GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W.
14de jaargang nr. 1
15 Januari 1985
Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149,9110 Sint-Amandsberg- Gent Postrekening: 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld: 250 fr.per jaar. Buitenland: 350 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar.
INHOUD
Over Kunstaffiches voor de Wereldtentoonstelling te Gent in 1913 2 Inventaire archéologique: De Sint-Janskapel 18 Jean-Baptiste-Louis Maes-Canini, een talentvolle doch miskende Gentse kunstschilder 22 De Van Eyck's te Gent: Leerlingen en Medewerkers (2de Deel) 26 Even memoreren : 250 jaar geleden stierf Franciscus Rooman · 45 Onze Gentse keukenrubriek 49 De Roep van de Straete (In 1752) 52 Vraag en Antwoord 55 Lezers schrijven ons 57
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Beheer : G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, 9000 Gent. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg-Gent.
OVER KUNSTAFFICHES VOOR DE WERELDTENTOONSTELLING TE GENT IN 1913 Aanplakbiljetten bestaan ofwel uitsluitend uit tekst of zijn tevens geïllustreerd. In het laatste geval is de aanpassing van de tekst qua inhoud en vorm heel belangrijk. Vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw groeide zowat in geheel WestEuropa de interesse voor het geïllustreerde, gelithografeerde, veelkleurige aanplakbiljet als medium van informatie. Met Jules Chéret kwam omstreeks 1870 reeds de doorbraak in Frankrijk. Later volgden artiesten als Toulouse-Lautrec, Mucha, Steinlen en vele anderen. In de overige landen, o:m. bij ons, gingen verschillende kunstenaars zich aan de kleurensteendruk interesseren en meteen aan het ontwerpen van artistieke affiches. In ons land hield dat o.m. verband met de enorme economische expansie waardoor België, nà Engeland, tussen 1895 en 1914 de tweede industriële wereldmacht was geworden. Het was een tijdperk van euforie ten aanzien van de toekomst, de hoogste bloei van de bourgeoisie, de zogenaamde "Belle Epoque" waarachter 1914 bruusk een punt ging zetten. De belangrijkste posterontwerperscentra waren Brussel en Luik en namen als Privat Livemont, Adolphe Crespin, Armand Rassentosse waren tot in het buitenland beroemd. Alhoewel de Vlaamse afficheproduktie er een was van lokale aard en door plaatselijke drukkers verspreid, kunnen we toch op artiesten bogen als Jules de Praetere, Constant Montald, Gustaaf Van de Woestijne, Theo van Rijsselberghe en anderen die, althans tussen 1895 en 1905; belangrijke ontwerpen op hun actief zetten, die een plaats kregen op tentoonstellingen naast hun andere plastische composities. Affiches zijn broze voorwerpen en hun "levensduur" is doorgaans heel kort. Het is dan ook begrijpelijk dat veel kostbaar postermateriaal in de loop der jaren verloren ging. Sommige verzamelaars hebben dat blijkbaar voorzien en legden, vanaf het einde van de 19de eeuw belangrijke collecties van tekst- en figuratieve affiches aan, die ze later aan musea, bibliotheken of archieven hebben nagelaten. Tot voor enige jaren werd aan deze documenten weinig aandacht besteed zodat ze doorgaans ongeklasseerd, dus onoverzichtelijk in pakken of rollen op zolder of in kelders bij mekaar werden gelegd. Daardoor gingen alweer ontelbare exemplaren verloren. Tekst- en figuratieve aanplakbiljetten zijn echterprodukten van hun tijd en dus belangrijk voor historici en vorsers, voor volks- en heemkundigen. 2
Afb. 1
