enz. Te Gent lagen de activiteiten van de Broeders en Zusters van Liefde, door hem gesticht, hoofdzakelijk in de Bijloke, in de verdwenen abdij Terhagen en in St.-Jan de Deo, waar zij zieken, bejaàrden, landlopers, gebrekkigen, enz. verzorgden. De kanunnik werd van 1807 tot 1836lid van de Gentse Commissie der Godshuizen. . Vereremerkt én door Willem I én door Leopold I stierf de kanunnik in 1836. Te Gent werd hem in 1961 een gedenkteken opgericht in de hovingen van de Bijloke. 10. Varia In deze rubriek werden zes postzegels samengebracht die in geen enkele andere rubriek onder te brengen zijn. Zij lijken echter zo met Gent verbonden dat zij in een themaverzameling rond deze stad zeker thuishoren. Volgens de historicus De Potter, die op zijn beurt nog andere bronnen vermeldt, dateert het hui9.ige Gentse wapenschild mogelijks van rond 1192. (59/1940) De juiste heraldische beschrijving luidt: van sabel (zwart) beladen met klimmende leeuw van zilver, getongd van keel (rood), gekroond en genageld en hangende om de hals een lint met kruis, alles van goud. Kort geleden nl. op 1 januari 1977, bij de eerste gemeenteraadszitting na de fusie, werd dit wapen gekozen voor de huidige Gentse omschrijving. De zegel zelf werd uitgegeven in december 1940 in de eerste Winterhulpreeks en hoort thuis in een reeks ''Wapenschilden van provitlciehoofdsteden". 1827 is een belangrijk jaar voor Gent : toen werd het kanaal Gent-Terneuzen opengesteld. (60/1968) In 1968 -toen deze zegel werd uitgegeven- werd het vernieuwde en tot 60.000 ton aangepaste kanaal opnieuw geopend. Pronkstuk hierbij is de hier afgebeelde Westsluis te Terneuzen. In 1973 werd deze zegel (61/1973) uitgegeven om het Festival van Vlaanderen te propageren. Het festival ontstond te Gent in 19 5 8 in het kader van de manif~staties rond Expo'58. Het jaar nadien greep er een bundeling plaats met het theaterfestival te Antwerpen en-de Basilica Concerten te Tongeren. Later voegden Kortrijk, Me~helen e.a. zich daarbij. Deze zegel (62/1973) zelfligt te kijk in het museum Meerhem en helpt er samen met enkele instrumenten de herinnering oproepen aan Adolphe, juister gezegd aan Antoine, J oseph Sax. Deze Sax, behoort tot een familie van muziekinstrunientenbouwers. Hijzelf bouwde de eerste tenorsaxofoon. Hij stamde uit Dinant, werkte te Gent in de Lieven Bauwensspinnerij en belandde tenslotte in Parijs. De zegel geeft de beeltenis weer van Sax en van zijn uitvinding. 21


BELGIE · BELGIOUE ..."

59

60

'

61

1111 \L\f\11!, \

'"'' ,,, ,.,.., 6fso.:;•·

>

%

62

63

64

Bij gelegenheid van de internationale postzegeltentoonstelling ThemaBelga, in 1975, verscheen een reeks karakteristieke oude beroepen. Uit het Gentse kwam deze aardappelverkoper. ( 63/197 5) Door het museum voor volkskunde te Gent werd hierbij deze nota meegedeeld : "In de jaren 1890, op zaterdagen, zondagen en kermisdagen, liepen in de volksbuurten van Gent en omstreken, aardappelverkopers rond. In een met houtskool verwarmde kookketel stoomden ze " aardappelen in hun hemd" gaar. Daarbij hadden ze ook een mandje met sprot. Men kon aardappelen met sprot kopen voor een cent." De zegel werd, zoals zovele anderen, getekend en gegraveerd door de Gentse kunstenaar Oscar Bonnevalle. Aan zijn werk werd terecht een monografie en een tentoonstelling gewijd, tijdens het voorbije jaar. In 1978 herdacht men met deze zegel (64/1978) het 150 jarig bestaan van het stedelijk onderwijs. Hij stelt de Maagd van Gent voor in de gekende afbeelding. De maagd en de kinderen zijn gekleed zoals gebruikelijk was in de stichtingsjaren, rond 1828, van het stedelijk onderwijs. 11. Tentoonstellingen

In het commercieel en kultureelleven van de stad Gent zijn grote ten22


65

66

67

68

toonstellingen en allerlei beurzen niet weg te denken . Naast de reeds vermelde tento rond Keizer Karel zijn nog een viertal zegels te vermelden. De provincie Oost-Vlaanderen organiseerde in 1956 in de aloude St.-Pietersabdij de éénmalige tentoonstelling Scaldis (65/1956) Het was de eerste tentoonstelling die in de reeds gedeeltelijk gerestaureerde St.-Pietersabdij doorging. De zegel welke deze tentoonstelling propageerde vertoont in iedere tand van de drietand van de watergod een toren, respectievelijk van Doornik, Gent en Antwerpen. De tento ging immers gelijktijdig door in de drie Scheldesteden. Sinds 19 5 7 heeft in de textielstad Gent de j aarlijks terugkerende internationale vakbeurs "Textirama" plaats. D.i. een vakbeurs voor de textiel- en kledingsindustrie. Op haar terrein is deze vakbeurs tot de belangrijkste van Benelux en Europa gaan behoren, waarnaar vele tienduizenden vaklieden-kopers terugkeren (66/1965) Bij gelegenheid van de 8° uitgave in 1965 werd deze zegel uitgegeven. De laatste tentoonstelling waaraan een postzegel wil herinneren is de " Internationale Jaarbeurs der Vlaanderen" die elk jaar in september gehouden wordt (67 / 1970) Onmiddellijk na de tweede wereldoorlog werd de eerste jaarbeurs gehouden, zodat in 1970, jaar waarin deze zegel werd gepubliceerd, het 2 5 jarigjubileum kon gevierd worden. Over de grote wereldtentoonstelling 1913 werden geen zegels uitgegeven. In 19 7 3 vierdemen echter "60 jaar Werkliedensport" . De zegel reproduceert de affiche van de " Grote Internationale Feestwedstrijd" . (68/1973) welke op de tentoonstelling werd gehouden en hierop ziet men enkele tentoonstellingspaviljoenen afgebeeld.

°

23


69 '

70

71

72

73

74

75

76

77 24


78

79

r----- . . ·---· ------·--

80

-~-

81

82

83

84

85

86 25


Over de tentoonstelling werd inG.T. reeds meermalen gehandeld. Zo vindt men op pagina 58-59 van de jaargang 1978 een hele reeks sluitze.· gels (geen postzegels ! ) afgebeeld. 12. De Floralieën Een laatste rubriek handelt over deze vijfJaarlijkse tentoonstelling die Gent wereldberoemd maakt. In 1985 zullen te Gent opnieuw en dit voor de 29° maal de floralieën gehouden worden. Reeds zesmaal werden bij gelegenheid van de bloemenexpo een bijzondere reeks van drie zegels uitgegeven. Het begon in 1955 met drie zegels die telkens de combinatie zijn van de voorstelling van een Gents gebouw en een bloem : Het Rabat (69/1955) het Gravensteen (70/1955) en de drie torens (71/1955) In 1960 was men aan de tweede floralieënreeks toe met : de azalea (72/ 1960) de begonia (73/1960) en de bromelia (74/1960) 1965 bracht de derde floralieënreeks en men koos voor de : Vriesia (75/ 1965) de Echinocactus (76/1965) en de Stapelia (77/1965) De laatste drie waarden werden ook op een velletje uitgegeven. De vierde floralieënreeks dateert uit 1970, zij bestaat uit volgende bloemen: Camelia (78/1970) Nymphera (79/1970) en de Azalea. (80/1970) En ook dan een verzamelvelletje waarvan de toeslag ten goede kwam aan de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde, die sinds 1809 deze manifestaties inricht. De vijfde floralieënreeks werd in 1975 gepubliceerd. Zij bestond uit : Neoreglia (81/1975), Petasites (82/1975) en de Azalea Japonica. (83/ 1975) De zesde en voorlopig laatste reeks verscheen in 1980, toen hield men het bij bloemstukken: lentebloemen (84/1980), zomerbloemen (85/1980), herfstbloemen ( 86/1980) De volgende reeks verschijnt waarschijnlijk in 1985 : Uitkijken ! Foto's]. BLOM

Tekst en Verzameling]. BOMBAY

26


,

INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE- FICHE Nr. 96 Op 11 juni 1898 stelde Alfons Van Wervekè, in het Vlaams, in de rubriek "Beeldhouwwerken - Park : Oever van de grote vijver - XVIIIe eeuw", een fiche op over DE LEEUW VAN HET PAK.HUIS Het is geen meesterstuk, dit beeldhouwwerk, dat tot 1897 de gevelspits van het thans gesloopte Pakhuis op de Koornmarkt versierde ( 1) ~ maar het geeft een denkbeeld van deku:Jlst hier tèr stede in het eerste vierde der XVIIIe eeuw, en als zoodanig mag het wel een oogenblik onze aandacht trekk~n. Het stelt een gaande leeuw voor, houdende met den rechter voorpoot Gent's wapenschild recht, den witten klimmenden leeuw in een zwart veld. De leeuw meet 2,62 m. x 1,76 m., is gehouwen uit drie blokken witten steen en verguld; het wapenbord, wit en zwart geschilderd, is in een vergulden lijst gevat. Wij weten stellig, dat de twee vazen; door Hendrik Matthijs gemaakt en geschilderd, en de leeuw reeds vóór 28 November 1722 op het Pakhuis geplaatst waren. De leeuw is het werk van Jakob V ander Cruijcen, wien het 46 lb. 13 .s. 4 d.g. werd betaald zonder den steen; het schilderen en .· vergulden wetd door Ladewijk Cnudd~ uitgevoerd ten prijze van 19 lb. · 10 sch.gr. Jakob Vander Cruijcen kocht de nering van de schilder_s ten · jare 1712 : de Lee11:W: van het Pakhuis mag d:us eenwerk van zijne jeugd heeten. Tot nu toe z_ijn wij er niet Ïil gelu}çt èen mder stuk hem te ontdekken, zoodarhet onmogelijk is ,!)ver de kunstwaarde van den man te oordelen. . · · · ·

vw

-

-

-

.

-

Cf. Stadsarchief te Gent-Reeks 533 bis; reeks 533, nrs. 184, 185 ell. 186; . Boek der Schilders.' ·. .

(1) Inventaire archéologique de Gand, fase. 11, nr. 18.

27


Afb. 1. Tekening die de fiche illustreerde. (Foto Stadsarchief. Gent. )

Afb. 2. De Leeuw op zijn huidige standplaats aan de grote vijver in het Park. (Foto : Stadsarchief Gent.)

28


111. DE VAN EYCK'S _TE GENT : HUN OEUVRE Na de bespreking van de biografische gegevens en de verblijfplaatsen van de van Byek's te Gent besteden we in dit artikel vooral de aandacht aan het oeuvre, dat mogelijk te Gent tot stand kwam. Door de omvangrijkheid wordt het Lam Gods in dit artikel niet opgenomen. Het Gentse oeuvre .van de Van Byek's - Ondanks dat we weten dat Hubert tijdens zijn Gentse periode tal van taferelen schilderde, kunnen we aan hem - buiten het omstreden aandeel in het Lam Gods - geen enkel werk met zekerheid toekennen. Geen enkel schilderij dat op zijn aktief werd gezet is volgens mij van zijn hand. De miniaturen in het Turijn-Milanees getijdenboek en de Levensbron, die toegeschreven worden aan Margaretha van Eyck kan gemakkelijk weerlegd worden, daar deze schilderingen dateren uit het midden der lSde eeuw. De vereenzelviging van deze schilderes met de Meester van de Barbara-legende houdt geen steek, daar deze anoniem werkzaam was op het einde der lSde eeuw. De toeschrijving van de Sybillen en de Profeten van het Gentse retabel aan Margaretha vàn :f:yck kan niet bewezen worden. - Omtrent de aktiviteiten van J at1 va:nEyc~ zijn we zeer goed ingelicht.. In het vorig artikel "De van Byek's te Gent : Hun verblijfplaatsen" werd .geopperd dat Jan de panelen van het Lam Gods voltooide tussen 14 3032. Er bestaat een zeer grote mogelijkheid dat hij deze luiken afwerkte in het huis "De Ekster" in de Gouvernementstraat te Gent. In dit verband moeten we enige aandacht vestigen aan de mening van Friedländer (nota· 9), die meent dat : " ...Jan van Eyck dan het portret tekende van kardinaal N icolo A lbergati .(dat diende als voorstudie van het geschilderde portret). Jan van Eyck zal de kardinaal gezien hebben tijdens zijn bezoek aan Gent omstreeks die tijd (1431), als, hij inderdaad werkzaam was aan het Lam Gods. Het is bekend dat Albergati verbleef (in het karthuizeTklooster van Rooigem) in dez~ stad. In alle geval, het portret van de kardinaal kwam tot stand in de periode dat de schilder werkzaam was aan het Gentse retabel Als we inderdaad nog een staving nodig he~bèn, dat Jan het portret van Judocus Vijdtschilderde dan kunnen we dit het best doen in vergelijking met het pórlret van A lbergati. Van alle panelen, die geschilderd werden door Jan van Eyck, zijn er geen twee schilderijen, die zo nauw met elkaar verwantschap tonen als de portretten van Vijdt en de kardinaal. " Inderdaad, trouwens in de vorige eeuw werd het portret van de kardinaal aanzien als een afbeelding van Joos Vijdt. Laten wij deze gedachten-

29


Foto 1. Getekend portret van Kardinaal Woccolo Albergati. Dresden, Kupf stichkabinett .

30


gang even omkeren. Men neemt aan dat Filips de Goede zal gevraagd hebben aan Albergati, met wie hij vriendschappelijke betrekkingen had, om zich te laten portretteren door Jan van Eyck. Waarschijnlijk was de kardinaal zo onder de indruk van het portret van Joos Vijdt van het retabel (trouwens wie niet ?), dat hij zich op een gelijkaardige manier heeft willen laten portretteren. Deze veronderstelling argumenteert opnieuw de mogelijkheid datJan het retabel zou afgewerkt hebben in het huis van Vijdt. Daar de kardinaal maar enkele dagen in onze stad verbleef, was het onmogelijk voorJan van Eyck om een portret te schilderen. Om die reden tekende hij deze voorstudie waarop hij tal van notities aanbracht. Deze opschriften werden voor het eerst - gedeeltelijk verkeerd - genoteerd door J. Waele (nota 38), die opmerkte dat deze woorden geschreven zijn in Limburgs dialect. Deze stelling werd na hem d~or alle critici overgenomen, die daarbij ook de verkeerdelijke tekst publiceerden. Het juiste opschrift is :

dat hair... ockerachtich grau... dat ondersten vanden voorhoefde tusschen den ougen sanguyn achtich boven ten hairwair bleicachtich die wratte puperachtich den appel van den ouge alre naest den swarten bruyngeelachtich jnd omtrent alre naest den witten blauachtich...geelachtich dat witte ouch geelachtich die nas bruynsanguinachtig gelijc den kinbac of den wangen die lippen zere witachtich purper die stoppelen van den harde wal grijsachtich die kinne roedachtich De weerlegging van de identificatie van de geportretteerde met kardinaal Albergati (nota 48) gebaseerd op het feit dat het in tegenspraak is met de ascetische natuur en de grote nederigheid van deze geestelijke, wordt weerlegd (nota 5) met het argument dat Albergati als politicus moeilijk bezwaar kon aantekenen tegen een portrettering, die mogelijks in opdracht van de hertog gebeurde. Toen de kardinaal het altaarstuk in de abdij van St.-Vaas aanschouwde, welke thans zonder enige gegronde basis aan Jacques Daret wordt toegeschreven (60), merkte men op dat "(il) prit grand plaisir a vair la peinture de la dite table.". Wij merken op dat de abt Jan du Clercq zo enthousiast over dit werk was, dat hij het vooraf aan iedereen wilde tonen. Wat voor ons hier belangrijk is, is het feit dat de tekening hoogstwaarschijnlijk te Gent tot stand kwam. Dat "the painting follows this drawing with great fidelity" (nota 9) is zeker niet juist; we zien duidelijk enige verschillen met het geschilderde portret : de gefixeerde blik, de verlenging van het gezicht en de lichte arcering van de mondhoeken,

31


waardoor de afgebeelde een afstandelijker en een waardiger uitzicht heeft. De veronderstelling dat deze tekening een kopie is naar het geschilderde portret kan gemakkelijk verworpen worden, daar z~i alle kenmerken vertoont van de onderliggende tekeningen van J ans schilderijen : de brede schaduw door evenwijdige arcering, de zeer nauwkeurige en zeer overdachte weergave. Van Eyck anàlyseert eerst zijn modellen, doch bij de synthese verliest hij geen enkel detail uit het oog. Merkwaardig is wel dat we ook in dit werk -zoals ook in de Annunciatie van het Lam Gods - een verwantschap bemerken met het oeuvre van de meester van Fiernalle en meer bepaald met diens portret van Robert de Masmines (61). De werken van de Van Eyck's in Gent Naast het Lam Gods vermelden we enkele werken van Jan van Eyck of uit diens direkte omgeving in Gents privaat bezit. In de vorige artikels hebben we gewezen op de vermeldingvan Dhanens (nota 35 ), die opmerkt dat de "Madonna bij de Fontein" uit het Antwerps museum, dat afkomstig is uit de kerk van Dikkelvenne, mogelijks geschilderd werd in opdracht van Sirnon Borluut. Verder werden de portretten van Isabella van Portugal en Filips de Goede uit het Gents museum mogelijks als kopieën beschouwd naar verloren geraakte voorstellingen vanJan van Eyck, waarvan het laatste in verband werd gebracht met het portret op "De Geboorte van Christus" in het Groot Vleeshuis te Gent (62). Karel van Mander (nota 15} vermeldt dat Lucas de Heere (1534-1584) "een klein vrouwenportret met een landschap er achter, dat maar gedoodverfd was" bezat, dat thans soms in verband wordt gebracht met de H. Barbara in het Antwerps Museum voor Schone Kunsten. Dezelfde auteur haalt eveneens aan, dat in de Gentse St.-Jacobskerk "ook een glasvenster was, voorstellende een heel mooie Kruisafname, maar ik (van Mander) verkeer in twijfel of de tekening van Van der Goes, dan wel vanJan van Eyck was". Het zou uitzonderlijk zijn indien het ontwerp van de hand was van Jan, daar deze schilder zich weinig heeft ingelaten met passietaferelen. Deze dramatische scènes vonden met Van der Weyden een ingang of hebben wij hier te maken met de voorstelling van Jan, waarop volgens De Bruyn (nota 39) Petrus Christus en de meester van het Turijn-Milanees getijdenboek zich op inspireerde. Filip Spruyt vermeldt in zijn inventaris van kunstwerken in openbaar en privaat bezit te Gent (ca. 1789-1791) (63) enkele werken in verband met één der Van Eyck's. In de bidplaats van het klooster van St.-Joris van de orde van St.-Augustinas zag hij een schilderij "De triomphe van St.-Joris", dat geschilderd was in de stijl vanJan van Eyck. Spruyt bedoelde hier

32


Foto 2. De Madonna in de kerk. Gçnt , privÊ-bezit. (Foto stadsarchief Gent).

33


waarschijnlijk dat het werk geschilderd was door een Vlaams primitief en niet bepaald door een epigoon van Van Eyck. In de abdij der Bernardines, genaamd De Terhaegen hingeen triptiek met als voorstelling "De Madonna met kind en engelen" in aanbidding door "De schenkers en hun patroonsheiligen. In gesloten toestand toonde het drieluik "Een Boodschap". Volgens Spruyt was mogelijks Jan of Albert (Lambert,? Hubert ?) van Eyck er de auteur van, doch wij weten niet meer waarop de schrijver zich baseerde voor deze toeschrijving. Een tekening met äls voorstelling "Het portret van een jong meisje" in een Gentse verzameling werd vroeger toen deze nog berustte in de verzamelingen H. Hamalen De Backertoegeschreven aan Jan van Eyck en de geportretteerde werd geïdentificeerd met J acoha van Beieren. De stijl van deze figuur roept volledig de slanke en fijne figuren met een verstarde blikvoor de ogen. We mogen het werk ca. 1475 dateren (64). In Gentse verzamelingen bevind zich sinds 1914 een getekende kopie naar "De Madonna in de kerk" van Van Eyck. (65). Deze tekening bevond zich in 1882 in de Londense verzameling Robinson, waarna ze in 1896 overging in de collectie Sylva. In 1923 werd deze tekening tentoongesteld in de Cercle Artistique et Littéraire te Gent (66). Merkwaardig is dat deze tekening gelijkenissen vertoont met de Diptiek van Christiaan de Handt van de Meester van 1499 (nota 65), die afwijken van het Berlijnse origineel : de juwelen op het kleed van de Madonna, de centrale plaatsing van het beeld boven het zijportaal, de plaatsing van de rechterhand van het kind (vingertjes), het grotere aantalluchtbogen in de rondgang, de zin voor detaillering, enz. Deze tekening is echter geen kopie naar het werk van de Meester van 1499, daar er te grote verschillen zijn, die we wel aantreffen op het Berlijnse schilderij : het paneeltje op de tweede pilaar, het weg laten van het bloemstuk vooraan. Door de onderlinge verschillen en verwantschappen ben ik geneigd te aanvaarden dat het werk van de meester van 1499 en deze tekening geen kopieën zijn naar het Berlijns origineel, maar naar een verloren geraakte repliek. Doch laten we eerstdeze vrij belangrijke tekening nader beschouwen. De gekroonde Madonna met kind staat in een schip van een kerk, waarvan de afscheiding tussen het later gebouwde koor voorzien is van beeldhouwwerk (67). De wanverhouding tussen de Madonna en de kerk wordt ikonografisch verklaard, daar men 0.-L.-Vrouw dikwijls vereenzelvigt met de kerk (68), maar het is tevens kenmerkend dat van Eyck zijn figuren veel te groot afbeeldt ten opzichte van de interieurs. Men heeft hier ook getracht de kerk te identificeren (69). Opvallend is dat de kunstenaar de ruimte schuin heeft weergegeven, terwijl van Eyck zijn interieurs frontaal afbeeldt (70). Het oversneden binnenzicht toont verwantschappen met een getekende "Annunciatie" in Eyckiaanse stijl, 34


die door haar archaïsch karakter van half binnen- en half buitenzicht nog volledig wortelt in de hoog-gotische traditie, zoals we o.m. aantreffen in de Norfolktriptiek (nota 71). Het binnenzicht van de kerk herinnert aan de beschrijving van Jan van Eyck's verloren geraakte Lomellini-triptiek (nota 39), waarvan volgens Dhanens (nota 35) de "Annunciatie in Aix" mogelijks een vrije interpretatie naar is(?). Dit interieur kan ook vergeleken worden met de "Annunciatie" te Washington, die volgens mij ten onrechte aanJan van Eyck wordt toegeschreven (72). Het binnenzicht van de kerk diende ook als voorbeeld voor de "Dodenmis" in het Turijn-Milanees gebedenboek (nota 21) en misschien inspireerde Rogier van der Weyden zich op deze voorstelling voor zijn "Zeven Sacramenten" in het Antwerps museum. De engelen in het koor worden in verband gebracht met deze aan het graf van St.-Lambertus in de verdwenen Luikse hoofd,kerk (nota 67). Het originele werk, dat een linkerluik was van een diptiek (=tweeluik) wordt door sommige critici beschouwd als een bijzonder vroeg-werk vanJan (73), terwijl anderen het op het aktief plaatsen van Hubert van Eyck (nota's 21, 22, 23). Toen het werkje naast de luiken van het Lam Gods in het Berlijnse museum hing, beschouwde men het als een kopie (74 ). Opmerkelijk is dat Dhanens (nota 35) het origineel dateert op het einde van J ans carrière in vergelijking met de "Madonna bij de fontein" en het Dresdener reisalt aartje". Ondanks dat dit werkje een juiste weergave van het centraal-perspektief vertoont verwerp ik deze stelling, daar "De Madonna in de kerk" niet zo uitgesproken renaissancistische kenmerken heeft als de twee hoger vermelde schilderijen (7 5 ). Enkele elementen pleiten ervoor dat het origineel van de hand is van Hubert : de archaïsèhe architectuur die in verbànd wordt gebracht met de Tongerse 0.-L.-Vrouwkerk; de ronde vormgeving bovenaan het paneel zoals bij het Lam Gods; de feeachtige uitstraling van de maagd, welke in tegenstelling is met Jans meisjesachtige uitdrukkingen en die we merkwaardig genoeg terug vinden in één der typologieën in de groep van de H. Vrouwen op het Lam Gods, die geschilderd werden door de oudste van Eyck. Een doorslaggevend element om dit werk niet aan Hubert toe te schrijven, maar aan Jan is de typische Latijnse opschriften op de vernielde lijst : "Mater hec est filia_pater hi(c) est natus qvis avdivit talia devs homo". Dit wijst er grotendeels op, dat we hier te maken hebben met een jeugdwerk van Jàn in de stijl van Hubert van Eyck. Als laatste vermelden we het schilderij in de verz. Mrs. M.T. Weld-Bundell en kolonel J.W. Weid (Ince Bundell Hall) met als voorstelling "De Madonna met kind en musicerende engelen tussen de HH. Ladewijk en Margaretha", waarvan de H. Maagd en het kind verwantschap vertonen 35


met Jans "Madonna met Kanunnik Van der Paele" en dat afkomstig is uit de abdij van Drongen. Het werk dateert uit de eerste helft van de 16de e. en werd vroeger beschouwd, eerst als een werk vanJan Gossaert en later als Frans werk (76). Hulinde Looschreefhet toe aan een onbekende Vlaamse meester (77). Friedländer (nota 9) neemt hier geen stelling in. Wel vermeld hij dat de Heiligen werkelijk de H. Loclewijk en de H. Margaretha voorstellen, onder de gelaatstrekken van schenkers. Op een kopie van deze twee figuren door Antonio de Succa werden de namen van deze twee heiligen doorstreept en vervangen door "Louis XI roy de France" en "Charlotte de Savoye mère de Charles VIII ... la 2e femme de Louis XI.". Bruyn (nota 39) beschouwt dit werk als Gents in navolging van Gerard David (-Horenbout). Persoonlijk kan ik moeilijk dit werk als "zuiver" Gents gaan beschouwen, daar men inderdaad een duidelijke Franse invloed ziet in dit schilderij. Waarschijnlijk hebben we hier te maken met een Franse meester die werkzaam was in de Zuidelijke Nederlanden en die mogelijks- zoals Jan Gossaert - een tijdlang gewerkt heeft in het atelier van Gerard Horenbout. Rudy VAN ELSLANDE Leraar aan het Stedelijk Secundair Kunstinstituut

NOTA'S De nota's 1 t.e.m. 59 werden gepubliceerd bij de voorafgaande hoofdstukken. Gelieve hiervoor te raadplegen : Rudy van Elslande : De van Eyck's te Gent in : Ghendtsche Tydinghen, 12de jg., Nr. 3, Gent 1983, blz. 151-165; en Rudy van Elslande : 11 De van Eyck's te Gent : Hun verblijfplaatsen; in Ghendtsche Tydinghen, 12de jg., Nr. 5, Gent 1983, blz. 268 60. Hulin de Loc {De l'identité de certains Maitres Anonymes, Gent, 1902, blz. 2537) identificeerde de meester van Flémalle met Jacques Daret. Daarna herzag de schrijver zijn mening en vereenzelvigde de meester van Flémalle met Robert Camp in. De reden hiervoor was dat Hulin de Loo originele schilderijen van Daret wist aan te duiden (An authentic work by Jacques Daret, painted in 1434, overdr.uit Burlington Magazine, Vol. 15, p. 202-205; Vol. 19 p. 218 e.v.), die geschilderd werden in opdracht van Jan du Clercq, die abt was van de abdij van St.-Vaas van 1428 tot 1462. Als bewijsvoering haalde hij 3 documenten aan. Deze documenten bevestigen dat inderdaad deze werken afkomstig zijn uit de abdij van St.-Vaas en dat ze in 1434 geschilderd werden, doch geen enkel document noemt de naam van de schilder. Daar Jacques Daret in 1441- kartoens maakte voor een tapijt met als voorstelling "De Verrijzenis" en in 1452 een altaar schilderde voorJan du Clercq nam Hulin de Loo zonder meer aan dat dezelfde schilder het altaar van 1434 maalde. Zonder enige bewijsvoering merkt hij op dat Maurice Houtart, die het leven beschreef van Daret, en volgens wie Daret tussen 1433-36 in Doornik verbleef, niets afwist van Darets verblijf in 1434-35 te Atrecht. Als we de rekeningen van Daret vergelijken, dan valt tevens

36


op datDareteen veel te laag bedrag ontving voor deze opdracht (1434). Door de stijlverwantschappen van deze panelen (1434) met het oeuvre van de meeste.r van Flémalle nam Hulin direkt aan dat Campin, de leermeester van Daret, te identificeren was met deze anoniem. 61. Berlijn-Dahlem, Staatlichen Museen, kopie : Castagnola, Schloss Rohoncz Foundation (Baron Thyssen-Bomemisza). 62. van Elslande Rudy, De Geboorte van Christus in het Groot Vleeshuis, in : Ghendtsche Tydinghen, llde jg. Gent 1982, blz. 99-108. 63. E. Duverger, Filip Spruyt en zijn inve:ntaris van kunstwerken in openbaar en privaat bezit te Gent (ca.1789-1791), in: Gentse Bijdragen, dl. XIX, Gent 19611966, blz. 151-239. 64. Pentekening, 21 x 8,5 cm.; P. Eeckhout, Schilderijen uit Gentse verzamelingen, (cat.) Gent 1953, blz. 10, afb. 11. 65. Berlijn-Dahlem, Staadiehen Museen. Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen bewaart een diptiek van de Meester van 1499, waarvan het linkerluik een kopie is naar het Berlijns origineel. Men veronderstelt dat de schilder volledig het tweeluik van Van Eyck gekopieërd heeft met uitzondering van het portret van de schenker Christiaen de Hondt. Wij hebben redenen om dit niet te aanvaarden (zie verder). Een kopie doorJan Gossaert wordt bewaard in de Galleria Doria te Rome. Bij de kopie in de verz. Banzà de Rodriguez te Madrid is deze Madonna centraal geplaatst. Verder vermelden we een getekende kopie uit de oud-verzameling L. Paar, die te Wenen op 21 nov. 1896 geveild werd. Friedländer (nota 9) vermeldt verkeerdelijk dat de Gentse tekening en de tekening uit de collectie L. Paat dezelfde is. 66. Pentekening 44 x 22,5 cm. L. Kaemmerer, nota 2, blz. 78, afb. 60, Classici dell' Arte, nota 22, nr. 4, F. De Smet(?), Exposition d'art ancien organisée par ''Gand artistique" au Cercle artistique et littéraire de Gand (21 oct.-1 nov. 1923), in : Gand Artistique, 2dejg., speciaal nummer, Gent 1 okt. 1923, blz. 241, nr. 93. (zie ook idibem nr. 76/6 )• 67. Een beeldje:van de Madonna met kind in een altaarnis; een hoogreliëf met de Annunciatie op het frohton en de Kroning van Maria ernaast. 68. E. Panofsky, Early Netherlandish Painting, lts origins and character, Vol I, NewYork, Hagerstown,San Francisco, Londen, 1953, blz •. 145. 69. a) F. van Ertborn, Catalogue de la colleerion de monsieur Ie chevalier Florent van Brtbom gouverneur de la province d'Utrecht (M.S.I.), Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen, blz. 27 nr. 15 vereenzelvigde deze kerkruimte met deze van 0.-L.-Vrouwkerk te Brugge; b) R. Lemaire, De Madonna in de Kerk uit het Berlijns Museum, in : Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Schone Kunsten, XII, Brussel, 1950, nr. 2 identificeerde het gebouw met de Gentse St.-Baafskathedraal; wat weerlegd werd door F. De Smidt, Een XVde e. kerkinterieur, in: Gentse Bijdragen, dl. XVII, 1957-8, blz. 75-84; c) J; Lejeune, Les Van Eyck, Peintres de Liège et de sa cathédrale, Luik 1956 dacht dat we hier een zicht hadden in de verdwenen St.-Lambertuskerk te Luik; Bruyn (nota 39) verwerpt deze identificatie en merkt op dat kerken met binnenwaartse doorgangen enkel aangetroffen worden in de Noorderlijke streken van de Nederlanden, o.a. in de O.~L.-Vrouwkerk te Tongeren; en in Bourgondië, o.m. in de kathedraal te Auxerre. Dhanens aanvaard deze stelling (nota 35 ). 70. De architectuur kon zich mogelijks uitstrekken op het andere luik van de diptiek, zoals we merken bij ''De Annunciatie" in het Prado te Madrid uit de epigonie

37


71.

72.

73.

74. 75.

van de meester van Flémalle en bij "Het Huwelijk v~ de H. Maagd" in de Antwerpse kathedraal uit de navo1ging van Van der Weyden, waar men een zicht heeft op de buitenarchitectuur naast de oversneden kerkruimte. Herzog August Bibliothek, cod. Guelf 210, Extravag., Wolfenbüttel. Rildegard Zimmermann, Eine SilbestiftzeichnungJan van Eyck... , in: Jahrbuch der Königlich preussischen Kunstsam., XXXVI, 1915, 215 e.v. schreef deze tekening toe aanJan van Eyck, wat aanvaard werd door Friedländer, nota 9, blz. 74, doch niet aanvaard werd door Tolnay (o.c.) en Baldass (o.c.). E. Panofsky denkt door de opstelling van de figUren i v.m. de annunciatie van Aix, dat we hier te maken hel;> ben met een Frans werk (nota 66) Bruyn (nota 39) verwerpt deze stelling daar men de met 4 passen doorboogde luchtbogen niet in Frankrijk en in de Nederlanden aantreft, maar o.m. in het Westen van Duitsland, o.a. in het koor van de Dom van Keulen. De opstelling van de personages vinden wij reeds vrij vroeg terug in de Zuidelijke Nederlanden, o.a. in de Norfolktriptiek die bewaard wordt in het Museum Boymans-van Beuningen te Rotterdam. Bruyn schrijft deze tekening toe aan de Meester van de New-Yorkse gerechtigheidsdiptiek en vraagt zich af of deze meester enig kontakt had met Keulen. Dit werk wordt algemeen aanvaard toegeschreven aanJan van Eyck. Persoonlijk kan ik mij daar niet met inlaten. Wij weten dat van Eyck een creatieve geest had voor het ontwerpen van stoffen, juwelen, architecturen, enz. De mantel van de engel herinnert aan één der gewaden van de Zingende Engelen op het Lam Gods. De houding van de hand van de engel treffen we aan in deze van de engel van de Annunciatie op hetzelfde retabel, waarvan ook de kompositie en het opschrift gelijkaardig is. De vleugels van de engel zijn gekopieërd naar het voorbeeld op het Dresdener-altaar. De vlakke en hoekige plooienval van het gewaad van Maria doet zeker niet aan van Eyck denken. De kleurengamma's zijn verschillend van J ans palet. De overdaad in de vormentaal van de architectuur wijkt af van de Eyckiaanse stij~ alsook de gefiguurde vloer. De beweging en vooral de lach van de engel vindt men in geen enkel werk van Jan. De gebarentaal van de handen van de Maagd is eerder kenmerkend voor Van der Weyden. (Miraflores-altaar), de Meester van de Gentse Calvarietriptiek en Hugo van der Goes (Weense diptiek), dan voor van Eyck. Deze Annunciatie gaat terug op eenzelfde ateliermodel als één der miniaturen in het Llangattock-Getijdenboek en niet op ''De Lomellinitriptiek", waarvan het hoofd van St.-Jan Baptist op "De Madonna met Heiligen in de kerk" (Amsterdam, verz. E. Poehl) wel aan de beschrijving herinnert. De moeilijke ikonografie van deze Annunciatie verwijzen naar het Bourgondi- . sche hof, m.a.w. direkt naar Jan van Eyck. Mogelijks hebben we hier te maken met een werk van een prakticien naar een ontwerp van Van Eyck. a) G. SchtUUISe, Geschichte der bildenden Kunste im 15 Jahrh., Stuttgart, 1879 b) H. Beenken, nota 2; c) Baldass, Jan van Eyck, Londen 1952;d) Panofsky E., Early Netherlandish Painting, its origins and character, New-York, Hagerstown, San Francisco, London, 1947-8; e) M. Conway, The van Eycks and their followers, Londen 1921; f) K. Voll, Die WerkedesJan van Eyck. Eine kritische Studie, Straatsburg 1900. a) Crowe & Cavalcaselle, Early Flemish Painters Londen, 1872; b) H. FierensGevaert, Etudes sur l'art flamand, La Renaissance sept .... Brussel, 1905. In vergelijking met de fontein op het Lam Gods, springt deze op 'De Madonna bij de fontein' (Antwerpen, Museum voor Schone Kunsten) als ware uit het

38


beeldvlak, door de verkorting van het bekken en het doorsneden segment van de tegeltjes. Deze dieptewerking en trompe-l'oeil is kenmerkend voor het latere werk van Jan. Het Dresdener-Reisaltaartje (Dresden, Gemäldegalerie) toont duidelijke verwantschappen met het latere werk van Jan van Eyck zoals met "De kanunnik Van der Paele voor de H. Maagd" (kompositie) en "De Madonna met kanselier Rolin" (Juwelen). 76. In de inventaris van de verz. Bundell in 1800 wordt het toegeschreven aan Gossaert, in 1906 wordt het in de Guildhall te Londen onder nr. 60 opnieuw als Gossaert tentoongesteld. Waagen (1857) beschouwde het als een Frans werk (vgl J. Weale, Netherlandish Art at the Guildhall, Burlington Magazine, IX, 1906, blz 331). 77. G. Hulinde Loo, Onbekende Vlaamse meester' overdruk uit: Bulletin de la classe des beaux arts de l'académie royale de Belgique. XIV, 1931-32, nr. 6. blz. 66,ibidem, Pantheon, XI, 1933, blz. 137; vgl. Londen, (tent.) Royal Academy of Arts, 1932, nr. SOa en 1953-54, nr. 71. Deze stelling werd bijgetreden in de "lnce Blundell Hall Catalogue" (nr 190) en in ·de tentoonstelling "Vlaamse kunst uit Brits Bezit" aug.-sept. 1956 in het sted. museum Groeninge te Brugge, ( cat.) nr. 30, afb. 22.

ONZE GENTSE KEUKENRUBRIEK (Vervolg)

~~~-

GESTOOFD KONIJNTJE MET PRUIMKENS Geen echte Gentse familie, geen ware Gentse Sosseteit of men heeft gezamelijk bij een feestelijke gelegenheid een konijntje opgepeuzeld. Het konijntje,gestroopt en opgesteven, wordt door een vaardige hand netjes in passende stukken gesneden. Deze stukken worden nu in de kastrollichtekens gebruind in de boter waarbij een beetje suiker is gevoegd. Nu voegt men 2 à 3 zeer Hjn gesneden ajuinen, een laurierblad, peper en zout en wat water er aan toe. Nu nog wat tarwebloem over het geheel gestroöid, het deksel goed gesloten en een anderhalfuur laten stoven op een zacht vuur. Op het deksel giet men van tijd tot tijd wat water dat in de kastrol dringt en het aanbakken belet. Voor het opdienen voegt men er nu, om een lekkere saus te bekomen, een glas rode wijn aan toe, ook een soeplepel azijn waar dragon werd ingekookt en een heel klein snuifje kleursel. Men vergete vooral niet heel goed midden de schotel de twee halve koppen te leggen. Het zijn zeer gegeerde stukken en het zal beletten dat men

39


in een volksmilieu het konijntje onthaalt op een algemeen "miauw". GESTOOFDEPRUUMEN Men koopt gedroogde pruimen en zet die, liefst daags te voren, te week in wat lauw water, zodat het rimpelig vel stilaan door de uitgezwollen pruimen weer glad begint te worden. De pruimen worden dan in een beetje water met een weinig suiker op een licht vuurken te stoven gesteld tot zij gaar komen. Bij een mals konijntje worden zij een fijn aanvulsel. Men vervangt ze ook echter dikwijls door appelmoes of appelspijs. Bij het gestoofd konijntje en de pruimen past natuurlijk de gekookte bloemige aardappel. Voor het dessert besloot men af te zien van alle taarterij en ander gebak. Men zou alleen laten proeven van de twee specialiteiten die Oude Keukenpiet op voorhand zou gereed maken voor de bezoeken van familie en kennissen met de feestdagen, namelijk : marsepein en speculoos, want, zoals die door hem worden gemaakt kan men die nergens kopen. MARSEPEIN Men neemt 250 grammen zoete en tien grammen bittere amandels. Men laat die een tijd weken en overgiet ze een paar maal met kokend water zodat zij gemakkelijk kunnen gepeld worden. Gepeld worden zij nu in een speciaal molentje doorgedraaid (een lastig werkje) en men neemt evenveel fijn suiker dat nog eerst door een fijn zeef is gewreven. Men mengt nu amandels en suiker goed dooreen en bewerkt ze zo mogelijk in een mortier. Het mengsel wordt nu op een plank verder bewerkt met een eiwit en nog een 50 grammen f~n suiker en men doet er wat rozenwater bij. (Hier haalt op dit ogenblik Moetje hovaardig een flesje Rozenwater uit Bulgarije voor de dag dat zij jaren geleden in een tentoonstelling heeft gekocht). Als het mengsel nu goed bewerkt is wordt een groot gedeelte van het deeg goed op de plank uitgespreid, in lange repen en daarna in langwerpige klompjes gesneden die op ouwels worden geplaatst. Met een vork worden nu op de klompjes tekeningen gemaakt, nog wat fijne suiker opgestrooid en het geheel gaat in een zachte oven. De klompjes marsepein komen er lichtjes gebruind uit. Het ander overgehouden gedeelte van het deeg gaat niet in de oven, maar wordt in bollen gedraaid en over en weer gerold in geraspte chocolade ofwel in cacao, wat er dan zogezegde patatterkens van maakt. Een stukje amandel hier of daar ingestoken moet dan een kiemende aardappel verbeelden. Nota van R.V. :Men kan de gepelde en gemalen amandelen, zelfs gereed

40


met suiker gemengd in de handel gemakkelijk kopen, wat veel werk en krachtinspanning uitspaart. SPECULOOS

In een mortier mengt men zeer goed 300 grammen bruine suiker met · evenveel boter, en ook 2 grammen kaneel en 2 grammen sodabicarbonaat worden er aan toegevoegd. Dan wordt het deeg verder met de handen gekneed met toevoeging van 500 grammen bloem en twee deciliter water. Als het mengsel klaar is komen de speculaasvormen voor de dag. De vader van Keukenpiet was namelijk in de Zaadstege een der laatste vormensnijders met de hand van sierlijke houten vormen. Deze vormen worden nu omgekeerd op een warme en goed geboterde ovenplaats gelegd en in een heete oven gestoken. De lekkere krakende speculaasventen komen gemakkelijk uit de vormen, en stilaan gekoeld gaan ze als prachtlekkernij ter bewaring in een blikkendoos. Dit menu kreeg de algemene instemming. Er was geen vuiltje aan de lucht. Plots echter stond braere Cies recht en zei met een air van kèskejevous : "En ik zal de tafel zetten en gij zult nen keer zien hoe het zit met de samalviever van Aloïs; een fijn goed gestreken tafelkleed, schone witte servetten geplooid bovenop de borden gelegd. in het midden een kanten chemin de table waarop een vaas of ons schoon middenstuk met bloemen. Ons schoon servies met om te beginnen twee bordjes op elkaar; onze kristallen glazen aan de bovenkant van de borden schoon op een rijtje; rechts van de borden vork en mes op een messenligger ofwel plat omgekeerd zonder messenlegger; links, rechts ofwel naar de laatste mode omgekeerd de lepel en lepeltjes. Op het servet een broodje of een bloem. Op tafel het stel peper, zout, mostaard, olie en azijn. De flessen op glazen of metalen schaaltjes. Tussenin wat licht groen". Met wijdopen ogen stonden wij hem te begapen. Wat gaat er in die kerel om ? Zou Amor daar ook aan het werken zijn ?

R.V.K. (Wordt vervolgd)

41


GENT IN 1881 7 januari: Ridder J.B. de Ghellinxk d'Elseghem, voorzitter van de Katholieke Vereniging van het arrondissement Gent en voorzitter van de conferentie van de H. Vincentius, is overleden. Hij wordt opgevolgd als voorzitter van de Katholieke Vereniging door Solvijns. 16 januari: In 1881 verschenen te Gent drie nieuwe weekbladen. Half januari verscheen het eerste nummer van La Liberté. Stichter, eigenaar, uitgever, drukker en hoofdredacteur was Ladewijk De Vriese. Het was een liberaal strijdblad. Het werd verkocht aan tien centimes per nummer. Half april verscheen het laatste nummer van het socialistisch weekblad De VolkwiL De week daarop verscheen De Toekomst, orgaan der Belgische Socialistische Arbeiderspartij. Hoofdredacteur was Edward Anseele. Het werd verkocht aan vijf centimes per nummer. Het weekblad verscheen tot in 1889. We denken, dat de inhoud weinig belangstelling kon wekken en het zakencijfer was deficitair. Half augustus verscheen een derde weekblad : Gazetje voor iedereen. Eigenaar, drukker en uitgever was H. Stepman, die woonde in het Oudburg. Het was een katholiek strijdblad. 24 januari : Een verzoekschrift, waarbij de invoering van het algemeen stemrecht gevraagd wordt, wordt niet aanvaard door de gemeenteraad. Aan de Algemeene Maatschappij voor Telefonie in België wordt de toelating verleend te Gent telefoonlijnen te plaatsen. De oprichting ging dus uit van een privé-initiatief. De telefoondraden werden gespannen boven de huizen en vastgemaakt aan hoge houten palen. Later kwamen metalen palen. 5 maart: Het departement van Openbare Werken heeft beslist een werkhuis voor de herstelling van locomotieven en rollend materiaal der spoorwegen te Gentbrugge op te richten. (het arsenaal) 17 maart : Op een meeting in de Parnassus gehouden heeft een spreker de lof gemaakt van de Nihilisten, die de tsaar van Rusland vermoord hebben. De spreker heeft er aan toegevoegd, dat koning Leopold II hetzelfde lot zal ondergaan. Op 19 maart lezen we in de Gazette van Gent : "De heer E. Anseele, letterzetter, schrijft ons dat hij de persoon is van wie men zegt dat tegen hem vervolging zou moeten ingespannen worden om in een meeting in Parnassus gehouden uitgeroepen te hebben, dat koning Leopold hetzelfde lot zal ondergaan als de tsaar van Rusland. 23 maart : De halfvastenmarkt werd druk bezocht door talrijke Duitse, Franse en Engelse kooplieden~ Er stonden te koop : 1259 paarden aan een middenprijs van 1700 fr., 221 veulens aan 700 fr. middenprijs, 20 42


ezels aan gemiddeld 150 fr. Er waren nog 3 7 5 wagens en rijtuigen te koop De heer Jan Rooman, burgemeester te Drongen sedert 2 januari 1831, dus sedert ruim vijftig jaar, is te Drongen overleden. 26 ma,art : De heer Dierman -Seth, gemeenteraadslid en voorzitter van de Zonder Naam gedurende 23 jaar, is overleden. Hij werd geboren te Gent in 1818. De heer KarelVerbessem zal Dierman-Seth opvolgen als voorzitter van de Zonder Naam. 29 maart : De gemeenteraad keurt de aanleg goed van een straàt in de Heirnis, de Eendrachtsttaat. Op het plan kan men zien, dat in 1881 de Heirnis nog weideland was IU~t t~ijke beken .. 12 april : De heer Rodenl>ach heeft verleden week in de Kunst-· en Letterkring enkele van zijn dichtstukken voorgelezen. .

.

.

18 ·april :. De gemee11teràad ketj,rt dë afbraak goed yan de wijk Batavia om plaats te maken voor de nieuwe gebouwen van de universiteit. .· 24 april : Te Gent ovei:leed Désiré Levison, gemeenter:13.dslid, oud schepen, voorzitter Kamervan KoophandeL ondervoorzitter van. de Bank van Vlaanderen. Op de begrafeniS werden toespraken· gehouden door Dreyfus, groot rabbijn, door Vermand~! in J::la.a,Jll van de gemeenteraad, :d<;>Qr Pickaert voor de Handelskamer en door Prayon-De Pauw voor het consu~. lair kotps. .. . . . . . .. De wijk ~atavia had een oppen1lakte van 15 H>O M2.en t~ldeA63wo. ningen~ ... . . . . 24 Il)ei: Te Çerit overleeqEduard Degerickx; 75 jaar oud, stedelijk amb.. tenaai. Rifwas een der st:lcht~rs van de ''Tàal ~ gan;het V~Ik" én: van het. Willemsfohds. Hlj schreef artikels· in· het »elgisch Mriseum; De Eeti<lraeht en bijdragenin"de Gázette·van Gent. . . . . .

Van

17 juni: maandag afzullen de aria'svan de beîaardver~gçrert,· ·Om het U'ijr zal Le beau J).anubè bleu gespeeld worden,.om·het.ha}fuur een marsch uit Tari:óhàtiser oin het .kwartier een deel v~t de ~r~ischutz en een motie(uit <ie kantate Leopold Ivan Samuel. .. .·- .

en

2 juli::: Uit de versl~en van. <l.e arrondissementcommissarissen V,Qor bet jaar.1880. blijkt, dadn. veel-gemeenten de registers van de geboorten/ huwelijkenen ó~erHjc}ens nièt regelmatig worden bijgehouden ..

6 jul(:Te Gent wordenstrooiblaadjes verspreid ten gunstevàn h~:alge.:. meen stemrecht. 's And~rendaags was er een màmfestatie: een óptodî~ vertrok, van:de herberg Den Duitsch, lokaal van de socialis~en, en trok . . na,ar.de ra.m:asstrs, ,:w:~ eenmeeting werd gehouden; . 10 juli: .Óp het.Sfut. J>iet~riP,lein wordt.een zuiveltentoonstelling ingericht. Het doel is de kwaiiteit en de productiviteit van de zuivelindustrie 43

·


44


te

verbeteren.

17 juli : De telefoon werkt reeds te Gent. Gisteren is ons redactiebureau (GaZette van Gent) in betrekking gesteld met het hoofdbureau van de telefoondienst en met de huizen, die een telefoontoestel hebben laten plaatsen. 22 juli : Stad Gent. Aanbesteding der werken tot afbraak van de Watermolen, Brabantdam. Gisteren ter gelegenheid van de vijftigste verjaring van de inhuldiging van koning Leopold I was er een feest in de kazerne van het fort. Geheel de dag was er muziek te horen en voor de soldaten werden allerlei spelen ingericht. Elke soldaat kreeg drie pinten bier en een extra maal van worstjes met bloemkool. 2 7 juli : De nieuwe bank, die te Gent zal opgericht worden, heeft voor 170 000 fr.het huis van de heer Verbeke, koopman, Kouter 3 gekocht om er haar zetel te vestigen. (Bank van Gent) 24 augustus: De oude O.L. Vrouwenbroederskerk in de Lange Steenstraat werd door de stad aangekocht voor een museum voor oudheidkunde. Men verzekert, dat er bevel werd gegeven om de werken aan het station buiten de Kortrijkse Poort onmiddellijk te beginnen. 4 september : De socialisten houden weer een optocht door de stad gevolgd door een meeting in de zaal Parnassus: De Joumal de Gand schreef in verband hiermede over Anseele : "Encore très jeune il est doué d'une vöix pleineet sonore; la force du tribun perce à travers l'incorrection de son langagè". Het onderwerp van de meeting was een protest tegen het koningdom, tegen de aristocratie en tegen de burgerij. 5 september : Ter gelegenheid van de inhuldiging van het Houtdok brengt de koning een bezoek aan Gent. Er waren 200 buitengewone. treinen naar Gent. Een optocht, waarin 230 maatschappijen opstapten, trok van het station nàar het Houtdok Op de plechtigheid waren: de ministers Rolin-J aequemijns, Bara en Sainctelette aanwezig. 's Avonds was er een banket in de opera. 6 september : In afwachting van de oprichting van het ontworpen station van Gent-Sint-Pieters zal er aan de bareel op de Kortrijkse steenweg een halte voor reizigers worden ingericht. Oct. Bruneel enE. Braun publiceren het boek "Le canal de Terneuzen - Gand et ses installations maritimes". 13 september : Men klaagt er over, dat de telefoondienst maar alleen in het centrum werkt. De oorzaak ligt in het feit, dat het plaatsen van de telefoondraden moeilijk en kostelijk is. 6 october: Te Gent overleed Hippolliet Metdepen:ningen. Op de begra-

45


fenis werden toespraken gehouden door Gilquin voor de balie, d'Elhougne voor de liberale partij, schepen Vermandel voor het gemeentebestuur, De Vylder voor Le Septentdon en Verbaere voor La Concorde. (Teksten: zie Journal de Gand II.10.1881) Hippoliet Metdepenningen, geboren te Gent in 1799, behaalde in 1818 het diploma van doctor in de rechten aan de pas opgerichte Gentse universiteit. In 1830 werd hij de leider van de orangisten. Hij zetelde in de gemeenteraad van 1830 tot 1848; in 1850 werd hij advocaat van de stad Gent. In 1858 werd hij voorzitter van La Concorde. H. Metdepenningen was ook gedurende vijftig jaar Voorzittend Meester van de Gentse loge Le Septentrion, zeker een uniek feit in de Belgische geschiedenis. La Flandre Libérale schreef: "Metdepenningen n'a pas été seulement Ie porte-parole, il a été Ie chef, l'ame et la tête du parti libéral depuis plus d'un demi siècle. Il avait vu dans 1' orangisme la cause de la liberté et s'y était passionnément attaché. Metdepenningen a été l'inspirateur du parti libéral à Gand; c'est lui qui l'a organisé, qui l'aconduit à la victoire". In 1886 werd zijn standbeeld voor het gerechtshof, werk van beeldhouwer J. Dillens, onthuld. De Metdepenningenstraat werd in 1889 aangelegd. 25 october : Die dag werden gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Er waren twee lijsten : een liberale lijst en een onvolledige katholieke lijst. Er was zelfs nog een derde lijst van de eigenaars, maar deze lijst behaalde slechts 212 stemmen. De katholieken maakten natuurlijk geen kans. Waarom dan een lijst indienen ? In 1882 worden parlementsverkiezingen gehouden en weer ·zal de uitslag van het kiesarrondissement Gent beslissend zijn voor het behoud of de val van het liberaal ministerie Frère-Orban -Van Humbeeck. Voor de katholieke partij is de verkiezing in 1881 dus een soort van voorbereiding en wapenschouw voor de komende parlementsverkiezingen.

Liberalen Ie reeks: Callier Alb. (herkozen) Colson H. " DeBastCam. " De Nobele Ed. " De Vigne J ules " DumoulinN. " Hulin J. " Auger Vincent Brasseur Bruneel Oct. Da~eJ.

Kerfijzer J. LutensArm.

3 591 stemmen 3 591 3 609 3 977 3 635 3 586 3 585 3 626 3 612 3 602 3 600 3 648 3 589 46


Villers J. 3 598 Voituron Paul 3 928 2e reeks : Cambier Féla 3 556 Deneffe Victor 3 568 Guequier-Dutry 3 554 Montigny L. 3 555 Van Halteren Ed. 3 596 De eerste reeks werd verkozen voor zes jaar; de tweede reeks vervangt gemeenteraadsleden, die overleden zijn of hun ontslag hebben ingediend. We stellen vast, dat Voituron opnieuw deel uitmaakt van de liberale partij.

Katholieken Begerem-Drubbel 2 052 stemmen 2 048 Cooreman G. De Smet-De Nayer F. 2 072 Fiévé-Renier 2 054 Lammens Jules 2 027 De liberalen behaalden 63,6 %van de uitgebrachte stemmen, de katholieken behaalden 36,3 %. We stellen vast, dat Voituron en De Nobele een driehonderd stemmen meer behalen dan de overige liberale kandidaten. Deze stemmen kwamen van katholieke kiezers. Le Bien Public is er niet erg mee ingenomen en schrijft : "Beaucoup de catholiques ont donné hier leurs voix à M. De Nobele et Voituron; ça a été une faute au point de vue politique comme au point de vue administratiE''. Overigens is Le Bien Public wel tevreden over de uitslag, gezien het stemmenverschil thans geringer is dan bij de verkiezingen van 1872, het laatste jaar, dat twee lijsten tegenover elkaar stonden. Verder schrijft Le Bien Public : "Le bon sens a succombé sous Ie poids des préjugés sectaires. L'intérêt du libéralisme a prévalu sur les intérêts évidents de la commune. Depuis 1872 nous n'avons pas lutté à Gand sur Ie terrain communal. Nous ne nous sommes d'ail~ leurs jamais fait illusion sur la difficulté d'entamer par les seuls aimes de la discussion un corps électoral ou ftgurent seize cent cabaretiers et huit ou neuf cent employés et fournisseurs dépendant de l'hotel de ville". Op 30 october schreef La Liberté :"Les électeurs gantois ont repOussé avec une rare énergie les tentatives des déricaux; ils ont solennellement afftrmé leur volonté derester fidèles à l'opinion libérale". 31 october: De heer d'Elhoungne werd verkozen als voorzitter van La Concorde als opvolger van Metdepenningen. 28 november : Burgemeester Ch. de Kerchove dient zijn ontslag in we47


gens gezondheidsredenen. Hij was burgemeester sedert 1858 .. 2 december :Vele straten van de stad liggen tegenwoordig schandalig vuil. In de Kortrijksestraat ligt de modder een voet hoog in de grep. In het midden van de straat is het niet gaandelijk. Dat roept dringend naar de bezem.

17 december : De bewoners van Batavia hebben bericht ontvangen, dat de huisjes zullen afgebroken worden. We hebben gezien, dat in 1874 de Vrije Bakkers als samenwerkende vereniging werden opgericht. De Vrije Bakkers wensten zich echter niet aan te sluiten aan een partij. E. Anseele wenste een sterke socialistische partij op te richten. Samen met andere partijgenoten stichtte hij de samenwerkende vereniging Vooruit met als lokaal een herberg ZachĂŤus in de Sint Gillistraat (thans Meester Gillisstraat), een straatje tussen de Sleepstraat en de Kartuizerlaan. (zie Het Leven van Edward Anseele door Paul Kenis blz. 12 3 :volgens dit werk werd Vooruit gesticht op 21 november 1880; zie ook De Geschiedenis van Vooruit door Paul De Witte blz. 109). De leden van Vooruit waren automatisch lid van de socialistische partij. Over 1881 is weinig te vertellen. In Rusland werd tsaar Alexander II vermoord. In 1881 stierven Thomas Carlyle, Dostojewski de schrijver van De Idioot en De Gebroeders Karamazof en de komponist Moussorgski. Pablo Picasso werd geboren. M. STEELS RECHTZETriNG

Met aandachtige lezers zoals de onze kan men zich weinig "fantaisietjes" permitteren. Van zodra wij een beetje buiten de schreef lopen worden wij prompt- en terecht- op de vingers getikt. Ons november-nummer was nog maar pas verstuurd toen er reeds reacties binnenkwamen op de illustraties van het artikel "Expo '13 Redivivus". Velen hadden onmiddellijk bemerkt dat op Afb. 2 ons Graafkasteel toch wel zonderlinge vormen aangenomen had en dat anderzijds op Afb. 5 de St-Lievenspoort merkwaardige analogieĂŤn vertoonden met het Gravensteen. De 2 onderschriften werden inderdaad verwisseld. Willen dezen die het nog niet gedaan mochten heb ben, zelf deze correctie aanbrengen ? Met onze excuses.

48


DE "BRIQUET" VAN HET GULDEN VLIES Toen wij in ons septembernummer, bij de fiche van de "Inventaire archéologique" over het Kasteeltje van Emmaüs (Gh.T. 1983- N° 5- p. 281), schreven dat wij niet goed wisten hoe wij het woord "briquet" correct moesten vertalen en dat wij hoopten dat een van onze competente lezers ons op het goed spoor zou zetten, hadden wij er ons weliswaar aan verwacht dat iemand ons wel uit de nood zou helpen, maar dat de binnengekomen antwoorden zo uitgebreid zouden zijn dat wij ze moeten bun-· delen in een speciaal artikeltje, hadden wij nooit durven dromen.Bovendien liggen deze antwoorden op een hoog niveau. Waaruit wij dan nogmaals de conclusie kunnen trekken dat de competentie van onze leden moeilijk kan overschat worden en dat de som van kennis die zij bezitten indrukwekkend is. Ons ideaal blijft er in bestaan dit alles methodisch te kunnen onderbrengen in een Gentse databank. Een werk van zeer langen adem natuurlijk, maar dat hindert ons niet. Wat wel spijtig is, is het feit dat er regelmatig leden verdwijnen en dat met deze verdwijningbepaalde interessante gegevens voor altijd verloren gaan. Dr. Carlos Metdepenninghen uit Hove schrijft ons: Zoals steeds las ik met veel belangstelling en genoegen het laatste nummer van het tijdschrift. In verband met uw vraag onder het artikel "lnventa.lre archéologique- fiche nr. 262" zal ik wellicht niet de enige zijn die hierop zal gereageerd hebben. Het woord "briquet" betekent hier inderdaad "vuurslag". Een gouden vuurslag stond soms afgebeeld op het _snijpunt van het "Bourgondisch kruis". Dit laatste bestond uit een Sint Andries- of schuinkruis dat gevormd was uit twee, oorspronkelijk de een over de ander gelegde knoestige stokken die later mooi gestileerd werden. Dit embleem was het rechtssymbool van de Bourgondische Kreitz en van de vorst zelf ( 1) Wanneer Filips de Goede in 1430 te Brugge de Orde van hetGuldèn Vlies instelde, nam hij dit Bourgondisch symbool over. De statuten die in 1431 uitgevaardigd werden bevatten onder artikel 111 de beschrijving van de halsketen van de Orde. Deze gouden këten was samengesteld uit vierkantige gestiliseerde vuurslagen (briquet, fusil), afgewisseld met vuurstenen of -keien (silex} waaruit vlammen of vonken ontsprongen (2). (1) C. Pama. "Heraldiek en Genealogie". Prisma, nr 1390. (2) "Het Gulden Vlies, Vijf eeuwen kunst en geschiedenis".

Catalogus tentoonstelling, Brugge 1962, p. 134.

49


Aan de keten hing dan het Gulden Vlies (klein gouden lamsvacht), door een ring gehaald. De klassieke keten bestond dus uit twee soorten (omtrent 30 van elke soort) schakels, aan elkaar bevestigd door kleine ringen. De eerste soort · bestond uit de gouden Bourgondische vuurslagen, waarvan de door elkaar gevlochten krullen een vierkante vorm hadden. Daarmee afwisselend stelde de tweede soort de vuurstenen voor die met glazuur waren bedekt en omringd waren door vlammen. Deze twee symbolen waren ouder dan de instelling van de Orde en waren de persoonlijke emblemen van Filips de Goede (3). Vanaf 1516liet Keizer Karel aan de ridders toe het sieraad in een eenvoudiger vorm te dragen. De halsketen was vervangen door een fluwelen lint waaraan het sieraad hing. Dit bestond uit één vuurslag, bevestigd aan het lint, waaronder één vuursteen waaraan het gouden lamsvacht hing (4). Van Mevrouw Denise Baete ontvingen wij de volgende uitleg : Geput uit de documentatie van mijn man ziehier enkele gegevens in verband met de "briquet de Bourgogne". Zoals U in dit artikel schrijft is de "Briquet" inderdaad een veel voorkomend versieringsmotief· in de XVe en het begin van de XVIe eeuw in alle gebieden behorende tot het grote Bourgondische rijk, dus ook in de Nederlanden. In wat men gemeenlijk de toegepaste kunsten noemt komt hij veelvuldig voor op wapenschilden, meubelen, wandtapijten, ijzeren koffertjes, haardstenen, enz. (Menig voorbeeld in onze Musea). In Vlaanderen en Nederland spreekt men steeds over vuurslag. In Frankrijk over "le briquet" of "le fusil" de Bourgogne. Het was inderdaad een stalen voorwerp waarmede met behulp van een vuursteen of silex vonken werden geslagen. Hierbij enige toelichting en enkele XVe eeuwse voorbeelden. Schakels waaruit de ketting van het Gulden Vlies is opgebouwd.

- 2 ineengestren-

gelde vuurslagen Uit de Heraldiek Deze zijn van in de XVe eeuw aan vorm- en stijlveranderingen onderhevig.

-vuursteen

(3) idem, p. 178. (4) idem, p. 154.

50


Vuurslag en vuursteen waren de persoonlijke emblemen van Hertog Filips de Goede van Bourgondië (kwam in 1419 aan de macht), dus ouder dan de Stichting van de Orde van het Gulden Vlies. De leus bij dit embleem : "ANTE FERIT QUAM FLAMMA MICET" = Hij slaat alvorens de vlam vonkt. Ter gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal te Brugge op 10 januari 1430 proclameerde Hertog Filips de stichtingvan de edele Orde van het Gulden Vlies. Het hoofddoel van de orde was de verering van God en de verdediging van de christelijke godsdienst. De statuten die 66 Artikelen omvatten werden verzegeld en afgekondigd op 22 november 1431 ter gelegenheid van het eerste plechtig kapittel van de Orde te Rijsel. Deze waren opgesteld in de "Bourgondische taal". In de XVIe eeuw werden ze in het Iatijn vertaald om ze voor vreemdelingen verstaanbaar te maken. Artikel III van de statuten geeft een beschrijving van de ordeketen. Die is van goud en bestaat uit "geweren of gestileerde vuurslagen" omgeven door vuursteentjes waaruit gloeiende vonken spatten. Aan het uiteinde hangt er "pendante et branlante" een gouden ramsvacht "à la semblance d'une toison d'or". Tot zover het verband van de "briquet" met de Orde van het Gulden Vlies. In de Bibliothèque Nationale de Paris bevindt zich het manuskript "Chroniques du Hainaut" (MS-9242, 9243, 9244) van Jacques de Guise, traduit du latin par Jean Wauquelin, Mons 1448-1453 (voor de tekst) en 1468 (voor de miniaturen). De wereldvermaarde "Miniature de Présentation" van het manuskript, voorstellende de geknielde Jean Wauquelin die zijn werk aanbiedt aan de Hertog van Bourgondië FILIPS DE GOEDE in gezelschap van zijn enige wettelijke zoon (hij had echter 17 onwettige kinderen) Charles de Valois, Comte de Charolais - de latere KAREL DE STOUTE omgeven door dignitarissen toont in de randversiering tussen de wapenschilden van de bourgondische bezittingen niet minder dan 19 maal de ged~bbel<le vuurslag en vuursteen. Ook Karel de Stoute 1433-14 77 behield het embleem van zijn vader o.a. in zijn banieren waar benevens het Bourgondisch kruis (St. Andrieskruis) ook de vuurslag en vuursteen in voor komen samen met zijn leus "JE L'AY EMPRINS" =Ik heb het ondernomen. Zo werden bij de slag van Grandsou aan de oever van het meer van Neuchàtel op 3 maart 14 76, waar Karel een zware nederlaag leed, door de geconfedereerde Zwitsers (ce petiple de bouviers- dixit Karel) een reusachtige buit gemaakt, de zgn. "Butin de Bourgogne". . · Onder de voor die tijd ()ngelooflijke hoeveellieid wapens, legermaterieel, civiele en religieuse-schatten en juwelen vinden we onder andere : 51


-een paardekleed (schabrak) in zwart fluweel met goud en zilverdraad gebrodeerd "d'un emblème Bourguigon- fusil et briquet". Het meest prestigieuse stuk was evenwel het geheime zegel van de Hertog "dont la matrice d'or massif adopte la forme du fusil héraldique". Hierbij toch nog deze persoonlijke bedenkingen. De benaming "briquet" slaat mijns inziens op het geheel, vuurslag +vuursteen. (Voorloper van de tondeldoos en onze moderne aansteker ! ) Met "fusil" en geweren bedoelt men waarschijnlijk de eigenlijke vuurslag. Enig verband met het latere vuursteengeweer ? GERAADPLEEGDEBRONNEN - Katalogos v.d. Tentoonstelling''Het Gulden Vlies" BRUGGE, Stedelijk Museum v. Schone Kunsten Uuli-Sept. 1962) . Burggraaf Terlinden : Beknopte geschiedenis van de Roemrijke Orde van het Gulden Vlies. - Katalogos v.d. Tentoonstelling "Charles Ie Téméraire" BRUSSEL, Koninklijke Bibliotheek Albert I - 1977 P. Cockshan, C. Lemaire en A. Rouzet. -Heraldiek- Uitgeverij Elsevier 1977. 0. Neuberger, J.P. Brooke-Little en Robert Tobler. - Connaissance des Arts 19 ? Artikel van Eveline Slumberger ter gelegenheid van de Tentoonstelling "Le Butin de Bourgogne" in Bern van de thans verspreide schatten die toen werden buitgemaakt.

Een ander geluid komt van de Heer Pierre Decaluwe. Hij schrijft namelijk : Met het woord "briquet" wordt een soort heraldisch teken bedoeld dat een stilistische voorstelling is van het voorhoofdsbeen van een ram. De ketting van het Gulden Vlies bestaat uit 24 schakels van in kop aan staart geplaatste "briquets". Het hangstuk is een in het midden gevat ram. Dit motief wordt ook gebruikt in sommige blazoenen alsook als versiering in bepaalde Renaissance meubelen en blijkbaar ook als gevelversie-

ring. Dit motief wordt dikwijls in het Nederlands aangeduid als "vuurslag"motief. Naar mijn mening is dit een vetkeerde interpretatie (lees : vertaling) van het woord "briquet". Inderdaad, "Briquet" beduidt immers . ook een klein stukje zacht metaal waarmede men zich vroeger bediende om vuur uit een steen te slaan (gebruikt bij vuurwapens bijvoorbeeld) en dat in het Nederlands vuurslag noemt. Er is echter geen enkel verband tussen het heraldisch teken en de vuurslag. Het verband tussen de ram, het Gulden Vlies en het heraldisch teken is er echter wel. Ik blijf u echter het juiste Nederlandse woord voor "briquet" als heral52


disch motief schuldig. Ik hoop nochtans de betekenis van het woord verduidelijkt te hebben. Tenslotte ontvingen wij een uitgebreid antwoord van de Heer Julien Stevens. De Heer Stevens voegde er een- aantal interessante illustraties aan toe. Spijtig genoeg leenden de bijgevoegde fotocopieën zich niet tot een behoorlijke reproductie zodat wij ze niet kunnen publiceren. Hier volgt zijn tekst :

1° Etymologie Laten wij eerst teruggaan naar de prent op steekkaart 262 Het Sint-Anddes-of Bourgondisch Kruis is er duidelijk merkbaar; het stelt 2 gekruiste boomstammen voor. Dit wapenteken was oa. ·ook dit van de Waffen SS. division WALLONIE, en werd daar als mouwschildje gedragen. Het Guldenvlies of Bourgondisch "BRIQUET" valt 2 maal op. In de geschriften uit die periode treft men dienaangaande : BRIQUET, FUSIL, FUZIL, COUPLET, aan. Inderdaad volgens het "Dictionnaire étymologique LAROUSSE, betekent Briquet : couplet de fer qui a remplacé ... FUSIL. Couplet: réunion de 2 pieces jointes par charnière. Fusil : dri lat. vulg. FOCILIS (racine FOCUS)= feu) en anc. franç. pièce d'acier servant a battre la pierre a feu (foeilis petrá) Het woordenboek "royal françois-anglois" van 1763 meldt Rouet (roët) de fusil: partie de fusil ou d'arquebuse ou est la pierre (frre loek) · Het gaat hier dus wel om een "briquet de percussion" of vuurslag (vuurslach, vierslach) stuk staal waarmede men vonken tiit een vuursteen (caillou, silex, zwavelkies) slaat. N.B. Het vuurslag is·oudet dan de vuurwapens.

2° Esoterische betekenis Wat heeft zo ee)l prozaïsch, nietig stukje metaal te maken met : a) de hoogstedele Orde van het "Gulden Vlies" ? b) het soeverein hertogelijk huis van Bourgondië ? V erschiliende prinsen hadden in de tijd van de kruistochten gepoogd de ridderlijke geest te doèn heropbloeien door broederschappen van edellieden te stichten; die ze door een eed van getrouwheidnauwer rond huti persoon zouden scharen. Om dit aanlokkerlijk te maken, zou de selectie van de kandidaten uiterst streng zijn, en zou gepaard f.!;aan met de uitreiking van eretitels en kostbare ordesieraden. (Cfr. Orde van de Kouseband - Edward III Engeland 1348- Honny soit qui mal y pense).

53


FILIPS de STOUTE (aangespoord door Filips van Mèzière die een internationale ridderschap van de Passie van Jezus Christus wilde stichten) stelde zich tevreden met een orde, beperkt tot het huis van Bourgondië. Op nieuwjaar 1404 werd het ordeteken aan hoogwaardigheidsbekleders uitgereikt. Het juweel stelde een gouden boom voor gesteund door een leeuw en een arend. JAN ZONDER VREES : (zijn opvolger) nam het boommotief over, maar het halssnoer werd gevormd door 12 bomen met tussenin blokschaven en erom vliegende houtspaanders. In esoterische taal betekent dit, dat de tegenstrever geleidelijk moest afgezwakt worden (afgeschaafd). Na de moord op zijn vader in 1419 stelde FILIPS DE GOEDE zich eerst tevreden met het zinnebeeld te wijzigen. Hij verving de blokschaaf en de houtspaanders door een vuurslag en een vuursteen met eromspattende vonken. Volgens kronijkschrijver Chastellain was zijn bedoeling hiermede te beduiden dat hij het beleid van zijn vader met meer dynamisme wou doorzetten. De esoterische betekenis hiervoor : De houtspaanders die de blokschaaf doet erom vliegen zijn levensloos; terwijl de spattende vonken dat het vuurslag uit de steen slaat, vuur verwekken. Hier kwamen dus BRIQUET. FUSIL, CAILLOU ter spraak. Het bijhorend devies "ANTE FERIT QUAM FLAMMA MICET" (het slaat vóór de vlam opslaat) liet hieromtrent geen twijfel. De orde werd in 1430; te Brugge gesticht ter gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van PORTUGAL. Tot daar over het "BRIQUET". Het Gulden Vlies zelf is een andere historie en valt buiten dit onderwerp. De statuten van de orde werden in 1431 openbaar verkondigd en waren in de Bourgondische taal opgesteld "comme estant plusancienneet moins suspecte aux changements" dan het Frans. Ze werden slechts in de XVIe in het Latijn vertaald, om ze verstaanbaar te maken voor de "Estrangiers". De griffier moest het Latijn, de Bourgondische taal en het Diets (thiois) ofte Vlaams machtig zijn. 3° Het onderscheidingsteken: bestaat uit een kleine gouden ramsvacht met kop en poten door een ring gehaald, hangende aan een gouden keten waarvan de schakels het Bourgondisch "vuurslag" vertonen. De eerste 24 halssnoeren werden vervaardigd door de Bruggeling JAN PEUTIN. Natuurlijk hebben de kunstenaars in de loop der eeuwen hun inspiratie vrije teugel gegeven, en het vuurslag werd zodoende eens enkel, dan dubbel, soms ineengestrengeld, dan weer heel sober voorgesteld. Het devies is "PRETIUM LABORUM NON VILE" Hiervoor werd goud, email,

54


edelstenen (meestal diamanten en robijnen gebruikt). De illustraties geven er een duidelijk beeld van. Op de begrafenis van Z.M. LEOPOLD III is het opgevallen dat zijn halssnoer van het Gulden Vlies op een der pronkkussens met eretekens in de rouwstoet gedragen werd. Hij was ridder sedert 1923. BIBLIOGRAFIE B. Gr. TERLINDEN : coup d'oeil sur l'histoire de l'ordre illustre de la toison d'or. M. Vander Straeten :Wapenschilden v/h Gulden Vlies in St. Baafskathedraal (G.O.V. tijdschrift 8/76 ) G. Meiresonne : De orde van het Gulden Vlies (GOV tijdschrift 6/72) Algue : Les véritables menées occultes de l'ordre de la toison d'or. Encyclopedie Winkier Prins. Kataloog tentoonstelling " 5 Eeuwen Gulden Vlies" 196 2.

EVEN MEMOREREN : 600 JAAR GELEDEN STIERF LODEWIJK VAN MALE Op 29 januari a.s. (sommigen zeggen 30 januari) zal het precies 600 jaar geleden zijn dat Loclewijk van Male, 25e Graaf van Vlaanderen, op 53jarige leeftijd stierf in de Abdij van St-Bertin, nabij St-Omer. Hij was geboren in het Slot van Male in november 1330 als zoon van Loclewijk van Nevers. Hij was 16 jaar toen zijn vader sneuvelde in de Slag van Crécy. Gent, Brugge en Ieper, die hem een bondgenootschap willen doen aangaan met Edward III, hielden hem "en prison courtoise" in het Posteernehof. Alhoewel nog jong, ontbreekt het hem niet aan koelbloedigheid. Hij speelt het spelletje mee, laat zich verloven met Isabella, de dochter van Edward Ill, maar een weinig later, op 28 Maart 1347, profiteert hij van een valkenjacht om het hazenpad te kiezen, richting Brabant. Hij laat zijn Engelse Isabella voor wat ze waard is en trouwt met de mooie Margareta, de 2e dochter van de Hertog van Brabant. In 1348 komt hij terug naar zijn graafschap en belegert Gent (dat toen in de handen was van de "weverie") met de hulp van zijn schoonvader. In 1349 bekomt hij de algemene onderwerping. Niet dom, laat hij de Stad haar privilegies, maar de wevers worden zo streng behandeld dat velen verkiezen uit te wijken naar Engeland. Deze behendige politicus hield veel van luxe. De uitgaven van zijn Hof vergden dan ook steeds nieuwe fiscale maatregelen en zo iets werd ook toen niet sterk gewaardeerd door dezen die er moesten voor opdraaien. Hij zou 38 jaar regeren. 55

!I


Hij werd met veel praal begraven te RijseL Zijn enige dochter Margareta van Male was getrouwd met Filips de Stoute die hem zou opvolgen. H.C.

VRAAG EN ANTWOORD Antwoord op de vraag van de Heer R. Brullez over Zot Softetje en andere Gentse typen. (Gh. T. 1983- Nr. 4- p. 234) De Heer Léopold Eliat schrijft ons het volgende : "Deze brave vrouw woonde in de onmiddellijke omgeving van het Casj.noplein, maar ik weet niet precies in welke straat. Zij was onbetaalbaar en men herkende haar altijd omdat zij een "caban à carreaux" droeg, een grote paraplu en dikwijls een hoed die soms versierd was met guirlandes van rose en rode bloemen. Wij die "goed opgevoed" waren, zegden haar vriendelijk goeden dag, maar .de "straatjongens" uit de omgeving (Brandstraatje, Schouwvagerstraatje, Theresianenstraatje, etc.) liepen spottend achter· haar om haar kwaad te maken. Men zag dan het arm Softetje achter hen lopen met opgeheven paraplu om hen te slaan, iets wat haar natuurlijk nooit lukte. Ik heb Softetje gekend vanaf mijn prille jeugd, mijn vrouw heeft ze gekend na ons huwelijk en zolang dat mijn moeder op het Casinoplein woonde. Naar men beweerde betrofhet een meisje van goede familie die verstoten werd door de haren vanwege haar originaliteit. Men heeft ze nooit in een psychiatrisch gesticht willen steken; want zij deed niemand kwaad. Zij was eerder origineel, arm en slecht aangekleed. Ik denk dat haar dood moet teruggaan tot de jaren 1935-1940. Aangezien ik zelf geboren ben in 1905, getrouwd in 1929, heb ik den indruk dat Sofietje 20-25 jaar ouder moest zijn dan ik. De dag dat mijn moeder zich teruggetrokken heeft in het klooster, had ik geen reden meer om naar het Casinoplein te gaan en heb ik bijgevolg geen nieuws meer gehad over Zot Softetje. Misschien kan de Heer Brullez inlichtingen nemen op het Politiecommissariaat van de 2e Wijk, op de Coupure Rechts tegen de Rozemarijnbrug. Onder uw lezers die gewoond hebben in het kwartier van het Casinoplein, moeten er zeker zijn die Softetje gekend hebben en die meer details

56


over haar zullen kennen." De Heer Richard Damours heeft ons een zéér uitgebreid antwoord laten geworden over Blind Loewietje, Vieze Kreweye en Zot Sofietje. Hij heeft zich de moeite getroost (onze oprechte dank Mijnheer Damours) om 3 hoofdstukken te copiëren uit het boek van Emiel Anclelhof "Galerij van Gentsche Typen" dat in 194 2 uitgegeven werd door de "Bond der Oostvlaamsche Folkloristen''. Aangezien dit boek maar een oplage had van 500 exemplaren zullen de meesten van onze lezers het niet bezitten. Een rede te meer dus om hier de integrale tekst te publiceren ons toegestuurd door de Heer Damours. BLIND LOEWIETJE

Wij hebben Blind Loewietje maar zeer oppervlakkig gekend, doch genoeg om hem hier eene plaats te geven. Het was in 1900. Hij slenterde altijd tastend met zijn hand langs den gevel der huizen, of met zijn stok langs het voetpad. om zonder struikelen vooruit te kunnen gaan; soms was hij vergezeld van een hond. Hij leurde met fosfoorkens: ~'Nen happe (halve kluit) voor een doosken, alle fosfoorkens vier !"zoo sprak hij gebrekkig, zegt folklorist Ladewijk Lievevrouw. Hij was geen onbekende van de schooljeugd aan wie hij vooral zijn populariteit te danken had. Pas op, laat plaats, Blind Lowietje is dààr. En de blinde man ging voorbij, en mompelde onverstaanbare, wellicht dankbare woorden. Hij bezat in het hoofd een aantal adressen van liefdadige personen die hem genegen waren; en op gestelden dag en uur, bood hij zich bij hen aan. Onder deze liefdadige menschen waren er groothandelaars, die den eersten dag der week, aalmoezen in reeks uitdeelden.Zoo herinne.r:en wij ons het schouwspel meer dan eens bijgewoond te hebben in de Donkersteeg, alwààr tal van bedelaars en bedelaressen op het voetpad op rij stonden om 's ochtends vroeg het openen van een gewichtig handelshuis af te wachten, en dààr dan een aalmoes te ontvangen. De deur werd geopend, de eigenaar kwam op den dorpel staan voorzien van een handvol koperen centen, waarvan hij er twee of drie in de hand van iederen dompelaar stak, die om de beurt, groetend bedankte. De bedelaars vervolgden hun weg, en "Blind Loewietje" was telkens bij dit aantal. Zij begaven zich van hier naar de Lange Munt, alwaar bij een anderen handelaar hetzelfde schouwspel herbegon, en van dààr naar de Hoogpoort om verder, elk van zijn kant, zijn weg voort te zetten. 57


Blind Loewietje stapte telkens flink door. Hij was wellicht een beroepsbedelaar, zijne oogkwaal was hem een verontschuldiging om de hand uit te steken. Blind Lowietje had verschillende vaste standplaatsen op bepaalde dagen der week. Zoo, bij voorbeeld, kondt ge hem geregeld vinden aan het Burgerlijk Hospitaal van de Bijloke op de uren van bezoek aan de patienten. Wij durven stellig beweren dat "Blind Lowietje" zeker en vast geen heilige was, al stond hij ook soms aan de bidkapellen Onze-Vaders te prevelen. Bovendien was hij niet zoo blind als hij veinsde te zijn. Nijdige collega's, concurrenten, dierven beweren dat hij zag, en dus wel wist wààr hij stapte. De bewering van die afgunstige welweters en "onbeschofteriken" was voldoende, opdat hij ze met zijn wandelstok bedreigde, "zoo hij hen maar kon bereiken ! " Wat ? Hij zou zien ! En waartoe zou dan zijn hond dienen, die hem nu en dan vergezelde ? En zijn wandelstok die de voetpaden betastte ? Grammoedigheid baarde wrok, maar ... de H. Livinus waakte. VIEZE KREWEYE Ongeveer twintig jaren geleden woonde "Vieze Kreweye" in de St.-Pietersnieuwstraat en hield dààr het koffiehuis open, dat "Méphisto" geheeten werd, en sedert 1918 "OLD TOM" is geworden. De portaaldeur van deze herberg is echter nog steeds voorzien van de ruit, waarin een "Méphisto" prijkt, en die niemand anders verbeeldt dan Vieze Kreweye zelf, van zijn waren naam Ernest Verschaffel, goochelaar en gewezen behangersgast. Wij leerden hem kennen, toen hij omtrent de dertig waseneene betrekking had als gast in één der voornaamste ameublement-frrma's te Gent. Wij oefenden toen ter tijd hetzelfde ambacht uit als Verschaffel; en hebben wij, weliswaar, nooit persoonlijk in zijn gezelschap gearbeid, belet dit toch niet dat wij, zooals menig ander collega, de "Vieze Kreweye" in zijn handel en wandel hebben gevolgd. Zoo vernamen wij dat hij dien bijnaam van "Vieze Kreweye" had gekregen, omdat hij eiken arbeid, die hem door zijn werkgever werd bevolen, en die door hem tegen zijn zin moest uitgevoerd worden, een "vieze kreweye". noemde. Later noemde men hem zelfs liefst maar kortweg "de Vieze". Wanneer hij in het werkhuis aan den arbeid was, dan kon hij, in 't geniep, zijne makkers verlustigen met zijne geestige goochelstreken met hamer, nijptang, schaar, rollen papier, wijmstokken, of een andere maal met naald, bobijntje en vingerhoed. Alles was hem daarbij dienstig. In plaats van zich in het behangersbedrijf ernstig te beijveren, gaf hij den

58


voorkeur aan het goochelen met al wat hem onder handen viel; stoel, tafel, ladder waren hem zelfs niet te zwaar. Zijne moeder heeft zich meer dan eens over hem moeten beklagen, daar zijne liefhebberij haar menig gebroken pot en bord heeft gekost. Dit belette niet dat "de Vieze" meer en meer lust gevoelde om dit vak aan te leeren, en dat hij, na een langen en moedigen strijd, zich een weg heeft weten te banen door het leven, door met deze hijzondere manier van arbeiden het dagelijksch brood te verdienen. Trouwens, hij vertelde het al lachende zelf, alleen voor het goochelen te zijn in de wieg gelegd :want toen kon hij reeds met het klein vingertje zijne zuigflesch in evenwicht houden ! ! ! Zoo beweerde hij ten minste. Maar hij deed tijdens het aanleeren van het behangersbedrijf beter dan dat. Toen de mode nog bestond den plailkenvloer der kamers bij welstellende burgers voluit te beleggen met tapijt, dan gebeurde "het aanpassen" meest ter plaatse zelf. De regels van de kunst geboden ten eerste, dat niets van den plankenvloer mocht gezien zijn; ten tweede, dat geen nagel- beter gekend onder den naam van "rondenkop" - mocht gebruikt worden, en ten derde en vooral dat de naden van het tapijt (want toen werden de kamertapijten "bij benden" aaneengenaaid) recht aangespannen moesten liggen. Het spreekt van zelf, dat een ervaren ambachtsman zulk werk wel tot een goed einde kon brengen, doch alleen door den "aanspanner" te gebruiken, die hem onontbeerlijk was om den naad kloek en recht uit te spannen. Eens dat onze "Vieze" aan dergelijken arbeid zijn meestergast aan 'thelpen was, kreeg hij het in den kop, terwijl hij een oogenblik onledig was, daar opnieuw eene van zijn evenwichtskunsten uit te halen. Hij stelde zich op de handen met de voeten in de lucht ! Maar, zooals altijd, het toeval wilde nu weer dat de heer des huizes op het gepast pgychologisch oogenblik de kamer intrad, en de "Vieze" in deze zonderlinge houding aantrof. Hij ondervroeg den jongen poetsenmaker over deze wonderbare manier van "werken", die beter in een Variétéschouwburg paste dan hier bij het aanpassen van een nieuw tapijt. Maar de "Vieze" was niet het minst verlegen met zijn .antwoord, en op zijn tong niet gevallen. Hij wist blijkbaar den heer netjes aan het verstand te brengen dat het maar in deze houding was dat hij zich het best kon rekenschap geven van het recht liggen der aangesproken naden ! Eene groote verrassing stond hem te wachten. · Toen het werk af was mocht de "Vieze" zich in het ontvangen van eene goede fooi verheugen : een zilveren vijffrankstuk ! Dat was toen heel wat. Deze milde gift wa,s hem een spoorslag voor zijn verder durven. En hij 59


goochelde maar steeds voort. Jules Seys, behanger, voorzitter van de "Rarekiek en Co" was hem niet onbekend. Door dezes bemiddeling kwam hij in gezegde maatschappij "voor vriendschap en leute" zijne eerste vertooning houden als "goochelaar-voor-het-publiek". Dit eerste optreden bracht hem töt zijn ware roeping. Wij hebben hem aan het werk gezien: hij was een uitstekend goochelaar geworden. Opgemerkt door den Cirkuseigenaar Schuhmann, die hem eene betrekking aanbood voor eene rondreis door Holland, aanvaardde hij dezes voorstel, en werd bij den troep ingelijfd. Opeens kwam hij hier terug ter gelegenebeid van een Gentsche Foor. De aanplakbrieven van den Cirkus kondigden zijn nummer aan onder de vennelding "Ernesto Méphisto, jongleur-équilibriste di primo cartello". Dit nieuws liep als een vuurtje bij zijn vrienden en kennissen rond, zoodat de meesten den "Vieze" in de arena aan het werk wilden zien, en hem daar gingen toejuichen. Benige onder hen konden niet nalaten hun stadsgenoot -vermomd in Méphisto - eene poets te bakken. Op een avond-vertoning nu, dat allen gezeten waren op de galerij van den Cirkus, besloten zij, na ieder gedeelte der goocheltoeren, den artist uitvolle borst : "Vieze !" toe te roepen. De Méphisto, als om een echo aan dien roep te geven, antwoordde - bijna ongemerkt door het publiek - maar toch zeer gevat, met het woord "kreweye" en ... zette verder, ongestoord, zijne werkzaamheden voort. Bij het eindigen werd hij met een daverend handgeklap - en in 't bijzonder door gezegde aanwezigen der galerij -luidruchtig toegejuicht en werd hem nog eens "Vieze !"toegeroepen; waarop hij andermaal met een "kreweye" antwoordde. Hij stond destijds bekend als een zuinig man. In de steden welke hij doortrok, huurde hij een ledige kamer, en zorgde er zelf voor zijn onderhoud. Steeds volgden hem twee groote koffers waar een plooibaar klein mobilair in gepakt stak :tafel, stoel, sargiën enz. Ieder koffer kon hij openleggen, derwijze dat de wanden hem tot bed dienden; een dunne matras was er aan vastgemaakt. Hij bereidde zelf zijn maaltijden, en was hiertoe van een petrooivuur en van wat klein keukengerei voorzien. Dit geleek van dichtbij wel op een echt bohemersleven, dat opgehouden heeft, roeenen wij, bij zijn huwelijk te Stockholm, met eene Zweedsche, die hem vijf kinderen schonk. Tijdens zijne loopbaan speelde hij voor Keizer Frederik te Potsdam, voor de Groot-Hertogin van Mecklemburg-Schwerin, voor den Koning en den 60


Prins van Zweden, den Koning van Denemarken, den Koning van Portugal; maar hij heeft, zoo lezen wij in eene krant, nog veel meer voor ''den Koning van Pruisen gespeeld", als hij optrad voor liefdadigheidswerken. Niettegenstaande de "Vieze" meer dan eens de reis rond de wereld maakte, kwam hij naar Gent, zijne geboortestad terug om er als koffiehuishouder zijne laatste jaren te slijten. Het ambacht van goochelaar had hij in eer gehouden. De laatste maal dat wij hem zagen optreden, was het tijdens eene vertooning in den "Nieuwe Cirkus" te Gent, en wel na den oorlog 1914-1918. Hier vergenoegde hij zich, voor het voetlicht, zijn zoon Henri- op het programma vermeld onder den naam van Alexandro - in het goochelen bij te staan. En dat hij eere heeft behaald van zijn leerling, kunnen wij den lezer gerust verzekeren : zelden woonden wij een zoo groot verdiend sukses bij; aan het daverend handgeklap scheen geen.einde te komen. Maar hiermee was zijn naam nog niet vergeten; zijn tweeden zoon, Firmin, zagen wij aan 't werk in de Music Hall: Ancienne Belgique, te Gent in 1939 als africhter van leeuwen en zeehonden onder den deknaam Palermo. Verscheidene anecdoten maken over de Vieze Kreweye nog steeds de ronde, wij halen er hier een tweetal van aan. Hij was een overbeterlijke leugenaar; zoo één van wie men zeggen kan : hij gelooft zijn eigen leugens. Hij was tevens een hartstochtelijk lijnvisscher en kon zich gerust aan dit tijdverdrijf wijden nu hij, als koffiehuishouder, ook in de rustjaren gekomen was. Aan zijne gewone verbruikers kon hij eene mop vertellen op eene zoo ernstige wijze, zonder het minste spoor van glimlach op het aangezicht, dat men zijne vertelling of bewering voor waarheid zou gehouden hebben. Eens verhaalde ten koffiehuize "Méphisto", eenlijnvisscher aan een makker, dat hij op zekeren dag een "krommen" visch had gevangen. En de "Vieze", die dit hoorde kwam zich in het gesprek mengen. -Een krommen visch ? vroeg de "Vieze". Wat is daar raars aan! "Ik" heb eens eene andere vangst gedaan. Eens haalde ik een kabeljauw uit de Leie! -Een kabeljauw? vroegen de verbruikers. - Twintig jaren geleden ving ik denzelfden toen hij nog een zeer klein vischje was; 'k bezag het, en wierp het opnieuw in de Leie. - ??? -En nu niet lang geleden ving ik hem weer, hij was een ferme kabeljauw geworden! -En hoe wist gij "Vieze" dat die kabeljauw dat vischje was ? -Waaraan hebt gij hem herkend? - Aan zijn glazen oog !

61


En nu eene andere. Rond hetzelfde tijdstip pochte een der verbruikers alweer in het koffiehuis "Méphisto" dat één zijner familieleden den aankoop had gedaan van een ultra-moderne auto, waaraan keuken en slaapkamer gevoegd waren. - 0 ! zei de "Vieze" op ernstigen toon, 't is wel te zien dat gij naar de laatste tentoonstelling van auto's in de Beurs, op den Kouter te Gent niet zijt geweest, dààr kon men een auto bèwonderen met een park eraan gevoegd om in de wandelen, en een zwemkom om in de duikelen! Hij kon met woorden goochelen zooals met voorwerpen, en was aldus een geestige kerel. Zijn zwetsen en snoeven trok de aandacht van J ules Antheunis, auteur van "Zijde nie wel dan ?", lokaal revuespel in den Gentsehen Cirkus voor het voetlicht gebracht in April1909. In zijne hoedanigheid van beheerder en vertolker besloot hij "Vieze Kreweye" te vertolken en te verbeelden als lijnvisscher. Hij flanste een lied aaneen en galmde dit uit in dezer voege : VISSEN ES EN VIEZE KREWEYE ! Aas ge wilt lukken in het visschen mee de lijne Es 't nie genoeg van te zeggen, "'k ben ne fijne ', Neen, neen, geloof mij vrij, Daar zijn veel trokken bij. De visscherij dat es en g'heel vieze kreweye ! G'heel zekers dà genie moet visschen mee waschkoorden Of mee gerief, waar dà g'iemand keunt mee vermoorden. Neen, 't moe in order zijn; Een vlotse van satijn. Daarbij ge moet i aas wieken in azijn !

Refrein In 't visschen staa 'k mijn stik, Dà zeggen kik (bis) Maar zie, 'k hè ook in d'Universiteit Daarveure mijn examen afgeleid ! Den visch uit Scheld' of gracht Hè 'kin mijn macht (bis) Daarom mà 'k zeggen altijd vrank en vrij, Niemand (bis) kan visschen tegen mij ! Zie, par exempel, om 'nen bliek te keune vangen, Doe d'eerst è lijne goed in de siroope hangen; Nen snoeck, dat es bepaald,

62


Die wordt maar boveg'haald Den dag, wanneer dat hij zijn huishuur heeft betaald. En àas ge jacht maakt op ne schoone lekkren brassem, Den diene moet ge zien te pakken bij den ossem. 't Best es den Donderdag Tons es 't zonder beslag Omdat op dienen dag hij toch nie uitgaan mag ! Den best geschikten tijd om Palink op te trekken, Die es wanneer hij loopt mee eenen stijve nekke, Ook krijgd' hem lichte meè Aàs hij een valling hée En dat hij naar den apotheker is op reè. Maar zie en tijnke es g'heel moeilijk t'attrappeeren, Die soort van visch die moet d'eerst goed magnet~eeren, Tons gaan zij op den drol En loopen zij op hol Op die manier hedde rap nen netzak vol ! De "Vieze Kreweye" goochelt niet meer, noch met het glanzend materiaal aan zijn zoon nagelaten, noch met zijne geestige moppen aan zijne koffiehuisbezoekers verteld. Sinds 27 Oogst 1934 is hij ad patres. ZOT SOFIETJE

Het is ongeveer vijf en dertigjaren geleden dat zij op het "eiland" Akkergem, te Gent, bij de "Koölkappers" werd ingelijfd. De inwoners van Akkergem worden immers, zooals men weet, "Koolkappers" genoemd. 't Is daar dan ook dat wij "Zot Sofietje" leerden kennen. Zij moet dan zoowat ongeveer veertig jaar oud geweèst zijn. Sofietje was niet groot. Ze had een nogal vrienddijk en niet onaardig aangezichtje, In haar vinnige, zwarte oogjes lag er een scherpe blik, die wel een zekere dosis sluwheid verried. Haar vlugge tred, met korte pasjes, deed haar door de voorbijgangers onvermijdelijk opmerken. Het was een typisch straatfiguurtje, doorJan en alleman gekend. Sofietje was altijd op dezelfde manier gekleed. Ze droeg een langen, bijna sleependen rok, die met een mantel uit Schotsche stof façon tailleur een "complet" moest vormen. Op het hoofd had zij een of ander raar hoedje van steeds meer dan overjaarsch model, en dat was altijd met een takje bloemen versierd. Om de hedendaagsche kieederdrachten scheen ze zich echter weinig te bek~mmeren, en wij denken dat ze het verschil tusschen de vier jaargetijden niet heel en al kende. Zooals men te Gent zegt : "Ze was altijd geiijk Madam Verbeke, 's Zondags gelijk in de weke". 63


Gelegenheid om haar tegen te komen was er te over. Ze drentelde veel op straat rond. Maar als men ze zoo zag afkomen, kon men bij een eerste ontmoeting ze niet dadelijk in een of andere categorie thuis wijzen. Was het een handelaarster, een huishoudster of een bediende ? Ze was een soort apart, dat zag men wel. Doch weinig Gentenaars wisten dat Sofietje eigenlijk een rentenierster was, dat ze leefde van een soort pensioen. Ze stond, naar het schijnt, onder voogdij. Er was voor haar door iemand gezorgd, zoodat ze zonder kommer, een regelmatig, stilleventje kon slijten. Het was eigenlijk een "sloorke", dat bij vreemde lieden inwoonde. Sofietje had een zonderlinge kinderachtige manier van doen. Dat had de ondankbare, spotzieke Gentsche schooljeugd al gauw opgemerkt, en ze vond er een schelmsch genoegen in haar na te bootsen, en ze te plagen, haar te omringen, en luidruchtig langen tijd te volgen. Het is van de schooljeugd dat ze de naam van "Zot Sofietje" heeft gekregen. Hoe dikwijls, rond den tijd van het uitgaan der scholen, kon men niet zien dat bengels haar aanspraken met een vertrouwelijk-ondeugend : "Bonjour, Sophie !"en met haar dan een praatje sloegen, totdat, ten slotte, de plagerij haar te hard werd en ze grammoedig de bende, die haar omstuwde, met haar paraplu bedreigde. Dan stoven die kwajongens uiteen als een vlucht musschen, en riepen haar van verre nog eens na ! Dan kon Sofietje zeer kwaad kijken, en grommend, tegen de omstanders zeggen "dat het een schande was". Wanneer ze in de middenstad langs het voetpad stapte, bleef Sofietje dikwerf aan de groote uitstalramen staan en stond ze zich daar op straat parmantig in de ruiten te spiegelen. Zeker is 't dat Sofie fier, en zelfs wat hoovaardig was. Ze zag gaarne schoone kleederen. Het gebeurde soms wel, als ze een mooi toiletje zag, dat ze voor de jonge dame staan bleef. En... "0, que vous ĂŞtes belle" zei dan bewonderend en misschien wel afgunstig de arme sukkel. Bij guur winterweer was Sofietje als overladen met bont en pels. Ze droeg dan altijd een overgroeten mof, waar ze haar handen in stak. Haar moffel wist ze meestal ook met een fleuretje te garnieren. Ook een regenscherm, die zoo oud leek als zij zelf, hoorde vast bij haar toilet. Niet alleen als 't regende, ook bij zonnige zomerdagen liep ze met dien paraplu rond; dan droeg ze hem profijtig in haar armen als een pasgeboren kind, maar als 't nood deed, wist ze hem tegen de spotters als een wapen te gebruiken. Spot voelde ze altijd scherp aan. "Zot Sofietje" was veel in de groote warenhuizen, in den "Bazar" en in den "Innovation", te zien. Daar had zij de zonderlinge gewoonte zich bij de verkoopsters aan te bieden als tusschenpersoon van een of ander weldadigheidsorganisme en ze bedelde er, in een typisch Vlaamsch taaltje doorspekt met Fransche woorden, om ledige doosjes.

64


Men gaf ze haar bereidwillig. Tot op zekere dag, ik weet niet om welke reden, er een verbod moet zijn gekomen, want ze kreeg er geen meer. Anders, een doosken, en een blommeken, en Sofietje was het gelukkigste mensch van de wereld. Want Sofietje zag ook gaarne bloemen, zoowellevende als gemaakte. Bij zomerweer kon men haar 's Zondags ontmoeten met seizoenbloemen op 't kleed vastgespeld. Die kreeg ze dan bij de bloemenverkoopsters op den Kouter. Nu was het een takje jasmijnen, dan weer een hortensia of een fuchsia ! Zeker is 't dat zij een zonnebloem zóu opgespeld hebben, had zij er eene kunnen bemachtigen, of had een of andere spuiter haar ze in de hand gestopt. Bij uitzonderlijke omstandigheden was haar bloemenopsmuk navenant. Toen de wereldtentoonstelling van Gent, den 26 April1913, samen met de Floraliën haar deuren opende, had Sofietje de· plechtigheid aangevoeld en liep ze rond, hare borst op overdrevene wijze met bloem..'!n allerhande opgesierd. Bij den laatsten prijskamp nogvan bloemenkweekers van 18 Juli 1937 op den Kouter gehouden, met den eersten Zondag van de Gentsche Kermis, wandelde ze er preutsch rond met een overgroóten opgespelden Dahlia-cactus. . · Zij was ook zeer koningsgezind. Ter gelegenheid van de honderdste verjaring van de Belgische Onafhankelijkheid, drentelde ze fier rond in de Kuip van Gent, op zoo'n zonderlinge wijze uitgedost dat zij de aandacht van al de wandelaars op zich trok. Op hare borst had zij "en cocarde" het portret van de Koninklijke familie gespeld, en daarbij een overgrooten strik in de Belgische kleuren. Ook haren hoed had ze met een groot driekleurig lint versierd. Iedereen keek er naar, en moest lachen. Eens beweerde ze zelfs dat ze op het punt was geweest vermoord te worden, omdat zij Koning Albert bij haar onderdak had gegeven. Zij vertelde ook dikwijls dat men haar had willen bestelen. Eenige jaren geleden was zij onverdraaglijk en onuitstaanbaar geworden. Dan werd zij als kostgangster in 't Hof van Sint Antoon, het oud-vrouwkenshuis, opgenomen. En nu is ze sinds drie jaren bij den Heer. Vraag van de Heer Ch. Stocké over de Botermanstraat (Gh.T. 1983Nr. 4 - p. 234. De Heer David Maes schrijft ons : "Het antwoord is terug te vinden in het werk van Victor Fris, meer bepaald in "De historische persoonsnamen der straten van Gent". Tussen haakjes, dit werk is voorhanden in de bibliotheek van het Docu-

65


mentatiecentrum voor Streekgeschiedenis. We citeren uit het voornoemd boek : "BOTERMANSTRAAT, van de Burgstraat tot de Meersteeg (nu Bonifantenstraat) Deze straat draagt de naam van een Gentse Middeleeuwse familie, de Boterman's die in 1363 een schepen der Keure aan de Gentse magistraat leverde. De meest bekende der Boterrnan's is Jan Boterman. In april 1452 werd hij gelast, gedurende de opstand van Gent tegen Philips de Goede, met de verdediging van de brug van Spiere op de Schelde (ten noorden van Doornik). Op 21 april1452 werden de rebellige Gentenaars alhier aange~allen door de graaf d'Etampes, neef van Philips van BourgondiĂŤ, met een geweldige ridderschaar. De Gentenaars, veel te weinig in getal, moesten met hun hoofdmanJan Boterman de wijk nemen. Daardoor had d'Etampes nu de weg der Scheldevallei vrij en open, en kon hij drie dagen nadien het beleg van Oudenaarde door de Gentse Hoofdmannen doen heffen. Na de nederlaag voor Oudenaarde werden de drie Hoofdmannen hiervoor verantwoordelijk gesteld en onthoofd. OokJan Boterman werd tot onthoofding veroordeeld. Doch hij verwierf genade te gedenkenis van zijn broeder die in de strijd met de wapens in de hand omgekomen was. Later werdJan Boterman een der leiders der verwoede bende die zich de "Gezellen van de Groene Tente" (omdat zij altijd onder de blote hemel sliepen) noemden; hij wou wraak nemen over een andere broer die, na een losgeld aan de Bourgondische soldaten betaald te hebben, toch ter dood werd gebracht. Wij vinden hem na 1453 niet terug. Wellicht kwam hij om in de verschrikkelijke slachting, dieJan de Croy met de bezetting van Aat, in het bos van Opbrakel; bij verrassing onder de Groententers, door bastaard Blanstrein aangevoerd, aanrichtte. Wat er ook van zij, een Jan Boterman bezat in 1482 een huis met twee kaatsspelen of rolbanen in de Meersteeg. Eerst in 1521 is er spraak, in de stedelijke oorkonden, van het Botermanstraatje; het werd in betrekking gesteld met de Burgstraat en verbreed in 1546." Tot slot een bedenking van mijnen 'twege.Hogervernoemd werk van Fris is nu nog een goede bron om na te gaan van waar de persoonsnamen van de straten van Gent afkomstig zijn. Het is echter dringend aan een bijwerking toe, vooral daar er nog onlangs een aanpassing gebeurde van straatnamen. Tal van nieuwe benamingen werden ingevoerd. Hier is dus nog een taak weggelegd voor een heemkundige om deze leemte op te vullen. Ook de Heer Pierre Decaluwe refereert aan het werk van Fris en stuurde ons een fotokopie van het bewust artikel. 66


Antwoord op de vraag van de Heer J. Thiron-Selis. (Gh. T. 1983- N° 4 · p. 234) In verband met de paal op het V eerleplein verwijst de Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie ons naar het boek ' Standbeelden van Gent" door Karel Haerens en "In het Openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad" door Suzanne Janssens. Met de toestemming van de auteurs (waarvoor onze beste dank) publiceren wij hier in extenso wat zij te vertellen hebben over deze intrigerende paal. Karel Haerens schrijft onder de titel "Zuil Sire van Maldegem" het volgende: In het midden van de Sint-Veerleplaats zit op een granieten zuil van ongeveer 3 m een vervaarlijk grijnzend leeuwtje. Zijn voorpoten omklemmen een banier met het wapen van Vlaanderen. De Gentenaars noemen dit monument het Leeuwke. Geplaatst in het begin van augustus 1926 werd dl.t Leeuwke het plezierigste monument van de stad. Alle volksmensen kwamen er naar kijken, lachten, vertelden er grapperi over en in de Minardschouwburg zong Henri Van Daele oyer :•dat leeuwke op zijne pot". De juiste naam van dat monument zullen maar weinigen kennen, nl. de zuil van Sire van Maldegem. De Groentemarkt was in de Middeleeuwen de straf- of executieplaats. Aan 't Galgenhuizeke kan men nu nog in de muren de ijzeren overblijfselen van de schandpaal bemerken. Deze strafplaats werd symbolisch afgebakend door vier zuilen, een op iedere hoek. Iedere zuil was bekroond met een zittende leeuw, die een banier met het wapen van Bourgondië, Vlaanderen, Gent of Oostenrijk hield. De gestrafte boosdoeners, opgesloten in 't Gravensteen, werden naar deze strafplaats geleid en er tentoongesteld of gegeseld. Zo werden ze soms door de beulsknechten van de ene paal naar de andere geleid, het hele plein rond, terwijl de beul hen kastijdde. Deze afbakeningspalen stonden daar tot in 1782. Waarschijnlijk waren ze toen bouwvallig en werden ze daarom verwijderd. In 1913 bouwde meri nuin de Wereldtentoonstelling "Oud Vlaende~en", een schilderachtige reconstructie van een Middeleeuwse stad. Er was een markt met huizen bekroond met trapgeveltjes, een belfort en een haven. Ook een van die afbakeningszuilen, zinnebeelden van de rechterlijke macht, werd er geplaatst. Oscar Sinia, een Gents beeldhouwer die o.a. de vele decoratieve beeldhouwwerken van de Post op de Koornmarkt beitelde en de beelden van de koninklijke grafkapel te Oostende, maakte die zuil aan de hand van oude gravures. Bij het slopen van "Oud Vlaenderen" wist "Les amis du Vieux Gand", 67


een vereniging die het behoud van schilderachtige, historische zaken beoogde, deze zuil te bewaren. Ze restaureerde die en richtte die op midden het Sint-Veerleplein, eveneens een oude strafplaats. Op de Groentenmarkt, waar hij historisch thuis hoorde, was er met de monumentale pomp en de vele bomen geen geschikte plaats meer. De zuil kwam "ter herinnering aan de beheerders Coppieters, J os Casiers en M. de Smet de Naeyer van de Wereldtentoonstelling van 1913 ". Over de herkomst van de naam Zuil van Sire van Maldegem zijn de geschiedkundigen het niet eens. Deze vier afbakeningszuilen werden in 1484 geplaatst door de gemeente. In de stadsrekeningen vinden we daarvan de kosten terug alsook de namen van de kunstenaars, die eraan werkten. Omstreeks diezelfde tijd werd een edelman, Philip van Maldegem, veroordeeld voor bigamie. Hij was te Gent gehuwd met J oanna de Wavrin maar verliet zijn vrouw om te Dendermonde te huwen met zijn minnares Clementina de Clerc. De familie van zijn vrouw diende een klacht in en Philip werd veroordeeld en in de ban geslagen. Hij vluchtte naar Brugge waar hij in 1483 stierf. Het is nu meer dan waarschijnlijk, dat deze sire van Maldegem tot een zo grote boete werd veroordeeld. dat de stad Gent met deze boete de vier zuilen kon oprichten, triomfantelijke zinnebeelden van haar macht, en het volk spottend die pilaren de zuilen van Sire van Maldegem doopte. Suzanne J anssens schrijft onder de hoofding "Monument ter herinnering aan de drie beheerders van de Gentse Wereldtentoonstelling: Joseph Casier, Emile Cappieters en Maurice de Smet de Naeyer" Op zaterdag 17 juli 1926 werd deze zuil ontdaan van haar houten omheining. Op deze plaats stond vroeger een straatlantaarn. Dit perron, bekroond door een leeuw die de Gentse vlag houdt, zou vervaardigd zijn voor de afdeling "oud-Vlaanderen" van de Gentse Wereldtentoonstelling door beeldhouwer Oscar Sinia en architect V alentin V aerwyck. EĂŠn van de vier stenen pilaren of staken, die van 1483 tot ongeveer 1784 op de vier hoeken van de Vismarkt (de huidige Groentenmarkt) stonden, werd als model genomen. De kolommen van de Vismarkt hadden een achtkantig voetstuk en een ronde zuil. De leeuw neerzittend en gekroond hield tussen de voorpoten de stok van de banier, in de vorm van een verlengde rechthoek. De kroon en de banier waren in koper. De vier zinnebeelden waren : het Keizerrijk, BourgondiĂŤ, Vlaanderen en Gent. Het was dit laatste, dat werd nagemaakt. Dit perr~n wordt ook "Kolom van de Sire van Maldeghem" genoemd, omdat de heer Van Maldeghem als strafmaatregel in 1483 de vier zuilen van de Vismarkt heeft moeten bekostigen in vervanging van de vier versleten houten staken. Deze houten staken werden eveneens "kolommen van gerechtigheid" 68


genoemd omdat misdadigers er met één oor aan vastgenageld werden. Dit perron werd van een tekst voorzien en op het Sint-Veerleplein geplaatst op initiatief van "Les Amis du vieux Gand". Dit zou bekostigd zijn met de geldresten van de Wereldtentoonstelling. De Gentse Wereldtentoonstelling opende haar deuren op 26 april 1913 en sloot ze op 3 november 1913. Het bestuur was verdeeld over drie algemene directies met elk hun eigen taken. Joseph Casier ( 0 Gent, 1.3.1852- t Gent, 15.12.1925), voorzitter van de eerste algemene directie, was doctor in de rechten, jurist, letterkundige, voorzitter van de Commissie van Monumenten van de stad Gent, gedurende negen jaar één van de correspondenten voor Oost-Vlaanderen van de Koninklijke Commissie van Monumenten en Stadsgezichten, voorzitter van de Belgische vereniging van Fotografen, medestichter en penningmeester van de vereniging ''De vrienden van het Gentse Museum", penningmeester van de Commissie van het Museum voor Schone Kunsten, katholiek gemeenteraadslid, schepen, industrieel. Van hem kwam het initiatief een monument op te richten ter herinnering aan de gebroeders Van Eyck. Emile Cappieters (0 Gent, 15.12.1849- t Gent, 15.9.1922), voorzitter van de tweede algemene directie, socialistisch senator, had reeds een vruchtbare loopbaan achter de rug door de werken, die hij uitvoerde aan de haven van Oostende, de haven van Antwerpen, de.haveninstallaties van Brussel en het kanaal Brussel-Charleroi Maurice de Smet de Naeyer (0 Gent, 22.7.1862.,. t Gent, 23.5.1941), voorzitter van de derde algemene directie, stamde uit een zeer oude Gentse familie van industriëlen. Als industrieel was hij een van de stichters en voorzitter van de volgende Naamloze Vennootschappen: Volksbelang, Agence Maritime Minne, Docks de Gand, Scheepsverzekering, Belgische Zee- en Binnenvaart Kredietmaatschappij. Hij was beheerder van de volgende maatschappijen_: La Louisiane n.v., Glacerie de Moustier s' Sambre n.v,, Assurances et Crédit Mutuel Caisse Commune des Industries Textiles, Tramways Electriques de Gand, Foyer Gantois, Institut Moderne pour Malades, Ecoles des Hautes Etudes. Hij stichtte de "Association des Intérêts Mantimes de Gand'' (Vereniging der Gentse. Zeevaartbelangen). Als kunstliefhebber was hij lid van de Commissie voor monumenten, van de Vrienden van het Oud Gent en hield hij tal van voordrachten over Gentse monumenten. Zijn naam staat.vermeld op een gedenkplaat aan het Havenkantoor. I.v.m. de tweede vraag over de schandbank boven het galgenhuisje, laten wij hier een interessante tekst volgen afkomstig van de Heer René De Herdt: 69


Het Pellorijn en de Galg A. Van Werveke las heel wat gegevens bij elkaar over het middeleeuwse Pellorijn. Behoudens enkele aanvullingen, steunden we in onverhavige tekst vooral op de nota's van deze auteur. Op de plaats die bij de bouw van het Vleeshuis door het eerste vierde van het gebouw werd ingenomen, stond reeds in de veertiende eeuw een straftuig dat toebehoorde aan het gerecht van de schepenen van de keure. Het was een verhevenheid waarop de misdadigers werden tentoongesteld. In Gent werd deze "kaak" (Cfr. de uitdrukking "aan de kaak stellen") aangeduid met de term Pellorijn, waarin men het Franse woord "pilori" kan zien. De misdadigers zaten op een bank en hun benen werden vastgezet in twee gaten van een balk, die overlangs middendoor gezaagd was, zodat de twee delen konden geopend worden om de persoon in de gaten vast te zetten, het tuig te sluiten en vast te leggen met een slot. Dit tuig noemde men de "stok". Door de bouw van het Groot Vleeshuis in 1407-1408 moest een nieuwe plaats voor dit straftuig gevonden worden. Bouwmeester Gillis de Sutter plaatste boven de eerste twee watergaten in de gevellangs de Groentenmarkt op gesmede draagijzers een houten vloer afgesloten met ijzeren leuning. Men betrad dit verhoog langs de zijde van de Vleeshuisbrug. Boven deze plankenvloer ¡werden kunstig gesmede draagijzers in de muur bevestigd om er een plank op te leggen die tot zitplaats diende. Daarboven bevonden zich vier stevige ringen om er de misdadigers mee vast te klinken. Het Pellorijn werd niet meer gebruikt na 1536-1537. De gevangenen in het Pellorijn werden bewaakt door een leenman van de Oudburg die de strook grond aan de watergaten als leen bezat. De leenman mocht op zijn leengebied de lag_ere, middelbare en hogere rechtspleging uitoefenen. V oor misdaden op die plaats begaan kon hij de daders ter dood doen brengen. Om dit recht te bekrachtigen plaatste hij naast het Pellorijn een galg, een soort driepikkel die o.m. op de prent van de Oude Vismarkt door Sanderus is terug te vinden en ook op plattegronden wordt aangeduid. Die galg verdween in 1787, toen de stad het leen aankocht. De herinnering aan dit tuig leeft nog voort in de naam van het Galgenhuisje, dat spijtig genoeg het merkwaardige gotische Pellorijn gedeeltelijk verbergt. Vraag van de Heer Rudy Van Elslande : Wij weten dat Gent tijdens de Art Nouveau-periode belangrijke kunstenaars heeft voortgebracht. In de katalogus "De Art Nouveau verzameling uit het Museum voor Sierkunst te Gent", Hasselt 1979, wordt op 70


blz. 25 melding gemaakt van het keramiekatelier van Charles-Louis Maes te St-Amandsberg. Wie weet er iets meer over de produktie van dit atelier ? Bestaat er een katalogus gewijd aan het oeuvre van deze kunstenaar ?

Antwoord op de vraag van Mevr. Denise Baete (Gh. T. 1983- Nr. 2- p. 123 ). De Heer Julien Stevens schrijft ons het volgende : INSTITUUT ROMMELAERE Werd opgericht om opzoekingen te verrichten, inzake: HygiĂŤne, Bacteriologie en Virologie. Het gebouw is, zoals aangeduid, van 1901. Het ganse complex heeft niets te maken met het Burgerlijk Hospitaal, het hangt af van de universiteit. Zoals vermeld, worden daar allerlei opzoekingen gedaan in het raam van de besmettelijke ziekten. Nu is alles overgebracht naar het Academisch Ziekenhuis. Gekende professoren, zoals : Dr. Bessemans, Dr. E. Nihoul en Dr. Vlaeyen hebben er opzoekingen gedaan. In het instituut Rommelaere zijn nu de volgende diensten van de universiteit ondergebracht : 1) Seminaries voor Historische en V ergelijkende Pedagogiek. 2) Laboratorium voor de Toxicologie van Pr. Dr. A. Heyndrickx. 3) Laboratorium voor Gerechterlijke Geneeskunde van Prof. Dr. F. Thomas. Het is in dit gebouwencomplex dat Prof. Dr. Corneel HEYMANS gedurende de dertiger jaren zijn NOBELprijs in de geneeskunde; meer speciaal in de fysiologie voorbereidde. Uit het G.O. V. tijdschrift... A.H. De Spiegeleire Wandeling 23/7/73 ... Gentse waterwegen). Alfons de BUCK. 22/7/72. De Gentse straten. Nog over het Instituut Ro:rnrilelaere schrijft de Heer Alfons de Buck ons: Aan de Albert Baertsoenkaai met kleine toegang in de Apotheekstraat 2, bevindt zich het gewezen Instituut Rommelaere, maar dat nog verder aldaar die naam draagt. Het gebouw is, zoals aangeduid, uit 1901. Hier werden opzoekingen gedaan inzake : hygiene, bakteriologie en virologie, door gekende professoren zoals: Bessemans, Nihoul, Vlaeyen en anderen. Die afdeling werd overgebracht naar het Academisch Ziekenhuis, daar die diensten en het ganse gebouwencomplex afhangen van de universiteit en niet van het burgerlijk hospitaal. De naam van het instituut komt van : Frederic Rommelaere, geneesheer, geboren te Gent op 2.6.1833 en er 71


overleden op 6.2.1869. Hij was een zeer knap medicus en promoveerde aan de universiteit van Gent. Kort vóór zijn vroegtijdig overlijden werd hij tot docent in de vergelijkende anatomie, aan de hogeschool te Gent, benoemd. Een onmedogende ziekte rukte hem weg. Hij zou het in de geneeskunde ver hebben gebracht. In het Instituut Rommelaere zijn nu de volgende diensten van de universiteit ondergebracht : Ik schrijf juli 1972, het is op dit tijdstip dat door mij, ter gelegenheid van een wandeling onder mijn leiding aldaar en in de omgeving, een verhandeling werd opgemaakt. 1) Seminarie voor Historische en V ergelijkende Pedagogiek. 2) Laboratorium voor de Toxicologie van Pr. Dr. A. Heyndrickx. 3) Laboratorium voor Gerechterlijke Geneeskunde van Pr. Dr. F. Thomas; De toegangen tot die diensten bevinden zich in de Professor Jozef, François Kluyskensstraat.

LEZERS SCHRIJVEN ONS

De Heer Robert Coppejans schrijft ons het volgende : In de G.T.N° 5 van.lSseptember 83, lees ik dat de Gentenaars de BEURS op de KOUTER, de BUZZE noemen, volledig akkoord, maar de KETTER is geen KEITER of KEITERE, het woord KETTER voor de Strop, is een ongeloovige mens, nen popenfritter. GENSis plat en moeilijk te schrijven, ik tracht hierna ien klein verhollijnske te vertelle : Veur den oorlog van viertiene, weundegekik in de Galgebirge, op de Meulessteedsche-stienwig, zust verbij het STINKKOT, Ieder ovend, oas 'nie tekewd was, zaten wij plat op ons g;~.t, op den trottoir, noar vertelsels of sloeberderije te luisteren. Prost, nen goeien gieststighaord, gaf op zekere kier 'zijne : "Klein Tuurke kwam al schriemend by zijn moeder binnegeluupe, en al snikkend zei hij : Ma die jongens uit de Moeiteweerd zeggen dak ien woterhuufd hèn! Ta, ta, ta, zei zijn moeder, geluufd da tog nie, schieteruit mee te 't siepe, en luup bij 'Boerke veur mij, en bringien schaale petoters mee, get hier nen alve board, en verliest den overschot nie. ! 72


't Klein Tuurke was al an de deure toen hij hem ommekierde veur te vroage : Ma woarmoek zindoen ? Doeze in hu mutze, manneke ! Ter wierd gèlache, moar t'was tijd veur ons te wasse, en naaronzen citroenbak te goan. Uitleg van enkele woorden. - Stinkkot, Usine des moulins, was gelegen een 200-tal meters voor de Carpentierschool, naar links komende van Gent. Fabriek van "aciden" en andere neuspijnende producten. ¡ - Schoale, gewicht van 3 kilos. - 1/2 board : 50 centiemen - Moeiteweerd :wijk tussen Galgenberg en Vorkstraat Ons vloms es al vele veranderd, maar ons gens nie. Ik liet ter schole veur 14, dus kweet ervan mee te spreke. De volgende bedenkingen zijn afkomstig van de Heer Alfons de Buck Betreft : pagina's 282 en 283 van de "Ghendtsche Tydinghen'' vari 1983nr. 5. "De Buzze" voor de beurs is geen foutieve fonetische weergave van het Gents, dit is wel juist. Voor de "boze geest" zeggen de Gentenaars de "buze geest", geen twee Z, die van de uu een u maken. Er is geen enkele Gentenaar die op de Kouter doelende "de Ketter" zal zeggen, maar wel "de Kijter". Met "ketter" wordt een geloofsafvallige bedoeld, ook in het Gents. "De Gensche tole es wonderzoet "Aais g'eur gien geweld aandoet.

AANKONDIGING

Adresveranderingen worden schriftelijk medegedeeld aan dhr. G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, 9000 Gent.

73


AANWINSTEN 1983 DOCUMENTATIECENTRUM (VERVOLG) SYSTEMATISCHE INDELING Overzicht der rubrieken B G H 0 SA T

z

België Gent Geschiedenis Oost-Vlaanderen Sint-Amandsberg LocaHa (nummers) Taalkunde Proefschriften

Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan in de rekken. Per rubriek en per plaatsingsnummer gerangschikt. A

Koninklijke Bibliotheek Albert I Driemaandelijks Informatieblad

A4/1

B

Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg B1 B7 - Documentatiemap Landschapsonderzoek - Renaat van der Linden, Ladewijk Vanheule, Jan Verbesselt en Mark Laenen B 2/14 - Landelijk leven in Vlaanderen E

Kurgan-Van Hentenryk (G.) - Bij het ontstaan van de Brusselse Trammaatschappij

E 12C 6

Belgische Spoorwegen -Officiële Reisgids 1933/1939-51

E 12 C 7

D'hondt (Gustaaf) -Postverkeer in Oost-Vlaanderen tijdens de Eerste Wereldoorlog

E 15 E 2

G 74


Van Werveke (Hans) - Ja co b van Artevelde

G2ART8

Boone (Marc) -De Gentseverplichte leningvan 1492-1493

G 2 B 18

Gabriël (G.) - Baron Arthur Verhaegen

G 2 V.HA 1

Decavele -Gent

Uohan)

G3A14

Verbeke (André) - Het Gent van toen

G3 A 15

Vanneste (Dominique) -De ruimtelijke struktuur van de stad Gent en het Gentse stadsgewest

G3Fl

Fris (Victor) - Plans de Gand (fotokopie)

G3G1

Fris (Victor) - Les accroissements et les transformadons de la superficie batie de Gand au XIXe siècle

G3G2

Stad Gent - Lijst van de algemene kiezers ingeschreven in het kiezersregister op 1 april1978

G4E4

Rijksuniversiteit te Gent -Plechtige opening der leergangen 1938 - (onvolledig)

G8B3

Universiteit te Gent - Voor de studenten Inlichtingen en wenken 1922-23

G8B4

Simon-Van der Meersch (A.M.) - De eerste generaties meisjesstudenten aan de Rijksuniversiteit te Gent

G8G 13

Immigranten - een poging tot benadering

G 9 F 1/3

Tendenzen in de Beeldhouwklas - Gent : Proka, 1979

G 9 F 1/4

10 Jaar Pro ka

G 9 F 1/5

Koninklijke Academie voor Schone Kunsten - Afdeling Animatiefilm

G 9 F 1/6

Van Gijsegem (Mark)

G9F1/7 75


- Het kind in de fotografie

x:

0. Bonnevalle - 20 jaar filatelie

G 10BON 1

Heymans (Herman) en Hoebeke (R.) - 50 jaar Papierfabrieken van België te Langerbrugge 19 32-19 8 2

G 14PAP 2

Hoste (Lode) - Gentse stadstrams en -bussen - Sprokkels geschiedenis, anekdoten en liedjes 1273-1981 Cyriel Buysse 1859-1932 - Herdenkingstentoonstelling naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van zijn overlijden

G 16C4

Willemsfonds Gent -Tentoonstelling Oscar Bonnevalle - Twintig jaar filatelie, literatuur, reisindrukken Koninklijke Roeivereniging Sport Gent - 100 jaar roeien -Nooit gedacht -Catalogus Jubileumtentoonstelling

985/5 BUY 6 G 17 G 10

G 17 G 11

G 17 G 12

De Solidaire Postman -3,1-Gent, Postpersoneel, 1982

G 18 E 1

Casteels (Michel) - Van micca tot Korrel

G 19 CAS 1

Bonnevalle (Oscar) - Van den Vos Reynaerde

G 19 REI 16

Vanden Berghe (Louis) en De Meyer (Leon) - Urartu - een vergeten cultuur uit het bergland -Armenië

G 21 H 29

Vanden Berghe (Louis) - Luristan -een verdwenen bronskunst uit West-Iran

G 21 H 30

Hoozee (Robert), Tahon-Vanroose (Monique) e.a. G 21 I 24 -George Minne en de kunst rond 1900 Capiteyn (André), Decavele (Johan), Van Coile (Christine) en Vanderlinden (Herman)

G 21M 7 76


- Gentse Torens Çtchter rook van schoorstenen -Gent in de periode 1860-1895 Caese (Georgette) - Retrospectieve tentoonstelling Leon Sarteel

G 21 S 1

Verriest-Lefert (Guy enJeanne) - Van Kreisler tot Cziffra - Geschiedenis van de Winterconcerten te Gent

G27K 1

Koninklijke roeivereniging Sport Gent - Jubileumboek 1883-1983

G28B 1

Moulin-Coppens (Josée) - De geschiedenis van het oude Sint-Jorisgilde te Gent vanaf de vroegste tijden tot 1887

G29C2

H

De Maesschalck (Edward) - Maria van Bourgondië een begeerde bruid

H 5/17

Wanty (B.E.M.) -Les aspects militaires de la Révolution de 1830

H 9/10

Williquet (Jacques) - Albert I - koning der Belgen

H 10/27

Schepen8 (Luc) - Koning Albert, Charles de Broqueville en de Vlaamse Beweging tijdens de Eerste Wereld~ oorlog

H 10/28

De Oorlogsmisdaden - bedreven gedurende de bevrijding van het Belgisch grondgebied september 1944

H 12/22

De Oorlogsmisdaden - gepleegd tijdens het tegenoffensief von Rundstedt in de Ardennen december 1944 januari 1945

H12/23

Bossu Uozef) - Vlaanderen in oude kaarten - Drie eeuwen cartografie

H 16F 1

De Winne (Auguste) - Door arm Vlaanderen

H17 A6

77


Mommen (André) - De BelgischeWerkliedenpartij - Ontstaan en ontwikkeling van het reformistisch socialisme (1880-1914)

H 17 A 7

Lecleir (Luc A.) - De Infanterie - Filiaties en tradities

H 17 E 2

Verbeke (Marijke) -Vrouwen en gemeentepolitiek

H 17 F 2

Lampaert (Daniël) - Genealogie der familie Sorgeloose --Deel I -Eerste elf generaties 16de-19de eeuw

H 28 C 7

Steeghers (Wilfried) -De Staten van Goed van Waterland-Oudeman

H 28 D 11

Steeghers (Wilfried) -De Staten van Goed van de Heerlijkheid Watervliet Demuynck (G.) - Inventaris der Staten van goede van Oost-Vlaanderen

H 28 D 12

Van Damme (Marnix) -Adel

H 29/7

Asaert (Gustaaf) - Inventaris van het oud archief van de gemeente Beveren-Waas

H 30 B 22

Grauwels U.) - Inventaris van het archief van de schepenbank van Tongeren

H 30 E 4

Lecomte (Françoise) - Inventaire des archives de l'Hopital Saint-J acques à Liège

H 30 F 14

Jacquet-Ladrier (Françoise) - Inventaire des archives au chateau de Sart-Eustache

H 30 H 7

Vandewoude (Emile) - Archives Générales du Royaume - Liste de documents divers relatifs à l'expansion beige d'Outre-Mer 1825-1961

H 30 M 19

H 28 D 13

78


Wellens (Robert) - Archives Générales du Royaume - Inventaire des papiers de Marcel-HenriJ aspar député, ministre et ambassadeur de Belgique

H 30 M 20

Pagnoul (A.-M.) - Archives Générales du Royaume - Inventaire des papiers Catton de Wiart

H 30 M 21

Wymans (Gabriel) - Archives de l'Etat à Tournai - Inventaire des archives des Etats du bailliage de Tournai-Tournaisis

H 30 R 9

Vandensteen (Herman) - Regesten op de Jaarregisters van de Keure - Schepenjaar 1401-1402

H 30 S 4-5 a

Capiteyn (A.) en Steeghers (W.) - Rekeningen van het Dampoort-kerkhof te Gent 1797-1806

H 30 S 7

Ons Industrieel Erfgoed - Jaarboek van de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie

H 31 A 3

I

Verbeke (Marijke) - Rijksmiddelbaar onderwijs voor meisjes

I 5/11

K

Rostenne (M. en J.P.) - Oude prentkaarten

K9C 10

Fildier (André) - Catalogue des cartes postales anciennes de collection

K9C 11

L

Durnez (Gaston) - Vlaamse Schrijvers - Vijfentwintig portretten

L1A4

0 De Wolf (Koenraad) - Art N ouveau en_Art Deco

0 2 A2-20

79


in de architectuur te Zottegem V erbond der kringen voor heemkunde in - Oost-Vlaanderen - driemaandelijks tijdschrift

02A5

Bavay (Lut) - Kapellen en kruisen te Mere

0 2 B 20-20

Portie (Luc) en Boerjan (Gilbert) - Oude en verdwenen werkmanswoningen te Mariakerke

0 2 B 21-2

Servaes (P.) - Bijdrage tot de geschiedenis van den Opstal - Rauwe zielen met een hart van koekebrood

0 2 B 33-7

d'Euzie - Tijdschrift van de heemkundige kring van Groot-Stekene

02B42

Heemkundige kring Overmere

02B43

Verstraete (DaniĂŤl) - Historische verkenningen in het Meetjesland

03/8

Joos (Bert) en Demey (Anthoni) -Beveren - Doel-Kallo-Kieldrech t-Verrebroek

0 9 A 5-12

Verschraegen (Hugonne) - Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen - Provincie Oost-Vlaanderen - Kanton Gent lil

09C1

s Gemeente Sint-Amandsberg - Lijsten der Rijks- en Gemeenteraadskiezers - Geldig van 1 Mei 19 5 2 tot 30 April 19 54

SA4E2

Severin (Elsa) -- Vanhave (Filip) en Wils Qos) - Zeer kleine Galerij

SA 6 AS 1

De Geest Uozef) - Campo-santoblommen geplukt te Sint-Amandsberg Gent

SA 7 A 10

Eeckhout (Joris)

SA 7 EEC3 80


- Litteratuur en Leven Prof. Dr. Corneel Heymans zeventig jaar - Akademische Huldezitting 28 februari 1962 - Aula der Rijksuniversiteit Gent

SA 7HEY4

De Volkstuin - Sint-Amandsbergjubileert 50 1932-1982

SA 16 C 2

Godelaine (C.) - Het Vlaamsche Volkstoneel

SA 28 A 2

T

Gysseling (Maurits) - Inleiding tot de oude toponymie van West-Vlaanderen

T 2/7 B 72

V

Daem (Marcel) V 1 B 4a - Systematisch register op het Mededelingenblad van de Koninklijke Bond der Oostvlaamse Volkskundigen -Deel I: Eerste decennium 1966-1975 Poppenspel -tussen speelkruis en speelplank

V 19 B 9

't Manneke uit de Mane - Volksalmanak voor alle Vlamingen

V 20 C 1

z Arickx (Bea) - De aanleg van de steenweg Kortrijk-Gent 1716-1722

Z 2A5

Sas (Geneviève) - Het Collegium Medicum van Gent in de zeventiende en achtiende eeuw

Z 2A6

Dierynck (Lieva) - De Provinciale Medische Kommissie van Gent en de epidemieĂŤn in Oost-Vlaanderen (1847-1878)

Z 2A7

De Maeyer Uan) - Arthur Verhaeghen

Z 2A8

81


- Bijdragen tot de studie van het Ultramontanisme 184 7-1884

Middelheim - Openluchtmuseum voor beeldhouwkunst

200/11

Wolfaert (Guido) - Oude prentbriefkaarten van Evergem

905/2-2

Persyn Uul.) - Aesthetische Verantwoordingen - (Vlaamsche Bijdragen I)

907/5 PER 2

Persyn (Jul.) -Gedenkdagen I - (Vlaamsche Bijdragen IV)

907/5 PER 3

Info-gids voor Lokeren

910/3-1 a

De Roover Uozef) -- Over kerk en pastoors te Lakeren-Heieinde 230 jaar geschiedenis

910/7 B 1

Saey (Renaat) -Gedichten

912/5 SAE 6

Otte (Willy) en anderen -Kunstschilder Renaat Saey

912/5 SAE 7

Gemeentelijk Informatieblad voor Lochristi

913/4 A 1

Rijkscentrum voor Landbouwkundig Onderzoek Gent - Aktiviteitsverslag 1981

922.13 B 1

Daem (Marcel) - Votiefschilderijen en mirakelboek - Sint-Annaverering te Bottelare

924.7 A 1

Vanhaesebroeck (Martin) -Toponymie van Deinze 1100-1600

980/20 B 1

Cyriel Buysse 1859/1932 - album samengesteld ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van zijn overlijden

985/5 BUY 5

Deprez (Ada) -Een idylle in de late negentiende eeuw

985/5 BUY 7 82


Janssens (A.), Luyssaert Q.) en Van de Casteele 0.) - Cyriel Buysse 1859-1932 -Tentoonstelling over zijn Nevelse periode (1859-1896)

985.5 BUY 8

Van Maldeghem (Jeroom) - Maldegems erfgoed -deel I

999/2-1

Jamar (H.) - Oostham tijdens de oorlog 1914-1918

3969/1

Gemeente Ledeberg - Urbanisatie

9218/4 D 1

Miehem (Frans) -Vinkt 1940 - Adaptation franรงaiseHenry Fobe

9806.2-2

Van Ortroy (F.) -Kaart van Vlaanderen van 1538, te Gent uitgegeven door Pieter van der Beke

kaarten

gedenkplaat van Florimond De Coutere (1881-1948)

voorwerp

83


AANVULLENDELEDENLUST 1936. Verspeeten G. Jean Jaurblaan 151 9219 Gent(Gentbrugge) 1937. Mw Wwe Leperre-Nicasens E. Limburgstraat 108 9000 Gent 1938. Neslany G. Goedingestraat 50 9821 Gent(Afsnee) 1939. Neslany S. Ferdinand Lousbergskaai 22 9000 Gent 1940. De Wulf E. Brusselsesteenweg 15 9230 Melle 1941. Vanderlinden G. Visitatiestraat 152 9110 Gent(Sint-Amandsberg) 1942. De Witte A. Elf Julistraat 16 9000 Gent 1943. De Geyter j. Belgiëlaan 35 9820 Gent (Sint-Denijs-Westrem) 1944. De Vlieger M. Europalaan 260 9000 Gent 1945. De Man 0. Amand Casier de ter Bekenlaan 19 9910 Gent (Mariakerke) 1946. Bockstade M. Steenakker 4 7 9000 Gent 1947. Tollenaere S. Verschansingsstraat 13 9910 Gent (Mariakerke) 1948. Coessens L. Pontstraat 47 9800 Deinze 1949. Vereecken A. Verhoogstraat 32 A 9208 Wichelen 19 50. Mej. Bracke S. Begijnhoflaan 4 7 4 9000 Gent 1951. Van SeverenJ.P. IJskelderstraat 116 9000 Gent 1952. Mej. Lachaert A. Muinklaan 24 9000 Gent 19 53. Leys A. GustaafEylenboschplein 19 9000 Gent 1954. De Loose C. Belvédèreweg 83 9000 Gent 1.955. Larrea Hoge Heirweg 43 9830 Sint-Martens-Latem 1956. Mej. De Stoop S. Oude Houtlei 65 9000 Gent 1957. Raman A. Melkwegel43 9210 Destelbergen (Heusden) 1958. De Vlaeminck E. Emile Verhaerenlaan 42 9219 Gent (Gentbrugge) 1959. Mw. Weymeersch M. Krijtestraat 19 9040 Gent (Oostakker) 1960. Van Bragt L. Brusselsesteenweg 233 9218 Gent (Ledeberg) 1961. Van Laecke S. Nieuwebosstraat 3 9000 Gent 1962. Neirinck Ch. Avenue Paul Hymans I-b8 1200 Bruxelles 1963. Renodeyn Eedverbondkaai 27 5 9000 Gent 1964. V ander Plaetse B. Eendrachtstraat 41 9000 Gent 1965. Mw Herremerre S. Hektor Van Wittenberghestraat 2 9000 Gent 1966. Mej. DupontM. Hazeleerstraat 51 9471 Ninove (Okegem) 1968. Couvent E. Meyerij 66 9241 Merelbeke (Schelderode) 1969. Billiet G. Aannemerstraat 113 9110 Gent(Sint-Amandsberg) 1970. Martens R. Krijtestraat 21 9040 Gent (Oostakker) 1971. De Cuyper A. Gentweg 12 9050 Evergem 1972. Mw Lamquet P. Nonnemeersstraat 18 9000 Gent 1973. Mw De Clercq N. MaÏSstraat 179 9000 Gent 84


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 13de Jaargang nr. 2

15 maart 1984

Ere-voorzitter : J. Tytgat , ere-notaris Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris : R. Van Geluwe , Maïsstraat 235, 9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst :Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie -adres : Lijnmolenstraat 149, 91 10 Sint-Amandsberg- Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent , 9000 Gent. Lidgeld : 250 fr. per jaar INHOUD Het Van Beverenmonument, laatste monumentale sculptuur van J ules Van Biesbraeek Jr.

87

Inventaire archéologique: Het Roodboek van Gent

125

Onze Gentse Keukenrubriek

127

Even memoreren : Onze Collatiezolder bestaat 500 jaar

132

Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis: Werking 1983

135

Vraag en Antwoord

137

Oplossing Puzzel ' 83

139

Aanvullende ledenlijst

146

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitge nomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever en beheer :.G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.


VORIGE JAARGANGEN VAN GHENDTSCHE TYDINGHEN Nog verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad: Jaargang 1973 nrs 11-12 1976 nrs 2-3--4-5-6 1977 nrs 2-3--4-5-6 + volledige jaargang 1979 nrs 1-2-3--4-5 + id. 1981 nrs 1-3-4-5-6 + id. 1982 nrs 2-3--4-5-6 + id. 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal nr. ) Prijs per afzonderlijk nr. 50 fr. Prijs per volledige jaargang 250 fr. Gentse stadstrams en -bussen (Lade Hoste) Prijs per boek 250 fr. (lid) - 350 fr. (niet lid) + port 30 fr. Tijdschrift en boek kunnen afgehaald worden elke zondag, van 10/12 u., in het Documentatiecentrum, behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen. Portkosten bij betaling op postrekening : 13 fr. l of 2 nrs 3 of 4 nrs 26 fr. vanaf 5 nrs 40 fr. Volgende heruitgaven zijn nog verkrijgbaar : -Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata' 100 fr. 1e uitgave door Hondius -Plattegrond Gent 1796 door Goethals identiek aan origineel 100 fr. Plattegronden worden niet opgestuurd, maar afgehaald in het Documentatiecentrum. De Bibliothecaresse, VAN GELUWE-EGGERMONT A.

86


HET VAN BEVERENMONUMENT, LAATSTE MONUMENTALE SCULPTUUR VAN JULES VAN BIESBROECKJR "Zooals Gent de wieg is der arbeidersbeweging in België zal het nu ook de stad zijn waar het eerst een socialistisch monument zal in het openbaar prijken. " Emiel Vergeylen- 21.02.1924 I. ONTSTAANVAN HET MONUMENT

Begin augustus 1923lanceerde de socialistische wijkclub van de Ryhovelaan (thans Frans van Ryhovelaan) het denkbeeld "voor de vereerde nagedachtenis van wijlen partijgenoot Edmond Van Beveren" een standbeeld op te richten op het naar hem genaamde plein. Op 3 december 1922 was het een kwarteeuw geleden dat de voorman, die reeds in:1870 lid was van de Gentse sectie van de Eerste Internationale, op nauwelijks 45-jarige ouderdom overleed, na vier weken tyfus. Om deze gebeurtenis met een standbeeld te herdenken was het dus te laat. Maar alleszins vroeg genoeg- dacht men- om het beeld klaar te hebben voor de belangrijke Eicos-tèntoonstelling van 1924. Deze "Exposition Internationale de la Coopération et des Oeuvres Sociales" zou in het Feestpaleis van het Citadelpark ingericht worden om de vijftig!lte vei:jaarclag te herdenken van de herstichting van de socialistische en internationale werkersbeweging te Gent. Op het ogenblik dat men met de idee voor de dag kwam, hadden reeds drieëntwintig Europese landen ingetekend, naast de Verenigde Staten en Brits-Indië.· De beheerraad van de Coöperatieve Maatschappij Vooruit Nr 1 verklaarde zich in principe akkoord, maar wou toch eerst de zaak voorleggen aan het partijbestuur. Het plan werd daar enthousiast aanvaard (12.09. · 23). De idee was intussen aan het grote publiek bekendgemaakt langs het blad "Vooruit" (29.08.23). Enkele dagen later, op 3 september, nam Edward Anseele in naam van de partij, contact met de vijftigjarige kunstenaar Jules Van Biesbroeck, die toen in Bordighera aan de Italiaanse Rivièra woonde. Jules Pierre Emmanuel Van Biesbroeck, kortweg Jules Junior, door de vrienden "den Bies" genoemd, stamde uit een Gentse familie, die: meerdere bek~nde figuren heeft geleverd. Zijn vader Jules Evarist of Jules Senior (1848-1920), waarmee hij zo vaak wordt verward in wetenschappelijke publikaties, werd - begonnen als beeldhouwer - een zeer ver-

·87


dienstelijk schilder van historiestukken en portretten en een der bekwaamste en gewaardeerdsteleraars van de Gentse Academie. Zijn oom, oudste broervan zijn vader, was de beeldhouwer Loclewijk Pieter (18391919). De basreliĂŤfs op de fries van het Museum voor Schone Kunsten te Gent en "Excelsior" - in de volksmond "De Vliegevanger" - in het Koning Albertpark zijn van zijn hand. Lodewijks zoon Joris Achilles of kortweg George (1880-1974), in de V.S. bekend als Mister Van B, verwierf wereldfaam als astronoom. Specialist van dubbelsterren was hij eerst verbonden aan het Y erkes-observatorium in Williamsbay bij Chicago en later aan het "Lunar and Planetary Observatory"te Tucson in Arizona. Diens zus Marguereta (1875-1966) was actief als schilderes en artiste van toegepaste kunst in het eerste decennium van de twintigste eeuw. De beeldhouwer Johannes-Baptist (1825-1878), zijn grootoom, was bedrijvig in kerkelijke kunst en diens zoon Frederik of Frits (1861-1925) was leraar aan de Aalsterse Stadsacademie. Hij vervaardigde o.a. de beelden van de Arteveldehuizen te Gent. Zowel Jules Sr als Jules Jr hadden hun sporen verdiend voor de socialistische partij. Sedert zijn eerste tentoonstelling in het atelier van zijn vader achteraan in de coĂśperatieve bakkerij op de Nijverheidslaan, thans Nieuwe V aart, was de jongste mede-inrichtervan mei- en herdenkingsstoeten, vervaardiger van affiches, doeken en beelden voor de partij. Hij had het portret van Van Beveren geschilderd in 1902, en kleine en grote borstbeelden gemaakt van de voorman, die een buitengewone aftrek hadden en in tal van arbeiderswoningen prijkten. Na een paar versies vervaardigde hij in 1905 het defmitieve grafmonument. Hij kende Van Beveren door en door: zijn temperament, zijn typische houding als spreker, zijn figuur, kortom "de mens". "Het is niet mogelyk dat in Gent aan Van Beveren een monument wordt opgericht, zonder dat wy aan ]u les Van Biesbraeek vragen, wat hy daarover denkt en of wy voor dit werk op hem mogen rekenen", schrijft Anseele. Maar hij liet onmiddellijk doorschemeren dat het niet te duur mocht zijn, daar het werk gefinancierd zou worden door inschrijvingen. "Is de opbrengst hierdoor een weinig kleiner, zy zal zooveel te schooner wezen. " In de beginfase wist men niet wat het gedenkteken precies worden zou : een gedenkplaat aan het volkshuis op de Frans van Ryhovelaan; een borstbeeld; een standbeeld of een monument op het Edmond van Beverenplein. Zoals gevraagd, talmde Van Biesbraeek niet om te antwoorden. De eerste zitting van het partijbestuur greep immers plaats op 12 september. Amper vier dagen na de datering van Anseeles brief schreef de kunstenaar vanuit "Ons Nest", zijn riante villa midden de olijfbomen 88