Manifestaties inzake kunst en cultuur, religie , onderwijs , politiek , commercïele publiciteit , ontspanning , sport en gymnastiek , filantropie enz. zijn daarop af te lezen en deze posters geven daarenboven een duidelijke kijk op de mentaliteit en de psychologie van een bepaalde periode. Tot voóf de Eerste Wereldoorlog werden commerciële en culturele affiches bijna uitsluitend voor de begaede burgerij uit de belangrijke steden geproduceerd. Zij immers kocht de dure consumptiegoederen waarvoor reclame werd gemaakt , zij alleen had de tijd tot ontspanning , het geld om aan sport te doen. In de dorpen stelde men het meestal met de jaarlijkse kermisaanplakbrieven en deze ter gelegenheid van bepaalde religieuze evenementen. Het is daarom wel nuttig eens een heel belangrijke gebeurtenis in een stad als Gent in die periode, door middel van de kunstaffiche te belichten. Onze keus lag voor de hand : de enige Wereldtentoonstelling die men aldaar heeft opgebouwd en beleefd , nl. deze van 1913, één jaar voor de grote katastrofe. De Wereldtentoonstelling van 1913 te Gent werd lang tevoren voorbereid en daarover is reeds heel wat geschreven. Aangezien de handel maar ook de culturele wereld sinds jaren voordeel zag in de publiciteit werd ook daarvan , beslist grootschalig voor die tijd , op allerlei manieren gebruik gemaakt en dus niet enkel in binnen-en buitenlanse pers (o.m. in de kranten , uitgegeven op de pakketboten!) . Vanaf 1911 werden gekleurde prentbriefkaarten met de nodige inlichtingen in vier talen over West-Europa en tot vèr daarbuiten verspreid . Een der 3
eerste was deze, ontworpen door de Brugse illustrator Alfred Van Neste (afb. 1) die bij ons bekendheid verwierf door zijn prachtige Art-Nouveau affiche, ontworpen in 1908 voor de vlucht van vliegenier Parman boven het Groot Dok te Gent. Ook andere kaarten werden ontworpen en eveneens gedurende een jaar aan de bekendste toeristische en consulaire agentschappen gestuurd, o.m. één, door Rie De Cramer ontworpen, een bekwaam Gents sierkunstenaar waarover we het verder ook hebben. Daarenboven werden, voor deze gelegenheid, een twintigtal sluitzegels met als thema "Gent" eveneens in het Nederlands, het Frans, het Engels en het Duits uitgegeven. Ze werden voor een groot deel bij de Gentse firma Vanderpoorten gedrukt en verkocht aan 30 centimes voor honderd stuks. Begin 1911 werd, als enig exemplaar, in de nok van de hoge hallen van het eindstation Gent-Zuid een reusachtig schilderij, als affiche bedoeld en gecreëerd door Jos Comelis, uitgehangen. Wel weten we waar Jos te Gent woonde maar zijn werk is spoorloos verdwenen. Het werd echter op publicitaire folders afgedrukt. Men herkende rechts de "Maagd van Gent" en de leeuwin in een prieel. Achter haar, een poorter met een wapperend stadsvaandel, links, de tentoonstellingsgebouwen waarboven de vlaggen der verschillende naties fladderden. Dit schilderij kwam op een der twintig sluitzegels afgebeeld in de handel. De belangrijkste publiciteit berustte echter bij de kunstposters. Daartoe werd een wedstrijd uitgeschreven; de beoordeling van de 120 ingezonden ontwerpen gebeurde op 25 februari 1911 door een keurraad van kunstenaars en critici waartoe o.m. J. Casier, directeur-generaal der Tentoonstelling, academieleraar Delvin en professor Georges Hulin behoorden. · Een twaalftal werken werden weerhouden. Het Art Nouveau-project van Leon De Smet werd als eerste geprimeerd, als een synthese van de feestelijke tentoonstellingsstemming. Vooraan bevinden zich twee jonge burgervrouwen. Ze hangen gekleurde lampionnen boven hun met bloemen getooid balkon. In de verte ontwaart men de fel verlichte gebouwen van de Wereldexpositie. De affiche zelf ontdekten we enkel op een foto van het tijdschrift "Exposition" van Drèze (1911). Het Gents Stadsarchief beschikt echter over een ander, ongesigneerd voorontwerp in gouache dat veel gelijkenis met deze poster vertoont.(H.:129 cm; B.:95 cm). Ook dit werk werd voor dezelfde tentoonstelling ontworpen. Het ontwerp van Maurice Sys bekwam de tweede. prijs. Begin juni 1911 werd de affiche lithografisch vertolkt, in vier talen gedrukt, in 250.000 exemplaren verspreid en tevens door de Belgische Spoorwegen in alle stations uitgehangen. Het was de afbeelding van de drie belangrijkste torens van de Gentse stadskuip, door een reuzeguirlande overspannen. (R.U.G.;95x65cm)(1). {1) R.U.G. :Rijksuniversiteit, Gent.