aan de Via dei Colli, naar de gezellen. Nuchter. "Men moet weten wat men wil ! " V oor een gedenkplaat was hij niet te vinden. Een opschrift met omlijsting was het werk voor een architekt of kon beter aan een jonge kunstenaar toevertrouwd worden. Een borstbeeld vervaardigde hij al vroeger. Iedereen was er toen tevreden over en bijgevolg had een nieuw geen zin. Ging de voorkeur naar een standbeeld of monument, dan moest men weten wat in kas was. "Men kan zaaien naar den zak en springen zoo lang de stok reikt." Plaaster werd radicaal van de hand gewezen. Het diende brons, steen of marmer te worden. Want hij had er genoeg van energie te verspillen aan tenietgaande beeldhouwwerken. Zo voor de Luikse Coöperatieve tentoonstelling van 1905, waarvoor hij een monumentaal gewrocht maakte van 6,30 mop 4,10 men liefst 6,70 m hoog. Dit werd in de twintigerjaren, waarschijnlijk zonder zijn toegestemming afgebeeld op het coöperatievedeelgeld(S en 20 Fr.-stukken). Of zoals voor de monumentale fontein, het zogenaamde "Waterkasteel" op de wereldtentoonstellingvan 1913 .. Alleen het centrale stuk "Schoonheid, Kracht, Wijsheid" bleef gespaard. Een inrichtingscomité werd opgericht:. Eenenzeventig leden : volksvertegenwoordigers, senatoren, provincieraadsleden, schepenen, gemeenteraadsleden van Gcmten omliggende, beheerderS der Maatschappij Vooruit, vakbandssecretarissen en ledenvan het Middencomiteit. Vanaf 1 okto her werd een circulaire rondgestuurd met de vraag voor financiële bijdragen.Zelktot in Amerikawerd contactgenomen meteen zekere Paul Verpoest in Montgomery in Alabarna. Maar deze liet weten dat er in die streken geen Gentenaars waren en dat men wellicht nièer kans had in het noorden bij Patterson in New Y ork, waar de fabrieksnijverheid uitgebreid was. Merkwaardig was de reaètie van de Brusselse federatie ( 12: 1i. 23). Ze vroeg zich.af of hetgecollecteerde geld niet nuttiger zou besteed worden aan een sÓdàalwerk, dat dan dè naam Van Beveren zou dragen en de arbeidersklasse ten goedezou komen. "Nous estimons, à fuste titre, nous semble-t-:-il, qu'il y a déjà trop de statues ( dont personne h.e profite) alors que tani d'oeuvres sont encore à réaliser par nous pour améliorer Te sort de notreprolétariat: clinique, oeuvres de l'enfance, de la tuberculose, etc. etc. Créer une de ces oeuvres, portant Te nom de notre grand Van Beveren, cela ne vaudrait-il pas mieux que d'ériger une simpTe statue ?" Op.17 november werd een bijzondere zitting gehouden in de boekerij van "Ons Huis". Haast zeker is de Brusselse suggestie daar ten berde gebracht, maar we vonden geen spoor van verslag. Tevens moet erop besloten zijri geweest Van Biesbraeek te vragen uit Bordighera over te komen om zijn visie weer te geven.

89


De vergadering met de kunstenaar ging door op 1 december in de boekerij van "Ons Huis". Het gedenkteken zou op het Garenmakerspleintje (thans Edward Anseeleplein) komen i.p.v. op het Edmond Van Beverenplein. Van Biesbraeek verbond zich tegenover de Gentse Federatie der B.W.P. de uitvoering van het monument op zich te nemen voor een bedrag dat de 100.000 fr.niet overschreed (03.12.23). Oudejaarsavond 1923. In der haast pende Van Biesbraeek een briefje naar Emiel Vergeylen ( 0 Lokeren 26.10.1888 ; t Zeizate 02.03.1974; gemeenteraadslid te Sint-Amandsberg van 1921 tot 1963 ; provincieraadslid van Oost-Vlaanderen van 1925 tot 1936; lid van de senaat van 1936 tot 19 58; federaal secretaris van de BSP voor het arrondissement GentEeklo van 1922 tot 19 54 ). Waar bleven de afmetingen en de foto's van

~

Foto 1. Maquette van het Van Beverenmonument (Foto Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging, Gent).

90


het parkje op de Anseeleplaats ? Had hij over deze gegevens beschikt, dan zou de schets al klaar geweest zijn. Drie weken later staat hij in de "Deelzaal" te Gent met een ontwerp.

"k' breng de schets in plaaster mede zoo dat ik zal aan de vrienden kunnen mijn gedacht laten zien en explikeeren." Tevens had hij een afspraak met Anseele voor schetsen en studiën voor zijn portret. Een nieuw contract werd opgesteld : de kunstenaar zou een honorarium van 40.000 fr. ontvangen, verhoogd met 10.000 fr.voor grondstoffen, vervoer en dergelijke. Er werd contact opgenomen met drie bronsgieterijen, die elk een maquette op schaal1/8 ontvingen. Het eerste antwoord kwam van de Fonderie Nationale des Bronze (26. 01.24). Deze vroegere firma]. Petermann, gevestigd in de Rue Fontainas, 23-31, te Sint-Gillis, goot voor Van Biesbraeek voordien de Mastplanters, het grafmonument Edmond Van Beveren, het François Laurentmonument en de groep Schoonheid-Kr;:~.cht-Wijsheid. Directeur E. Serman liet aan Van Biesbraeek weten dat de uitvoering in gepatineerd brons, 5 m hoog op een terras van 3,5 m2 kon verwezenlijkt worden voor 90.000 fr., plaatsing inbegrepen, mits een kraan ter beschikking. De Fonderie de Bronze Minne-Frères, mondeling om prijs gevraagd door iemand van het bestuur, deelde mee dat het bedrag 85.000 fr. zou kunnen belopen, maar dat ze zich op grond van een maquette onmogelijk konden verbinden (28.01.24). Ze waren bereid een nauwkeuriger prijsofferte te maken na uitvoering van het monument in gips. Deze bronsgieterij werd opgericht door twee van de acht kinderen van de kunstenaar George Minne, nl. de oudste zoon Georges ( 0 1891) en zijn onafscheidelijke broer Jean ( 0 1901), zesde in de rij. Toen Georges wegens zwakke gezondheid zijn studies aan het Sint-Barbaracollege te Gent diende stop te zetten, leerde hij de stiel van een Gents bronsgieter, en startte hetbedrijf in het witte huis op de J{outer te Sint-Martem-Latem vóór 1914. Na Wereldoorlog I verhuisde de zaak naar de Holstraat, 134, te Gent. Na de dood van Jean volgde het faillissement rond 1967. Dezelfde dag antwoordde. ook de Fonderie de Bronzeet Cuivre d'Art Charles Vindevogel-D'Hondt. Ze was gevestigd in de Weidestraat, 31, te Gentbrugge en bestaat vandaag de dag nog in de Tweebekenstraat, 2, te Zwijnaarde. Vi:.ó.devogel was een gewezen knecht van L. GoossensSteyaert, firma waarschijnlijk opgericht in 1900, die na Wereldoorlog I Goossens-Bauwens zou worden en tenslotte in 1932 kortweg Bauwens, al de tijd gevestigd op het toenmalige Maria-Theresiaplein te Gent. Daar had Vindevagel o.a. de beelden van Domein Van den Bossche gegoten voor de Verloren Broodbrug en "Excelsior" van Ladewijk PieterVan Biesbroeck. Bijna alle gedenkplaten van Gent kwamen uit dit huis. In 91


1913 verschijnt Vindevagel voor het eerst in de "Wegwijzer van Gent" met een extra grote aankondiging, maar verdwijnt dan om pas in 1920 terug op te duiken als "Fonderie de Cuivres d'Art, d'Or et d'Argent". In 1924 stelde zijn bedrijf 7 5 man te werk. Zijn prijsofferte voor het monument, 5,20 m hoog met een voetstukomtrek van 14 m, in zuiver brons, bedroeg 70.000 fr.Delevering zou drie maanden na ontvangst gebeuren en de betaling diende in drie schijven gespreid : na gieten en goedkeuren van het eerste deel, na beëindigen van het tweede en tenslotte één maand na plaatsing, die ten laste van de ftrma kwam. De laagst biedende haalde het. In haar vergadering van 21 januari 1924 was de gemeenteraad akkoord gegaan met de oprichting van een monument op het Edward Anseeleplein als eerbetoon aan de werkerscoöperatie en haar voornaamste stichters. Een grondplan en omstandig ontwerp werd geëist. Opnieuw werd Van Biesbraeek hiervoor door de partij aangeschreven. Men vroeg hem een tekening van het monument met voetstuk en opschrift, die men dan kon laten drukken en verkopen om de kosten te dekken. Ondanks een rappel was er eind mei nog geen ontwerp, dat als prent of postkaart kon verkocht worden tijdens de Eicos-tentoonstelling, die op 14 juni haar deuren opende. Paniekerige brief naar Italië, waarop Van Biesbraeek op 4 juni omstandig antwoordde. We geven hem in extenso weer. Wat stijl en spelkunst betreft, dient rekening gehouden met het feit dat Van Biesbraeek slechts lagere schoolliep als algemeen vormend onderwijs en sedert 1913 haast bestendi~ in het buitenland verbleef.

"Mijn waarde Vergeylen Verschooning ! k 'heb uwe brieven van 4 febr wel ontvangen maar te oppervlakkig gelezen om er in te vinden dat ge me vraagdet om de teekening (in zitting voor t'monument Van Beveren belooft) k'ben geweldig bezig dit monument neemt gJ mijnen tijd in, k'ben juist op punt t'eerste deel ervan te gieten in plaaster, dus nu, voor t'oogenblik in de onmogelijkheid te denken eene teekening te maken, maar mijn gedacht was toch wel van die teekening te laten verschijnen ter zelfder tijd van de inhuldiging van t'monument zelf - daar deze inhuldiging zeker dit jaar niet kan geschieden, daar het niet voltooid zijn kan, dan vind ik het gansch voorbaarig eene teekening van dit monument nu al in t'licht te geven de inauguratie zal dan vijgen voor Paasche worden iedereen zal t'monument al kennen t'zal besproken, beknibbeld, worden op eene teekening ik denk zelf dat het iets is die ik niet mag toestaan - ter zelf dertijd of naa de inauguratie al wat gewilt, maar zoo apvoorhand t'is het déjloreeren,. het nieuws van ontnemen 92


t'zelfde geld niet voor een deel van t'monument, want ik staagraag toe dat een deel, in plaaster zelfs, aan t'public getoont worde- t'is een deel van t'echte werk - (alhoewel dit zelf weinig zal spreken als fragment) maar eene teekening, die natuurlijk een schijn moet hebben van volmaakt ?! ! ! ? enfin denkt er eens over, en spreekt er over met de partijgenooten, maar ziet niet te veel mijn artistique faam over den kop voor een geringe geldelijken interest. beste groeten van uwen Van Biesbraeek P.S. Verwonderd u niet dat het vervaardigen van dit monument zoo veel tijd vergt- k'staa er geheel alleen voor zonder de minste hulp, nog voor aanslaan, of werken ofgieten, al t'mateeriaal, aarde, plaaster etc. moet me van verre aangebracht worden, k'heb te'luteeren met de nu reeds stikkende hitte etc. ]VB En zoo ge er toch aanhoud de teekening te hebben, wees zoo goed mij de teekening reeds gemaakt (in rood) op te stuuren dit zal me t'werk veel vergemakelijken ]VB" De realisatie van het plaaster gebeurde in drie fasen. De eerste was het gieten van het rechter voorstuk, nl. de groep werklieden, die de eerste steen van de coöperatie plaatsen. Intussen was men bij de bronsgieter ongeduldig om van start te gaan. Rappel. Eindjuni komt er eenklaagzang tiit Liguriê. Eerste tegenslag het weer. De eerste groep was in mei afgewerkt en gemouleerd en stond te drogen in volle zon. Maar talrijke onvoorziene stortvlagen waren spelbrekers. Tweede probleem was de verplichting van de kunstenaar het eerste deel in Italië te houden om de onderstukken van de andere fragmenten te kunnen verbinden~ Derde pro~ bleem vormde de afmetingen van zijn atelier. Het was te laag om het geheel op te bouwen. Graag had hij alles afgewerkt in Vindêvogels werkhuis of in een ander dichtbij gelegen goed verlicht lokaal. De bronsgieterij kon dan het werk beginnen terwijl hij de rest afwerkte, want intussen was hij àan het tweede fragment begonnen, nl. het beeld van Edmond Van Beveren. Vierde en laatste probleem vormde het materiaal «;m de hulp. "Hier is bykan niets te bekomen, de moeleur die ik hier heb, is zulke krukke dat ik hem soms zou kunnen van de stelling schoppen, daerby niet de minste hulp, voor vergrootingaanleggen of niets, slechts potaarde vol steenen, enfin 't is een echte hel". En de miserie gaat verder. "Je suis au désespoir !"schrijft hij aan Anseele (12.07.24 ). Graag had hij met de "onderste groep" van het monument het beeld zelf van Van Beveren naar Gent verstuurd. Maar hij bleef niet van ongeluk gespaard. Het plaaster van het in open lucht drogende eerste deelleed sterk onder de stortvlagen en vertraagde de verzending. Het 93


beeld van Edmond Van Beveren dat quasi voltooid was in potaarde ging door de hitte brokkelen, zodat het herbegonnen diende te worden. En dan de materiële miseries, die het werk rekten. "C'est ma faute après tout, j'ai mal combiné, j'aurais du exécuter Ze tout à Gand ou j'avais Ze tout à la main, modèles, platre, terre glaise, mouleur et aide de toute sorte- maintenant dat het kalf 1/2 verdronken is il faudra bien s'y résoudre." De vechter gaf zich gewonnen : uitgeput, erg gedeprimeerd, met zieke echtgenote, die hij voor herstel het gebergte had ingestuurd. Tot de volgende lente werd het werk stopgezet. Het eerste deel, 840 kg, 3,5 m lang, 2 m breed en 1,8 m hoog werd naar Vindevagel gestuurd voor de realisatie in brons. Foto 's van het eerste deel genomen in zijn Italiaans atelier bestaan er niet : "aucun photographe n 'ayant voulu se qéranger pour venir si haut (via dei colli) par cette température! Beau pays ! A noi ! et viva Mussolini ! ici, sous ce regime tous tachent de faire Ze moins possible - l'on est, l'on fait Ze fasciste et s'est déjà beaucoup c'est même trap pauvre Mattea ti!!! " (12.09.24). Het brons van dit eerste deel werd op de 43ste Gentse Triënnale tentoongesteld van 7 juni tot 2 augustus in het Feestpaleis van het Citadelpark,

.

·-

.;wr...f.<_,?;;o....,._ --~v__....".~~:·: .-· ·~..o~WIII~ ~ ~ ~ : ::"'--

. ..

...

. - . , ..

.

V

N

"_

...

....

_ ,#

--

Foto 2. Het eerst klaargekomen gedeelte van het monument : de plaatsing van de eerste steen (Foto A . Walgraef).

94


tesamen met een van veel vroegere datum daterende bronzen groep "La Famine", die al op de wereldtentoonstellingvan 1913 te bekijken was geweest. Rond 1925 werd de "Fédération nationale des artistes peintres et sculpteurs de Belgique" opgericht, waarvan Van Biesbroeck lid was. Deze syndicale groepering van beeldende kunstenaars stelde op dit salon voor het eerst in blok tentoon. Ze namen zes zalen en zaaltjes in van de zevenentwintig. Het bleek geen succes, daar kwantiteit i.p.v. kwaliteit primeerde. De federatie, die als slogan had "les Beaux-Arts aux artistes", telde 480 leden waaronder Jean Delville, Evariste De Buck en Colbrandt. Maar andere grote namen als Minne, Servaes, Ensor, Van de Woestijne, Permeke, De Bruycker, enz. maakten er geen deel van uit. Oscar Roelandts, zelf academisch gevormd, gaf over het tentoongestelde eerste deel van het monument een uitvoerige en enthousiaste beschrijving in "Vooruit". Hij schreef o.m.: "Wat onmiddellijk opvalt, is de heerlijke dooreenwerking der lijnen en de verdeeling van licht en schaduw, die voor de openlucht is berekend en aan de strengste eischen voldoet. We zegden herhaalde malen bij Meunier's Monument aan den Arbeid, dat het eene zwakheid is vanwege den kunstenaar, weg te gaan van af zonderlijke deelen, om slechts naderhand aan het geheel te beginnen denken. Hier is de indruk andersom; het blijft merkbaar dat de artist geen oogenblik zijn vooreerst als geheel ontworpen monument uit het oog verliest, maar elk onderdeel afwerkt; met betrekking tot het ensemble. Aldus beoogt hij eeneonverbreekbare eenheid, die eene sterkte daarstelt. De handeling der groep is de volgende. De zware steen moet op zijne plaats worden gebracht. Aan den rechterhoek heeft een man alle kracht ontplooid om samen met zijne makkers den steen langs eenen kant op te lichten. Links zijn vier figuren; een eerste ligt bijna op den grond om eene houten rol onder den steen te duwen; een tweede drukt met schouders en lichaam tegen den steen zelf; achter hem is een hefboom waarop het geheele gewicht van een derde duwt, en die ook aan eene vrouw toelaat aan de handeling deel te nemen. Niets is gewrongen in de verschillende houdingen; allen kennen slechts eene zorg :·volledige krachtontplooiing tot wellukken der inspanning. Zulke groepeeringmag slechts gewaagd worden door meesters in het vak, die weten wat arbeid is, tot eerste-klas anatomisten behooren, alle vorderingen van plastiek en esthetiek kunnen bevredigen. Alles, in dit gedeelte van het Monument, is volledig bestudeerd, niets werd aan het toeval gelaten, en nochtans bewaart hèt ongeschonden spontaneïteit en inspiratie. Uit overtuiging geboren, werd het met groote kunst uitgevoerd. Het. is een genot die rug95


gevlakten te beschouwen, waar elke spier, iedere wervel zijne rol vervult; die gelaten te doordringen waarop, naast inspanning en wilskracht, bewustzijn ligt van hetgene zij te vervullen hebben. Het is eene weelde die rompen te bekijken, wier harmonie nooit in eentonigheid vervalt, omdat de beeldhouwer immernieuwe motieven weet aan te wenden: gekleede onderlichamen, een hoed, een doek rond het vrouwenhoofd zijn evenveel elementen die verscheidenheid brengen, terwijl de eenheid der gedachte ongeschonden blijft bewaard. Elk deel dient afzonderlijk bekeken, en dat weer tot het algemeene teruggebracht : een voet op het voorplan is eene proef van gewaagdheid, een schouder, met de spieren van den bovenarm en die van den rug, is eene les van ontleedkunde. En steeds behoudt de Kunst hare rechten. Bemerkt met welke meesterschap het monument van den voorgrond weggaat, over den neerliggenden zwoeger, den halfopgerichten arbeider, naar de beide kracht-ontvouwende werkers, die onmiddellijk verband zullen daarstellen met de massa, welke er op volgen moet. " Van Biesbraeek nam het kalmer op. Hij werkte verder aan de portretten van Anseele en diens kinderen. Het kleine beeld vanEedje-alleen het hoofd dus - was af en zou als studie dienen voor het grote portret ten voeten uit. Intussen verliep de Eicos-tentoonstelling zonder het Van Beverenmonument als blikvanger. Maar men koesterde de hoop dat het monument klaar zou komen in de loop van 1925 en de week van 16 tot 22 december 1924 werd een grootse propagandaweek. Vaatjaar 1925. Niet bij Vindevogel, maar in de drukkerij "Het Licht", toen verhuisd van de Hoogpoort naar de Lieven de Winnestraat, kreeg Van Biesbraeek een ruime, klare werkplaats. Op 2 of 3 april arriveerde hij te Gent, in het heetste van de kiesstrijd voor Kamer en Senaat (05.04.25) en ging onmiddellijk aan de slag. Eind september waren de plaasteren modellen voltooid. Van 22 april tot 22 september logeerde hij met zijn familie in het "Hotel Wilson" op de Sint-Michielshelling, 1-2, door H. Bonne opengehouden. Op 6 oktober waren alle modellen bij VindevageL De ftrma kwam op 23 november klaar met het in bronsgieten van de Van Beverenfiguur en Marianne. Eind februari 1926 was het ganse monument gegoten en bracht het partijbestuur een bezoek aan de bronsgieterij. Er werd 4.500 kg metaal gebruikt en de plaat had een gemiddelde dikte van 5 Ă 6 mm. Het hoogste punt bereikte bijna 7 m. Op 15 januari 1926 werd beslist het monument in te huldigen op de sluitingszondag van de Gentse kermis 25 juli.

96


11. BESCHRIJVING VAN HET MONUMENT

Prachtig van eenheid in zijn uitvoering, kan men in deze allegorische groep toch vier ideeën of fragmenten onderscheiden. Het eerste fragment is uiteraard Edmond Van Beveren. Hij spreekt vurig vanop een podium een denkbeeldige menigte toe. De gelijkenis is merkwaardig volgens hen die hem gekend hebben. Hij is gekleed in een wat onwennig zittende jas. De rechterarm steunt op een eenvoudige cafétafel met slordig tafelkleed en een belletje in het bereik van de propagandist. De linkerarm is gestrekt en de wijsvinger naar beneden gericht, om te onderlijnen dat hier in Gent de eerste steen van de coöperatieve beweging werd gelegd.

Foto 3. Edmond Van Beveren. Atelierfoto in "Het Licht" in de Lieven De Winnestraat (Foto Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging, Gent) .

97


Dit gebaar maakt de verbinding met fragment 2. Op de voorgrond is een groep aan het werk, die kracht en wil uitstraalt. Volksmensen spannen zich in om in een uiterste krachtinspanning de eerste steen van de coöperatie op de juiste plaats te leggen. Links van de steen een bijna liggende zwoeger, een halfopgerichte arbeider, een wrikkende derde en een zich neerbuigende, bekommerd toekijkende vrouw. Rechts een arbeider die de steen helpt richten. (De interpretatie dat het om een boer, een mijnwerker en een havenarbeider gaat, is joumalistenfantasie. Wat dan met de twee overige figuren ?) De groep links van de steen gaat als een waaier crescendo de hoogte in en maakt zo harmonieus de overgang naar fragment 3. Uit dit derde deel spreekt vreugde en schoonheid. Een smid, met naakte tors, omgord met de lederen schort, de hamer in de riem, steekt juichend de armen in de lucht, in beide handenpalmtakken houdend en in de linkerhand een tweede hamer. Links een moeder, die haar zuigeling toelacht. Rechts een vrouw, die eenjubelend meisje opgetild houdt. Een ander meisje staat rechts van de smid en kijkt gefascineerd toe. Deze groep leidt niet naar Edmond Van Beveren, zoals Oscar Roelandts in "Savoir et Beauté" schrijft, maar naar Marianne. Zij is het die door deze arbeiders juichend wordt begroet. En zo is er de verbinding met fragment 4, de zegevierende Marianne, het oprukkende socialisme. Een immense figuur ! Haar plastische vormen staan elegant afgetekend onder een transparante stof. Haar linkerarm steekt ze triomferend omhoog. Zij draagt een breed uitwaaiende vlag over de rechterschouder. Symbool van de strijd, bedekt hij zwierig ten dele Van Beverens voeten en maakt aldus de verbinding met fragment 1. Zo is de kring gesloten. Maar bij de montage van de delen ontstond er een leegte tussen fragment 1, 2 en 3-4. Van Biesbraeek vulde deze ruimte op door een groepje van drie kinderen in te lassen, waarvan sommige juichend de armen opsteken Iiaàr Marianne. Ironische vaststelling in "La Flandre Liberale" : "Tous les persannages portent le cachet d'une santé robuste: torses et bras puissants des hommes, formes arrondies et plantureuses des femmes, enfants potelés heureux de vivre. Ils n 'ont certes pas besoin d'attendre un nouveau régime pour se bien porter." Van Biesbraeek ergerde zich aan sommige interpretaties van zijn werk. Zo schreefhij aan Vergeylen (01.07.26) over een artikel in de liberale "La Flandre Liberale" : "Ik heb hier een uitknipsel van de Flandre (aangaande het monument) gekregen; schrijver zegt onder ander: Van Beveren est représenté debout à cóté d'une tablede meeting mantrant d'un geste énergique la voie à suivre ! ! - wat dwaze sul - la voie à suivre met den wijsvinger naar beneden ! ! - 't is misschien wel iets om

98


Foto 4. Marianne bejubelend. Atelierfoto in " Het Licht" in de Lieven De Winnestraat (Foto Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging, Ge nt ).

klaar aan te duiden in het een of ander artikel aangaande het monument, dat de attitude door den artist aan Van Beveren gegeven niet is "la voie à suivre" maar wel eene krachtige beveestiging van "Hier ter stede leg ik den eerste steen der sociale cooperatieve beweging" Hier ! (de plaats aanduidende ) maar niet den ten volgen weg aanduidende ! ! naar onder ! ! 'ten is maar nen liberalen dwaze - die het zoo kan zien - " La coopération est symbolisée par un grand sujet allégorique, une femme, tenant en main l'énorme drapeau rou~ ! ! 'ten eerste drapeau rouge, den jongen ziet rood, en als ne stier (die hij zeker niet is) verbeisterd het zijne zinnen. La femme qui tient Ze drapeau est la Marianne, notre Marianna l'esprit entrainant et idéal qui nous a fait faire ce que nous socialistes avons 99


crées et dont Van Beveren est un produit. La coopération est symbolisée par l'effort colleetiJ des ouvriers à placer la pierre angulaire de leur création. Dat alleen is het juiste suject." Zo ook ergerde hij zich aan een artikel in het socialistische "Le Peuple" (26.07.26) over de inhuldiging van het monument. "Devant une Marianne déployant un large drapeau Edmond Van Beveren est à la tribune mantrant du doigt la première pierre de la Jondation du Vooruit et appelant les travailleurs à la lutte. A sa droite, un groupe d'ouvriers éveillés à la conscience de classe, tendent vers lui, dans un geste d'espoir, leurs bras. Plus bas, un autre groupe d'ouvriers qui sommeillent encore". Tot daar de krant. Uit een brief aan Vergeylen (17.08. 26) die hem het artikel samen met deze verschenen in "Vooruit" opstuurde, citeren we : "daarbij de redacteur moet ook aleene hoogdravende intelligentie hebben leest immers de beschrijving van t'monument "A sa droite un groupe d'ouvriers éveillés à la conscience declasse (!!!) tendent ver_s lui (t'geld t'standbeeld V.B.) dans un geste d'espoir, (!!} leurs bras. Plus bas, un autre gröupe d'ouvriers qufsommeillent encore" Non de D ... K had nooit gedacht dat zelfs in nen idiot's kop deze plastische uitdrukking van spanning en kracht t'gedacht kon doen tot stand komen "d'ouvriers qui sommeillent encore"!!!!!! Enfin, t'en is aan allen niet gegeven". Ook aan andere commentaren zou Van Biesbraeek zichwellicht geërgerd hebben, maar hij vermeldt ze niet of hij kent ze niet. Vooreerst een fragment uit de toespraak van niemand minder dan zijn vriend Vader Anseele op de openingsplechtigheid : "... hulde zij den grooten kunstenaar ]u les Van Biesbroeck. Hij die Van Beveren goed heeft gekend en diep heeft begrepen, hij heeft hem op dit voetstuk doen herleven. Zijn kop is een meesterwerk en, hij, de weg wijzend vol geloof, geestdrift en kracht, staat zooals duizenden hem hebben gezien en toegejuicht... ". Avanti, alias Oscar Roelandts, oud-medestudent van Van Biesbraeek aan de Gentse Academie, en ver familielid van hem, geschiedschrijver van de Gentse socialistische beweging, schrijft in de tweede uitgave van zijn "Terugblik" : "Het beeld van een pionier, wien geestdrift uit de oogen straalt, wiens leden zich buigen, als voor een aanval, wiens arm wijst naar het verre doel dat zal bereikt worden wanneer zijne vervoering gloed in de harten der onterfden doet opvlammen." En in een artikel in september in het Henegouwse "Savoir et Beauté" : "La main gauche vise le but lointain, que sauront atteindre ceux qui le suivent". ("Etait-il gaucher ?"vroeg een andere journalist schalks.) Het katholieke "Le Bien Public" schreef (27.07.26) : "Le monument ... représente le tribun debout à une tablede meeting, la main tendue, par100


Foto 5. Van Biesbroeck poserend vóór Marianne in het atelier van "Het Licht" in de Lieven De Winnestraat (Foto Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging, Gent).

lant à la Joule . Le fond du groupe est Jormé par une femme, symbolisant la coopération, portant un drapeau rouge déployé. D'un cóté, des femmes tendent des palmes à l'orateur, tandis que sur le devant, des ouvriers, dans un violant ~!fort, posent la première pierre du nouvel édifice social." Enkele beoordelingen van de kunstwaarde van het monument. We beperken ons tot één socialistische stem, nl. deze van Oscar Roelandtsin "Savoir et Beauté" : "le Monument Van Beveren est d 'un art profondément impressionnent. Né d'une conviction inébranlable, jailli du coeur même de l'artiste, il va droit au coeur de l'ouvrier conscient. La série des oeuvres sculpturales crées par Van Biesbraeek - le peintre ne Ze cède en rien au modeleur-est longue déjà."

101


De liberale "Gazette van Gent en der beide Vlaanderen" (27.07.26) : "Het gedenkteken, een prachtwerk van den beeldhouwer ]ules Van Biesbraeek junior ... mag zonder schroom als 't mooiste en kunstvolste monument van Gent betiteld worden." De liberale "La Flandre Liberale" (27.07.26) : "Ce monument de belle allure et plein de vie... " Stippen we aan dat de katholieke "De Gentenaar" geen weet had van een inhuldiging van een Van Beverenmonument... 111. DE SOKKEL

Het geheel diende op een uitbeklede sokkel te komen. Reeds op 18 februari 1924 stelde een zekere Gustaaf Mahn zijn kandidatuur om een arduinen sokkelbekleding te kappen. Welk antwoord aan deze bij de pinken zijnde man werd gegeven is ons niet bekend. Pas twee jaar later, na het beëindigen van het monument, werd het probleem actueel. Van Biesbraeek diende de tekening·te maken voor het voetstuk, maar hij wachtte op de defmitieve keuze van de plaats voor het monument. De hoogte en uitsprong van de mouluren hingen teveel af van de omgeving en evenmin beschikte hij over de juiste tekst van het opschrift (20.03.26). Prijsaanvraag gebeurde bij de "Gentsche Bouwwerken" in de Sint-Pietersnieuwstraat, 66, te Gent (09.04.26 ). Er zijn geen nadere gegevens, maar feit is dat deze ftrma het werk uitvoerde in blauwe hardsteen, zeer duurzaam materiaal en in kleur best harmoniërend met brons. Een offerte van henvan 08.02.27 (!)daterend voorzag een bekleding langs de drie geziene zijden en beliep 1.500 à 1.750 fr.Hun hoofdzetel was toen naar de Begoniastraat, 7, verhuisd. Intussen wáS deze firma op 12.06.26 bezig aan de fundering. Op de millimeter gedetailleerde ontwerpen voor de sokkel werden meegedeeld. Van Biesbraeek-ontevreden over het niet aanvaarden van zijn voorwaarden om naar de inhuldiging naar Gent te komen (waarover verder), liet langs Vermêeren om details overmaken betreffende het sousbassement. Toen deze gegevens in handen van Vergeylen kwamen (28.06.26), was het werk al bijna voltooid. Men verzekerde Van Biesbraeek echter, dat men in dezelfde zin gewerkt had, als door hem voorgesteld. Toch moet de kunstenaar, muggeziftend, vóór 10.07.26 opmerkingen gemaakt hebben aangaande een overhellen of verzakken van het monument, en dit op basis van een foto; De foto was niet al te goed gelukt, vergoelijkte men, maar men speelde zijn opmerkingen toch door naar VindevageL Van Vindevagel moeten ze bij de Gentse Bouwwerken terechtgekomen zijn, die haast een half jaar later hun antwoord formuleerden ( 07 .01.27). Een verzakken was onmogelijk. Primo de fundering was in eerste kwali102


teitsbeton van "briquaillon", gegoten in een vierkant van 4 men 30 cm dik, wat 160.000 kg kon dragen of·(lichtjes overdreven) veertig van dergelijke monumenten; secundo bleken de beelden bij nameten pas en in het lood te staan; tertio : er was geen verzakking vast te stellen. Het moest dus om gezichtsbedrog gaan, te wijten aan het feit dat de linkerkant 2 cm lager aangevuld werd, en de vlag plus de "eerste steen" langs eenzelfde kant afhelden. Als oplossing werd gesuggereerd de grond een beetje te planeren. Nadat eind juni 1926 eindelijk een beslissing gevallen was over de defmitieve plaats voor het monument, besloot men voorlopig een valse sokkelbekleding te plaatsen en de definitieve, naar omstandig plan en tekening van Van Biesbroeck, na de inhuldiging te vervaardigen. Op 14 augustus 1926 werd de kunstenaar de tekening gevraagd. Teleurgesteld, verongelijkt en koppig, liet hij pas begin maart 1927 iets van zich horen. Langs zijn vriend en zaakvoerder Vermêeren om. Deze baatte op de Vrijdagmarkt, 20, een zaak v~ verfartikelen uit; zaak die nog steeds naar hem genoemd wordt; al is het opschrift wat kaduuk geworden. Pas in de zomer van 1927 zou hij de uitgetekende sokkelbekleding meebrengen, wanneer hij naar Gent kwam. Oorspronkelijk was door de Commissie voor het Monument in het voorjaar 1924 bepaald, dat de tekst zou luiden : "Aan Edmond Van Beveren De Vader der Werkersbeweging in Vlaanderen en een der stichters van Vooruit". Later liet men hedaatste deelvan de zin weg. De eentalig Nederlandse tekst strekte zich uit over de ganse breedte van het voetstuk. Van Biesbraeek gaf preciese richclijnen dienaangaande. · . Nadien kwam er een tweetalig opschrift: "1852 - EDMOND VAN BEVEREN - 1897 Hij was de vader Il fut le père der werkersbeweging du mouvement ouvrier in Vlaanderen en Flandre". In oktober 194 7 kreeg het monument een nieuwe sokkelbekleding voor de vijftigste verjaardag van het afsterven van Van Beveren. De tekst bleef ongewijzigd, maar het lettertype, de schikking en de vorm werden anders: "1852 - EDMOND VAN BEVEREN - 1897 Hij was de vader der Il fut le père du werkersbeweging mouvement oüvrier in Vlaanderen en Flandre". 103


Foto 7. Oudste sokkelopschrift (Detail postkaart, verzameling A. Verbeke ; foto A. Walgraef).

Foto 8. Tweede sokkelopschrift (Detail postkaart, verzameling A. Verbeke; foto A. Walgraef).

104


IV. WAAR WORDT HET MONUMENT GEPLAATST ? Bij het lanceren van de idee in 1923 stelde de wijkclub van de Ryhovelaan het Edmond Van Beverenplein voor, opvatting die alras werd verlaten. Waarschijnlijk werd in de vergadering van 3 december 1923 besloten het monument te plaatsen in het hofje van de Edward Anseeleplaats, het vroegere Garenplaatske. Op 21 januari 1924 verleende de gemeenteraad machtiging om daar een gedenkteken op te richten ter herinnering aan "De Werkerscoöperatie en hare voornaamste stichter~"· Maar Vooruit diende een grondplan en omstandig ontwerp in driedubbel aan het schepencollege voor te leggen. Iets wat blijkbaar wat al te lang duurde. Vandaar een rappel op 1 februari. Op 4 februari schrijft Vergeylen naar Ligurië met de vraag aan Van Biesbraeek een tekening te maken van het monument met voetstuk, opschrift, etc. Tien dagen later nog eens een rappel naar de kunstenaar. Intussen had ook de Commissie van Monumenten en Stadszichten zich unaniem akkoord verklaard met het project (25.01.24). Zij preciseerde: "Le monument sera élevé vers le fond de la place et se détachera sur de la verdure". Dan wordt het stil rond deze kwestie. Totdat het beeld zijn voltooiing nadert begin 1926. Op 15 januari laat de Gentse Federatie van de B.W.P. in een brief het Schepencollege weten dat het Edward Anseeleplein te klein is en dus ongeschikt voor eèn monument met dergelijke afmetingen. Als geschikter plaats stellen ze het Frankrijkplein vóor, bezuiden het Zuidstation. Op de rotonde zou het beeld als achtergrond het Feestlokaal van Vooruit hebben, "de socialistische tempel", en de socialisten zouden zich niet te kort gedaan voelen t.o.v. de katholieken, aan wie voor het op te richten Heilig Hartbeeld wel het parkje bij Sint-Baafs ge-weigerd was, maar die het park rechtover Sint-Annakerk waren toegewezen. Een nieuwe brief van de Federatie ging op 26.02.26 naar het schepencollegè. Van Biesbraeek maakte bezwaren tegen het Frankrijkplein. Welke, weten we niet. De ingang van het Park aan de Heuvelpoort, bij het Museum van Schone Kunsten werd nu voorgesteld. Intussen was de Commissie voor Monumenten op vraag van de schepen van Schone Kunsten op 20.02.26 de werkplaats van Vindevagel op Gentbrugge gaan bezoeken om het monument in ·ogenschouw te nemen. "Les membres qui ont assisté à cette visite ont pu se rendre compte de la grande allure çlecorative de l'oeuvre, celle-ci a été conçue pour être vu de face et latéralement. La face postérieure étant reservée uniquement à une inscription commémorative. n parait donc utile de la dresser contre un fond et il importeen raison de ses proportions de ménager des

aan

105


perspectives latérales et de face, suffisamment étendues." Er was geen unanimiteit i.v.m. het Frankrijkplein. Hulinde Loo, die niet deelnam aan de vergaderingvan 27.02.26, verdedigde schriftelijk zijn visie voor het Garenplaatske. Zijn argumenten kennen we niet. Unaniem keerde de Commissie zich tegen de keuze van het Frankrijkplein en opteerde tenslotte voor de Edward Anseeleplaats. Op 16.03.26 stuurde het schepencollege aan Van Biesbraeek in Bordighera het advies van de Commissie van Monumenten en Stadsgezichten. "Notre Commission a estimé à l'unanimité que le choix de la Place de France ne pouvait être approuvé, cetteplace ou plutót ce carrefour constituant un site urbain qu 'il vaudrait mieux maintenu intact. De même elle ne peut qu'émettre un avis défavorable pour ['emplacement proposé par la fédération gantoise de B. W.P. à la porte de la Colline, le monument en question y serait perdu dans une trop vaste étendue et de ce fait l'oeuvre de l'artiste n'y serait pas mise en valeur. Tout au contraire dans une place fermée comme laPlace E. Anseelel'ancien Garenplaatske -, nous trouvons le cadre resseré si favorable à la mise en valeur des monuments de sculpture. Celui-ei se profilerait sur un groupe de· maisons et du fait que les rues aboutissant à cette place, débouchent dans les coins de celle-ci, nous y trouverions les perspectives latérales nécessaites. De plus notre Commission estime que la valeur d'impression et la signification de ce monument seraient infiniment plus grandes s'il était placé dans ce milieu devenue quasi historique. n y marquerait le lieu même de l'activité de celui auquel il est élevé et ou la coopération a vu ses premiers progrès." Bij Van Biesbraeek viel dit voorstel allesbehalve in goede aarde. Aan de schepen van Schone Kunsten De Saegher schrijft hij gematigd en weldoordacht (20.03.26) dat hij de beslissing van de Commissie bijtreedt om het Frankrijkplein als ongeschikt te beschouwen. De Heuvelpoort of een hoekje in het park bevalt hem daarentegen veel meer, veinst hij. Het monument vraagt inderdaad een achtergrond van groen. En de achterkant van het monument is van weinig belang, daar het wellicht toch geen inscriptie zal dragen. Het Anseeleplein heeft wel een historische waarde, maar hij kan met dit voorstel moeilijk akkoord gaan, daar deze plaats zowat de "débarras" is van de Vrijdagmarkt, waar allerlei karren en voertuigen geplaatst worden. Daarenboven zijn de afmetingen van de sculptuur veel groter geworden dan oorspronkelijk voorzien, en is het kunstwerk zowel decoratief als artistiek te belangrijk om daar geplaatst te worden. Het monument zou op een plaats moeten komen waar het in het oog springt. Hij denkt aan het Emûe Braunplein met de rug naar Sint-Niklaas106


kerk in het stadscentrum. Of aan het Zuidstation. Argumenten voor dit laatste voorstel zijn dat het beeld "Excelsior" van zijn oom Loclewijk er reeds staat; dat een rij grote bomen een groene achtergrond vormen; dat de achterkant van het monument voldoende vrij zou zijn om een eventuele inscriptie te dragen; dat men op het geheel een prachtig voor- en zijzicht zou hebben en dat daar de kunstkwaliteiten van het monument volledig tot hun recht zouden komen, ''point capitalet auquel je tiens tout particulièrement". In een schrijven naar Vergeylen diezelfde dag uit hij zich vrijelijk. "K'ontvang daar zooeven den hier ingesloten brief van den Schepene van Schoone Kunsten - daar neffens zult ge den brouillon vinden van t'geene ik er hem per keerende post op antwoord -;zoo zijt ge gansch op de hoogte van de maneuvers ! Zeg eens jongens gaat ge de KL.zakken uithangen ? Gaat ge niet beslist zeggen daar moet het staan en niet elders ? Ge wilt overal de.n baes zijn en ge zoudt nog in t'stad uwen wil niet kunnen doen doordringen - en impaseeren - voor t'placement van zulk een kunstgewrocht t'zou schande zijn ! ! Verheerlyking van ons ideaal uitgevoerd door !!!:ij den eenige monumentale sculpteur van talent die Belge voor t'oogenblik telt ! ! ! Gaat ge u bij den neus laten leiden ? doen wat die heeren van den domper willen ? de bekrachtiging van zooveel strijders en studie latèn wegstoppen op een klein afgelegen plekje, de barras van de Vrydagmarkt, waar niemand meer passeert die er niet over moet sinds we maga.Zijrten en feestpaleisen hebben op groote plaatsen - Waar nooit geen vreemde · komt wanneer hij er niet geroepen is - handen uit de mauwen, ze vinden eene plaats voor t'heilig herte in center van de stad maàr ons monument moet weggedofd worden of in t'park voor de kindermeiden of op t'hiestoriek ! garenmarktje voor de hondekerren en loswagens ! ! Aan de zuidstatie moet het komen daar word het gezien van wie wilt of niet en zal het zich imposeeren". De dagvoordien (19.03.26) had de socialistische schepen Cnudde in de Commissie voor Monumenten het Garenplaatske duidelijk afgewezen als· vestigingsplaats : het was te klein en niet meer in overeenstemming met de artistieke waarde van. het monument. Dat de socialisten aanvankelijk dit pleintje hadden uitgekozen lag aan het toenmalig idee enkel maar een buste van Van Beveren te maken. Cnudde drong aan op 'n plaats in het park, bij voorkeur aan de Heuvelpoort, omdat de meeste beweging daar was. (Het partijbestuur was van oordeel dat er in de gemeenteraad nooit een meerderheid zou kunnen gevonden worden voor Van Biesbroecks verlangen het monument in de buurt van de Zuidstatie te plaatsen.) Daar de leden van de Commissie van Monumenten niet tot een overeen107


komst konden komen, besloot men op voorstel van Coppejans, een verplaatsbaar gabarit te maken en naast de voorgestelde plaatsen ook enkele andere uit te testen zoals de square van de Bijloke of de square Baudeloo, om zo de uiteindelijke keuze te maken. Het doek voor deze malle werd geschilderd door Richard De Rycke, Ham, 79, te Gent. De man borstelde o.a. theaterdecors. Voor het lijnwaad, de tekening en het schilderwerk rekende hij aanvankelijk 1. 700 fr. aan, som die achteraf verminderd werd tot 1.300 fr. In de prijs was de levering van het hout en het monteren van het doek niet begrepen. Op 29 april ging de presentatie van het gabarit door. Om 11 u was het verzamelen geblazen aan de Heuvelpoort. Van de achttien leden van de Commissie on tbraken er drie. Onder de vijftien aanwezigen vijf socialisten. Verder assisteerden schepen Balthazar, Vergeylen en andere leden van het Comité van het Monument, en De Wilde, directeur van de stadsbeplantingsdienst. Van Biesbroeck, uitgenodigd, kwam niet over uit Italië. Twee plaatsen werden uitgeprobeerd: een eerste, achter het Museum, waar een Duits kanon opgesteld stond en waar een groene achtergrond aanwezig was; een tweede aan het snijpunt van de Charles de Kerchovelaan en de parkingang, waar meer licht was, maar waar een paar bomen zouden moeten verdwijnen en aanpassingswerken nodig zouden zijn. 's Namiddags werd het gabarit naar het Edward Anseeleplein vertransporteerd. Nu waren er zestien leden aanwezig, waaronder alle zes de socialisten en de leden van het Comité Van Beveren. Het model werd eerst in vooraanzicht en later in profiel t.o.v. de Speldenstraat opgesteld. Hier bleek een volledige transformatie nodig te zijn. Andere plaatsen werden niet uitgetest. In vergadering stemdenHulinde Loo, Baron Verhaeghen en Van Hamme voor het Garenplaatske, de dertien resterende voor de Heuvelpoort. Het voorstel van Hulin de Loo werd aanvaard, uit eerbied voor de artist, hem de keuze te laten tussen de twee mogelijke vestigingsplaatsen aan het park. I~ een sarcastisch antwoord aan schepen De Saegher weigert Van Biesbraeek de keuze te maken : "Dat de komissie de gansche verantwoordelijkheid op haar neme, en zeggen wif dat, wat zij doet vast en zeker wel moet gedaan zijn. En op zoo'n manier zal die allée toch wel de Vanbiesbroecklaan" worden, gezien dat er daar, benevens het monument, mijne mastplanters zich bevinden, alsook verscheidene figuuren door wijlen mijn onkel Louis uitgevoerd tot versiering vun het Museum. Dus was ik alleen van gedacht dat de plaats aan Gent Zuid betaamde, daar waar Excelsior prijkt; die brons is en door-vuil ( crasseux) ten gevol-

108


Foto 9. Pas geplaatst monument in het park (Foto Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging, Gent).

ge van het afdruppen der boomen; veel beter op zijn plaats ware hij (na kuissching) in het Museum zelf De publieke plaatsen zijn geschikt voor monumenten, het museum voor beelden. Nu, laat ons niet terug komen op de beslissing door de "Comission des monuments" genomen. Die komissie samengesteld uit doorluchtige in kunst uitgezocht in de dry partyen moet er toch iets van kennen, zooniet veeL" Tenslotte nam de Gemeenteraad in zitting van 14 juni 1926 het besluit dat het de hoek van het park zou worden achter het Museum tussen de Hofbouwlaan en de ingang van het park. Het wegnemen van de plan ten en struiken diende geregeld te worden met 109


De Wilde, bestuurder van de Stedelijke Beplantingsdienst, en het verplaatsen van het Duits kanon metDufour, opzichter van de Wegenisdienst. V. AFFICHES VOOR DE INHULDIGING 1) Affiche van Jules Van Biesbraeek Op 15 januari 1926 werd aan Van Biesbróeck gevraagd om een kunstaffiche te maken voor de inhuldiging van het monmnent. Pas op 20 maart antwoordt hij aan Vergeylen, dat hij een geslaagde schets klaarheeft, maar wacht om ze aan de goedkeuring te onderwerpen totdat hij de juiste tekst, die erop moet komen, ontvangen heeft. Die tekst zou wel beperkt moeten zijn. · Een week later wordt hem de tekst toegestuurd. Het document is niet bewaard, maar uit het begeleidend schrijven vernemen we dat de affiche tweetalig moet zijn, daar ze over het ganse land verspreid zal worden. De datum en de naam van Van Beveren moeten goed in het oog springen. Gentsche Federatie enz. mag eventueel iri een .kleinere letter. Gevraagd werd ruimte te voorzien voor het programma, in de aard van de affiche die Van Biesbroeckin 1925 ontwierp op last van Jan Samyn (1869-1933) voor het 50-jarigjubelfeest van de socialistische vlasbewerkersvereniging. Op 12 juni was de affiche voltooid. Van Biesbraeek had intussen een reis naar Zuid-Algerië achter de rug. Gezien haar afmetingen zond hij ze per spoor; pas twee weken later arriveerde ze op haar bestemming. Ze stelt geschematiseerd de linker- en voorste groep van het monument voor terwijl de rest nog achter een gordijn verborgen zit. De kunstenaar, die naar zijn zeggen "er neidig aan gewerkt" had, gaf preciese richtlijnen voor de drukker. Hij wenste dat alles zo getrouw mogelijk nagebootst zou worden en vroeg meer bepaald goed de tintverschillen van de zwarten te respecteren; goud te gebruiken indien mogelijk en anders een geel dat het goud zo goed mogelijk benaderde; geel papier te gebruiken zoals voor de tekening en indien dit niet kon de wimpels licht roze te tinten om uit te komen op wit papier. Vergeylen stelde Van Biesbraeek gerust : "Het affiche is in handen gegeven van den steendrukker Collier, die over een flinke graveur beschikt en deze heeft mij beloofd het zoo getrouw mogelyk te imiteeren" (28. 06.26). De affiche kon in haar volle grootte gedrukt worden zonder aaneenzettingen. Tweemaal werd prijs gevraagd aan de Etablissements Lithographiques Rob. Colier, Onderstraat, 3-7, te Gent. Op 10 juni voor een driekleurige steendruk, formaat 68 x 83 cm; op 28 juni voor een grotere litho, formaat 110 x 160 cm, plus gouddruk. De eerste offerte bedroeg- het di110


~dUI VAN 'BE.vt:RfN

~

Foto 10. Affiche ontworpen door Van Biesbraeek (Foto Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging, Gent) . Ze werd op posterformaat heruitgegeven door AMSAB.

chĂŠ niet inbegrepen - 7 50 fr. voor 500 exemplaren, 900 fr. voor 7 50 . stuks en 1.000 fr.voor evenveel stuks. De tweede offerte bedroeg 3.250 fr. voor 500 exemplaren. Van Biesbraeek vroeg voor het werk 1.500 fr., die aan zijn zaakgelastigde VermĂŞeren overhandigd moesten worden. De negatieve appreciatie van een verbitterde Van Biesbraeek na de inhuldiging geven we hier, wat de affiche betreft, volledig weer (brief aan Vergeylen 17.08.26) : "de affiche die iJ. gemaakt heb word archi slecht gereproduiseerd door nen sul van gentsche knoeier die niet op de hoogte is. die slechte gereproduiseerde teekening en niet de echte die ik gemaakt heb word gepho-

111


tographeerd en gereproduiseerd in t'dagblad Vooruit ... Waarom ?! ! ! K 'zegde hier boven dat het vertolken van mijne teekening als kunstaffiche schandaalig is - van nen onkundige gentsche knoeier en wanneer iJ5 zoo iets bevestig wil ik er de reedenen voor opgeven. Iedereen zal t'prachtig gevonden hebben- er was immers rood op veel rood - te veel rood en ook veel, te veel goud aan Men had beloofd nauwkeurig de teekening naa te volgen ! ! denkt u niet: had ik den boord van t'affiche rood gewild, dat ik nog genoeg verf had om dit te doen ? En dien gouden fond in t'steenen opschrift an onder aan de basis - dat had ik ook al kunnen invullen had ik het goed gevonden- En het aan de ringen opgehoudene doek, waarom werd dit met wit opgelicht ? stond dat op de teekening ?? En dit leeuwtje van t'gentsche wapenschild die men gekastreert heeft (om zeeker de papen niet te

!5

wu f.e

'EIIT

&!~ WEit\l.tltiUAfJJ¡Mfltim' 4UT PAil1'f OUV~JD 1\IUI-'I'ftOJt AID~

Foto 11. Affiche ontworpen door Alfons Foucaert (Foto Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging, Gent).

112


kwetsen} die was niet goed ge teekend door Van Biesbroeck, den steendrukker heeft dat, en nog andere dingen en beetje verbeterd zoo vond hij noodig van nagels aan te duiden in de teenen van de liggende werkman op t'voorplan - allé mercie ! Van Biesbraeek word oud, hij kan bekan niets meer, zelfs niet tee kenen, k'zal e kik da ne keer betermaken, laat mij doen ge zult er kontent van zijn menheere. Enfin t'en is aan allen niet gegeven ....... . t'volk, de 90% zal t'goedgevonden hebben, t'komtimmers uit Van Biesbroecks klauwen, maar tot mijne schande blyven er 1 0 % over die zeggen, en met recht op dit wijzende- Van Biesbraeek verslapt ginder in dat te zalig klimaat van de Riviera !" 2) Affiche van Alfons Foucaert Daar er drie maanden verliepen tussen het zenden van de tekst van de affiche naar Van Biesbraeek en het ontvangen van de affiche, vreesde men met lege handen komen te staan en liet men een litho-affiche drukken van de hand van Alfons F oucaert, machienezetter in Vooruit. Van Biesbraeek vond deze "voorlopige affiche" goed, proper en van smaak getuigend, inaar achteraf bekloeg hij er zich over dat ze niet vermeldde wie de maker van het monument was. VI. DE INHULDIGING Op 15 januari 1926 werd aan Van Biesbraeek meegedeeld dat de inhuldiging van het monument op zondag 25 juli zou doorgaan, sluitingsdag van de Gentse kermis. Langer wachten tot eind augustus of begin september was uitgesloten omwille van de gemeenteraadsverkiezing. De inhuldiging zou hen dan kwalijk genomen worden als propagandastunt. (Het Hl. Hartmonument werd onthuld op 03.10.26). Men was zinnens aan het feest een nationaal karakter te geven. De kunstenaar werd.uitgenodigd om op de plechtigheid aanwezig te zijn. Uitnodiging die herhaald werd op 28 juni en tevens vroeg men hem aanwezig te zijn op het banket dat men een dag voordien voor V ader Anseeles 70ste vetjaardag zou inrichten. . Nauwelijks drie dagen na deze tweede uitnodiging antwoordde Van Biesbraeek HiJliet de brief door zijn echtgenote schrijven. "'k heb er mij-

nen secretaris op gezet om daa boterameke te schrijven binst daa'k ik werke '', voegde hij er eigenhandig aan toe. . Hij dankte het bestuur voor de·. uitnodiging. Maar de reis is ver en duur : heen en terug 600 fr., nadien veranderd in 700. Hij verbond duidelijke voorwaarden aan zijn komst. Het borstbeeld van Anseele, dat hij pas beëindigd had en waarover hij

113


schreef: " 'K heb aan die buste lang gewerkt en 'k durf zeggen dat het een succes is, ten is niet Anseele van de laatste tijden, 't is als eene quintessence van geheel zijne energieke mannelijke loopbaan, k'ben zeker dat het een ander document is voor de partij geluk de buste van Van Beveren is", zou hij willen in brons gieten om ze de partij aan Anseele te laten geven bij diens 70ste verjaardag. De kostprijs ? "'k Kan aan de partij die altijd aan 't klagen is de volle prijs voor dit werk niet vragen. Gij(= Vergeylen) als secretaris lanceert eene vraag van: inschrijving aan de verschillige vaakvereenigingen en rond in 't land aan de roode centers of zij eene copie willen van die buste in gepatieneert plaaster aan Jr. x of in brons aan Jr. xx. Een beetje propagaande en de buste tentoongesteld wanneer de vreemde gezellen komen den 25sten voor de inhuldiging van het monument en het gaat van zelfs, vooral in 't waalland". Hij was bereid over te komen, wanneer men op dit voorstel zou ingaan. Het Comité Van Beveren verklaarde zich bereid de verplaatsingskosten voor zijn rekening te nemen (10.07.26). Maar voor de rest was het antwoord negatief. In 1924 ter gelegenheid van de Bicos-tentoonstelling had men een bas-reliëf van Anseele laten maken door Paul Wissaert ( 1885-1972). Het werk van deze Brusselaar werd op grote schaal verspreid over de Volkshuizen. Amper twee jaar later de buste trachten te verspreiden zou weinig kans op·succes hebben. in 1924 werd Anseele eveneens gehuldigd voor de vijftigste verjaring van zijn intrede in de partij. Hij ontving toen een bronzen buste, uitgevoerd door de zoon van August De Winne, hoofdredacteur van "Le Peuple", schrijver van "Door arm Vlaanderen". Wellicht betreft het Robert De Winne, geboren te Mechelen in 1893, leerling van de Academie van Mechelen en van de Hogere Rijksschool voor Architectuur en Visuele Kunst in Ter Kameren, beeldhouwer van monumentale kunst (?).Vader De Winne had de partij daartoe verzocht. Aan Anseele nu opnieuw een bronzen buste geven zou in herhaling vallen zijn. Vermits op zijn wensen niet werd ingegaan, ontbrak Van Biesbraeek op de inhuldigingsplechtigheid. En hij was duidelijk op zijn tenen getrapt. Hij antwoordde niet op de brief, en het was al volop augustus als Ver:.. mêeren aan Vergeylen meedeelde dat de reden van Van Biesbroecks afwezigheid het ongesteld zijn was van: zijn familie. Intussen vond de plechtigheid plaats. Op 10 mei 1926 hadJ ohan Lefevre, een vertegenwoordiger, wonende Pekelharingstraat, 29, te Gent, aan volksvertegenwoordiger Dees Cnudde voorgesteld een lichtstoet in te richten voor de inhuldiging van het monument. Het thema zou de strijd te Gent voor vrijheid en democratie

114


zijn. De stoet zou twee delen omvatten. De strijd in het verleden zou in het eerste deel aan bod komen : een schets van Borluut, J acob van Artevelde, Phûips van Artevelde, Hyoens, Hembyze en de la Kethulle, Sneyssens en de Pacificatie, e.a. In het tweede deel zou het heden afgebeeld worden met de voorkampers van het socialisme (De Ridder, Moyson,e;a.); de strijders van heden : secretariaten, coöperatie, mutualiteit, politiek bureau; de slachtoffers van de strijd; de strijd tegen de kapitalistische nijverheid, handel en fmanciën door stichting van eigen inrichtingen; Anseele; en als apotheose Van Beveren. Dit idee werd niet gevolgd. Naarmate de dag van de inhuldiging naderde, maakte Vooruit zijn lezers warm voor de plechtigheid : herinneringen aan Edmond Van Beveren door staatsminister Bertrand; afdrukken van de programma's van de inhuldiging, eerst summier, daarna uitgebreid, afbeeldingen van de affiche en van delen van het monument. · Op 25 juli, dag na de viering van Vader Anseele's 70ste verjaardag, en toevallig ook dag na de blijde intrede van prins Leopold te Gent, greep de inhuldiging plaats. Om 10 uurvertrok een stoet op de Vrijdagmarkt. Langs Langemunt, Groentenmarkt, Korenmarkt, Veldstraat, Zonnestraat, Kouter, Kortedagsteeg en Walpoortstraat trok hij naar de Sint-Pietersnieuwstraat. Daar werd even halt gehouden om het vijftigjarig bestaan te herdenken van de socialistische schilders bond, waarvan Edmond Van Beveren één der medeoprichters was. Camille Lootens, een der medestichters werd er gevierd. Over het Sint-Pietersplein en door de Overpoortstraat ging het dan naar het park. De stoet omvatte ies grote delen, waarop we niet verder wensen in te gaan. Maar tien harmonieën stapten mee op, twee accordeonistengroepen, een trompettersdub en een fanfare. Er waren vertegenwoordigers uit alle Oostvlaamse arrondissementen en uit het merendeel der Westvlaamse. De provincies Antwerpen, Limburg en Brabant hadden vertegenwoordigers en ook het Walenland. Deelnemende groepen hadden van Anseele, die minister van IJzerenwegen was, 50 % korting op de verplaatsing gekregen. Zoals in vroeger jaren werden er ook praalwagens ingelast. Hun aantal was weliswaar beperkttot twee: een der.vakbonden en een der coöperatie. Hoe deze laatste opgevat was vernemen we uit een voorbereidend schrijven ( 09.07. 26) aan het Bestuur van de V elkskinderengroep "Verbroedering" van de Brugse Poort : " ... twaalflieve meisjes... tusschen de 12 à 14 jaar in het wit gekleed, met een rooden band van 10 cm in fripé-papier over den rechter schouder... Op het hoofd... niets... tenzy een wit lint, ... zooveel mogelyk... op dezelfde wyze.

115


Foto 12. Uitnodigingskaart voor de inauguratie toebehoord hebbend aan Oscar Roelandts (Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging, Gent) .

... twee flinke jonge vrouwen... van omtrent 20 jaren ... De eene jonge vrouw op een troon; haar kleed is een witte grieksche toga; de haren zullen op de schouder loshangen... De andere jonge vrouw zal vooraan op den wagen rechtstaan; zij verbeeld Marianne ... " De liberale "Gazette van Gent en der beide Vlaanderen" had het over een "talrijke stoet", maar het katholieke "Het Volk", dat in haar dinsdageditie van 27 juli op de derde bladzijde toch 17 regels aan het gebeuren weidde, merkte schamper op : "De deelname der Gentenaars aan den stoet was eerder gering. Niettegenstaande nogal vele groepen uit de Vlaanderen gekomen waren, duurde de optocht in 't geheel25 tot 30 minuten dit in vergelijking met stoeten van ĂŠĂŠn tot twee uren vroeger, toen de socialisten op het kapitalisme volop konden tempeesten." Heel wat dignitarissen en mandatarissen waren aanwezig. Onder hen Louis Bertrand, Minister van Staat en Baron Braun, oud-burgemeester en oud-volksvertegenwoordiger van Gent. Ook leden van de familie Van Beveren waren aanwezig. We konden niet preciseren wie: de weduwe, de zonenErnest en Emiel, of andere. Feit is dat pas eind januari 1925 voor het eerst contact opgenomen werd met CamillaDe Witte, weduwe Van Beveren (1856-1935). Zij diende de toe116


lating te verlenen om een standbeeld op te richten voor haar echtgenoot op een openbare plaats. Anseele, medestrijder van Van Beveren en tevens zijn testamentuitvoerder, kon de tijd niet vinden om persoonlijk contact op te nemen met de weduwe uit de Mirystraat. Wel maande hij dringend aan met een delegatie de toelating te gaan vragen en een ondertekende, schriftelijke verklaring mee te brengen. Op 13 juli 1926 werd ze per brief uitgenodigd om aanwezig te zijn op de inhuldiging, nadat ze veertien dagen voordien twee foto's toegestuurd had gekregen : een met het profiel van de kop van het monument en een van de kunstaffiche. Om 11 uur had de onthulling van het monument plaats. De eerste toespraak werd gehouden door Anseele. Hij sprak emotioneel, namens de socialistische partij en maakte o.a. een vergelijking met andere monumenten. "Het beeld van Artevelde sloot de geschiedenis van Gent in zijn helfhaftigen strijd der Middeleeuwen; het beeld van Lieven Eauwens wekt Gent uit zijn slaap en voert het als groote nijverheidsstad op in de moderne wereld. Het beeld van Van Beveren opent voor Gent een nieuw tijdvak, het tijdperk van den "Vooruit" van Gent, dat van den zegevierenden arbeid, en het verovert voor het socialistisch Gent eene eereplaats in de internationale werkersfamilie van den socialistischen verlossingskamp van den arbeid. Heil zij hem ! " Toen werd het doek van voor het monument verwijderd. NaAnseele sprak Victor Serwy, afgevaardigde van het CoöperatiefVerbond van België. Gust Balthasar, schepen van de Stad Gent, nam eerst namens het stadsbestuur het gedenkteken in ontvangst, en. sprak dan als afgevaardigde van de Algemene Raad van de Belgische Arbeiderspartij. Tenslotte voerde G. Laroche, afgevaardigde van de Syndicale Commissie van België het woord. Voor het eerst werden te Gent luidsprekers gebruikt. Ze werden geleverd door Bell Telephone Manufacturing Company uit Antwerpen. Voor het halfdozijn vroeg de firma een- huurprijs van 3.000 fr., maar stelde zich tevreden met 1.500 fr., daar Vooruit zelfhet vervoer en de opstelling deed. De cantate "Vooruit's Roem" van JefVan der Meulen (1869-1931), op tekst van Aimé Bogaerts (1859-1915), werd onder leidingvan de toon:.. dichter en van AdolfHoefman door 600 zangers uitgevoerd. Deze cantate werd voor het eerst ten gehore gebracht bij de inhuldiging van "Ons Huis" op de Vrijdagmarkt in 1902. Er waren toen duizend muzikanten en zangers, bijgestaan door twaalf bazuinblazers. De voorbereiding van deze tweede uitvoering verliep niet rimpelloos. De wekelijkse repetities werden niet zoals het hoorde bijgewoond. Bijna

117


niemand van het bediendenpersoneel van de coöperatieve instellingen, vakbonden en Bond Moyson nam deel Begin juni 1926 waren er hoogstens driehonderd zangers, vrouwen, mannen en kinderen, ingeschreven, terwijl er minstens zeshonderd nodig waren voor een openluchtuitvoering. Een bijzondere oproep was nodig om niet in schande te vallen en de cantate te moeten afvoeren bij gebrek aan de nodige zangers. Begin mei 1926 werd een gelegenheidscantate voor de inhuldiging ingestuurd door F. Rogge, een gepensioneerd onderwijzer. Oscar Roelandts vond ze niet van verbluffende vlucht, maar drukte ze niettemin af in het Zondagsblad. Niet op muziek gezet, werd ze evenmin uitgevoerd. Na de uitvoering van "Vooruit's Roem" werden tal van bloemenkransen aan 't monument neergelegd. De Jonge Wachten verkochten ten voordele van hun propagandafonds de foto met Van Beverens kop in profiel Van Biesbraeek stoorde zich hieraan achteraf, omdat men zo vrijpostig was geweest hem geen toelating te vragen en dat op de postkaarten de vermelding van de beeldhouwer ontbrak. 's Namiddags tenslotte werd om 15 uur in de "Koninklijken Fransehen Schouwburg" een zangtornooi ingericht door het socialistisch mannenkoor de "Marxkring". Van Biesbraeek die afwezig bleef toonde zich teleurgesteld over de weinige aandacht die hij in het geheel der plechtigheid kreeg. Een huldewoordje van Anseele die het had over "hulde zij den grooten kunstenaar ]u les Van Biesbroeck. Hij die Van Beveren goed heeft gekend en diep heeft begrepen, hij heeft hem op dit voetstuk doen herleven. Zijn kop is een meesterwerk ... " En Balthasar die het over het monument had "door een onzer grootste, zoniet den grootste, kunstenaar onzer stad, ]ules Van Biesbraeek zoon, ... uitgevoerd." Vooruit vermeldde hem als laatste, in één adem met de "koperslager" Vindevagel en dankte hen voor het geleverde prachtwerk. " ... de uitknipsels van gazetten geven t'verslag van de feestelijkheden de verschillende discours - maar daar is zeer weinig spraak over de kunstenaar- niet dat dit me ergert ge weet het genoeg maar k'stel vast alleenlijk dat by voorbeeld de Peuple niet eens mentie maakt wie t'monument vervaardigd heeft-" schrijft hij naar Vergeylen (17.08.26 ). En verder : " ... dat zeer weinig gedaan is geworden om ter dezer gelegenheid me een beetje reputatie bij te winnen voor de geleverde geestes en kracht inspanning die noodig geweest is tot het ten goede brengen." VII. KOSTPRIJS EN FINANCIERING

Op 1 oktober 1923 werd een brief naar de partijgenoten gericht door de 118


Foto 13. Oproep tot storting voor het monument Van Beveren (Avanti "Een Terugblik", tweede uitgave, deel 3 , p . 226 ).

Gentse Federatie van ·de B.W.P. met vraag om toelagen of afzonderlijke giften. Ze konden gestort worden op het postchequenummer van Gust Foucaert in "Ons Huis" op de Vrijdagmarkt. Op 16 december daaropvolgend werd een groot partijfeest gehouden in het Feestlokaal ten voordele van de onderneming. Diverse socialistische kunstkringen- maar niet alle -verleenden kosteloos hun medewerking. Het was de start van een ganse propagandaweek tot 22 december~ Een week voordien (07.12.23 ) hadden de georganiseerde arbeiders en arbeidsters een circulaire ontvangen en nu had een souchenverkoop plaats. Drie soorten souchen waren in omloop : witte van 2 fr., groene van 1 fr. en rode van 1/2 fr. Gevraagd werd één uurloon af te staan. Men was niet wild enthousiast. Reeds vóór 7 december lieten de vertegenwoordigers van de metaalbewerkersbond aan de secretarissen weten dat de arbeiders het geven moe schenen te worden. Bij het bediendenpersoneel van Vooruit bracht men intekenlijsten in omloop met de vraag vijf weken achtereen in te tekenen voor telkens 1 fr. Op 17 januari besliste het Middencomiteit dat geen enkel feest of vertoning nog mocht voorbijgaan zonder bij de ingang van de feestzaal een schaal voor bijdragen te plaatsen. Aan Van Biesbraeek werd gevraagd een prent- of postkaart te maken, die kon verkocht worden op de Eicos-tentoonstelling. We zagen reeds

119


dat hij daartoe niet bereid was. De partij liet toen - zonder Van Biesbroecks toestemming- postkaarten drukken van Van Beverens portret geschilderd door Van Biesbraeek met het onderschrift : "Hij was de vader der werkersbeweging in Vlaanderen en een der stichters van Vooruit". Van Biesbraeek had dit schilderij vervaardigd in Italië en het vandaaruit voor de kunsttentoonstelling in de "Salie Blanche" van het Brusselse "Maison du Peuple" gestuurd. Op deze tentoonstelling, lopend van 2 tot 15.08.1902, hingen werken geschonken door o.a. Vanderstappen, Lambeaux, Meunier, Dillens, e.a., die verkocht zouden worden als steun voor de weduwen en wezen van de slachtoffers voor het Algemeen Stemrecht, gevallen in april1902. We konden niet achterhalen door wie het doek aangeschaft werd en tegen welke prijs. Deze kaarten werden binnen en buiten de omheining van de tentoonstelling aan een halve frank 't stuk verkocht. Van Biesbraeek protesteerde er achteraf tegen (27.06.24 ). Eind 1924 werd evenals het jaar voordien in de week van 16 tot 22 december een propagandaweek gehouden voor het monument: artikels over Edmond Van Beveren in Vooruit, oproep om één uurloon af te staan door souchenaankoop, uitdelen van manifesten, toespraken en vanaf 6 december een projectie in de cinema's. Op 3 december ging Van Biesbraeek de verbintenis aan de uitvoering van het monument op zich te nemen voor een som die de 100.000 fr. niet mocht overtreffen. Een contract werd begin januari opgesteld, waarbij Van Biesbraeek een honorarium van 40.000 fr.zou ontvangen, verhoogd met 10.000 fr.voor grondstoffen, vervoer en dergelijke. Eind van de maand werd op de offerte van de firma Vindevagel ingegaan. Deze zou voor 70.000 fr.het monument gieten. Aan deze firma werd op 18 augustus 1924 20.000 fr. betaald en op 8 januari 1925 5.000 fr. Op 1 april1925 werd de Fonderie de Bronzeet Cuivre d'Art V. Ch. Vindevogel omgevormd tot de S.A.Fonderies d'Art VindevageL Deze nieuwbakken naamloze vennootschap vroeg op 31.07.1925 een prijsaanpassing. Motivering : de prijzen van de grondstoffen waren sterk gestegen en uit het nazic~t van de uitgevoerde modellen bleek dat het kunstwerk heel wat ingevóikkelder was dan men- op basis van de maquette verwacht had. De prijs werd dan ook op 24.09.1925 van 70.000 fr.naar 75.009 fr. opgetrokken. Op 30 augustus drong Van Biesbraeek aan op een voorschot van 30.000 fr. "'ben literaal op t'zand ! k 'heb overal schulden ! ", schreef hij naar Vergeylen. Hoewel het vervaardigen van het monument veel meer tijd in beslag genomen had dan voorzien wou hij niet terugkomen op de 40.000 fr.voor het gepresteerde werk. Wel wenste hij een verhoging van de onkostenver120


Hij was en een

Je

'!1ader der werkersbeweging in Vlaanderen der stichters l1an ÂŤ Vooruit Âť.

Foto 14. Postkaart verkocht ten voordele van het monument : Edmond Van Beveren geschilderd door Jules Van Biesbraeek (Foto Archie f en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging, Gent).

goeding, omwille van de verhoogde daguren en prijzen van hout, plaaster en potaarde. Daarenboven was er het verplichte hotelverblijf met de ganse familie. Hij staafde zijn vraag met volgende detaillering : - eerste deel van het monument uitgevoerd te Bordighera: - kas voor het verzenden 1.100 - verzenden 700 - modellen 500 400 - potaarde 121


-plaaster - ijzer, vodden, hout - mouleerder

400 100 600 3.800

3.800 1.029

- reis Bordighera-Gent - hotelverblijf van 22.04 tot 22.09 = 150 dagen 40 - slapen en ontbijt 25 -middageten 25 -avondeten 10 - 10% dienst 100 x 150 - uitgevoerde werken te Gent - mouleerder -hout -vodden - plaaster, potaarde, aankletser, etc. - nog uit te voeren werken te Gent - mouleerder - vodden en hout -plaaster

15.000

942 50 20 2.942 3.754

3.754

1.200 100 200 1.500

1.500

- terugreis Gent-Bordighera

1.029

Totaal voor "brute onkosten"

26.112

Ontvangen

10.000

Rest

16.112

De onkosten zouden volgens hem nog veel hoger geweest zijn had hij het werk te Bordighera afgemaakt. Zelf verscheen hij niet graag voor de Commissie, daar hij mondeling aan deze rekening niets toe te voegen had. Daarom vroeg hij Vergeylen zijn vraag te verdedigen. Het werd eind oktober 1925, na een brief van een bedlegerige Van Biesbraeek met vraag om uideg, vooraleer Vergeylen hem de weinig rooskleurige financiĂŤle toestand uiteenzette. 62.881,40 fr.

- Opbrengst van de inschrijvingslijst - Gedane uitgaven : 30.000,00 - aan Van Biesbraeek - aan de bronsgieterij 25.000,00 - drukwerk, schrijnwerkers, bouwwerk. lieden, etc. 7.624,07 62.624,07 -Rest in kas

fr. fr. fr. fr.

62.624,07 fr. 257,33 fr.


- Nog te betalen : - aan Van Biesbraeek - aan de bronsgieterij - onkosten voetstuk - onkosten inhuldigingsfeest

36.000,00 fr. 50.000,00 fr. 50.000,00 fr. 15.000,00 fr. 151.000,00 fr.

Daar men oorspronkelijk een uitgave voorzien had van 150.000 fr., nl. 70.000 fr.voor de bronsgieter, 40.000 fr.voor de beeldhouwer, 10.000 fr. aan grondstoffen en 30.000 fr.voor voetstuk en diversen, en thans aan 213.000~fr. zat, maakte dit een meeruitgave van 63.000 fr.voor al de staartjes die er bijgekomen waren. Om dit tekort van 151.000 fr. te helpen dekken, schreef de Bank van de Arbeid in voor 25.000 fr., haar beheerders tesamen voor 15.000 fr. en "Les Filatures et Tissages Réunies" voor 25.000 fr. De Maatschappij Vooruit stortte nog eens 10.000 fr., nadat ze in 1923 tweemaalS.OOO fr. had gegeven. Bij de vakverenigingen kon moeilijk nog wat losgemaakt worden. Zij betaalden al tweemaal 0,25 fr.per lid; zes weken lang betaalden ze bij de staking van de metaalbewerkers 0,50 fr. per lid; en met de provinciale verkiezingen waren ze zo bereidwillig geweest nog eens 0,50 fr. per lid aan de Partij te betalen. Bond Moyson leverde 2.000 fr. en kon moeilijk beter, gezien de financiële lasten verbonden aan de oprichting van de nieuwe kliniek. Aankloppen bij verenigingen huiten Gent bracht geen oplossing, na het geringe succes van de inschrijvingslijst van 1924. Zo bleef uiteindelijk nog een tekort te delgen van 74.000 fr. Het Comité vroeg Van Biesbraeek ook een sacrificie : 16.000 fr. meeruitgaven te verminderen met 6. 000 fr. De kunstenaar deed deze "goede geste" en werd uiteindelijk betaald op 24 november 1925. Bij het opmaken van de balans op 14 december 1925 bedroeg het tekort nog 68.933,4 7 fr. Hoe dit uiteindelijk werd aangezuiverd, hebben we niet kunnen achterhalen. Na afwerking van Edmond Van Beveren en Marianne, werd op 27 november 1925 aan Vindevagel een tweede schijf van 20.000 fr. betaald. Een derde van 15.000 fr. op 15 januari 1926, een vierde van 5.000 fr. op 26 maart en een evengrote vijfde op 26 mei. Vindevagel had voor deze laatste (28.05.26) 10.000 fr. gevraagd, maar men hield de laatste 5.000 fr. als waarborg in. Ze werd na de patine en de plaatsing op 23 augustus vereffend. Drie dagen later schreef de directeur-gerant van Vindevagel naar Vergeylen. Zonder in details te treden, blijkt dat er wel wat fout liep met de boekhouding van deze firma. Ze beweerden een verlies te lijden van om en bij de 36.000 fr. te wijten aan problemen bij het verbinden van de 123


verschillende stukken van het monument. Vooruit was niet verplicht tussen te komen in dit verlies, stelden ze, maar ze hoopten dat de Maatschappij het verschil zou willen betalen tussen hun prijs en de hoogste destijds ingediend door de andere concurrenten. Dit zou dan 20.000 fr. uitmaken. De partij antwoordde op 3 september en staafde met cijfers dat het verlies slechts om en bij de 26.000 fr. was, maar dat ze niet tussenbeide zou komen, gezien het om een forfaitaire prijs ging en ze zelf te veel financiële moeilijkheden had. De katholieke "Le Bien Public", die op 27 juli 1926 schreef "Le groupe, entièrement en bronze, a couté, paraît-il, environ 120.000 francs" was dus wel slecht ingelicht. Werd Gent een prachtig monument rijker, voor de betrokkenen was het financiële aspect eerder een ... strop.

BIBLIOGRAFIE - A.M.S.A.B.- Verslag Beheerraad Vooruit I -17.12.1921-06.09.1924, nl. 11.08.1923. - A.MS.A.B.- Dossier Edmond Van Beverenmonument :correspondentie, facturen, foto's, etc. - Avanti "Een Terugblik. Bijdrage tot de geschiedenis der Gentse arbeidersbeweging", tweede druk, Gent, 1930, 3 delen; deel 3, pp. 226-232. Chabot G. "Gentse standbeelden : Edward Anseele- Edmond van Beveren" in "Toerisme in Oost-Vlaanderen"; mei-juni 1965; 14e jg. nr. 3, pp. 66 & 69. Despretz A. "Julius Pieter Emmanuel Van Biesbroeck (1873-1965)" in "AMSABtijdingen" I, 1983, nr. 3-4, pp. 70-73. Haerens K. "Standbeelden van Gent", Gent, 1977; pp. 25-26. - Janssens S. "In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad", Gent, 1980; pp. 52-54. Kranten en weekbladen: "Le Bien Public" 27.07.26. "La Flandre Libérale" 26-27.07.26. "Gazette van Gent en der beide Vlaanderen" 26-27.07.26. "Het Laatste Nieuws" 26.07.26. - "Le Peuple" 26.07 .26. "Het Volk" 27.07.26. - "Vooruit" 02.08.02; 29.08.23; 14.09.23; 03.03.26; 21-27.07.26. - "Zondagsblad Vooruit" 25.07.26; 12e jg., nr. 13. Roelandts 0. "Le monument Van Beveren à Gand" in "Savoir et Beauté" sept. 1926, pp. 269-271. S.A.G. : Bergmans P. & De Breyne J. "Commission desmonumentset des sites de la villede Gand 1923-1926", pp. 23, 71, 72, 74, 77, 78. "Le 43 Salon Triennal à Gand" in "Gand Artistique", 4e jg., 1925, nr. 6, pp. 117136. "Stad Gent- Gemeenteblad 1924- Eerste halfjaar" Gent 1924, zitting 21.01. 1924, nr. 12.

124


- "Stad Gent- Gemeenteblad 1926- Eerste halfjaar" Gent 1926, zitting 14.06. 1926, nr. 60. - Vercammen R. "Documenten van en over Edmond van Beveren23 aug. 18523 dec. 1897" in "Gerrninal-Reeks", 14e jg., nr. 8-9, dec. 1947jan. 1948.

Wij houden er aan onze dank te betuigen aan de heer André Verbeke die bereidwillig documentatie afstond en aan de heer André Walgraef, die een gedeelte van het fotografisch materiaal voor zijn rekening nam. André DESPRET Z

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE Nr. 165 Op 10 maart 1900 stelde Victor Vander Haeghen, in de Franse taal, de volgende fiche op in de rubriek "Handschriften- Stadsarchief (Reeks 93, nr. 3) - XIVe-XVe eeuw" : HET ROODBOEK VAN GENT Dit kostbaar register, het oudste van de grote charterboeken van de stad Gent, bevat 265 bladen in perkament (het blad meet 0,33 x 0,27). Het werd begonnen in het begin van de XV e eeuw - misschien zelfs op het einde van de XIVe eeuw - en bestaat uit verscheidene delen van-verschillend schrift en uiterlijk. Men heeft er 238 oorkonden en documenten van de Xlle eeuw tot 1539 in genoteerd. Het vignet hierboven (zie foto) toont ons het boek geopend op de plaats waar de Grote Keure van de Gentenaars, verleend door de Graaf Gwijde de 8e april_1296, ingeschreven staat; een miniatuur, een Graaf van Vlaanderen te paard voorstellend, getekend in een grote N; aan het hoofd van het blad de wapens van Vlaanderen en Bourgondië en, op de zijkanten, de blazoenen van Gent, Brugge, Ieper; enkele arabesken. De kopie van de Vrede van Gavere, 30 juli 1453, en de volgende stukken van hetzelfde tijdperk zijn versierd met gehistoriseerde letters waarin men namelijk het wapen van Filips de Goede ziet, gehouden door een engel, en de Maagd met de leeuw van Gent. Op folio 153, dat ontbreekt, stond het fameus calfvel (1) ingeschreven waarvan de Gentenaars het origineel alsook de kopie opgetekend in den Rooden boek, in 1539 verscheurden (2). 125


(

Het Rood boek van Gent. Foto Stadsarchief.

Dit register werd beschouwd als over authentiek (3 ) (In het Nederlands in de tekst). In 1485 eindigt het aan bladzijde 113. Opnieuw ingebonden in 1507 door de Hierony mieten, werden er in 1533-34 (4 ) 12 perkamenten schriften aan toegevoegd. Na de bloedige onlusten van 1539 werden de privilegiën van de Stad, samen met den Rooden boek en den Swarten boek waarin de genoemde privilegiën overgeschreven waren (Zie de Fiche N° 166 ), door Keizer Karel verbeurd verklaard bij zijn vonnis van 30 april1540. De Gentenaars deden het register terug opnemen in hun archief in 1578. Daarna, opnieuw ingebonden zijnde in gele perkament, kreeg het boek de naam van Cheluwen boek. Sinds de klassering der registers die uitgevoerd werd in de XVIIe eeuw, wordt het ook het Register C genoemd. Cf. Gachard, Re lation des troubles de Cand sous Charles Quint. - Id. Notice sur les arch. de Cand. - Du Bois et De Handt, Coutume de Cand. V. Vander Haeghen, Inventaire des archives de Cand. (1) Het calfvel was een keu re op perkament, gedateerd Gent, 11 aprillSlS, waarbij Karel , dan Prins van Spanje , verklaarde dat de privilegiën van Gent slechts be-

126


stonden met de beperkingen begrepen in de Vrede van Cadsant. Dit laatste stuk was de akte van vergeving aan de Gentenaars verleend te Sluis op 29 juli 1492, door de Hertog Albert van Saksen, in naam van Maximillaan en de Aartshertog Filips. (2) Cf. de nota van het Oudwettenboek, fol. 222, 3 sept. 1539. (3) Zie bvb. reg. PP., fol. 144 (4) Zie de Stadsrekeningen.

ONZE GENTSE KEUKENRUBRIEK (Vervolg) Ter intentie van onze nieuwe leden vermelden wij dat deze rubriek destijds geschreven werd door de gekende folklorist wijlen Richard V ankenhave en dat ze verscheen in het interessant, maar helaas verdwenen, tijdschrift "Palmarès". De herpublicatie van deze rubriek gebeurt met de vriendelijke toestemming van Mevrouw Penen die dit blad destijds uitgaf De geestige tekeningetjes zijn van de hand van François Zenner, alias PAF.

Nieuwjaarsmaand is een lastige maand; bezoeken, gesloten deuren, gepieker over geschenkjes die niet te duur zijn en toch zullen bevallen (zonder te spreken van de dubbelgangers). Voor het bezoek bij Grootje vallen alle problemen weg; 't mens is altijd thuis; men is altijd welkom en boterof katrienspekken evenals gentse peperkoek zijn altijd in dank aanvaard. 't Was dus met een paar goedgevulde zakken vol van hogergenoemde giften en gaven dat ik mijn nieuwjaarsbezoek ging volbrengen. 'k Had kans, want Grootje was niet alleen goedgemutst (au propre et au figuré), na een flink middagdutje, maar ook tante Mele was en "gand paré" want (oude?) Keukenpiet was op bezoek. En kijk, Grootje kwam op haar praatstoel. Zij had die nacht gedroomd : 't was naaistersmisdag, en aan het hoofd van "haar meisjes"- (Grootje had een soort atelier van "haute couture" gehad; laat ons niet overdrijven en zeggen "semi-haute-couture") -en ze was dus met haar meisjes, flinke jonge figuurtjes met witte bloesjes in de broderie, wijde rokken in "plissé accordéon '' en schone witte canotiersstrooihoeden à la Maurice Chevalier op de haren met dikke chignon, naar Boer Janssens te Heusden gereden per open braeek ( 1) met de bedoeling er op een ezel te rij-

127


den en dan paling in 't groen te eten en rijstpap met zilveren lepels, gelijk in den hemel ( 2) ! En nu liet die droom haar niet meer los. Ze moest naar Boer J anssens of, zo ver niet, hier in Gent naar de Vledermuis (3), nog voor eenmaal van dat alles genieten. Toen nu Keukenpiet en ikzelf in een lach schoten en zeiden dat beide lokalen nu wel voor goed onbereikbaar waren, dreigde een donderwolk; niet lang, want Keukenpiet beloofde dat hij nog heel wat recepten voor het bereiden van paling kende en binnenkort een na ander voor haar zou komen gereedmaken. En daar was hij al aan 't opsommen: "wij zetten U tussen twee paravents zodat gij meent in een gloriĂŤtje te zitten en nemen vooral goede lekkere glanzende rivierpaling, want die uit de vijvers en poelen smaken dikwijls naar modder, en nu hebt gij maar te kiezen : GESTOOFDE PALING

Men neemt middelmatige of kleine palingen die men, na ze gevild en gekuist te hebben afdroogt en in stukjes snijdt. Men legt nu in een kĂ strol wat ajuin, tijm, laurierblad, een goede klont boter; hierop komen nu de stukjes paling (en als hij dun is kan men hem ook geheel laten), en kan dat alles samen, aangevuld met wat vleesnat of de helft vleesnat en water gedurende een twintigtal minuten op het vuur of in de oven te stoven worden gesteld. Men dient op met een blonde saus al of niet aangelengd met de saus van het stoofsel, met toevoeging v:m witte wijn, of een dooier van een ei of aangevuld met kampernoelies. Men kan ook de gestoofde paling op een schotelleggen en opdienen met een afzonderlijke T artarensaus. TARTARENSAUS

De dooier van een hard gekookt ei moezelen in een potje en goed mengen met een rauwe eierdooier, zout, peper, en azijn totdat men een glad deegje bekomt. Dan aanlengen met olie, net als voor een mayonnaisesaus. De bekomen saus nu aanvullen met een ajuin die eerst gestoofd werd in witte wijn en door een fijn teemsje geduwd wordt. Men kan er desnoods nog een kwart liter gesmolten vleesgelei bijvoegen. GEROOSTERDE PALING

Men neemt palingen van een middelbare grootte (sommige kiezen hiervoor liefst grote, dikke palingen). Men stroopt en kuist of ruimt ze, en laat ze verder geheel. Men steekt het puntje van de staart in de muil, droogt de paling goed af en laat ze dan op een goed vuur op een rooster goed bruin roosteren. Middelerwijl heeft men in een afzonderlijk potje de volgende saus gereedgemaakt : een weinig aardappelbloem goed

128


slaande, koken in een weinig water. Laten afkoelen en een snuifje peper, gehakte sjalotten, wijnazijn en zout aan toevoegen, doch opletten dat de saus niet te dik wordt. De paling vers van de rooster op een verwarmde schotel gelegd en versierd met een paar schilletjes citroen en takjes peterselie, wordt met deze saus opgediend. PALING IN 'T GROEN Het voornaamste element voor het vervaardigen van het ideale "groen" is het bekomen van het ware palinggroen, een kruid dat echter minder en minder voorhanden is. In laatst geval neemt men salade, warmoes, peterselie, vooral zurkel, sjalotten, enkele laurierbladen, spoelt alles verscheidene malen en laat alles samen gaar komen in den doom, zonder water. Alles samen wordt nu door een teems gestoken en gemengd. Men smelt nu boter, voegt er de in kleine stukken gesneden paling aan toe evenals het doorgestoken groensel, en laat alles gaar worden na bijvoeging van peper en zout. Misschien kan ook wel een weinig aardappelbloem worden toegevoegd en bij het opdienen een schilletje citroen worden bovenop gelegd, vooral wanneer het koud wordt opgebracht. Paling in 't groen wordt echter ook erg gegeerd als warm gerecht, soms als voorgerecht. Het wordt meestal met dunne geboterde witte sneetjes geserveerd. Oude Keukenpiet heeft 't ook nog over paling in 't blauw, ragout va:n paling, paling op zijn Engels, alles in het Gentse minderbekende bereidingen, maar hij belooft vooral aan Grootje het klaarmaken van zijn eigen vondst en speciaal recept : ¡ GEVULDE (OF GEFARCIERDE) PALING Daarvoor moet men een zeer grote en dikke paling bekomen die men in zijn volle lengte opensnijdt, ruimt en kuist en met een vliemscherp mesje van de graat ontdoet. Men bereidt eerst het vulsel : van een gezoden karpel of een snoek neemt men de "filetjes" die men samen met 250 grammen gepelde garnaal, een wit van een vers ei en twee lepels bloem door een teems werkt. Het doorsteekse! wordt nu in een grote kom bewerkt met peper en zout, muskaatnoot, een glas Madeirawijn en twee eierdooiers; ook een vijftal augurkjes worden er ingehakt. Dat mengsel wordt nu in de opengesneden paling als vulsel aangebracht en de vis wordt weer toegenaaid. Het geheel wordt in een zuiver doek gewikkeld en met koordjes gesloten; en zo laat men het een kwartierke

129


koken in een liter witte wijn waarin peper, zout, een laurierblad, ook themus en stragon gevoegd werden. In dit bouillon laat men de gekookte vis koud worden. Proper en voorzichtjes losgemaakt wordt de gevulde paling nu, in stukjes gesneden opgediend op een schotel, omringd door opgevulde eitjes, schillen konkommersen gehakte vleesgelei. Er komt natuurlijk mayonnaise of Tartarensaus bij te pas. En 't zal van lik mijn lipke zijn, zo besloot Oude Keukenpiet zijn betoog bij Grootje, die eerst wat argwanig opkeek en toen voldaan lachte. Maar Tante Mele hield vast aan het ander beloofde : de rijstpap met zilveren lepels. En daar was Keukenpiet reeds bereid, spottend met zijn Meleke die nog geen rijstpap kon maken, en dicteerde : RIJSTPAP

200 grammen rijst meermaals spoelen en laten uitdruipen. Men plaatst die nu in een kastrol met 75 gram boter, en = roert of slaat goed totdat de rijst volledig in de boter gemengd is. Men plaatst de kastrol op een zacht vuurtje, voegt er nu steeds maar roerende een liter melk bij en een stokje vanille aan toe, en laat volledig in de kook komen. Men plaatst dan de kokende brij opzij van het vuur en laat stillekens voortbronselen, van tijd tot tijd eens roerend om het aanbakken van de rijst aan de bodem te voorkomen. Na een 20 Ă 30 minuten voegt men een 80 grammen gekristaliseerde suiker bij en laat alles nog een 10 Ă 15 minuten in de kook. Men slaat nu het wit van twee of drie eieren, mengt er met de fouet de dooiers bij . In dit mengsellaat men nu, zachtjes gietend, de rijst glijden : de pap, afgekoeld, is klaar om op fijne bordjes of glazen schaaltjes te worden opgediend met in een sierlijke ouderwetse suikerpot een massa prima kwaliteit bruine suiker. De zilveren lepels zijn ad libitum (4 ). Er is ook nog : RIJSTTAART

Men maakt rijstpap maar met slechts 100 grammen rijst. Men botert een puddingvorm, strooit binnenin gekristalliseerde suiker en giet er de rijstpap in. Men laat de vorm "au bain-Marie" een twintigtal minuten koken 130


en glijdt hem dan in een zacht verwarmde oven, om nog een twintigtal minuten voort gaar te komen en te bruinen. Laten afkoelen en uit de vorm halen. ¡ Tante Mele vroeg al : en de rijstpudding ? Maar Oude Keukenpiet vloog recht: hij had die avond nog een klein soupertje te verzorgen. Ook ik moest weg, maar niet zonder mij zelf uit te nodigen voor de dag dat men "gevulde paling" zou eten. 1) een ouderwets open rijtuig waar op elk van de overeenstaande banken drie jonge meisjes konden naast elkaar plaats nemen, en op een bank als een soort verhoog langs achter aangebracht, nog drie. 2) 't Oude mens verwart natuurlijk tussen Boer J anssens te Gentbrugge waar men op de ezels ging rijden en een gelegenheid te Heusden waar men ging paling eten, maar in een droom komt het niet zo nauw. 3) een oude "guingette" tegen de Matemiteitsbrug, tot in de laatste tijd nog herschapen in een wasserij, en nu nog maar laatst afgebroken voor hoogbouw. 4) Men kan ook een draadje safraan toevoegen voor de kleur.

R.V.K. ('t vervolgt)

OPROEP AAN ONZE LEZERS

Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 u. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de. maanden juli en augustus. Wij danken u vooraf voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.

131


EVEN MEMOREREN : ONZE COLLATIEZOLDER BESTAAT 500 JAAR Op 29 februari jl. was het immers precies 500 jaar geleden dat de Collatiezolder in het Stadhuis plechtig ingehuldigd werd met (hoe kon het anders) een banket. In 1482 besloten de Schepenen van de Keure 2 nieuwe zalen bij te bouwen aan hun bestaand "scepenhuus" : de Collegekamer (nu Gemeenteraadszaal) en de Collatiezolder (nu Arsenaalzaal). "Hé, wacht even", zal de aandachtige lezer zeggen, "hoe kan dat nu? Het is pas in 1518 dat men begonnen is met de bouw van ons Stadhuis." Ja, van het gotisch gedeelte, maar men bouwde rond de oude kern die nu ingesloten zit. Kaalslag is een begrip van onze tijd. Dus, de eerste steen werd gelegd op 4 juni1482. Bouwen, allemaal goed en wel, maar bouwen kost geld en hoe zat het met de spreekwoordelijke ijlheid van alle stadskassen ? Want DIT is een begrip van alle tijden. Wel, dat kwam redelijk goed uit, want het Magistraat had nog een eitje te pellen met Raphaël de Mercatel, de Abt van de St-Baafsabdij. Deze brave man, waarschijnlijk te veel geabsorbeerd door zijn geestelijke bezigheden, had al vele jaren radicaal vergeten de belasting op de wijn te betalen. Wanneer men met een nuchter oog het "ascetisme" bekijkt dat destijds heerste in kloosters en abdijen, zal men zich onmiddellijk realiseren dat deze "vergetelheid" een zwaar verlies betekende voor de Stedelijke portemonnaie. Raphaël de Mercatel, die een intelligent man was met veel gezond verstand, wist dat een slechte compromis nog altijd veel beter is dan een goed proces en hij gooide het op een accoordje met de Schepenen : Hij verbond er zich toe een flink deel van de bouwkosten voor zijn rekening te nemen. Iets wat destijds aan Pierre Kluyskens de bedenking ontlokte dat, moest men tegenwoordig een zelfde oplossing nastreven met al degenen die in Gent de belastingen ontduiken, Gent op 6 maanden tijd het mooiste stadhuis van Europa zou hebben. Zoals gezegd werd de Collatiezolder feestelijk ingehuldigd met een groots banket, door het Magistraat aangeboden aan Filips de Schone. Het banket werd opgeluisterd met een schouwspel ingericht door de rederijker Mathias van Roden. 132


De Collatiezolder of ArsenaalzaaL Foto Stadsarchief-Gent.

133


Of de eregast ten volle zal genoten hebben van dit feest kan misschien betwijfeld worden, want het knaapje Was toe~ 6 jaar oud. De Collatiezolder heeft heel wat zien gebeuren. De voornaamste functie, de naam verraadt het, was vergaderruimte voor de Collatie. Dat wil zeggen het vertegenwoordigend lichaam van de Gemeente, samengesteld uit afgevaardigden van de patriciërs, de :wevers en de kleine neringen. Het was een soort adviesorgaan inzake politieke en financiële aangelegenheden. Vermelden wij terloops dat de Collatiezolder nooit in het Toreke op de Vrijdagmarkt is geweest, zoals sommigen beweerd hebben. Enkele jaren later komt Maximiliaan van Oostenrijk er zijn benen onder tafel steken. Opnieuw een somptueus banket op 18 juli 1549, door een niet haatdra. gend Magistraat aangebóden aan Keizer Karel, zijn zoon Filips II en zijn 2 zusters, Eleonora en Maria, de Koningin-Douairières van Frankrijk en van Hongarije. Filips II komt er terug 10 jaar later ter gelegenheid van het 23e Kapittel van het Gulden Vlies. Na de plechtigheid in de St-Baafscathedraal wordt het banket gehouden op de Collatiezolder. Het is ook hier dat Willem van Oranje de afgevaardigden van het Centraal Gezag kwam toespreken en er een ultieme poging deed om de Calvinistische leiders tot meer gematigdheid aan te sporen. Van een historische zaal gesproken ! Stukken minder prestigieus ging het er aan toe in de 17e eeuw wànneer de zolder gebruikt werd voor onder~onsjes.voor de Schepenen en hun vrienden. De Schepenen die wel graag een spektakel zagen, inaar die daar liefst niet voor betaalden,hadd~n gedecreteerd dat geen enkel rondreizend gezelschap in het openbaar in Gent mocht optreden, vooraleer een (uiteraard kosteloze) proefvoorstelling te geven voor de baljuw, de Schepenen en hun familieleden. De Collatiezolder zag dus na Keizers en Prinsen, ook tal van akrobaten, koorddansers; ... schamateurs", kluchtspelers, apentemmers, enz. . . . Het gezegde indachtig "Die voor zichzelf zor~, zorgt voor een goede vriend", vergastten de Schepenen zichzelf gedutende de pauze op een hapje eten, een slokje drank en enkele lekkernijen zoals "allerlei konfituren, trescynen, maimeilladen, succaden ende jentilessen van suycker gewrocht." . . De bevolking, die het spelletje doorhad, sprak niet meer van de Collatiezolder maar van de "Comediantenkaemer". Het grappige is dat deze volksnaam ingang vond bij de Administratie en dat hij meermaals voorkomt in de Stadsrekeningen. 134


Dat dergelijke intieme feestjes wel eens uit de hand durven lopen zal wel niemand verwonderen. Wat er ook van zij, in 1674 werd er een einde gesteld aan deze "party's" op de Collatiezolder. Hij kreeg een nieuwe bestemming. Er werden grote eikenhouten kasten geplaatst en iedere dag kwamen de leden van de Burgerlijke Wacht er hun wapens afhalen en terug opbergen. Vandaar de nu nog gebruikte naam : Arsenaalzaal. Hugo COLLUMBIEN

DOCUMENTATIECENTRUM VOOR STREEKGESCHIEDENIS WERKING 1983

UITLENINGEN : AARD Algemeenheden Economie Gent Geschiedenis Kunst Localla Natuurwetenschappen Opvoeding-Onderwijs Regionalia - BelgiĂŤ en Buitenland - Oostvlaanderen Sint-Amandsberg Taalkunde V olkskun:de Letterkunde Totaal

47 143 64 21 100 1 1178-

TIJDSCHRIFTEN

1650

(850)

7 1

(36). (28)

VARIA - Prentkaarten-Foto's - Devotieprenten

14. 6 488 203 37 51 1 2

(1) (2) (219) (147) (11) (56) (4) (4) (18) (68) (88) (3) (45)

w_ (667)

135


--- Plans-Kaarten - Archeologische voorwerpen -Medaille - Reinaert de Vos (Beeld) - Licentiaatsverhandelingen R.U.G. Totaal

ALGEMEEN TOTAAL ADMINISTRATIE - Aan tal bezoeken - Aantal ingeschreven lezers waarvan ondeners - Aanwinsten aankopen: giften: totaal - Ruildiensten

6 7 1 1 4

27

(11) (1) (0) (-)

u_ (76)

28SS

(1633)

1971 267 91

(1160) (226) (74)

ss 177 232 106

(S4) U2Ql_

(244) (104)

COMMENTAAR OVER DE WERKING 1983 Ons centrum heeft een zeer gunstige werking achter de rug. Benevens de verhoging van het aantal ontleners ( 26 7/226) stippen wij ook de merkelijke verhogingvan het aantal uitleningen (1178/667) en van het aantal aanvragen naar tijdschriften (16S0/8SO) aan : een bewijs dat onze werking in de gunst van oud en nieuw valt en in vele middens naar waarde wordt geschat. Onder de uitleningstoppers vermelden wij : 1. werken over Gent (488/219) 2. werken over geschiedenis (203/14 7) 3. werken over Oostvlaanderen (143/68) 4. werken over volkskunde (100/4S) De nieuwe ontleners (41) behoren tot de Oost-Oudburg (8), Historische en heemkundige kring Gent ( 27) of tot beide verenigingen ( 6 ). Als opmerking: het aantal nieuwe leden van de HHK. is vooral toe te schrijven aan de verkoop van het werk van Lode Hoste (Gentse stadstrams en-bussen) en de opgewekte belangstellingvoor het fonds van het Documentatiecentrum. Het aantal bezoeken en raadplegingen in het centrum is aldus verrassend gestegen (1971/1160) en wijst ontegensprekelijk op een bestendige uitbreiding van onze werkzaamheden. De drukst bezochte maanden waren maart (3S9) en juni (2S6), de zwakst: januari (140) en februari (132). Het Documentatiecentrum mag verder rekenen op de medewerking van 136


enkele leden, die vrijwillig helpen aan de uitbouw van een geheel, dat meer en meer in de belangstelling komt te staan. Thans worden verder de affichenop fiches gebracht en een begin gemaakt aan de rangschikking en inventarisatie van doodprentjes. Aan allen, die door hun giften of persoonlijke inzet hebben bijgedragen tot de vooruitgang van het centrum, onze welgemeende dank voor hun inzicht en ijver. De bibliothecaresse, MevrouwVAN GELUWE-EGGERMONT A.

VRAAG EN ANTWOORD Vraag van de Heer H. V ermeire. Hij stuurt ons de tekst van een liedje dat gezongen werd door Hélène Maréchal en getiteld is "De Waterweeke". Deze tekst luidt als volgt : "Al die viert de waterweeke Die zoe'k de nekke wille breeke Want 't water brengt niets of miseere Die 't water hee, zie zijnepeere Maar waar dadde aleooi op doet Hewde veurjaren lange spoed Van 't water nie meer spreke Kom Gentenaars zij man Eist de tsenuiverweeke Daar hedde toch wat aan Zuip zo lange of dat er es En als er nie meer te zuipen es Tons kruipe we in onze nest" Zijn vraag is : Wat wordt er bedoeld met die "Waterweek" ? Is ooit zo iets doorgegaan onder die naam ? Vraag van de Heer Etienne Dewulf van Melle. Hij schrijft ons : "Mag ik mij even voorstellen ? Amateur ftlmer (8 mm. ). Lid van de filmschool G.E.V.A.K. waarvan Dhr. Freddy Verbeke voorzitter-lesgever is.

137


Momenteel ben ik een film over Gent aan het monteren die zal klaar komen tegen februari wanneer de VAKOV wedstrijden starten (wedstrijd tussen amateur-kineasten). Die film over Gent bezit zijn klassieke beelden (Belfort, St-Baafs, St-Niklaas, Graslei, enz.) aangevuld met beelden genomen tijdens de Gentse Feesten. Nu mijn vraag : Ik zoek Gent of bepaalde onderwerpen over of te Gent te kunnen filmen die naar buitentredend eens een ander beeld geven. Ik denk dat u als Heemkundige en Historische Kring de geschikte mensen groepeert die mij daarbij kunnen helpen. We moeten dan wel in gedachten houden dat het filmisch kan overkomen (bewegende beelden, zaken, personen), dus geen foto's of diareeksen. Het kan gaan over een persoon (bvb. Keizer Karel), een gebouw, een schilderij, beeldhouwwerk, enz. En misschien zijn er mensen bij u die reeds een tijdje dromen van een film over een of ander. Vraag van de Heer H. Collumbien. Vroeger was er opdeKoommarkt een herberg, geheten "Het Lappersfort". Zij maakte deel uit van het huizenblok dat verdween rond 1905 voor de aanleg van de St-Michielshelling. Meerdere van onze lezers zullen wel de oude postkaart gezien hebben waarop deze herberg is afgebeeld en de tekst kunnen lezen hebben die op de gevel geschilderd was : "In het Lappersfort is geen drank te kort." Kent iemand de betekenis van het woord "Lappersfort" ? Het is zeker een oude naam, want het huis op de Koornmarkt werd reeds zรณ genoemd in 1681. Er bestond vroeger ook een danszaal in de Zandstraat die het "Lappersfort" heette. De naam is waarschijnlijk niet van Gentse origine, want in de vorige eeuw waren er ook herbergen (o.m.) in Oudenaarde en Brugge die deze naam droegen.

138


OPLOSSING PUZZEL '83 Donders ! Wat heb ik daar een hevige discussie, wat zeg ik, een vreselijk dispuut gehad met de hooggeachte Heer Quiz'. Ik had nauwelijks zijn neus gezien of hij overviel mij met een ware waterval van enthousiaste uitroepen: Quiz': Wat zegt ge ervan ? Gafhij p. '83 geen denderend succes bij onze Ghendtsche Tydinghers ?·Precies geteld EENENTWINTIG moedige meiden en knapen die de heer Collumbien het product van hun kunde en geleerdheid, maar tevens van hun zwoegen en zweten zijn gaan aanbieden. Fantastische prestaties, dàt zijn ze. Ik: Kom, kom. Ware ik in uw plaats, 'k zou wat matiger vah de toren blazen, want daar hebt ge maar luttel reden toe. Voor mijn part is puzzel '83 veeleer een fameuze fiasco te noemen. Stel u voor : VIJF puzzelende dames en heren minder dan in '82. Als 'top die manier voortgaat smelt uw woordenspel weg als sneeuw voor de zon. En dan ? Weet ge wat ge moet doen ? Dat spel gewoonweg aan een haakje hangen en op uw renten gaan leven. Quiz': Gij kent mij nog niet. VOor zo'n nietigheidje leg ik er het bijltje niet bij neer. Gij zult het zien : de volgende keer wordt het met die enkele achterblijvers weer O.K. Ik geef het gnf toe, 't spel verloor inderdaad VIJF spelers maar die zullen stellig "hier-zijn-we-weer" roepen als nov. '84 aangebroken is. Trouwens, meneer de triestige Zwartkijker knoop dit stevig in het oor: al slinkt het aantal getrouwen nog zo, toch zal ik voor de standvastigen puzzeleieren blijven leggen. Ik: Zoals ge wilt. Gij zijt toch de (Gentse) koppigheid in persoon, maar ik herhaal het en zal het blijven herhalen ... ;. Wij dronken een glas, .;. , en alles bleefzoals het was. Zodat ik mij gereed maak om over de puzzel, de puzzelaars, de puzzelaarsters en dezer meesterwerken te vertellen wat erover te vertellen is. Aangezien er met mijn gesprekspartner toch niet te redeneren valt, zal ik u maar verklappen waaraan zijn "fiasco" te wiiten is : '83 was voor menig speler iets te moeilijk : "De oplossing van· het raadsel, zegt iemand, heeft me wel wat meer zoekwerk bezorgd dan betreffende dat van vorig jaar, maar het was zeker geen verloren tijd." Een andere : ''Wat zoekwerk en soms wat geluk brachten mij op het goede spoor." Niet minder dan 10 dames en heren die verleden jaar als koene strijders op de puzzelbres stonden, gaven er vandaag de brui aan. Spijtig. Ik stel· me voor dat de meesten inderdaad man- (of vrouw-) moedig gestart zijn, maar onderweg, mogelijk in het zicht van de aankomst, gestruikeld zijn over de wolvenijzers en schietgeweren geplaatst in het Korenmetershuis