4
Afb. 2
Een klein, geselecteerd , anoniem project dat wij gebeurlijk aan Armand Heins toeschrijven , beeldt twee herauten te paard af. Ze rijden over de Grasbrug naar het stadscentrum toe. Ook hiervan vonden we enkel een tijdschriftfoto terug. Dat was tevens het geval met de affiche door de Gentse tekenleraar Henry Thiery ontworpen , een bijzonder sprekende afbeelding van ĂŠĂŠn der Gentse stenen torenwachters van het Belfort, blikkend over de zich oneindig ver uitstrekkende Wereldtentoonstellingsruimte. (afb. 2). Dat we ook van deze poster geen origineel terugvonden , ligt waarschijnlijk aan het feit dat deze affiche uitsluitend voor het buitenland , o.m. de V.S. was bestemd. Hiervan werden 1.200.000 exemplaren gedrukt en verstuurd . Later volgden nog talrijke aanplakbiljetten , zowel in het buitenland als door onze eigen mensen ontworpen. Bij de lithograaf Franz Poelvoorde (Gentbrugge) verscheen een ongesigneerde affiche voor de spoorwegen "Exposition Universelle et Internatio-
5
Afb. 3
6
nale de Gand 1913. Horairedes principaux trains d'Ostende à Gand, de Gand à Ostende. Trajet 40 minutes". Daarbij stond een tekening van wolken en golven waartussen twee vice versa pijlen.(S.A.G.;87x64,5cm)(2). Die publiciteit nam men best met een korrel zout, aangezien we nu nog steeds minstens 36 minuten nodig hebben voor datzelfde traject. Hoogstwaarschijnlijk dé bekendste affiche, want ze werd voor verschillende doeleinden gebruikt en in verscheidene talen en formaten verspreid, was de chromolithografie, in 1912 door Jos Comelis, leraar aan de Gentse Academie, gecreëerd. Het hoofdmotief is de "Maagd Van Gent" met een rond wapen van de stad in de handen en omringd doór guirlandes en rozen en de leuze "Fides et Amor" of "Gand 1913"; op de achtergrond bemerkt men Gentse monumenten.(afb. 3). Deze poster werd ook gebruikt door de Belgische Spoorwegen en de Britse, o.m. de North Eastem Railway. (R.U.G. -95x65,5cm). · Een Belgische firma kreeg van de spoorwegmaatschappij de toelating verschillende affichettes in bepaalde treincoupés uitte hangen, ten einde de aandacht van de reizigers op de wereldmanifestatie te vestigen. Dezè miniposters moesten echter een artistiek cachet hebben. Daartoe werden enkele kunstenaars aangesproken zoals Maurice Blieck, Amédée Lynen, Louis Titz, Jules De Bruycker, Leon De Smet, Magdeleine Cassiersen anderen. Enkel van de laatste twee vonden we een drietal exemplaren terug. Magdeleine (of heette ze eigenlijk Margriet?)'realiseerde een fleurig tafereel in verfijnd-vrouwelijkepasteltinten. Vooraan vullen allerhande biciemen de afbeelding. Op de achtergrond bemerkt men een gazon en een allee die naar het Paleis voor tuin- en hofbouw leidt.(afb. 4). Van Leon De Smet vonden we twee andere affichettes terug. De ene toont een gezicht op de Erelaan van de Wereldtentoonstelling (afb. 5), de andere, een afbeelding van het Paleis voor Schone Kunsten in de expositie.(afb. 6). Beide werken zijn impressionistisch van factuur. Op 26 april 1913 werd de Wereltentoonstelling plechtig openverklaard. Diezelfde dag werden tevens de lenteflöraliën in deze expositieruimte opengesteld. Er volgden later trouwens nog zomer- en herfstfloraliën, respectievelijk in augustus en in oktober. Ook hiervoor werden kunstaffiches ontworpen. Voor een dergelijk thema inspireerden zich de meeste affichekunstenaars op het charmant-vrouwelijke. Een attractief aanplakbiljet was het ongesigneerd werk, datmisschien aan M. Cassiers kan worden toegeschreven aangezien ze een soortgelijke poster voor de Belgische Spoorwegen ontwierp. Het schilderstuk is bijzonder gevuld en romantisch opgevat. Een jongedame uit begoede kringen zit buiten in een stenen zetel. Dromend volgt ze de bewegingen van een vlinder. Op de achtergrond ziet men de silhouet van het bloemenpaleis.(afb. 7). (2) S.A.G.: Stadsarchief, Gent.