139


en het Bijlokehospitaal. Ten ware ze gebeten waren door de kleine, verraderlijke addertjes die de stoute Quiz' onder het gras gestopt had : de voornaam van Triest, van Heymans, van Keldermans; de bijnaam van Joos van Wassenhove. - "Zoals verleden jaar zaten er enkele harde noten tussen de regels van de opgave, vooral dan in G waar de te zoeken naam (Justus van Gent) slechts de bijnaam is van Joos v. W."- "Verwarrend voor mij werkte wel Justus v. G., waar ik eerst zocht naar Joos v. W." - "Moeilijk, ja, maar alles bijeen beleefde ik aan 't vinden van elke nieuwe naam een nieuwe vreugde en deed ik ook dit jaar graag mee." Iemand twijfelde lang aan het inlassen van de naam van Victor Fris omdat hij in de mening verkeerde dat Fris' Histoire de Gand in 1930 verscheen en (nog) niet in 1913. Neen, waarde Heer, de oorspronkelijke uitgave van het boek dagtekent wel degelijk van 1913. Het werd in opdracht van het Stadsbestuur geschreven ter gelegenheid van Expo '13. Als huldeblijk aan de trekpaarden van de onderneming: "A Messieurs les Directeurs de l'Exposition Universelle et Internationale de Gand" lees ik op het voorblad. Het werk werd in het Frans gesteld ter wille van het afzetgebied (Brussel, WalloniĂŤ, Frankrijk, Canada, enz.) Zou na '14'18 een vertaling verantwoord geweest zijn ? Ik weet het niet. Wat ik maar al te goed weet is dat er NU, in 1984, zoveel jaren na de venederlandsing van de Universiteit en de rest, een grote nood is aan een degelijke Geschiedenis van Gent. Tussen haakjes gezegd, als ik u een geheimpje mag verklappen; Fris' Histoire was het allereerste waarachtig hoek dat ik mij met mijn spaarcentjes aanschafte. Tegenwoordig hangt het aan flarden vaneen. Hoe dat komt? Goed, laat mij maar wat verder grasduinen in het vele dat onze ijverige G.T.ers ons ten beste gaven. "De opgave was toch wel een stuk moeilijker dan vorig jaar maar we hebben in ieder geval weer een brokje Gentse geschiedenis bij opgestoken." - "Ik ondervond moeilijkheden met A : Corneel ofCornelius Heymans; K: Joseph-Jean van Crombrugghe of Josef v. C. of Jozef Jan v. C.; N: Antoon Triest of Antoine T. of Antonius T." DesgoĂťtset des couleurs... Jawel, er zijn ook briefschrij-(vers en fsters) die het puzzelliedje op een ander vooisken zingen : "Ditmaal iets minder lang moeten zoeken dan voorheen." - "Niet te moeilijke puzzel, wel een aangenaam tijdverdrijf."- "Persoonlijk dacht ik toch dat de puzzel van vorig jaar iets moeilijker was." U ziet het : gemakkelijk of moeilijk, iedereen beleefde pret aan het woordenspelletje. Wat meer is, menig overwinnaar (-ster) waardeert het door Quiz' gepresteerde werk : "In ieder geval bedankt voor de puzzel en tot volgende jaar ! " - "Met dank voor de paar aangename uurtjes die uw puzzel '83 mij mochten verschaffen. En hopelijk tot volgende 140


jaar."- "Tot slot wil u toch eens feliciteren met het opstellen van de puzzel. Ik heb er heel wat bij geleerd bijvoorbeeld over burgemeester Van Crombrugghe." (Inderdaad, dat is precies de bedoelingvan meneer de Q.: AL SPELENDE LEREN, GENT IN HET CENTRUM VAN DE BELANGSTELLING PLAATSEN. Mocht hij dit doel niet nastreven, dan zou hij zijn lezers maar liever de weg wijzen naar het krantekruiswoord.) Nog een andere : "Met spanning wacht ik het novembernummer van G.T. af voor de jaarlijkse puzzel waaraan ik zeer graag meedoe. Nog eens proficiat aan onze geachte heer Q. Hij heeft werkelijk zijn opperste best gedaan. 't Is toch een artiest. Als ge bepeinst hoeveel tijd dat zoiets in beslag neemt. 't Is niet te begrijpen en dat voor de meer dan 1900 leden van de vereniging!"- ''Aanvaard, geachte heer Q. de blijken van mijn hoogachting.... en tot de volgende puzzel !" - "Mijn petje af voor de wijze waarop de heer Q. de puzzel in mekaar steekt. Steeds is er weer voor mij een vergeten herinnering bij." (Onze puzzelfabrikant een artiest ? Sjonge, sjonge, moest die bewieroking de vent ter ore komen, 'k ben zeker dat hij barst van hovaardij !) Uit nog een ander (omvangrijk) schrijven pik ik : "Zolang de frank niet valt kun je 'scrabble' spelen zoveel je wilt maar helpen doet het niet. Wanneer er dan een lichtje opgaat en men doet de controle op het aantal letters, komt alles vlug voor elkaar. Juist daarin zit het aangename van het puzzelen. De voldoening van het gevonden te hebben is dubbel zo groot." Van de afvalligen gesproken, als tegenwicht daagden een paar nieuwe gezichten op het puzzelscherm ( hartelijk welkom, beste nieuwelingen 1). Een van die nieuwkomers biecht ootmoedig op :"Ik heb deze maal niet aan de verleiding kunnen weerstaan in te gaan op de uitnodiging van de Q. in de G.T." Hoera! Mevrouw. Laat u nog maar heel dikwijls verleiden! Weer een andere stelt mij de vraag: "Wanneer krijgen we TWEE puzzels per jaar ?" Die vraag moet ik helaas onbeantwoord laten. Ik ben geen baas, zelfs geen baasje. Maar onze goede Q. ! ? ! Die offert nu reeds zijn welverdiende zomervakantie (juni, juli, augustus) op om zijn puzzelmolen te laten draaien. En u zou van hem verlangen dat hij een kruis maakt over zijn winterverblijf (januari, februari, maart) op Honoloeloe ? Ook hij leeft slechts éénmaal ! Van de 15 personages die meester Quizmaster uit het vergeetboek te voorschijn haalde,. is er één die geweldig op de tong gereden heeft : "de meest beroemde burgemeester van Gent" (dixit Fris),]ozef van Crom-

brugghe. Uit het schrijven van een blijkbaar zeer ijverige puzzelaar knip ik deze opmerking : "Tot slot wil ik u toch eens feliciteren met het opstellen van de puzzel, ik heb er heel wat bij geleerd, bij voorbeeld over burgemeester Van Crombrugghe. In het dagblad De Gentenaar van het jaar ... 141


in Kunst- en Geestesleven is een reeks over de burgemeesters van Gent verschenen. Van H. van Werveke geloof ik. Moest er eens een monografie over die man verschijnen in G.T., ik denk dat er veel belangstelling voor zou bestaan. J. v. C. wordt niet vermeld in de Winkier Prins Ene. De vermelding vond ik wel in Pirenne's Gesch. v. België."· Einde citaat. Inderdaad, beste heer correspondent, verscheen V. C.'s biografie in De Gentenaar zoals u het goed voor hebt : in de reeks getiteld Gent en zijn Burgemeesters. De auteur van die reeks is P. Kluyskens en bedoeld artikel is te vinden in het blad van 18 april1966. Een interessant detail : Kluyskens illustreert zijn opstel met de reproductie van de laatste handtekening die V. C. op papier zette~ 28 dec. 1841. Een paar maanden daarop overleed hij : 10 maart 1842. Ik ben het met u roerend eens, in G.T. zou over die beroemdste burgemeester wel eens een stevig stuk proza moeten geschreven worden. Werk op de plank voor een enthousiaste Strop. Om u van dienst te zijn druk ik 2 merkwaardige documenten af betreffende Tseefke : 1° zijn visitekaartje; het dagtekent uit de zgn. Hollandse Tijd. Zoals het kaartje het verklapt is de man niet alleen Gentse burgemeester maar tevens lid van de Staten-Generaal (sedert 1817). 2° V.C.'s overlijdensbericht (26,5 cm x 23,5 cm). Het is kluiten waard wegens de informatie die het verstrekt over de bedrijvigheden die hij van 1826 tot 1836 en van 1840 tot 1842 aan de dag legde en de talrijke prestaties die hij gedurende zijn mandaten verrichtte. Dit nog: u verbaast er zich over dat V. C.'s naam niet voorkomt in de W. P. Ene. Dat is normaal. Die Ene. is een algemene ene. die zich niet inlaat met plaatselijke grootheden waarvan V. C. er een was. Een andere G.T.er, of liever G.T.-ster, heeft het op Van Crombrugghe's naam gemunt. Bij het aaneenprutsen van die naam botste ze onverwacht op moeilijkheden; met name speelde de H van de bruggHe haar parten.

-~< d·:~lf~: '~: :··~~rr: ;1~~ ,-~·_..,1 ;~.-~{.:i>~~;~ -.;ti~;:1~··;>~4 ' • -,.·.v

/·~>

,' ·,·

142


143


Ze schrijft "In het boek van Dhondt en De Keyser over GENT, 1947, blz. 140-144 wordt de naam K (in de opgave) gespeld alsVAN CROMBRUGGE, zonder H." Beste Mevrouw, ik heb de wordingsgeschiedenis van het boek op de voet kunnen volgen. De initiatiefnemer ervan was Prof. Dr. P. de Keyser die reeds ettelijke jaren vóór het verschijnen van het werk met zijn tekst klaar was. Daar hij met reden meende dat die tekst diende te stoelen op een gedegen politico-sociale geschiedenis van de stad zag hij uit naar iemand die zich met de redactie van dat geschiedkundig overzicht wilde en kon belasten. Minstens drie mensen trachtte hij voor zijn historische wagen te spannen. De een beloofde zijn medewerking maar vergat zijn belofte gestand te doen wat voor onze brave Paul een boel tijdverlies betekende. Een ander wilde de prof. de verzochte dienst wel bewijzen maar bleek niet over de vereiste tijd te kunnen beschikken. Tweede tijdverlies. Een derde was wel van goede wil maar beweerde wellicht ten onrechte niet over de noodzakelijke bevoegdheid te beschikken. Derde tijdverlies. Ten slotte zou Prof. Dr. Jan Dhondt, docent aan de Universiteit, zijn oudere collega uit de nood helpen. Helaas was hem zo weinig tijd toebedeeld - natuurlijk - dat hij uiterst overhaast moest te werk gaan. Met het gevolg dat een paar banale onnauwkeurigheden in zijn tekst kwamen sluipen. Waaronder uw weggevallen H. Het spreekt vanzelf dat, had hij een oogslag geworpen op een van de kaarten die we hieronder of hierboven reproduceren, hij die lapsus zou vermeden hebben. Voor mijn part nog geen doodzonde. Voor het overige mag u gerust aannemen dat Prof. Dr. Jan Alphonse Dhondt, die, alhoewel hij geen 100 % Gentenaar was ( 0 22 januari 1915 te Gentbrugge; t 20 augustus 1972 te Beiroet (Libanon)) een uitzonderlijk kenner was van Gents verleden. Wordt meneer Quiz' flink in de bloemetjes gezet, ik vaar heel wat minder goed... want Van een (heel zeker lieve) dame kreeg ik een ferme bolwassing. Trouwens een meer dan verdiende. Luister stil : "Ik ben een dame en geen heer. Bij de bespreking van puzzel '82 heeft u me bij de heren vermeld. Foei !" Mea culpa, mea culpa, mea culpa maxima culpa! Ik heb die onvergeeflijke kemel niet expres geschoten, ik zweer het op al wat u maar wil. V ergeven en vergeten ? Alvorens voor een hele poos van uw aangenaam verkeer afscheid te nemen, geachte spelers en speelsters, wil ik vooraf het woord verlenen aan heerschap Quizmaster die mij al gesticulerend teken doet dat ook hij een woordje wil placeren: "Ge moogt aan uw inderdaad vriendelijke correspondenten en andere G.T.ers alvast melden dat puzzel '84 er een zal zijn naar veler 'goesting'. Zijn titel? Reuze-Leer-Uw-Stad-KennenLegpuzzel. Spreekt hij geen boekdelen ? Speelt de hoofdrol een dam144


bord van maar liefst 441 vakjes waarvan er precies geteld 413 van letters zullen moeten voorzien worden : een mozaïek dat van de dames legsters en de heren leggers een ferme portie teken-, knip-, plak- en vooral denkwerk zal vereisen. Zoals dat ging en nog zal gaan voor de een gemakkelijk/moeilijk, voor de ander moeilijk/gemakkelijk karweitje." Niettegenstaande mijn herhaald aandringen wilde Q. over zijn nieuwe brok hersengymnastiek niets, maar absoluut niets lossen. Ik was mijn handen in onschuld zoals die Romeinse meneer die u wel bekend is. Ten bate van degenen die met moed puzzel '83 te lijf gegaan zijn maar halverwege blijven stroppen, geef ik de oplossing van het spelletje : A. - C or el He ym an s B. - K ar el Ma rt el C. - R om bo ut Ke ld er ma ns D. - J u1 iu sV uy ls te ke E. - N ap ol eo nB on ap ar te F. -W il le mWen em a er G. -Ju st us va nG en t H. -V ie to rF ri s I. - J an Fr an sW il le ms J. -Ar en dD eK ey se re K. - J oz ef va nC ro mb ru gg he L. - K ar el de Gr ot e M. - L ie ve n De Wi n ne N. --A nt oo nT ri es t 0. - J an Bo rl uu t Niet al te nieuw Gents burgerlijk gebouw : KORENMETERSHUIS Niet al te oud Gents burgerlijk gebouw: BIJLOKEHOSPITAAL. Wat kan ik om mijn onderonsje te besluiten beter doen dan de palmares van de te feliciteren dames en heren correspondenten mee te delen. In naam van de hooggeachte heer Quizmaster en van de ijverige en punctuele heer Collumbien doe ik mijn petje voor ze af. Mevrouw J. Moulin-Coppens I Mevrouw D. Sarteel (deze dame verdient evenals de heer P. Decaluwe een gouden Geutse-Maagdmedaille -- maar krijgen ze niet - omdat ze, onverbeter~jke veteranen, reeds laureaten waren van de puzzeloplossing '73. Een zilveren Gentsè-Leeuwmedaille omdat haar oplossing '83 nauwelijks 24 uren na verschijning van de opgave ter bestemming was.) /.Mevrouw R. Vanderhaegen-Vandenbossche I Mevrouw C. Van Winckel I Mevrouw E. Wauters-D'haen /Mevrouw D. Baete I Mejuffrouw H. Cogen I de heren 0. Beimaert I P. Buyl~ I R. Caese I P. CassimanI P. Decaluwe IT. De Man IJ. De Vriendt I L. Elderweirt I L. Lefebure IJ. Nagels I G. ScharreI R. van Elslande I Y. Vervenne IR. Wissaert. Saluut, allemaal, en tot vandaag over ACHT MAANDEN! M.V.W. 145

ne


AANVULLENDELEDENLUST 1974. 197 5. 1976. 1977. 1978. 1979. 1980. 1981. 1982. 1983. 1984. 1985. 1986. 1987. 1989. 1990. 1991. 1992. 1993. 1994. 1995. 1996. 1997. 1998. 1999. 2000. 2001. 2002. 2003. 2004. 2005. 2006. 2007. 2008. 2009. 2010.

De Taeye M. Botestraat 136 9030 Gent (Wondelgem) Bracke Voorhoutkaai 9 9000 Gent De Groote N. Brusselsesteenweg 342 9218 Gent (Lede berg) Derbaix A. Reevijver 5 9720 De Pinte Sonneville L. Burg. J. Catdonstraat 21 9120 Destelbergen Mej. Verdickt M. Rembrandtstraat 20 2000 Antwerpen Mw De Prez BI. Peter Benoitlaan 169 9219 Gent (Gentbrugge) Verzele A. Langestraat 147 9218 Gent (Ledeberg) De Smet R. Hellegatstraat 10 9120 Destelbergen Reyniers A. Hubert Frère-Orbanlaan 351 9000 Gent Arickx L. IJskelderstraat 172 9000 Gent Mw Daese B. Stropstraat 14 9000 Gent De Backer Dahliastraat 29 9130 Lochristi Mw Hollemaert S. Oude Houtlei 11-39 9000 Gent Mw Agon J. Karel de Stoutestraat 90 9000 Gent Marissael Cl. A. Scheirisstraat 33 9620 Zottegem BivaA. Justitieplein 11 9330Dendermonde Haes Mimosastraat 174 9000 Gent Bibliotheek Willemsfonds IV Sint~Lievenspoortstraat 113 9000 Gent Mw.Van Waeyenberghe Kastanjestraat 6 9000 Gent Mej. Pil Zuidkaai I 9000 Gent Mw Hanssens S. Krijgslaan 188 9000 Gent Vanderhaeghen P. Warandedreef 17 9831 Sint-Martens-Latem (Deurle) Caspeele M. Moriaanstraat 156 9218 Gent (Ledeberg) Mw Reybroek R. Forelstraat 104 9000 Gent Mortier J. Dok-Zuid 11 9000 Gent Van Quaquebeke E. Forelstraat 50 9000 Gent DeLeeuwW. Schepenstraat41 9810Gent(Drongen) Carels J.-P. Coupure Rechts 6 9000 Gent , Van Noyen J. Mellepontweg 7 9200 Wetteren Moens R. Laarnesteenweg 22 9200 Wetteren Dael Ch. Ledebergplein 16 9218 Gent (Ledeberg) Sorgeloose W. Nachtegaalstraat 13 9110 Gent (Sint-Amandsberg) Cappieters R. Prinses Clementmalaan 173 9000 Gent Steenbrugge J. Viktor Braeckmanlaan 207 9110 Gent (SintAmandsberg) Zeeuwse Bibliotheek Postbus 6001 NL-4330 LA Middelburg 146


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 13de Jaargang nr. 3

15 mei 1984

Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter : H. Collumbien Secretaris : R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst :Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg -Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld : 250 fr. per jaar INHOUD Het Wandelaert-steen en andere "stoven" Inventaire archéologique :Het Zwartboek van Gent Hoe de Gentse joden aan hun eigen kerkhofje kwamen en hoe ze het weer kwijt raakten Over affiches en het belang van hun geclassificeerde bewaring Nog iets meer over de gebeurtenissen van 1678 en de erfenisoorlog Onze Gentse Keukenrubriek De Van Eyck's en het Prinsenhof te Gent Doodprentjes Rare snaken en kwasten in het Gentse Patershol Vraag en Antwoord Varia Aanwinsten 1983 Documentatiecentrum

148 158 160 169 171 17 5 180 193 195 202 203 205

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever en beheer :. G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.


HET WANDELAERT-STEEN EN ANDERE "STOVEN" Wij zien reeds wenkbrauwen fronsen. Stoven in de 14e eeuw ? Jazeker, maar dan met dit verschil dat de middeleeuwse stove helemaal niet het keukenvoorwerp van ons grootmoeder was. Onder stove verstaat men een openbaar badhuis en zulke waren er te Gent reeds van de 12e en 13e eeuw in groten getale. Hoewel de Franse schrijver Michelet de ouden verweten heeft dat zij zich niet wasten : "Pas un bain durant milles ans", verzekert hij in een zijner geschriften dat het geen wonder was (meent hij) dat de melaatsheid zulke grote verwoestingen in Europa aanrichtte. Ja, stoven waren er veelvuldig doch men moet niet denken dat het een middeleeuwse instelling of een oorspronkelijk oud Vlaams volksvermaak geweest is. Neen, 't was een erfdeel van de Romeinen. Atheneus maakte er een spotvers op, dat Lafontaine op de volgende geestige wijze in het Frans vertaalde : "Ne cherchons pas dans ces bains nosamours : Nous y voyons frécanter tous les jours Degens crasseux une malpropre bande. Sire baigneur, otez-moi de souci; Je voudrais bien vour faire une demande : Ou lave-t-on ceux que l'on lave ici ?" Het Romeinse badhuis stond oorspronkelijk onder toezicht van een balneator, een eerlijk man, die een eerlijk bedrijf uitoefende. Maar zodra had hij, voor weinig geld, de buitensporigheden van sommige begunstigers door de vingers gezien of de zinnelijkheid won veld en werd weldra volkomen. De wet der eerbaarheid, die hem oplegde de geslachten in zijn badhuis gescheiden te houden, geraakte in onbruik, daar het de gewoonte was de baders naakt te aanvaarden. Wat het bad dan werd, behoeft geen tekeningetje. Romeinse geschiedschrijvers melden ons dat het 's avonds gewoonlijk door een zwerm hoertjes werd bezocht. De nachten werden er doorgebracht in wellust, waartoe nog het gebruik bijdroeg om, vóór het baden zich aan de lekkerste spijzen en dranken te goed te doen. Seneca klaagde er al over dat ook ernstige lieden zich aan dat gebruik overgaven. Dit gebruik dook weer op in de renaissance. In elegante brieven, bewonderd door tijdgenoten en nageslacht, beschreef Poggio wat hij op zijn reizen zag en beleefde. Hij vertelt bijvoorbeeld van zijn wonderlijke ervaringen in het society-leven in de kleine stad Baden, een "Kur-ort" voor zieken in Noord-Zwitserland. De baden waren heilzaam voor allerlei ziekten, maar niets genazen ze 148


sneller en doeltreffender dan onvruchtbaarheid bij vrouwen, aldus Poggio ... De gehuwde mannen in deze streken hadden helemaal geen last van jaloezie; hun jonge vrouwen lieten ze alleen naar badplaatsen reizen, waar zij zich aan geraffineerde wereldse genoegens konden overgeven. Poggio amuseerde zich uitstekend, wanneer hij van de galerij de levendige taferelen in de badinrichting gadesloeg : "Komisch is het te zien, hoe verlepte oude vrouwen samen met frisse jonge meisjes het bad instappen en zich halfnaakt aan de blikken van de mannen blootstellen. Vaak krijgen de dames hun middagmaal in het bad opgediend op tafels, die op het water drijven. Aan de heren wordt het graag toegestaan aan deze verstrooiing deel te nemen. Een lust voor het oog zijn de jonge meisjes met hun stralende gezichten, schoon als jonge godinnen. Ze dansen en zingen in het water of zij spelen met een bal, die ze van de ĂŠĂŠn naar de ander gooien. " (Fig. 1)

De vrije omgangsvormen, waarvan Poggio Bracciolini gewaagt, voor de hedendaagse mens wel wat al te vrijmoedig waren mede kenmerkend, voor de tijd van de Renaissance. Deze oude gravure stelt voor een maaltijd tijdens het (gemengde) baden.

149


In deze beschrijving van vrolijke jonge mensen ligt iets van de schoonheidsvreugde van de klassieke oudheid- en haar sensualisme. Van Rome kwam het gebruik der badhuizen naar het oosten en ook naar het westen van Europa. Hier schijnen er reeds ten tijde van de Romeinse overheersing bestaan te hebben en zij hielden er vele eeuwen stand. Natuurlijk was niet elke badbezoeker wulps en zochten velen er enkel zindelijkheid en gezondheid. De stad Gent bezat gedurende de 14e eeuw en vooral in de 15e eeuw een groot aantal stoven waar het ook wel niet altijd pluis zal geweest zijn. Boudewijn Van der Laren zegt in zijn Achte personen wenschen iets over de goede sier van zijn tijdgenoten : "Baden en stoven altoes, ende bancketteren, springhen, dansen, hoven dobbelen, goet verteren ... " De stove ging wel eens met lichamelijke afmattingen gepaard : "Alsi sijn moede, gaen si met staeden te gadre in die stove baden, die si daer hebben al bereet, want elc daer sine camere weet in die herberghe ... " De waarden van het middeleeuws badhuis waren schaamteloze stropers, evenals de vrouwen welke zebezochten. Hoort hoe een middeleeuws dicht ĂŠĂŠn ervan laat zeggen : "Dan liep ick met den ghezellekens in valeyen Spelen en zinghen, dansen en reyen, Oft met mijn Ghespeelinnen en Kaerkens, Met mijn Ghenootkens en Ghevaerkens Liep ick wandelen in pricelen en hoven, En oock op secrete plaatsen en stoven." Geld en gezondheid waren in 't badhuis lichtelijk te verliezen. Het geld kreeg er dikwijlshazepotenof vleugels zodat menige rijkaard er berooid buitenkwam. Hoort wat de dichter van Die Rose schrijft : men ... ... "Rekent van herbergien ende die morsele van leckernien, ende men vercoept alsoe diere hare feeste ende beleciere, dat si vercopen al hare lant ende hen no blijft no gelt noch pant" Zal dit een uitzondering geweest zijn ? Waarschijnlijk niet. Nog vele andere dichters heffen hetzelfde deuntje aan. Ongetwijfeld zal de schrijver 150


Fig. 2. Ligging van het kasteel Wandelaert op het panoramisch gezicht op Gent in 1534. Deze vestingstoren werd door de schipperJan Wandelaert in 1454 bewoond.

van onderstaand rijm - geschreven op het omslag van 't handboek der schepenen van de keure van 1454 -wel op de stove hebben gedoeld : "Die avont ende die morghen ne zijn niet even vroed : die morghen die wilt zorghen, den avont Verdoet dat goed. Wilde die avont zorghen, alzo die morghen doet, de meneghe zoude rijden die nu gaet te voet ! " Dat de Gentse stove geen al te deftige naam had zou men uit menige oorkonde kunnen bewijzen. EĂŠn zal volstaan. Volgens het Zoendincbouc van 1447 veroordeelden de schepenen zekere Elisabeth Zeeghbooms voor laster tegenover Ida sLanghe omdat zij het gerucht verspreid had dat: "'tkint, dat so hadde, toebehorende Jacob Vlamine (haar man ), sine niet en was, maer behoorde bat anderen toe, wantso ghesien adde gheweest jnt stove, ligghende onder eenen eerclinen potmakere." .. . 151


Fig. 3. Kaart Hondius 1641 , ongeveer een eeuw later dan hierboven. Het oorspronkelijke steen is verbouwd.

Men zou al voor minder zijn haar recht zetten ! Stoven vond men te Gent in het centrum, in drukke straten maar ook op afgelegen of minder bezochte plaatsen, zoals op de Huidevettershoek, de Houtlei, enz ... Indien er waren die op zedelijk gebied te wensen overlieten, zullen het waarschijnlijk wel deze laatsten geweest zijn, doordat hun ligging weinig opviel. De overheid, die maatregelen nam tegen de openbare ontucht, bewaakte de verdachte huizen en zij werd hierbij gesteund door achtbare poorters, die, badhuizen verpachtten, in de h uuracten de bepaling schreven dat de pacht te beschouwen was als verbroken wanneer de wet van de zedelijkheid in de stove zou geschonden worden . De hiernavolgende acte uit 1460-1461 leert ons dat ook de kerk de zedeloosheid tegenwerkte . Degenen namelijk die, onder voorwendsel van een bad, hun huis voor ontucht openstelden, mochten geen sacramenten ontvangen : " ...Besprec wesende dat de vors. (eyde) Gillis, noch zijn wijf, gheen buten dienlinghen houden zullen noch gheen onredelic gheselscip, daeromme dat zij zouden moeten laten ten helegen sacramente te gane." Er waren er natuurlijk ook waar men alleen ging om zich te baden als

152


voorzorgsmaatregel tegen pest, melaatsheid en andere middeleeuwse plagen. In zo'n contract stond meestal vermeld dat de huurder, gelijk overigens in de meeste stoven, al wat nodig was tot het uitoefenen van zijn bedrijf· in huur kreeg: bedden, dekens, slaapkamers emmers, kommen, gereedschap om vuur te stoken en zo meer. Soms schoot de eigenaar zijn weinig bemiddelde huurder geld voor om van wal te steken. Zo lezen we in A eten en Contracten v.d. Keure uit 1454-1455 dat meester Willem den Wale, eigenaar van de stove aan de Wulfsbrugge bij St.-Jacobs aan Jan van denTorreen Yde Meskins, zijn vrouw, in pacht geven: "XXXVII bedden met haerlieder hoetpuelewen, de XXXVII saergen ende de XXXVII oorcussenen, de vier grote beckenen, de III eemer hakers, de teninen cannen van tween stopen, den puteemer besleghen met ijzeren banden, de instrumenten, vorken ende andere, daermede dat men tvier maect, behorende... ter stofferinghe ván der,vors. stove ... " Dit was zowàt het voornaamste alaam om behoorlijk te werken. Verder kunnen we nog zeggen dat er mannen-, vrouwen- en potstoven waren. Deze laatsten zullen waarschijnlijk stoven geweest zijn waar men net als in het oude Rome te eten gaf, een pot kookte. Zo trofmen in de eerste helft van de 15e eeuw te Gent al heel wa:t stoven aan: "Bene miumen stov~, staèndejl1dePaerkement steghè (1417-18) - :.E,en mannen stove; gheheeten den Rooden Leeu, ... staende in den Huydevetters houc (1426-27) Een manne stove, die men heet de Cleene stove Onderberghene (1451-52) Eene vrouwestave staende ande Grauwer poerte (1460-61) Eene vrouwe stove, staende up sente Lisebetten gracht ende es eene potstove ... ( 1431-32) Een vrauwe potstove, gheheeten de Duve, up sente Lisbetten gracht. (1446-47) Een potstove staende tSente Pieters bachten den Hudevetters houcke. (1425-26) De potstove inden Hudevetters houc, dat men heet de Groene (1427-28) Ook een heleboel straatjes droegen de naam van "stove-" omdat zich daar zo'n badinstelling bevond. Zo vermeldt Dr. Victor Fris er ons een paar in ''De oude straatnamen van Gent" uit 1925 : STOOF AARD : of Stoofstege was de naam in het begin van de 15e eeuw gegeven aan het Hoefijzerstraatje, dat in de Lange Munt uitkomt; hier bevond zich de stove of badhuis, de Pale. STOOFSTRATE: of Stovesteeg, werd io genoemd omdat er een 153


Fig. 4. Zicht op de oude watermolen van de Braemgaten en het Wandelaert-kasteel (links) met trapgevel en hoge schoorsteen. (foto stadsbestuur Gent 1883)

stoof of badhuis stond, die in 1460 het Valcx kin heette. Men heette die steeg ook de Carte Wijngaertstrate, "beneden de Nieubrugghe ", of ook nog in 1745, "Neffens de nieuwe Veemarct". Dit straatje, dat in de Zilverstraat uitgaf, verdween met het maken van de NieuwbrugkaaL De vertaling van 1812 in Rue du Poe·le was oneigen daar er hier sprake was van een étuve of bain. STOFSTRAAT : van de Recollettenlei tot Onderbergen, heette vroeger Stovesteeg of Stoofstraatje, naar een stove of badhuis, die zich aldaar bevond; het diende dus vertaald te worden als ruelle de l'Etuve, en niet ruelle de la Poussière, zoals men sinds 1812 doet. Vroeger ook nog als Stovesteghe vermeld. STOVESTRAETJE : of Stovestraatje, bevond zich in den Coriander: (van de Waelpoortbrugstraat tot de Grote Huidevettershoek) In 1912 doet Armand Heins, toen nog "Secrétaire-adjoint de la Commission locale des Monuments de Gand ", ons het verhaal van de wederont154


Fig. 5. Het Wandelaert-steen in 1912.

dekking van zo'n stoof in het "Bulletin de la Société d'Histoire et d'Archéologie de Gand " onder de titel "Le Casteel Wandelaert à Gand " Hij vertelt (vrij vertaald) : " Enkele maanden geleden, toen ik aandachtig de achtergevels bekeek van de oude gebouwen welke uitgeven op de samenvloeiing van de Schelde en de Kuiperskaai, op de hoek dicht bij de Oude watermolen van de Braemgaten, ontdekte ik een trapgeveltje dat uitliep op een tamelijk brede schoorsteenkap die op enkele gesculpteerde hoofden rustte. (fig. 4) Hevig geïnteresseerd door de uitwendige versiering van dit oude gebouw , werd ik gedreven om het interieur aan een nader onderzoek te onderwerpen en uit te vissen wat dit oorspronkelijk -geweest was. Het geheel was ingesloten door een mengelmoes van gebouwen uit

155


diverse periodes (hoofdzakelijk 16e en gaande tot de 18e eeuw). Toch kon ik in de archieven van mijn collega Van den Bernden sporen terugvinden van deze kleine constructie. Bekijken we even de achtergevel op foto (Fig. 5). Het gebouwtje van 11 mop 6 m gaat volgens de archieven terug tot de 15e eeuw. Het blijkt nu dat "de stove die men heet 't Casteel van Wandelaert" een badinrichting was waar in 14 77 een zekere Pieter de Smet de functie van badmeester uitoefende. Alles wijst er op dat deze badinrichting gebouwd was op een veel oudere welke verbouwd en uitgebreid werd in het begin van de 15e eeuw. In de nota's Van den Bernden wordt de "vrouwestove" meermaals genoemd. Reeds in 1383 is er sprake van de "Loeve van Wandelaert". In deze nota's wordt ergens ook gesproken over de ietwat merkwaardige familie Van der Beke als westelijke buur van het "Wandelaert Castee i", nl. in 1502 en 1517. Zou het misschien daar gewe~st zijn dat de aardrijkskundige Pieter Van der Beken woonde aan wie wij een ietwat zonderlinge kaart van Vlaanderen danken, die later door prof. Van Ortroy werd gepubliceerd ? In ieder geval wordt een Van der Beken met de naam Pieter in de desbetreffende archiefstukken vermeld. Om even terug te keren naar het steen zelf : het ligt zoals we reeds zeiden in de bocht van de Oude Schelde en het is juist deze situatie op de hoek van de oude St.-J ansversterking die ons toelaat te besluiten dat de binnenste delen uit grote Doornikse stenen vroeger deel moeten hebben uitgemaakt van een stadsversterking of verdedigingstoren. Wat er ook van zij, het is in "MĂŠmoires sur la villede Gand" van Dierlex dat wij de eerste sporen van enig opzoekingswerk omtrent de geschiedenis van dit gebouw vinden. Volgens hem, en dit blijkt ons helemaal juist, moet op deze plaats een versterkte toren gestaan hebben. Deze belangrijke plaats vroeg gewoon om een behoorlijk bolwerk. De toren werd later door de gemeente in cijnspacht gegeven en werd een badhuis of "vrouwe stove ". Diericx en Van den Bernden bevestigen dat dit het huis was van de familie Wandelaert. Deze naam komt inderdaad meermaals voor in de gemeenter:egisters: in 1454 bewoonde de schipper Jan Wandelaert dit steen. Dierlex doet opmerken dat het ten onrechte is dat men de naam van Vandalen of Wandalen in verband brengt met dit steen. Sanderus heeft laten uitschijnen dat dezen wel eens de bewoners van genoemde vesting zouden kunnen zijn. Deze stelling moet dus verlaten worden. Om te weten wat van deze constructie overbleef, moesten we een kijkje nemen in de suikerraffinaderij op de hoek van de St.-Jansvest(ing), vroeger genoemd "Achter de Pale" (1) Wij vinden daar een gevel, die teruggaat tot het midden van de 18e eeuw, hangars, zalen met zware dakbalken en gesculpteerde consoles 156


in hout, waarschijnlijk einde 16e eeuws. Het zijn gebouwen met verdiepingen die waarschijnlijk de bijgebouwen van het oude steen vervangen. Langs de rechterzijde van de gebouwen komt men via een kleine binnenplaats aan een vierkante stenen trap, die toegang-geeft tot de verdieping waar de "stove" zich bevond. Op elke verdieping verdelen scheidingsmuren het geheel in twee kleine zaaltjes. De oude schoorstenen zijn verdwenen. Op dit moment zijn de zalen leeg. Aan de trap bevindt zich een houten deur met nog zijn oude Gotische sleutelgatversiering. Verder zijn er nog resten van raamkozijnen met hengsels en andere détails van sloterijen uit dezelfde tijd. Er valt op te merken dat het onderste van de bakstenen constructie waarin wij ons bevinden de vorm heeft van een ietwat uitgerekt vierkant en dat zich in één van de onderste hoeken nog grote blauwe stenen bevinden. Dit zijn de resten van de vestingstoren waarvan hoger sprake was. Voor wat verder nog het interieur betreft vinden we in een bijgebouwtje dat zich langs de Scheldekant bevindt een soort ronde stenen kuip, die nu dichtgemaakt is met een stenen bevloering en die de interne vergaarbak geweest is waaruit men binnenshuis Scheldewater kon putten, daar hij op waterniveau lag. Wij hebben de archeologen willen wijzen op het bestaan van de resten van een vrouwenbadhuis, zoals er zo velen geweest zijn in de omgeving van de Schelde, vooral langs de Reep. Voor de rest waren er ook nog andere badhuizen her en der over de oude stad verspreid. (... ) U ziet het, dit gebouwtje is zeker het enige in zijn soort dat nog in onze contreien bestaat.( ... )" Tot daar, A. Heins. Helaas is deze eigenaardige en unieke vrouwestave net als zoveel ander waardevol erfgoed verdwenen. Wie nu op dezelfde plaats gaat staan als Heins 72 jaar geleden zal slechts een .troosteloze blinde baksteenmuur aantreffen waarachter zich appartementen verheffen en nu nog slechts garages en binnenplaatsen zijn. Eddy LEVIS ( 1) Victor Fris vertelt ons in ''De oude straatnamen van Gent" dat het noordelijk gedeelte van de St.-Jansvest zo genoemd werd naar de brouwerij "De Pale" die de hoek vormde tussen de St.-J ansvest en de Brabants.traat.

157


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE Nr. 166 Op 12 maart 1900 stelde Victor Van der Haeghen, in de Franse taal, in de rubriek "Handschriften- Stadsarchief (Reeks 93, nr 7) - XVe eeuw ( 14 77 )" de volgende fiche op HET ZW ARTBOEK VAN GENT Dit belangrijk oorkondenboek, gezegd Swarten boek of Vrauw Marieboek, bevat VI+ 296 folio's perkament (een blad meet 0,39 X 0,32 ). Goed cursief schrift, geen verluchte beginletters. Het werd begonnen in 1476 (1477) (1) voor de inschrijving der drie grote charters, hetzelfde jaar verleend in de Stad Gent, door Maria van Bourgondië, na de dood van haar vader Karel de Stoute, te weten : de 30e januari aan de Gentenaars, de 11e februari aan Vlaanderen en , op dezelfde datum, aan de Landen aan deze kant ( 2). Men schreef er daarna achtereenvolgens de documenten in van de Stad , alsook een 30-tal stukken die dateren van vóór 14 77, beginnende vanaf de 12e eeuw. In totaal ongeveer 37 5 stukken waarvan het meest recente dateert van 1539. Dit oorkondenboek onderging hetzelfde lot als de Rooden boek (zie fiche Nr 165). In zijn vonnis van 30 april1540 tegen de Gentenaars, ver-

Het Zwartboek van Gent. Foto Stadsarchief.

158


klaart Keizer Karel: "Et ensuyvant ce, tous les diets privilèges seront prins hors de leur secret et apportez en notre présence, ensemble les livres appelez les Rouge et Noir, esquelz lesdits previlèges sont enregistrez, pour d'iceulx estre fait et ordonné à notre bon plaisir, sans que en temps avenir ilz ny autres les puissent alléguer ny eulx en ayder au jugement ou dehors." De daaropvolgende lle mei beval de Keizer een nieuw oorkondenboek te maken : "et si a ordonné et ordonne sa dite Magesté que des rouge et noir livres sera fait ung nouvel registre, ouquel sera couché ce qui sera trouvé esdits noir et rouge livres, à concerner la dite ville et les particuliers d'icelle ville non ayant effet de previlège, et si veult et ordonne que ou dit registre soit ajousté teute foy et credence." Het nieuw gezuiverd oorkondenboek is bekend in het archief onder de naam van Register AA. DeSwarten boek, naar Rijsel gestuurd met den Rooden boek en andere in beslag genomen charters, kwam naar Gent terug in 1578. Het wordt over het algemeen vermeld onder de benaming van Register C. Cf. Steur, Insurrection des Cantais sous Charles Quint. - Gachard, Re lat. des troubles de Cand sous Charles OJ,tint. -V. Vander Haeghen, Inventaire des archives de Cand.

(1) Zie de Stadsrekeningen 1476-7, fo1269. (2) Het eerste van deze charters werd vernietigd op bevel van Maximillaan op 22 juli 1485; het origineel van de twee anderen bevindt zich in het Stadsarchief (nr. 706 en 707).

159


HOE DE GENTSE JODEN AAN HUN EIGEN KERKHOFJE KW AMEN EN HOE ZE HET WEER KWIJT RAAKTEN In de lente van het jaar 1786 verdronk er een man in de Schelde. Toen het lijk werd bovengehaald, nabij de Visserij op het grondgebied van de Sint-Baafsheerlijkheid, was het wel al in verregaande staat van ontbinding. Omdat "naer diversche praelamatien niemant het zelve Lichaem erkende nochte reclameerde", begroef men het zo vlug mogelijk op het kerkhof buiten de Dam poort, sinds 1784 de begraafplaats voor de parochianen van Sint-Baafs, Heilig Kerst en Sint-Jakobs. In de zakken van het slachtoffer had men volgende indrukwekkende lijst voorwerpen aangetroffen : twee koorden, een paar stalen <?f ijzeren schoengespen, zes brillen, een toetssteen, 21 gulden, 15 stuivers en anderhalve denier, een onbekende zilveren munt, een Duits koperen muntstukje, alsmede "eene verrotten passavant en eene gedrukte Certificatie van het Magistraat der Stad Oostende; verder had hij nog op zich een geschreven document in het Hebreeuws en "andere alhier onverstaanbare talen". Toen de akte, met opsomming van alle voorwerpen en documenten, op 18 maart 1786 werd opgesteld, was de man in kwestie niet enkel dood, maar tevens grondig begraven. Het nog intacte zegel met het jaartal1785 op het Oostends certificaat, liet toe hem met zekerheid te identificeren als "Cossel Levy, van de joodse natie, 74 jaar oud". Van oudsher werdenjoden begraven op de "heydenen kerkhoven"; dat waren aparte hoekjes van ongewijde grond, zover mogelijk van het kerkgebouw verwijderd. Een "heydenen kerkhof" was er bij de Sint-Martinuskerk te Ekkergem, doch wellicht nog bij andere Gentse kerken. Het verbod op een kerkelijke begrafenis en een graf in gewijde grond- gold niet enkel voor de joden maar ook voor andere marginalen. In de Synode van Kam~rijk (1586) werd het verbod als volgt vastgelegd : "Van de kerkelycke sepulturen worden gepriveert de publique Simonisten, Ketters, Schismatique, Vergifters, Tooveraers, Waerseggers ende Woeckeraers, oock de gene die hunselven hun Leven hebben benomen ofte in duel zyn gedoodt ende die hunnen Paeschen niet en hebben gehouden, door wiens Begravinge de gewyde Aerde Ontwydt wordt." De joden werden dus niet bij naam genoemd, doch waar ze in dit lijstje pasten is niet zo heel erg moeilijk te raden. Met het verdwijnen van de aloude parochiekerkhoven in de steden - na het edict van Jozef II in 17 84 - en de oprichting van nieuwe kerkhoven, 160


nog steeds onder het gezag van de parochies, kwam men voor nieuwe problemen te staan. Het edict voorzag immers enkel in een afgezonderde plaats voor de protestanten. Klaarblijkelijk riep de toevallige bijzetting van de joodse man op -het katholieke kerkhof van de Dampoort toch geen al te grote weerstanden op bij de katholieke overheid. Het was immers de joodse natie zelf die, eenmaal ze kennis had genomen van de identiteit van de drenkeling, in actie kwam. Zeer waarschijnlijk was Cossel Levy de eerste dode van de kleine Gentse jodengemeenschap, sinds de nieuwe verordeningen van 1784. Hoe het ook zij, de joodse natie legde zich niet neer bij zijn bijzetting op het katholieke kerkhof en betrachtte zijn ontgraving. De Gentse joden beschikten wellicht zelf over weinig of geen invloed en speelden direct hoog spel : de zaak werd in handen gegeven van de voormannen van de Hollandse en Antwerpse joden. Het ten onrechte - ook voor de joodse religie- op het katholieke kerkhof verzeilde lijk van de drenkeling, werd voor de Gentse joden aanleiding om een eigen kerkhofje te bemachtigen. De tijdsgeest was de joden toen immers gunstig gezind. De verlichte wind die vijf jaar eerder door keizer Jozef II was aangewakkerd, had ook hen geen windeieren gelegd. Het Tolerantie-edict van 1781, dat vrijheid van geweten en godsdienst proclameerde, kende ook aan de joden bepaalde rechten toe. Hun kinderen mochten school lopen, het soms verplichte kenteken werd afgeschaft en onder bepaalde voorwaarden mochten ze land bewerken, handel drijven of een ambacht uitoefenen. Dan kwam het edict van 26 juni 17 84 omtrent de kerkhoven. Ook dit edict- dat in grote lijnen de verwijdering van de bestaande kerkhoven uit de stad en de oprichting van nieuwe begraafplaatsen buiten de steden gelastte - was de joden niet on~pgemerkt voorbijgegaan. Voor het verkrijgen van een eigen kerkhof, conform aan hun religieuze voorschriften, stelden ze al hun hoop op artikel21 van het edict, een artikel waarin nochtans met geen woord over de joden werd gerept :

"Daer zal in ieder Kerkhof eene afgescheyde plaetse worden gereserveerd voor de Protestanten om er hunnen Dooden te begraeven, ten ware nochtans dat zy liever hadden van te hebben eenbezonder Kerkhof, in welk geval de Magistraeten hun tendien eynde gratis eene plaets zullen aenwyzen buyten de Stad". Om de ontgraving van Cossel Levy te verkrijgen, schreef de Maatschappij der Joodse Natie uit 's Gravenhage, Amsterdam, Rotterdam, "en elders", twee brieven ondertekend door L. Barendsou uit Antwerpen en J oseph Arons uit Amsterdam. De eerste richtten ze aan de bisschop van Gent, monseigneur Ferdinand 161


Marie, prins van Lobkowitz. In die brief werd niet gesproken van het Jozef 11-edict. Wel werd de ontgraving van Cossel Levy aangevraagd "om

hem te doen begraeven op eene particuliere plaetse, aen te wyzen door Uwe Edele Hoogheyd, plaetse de welke ten allen opzichte afgezondert en vervremt moet zyn van andere kerkhoven, zoo wel Roomsch Katholieke, Lutersche, Calvinistische, also andere." De Gentse bisschop besteedde blijkbaar niet veel aandacht aan het verzoek om ontgraving, en gaf de joden in feite de vrije hand. Wat hem betrof mochten. zij "het cadaver leggen alwaer zy het geradig zullen vinden", zo luidde zijn laconisch antwoord van 27 maart 1786. Een tweede schrijven was gelijktijdig gericht aan de gezagsdragers- de baljuw en de schepenen -van de Sint-Baafsheerlijkheid, die het Dampoort-kerkhof mede beheerden. Hierin werd wel druk op het Jozef 11edict en artikel 21 gezinspeeld, doch voorzichtigheidshalve werd het niet geciteerd. Ook het antwoord op die brief, ontvangen op dezelfde dag als dit van de bisschop, was positief. De Sint-Baafsheerlijkheid stemde erin toe "dat het cadaver van Cossel Levy zal worden begraven buyten

de Dampoorte dezer Stadt, 't eynden van de afgezonderde plaetse gedestineert voor de gene die niet en zyn van de Roomsche Cathรณlyke Religie". Duidelijk blijkt hieruit dat er niet zonder meer toestemming werd verleend voor de aanleg van een apart joods kerkhof. Wel werd het bij artikel21 voorziene Protestanten-deel van het Dampoort-kerkhof voor de joden toegankelijk gesteld. Laatstgenoemden lieten er geen gras over groeien. Reeds de volgende dag, op 28 maart 1786, werd Cossel Levy door zijn geloofsgenoten ontgraven en opnieuw bijgezet op "het ghereformeert kerkhof". In hoeverre de joden erin slaagden dit afgezonderde hoekje van meetafaan exclusief aan hun groep voor te behouden, valt op basis van de beschikbare bronnen niet te achterhalen. Toch zou het stukje grond mettertijd de facto tot een specifiek joods plekje uitgroeien. Het kan zelfs worden betwijfeld of er ooit protestanten werden begraven, ofschoon het steeds "het ghereformeert kerkhof" werd genoemd. Een echt volwaardig kerkhof kon men dit hoekje moeilijk noemen. Het mat slechts 9 op 7,5 meter, palend aan de westkant van het eigenlijke Dampoort-kerkhof, rechts van de toegang. Uit de eerste fase, ruwweg de eerste tien jaren, van het kerkhof zijn geen verdere gegevens beschikbaar, noch van joodse noch van enige andere bijzettingen. De enig bewaarde historische bron zijn de rekeningen .uit de jaren 1798 tot 1806 waarin de namen van de doden uit die jaren staan. Daaruit blijkt dat er in die uiterst beperkte periode, drie volwassen joden en twee joodse kinderen werden begraven. In de jaren 1798 tot 1801 vinden we volgende bijzonderheden : 162


- Rosy Anne, dochter van Salomon, jodin overleden in de Sint-Jansstraat recht over de "schermschole"; 5 s. en 10 gro. betaald door "de hoirs par moderatie". _ - 5 s. gro. betaald aan Joris De Kleermaecker, grafmaker, voor de begrafenis van een joods kind door een jood. - 5 s. gro. betaald door Samuel J acob, jood, voor de begrafenis van zijn kind "op het ghereformeert kerkhof". En voor de daaropvolgende jaren van 1802 tot 1806 : -De Meyer Bordus, zoon van Abraham Levi; 7 s. gro. betaald door Isaac Benjamin, jood, wonend in de "Sint-]ansstraete" in een achterhuis van Sint-J orishof, uitkomend op de Hoogpoort, voor de weduwe en de hoirs van De Meyer Bordus, aldaar ook overleden, "voor het sepulture rechte en begraafplaats op het ghereformeert kerkhof, par moderatie, door reden van armoedige staat." - MoysesJacob,jood, overleden op de "peirdekauter" ten huize van de heer Lefevre, herbergier achter het klein vleeshuis; 7 s. gro. betaald door zijn vrouw. In diezelfde jaren begonnen de problemen op het kerkhof, problemen die te situeren zijn in een nieuwe golf van jodenvervolging. De recent verworven vrijheden onder het Oostenrijks bewind, werden door de katholieken slecht onthaald. Met de val van het Oostenrijks regime en de komst van het Franse revolutionaire bewind, stak een hernieuwd anti- · semitisme de kop op. In 1798 vroeg Moyses Aron in naam van de joodse natie aan het Gentse stadsbestuur toestemming om het Israëlitisch hoekje te laten ommuren, teneinde het tegen profanaties te beschermen. Hieruit blijkt alvast dat de joden het westhoekje van het Dampoort-kerkhof helemaal als hun eigen begraafplaats waren gaan beschouwen. In haar antwoord spreekt zelfs het stadsbestuur van "een terrein dat hen als begraafplàats was toegekènd", doch het verzoek wordt afgewezen, met als verklaring : "la constitution ne reconnait aucun culte dominant ni aucun privilège ". Toch moet die ommuring weinige jaren later uitgevoerd zijn, zoals uit het verloop der feiten blijkt. Mettertijd hadden de joden op hun kerkhofje zekere "privileges" weten te verwerven. Zo mochten ze er zelf toezicht op uitoefenen en konden ze de katholieke grafmaker van hun territorium weren; die mocht er uiteraard geen katholieken begraven, en evenmin mocht hij er zaaien, oogsten of fruit plukken. Mogen wij hieruit besluiten dat die activiteiten op de gewijde kerkhoven wel getolereerd werden, als hoven in de volle zin van het woord ? In de revolutionaire jaren bleef er van die faciliteiten nog maar weinig over. De joodse natie bekloeg zich zelfs over mis163


....

r··· .~1/fi;tlt. ;,,

f

,"1t, rtf'tt~~

)

tH

A ..A •• .,. ~.... ...,. ,~" -t.. ,., .,.., "·' ,,.J,.. [Î..t'"" " "\0 ti-*''" J,, (...,.(. .; B : f\. /'' ~ •. .t:... .(.; ("j#' '"'·:r...~·~~

.fA-·!J.:..···'"'

I~ ~ ~

A (

. .... '/

~~ ,.tt;. • (, (!, {"';c-f:,,+..,,:~ •- .J'-~, /J~w ~~ ~

lf .{.•:-"' ~'/"'! "'"'{ ~... ""-' tNrl~r

..

.~:;::·:~3 ·~:~t;~:~:.:J.~;;, )i:)'' ~-J ·•· r ---;_,;/* -"'" 4,;./

.'~~_;:_"J.(~: '

IJ'

1!

;.~

k~ ... ~

~

'~

·-

~

.:: '

ntt A. ..J.~

-

( ' n •/ ' ' " , •. ~ / , ,

(

) f-'

0\

-1:>-

,~ \ !;/, W1• .&& { • ~t/f

JÁ 1/.

, . .,.,/,.,,•u·"· rr"_. . . .r '··U"•/

1-'*7..-. du •

,JI#

--- ' jt~lh/.o 0 ,. (."d Jt. #' t ;A/tO (

. 'H/

'~ ',/"

j

:::ii

,,.,, 1,. /

Plattegrond van het Dampoort-kerkhof door A. F. Benthuys ( 1784), Rijksarchief Brussel, K & P 1232.

....


'I

41~ " n"L.

. {;'

J ,)". ..

'/.;',J..,,.f,....,,.... J.u,

...

,, t'

.. ----~' d..,;-::?~ 1 . 7 l/

o/...," /' f'••N

r;.l ( ';\ P' ; j , /r..4/V 4 - r",.,,... ;J.../"...,,~ ./1

i

~

--~

I

~--

,...,"'""

1-'

0\ U1

Geplande verhoging van de westmuur van het Dampoort-kerkhof, rechts van de toegangspoort, met het oog op het ophogen van het joods hoekje . ca. 1835 (Stadsarchief Gent, Modern Archief, reeks CC - lF-X) .


bruiken. Volgens hen kweekte de grafdelver groenten op hun terrein. Daarbij kwam nog dat ze door het gewijde kerkhof moesten trekken om hun plekje te bereiken waarvan de sleutel aan een katholiek was toevertrouwd. Tenslotte moestèn ze voor elke bijzetting een taks betalen aan de kerkfabrieken van Sint-Baafs, Sint-Jakobsen Heilig Kerst. Toch werden er in die woelige jaren nog steeds joden op "het ghereformeert kerkhof" begraven, naar blijkt uit de rekeningen. Met de machtsovername door Napoleon konden de joden weer op een meer verdraagzame houding, althans van rechtswege, rekenen. In 1805 beriep Moyses Aron zich op een decreet van Napoleon om de teruggave te eisen van het Israëlitisch kerkhofje. Artikel15 van dit decreet van 23 prairial an XII, stipuleerde dat "dans les communes OU l'on

professe plusieurs cultes, chaque culte doit avoir un Üeu d'inhumation particuüère et dans le cas qu'il ny aurait qu'un cimetière on le partagera . par des murs, haies ou fossés". Met zijn verzoek wou Moyses Aron voor zijn geloofsgenoten terug volledige zeggenschap over het kerkhofje verwerven, na de woelige vroegste jaren van het Frans bewind. Daarom vroeg hij aan de maire zelf de sleutel van de toegang te mogen bijhouden, om aldus niet langer af te hangen van het gewijde kerkhof en de katholieke grafmaker. Dit verzoek werd door maire della Paille ingewilligd. Meteen werd ook een eind gesteld aan de taksverplichting ten overstaan van de kerkfabrieken. Het stadsbestuur kon dus moeilijk van tegenwerking beschuldigd worden. Anders lag het bij de kerkbesturen. Die zagen zich in de uitoefening van hun eeuwenoud gezag over de grafgebruiken voor het eerst gedwarsboomd door de eigen tradities van de joden. De aparte sleutel werd al spoedig een bron van twist. Het was echter vooral het typisch joods verbod op het herbruiken van grafpercelen dat de joden parten zou spelen. Volgens de joodse religie mag een bestaand graf onder geen enkel voorwendsel ooit verstoord worden. Daarom kan een graf nooit worden opgeruimd voor een nieuwe bijzetting. Op katholieke begraafplaatsen daarentegen is het opruimen van oude graven om plaats te maken voor nieuwe, steeds een courante zaak geweest. Op het joods kerkhofje leidde dit voorschrift, ondanks het gering aantal begrafenissen, bijgevolg al spoedig tot plaatsgebrek. Een hijzondere "diaspora" -oplossing voor dit plaatsprobleem - dat zich natuurlijk niet alleen te Gent stelde - bestond erin het kerkhof op te hogen met aangevoerde aarde en aldus op een tweede niveau opnieuw te begraven, zonder aan de oudere, onderliggende graven te raken. Het spectaculairste voorbeeld daarvan bevindt zich te Praag, waar op het joods kerkhof in de loop der eeuwen (sinds 1439) niet minder dan twaalf opeenvolgende lagen werden aangelegd, een opeenhoping van 12.000 grafstenen.

166


In 1835 was de toestand voor de Gentse joden dusdanig acuut dat er "bij onverhoopt sterfgeval geen plaats ter begraving van betrokkene lijk zoude gevonden worden". Hun gemeenschap telde toen precies 119 zielen. Al in 18 27 hadden ze van het stadsbestuur de toestemming gekregen om hun perceel met aarde op te hogen. Toen was zelfs afgesproken om voor dit doel grond te gebruiken uit het voormalig Spanjaardkasteel, daar waar de vroegere Sint-Baafsabdij stond. In 1834 begonnen ze aan de bouw van een scheidingsmuur om de voorziene verhoogwerken te kunnen uitvoeren. Ondertussen groeide het verzet van de drie kerkfabrieken - Sint-Baafs, Sint-J akobs en Sint-Salvator - die zich nooit met het plan akkoord hadden verklaard. De meest gematigde katholieken voelden enkel iets voor de ophoging van het midden van het kerkhof tot een soort heuveltjè. De anderen wilden van gans het plan niets weten. Uiteindelijk kwam er helemaal niets van terecht. Sterk~r nog, de kerkfabrieken sloopten een deel van de scheidingsmuur, maakten een doorgang van het gewijde naar het joodse kerkhof en begonnen er dienstgebouwen op te trekken. De joden spanden onverwijld een proces tegen hen in. Ze wonnen dit proces voor de vrederechter, doch verloren het voor de reçhtbank van eerste aanleg. báarmee was hun lot op het Dampoort-kerkhof bezegeld en rond 1840 kwam er een definitief eind aan alle joodse bijzettingen aldaar. Noodgedwongen voerden ze hun doden nadien naar het Israëlitisch kerkhof van Sint-Gillis te Brussel, terwijl ze alles in het werk stelden om een nieuwe begraafplaats toegewezen te krijgen. In 1848 stelde het Gentse stadsbestuur opnieuw een apart terrein ter beschikking. Het was gelegen op het thans nog bestaande kerkhof buiten de Heuvelpoort aan de Ottergemse Dries. Dit perceel, dat behoorlijk groot was (38 op 10 m), had echter veel te lijden van grondwater~ In 1855 werd hen daarom een nieuwe en hoger gelegen plaats toegewezen met dezelfde afmetingen, rechts van de toegang. Er waren echter een aantal voorwaarden aan verbonden : alleen Gentse joden mochten er begraven worden, het terrein bleef eigendom van de stad en de joden moesten op eigen kosten een afsluitmuur bouwen. Uiteindelijk was het evenwel de stad zelf die- uit joodse onwil of onvermogen ? - de kosten voor die muur op zich nam. Kort na de openstelling van de nieuwe gemeentelijke begraafplaats aan de Palinghuizen (Brugse poort), werd ook aan dit joods plekje een eind gesteld. Sind 1874 kon de geloofsovertuiging immers niet langer ingeroepen worden voor het verkrijgen van een aparte begraafplaats. Wat bleef er bewaard van die aparte joodse begraafplekjes te Gent? Helemaal niets. Het Dampoortkerkhof werd in 1877 gesloten. Kort daarop werd de Wasstraat door het in onbruik geraakt.e kerkhof doorgetrokken, en vijf jaar later verrees er een nieuwe Stedelijke School. Schoolcomplex, zwembad

167


en speelplein beslaan thans het ganse kerkhofperceeL De oude begraafplaats van de Heuvelpoort, aan de Ottergemsesteenweg, is vandaag nog steeds als Zuiderbegraafplaats in gebruik. Ook daar zal men echter tevergeefs nog naar een overblijfsel van de kortstondige joodse aanwezigheid zoeken. André CAPITEYN

BRONNEN Den Vlaemschen Indicateur. Gent, 1786, deel15, pp. 213-217. P. CLAEYS, L'Antisémitisme à Gand en 1800, in Messager des Sciences Historiques, 1894, pp. 369-372 . . P. ROGGHE, De joden en hun geschiedenis te Gent, in Ghendtsche Tydinghen, 1973, nr. 3 pp. 51-61 Rekeningen van het Dampoort-kerkhof te Gent 1797-1806. Gent, Stadsarchief, 1981 A. CAPITEYN & J. DECAVELE, In Steen en Brons van Leven en Dood. Inventaris van de waardevolle grafmonumenten en portretgalerij van verdienstelijke personen rustend op-de begraafplaatsen van de Stad Gent. Gent, 1981.

OPROEP AAN ONZE LEZERS

Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 u. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustUs. Wij danken u vooraf voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Gehiwe-Eggermont A.

168


OVER AFFICHES EN HET BELANG VAN HUN GECLASSIFICEERDE BEWARING Zowel tekst- als figuratieve aanplakbiljetten zijn belangrijk verzamelmateriaaL Ze verdienen een plaats in de archieven en bij de andere documenten (boeken, tijdschriften, e.d.) van de heemkundige kringen. Daar moeten ze niet enkel met zorg worden bewaard (want het zijn broze voorwerpen !) maar tevens wetenschappelijk geclassificeerd. Belangstelling Affiches waren oorspronkelijk uitsluitend bestemd om in het openbaar of in toegankelijke plaatsen aangeplakt te worden. De korte tijdspanne waarin ze dienst deden, bracht mee dat ze doorgaans op niet al te best papier werden gedrukt. De meest estetische werden echter reeds vanaf het eind van de 19de eeuw (en de afficherage begint amper omstreeks 1890 !) verzameld en tentoongesteld. Sommige werden toen trouwens door befaamde artiesten ontworpen. Dergelijke exposities grepen o.m. plaats te Parijs in 1891, later ook te Londen, Hamburg, Brussel enz. Een soortgelijke belangstelling voor de weelderig-opgevatte affiches kwam opnieuw tot uiting in de jaren zeventig, dus vrij kort geleden. Weer werden tentoonstellingen ingericht, artistieke aanplakbiljetten verkocht,artikels en boeken over posters neergepend. Vorm en functie Getekend, geschilderd of gedrukt, kregen de posters dikwijls grote afmetingen. Ze waren ofwel publicitair bedoeld, moesten soms dienen tot het voeren van propaganda (b.v. in de politiek) of ze waren gewoon informatief (o.m. voor culturele manifestaties) of overredend. In elk geval zijn ze steeds het produkt van hun tijd geweest en dus bijzonder belangrijk voor de historicus en de vorser. Periodes Men onderscheidt drie grote periodes :deze vanaf ongeveer 1895 tot 1918 (die men gemakkelijkheidshalve de "Belle Epoque" kan betitelen), deze "van vrede tot vrede" (1918-1945) (het zgn. "Interbellum"), en tenslotte deze vanaf 1945 tot op heden. Ze zijn, elk op zich, enorm boeiend!

169


Hulpbronnen

Onverbreekbaar met ons straatbeeld, zijn de tekst- en beeldaffiche ook belangrijk voor volks- en heemkundigen. Het zijn nog te dikwijls ongebruikte hulpbronnen voor de wetenschappelijke studie. De posters moeten echter geclassificeerd zijn en op fiche staan. Anders wordt het een onmogelijke zaak om ze snel terug te vinden. De meest diverse thema's kan men bij de affiches achterhalen. Enkele voorbeelden : - kunst en cultureel gebeuren (tentoonstellingen, concerten, toneel, literatuur, congressen, herdenkingen, e.d.) - religie (bedevaarten, eucharistische congressen, Rerum-Novarumfeesten, huldigingen, herdenkingen ... ) - onderwijs (propaganda, feestelijkheden, inhuldigingen, e.d.) -politiek (verkiezingen, mutualiteiten, syndicaten, coöperatieven, de Vlaamse Strijd, protest, e.d .... ) - commerciële publiciteit (handel, nijverheid, landbouw, internationale en commerciële tentoonstellingen, b.v. Wereldtentoonstelling 1913 te Gent, enz.) - vaderlandslievende manifestaties ( 11-novemberfeesten, herdenkingen, huldigingen, tentoonstellingen ... ) - ontspanningsleven (carnaval, circus, historische stoeten en ommegangen, floraliën, jaarlijkse en andere kermissen, volksfeesten, films, toerisme en verkeer ... ) - sport en gymnastiek (wapenfeesten (o.m. schermen), roeien, fietsen, paardesport, autosport, vliegdemonstraties, voetbal, boksen, worstelen, turnen ... )

- affiches uit de twee Wereldoorlogen - filantropie.

* * * Veel heemkundige kringen en volkskundige genootschappen hebben tot nog toe vrij weinig aandacht aan het verzamelen van affiches besteed. Het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis te Gent (SintAmandsberg) vormt daarop wel een der uitzonderingen. Men hesehikt over een behoorlijk assortiment tekst- en figuratieve affiches. Sedert juni 1982 is daar een wetenschappelijke classificatie aan de gang waardoor de affiches zorgvuldig, volgens thema's, in kaften worden bewaard. Tevens wordt er van elke afzonderlijke poster een uitgebreide steekkaart opgesteld, als het ware een identiteitskaart waarop de inhoudelijke gegevens, de chronologische omschrijving, de technische gegevens en het

170


thema vermeld staan. Is men voor bepaalde ontwerpers geĂŻnteresseerd, dan kan men de afzonderlijke, alfabetisch geclassificeerde fiches nakijken.

* * * Bepaalde periodes die zeer belangrijk zijn (de "Belle Epoque" en het "Interbellum") zijn echter te weinig vertegenwoordigd. Gezien de bijzondere zorg die aan de aanplakbiljetten wordt besteed, doen we een oproep om voornoemde en ook affiches van latere datum aan het Documentatiecentrum te schenken. Lode HOSTE

NOG -IETS MEER OVER DE GEBEURTENISSEN VAN 1678 EN DE ERFENISOORLOG Ter aanvulling van het artikel "Expo'l3 Redivivus" in de Ghendtsche Tydinghen 1983 nr. 6, doorM. VanWesemael, lijktons nu het ogenblik gepast om enkele documenten te hespreken die in rechtstreeks of onrechtstreeks verband staan met de onlusten die zich afspeelden in en om Gent in de tweede helft van de 17de- en het begin van de 18de eeuw. We bedoelen hiermee de belegeringen van de stad in 1678 en 1708. Dat de poorters van Gent niet de enigen waren die hinder ondervonden van het beleg van hun stad, blijkt duidelijk uit diverse geschriften die tot ons kwamen. Ook de ingezetenen van de omliggende dorpen kregen behoorlijk hun deel. In een enkweste uit 1682 (1) kloeg een zekere Kerckvoorde, inwoner van de wijk Belzele (2), dat hij ernstige schade had geleden door de troepenbewegingen van de verschillende machten rond de stad Gent. Zo beweerde hij dat in mei 1673, nog voor de afkondiging van de oorlog tussen Spanje en Frankrijk, door het "campement'' van de Fransen, al zijn veldvruchten werden afgesneden voor het maken ,-'van hunne tenten". Verder verklaarde hij nog dat hij in 1676 heeft moeten vluchten "ter eausen van passagen van Vransche troupen". In 1677 zou hij ook belast zijn geweest met "een groot en excerssis Hollarits logement". In dat zelfde jaar 1677lagen op het grondgebied van Drongen en Mariakerke "omtrent baefsmesse" nog maar eens Franse camperneuten welke zich op Belzele kwamen bevoorraden. Blijkbaar herinnerden de Fransen zich nog het jaar nadien, tijdens het beleg van Gent in de maand maart,

171


de schuren van onze Kerckvoorde, want ze vereerden (sic) hem nogmaals met een bezoek, waarbij ze diverse vruchten meenamen. Tenslotte werd hij nog maar eens belast met een "swaer Frans logement" in september en oktober 1678 en ook tijdens januari en februari 1679. Wat de bedoeling was van zijn klaagzang ? Heel eenvoudig. Hierdoor wou hij vrijstelling van pacht bekomen en steunde hiervoor op het feit dat de ingezetenen van Drongen gedurende drie Ă vier jaar geen pacht hadden moeten betalen. Deze laatsten voegden er evenwel bij dat ze, ondanks de aanwezigheid van vreemde troepen, geen schade hadden geleden. DE ERFENISOORLOG (1701-1713)

Om enigszins een inzicht te krijgen omtrent deze periode deden we een greep uit de briefwisseling tussen de inwoners van een naburig dorp van Gent, met name Vinderhoute, en hun hierarchische overheid, meer bepaald de Kasseirij van het Oudburg. (3) Een van de problemen waar wellicht geen enkelleger vrij van zal zijn is het verschijnsel desertie. Dat was blijkbaar ook het geval met de vreemde troepen in onze kontrijen ten tijde van de Erfenisoorlog. In ieder geval vond de Kasseirij van het Oudburg het opportuun om aan de dorpen onder haar jurisdictie het bevel te geven om alle "Schotsche en Hollandsche soldaeten" die op hun grondgebied rondzwierven en die niet in het bezit waren van een gedrukt paspoort welke ondertekend was door de gouveneur van hun garnizoen, te arresteren. In voorkomend geval dienden deze ter beschikking gesteld te worden van hun respektievelijke regimenten (brief dd. 30 juli 1700) Veruit het meest interesantste getuigenis welke we terugvonden uit die tijd is wel een bundeltje papieren waarin zich o.a. ook twee marsbevelen bevinden. Zoals we reeds in het hogervermeld artikel van de hand van M. Van Wesemael konden vernemen, werd als ad interim gouverneur de markgraaf van Bedmar aangesteld. Deze legde benoorden het Land van Waas een verdedigingslinie aan. Het is zeker in het kader van die gebeurtenissen dat we deze marsbevelen mogen situeren. Vrij vertaald uit het Frans luidt het eerste als volgt : "Zijne Excelencie beveelt uit naam van Zijne Majesteit aan kapitein Nicolas Guilain zijn compagnie te laten marcheren vanuit de Stad Oostende naar Mechelen, waarbij de Gouverneur beveelt dat zij zullen logeren de eerste dag te St. Pieters op den Dijk, de tweede dag te St. Joris, de derde te Vinderhaute alwaar ze ook de vierde dag zullen verblijven, de vijfde dag te Kalken, de zesde dag "a Bestroy", de zevende te Lippelo alwaar ze de achtste dag zullen verblijven om zich dan vervolgens naar de Stad Mechelen te begeven. Beveelt zijne Excelencie aan alle officieren en mannen van de wet van de voornoemde plaatsen aan de officieren en soldaten dezer compagnie te geven een gewoon

172


onderkomen voor ÊÊn of twee nachten zoals aangegeven is. Gedaan te Brussel, 10 september 1701. Ondertekend : Marquis de Bedmar". De volgende notities werden onderaan het marsbevel toegevoegd : ''Y alghens voorstaende ordre sijn desen compaignie gelageert gheweest van 19 tot 21 7bre so volght." Hierna volgen dan de namen van de burgers waarbij de militairen ondergebracht werden. Hiervan onthouden we dat bij een zekere J oscaet Dobbelaer de kapitein en twee soldaten verbleven en bij Bartolomeus Neyt een luitenant en een "connestable". Alles samen bestond deze compagnie uit 40 man. Uit het tweede marsbevel kunnen we ook de tocht van een andere compagnie volgen. Vrij vertaald luidt deze : "Zijne Excelencie beveelt uit naam van Zijne Majesteit aan kapitein Nicolas La Verdure zijn compagnie kannoniers te laten marcheren van de Stad Damme naar de Stad Mechelen, waarbij de Gouverneur beveelt dat zij zullen logeren de eerste dag te St. Joris, de tweede dag te Vinderhoute, de derde dag te Destelbergen alwaar ze ook zullen blijven de vierde dag, de vijfde dag te Grimbergen "op Sant", de zesde te Lippeloom de zevende dach te marcheren naar de Stad Mechelen. Beveelt aan de officieren ende mannen van de wet van de hogervermelde plaatsen aan de officieren en de soldaten van deze compagnie een onderkomen te bezorgen voor een of twee nachten zoals dit vermeld staat. Gedaan te Brussel de 10de september 1701. Ondertekend: Marquis De Bedmar. Uit de bijgevoegde notitie leren we dat ze te Vinderhaute kwamen op 19 september 1701. Ook deze maal volgt een lijst van de inkwartiering. Nu logeerde de kapitein samen met twee soldaten bij ene Lieven Bundervoet en de luitenant met een "connestable" bij Jan de Vos. Twee soldaten werden ook nog ondergebracht bij Joos Blanchaert, voorvader van de auteur. In totaal bestond deze compagnie uit 33 manschappen. Dat de inwoners van datzelfde Vinderhaute niet nalieten van hun onkosten te verhalen op de Kasseirij van het Oudburg blijkt uit een aan het bundel toegevoegde brief van de Burgemeester en Schepenen. Wat meestal niet in de gewone geschiedenisboeken wordt vermeld is het feit dat wanneer een troep soldaten zich verplaatsten, deze meestal gevolgd werden door hun vrouwen en kinderen. In het behandelde doeunient wordt dit echter duidelijk vermeld. We laten de steller van deze hierover zelf aan het woord : " ... de compaignie van Nicolas Guilain bestaende in veertigh mannen daer onder hegrepen eenen capitain, lieut. ende constabie boven eene grote quantitijt van vrouwen ende kinderen omtrent veertigh in getal." en verder : " ... de compaignie van Nicolas La Verdure bestaende in 33 mannen daer onder hegrepen den çapitain ende officier als voorgaende bovendien dertigh vrouwen ende kinderen ... ". Het bedrag dat gevraagd 173


werd was per soldaat of officier een schelling grote en voor de vrouwen en kinderen vier stuivers. Daar er ook nog twee wagens, elk bespannen met drie paarden, opgevorderd werden, dit om de bagage te vervoeren naar respektievelijk Kalken en Destelbergen, werd nog maar eens een bedrag van acht gulden per wagen gevraagd. Blijkbaar vond men de gevraagde bedragen bij de Kasseirij wel iets aan de hoge kant want uiteindelijk werd er een som van drie groten per soldaat toegekend. Alles samen een bedrag van twee pond, drie schellingen en twee groten. Een ander randverschijnsel was ook dat er allerhande gespuis van diverse pluimage het land afstroopten. In een brief van 24 september 1711 gaven de hoogbaljuw en de mannen van leen van de Kasseirij van het Oudburg aan de verschillende parochies te kennen dat door de baljuw van Waarschoot een Franse "partisan of guide" was aangehouden. De man werd in de wandeling Boedens of Boetien genoemd. Hij werd ervan verdacht her en derwaarts op het grondgebied van de Kasseirij misdrijven te hebben gepleegd en dit gedurende enkele jaren. De plagerijen en andere duistere praktijken werden op een bepaald ogenblik zo'n groot probleem, dat men van hoger hand een ordonnantie uitvaardigde (dd. 16 augustus 1710) Daarin werd aan alle hoofdofficieren, baljuws, drossaarden, meiers en andere officieren het bevel gegeven om alle personen "quaetdoeners, landtloopers ende straetschenders, blauwe ende andere partijen", die met minder dan 25 man te voet of 20 te paard en ook diegenen die enig misdrijf hadden gepleegd, op staande voet aan te houden. Indien men van deze groepen enige weerstand ondervond moest men onmiddellijk de klok luiden. Waarop de inwoners van de naburige dorpen hun wapens moesten opnemen en zich naar het dorp begeven alwaar het alarm gegeven was. De boeten die opgelegd werden aan diegenen die niet op het alarm reageerden waren niet van de poes. Voor een officier bedroeg dat niet minder dan honderd guldens en voor elke andere inwoner zes guldens. Aan de waarden en herbergiers werd verboden enige verfrissing te geven aan de partijen die niet konden of wilden betalen. Bovendien werd aan alle conipagniĂŤn van justitie bevolen alle dagen te patrouilleren op de grote wegen en de voornaamste plaatsen. Ze moch. ten hierbij niets te drinken, te eten, logement of bevoorrading vragen aan de inwoners zonder dat ze hiervoor betaalden. De dorpen zelf werd opgelegd een gedurige wacht te houden op hun torens zodanig dat ze steeds klaar waren om aan de klok te trekken vanzodra er bekend werd dat een groep iets afgeperst of geweigerd had te betalen. Wanneer men naliet de klok te luiden op vraag van de compagniĂŤn van justitie of andere officier der plaats was de voorziene boete zo maar even honderd guldens. Ten slotte werd er verboden goederen te kopen van personen die niet voorzien waren van een geldig paspoort. Dit laatste was vooral bedoeld om de verkoop van gestolen of afgeperste goederen tegen te gaan.

174


Dat men in die periode op het platte land niet al te nauw keek aan wie men de prodakten van het veld verkocht, blijkt uit een andere ordonnantie van 6 september 1712. Daarin werd gesteld dat er geen haver, hooi, tarwe, rogge of graan meer mocht uitgevoerd worden naar Frankrijk. Een laatste fenomeen welke we hier behandelen is het binnensmokkelen van vreemde munten. Dagelijks werden er verboden oortjes met de beeltenis van de hertog van Beieren in den lande gebracht. Ze werden geslagen te Namen en vervoerd in pakken of kleine tonnetjes. Dat deze dienden aangeslagen te worden hoeft zeker geen betoog. (brief van 21 november 1712) DavidMAES NOTEN

1) Rijksarchief Gent, fonds Vinderhoute- Merendree nr. 175, resolutieboek van Belzele. 2) Hier wordt bedoeld Evergem - Belzele. Deze wijk maakte gedurende een lange tijd deel uit van de heerlijkheid Vinderhoute - Merendree. 3) Al deze gegevens werden geput uit het bundel briefwisseling uit de 18de eeuw fonds Vinderhoute - Merendree nr. 1, Rijksarchief Gent.

ONZE GENTSE KEUKENRUBRI-EK (Vervolg) Ik zit een beetje in nesten. Als ik even met de neus in de lucht als oude snuisteraar door de grote magazijnen van _ het stadscentrum rondslenter dan zie ik hier en daar bij pakjes en doosjes etelijke waren de melding "speciaal voor de Vasten", ook Mevrouw Palmares kwam even op bezoek en had het over de V asten zodat het zich bij mij als een knagende worm liet aanvoelen dat ik onze lezers zo iets als een paar receptjes voor Vastenmenu's zou moeten voorschotelen. Dat ik eens tot bij Moeitje en Tante Mele trok met de hoop daar Oude Keukenpiet te ontmoeten was logisch. Dat ik kans had en er van in de vroege morgen Keukenpiet als gewetensvol vrijer aantrof was een buitenkansje maar dat het woord V asten zonder de minste twijfel er een zekere malaise verwekte staat vast. Moeitje pinkte furtief een traantje weg, zuchtte en beweerde een verkoudheid te hebben; tante Mele hield zich wat afzijdig; zij stond op diĂŤet en kon zich niet erg aan de regels van de Vasten houden (ik betwijfel echter of zij dat waarlijk veel heeft gedaan) en toen ik aan Keukenpiet vroeg: wat

175


is Vasten ? trok hij wat benepen de schouders op, daar waar ik het klassiek antwoord verwachtte : "Zeven boterhammen eten en naar den achtste tasten. " Maar heel vlug begon hij een afleiding te zoeken door te babbelen over visgerechten. Toen ik de opmerking maakte dat buiten waterzooi van vis en paling er niet te veel Gentse visgerechten bekend zijn begon hij toch te betogen dat, alhoewel de gewone Gentse volksmens (lees fabriek- en werkhuisarbeider) geen speciale viseter was, er toch steeds gekende vishuizen geweest waren rond de vismijn en in de Donkersteeg (de mossel- en friethuizen ) en de visgerechten toch in onze grotere restaurants steeds gewaardeerd werden. In onze volkswijken ziet men in goedvoorziene winkels ook steeds naast de verse vis schotels met gebakken stukken vis (of het stijgend gemak voor de huisvrouw) aangeboden liggen. Dus vooruit maar : wij hebben het vandaag over vis. Bij vroegere gelegenheden vertelden wij reeds over drogen haring, gerookte sprot, Gentse waterzooi van vis, abberdaan, stokvis, roggelever, panharing (of levaart) en laatst nog over paling, wat buiten de waterzooi en de paling meestal gerechten voor de volksmens waren . Laat ons even vermelden dat door de gekende schrijver en T.V.-medewerker Lambin niet lang geleden gesproken werd over een Gentse speciale bereiding van schelvis, iets waarover wij nooit hebben gehoord, maar dat Keukenpiet ons een hele opsomming heeft gedaan van allerlei manier van bakken, zoden, stoven en inleggen en drogen van vis zodat wij het maar voor het opsommen hebben. GEBAKKEN VIS Laat ons hier dus maar vertellen dat hier vooral in aanmerking komen : panharing, schelvis (meestal kleine exemplaren), pladijs, tong (veel fijner), zeepaling, paling (zie vroeger) , steur, kleine stukken kabeljauw, roobaard, spiering, wijting en andere en kleine riviervis. Voor al deze soorten ligt aan de basis goed reinigen (met of zonder kop ), afschrabben, kuisen , spoelen, goed afdrogen, in de bloem draaien (soms in de melk). Dan in een warme braadpan, eerst goed voorzien van boter of vet of de twee samen, rechts en averechts goed bakken tot bruinworden toe. In sommige gevallen kan ook nog even worden in een hete oven

176


gestoken tot verder klaar komen. Het opdienen gebeurt meestal op een ronde of langwerpige visschotel met een versiersel van stukken of schillen citroen en peterselie. Naarvolgens de aard van de vis wordt er over of afzonderlijk een saus van de eigen bakte of een speciaal bereide saus opgediend. Wij willen hier vooral de aandacht vestigen op steur, die gereedgemaakt in dikke schillen en opgediend met zekere groenten de hele nette indruk maakt van varkens- of kalfscoteletten. GEZODENVIS Hier komen grote kabeljauw, tarbot, grote schelvis, witte en rode zalm, rog, roobaard, ook afgetrokken filets van tong en andere bij te pas. Zijn nodig : eerst en vooral de vis, een paar uren in water met azijn, dan een grote viskastrol met een gemakkelijk inlegsel met gaten, waardoor de vis, soms in zijn geheel, soms in dikke stukken gesneden, gemakkelijk in en uit het kokend water (voorzien van zout, thijm, peper of soms passende kruiden), kan gelegd of uitgehaald worden. Naarvolgens de voorziene bereidingen zullen de stukken vis, die vóór het koken goed waren gereinigd en geruimd, na het koken met of zonder het vel op een proper wit doek op een visschaal worden gelegd. In vele gevallen (dan zonder wit doek), worden de schotels verder opgesierd met doorgestoken aardappels in figuren rondom aangebracht, of met een speciale saus overgoten (met toevoeging van garnaal, mosselen of andere bijkomende zaken). Schilletjes citroen, peterselie en dergelijke spelen hier ook een rol ter versiering. Witte sausen bv. met karpertjes worden ook aangewend. Nochtans in de Vastentijd is het eenvoudig opbrengen met gesmolten boter en een gewone gezoden en opgeschudde aardappel het meest gepaste gerecht. . . GESTOOFDE VIS Hier komt zo wat alles in aanmerking, vooral de kleinere vissoorten en de grote dikke stukken, ook sommige riviervissen, paling, enz: De goed gereinigde vis wordt in een speciale braadpan, op voorhand goed ingevet met boter, en soms ook nog bovenop voorzien van een kluit boter bovenop in de warme oven gebracht. In sommige gevallen wordt bij het beginnen klaarkomen het vel verwijderd en de vis in de chapelure gedraaid. Toevoeging van citroen, wijn, zekere specerijen zal het gehalte van hetgerecht veel verbeteren. Men zal de schotel meermalen uit de oven halen om de vis met het stoofnat te overgieten; lichtekeus bijvoe-

177


gen van azijn, ook soms witte wijn, zal het gehalte van de smaak verhogen en ook het te droog worden van de vis beletten. Gewoonlijk is de vis klaar na een verblijf van een kwartier in de oven. Bij het opdienen kan de smaak door het aanwenden van soms naar de aard van de vis aangepaste sausen veel verlevendigd worden. Een eenvoudige bereiding is in de Vastentijd meest aanbevolen. Voor sommige vissen wordt voor de bereiding in de oven meestal een gepelde staart aanbevolen, zoals bijvoorbeeld kabeljauw en zalm. Voor de meest hogeraangehaalde vissen zijn zèkere verfijnde bereidingen, zoals voor tongenfilets, zalm en andere met meer speciale sausen, zeer aan te bevelen. Wij komen daar misschien later wel op terug. Het schijnt ons in het kader van deze aanwijzingen minder gepast. Van de overschotten van deze vissen is heel wat te maken als vóórgerecht, bijvoorbeeld een voorgerecht van rode zalm is een primaverschijnsel op de feesttafel, maar dat schijnt ens hier nu ook minder van pas. Laten wij het hier alleen nog hebben over de INGELEGDE VIS Spiering, rog, paling, haring (rolmops) zijn prima soorten voor het maken van ingelegde vis. De meeste van die zaken zijn nu echter zo gemakkelijk volledig voorbereid in potjes, glazen bokaaltjes en kommetjes in de handel te bekomen is dat met wat stukjes overschot van verliezen zou zijn u hier met recepten te vervelen. Waar het eerder in een huis zou voorkomen is dat met wat stukjes overschot van gezoden rog zou blijven zitten zodat het mij nuttig voorkomt de bereidingswijze van Keukenpiet op te geven voor : INGELEGDE ROG Men heeft dus de overschot van de rog die in water met azijn en een weinig zout vijf minuten heeft gekookt, dan stillekensaan op de _zijde van het vuur op 20 of dertig minuten is gaar gekomen. Men neemt dan drie deciliters van het visbouillon, anderhalve deciliter goede wijnazijn, peper en zout, vier tot vijf bladen vislijm en laat alles samen goed koken terwijl men in het mengsel roert, op 't laatst enkele druppeltjes kleurstof er aan toevoegend. De vis, in een diepe schotel geplaatst, wordt nu met het vocht overgoten. V oor het volledig lauw worden voegt men dan bovenop schilletjes Citroen en konkommer bij. Men kan ook wel bijwerken met stukjes paling, mossels of garnaal. Volgens een ander recept maakt men ook een mengsel van wijnazijn, peper, enkele sjalotten en ajuin, tymoes, enkele laurierbladen, wat zout en kruidnoot. Alles wordt samen opgezet, wel afgestopt en tot koken gebracht. Afgezet laat men het geheel, met toevoeging van een paar stuk-

178


ken vislijm, een paar uren trekken, dan steekt men alles door en giet het op de gezoden vis. Op dat ogenblik kwam Tante Mele tussen om over mosselen te spreken. Maar daarover is voor Gent zoveel te vertellen dat ik besloot van over de mosselen volgende maal te handelen, alsook over gedroogde vis ... ofwel over een paar lekkere gebakjes daar wij allen met de FloraliĂŤn wel enkele bezoekers verwachten. Ik zou dus dankbaar afscheid nemen als plots broer Cies thuiskwam en mij op de man af de vraag stelde : "Zeg, gij die alles weet, zijt gij soms op de hoogte of het waar is dat, met de nieuwe kerkwetten, men ook in de Vasten mag trouwen zonder weduwe of wees te zijn?". Daar zat het geheim van de malaise die al de ganse tijd op het gezelschap woog. Maar ik wist niet goed op welke Illanier te antwoorden zonder drama's te verwekken : dus volgende maal, meer daarover.

R.V.K. (wordt vervolgd)

179


IV. DE VAN EYCK'S EN HET PRINSENHOF TE GENT In de vorige besprekingen hadden we geopperd datJan van Eyck waarschijnlijk het retabel voltoaide in het huis de Ekster in de Gouvernementstraat, dat doorliep tot in de Lange Kruisstraat en dat gelegen was naast het woonhuis van Joos Vijt (78), een lid van een adellijke Gentse familie (79). Door het zgn "Zollikoferplan" sloopte men in 1883 het huis de Ekster en op deze plaats legde men de huidige Benegouwstraat aan, welke de Volderstraat met de Reep verbindt (nota 53). Opvallend was datJan van Eyck pas na 17 juli 1432 terug te Brugge vermeld wordt, waar hij dan een huis koopt. De vraag is :waar verbleef de schilder nadat hij het Lam Gods voltooide tot op deze datum ? Jan van Eyck was hofschilder en "KAMERKNAEP" van Filips de Goede. Op het ogenblik dat Jan van Eyck het retabel voltooide en het ingehuldigd werd ( 6 mei), bevond de hertog zich op de terugreis (vanaf 11 april) van Dijon naar Gent, waar hij op 28 mei opgewacht werd door Isabella van Portugal die in het Prinsenhof verbleef. De dag dat de schilder te Brugge vermeld wordt verlaat de hertog Gent en reist naar Heusden (Hesdin). Reeds op 21 december is de vorst terug te Gent, waar hij tot 27 januari 1433 verblijft. Jan van Eyck, van wie we mogen aanvaarden dat zijn opdracht te Gent voltooid was (vestiging te Brugge), wachtte eigenlijk op de hertog voor verdere gegevens. De taak die de kunsthistorici hem gaven, nl. kamerheer ( 80), ligt in feite ver weg van de eigenlijke rol die deze "VALET de chambre" toebedeeld kreeg. Hij was een marionet van de hertog, die steeds klaar moest staan om diens grillen te vervullen. Hij werd belast met inspectietochten en soms stuurde de Bourgondiër hem als bode of ging Jan in naam van zijn heer op bedevaart. Hij was de gelijke van de andere ambachtslui aan het hof (zoals de kok, de bakker, de kleermaker, de smid, de zanger). Het voordeel dat hij als hofschilder genoot was dat hij ontsnapte aan de verplichtingen van het gild (81), doch dit betekende niet dat hij boven zijn standgenoten verheven werd. Het is niet omdat een baas een hoog aanzien .heeft, dat daarvoor de knecht hiervan geniet. Jan van Eyck werd wel bevoordeeld "aux honneurs et prérogatives, franchises, libertés, drois, prouffis et émolumens accoustumés" (82). Het was trouwens uitgesloten dat van Eyck in opdracht van burgers werkte alvorens toestemming te hebben gekregen van de hertog (83). Het duurde dan ook ongeveer 5 jaar voordat de schilder de gelegenheid kreeg van de hertog om de onafgewerkte panelen van het Lam Gods te voltooien. En wij mogen aanvaarden dat de vorst zijn hofschilder niet speciaal naar Gent had gestuurd om het retabel te voltooien, maar dat 180


de kunstenaar een tijdlang in opdracht van Filips de Goede in de Arteveldestad verbleef tussen 1430 en 1432 (afwerking van het retabel). In het vorig artikel ''De van Byek's te Gent : Hun oeuvre" ( 84) vermeldden we dat het getekende portret van kardinaal Albergati waarschijnlijk tot stand kwam in de Arteveldestad. Niceoio Albergati, die in het Rooigemklooster verbleef, was gestuurd door de paus als gezant om de algemene vrede tussen de koningen van Frankrijk en Engeland en de hertog van Bourgondië te bewerkstelligen. Deze onderhandelingen zullen uiteindelijk leiden tot de vrede van Atrecht en het einde van de 100 jarige oorlog. In die dagen (1431) verbleven tal van Franse, Engelse en Bourgondische diplom-aten, alsook bisschoppen uit Duitsland en Wales, in het prinsenhof en inverschiliende abdijen en kloosters te Gent (85). Kort vóór 1431 zien we dat er talvan veranderingen en versieringen plaatsgrepen in het Prinsenhof (86). HeeftJan een aandeel gehad fu de algemene leiding van de dekoratie in het paleis ? Dit zou niet verwonderlijk zijn, daar hij in opdracht van Jan van Beieren eveneens wandversieringen gemaakt heeft. Van Eyck heeft hoogstwaarschijnlijkmuurschilderingen uitgevoerd in de hertogelijke residenties. In het "Tweede boek van het Gulden Vlies" (87) zien we op het opdrachtsminiatuur achter Karel de Stoute muurschilderingen met als voorstelling bomen met ranken en vogels in eyckiaanse stijl. De sierletters op de muren tonen duidelijke overeenkomsten met het opschrift op Jan van Eycks huwelijksportret van Arnolfini. De reden van eenlangdurig verblijf te Gent vanJan van Eyck ligt waarschijnlijkniet in de mogelijkheid van dekoratieve uitvoeringen in het paleis. Wij moeten hier eerder teruggrijpen naar het gegeven dat we reeds vermeld hebben: de portrettering van de diplomaten. De diplomatieke taak ~an Jan van Eyck bestond er meer dan hoogstWaarschijnlijk in om tijdens het portretteren een betere relatie tot stand te brengen, maar ook om het inwinnen van- bepaalde gegevens en informatie (houdingen, opvattingen, enz.). Spijtig genoeg zijn zoals dehertogelijke residenties ook de portretten verdwenen. Wij hebben wel n:og in de vorige artikels de portretten van Filips de Goede en Isabella van Portugal die van Eyck zeker geschilderd heeft, maar verloren zijn geraakt, in verband kunnen brengen met bepaalde werken. Wij zullen danook trachten andere werken of archetype's naar de van Byek's te achterhalen. Hubert van Eyck en de hofhouding Het lijkt uiteraard evident dat wij hier ook de portretten in verhand met de eerste generatie van Byek's belichten. Wij beginnen dan ook met een werk dat enigszins beschouwd wordt als een zelfportret van Hubert (88) of een voorstelling van een ridder van de orde ·van St. Antonius door Jan (89), welke bewaard wordt in de 181


niet terug in de Levensbron. De portretten lijken mij niet van dezelfde hand te zijn als deze van ''De bron des levens", doch indien men deze meester gaat beschouwen als een groepering (atelier), plaats ik zeer graag deze twee laatste portretten op het aktief van de "Meester van de Levensbron". De meester van de Levensbron Een problematisch schilderij, dat de meesten in hun studie over van Eyck niet behandelen, is ''De Bron des Levens", dat rond 1460 geschonken werd door koning Enrique IV van Castilië (nota 2 b) aan het Gerosolimieten klooster van 0. L. Vrouw van Parral te Segovia voor het H. Sacramentsaltaar en dat zich thans bevindt in het Prado te Madrid. Het Allen Memorial Art Museum te Oberlin (Ohio) bezit een waardevolle kopie naar dit werk. Sommige geleerden hebben als hun mening gegeven dat dit schilderij een voorstudie was van het Lam Gods en dusdanig geschilderd werd door Hubert ( 94). Anderen zijn van mening dat het schilderij een jeugdwerk is van Jan of een kopie naar een verlorengegaan origineel van de hofschilder (95), dat hij mogelijks geschilderd zou hebben tijdens zijn verblijf in Spanje (96). Nog anderen denken dat het werk een kopie is naar een pré-eyckiaans schilderij, dat kort vóór 1420 tot stand kwam (nota 68). Onderaan in het midden ziet men de Levensfontein met in het water de hosties, die verwijzen naar het hostiewonder van ± 1410 te Segovia, een mirakel dat geproclameerd werd door de biechtvader van de koning, nl. de jodenhater Alphonsus de Spina. Daarnaast ziet men de "Overwinning van-de Kerk op de Synagoge". Onder de kerkelijke vertegenwoordigers h~rkennen we rechtopstaand : de paus, de kardinaal, de bisschop (die gekopieerd is naar de H. Donarlus van Jan's Van der Paele-Madonna), de priester (?), de abt; en al knielend : de keizer (afbeelding van Keizer Sigmund, door de schuin oplopende wenkbrauwen waarschijnlijk gekopieerd naar een munt), de koning, de graaf (die teruggaat op de iste ruiter van het gestolen paneel), de ridder en de burger (die ons herinnert aan St. Maarten van de Strijders Christi). De man in het zwart totaal links- gekleed naar de Bourgondische mode van ca 1450- is vermoedelijk een zelfportret. De kledij van de burgers met uitgehakkelde mouwen, omboord aan de insnijdingen met bont, herinnert aan de mode van omstreeks 1410, de datering van het hostiewonder. De vormeloze structuur en de gebrekkige tekening wijzen op kopiëerwerk. De man in het zwart en de groep joden rechts zijn van een hogere kwaliteit. Deze bewegende groep verwijst in het geheel niet naar van Eyck, maar vinden we wel terug in een tekening in het museum te Leipzig van omstreeks 14151420 (nota 39b), welke als Bourgondisch (97) of als Gent~Brugse school 184


Fig. 2. De Levensbron, leerling van Van Eyck (Âą 1460).

185


(nota 68) beschouwd wordt. Winkier (98), daarin gevolgd door Bruyn (nota 39b), beschouwde deze tekening naar mijn inziens terecht van een Zuid-Duits meester, die deze groep gekopieerd heeft naar een voorstelling "Het Levende Kruis met Kerk en-Synagoge", zoals o.a. het Duits schilderij uit de oud-verzameling Lersch te Aken. De Synagoge en de Kerk werden in onze gewesten meestal allegorisch afgebeeld door twee vrouwen. De tegels alsook het schaakbord van de vloer roepen direkt van Byek's Rolin-Madonna voor ogen. Deze Valenciaanse tegels werden zeer veel doorJan afgebeeld. Op het tweede plan zien we zoals op het Lam Gods de engelen zonder vleugels met passie- en muziekinstrumenten. De over elkaar liggende vlakken in de compositie werden door Weale (nota 2d) in verband gebracht met de Vlaamse gebeeldhouwde retabels, doch de twee toneeltorens vooraan zijn iconografisch ondenkbaar omstreeks 1420 (nota 39b). Bovenaan in de middentoren, die ons aan een sacramentshuisje doet denken (o.m. Leuven, St. Pieterskerk), troont vóór het Lam de Christusfiguur. Zijn houding vinden we gedeeltelijk terug op het Lam Gods en in een eyckiaanse tekening "De zegening en kroning van de H. Maagd" (Wenen, Albertina), welke duidelijke verwantschappen toont met de zgn. Norfolktriptiek (Vierhouten, verz. Van Beuningen), een Luiks retabel van omstreeks 1415. Ook de architectuur en de versieringen vinden we in zekere mate terug in deze tekening, die mogelijks een kopie is naar een verlorengegaan werk van Hubert (archaïsche iconografie, vernieuwde behandeling). Vooraan op de troon herkennen we de pelikaan en de phoenix, die gekopieerd zijn naar deze op de troon van Jan's Dresdener reisaltaartje. Links en rechts herkennen we Maria en Johannes de Evangelist, die geïnspireerd zijn op het Lam Gods. Door de ontleningen aan verschillende werken mogen we aanvaarden dat de meester van de Levensbron een leerling was van Jan van Eyck, die gretig gebruik maakte van Jan's atelierschetsen. De tegels van de troon vinden we terug op van Byek's onafgewerkt paneel "De Madonna met Jan de Vos" (New-York, verz. Frick), wat er op wijst dat de schilder nog na de dood van Jan werkzaam was in diens atelier. De ui-vormige accolades in de troon, de grijze tonen, de licht-grijze bevreemdende indruk, de matheid in het coloristisch effect, het doffe groen en de ruwe afwèrking in de lichteffecten wijzen er op dat deze Duitse leerling (synagoge) van Jan van Eyck reeds een tijdlang Brugge verlaten had en zich vestigde in Spanje, waar hij een invloed onderging van de regionale kunst. Deze tweede rangs kunstenaars werden in het Zuiden hoog gewaardeerd en hun werken werden zelf gekopiëerd. Een duidelijk voorbeeld daarvan is "De Madonna en het kind in een interieur" in het College te Covarrubias (Burgos), dat een repliek is van een regionaal kunstenaar ( 99) - een werk waartoe tal van eyckiaanse panelen als voorbeeld dienden (100)- naar een ver186


lorengeraakt werk van de meester van de Levensbron (zelfs het Duitse opschrift kopieerde de schilder). Opvallend is dat het brokaat achter Johannes de Evangelist op de Levensbron herhaald wordt in een eyckiaanse "Staande Madonna iri de nis" (New-Y ork, Metropolitan Museum), waarvan de Maagd gekopieerd is naar Jan's "Madonna bij de fontein". Door de archaïsche vormgeving schreef men eerst het werk toe aan Hubert (nota 92, kopie; 94c; 38a kopie; 83b Jan en Hubert, 88b ?) of als kopie van Petrus Christus (101) mogelijks naar Hubert van Eyck. De kille harde plasticiteit, de spitse gelaatvorm, de overladen schijnarchitectuur met langs beide zijden vrouwebeeldjes voorstellend de kerk en de synagoge, de toegepaste compilatorische werkwijze(= ontleningen aan verschillende eyckiaanse werken), de voorliefde voor architecturale omlijstingen, de gladde porceleinachtige afwerking, het tapijtpatroon, de lichte grijze tonen verwijzen in het geheel niet naar Petrus Christus, maar eerder naar de Levensbron. De architectuur lijkt op een doorsnee van een middenschip van een gotische kerk, wat bevestigd wordt door het opschrift. De door schalken geleide en met pinakels versierde pijlers en de met vier passen doorlopende luchtboog met hoogsels langs de bovenzijde en een hangende kruisbloem onderaan, zoals we ook zien op een getekende "Verkonäiging" (nota 71), kennen we niet in het bouwkundig erfgoed van onze gewesten, maar treffen we wel in Duitsland aan. Aan de hand van de architectuur dateerde Weale (nota 38a), daarin gevolgd door Panofsky (nota 68), deze "Staande Madonna" omstreeks 1460, wat wij aan de hand van de tekening weerleggen. Indien de technische verfijndheid van deze "Staande Madonna" afwijkt van de ruige Levensfontein, dan wijzen er tal van elementen naar dezelfde stijl. In de groepering mogen wij dit werk onderbrengen in het oeuvre van de meester van de Levensbron. Een gelijkaardige stijl vinden we ook in de afwerking van Jan's onvoltooide "Madonna en kind met St. Elisabeth van Hongarije, St. Barbara en Jan de Vos", die vanaf 1441 tot 1450 prior was van het Karthuizer klooster van Genadedal nabij Brugge. Van Eyck heeft dus vanaf 30 maart (de dag waarop de Vosprior werd) tot 9 juli 1441 (de overlijdingsdatum van Jan) de mogelijkheid gehad om te werken aan dit paneel. De afwerking werd toegeschreven aan Petrus Christus (nota 68). De voltooiing gebeurde vóór 3 september 1443, de dag waarop het schilderij onthuld werd door de Ierse bisschop Martin of Mayo. De plooien met de perkamentachtige kreukels van het gewaad, dat gedeeltelijk in lange punten hangt, de porseleinachtige gladde en blanke gezichten, de handen zonder uitdrukking, de toneeltoren in het landschap, de Iaat-romaanse kapitelen 2 aan 2 gelijk, het landschap dat gekopieerd is naar Jan's Rolin-Madonna, wijken totaal af van Petrus Christus' gelijkaardige vereenvoudigde voorstelling "Jan de V os met de H. Barbara voor de Maagd en 187


het Kind" te Berlijn, waarin de draperieĂŤn veel soepeler en sierlijk zijn en zijn typische lichtbehandeling meer genuanceerd. De afwerking van het werk te New-Y ork mogen we toeschrijven aan de groepering van de meester van de Levensbron, die een gelijkaardige stijl vertoont. De groepering van de meester van de Levensbron neemt de materie-behandeling van Van Eyck over, doch deze begrijpt de verlichte kunst van zijn leraar niet en grijpt daarom terug naar oudere voorstellingen. Jan van Eyck als hofschilder Heins (nota 45) meende dat Jan van Eyck in 1431 een portret maakte van de Gentse poorter Jan van Roubaix, die samen met de schilder de reis ondernomen had naar Portugal (cfr. nota 55), en dat deze voorstelling zich thans bevindt in de Staatliche Museen te Berlijn. De identificering van het model met deze Gentenaar kan gemakkelijk weerlegd worden, daar dezelfde persoon in de "Codex van Atrecht" (1573) van Jacques Leboucq vereenzelvigd wordt met Baudouin de Lannoy (nota 46), heer van Molenbeek, die bekend stond als stotteraar. De vereenzelvigingen in deze codex mag men niet al te zwaar laten doorwegen (zie verder). Het portret lijkt ook bekend geweest te zijn uit atelierschetsen. We herkennen deze persoon op de 16de eeuwse Keulse panelen met als voorstelling ''Het leven van de H. Bernardus" en "De aanbidding der wijzen" van de meester van de H. Familie, alsook in het kostuumboek in het British Museum te Londen. Enkele facett~n van dit werk wijken af van de andere portretten van Van Eyck : het rechteroog dat gedeeltelijk schuil gaat achter de neus, de naar boven gerichte pupillen zoals op het portret van Marco Barbarigo, de hoed die gekopiĂŤerd is naar het voorbeeld op "Het Arnolfini-huwelijk", de rechterhand (met de staf) die overgenomen is uit "Het Tymotheos-portret", doch welke niet zo plastisch behandeld is en niet dezelfde subtiele speelse belichting heeft. In vergelijking met de kopie in de "Codex van Atrecht", waarop ook de hand te groot is afgebeeld - een heel typisch voorbeeld voor J ari van Eyck, is deze op het schilderij in een juiste verhouding afgebeeld. Hierdoor is het gezicht veel kleiner dan op de andere werken van Van Eyck. Jan plaatst zijn figuren tegen een donkere wand, Baudouin de Lannoy is hier voor een donkere ruimte geplaatst. Om die reden denk ik dat wij hier niet te maken hebben met het originele werk van Jan yan Eyck, niaar met een kopie uit de 2de helft (goede proporties) van de 15de eeuw. Een ander werk dat algemeen aanvaard wordt als een authentiek werk vanJan van Eyck en dat wij hier met zekerheid afschrijven is het wel bekende "Arnolfini-portret" in de StaatUche Museen te Berlijn. Als voorbeeld nam de schilder "Het Arnolfini-huwelijksportret", doch we

188


Fig. 3. Portret van Baudouin de Lannoy 2de helft van de lSde eeuw.

zien enige duidelijke verschillen met dit portret (het verdwenen lidteken in de kin, de minder geaccentueerde mond; de verdwenen rand rond de ogen, de gemoduleerde hersenpan zoals bij Van der Goes, de geringe ruimte in de kompositie, het vlak aanvoelende gezicht). Het hoofddeksel is gekopiĂŤerd naar de man op de muur van de Rolin-Madonna, doch de stijfaanvoelende plooienval (vgl. de man met de rode tulband) en het overvloedige licht op de hoed wijken af van J an's kunst. De summiere suggestie van enkele letters op de brief is in tegenstrijd met J an's zichtbare letters en zinnen op de brieven (Tymotheos) en op diens getijdenboeken (Van der Paele-Madonna). De schematische handen die ook hier

189


Fig. 4. Portret van Arnolfmi, alias Filips de Goede (ca. 1500)

in een goede verhouding zijn weergegeven, kan men nog moeilijk vergelijken met Jan 's sterk gemodelleerde ledematen. Arnolfini heeft op zijn huwelijksportret kastanje-bruine ogen, terwijl deze figuur grijze pupillen heeft. ZouJan die de kleuren op het getekende portret van Albergati van de ogen zo duidelijk beschrijft, zich deze flater veroorloven ? Het gehelewerk ademt in een zekere vlakheid en zwakheid, die we in zijn ander werk niet aantreffen. Het lichte koloriet verraadt dat het: schilderij tot stand kwam kort na 1500. Waar om zou men in die periode nog een schilderij - in Vlaanderen - laten maken van een reeds overleden Italiaans koopman ? In de eerste 190


helft van de 16de eeuw werd de vrouw op het huwelijks-portret van Arnolfini geïdentificeerd met " Bonne van Artois", de tweede vrouw van Filips de Goede. Onder de getekende kopie in de Codex van Atrecht (Arras) en op een gelijkaardig schilderij in de Staatliche Museen fe Berlijn vinden we haar naam vermeld (nota 46 ). Men heeft de man op het huwelijks-portret waarschijnlijk geïdentificeerd met de hertog. We mogen dan ook veronderstellen dat "Het portret van Arnolfini" (alias Filips de Goede ) gemaakt werd om te prijken in een portrettengalerij. Het teruggrijpen naar oudere voorbeelden voor overleden personages is kenmerkend voor de 16de eeuw. Reeds in deze artikels over " De van Eyck ' s te Gent" hebben we "De Madonna van Maelbeke, alias van Yperen ", de Washingtonse "Annunciatie" (toegekend aan een practicien naar ontwerp van Jan), "De man met de anjer", " Het portret van Baudouin de Lannoy" en "Het portret van Giovanni Arnolfini" afgeschreven vanJan van Eyck. Wij hebben dit gedaan aan de hand van de disproporties; een dergelijk onderzoek zou ook nog voor andere schilders moeten gebeuren. In het volgend artikel over "De van Eyck's te Gent" zullen wij de leerlingen aan de hand van documenten trachten te achterhalen. Rudy VAN ELSLANDE NOTA'S Voor de nota's van 1 tot 49 verwijs ik naar mijn 1ste artikel : De van Byek's te Gent; voor de nota's van 50 tot 60 raadpleegt men het 2de artikel: De Van Byek's te Gent : De verblijfplaatsen; terwijl men voor de overige nota's tot 77 het vorig artikel : De van Byek 's te Gent : Hun oeuvre naslaat. Deze artikels zijn allen verschenen in "Ghendtsche Tydinghen". 78. Kenlic zij eet. dat Olivier de Grave commen es eet. kende ende lijde dat hij heeft vercocht wel ende redelic Lievine Soetmans doude, deen hechtscheede van eerren huus ende stede ... jnde Langhe Cruusstrate, tusschen eene plaetse met eenere poorte , toebehorende den hoire van Joos Vüt ende van joncfr. Lysbetten Borluuts, ziere wettelicke gheselnede was, an desen zijde ende Godevaert Luibs huus om dander, gheheeten den Inghel (Gent stadsarchief, jaarregister 1460-61, f 0 9) . Een jaar na de dood van Joos Vijt ( 1439) verkocht zijn weduwe een gedeelte van het huis aanJan Vilain, die het in 145 7 verkocht aan de familie Utenhove. In 1462 verkochten de erfgenamen van Vijt het huis aan de familie Sersimoens, die het drie jaar later verkocht aan Willem, bisschop van Doornik. 79. Ridder Christoffel Vijt liet op 7 aug. 1404 een gebouw slopen aan het Pas, de Roode Turre genaamd, dat hij gekocht had van Hendrik Bogaerd en naast dat van J acobs Hubbelins. Zijn dochter Catharina Vijt, die gehuwd was met Laurens Willemsone verkocht dit huis aanPietervan Aken (Gent, stadsar. , jaarreg. 14167, f 0 33) in 1416. Dit nieuwe huis noemde in de 15de eeuw het huis van Nevele. De derde vrouw van de schilder Raphaël van Coxie noemde Margaretha Vijdt ; zij stierf in 1582 (Mechelen, Stadsarchief, Goedenis-boek 1593-94, fO 18 ). In

191

( 'f·


1865 publiceerde de Gentse uitgever Vijt het valse schilderboek van Lucas de Heere geschreven door J .-B. Belbecq. in "Oud en nieuw" (blz. 13). 80. M. Devigne, Van Eyck, in: Collections Grand Maître, Brussel, 1926, blz. 33; b) F. Duelberg, Niederländische Malerei der Statgotik und Renaissance, Potsdam 1927, blz. 7; c) W. Martin, De Vlaamsche primitieven op de tentoonstelling te Brugge, Amsterdam (geen jaartal van uitgave), blz. 6; cfr.J. Duverger, Jan van Eyck as Court painter, in: The connaisseur, 1977, blz. 172-179. 81. M. Conway, nota 2, blz. 84, 89 82. Veroorlovingen geschonken door de hertog aanJan van Eyck, Rijsel, Archief van het département du Nord, B. 19022, nr. 39807; cfr. Clerbout, La bourgeoisie et les Bourgeois dans i' ancien Bruxelles au point de vue historique et juridique, in: Annales de la Société d'Archéologie de Bruxelles, dl. XI (1897), blz. 398419, dl. XII (1898), blz. 192-214 en 281-309;A. Pinchart, Archives des Arts, Sciences et Lettres, Gent, 1881, dl. 11, blz. 236. 83.]. Duverger, Het statuut van de 16de eeuwse hofkunstenaar in de Nederlanden, in: Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen,jb. 1982, blz. 78;A. Michiels, Histoire de la peinture flamande, 2de uitgave 1/2, blz. 213 84. R. van Elslande, 111 De van Eyck's te Gent : Hun oeuvre, in : "Gheridtsche Tydinghen" dl. I, 1984 85. G. DuFremede Beaucourt, Histoire de Charles VII, dl. 11, Paris, 1885-1892, blz. 438-441;M. R. Thielemans, Bourgogne et Angleterre, Brussel, 1966, blz. 53; Rijsel, Archief de département du Nord, B. 1954, f. 74v0 , 82-83;E. de Monstrelet, Chronique, in: Société de l'histoire de France par L. Douet Darcq, dl. IV, Parijs, 1857-1862, blz. 18-19, 209-214. 86. Gent, Rijksuniversiteit, Hs. G. 6049. 87. Brussel; Koninklijke Bibliotheek, Hs. 9028; Cfr. A. Bayot, Observations sur les manuscripts de l'Histoire de la Toison d'Or de Guillaume Fillastre, in :Revue des Bibliothèques et Archives de Belgique, vol. V (1907), blz. 425-438. 88. E. Schenk, Selbstbildnisse von Hubert und Jan van Eyck, in : Zeitschrift für Kunst, dl. III, Leipzig 1949, blz. 4 e.v.; b) 0. Seeck, Die charakteristiehen Unterschiede der Brüder van Eyck, Berlijn 1899; E. Durand-Greville, Hubert et Jean van Eyck, Brussel1910 89. L. van Puyvelde, nota 23, blz. 36, 138; M. J. Friedländer, nota 9, blz. 58-59. 90. F. Winkler, Das werk des Hugo van der Goes, Berlijn 1964, blz. 119. 91. Basel, verz. Bachofen 92. Durant-Gréville E. zie nota 88 93. W. H. ]. Weale en M. W. Brockwell, The Van Eycks and Their Art, Londen, 1912. 94. A.-]. Wauters, De Vlaamsche schilders der 15de eeuw, Gent, 1886, blz. 23; Passavent, Die Christliche Kunst in Spanien, Leipzig 1853, blz. 127; W. H. J. Weale, nota 38 (kopie), 0. Seeck, nota 88 (kopie ?) ; E. Durant-Greville, nota 88, (kopie door een leerling van Hubert) 0. Kurz, Hubert and Jan van Eyck, in : Encyclopedia ofWorld Art, dl. V, 1961. 95. P. Post, Der Stifter des Lebensbrunnens der van Eyck, in : J ahrbuch der Preussischen Kunstsammlungen, dl. XXXI (1922), blz. 120 e.v.;D. Vansina, De Vlaamse Primitieven, Leuven 1949, blz. 35-36;A. Stubbe, van Eyck en de Gothiek, Antwerpen-Brussel-Gent-Leuven 1947, blz. 32. 96. 0. Pächt, in : The Burlington Magazine, 1956 97. F. Beek er, Handzeichnungen alter Meister in Privatsammlungen, Leipzig, 1921, blz.l. . 192


98. F. Winkler,Die Stifter des Lebensbrunnens und andere Van Eyck-Fragen, in: Pantheon, dl. VII (1931), blz. 125 e.v., 188 e.v. 99. De grove behandeling, de vereenvoudiging van sommige motieven, de aarzelende tekening en vooral de onrustige draperiën van Marla's mantel doen denken aan de school van Fernando Gallego. 100. Compositorische overname van de lnce Hallmadonna en de Madonna in een vertrek uit de nalatenschap van baron de Gemmis, de nis in de rechterwand van de Lucca-Madonna, de rozekrans en de opschriften op de wand van het Arnolfini bruidspaar, het stadszicht door het raam op het Lam Gods. 101. E. Larsen, Les primitifs flamands au Musée Metropolitan de New York, Utrecht-Antwerpen 1965, blz. 109-110; L. Kaemmerer, nota 1.

DOODPRENTJES Heelwat leden lijken nauwelijks te weten dat ons documentatiecentrum over een vrij interessante collectie doodprentjes beschikt. Anderen weten het wel, maar oordelen weleens dat die enkel belangrijk zijn voor de genealogen onder ons; niets is minder waar, want zowel de vóór- als de tekstzijde bieden ons inderdaad veel meer dan alleen maar een paar namen en data. Onze doodprentjes hebben in de loop der tijden een evolutie meegemaakt die op diverse punten merkwaardig en een studie waard is. Denken we maar aan druk en opmaak, al dan niet verdwenen generaties van drukkers en begrafenisondernemers, de leer van het vagevuur (aflaten!), citaten uit de bijbel, gedichtjes, echt originele en soms verrassende teksten, diepe religiositeit naast profane en nuchtere taal, foto's van zowel de kleine man als van illustere voorzaten of oorlogsslachtoffers, waardigheid van de overledene (wie was wie in deze of gene gemeente ?), afbeeldingen van eenvoudige of naïeve maar ook van unieke kunstwerkjes, de overgang van enkel- naar tweevleugelige prentjes, de evolutie van onze taal en het taalgebruik, Frans in Vlaanderen ... en ik vergeet nog veel aspecten. Ook al zal het bij niemand opkomen om er humor in op te zoeken, toch kon ik er wel eens een paar "opmerkelijke" uitdrukkingen in terugvinden : zo was er één man die slechts "kortstondig" was overleden en enkele Westvlamingen zouden zelfs "haastig" zijn overleden ! Zouden die even voordien soms hebben staan trappelen van ongeduld ? De waarde van al dit bronnenmateriaal wordt wel eens onderschat, maar in privé-hezit is die waarde nul, met uitzondering wellicht van een paar "santjes" waarvan u en ik om sentimentele redenen geen afstand willen of kunnen doen : alle begrip daarvoor.

193


Maar u hebt het al begrepen : dit is inderdaad een oproep tot alle leden, want, alhoewel onze collectie niet onaanzienlijk is, kunnen wij ze bezwaarlijk als "groot" bestempelen, zeker in vergelijking met een aantal andere documentatiecentra. Als ieder lid nu eens zijn eigen steentje bijdraagt, kan dat veranderen en als ieder van ons daarenboven zijn familie en relaties aanspreekt, kunnen wij er echt iets van maken. Uit ervaring kan ik u ook nog dit vertellen : de kinderen van fervente verzamelaars werpen veelal de doodprentjes-erfenis weg, de derde generatie (bijna) altijd, terwijl ze hier zorgvuldig, systematisch, voor eeuwig en voor het hele nageslacht - en dus niet voor een paar gegadigden worden bijgehouden. Ons(= uw) documentatiecentrum heeft derhalve meer kans om zelfs uw eigen nageslacht over het voorgeslacht te informeren dan uzelf. Dagelijks worden een massa doodprentjes naar de prulIemand verwezen. Doen wij daar iets aan ? Ik geloof dat iedere heemkundige hier een stukje verantwoordelijkheid dient op te nemen. Bezit u drie of meer prentjes van ĂŠĂŠn en dezelfde persoon ? Geen nood : bezorg ze ons gerust alle drie of alle tien. We hebben immers een ruildienst die weldra in werking treedt. En vergeten we ook niet dat nog een verzameling rouwbrieven, dankbetuigingen, huwelijksaankondigingen, geboorte-, communie-, devotie-, bruilofts- en veel andere gelegenheidsprentjes werd en wordt aangelegd en uitgebreid. Mag ik tenslotte een concrete (vrome ?) wens uiten ? Indien ieder lid ons volgende zondag tien prentjes aanbrengt, hebben wij er ineens 15.000 meer ... tenzij u dit aantal te klein vindt. U is trouwens iedere zondag welkom. Walter SORGELOOSE

194


RARE SNAKEN EN KWASTEN IN HET GENTSE PATERSHOL Eerst een paar woorden geschiedenis over dit interessant stadskwartier. Dit stadsgedeelte is een compact geheel van oude en historische gebouwen. Circa honderd huizen en grotere gebouwen, vanaf de veertiende tot de achttiende eeuw zijn aldaar geklasseerd of wettelijk beschermd. Het strekt zich uit vanaf de Geldmunt in het westen tot het Sluizeken in het oosten en tussen de Leie in het zuiden en de Lange Steenstraat in het noorden. Dit vroegere grafelijk domein waarvan in het noorden de gedempte Piotersgracht de grens was- erbij begrepen het Gravensteen en het SinteV eerleplein - was reeds sinds het einde van de negende eeuw - met vanaf de tiende een nederzetting van lederbewerkers ( coriari) - een winterkwartier voor de grafelijke soldaten. Het heeft een oppervlakte van 5 1/2 ha. Nu is de algemene indruk die van verval, maar... de herstellingen komen met prioriteit tegenover gans ons land. Men kan zich nu moeilijk indenken dat het hier nog tot het midden van vorige eeuw een residentie-wijk was, bewoond door gegoede personen. Vanaf de tachtiger jaren der gemelde eeuw begon het kwartier aan zijn voornaamheid, wat betreft de bewoners, te verliezen. Een soort proletariaat, ingevolge de uitbreiding van de industrialisatie te Gent, kwam er de huizen betrekken: hard werkende mensen, die als afleiding niets anders hadden dan een druppel en een pint en bij dronkenschap aan het twisten en het vechten gingen. Dit mocht echter niet als veralgemeend worden aanzien, er waren aldaar ook anderen die niet zo marginaal deden, deftige lieden die er een gezonde leute op na hielden. Die buurt heeft tot op heden nog een ongunstige roep, ongegrond ten anderen. Die vroegere toestanden heb ben uitgedaan, sinds de na de tweede wereldoorlog veranderde levensomstandigheden. De naam Patershol aan het kwartier gegeven is hoogstens honderd jaren oud en zou komen vari : 1) Een onderaardse gang, nog gedeeltelijk bestaande, komende uit het klooster der Carmelieten naar de Lèie en aldaar uitkomende neven de Zuivelbrug eri nog door zichtbaar metselwerk, afgesloten. of 2) De doorgang naar het klooster, dit is de overdekte nog bestaande gang in de Plotersgracht (straat met die naam). Wie waren aldaar de meest gekende volkstypes ? Allen schilderachtige

195


mensen: Loele de vuilbak, ze scharrelde in de vuilnisbakken van het gehele kwartier, alles kon haar dienen. In de Plotersgracht, destijds in een huis met nummer 19, woonde Dikke Mie alwaar ze een: spekkenwinkel openhield, ze verkocht er hafnepietjes (kleine suikerbolletjes in allerlei kleuren in een lang en zeer dun blinkend-gekleurd papieren zakje), babbelaars, zuur-en-zoetjes, tsoesen, muiletrekkers, windbollen, zwarte en eetbare rekkers ook kijsebanden geheten, gomkens, kirmellen, kolissenhèit en kolissenbruut, tsoepkens. Iedere soort lag op een afzonderlijk teljoortje, die allen op een tafeltje stonden of op een laadje aan het straatvenster. Onnodig te zeggen dat die zoetigheden 's zomers duchtig het bezoek kregen van vliegen, bijen en soms mieren, maar men nam dit er maar bij. De katrien- en confituurspekken bevonden zich in een bokaal of blikken doos, uitzonderlijk waren er soms ook appeltsoesen. Reeds voor een half censeke of triepken (één centiem), maar dit waren dan de allerarmsten, kon men er bediend worden. Zulke winkeltjes waren eldorado's voor de schoollopende jeugd uit de lagere klassen ! Ik herinner mij nog dergelijke winkeltjes, onder de toren van Ekkergemkerk, bij Mietse de Duuve, aan de hoek van het Sint-Martinusblindeken; Korlie in de Wintertuinstraat en Kattesieke in de Ekkergemstraat tegen de Raas van Gaverestraat, deze laatste, een ongehuwde vrouw van midden de vijftig in die tijd, verkocht "krullekens" een soort katrienspek, zeer smakelijk, door haarzelf gemaakt en door gans Ekkergem gekend. Het_ stonk er, in haar winkel, hard naar kattepis, vandaar haar bijnaam, maar deze geur was geen hinder voor de kopers, waartussen opsteller. Die tijd is lang voorbij ! Naar Roghes schrijft in Vooruit van 12/13 februari 1972 woonde er in het Patershol een Menier Bastien. Hij speelde er de aristokraat en was immer als een grote heer gekleed. Hij was geleerder dan zijn omgeving -daarom de titel "Menier"- en deed allerhande schrijfwerk voor de mensen uit zijn buurt. Deze wijze van handelen bezorgde hem klandieze in zijn winkel, hij verkocht oude meubels en dito klederen, ook huisgerief, maar verhuurde dit alles ook in bijzondere gelegenheden wanneer de kliënt weinig kapitaalkrachtig was, een gewone toestand aldaar. De danszaal" 't Cameliaatje" in de Rode Koningstraat, heeft er de plaats moeten ruimen voor een niet in het kader passend gebouw aldaar. Het verdwenen, grote huis had een bordes van vier à vijf treden. Op zaterdag- en zondagavond - soms tot laat - werd er aldaar duchtig ge. danst, gedronken en gevochten. De electrische orgel had geen rust, de ene "kluit" (10 centimes) na de andere verdween erin, later ging de prijs omhoog en was het meer : een "koartse" (25 centimes) tot één frank. 196


Er was daar ook een "buitensmijter", die soms aan het begin van iedere dans riep : "Allez, vooruit, elk mee zijn slonse" (op de vrouw doelende.) Deze Cerberus wierp nu en dan, op een hardhandige wijze, de ene of andere onverlaat of woesteling het bordes af, de straat op, waar deze soms zijn roes bleef uitslapen tot de "nachwoaker" er voorbij kwam en hem dan in "den Amigo" of "Rolleken" stak. Vrouwen, die moeilijk werden, konden op geen gunstbehandeling rekenen in" 't Cameliaatje". Het verschil tussen mijn en dijn kon beter zijn in het Patershol, in het bijzonder als de dief dorst had en op zijn "lappe" was (aan de zwier zijn). Sommigen, dronkaards en vechtersbazen, speelden voor baas in die buurt, hun lichaamskracht gaf hun aanzien en boezemde schrik in aan anderen. In de dertiger jaren heb ik - opstèller van dit artikel - er aldaar meerdere gekend, toen ik als jonge politieman, met de witte helm op, dienst deed in het PatershoL De "Tiens", twee broeders, de oudste "de Schele" en ''Tseef de jongste". Ze reden de stad rond met een grote hondekar om vodden en beenderen op te halen. De kar reed soms scheef wanneer de bestuurder wat té diep in het glas had gekeken. Kort vóór de laatste oorlog, op een zomerdag, sprongen beiden onder de invloed van de drank en als weddenschap voor een "pinte", vanaf het kolenschip van Titelboom, aan de Kraanlei, in de Leie. Ze zwommen onder de Vleeshuisbrug tot achter de vismijn in de Lieve. Politie en brandweer werden verwittigd. Aan de Sint-W idostraat, ter hoogte van de watertrap, wilden de ''Tiens" op vaste grond komen, dit ging niet goed gezien de modder en de brandweer stak hun een ladder toe ! Eens aan land werd het vuil van hun klederen en aangezichten afgespoten. Ze hadden hun weddenschap gewonnen maar een proces-verbaal opgelopen en ook de kosten van de brandweer kwamen erbij, de kleinste bekommernis voor onze zwemmers, boete betaalden ze niet, ze gingen liever gaan "zitten" (gevangenis). Dit was maar één der streken van beiden. De "Tiens" waren ruziemakers en spotters. Lange Mon en zijn broeder waren ook "voddenrapers", men noemde ze de ''Duims". Ze waren geen goede vriendjes met de ''Tiens", mogelijks vanwege de concurrentie, ze waren min hevig in hun "esbatementen" dan de ''Tiens". Pierke Logé was een klein persoontje, twee koffiekannen hoog zoals gezegd wordt, maar die geweldig kon drinken, waar stak hij dit ? Hij sliep soms in een grote ijzeren ton, zoals Diogenes van Sinope, de Griekse wijsgeer het circa vierentwintighonderd jaar vóór hem deed. Wanneer hij een politieman zag dan moest hij vechten en gebruikte dan zijn kloefen als wapen.

197


J ules, een groot persoon die wat van boksen afwist, dronk graag en vocht dan, iedereen uit de buurt was bang voor hem. Hij vroeg soms aan de buren vijf frank voor een "inbreker ken" hij bedoelde daarmede glazen bier. Plots stopte hij met drinken en werd een deftig burger, hij was een goed stielman. Niettegenstaande zijn gedrag had die man een goede inborst. Ik gedenk hier de heer Lampaert, oud-inwoner van het Patershol, een deftige en brave nian, een zestal jaren geleden overleden, voor inlichtingen mij gegeven over enige Patershol-types. Tseef de groenselboer, hij dierfsoms ook wel eens té diep in het glas kijken, maar deed veel voor de kinderen uit de buurt. Blodie de Kelebijterigge, als ze bedronken was moest ze ruziemaken en vechten, dan trachtte ze in de keel te bijten van haar tegenstander( ster). De Maandagvechter, iedere maandag of bijna vocht hij, anders voelde hij zich niet gezond ! Een bejaarde oud-kleerkoper uit de Vrouwebroerstraat lag op sterven en de pastoor kwam bij hem met het Heilig-Oliesel voor de berechting en zalving van de stervende. Toen dit gedaan was kon deze laatste zich niet houden te zeggen tegen de priester : "dat hij nog de oude kiederkast diende te betalen, die hij bij hem had aangekocht". Daar waren nog "Tiete Borée", die gewoonlijk niet wist wat van hem of een ander was. Op zekeren dag verdween hij naar Frankrijk en werd hier nooit meer teruggezien. Neven het kolenschip van Titelboom in de Leie, aan de Kraanlei, lag ook dit van Claus. De inwoners uit het Patershol en omgeving gingen een zak kolen kopen (50 kgr) aan die schuiten en droegen dan hun vracht, op de rug, naar huis. _Claus had twaalf in leven gebleven kinderen. Toen het scheepje uitverkocht was, diende de man naar de Borinage te varen om opnieuw kolen in te slaan. Zijn vrouw en een paar van haar oudste kinderen trokken de ledige boot tot daar en geladen terug ! Claus boomde - met een boom in ondiep water - zijn vaartuig die ganse tijd. De laatste jaren gebeurde dit met een sleepboot. Van de heer AdolfBayens, destijds gekend in het Patershol onder de bijnaam van "Slappen Dolf", gezien zijn fiksheid en vlugheid eri van zijn vrouw Rosa, die reeds lange tijd niet meer het Patershol bewonen en nu elders in de stad hun intrek hebben genomen, deftige en destijds hardwerkende mensen die vijf kinderen hebben grootgebracht, kreeg ik onlangs nog de volgende interessante types en bijgaande foto's : In de Trommelstraat, in een ruimte achter een laag poortje, dat deel uitmaakt van het gewezen Karmelietenklooster, werkten kolenbranders die er houtskolen maakten. In één der huisjes, onder het gewelf door, dat waarschijnlijk zijn naam

198


Foto 1. Dekenij met vlag. Uitdeling van geschenken aan de armen der wijk, 1946. Foto : Adolf Bayens.

Foto 2. Volkse mensen uit het Patershol na een prijskaarting. De langste persoon op de laatste rij is A dolf Bayens, door de bewoners "Slappe Dolf" genoemd. Links van hem zijn vrouw Rosa, 1946.

199


gaf aan het Patershol, woonde een huurhouder en had er zijn bedrijf. In de Hertogstraat was er een afspanning met opschrift (uithangbord ) "In den Prins-Kardinaal" . Tseef den Zot liep de herbergen af, als leurder, met wittink (wijting) een gedroogde en sterk gezouten vis (kwestie van dan na oppeuzeling, veel te moeten drinken) zo hard als een been en met "kroakemandels" in vet gebakken erwten of linzen , harden en zochten, de eersten een goede oefening voor de tanden en gedurende het seizoen : noten. Marcel de Pistolet, deed hetzelfde maar dan met pistolets (kleine, ronde broodjes) belegd met kaas of hesp en veel mostaard van Tierenteyn. Pier den Dief, een vleeshouwer, hij wierp het vlees en de charcuterie op de weegschaal, welke op die wijze vlug en hard doorsloeg, zoadat de kliÍnt nooit het gevraagde gewicht had, alhoewel het de indruk gaf van een meergewicht. Schele Car (Oscar) reed ook rond in de stad met een stootkar met hond, voor het ophalen van vodden en beenderen, bij gelegenheid dreef hij ook handel in oude meubels. Mène (Germaine) deed hetzelfde. Tot kort na de tweede wereldoorlog werd de herberg "In de Hel" -het huis ' 'De Fluitspeler" aan de Kraanleihoek Rode Koningstraat - opengehouden door Dikke Pier geholpen door zijn vrouw Dikke Yvonne, ze wogen te samen minstens 250 kilo's; ze lieten zich een speciaal bed maken

Foto 3. Gebuurtefeest in het Patershol in 1946. Foto : Adolf Ba yens.

200


aan hun gewicht aangepast. Het waren geweldige eters. Verder waren daar nog: Gust de Vuilokke, Heine Meire, Zwarte Karel, Louis den Dief, de Krekel, Jan de Stoelbieze, den Knots, Leentje, den Boer, Rosten Tuur, en nog anderen. . Bij Karnaval en Gentse Feesten, doop, eerste kommunie nu zegt men pech tige-trouw en "primus", dit laatste gebeurde soms ook wel eens, was er veelleute in de bevlagde steegjes van de wijk, de jolijt vierde er hoogtij ! Hun alledaagse twisten terzijde gelaten, voelden de bewoners zich letsverbonden en zouden nooit hebben nagelaten elkaar te helpen en te steunen. Ze waren niet slechter noch beter dan in de andere, vele volksbuurten van Gent. De huidige dekenin is mevrouw François Claus, Hertogstraat 19, schoondochter van de gewezen "koolmarchan", die een vijftaljaren geleden is overleden. Naar ze me verklaarde heeft de dekenij, momenteel, geen bedrijvigheid meer sinds één jaar. De oudere mensen, uit de heldentijd van het Patershol, zijn meestal gestorven, anderen verhuisd, nog weinigen wonen aldaar. Nu is er een gans andere bevolking, jonge mensen, die niet meer geneigd zijn hun geldelijke bijdrage, als inwoner, voor het inrichten van feestelijkheden, te betalen. De Patersholfeesten verdwijnen bij gebrek aan fondsen. Kan het stadsbestuur hier iets doen ? Maar..... de huidige geldelijke toestand ! Alfons DE BUCK

201


VRAAG EN ANTWOORD De Heer David Maes vraagt of iemand hem een degelijk werk kan aanduiden waarin oude maten, landmaten, gewichten en geldwaarden in Vlaanderen behandeld worden. Op het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis wordt om raadpleging gevraagd van het "Vlaams Kwartierstatenboek"- Deel I en 11. Dit boek werd in 1979 te Antwerpen uitgegeven door de "Vlaamse Vereniging voor Familiekunde" en werd samengesteld door het "Centrum voor Familiegeschiedenis". Personen die daarbij zouden kunnen helpen mogen dit kenbaar maken aan het Documentatiecentrum of rechtstreeks telefonisch contact nemen met onze Bibliothecaresse Mw. A. Eggermont op het nummer 26.23.28. De Heer Ronald De Buck schrijft ons : F. De Potter in zijn "Gent van den oudsten tijd tot heden", maakt gewag van het "aloud bestaande gebruik onder de buren van de Brandstraat om op elke eerste zondag van augustus in stoet naar de St. Pieterskerk te gaan en aldaar een waskaars te offeren ter ere van 0. L. Vrouwvan-Rive. Gewoonlijk gaat een oud vrouwke mee, gekleed met een ouderwets gebloemd zijden kleed, voorzien van een kap en omringd door maagdekens". Verleden jaar verscheen het prachtige fotoboek van dhr. AndrĂŠ V erbeke "Het Gent van Toen". Daarin beweert hij bij zijn kommentaar onderaan een foto in dit verband, dat het oudste vrouwtje van de straat de kaars droeg. Deze nuance is voor mij van zeer groot belang. Mijn oud-overgrootmoeder, Livina Cnudde genaamd, woonde sedert 1758 in de Brandstraat; Zij stierf er in 1810 op 88-jarige leeftijd. Deze dame zou dus, als we dhr. Verbeke mogen geloven, op haar voor die tijd uitzonderlijk hoge ouderdom, beslist kandidaat-draagster kunnen geweest zijn. Het zou mij dan ook zeer aangenaam zijn mocht iemand van onze lezers een geschiedkundige bron kunnen vermelden dewelke deze bewering staaft. Als heemkundig detail wil ik hierbij nog vermelden dat Livina Cnudde de moeder was van J eanne De Buck, echtgenote van Philippus Jacobus Hamel, scherprechter van Gent tussen 1765 en 1784 (hij was tevens bloemenkweker). De Heer Raymond Geerinckx van Ophain Bois Seigneur Isaac (hoeveel van onze lezers hebben ooit gehoord van deze Brabantse gemeente ?) schrijft : 202


''Voor een research-werk voor de Engelse vereniging ''TOOL AND TRADES HlSTORY SOCIETY", zoek ik mij de twee volgende boeken aan te schaffen : Arthur VAN DE VELDE : De Ambachten van de Timmerlieden en Schrijnwerkers te Brugge, hun Geschillen en hun Gewrochten van de XIVde tot de XIXde eeuw. Uitgave der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal en Letterkunde. Gent, Siffer 1909. Frieda VAN TYGHEM : Op en om de Middeleeuwse Bouwwerf. . 2 delen. Brussel, Paleis der Academiën, 1966. Andere Vlaamse boeken of documentatie over oude ambachten en/ of gereedschappen, meer bepaald over houtdraaiwerk, zijn ook gezocht. Personen die interesse hebhen aan oude ambachten,. oude gereedschappen en ook houtdraaien mogen zich wenden tot : De Heer Raymond Geerinch Avenue de la Tendraie 2 5 1421 Ophain Bois Seigneur Isaac. Tel. (02) 384.13.03"

VARIA Het artikel "Gent in de Filatelie", van de hand van ons bestuurslid J. Bombày, dat verscheen in ons eerste nummer van 1984, heeft heelwat positieve reacties uitgelokt. Op de voorpagina van "De Streekkrant" van 7 februari jl. schreef de Heer J, Murez een lovende kritiek en samenvatting. Meerdere niet-leden filatelisten werden aldus bereikt. Met goedkeuring van de auteur gaat een medelid binnenkort, bij gelegenheid van een eerste dagafstempeling te Mariakerke, het geheel in beeld brengen op een postzegeltentoonstelling. Andere lézers melden - buiten de reeds 86 gepublicèerde ____; nog andere zegels die met Gent in verband kunnen gebracht worden. De auteur liet ze echter allen sneuvelen om volgende redenen : óf ze zijn niet nauw genoeg bij Gent betrokken (zie inleiding bij het artikel), óf ze zijn geen echte postuitgiften. Ons lid, de Heer R. Van Elslande, zond ons een uitgebreide reactie waaruit blijkt dat men, met een deel van de reeds gepubliceerde, aangevuld met tal van andere postzegels en privé-uitgiften, ook een bijdrage zou

203


kunnen opstellen rond Gentse kunstenaars. Hierin nemen de Van Eyck's, Hugo Van der Goes, e.a. een belangrijke plaats in. (Of wat dacht u ?) Het voorstel is het overwegen waard. Sinds het opstellen van de bijdrage verscheen de kerstzegel1983. Hierop is een madonna met kind afgebeeld, werk van de kunstenaar J os Wouters, afkomstig uit Mariakerke-Gent. De bewaarplaats van het kunstwerk is ons echter onbekend. Deze zegel heeft uiteraard nog geen nummer in de catalogus. Het Sint-Barbaracollege meldt ons dat het "JubĂťeumboek" uitgegeven ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van het College, nog steeds verkrijgb~ is bij de portier van het College, Savaanstraat 33. Het kost 750 fr. Eveneens aldaar nog beschikbaar is het boek van Pater L. Brouwers ''De JezuĂŻeten te Gent". De prijs daarvan is 300 fr. Het is het lot van periodieke publicaties hopeloos achter te blijven op de actualiteit. Een voordeel kan zijn dat belangrijke zaken eens terug in herinnering gebracht worden. Zo de publicatie van de "Archiefgids" van het Stadsarchief van Gent die verscheen in december 1983. Moesten er Gentse heemkundigen zijn die zich dit kostbaar werk nog niet aangeschaft hebben, dan is het nu misschien de gelegenheid om dit te doen. We geloven niet dat de oplage onbeperkt is en het zou toch wel spijtig zijn achter het net te vissen. Is een dergelijke inventaris een onmisbaar instrument voor de wetenschappelijke vorser, dan is het toch ook voor de "doorsnee-heemkundige" een aantrekkelijk document dat hij graag in zijn bibliotheek zal willen zien. Ook al wegens het feit dat het meer is dan een droge inventaris. Bijzonder interessant is de typering die gegeven wordt van de bestuurslichamen waarop de documenten betrekking hebben en de duidelijke uitleg die gegeven wordt over de begrippen die men steeds opnieuw tegenkomt in een archief. Hoeveel heemkundigen zouden zich op hun gemak voelen wanneer hen zou gevraagd worden eens duidelijk uit te leggen wat nu precies de Rekenkamer van Vlaanderen was ? En de Raad van Vlaanderen, de Kasseirij van de Oudburg, de Burggravie van Gent ? Wat is maalderijgeld, bestiaalgeld? Wat zijn Resolutieboeken van de Keure, wat Landboeken, wat is Issuerecht ? Wat mochten de Kuipers nog doen, buiten het vervaardigen en verkopen van tonnen en kuipen? Wie maakte deel uit van hun ambacht? Zo zouden wij nog honderden typische Gentse quiz-vragen kunnen stellen waarop u het antwoord klaar en duidelijk terugvindt in de "Archief204


gids". (Een nieuwe inspiratiebron voor onze Quiz-master?) Zeer verzorgde druk, prettig om lezen, duidelijke indeling, handig formaat, goed om te bezitten. Prijs : Iets van rond de 800 fr.Wij weten het niet juist meer. En dat is nu precies typerend voor goede kwaliteit : men is de prijs zo vlug vergeten. Te verkrijgen : (Onder meer) in het Stadsarchief en bij de Dienst voor Toerisme. Samenstellers : Johan Decavele en Johan V annieuwenhuyse. Moeten wij nog meer zeggen ? H.C.

AANWINSTEN 1983 DOCUMENTATIECENTRUM (vervolg) SYSTEMATISCHE INDELING Overzicht der rubrieken E G H 0 SA V

Ekonomie Gent Geschiedenis Oost-Vlaanderen Sint-Amandsberg Localia (nummers) Volkskunde

Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan in de rekken. Per rubriek en per plaatsingsnummer gerangschikt. E

Regie der Posterijen De Post door de eeuwen heen

E 15 E 3

Regie der Posterijen Ken de Post

E 15 E4

Anonien Regie van Telegraaf en Telefoon van BelgiĂŤ

E 15 F 1

Simons (L.) e.a. Hendrik Conscience of de Vlaamse wedergeboorte

E 13H 7 205


G

Anoniem Gent en zijn pracht

G 3A 16

Anoniem Uit in Gent

G 21 A 1

Baillieul (Beatrix) en Daem (Marcel) Het Hotel D'Hàne-Steenhuyse te Gent

G 10 B 18

Bogaert (Chris), Lanclus (Katleen) en Deseyn (Guido) Van winkelen en puien

G 2

Chatelet (Rudy) De geschiedenis der Gentse posterijen

G 18 E 2

Coppens (Robert) Koninklijke Koorzangmaatschappij De Verenigde Werklieden

G 27 L 1

De Backer-De Vleeschauwer (Lisette) 75 jaar "Lyceum" Gent Het verhaal van een school

G 9 D 3-1

De Herdt (René) De bouwgeschiedenis van het Groot Vleeshuis

G 2 J 4-5

De Herdt (René) en Deseyn (Guido) De Coupure

G 2 J 4-11

De Herdt (René) Het Koornstapelhuis

G 2] 4-7

De Herdt (René) Te schande op de Vismarkt

G 2 J 4-4

Deseyn (Guido) De Prinsenhofbuurt

G 2

Deseyn (Guido) De Gentse beluiken

G 2] 4-10

Deseyn (Guido) De geschiedenis van het amusementsleven te Gent

G 2 J 4-3

Deseyn (Guido) De Visserij

G 2] 4-6

De Tremerie (Manu) en Van Doorne (Geert) Gent binnenstebuiten

G 3A 17

Holleboseh-Van Reek (Yolande) De Deyser (Ignace) Catalogus van de muziekinstrumenten

G 21 F 14

J 4-2

J 4-1

206


Ruys (R.) en Dauwe (J.) Schatten van Oostvlaamse schuttersgilden

G 17 H 14

Société de Saint Vincent-de-Paul Rapports sur les Conférences et Ie Conseil particulier de Gand

G 24 H 1

V andenheede (Liliane) De oude haven van Gent

G 2 J 4-8

V andenheede ( Liliane) Rook uit kloosters en kastelen

G 2 J 4-9

Vereniging "Onderlinge steun van postagenten De Oostvlaamse Postman

G 18 E 3

Verschaeve (Cyriel) Philips van Artevelde

G 2 ART 7a

Baele (Johan) en De Herdt (René) Vrij gedacht in ijzer (catalogus)

G 21 Q 8

Cels (Jos) De roof van de Rechtvaardige Rechters

G7 B 15

Daenens (Lieven), e.a. Gotische meubels

G 21 J 10

De Herdt (R.) Handelingen van het tweede colloquium in Vlaanderen over Mondelinge geschiedenis G 21 Q 9 De Herdt (René) en Deseyn (Guido) Onder stoom (catalogus)

G 21 Q 9

d 'Ydewalle (Charles) Gand son áme et son visage

G 21D 3

Eeckhout (Hubert) De Bijloke

G5N3

Exces Tien jaar expressieteater

G 26 P 1

Hoozee (Robert), e.a. Frits Van den Berghe

G 21 I 25

O.C.M.W., Gent (1983) Welkom in het ziekenhuis "de Bijloke"

G5N4

Roeianclts (Oscar) Beeldhouwer Pieter-Antoon Verschaffeit 1710-1793

G 10V.SC 1 207


Sint-Barbaracollege Gent 1833-1983 150 jaar

G 9 G 6-3

Sint-Bavo Vijftig jaar Souvenirboek

G 9 G 7-2

Wachters (Lpuis) Vlaanderen's ruwaard

G 2ART 9

H

De Clercq (B. J.), Verbist (L.) en Vandewalle (G) Politieke opties Christelijke democratie, liberalisme, socialisme

H 17D4

Martens (P.) Katalogus der Franse munten 1610-1793

H 26/2

Martens (P.) Katalogus der Gentse munten van oorlog I 1914-1918

H 26/3

Augustyn (Beatrijs) en Palmboom (Ellen) Bronnen voor de agrarische geschiedenis van het Middeleeuwse graafschap Vlaanderen

H 16 B 5-72

De Belder (J.), e.a. Sociale mobiliteit en sociale structuren in Vlaanderen en Brabant van de late Middeleeuwen tot de 20e eeuw

H 2/15-257

Depoorter (Kristien), e.a. Inventaris van het Fonds Napoleon de Pauw

H30 S 9

NowĂŠ (Rita) Regesten op de Jaarregisters van de Keure Schepenjaar 1407-1408

H 30S 4

Steeghers (Wilfried) Staten van goederen en Indices op de registers vanGedele Schepenjaar 1508-1509

H30S 8

Verhulst (A.) en Vandenbroeke (C.) (eds.) Landbouwproduktiviteit in Vlaanderen en Brabant 14de-18de eeuw

H 16 B 5-56

Morin (Frans) Katalogus der Belgische munten van 1832 tot heden

H 26/1

208


Prims (Floris) De sociaal-economische geschiedenis van BelgiĂŤ

H 16 A 1

0 De Baets (A.) en Desmet (G.) Opgravingen naar de verdwenen abdij van Nieuwenbos te Heusden

0 2 B 45-1

De Wilde (Paul) Kerk en Parochie van Wetteren-ten-Ede 1450-1975

0 2 B 45-2

Devos (Patrick) De gemeentehuizen van Oost-Vlaanderen

0 9 A 5-16, 17

Heemkundige Vereniging De Gonde, Melle

0 2B 45

Servaes (P.) De boottrekkers van de Briel

0 2 B 33-8

SA Crick (Jef) Kunstalbum Leven en werken onzer beeldende kunstenaars

SA 5 CRI 12

Crick (Jef) Toen moeder heenging...

SA 5 CRI 13

V

Top (Stefaan) enTielemans (Eddy) 12de Internationale Volksballadentagung

V 1 C 9-1

LOCALlA De Pue (J ordanus Piet) De Paters van de Kluis - de Dominikanen te Lier

250/3

De Pue (J ordanus Piet) Geschiedenis van het oud Dominikanenklooster te Ieper ( 1263-1797)

890/1

De Smet (Antoine) Dikkelvenne vroeger en nu

9744/2-1

Maes (Albert) De Zomergemse zoeaven

993/2-4 209


Anoniem Destelbergen Gemeentelijk informatieblad

912/4 A 1

Van Mingroot (Erik) De abdij van Zoetendale te Maldegem

999/8 A 1

Anoniem Herinneringen aan Oostakker ... vroeger

904/22

c1

V

Roeck (Alfons) en Marquet (LĂŠon) Belgische sagen en legenden

V 18 C 5

De bibliothecaresse mevr. VAN GELUWE-EGGERMONT A.

AANVULLENDE LEDENLIJST

2011. 2012. 2013. 2014. 2015. 2016. 2017. 2018. 2019. 2020. 2021. 2022. 2023. 2024. 2025. 2026. 2027. 2028. 2029. 2030. 2031.

Uytterhaeghe E. Berkenlaan 27 9720 De Pinte Maes D. Leiekaai 327 9000 Gent Piscador E. Drongensesteenweg 194 9000 Gent Mw Aeyels S. Reevijverstraat 12 9720 De Pinte Bracke W. Goudvinkenlaan 18 9720 De Pinte Peirtsegaele M. Europalaan 167 9000 Gent Cosyn J. Glasgowstraat 6 9000 Gent De Weirdt J. Scheldestraat 89 9110 Gent (Sint-Amandsberg) De Lathauwer D. Achterstraat 73 9110 Gent (Sint-Amandsberg) Verdonck Nevelseheerweg 5 9810 Gent (Drongen) Cornelis J. Hundelgemsesteenweg 172 9218 Gent (Ledeberg) Vincent T. Baviaanstraat 139 9000 Gent Mej. Van Pleteren Ch. Damstraat 12 9851 Vosselare Mw Vanderhaegen S. Zandvoordestraat 174 9710 Gent (Zwijnaarde) Despretz A. Baarleboslaan 44 9810 Gent (Drongen) Deseyn G. Proveniersterstraat 29 9000 Gent Trio P. Langemarksestraat 24 8688 Zonnebeke Hoste F. Gentstraat 217 9040 Gent (Oostakker) Mw Buquoy M. Krommewal34 9000 Gent Michiels P. Parklaan 109 9000 Gent De Lombaert W. Brandweerstraat I 9000 Gent 210


2032. 2033. 2034. 2035. 2036. 2037. 2038. 2039. 2040. 2041. 2042. 2043.

Peeters L. Primeurstraat 22 2100 Deurne Van de Winckel A. Jubileumlaan 106 9000 Gent Mw Van Gansbeke-Evrard Kortemunt 6 9000 Gent Van Ommeslaeghe P. Ter Eecken 9 9700 Oudenaarde Tijtgat H. Beukenlaan III 9820 Gent (Sint-Denijs-Westrem) Mw De Smet S. Walstraat 108 9219 Gent (Gentbrugge) Vandendriessche R. Goedlevenstraat 91 9040 Gent (Oostakker) Verheggen G. Filip van Cleeflaan 19 9000 Gent De Vylder Fr. Doombilkstraat 28 9110 Gent (Sint-Amandsberg) Temmerman G. Vrijdagmarkt SS 9000 Gent Van Lierde G. Forelstraat 114 9000 Gent Mw Lamiroy-De Winter Moerenakker 27 9210 Destelbergen (Heusden) 2044. Rasemont G. Zilverberklaan 58 9030 Gent (Wondelgem) 2045. De Racker R. Kapiteinstraat 6 9000 Gent 2046. De Smet Y. AdolfBaeyensstraat 31 9110 Gent (Sint-Amandsbff~

2047. 2048. 2049. 2050. 2051. 2052. 2053. 2054. 2055. 2056. 2057. 2058. 2059. 2060. 2061. 2062. 2063. 2064. 2065. 2066. 2067. 2068. 2069.

.

Pollet J. P. Sleepstraat 225 9000 Gent Simons W. Pekelharing 65 9000 Gent V.V.F. Afd. Oostende v.z.w. Fr. Musinstraat 19 8400 Oostende Mw Van Lauwe A. Verpleegstersstraat 184 9000 Gent Van de Vloet A. Rijakker 30 9910 Gent (Mariakerke) Claeys L. Patijntjestraat 163 9000 Gent Mw Opdorp A. Ledebeekweg 161 9130 Lochristi Mw Geeraert M. Dendermondsesteenweg 405 9120 Destelbergen Van HuffelJ. Ottogracht 65 9000 Gent Geeroms L. Antwerpsesteenweg 584 9110 Gent (Sint-Amandsberg) Mw Clottens G. Walbosdreef 11 9120 Destelbergen Van der Haeghen J. Onderbergen 36 9000 Gent Van den Heede U. Leon De Smetlaan 12 9831 Deurle De Schuyter Bisschop Pieter Damantiaan 5 9130 Lochristi Mw Gyselinck G. Narcisstraat 19 9000 Gent Van de Velde A. Gewad 30 9000 Gent Cauwel R. Berkendreef 9 9219 Gent (Gentbrugge) Mw Verstrepen A. KerkStraat 10 9930 Zomergem De Coninck F. Tuinwijk 41 9750 Zingem Van Driesen Barrestraat 11 9000 Gent Dr. Duytschaever W. Laudinnestraat 23 1712 Vlezenbeek Bontinck L. nestelbergenstraat 38 9110 Gent (Sint-Amandsberg) Bracke L. Amand Casier de ter Bekenlaan 20 9910 Gent (Mariakerke) 211


2070. 2071. 2072. 2073. 2074. 2075. 2076. 2077. 2078. 2079. 2080. 2081. 2082. 2083. 2084. 2085. 2086. 2087. 2088. 2089. 2090. 2091. 2092. 2093. 2094. 2095. 2096. 2097. 2098. 2099. 2100. 2101. 2102. 2103. 2104. 2105. 2106. 2107. 2109. 2110. 2111.

Rotty R. Johan Schillekdreef 46 9810 Gent (Drongen) Dr. Hamerlynck R. Park ter Leie 17 9831 Deurle Thienpont G. Leliestraat 35 9721 De Pinte Mw Couvent M. Schuttershof 15 9820 Gent (Sint-Denijs-Westrem) Nicaese G. Casinoplein 9 9000 Gent De Backer D. Albrecht Dürerlaan 1 9910 Gent (Mariakerke) Vandensteen B. Sint-Lievenspoortstraat 23 9000 Gent Boes J. Tichelrei 31 9000 Gent Van Herreweghe J. Nijverheidsstraat 87 9420 Mere Z. E. H. De Vos A. Wannegemledestraat 2 9772 Kruishoutem Derck R. Rijkeklarenstraat 51 9219 Gent (Gentbrugge) Godichiabois W. Voordries 58 9250 Oosterzele Mw De Jaeger Chr. Groot-Brittanniëlaan 13 9000 Gent Dr. Van Kerckhoven G. Meesjesstraat 3 9030 Gent (Wondelgem) Prof. Dr. Snacken F. Gaverlandstraat 23 9810 Gent (Drongen) Ketels G. Hoogstraat 102 9100 Lokeren De Vocht R. Gentbruggekouter 15 9219 Gent (Gentbrugge) Gieten G. Koning Albertlaan 29 9000 Gent Fobe J.-P. Kallebeekstraat 18 2970 Hever Stedelijke Openbare Bibliotheek Driesstraat 99 9218 Gent (Ledeberg) Leten P. "Les Garrigues" F-84220 Goult-Gordes Pauwels R. Wettersestraat 90 9208 Schellebelle Van de Walle D. Sint-Denijslaan 443 9000 Gent Van de Genachte M. Henegouwenstraat 35 9000 Gent De Vos P. Land van Waaslaan 66 9110 Gent (Sint-Amandsberg) Mw Daems I. Molenaarstraat 50 9000 Gent Proost F. Hellestraat 23 9800 Deinze De Pape A. Rooigemlaan 436 9000 Gent Verstichelen M. Sint-Agnetestraat 12 9000 Gent Dupré M. Gomrodestraat 42 9219 Gent (Gentbrugge) Roegiers A. Jan Delvinlaan 31 9000 Gent Van de Velde M. Emiel Moysonlaan 157 9000 Gent Fumière Ch. Brusselsesteenweg 281 9218 Gent (Ledeberg) De Moor J. Schooldreef 20 9219 Gent (Gentbrugge) Mw Van Helleputte M. Brabantdam 23 9000 Gent Verly P. IJzerweglaan 94 9218 Gent (Ledeberg) Mw Engels A. Dorp-Oost 66 9130 Lochristi Timbremant E. Gustaaf Callierlaan 27 9000 Gent Boussé R. Antwerpsesteenweg 704 9110 Gent (Sint-Amandsberg) Van Eesbeeck P. Leeuweriklaan 6 9120 Destelbergen De Poorter L. Flamingostraat 25 9000 Gent 212


2112. 2113. 2114. 2115. 2116. 2117. 2118. 2119. 2120. 2121. 2122. 2124. 2125. 2126. 2127. 2128. 2129. 2130. 2131. 2132. 2133. 2134. 2135. 2136. 2137. 2138. 2139. 2140. 2141. 2142.

Mw Colpaert E. Eendrachtstraat 92 9000 Gent De Smet V. Bellevuestraat 13 9218 Gent (Ledeberg) Pauwels Marseillestraat 118 9000 Gent Agon M. Tentoonstellingslaan 70 9000 Gent Tytgadt A. Volderstraat 26 9000 Gent Dossche R. Aloïs Van de Vijverestraat 21 9000 Gent Mw Van Laere Cl. Kortrijksesteenweg 869 9000 Gent Bauwens F. Narcisstraat 17 9000 Gent Lambillette W. Leo Baekelandstraat 4 9000 Gent De Meulemeester A. Tweebruggenstraat 7 9000 Gent Mw Moreels L. Ramskapellelaan 26 9000 Gent Picqué R. Bernheimlaan 73 9219 Gent (Gentbrugge) Bouckaert B. Reep 27 9000 Gent De Quinnemaere Fr. Emmanuel Hielstraat 35 9219 Gent (Gentbrugge) Strumane G. Mieregoedstraat 33 9720 De Pinte DeCoen A. Politieke Gevangenenlaan 55 9000 Gent Machenil F. Trompestraat 2 9700 Oudenaarde Mw Wolnik Y. Sportstraat 171 9000 Gent Mw Melkenbeeck P. K~ning Leopold II laan 4 9000 Gent Libbrecht J. Soenenspark 29 9820 Gent (Sint-Denijs-Westrem) Roosen J. Belgradostraat 44 9000 Gent Salminen E. Rue des Charbonniers 57 7433 Masnuy-Saint-Jean Hennequin J. Dorpstraat 5 9831 Sint-Martens-Latem (Deurle) De Ryckere E. Reevijver 4 9720 De Pinte Verbanek R. Driftweg 65 8401 Bredene Mej. Wadin S. Kortrijksesteenweg 624 9000 Gent Everaert Egelstraat 29 9030 Gent (Wondelgem) Vandevijver Fr. Jules deSaint Gencisstraat 65 9219 Gent (Gentbrugge) Elewaut G. De Meulenaerestraat 39 2700 Sint-Niklaas Mw Bleyn M.-L. Drabstraat 27 9000 Gent

213


VORIGE JAARGANGENVAN GHENDTSCHE TYDINGHEN

Nog verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad : Jaargang 1973 1976 1977 1979 1981 1982 1982

nrs 11-~2 nrs 2-3-4-5-6 nrs 2-3-4-5-6 +volledige jaargang nrs 1-2-3-4-5 + id. nrs 1-3-4-5-6 + id. f nrs 2-3-4-5-6 + id. Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal nr.)

Prijs per afzonderlijk nr. 50 fr. Prijs per volledige jaargang 250 fr. Gentse stadstrams en -bussen (Lode Hoste) Prijs per boek 250 fr. (lid) - 350 fr. (niet lid) +port 30 fr. Tijdschrift en boek kunnen afgehaald worden elke zondag, van 10/12 u., in het Documentatiecentrum, behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen. Portkosten bij betaling op postrekening : 1 of 2 nrs 13 fr. 3 of 4 nrs 26 fr. vanaf 5 nrs 40 fr. V algende heruitgaven zijn nog verkrijgbaar : -Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata' 1e uitgave door Hondius 100 fr. - Plattegrond Gent 1796 door Goethals identiek aan origineel 100 fr.

Plattegronden worden niet opgestuurd, maar afgehaald in het Documentatiecentrum. De Bibliothecaresse, VAN GELUWE-EGGERMONT A.

•

214


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. · 13de Jaargang nr. 4

15 juli 1984

Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris Voorzitter: G. Hebbelynck Onder-Voorzitter : H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Postrekening: 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. · Lidgeld : 250 fr.per jaar INHOUD

Keizer Karel's standbeeld op de Vrijdagsmarkt Inventaire archéologique : De Berg van Barmhartigheid Lieven Van Pottelsberghe en de Rokerels Onze Gentse Keukenrubriek Het Spookhuis De Vijfwindgaten Story De Drie Torekens en de Lieve Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons

216 230 234 242 246 251 262 271 274

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten :in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevt. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever en beheer -:. G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.


KEIZER KAREL'S STANDBEELD OP DE VRIJDAGSMARKT Het is een bekend feit dat onze voorouders elke min of meer belangrijke gebeurtenis als het ware bezegelden met het openbaar bezingen ervan. Straatzangers, daaronder te verstaan de liedjesmakers, waren er genoeg om het uit hun mouwen geschud lyrisch goedje letterlijk en figuurlijk aan de man (en de vrouw) te brengen. Rampen, moorden, halsrechtinen andere attractieve "faits divers" behoorden ontegenzeglijk tot de geliefkoosdste onderwerpen van de zangers. Doch ook als er minder angstaanjagende of wrede voorvallen te rapporteren viel, bewezen meerdere barden met brio dat ze ook dà n niet op hun tong gevallen waren. Dat in 17 7 5 bij de HERoprichting van de monumentale zuil die het standbeeld van Keizer Karel zou te torsen krijgen, zo'n liedjeszanger te pas kwam, zullen we maar gemakshalve vanzelfsprekend en verantwoord ¡noemen. Een hele poos voordien, namelijk ter gelegenheid van de 1 OOste verjaring van Karel's geboorte en van de Blijde Intrede van de aartshertogen Albert en Isabella die van 28 januari tot 2 februari 1600 plaats greep, had men reeds op de Vrijdagsmarkt ter ere van Isabella's opa een gedenkteken opgericht bestaande uit een gemetselde kolom en een houten beeld. Kolom en beeld kenden niets dan tegenslagen veroorzaakt door regen, vorst en wind. In 177 4 meende men dat het hoog tijd werd om over het geheel een kruisje te maken en een spiksplinternieuw monument uit de Vrijdagsmarktse grond te laten verrijzen. De stadsarchitect Louis t'Kint (niet te verwarren met David 't Kindt, die de ontwerper was van o.a. de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde, de Mammeiakker en de "Hoofdwacht" (Beursgebouw) tekende het ontwerp van het nieuw ding en zou er de uitvoering van leiden. Doch voor die uitvoering zag men zich verplicht beroep te doen op enkele leden van de Schippersgilde aangevoerd door de scheepsbouwer Judocus Neyt en diens broeder Franciscus. Dank zij het materieel waarover ze beschikten, hoge masten, sterke touwen en strengen, katrollen en takels, gelukten ze erin de verschillende arduinen onderdelen van het op te richten monument propertjes op elkaar te zetten. Vooral het verplaatsen en plaatsen van het massief voetstuk ( 1,30 m h. en 10500 kg wegende) en de zuil ( 6 m h. en 14000 kg wegende) toonde de ploeg werklui dat hun vakkennis die van hun Hollandse kameraden (lees mededingers) ruimschoots evenaardde. Hun werk werd dan ook met succes bekroond en door het toekijkend publiek met salvo's hoera's begroet ... spijts de kwade trouw van jaloerse, nijdige tegenstanders en de door hen verspreide verdachtmakingen. Ook 216


Verkleind model (57 cm) van het beeld dat op 20 jan. 1600 op zijn kolom geheven werd. De eerste steen van deze zuil was reeds op 22 sept. 1599 door hoofdbaljuw Jacques LanglĂŠ gelegd geworden, waarna het arduinen voetstuk geplaatst werd. Het was geen Gentenaar maar een Bruggeling, Matthijs vander Haeghen, die de uitzonderlijke eer te beurt viel 's keizers wapen in de steen te beitelen : "als ghesneden hebbene in Avesnes steen de wapen van wijlent de keyserlicke majesteyt staende an den pylaer op de Vrijdachmaerct". Die zuil was er een van baksteen en derwijze beschilderd dat ze - met veel goede wil - voor een van rood marmer kon doorgaan. Voor de tweede keer scheen geen Strop mans genoeg te zijn om het houten beeld te vervaardigen, want men deed beroep op een Antwerpenaar : "An Meester Robert de Nole beeldsnydere te Antwerpen over tsnyden ende maecken van haute van den beelde van wijlent hoogher memorie deK. M. ghestelt int midden van de Vrydachmarct deser stede XX Ib gr." Eilaci ! , op 9 sept. 1662 verloor Karel zijn gekroonde kop, werd het onthoofd lichaam weggenomen om na twee jaar door een nieuwe keizer vervangen te worden. De Nole's bedoeling is het zeker niet geweest Karel een Habsburgs profiel te geven, want bij zijn "snijden" dacht hij meer aan het gezicht van de een of andere Franse koning. Ook aan de keizerskroon heeft hij gemeend te moeten knoeien, en wat de hermelijnen mantel betreft, heeft ook die maar luttel keizerlijke allures. Een geluk mag het genoemd worden dat het zwaard en de rijksappel wat geloofwaardigheid onderstrepen. (Beeldje bewaard in het Bijlokemuseum; foto copyright A.C.L. Brussel).


een stel Keizer Karel extra vijandig gezinde Stroppendragers deden hun best zoveel roet als mogelijk in het eten van de Neyts te strooien. Zo uitermate voldaan van de gepresteerde arbeid was het Stadsbestuur, dat het J udocus als beloning een zilveren koffiekan ten geschenke gaf, een die maar liefst een klein fortuintje gekost had : 45 pond. Broer Franciscus moest het met een fooistellen van bijna 11 pond wat trouwens geen aalmoes was maar een flinke poot geld. Hun kleinzoon, Adolf Neyt, wiens rijke verzameling in- en uitheempse wapens in het Bijlokemuseum bewaard wordt, schonk aan hetzelfde museum de koffiekan die een waardevol familiestuk geworden was. De officiĂŤle onthulling had op zondag 26 augustus 177 5 plaats met veel tralala, voortgebracht door "timballen, trompetten en verscheyde andere rnasicale instrumenten". Helaas moesten voetstuk en kolom het zonder beeld stellen omdat datgene dat men laten "snijden" had, geen sikkepitje waard was. Een beeld onthullen zonder beeld was ook in dat jaar iets dat wat al te veel bij 't haar getrokken was. Wat gedaan aangezien het feest op de vastgestelde datum moest doorgaan ? Op het laatste ogenblik kon men gelukkig aan de bijna mislukte keizerlijke affai,re een mouw passen. Een bijdehand schilder nam een plank, konterfeitte op een loopje Karels portret en liet zijn meesterwerk aan de zuil bevestigen. Klaar was Kees en iedereen, Magistraat en kijkers, waren voldaan en tevreden ... behalve de spotvogels die legio waren en natuurlijk, de keizer zelf. Wat enigszins te verwachten was heeft het niet veel gescheeld of de voorlopige oplossing zou een definitieve worden. In ieder geval moest de geschilderde Karel vier lange jaren wachten aleer hij vervangen werd door een houten gebeeldhouwde majesteit. Doch laat ons liever op onze passen terugkeren en luisteren naar het liedje waarover we het zoĂŤven hadden. De enthousiaste dichter ervan is ons onbekend; ook de "stemme" Vaudeville de Tom Jones waarop het gezongen werd, zijn we niet op het spoor kunnen komen. Het lied werd gedrukt door Philippe Gimhert "Op de Koorn-merkt". Het exemplaar dat we benutten berust in de G.U.B. signatuur G 23 25. Dezelfde Gimhert bracht van de tekst een in plano-uitgave op de markt : Lofdicht op Judocus op Franciscus Neyt (61,5 cm x 49 cm) die natuurlijk als affiche kon gebruikt worden.

218


Beslist een van de oudste gravuren de keizer in groot ornaat voorstellend . De voorstelling wemelt van des keizers machtsinsignes : de kroon, herkenbaar aan de 3 beugels (waarvan 2 zichtbaar zijn), de bezetting met juwelen en de top bestaande uit de wereldbol en het kruisje (zinnebeeld van het koningschap) ; de rijksappel versterkt door zijn beslag en versierd met het kruis (zinnebeeld van de wereldheerschappij ) ; het zwaard (zinnebeeld van de gerechtigheid) ; de bepluimde vizierhelm (zinnebeeld van de onkwetsbaarheid). Verder het keizerlijk wapen (tweekoppige adelaar) ; de Gulden-Vliesketting, de oorlogsvloot; het charter. Het loont de moeite dit zeer gelijkend portret te vergelijken met het standbeeldje. (Ontleend aan Corneille Martin, Genealogieset anciennes descentes des forestiers et comtes de Flandre avec brèves descriptions de leurs vies et gestes, ornÊes de portraicts, figures et habitz, Antwerpen, 1580 (Koninklijke Bibliotheek VH 27511 C 1))

219


VREUGDE-LIED ter eere van de Schippers ter gelegenheyd van het opregten van den PILAER waer op het Stand Beeld Van Keyzer Karel gestelt zal worden. Vaudeville de Tom Jones Sa Musen zingt den lof der NEYTS op heden, Het is Apollos hoogste vreugd. Wilt vlytig aen twee Broêrs uw dienst besteden, En toont aen onze Gendsche Jeugd Wat vruegde-Galmen zy dient aen te heffen Om hun te vieren zoo 't behoort; Want wie zal hun doch overtreffen ? Hun werken zyn schier ongehoord. bis

God van de muziek

nooit gehoord

Ziet eens hoe zy te samen dezer dagen,· Door goed en onderling beraed, Tot iders vreugd, tot iders welbehagen, In spyt van die hun laekt en haet, Dien schoonen Prael-Steen hebben opgetrokken, Daer KARELS Stand-Beeld op zal staen, Gansch onbeschaedigt, niet gebroken, Noyt was het zonder hun gedaen. bis Twee masten, opgeschoord met sterke touwen, Dwaers over een met kracht geleyd, Die hebben 't alles moeten tegenhouwen, 'k Geloofde 't niet als men 't my zeyd; Want menig Baes quam daer regt uyt te zeggen Gy zult 'er gaen een spel van zien ! En niemant dierf het wederleggen; Elk dacht, het zyn ervaere liên. bis Maer wat verand'ring vond men in hun taelen, Als zy die Broeders met gemak Die zware brokken zagen opwaerts haelen ? De touwen gaven wel een kraek, Maer al dat kraekt en ziet men steeds niet breken; Den mensch staet wel een koortsken af. NEYTS masten zyn noch niet bezweken, Al vreesde men den lesten paf. bis

mededingers

de Neyts v.d. mededingers

220


Afbeelding van het in 177 5 opgericht herdenkingsteken . Gravure van architect P.J. Goetghebuer, dezelfde naar wie de iconografische atlas (Stadsarchief) genoemd wordt; schrijver van "Choix des Monuments, Edifices et Maisons remarquables des Pays-Bas", Gand, 1827. De gravure werd o.a. vervaardigd om Ch. L. Diericx' MĂŠmoires sur la Villede Gand, Gand, 1815 , deel II , tussen p. 140-141 te illustreren. Als toemaatje nog een portret van Karel, natuurlijk opgesmukt met symbolen : de letter H gevormd door de Herculuszuilen die met elkaar verbonden zijn door middel van een dwarsbalk waarop het devies PLUS OULTRE en een compositie bestaande uit de voorstelling van een kroon, die niet de keizerskroon is, de tweekoppige adelaar, een wapenschild dat wellicht van de Nederlanden kan zijn en een Gulden Vliesketting. De keizer zelf draagt zulk een ketting.

221


Ik zag 't van verr', ons Hoog-Bailliu geprezen, Dien minnaer van zyn Vaderland, Kreeg een ontsteltenis in gansch zyn wezen En gaf zig spoeding aen een kant Om dat hem iemant van d 'omstaenders zeyde : Mynheer, gy lyd hier groot gevaer, 'k Vrees dat de Masten alle beyde Gaen breken, 'k bid u gaet van daer. bis Maer neen, God lof, 't is anders afgelopen, Den steen die rees nae zynen grond. Hy wierd geplaetst, en 't Volk by groote hoopen Riep, VIVAT NEYTS, met vollen mond. En of de and 're nu wat morren Om dat hun werk is wel vergaen, Zy veynzen dat zy 't niet en hooren. Zy hebben aen hun plicht voldaen. bis Sa, Schippers jeugd, laet uwe vreugden blyken Gy slaegt ook handen aen het werk; Gy mogt met eer de Masten nu gaen stryken, Zy zyn noch altyd even sterk. Gy mogt' er veylig mé nae Holland vaeren, En zeggen aen het Zee-gebroed, Waer toe zy somtyds dienstig waeren, Roept, LANG LEEFT NEYT, en draegt den hoed.

Vilain XIII!

begaf

naar

plaats

v.d. Neyts de Neyts

neerhalen

wees fier?

Zijn de keizer en zijn kolom voorbestemd om een lang, vredig en ongeschokt bestaan te leiden ? Hoe dan ook zal Karel menig traan weggepinkt hebben bij 't vernemen van het overlijden van keizerin Maria Theresia, een van zijn achternichten (t29 nov. 1780); zal hij zich keizerlijk geërgerd hebben over de bedenkelijke confraterniteit doorJozef Il betoond ter gelegenheid van het bezoek dat deze incognito aan Gent bracht ( 15-16-17 juni 17 81) : Stel u voor dat die ongelikte beer zich wèl vertoonde in de kazernen, in het Militair Hospitaal, in het Rasphuis, in het Hof van Sint-Sebastiaan, in de Kathedraal, in het Begijnhof, maar het vertikte een voet te zetten op de plaats waar hij, Karel stond te pralen ! ; zal hij, Karel, een paar weken daarop, integendeel, geïnteresseerd, wellicht geamuseerd, bespied hebben hoe en op welke manier Gent het op 31 juli aan boord legde om dezelfdeJozef officieel en plechtig in te huldigen; zal hij gezien hebben hoe majestueus de landvoogdes Maria Christina, dochter van Maria Theresia, dus zuster van Jozef en van koningin Marie-Antoinette, achter het geopend vensterraam van het Tooghuis

222


plaats genomen heeft om de nakende feestelijkheid van A tot Z te kunnen volgen; zal hij de schitterende stoet van edelen, hoogwaardigheidsbekleders en leden van de krijgsgilden, ambachten en neringen zien opmarcheren; zal hij de stille getuige zijn van de solemnele inhuldiging van de nieuwe keizer, die voor de gelëgenheid vertegenwoordigd is door Maria Christina's man, de aartshertog Albert van Sak.sen-Teschen; zal hij de tijd hebben om de luxueuseestrade in ogenschouw te nemen die op de Markt kant Sint-Jacobs, w~rd opgericht; zal hij meewarig geschuddebold hebben toen- altijd dezelfde- Jozef ten gevolge van zijn onhandiglijk ingevoerde hervormingen de impopulariteit van een groot gedeelte van de bevolking op de hals haalde. Arme Karel ! Arme Jozef ! Inderdaad kon het niet anders of na de decretering van die "nieuwigheden" verzoekschriften en protesten regenen uitgaande van de profiteurs van het regime in zwang : de schepenen van de steden en de leden van Staten (evenals zijn Moeder deed, stelde Jozef zich tegen het gehuik van pijnbank en brandmerking; dat recht van pijnigen en brandmerken wilden de heren, zo wereldlijken als geestelijken, zich niet laten ontfutselen ... en ze spanden de schaapachtige volksmassa voor hun wagen, zodat Jozef voor 't aapje kon gehouden wordenkGevolg vande georkestreerde weerstand : de landvoogdes zag zich -verplicht veel van de opgedrongen hervormingen in te trekken. Dus meldde ze de Staten dat "alle de dispositiën directelyk ofte indireçtelyk tegenstrydig aende constitutie der provinciën van Vlaendeten, Braband, Henegol)wen, enz. seffens sullen herstelt en gebragt worden iti den selfden staet gelyk sy geweest zyn voor deze nieuwigheden" (7juni 1787). U ziet van hier op wat een vreugdegejubel en hoerageroepdie blijmare door de man in de straat maar vooral door dè-profiterende touwtjestrekkers onthaald werden. Pientere gegoeden en naäperige minder gegoeden voelden zich (alleszins momenteel en occasioneel) elkaars gelijken - een voorsmaakje van de Brabantse ~'Révolution pour rire'' en van de doodernstige Egalité-Fraternité-Liberté-Omwenteling -;allen spelden ze dezelfde welsprekende kokarde op hun fiere bórst : het voor de gelegenheid uitgevonden witzwart-geel-rood rozetje. Zoals u het reeds begrepen hebt : het wit-zwart = de Gentse kleuren; het zwart-geel= de Vlaamse kleuren; het zwartgeel-rood= de Brabantse kleuren. Uit pure uitgelatenheid drijft de geëxalteerde massa haar ijver :ten top als ze de van Brussel terugkerende afgevaardigden van Stad en Staten tot een eind buiten de stad teg~moet gaat, met zwier de koetsen van de heren ontspannen om zelf voor paarden te spelen. En dan maar het gezelschap al zingend en klingend naar het stadscentrum voortgesjouwd. De klokken luiden dat het een aard heeft. De kanonnen bulderen. Een gratis bal wordt het publiek door de vier hoofdgilden aangeboden (10 juni). Bovendien zal, dank zij de goedjonstigheid van 22 mecenassen op

223


De gekroonde zuil zoals die gedurende 13 jaar -oh ! dat treiterend ongeluksgetal ! - op het Gents forum stond te pronken. Behalve kolom en beeld verdient ook het decor ervan onze aandacht. Van de westkant van het plein is niet veel te bespeuren , alleen een gedeelte van het bordes en van een van de hoektorentjes van het Utenhovesteen, later Merseniershuus genoemd, in 181Z vervangen door Z herbergen : het Café duNorden het Café Belge, nu lokaal Vooruit. Ernaast Het Handvat en de brouwerij Den Huls alias 't Hulskin. Van de noordkant van de markt zien we een groep van 3 gevels en een groep van Z, van elkaar gescheiden door het Garenstraetje of Enghels teeg : 1° Het Haeskin, zo Den Gulden Sleutele alias 't Sleutelkin, 3° Den Inghele . Vervolgens 1° Den Helm, zo De Bonte Koe . U weet dat keizer Karel geen verstand gehad heeft van het nummeren der huizen, hij moest te veel vechten en stroppen uitdelen. De houten majesteit daarentegen mocht er de zwijgende getuige van zijn hoe Petrus Franciscus Trinconi vanaf Z6 nov. 1785 op alle gevels een huisnummer schilderde. (Foto copyright Stadsarchief)

224


de Vrijdagsmarkt een waarachtig, weergaloos volksfeest op stapel kunnen gezet worden. Daartoe hebben nijverige handen nauwelijks het aanbreken van de dag afgewacht om rondom de toeziende Karel de ene schraag naast de andere te monteren waarop ze meteen maar liefst 100 tonnen bier, 2 vaten rode en 2 vaten witte wijn op een lange rij soldaatje laten spelen. In de nabijheid hebben andere, nog steviger pollen grote putten gegraven waarover smidsknechten armdikke ijzeren staven vastgemaakt hebben. Deze geïmproviseerde vleesroosters dienen om 2 ossen, 2 kalveren en 6 schapen gaar te braden, wat natuurlijk op geen handomdraai zal gebeurd zijn. Inderdaad moet. de namiddag afgewacht worden aleer tot de verdeliiig van al dat vlees en de uitdeling van zowat 6000 broden kan overgegaan worden. "Er ging meer wyn en bier verloren dan gedronken; de vaten liepen niet hevig genoeg, men de sloeg de bommen in. Dan zag men de eene met kannen komen, andere met potten, nog andere met flesschen waarvan de kroppen afgeslagen waeren; met haekers of glazen, dan. sommige staken hunne hoeden omhoog en dronken uyt den tip - men droeg alsdan bynaniets anders als drijkante hoeden zelfs waren er die hunnen schoen naer omhoog staken en andere hunne dobbelgevouwdeneusdoeken of sayette mutsen, om te kunnen zeggen van de algemeyne vreugd mede deelagtig geweest te zyn." (Fr. de Laval, Korten inhoudder Nede~landsche Geschiedenissen van 1496-1794) Naar verhaald wordt verliep het festijn zo ordelijk mogelijk en werd besloten met een beiaardspel terwijl een stuntman van beroep (een schaliedekker), geposteerd op de Î)raak, een (keizerlijke ?) vlag liet wapperen. Noblesse oblige, heel de nacht waren het een algemene verlichting en een afvuren van ontelbàre pijlen die het voor het zeggen hadden. Helaas, zoals dat meer gebeurt mengden zich-onder de feestvierende benden ongure elementen, b'eroepsgeweldenaars, die, vàn elk hout pijlen makend, de vredige vreugdbedrijven ombogen tot vernielende plundertochten. Ze bestormden herbergen, van de waardenbier en geld eisend; vielen burgers aan om ze van hun beurs-te beroven; spaarden zelfs de kloosters niet die ze binnen ~elen om aan wijn en dukaten te geraken. De Predikheren, de Augustijnen, de Vrouwenbroers en nog andere paters en broeders en nonnen kwamen er weliswaar met de schrik maar tegelijk gepluimd van af. Al die wallebakkerijen en molesteringen zullen de heren schepenen en andere tegenstanders van Brussel bezwaarlijk gewenst hebben. Ze zullen alleen maar ten overvloede moeten ervaren hebben dat als de drank is in de man ... Kortom zien ze zich verplicht samenscholingen of zelfs wandelingen in groep te verbieden. De Staten op hun beurt belasten de gebuurtedekens (voorlopers van de politiecommissarissen) met een onderzoek betreffende de gepleegde gewelddadigheden verricht gedurende de nacht van 12/13 en de daaropvolgende dag. Daarmee is echter de kous nog niet af en behoren de staartjes van het vlees- en bier225


En loeren dat Karel doet naar het spektakel dat de Vrijdagsmarkt allang gewoon is op te voeren. Wat de man niet weten kan : de troon waarop aartshertog Albert plaats genomen heeft bestaat nog ongedeerd evenals het draagbare toilet die alle twee piĂŤteitsvol bewaard worden in het Stadhuis (troonzaal). (Naar een aquarel berustend in het Stadsarchief: atlas Goetghebuer) N N 0\


festijn nog niet tot het verleden, want de schepenen voelen zich derwijze in de hoek geduwd dat ze de Collatie bijeen roepen die de 4 krijgsgilden opdragen de orde te doen handhaven (3 juli). Heeft Keizer Karel bij het aanschouwen van al die herrie, ambras, kweddel, in zijn vuistje gelachen of heeft hij zich een Gentse vloek op zijn Spaans of zijn Duits laten ontvallen? Twaalf jaar was houten Charles oud toen hij de stille, onmondige getuige was van de boef- en zuippartij die aan zijn majesteitelijke voeten zoveel volk op de been brachten. Zal hij nog dikwijls die stiekeme getuige kunnen zijn van dergelijke bedenkelijke spektakels ? Ik geloof het niet, want hem laten opgroeien tot een volwaardige ·en volwassen Strop heeft de Voorzienigheid hem niet gegund. Ziehier in 't kort hoe dat gekomen is : Op maandag, 12 november 1792, op de koop toe op de Feestdag van Gent zijn patroonheilige, Sint-Lieven, deden de Franse generaal La Bourdonnaye en zijn Sans-Culottes hun Blijde Intrede te Gent. Ze kwamen - dat bezworen ze op hun Eerste-Communiewoord - in de hoedanigheid van "camarades et citoyens", niet om.het beminde volk te komen uitzuigen maar om het de Liberté, Fraternité, Egalité - of zoals Den Grooten Gendschen ComptoirAlmanach van 1795 het meent te moeten uitdrukken : Gelykheyd~ Vryheyd, Broederlykheyd ofte de Dood- op revolutionaire schaaltjes te komeil presenteren en meteen, kosteloos, de beste manier aan te leren waarop het "la haine contre la royauté" kon uitspuwen. En vermits. de hc;mt_en Charlès deel uitmaakte van die royauté, lag het voor de Sans-Culot'se lia:nd dat die gekroonde booswicht als eerste van een lange rij booswichten zijn straf moest ondergaan. Die bestraffing zou reeds 's ariderendaags plaats hebben. Wie zich met die delicate taak zou belasten ? De Sans-Culottes ? Vanzelfsprekend, maar u weet dat men altijd en overal dienstvaardige aantrof en nog aantreft .die bestendig op hete kolen stonden om een behulpzaam handje toe te steken. De gedienstige zielen kwamen de Fransen toegetreden onder de gedaante van een timmerman, een metselaar, een schoenmaker en een kleermaker - u ziet het van ver : geen ambachtsgezel wilde voor geen andere ten onder doen - allen Wilden ze bewijzen dat ze uit de "kluiten" gewassen waren. Met vereende kracht, maar tevens met het nodige touwwerk, en de hulp van een dozijn paarden, tuimelden zuil en beeld donderend naar omlaag. De arduinen kolom werd stante pede in gruis gehamerd en de onnozele (onschuldige) Karel als een vulgaire horde straat in straat uit gesleurd, beschimpt en bespuwd door hetzelfde gespuis dat in andere omstandigheden geestdriftig zou gehoeraad hebben. Wat denkt u wel? Die schitterende overwinning en zege op de "royauté" moest kost wat kost met een ander vredesoffensief bezegeld worden. V oor genoemde bezegeling werd de zondag 25 november uitgekozen. Door middel van aanplakbrieven en omroepen werd het goede nieuws 227


liter zlen wlj de kolone met. hf.'t Vr1!dagmarkt te Gf.'nt. Ondf.'r h<'t zrkere verdikten ingetrokken . To<'n werd<'It rond dat stan<tbeeld JOO tonnen bler, Tier stukken wijn. twee ossen, vier schapen en 6000 broden ultged...eld. lllen zl<'t hier Mze orgie. Link.~ op de toto het onde pratrlciershuls met de torentjes, waar zich nu .. ons Jiub• b"'' lndt.

Of er rond Karels zuil die dag (en die nacht) gebikt, gelikkebaard, afgezopen werd ! Van het binnenspelen van de biefstukken en de schapebouten wordt niet veel voortverteld , maar wat het bier en de wijn betreft, schijnt het dat er meer van die smakelijke dranken in de goot dan in de keelgaten van de stoere gemeentenaren terecht kwamen : kwestie van te moeten aan zelfbediening te doen. Er schijnt iets niet in de haak te zijn met 's keizers linkerarm die hij op de andere afbeelding niet uitsteekt : dat zal weer een van die guitige streken zijn die hij gewoon is uit te halen. U zult merken dat het decor een weinig is opgeschoven. Nu is heel de gevel van het Utenhovesteen weergegeven en links ervan die van Het Gulden Cussen alias het Oorcussen. (Naar een aquarel berustende in het Stadsarchief)

228


den volke verkondigd de dag voor het bewuste feest : "Alzoo op morgen 25 dezer, binnen deze stad staet geplant te worden den boom van Vryheid, ende terwylent diergelyke solemnele acten vereysschen de aidergrootste teekenen van vreugd." Met de gebruikelijke drukdoenerij en het daarbij horend lawaai plantten enthousiaste Franse en Fransdolle vredesengelen aan de voet van de keizerlijke ruĂŻne de boom waarnaar men zogenaamd sedert zolang smachtte. Spijtig voor hem zal hij geen hoge top mogen scheren. Op 29 maart 1793 rollen de Fransen aangevoerd door generaal Thouvenot hun Sans-Culot'se matten op. Er werden met de Vryheydsboom korte metten gemaakt. Is het veroorloofd het zeer serieus proza dat voorafgaat te laten besluiten met een snuifje geestigheid ? Ziehier dan een van de ontelbare Pierlala-liedjes die de Vlaamse (volkse) litteratuur zo rijk is. Het wordt natuurlijk gezongen op de "stemme" van Komt hier al'bij, aanhoort dees lied. Het is van Pierlala. KEYSER CAREt UP DEN VRYNDAGSMERCT lek singh voor u een aerdigh lied Van Carel syn pilaer En van syn heelt. 'kVergeet het niet. Voorwaer een eerlyck paer. Hoerah ! zey Pierlala sasa, Hoerah ! zey Pierlala. Hy was gheluckigh in syn staet, Omringt van vaten wyn, Ghenoeghen vond in 't Gendtsch ghepraet! Waer kon hy beter syn ? Bravo ! riep Pierlala sasa, Bravo ! riep Pierlala. Helaes ! Daer quam de Franschman aen, Een kerel sonder hroeck, En sagh hy keyser Carel staen : "Dien smut ick in den hoeck." Adieu ! sprack Pierlala sasa, Adieu! sprack Pierlala. En Carel vloogh daer up den grondt, Den suckelaer. Och Godt! En waer dat schoone standbeeldt stond Lagh keyser stuck. Kapot. Vervloekt ! kreet Pierlala sasa, Vervloekt ! kreet Pierlala.

229


BIBLIOGRAFIE Pr. Claeys, Le Marché du Vendredi, in Pages d'Histoire locale, I, 1885 Pr. Claeys, Les Statues du Marché du Vendredi, La Flandre libérale, 051003 Pr. Claeys, Mémorial de la Villede Gand, 1902 D. Destanberg, Gent onder Jozefll, 1910 C.-L. Diericx, Mémoires sur la Villede Gand, 11, 1815 V. Fris, Histoire de Gand, 1913 P. Kluyskens, Keizer Karel's Beeld op de Vrijdagmarkt, De Gentenaar, juni 1952 Fr. De Potter, De Vrijdagsmarkt te Gent, 1896

M. VAN WESEMAEL

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE Nr. 167 Op 24 februari 1900 stelde Paul Bergmans, in de Franse taal, in de rubriek "Burgerlijke bouwwerken- Abrahamstraat Nrs. 13-15- XVIIe eeuw (1621)" een fiche op over DE BERG VAN BARMHARTIGHEID Men weet dat de inrichting van een eenvormig systeem van Bergen van Barmhartigheid in België dateert van de regering van de aartshertogen Albert en Isabella, en te danken is aan de hardnekkige inspanningen van de Antwerpse schilder en bouwmeester Wenceslas eoebergher (15611635), die bij patentbrieven van 9 januari 1618 benoemd werd tot algemeen opperbeheerder der Bergen van Barmhartigheid. Gent was de vierde stad die een dergelijke instelling bezat, na Brussel, Antwerpen en Mechelen. De vergunning van Albert en lsabella dateert van 13 mei 1621. Bij contract van 2 mei 1620 kocht eoebergher van Antoon Triest, advocaat bij de Raad van Vlaanderen, voor de som van 1600 ponden groot, een groot hotel, den Dondersteen, waarvan de hoofdgevel uitgaf in de Meersteeg. Dit gebouw werd gesloopt en op de plaats werd de Berg van Barmhartigheid gebouwd die een uitgave vergde van meer dan 125.000 florijnen. Op de gevel staat het jaartal1621 dat overeenstemt met het optrekken van het gebouw; maar het werd slechts opengesteld voor het publiek op 29 november 1622. Het is gebouwd in rode baksteen en heeft een lengte van ongeveer 45 m.; 230


Afb. 1. Foto Stadsarchief.

de deur- en vensteromlijstingen zijn in steen. Zoals alle Bergen van Barmhartigheid die in dit tijdperk opgericht werden is ook deze van Gent het werk van Coebergher. Een opname van de gevel, uitgevoerd door de architect en inspecteur van de werken der godshuizen J. J. de Hoon (Gent, 1774-1850) wordt bewaard in de Berg van Barmhartigheid en een gekleurde copie, gemaakt door P.J. Goetghebuer, bevindt zich in de stedelijke Atlas. Wij geven hier een foto (Afb. 3) , genomen van op de hoek van de Meersteeg en de Abrahamstraat, van deze in zijn eenvoud werkelijk sierlijke gevel van mooie ordonnantie. De deurfrontons, met relatief sobere ver siering, hebben een merkwaardige lijn en zijn goede voorbeelden van Vlaamse Renaissance. Het interieur bestaat uit ruime gewelfde zalen die onderling verbonden zijn door boogvormige deuropeningen die de hele breedte beslaan. Heel de constructie is van een buitengewoon practische opvatting en de eeuwen hebben er geen verandering in gebracht.

231


Afb. 2. Illustratie uit de Sanderus. Foto Stadsarchief.

Afb. 3. De Berg van Barmhartigheid in de Abrahamstraat. Foto Stadsarchief.

232


Bisschop Triest moet tussengekomen zijn bij de verkoop van de gronden die toebehoorden aan een van zijn familieleden of bijgedragen hebben om de fondsen te verzamelen nodig voor het dekken van de bouwkosten, want E. A. Hellin zegt ons dat hii veel iiver betoonde voor de oprichting van een Berg van Barmhartigheid in de stad Gent 1 en, anderz~jds kunnen op de grafsteen van de prelaat deze woorden gelezen. worden : "Erecto ampleque dotato verae pietatis monte ad gratis mutuandtim indigentibus." Deze laatste zinsnede herinnert aan de vrijgevige schenkingen van Triest, die meer dan 50.000 florijnen bedroegen, bestemd voor het gratis lenen, tegen onderpand, aan de armen. Na de dood van de bisschop op 28 mei 1657lieten de executeurs-testamentair op de gevel een stenen cartouche plaatsen die er zich nu nog bevindt, waarop zijn wapenschild staat met de inscriptie : Hier leent men oock aen den armen sonder interest. Cf. A. Sanderus, Flandria illustrata, 1e ed. (Keulen, 1641), t. I, p. 150 (met plaat); 2e ed. (Den Haag, 1732), t. I, p. 336. -Atlas van de Stad Gent, in de Bibliotheek, LXIX.- Ch. L. Diericx, Mémoires sur la villede Gand (1815), t. 11, pp. 677-679. P. De Decker, Etudes historiques et critiques sur les monts de piété en Belgique (Brussel, 1844), pp. 89-96.- Aug. Schoy, Histoire de l'influence italienne sur l'architecture des Pays-Bas (Mem. cour. Acad. roy. de Belgique, in 4°, t. XXXIX; Brussel, 1879), pp. 260-261.

NASCHRIFT Toen Paul Bergmans deze fiche opstelde in 1900 fungeerde dit gebouw nog steeds als Berg van Barmhartigheid. Men kon er van alles verpanden: van sieraden tot allerlei keukengerief, van koperen en tinnen voorwerpen tot kleren. Men ontving er 65 tot 80 %van de geschatte waarde en men had 13 1/2 maanden tijd om het in pand gegeven voorwerp terug in te wisselen. De Berg van Barmhartigheid in Gent sloot definitief zijn deuren op 22 October 1929. Dit was een echt buitenkansje voor ons Stadsarchief dat al sinds lang uitkeek naar een geschikt lokaal. Het kreeg daar ineens een prachtige ruimte en ook de rekken die gediend hadden voor het opstapelen van de panden, waren welgekomen materiaal. Het opende er zijn deuren in 1932. Ook de stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten kreeg er enkele lokalen ter beschikking. De gevel werd volledig gerestaureerd in 1964. De Meersteeg (rue du Lac) waarvan sprake in de fiche heet sinds 1942 de Bonifantenstraat. H.C.

233


LIEVENVAN POTTELSBERGHE EN DE ROKERELS Als er in Gent een straatnaam is die V!!elal foutief uitgesproken wordt dan zal het wel de Rokerelsstraat zijn. De oorzaak hiervan is te zoeken in het feit dat de betekenis van Rokerel weinig of, laat ons maar zeggen, niet meer bekend is. Ook op dit punt deed de tand des tijds zijn werk. In het Gentse schijnt er althans een tendens te zijn het woord als ro-ke-rel uit te spreken. Toen we ons wat verdiepten in deze materie en ons oor links en rechts te luisteren legden, kregen we diverse verhalen te horen, het ene al fantastischer dan het andere. De meest voorkomende vergissing die gemaakt wordt is die met de Gentse uitdrukking "krokelo" of "krakelo" wat in feite een gerookte haring is die nog even moet nagebakken worden in de pan. Daar het niet de bedoeling is hier de foutieve versies weer te geven zullen we ons verder beperken tot het vermelden van de juiste betekenis van het woord. Eerst even iets over het ontstaan van de straat zelf. De vorm van de straat zoals ze zich nu voordoet is nog niet zo oud. Deze ontstond door het verbinden van twee beluiken welke respektievelijk behoorden tot de Bijlokevest en de Martelaarslaan. Het eerste beluik dateert volgens archiefstukken van 1875 en het tweede van 1884 (1). De etymologische verklaring voor Rokerel staat in betrekking tot een Gents poorter uit het begin van de 16de eeuw met name Lieven van Pottelsberghe, voor het brede publiek niet zo'n bekende. Daar er heel wat te zeggen valt over dit personage moeten we ons beperken tot een korte kennismaking. Wanneer Lieven van Pottelsberghe geboren is, is niet bekend, men neemt aan in het derde kwart van de 15de eeuw. Hij was ridder, heer van Vinderhoute-Merendre, heer van Wissekerke (2), raadsheer in de Raad van Vlaanderen en raadsheer in de Geheime Raad welke op 23 juli 1517 werd ingesteld. Op 8 november 15 08 werd hij door Maximillaan en Karel, de latere keizer, benoemd tot ontvanger generaal van de beden (belastingen) van Vlaanderen alsook tot ontvanger generaal van de domeinen van de keizer in Vlaanderen. Daar hij zeer grote bedragen aan Karel V voorschoot, hij was namelijk bezitter van een behoorlijk fortuin, werkte hij zich in de gunst van de keizer. Hij huwde met Lievine van Steelant die hem vijf kinderen schonk. Een zoon en een dochter overleden op zeer jeugdige leeftijd. Twee zonen, Plorens en Antoon, volgden lessen aan de Universiteit van Orleans alwaar de eerstgenoemde overleed in 1517. Ook Antoon was geen lang leven beschoren. Op 19 maart 1524 verwisselde hij het tijdelijke met het eeuwige. Slechts zijn zoon Franรงois bereikte een huwbare leeftijd en ging een echtverbintenis aan met Jacqueline de Bonnieres de Souastre. Dit huwelijk bleef kinderloos waardoor er geen rechtstreekse wettige afstammelingen van 234


Lieven van Pottelsberghe meer waren. De twee schilderijen, het ene voorstellende Lieven van Pottelsberghe en hèt andere Lièvine van Steelant, die bewaard worden in het Museum voor Schone Kunsten te Gent, geven duidelijk het drama weer van het vroegtijdig afsterven van de kinderen van Pottelsberghe. Vier van de vijf werden met een kruisje in de handen afgebeeld (3). Te Gent bewoonde het echtpaar een huisin de Hoogstraat "buuten de Turrepoorte" waar·nu het verkrotte gebc;mw staat waarin tot voor enige tijd een jeugdclub gevestigd was~ Dit huis werd ook genoemd "het Hof van Vinderhoute". Lieven overleed op 29 juli 1531 op zijn landgoed te Wissekerke en werd hegraven in zijn privekapel, de kapel van de Zoete Naam Jezus ofVinderhoutekapel, in de St. Michielskerk te Gent. Tijdens zijn leven droeg hij veelbij t.ot het verfraaien van deze kerk. Hij speelde ook een rol in de heropbouw van het Kinderen ~jnshospitaal (mi Museum voor VolkSkunde) en stichtte verschillende fondaties. Het is juist enkele van deze fondaties waarop we dieper zullen ingaan.· Op 25juli 1521 gingen de echtgenoten Lieven van Pottelsberghe-Lie~e van Steelant over tot het oprichten van een beurzenstichting waarbij tien arme kinderen op hun kosten mochten onderWijs volgen en dit voor een termijn. van vier jaár. Hiervoor gaf hij een som van 34 ponden, 3 schellingen en 4 deniers~ Deze fondatie was eeuwigdurend ~odat er na ieçlere periode van ·vier jaai tien andere kinderen van dit voorrecht mochten genieten. Zeven van de tien_ volgden de lessen Ui: het St. J eronimus~ huis óf klooster der Hieronimietèn te Gent~ J:)it St~ Jeronimushuis :werd ook nog genoemd ''ten Fraters" (4). Het was· ondèrgebracht in de gebeuwen van hetGeraard de Duivelsteen en het gebouw ernaast; het zöge~ naaind huis vanCalcken, op de;oplaats waar zich mi dé ·Nationale :Bank bevindt. Op 12 rnaàrt1525 re~ds werd de.stichting door Lieven met 80 ponderi groten Vlaams vernieerderd en dit nadat de Broeders bij de fondateurs geklaagd hadden dat het bedrag welke hun toegezegd was fu de stichtingsakte,· niet ineer volstond. Later, meer bepa.ald ·op 20 mei •1529, werd de beurzenstichting grondig geWijzigd. Het getal studenten werd van: tien naàr dertieri·opgetwkken. Ingevolge de eerste fondatie mochten drie van de tien kinderen studeren aan de Universiteit van Leuven of enige andere universiteit. De uitverkorenen moesten genoemd worden de "tien (later de dertien) scolieren van Mer. Lievin van Pottelsberghe". Om hen goed te kunnen onderscheiden van de overige kinderen in het St. J eronimushuis dienden ze steeds in een uniform te lopen. Hoe deze kledij er uit zag zegt ons het artikel XXIII van de fondatieakte uit 1529, nl. : "Item willen ende ordonneren de voorn. fondateurs over hemlieden, haerlieden hoyrs ende naecommers, dat de voors. XIII scolieren zullen ghecleedt zijn van hun upperste abijte met eenen roeden keerle, ende dat die zij van roeden lakene ghemaeckt, cleerc wijs, achtere wat hooghe

235


Afb. 1. Lieven van Pottelsberghe met vooraan links zijn oudste zoon Florens welke overleed tijdens zijn studie aan de Universiteit van Orleans (portret in Museum voor Schone Kunsten te Gent) . Foto MSK Gent.

236


Afb. 2. Livina van Steelant met vooraan links Franรงois van Pottelsberghe. Het kasteel op de achtergrond is mogelijks het kasteel van Vinderhou te of van Wissekerke . Foto Museum voor Schone Kunsten te Gent.

23 7


N

w

00

Afb. 3. Het Geraard de Duivelsteen voor de restauratie zoals het er moet uitgezien hebben ten tijde toen er de Rokerels verbleven. Rechts het inmiddels verdwenen huis van Kalken. Foto Rijksarchief Gent .


up commende. Ende dat zij draghen zullen zwarte bonnetten, ende alzo gaen ter hoochmesse. Ende zo wanneer zij ute gaen ad campos, ende in ghelijcke vergaderinghe, de welke roode keerels ende zwarte bonnetten hemlieden scolieren huerlieder vadere ende moedere, oft huere vrienden ghehauden zullen zijn van nu voert anne te doen hebbene, ende hemlieden daer inne te doen haudene thuerlieder coste, up verbuerte van der provene, willende dat ne gheensins huerlieder hoyrs ende naercommers de intitulacie van den voorn. XIII scolieren, nochte tvoorn. abijt zullen mogen veranderen tot andere coluere" (5). Hierdoor werden deze kinderen ook in de omgang en in de geschriften dikwijls : "Les rouges robes" of de "Rookeerels clerckins" genoemd. Deze 9 6 artikelen tellende fondatieakte ( 6) bevat nog talrijke wetenswaardigheden, te lang om ze allen op te noemen. Eén ervan willen we u niet onthouden temeer daar klaarblijkelijk de meeste geschiedkundigen er steeds achteloos aan voorbij zijn gegaan. Het artikel XII vermeld volgende bepalingen : "Item boven dien zullen zij hebben onder hemlieden XIII scolieren een camere of twee met zeven bedden, met al datter toebehoort, metgaders wasschen ende wringhen, ende datter maer twee ten hooglisten gheleyt zullen worden up een bedde, in zulker wijs, datter altijts een bedde zijn sal daer up maer een ligghen zal, te wetene de ghuene diet ghelieven zal den fondateurs ende hueren hoyrs, ten ware datter yement vanden dertien scolieren zeere scuerfde of droppich ware (7), of ziec, in welken glievalle dathij ligghen zal alleene up tzelve beddeden tijd van zijnder siecte." Het is duidelijk dat hierin een stukje medische geschiedenis vervat is; Toen reeds had men blijkbaar vastgesteld dat schmft {scuerfde) bijzonder gemakkelijk overdraagbaar is via het heddegoed, anders zou een dergelijke vermelding er niet in opgenomen geweest zijn. · Waarom nu juist een straat tussen de Martelaàrslaan en de Bijlokevest naar deze Rokerels genoemd werd is niet al te duidelijk. De beweegredenen hiervoor zijn ons niet bekend. We menen echter de oplossing te moeten zoeken involgende overwéging. Het is namelijk Z() dat het .Geraard de Duivelsteen in d:e loop ·der tijden niet alleen het Si. Jeronimushuis heeft gehuisvest. Vanaf 1628 veranderde de funktie van dit pand in een weeshuis, hetgeen er bleef tot 1873. Vanaf dat jaar werden de nieuwe gebouwen aan de Martelaarslaan in gebruik genomen (8). Laten we daarbij nog bedenken dat de Gentenaars blijkbaar maar al te graag de weeskinderen noemden naar de kledij die ze droegen zoals : "de Blauwe Jongens", "de Blauwe Meisjes", "de Rode Lijvekens" en "de Kulders". Ook deze laatste term is afkomstig van een kledingstuk dat door de weesjongens gedragen werd. Een kulder is niets anders dan een lederen wambuis die ze droegen. Een afbeelding van zo'n Kulder is nog te zien in het Museum voor Stenen Voorwerpen (St. Baafsabdij) alwaar 239


--~--- ~

11W'Itllll};llf,,ll.4 i!JJ]L~. ~" ' " "" ..... , .. •··- - - - --

l:

l' tl t J~· o 't i \J ;{f \u

-~~-"' ~ ~rrh'lll 1

N'ltfll l\ ~Jit(( \V( ff ({l< ci ;c ~ 1

N

.j::>.

0

Afb. 4, Links : het wapenschild van Lieven van Pottelsberghe met zijn devies : "Plus est en luy". Rechts : sierletter met gedeeld wapenschild Van Pottelsberghe-Van Steelandt. (uit Den Bouck van onser fundatie der XIII seclieren Hieronymieten nr. 43 fo. 1) Foto Rijksarchief Gent.


de toegangspoort bewaard wordt van het eerste weeshuis, meer bepaald van het gedeelte dat plaats moest ruimen voor het bouwen van de Nationale Bank. Langs weerszijden van deze poort staat een beeld van een Gentse Kulder. Als hoofddeksel dragen ze een ronde hoed. Heeft men hij het toekennen van de naam Rokerelsstraat, de Rokerels van Lieven van Pottelsbergl!e verward met de latere Kuldersof hebben deze laatsten ook nog een tijdlang dit roodlaken kleed gedragen ? Het juiste antwoord moeten we schuldig blijven. We menen evenwel toch te mogen besluiten dat die naam in die bepaalde buurt terecht is gekomen via het weeshuis op de Martelaarslaan. DavidMAES

NOTEN 1) Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen - Stad Gent - 4 NC. 2) De heerlijkheid Wissekerke was gelegen op het grondgebied van de gemeente Bazel (voorheen Baerzele genoemd). Lieven van Pottelsberghe verkreeg van Keizer Karel de samenvoeging van de heerlijkheden Wissekerke en Ten Doorent samen met twee landgoederen gelegen op Haasdonk en St. Pauwels. Deze samenvoeging is vervat in de zogenaamde "Akte van de Unie dezer leenen" dd. 25 juli 1520. 3) Deze twee portretten werden door Hulin de Loo toegeschreven aan Geraard Horenbaut. Anderen zien hierin het werk van Geraard David. 4) In 1946 namen de Broeders Hieronymieten of, zoals we reeds gezien hebben, de Fraters genoemd, het complex van de Broeders van St. Jan-de-Deo over. (Archiefgids Gent - deel1 door Johan Decavele en Johan Vannieuwenhuyse ). Vandaar de benaming Fratersplein. 5) Stadsarchief Gent -reeks 301 nr. 84 - fo. 217r tot 222v; Rijksarchief Gent Hieronymieten nr. 43 -Den Bouck van onser fundatie der XIII scolieren inden huuse van St. Jeronymus te Ghendt. Fragmenten van deze akte zijn ook te vinden in : "Gent van den oudsten tijd tot heden" door F. de Potter - deel4 blz. 530 tot 533. 6) In de akte geregistreerd in het schepenboek (SAG. reeks 30lnr. 84) is er schijnbaar een fout geslopen. Bij de nummering van de artikelen heeft men het nr. 94 overgeslagen zodat men daarin tot 97 artikelen komt. 7) Dropich (drope) is een kwaadaardige huiduitslag. 8) Met de nieuwe gebouwen van het weeshuis op de Martelaarslaan bedoelen we het pand dat inmiddels gedeeltelijk werd gesloopt om plaats te maken voor een vakschool

241


ONZE GENTSE KEUKENRUBRIEK (Vervolg) Vorige maal had ik het. over vis en beloofde ik U een en ander te vertellen over mossels en over gebakjes met het oog op uw bezoekers ter gelegenheid van de FloraliĂŤn. Maar wat de mens wikt wordt heel dikwijls door de omstandigheden voorbij gestreefd. Het bleek dat wij nu helemaal in de periode zijn van de maanden zonder r en waar men in de volksmond vertelt dat de mossels dan "niet deugen", zodat het nutteloos is nu de verschillende bereidingen aan te prijzen; en anderzijds is het een vaststiand' feit dat onze overprachtige bloemententoonstelling spijtig genoeg tot binnen vijf jaar in de stilte van het voorbereidingsstadium is ingeslapen. Wat nu gedaan ? Ik was al heginnen krabbelen over de "patat-friet" als het toeval mij tot iets anders bracht. Ik had namelijk mijn artikel gesloten met de aandacht te trekken op de malaise, voortgebracht bij tante Mele door het verschijnen van Braere Cies. Het geheim zou weldra ontsluierd worden, want enkele dagen geleden ontmoette ik, dicht bij het Alynsmuseum, Oude Keukenpiet die mij klaarte in de zaak bracht : stel U voor, Braere Cies sprakeenvoudigweg van trouwen, zo maar in eens, en dan nog met een "meiske van drijmaal zeven", iets van niemendal, die hij zo maar als zijn aanstaande vrouw was komen voorstellen. Maar het zag er niet alleen een onnozel jong ding uit, maar horresco referens, zij droeg een broek, rookte cigaret en zat op haar stoel met gekruiste benen ! Dat het er gewaaid heeft bij tante Mele, hoeft niet gezeg4, en na een paar "appelflauwten" van ons Moetje, schijnt het ganse gedoe verbroken. Voor hoe lang ? That is the question, want Lianeke schijnt zich zo maar niet te willen laten afschepen. Al vertellend geraakten wij het Museum binnen en 't was het moment om Oude Keukenpiet mee te tronen naar het "Boetiekske" van de drogist om hem eens te raadplegen over de menigvuldige Specerijen en "essences" die in de potjes en flesjes in een vitrien aldaar te prijken staan zonder over de kruiden te spreken. En zo hebben wij het vandaag over: DE SPECERIJEN

Niet alleen wordt er minder gekookt : men koopt de soep op straat, aan de kar van de soepleverancier (zoveel praktischer en zoveel beter omdat de man er heel wat 242


benen en tweede kwaliteitsvlees kan in doen voor zo'n grote menigte) en men heeft maar blikjes met allerlei voorbereid of gedroogd goed te kopen of doosjes uit de uitstalramen als ijskast ingericht. Maar anderzijds verdwijnen in de cubex der moderne keukens de potjes met ĂŠpices, poivre, moutarde, muscadeen andere zaken meer. Laat ons dus eens zien wat zo al wordt en vooral werd gebruikt : GEMBER Vooral afkomstig uit Engeland waar het buitengewoon talrijk wordt ingewerkt, wordt het hier veel gebruikt voor het verbeteren van sausen en om die een aangenaam aroma te verschaffen; het wordt buitengewoon op prijs gesteld voor het vervaardigen van specifieke engelse gerechten, namelijk in puddings en taarten. AMANDEL Geplet of gemalen vormt, samen met suiker, het hoofdbestanddeel van marsepein. Geraspt vormt het een passend versiersel van koekjes, taarten en ander gebak en ook voor zekere spijzen (bijv. forel met amandels). MUSKAATNOOT Werd vroeger (meer dan nu) gegeerd als opwekkende smaak, geraspt over vleessoorten, over aardappels in stamppot (spruitjes, savooiekool, en zovele andere) en vooral in namaaksel van Engelse plumpudding. Vergeten wij ook niet dat een gewarmd bruin papier volgestreken met gesmolten kaarsroet en geraspte muskaatnoot een prima remedie is voor bronchitis. KOMENIJ (Hollandse Komijn of karwij) en CUMUNI of Noord-afrikaanse Komijn. Wordt veel gebruikt in speciale Hollandse kaas (vroeger veel in warme melk). Geeft ook een zeer gegeerde smaak in gebak, in gestoomde aardappelen, wild (bv. haas). De tweede soort in schaapvlees, gebraden aan het spit. KANEEL Geeft een speciale en door sommigen zeer geliefde smaak in warme melk of warme wijn, appelmoes en gestoofde peren, in engelse gebakken (pudding) maar ook in zekeregentsespecialiteiten als kaneelmastel, peperbollen, mokken en vooral peperkoek. Ook in opgelegde krieken en peren. KRUIDNAGEL Werd vroeger regelmatig gebruiktin Gentse stoverij, in allerlei ingelegd goed (ajuintjes, konkommers, vruchten en in verschillende groenten en sausen meebereid; zij worden daartoe geprikt in een ajuin.

243


PEPER (allerlei) De zachte peper wordt gebruikt voor het kleuren van sausen, geeft smaak, maar kleurt.niet. Hij kan gemakkelijk in de bereidingen op zijn Hongaars de Hongaarse paprika vervangen. De sterke peper (of Spaanse of Cayenne peper) wordt vooral aangepast in een speciale bereiding van de kreeft, namelijk kreeft op zijn Amerikaans genoemd. De peperbessen in een molentje gereed om te malen mogen niet op tafel ontbreken bij het opdienen van oesters en parkeer- (of rauwe) mosselen. N oemen wij nog in de peperopsomming de Hongaarse Paprika, veel gebruikt in de Hongaarse keuken, vooral voor het klaarmaken van de goulash. Bij ons vroeger ook gebruikt in de Gentse stoverij. SAFRAAN (spaanse) Kleurt sinds jaren onze vlaamse rijstpap. Wordt ook toegepast in warme melk (bij verkoudheden), en gebruikt in Provencaalsche vissoep, kreeft op zijn Amerikaans. VANILLE Wordt regelmatig gebruikt om poedersuiker een speciale smaak te geven voor het bestrooien van taarten, gebak (zoals oliebollen), ook voor rijstpap (waarvoor bovendien bruine suiker als bestrooiing wordt aanbevolen. Men mengt die ook in vruchtenmoes. KAPERTJES Mogen niet ontbreken in sommige vissausen. Het ware voor onze lezeressen zeer belangrijk misschien de oorsprong (meestal uitheems) van de meeste dezer specerijen en kruiden te horen uiteenzetten; zulks zou ons echter te ver brengen. Noemen wij verder nog op : ZWARTE AALBESSEN Aangepast bij het roken van de hesp en allerlei (ardeense) worsten; en evenals de geneverbessen toegevoegd voor de bereiding van zuurkool, allerlei wild, enz. Als kruid voor thee zuiveren ze het bloed en werken diuretisch. FOELIE Wordt zeer geliefd in de meest regionale vlaaien en allerlei gebak, ook in het eten. Laat ons nu nog vlug opnoemen de volgende kruiden : LOOK Voor wie er van houden : rauw gegeten geraspt op de boterham of tus-

244


sen sla, maar ook gebruikt in sausen, soepen en allerlei vleesragouts. SJALOT (evenals ajuin) In gehakt vlees, allerlei vulsels, Bordelees biefstuk en ontelbare andere zaken. ANIJS Gemengd in kruidenaftreksels, in peperkoek en gestrooid op droge koekjes. FRANGULA of BASTJESTHEE of SPQRKENHOUT Is eigenlijk van medicinale aard en dient, als thee genomen, voor het zuiveren van de darmen. DRAGON Ziet men in zelfbereide inmakingen van kleine ajuintjes, komkommers e.a. ronddrijven; wordt ook in de bereiding van wijnazijn, vislijm en dergelijken aangewend; mag niet ontbreken in Bearnese saus. LAURIERBLADEN Verheffen de smaak van een korte bouillon, van al wat als vleessoorten in de oven gaat; is onontbeerlijk in de Gentse stoverij en in schaapsragoût. TIJM Wordt erg geapprecieerd in sausen, vleesragoût, wild en vleespot. En ook curcuma, kervel, venkel, palinggroen, citroenkruid, selder, linde. Ziezo, lieve lezeressen en beste lezers, het is al een gehele lijst. En toch bleef Oude Keukenpiet nog heel wat antwoorden schuldig op soinn:rige mijner vragen; inderdaad wat zijn als oorsprong: bazielkruid; coriander; marjolein; vier kruiden; Cardimona (Kardamon); maanzaad;- en wat is hun gebruik ? Wie brengt ons licht in die duisternis ? In dezelfde vittien bij onze drogist staan heel wat potjes en flesjes met extracten of essences, de ene van nuttig gebruik voor de pasteibakker, de andere voor de confiseur of spekkenbakker (1). Daarop komen wij echter later wel eens terug even als op verschillende vroegeregentselekkernijen en regionale specialiteiten. Maar nu moest mijn gebabbel met Oude Keukenpiet een einde nemen, ik wenste hem 't beste met zijn schoonbroer Cies, toch even informerend wanneer nu eens voor hem de grote dag zou komen, want mijn voeten begonnen stilaan te kriebelen om eens "onder de tafel te mogen gestoken worden" ... maat hij bleef mij het antwoord schuldig en verdween met een stille lach. · ( 1) Geachte lezeressen zo gij in de toonkast bij de drogist naar de kruiden en de extracten kijkt, let eens op het glazen bord er-

245


boven naar twee in vroeger tijd veel gebruikte voorwerpen : a) de zandloper (veel gebruikt voor het koken van eieren enz.) en b) het brandglas om bij te zwaar bloed op de rug ter verlichting van de patiĂŤnt gezet te worden.