7
Afb . 5
Déze floraliën gingen voor het eerst door in het Citadelpark , in gebouwen , naar plannen van architect Van de Voorde. Alleen reeds tijdens de sluitingsdag telde men 75.000 bezoekers; gedurende de ganse periode waren het er 400.000! De directeur-generaal van de Gentse Wereldtentoonstelling , Jozef Casier, gaf een Engelse firma opdracht een affiche , bestemd voor publiciteit in het imperium te ontwerpen. Het resultaat was de niet gesigneerde, fel gekleurde lithografische poster , uitgegeven in veel formaten : "Come over in 1913 to Ghent. .. ", een affiche die men tot in Zuid-Afrika en Australië aantrof.(afb. 8). Ondertussen ontwierp men een paar onopgesmukte aanplakbiljetten voor de Duitse afdeling Van beide vonden we een exemplaar terug in het Gentse Stadsarchief. De eerste affiche was ongesigneerd en gedrukt bij Stollenwerk und Spier in Keulen. Het was de sobere weergave van de hoofdgebouwen der Wereldtentoonstelling , in de breedte bekeken.(S.A.G.-70x95cm). De andere werd uitgedacht door Curt Leschnitzer (Berlijn) die een afbeelding gaf van het Duitse Paviljoen, een poster die reeds Art Deca-stijlkenmerken vertoonde.(S.A.G. -70x94,5cm). Een Gents kunstenaar die heel nauw betrokken is geweest bij de Wereldtentoonstelling was René (of Rie) de Cramer. Niet alleen vervaardigde hij daarvoor uithangborden (zie collectie Mus. voor Volkskunde te Gent) , maar ook banderollen , banieren , gildestandaarden, vlaggen en prachtige aanplakbiljetten.
8
Afb. 6
9
GHENT EXHIBITION
Afb. 8
Reeds ca 1912 schiep hij een toeristisch affiche voor de Belgische Spoorwegen. Het thema luidde "Belgian State Railways. Visit Ghent and the Towns of Art of East-Flanders". De afbeelding, in impressionistische trant, was deze van het Gentse Gravensteen , dromend in feestelijk zonnelicht. (R.U.G.-99x63cm). Voor de afdeling "Oud-Vlaanderen" schiep RenĂŠ een zeer aantrekkelijk , sfeervol ontwerp. De maquette van het romantisch droomstadje (door architect Valentijn Vaerwyck verwezenlijkt) werd als het ware in volgelvlucht bekeken.(afb. 9). Van een heel andere visie was de chromolithografie die hij concipieerde voor de expositie "Oude Kunst in Vlaanderen ". Van deze triptiek vonden we niet enkel de originele affiche maar tevens het oorspronkelijk voorontwerp terug (S.A .G. -121x84,5cm). Daarop herkent men een Bourgondische edelvrouw in borstbeeld (een "Maagd van Vlaanderen"?) . Ze draagt een gouden sierstaf in de rechterhand en voĂłf haar ligt het perkament , door Filips de Schone in 1430 uitgevaardi,gd en waardoor Gent als Vlaandereos hoofdstad werd erkend. Op de affiche zelf staan links en rechts de thema's van de artistieke aangelegenheid toegevoegd. (Doc.S. ;114x153cm)(3) . De oorspronkelijke tekening werd op een prentbriefkaart gereproduceerd en verkocht door de N.V . Oud-Vlaanderen tijdens de Gentse Feesten van 1912.
(3) Doc.S. :Documentatiecentrum v. Streekgeschiedenis S.-A ., Gent.