R.V.K. ( 't vervolgt)

HET SPOOKHUIS 16 ]aar geleden wijdde Pierre Kluyskens een van zijn gekende boeiende kroniekjes aan dit luguber onderwerp. Dat onze lezers er nu opnieuw kunnen van genieten danken zij aan de familie Kluyskens die ons bereidwillig de toestemming verleende het hier opnieuw te publiceren, waarooor onze hartelijke dank. In het laatste kwart van de XIXe eeuw, heeft een ganse stadswijk, deze van Neder- en Opperschelde, een totale gedaantewisseling ondergaan. Het is de periode van de uitvoering van het groots opgevat "Plan Zolikofer" dat tussen de huidige Brabantdam en Vlaanderenstraat, een aantal smalle, meestal zeer slecht befaamde en ongezonde straatjes deed verdwijnen en een rechtstreekse verbinding bracht tussen het stadsmidden en het toenmalig Zuidstation tot stand bracht. Het is ook in die jaren dat het huidige Prof. Laurentplein werd overwelfd, dat de oude Watermolen, op de hoek van dat plein en Brabantdam verdween, en dat ook het provinciaal Goevernementspaleis (dat in 1944 door de Duitsers bij hun aftocht in brand werd gestoken), werd opgetrokken. Wat het Laurentplein thans geworden is, vertoonde op het einde van de vorige eeuw een aspekt dat wij ons nog moeilijk kunnen inbeelden, en zelfs op zicht van een foto uit de tijd, zouden Gentenaren het nieteens kunnen situeren, ware het niet dat zich boven de huizen en rivier de toren en het koor van de hoofdkerk proflleren. Langs het water dat bij laag tij aardig op een modderpoel kon gelijken, verhief zich op de hoek de oude Watermolen die in de annalen van onze stad zo dikwijls wordt vernoemd en aan dewelke trouwens een ganse brok geschiedenis vastkleefde; verder naar de Nederschelde, dus richting Nieuwbrug en Reep, was er een kaaimuur op dewelke een smal straatje liep en nog verder op een Louis XV-gebouw dat eertijds een zeer simpatiek, charmant en elegant geheel moet hebben uitgemaakt, met zijn delikaat versierde gevel en driehoeksfronton, zijn tuin waar bloemen en tak246


De Nederschelde circa 1880. Links : Het Spookhuis (het mooi huis met paviljoen). Midden : Het Geeraard Duivelsteen vóór de restauratie. Daar voorbij : de Wijngaardbrug. (Foto Verzameling G .H.)

Uiterst links : deel van de oude stadswatermolen. Midden : Spookhuis. Rechts : het Geeraard Duivelsteen. (Foto Verzameling G.H .)

247


ken hoven de omheiningsmuur uitstaken en zijn mooi èn evenwichtig zomerhuisje of gloriet met vooruitspringend balkon boven de Schelde. Het was net een dichterlijk zomerverblijf midden in de stad, een van die huizen waarvan de mensen zegden W3.!1neer zij de tuin in volle bloei zagen : "Hier moet men gelukkig leven". Wanneer men het in 1884 afbrak bij het overwelven van de Schelde, was het sedert een kwart eeuw onbewoond en totaal vervallen. Er was in jaren geen verflaag meer gegeven, de vensters waren allen door de straathengels stukgegooid en wanneer bijgelovige vrouwen er 's avonds voorbijwandelden, maakten zij een kruisteken; andere dierven er niet eens langs wanneer het nacht werd en iedereen noemde het sedert jaren "Het Spookhuis". Hoeveel moeders moeten niet gedreigd hebben met het spook van het huis bij de Watermolen, wanneer haar kinderen ongehoorzaam waren. Van werkelijkheid, want een luguber huis is het geweest, wordt het een legende, een verhaal dat een Walter Scott had kunnen boeien en dat inderdaad menig auteur inspireerde. Virgenie Loveling heeft er inderdaad over geschreven en ook de nochtans zo ernstige geschiedschrijver Kervyn de Volkaersbeke heeft er een nogal geromanceerde en historisch allerminst hetrouwhare novelle "La maison mystérieuse" aan gewijd. De waarheid werd vergeten, de legende bleef, vervaagde bij de volgende generatie : op de plaats van het voormalige Spookhuis werd, gedeeltelijk, het Goevernementshotel gebouwd en geleidelijk stierf ook het laatste spoor van de sagen van het Spookhuis bij de Watermolenbrug uit. Wij zullen U de ontelbare varianten van de legende niet vertellen, het nuchtere verhaal, dat ten andere gestaafd wordt door officiële, nog bestaande dokumenten, is op zichzelf akelig genoeg om een mens van 1968 nog wat kippevel te bezorgen. Kort na de inval van de Franse Republikeinen in ons land, kwamen talrijke Franse ambtenaren zich alhier vestigen, o.m. de jonge Pierre-Louis Vidal die een tijdlang in de Convention Nationale te Parijs zetelde. Voor een handvol assignaten kocht hij het Louis XV-hotel aan en kwam zich in 1797 definitief, met zijn vrouw Marie-Henriette Badet in de stemmige woning vestigen. Het is in het huis van de Nederscheldestraat dat hun twee dochters werden geboren, Louise op 22 januari 1799 en Virginie op 18 maart 1802. Louise huwde met een officier en Virginie trad in het huwelijk met een Franse advokaat, Félix Méaulle, wiens vader, ten tijde van de Franse bezetting "Procureur-Impérial" te Gent is geweest. Hun dochters komfortabel uitgehuwd zijnde, mochten de ouders sterven. Vidal het laatst in 1847. Virginie die tot dat ogenblik met haar echtgenoot te Versailles had gewoond, kreeg het ouderhuis in haar part en kwam het betrekken, samen 248


met haar dochtertje Angélique; het kind leed aan een kwijnende ziekte en met onze grijze lucht en vochtig klimaat was het al vlug amen en uit met haar; zij stierf er op 15 september 1850, op _21-jarige leeftijd. Wie toen de afschuwelijke beslissing nam, zal men nooit kunnen achterhalen. Was het de vader die zijn kind hartstochtelijk lief had of was het de moeder in een vlaag van zinsverbijstering ? In elk geval, zij ontboden uit Parijs specialisten om het lichaam van het meisje te balsemen en het kind werd niet ten grave gedragen. Het groot salon op de eerste verdieping werd in een rouwkapel herschapen, de muren en het gewelf volledig het zwart fluweel behangen en in het midden van de kamer werd de doodkist van de gebalsemde Angélique geplaatst, een kist met een glazen deksel zodat de moeder steeds het aangezicht van haar gestorven kind zou kunnen zien. Hoe heeft zich zo iets kunnen voordoen, zonder de tussenkomst of medeplichtigheid van de overheden? Lang bleef deze vraag onbeantwoord, meer dan drie-kwart eeuw. Het is pas in 1928 dat een Gentse dame in een brief veropenbaarde dat een van haar familieleden, een kloosterzuster, in de jaren 1870 Virginie Méaulle had verzorgd en dat deze laatste haar verpleegster had toevertrouwd dat, na de dood van Angélique, officieel aangegeven te Gent de ouders de machtiging hadden bekomen.het lijk over te brengen naar Versailles om aldaar te worderibijgezet, maar hetdokument vermeldde niet binnen welke termijn het overbrengen van het stoffelijk overschot moest geschieden. Na de balseming werd al het personeel door Mevrouw Méaulle afgedankt en zij bleefgans alleen met haar dode kind het groot herenhuis betrekken. Gedurende meer dan tien jaren leefde zij er afgezonderd zonder nog ooit het huis té verlaten. Het enig kontakt met de buitenwereld geschiedde langs een oude bedelaar die vroeger geregeld een a:alinoes van de familie ontving en die nu elke dag het nodige voedsel en andere onontbeerlijke zaken kwa.Ill bestellen. De deur ging een paar cent4neter open en de voorbijgangers zagen toen de bleke silhouet van een dame met witte haren' in een lang wit _kleed. Af en toe zag men de brievenbesteller een briefin de bus steken, waarschijnlijk met nieuws en geld van haar echtgenoot, uit Parijs. . Dezelfde witte silhouet verscheen bijna dagelijks in de tuin : Mevrouw Méaulle kwam er bloemen plukken voor haar kind; voor de kist legde zij ook elkedag wat eten. "Elle_déposait les victuailles sur une tab1e dressée spécialement à eet effet. Là, de nombreuses families de souris se chargaient de les faire disparaitre" lazen wij in de hog~r aangehaalde brief. Rond de jaren 1860 moet de Gentse politie het stilaan verdacht hebben gevonden en, waarschijnlijk na een diskreet onderzoek te Versailles, verrichtte zij een huiszoeking, ontdekte er in de rouwkapel de kist met het glazen deksel, nam ze mee zodat door haar zorgen Angélique, een tien249


N Ul

0

Overwelvingswerken aan de Nederschelde rond 1884. Men heeft hier een goed zicht op wat het Laurentplein zal worden. Het spookhuis is nog niet afgebroken. (Foto Verzameling G.H.)


tal jaren na haar dood, eindelijk werd begraven. Gedurende jaren hadden voorbijgangers, 's avonds en 's nachts de kamer verlicht gezien. Het was het dansende licht van de kaarsen die Virginie Méaulle rond de lijkkist had aangestoken. Urenlang wandelde de arme moeder in de zwarte kamer, met een boek in de hand, en het was haar gedaante die op een spook geleek, die de legende van het Spookhuis deed ontstaan. Na de dood van haar echtgenoot en het wegnemen van de kist, bleef de arme vrouw nog enkele maanden eenzaam en half-krankzinnig het huis aan het water betrekken. Plots, in 1861, verliet zij de woning waar zij zoveelleed had gekend. Zij nam haar intrek in een hotel van de Kouter waar zij nog een twaalftal jaren verbleef en verzorgd werd. Zij overleed er op 14 januari 1814. Het huis, inmiddels erg vervallen, werd nooit verhuurd en nooit meer bewoond. Ratten en muizen verslonden er de meubels, het zwart fluweel, de zetels, de wandtapijten; niemand had het te Gent aangedurfd het Spookhuis, het huis van de dood en van de verschrikking te bewonen. Bijna een kwart eeuw stond het leeg tot men het eindelijk in 1884, bij grote werken aldaar uitgevoerd, sloopte. Het Spookhuis behoorde definitief tot het verleden, maar de legende bleef, een van de talloze Gentse .legendes, een legende, hoe vreemd het ook moge Îuiden, niet uit de Middeleeuwen, maar uit de XIXe eeuw. Pierre·KLUYSKENS

DE VIJFWINDGATEN STORY (1) Door de uitbreiding van het woongebied langs de Nederschelde zag de stad zich verplicht de verdedigingslijn langs de Schepenvijvergracht meer zuidwaarts te verplaatsen. Men voorzag een brug met sluisdeuren die een gracht op het einde van de Sparik (nu Lange Violettenstraat) (2) zou overspannen. Het duurde tot 1325 vooraleer de nieuwe defentielijn klaar was maar daarvoor kreeg men dan ook waar voor zijn geld ( 3). Niet alleen was de gracht volledig afgezet met hoge muren en torens men voorzag hem ook van twee poorten. De Windgatenpoort, op de weg naar Brussel en een waterpoort, die moest toelaten de sluizen gemakkelijk te bedienen en te verdedigen. (4) De gracht, spoedig "Klein Scheldeken" genaamd, verbond zoals zijn voorganger de Schepenvijver, de Oude met de Nederschelde (Fig. 1). 251


Fig. 1. Vijfwindgatenbrug. Op deze tekening (volgens Panoramisch zicht van 1534) zijn er maar 4 gaten te zien. Rechts onder : het Klein Begijnhof met kerk. In het midden boven : de StJoriskapel. Midden : De Windgatenpoort en -brug. Foto : Stadsarchief Gent. Altas Goetghebuer.

Daar het peil van de Oude Schelde merkelijk hoger lag dan dit van de Nederschelde had men zijn toevlucht moeten nemen tot sluizen. Het waterverval nodigde uit tot het bouwen van molens wat dan ook gebeurde. Tussen 1352 en 1551 kwamen drie waterraderen de boorden van het Klein Scheldeken tussen de brug en de uitmonding in de "NeerSchelde" versieren. De verdedigingsfunktie van het Klein Scheldeken duurde maar een zestigtal jaren. Weer door de voortdurende groei van de stad zag men zich verplicht het nog verder zuidwaarts te zoeken. De Rietgracht, gegraven tussen 1378 en 1384 en voorzien van de Keizer- en Sint Lievenspoort ( 1409) moest voortaan de vijandelijke aanvallen afweren. ( 5) De poort "ter Windgaten" was dus een alledaagse binnenpoort gewor252


den. Ze werd nog gebruikt als opslagplaats, vooral voor de tenten en het krijgsmateriaal van de Gentse milities. Daar de Gentenaars weigerden een bijkomende belasting te hetalen kwam onze bloedeigen Keizer Karel in 1540 de euveldaders in hun hemd zetten. "Ruud van kolirre" hesloot hij o.a. een dwangburcht tegen die "ambetanterikken" op te richten. Ook liet hij verschillende versterkingen in de buurt van dit "Spagniardenkasteel" afbreken waaronder de Vijfwindgatenpoort (6). De brug met de sluizen bleef behouden. De Rietgracht zorgde er ondertussen voor dat de Oude Schelde en daarmede ook het Klein Scheldeken in onbruik raakten. Niettegenstaande stadsvoorschriften de aanliggende eigenaars tot baggeren verplichtte kon men de wildgroei en de aanvoer van slik niet meer de baas. De riviertjes werden dan ook langzaam onbevaarbare open afvoerkanalen. De situatie bleef onveranderd tot het begin van de 19e eeuw. In 1836 nanielijk werd een groot deel van de Oude Schelde overdekt voor het aanleggen van de spoorweg naar het Zuid-station. Het duurde juist honderd jaar tot men in 19 36 het laatste stuk van die eens zo mooie rivier in riolen had verlegd. Het stukje Klein Scheldeken tot aan de Vijfwindgaten werd terzelfdertijd tot afvoerpijp gedegradeerd. Reeds in 1928 was er sprake ook het deeltje tussen de brug en de Nederschelde te dempen. Op de raadsvergadering van 8 oktober werd volgende besloten : "Overwegende dat de arm der Oude Schelde, gezegd "arm der Vijfwindgaten" sedert geruime tijd voor de scheepvaart onbruikbaar is en ten gevolge van verslijking zelfs gevaar oplevert voor de openbare gezondheid; dat het dempen van gezegden Scheldearm in praktijk niet anders dan voordelen oplevert voor ons bestuur; gezien de gunstige voorwaarden die het Collegejegens de Staat bedongen heeft; op vertoog van het Schepencollege; gelet op de wetgeving op het stuk. Besluit : Gunstig advies wordt verleend betrekkelijk de voorwaarden onder dewelke het Stadsbestuur vanwege de Staat, gemachtigd wordt het "Oud-ScheldekenArm der Vijfwindgaten" te dempen, met gratis afstand der beschikbaar te worden bedding ten profijtederStad Gent. Aldus gedaan ter zitting van 8 oktober 1928." De burgemeester Van der Stegen en de secretaris Norro die dit besluit ondertekenden hadden echter zonder de waard, in de vorm van het Belgisch leger, gerekend. Naast de te dempen arm lag en ligt nog altijd de militaire kazerne. Het in 1582 gebouwde "Pesthuis" was in de loop der jaren omgevormd en afgestaan aan het Ministerie van Oorlog om er soldaten in te logeren. Nu zochten deze militairen reeds lang naar een mogelijkheid een tweede ingang te maken aan hun kwartier. Het werd bekvechten tussen de Stad en de Nationale regering afdeling Oorlog. Na meer dan een jaar diskussie kwam men tot volgende overeenkomst : 1e. De stad mocht beschikken over de bedding van de Vijfwindgatenarm 253


maar moest, na demping, ongeveer de helft van de grond (langs de langas van de gracht) afstaan aan het Ministerie. 2e. De stad mocht vrije toegang hebben tot de later te leggen afdekplaten van de riolering. 3e. De stad mocht de riolering leggen en ook betalen. 4e. Het Ministerie van Oorlog (M.v.O.) mocht een afsluitingsmuur plaatsen op het opgevulde terrein. De Stad die de riolering "mocht ! " betalen zocht een partner in de "Usines Pipyn" die ook haar afvalwater loosde in de rest van het Klein Scheldeken (7). Pipyn ging aanvankelijk akkoord de helft van de kosten op zich te nemen. De wegenisdienst van de stad maakte een eerste raming van de algemene kostprijs en prompt trok Pipyn zich terug uit de affaire. Natuurlijk liet ook de stad het nu afweten. Zes jaar vol stank gingen voorbij tot de klachten over de reukhinder zo talrijk werden dat er iets moest gedaan worden. Het Schepencollege polste het Ministerie over een eventuele deelname in de onkosten. De Staat, royaal zoals steeds, sloeg voor het vullen van de bedding, na het leggen van de afvoerpijpen, gratis te laten uitvoeren door de soldaten van het 1e Artillerie Regiment uit de aanpalende kazerne. De afsluitingsmuur langs het militair terrein zou dan toch ook maar betaald worden door het M.v.O. Een gans jaar had men nodig om tot een compromis te komen. Op 29 juli 1937 ging hetzelfde M.v.O. dan eindelijk akkoord 40% van de kosten te dragen op voorwaarde de gehele gedempte oppervlakte gratis te worden toegewezen. Begin 1938 werd een overeenkomst gesloten tussen de Staat respectievelijk vertegenwoordigd door de Ministers van Openbare Werken en Werkverschaffmg, van FinanciĂŤn, Binnenlandse Zaken, Oorlog en tussen het College van Burgemeester en Schepenen der stad Gent, vertegenwoordigd door Burgemeester Van der Stegen en secretaris Norro. De overeenkomst bestond uit 12 artikelen waarvan hierna de bijzonderste : 1e. De Belgische Staat verklaart als niet bevaarbaar het gedeelte van de Scheldearm genaamd "Arm der Vijfwindgaten" begrepen tussen de stuw der VwG en zijn uitmonding in de Neer-Schelde. Dus zal deze tak van de zijarm mogen gedempt worden (Wet nog te stemmen, zie verder in het verhaal). 4e. Het Ministerie van Openbare Werken doet kosteloze overgave a:an M.v.O. van de grond na demping. Uitzondering voor een boord van 3,5 meter langs de Neer-Schelde die aan de Staat blijft (trekweg). Se. De stad Gent zal in de loop van twee jaar na het verschijnen in het Staatsblad een riool in de oude bedding leggen en nadien dempen tot aan de boordsteen van de bestaande kaaimuur langs de kazerne. De gewelven onder de rijksweg Brussel-Gent moeten worden afgebroken en 254


nadien moet de straat worden hermaakt. De bij te voegen grond tussen kaaimuur en hoogte van de straat moet worden bekostigd door M.v.O. Het latere onderhoud van de riolen valt ten laste van de Stad. Er mag nooit enig gebouw opgetrokken worden boven de afvoerpijpen. 9e. M.v.O. zal tussenkomen voor 80.000 fr.inde kosten van de werken vanzohaast de wet is gestemd en in het Staatsblad opgenomen. 10e. Het Ministerie van Openbare Werken zal tussenkomen voor 23.644 fr. of de uit te voeren werken onder de Brusselse straat en de nieuwe bestrating. Het lastenkohier van de stad Gent zag er als volgt uit ( 8) : ''Betreffende het bouwen van de nieuwe riolen tengevolge de demping van het Oud Scheldeken tussen de St-Lievensdoorgang en het Arteveldeplein en tussen Vijfwindgatbrug en de Neerschelde samen uitgezet aan 369.083.42 frank". Alleen voor de uitbaggering en ledigtrekken van het nog bestaande stukje Kleine Schelde 63.000 fr en voor het bouwen van ditzelfde gedeelte riolen plus het opvullen met goede grond 43.715 fr. De "Entreprise de travaux publics, Emile De Waele, rue des ·moineaux 48, Gand" in het zuiver Gents "Miele den antrepreneur uit de Mussestraete" neemt op 28 juni 1938 de werken aan. Hij wil de job uitvoeren met 22 werklieden waarvoor hij een "Laisser-passer" vraagt aan de militaire overheid. Ook de wegenisdienst van de stad Gent, Borluutstraat 26 heeft enkele doorgangsbewijzen nodig voor Strumpfmann Ignace, ingenieur, Hoste August, conducteur, De Keyzer Alfred, toezichter en voor nog elf arbeiders. Vanzohaast de dienst der militaire gebouwen zag dat de werken een aanvang namen begon men daar te dromen van grootse uitbreidingsplannen. De koer moest worden vergroot, nieuwe loodsen voor kanonnen en affuiten opgetrokken, moderne toiletgebouwen geïnstalleerd enz. enz. Bij inzage van de kadasterplannen stelde men vast dat de noordergrens van de opgevulde arm zeer onregelmatig verliep. Zoals te verwachten valt van militairen wilden ze graag, na beëindiging der werken, een mooi rechte afsluitingsmuur optrekken rond hun nieuwverworven domein. Op 14 april1939 begonnen dan ook onderhandelingen voor aankoop van delen van de percelen 2302a en 2393n. De gewenste grond behoorde toe aan het Klein Begijnhof in de Violettenstraat en viel onder de bevoegdheid va:n de beheerraad der vereniging zonder winstgevend doel "BOLVTH" gesticht bij akte ontvangen door notaris Honoré Verstrynge van St-Lauryns op 26 oktober 1923 (9). De pastoor van het begijnhof die een stuk van zijn tuin moest afgeven en Eerwaarde zuster Emma De Sutter grootjuffer van hetzelfde hof die handelde in naam van de beheerraad; maakten geen moeilijkheden. Reeds op 30 juni verkocht de vereniging aan het M.v.O. een strook grond van 215m2 en een van37m2 voor de gezamelijke prijs van 17.500 frank 255


(waar is de tijd ?). De riolerings- en opvullingswerken kwamen klaar in april1940. De 22ste van dezelfde maand gaf de hoofdingenieur-directeur van Bruggen en Wegen, belast met de bijzondere dienst van het stroomgebied, J. Mallens het gewonnen stuk grond over aan kapitein Soffers, bestuurder van de dienst militaire gebouwen te Gent. Dit gedaan zijnde brak de oorlog uit. De gevechten in mei 40 en de aansluitende Duitse bezetting deden de ganse zaak op een zijspoor verzeilen. In juli 1941 deed burgemeester Elias een eerste poging om aan het, door de overeenkomst van 1938, beloofde geld te geraken. Door de mobilisatie in 1939 en de moeilijkheden begin 1940 was de wet op het dempen van de arm der Vijfwindgaten nooit gestemd. Bezet door een vreemde mogendheid was er vanzelfsprekend geen nationaal Ministerie van Oorlog meer. Bleef er alleen het Ministerie van Openbare Werken over om de nood te klagen. Deze dienst liet de zaak onderzoeken en kwam tot de vaststelling dat de gewelven onder de Brusselse straat niet werden afgebroken zoals afgesproken, er was alleen een riol~ring onderdoorgetrokken. Men rekende uit dat de werken maar 15.700 fr hadden gekost in plaats van 23.644 fr zoals op 28 april 38 voorzien. "De Stad is aan zijn verplichtingen te kort geschoten dus wordt er niet betaald", was de eindbeslissing, Op 17 juni 1942 probeerde burgemeester Elias het nog eens maar het Ministerie schoof alles op de lange baan en besloot in 43 de oplossing uit te stellen tot na de krijgsverrichtingen. Het Gentse stadsbestuur heropende de zaak in 1948. Het sleepte nog aan tot eind 1953 vooraleer een nieuwe overeenkomst, nu met negen artikels, aangenomen werd. Het Ministerie van Landsverdediging (M.v.L.) behield de grond maar moest "ten eeuwigen dage" beloven nooit steenfunderingen van gebouwen of monolietbevloeringen boven de riool aan te brengen. Verder moesten de stadsdiensten de riolering onderhouden en zou M.v.L. onmiddellijk 88.635,02 frank in de gemeentekas storten. Burgemeester Claeys en secretaris Norro ondertekenden de akte op 10 september 1953. Er was nog steeds sprake de kazerne uit te breiden en een tweede ingang te maken. Buiten het verhogen van de vroegere afsluitingsmuur langs de gedempte arm was echter nog niets gedaan of besloten. Het braakliggend terrein was bij precaire toelating aan een vlijtig Gentenaar gegeven om er groenten op te kweken. Daardoor was het distel en onkruidprobleem van de baan. Bij een inspectie viel het de kwartierkommandant op dat de afsluiting langs de tuin en het huis gelegen aan de noordzijde van de gedempte arm en de Lange Violettenstraat, eigendom van het Klein Begijnhof, er zeer gammel bijstond en dan nog wel gedeeltelijk op Staatsgrond. De 15 juni 256


1960 vertrok een schrijven aan grootjuffer Anne-Hélène Van den Fonteyne met de vraag de omheining te verplaatsen ofwel "een cijns te betalen bij precaire toelating". De grootjuffer, niet op de hoogte van de ganse Vijfwindgatengeschiedenis, schreef naïef terug dat "de waterloop bij zijn afschaffmg privaat eigendom werd van de Stad... ook stond de muur daar sedert heugelijke tijden dus ... ". Natuurlijk een kluif voor de militairen. Met het volledig dossier voor ogen kon de kommandant antwoorden : ''De grond is eigendom van het M.v.L., ... de muur werd waarschijnlijk door de huidige huurder opgericht in diverse materialen en op alle mogelijke plaatsen ... dus afbreken of betalen." Het bleef een tijdje stil rond de gewraakte muur tot op 30 november het zegevierend antwoord uit het Begijnhof vertrok : "Ik heb de zaak aan een grondig onderzoek onderworpen en meen te mogen besluiten dat wij in het gebruik van de kaaimuur niet mogen gestoord worden aangezien dit gebruik ons toegestaan werd bij Ministerieel Besluit van 9 november 1875. U vindt trouwens hieringesloten fotokopijen van de documenten welke dienaangaande in ons bezit zijn. Met de meeste hoogachting voor de V.Z.W.D., Van de Fonteyne." (Fig. 2). Hoogstwaarschijnlijk brandde er die avond een extra dikke kaars op het altaar van de begijnhofkerk. In de zestiger jaren bouwde de firma Daniel Van Hove uit de Holstraat een appartementsgebouw links van de overdekte arm aan de Lange Violettenstraat. De firma die het oude herenhuis aan de rechterkant van de arm kon aankopen wenstte daar ook eenzelfde woonblok op te trekken maar moest daarvoor over het opgevulde militair terrein kunnen beschikken. Begin 1969 deed Van Hove een officiële aanvraag tot aankoop van de grond. Hij stelde daarin voor een inrit te voorzien boven de aangelegde riolering en onder het te bouwen komplex. De militaire voertuigen zouden ten allen tijde voorrang krijgen de nog steeds te maken achteruitgang van de kazerne te gebruiken (Fig. 3). De algemene dienst der militaire bouwwerken maakte een grondige studie en kwam tot volgende bevindingen : "Door de bouw van de appartementen zal het eigendomsrecht van het M.v.L. aan banden worden gelegd. Blijkens de beperkingen inzake het gewicht van doorrijdende voertuigen opgelegd door het Stadsbestuur in de bouwvergunning, is de ondergrondse stadsriool zich bevindende in de strook militair domein, zeer zwak, wat achteraf kan aanleiding geven tot komplicaties. De erfdienstbaarheid van de doorgang zou een zeer. ingewikkeld geval worden. Een eventuele achteringang zou uiteindelijk toch maar accidenteel gebruikt worden. Bij het klaarkomen van de ringvaart zal de oude Schelde257


J,

r.........,.,#~u:.~ 4 . .. ,;_.· ~s~ . . ."'~'f~-;- ~~, .........,.. ......rt... i)~: o-;-~o.;.~... 0.:Ï .' . r J{.,,..dV<4-f.vm~j..,.,r..;__ ;)"" """""'·f...,;..~

.,,"'~""'-"~

r ... ~""""-.,~.,"'

~ ~r.;....;,.~~ 3.,.......".. t...r~~ ~~~~~-~ .....,_ 0"05 a., •..:.«.:o '""'k-""" o.. C... P- -~ .".,.: ., . r-;-- , .. .;/ -: :t

· ~r--- ft..-> r""""""""'

q-~r"~~·~-4~ rv~ i'o-v~l~c..ötr:... ()~~vo'l.C/~;a.f4~; ·:~~·

; .I.. '-t~...cs.,.,~ ""~ ..;. ~,.,....,..;...,;;. e'~~ ~~·"'f.w, ..... ~\~: "}"" ~w C",.,;<l~ ~ .. !,.M.o U<-~ ......... ;..."""""-"~'""'~ ~~..,A+·1·<AA~~ ;,cM. rl.f~ j

~-..(:. .:./...,.J..I' _ .. _.~;'"'V"J~t';

." .... r_,._ ,, , ......,

..?

w4

'

0

/·:~;

:

.-;.. / ;, ,.,•J:,../, ,.6..,4;_~,(.,~, /:.../,..-- •.//__ t_,.,-.;~'4)

(" $· o..w.ru~n..ti:o~ ~o~·.t 4 4 ~.t- ~ ~c.oloV>·~~(.A~~ ~ tk~~~~ ~~.

.-: . §:

.,............., ··..t ..... ·._.... ..... f~ ~~ ""'"1~ ~""""' l'c.•~<>- ....... M--,..,r~·~v.·:~

t....•....w

<>v t.... rw.....t<.

·~-=

,:.•~

.,.~1

~.t.-

a......;...,.[...~,

i.. I .JT0

:i:~~

..

J.j6':4L. tt[;!i:;~,, .

":,:·r ~

<1;:~-~ ~j f:···',.o;;, - / / - - - - ;. (t,r:,· .• ..L«_..• f

.-1.

~- •• .J ~~

..

'3'-.. ~~!

·} .,.

.. ••

~~h;;~~~ ~~ ::-~r:~.!

;/f':,;

Q.t'J\~ ,

.

t.. )r{o~py,o~c;61.t<PN~<.f..J.~. ~~~·

.

,::~t;~ ...~

-~-'-<:.

'.

".

:"·;.~

-. ·-·· .

. ·.:::·~t:t}

Fig. 2.

258


__J vw6.

<,1'1'~A1"

I

i

I"

<::. ó

~

~

1'1

:z.

~ 'P

---

-------------- ------ ____________, ~~------------------------------------, -----

---

Ç<O<MP'e ,/}RN OeR /l,'<w,,",.'<N

''''I

'V' 'P

',

~I

MILrrA,q ~o,.,,,N

c. U'

</1,

'"'

'\

.10

~

"

\

("

"80

~

,

10

~ 111

rn

RVA

Fig. 3. 1. Reeds gebouwde appartementen. 2. Nog te bouwen appartementen.

;o (/1

(;

~

N l.T1 \0

rn

\

,,

~

2

",

\J


,m· ...··'.irT'1 ......,.; ·.r;~ 1

,(

rM ..JI] . '" UJ

tnfJil '

;

'

·:m'·.... ·r:n.· . ··/. . •:-::

';

.

:'

.

~ : ;,, . ·,··· '' Q.Ct.iDilN't'î'l ' C.WR.Î$TOI"Wiä '

• ;si 1>1nni; • Pc:ftQ.

Fig. 4. Schets van de afgewerkte appartementen. In het midden den inrij tot de achtergelegen garages. Men kan dus steeds vaststellen waar het Klein Scheldeken vroeger zijn loop had. N 0\

0


arm achter de kazerne hoogstwaarschijnlijk gedempt worden wat bijkomende mogelijkheden voor een nieuwe toegang zal scheppen. Er wordt aangeraden de mogelijkheid tot verkoop van deze strook militair domein zonder behoud van dienstbaarheid in overweging te nemen". Deze raad werd gevolgd en het terrein verkocht aan de firma Van Hove die er zijn appartementen optrok. Zoals te zien op de afbeelding werden de voorschriften, niet te bouwen op de riolering, in acht genomen. De architekt heeft dit opgelost door de ingang naar de achter gelegen garages boven het vroegere Klein Scheldeken-Arm der Vijfwindgaten te leggen (Fig. 4). De wens in 1922 door Van Werveke in het dagblad "La Flandre Libérale" geuit is dus niet in vervulling gegaan : "La porte fortifiée a disparu, mais les treuils servant à manoeuvrer les vannes existent toujours. Il est question de supprimer Ie cour d'eau en amont. Nous espèrons bien qu'on ne touchera pas à ce coin pittoresque de la vieille ville, à la dernière écluse outillée comme au moyen-age". RogerVAN AERDE

BIBLIOGRAFIE - NOTEN (1) Dit verhaal sluit aan bij het artikel "Neen de Oude Schelde is niet altijd oud geweest" door M Van Wesemael. Ghendtsche Tydinghen 1983, blz 186. (2) V. Fris: De oude straatnamen van Gent, blz. 190. -1925(3) Vuylsteke : Gentsche stads en baljuwsrekeningen 1280-1336 deel I blz. 458. Volgens die rekeningen werd in 1325-26 de laatste hand gelegd aan de poort. (4) G. Van Doome: De Gentse stadsversterkingen tijdens het Calvinistisch bewind. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling S.A.G. "Vóór de brug (komende van de Lange Violettenstraat sic.) verrees de Windgatenpoort of Buitenste Hooipoort. Een waterpoort beschermde de sluis naast de brug". (5) M. Steels: De Keizerpoort, in Ghendtsche Tydinghen 1975, blz 15. (6) De naam VIJFwindgaten duikt voor de eerste maal op in 1406. Zie schenking Van Wezyeke, S.A.G. (7) Pipyn en Cie was een katoenspinnerij gelegen in de Vijfwindgatenstraat op No 3 en 5. De privaatwoning van Pipyn bevond zich in de zelfde straat No 11. (8) Het gaat hier om het lastenkohier No 1650 uit 1936. (9)- L.Joos: Het begijnhofQ.L.Vrouw ter Hoye (BOLVTH) blz. 43.-1934- De stichting werd bevestigd in het Staatsblad van 10 november 1923, bijlage aan No 744. Met dank aan de heer Emest Galle uit Lede voor het gebruik van zijn documentatie.

261


DE DRIE TOREKENS EN DE LIEVE De eerste steen van het gebouw werd gelegd op 13.6.1489 door de voorschepen van de Keure : Jan van de Kethulle, in herinnering aan het mislukt beleg door de Duitse keizer Frederik lil en zijn zoon Maximiliaan van Oostenrijk. Deze laatste was gehuwd te Gent in het Hof ten Walle, het latere Prinsenhof, op 19.8.1477 met Maria van Bourgondië. Maximillaan werd op 9.4.1486 te Aken tot Rooms-koning gekroond. Hij was na de dood van zijn vader Duitse keizer van 149 3 tot 1519. Gedurende twee periodes was hij regent over de Bourgondische Nederlanden; de eerste maal van 1482 tot 1493 tijdens de minderjarigheid van zijn zoon Filips de Schone, die hij had met Maria van Bourgondië, overleden op 27.3.1482 na een val van haar paard en een tweede maal van 1506 tot 1515 over zijn kleinzoon Karel V (Keizer Karel), na de dood van zijn zoon Filips de Schone op 25.9.1506, vader van Keizer Karel. Op 27.5.1488 had de keizer te Evergem een leger samengebracht van twintigduizend Duitsers, anderen zeggen veertigduizend, om ermede naar Gent op te rukken en de stad binnen te vallen langs het noorden. Prederik kwam zijn zoon helpen in zijn strijd tegen Vlaanderen en in het bijzonder Gent. Duizenden inwoners van Gent, al diegenen tussen de zeventien en zeventig jaar, zelfs vrouwen, die in staat waren tot werken, werden te vier- . klauwe opgeroepen om een hogen, aarden dam op te werpen, wat in drie dagen gebeurde. Juist aan die kant was de stad het slechtst te verdedigen. Het Duitse leger kwam dan af om Gent te belegeren en in te nemen, maar na een beleg van veertig dagen, moesten ze op 8.7 .1488, zonder resultaat en met bebloede koppen afdruipen ! Ook op andere plaatsen gelukte het hun niet de stad binnen te dringen. Dit gebeurde dank zij de weerstand en moed van de Gentse gilden en ambachten, zonder de vrouwen te vergeten, overal om hun taaie krijgslust zeer bekend en gevreesd. De kanonniers hadden zich zó duchtig geweerd en er maar op los geschoten, dat ze na de gevechten de toelating kregen zich te verenigen in een wapengilde : de "Sint-Antoniusgilde", die dan in de zeventiende eeuw en later haar lokaal had in het nog bestaande, prachtig en groot gebouw aan de Sint-Antoniuskaai, tot voor kort een tehuis voor oudere vrouwen. Sedert het midden, ongeveer, van de vorige eeuw bestaat dit gild niet meer, wel is er nog een archivaris. 262


Afb. 1. Het Rabot . Foto Stadsarchief.

263


De Gentenaars streden aan het Rabat onder het bevel van de hertog van Cleef, heer van Ravestein, die een woonst had te Gent : het Hof van Ravestein tegen de Sint-Michielskerk. Er blijven daar nog enige gebouwen van over o.a. dit waar het winkeltje : "Bij Katrien" zich bevindt met de beroemde katrienspekken. De kelder, met zuilen, van de.winkel is zeker uit de twaalfde eeuw ! Kregen de Gentenaars om hun taaiheid en koppigheid na de opstand tegen Keizer Karel- de zoveelste!- in 1539, de bijnaam van Stroppendragers, minder is bekend dat ze in de zestiende eeuw nog een andere hadden: Crabbenisten, wat in het Middennederlands: ruziemakers, vechters betekent. Op de plaats wáár de Drie Torekens werden gebouwd, was er op de Lieve reeds een sluis : het Rabat te Sersanderswalle, dit was de vroegere naam van Hof tenWalleen later Prinsenhof dicht ertegen. De versterkte sluis werd opgetrokken naar de plannen van een "erfscheedere" der stad, wat landmeter betekent. Terzelfder tijd werden de Drie Torekens verbonden met de Brugsepoort en de Muidepaart door nieuwe wallen en grachten, die breed en diep waren. Het monument werd door de Franse republikeinen verbeurdverklaard en met vernieling bedreigd. Gelukkig werden de Drie Torekens door de stad in 1807 teruggekocht om als ornament te dienen voor de huidige laan (We vergeten liefst de hoge buildings die erachter staan). In 1807 en ervoor, was de woning van de sluiswachter nadat de Lieve had uitgedaan, verhuurd aan private personen. In voormeld jaar woonde er een oude vrouw, die men het gebouw deed verlaten wegens de slechte staat want het dak dreigde in te storten ! De middenbouw en de twee ronde zijtorens, voorzien van schietgaten en grotere ópeningen voor lichte artillerie, zijn in witte Balegemse of Leedse zandsteen opgetrokken, zoals de meeste bouwwerken uit de·vijftiende eeuw en ook een groot deel uit de zestiende, in onze stad. Hier volgen de opschriften, met Gotische letters in blauwen steen gekapt, buitenwaarts op de woning, maar ingevolge slijtage zeer moeilijk te lezen: In 't jaer veertien hondert achtentachtentich mede In wedernaent den vijfsten Sacramentsdach daer So sloech de róemsche keysere voor Ghendt de stede In Everghem ende lach er veertien daeghen naer De roemsche koning laech oec voor de stede daer Bachten walle laecht plat doe, maer het viel ten besten Binnen derden daghe, sach men scoen eerden veste 264


Huut dien, als men neghen en tachtentich seyde In wedernaent dertiene, saterdach waerachtig An dit werc men doe den eersten steen hier leyde By den regierers, al doe in wette voordachtig In meenynghen de stede 't ommemuere crachtich Naer den uutwysene begonnen des weerek present In bescudde den goeden insetene van Ghendt. lĂ echt plat doe = was het plat, was het effen wedernaent = juni uutwysene = ontwerp, plan. Tussen beide blauwstenen platen bevindt zich een schild met de Gentse Leeuw in witte zandsteen, maar zeer door de tand des tijds aangevreten. Eveneens werd op de Begijnenvest, tussen het Rabot en de Brugsepoort in 1489, een schans gebouwd, die de Begijnentoren werd genoemd en bestond uit een rond en sterk gebouw. Later veranderde de naam ervan in "Josse Pynhoofdtoren" naar de volgende gebeurtenis : J osse of Joachim Pyn hield het met de vijanden (de Hollanders onder Frederik-Hendrik van Oranje) die Gent wilden bemachtigen, heimelijke gemeenschap. Hij peilde, onder anderen, de stadsgracht langs de Begijnenvest, om er de diepte ervan aan de vijand kenbaar te maken, ten einde het innemen van de stad, langs die zijde, te vergemakkelijken. Dit werd in juli 1631 ontdekt, Pyn werd gevat en als verrader, na de gebruikelijke pijniging, door de schepenen van de Keure veroordeeld om op de Vrijdagmarkt, in september 1631, onthoofd te worden. Zijn hoofd werd tot schouwspel van de vijand en van verraders geplaatst op een ijzeren spil bovenop de toren, die vroeger ook soms "de Turre up de Sint-Lisbetteveste" werd geheten. In het begin van de achttiende eeuw diende hij als kruitmagazijn en verdween in 1860 bij de aanleg van de Begijnhoflaan. DELlEVE Rabot is een Gentse uitdrukking voor "Rabat", naar het Franse woord "rabattre" = neerslaan, maar hier in betekenis van afzakken, nederlaten, dat in feite de echte naam is, dus sluis. De Drie Torekens waren een rabot over de Lieve, nu op vele plaatsen onderbroken. Om het water, aan de sluizen, op peil te houden, worden er balken ne-

265


.J< HONT

0 IHINIJUKI!

.,

AAHDfN~,~~

I I I S1A~'"""

~f'\011\"IIUI.il

, .....---··'110'-'

=:(

LlëVI

ar

,...,

ë:

c.~·

e

..... ··ï:Y~>~ ,..... ~·· \·.'"

0

I''

I

,

I

./~;;;..... ; '/h~·. .t ./-r .·~·.:''~:· . ,.:.,. ~i'~w.4.-.~ ·.·,, .:1·" '//1 -~··'0

'·

....*/ '''"\

'lil~··· '·.&~·~··1.71..'/ltj

i;.~/(1;/;~·.. ;:~~, /~,

,..,.... .....~"

.DE LJ EVE ~ ",.,MUHS lfl1 JAII~

IJIJtJ

! f

.:'' ,·.,.·

~~'Î;,/. ...~?l//.1~~·,'

KNUIILAU!

fi"OO

! ,··

. :fl/lli >...~:

,._....",.•

i

·,\ \'•"'!'.·,....,.."..~,.·

,i"~·~,..~,~;. . -~~·~:::~r.·

-~

...,. " .

. '·~·;.·,,~'l;,/~;~~11,1

..J-

.

,.,.

,•••••••,,

\·'11

oltfiiHIM

ASUHfDt

•",'"',~,'l\ço1'

J '( \ .., ~~~\.

,,~

ao.,.:H"u''

\1,,~"'":0\l'"'' ~·"•" oO' •••,~\

h

~~:r

V

0

ViER AMBACHTEN

=.-~Cholll'

c. .....................-;.... . . -s •.. <'2

u~

•$TLAU":!~T

~

~~· · •••·

:7

\} f'.

I

,.,;

,'

··~·"~·~ "1/ii••, ';h .~. "i~~/,?~~

.........,.- ..-·Is ........

'

.·· .., / .'/,

......_~

.,...· ... .. , ··:: ..:"·\

·.~;~·x· 0$?~·,; .~::/.<:(~ ,.,,.... ,. '(1·''/,".-:\:'!:.'(1//4~:1~1/~~ ~....... (~::S;Î.fft61M ~

''/,

'

.•

/

,............. .- • ~ 0 U

0

Hltlt~,G·N

..-=-..:. /tANIU.Ift

'

••u•..... ,.."~ ,

N 0\

0\

• ., , , ._4,

.~,,..~

,..L.....

NOO~FI liJNl.lil

UINI MA KAJ riLNl.JIN ~"SSCHIN

.11",,. IIIA4DT.

Afb. 2. Uit het Bulletin der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde van Gent. 1929


dergelaten of opgetrokken, wat tot op heden nog gebeurt. De Lieve was de eerste kunstmatige verbinding tussen Gent en de zee, hier het Zwin. De stad zocht een uitweg naar zee - langs Antwerpen was de weg veel te lang - ingevolge de schitterende economische toestand te Gent in die tijd. De lakennijverheid was op haar hoogtepunt, maar de arbeiders in die tak hadden daar niets aan; het geld en de welvaart gingen in handen van de "drapiers" lakenhandelaars, die hun werklui aan een zeer pover loon te werk stelden en het bestuur der stad - naar hun willekeur - met nog andere rijkelui "viri hereditarii" of erfachtige lieden, in handen hadden. Zie daarover : "de Negenendertig te Gent", waarvan ik een korte verhandeling schreef.. Eerst werd gedacht het kanaal te graven van Gent, langs Aardenburg, naar Slepeldanime aan het Zwin. Alles was daartoe in kannen en kruiken. Maar plots, zonder dat Gent daar iemand over verwittigde, werd in 1262 van die baan afgeweken en ging het naar Damme toe, meer land ihwaarts'aan het Zwin. Het kanaal werd gegraven tussen 1251-1269. Er waren negen rabotten op de vaart en vijf bruggen, die op zijn ganse lengte eigendom en grondgebied was van Gent; ook de oevers, soms tot op een afstand van tweehonderd meter' waren dit. Te Damme was de sluiswachter een poorter van Gent. De vaart was enkel geschikt voor binnenschepen. De breedte verschilde tussenvijf à negen meter en de scheepjes mochten niet langer zijn dan vijf tot zeven ineter, met een breedte van circa 2.30 m en een diepgang van ongeveer één meter. Met de verzanding van het Zwin, einde vijftiende begin zestiende eeuw Sluis heeft het langst standgehouden- geraakte de Lieve, althans als verbinding met de zee, buiten gebruik. Algemeen wordt aangenomen dat de Lieve begint aan de samenvloeiing met de Leie, rechtop het Vl~eshuis. Ik ben meer de gedachte toegedaan dat het begin te vinden is aan de Academiebrug, Sint-Antoniuskaai, en wel om de volgende reden : . De Plotersgracht, gedempt in 1870, is naar mijn inzien de oorspronkelijke Leie, aan de Kraanlei is heteen doorsteek, gegraven, hoogstwaarschijnlijk, reeds in de tiende eeuw, om van het grafelijk gebied een eiland te maken, voor betere verdedigiitg. Voorbij de Lievebrug heeft men het Augustijnenvaardeken, eentakvan deLeie,.waarvan de nu droge bedding met voute, nog te zien is onder het Augustijnenklooster: · Een opening in de kaaimuur, een gewelf aan de Augustijnenkaai toont aan tot waar het vaardeken liep en ik denk dat we daar het begin van de Lieve mogen situeren. Als bijlage vermelden we de tonnemaat en afmetingen van de binnensche267


N 0\ 00

Afb. 3. Rechts : Lievebassin in 1823, een 10-taljaren vóór de demping. Links vooraan : Het Augustijnenvaardeke. (Foto Stadsarchief)


pen die de Schelde, Leie, Durmeen andere wateren in Vlaanderen en tot diep in Duitsland, Nederland en minder Frankrijk in de Middeleeuwen bevoeren, zelfs tot aan het einde van de Moderne Tijden, die we lokaliseren tussen 1492-einde van de Middeleeuwen, ontdekking van Amerika door Columbus, er zijn geschiedschrijvers die een vroegere, zelfs veel vroegere datum vooropstellen-en 1789-begin van de Franse Revolutie. Wat erna komt, tot op heden, worden de Hedendaagse Tijden genaamd. De pleiten waren lange en platte boten, die 55 Ă 60 tonnen goederen konden laden. Ze voerden op Leie en Schelde, en waren de grootsten. De Durmeschepen bevoerden de Durme en Sassevaart, ze hadden een laadvermogen van 20 tonnen en een lengte van circa 19 meter op een breedte van 2 1/2 meter. Verder waren er nog kleinere schepen :de "coghe" grote en kleine, breed maar kort; de "scoude" of schuit, een klein schip met weinig diepgang; de "ertveldere" een klein schip dat ook de Lieve kon bevaren; de "seye" ook een platte schuit voor de Lieve en de "platte deene" een groter schip bestemd voor het vervoer van granen, peulgewassen, enz. Gedurende de tweede helft van de vijftiende en de zestiende eeuw hadden onze stadsmagistraten bijna geen interesse meer voor de Lieve, het kanaal gaat zijn ondergang tegemoet. Dit was een voldongen feit in de achttiende eeuw, gans buiten gebruik. In de veertiende eeuw was het nog " 't scoenste juweel dat de stede heeft". In 1613 werd een aanvang gemaakt met het graven van de Brugse vaart -de eerste naam daarvan was "Zuidleye" -,een deel der Lieve ging daaraan verloren. Te Wondelgem, om naar Damme te varen, diende een omweg te worden gemaakt. In 1615 werden de spui en het sashuis te Damme afgebroken. In 1968 werden de grondvesten daarvan blootgelegd, even buiten de stadsomheining van Damme, in een weide iets voorbij het huidige museum van Maerlant en er wordt, wanneer er geld is, verder gegraven om nog iets meer van het kanaal te vinden. In 1666 begon men met grote werken uit te voeren aan de Lieve, niet voor die vaart, maar wel ten voordele voor het verkeer tussen Gent en Brugge. De Sassevaart, ook genaamd "de Nijeuvaert", waaraan in 154 7, met de bijzondere toelating - privilegie - van Keizer Karel, een aanvang werd gemaakt, was een groot mededinger van de Lieve. De Sassevaart liep van Gent naar Sas-van Gent en verder door de Braakman, voorbij Biervliet, de Dullaert in de Hont ofWesterschelde. Bij het graven van het afwateringskanaal van Schipdonk tussen "18461851 werd de Lieve daartoe gebruikt, voor een lang deel, vanaf een plaats, iets ten noorden van Gent, genaamd Beke, tot aan Middelburg, om dan verder, evenwijdig met het Leopoldskanaal, naar zee te lopen. 269


In 1827 werd de Sassevaart gebruikt als bedding voor het kanaal van Terneuzen.

BIBLIOGRAFIE - Bulletijn der Mij voor Geschied- en Oudheidkunde te Gent- 1929. - Ontdek Damme - Praktische Gids. - J. J. Steyaert : Volledige beschrijving van Gent, 1857. - Maurice Heins : Gand, sa Vie et ses Institutions, Tome 11 1916-1920. -Diorama Militaire, Exposition Universelle et Internationale de Gand, 1913.

Alfons DE BUCK

OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer . worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoqds overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 u. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u vooraf voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.

270


VRAAG EN ANTWOORD V raag van de Heer A. V elleman : Met zo links en rechts te grabbelen en te snuffelen is er mij nu iets opgevallen, nl. de naamverandering van Winkel. Het is niet mijn bedoeling om hier al de schrijfwijzen aan te halen die er gekomen zijn door spellingswijzigingen, maar om te weten wanneer de naamverandering heeft plaats gehad : Wynckele-Sinte Kruys of modern Winkel St. Kruis; naar : Sinte-KruysWynckele of het huidige St. Kruis Winkel. Zou u mij wijzer kunnen maken over het waarom, hoe en WANNEER van die naamomkering ? Zelf ben ik reeds aan het vissen geweest doch tot nog toe heb ik altijd bot gevangen. Wie kan dat nu eens uit de doeken doen ? Vraag van de Heer H. Collumbien : In de tijd dat de straatnamen te Gent nog tweetalig waren heette de Walpoortbrug : le Pont Madou en de Walpoortstraat : rue du Pont Madou. Kan een van onze lezers ons vertellen naar welke Madou deze straat en brug genoemd werden ? Ze zijn zeker niet genoemd naar de schilder en een van onze beste steendrukkers Jean-Baptiste Madou (de schoonbroer van Adolphe Quetelet), want hij werd geboren in 1796 en deze benaming werd door de Fransen ingevoerd in 1812. Vraag van de Heer E. Levis : Wie kan meer inlichtingen bezorgen omtrent dit zilveren kenteken ? (h : 4,5 cm, b : 3,5 cm) De klimmende zilveren leeuw op veld van sabel (zwart), getongd, gekroond (3 fleurons ) en genageld, het lint met kruis om de hals en de onderstaande "G" wijzen ontegensprekelijk in de richting van Gent. De leuze op de banderol : " In U zeiven heb vertrouwen " is mij onbekend. 271


Aan de achterzijde van het kenteken bevinden zich twee oogjes, zoals bij militaire kentekens, om deze op een hoofddeksel, een kraag, een schouderband of lederen ondergrond te bevestigen. Elke rondvraag en opzoeking leverde tot hiertoe niets op. Gedacht werd aan een militaire gilde, politie, burgerwacht, ... ? Antwoord van de Heer A. V elleman op de vraag van de Heer H. Collumbien (Gh. Tyd. 1984- Nr. 2- p. 138) : In dit verband wil ik verwijzen naar het boek van Noël Kerckhaert 'Oude Vlaamse Huisnamen'- Deel3- p. 135 : LAPPERSFORT : Dit toponiem was heel wat meer verspreid in West-Vlaanderen. Zie onder meer De Flou, dl. 8. Volgens dezelfde auteur was het 'Lappersfort' in 1580 een versterking te Sint-Michiels bij Brugge. Het lag ook aan de basis van het volksrijmpje : 'In 't Lappersfort is er geen drank te kort.' Vandaar wellicht dat het ingang vond als herbergtoponiem (De Flou, dl. 9, kol. 299). In de gemeente ZELZATE bestaat er een wijk 'Het Lappersfort', gelegen aan de Westkade van het opgevulde 2e. kanaal Gent-Terneuzen, en een haak vormend met de Groenstraat. Tot ongeveer± 30 jaar terug was de stenen korenwindmolen nog in gebruik en eigendom van de familie D'Hooge. Momenteel bestaat uitsluitend nog de stenen romp. Gedurende de 80-jarige oorlog (1568-1648) werd er, ter verdediging van Sas van Gent, Axel en Hulst, een fortengordel aangelegd. Er waren in feite 4 linies : a) Oost-West : St. Anthonis (St. Antonius), St. Pieter, St. Marie, St. Steeven (St. Steven), St. Bernaertdt (St. Bernard), St. Eloy, St. Franciscus, St. Ian (St. Jan), St. Marcus en zoverder naar Hulst;

f\t~o .. ,. iii'Jt•n'l> [j

.-------------------' rr~-~l'".,.~~""t:"~~T

l t

I

.___________.

4Ro..:

tJ~7,t4-IT

........___O_o-11T

272


b) Noord-Zuid: St. Joseph, St. Geleyn (St. Gelein), St. Katrijn, Fort Moerspuy (Moerspui), Frangipani, Kyzershoek, draaide dan van Moerbeke-Waas langs Wachtebeke .... c) West-Oost : Terwest, Miserie, Mendonck, naar Roodenhuyze- van zeer grote strategische waarde, daar het lag aan de samenvloeüng van de Sasse-en de Moervaart; d) Zuid-Noord: van Roodenhuyze, Terdonck, St. Angel, Santfort (Zandfort-Rieme), Royfort, Lappersfort terug tot het laatste fort, en het grootste, van Zelzate, nl. St. Anthonis. Deze forten waren geen stenen gebouwen met kantelen en ophaalbruggen, doch stevige aarden aanwallingen - al of niet versterkt met boomstammen - opgetrokken in vier-, vijf- of zeshoekige vorm, waarbinnen het kampement van het leger gevestigd was en van waaruit men de vijand kon bestrijken. Vraag van de Heer A. Despretz : Op 12 april 1940 gaf de beeldhouwer J ules Van Biesbraeek Jr. aan de toenmalige conservator van het Schoolmuseum Michel Thiery twaalf beelden in depot, waaronder één brons "La Famine" en elf gipsen : "Eros", "Adam en Eva", "Philosoof", eénstèle "Nu eerst rust hij", de drie zijden van zijn tweede grafmonument-ontwerp voorEdmond Van Beveren "Aan onze doden", het monument Hubin, de buste van Fauconnier, van Wannyn en van Dr. Van Cauwenberghe. Acht jaar later ontving de Heer Piette, opvolger van M. Thiery, nog eens vier plaasteren beelden: een buste van een Vlaamse arbeider, de kop van Anseele (op meer dan natuurlijke grootte), de kop van Van Beveren en een buste van Anseele. Thans is in het Berouwalleen nog de bronzen groep "La Famine" terug te vinden. Wie herinnert zich nog de veertien plaasters? Waar bevonden ze zich ? Wanneer verdwenen ze en waarheen ?

273


LEZERS SCHRIJVEN ONS Mevrouw H. Vermeire die in ons Nr. 2- 1984 een vraag stelde over de ''Waterweeke" schrijft ons : "Ik ben reeds een paar jaar lid, waarom ben ik plots een mijnheer ?" Ja, beste Mevrouw, zo'n geslachtstransformatie is voor de persoon in kwestie altijd een beetje irriterend. Het is niet de eerste keer dat zo iets gebeurt, maar wij doen het echt niet met opzet. De verklaring : op onze adressenlijst staat natuurlijk duidelijk vermeld of het een heer of een dame betreft. Persoonlijk kennen wij tal van onze leden, maar natuurlijk - en op verre na - niet allemaal. Als er dan op de redactie een brief binnenkomt van H. Vermeire gebeurt de betreurde transformatie. Hadden wij op dit ogenblik geweten dat H stond voor Henriette, dan was dit natuurlijk niet gebeurd. Wij maken van deze gelegenheid gebruik om een oproep te richten aan alle dames die ons schrijven : Wilt u a.u.b. voor uw naam het woord "Mevrouw" plaatsen ? Tenware de voornaam voluit geschreven wordt. Mevrouw Vermeire gaat verder en schrijft : "In de tekst staat een fout ! ! ! Hewde veur jaren lange goed. U schrijft spoed." 100% gelijk Mevrouw V ermeire :·onze excuses. Hoogst irriterend, wij begrijpen nog altijd niet goed hoe zo iets kon ontsnappen aan het, in principe, waakzaam oog van de corrector. Maar ja, correcties gebeuren altijd een beetje onder de druk van de tijdnood, een fractie van een seconde gemis aan concentratie ... en 't is gebeurd. Wij zullen proberen dat het niet meer gebeurt. Tenslotte schrijft Mevrouw Vermeire : "Hélène schreef slecht, dat weten we als u naar het origineel kijkt ! Het afschrift dat ik u zond was origineel met fouten en alles eraan ! Waarom dit niet afgedrukt ?" De reden : wij wisten helemaal niet dat dit een fotocopie was van het origineel geschreven door Hélène Maréchal en wij meenden dat het voor onze lezers duidelijker zou zijn indien wij schreven : "Die zoe'k de nekke wille breeke" in plaats van "Die zoek den neke wile breeke."

274


VORIGE JAARGANGEN VAN GHENDTSCHE TYDINGHEN

Nog verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad : Jaargang 1973 1976 1977 1979 1981 1982 1982

rus 11-12 rus 2-3-4-5-6 rus 2-3--4-5-6 + volledige jaargang rus 1-2-3--4-5 + id. nrs 1-3-4-5-6 + id. nrs2-3--4-5-6+ id. Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal nr. )

Prijs per afzonderlijk nr. 50 fr. Prijs per volledige jaargang 250 fr. Gentse stadstrams en -bussen (Lade Hoste ) Prijs per boek 250 fr. (lid) - 350 fr. (niet lid ) + port 30 fr. Tijdschrift en boek kunnen afgehaald worden elke zondag, van 10/12 u. , in het Documentatiecentrum, behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen. Portkosten bij betaling op postrekening : 1 of 2 nrs 13 fr. 3 of 4 nrs 26 fr. vanaf 5 rus 40 fr. Volgende heruitgaven zijn nog verkrijgbaar : - Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata' 1e uitgave door Hondius 100 fr. - Plattegrond Gent 1796 door Goethals identiek aan origineel 100 fr. Plattegronden worden niet opgestuurd, maar afgehaald in het Doeumen ta tieeen trum. De Bibliothecaresse, VAN GELUWE-EGGERMONT A.

275


AANVULLENDE LEDENLIJST 2143. 2144. 2145. 2146. 2147. 2148. 2149. 2150. 2151. 2152. 2153. 2154. 2155. 2156. 2157. 2158. 2159. 2160. 2161. 2162. 2163. 2164. 2165. 2166. 2167. 2168. 2169. 2170. 2171. 2172. 2173. 2174. 2175. 2176. 2177. 2178. 2179. 2180.

Meire F. Burgemeester J. Cardonstraat 27 9120 Destelbergen Lenaerts J. Gaverstraat 17 9210 Destelbergen (Heusden) Van Egten M. Maalterneers 65 9710 Gent (Zwijnaarde) Anthonis P. Edward Pijnaertkaai 78 9000 Gent Snauwaert H. Tussen Heerwegen 24 9910 Gent (Mariakerke) Mej. Van de Casteele G. Coupure Rechts 594 9000 Gent Schaubroeck M. Charles de Kerchovelaan 93 9000 Gent Vereecken Fr. Sijsjespark 3 9720 De Pinte De Witte G. Hofstraat 253 9000 Gent Portie L. Zandekensstraat 13 9910 Gent (Mariakerke) Mertens F. RafVerhaeststraat 71 9219 Gent (Gentbrugge) De Vylder Th. Leegstraat 131 9060 Zeizate Vervaet N. Hubert Frère-Orbanlaan 200 9000 Gent Spitaels R. Elf Julistraat 4 9000 Gent Mw Van Impe L. Uitvangstraat 3 9030 Gent (Wondelgem) Steyaert M. Gasklokstraat 28 9000 Gent Mw Robeliart Antwerpsesteenweg 921 9040 Gent (Oostakker) Wylleman P. Poelstraat 64 9220 Merelbeke Mej. Van Durme N. Beukenlaan 95 9820 Gent (Sint-DenijsWestrem) Alyn D. BeUernstraat 49 9880 Aalter Me Hugh G. Rijsenbergstraat 330 9000 Gent Mw Waerebeke R. Sint-Jacobsnieuwstraat 90 9000 Gent De Bruyn J.-P. Orchideestraat 51 9040 Gent (Oostakker) Sirnon F. Kerkstraat 49 9219 Gent (Gentbrugge) CoppensJ. Antwerpsesteenweg 530 9110 Gent (Sint-Amandsberg) MariÍn P. Tentoonstellingslaan 109 9000 Gent Vyncke Antwerpsesteenweg 702 9110 Gent (Sint-Amandsberg) De Brauwer G. Sint-Jacobsnieuwstraat 34 9000 Gent Van Kerkhave R. JozefBuyssestraat 9A 9200 Wetteren Dumarey J. Tuinwijklaan 17 9000 Gent Mw Van Durme B. Afsneekouter 26 9821 Gent (Afsnee) Rowan R. Franklin Rooseveltlaan 63 9000 Gent Mej. De Koninck Y. Jubileumlaan 101 9000 Gent Meyns R. Klassestraat 71 9720 De Pinte Mw De Backer L. Rijsenbergstraat 390 9000 Gent MolemaJ. Pinksterbloemstraat 22 9910 Gent (Mariakerke) Mw Vanryckeghem M. Jan Van Aelbroeckstraat 101 9219 Gent (Gentbrugge) Roaen M. Spookhofstraat 4 9220 Merelbeke 276


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. . 13de Jaargang nr. 5

15 september 1984

Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris : R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst :Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149,9110 Sint-Amandsberg- Gent Postre.kening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent , 9000 Gent. Lidgeld : 250 fr. per jaar INHOUD De Koninklijke Koorzangmaatschappij "De Vereenigde Werklieden" Inventaire archéologique : Inhuldiging van Karel VI, Keizer der Romeinen, als Graaf van Vlaanderen, te Gent, op 18 october 1717 Apropos van de Gentse Abdij van Oosteeklo Even memoreren : 100 jaar geleden werd George Sarton geboren De Van Eyck's te Gent: Leerlingen en medewerkers (1e deel) Onze Gentse Keukenrubriek Vraag en Antwoord Bibliografie

278

294 297 314 319 333 337 339

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever en beheer :. G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.


DE KONINKLIJKE KOORZANGMAATSCHAPPIJ "DE VEREENIGDE WERKLIEDEN" VOORWOORD Ik ontmoette hem op de Koornmarkt. Hij nodigde mij uit in de "Métropole", bestelde twee biertjes en stelde mij de volgende vraag: "Zeg, Robert, zou dat gaan, iets te schrijven over "doevriejees" ? (Hij bedoelde : "Les Ouvriers Réunis"). 't Klonk gents, maar 't was duidelijk! En ik knikte van "ja". Wie mij die vraag stelde ? Mijn kozijn Jules natuurlijk. J. Waeri. Het nog smeulende, bijna uitgedoofde "feu sacré" werd meteen in mij aangewakkerd. Want U moet weten, mijn kozijn en ik zijn oud-leden van die eens zo beroemde mannen-koorzang maatschappij van Gent : "LES OUVRIERS RÉUNIS". Diefranse benaming, welke zij kreeg bij haar geboorte, behield zij tot na de oorlog van 4045, werd in 1947 vervlaamst in "DE VEREENIGDE WERKLIEDEN" om later nogmaals omvormd te worden tot "HET GENTS MANNENKOOR", titel waarmede zij, zoals zovele zang- en muziekmaatschappijen, langzaam maar zeker uitstierf. Ze stopte ermee in 1978. Haar vaandel, het laatste verslagboek en haar talrijke trofeeën, werden neergelegd in het Museum voor Volkskunde, "Het Kinderen - Alijnsgodshuis" te Gent, Kraanlei 63. De vorige verslagboeken en de honderden partituur boekjes zijn spoorloos verdwenen en niemand weet wat of waar. Dat is de reden waarom ik slechts herinneringen kan aanhalen die dan nog zeer vaag zullen zijn. Die herinneringen aan onze koorzangmaatschappij en de documenten, foto's en zo meer, waarmede dit bundel is verrijkt, kan ik U ter inzage aanbieden dank zij de medewerking van enkele oud-leden, de Heren : Bernaert Jozef Holstraat 6 Gent tel. 25.37.88 Bontirrek J oseph, hij kon op de afspraak niet aanwezig zijn, hij stierf de 18.3.84. De Vlaemirrek Adolphe Oude Brusselse weg 136 Gentbr. Gilot Marcel Houthemselaan 19 Gent. Troffaes Lucien Veldwijkstraat 18 Genttel. 31.35.17 brugge Van Keymeulen Florent Jubeleurolaan 108 Gent tel. 21.40.54 WaeriJules Reep 30 Gent tel. 25.41.62 De foto's werden nagezien en verzorgd door de heer Wolfensberger Alex, (mijn schoonzoon) Anjelierstraat 101 Gent tel. 26.07.54

278


HERINNERINGEN AAN WAT EENS EEN GENTSE FIERHEID WAS Zij werd gesticht de 26 juli 1848, onder de naam "LES OUVRIERS RÉUNIS", telde meer dan honderd leden en behaalde, in de loop der jaren, tientallen onderscheidingen in koorzangwedstrijden; met ondermeer in 1912, de grote internationale kampstrijd te Parijs, waar zij de eerste en de tweede prijs werd toegewezen. Bij haar t' huiskomst te Gent, werd zij opgewacht aan het Sint Pietersstation door een juichende menigte, die haar stoetsgewijze begeleidde tot aan en in haar lokaal, de toenmalige stamcafé "De Stad Brussel", welke gelegen was in de Hoogstraat (nu N° 88). Ongeveer hetzelfde tafereel speelde zich af in 1929, toen zij zegevierend terug kwam na een zoveelste overwinning. Ditmaal was het te Nanterre bij Parijs, in de ''Jardin d'Acclimatation", waar zij de eerste prijs bekwam met de uitvoering van het prachtig matrozenkoor uit "Le Vaisseau Fantome" van Richard Wagner. In 1934 veroverde zij (gewoonte getrouw) de eerste prijs te Genève, niettegenstaande zich een kleine "kink in de kabel" had voorgedaan; namelijk, voor een opgelegde koorzang, muzieklezend op zicht, werd zij gebuisd door een totaal uitvallen van de tenoren. Gelukkig voelde zij zich niet verslagen en na haar optreden met "Christop he Colomb" werd haar, na een overweldigend succes, de eerste prijs toegewezen. Nogmaals herhaalde zich de reeds beschreven ontvangst te Gent. Thans wordt zelfs gewag gemaakt van "een massa volk die haar opwachtte en haar begeleidde naar haar lokaal". Hier mag een kleine anekdote worden aangehaald. In mijn beschrijving maak ik melding van "een overweldigend succes". Dat is helemaal niet overdreven, want het publiek bracht staande een daverend applaus en eiste roepend : "la Brabançonne... la Brabançonne... la Brabançonne... Maar... om "la Brabançonne" te zingen, moet ge die fransewoorden (tekst) kennen,. en ... Dan maar "la Marseillaise" gezongen : "Allons enfants de la patrie, le jour de gloire est arrivé (etc ). Stel U voor, DAT kenden ze! En 't publiek juichte (lees: brulde) van enthousiasme ! De kogel was door de kerk. Dit zijn enkele uitspringers van uit de jaren na 1900, tot vóór de oorlog van 40-45. Maar, bekijk eens het document N° 14. Daar ziet U tot wat die eenvoudige werklieden en enkele bedienden in staat waren vanaf 1850 ! En dat 279


""<:_''v'-'A

i~::~:~:.~&~~:·

. ''

t~:~:~·· -~ . ;

,

~---~

.'

: ;:,Wf((rjlilk~i:·~ ~·~~:it

<

fienöegeiV

ri:tu

!""'~~~,~lu·~. .,. 2L-..

,d~.

..

.,.".!h..:n:w····.,-;.;u"'···~uJt'}g,"v~--tscJ.-~

: ...

~ ~ -~·

".'""·~"8-.....

··

•«o/Pf}

DE.l(E~{fl/1.~,:~lff!!?~J\faa~. •.À4t!8~ff.<~ ;"~{~·;>~;~ onzer

.SfiUSllln.187S

.t·~·.1>H~

·WIK 1877 r .AR:eetiag_

f' Pri~• ~

P.S. WÎj mllen

soa vrij si}~ het

De Voorrftter,

/Jrkif ~til~ ~ ;ijnii·' : fi'":!l;:~;~: fe :lioffl m::~en. r···,

Afb. 1. Document 14. Van vaderAdolf op zoon Adolf.

280


N 00 r->

Afb. 2. 1927. Even uitblazen. Foto genomen na hun overwinning te Nanterre bij Parijs. Vooraan in het midden de chefVerniers.


alles onder de leiding van prima dirigenten die als muziekliefhebbers toch ook maar zonen waren uit de Gentse V olksschoot. Mag ik beweren dat zij een koorzangmaatschappij vormden welke één der steunpilaren is geweest van "Die Gentse Fiere". Haar laatste grote overwinning zong zij in 19 52, in Duitslandl te Wappertal. Spijtig, maar hierover beschik ik over zeer weinig inlichtingen, maar mag weLvermelden dat haar toenmalige Ere-Ondervoorzitter : Evariste De Bouvre, fabrikant van farmaceutische verband-tissus, zodanig fier, (lees : in de wolken) was, op het bekomen resultaat, dat hij besloot een souper te laten doorgaan in de "Rocher de Cancale" te Gent, aangeboden aan de leden en hun echtgenote van onze koorzangmaatschappij. Dit souper stond volledig op kosten van de heer De Bouvre. De oorlog 40-45 is het begin geweest van het langzaam wegkwijnen onzer zangmoeder. Ik herinner mij nog die zondagvoormiddag, in die fameuze ijzige winter van 40-41. De herhalingen (lees : repetitie, het woord welken wij steeds gebruikten) beëfudigd. De chef, de heer Joseph Verniers, was tevreden, wij ook. We verlieten de repetitiezaal om ons aan een tafeltje te zetten in ons stamcafé "De Stad Brussel", teneinde er onze droog gezongen keel te spoelen. Iedereen besprak de koorzang, maar ook de "koetjes en de kalfjes". Kortom, er hing een warm gebroebel in de lucht. Na een tiental minuten ging de straatdeur open en stapten twee in heer geklede individuen het café binnen en informeerden naar onze V oorzitter. De heer Ferdinand Mees, (hij was het toen nog) stelde zich recht en vroeg wat de heren wensten. . Het.antwoord was duidelijk : of wij ons wilden aansluiten bij het vlaams z~gkoor. (lees: V.N.V.-koor). En nu gebeurde er iets wat ik nooitzal vergeten; het warm gebroebel sloeg om in een doodse stilte. Het bomvolle "café" zweeg als een blok ijs. De heer Mees begreep onmiddellijk onze stilzwijgende afkeuring en reageerde met verheven stem en op een "vosse staartse" wijze : "Mijne heren, U komt werkelijk te laat. We hebben daarjuist een algemene vergadering gehouden en zijn besloten tijdens de duur van de oorlog, noch te feesten, noch te zingen, ten teken van rouw over de slachtoffers. (terwijl ik schrijf, hoor ik hem spreken). 't Was inslaande. Ze schenen akkoord te gaan met : "spijtig dat ge niet kunt aansluiten, maar uw besluit is ontroerend". En daarmee waren ze weg. Zucht. De een na de andere en op de duur allemaal, klapten wij in onze handen 282


N 00 (..>)

Afb. 3. 1928. Haar zangers staan vertrekkensgereed op het Steendam, haar zoveelste overwinning tegemoet !


N 00

~

Ondervoorzitter Adjunct-voorzitter Dirigent AugusteDe Deken . Ferdinand Mees Joseph Verniers Afb. 4. 1934. Haar grootste zegepraal harer geschiedenis : Genève, Internationale Muziekwedstrijd, lePrijs in uitmuntendheid, plus de gelukwensen der jury, plus bekroning van haar dirigent (onze chef) Joseph Verniers, plus de 4 eerste prijzen, behaald door haar solozangers in de individuele zangwedstrijd. Te Gent wordt ze opgewacht aan het St.-Pietersstation door verschillende maatschappijen en de 2e september, daaropvolgend, wordt ze, na een ware triomftocht door de feestelijk bevlagde straten, plechtig ontvangen op het Stadhuis, waar, in gepaste woorden, de Heer Burgemeester Vanderstegen, hen de dank en de fierheid der Stad Gent uitdrukte.


ten teken van goedkeuring. De heer Mees heeft nadien nog verklaard "ik heb met een zodanige overtuiging gesproken, dat ik mijn eigen leugens geloofde !". Natuurlijk was het gedaan met de herhalingen. Dat ze ons in 'toog zouden houden was vanzelfsprekend. De V oorzitter had een voorstel om bijeen te blijven en de stem niet te laten roesten : we zouden ons verdelen in twee à drie groepen en kerk-koorzangers worden. Alhoewel het merendeel der aanwezigen zich akkoord verklaarden, is van dat alles niet veel terecht gekomen. Een groepje van ongeveer vijftien leden, waartoe ik eveneens behoorde, kwam wekelijks bijeen in het café "Bij Karel De Braeckeleer", gelegen op de linkerhoek van de Kammerstraat en de Kouingstraat. Karel, die en tenor en bestuurslid was van onze tijdelijk stilgelegde zangmaatschappij, had in zijn drankgelegenheid een piano staan. Daar konden we nu eens "ons hartje ophalen". Een vriend van Karel, de heer Raphaël Machiels, repetitor van het ballet van de Opera van Gent, en er later, dirigent van het orkest, bracht ons zo nu en dan eens een bezoek, leerde ons liturgische muziek om kerkkoorzang uit te voeren in de Sint-Niklaas-kerk, bij bijzondere gelegenheden. Het groepje heeft het volhouden tot in 197 8. Het is ook bij Karel dat we tijdens de oorlog een zangkoortje stichtten dat onder leiding stond van de heer Jean Malfroid. Het versmolt in het niet bij de heropbeuringvan onze zangmoeder ''De ve·reenigd~ Werklieden" in 1946. In het begin van dat jaar,.·nam de heer Louis Van Welden, die later onze voorzitter zou worden, na het aftre~en wegens ziekte, van de heer Mees, samen met zijnvriend, onze Ere-Onder-Voorzitter de heer Evariste De Bouvre, het initiàtief een oproep te richten tot al de leden, met de melding dat onze maatschappij terug van wal ging steken en de herhalingen vanaf een bepaalde datum regelmatig zouden plaats vinden. En 't lukte ! We waren met veel terugkomers; meer dan zeventig ! De vreugde straalde warmte: "jongens, jongens, jongens, wie dat we daar hebben, en hoe gaat het met u, en de stem? zal het nog gaan???" enzovoort, enzovoort. Maar... dat vreugdevolle weerzien werd overschaduwd door een donkere wolk met het zeer spijtig bericht : onze chef (lees : door allen zeer geliefde chef) de heer J oseph V emiers kon niet meer komen. Begrijp wat wij begrepen. Hij was dus in de onmogelijkheid ons terug naar de roem te leiden zoals hij dat voorheen altijd had gedaan ! Denk niet dat ik hier overdrijf als ik schrijf i -uit de bijenzwerm was de koningin verdwenen -. De hierop volgende jaren hebben het bewezen. Dirigenten met naam zoals een Prosper Van Eeckhoute, prijs van Rome, bestuurder van het Conservatorium te Kortrijk, een Platel, gekend con-

285


~· "

N 00 0\

.~

:t;d ..

,f llcfili l ·

Afb. 5. 1934. Ze zongen hun lste prijs te Genève onder leiding van hun dirigent J oseph Verniers (met elleboog op tafel).

1


eert-pianist, een Roger V erheest, violist, inspecteur bij het officieel onderwijs, muziekafdeling, een JefNacht(!gaele, dirigent van het Operaorkest .te Gent en anderen, spànden zich werkelijk in om dezelfde vroegere samenhorigheid van J oseph V erniers te bereiken, maar lukten daar niet in. Maar... was die Joseph Verniers dan echt zo een reuze element ? Een prijs van Rome of noem maar op ? Neen. Hij was een gewoon amateurzanger zoals wij. Was een tenor (lichte) en was een goed muziekkenner en kassier bij een bank. Maar, het was juist dat simpele wat zijn sterkte uitmaakte en misschien wel voornamelijk zijn steeds opgeruimde gemoedsaard welken hem zo sympathiek maakten bij de zarigers. Hij was één van de hunnen, begreep watzij verlangden, bracht dikwijls met zijn "kwinkslagen" de geestige noot en de aangename sfeer in de herhalingen, zodat zij een waar genoegen waren ze te beleven. Hij begreep ook, en hier komt het essentiele punt dat de sterkte uitmaakt van een amatelirs.cdirigent, dat wij geen eerste prijzen waren van een muziekschool. Het zingen van èen valsenoot of een tekstfmit, herleidde hij tot een mop, zodat wij eens .konden lachen mét ons eigep ''stoll1miteitje". Met het resultaat dat we daarna du~bel opletten en ons best deden geen "kemels meerte schieteli'' {zijn. woorden). We hielden van hem ·en hijvan ons. Hij was de "koningin" van de bijenkorf. En juist hij kon niet·meerkonien. .. De chefs die, de een na de andere, hem opvolgd~n, de~den waarlijk, en ik herhaal het nogmaals, hun best, maar wareh zo v~rscherpt in ~uiiekkennis dat ze soms voor onbenulligheden ons tien; twintig keren een z4m,~tje lieten herzingen. Sommig~n·verloren hl;ltl ged.U1d; anderen werden kwaad. En zo is het eens gebél!rd dat eett ~hef de bassen uitmaakte voor "bende broekVenten'', met alle gevolgen v~ dien. Bij de volgende herhaling ontbrakener minstens vijf.. Een andere chef vitte eens op het uitspreken van een deeltje tekst : "puissions nous avoir le bonheur", welke inderdaad foutief werd gezongen, wanthet klonk als : ''pissons nous avoir Ie bonheur". Wat die chefóok deed, smeken, roepen of klagen, het bleef bij "pissons". Na m~er dan twintig maal herhalen gafhij het op en zette zich op een stoel om op adem te komen. Lichtjes overdreven zou zijn, dat hij op het punt stond vlammen te spuwen, maar het was bijna zo ! Watzou JosephVerniersdaarmee hebben gedaan? Wel, die had eerst en vooral van die "pissàns" een "vette" lol gemaakt, (best dat het geen gemengd koor was), waarbij wij het zouden uitgeproest hebben van het lachen, en pas daarna zou hij gezegd hebben : "kom jongens, laat ons 287


N 00 00

Afb. 6. 1948. Academische Zitting. Viering 100-jarig bestaan: foto, genomen tijdens de toespraken in de Aula van de Universiteit van Gent. Groep : bassen en baritons. Foto's van andere groepen, toehoorders enzomeer, zijn verdwenen.


~.· _,.,-;,

'-·· ./ f'

..... . ~l··""

""'"

~

."

~~'""<" ., ~. ".;

"k~,

~ : :..l ;- '

~~;~~-

'i

,i,.;

N 00 \0

--

...,.,

Afb. 7. 1948. Viering 1 00-jarig bestaan. Gezicht op een feesttafeL


nu uitscheiden met pissen, en laat ons pu-i ssi-jon zingen. Kommentaar overbodig. Ik zou nog meer anecdoten kunnen aanhalen, maar ik vrees dat mijn schrijven een gezaag zou worden. Die gestrengheid van die chefs had voor resultaat dat langzaam het ene lid na het andere wegbleef. Er werd mij gewezen op het opkomen van de radio, de T.V., de auto, en zo meer, en dat hierdoor het zo noodzakelijke "feu sacré" sterk verflauwde. Goed, akkoord. Maar waarom ben ik ontslagnemend geweest? Om de heel eenvoudige reden: ik vond vanaf 1960 in de herhalingen niet meer dat aangename, dat echte plezierige gezonde vermaak van weleer. Dat velen met mij het hebben uitgehouden is te danken geweest aan onze repetitoren, die, zoals een V erniers, wisten hoe ons aan te pakken. Ik denk nog steeds aan Pierre Tuypens, aan Henri Van Droogenbrouck, aan Romain Desaegher, aan Clement Verniers, zoon van J oseph Verniers, aan Charles De Braeekdeer, aan Julien· Balliu, Jean Malfroid en aan mijn kozijn, J ules waeri, de enige nog in leven. 't Waren allen prachtkerels die zeer bekwame pianisten waren. Ook de enkele feestjes, ingericht door ons feestbestuur, waarop onze solisten zich lieten horen in een "Maître Patelin", een "Pensée d' Au tomme" een "Le Barbier de Séville", een "Hérodiade" een "Prologue de Palliasse" een "Mijn Moederspraak", een "De zeeldraaier", een "Serenade van Schubert", een "Roses de Picardie" en in duo "Les Pêcheurs de Perles" enzovoort, enzovoort, te veel om op te noemen, die feestjes en een paar reizen hielpen er aan mede dat sommige leden nog een tijd bleven in plaats van achter te blijven. Ik herinner mij nog ons optreden in het park van de stad Oostende ter gelegenheid der zeewijding, de uitvoering van de voornaamste koren uit "~a Damnation de Faust" van Berlioz, in het casino te Knokke, ons jaarlijks zingen op het kiosk op de Kouter te Gent, onze deelname aan koorzangwedstrijden in het conservatorium, ons optreden in het Operagebouw van Gent en nog veel meer, wat ik mij niet zo goed meer herinner. "Les Ouvriers Réunis", "De Vereenigde Werklieden", "Het Gents Mannenkoor". Waarom die omvorming naar "Het Gents Mannenkoor"? Een na-oorlogs bestuur vond dat het woord ''Werklieden" de indruk gaf politiek getint te zijn. Dat woord prikte hun mentaliteit terwijl ze geen rekening hielden met het feit dat de drie-vierden van het ledental bestond uit werklieden. Wat ze ook niet opmerkten was, dat zij hiermede de doodsklok luidden over "LES OUVRIERS RÉUNIES"; deze benaming en geen andere was de ONZE ! En nogmaals bleven enkele leden achter. Zoals ik reeds vermeldde, haar laatste overwinning zong zij in 19 5 2 in 290


Duitsland te Wuppertal. Maar dat is ook haar laatste geweest. Haar toenmalige chef, (ik noem geen namen) handelde in tegenstelling metJoseph Verniers; die gafhet goede voorbeeld, hijgafhet slechte. Hij deed zich maandelijks tweeduizend frank betalen, (in die tijd ! ) kwam hoogstens eenmaal in de maand naar de herhalingen of soms niet. Waarom hij niet aan de deur werd gezet? Het was door zijn tussenkomst dat wij soms met een groepje zangers het koor van de Gentse Opera gingen versterken. Denk aan "Les Huguenots", "La force du destin", "De Zigeunerbaron" enzomeer. Dat optreden werd betaald en dat geld werd door ons gestort in de kas van onze maatschappij, die de centen meer dan nodig had voor een verjaringsfeest in het vooruitzicht, namelijk ons honderdvijfentwintigste verjaringsfeest ! In het verslag over de bestuursvergadering van 29/10/1973, wordt gewag gemaakt over voorbereidingen om het inrichten van "ons 125 jaar feest", en "De Hr. Lampo is ziek en de uitnodigingen welke hij ging laten drukken door zijn broeder zijn naar de vergeethoek verschoven". Tijdens de bestuursvergaderingvan 30/7/74, wordt niet eens meer over het feest gesproken: Nochtans, het heeft plaats gehad gezien : "dan. is er ook sprake van. de eeretekens, waarvoor we te laat waren verleden jaar op ons 12Sdarig ~esfaan, (enz;)." . . . . . Hier beschik ik over te weiniginlichtingen om er over uit te weiden. Koning Sukk.el zwaaide de scepter ! Ik heb, onger ~dere, een zestal foto's ontvangen, genomen gedurende een banket. Niemand, van dĂŠweinige overlevenden, kon mij vertellen ter welke gelegenheid van wat, of waar het heeft plaats gehad. Ikvoeg ze bij de documentatie zonder kommentaar. Midderwijl gaf het ene lid na het ander zijn ontslag en ons zangkoor verdween langzaam in het riiet, zoals het rode zand verdwijnt uit het bovenste kuipje van de zandloper... Ze verdween uit de horizont na een bestuursvergadering vafto 6. september 197 8. De zielen van haar afgestorvenen zijn bijeen gebleven en terwijl ik schrijf, hoor ik hen in de verte het koortje zingen, het koortje dat wij ook zongen als slotzang van vele optredens en feesten :

291


N \,()

N

Afb. 8. 1948. Viering 100-jarig bestaan. Deze foto werd genomen buiten (op de trappen) van de Universiteit, Volderstr. (een tientalleden konden 's voormiddags niet aanwezig zijn door werkomstandigheden).


Paix à la terre et gloire à Dieu Paix à la terre, et gloire

à

DIEU

(verdomd, ik schrei) Waeri Robrecht 1984

NASCHRIFT Dit artikel is in feite een fragment uit een lijvig, rijkelijk geïllustreerd dossier, dat samengesteld werd door de Heer Roger Waeri. Een pittig detail dat ongetwijfeld onze lezers zal interesseren, is dat hij en zijn kozijn J ules waaraan hij refereert in het "Voorwoord'', de enige nog in leven zijnde kleinzoons zijn van Karelke Waeri. Moesten er nog andere "oude Ouvriers" zijn die hen kunnen helpen bij het vervolledigen van hun documentatie, dan zouden zij dit zeer op prijs stellen. Wij, van onze kant, hebben ook een vraag. Het was destijds een traditie dat bij het sluiten van de Gentse Feesten de "Ouvriers" een uitvoering gaven op de Kouter. Even traditioneel was dat ze hun optreden beëindigden met het liedje "0 Pepita". Veel tekst kam daar niet bij te pas, het was in feite een geestige variatie op de 4 elementen: 0- Pé- Pi en Ta. Merkwaardig genoeg schijnt, zelfs onder de oude "Ouvriers", niemand nog te beschikken over de woorden, de muziek en de origine van dit liedje. Platen zullen er wel niet van bestaan (w:;~.t zeer spijtig is), maar wij herinneren ons het nog gehoord te hebben, vóór de oorlog, op Radio Gent. Het zou bijna niet te geloven zijn dat er onder de duizenden lezers van "Ghendtsche Tydinghen" niemand meer zou zijn die ons daar iets meer kan over vertellen. Origine, woorden, muziek, andere details, zouden met grote dankbaarheid op de Redactie ontvangen worden. H.C.

293


/

INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE- FICHE Nr. 116 Op 10 augustus 1899 stelde Alfons Van Werveke, in het Nederlands, in de rubriek "Schilderijen - Oudheidkundig Museum, nr. 1884 - XVIIIe eeuw (1718-1728)" een fiche op over de INHULDIGING VAN KAREL VI, Keizer der Romeinen, als Graaf van Vlaanderen, te Gent, den 18 October 1717. Den 13 Maart 1718 "heeft den schilder Sieur J oannes Baptiste van V olxsom hem verbonden (tegenover de Staten van Vlaanderen) ... te maecken eene schilderijerepresenterende volghens de schitse daervan ghesien, den theater de staken ende alle de embellisementen op de vrijdachmarct der stadt ghendt ten tijde ende tot het effectueren de huldijnge [in naam van] sijnne keijserlicke ende Catholijcke Majesteijt [gedaan door] haere Excellentie den heere Marquis De Prie met gansdesuitte vande heeren gheestelicke, Cavalliers, ende ghedeputeerde te peerde gheschildert naer het leuen, emmers op den voedt maniere ende groote soo als is de schilderije vande huldinghe van ... Carel den tweeden [door F. Duchastel, 1668] ende dit voor de somme van drije duijsent guldens courant geit onder voordere conditien dat den seluen van volxsom sonder voordere recompense aen jder heere ghedeputeerden composerende de vergaederijnghe vande heeren geestelicke ende leden sal inleveren ende ter handt doen sijn Portraiet sullende moghen behaudenmitsgaders resemeren tsijnnen prouffijte de portrakten van alle de heeren soo gheestelicke, noble, als ghedeputeerde vande subalterne Corps buijten de gonne seance nemende ter vergaderijnghe ... ( 1) ". De schilderij, waarvan wij hier een klein deel afbeelden met den markies van Prié, omringd door zijne adellijke wacht van Hellebaardiers, stelt de Vrijdagsmarkt voor, op het oogenblik dat de ruitersstoet aankomt om het derde en laatste deel van de inhuldiging aan te vangen. Langs den kant van het Toreken bemerkt men de prachtige verhevenheid door den meester schrijnwerker Jacob Colin ontworpen en uitgevoerd (2), in het midden der markt het standbeeld van Keizer Karel, te dier gelegenheid door J.-B. van Helderenbergh wat opgeknapt (3), op de vier hoeken de reusachtige piramiden, welke's avonds en de twee volgende avonden moesten dienen tot de verlichting. Behalve vóór de verhevenheid is de markt vol nieuwsgierigen. Op den voorgrond, rechts van den aanschouwer, bemerkt men Jacob Colin, met een werkman, die de teekening van de verhevenheid ontrolt, en nog meer rechts een ruiter, die hoogst waarschijnlijk den schilder voorstelt. Op het tweede plan rijdt de optocht; (1) Rijksarchief te Gent. Staten van Vlaanderen, nr 677. fo 167.- (2) Idem, nr 1891, fo 34.- (3) Idem, nr 1891, fo 30.

294


Inhuldiging van Karel VI. Fragment uit het groot schilderij dat hangt in de Troonzaal van ons Stadhuis. (Foto Stadsarchief) .

295


het hoofd, gevormd door eene afdeeling keizerlijke ruiterij met zes trompetters en cimbaalspeler, heeft zich reeds in den hoek v66r denWolf (Lakenmetershuis) geschaard; de zes trompetters en de cimbaalspeler der stad, in hun zwart met wit versierd pak, zijn er v66r geschaard (4 ). J.-B. van Volxsom (1679-1732) werd tenjare 1706 in de nering der schilders aanvaard ( 5 ). Volgens Siret is hij een leerling van R. van AudenAerde. Weinig schilderijen zijn van hem bekend: de Inhuldiging is zijn beste werk (H. 3,42 m.; B. 5,62 m. doek). Toen hij er reeds zesjaren aan had gearbeid, was hij ontmoedigd, daar hij bemerkte, dat zijn loon veel te klein zou wezen. Aangemoedigd door een belofte van meerdere toelage, werkte hij verder en leverde het stuk eerst in Augustus 1728 (6). Het werd door zijne collega's, Ignatius de Beekers en Hendrik Matthijs, onderzocht en "weerdich bevonden tot de somme van ses duysent vijft hondert guldens courant. (7)". De Staten van Vlaanderen betaalden hem boven de bepaalde 3000 gln een toelage van 1600 gln courant voor het overwerk (8). Hoewel van Volxsom de schilderij van Duchastel tot voorbeeld moest nemen, is hij er, door het te zeer betrachten van de gelijkenis der portretten, verre beneden gebleven : het doek laat vooral te wenschen aan eenheid.

(4) Relation de l'inauguration de ... Charles VI. (Gand, Aug. Graet, 1719).- (5) Stadsarchief. Register van de Schilders. - (6) Rijksarchief. Staten van Vlaanderen, nr 736, fo 62.- (7) Idem, nr 736, fo 68.- (8) Idem, nr 736, fo 58.

296


APROPOS VAN DE GENTSE ABDIJVAN OOSTEEKLO Iedere Strop weet zo goed als ik dat Gent uitzonderlijk rijk aan abdijen geweest is : de zo vermaarde als machtige Sint-Pietersabdij, de geruïneerde Sint-Baafsabdij, de avontuurlijke abdij van Baudelo wier gebouwen, zelfs na de afschaffmg van die instelling, niet ophielden een belangrijke (Gentse) rol te spelen, de weergaloze Bijlokeabdij en de minder op de voorgrond tredende abdijen van Doornzele, van Nieuwebos, van Drongen, van Groenebriel. Doch iets kunnen voortvertellen over die geheimzinnig doende Gentse Oosteekloabdij. Dat zal u wel moeten nalaten. Welnu; die abdij, of liever de grond waarop ze gedurende een paar eeuwen haar bestaan sleet, heeft niet alleen een royaal gestoffeerde geschiedenis, maar bovendien een lange voorgeschiedenis gekend. Deze moet ik u willens nillens in een paar woorden uit de doeken doen. De Leie vanaf de Henleykaai tot en met de Achterleie vormde van oudsher de grens tussen het Portus en de villa Ekkergam. De linkeroever van de Leie begrepen tussen het Kuipgat en 's Gravensteen noemde men Overleie, een nogal doorzichtige benaming, die doet denken aan Overschelde. Dat Overleie geraakte heel vroeg bewoond, zodat het reeds vóór 1105 met een kapel (de kiem van de Sint-Michielskerk) bedeeld werd. In 1165 verwierf het Portus het gebied in kwestie en begrensde het prompt door middel van een brede gracht, die weldra Houtlei zou genoemd worden. Meteen was de Sint-Michielswijk geboren. Het sprak vanzelf dat ook die nieuwe brok Portus diende versterkt te worden. Dus bouwde men evenwijdig met de gracht een forse vestingmuur die op 3 plaatsen onderbroken werd door min of meer reuzige poorten : de Zandpoort (later Zottepoort), de Posternepoort en de Turrepoort (Torenpoort, Drongenpoort, Torhoutpoort). We mogen aannemen dat muur, vestingtorens en poorten op het einde van de eeuw voldongen feiten waren. Van die 3 poorten is er-slechts één die recht heeft op onze belangstelling omdat die nu eenmaal in ons kraam te pas komt : de hoger genoemde Posternepoort (en wat ernaar genoemd werd : Posternebrugge en Posternestrate). De naam Posterne behoort tot de woordenschat van het Oudfrans (Parijs 1130), dat op zijn beurt afgeleid is van het Latijn Posterula. Werd ontleend door het Middelnederlands, het Oudengels en het Nieuwengels (Postern) en het Nieuwfrans (Poterne). Oorspronkelijk was een posterne een onderaardse galerij die in een citadel of versterkte plaats 2 inwendig of 1 inwendig en 1 uitwendig deel van het fort of versterking met elkaar verbonden. Uiteraard werden ga-

297


lerij en poorten geheim gehouden, iets dat trouwens door het woord duidelijk vertolkt wordt : post (zoals in postérieur) wat achteruit, achterwaarts betekent. Posterne kan dus evengoed verklaard worden als achterbakse galerij en Posternepoort als achterbakse poort of achterpoort. Met die benaming wordt onze Posternepoort dan ook niet zelden aangeduid. Dat het woord zelf door de grillige volksetymologie nogal hardhandig aangepakt werd moge blijken uit de talrijke verwringingen die het moest ondergaan. Waarvan hier de meest frappante (om het even in welke samenstelling het woord posterne voorkomt, als Posternepoort, Posternebrug, Posternestraat) : Posterne (1296), Posteerne (1339), Pasterne ( 1372), Pasteerne ( 1376 ). In de loop van de 16de eeuw verdwijnen die vormen om plaats te maken voor de vreemdste, onverwachtste benamingen : Besturm (1697) naast Pasturm (1700) en van Bestarme ( 1771) naar Bestorm ( 17 83 ), nadat er terloops van een Postheeren sprake geweest was. En toen men de Gentse straatnamen aan 't vertalen ging, werd Bestormstraat in 1796 Rue d'Assaut en in 1799 Rue de I' Assaut. Beide namen, die van de Bestorming en die van de Assaut bleven in gebruik tot in 1942 toen ze de plaats dienden te ruimen voor de eentalige, officiële Posteerne. Op 26 augustus 1346 sneuvelde de graaf Ladewijk van Nevers bij Crécy. Hem volgde zijn zoon Ladewijk van Male ( 0 op het kasteel van Male 23 ?, 25 ? november 1330). Een flinke knaap die nog 16 jaar moest worden. Jonge Ladewijk bleek niet alleen een geduchte vechtersbaas, een gewiekst diplomaat en een doorgewinterde politicus te zijn, hij was jammer genoeg een al te praalziek en verkwistend heerschap. Om slechts één van zijn grillen te noemen, vergenoegde hij zich niet met de talrijke kastelen en andere grafelijke woningen die hij van zijn voorgangers geërfd had, hij hield niet op aldoor nieuwe "hoven" te laten optrekken. (Op wiens kosten ? Wel, op die van de lieve onderdanen). Hij begon met de bastaardzuster van zijn vader, Isabella of Elisabeth van Vlaanderen, van haar eigendom, het Hof ten Walle (het later Prinsenhof) afhandig te maken (1249). De omvangrijke verbouwingen van het Hof zijn nauwelijks voleindigd of hij bouwt te Wondelgem een versterkt kasteel dat in 1374 voltooid is. (Ziedaar de oorsprong van de onzalige geheime-galerijlegende !) Doch middelerwijl heeft hij meer en beter gedaan : heeft van de stad een flinke brok grond verworven : het gedeelte van Overleie, grosso modo begrensd door de Houtlei, de Posternestrate, de Strypstrate (thans. Struifstraat) en het nu verdwenen straatje dat naar het Ingelandgat leidde, plus, natuurlijk de Posternepoort en links en rechts van de poort gelegen partijen stadsmuur. A. van Werveke beweert, wellicht terecht, dat het op het aldus verworven terrein opgericht "Hof ter Posterne" alias "Mijns Heeren Hof van Vlaanderen" in 1374 klaar kwam niettegenstaan298


Afb. 1. Het gewezen JezuĂŻetenklooster (zwart getint) met omgeving: 1. Oude Houtlei; 2. Zwartezustersstraat; 3. Struifstraat; 4. Posteernestraat; 5. Schouwvegersstraat; 6. Wellingstraat; 7 . Brandstraat; 8 . Maagdestraat; 9. Sint-Martensstraat; 10. Pussemierstraat; 11. Jankvrouw Mattestraat; 12. Wilderoosstraat; 13. Watergraafstraat; 14. Sint-Crispijnstraat; 15. Ingelandgat; A. voordien kloostertuin; B. vestingmuur; C. voordien z.g. Slagveld.

299


de de mening geopperd door het Dagboek van Gent dat gewaagt van 1379. Louis' Hof was ontegensprekelijk ten zeerste geschikt om er met vriend en vriendin naar hartelust te tafelen, te feesten en te dansen, maar om zich te kunnen overgeven aan het door eenieder geliefd balspel (jeu de paume) schenen de zalen van het paleis niet te deugen. Geen nood ! Aan de overkant van de gracht lag immers het "Slagveld" ( 1) niets te doen. Dus ook maar dit terrein aangeworven en er allerlei gebouwen op neergezet : overdekte galerijen, paardestallen, prieeltjes en twee kaatspleinen aangelegd, een Groot voor de heren en een Klein voor de dames. De prieeltjes voor één heer en één dame. Aldus bestond de grafelijke woning uit twee verscheiden delen : het Hof ten Oosten (paleis) en het Hof ten Westen (Slagveld). Geen volle eeuw stond Mijns Heeren Hof in de gunst van Lodewijks opvolgers. Hun voorkeur zal voor een tijd naar het Prinsenhof gaan waarna Brussel en Mechelen op de voorgrond zullen treden. Het werd gedeeltelijk verhuurd aan aanzienlijke families, o.a. (vanaf 1465) aan de heer van Humhercourt die zoals u wel zult weten door de Gentenaars onthoofd werd (Vrijdagsmarkt, 3 april1477) en aan de abdij van Oosteeklo, voor dewelke ze niet meer dan een refuge was. Nog eenmaal zou het Hof ter Posterne de frontpagina van het wereldnieuws in beslag nemen : in 1422 werd er Filips de Goede's eerste vrouw, Michelle Valais (= de France), dochter van de Franse koning Karel VI, vergiftigd door haar eerste hofdame, de vrouw van de heer de Vielville. Het hoe en het waarom van die moord wordt ons niet meegedeeld alhoewel het niet moeilijk is die te veronderstellen. Gevlucht zijnde kon de giftmengster niet gerecht worden. De ongelukkige hertogin werd begraven in het hoogkoor van de Sint-Baafs( abdij)kerk. Doch laat ons liever die abdij van Oosteecloo opzoeken waarop zoëven gezinspeeld werd en waarover we het uiteindelijk moeten hebben. N~ar verluidt vormde zich op het einde van de 12de eeuw een religieuze gemeenschap voor vrouwen op een afgelegen plaats, Aelschot geheten, en gelegen ten oosten van Eeklo, te Oosteeklo. In 12 28 trad ze ifl de orde van Cîteau, kregen de nonnen aldus de naam van cisterciënnerinnen. Naderhand gingen deze leven volgens de regel van de H. Bernardus, aanvaarden dus een tweede naam, die van bernardinessen. Hun grote begunstigers en weldoensters waren de gravinnen Johanna en Margaretha van Constantinopel. Helaas stelden de Godsdienstoorlogen een al te vroeg einde aan het vreedzaam bestaan van de bloeiende kloostergemeenschap. Inderdaad, wat in 1580 met de priorij Waarschoot gebeurd was en in 1578 met het cisterciënzerklooster, de abdij van Boudelo (te SinaaiWaas) zou gebeuren, moest ook "Oost-Eecloo" ondergaan : ze werd door de Gentse calvinisten geplunderd, verwoest en in brand gestoken 300


Afb. 2. Met de brok vestingmuur bekend als de "Tur bachten denbeginenten Windgaten (Klein Begijnhof) is dit het laatste overblijfsel van Gents versterkingsgordel (zie Bop plattegrond). Het is gelegen halfweg de Zandpoort en de Posternepoort; staat verscholen tussen een huis Posteernestraat en een ander Oude Houtlei. Toestand 1840. Een aloude getuige die nog steeds wacht om beschermd te worden. Litho van Ch. Onghena.

en de geestelijken in de ellende gedompeld. De gevluchte bernardinessen zochten en vonden een relatieve veiligheid bij familieleden en bevriende families, hopende zo vlug mogelijk het gemeenschappelijk leven te kunnen herstellen. Pas in 1583 namen ze hun intrek in het gewezen Mijns Heeren Hof, de dag verbeidend waarop ze eigenaar zouden kunnen worden van hun woning. Die dag zal op zich laten wachten tot in 1598 toen de stad hun op 27 april niet alleen de lokalen die ze sedert 15 83 betrok ken, maar ook de toren die nabij de poort gelegen was : " een huys, stede ende erfve eertijts eenen turre gheweest daer men t'pesthuus des er stede plach te te hauden ( ... ) ghestaen ende gheleghen is t' eynden de Wijngaertstraete (thans Ingeland) int straetken loopende van t' Inghelantgat (thans Jankvrouw Mattestraat) naer de Posternepcarte (dus de Struifstraat)." De nonnen, die redelijkerwijze hun klooster Posterneabdij hadden kunnen dopen hielden eraan hun oorspronkelijke benaming van abdij van Oosteeklo in ere te houden. Strijdlustig als ze waren staken ze ( 1607 ) de handen uit de (wijde) mouwen en gingen aan het ver- en herbouwen van het door verwaarlozing maar al te gehavend paleis. Zelfs de hofkapel werd opgeofferd om vervangen te worden door een volwaardige kerk (1618). 301


Wapenschild van de abdij. Let op de abtskromstaf. Een in steen gekapt wapenschild bevond zich boven de ingangspoort van de abdij. (Copyright Stadsarchief).

Meer had de herboren abdij niet nodig om zich volledig te gaan wijden aan de "edele " taak die ze zich zelf opgelegd had : de opvoeding van de "adellijke" jeugd. Inderdaad zal Oost-Eecloo wel die geestelijke instelling geweest zijn die bij de hogere standen het meest in aanzien was. Niet alleen de nonnen maar ook de pensionaires kwamen om zo te zeggen uitsluitend uit waarachtige aristocratische milieus of rijkemansfamilies. Het zou ons te ver leiden mochten we kennis willen maken met al die abdissen, een Marie Alexandrine, een Phelippe van Mastam, een Johanna Sanders, een Elisabeth Fransmans, een J ehenna de Hertoghe en al die zusters, een Lievina. van Zevecote, eenJulienne vanden Bogaerde, een Anne d'Exaerde, een Marie de Brunswick, een Lyviene s' Vlieghers, een Catharina van Raveschoot, een Anna de Pottelsberghe, die allen de abdij met hun beste krachten gediend hebben. We zullen ons beperken en alleen over wellicht de grootste van de rij grote abdissen in het zoeklicht laten komen : Isabelle de Houchinalias Sr Eugene.

302


(.,.)

0 (.,.)

Afb. 4. Posternepoort. Links abdijgebouwen; aquarel (einde 18de eeuw?). (Copyright Stadsarchief).


De uit het graafschap herkomstige familie de Houchin-de Longastre moet wel aan het hof van de Aartshertogen Albert en Isabella tot de meest geziene adel behoord hebben, zoniet zou de landvoogdes Infante Isabella Clare Eugenia er zeker niet aan gehouden hebben het meterschap te aanvaarden van het dochtertje van Philippe de Houchin-de Longastre en diens echtgenote Françoise-Ernestine de Gavere : "Isabelle à qui Dieu, par sa bonté divine, Isabelle l'Infante octroya pour marraine". De doopplechtigheid had plaats in 1629. In welke stad of dorp ? In welke- kerk? Vraagtekens. Op zestienjarige leeftijd trok Isabella Clara Eugenia de Houchin het kloostergewaad aan. De Vlaamse afkomst van haar moeder zal er wel niet vreemd aan geweest zijn dat het meisje te Gent terecht kwam, namelijk in de abdij van Oosteecloo. Op veertigjarige leeftijd werd haar het bestuur van het klooster toevertrouwd: "A l'honneur de la tres-illustre, tres-nobleet vertueuse dame, Madame Isabelle Clare Bugene de Houchin dicte de Longastre XXXe abbesse de l'abbaïe D'Oost-Eekeloo de l'ordre de Citeaux. En la ville de Gand, sur le jour de son inauguration et benediction Abbatiale le 3 mars 1669. Gand, Baldvin Manilius". Evenals haar voorgangsters Elisabeth Fransmans (15 .. -1610), Jehenne de Hertoghe (1610-1630), Marie de Bronswiek (1630-1634/gestorven aan de pest) en Francisca vande Steene (1636-1669) verrijkte ook zij de abdij en deed er bouwwerken uitvoeren : op de monstrans deed ze een kruis van diamanten plaatsen; in 1678 richtte ze een pand in tot begraafplaats voor de nonnen; in 1682 trok ze gebouwen op uitgevende op de Houtlei die de ingangspoort verbond met de refter. Haar wapenschild dat tot 1842 een der ingangspoorten versierde verdween pas met de oprichting van de jezuïetenkerk aan de Posteernestraat. Alhoewel ze op het laatst aan verlamming leed bleef ze haar roeping gew~tensvol vervullen en vierde ze in 1720 op een plechtige wijze haar 50-jarig jubileum. Ze overleed op 2 mei 1722. Haar overlijdensakte die in het Stadsarchief berust luidt als volgt : "Isabella Clara Eugenia de houchin dicta de Longastre antea Priorissa Benedicta 1669 -fecit jubilaeum abbat 1720obiit 2 maii 1722 aet. 93. Professicnis 77 et abbatialis Dignitalis 53". Onze abdis, die haar briefwisseling met sr Eugene, abdesse, placht te ondertekenen, heeft gelukkig niet kunnen vermoeden dat de dagen van haar abdij geteld waren. Op 4 mei 1796 tekende de Franse Republiek het doodvonnis van de abdij die stante pede diende ontruimd te worden. Tot overmaat van ramp werd haar een belasting van 22000 Franse ponden opgelegd - na in 1792 door Dumouriez belast te zijn met 7 500 gulden en in 1793 aan de Oostenrijkers voor 603 gulden aan zilverwerk afgestaan te hebben-. In 1797 gelukten de zusters er evenwel in hun ver304


0

-~ '

·.: ~·. ~·· .~-:~5: .: , '

(j.)

,;<,

U1

Afb. 5. Posternepoort. Residentie van Oosteeklo = Jezuïetenklooster. Toestand vóór 1843 toen het poortgebouw gesloopt werd voor de oprichting van de kerk. (Copyright Stadsarchief).


beurd verklaard eigendom opnieuw in te kopen en te betrekken, doch zienderogen ging de inrichting haar volledige ondergang en onttakeling tegemoet. In 1812 telde de abdij nog al met al13 nonnen. Ook dit aantal verminderde op een schrikverwekkende wijze. In 1823 waren ze nog met hun achten, die begonnen in te zien dat het ogenblik van opgeven aangebroken was : op 11 dec. van dat jaar verkochten ze het complex aan kanunnik PetrusJozef Triest (gedenkteken in de Bijlokehof). Meteen kregen enkele jezuĂŻeten van de kanunnik de toestemming hun intrek in Oosteecloo te nemen. Van Triest ging de abdij over in de handen van de jezuĂŻeten, wier aantallangzaam maar zeker aangroeide. Uiteindelijk had in 1832 de doorslaande, dramatische conversie plaats : de allerlaatste bernardinessen (vijf naar het schijnt) en de enkele gezinnen die sedert een mindere of langere tijd delen van de abdij bewoonden, werden verzocht hun tenten elders te gaan opslaan. Waarna nieuw aangekomen jezuĂŻeten de ontstane leemten kwamen opvullen. Met verenigde krachten zetten ze zich aan het werk zodat ze reeds op 23 okt. 1833 hun eerste mis konden celebreren. Uiteraard in de abdijkerk (2). De kerk die weldra veel te klein bleek diende kost wat kost door een grotere vervangen te worden. In 1843 ging bij manier van spreken de kogel door de kerk en begon men met de bouw van het nieuw bedehuis. Helaas vaarde de S.J. niet beter dan de ongelukkige nonnen : op 26 augustus 1956 werd de "residentie Oosteecloo" verlaten om elders een onderdak te gaan opzoeken, o.a. in het Sint-Barbaracollege, dat hetzelfde jaar 19 56 belangrijke verbouwingswerken deed uitvoeren. En ... de gewezen abdij opende haar deuren voor het Hoger Sint-Lucasinstituut. Mogen we bij wijze van besluit voor de zoveelste keer met rood onderstrepen hoeveel wetenschap en wetenswaardigheden in veel van onze toponiemen - veilig en goed bewaard - geborgen zitten ? Al springen we willens nillens bij het heroprakelen van al dit gebergene kultureel voer van de hak op de tak, moe of zat worden we van al dat heemkundig gepraat nooit. En dat we tussendoorde-specifiek Gentse- folklore enig recht laten wedervaren zal ons hopelijk niet kwalijk genomen worden. M.V.W.

NOTEN 1. Zie bijlage 2. L. Brouwers

306


BIBLIOGRAFIE 1. Brouwers, Dr. L., De JezuĂŻeten te Gent, Gent 1980 2. Decavele J. & V annieuwenhuyse J ., Archiefgids, Gent 1983 3. Fris, Dr. V., De oude Straatnamen van Gent, Gent 1925 4. Fris V., Histoire de Gand, Brussel1913 5. Gysseling M., Gent's vroegste Geschiedenis, Gent 1954 6. Haeghen, V. vander, Inventaire des Archives de la Villede Gand, Gent 1887 7. Huysman J ., Abdij van Oost-Eecloo, Gent 1902 8. Palmares, Cinq-cents ans d'histoire, l'Abbaye eistereienne d'Oost-Eecloo,jg. 7, blz. 6 9. Palmares, La Poterne et Ie Palais du Comte de Flandre Ă Gand, jg. 13 blz. 4 10. Werveke, A. van, De Namen van de Straten der Stad Gent, Gent, 1919 11. Werveke, A. van, Nota's in Stadsarchief; dagbladartikels.

307


BIJLAGE Het Zevenjarig Beleg van Gent, een van Gents mooiste Legenden Het is meer dan 1000 jaar geleden, om precieste zijn, in 965, dat de Gentenaars zich op zekere dag een ongeluk verschoten : een machtig leger, aangevoerd door de Engelse koning Edgar (959-975), zijn Franse spitsbroeder Lotharius (954-986) en diens collega, de Schot Duff (962967) die zoals ge zult gesnapt hebben na amper twee jaar strijd er het bijltje bij neerlei (zijn opvolger Colin (967-971) verliet ook al vechtende deze wereld; zijn opvolger Kennith 11 (971-995) zal meer geluk hebben, want hij zal in 972 het Gents avontuur overleven), was op weg om zich van hun dierbare stad meester te maken. Gelukkig maakte de doorstane schrik spoedig plaats voor hun spreekwoordelijke dapperheid en strijdlust. Die moed en wilskracht hadden ze trouwens broodnodig, want hun heer graaf (en markgraaf) Arnulfii (965-988) die maar sedert een paar weken de scepter aan het zwaaien was, had andere katten te geselen dan zich met de zaken van de Gentenaars te komen bemoeien. Geen nood, onze kloeke Gentenaren, die gewoon waren hun plan te trekken, schaarden zich rond Diederik van Beveren, die ze voorafgaandelijk tot Ruwaard uitgeroepen hadden. Samen zouden ze hun stad met hand en tand verdedigen. Inmiddels waren de talrijke Engelse en Franse legerbenden hun tenten komen opslaaan waar de wijde Ekkergemse velden door de Houtleie bespoeld werden. Waarna allen, zowel de belegeraars als de belegerden de (jeukende) handen uit de mouwen staken om, ongeduldig als ze waren, elkaar op de vuist te kunnen gaan. De eersten dachten : "Met dat Gents nest gaan we korte metten maken". De anderen zeiden: "Laat ze maar betijen, we houden ze toch vierkant voor het lapje". Zodat het beleg met veel schwung kon starten ... maar na een jaar van drukke bedrijvigheid nog steeds ter plaatse stond te trappelen. Hoeveel keren de vurige Engelsen, de grijperige Scotten en de heetgebakerde Fransen hun uiterste best deden om die vervloekte gracht van vulsel te voorzien, even veel keren dienden ze met kleerscheuren van een kale reis thuis te komen. (Waar, verduiveld, haalde dat plat werkvolk al die vlijmscherpe pijlen, al die loodzware keien, al die kokende olie vandaan waarmee het ons zo onbarmhartig bekogelde en besproeide ? Hoe komt het dat het ondanks onze hermetische blokkade niet verhongert zoals muizen in een muizeval ?). Hadden ze 't maar geweten dat de Gentenaars al wat ze maar wilden, graan, en vlees, en vis, via de onderaardse gang (posterne) die het Gravensteen met het kasteel van Wondelgem verbond, aan huis brachten De leperds ! Aldus elkaar van over en weer treiterend, pestend en om zeep helpend 308


kroop een jaar voorbij. Kroop nog een jaar voorbij. Kroop een derde jaar voobij. Kroop ... "Ja, maar," begonnen de ontmoedigde stormlopers te klagen, "We krijgen onze volle bekomst van dat flauw spelletje; we willen naar huis; naar onze zuiderse zon en naar onze smakelijke cherrycakes". "En wij naar onze bergen en schapen" doedelzakten de Schotten die hun Engelse broeders tegen hun zin vergezelden. "Houdt uw smikkel" vloekte Zijne Majesteit Edgar, "Ik zeg en 'k zweer het op Sint-Joris' reputatie en krijgseer : zolang ik die vermaledijde stede niet betreden heb en op haar voornaamste marktplein geen koren gezaaid heb, verroer ik hier geen vin". Ik weet niet hoe het mogelijk was, maar nog dezelfde dag kwam Diederik de Ruwaard aan de weet wat er aan de overkant van het water gebeurd was. "Mij goed" schreeuwde de onversaagde kerel zodat ieder het horen kon, "en ik zweer op het (afgehakt) hoofd van Gents patroon Sint-Jan, dat geen enkele poort, groot of klein, meneer de Engelse koning zal doorlaten". En het beleg maar lamlendig-ga-weg blijven voortslepen. Kortom, na zeven jaar - in die glorierijke tijd bestonden alle dingen uit zeven : de 7 dagen van de week, de 7 muzieknoten, de 7 hemelse poorten, de 7 hoofdzonden, de 7 goede werken, de 7 wereldwonderen, en wat Oud Gent betreft : de 7 parochiÍn, de 7 hoge torens, de 7 uurwerken, de 7 hospitalen, de 7 houten bruggen, enz.- toonde niet alleen het soldatenvolk dat het de triestige pret hartgrondig beu was, ook sire Lotharius hing het roemloos gedoe feestelijk de keel uit zodat hij aanstalten maakte om aan de oorlog de brui te geven. Dat koninklijk besluit deed Edgar luizig in de nesten zitten. Wat stond de arme man anders te doen dan wijselijk de groten van het rijk bijeen te roepen en met hen krijgsraad te-houden. Was er nu toch geen een die genoeg uitgeslapen was om de vorst uit de knoei te helpen ? Diepzinnig werd er langdurig beraadslaagd tot uiteindelijk iemand voorstelde de (Gentse) koe bij de horens te grijpen en heel het geval op een koopje te gooien. O.K. zei de vergadering in koor en men wees twee snuggere, van de tongriem goed gesneden schildknapen aan die naar de belegerde stad zouden marcheren om aldaar 's konings zaak te gaan bepleiten. Ongewapend, blootshoofds en elk een wapperende witte vlag zwaaiend, naderden ze behoedzaam de gracht, de Gentse uitkijkposten in 'tEngels diets makend met wat voor wensen ze voor de pinnen kwamen. Lang hoefde het tweetal niet te wachten want onverwijld lieten de Gentenaars de Posterne( val) brug neer en openden ze de Posternepoort. Vervolgens leidden ¡ ze de bezoekers naar het Schepenhuis waar de Ruwaard en de voltallige Magistraat ze vanuit de hoogte, maar hoofs een goede dag toewensten. Met de deur in huis vallend sprak de oudste, tevens rijzigste van de bezoekers, op ieder woord de nadruk leggend : "Zijne Majesteit - de Heer weze Hem genadig - wenst van U Lieden te vernemen wat het U Lieden waard is Zijne Majesteit te veroorloven een handvol koren op het groot-

309


ste marktplein van de stad te laten zaaien aldus de dure eed die Hij gezworen heeft gestand te kunnen houden". Diederik van Beveren die de spreker van repliek diende, toonde geen trekkers nodig te hebben om de tegenspeler te woord te staan : "Meld Uw Heer en Meester dat ook ik - en dit in naam van al wat Gents is - een heilige eed gedaan heb : ik zwoer dat onze poorten voor niemand, ook niet voor koningen of keizers, zullen geopend worden. Van het bezaaien van de Vrijdag(s)markt zal dus niemendal in huis komen. Zeg bovendien aan Zijne Majesteit Edgar dat ik geen kruidenier ben en hem derhalve niemendal kan verkopen". Urenlang duurde nog het dovemansgesprek, hetwelk, dat begrepen beide tegenstrevers maar al te best, op niets zou of kon uitdraaien, dus ook niet op de beĂŤindiging van de uitzichtloze oorlog. Reeds stond de conferentie op springen en de Engelsen gereed om hun matten op te rollen, toen de deken van de Vrije Schippers- die uiteraard meester was in het "schipperen", beweerde de knoop te kunnen doorhakken : ''De koning wil mordicus koren zaaien op de Vrijdag(s)markt, maar zal dat niet kunnen omdat hij voor gesloten deuren zal staan. Welnu wat is er dat ons belet in de stadsmuur een opening te kappen groot genoeg om hem te laten passeren. Heeft hij zijn handvol graankorrels rondgestrooid, langs dezelfde weg kan hij de stad en met zijn volk het land verlaten". Zo gezegd, zo gedaan. Halfweg de Posternepoort en de Turrepoort (aan de Poel) sloegen forsige handen een bres in het metselwerk en wierpen een loopbrug over de Houtleie. Stralend van danige voldoening stapte Sire Edgar over de brug, door de tunnelvormige opening (de muur was inderdaad ruim 3 m dik) en fullspeed naar de Vrijdag(s)markt. Begeleid door luid handgeklap deed hij wat hij niet laten kon waarna hij eerst de kleine en daarna de grote terugtocht kon aanvatten ... en de Gentenaars dagen en nachten al dansend en drinkend feest vieren. Toen graaf Arnulf vernam hoe manhaftig zijn Gentse onderdanen zich zeven jaar lang gedragen hadden vond hij het maar vanzelfsprekend dat ze voor die heldendaad fiks beloond werden. Hoe kon hij dat anders dan door hun stad een waarachtig wapenschild te verlenen : een witte leeuw op een zwart veld of als ge wilt "van sabel met een leeuw van zilver". Het is Marcus van Vaernewyck (1556) die 't ons verklapt, het moet dus waarrrr zijn ! "Een pittoreske, kruidige, kortom wondermooie legende" hoor ik u zeggen. 'k Zou het een beetje geloven. Men mag ze zelfs niet beschuldigen van A tot Z ĂŠĂŠn grote uit-de-mouw-schudderij te zijn : die drie koningen en die graaf heersten werkelijk over hun onderscheiden volken; die poorten en die bres hebben bestaan. Zoals ge wel zult weten herinneren drie toponiemen aan die poorten : de Zandpoortstraat, de Posteernestraat en

310


de Turrepoortsteeg. Twee andere plaatsnamen verwijzen ons naar het verdwenen Slagveld (plattegrond C) en het nog bestaande Ingelandgat. Twee spruiten gewassen op een inderdaad vruchtbare legende-bodem. Slaan we het woordenboek open op het trefwoord Ingeland - Ingelande, dan vernemen we, wellicht met enige verwondering dat er sprake is van een "eigenaar (eigenares) van land in een bedijkt gebied (waterschap, polder), de gemene ingelanden, al de eigenaars binnen zulk een gebied" (Van Dale, 1976). Dat de naam wellicht heel vroeg gebruikt werd om het gebied zelf aan te duiden is iets dat we onze voorouders niet kwalijk kunnen nemen. Ons Ingeland was voorzeker noch een waterschap, noch een polder, maar een waarachtig eiland, gevormd door de Leie en de Houtlei, te vereenzelvigen met de Sint-Michielswijk, een wijk die trouwens een goed gestoffeerde geschiedenis heeft. In 1321 maakte men in de stadsmuur, op de plaats gelegen tegenover Poortakker een tamelijk brede bres om het talud van de Houtlei van een watertrap te voorzien, "It. J. van Brucelle, van 1 huuskine, dat hem viel upte veste bachten Ingeland mids eenen ghate, dat men maecte inden mur, 8 ib. (1) en opende men een weg leidende naar die trap. Voor de laatste keer werd deze vernieuwd in 147 8, een bewijs van zijn reden van bestaan. Hij kwam aan zijn einde bij het opvullen van de Houtlei (1899); zijn belendende muurpartijen waren reeds sedert lang gesloopt (1564). Hoe men het straatje noemde dat naar de trap leidde, weten we niet; misschien duidde men het aan met "bi den gate van Inghelant ( 1369). Hoe dan ook heette de verlenging ervan Ingeland strate (1330) alleszins reeds in 1433 veranderd in Vrouw Mattenstrate. Thans bekend als Jonkvrouw Mattestraat (plattegrond 11). Een van de oudste straatjes van de wijk was heslist de Wingardstrate (1354);die naam behield ze tot in het begin van de 16de eeuw toen men het zonderling genoeg Inghelandgat ging betitelen. Helaas duurde het niet lang of dat Gat begon het volk lelijk parten te spelen : Men zei : "Het zijn niet meer dan ongeletterden die ons eiland Ingeland noemen, wij zijn snugger en sprekenmet overtuigingvan Engeland". Het is zo klaar als een klontje dat, toen onze straatnamen in 1812 h~n "officiĂŤle" vertaling kregen, de Gentse municipalitĂŠ de straat Rue d'Angleterre doopte. Niettegenstaande het burgerrecht dat de naam Engelandgat verworven had en niettegenstaande de taaiheid waarmee de Engeland-legende haar voortbestaan verdedigde, moest er een ogenblik komen waarop sommigen dat vermeend recht gingen betwisten. De eerste die een lans brak voor het opdoeken van dat en van nog menig ander onzinnig en onhistorisch toponiem; was Alfons van Werveke die anno 1919 in zijn "De Namen van de Straten van de Stad Gent" voorstelde de oorspronkelijke

311


benamingen van al die verkrachte toponiemen in eer te herstellen. Van Werveke's campagne viel bij het Gemeentebestuur- wie had dat gedacht ? -in goede aarde, want op 4 oktober van hetzelfde jaar gaf deze aan de Commissie van Monumenten de opdracht het voorstel in kwestie aan een onderzoek te onderwerpen en zo vlug mogelijk een verslag op te maken. Dat verslag, inhoudend een ontwerp van naamwijziging kwam er, maar, lacy !, het belandde met de laagste dienst waar reeds zoveel andere ontwerpen belandden en nog belanden ... in een veilige, maar duistere lade. Toen men in 1938 overging tot de invoering van de eentaligheid der straatbenamingen, herinnerde men zich het sluimerend rapport. Gevolg : een nieuw verslag dat op 29 sept. 1939 het levenslicht aanschouwde. Het College keurde het goed en gaf het in handen van een splinternieuwe drieledige Commissie bestaande uit de gemeenteraadsleden F. Desmedt (soc.), 0. van Hauwaert (lib.) en J. Vermeulen (kath.). Ons triumviraat liet er geen gras over groeien, maakte zijn besluiten bekend en ... de oorlog brak uit. In juni 1942 raapte het Oorlogscollege de gevallen draad op en - einde goed, alles goed - gaf ons Ingeland de eer die het toekwam. Op de plattegrond (C) is slechts een gedeelte van het Slagveld getekend. In feite moeten we ons de ruimte door het "veld" ingenomen voorstellen als zijnde gelegen tussen de Houtlei, de Maagdestraat, de Annonciadenstraat, de Galgenberg en de Brandstraat. Als we Diericx mogen geloven zou men het gedeelte kant Maagdestraat in zijn tijd nog als Klein Slagveld gekend hebben en het gedeelte kant Brandstraat als Groot Slagveld. Volgens de legende was het de plek waarvan de belegeraars zich meester gemaakt hadden en waar ze kennis maakten met de uitvallen en beschietingen uitgevoerd door de Gentenaars. Aangezien er op die plaats alles behalve gevochten werd moet de naam derhalve een andere oorsprong hebben. Maar welke? A. van Werveke meent die te kunnen aanwijzen. Het loont de moeite hem bij zijn bewijsvoering op de voet te volgen. Het (Slag)veld was ten Westen begrensd door een langgerekte, nu verdwenen, heuvelrug die de Stad reeds heel vroeg van de heer van Gavere huurde om er haar galg, haar wiel of rad (waarop geradbraakten gelegd werden) en haar mik (gaffelvormige boomtak waaraan zelfmoordenaars gehangen werden) op te richten. In 1299 verhuisde het weerzinwekkend spul naar de Muide om plaats te maken voor enkele windmolens die ofwel graan maalden ofwel olie (koolzaad) sloegen : "den Rooden Molen; den Koelmolen; de Bakkerinne; den Molen op den Wispelberg". De molens die olie voortbrachten noemde men slagmolens en de molenaars olieslagers. Geen wonder dat de plaats, veld, gelegen vóór de heuvelrug niet zelden Slag-veld genoemd werd - de verlenging ervan, Onderbergen, had dezelfde komaf- natuurlijk ter oorzake van de nabijgelegen molens. 312


Zolang men ons geen meer steekhoudende verklaring aanbiedt, kunnen we niet anders doen dan vrede te nemen met Van Werveke's gedachtengang.

NOOT (1) Stadsrekening. BIBLIOGRAFIE F. de Potter, Gent, VIII P. de Ryck, Gentianen, een Resem oude Gentse Sagen A. van Werveke, Het Slagveld, Vooruit P. de Ryck, LĂŠgendes et Contes populaires gantois Flanderns Vergangenheit im Spiegel seiner Sagen

OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbettus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 u. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u vooraf voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.

313


EVEN MEMOREREN : 100 JAAR GELEDEN WERD GEORGE SARTON GEBOREN Op 31 augustus was het 100 jaar geleden dat George Sarton geboren werd in de Twee Bruggenstraat als zoon van een Directeur-Hoofdingenieur bij de Spoorwegen. Het is vrijwel zeker dat de naam Sarton de overgrote meerderheid der Gentenaars helemaal niets zegt, maar dit is vaak het lot van veel verdienstelijke mensen met wereldfaam : in hun eigen stad of land zijn ze vrijwel onbekend. Hij begon zijn studies aan het Atheuneum alhier en zette ze verder aan het Atheneum van Chimay waar hij gedurende 4 jaar "interne" was. In 1902 laat hij zich inschrijven aan de Universiteit aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, iets wat hem blijkbaar niet zeer ligt, want na 1 jaar verlaat hij de Universiteit. Hij komt er terug 2 jaar later, maar deze keer aan de Faculteit der Wetenschappen. Dit schijnt de juiste keuze te zijn. Hij neemt deel aan de universitaire wedstrijd voor Scheikunde en voert experimentele onderzoekingen uit over catalytische verschijnselen in het Laboratorium van Prof. Frédéric Swarts. Met succes, want hij wordt uitgeroepen tot laureaat. Hij had inmiddels met een vriend de socialistische studentenbeweging "Reiner Leven" gesticht, iets wat beroering verwekte in het burgermilieu waaruit hij stamde. In 1911 promoveert hij tot Doctor in de Wis- en Natuurkunde. Hij trouwt in hetzelfde jaar met een Engelse schilderes, Mabel Elwes, die als decoratrice werkzaam is bij Dangotte. Vegetariër en geheelonthouder George Sarton zorgt voor een nieuwe sensatie wanneer hij de van zijn vader geërfde, gereputeerde wijnkelder openbaar laat verkopen. Dat vader Sarton wel met enige kennis van zaken zijn wijnkelder zal aangelegd hebben, blijkt uit het feit dat zoon George met de opbrengst ervan een ruime villa kan kopen in Wondelgem. Hij gaat er wonen en vat daar het werk aan dat hem heel zijn leven zal bezielen : van de Geschiedenis der Wetenschappen een aparte discipline maken die de vergelijking zou kunnen doorstaan met de andere takken der wetenschap. Hij besluit een eigen tijdschrift uit te geven. Duizenden geleerden worden aangeschreven; maar wie is nu geïnteresseerd in de geschiedenis der wetenschappen ? (Wij zijn in 1912). Er komen nauwelijks 100 voorintekeningen binnen. Dat is niet in staat om "le feu sacré" van Sarton te blussen. Het eerste nummer van zijn tijdschrift "Isis" verschijnt in 1913 en levert hem een verlies op van meer dan 3.300 fr. Sarton is nog tevreden ook, want hij had gerekend op 4.000 fr. 314


..f,;ff.

,.

/ /. George Sarton. Foto Stadsarchief.

315


Hij zit aan het Nr. 5 als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. Zijn villa in Wondelgem wordt bezet door de Duitsers, maar hij krijgt wel de toelating om naar Nederland te vertrekken. Vandaar wipt hij meteen over naar Engeland en in 1915 komt hij aan in New-York met een schamel bezit en een ongeschokt vertrouwen. Hij zou zich daar een normaal inkomen kunnen verschaft hebben, had hij les willen geven in Frans of in Wiskunde. Maar neen, het moest de Geschiedenis der Wetenschappen zijn. Dank zij aanbevelingsbrieven krijgt hij enkele bescheiden baantjes, maar het zou zeker zwarte sneeuw geweest zijn voor de familie Sarton, \Yare het niet dat ze opgevangen werd door de in Amerika gevestigde stadsgenoot van George, Leo Baekeland. Samen met enkele vrienden brengt Baekeland 3.400 dollar bijeen. Zij worden geschonken aan de Harvard University te Cambridge in Massachusetts, op voorwaarde dat Sarton er 2 jaar zou kunnen werken. Dat wordt aanvaard, maar na het verstrijken van deze termijn zit Sarton toch weer zonder werk, want er bestaat practisch geen interesse voor de geschiedenis der wetenschappen in de universitaire kringen. Maar dan komt er een gelukkige kentering. Sarton kan met zo veel enthousiasme spreken over wat hem bezielt dat hij het heilig vuur kan overbrengen op dewiskundige Robert Simpson Woodward. Op het eerste zicht niet zo belangrijk, maar ... deze man is President van de zeer rijke Carnegie Institution te Washington. In 1919 wordt hij er aangesteld als "Research Associate" met een ruim salaris plus tal van andere financiĂŤle faciliteiten. Er wordt zelfs administratief personeel ter zijner beschikking gesteld. Wat doet Sarton ? Hij hervat onmiddellijk de uitgave van zijn geliefd tijdschrift "I sis". Met iets zit hij evenwel danig verveeld : hij mist geweldig de grootste universiteitsbibliotheek van de wereld : deze van de Harvard University. Hij stelt bijgevolg voor kosteloos les te geven als hij een lokaal in de bibliotheek mag gebruiken. Zijn aanbod wordt aanvaard en hij keert terug naar Massachusetts en zal verder blijven wonen en werken in Cambridge. Een bizarre situatie : hij werkt voor een universiteit die hem niet betaalt en hij wordt betaald door een inrichting die weinig van hem hoort of ziet. Toch kwam hij er niet, omdat de uitgave van zijn tijdschrift permanent deficitair bleef. Hij moest de Harvard University overhalen hem een karig loon te betalen en zijn vrouw sprong anderzijds in door wat bij te verdienen met het geven van lessen in toegepaste kunst. Het is pas 20 jaar later dat hij zal benoemd worden tot hoogleraar. In 1927 verscheen zijn standaardwerk in 3 delen "Introduction to the

316


history of science" dat beschouwd werd als de "bijbel" van deze discipline. Het is duidelijk dat iemand die zich bezig houdt met de geschiedenis der wetenschappen het tegenovergestelde moet zijn van een specialist, hij moet een universele geest bezitten. En dat bezat Sarton. Hij was onder de indruk gekomen van het enorm belang van de Oosterse (lees Arabische) bijdrage tot de ontwikkeling der wetenschappen. Om een goed begrip te kunnen hebben van de middeleeuwse wetenschappen, achtte hij de kennis der Arabische taal onmisbaar. Hij ging bijgevolg Arabisch studeren Om de oorspronkelijke bronnen te kunnen raadplegen. Zijn talenkennis was overigens meer dan indrukwekkend. Buiten het Nederlands, het Frans (zijn moedertaal), het Engels, Duits, Latijn en Grieks, was hij vertouwd met het Zweeds, Portugees, Spaans en Italiaans. Hij had bovendien noties van het Turks, Hebreeuws en Chinees. Vandaar zijn grote invloed in het Oosten. Sommige van zijn werken werden trouwens vertaald in het Arabisch, Hebreeuws, Perzisch en Japans. Alhoewel Sarton 71 jaar oud werd heeft hij slechts een klein deel kunnen verwezenlijken van het werk dat hij zich voorgesteld had te zullen doen. Vergeten wij niet dat zijn standaardwerk slechts een "Introduction" was die dan verder in detail moest uitgewerkt worden. Sarton is zeer gehecht gebleven aan wat hij "my native country, beloved Vlaanderen" noemde. (Wie zou dat niet ?) Hij bleef trouwens een uitgebreide correspondentie voeren met vrienden en kennissen zoals A. J. J. Van de Velde, Michel Thiery en de in Zweden verblijvende zoon Andries van J ules Mac Lead. Zijn vrouw Mabel, die hem heel haar leven bijgestaan had, stierf in 1950. Niettegenstaande deze zware slag bleef hij doorwerken, ook na zijn emeritaat in 1952. Op weg naar het vliegveld, om een voordracht te gaan geven in Montreal, kreeg hij een hartaanval waaraan hij enkele uren later overleed. Dit was in 1956. De betekenis van een Sarton ontgaat volledig aan de gewone man, maar ook in de zogenaamde wetenschappelijke kringen is hij onvoldoende gekend. Hij is de grondlegger geweest van een wetenschap die slechts weinigen aanspreekt. Zij vertoont dan ook geen enkel spectaculair aspect en leent zich niet tot sensatie-artikels in de pers. Zij schijnt bovendien geen enkel practisch nut te bezitten. Weet dan toch dat sinds bijna 50 jaar aan de Universiteit van Harvard de graad bestaat van Doctor in de Geschiedenis der Wetenschap pen. Hoeveel kraters op de maan werden er genoemd naar Gentenaars? Alvast 2 : de Adolphe Quetelet- en de George Sarton-krater.

317


De lezers die geĂŻnteresseerd zijn in George Sarton verwijzen wij graag naar het artikel van R. Calcoen dat verscheen in de "Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde van Gent" - Deel XXXIV- 1980- pp. 181-191. En ... natuurlijk ! : Loop eens binnen in het Museum voor de Geschiedenis der Wetenschappen in de Korte Meer. Het loont altijd de moeite. HUGO COLLUMBIEN VORIGE JAARGANGENVAN GHENDTSCHE TYDINGHEN

Nog verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad : Jaargang 1973 1976 1977 1979 1981 1982 1982

nrs 11-12 nrs 2-3-4-5-6 nrs 2-3-4-5-6 +volledige jaargang nrs 1-2-3-4-5 + id. id. nrs 1-3-4-5-6 + nrs 2-3-4-5-6 + id. Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal nr.)

Prijs per afzonderlijk nr. 50 fr. Prijs per volledige jaargang 250 fr. Gentse stadstrams en -bussen ( Lode Hoste) Prijs per boek 250 fr. (lid) - 350 fr. (niet lid) +port 30 fr. Tijdschrift en boek kunnen afgehaald worden elke zondag, van 10/12 u., in het Documentatiecentrum, behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen. Portkosten bij betaling op postrekening : 1 of2 nrs 13 fr. 3 of 4 nrs 26 fr. vanaf 5 nrs 40 fr. Volgende heruitgaven zijn nog verkrijgbaar : -Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata' 1e uitgave door Hondius 100 fr. - Plattegrond Gent 1796 door Goethals identiek aan origineel 100 fr. Plattegronden worden niet opgestuurd, maar afgehaald in het Documentatiecentrum. De Bibliothecaresse, VAN GELUWE-EGGERMONT A. 318


V. DE VAN EYCK'S TE GENT :LEERLINGEN EN MEDEWERKERS (le deel) " ... ghegheven in hoofdscheden den kinderen te meester Ubrecht, VI s. gr." Toen in 1425 de schepenen van Gent een bezoek brachten aan het atelier van Hubert van Eyck om de werkzaamheden aan het altaarstuk voor de kapel van het stadhuis te zien, gaven zij aan de leerjongens een fooi. Dit gegeven gaf aanleiding aan de 19de eeuwse citici om een onderzoek in te stellen naar de Gentse leerlingen van Hubert van Eyck. ELISABETH VAN EYCK Zoals we reeds meedeelden, blijkt de zuster van de gebroeders van Eyck ook werkzaam geweest te zijn in het atelier van Hubert. Lucas de Heere vermeldt dat zij samen begraven lag met Hubert in de Vijtkapel; verwonderlijk is dit niet, ook het stoffelijk overschot van Catharina Vrancx werd in hetzelfde graf geplaatst als dat van haar broer (naast deken Maximiliaan van de Woestyne) in de crypte van de St. Baafskathedraal, waar thans de Gentse Calvarietriptiek is opgesteld. De traditie wil dat zij in 1426 overleed, m.a.w. kort voor of kort na het overlijden van Hubert. Zij is dus na zijn overlijden terug opgedolven en/ of bijgezet in de kathedraal. Van Vaernewijck (noot 12 a) noemt haar als eersteMargaretha. Daar er tot nog toe geen enkel eigentijds document gevonden werd waarin ze vermeld wordt, beschouwen bepaalde critici haar als een legendarische figuur. Daar zij kort voor haar broer overleed, moeten wij in het boek der issuerechten haar naam vermeld vinden in 1426. Op hetzelfde blad naast de vermelding van het ontvangst van de erfgenamen van Hubert van Eyck lezen we "Idem, van de erfgenamen van Elisabeth Byek's 20 sch.gr" (.. 102). Merkwaardig is dat men regelmatig bij vrouwen een s na de familienaam plaatst als een syntaxis voor het woordje "van", terwijl als de s vooraan geplaatst wordt dit een declinatie is voor eigenlijk het praefix van het woord "de". (noot 33). Uit het issuerecht leren we dat tijdens de betaling voor Hubert ook voor een naamgenote werd betaald, nl. Elisabeth van Eyck. Wij mogen hier zonder meer stellen dat de zuster van de gebroeders van Eyck niet Margaretha, maar Elisabeth noemde. Tijdens de beeldenstorm werden de opschriften in de Vijtkapel vernield. Van Vaernewijck, die wistuit Lukas de Heere's ode, dat de van Eyck's een zuster hadden die schilderde, maar die de naam niet meer kon lezen van de vernielde epitafia, heeft waarschijnlijk de naam van een vrouwelijke van Eyck, die hij wel kende door een portret, nl. dat van de 319


vrouw vanJan van Eyck, verward met de voornaam van de zuster, waardoor zij Margaretha en niet Elisabeth genoemd werd. Aan de zuster werden dan ook de zgn. minder vaardige delen van het Lam Gods toegeschreven, nl. de Sybillen en de profeten, dit alleen of in samenwerking met Gerard van der Meere. (noot 52). Dhanens (noot 35) noemt eveneens deze verkondigers archaïsch, waardoor zij deze figuren toeschrijft aan Hubert. Kan men van een archaïsme spreken als men dezelfde gevoelsmatigheid terugvindt in de werken van Van der Goes ? Deze figuren zijn op een hogere ouderdom afgebeeld en veel expressiever weergegeven dan de overige personages van het gesloten retabel, waardoor een toeschrijving aan een andere schilder verantwoord lijkt, doch dan denken we in de eerste plaats aan Hubert en niet aan diens zuster (en/of leerlingen). De miniaturen uit het Turijns-Milanees gebedenboek, die men haar toekende, kan men gemakkelijk verwerpen daar deze geschilderd werden omstreeks 1450. Verder trachtte men Margaretha (lees : Elisabeth) van Eyck te identificeren met de meester met het gezicht op St. Goedele (103), een Brussels schilder werkzaam omstreeks 1500. In 1903 schreefDülberg (104) een "0.-L.-Vrouw met de inktpot" uit het Musée Jacquemart-André te Parijs af van Hugo van der Goes (105) om deze op naam te brengen van de zuster van de van Eyck's. Thans dateert men dit paneel kort vóór 1500 en staat het op de naam van de meester van de André-Madonna (106). Dülberg (o.c.) kende aan deze vrouwelijke van Eyck ook de "Drie Maria's bij het graf" uit het Rotterdams Museum Boymans-van Beuningen toe (107). Traditioneel naderen van links de drie Maria's, elk in een eigen verschillende uitgesproken kleur gekleed, maar als groep samenhorend door de melkwitte hoofddoeken. De figuren gaan verloren onder de zware kleren, waaronder geen lichaam aan te voelen is; de tekening is vrij slap. Hun tengere proporties met te klein hoofd herinneren aan de miniaturen van de gebroeders van Limburg. Panofsky (noot 68) ziet verwantschappen tussen de geknielde Maria-Magdalena en één der Sibyllen van het Lam Gods. Het is alsof ze een dialoog voeren met de engel met het krullend haar; dit element is in ieder geval niet kenmerkend voor de eyckiaanse kunst. De engel en onder hem de robuste soldaat roepen de stijl van Jan voor ogen. Het slechte perspektief van de sarcofaag met het grote deksel treft men ook aan bij de fontein op het aanbiddingspaneel van het Gentse retabel. De onzekere plaatsing van de rechtse soldaat verwijst in geen geval naar van Eyck. Het landschap is in de geest geschilderd van het middenpaneel van het Lam Gods. Midden in de stad Jeruzalem herkennen we zonder moeite de moskee van Omar, die werkelijk in het centrum van d~ stad stond op de rots, waarop eens de Joden hun Tempel gebouwd hadden, die door Titus in 70 na Christus verwoest werd. Tijdens de middeleeuwen heeft men verkeerdelijk deze vreemde 320


Philip van der Clyte-altaar (1468-1472). Museum Boymans-van Beuningen, Rotterdam. (Foto: Joost Goethals).

stijlgebouwde moskee voor de oude Tempel aangezien. De stad toont nauwe verwantschappen met deze op Breydelbach's houtsnede "De pelgrimtocht naar het Heilig land" (1486 ). De landschappen van Bertrandon de la Broquière in "Voyage d 'Outremer" en Jan de Taveniers Chroniques en conquêtes de Charlemaigne wijzen erop dat dit stadszicht bekend was in onze gewesten ( 108). De berg links en de lucht zijn overschilderd, de stralen die van rechts komen -het goddelijk licht dat valt uit die zijde, terwijl de zon links opkomt (zoals bij de geboorte van de meester van F lémalle te Dijon) -wijzen er op dat het paneel een fragment is van een grotere compositie . Door de stunteligheid in bepaalde details waren enige critici van mening dat dit werk van de hand was van een oudere schilder, met name, niet Elisabeth, maar Hubert van Eyck (109 ). Sommigen dachten dat de overschilderingen - zoals bij het Lam Gods - van de hand waren van Jan (110 ), doch totaal in strijd met het stevige modelé van deze jonge van Eyck is het poëtische gevoel door een mindere plastische visie van de vormen, die alle hardheid wegneemt door middel van toonwaarden, die aanduiden dat het aspekt van de dingen beïnvloed wordt door het licht van de atmosfeer. De meer impressionistische factuur ver-

321


wijst reeds naar de kunst van Hugo van der Goes. De wapens van de soldaten wijzen er op dat dit schilderij ontstond in de 2de helft van de 15de eeuw (111). Rechts op een steen herkennen we het wapen van Philip van der Clyte (de Cammines) (112) omringd door de ketting van de Orde van St. Michiel, welke in 1469 door de Franse koning Ladewijk XI gesticht werd. Waele meent dat Philip van der Clyte dit schilderij reeds vóór 8 augustus 147 2 in zijn bezit had, de datum waarop hij de Bourgondische Nederlanden voorgoed verliet (noot 38a). Persoonlijk kan ik moeilijk aanvaarden dat het schilderij na maart 1469 geschilderd werd (indien dit werk tot stand kwam tijdens zijn Bourgondische periode), daar hij vanaf toen verbleef in verschillende steden (Atrecht, St. Omaar, Wervik) en kort daarna reisde naar Frankrijk (1469), Groot-Brittannië (14701471) en Spanje (1472). In vergelijking met andere schilderijen mogen we aanvaarden dat de schilder minimum 8 maanden aan deze voorstelling (fragment) gewerkt heeft, waardoor we de datering van de opdracht niet in 14 72 mogen plaatsen, maar tussen 146 7 (de aanstelling van Karel als hertog, waarbij zijn knaap Philip de Cammines de taak toebedeeld kreeg van diplomaat) en maart 1469. In 1467 stuurde de hertog Philips van der Clyte naar Gent om regelingen te treffen in verband met de Plechtige Uitvaart van het stoffelijk overschot van Filips de Goede, het huwelijk met Margaretha van Y ork en de Blijde Intrede van Karel de . Stoute te Gent:. Van der Clyte laat zich uit over de Gentse magistraat en de bewoners_ van de Arteveldestad : "A dire la vérité, après le peuple de Liège, il n'en est de plusINCONSTANT que ceulx de Cand... je ne puis penser camment Dieu a tant préservé cette ville de Gand dont tant de mieux sant advenus et qui est de si peu d'utilité pour la chose publique du pays ou elle est assise" (113). Van der Clyte werd naar Gent gestuurd om te onderhandelen, daar Gent zijn geboortestad was (en niet Ruwerschuere). Toen hij geboren werd in 1447 woonde zijn vader Colarddie gehuwd was met Catherina d'Haveskerke- in het Peenhuis in de Huurdochterstraat (een straat aan de St.-Michielskerk) te Gent (114), dat hij waarschijnlijk geërfd had van zijn vader, terwijl de oom van Filips, Jan van der Clyte, het huis van Wazières alsook het landgoed Cammines erfde. Barbara van der Clyte weduwe van Hendrik Tollin deed daarentegen afstand van haar eigendom, nl. een gedeelte van het Braemsteen in de Onderstraat, ten voordele vanJan van de Kethulle, raadsheer van de hertog van Bourgondië ( 115). Het is pas bij het begin van de onlusten tussen de Gentse magistraat en de hertog, dat Colard van der Clyte in 1451 zich terug trok naar zijn landgoed dat hij van Filips de Goede gekregen had, nl. Ruwerschuere (Renescure) nabij Ariën (Aire) (alsook Sint-Venant). Het opzettelijk archaïsme (o.a. de kledij van ca. 1420 en de eyckiaanse stijl) van deze "Drie Madonn's bij het graf'' was gebruikelijk als het onderwerp zich afspeelde enkele jaren voordien (o.a. 322


de Levensbron cfr.) - wat hier niet het geval is - of als er een persoon voor zijn ouders of grootouders een fundatie stichtte (116). We mogen dus aanvaarden dat dit laatste het oorspronkelijke doel van dit paneel was, daar zijn vader reeds in 1453 en zijn moeder in 1455 gestorven waren. Jan van der Clyte werd als voogd aangeduid, doch Philip (van wie de hertog peter was) genoot zijn opleiding aan het Bourgondische hof. Een andere mogelijkheid was, dat dit paneel opgedragen werd aan zijn grootvader (117), die in 1351-52 baljuw van Gent was en die door Lodewijk van Male in de adelstand verheven werd. Dat dit paneel mogelijks te Gent - waar zijn ouders en grootouders geleefd hadden - tot stand kwam, kan gestaafd door de grote reminiscenties aan het Lam Gods. Merkwaardig is dat noch Daniël de Rijke (de meester van de Gentse Calvarietriptiek ?), noch Hugo van der Goes, die leidinggevende figuren waren tijdens de versieringen, belast werden met deze opdracht, waardoor we de maker van dit werk niet noodzakelijk onder de Gentse schilders moeten zoeken, doch eerder misschien onder de kunstenaars die werkzaam waren aan de versieringen. Philips werd pas nadat hij werkzaam was voor de Franse koning opgenomen in de orde van St. MiehieL Nu weten we met zekerheid dat de steen met het wapen omringd door de ketting van deze orde pas later op het paneel geschilderd werd (noot 109c), waardoor we veronderstellen dat Van der Clyte dit werk samen met zijn inboedel tijdens zijn vlucht naar Frankrijk heeft meegenomen. In die periode werd waarschijnlijk ook het paneel verkort, overschilderd en aangepast om te prijken op zijn nieuwe plaats. Een minder aanvaardbare theorie is dat een Vlaams s-childer tijdens een verblijf in Frankrijk het paneel heeft geschilderd, daar de materialen, de techniek en de reminiscenties aan verschillende Vlaamse werken volledig verwijzen naar dè Nederlanden; toch herkennen we een typische Middellandse plantengroei (118). LIEVEN VAN DER CLYTE In 1854 publiceerde Alexander Pinchard (noot 82b) een brief daterende uit 1416 van de Gentse notaris Gewijde de Boeye gericht aan de Raadskamer van de hertogen van Bourgondië ( 119); waarin het "Laatste Oordeel" geschilderd in 1413 door Lieven van de Clyte voor de gerechtszaal van het Gravensteen zeer geprezen werd. De· hoge Raad van Vlaanderen had zich in 1407 geïnstalleerd in dit oud-grafelijk verblijf en het was dan ook niet verwonderlijk dat Van der Clyte gedeeltelijk betaald werd met het geld van de boete opgelegd op 25 augustus 1411 aan de baljuw van Hulst en Axel. De Busscher (noot 32) vond geen enkele verwijzing, waardoor hij dacht dat Lieven van der Clyte tijdelijk te Gent verbleef om dit werk te schil323


'1

Kruisiging & Laatste Oordeel (2de helft lSde e.) New-York , Metropolitan Museum. (foto Joost Goethals)

324


deren. Het was Van der Haeghen (120), die deze schilder uit de duisternis naar voor wist te brengen. Na de dood van Lieven's ouders - Nikolaas en Katelijne de Groite, wordt de grootvader Mathijs de Groite op 5 juni 1383 aangeduid als voogd. Mathijs was toen reeds aangesteld als voogd van Annekine den Amman, het petekind van diens vrouw Katelijne Ferrants. De schepenen bepaalden hierbij dat een deel van Lieven's erfenis zal besteed worden "omme siin ambacht mede te leerne van den schilders" (121). Reeds in 1406 wordt Lieven van der Clyte vermeld als schilder ( 122). Het blijkt Lieven niet voor de wind te zijn gegaan, daar hij op 13 februari 1417 (N.S. 1418) zelfs een deel van zijn huis in de Lange Munte moest verkopen (123); waarschijnlijk nam hij dan ook het hesluit om opdrachten buiten het Gentse te aanvaarden, daar hij op 13 december 1418 een paard kocht (124). In 1422 sterft deze schilder te Gent. Van der Haeghen (noot 120) meent dat hij een lid was van de adellijke familie Van der Clyte ( cfr.), dit kan weerlegd worden daar we uit de l!Uccessierechten weten dat zijn erfgenamen niet woonachtig waren te Gent (125). Maeterlinck (126) neemt zonder enige reden aan dat het "Laatste Oordeel" van Lieven van der Clyte te identificeren is met de New-Yorkse diptiek voorstellende "De Kruisiging" en het "Laatste Oordeel" ( 127). Nadat Durrieu (128) het testament van Jean du Berrydaterende uit 1416- gepubliceerd had, waarin eveneens melding wordt gemaakt van een Oordeeldiptiek, neemt Maeterlinck aan dat de hertog kort voor zijn dood het Laatste Oordeel van Lieven van der Clyte verworven had. Wij kunnen onmogelijk de New-Yorkse diptiek vereenzelvigen met het "Laatste Oordeel" geschilderd door Lieven van der Clyte voor het Gravensteen, daar in de brief duidelijk melding wordt gemaakt "un très bel tabbel tout doré et de fin aisur", wat ons direct aan de techniek doet herinneren van de pre-eyckiaanse taferelen uit het begin van de 15de eeuw ( 129). Nadat Durrieu in 1902 het in 1904 verbrande gedeelte van de "Très Belles Heures de Notre Dame" te Turijn gepubliceerd had, ontdekte Hulin de Loo het andete deel van dit getijdenboek in het bezit van prins Trivulzio in Milaan (noot 21). Door de vermelding "le gran maestro Johannes (van Eyck) que prima fé'arte diminaire sivi ut hodie loquimvr MINIARE" uit 1524 schreefHulinde Loo vier verluchtingen toe aanJan van Eyck, terwijl hij de overige miniaturen op het aktief plaatste van Hubert, wat aanvaard werd door enkele critici (130); Anderen meenden dat deze 4 miniaturen door de tal van reminiscenties aan Jan's werk van de hand waren van een leerling (131), terwijl de overige miniaturen juist van de hand vanJan waren. Soms schrijft men de figuren toe aan Hubert, terwijl men de interieurs en de landschappen op de naam van Jan plaatst (noot 22c). Door de archaïsche vormgeving van de verluchtingen "De vinding van het H. Kruis" en "De Virgo inter Virgines", alsook de grootte van de figuren, kende men deze toe aan een 325


helper (met name Elisabeth van Eyck). Terecht merken sommige historici op dat noch Hubert, noch Jan in aanmerking komen voor het auteurschap (132). Door de beweging, het narratief karakter, de driehoekige gezichtsvorm en de fijne kreukelige plooienval van de vier miniaturen, dacht men dat deze van dezelfde hand waren als de New-Y orkse diptiek, aan deze groepering voegde men nog een getekende "Annonciatie" toe (noot 39b). Hierdoor schreefMaeterlinck eveneens de miniaturen aan Lieven van der Clyte toe. Op deze verluchtingen ontdekte hij tal van Gentse gebouwen, die eigenlijk veel jonger zijn dan het Turijns-Milanees getijdenboek. Inmiddels had men ook ontdekt dat Van der Clyte's oordeel in 1482 gereinigd werd door de Gentse schilder Augustijn de Brune (133), waardoor Maeterlinck (134) niet langer meer dit "Laatste Oordeel" kon vereenzelvigen met de oordeeldiptiekuit de verzameling van de hertog van Berry. Toch bleef Maeterlinck het New-Yorkse tweeluik op het aktief plaatsen van Lieven van der Clyte, die kort vóór 1416 het Turijns-Milanees getijdenboek- toen het eigendom was van Jean du Berry- verluchtte, hoewel men op het miniatuur "de landing van een vorst" duidelijk het banier van het huis HollandBeieren" ziet. Door de relatie met het gebedenboek schreef men Hubert ( 135), de jonge Jan (136) of een navolger, meestal een Nederlander (zoals Albert van Ouwater (137), een Limburger (noot 39b), een Bruggeling of een Gentenaar, de New-Yorkse panelen toe. Dhanens (noot 35) wijst er op dat dit tweeluik zich totaallaat inlassen in de Gentse ikonografie en verwijst naar een paneel, dat gespaard bleef van de vernielzucht der Beeldenstormers en dat hing in de St. Michielskerk. Waarschijnlijk baseert zij zich op Van Vaernewijck (noot 12a), die vermeldt : (zo bleef ongeschonden aan de vernielzucht van de geuzen in de St.-Michielskerk) die constighe tafele gheschildert van wit ende zwart (= grisaille) van den name ]hesus, daer veel helighen dien hooghen name boven ende anbidden ende den inghen Sente Michael int midden, en daeronder een helle. Daer buten (nog een tafereel) SentePieter ende Sente Pauwel gheschildert es ende binnen ander dynck, tot devocie verweckende", dat hing in de kruiskapeL Het eerste werk was van de hand van "meester]aspar" en het andere van een onbekend kunstenaar. Deze kunstgewrochten werden inderdaad tijdens de eerste plunderingen gespaard, doch na de twee volgende vernielingen (24-25 aug. 1578 en 10 maart 1579) was de kerk volledig verwoest. Men leest dan ook in het kerkarchief van 1585-1586 "Item men heeft doen ajlegghen de eerste sanctuarie mits tschoonmaecken van het steen ende het stoppen van de dueren, mits oock een nieuw duere te maecken duer den dieken muer van de name ]hesus capelle" en "Item betaelt on Bertelmeeus Augustyn, ghelasemaecker, voor dat hij van onse ghelasevensters, die in de ghuesevenster van de cruyscapelle ghestaen hadden, ghestopt heeft acht gaten vande grootevenster in de naeme 326


]hesus capelle". (138) Het altaarstuk in de kapel van de Zoete naam van J esus - mogelijks gebeeldhouwd door Mathijs de Kien (de Key) - kennen we door een getekende voorstudie (139). De meester Jaspar is niemand minder dan Gaspar (Gerard) Horenbout, die in 1525 de opdracht kreeg om deze panelen te schUderen voor Lieven van Pottelsberghe en Livina van Steeland (noot 156) .. Een nader onderzoek van de New-Yorkse luiken lijkt hier wel verantwoord. Op het eerste paneel zien we een Calvarie. De groep onderaan vinden we terug op Van der Weydens Madrileense Piëta in het Prado. Zoals bij Rogier drukken de HH. vrouwen hun droefenis niet uit in de gelaatsuitdrukking, maar door gebaren (noot 73c). De starende vrouw rechts is de sibylle van Eritrea en vertoont gelijkenis met deze op het Gentse altaar (noot 68). Haar houding treffen we aan op Van der Goes' verloren geraakte Kerstnacht (noot 90). Daarna zien we de woelige spottende menigte, die veel te expressief en narratief behandeld is om van de hand van Jan van Eyck te zijn (noot 73c). In deze menigte herkennen we de gezichten van de apostelen Hermita en Pilerius op het Gentse retabel (noot 130c). Het witte paard voor de groepering is eveneens ontleend aan het Lam Gods. Op het ander luik is het Laatste Oordeel afgebeeld. De opstelling van Maria, Christus en Johannes de Doper gaat terug op Van der Weyden's Laatste Oordeel te Beaune, terwijl het coloriet van de kledij van Maria en Johannes naar het voorbeeld zijn van het Gentse altaarstuk. De archaïsche figuur van Christus herkennen we in spiegelbeeld op Petrus Christus' Berlijns "Laatste Oordeel", dat een gelijkaardige kompositie vertoont als dit paneel. Het T-vormig kruis treffen we ook aan op Christus' werk, doch de wereldbol met het kruis en de marmeren zuil ontbreken op de New-Yorkse voorstelling. De engelen met muziek en passie-instrumenten zijn ontleend aan Rogier's en Christus' voorstellingen. De U-vormige opstelling der gelukzaligen, gaat oorspronkelijk terug op het miniatuur "St.-Jan op Patmos" van de gebroeders van Limburg in de Très Riches Heures (Condé, Museum), ·doch staat dichter bij Christus' voorstelling. Gelijkaardig als bij Christus' paneel zien we de aartsengel staart op de dood met vleermuisachtige vleugels. Deze engel roept ons direkt St. Michaël op Jan van·Eyck's Dresdener altaartje voorogen, terW-ijl de zee en het strand duidelijke verwantschappen tonen met "De landing van een vorst" uit het Turijns-Milanees gebedenboek (noot 21). Zoals bij Rogier's en Christus' voorstelling kruipen de zondaars uit de aarde, doch geen enkele stijgt er ten hemel of omgekeerd, zoals we opmerken in Bout's "Hellestorting" (Parijs, Louvre). Persoonlijk vermoed ik dat de voorstelling van de hel een vrije repliek is naar de verdwenen predella ( = onderstuk) van het Lam Gods, die een gelijkaardig onderwerp had en waarop ook Petrus Christus, Gerard Horenbout en Rogier van der Weyden zich gebaseerd hebben (140). Men dateert deze New-Yorkse diptiek kort vóór of kort na het Lam Gods, waar327


door men aanvaardt dat de hoger aangehaalde schilders zich op dit tweeluik inspireerden. Door de wapendracht (noot 111), bepaalde hoofddeksels (van omstreeks 1470) en vooral het grauwe koloriet aanvaard ik eerder dat deze diptiek geschilderd werd in de 2de helft van de 15de eeuw. We hebben hier duidelijk te maken met een compilatiewerk en niet omgekeerd. In vergelijking met de engel Michaël en de dood met vleermuisvleugels mogen we aanvaarden dat de houterige gedrongen figuurtjes in een gewild stuntelig archaïsme geschilderd werden. Door de reminiscenties, het beeldschema en de opschriften mogen we aannemen dat we hier te maken hebben met een Vlaams werk.

Rudy Van Elslande (Wordt vervolgd)

NOTEN 102. Item van den Hoyre van Lysbetten Eeks 20 sch. gr., Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1426-1427, f. 319 vo. 103. Zie hiervoor R. Avermate, Schertspantheon van de Vlaamse School, Brussel, 1972, blz. 20-21, 34. 104. F. Dülberg, Die Ausstellung altniederländischer Meister in Brugge, in : Zeitschrift fur büdende Kunst, N.F., XIV, 1903 blz. 52. 105. Vlg. Leclanché Parijs 20 mei 1892 geveild onder deze naam, overgenomen door H. Perrer, Gazette des Beaux-Arts 1873, blz. 364. 106. ]. Lavalleye, Meester van de André-Madonna, in : Anonieme Vlaamse Primitieven, Catalogus met wetenschappelijke bijlage, Brugge 1969, nr. 25. 107. Vlg. J. Wynckelman (heer van 't Neetersche), Brugge 4 mei 1770, vlg. Bernhard Bauwens, Brugge 8 augustus 1826; verz. W. Middelton te Brussel; vlg. Christie, Londen 26 januari 1872 nr. 140, verz. Sir Charles Robinson; tentoonstelling Burlington Club 1892 (in de catalogus zien we een reproductie in fotogravure); verz. Sir Francis Cook; tentoongesteld te Brugge in 1902, nr. 7; verz. Sir Frederick Cook, tentoongesteld in de Guüdhall te Londen in 1906; verz. Sir Herhert Cook, Richmond; sinds 1939 verz. D. G. van Beuningen, Vierhouten; in 1958 gelegateerd aan het Museum Boymans-van Beuningen te Rotterdam. Materiële gegevens :Olie op eik, 89 x 71,5 cm., ongesigneerd en ongedateerd, onvolledig en voltooid. 108. R. Maere, Over het afbeelden van bestaande gebouwen in het schilderwerk van Vlaamse Primitieven, in: Kunst der Nederlanden, dL I, 1930-1931, blz. 201 e.v. 109. a) Hulinde Loo, in : Annuaire de la Societé pour le progrès des études philosophiques et historiques, 1902; b) E. Panofsky, The Friedsam Annunciation and the Problem of the Ghent Alterpiece, in : The Art Bulletin, dL XVII, 19 35, blz. 433 e.v.; c) L. von &ldass, Jan van Eyck, Londen-New-York, 1952, blz. 37; d) M. Whinney, Early Flemish Painting, Londen 1968; e) E. Fromentier, Issued Monthy Hubert and Jan van Eyck, in : Masters of Art, dl. 5, Augustus

328


1904; f) 0. Seek, noot 88b; g) M. ] . Friedländer, noot 9 a (enkel editie 1924); h) Beenken, noot 2 h; i) E. Durand-Greville, noot 92;j ) L. van Puyvelde, noot 23 e. 110. R. Van Luttervelt, HoUancl's musea, Parijs 1974, blz. 79-81; E. Panofsky, noot 68. 111.]. Squilbeck , Une oeuvre enigmatique "Les trois Marie au Tombeau" du musée Boymans à Rotterdam, in : Belgisch tijdschrift voor Oudheidkunde en Kunstgeschiedenis, dl. XXVIII, (1-2), Brussel, 1959, blz. 53-77. 112.]. B. Rietstap, Armorial Général, dl. I, Gouda 1884 : Clyte (de la) de Communes. P. Bergmans, Armorial de Flandre du XVI sciècle , Parijs-Brussel1919 , blz. 15, ill. 220-221-222. I =wapen van Philip van der Clyte, de Commines; !I = familiewapen en van Colard I van der Clyte; lil= wapen van Philip's vader Colard II , heer van Ruwerschuere en St.-Venant. I

I I

III

OITil

Roo d

§

Blauw

l=!:'<d

Goud

c:J

Zilver

113. Philip Vander Cly te schreef zijn eigen memoires : Anet, kasteelbibliotheek, hs. Le sejour de deul pour le trèspas de messire Philippe de Commines, seigneur d' Argenton : gepubliceerd dr. Kervyn de Lettenhove, Lettres et Négociations de Philippe de Commines, Brussel1867; vgl. A. G. Jong hees, L' Autorité Historique de Philippe de Commynes - compte rendu de l'ouvrage de Bittman, in Annales de Bourgogne, dl. 3-4; 1972, blz. 80-84; F. Ernst, Philippe de Comynes, Memorien, Europa in der Krise zwischen Mittelater und Neuzeit, 197 5. 114. Gent, Stadsarchief, J aarregister,_1409-1410, f. 59. 115. De Potter, noot 52, dl. VI, blz. 68. 116. Friedländer M. ]., Die Altniederländische Malerei, dl. 7 en 11 (Bespreking Gooswin van der Weyden's Calmphoutpaneel, Berlijn Staatliche Museen). 117. Over Colard I van der Clyte, heer van Cammine zie noot 113. Onbekende gegevens : "Kenlic zy etc. dat van den Ile XXIX ponden par., die Lievin Gheilinc hiesch mer Coelaerde van der Clite, heere van Comine, over scepenen van der kuere in ghend, die hij hem sculdich ende tachter es van werke, dat hij ghewrocht heeft ende destoffe ghelevert an thof (ter Posterne), dat men eedt sGraven Bosch, an Bourgoie ende anden turre ter Posterne (Gent, Stadsarchief, jaarreg. 1387-88, f. 11 ). In 1377 en 1380 is hij één der aanstellers der schepenen van de stad; hij wordt hier vermeld als ridder (P. de l'Espinoy, Recherche Desantiquitez et Noblesse de Flandres ... , 1631, blz. 542-547 ) ; "Jan de Lathauwer~ wordt veroordeeld tot het betalen van 26 s.gr. aanJan Vriman, als borg staat mer Coelard van de Clite" (Jaaregister 1402-1403, f. 63 vO). De schuld die Gillis van den Bossche moet betalen aan Fransoise de Hane (Jaarreg. 1401-2,

329


f. 58 v<>) wordt als kwijting betaald door de eerst genoemde aanJan van der Clyte (idibem, f. 63 rO), die mogelijks een wolverkoper was, daar Margriet Baenjaerts aan hem wol koopt (idibem f 57 rO). 118. G. Hulin de Loo, Les voyages des frères van Eyck's avant 1425, in : Bulletin de la Classe des Beaux-Arts. Académie Royale de Belgique, dl. XIV, Brussel 19 32, blz. 127; vgl. A. Grisebach, Arcliiekturen auf Niederländischen und Französischen Gemälden des 15. Jahrhunderts, in: Monatsheft für Kunstwissenschaft, 1912, blz. 261 (zie ook noot 108); cfr. noot 29a. 119. Item à Lievin dele Clite, pointre demourant en la ville de Gand, pour la fachon d'un très bel tabbel tout doré et de fin aisur, duJugement de Nostre Seigneur Jhésu-Crist, par lui livré en ladicte chambre en l'an mil quatre cent et treize, qui cousta à faire à tout l'estoffe de marchié à lui fait par le receveur des exploix, par le sceu de mesdiz seigneurs du conseil, soixante-quatre livres parisis, desquelz LXIlil livres Joos de Valmerbeque, lors bailli de Hulst et d' Axeles, pour certain meshus et désobéissance par lui commiseenvers Monseigneur, en paya par sentence et condempnacion de mesdiz. seigneurs du conseil, XL livres, pour ce qu'il avoit fait bannir J ehan le Pelt, Hlz de J ehan, par les eschevins de Hungersluus à la semonce et recouvrement dix ans hors du pays de Flandre, nonnobstant que mes diz seigneurs du conseillui avoient escript par leurs lettres doses qu'il ne procédast plus avant contre lui à loy, pour ce qu ledit Jehan avoit composé paravant du roeisme fait pour lequel il avoit attrait en cause à Robrecht Boudins, lors bailli des Quatre Metiers, pour laquelle désobéissance et meshuus il avoit esté condempné par mesdiz seigneurs du conseille XXVe jour d'aoust mil quatre eens et unze, à payer au dit receveur desdiz exploix la somme de XL livres parisis foibles, si comme par certifHcacion de mesdiz seigneurs du cónseil, escripte le darrainjour de décembre l'an mil quatre cent et quinze, cy rendue à court peut apparoir; pour ce ycy ladicte sommede LXIlil livres parisis. Rekening overgemaakt door notaris Gewijde de Boeye aan de Raadskaroer van de hertogen van Bourgondië (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Algemene koninklijke archiven, rekenkamer, reg. 21795). 120. V. Van der Haeghen, Autour des van Eyck- Le peintre Lievin van der Clite, prédécesseur de Hubert van Eyck, à Gand, in: Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, Gent 1914, blz. 4.348. 121. Kenlijc sij allen lieden, dat Mathijs de Groete es commen vor scepenen ende heeft verkend dat hij onder hem heeft X lb. gr. tor. toebehoorende Liefkine van den Clite, hem toecammende ende verstorven van Claise van den Clite ende Katelinen van den Clite, siere vader ende moeder ware, ende van Katelinen Ferants, siere groetvrauwen, boven allen commere, de welken commer in hem trect Mathijs de Groite, groitheere van der vors. weesen. Item heeft de selve Mathijs onder hem V lb. gr. toebehorende Annekine den Amman, hem toecammen van Katelinen Ferants, siere groitvrauwen, boven allen commere de welke commer Mathijs vors. an hem ghetrocken heeft ende heeft belooft beede de vors. weesen te houdene van alre sustinanchen, alse hemlieden behouven sal anghaende der somme vorseit. Versekert up hem ende up al tsine. Ende et sijn borghen over hem ende elc over al, Jhan van Herleghem dhoude ende Jhan de Raed, over de maerct... Actum XVI januarii. Voert consenteren scepenen dat men nemen sal IIi lb. gr. van der somme van den X lb. gr. Liefkine toebehorende, omme siin ambacht mede te leeme van den schilders. Dus bliven onder Mattyse rustende VII lb. gr., versekert up den vorn. seker.

330


Actum V junü, int scependom ser Willems Gruters ende sire ghesellen (Gent, Stadsarchief, Staten van Goederen 1386-87, f. 29). 122. Kenlic zij eet. dat Jan Witte ende ComelisVinke commen sijn eet., kenden ende lijden dat sij vervaen hebben ende vervaen Lievine van den Clite, scildere, dat hij Willemme den Roeden vermoeden ende betalen sal de somme van viertich sceelen gr. onthier ende Paesschen naestcommende, sonder langher verste Actum XXV die octobris anno XIIIIC sexto. (Gent, stadsarchief, jaarregister 1406-1407, f. 4 vü). 123. Kenlijc sij etc. dat Lievin van den Clyte commen es etc. kende ende lijde dat hij heft vercocht wel ende redelic Thomase U ten Berghe, deere helft, ende in dandere helft een achstedeel, van den huus gheheeten de Viere Heemskindere, staende in de Langhe Munte, tusschen den Cleenen Hert ende tParadijs, alsoet Livine vors. toebehoirde. Desen coep es ghedaen omme de somme van sevene ende twintich ponden grooten tomoys, te betaelene bij payement in der maniren naervolghende, te wetene es, sesse ponde vijftien se. grooten tsente J ansmesse anno XIIIIC ende XVIII eerstcommende, sesse ponde XV se. gr. te Kerssavonde daer naervolghende, ende also vort te sente Jansmesse ende Kerssavonde achtervolghende, telken payment betalende sesse ponde XV se. . gr. torn. totede vors. somme al vulbetaelt zal zijn. Versekert up hem etc. Actum die XIII februarii anno XIIIICXVII (Gent, Stadsarchief, Jaarregister 14171418, fol40 vO). 124. Kenlic etc. dat Lievin van der Clite commen etc. kende ende lijde dat hij sculdich es J anne Goethals de somme van twee lb. VII se. gr. VIII den. gr. van den coepe van eenen paerde, te betalen te Vastenavende eerstcommende. Verzekert up hem ende up al tsine. Actum 111a die decembris anno XIIIICXVIII (Gent, Stadsarchief, jaarregister 1418-1419, f.16 vO). 125. Item van den hoyre van Lievine van den Clyte, XXsc. groten. (Gent, stadsarchief, Rekening van de stad, ontvangst van de erfenisrechten, 1422-23, f. 47 vO). 126. L. Maeterlinck, L' énigrne des prirnitifs français, Gent,?, blz. 82, 189-200. 127. De New- Yorkse diptiek : "Kruisiging en Laatste Oordeel, olie op paneel (verdoekt) elk : 19,5 x 56,5 cm.; Ongesigneerd en ongedateerd; onvolledig en voltooid; opschrift op de lijst :Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een ieglijk naar zijn weg, doch de Heere heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen; opschrift op de panelen : Venite, benedicti p(at)ris mei, Ite, vos maledicti, in ignem eternum, Chaos magnu(m) - Urnbra mortis; Herkomst :Uit een Spaans klooster, verz. Prins D.P. Tatistcheff (middenpaneel gestolen door een bediende?), verz. Tsar Nicolas I, St. Petersburg, Ermitage, . New-York, verz. Knoedler, New-York Metropolitan Museum. 128. P. Durrieu, Heures de Turin, Paris, 1902; herwerkt in 1922 : Les Très-Belles Heures de Notre-Damme du Duc Jean de Berry. 129. vgl. E. Vandamme, Technieken voor Reliëfapplikatiesin de 14de-eeuwse schilderkunst der Nederlander, in: Jb. v.h. Koninklijk Museum vr. Schone Kunsten Antwerpen, 1971, blz. 7-12. 130. F. Winkler, noot 22a; 0. Pächt, noot 96;]. Held, in: Art Bulletin 1955. 131. Friedländer M. ]., noot 9a;Panofsky E., noot 68; A. Chatelet, cfr. noot 22c, Martens B., Meister Francke, Hamburg, 1929, blz. 17 4; Renders !J.OOt 3a; G. ]. Hoogewerff, De Noord-Nederlandsche Schilderkunst, Den Haag 1936-1947, dl. 11, blz. 5; Musper T., Untersuchungen zu Rogier van der Weyden und Jan van Eyck, Stuttgart, 1948, blz. 83; R. M. Tovell, Flemish Artists of the Valois Courts, Toronte 1950, blz. 7 6; A. Pigler, Das problem der Budapester Kreuztra-

331


gung, in: Phoebus, dl. lil, 1950-1, 12. 132. L. von Baldassnoot 109c; C. Tolnay, Zur Herkunft des Stiles der van Eyck, in : Münchner Jahrbuch der Bildenden Kunst, new ser., IX, 1932, blz. 325. 133. Meester Augustin de Brune, schildere, wonende te Gendt, de somme van XXX lb. par. overstoffe ende facoen, verrnaeet ende gherepareert te hebbene een tafle van den Oordeele Ons Liefs Heeren, hanghende in de camere van den rade daer men dinct, bij compositie ghemaect metten voorschreven Augustin bij mijnen heeren van den rade, de vorschreven somme van XXXlb. p. (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, rekenkamer, koninklijke archiven, Reg. 21852). Augustijn de Brune zoon van Pieter (en niet Hugo) werd op 16 april1466 meester. Tijdens de versieringen in 1468 te Brugge voor de Blijde Intrede van Karel de Stoute ontvangt hij een zeer laag loon. In 1484 wordt hij aangesteld als deken van het gild, in dat jaar levert hij de ontwerpen voor de leeuwen van de Gentse schandpalen. Kort daarna maakt hij voor de Blijde intrede van Maximiliaan de wapens van deze keizer en diens zoon Filips de Schone om op te hangen op de Kollatiezolder van het stadhuis. In 1487 wordt hij vermeld als gezworene (noten 32 & 33). 134. L. Maeterlinck, Hubert van Eyck et les peintres de son temps, Gent 19.. ??, blz. 93. 135. a) G. Hulinde Loo, noot 21; b) A. Mayer, cfr. noot 22; c) H. Beenken, noot 2h; d) H. B. Wehle-M. Salinger, A catalogue of Early Flemish paintings, Metropolitan Museum, New-York 1947; e) E. Larsen, noot 101.; f) L. van Puyvelde, noot 23e; g) E. Durand-Greville, noot 92. 136. E. Panofsky, noot 68. 137. Tolnay, noot 132b; M. Dvofàk, Die Anfänge der holländischen Malerei, in : Jahrbuch der Königlich Preussischen Kunstsamrnlungen, dl. XXXIX, 1918, blz. 51. K. Voll, Die altniederländische Malerei von Jan van Eyck bis Memling, Leipzig 1906, blz. 269; H. Zimmermann, Ueber eine frühholländische Kreuztragung, in : Amtliche Berichte aus den Königlichen Kunstsamrnlungen, dl. XXXIX, 1917/8, col. 15; Baldassnoot 109; 0. Benesch, Ueber einige Handzeichnungen des XV. Jahrhunderts, in : Jahrbuch der Preussischen Kunstsammlungen, dl XLVI, 1925, blz. 181. 138. De Potter F, noot 52, dl. VII blz. 394. 139. M. Vanroose, De Beeldhouwkunst van de 16de eeuw, in: Gent 1000 jaar Kunst en Cultuur 1975, blz. 477,483. 140. A. Chcîtelet, Roger van der Weyden et Jean van Eyck, in : Jb. v.h. Koninklijk Museum vr. Schone Kunsten te Antwerpen, 1966, blz. 7-38;vgl. noot 131 F.

332


ONZE GENTSE KEUKENRUBRIEK (Vervolg) Dat onze Keukenrubriek vele mensen interesseert blijkt uit twee belangrijke antwoorden die ons toekwamen op onze vraag betreffende zekere kruiden en specerijen die aan onze Keukenpiet onbekend waren. Het ene kwam van een Gents folklorist M.V.W. die ons pittig schreef: "Wat uw Keukenpiet niet weet, weet mijn keukenmie toevallig wel", terwijl een zekere H.C. chimiste-parfumeur uit Boechout (waar gaat onze Palmares zich toch overal nestelen ?) laat weten : "Om de in "Palmares" gesignaleerde tekortkomingen van Oude Keukenpiet wat aan te vullen, ziehier enkele inlichtingen". (1) De opgaven van de twee gelegenheidscorrespondenten komen perfect goed overeen, dus moeten zij juist zijn. Wijwillen gaarne onze lezers er van·laten genieten; dus blijven wij voor ditmaal nog in onze kruiden en specerijen - vooruit dus maar : ziehier het samengevat resultaat van de twee. BAZIELKRUID "Ocimum basilicum", basilicum of koningskruid of balsemkruid, is gelijkaardig aan maar minder fijn dan dragon, dat de Gentenaars wel beter zullen kennen onder de Franse benaming "Estragon". Wordt gebruikt in de preparatie van sausen, ook in de bereiding van likeuren van het "Chartreuse"-type. Het bazielkruid doet ook dienst als sierplant, werd zelfs in potten in de kamer gekweekt. De blaadjes worden ook gebruikt om azijn te kruiden en wild te bereiden. KORIANDER Zaad van "Coriandrum Sativum". Is één van de bestanddelen van Indische curry. De noordervolkeren kruiden er hun brooddeeg mee. De koriander werd gebruikt in de likeurstokerij en in de suikerbakkerij; men vond de korianderolie in de apotheek. Als plant verspreidt de Koriander een onaangename geur; gedroogd worden de zaden welriekend. KARDEMOMOFKARDAMOM Cardimona. Practisch iedereen maakt ten onrechte van de laatste m een n. In het frans "Cardamomme". Is zaad van "Elettaria Cardamomum". De zaden worden gebruikt door de likeurstoker, de suikerbakker en de (1) Namen die we nug nog ontmoeten als medewerkers aan "Ghendtsche Tydinghen".

333


banketbakker. Is een van de bestanddelen van Indische curry. Wordt ook gebruikt in de bereiding van pickels, sausen, enz. Kardemomolie was steeds in voorraad bij drogist en apoteker.

MARJOLEIN "Origanum vulgare", "Origanum Majorana", ook genoemd "Majorana Hortensis". De bladeren ervan werden gebruikt in de bereiding van vleessausen, conserven, azijn. Ook dienstig bij de bereiding van vlees. In haar geheel werd de gedroogde plant ook gevoegd bij sla, bonen of erwten. Uit de bloem bereidde men medische marjoleinolie, marjoleinbalsem en marjoleinwater. VIER KRUIDEN Een mengsel van peper, muskaatnoot, kruidnagel en kaneel, echter in ongelijke delen. Volgens M.V.W. kan het vierde kruid, namelijk kaneel, ook soms vervangen worden door gember. Werd gebruikt voor de bereiding van lekkerkoek, door de Gentenaars beter bekend als "lekkerkoekee" ! MAANZAAD

Niet te verwarren met maankruid, een sierplant ook nog gekend onder de naam van "Judaspenning" (in het gents "Tsudasgeld"). Het zijn namelijk die zilveren blaadjes, eindigend in een scherpe punt, die, gepeld en gedroogd in vazen een schitterglans verspreiden. Maar maanzaad is het zaad van de papaverbol. H.C. schrijft : "Ik zie niet waar het zou kunnen gebruikt worden als condiment, tenware misschien voor de bereiding van "Olluizekenssaus". Het is de gelegenheid om er op te wijzen dat de olluizekens vroeger door het grootste aantal der Gentse moeders werden gebruikt om een fopspeen, in het afkooksel ervan gedoopt, in de mond te stoppen van de lastige kleintjes, die alzo gemakkelijk in slaap werden gebracht, zodat sommigen wel voorgoed bleven slapen. Hedendaags is het een product waarvan het extract alleen tegen doktersrecept bij de apotekers kan bekomen worden. In de apoteek in het Museum voor Volkskunde kunnen er nog enkele prachtexemplaren van worden bewonderd in een glazen

334


bokaal. Het zal u nu misschien interesseren te vernemen wat de reactie was van Oude Keukenpiet bij het opdoen van al die nieuwe wetenschap ? Wel hij zei: "Nen mens weet dat misschien wel allemaal, waar wie gaat dat nu zover zoeken met al dat Latijn ? V oor ons zijn frieten, patafriet en geen patatus frietus en is varkenspoot pied-de-porc en geen poreus potus. Elk zijn eigen pijp en toehak en foila~tout !". Oude Keukenpiet wordt oud en koppig en erg "op zijnen ponteneur". Palmares dankt in allen gevalle van harte de twee gelegenheidsredakteurs en houdt zich steeds zeer aanbevolen. Laat ons ten slotte vermelden dat M. V.W. het nodig vondt er op te wijzen.dat er in Gent een Peperstraat, een Komijnstraat, eenKorianderstraat en een Magelein of Marjoleinstraat bestaat.

*

*

*

In onze kindertijd leerden wij op school een prettig marsliedje dat wij bij gelegenheid op wandeling langs veld en in bos wijd uitgalmden : "Wij reizen om te leren "Door heel het land "En hebhen als wij keren "Ook meer verstand." Het is daaraan dat wij dachten toen wij in onze Kempen bij een aangenaam verblijf eens de vergelijking maakten tussen een paar aangename dessert-gerechten en de aldaar gebruikte benaming of voorstelling. POTTYNCK OF PUDDING

Wij hadden het vroeger al eens over de Gentse Pottynck, gemaakt van oud brood, met toevoeging van rozijnen of krenten, en in verfijnde vorm met afval van patisserie; ook de engelsevorm als plum-pudding. In onze Kempen is pudding heel iets anders. Het is de doodgewone vanillepudding uit pakjes, zoals die bij ons wordt bereid, met melk, in een vorm gegoten en later gestremd en gedemouleerd en die er zo aantrekkelijk uitziet met zijn goudgele kleur en zijn beweeglijkheid, Zf?dat een oud vriend van mij er de schilderachtige naam aan gaf (mag ik mij op voorhand bij ons vriendelijke lezeressen verontschuldigen ?) van "lutsepoepe". Maar in de Kempen wordt vanillecreem doodgewoon bereid maar niet in vorm gegoten maar per porties op dessertborden. Terwijl 335


de creem nog warm is, vóór het stremmen, worden daarin stukjes ananas, schijfjes banaan, halve kersen of druiven gelegd. Koud wordt zulks als dessert onder naam van pottinck opgediend. RIJSTPAP

Ook de rijstpap wordt op voorhand op borden gegoten en koud opgediend. Twee Kempische specialiteiten echter : op ieder bord vindt men een slordig draadje of stukje van een draad safraan dat zo rondom uitlopend een rijke goudgele kleur geeft, en bij ieder bord krijgt men een potje niet bruine suiker, maar heel bleekbeige suiker; in ' t Gents : bleekmeulsuiker. Sinds deze zomer willen mijn kleinzoontjes van geen donkerbuine "meulsuiker" niet meer weten. "PANNEKOEKJES"

Ook die komen als dessert op tafel, niet plat of gerold maar klein van vorm en in twee geplooid en eveneens met bleke suiker. Ware bruine suiker schijnt dus in de Kempen uit den boze. Ook nog even een Kempisch gerecht : EIEREN MET HESP EN KAAS IN DE OVEN

Neem enkele gekookte eieren, snijdt die in twee, leg ze met de witte rondekens naar omhoog op een eerst goed met boter ingevette vuurvaste schotel; leg daarop enkele schijfjes dunne kaas (liefst gestolde) en daarover zeer dunne schillen rauwe gerookte hesp. Steek het geheel in een goed verwarmde oven. Ik verzeker u, een middag of avondkostje om u, (met toevoeging van een paar aardappelkroketjes ) de vingers bij af te likken; oh shoking, net alsof er geen servietjes (er zijn er nu toch zovele papieren met zo'n mooie tekeningen) bestonden ! Excuus. Maar deze niet-Gentse gerechtjes kregen bij Oude Keukenpiet volle instemming. Eens proberen ? Op voorhand smakelijk eten. (Wordt vervolgd) R. V.K.

336


VRAAG EN ANTWOORD Antwoord van de Heer M. Van Wesemael op de vraag van de Heer D. Maes (Gh. T. 1984 -Nr. 3 - p. 202)

Lievevrouw-Coopman, Oude GentscheMaten en Gewichten, in Oostvlaamse Zanten XXI, 1946 blz. 63-83 H. de Schryver, De oude Landmaten in Vlaanderen Reactie van de Heer M. Van Wesemael op de vraag van de Heer Ronald De Buck (Gh. T. 1984 -Nr. 3 - p. 202) Terloops vermeldt de heer De Buck in zijn vraag dat de scherprechter P.J. Hamel tevens bloemist was. Dat detail mocht bij sommige lezers enige verbazing opwekken. Inderdaad waren de scherprechters medeburgers zoals de anderen : zij of hun vrouw mochten een bedrijf of beroep uitรถefenen; alleen was het hun verboden een tapperij open te houden. Hamelliet dan ook regelmatig advertenties in de Gazette van Gend verschijnen waarvan ik een paar meedeel : 1) Dat 'er in den Hof van Philippe Hamel, Officier Crimineel der Stad Gend gestaen aen de Coupure uyt 'er hand te koopen is eene partye Tulipen waer onder veel meer syn by-geplant als in het verleden jaer, voorders zal men naer de Tulipen verkoopen ontrent 8000 Renankels alle van de beste qualiteyt. Men zal in den gemelden Hof de zelve bloemen konnen bezichtigen va~ negen tot elf uren's morgens en van dry tot vyf uren's naer middags: zullende voor ofte naer die uren niemand in den Hof toegelaeten worden. (7 mei 1778) 2) Philippe Hamel, Officier Crimineel der Stad Gend, presenteert in groote en kleyne partyen t' elks gerief uyt de hand te koopen eene groote quantiteyt Renankels die reeds sedert vier dagen in Bloemen staen. (21 mei 1778) 3) P. Hamel, O.C.d.S.G:, laetweten dat syne Tulipen in volle bloemen staen om uyt 'er hand aen de Liefhebbers te verkoopen waer onder syn extra Bizarden als ook alle soorten van witte Superfyne; voorders zal hy noch uyt 'er hand verkoopen 1000 Renankels bestaend uyt 100 verscheyde soorten volgens de Catalogue in zynen Hof te zien. Hy heeft de Renunkels het verleden jaer van Maestricht ontvangen en de zelve zullen den 20. dezer in volle bloemen staen waer na een ider zig kan reguleeren. /Zijn broer woont te Maestricht/ (15 mei 1780) In Hamels tijd bestond geen sociale verzekering tegen arbeidsongevallen. Wie zo'n ongeval overkwam mocht feestelijk in de kou blijven staan. "Ik niet" zei Philippe op zekeren dag waarop hij 2 vonnissen uitgevoerd had en waarbij hij een kledingstuk beschadigde en zich een arm bezeerde. 337


Voor elk der tegenslagen vergoedde de Stad hem met de betaling van 3 ponden : een klein fortuintje. Daernaer in consideratie ghenomen synde dat hy Philippe Hamel syn cleedt door het vier hadde bedorven ende synen arm gheforceert in het haelen ofte stellen van de doode lichaemen op het rad weleken arm hy actuelyck niet en can ghebruycken ende door chirurgien ghecureert wort. (14 dec. 1773) Na Philippe's dood (1784) vervolgde zijn weduwe nog een poos de zaak voort. 4) De weduwe Hamel woonende aen de Coupure in den akker (thans Akkerstraat) achter het huys ter Kooien (denk aan de Koolkappers die de buurt beheersten) binnen deze stad presenteert van stonden aen te koopen eene groote partye tulpen van de alderschoonste soorten, gewonnene Bloemen, eene quantiteyt Baguetten (hoogstammige tulpen), Saeylingen en Scheuten en menigvuldige uytgelezen Aurikels (Sleutelbloemen ofte ezelsooren) alle tot eenen civilen prys. (12 mei 1785) Het lijkt er wel op dat Philippe's Hof de plaats geëffend heeft voor de stichting van het Casino. Vraag van de Heer J. P. Fobe 1. De heer Hellebaut, voorheen primus perpetuus en rector van de Gentse universiteit, ·overleden in 1829. Liet deze persoon afstammelingen na? 2. De heer Marissael, stichter van de Academie der Schone Kunsten in Gent. Liet hij afstammelingen na ? 3. De heer Edmond Serrure, architect van de Stad Gent eind XIXde eeuw, auteur van een "Monographie de l'Hopital de la Biloque à Gand" zonder datum. Bestaat zijn biografie ? 4. De heer Benoit Mure (1809-1858) werd op 14.06.1914 in Gent herdacht tijdens een banket. De spijskaart is versierd met een foto en met een blauwe wimpel met witte stippen. Wie was deze Mure ?

338


BIBLIOGRAFIE EENPARELVAN EEN KUNSTBOEK Als derde publicatie over kunstambachten verscheen onlangs, onder de auspiciën van het provinciaal bestuur van Oost-Vlaanderen, een fraai uitgegeven en rijk geillustreerd lees- en kijkboek 'A ffichekunst in OostVlaanderen', waarin de snelle ontwikkeling van deze oorspronkelijke marginale kunsttak door een schaar deskundige medewerkers, onder de leiding van dr. Paul Huys, bondig maar accuraat wordt geschetst aan de hand van 25 kleurafbeeldingen en 76 zwart-wit illustraties. De algemeen situerende hoofdstukken werden geschreven door konservator Lieven Daenens en de heer Hector Waterschoot; het slothoofdstuk door prof. dr. Helmut Gaus (R.U.G.). De ~eer gouverneur R. De Kinder en de Heer gedeputeerde voor kulturele aangelegenheden E. De Cuyper zorgden voor de inleidende teksten. Lay-out, grafische vormgeving en kaftontwerp zijn van Piet Vandekerckhove; drukkerij Brasmus (Ledeherg) zorgde voor de technische uitvoering van het geheel, inbegrepen de clichés van de wit-zwart clichés, terwijl de firma Fotogravure Vergouts (Antwerpen) de clichés in kleur leverde. Drie perioden van de affichekunst worden besproken en voorgesteld door de deelgroepen: 1/ Lode Hoste en Anne-Marie Van Bever (La Belle époque) 2/ Norhert Poulain-Saskia de Buck (Interbellum) 3/ Ingrid de Meuter-Ingrid Lampaert (na 1945). Met de uitvinding van de lithografie ontstond in 1798 de affichekunst, die zijn hoogtepunt bereikte in 1830 met] oseph Jakob Kieckepoost (1773-1837) als prominente figuur in Oost-Vlaanderen. Terloops vermelden wij de opkomst, in de XIXe eeuw, van de porseleinkaarten die als adres- en reklamestunts werden gebruikt en 'en vogue' bleven. Vanaf 1866 werd in Frankrijk de affichetechniek toegepast en de eigenlijke affiche geboren. 'La belle époque' heeft van 1895 tot 1918 de affichekunst sterk beïnvloed met Toulouse-Lautrec als onbetWistbare meester, omringd door kunstenaars als Van Gogh, Seurat, Gauguin (Frankrijk) en Van Rysselberghe, Ensor, Evenepoel, Knopff (Vlaanderen). De uitvinding van de lithografie heeft de integratie tussen de nieuwe grafische uitdrukkingsvormen en de plastische kunst sterk bevorderd. Constant Montald, Jules van Biesbroeck, Jules de Bruycker en later Herman Verbaere, Lucien de Roeck, Stefan Vermeersch, Maurits Derolez waren de grote vertegenwoordigers van de Vlaamse affichekunst tot in het midden van de XXe eeuw, weldra gevolgd door een jongere generatie, 339


waarin Luc Verstraete, Etienne Hublau, Piet Vandekerckhove, Willy Bosschem, Jean Bilquin zich lieten gelden door hun voldragen ambachtelijke techniek. Na 1945 veroverde de affichekunst de straat met thema's over de politiek, industrie en handel, konsumptiegoederen, toerisme en verkeerswezen, onderwijs, kultuur, sport en rekreatie. Als spiegel van de tijd heeft de affiche haar bestaansreden bevestigd en een stabiele plaats veroverd in onze kommunikatiewereld en konsumptiemaatschappij. De affiche is een kostbaar medium voor de massa geworden, zoals de pers, de film, de televisie, het boek, de fotografie. Meer dan ooit ondergaat het publiek de bekoring van het beeld. De affiche heeft haar stempel gedrukt op het sociaalleven en een gemeenschappelijke mentaliteit in het leven geroepen. Zal de overweldigende publiciteit van nu het leven van de affiche verkorten, zoals dit door prof. dr. Gaus wordt gesteld, blijft voor ons een open vraag? Dit aantrekkelijk en leerzaam boek is o.i. een hoogtepunt in de provinciale kulturele werking en brengt ons terug naar de bronnen van een techniek, later een kunst, die thans gerijpt zijn adelbrieven bezit. Tot slot vermelden wij graag het aandeel van het Documentatiecentrum in de samenstelling van de reeks affichen die voor de opsmuk van het boek in aanmerking kwamen. Vergeten wij ook niet dat in de schoot van het centrum een lid van onze kring wekelijks zijn vrije tijd besteedt aan de klassering van de binnengekomen affiches en werd aangesteld om in 'Affichekunst in Oost-Vlaanderen' het 'Belle ĂŠpoque'-deel te verzorgen. Een welgemeend proficiat. Het boek is in de bibliotheek van het D. C. aanwezig, en daar ook verkrijgbaar. Ingebonden : 7 50 fr. Niet ingebonden : 600 fr. R.V.

340


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 13de jaargang nr. 6

15 november 1984

Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggerrnont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149,9110 Sint-Amandsberg- Gent Postrekening: 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld: 250 fr.per jaar. Buitenland: 350 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr. per jaar. Beschermleden: 1000 fr. per jaar.

INHOUD

Biografie van Eduardus Theodorus De Vynck Inventaire archéologique: De Wapenstok van de Koning der. Moorkinderen Olivier Reylof en zijn hotel in de Hoogstraat Onze Gentse Keukenrubriek Herinneringen aan het 22e Infanterieregiment Bibliografie ·· Puzzel1984 Vraag en Antwoord Steunfonds Aanwinsten 1984 Documentatiecentrum Inhoud 1984

343 353 355 361 365 369 371 385 386 387 393

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 um: (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse: Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever en beheer: G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, Gent. Elke auteur is alleen verantwoordelijk voor zijn bijdrage. Uitgegeven met de steun van het stadsbestuur van Gent en van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen 341


AAN ONZE LEDEN En dit is dan reeds weer het laatste nummer van onze 13e Jaargang van "Ghendtsche Tydinghen". Wij hopen - en zijn er trouwens van overtuigd- dat u veel plezier zult beleefd hebben aan deze 6 nummers. Bekijk eens het aantal bladzijden en tel eens de foto's. Dat is niet mis voor 250 fr., vindt u ook niet ? Ingebonden, weer een uiterst waardevol boek bij in uw bibliotheek. Nu even een delicaat onderwerp. Wij hebben gesproken van 250 fr. Sinds 1981 hebben wij onze prijzen niet meer aangepast en binnenkort zitten wij in 1985. En zoals Bertje de Bruggeling tegen Fliek 's moeder zei: '"t Pampier is opgeslagen, de pennen zijn opgeslagen, de inkt is opgeslagen, alles is opgeslagen." Weet u nog, Beste lezer, welke de prijs was van de dagbladen en de tijdschriften 4 jaar gele-

den? Veelleden hadden ons al gevraagd hoe wij daar feitelijk "aan uit konden" en sommigen vonden het bedrag van 250 fr.zoonredelijk Jaag dat zij een hoger bedrag overschreven, iets waarvoor wij hen nog dagelijks gedenken in onze gebeden. Hoe hebben wij het tot hiertoe klaargespeeld ? Dit was slechts mogelijk door het feit dat al het werk (en ge moogt het niet onderschatten) volledig belangloos gebeurt door een groepje vrijwilligers. Er werd nog nooit iemand ook maar één centiem Joon uitbetaald. Dit zou trouwens stuiten op een absoluut veto van onze Penningmeester die, vooraleer hij één franc uitgeeft hem eerst 3 maal ronddraait. Ook de medewerkers aan ons blad hebben nooit de minste vergoeding willen ontvangen, iets waarvoor wij hen hier graag- ook in naam van al onze leden- hartelijk danken. Zonder deze politiek zouden wij ons lidgeld moeten verdriedubbelen. Ge zit nu waarschijnlijk te denken : draai niet langer rond de pot, zeg maar van de eerste keer hoeveel er bij komt. Wel, er komt niets bij!!! Wij gaan nog één jaar het lidgeld ongewijzigd Ja-

ten. HET BLIJFT DUS: 250 fr. Eén uitzondering: onze leden in het buitenland. Voor hen liggen de portkosten werkelijk te hoog en wij vragen hun als compensatie voor deze bijkomende kosten een bedrag van 100 fr. Dus, binnenlandse /eden : 250 fr. Buitenlandse leden : 350 fr. Ook dààr een uitzondering: de Belgische militairen in Duitsland. De dappere verdedigers van ons Vaderland blijven 250 fr. betalen. Wij willen er wel aan toevoegen dat het handhaven van het lidgeld op het huidig peil voor ons een grote opoffering betekent, want- u moogt dat gerust weten -de kosten voor de uitgave van ons tijdschrift in 1984/agen een flink bedrag hoger dan onze inkomsten. Dat zal a fortiori het geval zijn in 1985. Of wij niet meer kunnen rekenen ? Toch wel, maar wij hadden nog een beetje reserve en wij zijn een VZW, een vereniging zonder WINSTBEJAG ... 1986 ? Dat is een zorg voor later. Leden die meer willen betalen (dat moet niet, maar het is niet verboden) moeten zich niet generen. De namen van deze weldoeners worden steeds gememoreerd in ons No 6. Zoals gewoonlijk vragen wij slechts één tegenprestatie :Betaal NU, onmiddellijk. Waarom wachten ? Het compliceert onze ledenadministratie en het verhoogt nutteloos onze kosten. Het hierbijgevoegd betalingsformulier Iaat u toe deze operatie uit te voeren in minder dan één minuut (tenware u zéér traag zoudt schrijven). Formulier zoek ?Geen enkel probleem, het nummer van onze PCR is 000-1050473-60. Gerechtvaardigde bede van onze Penningmeester : Schrijf duidelijk. Geef uw volledig adres, zo mogelijk uw lidnummer. Dames die betaalden, 't zij onder hun meisjesnaam, 't zij onder de naam van hun echtgenoot, worden vriendelijk verzocht het gebruikte systeem aan te houden. Dat zijn dan weer zo veel grijze haren minder voor onze Penningmeester. Met onze dank !

342


BIOGRAFIE VAN EDUARDUS-THEODORUS DEVYNCK (Gent 2.2.1859-Gent 17.8.1930) LEVENSLOOP

Eduard De Vynck werd op 2 februari 1859 te Gent geboren als enige zoon van Augustus Desiderius, 26 jaar en van Theresia Francisca Geysel, 30 jaar. De geboorteaangifte werd gedaan te Gent op 3 februari 1859 in aanwezigheid van Petrus Lorets en Desiderius De Ruyck als getuigen. Het kind werd 's anderendaags gedoopt door Eerwaarde Heer A. V. Cruyl, onderpastoor van de Sint-Jacobsparochie te Gent. Eduard had nog twee oudere en twee jongere zusters. Vader De Vynck was oorspronkelijk kleermaker van beroep, maar door de slechte tijden en de nijpende werkloosheid, liet hij zijn beroep in de steek, om, op initiatiefvan zijn vrouw, suikerbakker te worden. Hierover bestaat de anekdote, dat de moeder van Eduard begonnen is met "spekken bakken" op aanraden van de moeder van Ed. Anseele. Het was dus pas na zijn huwelijk, dat Desiré De Vynck ophield met naaien om zijn vrouw te helpen in het snoepwinkeltje. Het was dus in dat eerste snoepwinkeltje dat Eduardals kind gewoond heeft; het was gelegen in de Wolfsteeg aan de Vrijdagmarkt. Zijn kinderjaren liepen parallel met die van Edward Anseele waarvan de ouders goed bevriend waren met de familie De Vynck. Eduard werd naar de kleuterschool gestuurd in de Barrestraat en vandaar naar de Stedelijke jongensschool in het Pakhuis op de Koornmarkt, een school die daar slechts voorlopig gevestigd was en later overgebracht werd naar het Sint-Michielsplein. Hij was slechts zeven jaar toen zijn vader stierf. Zijn moeder huwde voor de tweede maal met Desiderius Rombaut, die de suikerbakkerij verder uitbaatte en zich in 1873 ging vestigen in de Steendam. Na het vervullen van zijn dienstplicht in 1879, bleef hijwerkzaam in de suikerbakkerij. Hij huwde op 13 augustus 1887 met Rosalia Fecheyr e 13-09-1863). In datzelfde jaar overleed zijn tweede vader. Eduard en zijn vrouw Rosalia blijven in de Steendam wonen terwijl zijn moeder naar de Snoekstraat verhuist. De snoepwinkel floreert goed en wordt met de jaren verder uitgebreid. Eduard de Vynck en Rosalia Fecheyr kregen zeven kinderen : vier zonen en drie dochters waarvan er één reeds enkele weken na de geboorte stierf. Edward e1888), Louisee1890) en Matbilde e1890-t1890). Désiré e1892), Felix e1893), Matbilde e1895), Theophile e1906). Twee zonen hebben meegewerkt aan de verdere uitbreiding van de suikerbakkerij. Er werd later de maatschappij "Sucreries Eduard De Vynck 343


et Fils" gesticht. Eduard De Vynck overleed in het ziekenhuis van de Briel te Gent op 17 augustus 1930 na een chirurgische ingreep. MAATSCHAPPELIJKE POSmE

Ik geef eerst een klein overzicht van de onderwijssituatie, die zich voordeed in Vlaanderen, en meer bepaald te Gent, rond de jaren 1842-1870. Het onderwijs was tot in 1879 een voortdurende schoolstrijd tussen de liberalen en de katholieken. De eerste grote wet op het onderwijs was de wet van 1842 voor het lager onderwijs : elke gemeente was verplicht een lagere school op te richten. Enerzijds was dit een overwinning voor de katholieken, anderzijds was het een toegeving van de katholieken aan de liberalen. De gemeentebesturen waren echter niet verplicht .een "nieuwe" school op te richten, ze kregen het recht een vrije school "aan te nemen", met als gevolg dat er meestal uitsluitend katholieke scholen bestonden. Het kwam er dus op neer dat het katholiek lager onderwijs op kosten van de gemeente gegeven werd. Het stadsbestuur van Gent werd met zware problemen geconfronteerd, waardoor rond de jaren 1840-1850 niet gedacht kon worden aan de uitbreiding van het stedelijk lager onderwijs. Onder schepen Van Lokeren kwam enige verbetering. Hij richtte nieuwe scholen op en er werd een grote inspanning geleverd om het onderwijs voor het volkskind aanzienlijk uit te breiden. Rond 1857 werden geen nieuwe scholen opgericht. Talrijke kinderen moesten worden geweigerd omdat er plaatsgebrek was. Onder de stimulerende leiding van schepen Callier kende het stedelijk onderwijs een ongelooflijke uitbreiding. In BelgiĂŤ stond Gent aan de spits wat het gemeentelijk onderwijs betrof : in enkele jaren waren er zes nieuwe scholen geopend. De stad had nu veertien kosteloze scholen. Eduard De Vynck liep eerst school in de Barrestraat, een bewaarschool die ontstaan was in 1834 voor kinderen van behoeftige ouders. Zijn lagere school doorliep hij waarschijnlijk in een kosteloze school, "het Pakhuis" genaamd. Het Pakhuis werd gebruikt als stapelhuis met burelen. In 1834 waren de kantoren voor het ontvangen van de stedelijke rechten daar gevestigd. Later verleende het Pakhuis nog onderdak aan de Koninklijke Academie, aan de Geneeskundige school en aan een kosteloze lagere jongensschool die er gevestigd bleef tot 1887. Waarschijnlijk heeft E. De Vynck geen middelbaar onderwijs gevolgd zodat mag verondersteld worden, dat hij reeds vroeg meehielp in de zaak van zijn ouders. Bij de aanvang van zijn legerdienst (1879) staat hij reeds ingeschreven als patissier. Hij werd een gekend suikerbakker die zijn zaak 344


regelmatig uitbreidde. Op 62-jarige leeftijd (1921) stopt hij met zijn beroepsbezigheden, ten voordele van zijn twee zonen Edward en Felix. In 1930 werd hij als beste suikerbakker van Gent gevraagd om deel te nemen aan de Herdenking van de onafhankelijkheid van België, voor het bakken van oude soorten snoepgoed. VERENIGINGSLEVEN Werk der gezonde Lucht voor de kleinen der Stad Gent.

In 1902 werd op initiatief van een paar Gentse filantropen, "l'Oeuvre du Grand Air pour les Petits de la ville de Gand" gesticht als een "Société Civile". Zij ontwikkelt een plan om aan de kust een sanatorium op te richten, waar gedurende heel het jaar kinderen zouden verblijven, die tengevolge van onhygiënische arbeidsvoorwaarden, gebrekkige huisvesting en ondervoeding, zieken behoeftig waren. Eduard De Vynck was reeds vanaf het begin betrokken bij deze vereniging. Op 30 april verwierf de vereniging met behulp van de Gentse bevolking, door bijdragen en giften, een terrein te Bredene bij Oostende. Onmiddellijk werd werk gemaakt van de aanbesteding van het gebouw en de uitrusting ervan. Op 17 augustus 1902, minder dan 4 maanden na de aankoop van het terrein, konden de installaties in gebruik genomen worden; hetzelfde jaar verbleven er reeds 20 kinderen in het sanatorium. Dank zij de gunst die de Gentse bevolking het werk toedroeg, kon het comité verdere uitbreiding gevenaan de ontworpen plannen. Omhalingen, kunstconcerten, liefdadigheidsvertoningen, ... werden georganiseerd. De uitbreiding liet toe, dat er in 1903 reeds 221 kinderen te Bredene konden verblijven. Reeds in 1911 wordt Eduard De Vynck vernoemd als econoom van het sanatorium. Het lokaal van de vereniging was gevestigd te Gent in de Schouwburgstraat; het werk stond onder het voorzitterschap van C. Henderickx, één van de mede-stichters. De toekomst van het werk was verder verzekerd, mede dank zij de volledige belangloze medewerking van de commissieleden. In september 1914, werd het gebouw in allerijl ontruimd en de kinderen terug naar Gent gebracht. Het sanatorium werd door de Duitsers bezet, waardoor er gedurende de oorlogsjaren geen kolonies konden plaatsvinden. Bij de wapenstilstand in 1918, bleven van het sanatorium en van de vele inspanningen die tot deze realisatie geleid hadden, niet veel over. Maar het comité was echter overtuigd van de noodzaak van de herinrichting, vooral bij het zien van het toenemend aantal ondervoede kinderen 345


tengevolge van het oorlogsregiem. Door aanspraken voor wederopbouw en door de zorgen van de Regering, was de heropbouw voltrokken in juli 1921 en kon het gesticht reeds op 1 augustus 1921 opnieuw kinderen opnemen. Op 21 oktober 1924 werd het "Werk der Gezonde Lucht" een Vereniging zonder Winstgevend Doel. Het kon zo genieten van de voordelen hieraan verbonden en kreeg aldus een wettelijk statuut. Bij de 8 personen, die voor de notaris A. Tyman te Gent verschenen om de statuten van de VZW ~e ondertekenen, was ook E. De Vynck aanwezig. De vereniging had 5 effectieve leden, die een jaarlijkse bijdrage van 5 fr betaalden en een onbepaald aantalleden betaalde een bijdrage van 2 fr. Voor beschermleden was de bijdrage minimum 20 fr en maximum 100 fr per jaar. De vereniging werd bestuurd door een beheerraad, die uit tenminste 5leden en ten hoogste 20 leden mocht samengesteld zijn. E. De Vynck maakte jarenlang deel uit van de beheerraad, onder het voorzitterschap van C. Henderickx. Het was in 1927, dat Prinses Astrid haar Hoge Bescherming verleende aan de Vereniging en werd het gesticht "Verblijf Astrid" genoemd. Gedurende verscheidene jaren had de vereniging een overeenkomst met het Groot-Hertogdom Luxemburg, waarbij dit land, gedurende het schooljaar, een aantal kinderen naar het gesticht mocht sturen. In de jaren die volgden, werd het gesticht nog verschillende keren uitgebreid, tot wanneer het verblijf, tijdens de tweede wereldoorlog, totaal verwoestwerd. Maar terug was het comitĂŠ bereid aan de wederopbouw te beginnen. De ruwbouw was klaar in 1957. De afwerking kon echter niet meer gerealiseerd worden wegens tekort aan gelden, wat leidde tot de gedwongen verkoop van het gebouw in september 1965. Het "Werk der Gezonde Lucht" is heden ten dage nog steeds aktief en organiseert sneeuwklassen voor het stedelijk onderwijs. In de necrologie van de krant "Vooruit" en "La Flandre LibĂŠrale" verscheen, na het overlijden van Eduard De Vynck, een artikel, namens het "Werk der Gezonde Lucht", waarbij eer en dank werd betuigd voor zijn jarenlange inzet ten bate van de zwakke kinderen van de stad Gent. De toneelcommissie

Reeds vroeg heeft Eduard De Vynck belangstelling getoond voor het toneelleven te Gent. In 1897 door de toneelcommissie gevraagd lid te worden van de commissie, een ambt dat hij aanvaardde. Deze toneelcommissie was ontstaan uit de 346


overkoepelende Nationale Commissie van het Nederlands Toneelverbond. Jullus Vuylsteke was in dit verbond de vertegenwoordiger voor de stad Gent. Hij was het die aan de basis lag van de vernieuwing van het Nederlands toneel te Gent. Het eerste toneeljaar werd geopend op zondag 1 oktober 1871, onder de leiding van F. van Dosselaeren P.J. Fauconnier. In de jaren die volgden was niet iedereen het eens over het beleid dat gevoerd werd in de schouwburg. Om dus een degelijker toezicht te hebben op de beheerder en het personeel en omdat de controle van de stad beperkt was, gingen stemmen op voor de aanstelling van een toneelcommissie. Het verzoek aan de burgemeester en schepenen werd op 4 september 1877 door Br. Block, secretaris van de gentse afdeling van het Nederlands toneelverbond, ondertekend en aan het schepencollege gestuurd. Het schrijven bevatte ook een aanvraag tot het invoeren van een reglement van inwendige orde. Het stadsbestuur reageerde gunstig op de vraag en in de zitting van 6 september 1877 werd de commissie reeds aangesteld. De vijf leden van deze eerste toneelcommissie waren J. Heremans, J. De Vigne, B. Block, P. Geiregat en Ad. Hoste. Op 13 september werd ook het reglement van inwendige orde goedgekeurd. De commissie bleef, ondanks haar tijdelijke afschaffing in 1896, tot in 1940 bestaan. Zij was een adviserend orgaán tegenover het stadsbestuur, had geen grote invloed op het beleid van de schouwburg, maar behoorde tot de voorhoede van de Vlaamse beweging te Gent. Op de gemeenteraad van 16 maart 1896 werd de afschaffing van de toneelcommissie gestemd omdat ze geen effectieve inspraak had in het repertoire. Wanneer ze opnieuw werd opgericht, vóór het nieuwe toneelseizoen begon, werd Eduard De Vynck gevraagd er deel te willen van uitmaken; hij aanvaardde. In de schouwburg was H. Wannijn intussen bestuurder geworden en begint onder zijn invloed een nieuw tijdperk voor het nederlands toneel te Gent. Op 1 oktober 1898, juist v66r.de opening van het seizoen in de Nederlandse Schouwburg werd Honoré Wannijn een banket aangeboden uit dank voor zijn werkzaamheden. Eduard De Vynck bracht, als afgevaardigde van de toneelcommissie, in zijn rede hulde aan H. Wannijn en ook aan het ganse bestuur omdat "ze steeds eenparig alle toelagen voor de schouwburg hadden goedgekeurd." De Nederlandse Schouwburg zette zijn schitterende werken voort. Ondertussen 'Yerden er verdere plannen gemaakt voor het bouwen van een nieuwe schouwburg. Er was het idee om het "Pakhuis"·op deKoommarkt om te bouwen. In augustus 1895 werd een begin gemaakt met de aanbestedingen, maar in het voorjaar van 1896 nam een andere meerderhei4 het stadsbestuur in 347


handen, dat niet akkoord was met de plaats van de nieuwe schouwburg en de werken werden stopgezet, later zouden op de plaats van het Pakhuis de nieuwe postgebouwen komen. Bij het vrijkomen van een plein tussen het Belfort en de kathedraal werd mede door de persoonlijke inzet van burgemeester Braun, een nieuwe plaats voor de schouwburg bepaald. De plannen werden op de gemeenteraadszitting van 23 november 1896 goedgekeurd en op 1 oktober 1899 had de plechtige inwijding reeds plaats. De toneelminnende bevolking van Gent werd op 5 mei door een zwaar verlies getroffen door de dood van Honoré Wannijn. De bloei en de vooruitgang van de Nederlandse Schouwburg waren voor een groot deel aan zijn inzet te danken. Hij had vele vrienden, ook in de toneelcommissie. Samen met de hh. Verbauwen, Van Goethem en Van Haevermaete treft Eduard De Vynck de nodige schikkingen om hem een laatste hulde te brengen bij zijn begrafenis. · Wanneer Eduard De Vynck door de verkiezingen van oktober 1907 verkozen wordt als gemeenteraadslid, blijft hij lid van de toneelcommissie. Gedurende deze periode zien we aan de hand van gemeenteraadsverslagen dat Eduard De Vynck veel belangstelling toont voor het Nederlands toneel. Hij verdedigde zowel het beleid van de beheerders als de financiële bekommernissen van de Nederlandse Schouwburg. Verschillende tussenkomsten bij het schepencollege bevestigen deze belangstelling (vraag naar het verlenen van hogere toelagen, vraag voor een betere verlichting in de schouwburg. In de gemeenteraadszitting van 30 december werd het beleid van de Nederlandse Schouwburg kritisch besproken (neergeschreven in het lastenkohier). Als basis voor de discussie diende het verslag van de toneelcommissie van 23-12-1910, naar voor gebracht in de zitting, door de heer Lybaert. De toneelcommissie wou o.m. een wijziging aanbrengen aan het lastenkohier inzake het aantal te spelen stukken vannederlandseschrijvers (minstens 120 oorspronkelijke bedrijven), en inzake het aantal nieuwe werken. Eduard De Vynck alsmede Ed. Anseele verdedigden dit standpunt op een hardnekkige wijze." Uiteindelijk werd het voorstel echter, minderheid tegen meerderheid verworpen. Gedurende de eerste wereldoorlog bleef de werking van de toneelcommissie beperkt. Het verbod toneelopvoeringen te verzorgen in de schouwburg, werd wel, dank zij de tussenkomst van de toneelcommissie bij de duitsebezetters versoepeld, in die zin dat vanaf maart 1915 de toestemming werd gegeven om één maal per week te spelen. Toen de heer Van Hoorde in juni 1916 ontslag nam als voorzitter van de 348