10
Afb. 9
De voorstelling werd later herhaald op een diploma van de Maatschappij " Reizen om te Leeren " en diende waarschijnlijk als inspiratiebron van de vrouwelijke figuur op de medaille , in 1913 door Rosa Vaerwyck en Oscar Sinia vervaardigd, "Exposition Universelle et Internationale Gand 1913. Vieille Flandre. Hou ende trou. " (Op de achterzijde staat de Gentse draak afgebeeld)(diam.:ca.5 ,5cm). Rosa werd als deskundige geraadpleegd in verband met de historische kledij van het personeel , terwijl Oscar als beeldhouwer , samen met de gebroeders Co melis de plastische ornamenten voor Oud Vlaanderen ontwierp. Allen waren Gentenaars . Het middenste deel van de voornoemde poster "Oude Kunst in Vlaanderen" werd door het bestuur der Belgische Spoorwegen als affiche uitgehangen. Het charter was evenwel overdrukt met de tekst "Visit Ghent (Belgium) , the town of antiquities , the town offlowers , the town of beguinages" . (Verz. A. Verbeke , Gent-99x57 ,5cm). 11
In 1908 werd Kongo als kolonie aan ons land overgedragen. Deze "actualiteit" gaf aanleiding tot de inrichting van een sectie "Belgisch-Kongo" in onze wereldtentoonstelling van 1913. Voor dat paviljoen schilderden twee Brusselse post-impressionisten, Paul Mathieu en Alfred Bastien (die daartoe speciaal naar de kolonie waren geweest) reusachtige panorama-diorama's. Ze ontwierpen tevens de poster voor deze bezienswaardigheid. De voorstelling was waarschijnlijk deze van een beraadslaging tussen een groep negers en een blanke rechter, vergezeld door een zwarte militair. Typisch realistisch is de weergave van de kakelbonte negerkledij en van de talrijke gebruiksvoorwerpen die kriskras over de grond verspreid staan, kalebassen, schalen, kruiken, e.d.(S.A.G.56x72cm).· De Wereldtentoonstelling te Gent was, zoals alle voorgaande exposities die plaatsgrepen te Londen, Parijs, Melbourne, Moskou, Chicago, Brussel, Antwerpen, Luik ... een bijzondere gebeurtenis waarhaast iedere dag een nieuw evenement te beleven viel. Talrijke congressen, spreekbeurten, concerten, turn- en sportmanifestaties volgden mekaar op. Daarenboven was er de optocht ter gelegenheid van het driehonderdjarig bestaan van de "Koninklijke en ridderlijke hoofdgilde van Sint-Michaël". Deze "ommegang" stond onder de artistieke leiding van de Gentse kunstenaararcheoloog Armand Héins die tevens de regie waarnam en verschillende affiches ontwierp voor deze gelegenheid. Eén ervan droeg als thema "Ommeganck XVIIde eeuw. 1613-1913. Grote historische stoet (zo. 20 & 27 Juli- za. 9 Oogst)". Gedrukt bij 0. De Rycker & Mendel te Brussel, had deze gekleurde lithografie volgende afbeelding : vooraan rijdt een 17de-eeuwse vaandeldrager te paard. Een jonge page, een nar en enkele ruiters vullen dit tafereel. Op het achterplan is vaag een ~erkgevel zichtbaar. (S.A.G.-150x100cm). Een andere chromolithografie, kleiner van formaat, kreeg het thema "lnstellingsbrief, afgegeven door de Aartshertogen Atbrecht en Isabella" mee. Het is de voorstelling van de stedelijke magistraten en de leiding van de Sint-Miebiels-gilde te Gent die het perkament uit de handen van de Aartshertogen ontvangen. Op de achtergrond bemerkt men de eretribune, enkele gevels en een kerktoren. Afzonderlijk staat de tekst van de brief met de initialen S en M, waartussen degens en een kroon.(S.A.G.24x43,5cm). Een derde tenslotte draagt als tekst "De Koning van Sint-Miebiels doetzijn ommegang door de straten van Gent". Evenals beide vorige is dit een sprekend aanplakbiljet. Vooraan rijdt de koning der schermersgilde, getooid met de sierketting; hij is omringd door de leden, enkele ruiters, een fijfer, een nar. Achteraan wacht een praalkoets voor een kerkfaçade.(S.A.G.24x44cm). De drie affiches werden uitgevoerd in een historisch-realistische stijl. 12
Valentin Vaerwyck reconstrueerde in "Oud-Vlaanderen" o.m. ookhet historische Sint-Jorishof. Tijdens de tentoonstellingspenode grepen daar kruisboogwedstrijden plaats. Daartoe werd een affiche door Hendrik Coppejans ontworpen. Een schutter in historische klederdrachtwijst naar zijn lokaal op de achtergrond terwijl enkele van de talrijke juwelen, ondermeer een beeldje van Sint-Joris en de gildebreuk, de compositie aanvullen (afb. 10). Een ander aanplakbiljet, vervaardigd door een Parijs specialist Joé Bridge, vertelt ons dat er op sportief gebied, week in, week uit wat te doen en te bekijken was. Op dat anachronistisch uitgebeeld document werd een Spaanse, gehelmde militair voorgesteld, "gewapend" met golfstokken, halters, boog en pijl, geweer, roeispanen en noem maar op. De bijgaande tekst spreekt voor zichzelf : een sportkalender voor de maanden april tot september met alle wedstrijddata, voor elk wat wils : tennis, golf, paarde- en hondesport, duivenvluchten, schermen, fietsen, voetbal, roeien, gymnastiek, atletiek, aangelegenheden bijna uitsluitend door de burgerij beoefend (afb. 11). In diezelfde periode werd op het sportveld van de "Gantoise" een voetbaltoernooi georganiseerd. Een tamelijk sobere, ongesigneerde, polychrome affiche stond in voor de publiciteit van deze sportmanifestatie, een voetbalspeler in een "m'as-tu-vu?" houding afgebeeld. "Football" staat in gloeiende reuzeletters bovenaan de tekst.(R.U.G.-123,5x62cm). Eell niet-gesigneerde Belle Epoque-poster met Art Nouveau-aJlures, in de stijl van Amédée Lynen ontworpen en gedrukt bij de finria Gouweloos te Brussel, verwijst naar de Europese kampioenschapperi voor roeiers, op zondag 24 oogstingericht. Enkele personen, één zittende man en drie rechtopstaande vrouwen kijken naar een roeiwedstrijd. Dichtbij de toeschouwers ligt een vierriem met stuurman.(S.A. G .-77 ,5x85crn). . Er moeten ook aanplakbiljetten hebben bestaan in verband met de bokssport. Op 1 juni ging, in de Wereldtentoonstelling zelf,- het Europees kampioenschap weltergewichten door. De Franse bokser Carpentier versloeg toen de Engelsman Wells. Van een mogelijke affiche vonden we echternog geen spoor. Ook het "Eerste socialistisch internationaal congres en achtste feest van de lichamelijke opvoeding" werd de 10e, 11e en 12e mei 1913 georganiseerd. De Maertelaere Achille (alias Bentos) ontwierp een geïdealiseerd aanplakbiljet waarop we een vaandeldrager en een gelauwerde turner vóór de hoofdingang van de Wereldtentoonstelling zien voorgesteld.{R.U.G.· · 89,5x56,5cm). Naast de talrijke tekstaffiches die werden uitgehangen tothet aankondigen, hetzij van de meest uiteenlopende congressen (bv. van de notarissen, de chirurgie, de cinematografie, de neurologie en psychiatrie ... maar ook van de beenhouwers, de Belgische brouwers, de brandweerlui enz.), hetzij 13
EXPOSJTION·INTERNATIONALE HIER IS .T IN
S·JORISHOF
+ VI EILJ Afb . 10
:~ ·
·'· • FLANDRE •!• •
Afb. 11
14
van allerhande spreekbeurten (bv. Fiereos Gevaert over "La peinture contemporaine en Flandre" , Frederik Van Eeden over "De nieuwe Nederlandse dichtkunst" enz.) hebben in diezelfde tijdspanne waarschijnlijk nog talrijke figuratieve posters bestaan die ofwel reddeloos verloren zijn gegaan of die ergens in mappen zitten bij bepaalde verzamelaars die er tot op heden geen woord over hebben gerept. De derde november 1913 sloot de "World Fair" haar poorten. Twee dagen tevoren goot het water maar de dag na Allerzielen was het zonnig en helder. Reeds weken vooraf wist iedereen te Gent en in het omliggende dat de beroemde Parijse vliegenier Pégoud , uitgenodigd door de " Aéroclub der Vlaanderen ", op 3 november alhier zijn onvergetelijke luchtacrobatieën zou tonen . Hij kwam dan ook met zijn speciaal gebouwde Blériot-monoplaan en boven het Sint-Denijsplein (niet ver van de Wereldtentoonstellingsterreinen) verblufte hij alle toeschouwers door zijn ongelofelijke durf. Deze voor die tijd fantastische manifestatie sloot als een hoogtepunt- in letterlijke en figuurlijke zin - de voorgaande sportieve festiviteiten van de Gentse Wereldtentoonstelling af. Een onbekend kunstenaar ontwierp daarvoor een bijzonder geslaagde , lithografische affiche waarop Pégoud zelf en ook een "loop-the-loop" boven de gebouwen van de Gentse Tentoonstelling staan afgebeeld.(afb. 12). Niemand voorzag toen dat deze luchtvaartpionier in 1915 , tijdens een gevecht boven Belfort (Frankrijk) , zou worden neergeschoten. Amper enige maanden nà de sluiting van Gents grote Expositie begon de Eerste Wereldoorlog. De jarenlange inspanning tot het bereiken van een internationale faam werd bijnavolledig teniet gedaan.