toneelcommissie, werd hij door Eduard De Vynck vervangen, een functie die hij zoals steeds nauwgezet waarnam. Belangrijke en kleinere feiten staven dit : hij was steeds aanwezig op de zittingen van de Commissie, redevoeringen en feestreden bij toneelverenigingen, (o.m. bij het zilveren jubileum als toneelspeler van Emiel Stevens op 26-2-1910, was in 1911 medestichter van het oprichtingscomité tot het stichten van een toneelschool te Gent, ook tot voorzitter verkozen van het inrichtend comité bij de viering van de 50ste verjaardag van de stichting van de schouwburg. Tijdens de viering op 10 december 1921 onthulde hij de gedenkplaat die voo;r de gelegenheid werd gemaakt, en droeg ze in zijn rede op aan de stad Gent. Deze gedenkplaat siert nog steeds de hal van de Neilerlandse Schouwburg.

POLIDEKELOOPBAAN De politieke loopbaan van Eduard De Vynck was eerder van korte duur. Hij kwam voor het eerst terecht in de politiek in 1908, toen hij, onder het burgemeesterschap van de heer Braun, tot gemeenteraadslid van de 'radico-socialistische' partij werd verkozen. Reeds vroeger, nl. in 1895, had hij zich echter reeds kandidaat gesteld. Hij was een aktieflid van de Vooruitstrevende Partij van Gent, waartoe ook Ed. Anseele en Paul Verbauwen behoorden. Zijn vooruitstrevende ideeën waren een gevolg van het politieke en sociaal klimaat vàn zijn tijd. Daarbij dient opgemerkt dat zijn politieke visie zeker werd beïnvloed door de ideeën van Ed. Anseele, pionier van de socialistische partij, wegens de nauwe vriendschaprelatie tussen de families Anseele en De Vynck. De sociale omstandigheden van de jaren 1860-1880 waren verre van goed; werkloosheid en armoede waren een vertrouwd beeld in die tijd. Ook de vader van Eduard had het moeilijk om, als middenstander, in de levensbehoeften van zijn gezin te voorzien (5 kinderen). Eduard bracht zijn jeugdjaren door in deze moeilijke periode. De harde leerschool beïnvloedde eveneens zijn latere politieke keuze eti maakte dat hij, als volwassene, zich zeer sterk sociaal engageerde. Het was in een woelige periode, dat Eduard De Vynck in de gemeenteraad terecht kwam. Dat hij sterk socialistisch gezind was, blijkt uit het feit dat hij lid was van de Vooruitstrevende Partij, verschillende lezingen gaf tijdens de verkiezingscampagne en zich kandidaat stelde vanaf 1895 op de radico-socialistische lijst. Het feit dat Eduard De Yynck bedrijvig was zowel op politiek- als op cultureel vlak, nog vóór zijn verkiezing als gemeenteraadslid, maakte dat hij bij het volk niet onbekend was. Bij de begrafenis, in 1897, van Edmond 349


Van Beveren, voorzitter van de Werklieden Partij en lid van de Vooruitstrevende Partij van Gent, werd door Eduard De Vynck een lijkrede gehouden als afgevaardigde van de Gentse Vooruitstrevende Kring. In de gemeenteraad was hij vanaf 1908lid van de toneelcommissie. In hoofdstuk IV, Verenigingsleven, wordtzijn bijdrage in de toneelcommissie uitvoerig besproken. Hij zetelde eveneens in de raad voor handel en nijverheid, in de regie van de reinigings- en vervoerdiensten en openbare baden. In zijn dertien jaar durende loopbaan als gemeenteraadslid komt hij naar voor, als iemand die bekommerd is om de noden van de arbeiders,iemand die opkomt voor de rechten van de minder gegoeden (ijverde voor het creëren van betere levensomstandigheden) en vooral is bij een man die veel aandacht schonk aan de opvoeding van de kinderen. Als voorbeeld is te citeren :zijn betoog in de gemeenteraadszitting van 23-03-1908, waarbij hij opkwam voor de arbeiders en wenste dat klachten inzake gebrekkige voorzieningen van licht, gas, drinkbaar water, emstig onderzocht zouden worden. Op deze zitting vraagt hij ook dat de volksaudities van het conservatorium zouden heropgericht worden en dat de toegangsuren tot de boekerij beter zouden moeten zijn en ter beschikking staan van de leraars en leerlingen, wat bewijst dat hij rekening houdt met de volksmensen. Een andere doelstelling was, zoals ik reeds gesteld heb, kinderen een bredere culturele basis bij te brengen. Zo vond hij, dat de leerlingen te veel franse boeken verplicht te lezen kregen. Hij wees meermaals op het feit, dat er voldoende nederlandstatige boeken voorhanden waren, maar dat deze boeken niet door de kinderen gelezen werden. · Onder zijn impuls werden dan ook aan de leerlingen van de lagere klassen meer nederlandstatige boeken ter beschikking gesteld. Dit feit belicht ook een andere zijde van Eduard De Vynck nl. zijn grote voorliefde voor het gebruik van de nederlandse taal. Op de zittingen van de gemeenteraden werd door Eduard herhaaldelijk tot de andere gemeenteraadsleden gezegd : "spreek vlaamsch tegen mij want ge kunt het !"Hij vraagt ook dat er rekening zou gehouden worden met de klacht van het Algemeen Nederlands Verbond in verband met de kwijtschriften voor bijzondere diensten en van de gas- en waterdiensten. Deze kwijtschriften zijn in het frans opgesteld en de vraag, dat de gelijkheid der beide landstalen zou geëerbiedigd worden, werd door Eduard De Vynck als volgt geformuleerd : "Het zou nochtans maar rechtvaardig zijn dat te Gent, hoofdstad van Vlaanderen, al de formulieren in de twee talen waren gedrukt, in plaats van in het frans alleen." Op 19 januari 1909 krijgt Eduard De Vynck een mandaat in de raad voor fraaie kunsten en feestelijkheden, samen met schepen Siffer en de leden Bruggeman, Casier, Lybaert, Boddaert en Van Ceulebroeck. Hij zetelde eveneens in de commissie tot bevordering van het vreemdelingenverkeer 350


waar hij ook nog in 1911 aktief bleef samen met Ed. Anseele, K. Lybaert en H. Boddaert, en waarvoor veel propaganda werd gemaakt, door middel van artikels in dagbladen, verbeterde reisgidsen, verspreiding van propagandaboekjes. Dat De Vynck-geen zwijgend raadslid was, kwam meermaals tot uiting op de zittingen; het kwam zelfs vaak tot heftige discussies, waarin zijn standpunten altijd duidelijk naar voor kwamen. Op 21 februari 1910 viel hij scherp uit tegen schepenSiffer, hoofd van politie, i.v.m. het verbod om tijdens karnaval na 24 u. nog te zingen. E. De Vynck werd ervan beschuldigd de politie aan te vallen door te beweren dat het reglement niet van toepassing was sinds de socialisten ook in de gemeenteraad waren. Op 1 januari 1912 werd Ed. Anseele schepen en bleef dit mandaat behouden tot in 1919. In datzelfde jaar werd E. De Vynck lid van de Raad van Openbaar Onderwijs waardoor hij, na een aanvraag van de Stedelijke Meisjesnormaalschool om de leden van de raad van beheer te vervangen, ook lid werd van deze raad van beheer. Dit mandaat eindigde op 1 januari 1920. Eduard De Vynck maakte als gemeenteraadslid de 1e wereldoorlog mee. Dit bracht bij verschillende commissies veranderingen teweeg o.a. het inlichtingenkantoor voor toeristen dat onder de commissie voor vreemdelingenverkeer ressorteerde, werd veranderd in een inlichtingenkantoor voor zieke, gekwetste, ontslagen, gevangen of overleden soldaten. Hij stelde zich, als lid van de commissie, ter beschikking van al wie zijn hulp inriep, vergemakkelijkte de briefwisseling met de krijgsgevangenen, hielp familieleden van soldaten bij navraag aan de bevelhebber van gevangenkampen. In die periode ontstonden ook tijdelijke commissies waaronder Controle derRequisitiesen de commissie voor vluchtelingen en uitwijkelingen; ook van deze commissies was Eduard De Vynck lid. Bij de inval van de Duitsers in 1914 te Gent, werden verschillende vooraanstaande personen als gijzelaars in hechtenis genomen en die per beurten, voor één dag, in arrest werden gesteld. Ze werden geïnterneerd, ofwel op het stadhuis, ofwel in het huis Vanderhaeghen-Snoeckin de Veldstraat. Om beurten werden ze 24 u opgesloten en verantwoordelijk gesteld voor de orde en de rust in de stad. Eduard De Vynck was één van deze gijzelaars. Op 8 november 1918 kregen E. Coppieters, A. Siffer en J. Vercoullie van de duitsers de opdracht om het bestuur van de stad voorlopig over te nemen. Reeds 's anderendaags roepen ze de raadsleden op voor een dringende zitting : de aanstelling van het schepencollege en gemeenteraadsleden, belast met het voorlopig bestuur van de stad Gent. Het schepencollege moet aangevuld worden ter vervanging van de hh.

351


Braun, De Weert en De Bruyne. De katholieke groep beslist nu geen mandaat te aanvaarden. Eduard De Vynck weigert ook een mandaat als schepen. Gedurende de jaren die volgen blijft hij nog lid van verschillende commissies waaronder een nieuw mandaat bij de toneelcommissie voor het seizoen 1919-1920. In hetzelfde jaar ijvert hij nog voor het terugbrengen tot 65 jaar van de pensioengerechtigde leeftijd voor het technisch personeel in het beroepsonderwijs. Met de gemeenteraadszitting van 8 juli 1921 eindigt voor Eduard De Vynck, zijn politieke loopbaan. Besluit: De rol van Eduard De Vynck als politicus, bleef, algemeen gesteld, beperkt op locaal vlak, alhoewel bepaalde doelstellingen van hem, zoals het scheppen van een degelijk nederlandstalig onderwijs, meer dan een locale optie te noemen is. Arbeiders (creëren van betere levensomstandigheden) en kinderen (opvoeding van zwakke kinderen) droegen zijn belangstelling weg. In dit aspect was hij sterk zinvol geëngageerd. Hij was een trouw aanhangervan de socialistische partij die hij te alle tijde, openlijk heeft verdedigd. ALGEMEEN BESLUIT

Eduard De Vynck, die uit een eenvoudig gezin stamde, wist zich op te werken tot een welstellend en gerespecteerd man. Succesvol in zijn beroepsleven, van een eenvoudige winkel groeide zijn bedrijf uit tot de grootste "sucreries" te Gent, wist hij eveneens zijn stempel te drukken op vele facetten van het politiek en socio-cultureelleven te Gent. Op lokaal politiek vlak poogde hij de vervlaamsing door te voeren in het onderwijs en de administratie. Zijn aandeel in het sociale leven was eveneens niet gering. Zijn grootste aandacht ging uit naar de arbeiders en zwakke kinderen. Tenslotte was hij een zeer aktieflid van de toneelcommissie te Gent, waarin hij jarenlang heeft gezeteld. Ook hier ondernam of steunde hij belangrijke initiatieven : hij ijverde voor het opvoeren van meer nederlandse toneelwerken en was medestichter van de toneelschool. Het vervullen van al zijn mandaten en het verwezenlijken van vele initiatieven moet soms zeer zwaar zijn geweest, zeker daar hij dit moest combineren met zijn beroeps- en familieleven. Eduard De Vynck was een intelligente man, een harde werker die koppig voor zijn ideeën uitkwam, maar die niet kon beschouwd worden als een 'streber' of ambitieus man. INGE DE SCHUYTER 1982 352


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE Nr. 105 Op 9 februari 1900 stelde Alfons Van Werveke in het Nederlands , in de rubriek "Edelsmeedwerk- Oudheidkundig Museum , nr . 1013- XVIe eeuw (1599-1600) " een fiche op over De wapenstok van den Koning der Moorkinderen

Deze staf is bekroond met de Maagd van Gent, die met het rechter been ten gronde knielt ; ze omhelst den Gentsehen Leeuw , die met de voorpoten op hare rechte knie rust ; onder het rond voetstuk is de dikte van den stok omvangen door vier schilden , waarvan ĂŠĂŠn het wapen der stad draagt ; alles is van gedreven zilver en was vroeger verguld . De gedraaide stok , van palissander , kan losgevezen worden in het midden , waar hij versierd is met een zilveren band ; de hiel is van hetzelfde metaal. Vergeleken met de Maagd van Gent door C . De Bont in 1482 vervaardigd (nrs 1001-1004 van het Museum van Oudheden) , is dit werk van veel geringer kunstwaarde . De wapenstok dagteekent van 1599-1600 en is het werk van den Gentsehen zilversmid Adri~ aan van Hulthem , Adriaanszoon , zooals blijkt -.....,.;;;;,.,__~ uit den volgenden post der stadsrekening (1) : "Betaelt Adriaen van hulthem goudtsmet van "synen style , .. . van gheleuert ende ghemaect "thebbene sesthien onsen vier ynghelschen "zeluers bedraghende jn ghelde vj I. xv s. g. "behouft hebbende voor een beslach vpden "stock vanden coninck vande moorkinderen "daer jnne begrepen het vergulden .. . rx I. vs . "g.(2) ." Van het volgende jaar af komt de staf voor in de "Declaratie vanden zeluerwercke (3) " der stad onder deze bewoordingen : "Noch eenen wapenstock mette rnaecht van "Ghendt ende den leeu daeroppe vergult, met "vier schildekens rontomme , dienende ancten "voorn. Coninck van de moorkinderen weFoto: stadsarchief "ghende jn selvere zesthien onsen vier ynghel353


schen." Daaruit blijkt, dat deze staf gebruikt werd door den koning der Moorkin deren. Deze stadsbediende was, onder veel ander werk meer, in plechtigheden gelast met het ambt van ceremoniemeester : woonden de schepenen in korps een ommegang, een begrafenis, een strafuitvoering, een inhuldiging of iets dergelijks bij (4), dan stapte de Koning van de Moorkinderen voorop, gehuld in een tabbaard, dragende op de borst (tot op het einde der XVIIe eeuw althans) "een zelueren verghult hexcele ofte "teecken verchiert metvier peerlen ende vyf roode steentkens weghende "zes onchen en half (5)", en met den staf of wapenstok in de hand. Het vootgaan van een ceremoniemeester was overigens niet alleen een gebruik bij de Schepenen, maar o"ok bij de gilden: zoo had o.a. het Sint-Jorisgilde een baljuw, die de stoeten opende met een stafin de hand (6), en de baljuw met wapenstok en tabbaard in de R. K. kerken is thans nog een voorbeeld van de vroegere gewoonten. De eerste deurwaarder van dea Raad van Vlaanderen nam in plechtigheden als de bovengenoemde het ambt van ceremoniemeester van het hoog gerechtshof waar, en leidde de raadsheeren op met den wapenstok in ons Museum bewaard onder nr 1014 (7). Naschrift

Sommige lezers zullen zich misschien afvragen wie die Moorkinderen waren en wat ze feitelijk deden. De Moorkinderen hebben in de loop der eeuwen verschillende namen gekend: Moerkinderen, Mortkinderen, Moortkinderen, Muerkinderen, Koningskinderen, Ribauden, Moorknechten. De Moorkinderen worden reeds vermeld in de Stadsrekening van 13141315. Het waren aanvankelijk werklieden die het gemeentelijk leger vergezelden. Hun aanvoerder werd Koning genoemd en hij had onder zijn bevel een baljuw en 23 knapen. Zij stonden o.m. in voor het transport van de munitie en het opslaan der tenten. In vredestijd werden zij gebruikt voor het opknappen van al de ondergeschikte en vieze karweitjes zoals het wegnemen van de modder in de straten, een werkje dat in de Middeleeuwen toch niet mocht onderschat worden. In de loop der tijden evolueerde niet alleen de aard van hun werkzaamheden, maar ook hun standing. De Koning der Moorkinderèn is een heer geworden. Hij vervult menigvuldige functies : Hoofdpolitiecommissaris, Kommandant van de pompiers, Directeur van de Reinigheidsdiertst, ceremoniemeester, dienaar van het Gerecht, Hoofd van de Gezondheidsdienst, van de nachtelijke waakdienst, van de zedenpolitie, enz. Hij moest er op toezien dat er geen schade toegebracht werd aan stadsgebouwen, bruggen, kaaien, watertrappen, pompen, enz. De granen die op de markt onverkocht bleven, moest hij de eerstvolgende marktdag weer te koop doen stellen. Bij executies waren het de Moorkinderen die de galg of het schavot optimmerden. 354


In de loop der jaren verminderde hun aantal. Bestond het korps uit 25 man in 1314, dan was ditreeds geslonken tot 12 in 1490, tot 7 in 1741 en tot 4 in de 2e helft der 18e eeuw. Daar aan het postje van Koning veel profijten verbonden waren, werd het vanaf 1734 bij openbaar opbod toegewezen. Was de Koning der Ribauden aanvankelijk een soort vagebond van een betere categorie, dan was hij in de 17e-18e eeuw uitgegroeid tot een persoon van aanzien en in 1746 kon de Koning der Moorkinderen het zich veroorloven het Utenhov.esteen aan te kopen. De .Koning en zijn "kinderen" overleefden den inval der Franse Republikeinen niet. H.C. (1) 1599-1600, f' 269.- (2) = 495,72 g.- (3)Rekening van de stad 1600-1601, f' 28.(4) Stadsarchief: lOe Resolutiebqek, f' 77°r 28e idem, f' 192, -10e idem, f' 25 V - 30e idem, f' 50.- Rekening van de stad, 1589-90, f' 361 V (5) Rekening van de stad 1591-92, f' 24,- 1693-94, f' 57, -1694-95, f' 51.- (6) Bibliotheek van de HoogeschooL Resolutieboek van het Sint-Jorisgilde beginnende met 1734, f' 25.- (7) Stadsarchief: 10e Resolutieboek, f' 25 V 0

0

,

,-

0

.-

0

•

OLIVIER REYLOF EN ZIJN HOTEL IN DE HOOGSTRAAT Op 6 november 1984 was het precies 300 jaar geleden dat Olivier Reylof geboren werd. Graag maken wij van de gelegenheid gebruik om deze weinig bekende figuur even te belichten. Wij konden niet beter doen dan eens te rade gaan bij onze goede en vertrouwde gids in Gentse aangelegenheden Pierre Kluyskens. Het is altijd met hetzelfde plezier dat wijherlezen wat hij meer dan 20 jaar geleden schreef. (Met onze dank aan de familie Kluyskens voor het recht van publikatie).

In 1724, enkele maanden na de stichting van de Oostendse Kompagnie, die Gent plots een geweldige doch helaas zeer kortstondige welstand bezorgde, stroomden op het Gentse stadhuis de bouwaanvragen in een versneld tempo binnen, en o.m. die van Baron Olivier de Reylof, die om zijn prachtig karakter en weelderig voorkomen, de schepenen van onze Gentse stede toen wel aangenaam zal verrast hebben : "Supplierende vertoont reverentelyck Mher Olivier baron de Reylof', zo luidde het verzoekschrift dat thans nog op ons Stedelijk Archief bewaard wordt, "proprietaris van sekeren hyse, steeds en erfve ghestaen ende gheleghen op de Hooghstraete binnen dese stadt, dat hij intensie is afte breken den voornoemde huyse ende van nieuwe op te bouwen op een rechte lingne volghens d'annexe 355


Hotel Reylof. Ontwerp .

modelle , ende alsoo sulcx niet en magh ghebeuren sonder UEdelen consent, oorsacke den verthoonder hem keert tot UEdelen. " De stad was natuurlijk heel blij op dit verzoek te kunnen ingaan op een ogenblik dat de bloei van de jonge Oostendse Kompagnie , die helaas enkele jaren later , in 1731 ten gevolge van de naijver van Engelsen en Hollanders zou worden afgeschaft , heel wat vreemde kooplieden naar Gent lokte. Op 15 september 1724 werd de officiĂŤle bouwvergunning verleend. Nog onlangs hebben wij , op de tentoonstelling "Gentse Bouwontwerpen" in de voormalige Sint-Pietersabdij , het enig mooi projekt kunnen bewonderen. Het huis dat Olivier de Reylof liet slopen , was een belangrijk gebouw , dat zich met tuin en bijgebouwen uitstrekte tot aan de Komijnstraat , en lange jaren bewoond was geweest door Frans Bertilli , een kolonel die naar het voorbeeld van de Gentenaar Gillis de Hase , dienst had genomen in het leger van de schatrijke Venetiaanse Republiek . De naam Reylof was te Gent geenszins Ă nbekend. De grootoom van Olivier de Reylof, Jacobus Reylof, werd te Gent geboren op 11 juli 1612 en trad er onder de naam van Pater Alipe in 1634 in de Orde der Augustijnen waar hij gedurende enkele jaren leraar in de godgeleerdheid werd; in 356


1655 werd hij zelfs prior van het klooster en gaf er in 1664-een werk uit "Liber de anima ad mentem S. Augustini". De familie Reylof is dus wel afkomstig van Gent en het is waarschijnlijk een louter toeval dat Olivier de Reylof in Amsterdam werd geboren waar zijn vader, "Jacques Reylof, van Gent, koopman" in 1683 met Magdalena Geelham in het huwelijk was getreden. Olivier werd er geboren in 1684, zoals blijkt uit het doopboek van de Rooms-Katolieke kerk "het Vrede Duifje" aldaar: Den 6 Nov. Jacobus Reylof en Magdalena Geelham, filius Olivier". Dejonge knaap liep college bij de Paters August~jnen en Jezuïeten te Gent en legde zich speciaal toe op geschiedenis, letterkunde, wijsbegeerte en godgeleerdheid. Zijn vriend de Jezuïet Lieven De Meyer verklaart, dat er in onze stad geen diskussie of openbare dispuut over letterkunde kon plaats grijpen zonder dat de jonge Reylof er aan deelnam. Op zevenentwintigjarige ouderdom liet hij zijn eerste Latijnse gedichten verschijnen "Poematum libri tres" die wel enig sukses moeten geoogst hebben, daar de bekende Gentse uitgever Petrus de Goesii1 er enkele jaren later een nieuwe editie van moest bezorgen. Thans is dit entoesiasme heel wat geluwd en lopen de meningen nogal uiteen over het poëtisch talent van Reylof. Paul Bergmans-noemt hem "un poète élégant et harmonieux, doué d'une ceitaine imagination et d'une plume facile", terwijl Frans De Potter schrijft : "een Latijnse poëet, op verre na geen Horatius of Yirgilius" en Blommaert nog scherper is in zijn kritiek : "connu dans son temps par ses poésies latines, quine se distinguent ni par le style,.ni par le choix de ses sujets". Steyaert is milder: "Hij was een zeer goed latynsch dichter. Zijne werken handelen meestal over godsdienstige en zedelyke voorwerpen, en zyn in 1728-, onder deri titel van Poëmatum, te Gent, by Pieter De Goesin, gedrukt, Men vindt in dezelve vele oden, onder andere_, eeneter eere van zyn stadsgenootden JezuïetLiv. De Meyer, wiens goede vriend hij was; eene over de krooning van Keizer Karel VI, enz., eneene redevoering in proza, om te beWy'zen dat er in deri oorlog meer van de voorzigtigheid dan van het toeval moet verhoopt worden". Wij zien die XVIIIe eetiwse gedichten natuurljjk met eerrandere bril dan onze -voorouders·die er wel iets voor gevoeld hebben. -

_-

.

-

-

-

Het zullen hoogstwaarschijnlijk toch deauteursreditennie_tgeweestzijn die Olivièr de Reylof; inmiddels, bij patentbrieven van 20 oktober 1712 -baron geworden, in de mogelijkheid zullen gesteld hebben de grote eigendom aan de Hoogstraat aan te kopen, de bestaande gebouwen te slopen en er het fraai hotel op te trekken dat wij vandaag, dank zij een buitengewoon zorgvuldige en geslaagde herstelling, in zijn oorspronkelijke luister opnieuw zien prijken. 357


/

/

/

/

Hotel Reylof vóór de restauratie. Copyright A.C.L.

358


Hotel Reylof na de

r~stauratie.

359


Wellicht had Reylof zijn financiële mogelijkheden enigszins overschat, want het door het stadsbestuur goedgekeurd ontwerp, werd waarschijnlijk nooit volledig uitgevoerd, namelijk het zo kunstig ontworpen fronton met in het midden de wapens der familie, boven de wereldbol, symbool van de wetenschap, en links en rechts van de driehoek de zittende vrouwenbeelden met lans in de hand. Niets schijnt er op te wijzen dat die twee beelden, alsmede de monumentale schoorstenen, in vorm van vazen, op het dak, ooit konden uitgevoerd worden. Niettemin biedt deze gevel met zijn prachtig evenwicht in de proporties, zijn met Korintische zuilen versierde Lorlewijk XIV-architektuur, zijn zachte stenen kleurgamma, ons een enig mooi eksemplaar van de bouwkunst uit het eerste kwart van de XVIIIe eeuw in onze stad. Van een dichter en geleerde kan nu eenmaal niet geëist worden dat hij ook zijn fortuin naar behoren zou kunnen beheren, en de artistieke droom van onze poëet schijnt wel wat groter geweest te zijn dan zijn geldbeugel, temeer daar hij de zomermaanden placht door te brengen in zijn landgoed Kerchove, dicht bij de kerk van Heusden, en bij 's Heilig Kerst nog over een prachtige tuin beschikte, hetgeen ook wel met enige financiële lasten gepaard ging. In 1727 zag Reylof zich dan ook verplicht benevens een eigendom op de hoek van de Lange Munt, zijn prachtig huis aan de Hoogstraat zwaar te berenten, "een groot ende schoon onlangs ghebouwt huys, soo het zelve met eenen grooten hof, nederhof, achterhuys, stallinghen, remisen ende voordere edificiën ghestaen ende ghelegen binnen deze stadt ten voorhoofde met eene groote poorte op de Hooghstraete en de van achter oock met eene grote poorte uytcommende in de Commijnstraete". In 1731 geraakte onze dichter aan een b~tere broodwinning, een opdracht die alleszins niet paste bij zijn dichterlijke roeping en zijn weinig stabiel financieel beheer : hij werd Ontvanger van de stad benoemd ! Van 1731 tot aan zijn dood in 1742, vinden wij in het Memorieboek, telkenjare· de vermelding: "Ontfangher: Mher Olivier baron de Reylof, heer van Ten Durpe, Kerckhove, enz., Tresorier". Naar het heet, kweet hij zich zeer gewetensvol van zijn taak, zo gewetensvol zelfs dat hij zijn eigen zaken totaal verwaarloosde, met het fataal gevolg dat hij, tot boven de kop in de schulden, zijn prachtig huis en zijn bibliotheek moest verkopen: "Verum bic baro, urbis Gandensis thesaurarius perdives, propria neglexit negocia; unde anno 1735, debitis gravatus, magnificentissimam domun suam cum bilbliotheca sua vendere compulsus fuit". Een mooie droom ging verloren. Het "groot nieuw ghebauwt huys, met eene groote poorte, met al syne toebehoorten ende dependentien, met eenen schoonen hof, terrasse, binneplaetse, stallingen, gloriette, enz." werd op

360


28 maart 1736 in openbare venditie toegewezen aan JozefVeranneman, heer van Burst en Bambrugge. Met wat hem aan boeken overbleef, verhuisde de arme dichter-stadsontvanger naar de Vlasmarkt waar hij op 13 april1742 overleed. Zijn gedichten zijn reeds lang vergeten, maar zijn naam en zijn kunstzin blijven verbonden aan de prachtige gevel in de Hoogstraat. Veranneman betrok het huis tot in 1762, waarna het overging op Willem-J an Hamelinck, griffier van de Raad van Vlaanderen. Op het einde van de vorige eeuw was het eigendom van A. Wauters en later van. wijlen senator Ronse. Enkele maanden geleden werd het Hotel aangekocht door een Luikse verzekeringsmaatschappij, die het volledig liet herstellen. Deze restauratie met smaak en talent uitgevoerd, strekt haar tot eer en heeft Gent andermaal, op een ogenblik dat zovele mooie gevels verdwijnen, een parel teruggeschonken. PIERRE KLUYSKENS

ONZE GENTSE KEUKENRUBRIEK (Vervolg) Gij moogt het mij niet kwalijk nemen, lieve lezeressen en geachte lezers, gij die misschien doodgewoon uw Palmares ~~~'i/¡- uit de "Peperbus" - pardon uit de brievenbus - gaat halen en zonder veel nadenken onderweg naar keuken of living al eens begint te bladeren of wel voor uw kookhaard staande eenvoudig weg reeds gaat neuzen wat die Keukenpiet nu weer te vertellen heeft, wel nu zou ik toch zeer graag hebben dat U eerst goed vast in een zetel of op een stoel gaat zitten, want nu moet U even luisteren : enkele dagen geleden kreeg ik uit een "petit bourg" uit het zuiden van Frankrijk, ergens aan een of andere Cóte waar men gaat om uit te rusten en zich te koesteren in de zon, een pracht van een postkaart met een zeer grote tekst : "met hartelijke groeten vanwege twee gelukkige mensenkinderen op huwelijksreis : getekend Melanie en Tsjaek". Geen ogenblik te twijfelen: Tante en Oude Keukenpiet! Van mijn woonst tot Moetje is het niet ver, maar ik geloof dat ik nog nooit op zo'n korte tijd ter plaatse was. Onderweg realiseerde ik al de geheime twijfelachtige glimlach van die satanische Keukenpiet toen ik hem niet lang geleden vroeg wanneer i.k eens "mijn voeten onder tafel zou mogen steken ?". En inderdaad Moetje zat, nog steeds van haar stuk, met haar zoon, ons te vertellen van het koppel dat zonder boe of ba op een dag een hand361


teken kwam vragen en met een paar onbekende getuigen in het huwelijksbootje waren gestapt en vertrokken waren "op speelvoyaose" . Bij hun terugkeer zouden vrienden en kennissen het wel wĂŠten ! ;i Ging zonder beslag en grote kosten en bij het eind van 't spel zouden zij voor vrienden en kennissen wel een goede "pronkijn" geven. Maar dat zou niet waar zijn, zwoer Moetje want zij stond op heuren ponteneur en zij zouden tegenover familie en kennissen hun plicht doen :zij had al genoeg "entraosie" beleefd! En inderdaad , toen ik enkele dagen later weer naar Moetje trok zat het goede (en toch gelukkig mens) in "stille discussie" met de jonge(?) tortelduiven te redetwisten over het menu van de ontvangst die zij zo vlug mogelijk moesten aanbieden. Zij waren al in zoverre akkoord dat zij aanvaard hadden dat het een feest zou worden , maar Oude Keukenpiet stond er op dat hij zou aanbieden wat hij geleerd had en wat hij met zijn Melanie op de eerste huwelijksdag ginder ver had van genoten. En dat hebben wij dan ook gekregen : luister maar. Als voorgerecht kwam er eerst en vooral een : Of het er nu een was van Nice of van de zonnige Provence , Keukenpiet vertelde dat men eerst moest beginnen met een zeer goede fond van deeg te maken, door het degelijk mengen en bewerken van water , bloem, gist , die men dan de nodige tijd moest laten rijzen. Ginder in het zuiden, zei hij , kan men zo'n vorm heel gereed bij de bakker kopen en moet men die dan zelf maar garnieren . Niets zo eenvoudig. Van enkele tomaten , zonder de vellen en zonder de pitten, bewerkt men een fijn moes dat men zeer langzaam laat koken en dat men daarna in een dikke laag over het deeg spreidt. Op die mooirode basislaag brengt men filets van ansjovisjes aan in ronde of ovale figuren geschikt met middenin zwarte olijven zonder pitten. Er wordt nu bovenop nog wat olijfolie aangebracht met natuurlijk volgens smaak en believen (vergeet niet dat wij in het zuiden zijn) een weinig look. Men bepoedert met marjolein, misschien met basilic of met wat themus dat men plukt en strooit. Het effekt is waarlijk schitterend. Een twintigtal minuten in een sterk verwarmde oven en ik kan u verzekeren dat het u smaken zal- wat dan ook voor ons het geval was, al zei Moetje dat zij liever 'nen normale vol au vent at . Toen kregen wij :

PIZZA

362


SOEPVANVIS Men laat in een braadpan in bakolie een paar ajuinen en een paar poreien , die men voorzichtig in fijne schillekens heeft gesneden , eens goed "opkomen" zachtjes roerend , voegt men er na een paar minuten een laurierblad , wat venkel , een beetje plat geduwde look aan toe , (een paar stukjes zullen voldoende zijn) men bewerkt er een tweetal tomaatjes bij en de gele schors van oranjeappel , dit alles om aan het geheel een fijne , geparfumeerde smaak te geven. Nu wordt het bekomen mengsel , nadat er peper en zout zijn bijgevoegd , aangelengd met twee liter water , en koken maar! Zeepaling , krab , kleine kreeftjes of langoust jes , en andere weekdieren en kleine zeevisjes worden nu één voor één mede aan de kook gebracht. Na een kwart uur goed gebronseld te hebben wordt alles door een flinke zeef gewerkt zodat tot het laatste vocht is doorgeduwd. Die soep , die reeds zeer lekker ruikt , krijgt nu als toevoegsel nog vermicelli en wat safraan. Ik kan u verzekeren dat de opgebrachte soepkom de geur meebracht van de Middellandse Zee en van het eikengroen dat er de heuvels bekleedt. Moetje, waarachtig in een slechte bui , beweerde liever de soep te lusten die zij in de oorlog maakte van garnaalkoppen en waarin zij bij het opdienen enkele gepelde garnaaltjes liet drijven. En dan kwam de

COUSCOUS : een schaapgerecht uit het nabije Noord-Afrika: Men zet het griesmeel te week (andersgezegd couscous). Middelerwijllaat men enkele stukjes schaapsvlees bruinen , waarna daarbij ook enkele stukken kop waarbij men pepers voegt. Het geheel nu overdekken met warm water waarbij men rijkelijk stukken rapen , hartjes van artisjokken , kool , wortels, en droge erwten voegt. Men kan er naar believen

363


ook nog watermeloen, ajuin, anijszaadjes, en venkel bijvoegen om de vreemde smaken nog wat op te drijven. Het geheel moet nu een paar maal geschuimd worden. Het griesmeel kan nu ook afzonderlijk eens goed in de kook worden gebracht. Zijn er disgenoten die niet terugschrikken voor een pikant smaakje, dan kan men nog een peperwortel van Cayenne in de olie koken en goed mals tot moes bewerken en zulks als saus toevoegen. Laat ons nu hopen dat alles samen opgediend onze noordelijke verhemelten niet te veel opjaagt : in allen gevalle lustte Moetje liever een flinke schaapragout! Nu kwam als slot : DE SLA VAN NICE

Die werd volgens Keukenpiet gegeven als nu iets lichts. Men neemt aardappelen gewoon in water gekookt, halfkoud in stukjes of schilletjes gesneden en eens goed, stuk per stuk in een vinaigrettesaus gedraaid. Een stuk tonijn die men heeft laten opstijven wordt nu uit de vorm gehaald en schoon midden op de aardappels geplaatst. Er rondom komen nu schilletjes hardgekookte eieren, schijfjes tomaten en bladeren gele kropsla. Het wordt een prettig zicht. Naar gelieve voegt men er nu zwarte olijven bij, zonder pitten, enkele filetjes van ansjovis, gehakte peterselie, mostaard en een flinke geut van vinaigrettesaus: 't zal puik zijn. Voeg daarbij nog de: AIOLI

Per persoon neemt men twee stukken look die zeer langzaam met een stamper in een mortier tot een soort deegje worden bewerkt waarbij men zeer langzaam een eierdooier en een zeer dun straaltje olijfolie mengt. En steeds maar roeren terwijl men op het gemak drie tot vier lepels olie bijmengt. Nu volgt het sap van een ganse citroen. Een beetje lauw water (met moeite een lepel vol) mag er ook wel nog bij. Opgepast dat het geheel niet gaat kabbelen en van de bodem van de mortier loskomt. Dan blijft er niet anders te doen dan de mortier te ledigen, er een nieuwe eierdooier met citroensapterug in te mengen en er zo, zeer langzaam, het vroeger brouwsel bij te voegen. En de alzo mislukte aioli zal heel en al goedkomen en zich omwerken tot een gele, sterke maar malse fijne, smaakvolle saus. Lustig Moetje vond wel dat zij liever een goed stuk zalm met onze Vlaamse sla en een smaakvolle mayonnaise at, maar de meeste aanzittenden vonden het lekker vooral als men als nagerecht een mengsel van heel wat fris zuidersfruit in stukjes gesneden en opgediend in een sap van gesmolten suiker en cognac op tafel zag verschijnen. ledereen was overvoldaan en toen er werd aangekondigd dat Oude Keu364


kenpiet ons voor's avonds zou laten proeven van een echte zuurkool op ~ijn Alsassers, dan vond iedereen het welletjes en te veel van het goede ... 't zou voor een volgende maal zijn. R. V. ('t vervolgt)

HERINNERINGEN AAN HET 22de INFANTERIEREGIMENT Waarom dit artikel in Ghendtsche Tydinghen? Het zzo Infanterieregiment is een Gents regiment, waarin veel Gentenaren hun dienstplicht hebben volbracht. Het 22° Infanterieregiment is een ontdubbeling van het zo Infanterieregiment, dat gekazerneerd was in de Leopoldkazerne. Tussen de twee oorlogen gaf het muziekkorps van dit regiment in de zomer de zondagavond een concert op de Kouter, concert dat door veel muziekliefhebbers werd bijgewoond. Het 22° Infanterieregiment werd gemobiliseerd op 1 september 1939 aan de kerk het Heilig Hart te Sint-Amandsberg. Mijn regiment werd ook reeds gemobiliseerd einde september 1938 in de school Don Bosco op de Kortrijksesteenweg, mobilisatie die maar vijf dagen duurde en eindigde na het akkoord van München, waarbij het Sudetengebied van Tcheko-Slowakije aan Duitsland werd afgestaan. Tijdens de mobilisatie en ook tijdens de gewone dienstplicht bedroeg de soldij van een soldaat dertig centiemen per dag; een korporaal ontving zestig centiemen en een onderofficier, die geen beroepsmilitair was 2,30 fr. per dag. Ter vergelijking: een gewoon glas bier kostte voor de oorlog 1,25 fr., een pakje Belga 2,25 fr. De gehuwde gemobiliseerden, die in overheidsdienst werkten, ontvingen 50% van hun wedde, de ongehuwden in overheidsdienst ontvingen 15 %. De andere gehuwde gemobiliseerden ontvingen een steun van hun gemeentebestuur. Op zondagnamiddag vertrok ons regiment van het Heilig Hart langs de Sterrenaar Bachte Maria-Leerne, waar we ingekwartierd werden in de boerderijen rond het kasteel van Ooidonck. We werden opgesteld aan een dode arm van de Leie. De officieren sliepen bij de burgers. Te Bachte Maria-Leerne hadden we praktisch niets te doen, tenzij ratten vangen met een verloren gelopen hond, die door een soldaat van mijn kompagnie was medegenomen. Het was een fox, een lief en trouw beestje, dat we Dolfke genoemd hadden. Over het eten hadden we niet te klagen; de soldaten 365


van onze veldkeuken deden hun best. Einde september vertrok ons regiment naar Broechem aan het Albertkanaal, een weinig te noorden van Lier. Ik ging altijd in P.I. (poste d'installation). Ik had mijn peloton geïnstalleerd in de danszaal van een herberg in het midden van het dorp. De twee andere pelotons werden geïnstalleerd op hofsteden. Te Broechem hadden nog geen soldaten gelegen. We moesten dan ook loopgrachten graven. Eerst een paar mitrailleusenesten, dan ook een abris. Onze Pier, een houthakker van Overmeire, had een dorsvloer gevonden op een boerderij; hij had ook nog een oude kachel gevonden. Op zekeren dag kregen we het bezoek van onze kolonel. Pier vroeg aan de kolonel : "Zouden we niet beter al die mitrailleusen kapot slaan en er potten en pannen van maken ?" Onze kolonel antwoordde niet en ging verder. Einde november vertrokken we van Broechem naar Casteau bij Mons. We werden afgelost door een Brussels of Waals regiment, dat aangevoerd werd door autobussen van Brussel. Onze manschappen dachten natuurlijk, dat ze ook met die autobussen zouden vervoerd worden, maar de bussen keerden ledig terug naar Brussel. Ons regiment is dan te voet in vier nachtmarsen van Broechem naar Casteau gegaan. Het had die vier nachten hard geregend, zodat iedereen doornat te Casteau aankwam. Casteau was een ledig munitiedepot omringd door prikkeldraad. Het bestond uit een groot aantal barakken met een betonnen vloer en ijzeren wanden. In dit kamp was er geen electriciteit, noch water noch toiletten. De onderofficieren, die in P.I. waren, hadden geen toelating gekregen om iets op te eisen. Toen de zaterdagmorgendons regiment aankwam; wist de overheid niet wat ze met de manschappen moesten doen. Ze kregen de toelating om zonder reisbevel naar huis te gaan. De zondagavond keerden ze terug, maar de toestand was niet verbeterd. De maandagochtend kregen de onderofficieren het bevel de soldaten te verzamelen. Ze antwoordden niet en bleven liggen. Daarna kwamen de officieren, maar ook zij hadden. geen uitslag. Pas toen onze aalmoezenier, de E. H. Loontjens tussen kwam, antwoordden de soldaten dat ze in die voorwaarden weigerden te marcheren. Dit was zo voor gans ons regiment; het schijnt dat dit ook het geval was in het 2° Infanterieregiment, dat in een kazerne teMons was gelegen. 's Namiddags werden de bataljons dan verzameld in uitgangskledij in een grote hangaar en toegesproken door hun majoors. Rond vier uur 's avonds werd dan de toelating gegeven om stro op te eisen bij de boeren. Daarna verbeterde wat de toestand. We deden er de gewone oefeningen van de soldaat. Met Kerstdag mocht de helft van elke kompagnie voor anderhalve dag in verlof gaan, met Nieuwjaar de overige helft. Op 2 januari 1940 vertrok ik opnieuw in P.I. naar 's Gravenwezel aan het anti-tankkanaaL Eerst per trein naar Antwerpen, dan per autobus naar Schotenhof, niet ver van 's Gravenwezel. We logeerden in een hotel. In dit hotel verbleef een vrouw, die zich uit gaf voor een gepensionneerde on-

366


derwijzeres van Antwerpen. Ik en mijn vriend F. P. stelden vlug vast, dat die vrouw niets afwist van het onderwijs en dat ze dus loog. Later vernam ik van mijn kommandant, die haar had moeten schaduwen, dat ze met een Duitser gehuwd was, die in BelgiÍ niet binnen mocht. Ik kreeg nu de opdracht haar ook te schaduwen en stelde vast, dat ze trachtte de soldaten te ontmoedigen. De staf van ons regiment lag ook in dit hotel en is dan wat later verhuisd naar een ander hotel. Pas op vrijdag 10 mei werd ze aangehouden door de rijkswacht. De winter 1939-1940 was een harde winter met veel sneeuw en vorst. Ons regiment kwam per trein naar Antwerpen, maar moest een vijftal dagen blijven liggen in scholen, omdat de wegen onbegaanbaar en onberijdbaar waren voor onze paarden. Te 's Gravenwezel waren er reeds stellingen, maar die waren volledig ondergesneeuwd. Ik werd met mijn sectie opgesteld in een bos dichtbij het dorp, bos behorend aan een groot kasteel. Begin februari brak een snelle dooi aan, waardoor de loopgrachten volledig met water stonden. Rond half januari 1940 kwam op de kompagnies een telegram toe met de tekst "attaque imminente et quasi certaine", dit in verband met een Duits vliegtuig, dat geland was in Limburg. Na de dooi moesten we de loopgrachten opvullen met graszoden; het was een ware modderpoel. Daarna maakten we nieuwe stellingen boven de grond : eerst ons mitrailleusenesten, daarna de loopgrachten, die we van binnen uitvlochten met twijgen. Persoonlijk sliep ik met een andere sergeant bij een burger. Die andere sergeant ging bijnawekelijks 's avonds laat naar Antwerpen om er geheime vergaderingen van het V .N. V. bij te wonen. In 1952 heb ik hem nog eens ontmoet; hij had een arm verloren aan het Oost-front. Begin maart werd het ons verboden nog bij de burgers te logeren; tevens kregen we verbod nog naar Antwerpen te gaan. De tucht werd merkbaar strenger. Ik ging dan slapen bij de soldaten van mijn sectie in een klein leegstaand huisje. Regelmatig werden de verloven gesloten en was er alarm, waarbij een deel van de manschappen op het terrein moesten blijven gedurende de nacht. Half maart waren we eens uitgeregend; 's namiddags keerden we naar ons kantonnement terug om de wapens te kuisen. Op 't onverwachtst kwam koningin Elisabeth in onze barak, vergezeld van Rik De Man, hoofd van het Werk van de Soldaat, en van enkele andere officieren.¡De koningin sprak met een groot aantal soldaten. Er werden foto's genomen en geschenken uitgedeeld. Wat later hebben we de foto's, waar we opstonden, gekregen. Ik betreur dat ik die foto's verloren hebtijdens de oorlog. Op vrijdag 10 mei rond vier uur 's morgens kwam een soldaat ons wekken; hij deelde ons mede dat er in de verte met afweergeschut geschoten werd en dat er vreemde vliegtuigen overvlogen. Ik kwam buiten en zei : "Jongens, het is oorlog." We kleedden ons verder aan en gingen naar onze stellingen. Rond negen uur 's morgens reed een gemotoriseerde Franse

367


divisie ons voorbij op weg naar Nederland. De volgende nacht kwam ze reeds terug; ze was uiteengeslagen door het Duitse leger. De eerste week gebeurde er niets bijzonders. Op vrijdag 17 mei rond vier uur kregen we het bevel op te ruimen en te vertrekken. We moesten over de brug op het Albertkanaal te Wijnegem. Toen we 's Gravenwezel verlieten lag het dorp eenzaam en verlaten, de bewoners waren gevlucht naar Antwerpen. Alleen een geit stond op een stuk weide te blaten. Ik vergeet nog te vertellen, dat de vleesfabriek Swan gelegen in Sint-Job-in 't Goor geplunderd werd door het Belgisch leger. Even buiten 's Gravenwezel moest ons regiment ongeveer twee uur blijven liggen, omdat vliegtuigen ons overvlogen. Later bleek het, dat het Engelse vliegtuigen waren, die onze aftocht dekten. We marcheerden tot Hemiksem, waar door de genie een noodbrug met Belgische binnenschepen was gelegd. Onze tocht ging dan verder tot Steendorp op de linker oever van de Schelde. We werden hier opgesteld. De zondagochtend vroegen de inwoners van Steendorp ons wat er ging gebeuren; vraag, waarop we niet konden antwoorden. Wat later kregen we het bevel opnieuw te vertrekken naar Lokeren, waar een trein ons zou opwachten. Toen we in Lokeren aankwamen, was het station gebombardeerd door het Duitse leger. We stapten verder naar Zeveneken, waar een andere trein ons opwachtte. Er vlogen Duitse vliegtuigen boven die trein, waardoor het onmogelijk was in te stappen. Nu kregen we het bevel om met eigen middelen naar Zomergem te gaan. Dit was op 19 mei. We zwerfden wat rond in de streek van Zomergem tot we opgesteld werden te Oost-Winkel op een hoeve. Op zaterdag 25 mei had een kompagnie Duitsers het Schipdonkkanaal overgestoken om er een bruggenhoofd te vormen. De tegenaanval werd gedaan door het eerste bataljon van ons regiment onder de leiding van reserve-majoor Feyerick. Tijdens het gevecht werd majoor Feyerick dodelijk gekwetst, hij stierf te Brugge. Zijn adjunct luitenant G. Wante sneuveldeรณ Er werden een aantal Duitsers krijgsgevangen genomen. Op zondag 26 mei werden we 's morgens vroeg overvlogen door een Storck, een klein vliegtuig, dat luchtfoto's nam. We wasten en schoren ons. Rond zeven uur ging ik naar onze veldkeuken om te zien of er geen eten was. Onze keuken had geen brood gekregen; alleen enkele brokkelingen van soldatenkoeken bleven over. Gelukkiglijk hadden we nog wat brood van de vorige dag en vonden we wat eieren in het kippenhok. Rond twee uur 's namiddags kwam onze kolonel Pletincks op inspectie. Hij verwittigde me, dat we goed moesten opletten en niet schieten op Belgen, die voor ons lagen en misschien zouden vluchten voor de vijand. Even later begonnen de Duitsers ons te beschieten met schrapnels en te bombarderen met vliegtuigen. Mijn soldaten waren onder een houtmijt gekropen; ik zelf stond tegen de houtmijt om te zien wat er gebeurde. Rond vier uur stormden de Duitsers vooruit, in hun laarzen een handgranaat op een stok, de helm 368


bedekt met bladeren en een mitraillette in de hand. We hebben ons overgegeven. Een Duits soldaat toonde me een landkaart, waarop de stellingen van mijn regiment waren opgetekend. We werden weggeleid. Honderd meter verder was er een korenveld, wa:arin een grote vierkante hakenkruisvlag als teken voor de Duitse vliegtuigen. De waarnemers van onze artillerie waren ook gevangen genomen, waardoor hun schietveld werd ingekort. Aldus werden we beschoten door onze eigen artillerie; er vielen enkele gewonden. Toen we aan de dijk van het Schipdonkkanaal kwamen, was er nog een mitrailleuse aan het schieten. De Duitsers verplichtten enkele krijgsgevangenen een kanon 4,7 in batterij te trekken, waarna ze de mitrailleuse, vermoedelijk bemand door een officier het zwijgen oplegden. We werden het kanaal overgebracht met rubberbootjes, waarna we naar Sleidinge werden gebracht. Beroepsluitenant De Vuyst, kompagniekommandant en kommandant Verbiest hebben zich niet willen overgeven en werden door de Duitsers dood geschoten. Onze regimeutsvlag werd verborgen in een abdij te Brugge. Hier eindigt het verhaal over het 22° infanterieregiment. Een klein gedenkteken naast de kerk van Oost-Winkel herinnert aan de gevechten in dit dorp; jaarlijks wordt er nog een mis gelezen voor de gesneuvelden. M.STEELS

BIBLIOGRAFIE Het was dit jaar 400 jaar geleden dat Willem de Zwijger te Delft vermoord werd en ... 400 jaar geleden dat er een einde kwam aan het Calvinistisch Bewind in Gent. Hoe waren de verhoudingen tussen Gent en Willem van Oranje die meermaals de gast was binnen de Gentse muren ? Wie was die Willem de Zwijger feitelijk? Wat beoogde hij? Welke rol heeft hij gespeeld in een van de meest bewogen periodes uit onze geschiedenis ? Hoe is de scheiding der Nederlanden er gekomen? Zeg eens rechtuit, beste lezer, hoeveel Gentenaars kunnen zich een zuiver beeld vormen van dit alles ? Is bij velen die periode niet sĂŽmplistisch geresumeerd in 3 woorden : Alva, Egmont en Hoorn? Als verontschuldiging kan aangevoerd worden dat het inderdaad niet gemakkelijk is voor de leken (die de meesten onder ons toch zijn) door te dringen tot de kern van de zaak: Om het allemaal te kunnen begrijpen hebben wij een goede gids-nodig. Wel, verblijd u, deze competente gids hebben wij gevonden in de persoon van onze Stadsarchivaris Johan Decavele.

369


Het Stadsbestuur van Gent heeft hetgoede idee gehad een boekje uit te geven, getiteld: "Vlaanderen tussen Spanje en Oranje". En wie was meer geschikt om het op te stellen dan onze archivaris? Hij beweegt zich hier immers op een terrein waarmede hij volledig vertrouwd is en hij mag als een van de specialisten van deze periode beschouwd worden. Wat de zaak bijzonder aantrekkelijk maakt is het feit dat Johan Decavele een van die niet zo talrijke wetenschapsmensen is die hun kennis op een klare, eenvoudige, bevattelijke manier kunnen overmaken aan het groot publiek. Het meer dan 100 bladzijden tellend boekje is zeer zorgvuldig gedrukt en prachtig en rijkelijk geĂŻllustreerd. We hebben ze geteld : meer dan 100 illustraties. Moesten er onder onze lezers mensen zijn die de schromelijke nalatigheid begaan hebben zich het boekje niet aan te schaffen, dan zouden wij hun sterk willen aanraden er niet langer mee te wachten. Van dergelijke werken is de oplage nooit bijzonder groot en ze worden nooit herdrukt. Het zou toch zonde zijn binnen enkele jaren het tiendubbele van de prijs te moeten betalen in het een of ander antiquariaat. Van de prijs gesproken: 150 fr.Eigenlijk niet te geloven. Koop eens een stom romannetje en reken eens uit hoeveel u dat kost per bladzijde. Te verkrijgen : Onder meer in het Stadsarchief en in de Infocrypte van het Stadhuis.

H.C. EEN NIEUWE STADSGIDS

In de reeks van gidsen voor oude steden van Vlaanderen, uitgegeven door Scriptoria-Antwerpen en geschreven door Guido Deseyn, neemt de "Gids voor oud Gent" de tiende plaats in. Deze handleiding richt zich vooral tot de kenners van oud Gent, maar is minder aangewezen voor de toerist die er de architectonische praal van de historische monumenten, alsook hun wordingsgeschiedenis niet in terugvindt. De gids wijkt aldus nogal af van de gebruikelijke handleidingen, geeft een beknopt historisch overzicht van hetontstaan en de groei van de stad, maar de auteur spitst vooral zijn aandacht op de acht wandelingen die hij heeft voorzien in het hart yan Gent, telkens beginnend op een gents marktplein en eindigend op een voormalige stadspoort. Langs gebouwen, straten, huizen, waterlopen, poorten, fabrieken, bruggen, woningen om schetst de auteur de handel en wandel van onze voorvaderen, vertelt over het leven van de kleine man, over de zeden en gebruiken van de bevolking en ontvouwt gaandeweg de rijkdom van ons 370


kleinschalig historisch en bouwkundig verleden aan de hand van talrijke illustraties en een eenvoudige, maar sprekende tekst. Door de eeuwen heen heeft ons bouwkundig erfgoed veel schade en schande moeten inboeten, maar de nagelaten sporen zijn nog altijd talrijk genoeg om de algemene bewondering af te dwingen en de vrijwaring van de overblijfselen in vraag te stellen. Vooral de 18de en 19de eeuw, die de pre- en de industriële perioden inluidden, vertegenwoordigen een rijke bron van informatie en bepalen grotendeels de waarde van de zoektocht. De kompakte tekst, de grondplans en de gezichten, de gave technische uitvoering verlenen aan het geheel, behalve een didactische waarde, een overzichtelijk beeld van het Gent, dat toen als het Manchester vanons vaderland werd beschouwd. Al de wandelingen, elk 50 à 60 blz. lektuur lang, zijn feitelijk de kleinschalige inventaris van een erfgoed dat de ontluistering heeft overleefd en nog dagelijks wordt geprezen en benijd. De volkszanger Karelke Waeri vergast ons, als slot van de verkenning van oud Gent, op een plezierige zoektocht naar de verdwenen Franse cafés te Gent die bij velen sappige herinneringenzullen oproepen. Een aanbevolen reisgezel. R. V.

PUZZEL1984 Belofte maakt schuld, en die ze niet houdt krijgt een bult. Onze achtenswaardige heer Quiz' kan best een bochel missen, daarom is hij van zijn woord en doet hij wat hij ruim een half jaar geleden (G.T. blz. 144) voorspelde : "Ge moogt aan uw inderdaad vriendelijke correspondenten en andere G.T.-ers alvast melden dat puzzel '84 er een zal zijn naarveler 'goesting'. Zijn titel? Reuze-l.:eer-Uw-Stad-Kennen-Legpuzzel." Hij- niet de Quiz' maar de puzzel-liegt er warempel niet om : een mozaïekbord met maarliefst 441 (21 x 21) van letters of punten voorziene steentjes. De aanblik van een der borden zal mogelijkerwijze bij menig puzzelaar een Babylonische verwarring teweeg brengen. Hij weze gerust, schijn bedriegt ookwat des heren Quizmasters laatste maneuver betreft. Volg daarom de wijze raadgevingen die ik zo vrijgevig ben op een rijtje te zetten: 1/ Allereerst wordt beroep gedaan op uw parate kennis inzake Gentse topografie (u mag natuurlijk gebruik maken van voorhanden zijnde hulpmiddelen) : u zoekt de riamen op van de 29 verkeerswegen waaraan even371


veel gebouwen gelegen zijn, waarover het een en ander verteld wordt. Het is wel noodzakelijk dat u al die namen te weten komt vooraleermet het eigenlijk puzzelen aan te vangen. Al doende zult u begrijpen waarom. 2/ Gewapend met meetlat en potlood kopieert u 1o het rooster bestaande uit 72 om zo te zeggen ineengekoekte 5 vakjes tellende steentjes; 2° de 24 verspreide kleinere steentjes die u onder het 2de rooster aantreft; 3° u knipt de 96 steentjes zorgvuldig uit (wat nog niet zo vlot belooft te gaan; 4° laat nu het plezier van het spelletje volgen : zoals u ziet heeft de letterzetter, die spelbrekende deugniet, enkele letters en punten in het rooster binnengesmokkeld. Die zullen u beslist helpen "de eindjes aaneen te knopen." U kunt starten zowel bovenaan, onderaan of middenin het rooster met het vormen van de 29 gevonden namen van straten pleinen, enz. 3/ Begin a.u.b. niet aan het plakwerk alvorens het legwerk tamelijk ver gevorderd is, want, "wolfijzers en schietgeweren" kunnen mogelijk roet in het puzzeleten komen gooien. 4/ Neem van mij aan dat een flinke portie geduld doelmatiger en efficiënter is dan een (niet te versmaden) Sherlock Holmse of Old Shatterlandse speurzin. 51 Vergeet vooral niet dat de Heer Collumbien, Lijnmolenstraat 149, te 9110 Sint-Amandsberg Gent, op hete kolen zit te wachten op de aankomst van de resultaten van uw labeur. De Heer Collumbien, de weledelgestrenge Heer Quiz' en ik zelf wensen onze beste puzzelaressen en puzzelaars een goede vaart. M.V.W. Aan welke straat, laan, plein, markt, enz. staat het GEBOUW ••• 1) ... dat gedurende verschillende eeuwen binnen zijn muren een heel nuttige, ja sociale instelling herbergde. Een "goed" werk dat aldaar door Kei..: zer Karel in 1531 in het "leven" geroepen werd om het "leven" van menig stadsgenoot wat "leefbaarder" te maken. Wil u de tekst kennen van de stempel van dat "werk" ? U moet natuurlijk een beetje (potjes)Iatijn machtig zijn : CAESAR INSTITUENTE ANNO 1531/ BEATI MISERICORDES I GAC. Hetgebouwdat in.1750 een nieuw kleedje kreeg, was alom bekend wegens zijn luxueuze stoffering en meubilering: eikenhouten tafel, zitbanken en kapstokken; muurbekleding; artistieke schoorsteen versierd met een schilderij (werk van Jan van Cleef) en gebeeldhouwde medaillons van Keizer Karel, Albert en Isabella (werk van Norbert Sauvage); zeven doeken, evenveel werken van barmhartigheid voorstellend (werk van Gillis Le Plat). De Beheerders van Expo '13 vonden dit interieur zo typisch, zo karakteristiek, zo eigenaardig, dat dit zoals het waaide en draaide tentoongesteld werd in de afdeling Oude Kunst in Vlaanderen (Museum voor Schone Kunsten). Thans, ook zoals het waait en draait praalt het sedert 1925 in het Bijlokemuseum. 372


~~AN6T~AT~K~T•~M~SP~R ~

QL0EE8TRAA~ERPE~NTB TQ•51RgN•KAINSTBg ~

CHIAÄMAENS•GOVIRT5R

~NMALAAGMEIERME 1 QOLAR_ ~EPOA~S SET~•SIE~TOGN ~ àNLATQK5EL~FFEHgRAA NàG~ROàAT•TQRAAI ~ T•BI~RAAA6AATPEESTR~

TROER•SJNEACHTAR•GAIT

~E•LALAUlVA~ER5NllORTE

OORTOTNBROPINT5TE•B

~ VNKT•~0T•NLRHUIDI ~ lETCEAT•S§ASTEB E NMA ~

DRKTTSLEIPNTRALàN•P•~

~LRDDOT006AISlNORNSP•

~

=SL IER ZVEL .KDELVBD ER

KIIVcE~EREN~FSPZE ~

LE 'P A

~KT•

S

l:iR IS IJ

~KT•

_

\J

2) .. . waarin de beroemde Duitse schilder Dürer van 4 tot 15 april1521logeerde. Van zijn verblijf in onze stad maakte hij gebruik om een bezoek te brengen aan het Prinsenhof waar hij een in het Leeu.wenhof opgesloten prachtige leeuw aftekende . In zijn dagboek noteerde hij : "daerna zag ik die levende leeuwen en conterfeite een en met de stift" . (Zie afbeelding van de gravure in G .T. , 1980, blz. 282). 3) ... dat een schilderij het onderdak verleent hetwelk zolang-de SintVeerlekerk rechtstond, aldaar bewaard werd . De meester die het paneel (83,5 cm x 76,5 cm) penseelde mag wel als de drolligste aller tovenaars-metde-verf betiteld worden. Helaas belandden om zo te zeggen al zijn gewrochten ver van huis , ik bedoel de panelen en doeken die met volkomen zekerheid op zijn ezel ontstaan zijn : te Madrid, Londen, Parijs, Berlijn, München, Wenen, Washington , Philadelphia. Zijn geboortegrond daarentegen , de Nederlanden , heeft een straf vergrootglas nodig om enkele bewaarplaatsen te ontdekken :Rotterdam, Brussel, Gent. Wat er op het 373


Gents werk te savoureren valt : een uitgelezen verzameling van de lelijkste tronies, van de afschuwelijkste smoelen die men zich kan voorstellen : onmenselijke muilen geschaard rondom één enkele menselijke figuur, die van Christus. 4) ... dat het Stadsbestuur in 1920 aankocht om er de rijke verzameling stijlmeubelen en andere waardevolle voorwerpen in onder te brengen, allemaal dingen die deel uitmaken van ons kunstpatrimonium. O.a. kunt u er het bureau "eerbiediglijk" contempleren dat volgens de traditie gedurende de HONDERD DAGEN door Lorlewijk XVIII zou gebruikt zijn; prachtig Chinees porselein en faïence in overvloed; kroonluchters in brons of uit lindehout gebeeldhouwd; beeldjes in ivoor. Een van de kamers, de z.g. pruikenkamer, mag u onder geen voorwendsel voorbij stappen, want hier wordt gedemonstreerd hoe er in de 18de en 19de eeuw getoiletteerd werd : een uitklapbaar toilettafeltje, een grote aarden kruik die als verwarmingstoestel diende voor het opwarmen van de krulijzers. En hoe de pruiken bepoeierd werden. De geest van bisschop von Lobkowitz (17721795) moet hier beslist rondwaren, want het bed dat hij besliep staat nog altijd op zijn terugkomst te wachten. En als hij met zijn slee ~en toertje door de besneeuwde straten van de stad wil maken, ook die wacht op hem. In het Museum voor Volkskunde. 5) ... dat vanaf het begin van de 15de eeuw (1419) het druk bezocht werkterrein was van een der belangrijkste ambachtsgilden van de stad. Aan dat gebouw was oorspronkelijk een kapel gehecht die in 1828 gesloopt werd. Een alleszins merkwaardig, in olieverf uitgevoerde muurschildering versierde en versiert nog de overgebleven muur van de kapel. Ze stelt de middelerwijl gerestaureerde Aanbidding van het Kindeken Jezus voor, een scène die bijgewoond wordt door hertog Filips de Goede, zijn vrouw Isabella van Portugal en hun zoon Karel die later de Stoute zal genoemd worden. De schildering werd (1448) aan de kapel geschonken door Jacob de Ketelboetere, natuurlijk een aanzienlijk en kapitaalkrachtig lid van de gilde. 6) ... waar de een jaar jongere zuster van Keizer Karel, Isabella van Oostenrijk, op 25-jarige leeftijd begraven werd C Prinsenhof, 18 juli 1501). Uitgehuwelijkt aan de Deense koning Christiaan 11 in 1514. Had met die onevenwichtige, ontrouwe en hardvochtige man een ongelukkig leven. Op 14 april1523 wordt hij feestelijk aan de dijk gezet zodat hij met Isabella en hun 3 kinderen ijlings de vlucht moet nemen. Dank zij de beschermende hand van broer Karel mag het gezin zijn intrek nemen te Lier. Doch de hel waarin de jonge vrouw haar leven moet slijten, ontvlucht ze. Ze komt haar nood klagen bij de abt van de Sint-Pietersabdij die haar het kasteel van 374


~

r-1--

r--

t--

r-- 5

r---

5Tt--

r-----

r--

Tr--

r-

r--

t--

r--

T '

r--

~--

'S ~

R

r- E

r--

:------

E r-1-

r-t--

p

1--

u

: r--

r-:------

-

r-=-

:------

t--

- T

r--

-=-= K

. r-----

t--

G

= t--

T r----- r

p

:------

:------ IJ

r-----

:------

-

f----

z . p r1--

c

0

-

1-

r--

:------

r-r--

r--

r--

t--

f----

r-----

B

:------

-

r--

r--

r--

t--

u

-

t--

t--

r--

• li r---

E

r---

f----

r--

1--

p

:------

r----r-----

t--

r-----

t--

T

.--

5

375


Zwijnaarde in bruikleen afstaat. Nauwelijks een jaar na haar aankomst aldaar sterft ze van verdriet (19 januari 1526). In het gebouw kreeg ze een ongemeen luxueus grafmonument waaraan o.a. de "beeldsnijdere" Jan de Smytere en de vader van Lucas de Heere werkten. In 1578 verwoestten de Beeldenstormers de prachtige sarcofaag en verspreidden de beenderen van de gewezen koningin. Wat er van dit gebeente uiteindelijk overbleefvond in 1883 zijn weg naar Denemarken. 7) ... dat opgetrokken werd in het begin van de 13de eeuw om aan kloosterlingen en zieken een veilig onderdak te verlenen. Het moest omtrent 7 eeuwen later gedeeltelijk ontruimd worden om in plaats van aan mensen, aan een bijna onoverzichtelijke collectie oude en heel oude voorwerpen van alle slag de gastvrijheid aan te bieden. Al die interessante zaken, kunstwerken, gebruiksvoorwerpen en herinneringen van diverse pluimage kunt u er op uw duizend gemakken al genietend in ogenschouw nemen. Richt uw blik maar alvast op die gepinde staaf alias "goedendag" waarvan zoveel exemplaren op de Groeningenkouter door het gemeen zo handig gehanteerd werden; op dat waarschijnlijk in de 15de eeuw geschilderd paneel dat 6 leden van het grafelijk geslacht in beeld brengt : e Mathildis, vrouw van Boudewijn 11 (879-918), 2° Amulf 11 (965-988) en 3° zijn vrouw Rozala Suzanna; 4° Boudewijn IV (988-1035) en 5° zijn vrouw Ogiva, 6° Gisla, de zuster van Ogiva; op dat prachtig missaal ( = boek waarin alle gezongen en gesproken teksten van de mis opgenomen zijn) dat door de Stad ruim 20 jaar geleden op een veiling te Londen voor de in feite geringe som van 1.500.000 fr. aangekocht werd. Van dit 13de-eeuwse missaal weet men dat het ofwel in de Sint-Pietersabdij, ofwel op last van dit klooster geschreven en verlucht werd. 8) ... waar iemand overleed op hetzelfde ogenblik dat Ledeganek zijn Zustersteden voleindigde. Notarisklerk, staatsbeambte, adjunct-archivaris, opnieuw rijksbeambte. Ontpopte zich als een taalkundige, historicus, redenaar, prozaschrijver, dichter van formaat.' Riep het tijdschrift Belgisch Museum voor de Nederduitsche Tael- en Letterkunde en de Geschiedenis des Vaderlands in het leven. Gaf het Middelnederlands episch gedicht "Van den Vos Reynaerde" uit. Hij was de eerste die zijri laatste rustplaats op het Campo Santo kreeg (26 juni 1848). 9) ... welke curriculum vitae een aanvang neemt in 1360, toen op de plaats die het nu inneemt, twee huizen stonden : "Den Grooten Pelicaen" en "Den Clenen Pelicaen". In 1547 sloopte men tegelijkertijd met de twee Pelicaens een paar woningen om een prachtig herenhuis op te richten. Na in de loop van de 17de eeuw rechts en links bijgebouwen gekregen te hebben, kwam het in 1736 in het bezit van de familie Vanden Meersche, die 376


er alles op zette om van het verworvene een prinselijke woonst te creëren. Van 1808 tot 1835 is Cesar Maes, een rentmeester van Napoleon, er de eigenaar van. In 1843 wordt het huis betrokken door G. Oldi "ex-propriétaire de l'Hötel de la Paste de Gand" die het als hotel inricht. Niet voor eeuwig, want na in 1872 overgegaan te zijn in de handen van baron Casier de Hemptinne, wordt een vrouwenklooster er in 1892 de bezitter van. Op haar beurt richtte deze de instelling als home in voor bevoorrechte oude mensen. Ik zou dat gebouw en zijn wederwaardigheden niet te berde gebracht hebben ware het niet dat in dat complex de artistieke monumentale trap van alle Gentse artistieke trappen te situeren valt. Een weergaloos, onovertroffen meesterwerk van beeldhouwkunst, volledig gecreëerd in het puurste eikehout. U kunt niet anders of u moet er uw Latijn bij verliezen als het u gegund wordt die enig mooie trap met zijn talloze balustraden te bewonderen. Ongelukkig is de naam van de Gentenaar die dat meesterwerk in het leven riep, onbekend gebleven. De wanden van de trapzaal zijn van onder tot boven met schilderingen versierd : mythologische figuren en taferelen, werk van de Gentenaar Norhert Heylbroeck (1740-1785) die het bracht tot hofschilder van landvoogd Karel van Lotharingen. 10) ... dat een van onze bekendste architecten (1786-1864) van 1836 tot 1846 oprichtte op de plaats waar tot 1799 een kloostergemeenschap verbleven had. In 1220 te Gent aangeland met het doel er zich voor goed te vestigen, begon ze in 1226, nog tijdens het leven van de H. Franciscus, alvast met het optrekken van een kapel waarvoor de toestemming hun verleend was geworden door de bisschop van Doornik Walter Marvis en de abt van de SintPietersabdij Amulf van Zwijnaarde. Dank zij de milddadigbeid van Gwijde van Dampierre kwam ze in het bezit van de nodige ruimte om een ordentelijk "huis" te ~aten verrijzen en een kerkhof te openen. Ook zij had niet weinig te lijden van de uitspattingen door de Godsdiensttwisten veroorzaakt. De beruchte regering van de Ryhove en van Hembyze (15781584) verjoeg ze uit de stad (april1579). In 1600 werd onze kloostergemeenschap wegens haar niet al te stichtelijk gedrag door de Overheid aan de deur gezet. Een andere kwam prompt haar plaats innemen. Helaas ! , ook deze was slechts een kortstondig bestaan beschoren, w:ant in 1796 zorgden de Franse "toeristen" ervoor dat kerk en kloostergebouwen in een handommezwaai geliquideerd werden om die te vervangen door een wijde, platte, trieste, troosteloze portie vage grond. Pas in 1840, terwijl men op die ontheiligde plek met man en macht bezig was een indrukwekkend bouwwerk op te metselen en op te timmeren, kwamen de paters terug naar hun "geboortestad", ditmaal om zich een onderdak te creëren aan de Hout.:. lei (thans Oude Houtlei). Van het gesloopte klooster zou ziêh niemand meer iets herinneren ware het niet dat een van zijn zonen CO 147911480377


t1572) een vedette van wereldformaat werd. Iemand die in 1522 (27 april) "huis" en stad verliet om in de Nieuwe Wereld een hem door God en Keizer opgedragen taak te gaan vervullen. Nog steeds wordt hij in zijn tweede vaderland als de grootste aller weldoeners geëerd. Daar kreeg hij in 1976 zijn standbeeld. 11) ... waar Karel van de Woestijne op 10 maart 1878 geboren werd. 12) ... waaraan men maar liefst metselde en timmerde van 1425 tot 1444. Het moest dienen als vergaderplaats en lokaal van de handelaars in wol en wollen weefsels. De zogenaamde drapiers. Een van hun opdrachten was het al die weefsels te keuren alvorens ze te laten verkopen. Dat gebeurde in de zaal gelegen op de eerste verdieping van het gebouw, daar waar de leergierige Gentenaar tegenwoordig het een en het ander over het verleden van zijn stad kan leren. De tweede verdieping nam het "Gulde vanden Eertsynghel Ste-Michiel gheheeten de Schermers" sedert zijn stichting (1613) in. En neemt het nog steeds. De gelijkvloerse etage, die met haar 20 14de-eeuwse kolommen veeleer op een crypte gelijkt, werd na de sloping van het Chastelet (1718) ingericht als "gemoderniseerde" stadsgevangenis. Oorspronkelijk telde onze crypte slechts 7 traveeën. In 1903 kreeg ze er 4 bij zodat haar mooie (zij)gevel nu mag stoefen een lengte te hebben van 42,50 m. Loop ik dat gebouw voorbij, dan schieten mij onwillekeurig de pittige verhalen van Loctewijk de Vriese voor de geest. 13) ... dat het lang moeten stellen heeft met een houten gevel. Nadat deze in 1637 vervangen werd door een gemetselde (betaelt Denijs vander Vijnct de somme van 4lb. gr. hem bij gheleijt (gesubsidieerd) ten respecte vansijoen huijse heeft doen maecken eenen steeoen ghevele) kreeg het gebouw een uitgewerkte barokke deuromlijsting met een dito eikehouten deur. Gedurende heel het Ancien Régime verhuurden de bewoners van het huis de eerste verdieping ervan aan de Magistraat telkens deze het nodig oordeelde het volk bij het openbaar leven te betrekken (Item den selven Janne in havescheden (gratificatie) over de monesse (gebruik ?) van sijn huus 30 sch.). Een paar voorbeelden: Bij de inhuldiging van een nieuwe graafverscheen deze aan het vensterrraam van het huis om de eed te doen aan het volk en aan te horen hoe de afgevaardigden van dat volk op hun beurt de eed deden. Bij die gelegenheid werden gouden, zilveren en koperen penningen ofte jetons met milde hand uitgereikt. Aan hetzelfde raam namen de schepenen plaats om zowel feestelijkheden (tornooien e.d.) als halsrechtingen, verbrandingen, radbrakingen, enz. bij te wonen. Aan hetzelfde raam verschenen degenen die het verzamelde volk toespraken. Aan hetzelfde raam verscheen hertogin Maria van Bourgondië (13 maart 1477) om al smekend, maar vruchteloos, de hoofden van Hugonet en Humhercourt trachten te redden. 378


14) ... dat we veeleer een steen zouden moeten noemen. Het was een oud, voornaam geslacht (blauwbloedig) dat het vanaf het begin van de 14de eeuw waarschijnlijk bezat, maar zekerlijk bewoonde. Op zijn wapenschild zijn drie van die snijdende halfmaanvormige voorwerpen afgebeeld waarmee de boer gewoon is het koren te zichten (afmaaien). (In het oud Frans heette dat geslacht de Falce). Dat leden van die familie inderdaad vooraanstaanden waren wordt klaarblijkelijk bewezen door het feit dat een hunner, Simoen, een van de ondertekenaars was van het rampzalig Verdrag van Athis (Vlaanderen-Frankrijk; 1305). Thans dient het verwezen verbouwd steen als dagelijks toevluchtsoord voor een talrijke druk doende (met mond, handen en voeten) kunstzinnige jeugd. 15) ... waar in 1845 een arts de tekst dichtte die door een genaamde Karel M ... getoonzet werd. Het lied genoot weldra een onverwachte, nooit gekende bijval. We mogen gerust stellen dat het beslist het populairste lied geworden is dat door de (strijdlustige) Vlamingen gezongen werd ... en nog wordt. 16) ... welks geschiedenis een jammerlijke aaneenschakeling is van peripetieën. Gedurende heel zijn bestaan, dat aanving op het einde van de 13de eeuw, heeftmen eraan gedokterd, delen ervan vernieuwd, andere eraan toegevoegd derwijze dat het uitgroeide tot een omvangrijk complex. Zijn bewoners, allemaal mannen, genoten de sympathie vande Gentse bevolking en in het bijzonder van de Magistraat. Wil u een bewijs van die goede verstandhouding, of beter onbegrensd vertrouwen ? Zolang het Belfort niet voltooid was, was het in dit gebouw dat de stedelijke charters scrupuleus bewaard werden. En wat nog een boel welsprekender is; menig vooraanstaande burger drukte de wens uit erin begraven te worden : Margaretha van Vlaanderen,een bastaarddochtervan graafLadewijk van Nevers (1415} kreeg er haar graf; ook Maria van Bourgondië's kanselier Guillaume Hugonet die op 3 april.1477 onthoofd werd; ook de pl"esident van de Geheime Raad, Pieter Tayspil. 't Was in dit gebouw dat Johanna, de vrouw van aartshertog Filips de Schone al biddend overvallen werd door de barensweeën welke de geboorte van Keizer Karel aankondigden. (24 febr. 1500}. Evenals zoveel andere kerken en kloosters had ook ~nsgebouwerg te lijden van de Beeldenstorm, die in aug. 1566losbarstte. Niets ontzagen de woeste brekers: beelden, glasramen, sacramentshuisje, altaarretabels, muurschilderingen, meubelen, orgels. Eenmaal het orkaan voorbijgewoed herstelde men de schade in de mate van het mogelijke. De doodsklok zou evenwel voor goed over de bewoners van het gebouw luiden toen de heren Fransen ons in 1792 kwamen bevrijden(!?!). In 1796 werden die bewoners verjaagd, hun eigendom verbeurd verklaard en openbaar verkocht (1797}. Gedeeltelijk ingekocht gelukte men erin het gebouw opnieuw zijn functie 379


te laten uitoefenen ... tot het in 1841 naar het vergeetboek zou geëxpedieerd worden. In 1881 kwam het uiteindelijk in het bezit van de Stad die het van 1884 tot 1925 gebruikte om er een museum in te huisvesten. Van 1932 tot 1962 verleende het gebouw de gastvrijheid aan nog een ander museum. 17) ... waarvan de oorsprong dient gezocht in de eerste helft van de 13de eeuw. Denk niet dat ik mij aan enige overdrijving bezondig als ik beweer u in een museum voor schone kunsten gebracht te hebben want kijk eens aan van welke verdienstelijke schilders daar doeken opgehangen zijn. Van Gaspar de Crayer De Verlossing der Christene Slaven; van Nicolaas de Liemaeckere, gezegd Roose, Het Laatste Oordeel; van Jan van Cleef De Verlossing der Slaven door de Trinitariërs (leden van de kloosterorde der H. Drievuldigheid) en een O.L.V. Hemelvaart. Ook het tentoongestelde beeldhouwwerk loont de moeite van nabij bekeken te worden: van Jan Mattheys het prachtig marmeren grafmonument van het echtpaar Willem van Brochorts; van Karel van Poucke het even prachtig mausoleum van Jan Palfijn dat gekapt werd om een meer eenvoudige herdenkingsplaat te vervangen. 18) ... dat opgetrokken werd op de plaats waar van- ik weet niet wanneer -tot in 1716 de stadsgevangenis "gebloeid" had. Die gevangenis die veeleer dient beschouwd te worden als een huis van bewaring omdat velen daar slechts verbleven tot op het ogenblik dat ze voor de vierschaer verschenen, heette Castelet, Chastelet, Sausselet, saestelette, sosselet, enz. Heel waarschijnlijk ontleende ze haar naam aan de Parijse prisons Le Grand Chätelet en Le Petit Chätelet. (Aan die sedert lang verdwenen kastelen herinneren o.a. de Métro Chätelet, de Place du Chätelet, de Théätre du Chätelet). In het Chastelet werd goed of minder goed, of liever slecht of heel slecht gelogeerd : de kamer genoemd Groote Splete had kleine vensterramen; de Cleene Splete nog kleiner ramen; het Cattegat doet denken aan een bepaalde versterking; de Roovers muyte, de Tooveres muyte, de Vrouwe camer, de Israëls muyte (deze laatste zonder commentaar, alleen dit: de joden werden ook toen gediscrimineerd); het Suijckerlaetgien (daar zullen wel de meest bevoorrechte pensionnairs verbleven hebben). Niet al de mensen die het Chastelet verlieten was het gegund al fluitend huiswaarts te stappen, voor velen was het een stappen naar het schavot dat voor de gevangenis opgesteld was. 19) ... dat niet alleen de niets ontziende Tijd maar vooral zeer te betreuren gebeurtenissen onwederroepelijk verminkten. Thans bewaart men er talloze tastbare herinneringen uit lang vervlogen eeuwen : de reusachtige vierkante gevelsteen (zijde 1,75 m) die van 1524 tot 1540 ingemetseld was 380


in de Hospitael-of Spitaelpoorte, gehouwen door dezelfde beeldsnijdere Jan de Smytere die aan lsabella's mausoleum werkte. Op die steen is de Gentse Maagd afgebeeld, natuurlijk zittend in haar tuin. En om niet te vergeten dat hij, de steen, in Keizer Karels tijd ontstond, kreeg onze Maagd het gezelschap van de Herculuszuilen, het keizerlijk wapenschild en de Bourgondische vuurslag. Ook de grafplaat van Hubert van Eyck alsmede nog ontelbaar andere merkwaardige voorwerpen in steen vonden een veilig onderdak in dit aloude gebouw. 20) ... dat van 1668 tot 1672 opgericht werd om in tijden van pestepidemieÍn de zieken te verzamelen om ze in de mate van de mogelijkheid te verzorgen. Op dezelfde plaats bestond reeds sedert 1582 een gelijkaardige instelling die nog geen eeuw later al uitbreidend diende herbouwd te worden. Naderhand deed het gebouw dienst als ziekenhuis voor algemene besmettelijke kwalen. Vanaf 1726 gebruikte men het voor verschillende doeleinden: eerst als krijgshospitaal, nadien (1749-1754) als magazijn voor militair materiaal, waarna het uiteindelijk verbouwd werd tot ruiterij kazerne. Dat is het gebleven tot op het ogenblik dat zijn pensionairs, de zo populaire lansiers "ontpaard" werden om gemecaniseerd te worden. Middelerwijl moest de H. Macharius de vlag strijken voor een meer werelds gestemd en gestreept personage. 21) ... dat omstreeks 1240 opgetrokken werd en meteen bewoond. Het was geen klein "steentje" dat tegenstanders op een ik en een gij konden bemeesteren. Zijn bouwheer die tot het geslacht der kasteleioen of burggraven van Gent ( = degenen die in naam van de graaf, op de duur in eigen naam bestuurden) behoorde, moet een oprecht godsdienstige ridder geweest zijn die niet alleen de Gentse abdijen (Sint-Pieters- en Sint-Baafsabdij) en het Bijlokehospitaal rijkelijk begiftigde en bovendien belangrijke werken liet uitvoeren in de Sint-Janskerk (hij en zijn vrouw Elisabeth "de Goede Vrouw", vonden er hun laatste rustplaats); hij liet niet na een pelgrimstocht naar het Heilig Land te ondernemen. Zijn oudere broer, Hugo 11 (kastelein van 1227 tot 1232) is wellicht geen onbekende voor u want zijn reusachtig grafmonument (gisant) hebt u beslist zien staan in het Bijlokemuseum. Evenals zijn standgenoten was hij geen w:eekhartig ventje, doch dat hij zo wreed en onmeedogend geweest is als de legende hem pleegt af te schilderen, zal voorzeker bij 't haar getrokken zijn. Hij heeft zijn vrouw stellig niet doodgeschopt en niemand de opdracht gegeven zijn enige zoon te verwurgen, in een lederen zak te stoppen en in de Schelde te gooien. Dat een welgekomen fataliteit het derwijze aan boord wist te leggen dat hij zelf op die manier aan zijn einde kwam ... wordt erbij gesleurd¡ om het griezelig verhaal met een moraliserend happy end(!?!) te besluiten. Het gebouw heeft in de loop van zijn bestaan alles en nog wat moeten 381


meemaken. Laten we zeggen dat het een bon à tout faire werd : heel vlug stadseigendom; arsenaal; lokaal voor het geven van muziekfeesten; gevangenis voor J. van Artevelde (1342); seminarie van het bisdom (einde 16de eeuw); wezenhuis = kuldershuis (na 1623); tuchthuis (tot bij de oprichting van het Rasphuis (1773); godshuis voor krankzinnigen; kazerne voor de brandweer. Op het einde van de 19de eeuw ten slotte verkocht de Stad het gebouw aan de Staat die er een heel nuttige dienst in installeerde, dienst die dagelijks door tientallen curieuzeneuzen bezocht wordt. 22) ... dat oorspronkelijk een klooster was waarvan de paters zich "heren" noemden. Nadat Gent ingelijfd was door Frankrijk (2 maart 1793) en al de geestelijke instellingen, ons klooster inkluis, (21 sept. 1796) werd dit laatste aangewezen om de handschriften en andere boeken, waarop de Republiek de hand gelegd had, op een rijtje te zetten. Die verzameling op die manier aangeworven geschriften groeide met de jaren tot een schatrijke bibliotheek, thans behorende aan de Universiteit. Na W. 0. 11 zou het gebouw voor de tweede keer binnen zijn muren een bibliotheek zien groeien: de Stadsbibliotheek die inmiddels overgeplaatst is naar de Kouter. 23) ... dat in 1814 gedurende een vijftal maanden in de algemene Gentse belangstelling gestaan heeft. Het dagtekent van het begin van de 18de eeuw toen het de plaats innam van twee z.g. hotels. Evenwel onderging het intussentijd grondige wijzigingen aangezien het omgetoverd werd in een warenhuis. Een woordj:e geschiedenis: In juni 1812 geraakten de V.S. en Engeland wegens zekere zeevaartproblemen in een uitzichtloze oorlog. Om die te beëindigen bood Rusland in mei 1813 zijn bemiddelende tussenkomst aan. Doch de oorlogsvoerenden bleken liever hun zaken zelf te regelen. Daartoe vonden ze er niets beters op dan Gent uit te kiezen om aan de conversatietafel te komen zitten. (Op dat ogenblik was de stad nauwelijks een paar maanden bevrijd van het Franse juk). De Amerikaanse afvaardiging bestaande uit de gevolmachtigde ministers J. J. Adams -die van 1825 tot 1829 president van de V.S. zal zijn- J. A. Bayard, H. Clay, A. Callatin, J. Amper, A. Russen en C. Hugues (secretaris) kwamen te Gent aan in juli 1814. Slecht.s enkele dagen logeerden ze in het Hótel des Pays-Bas (Kouter) waarna ze verhuisden naar het gebouw dat in het centrum staat van onze belangstelling. De Engelsen, H. Goulburn, F. Adam en A. J. Baker (secretaris) namen hun intrek in het Hotel De Gouden Leeuw (nu braakliggende grond). Onze stad schijnt voor de heren een aangename pleisterplaats geweest te zijn want ze rekten hun verblijf tot op 24 dec. toen ze het Vredesverdrag, bekend als Verdrag van Gent, in het gewezen kartuizerklooster (nu Sint-Jan de Deo) ondertekenden. Mocht u 't niet weten, een herdenkingsplaat wijst u het gebouw aan waar de Amerikanen bij ons zo'n uitgelezen gastvrijheid genoten. 382


24) ... waarvan slechts een heel klein gedeelte is blijven bestaan. Het kon opgericht worden dank zij de rijkelijk gevulde portemonnaie en de menslievendheid van de aristocraatWillemen zijn vrouw Margaretha. Wat ze met hun rijkdom deden ? Een tehuis voor bejaarde vrouwen in het leven roepen. Helaas ! Het gebouw was nauwelijks af of zelfs nog niet voltooid, of onze Willem sneuvelde in dienst van de graaf (1325). Margaretha liet · haar man in de kapel van hun home begraven. Zij zelf overleed heel, heel godsvruchtig in 1352. MeJ;I zorgde ervoor dat ze hem in zijn graf vervoegde en dekte de gemeenschapp-elijke rustplaats af met een reusachtige zerk waarvan het deksel versierd was met twee geelkoperen platen beide doden afbeeldend. Enig mooie kunstwerken die bewaard worden in het Bijlokemuseum. 25)~ ..

waar K. L. Ledeganek in 1846zijn vaderlandse Trilogie De Drie Zustersteden dichtte en het jaar nadien overleed. Dat vertelt ons een herdenkingsplaat.

26) ... dat, al ware het maar wegens zijn imposante Corinthische zuilen de voorbijgangers tot eerbiedige bewondering dwin&t. (Die zuilen mochten eens kunnen praten, wat zouden ze ons niet weten te vertellen over de allerlaatste levensjaren van de Sint-Pietersabdij, want daar werden ze enkele jaren vóór de liquidatie van de abdij neergezet. Dat gebouw, een typerend voorbeeld van de neoclassicistische stijl, meesterwerk van de architect die o.a. de verdwenen La Concorde, het eveneens verdwenen Casino, benevens de Sint-Annakerk op zijn naam staan heeft, had 7 jaar nodig om uit de grond te verrijzen. Op de fries van het driehoekig hoofdgestel staat in gouden letters een Latijnse tekst en jaartal dat ik onmogelijk kan lezen. Dat gebouw kon slechts opgetrokken worden nadat voorafeen kerk, aanpalende kloostergebouwen en een aantal huizen afgebroken werden (1798-1801). Heel datcomplex was zich beginnen te ontwikkelen na de teloorgang van de Calvinistische Republiek ( 1578-1584) en vanzelfspre., kend de onthoofding van de dictator van die Republiek Jan van Hembyze. 't Was namelijk de herenwoning van dat berucht personage die deleden van de kloostergemeenschap als uitgangspuntvan de bouw van hun "huis" en onderwijsinrichting hadden weten te verwerven. Stuk v9or stuk rees het complex uit de grond. De bouw van de kerk nam 13 jaar in beslag (1606- . 1619), wat zeggen wil datze-nauwelijks op een bestaan.vanl79 jaar heeft mogen bogen. In 1823 zetten de kloosterlingen zich voor de tweede keer neer te Gent, namelijk in de verlaten gebouwen van een vrouwenabdij gelegen tussen de Houtlei, de Bestormstraat (nu Posteemestraat), de Struifstraat en de Zwartezustersstraat. In 1956 werd ook over dat complex een kruisje gezet. Om even terug te komen op ons gebouw: Het was in zijn grote zaal dat tot aan W.O. 11 tijdens de wintermaanden regelmatig lezin383


gen werden gehouden georganiseerd door de Commissie Hooger Onderwijs voor het Volk die meestal voorgezeten werd door Prof. Dr. J. Vercoullie of zijn collega M. Basse. 27) ... waarvan ik niets anders kan zeggen dan dat het een bezoek overwaard is. Wat u er zoal kunt bewonderen? Wel, een in haar soort unieke verzameling votieve kinderportretten, ruim 70 in aantal. Daaronder waarachtige kunstwerkjes niet zelden geconterfeit door heel verdienstelijke schilders. Ik denk aan L. de Winne, J. Boulanger, L. Brunin. Het spreekt vanzelf dat al die geportretteerde meisjes en jongetjes uit aanzienlijke geslachten spruiten. U zult aldus een kleine Maelcamp tegenkomen, een d'Huddeghem, een ridder Camberlyn, een baron de Giey, een burggraaf de Ghellinck d'Elseghem Vaernewyck. Interesseren u de geschiedenis van de klederdrachten, van de folklore, u weet nu waarheen uw schreden te wenden. 28) ... dat een eenvoudige, ja, nederige oorsprong heeft: een kapel waarover reeds in 1105 gewag gemaakt wordt. In feite een dochtertje van een andere nog oudere waarachtige kerk. Het duurde niet lang of de parochie die door de kapel bediend werd, zag haar gelovigen derwijze aangroeien, dat er kost wat kost moest uitgezien worden naar een groter bedehuis. Meteen moest het ervan komen dat ze zich van een steeds hinderlijker wordende voogdijschap zou ontdoen(¹ 1150). Herhaaldelijk brandde hetgebouw uit wat voor natuurlijk gevolg had dat het telkens vergroot uit de miserie kwam. Bij de aanvang van de 15de eeuw was het gebouw zo bouwvallig geworden dat het willen of niet diende vervangen te worden. De eerste steen van het nieuw gebouwwerd gelegd in 1440-144l.Helaas zou het ruim een eeuw duren aleer het zover gevorderd was dat men het kon beginnen te stofferen. Van meet af aan had iedereen gehoopt dat het¡ gebouwzou kunnen begiftigd worden met een elegante, slanke op een puntige spits eindigende toren - het mangelde nooit aan veelbelovende ontwerpen- het heeft niet mogen geschieden. Verder dan tot een op een knotwilg lijkende stenen stomp heeft de toren het niet kunnen brengen. Zo erg was het inderdaad met deze gesteld dat hij in 1824 nog steeds op een beschermend dak stond te wachten. En binnen regenen dat het deed! De katedraal gaat er prat op een Museum voor Schone Kunsten te evenaren. Dat kan ons gebouw zeker niet alhoewel het niet gespeend is van merkwaardige doeken en beeldhouwwerken. In de eerste plaats valt een doek van A. van Dijck te vermelden: De Kruisiging van Christus. Daarnaast treffen we werken aan vanG. de Crayer, A. vanden Heuvel, J. van Cleef, J. Boekhorst, J. van Oost, K. van Mander, J.-B. de Champaigne, J. lanssens, J. Paelinck, 0. Venius, en beelden van R. Pauwels, K. van Poucke, G. Mattheys, F. Allaert. 384


29) ... dat weliswaar meer dan één ingang heeft doch waarvan de voornaamste aan deze kant van het gebouw gelegen is. Aan een andere kant bevindt zich de meer feestelijke en nog elders een paar meer discrete. Dus keuze genoeg om het te betreden. Het is niet alleen een majestueus bouwwerk maar een dat letterlijk volgepropt zit van geschiedkundige gebeurtenissen van de meest diverse soort. In de loop van de eeuwen heeft men erin vergaderd, gedebatteerd, gefeest, gedanst, gebanketteerd, gemusiceerd, geacteerd, tentoongesteld, geëxamineerd (ook in de bloedige betekenis), recht gesproken, vereremerkt, gepennelikt. Ware men in de mogelijkheid geweest het gebouw op te richten naar de oorspronkelijke ontwerpen, Gent had het artistiekste monument in zijn soort bezeten. Het deed lànge tijd dienst als bewaarplaats voor oudheden en archivalia. Breng er gerust een bezoek aan, u zult er voorgesteld worden aan een talrijk gezelschap van heel voorname personen : koning Leopold I; keizerin Maria Theresia; keizer Jozef 11; koning Filips I; koning Karel 11; keizer Karel VI; gouverneurgeneraal prins Ferdinand; Willem van Oranje; J. van Artevelde. En met de vleet Maagden van Gent.

VRAAG EN ANTWOORD De Heer G. Walraedt van St-Amandsberg heeft 2 vragen : 1° Onlangs vroegen Franse vrienden mij wat de "Leugemeete" te Gent betekende. Zij hadden een gidsboek over Damme (uitgegeven door de Gidsenbond van Brugge) en daarin stond vermeld bij de inventaris van het stadhuis : "Une fresque originaire du Leugemeete à Gand qui représente une bande de piquiers du XIVe siècle." Wat is die Leugemeete? Ik heb het nagevraagd, zowel in het toeristenbureel van Damme als van Gent, het schijnt onbekend ... Misschien weet een uwer lezers er iets meer over. In het Gents woordenboek van de Koninklijke Academie verwijst men naar een "orologie van St-Jan ende Pauwels, geseit de leugemeete ande Brugsche Poorte" ... maar daar ben ik niets mee.

2o Mij werdenook vragen gesteld over de betekenis vande 12 borstbeelden welke op de 4 zijden gans boven op de toren van de St-Niklaaskerk staan. Al mijn opzoekingen geven geen bevredigend antwoord. Kan een der lezers ons daaromtrent inlichten ?

385


BESCHERMLEDEN 1984

Mw. De Stau te - De Loore H. (2000) Paul Beemaerts (1000) Dr. Roland Marlier (1000) Jozef Peirs (1000) Guy Beyaert (1000) Dr. Henri Depoorter (1000) STEUNENDE LEDEN 1984 (500)

JulesWaeri Charles Pierre Albert Preys A.J.Impens Mw. Destanberg-Dhaenens M. Louis Peeters Claude Marissael Jacques De Backer Pierre De Caluwe Dr. Charles Annez Guy Versmessen AdolfBucqué Marcel Philips Paul De Coninck Alfred Roose A bundie Larrea

J. DeGeyter Henri Brasseur JeanTytgat André Geemaert Mw. Albina Opdorp Kredietbank N. V. Johan De Wit Mw. Vandeweghe-MinneJ. Jacques V erdonck Mej. Anne Cocriamoot Jacques Piette Mej. S. DeStoop EmileFryns Mw. Torrekens-DeRudder Mej. Marcelia Cottinie

STEUNFONDS 1984

1000 Generale Bankmaatschappij 500 H. Collumbien 300 J. Van Bocxstaele 250 Ir. G. Veeckman; M. Stepman; A. Van de Winckel; C. De Loose 150 A. Velleman; J. Koninckx 100 R. Coppejans; F. Andries;A. Comhaire;Mw.J. DeBouck; C. Block; R. Hoogstoel; J. Leten; A. Labout 50 G. De Boel; L. Elderweirt; A. De Meyer; Mw. Leperre-Nicasens; Th. De Smet; M. Baecke; L. Ongena; H. Van den Bossche; W. Eggermont; E. Vermeulen; Mw. D. Sarteel; Mw. J. Boeckx; G. Van Damme; L. Van Bossele; A. Brysse; G. Fortie; R. De Geyter; Mej. M. Snelders; Mw. Chr. Van der Meulen; Mej. Pr. Mees; D. Steyaert; J.-P. Roose; A. Baert; J. Goeman; A. Mertens; Ch. De Witte; W. De Clerq; L. De Rammelaere; G. De Brauwer; P. De Cramer; R. Waeri 386


AANWINSTEN 1984 DOCUMENTATIECENTRUM (Selectie) (vervolg) SYSTEMATISCHE INDELING Overzicht der rubrieken

E G H K 0 V -

Ekonomie Gent Geschiedenis Kunst Oost-Vlaanderen Volkskunde Localia (nummers)

Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan in de rekken. Per rubriek en per plaatsingsnummer gerangschikt. E

Hesselink (H. G.) Geschiedenis der spoorwegen Gent-Terneuzen en Mechelen-Terneuzen

E 12C8

Tijdschrift Onze Buurtspoorwegen

E 12C9 ¡

G

Anctelhof (Emiel) Galerij van Gentsche Typen

G20B 15

Anoniem Centrales Electriques des Flandres (Langerbrugge)

G 14EBE 7

Anoniem Gentse munten door de eeuwen heen

G2H7

Anoniem Tien jaar Stedelijke Cultuurdienst te Gent 1971-1981

G4F1

Anoniem 50 jaar Nederlandstalig Diergeneeskundig Onderwijs aandeR.U.G.

G8G15

Catalogus Tentoonstelling Vorstenhuis en Volk

G21 K23

387


Catalogus Gentse kunst in de dolle jaren (1920-1940)

G 17L 1

Gentse Vereniging voor Stadsarcheologie Het Toreken te Gent

G lOB 20

De Backer (Lisette) Herdenkingstentoonstelling Johan Daisne (Nieuwpoort) G 19 THI 9 De Baere (P.) DePoei

G5 03

de Moreau (E.) Saint Amand Ie principal évangélisateur de la Belgique

G6B7

Despretz (André) Het huisgeld van de Gentse S. M. Vooruit nr. 1

G 5P9

Dhanens (Elisabeth) De Iconografie der van Byek's

G 7 B 16

Haerens (Karel) Gentse gevelbeelden

G 3 B 15

Haerens (Karel) Oude Straatnamen van Gent

G2I6

Heins (Maurice) Petite histoire de la villede Gand et de ses institutions

G 2 A 14

Informatiebrochure Uitgave van de lste Informatiebeurs Mariën Theeren

G26D 1

Laporte (Willy) 75 jaar lichamelijke opvoeding aan de R.U.G.

G8G17

Lormans (Gretel) De Antwerpse poort of Dampoort

G 10 B 19

Mussche (Achilles) Achilles Mussche, Leven en werk

G25D 1

Poulain (Norbert) en Caese (Georgette) Alle kleuren van wit

G 17 G 13

Stengel (Roger) Le IVème siège du Chäteau des Comtes

G8C6

Troch (Lut) Professor F. J. F. Heremans (1825-1884)

G8G16

388


Tijdschrift VIAT geschiedenis van techniek en industriële cultuur

G 2J 5

Vancauwenberghe (Beatrijs) Kunstschilder Maurice Dupuis (1882-1959)

G 10 DPU 1

Van Damme (Dirk) Het "Hoger onderwijs voor het volk" aan de Gentse Universiteit (1892-1914)

G 8 G 14

Van Heddeghem (Alfred) De oude Bijlokematerniteit 1828-1978

G5N5

Verstraeten (Frans) Inventaris van het kunstpatrimonium Sint-Jakabskerk Gent

G7C3

Wandt (Heinrich) Etappenleven te Gent

G 2 D 12

H

Decavele (Johan) en Vannieuwenhuyse (Johan) Archiefgids

H30S

Degryse (K.) Inventaris van het archief van het ambacht Boekhoute

H30B23

Denys (Joseph) Inventaris van het archief van de familie Van Pottelsberghe en van de aanverwante families

H 30 B 24

Billegeer ( J.) België en zijne heiligen

H 15115

Louyet (Paul) Het Verzet

H 12/20

Pirenne (Henri) Histoire de Belgique des origines à nosjours

H 3/12

Soenen (Micheline) Archives Générales du Royaume. Inventaire analytique des doeurneuts relatifs à l'impression et au commerce des livres (1546-1702) contenus dans les cartons 1276 à 1280 du Conseil Privé Espagnol

H 30 D 30

io

K

Delmelle (Joseph) Kathedralen en Kapittelkerken in België

K516

389


0

Bovyn (M.) Oud Sint-Gillis-bij-Dendermonde

02B7

Tijdschrift Collationes Gandavenses

07/5

V

Anoniem De Lustige Danser

V 17 D 4

Broeckhove (Maurits) De wonderdokter Drieske Nijpers uit Sint-Gillis-Waas

V 13 C 1

de Saint-Hilaire (Paul) Raadselachtig Vlaanderen

V 18 C 6

Delmelle (Joseph) Levende folklore in België

V 10 C 15

Eloy (Arnold) De Schoorsteenveger (een terreinverkenning)

V6C5

Leveugle (Lieve) Het kanten kleed van Maria-Theresia

V6B7

M.C. De Vlaamsche Zanger (110 liederen)

V 16 B 31

Van Keymeulen (Jacques) Het ambacht van de kuiper

V6C6

Verstappen (Jack) Carnaval in België

V lOC 14

Verstappen (Jack) Folkloristisch planten- en kruidenboek

V14B4

Verstappen (Jack) Het bier in het volksleven

V9B6

Verstappen (Jack) 150 jaar België (Volksleven 1830-1980)

V1E 10

LOCALlA Dauwe (Jozef) De Kruisboogschutters van St.-Joris te Lebbeke (1377-1796)

937/26 B 1 390


Dhanens (Elisabeth) De iconografie van de Neogotische kerk van Eeklo

99017 B 1

Kervyn de Marcke ten Driessche Les VII douleurs d'Oostacker

904/8-6

Tijdschrift Casteliurn (vrienden van het slot van Laarne)

927/21 B 1

Uyttendaele (RenĂŠ) De huidige Sint-Gertrudiskerk een eeuw oud

92017 A3

Van den Dooren (Viviane) Leven en streven van Abraham Hans

967/5 HAN 11

De bibliothecaresse Mevr. VAN GELUWE-EGGERMONT A.

GEACHTE LEZERS, Sedert onze oproep tot het inleveren van oude nummers van 'Ghendtsche Tydinghen' in uw bezit, werd het bestuur aangenaam verrast door de ononderbroken schenking of overname van jaargangen of losse nummers. Deze blijken van sympathie zijn ons recht naar het hart gegaan en veroorJoven ons verder beroep te doen op uw begrip om ons verminderd fonds aan te vullen, ten goede van nieuwe lezers, die op hun beurt tot onze grote familie gaan behoren en die van de aantrekkelijkheid van ons tweemaandelijks tijdschrift willen genieten. Wij verwachten u op het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhofhuis nr. 46, Sint-Amandsberg, elke zondag van 10 tot 12 u. Onze dank vooraf. PETERBENOI~BROCHURE

Met het oog op de viering van de 150ste verjaardag van de geboorte van de Vlaamse toondichter Peter Benoit (1834-1901) heeft de Kredietbank een prachtig gei1lustreerde brochure uitgegeven met als suggestieve titel "Groot gij alleen, wie verrukt en bezielt !" (ontleend aan De Rubenscantate). Deze brochure is gratis te bekomen op elk Kredietbank-kantoor. Maak er gebruik van ! De bibliothecaresse, Mevrouw A. VAN GELUWE-EGGERMONT 391


VORIGE JAARGANGENVAN GHENDTSCHE TYDINGHEN Nog verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad: Jaargang 1973 nrs 11-12 1976 nrs 2-3-4-5-6 1977 nrs 2-3-4-5-6 + volledige jaargang 1979 nrs 1-2-3-4-5 + id. 1981 nrs 1-3-4-5-6 + id. 1982 nrs 2-3-4-5-6 + id. 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal nr.) 1983 nrs. 1-2-4-5-6 + volledige jaargang Prijs per afzonderlijk nr. 50 fr. Prijs per volledige jaargang 250 fr. Gentse stadstrams en -bussen (Lode Hoste) Prijs per boek 250 fr. (lid)- 350 fr. (niet lid) + port30 fr. Tijdschrift en boek kunnen afgehaald worden elke zondag, van 10/12 u., in het Documentatiecentrum, behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen. Portkosten bij betaling op postrekening : 1 of2 nrs 13 fr. 3 of 4 nrs 26 fr. vanaf 5 nrs 40 fr. Volgende heruitgaven zijn nog verkrijgbaar: -Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata' 1e uitgave door Hondius 100 fr. - Plattegrond Gent 1796 door Goethals identiek aan origineel100 fr. Plattegronden worden niet opgestuurd, maar afgehaald in het Documentatiecentrum. De Bibliothecaresse, VAN GELUWE-EGGERMONT A.

392


INHOUD1984 1. Gent in de Filatelie lnventaire archéologique : De Leeuw van het Pakhuis De Van Eyck's te Gent: Hun oeuvre Onze Gentse Keukenrubriek Gent in 1881 De "Briquet" van het Gulden Vlies Even memoreren : 600 jaar geleden stierf Loctewijk van Male Vraag en antwoord Lezers schrijven ons Aanwinsten 1983 Documentatiecentrum

2 27 29 39 42 49 55 56 72 74

2.

Het Van Beverenmonument, laatste monumentale sculptuur van Jules van Biesbroeck Jr. Inventaire archéologique : Het Roodboek van Gent Onze Gentse Keukenrubriek Even memoreren: Onze Collatiezolder bestaat 500 jaar Documentatiecentrum Streekgeschiedenis: Werking 1983 Vraag en Antwoord Oplossing Puzzel '83 Aanvullende ledenlijst

87 125 127 132 135 137 139 146

3. Het Wandelaert-steen en andere "stoven" lnventaire archéologique : Het Zwartboek van Gent Hoe de Gentse joden aan hun eigen kerkhofje kwamen en hoe ze het weer kwijt raakten Over affiches en het belang van hun geclassificeerde bewaring Nog iets meer over de gebeurtenissen van 1678 en de erfenisoorlog Onze Gentse Keukenrubriek De Van Eyck's en het Prinsenhof te Gent Doodprentjes Rare snaken en kwasten in het Gentse Patershol Vraag en Antwoord Varia Aanwinsten 1983 Documentatiecentrum

160 169 171 175 180 193 195 202 203 205

4. Keizer Karel's standbeeld op de Vrijdagsmarkt lnventaire archéologique : De Berg van Barmhartigheid Lieven van Pottelsberghe en de Rokerels

216 230 234

148 158

393


Onze Gentse Keukenrubriek Het Spookhuis De Vijfwindgaten Story De Drie Torekens en de Lieve Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons 5. De Koninklijke Koorzangmaatschappij "De Vereenigde Werklieden" Inventaire archéologique: Inhuldiging van Karel VI, Keizer der Romeinen, als Graafvan Vlaanderen, te Gent, op 18 october 1717 Apropos van de Gentse Abdij van Oosteeklo Even memoreren: 100 jaar geleden werd George Sarton geboren De Van Eyck's te Gent : Leerlingen en medewerkers (1e deel) Onze Gentse Keukenrubriek Vraag en Antwoord Bibliografie 6. Biografie van Eduardus Theodorus De Vynck Inventaire archéologique : De Wapenstok van de Koning der Moorkinderen Olivier Reylof en zijn hotel in de Hoogstraat Onze Gentse Keukenrubriek Herinneringen aan het 22° Infanterieregiment Bibliografie Puzzel1984 Vraag en Antwoord Steunfonds Aanwinsten 1984 Documentatiecentrum

242 246 251 262 271 274

278 294 297 314 319 333 337 339 343 353 355 361 365 369 371 385 386 387

VITA, 9750 Zingem

394


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.