Afb. 12
15
De prachtige documenten, foto's, brochures, tijdschriften, maar voomamelijk heel wat affiches bleven gelukkig gespaard om het geheel "fictief'' terug op te bouwen. Lode Hoste
LITERATUUR - Affichekunst in Oost-Vlaanderen, (redactieleiding dr. P. Huys), Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen, Gent, 1984. - Drèze, G., Gand-Exposition, Organe Officie! de l'Exposition Universelle et Internationale 8e Gand en 1913. (1911-1912-1913). - Drèze, G., Le Livre d'Or de l'Exposition Universelle et Internationale de Gand en 1913, Gand, s.d. (1919?). - Exposition Universelle et Internationale de Gand 1913. Album. Drapeaux, bannières. Souvenirs de la Vieille Flandre. Elaboration et exécution de René De Cramer, Gand, 1913. -Fris, V., Exposition Universelle et Internationale de Gand 1913. La Vieille Flandre, Bruxelles, 1913. - Guide-Album, Les Congrès à l'Exposition de Gand 1913, Gand, s.d. -Steels, M. (pseud. : Vanberghen, M.), Twee grote sportgebeurtenissen te Gent in 1913, Ghendtsche Tydinghen, Gent, 1977. - Trivier, L, De Gentse Floralieën, 1908-1975, Brochure Kredietbank N.V., Tielt, 1975. -Van Wesemael, M., 65 Jaar geleden opende de Gentse Wereldtentoonstelling haar deuren, Ghendtsche Tydinghen, Gent, 1978.
TECHNISCHE DETAILS BU DE AFBEELDINGEN 1. A. VanNeste-Wereldtentoonstelling Gent 1913 Litho : prentkaart : 9 x 14 cm Drukker : onbekend Verz.: A. Verbeke, Gent 2. H. Thiery- Universa! and International Exhibition (techn. beschr. onbekend) 3. J. Cornelis- Fides- Amor/ Gand 1913 Litho : 160 x 113 cm Drukker: J. E. Goossens, Brussel Verz.: Documentatiecentrum v. Streekgeschied.,S.-A. (Gent) 4. M. Cassiers- Feest- en bloemenpaleis Fotogravure : 44 x 54 cm Drukker : S.A. Photogravure, Bruxelles Verz. :A. Verbeke, Gent 5. L De Smet- Erelaan Wereldtentoonstelling Fotogravure : 44 x 54 cm
16
6.
7.
8.
9.
10.
11.
· 12.
Drukker : S.A. Photogravure, Bruxelles Verz. :A. Verbeke L. De Smet- Paleis voor Schone Kunsten, Gent Fotogravure : 44 x 54 cm Drukker : S.A. Photogravure, Bruxelles Verz. : A. Verbeke Ongesigneerd (M. Cassiers?) - Floralies Gantoises 1913 Litho: 101,5 x 62,5 cm Drukker: 0. De Rycker & Mendel, Brussel Verz.: R.U.G. Ongesigneerd- Come over in 1913 to Ghent Litho : 44 x 51 cm Drukker:onbekend Verz.: R.U.G. R. DeCramer-Gent "Oud-Vlaanderen" Litho : 162 x 116 cm Drukker: J. E. Goossens,Brussel Verz.: Documentatiecentrum v. Streekgesch., S.-A. (Gent) H. Coppejans- Hier is 'tin St.-Jorishof Litho : 67,5 x 94 cm Drukker : G. de la Croix, Gent Verz. : R.U.G. J. Bridge -Sports, 1913 Litho : 78 x 108 cm Drukker: Art & Publicité, J. Bridge, Paris Verz.: R.U.G. Ongesigneerd - Pégoud, Gand 1913 Litho : prentkaart : 9 x 14 cm Drukker : J. Goffin Fils, Bruxelles Verz. :A. Verbeke, Gent
17
INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE- FICHE Nr.107 In februari 1900 stelde Paul Bergmans in de rubriek "Kerkelijke bouwwerken"- Sint-lansklooster- XVIIIe eeuw (1744-1745) een fiche op over de SINT-JANSKAPEL De hier voorgestelde gevel is deze van de kapel van het gewezen Sint~Jans Godshuis, gewoonlijk Sint-Jan-ten-Dulle genoemd omdat er, naast arme zieken, ook krankzinnigen opgenomen werden. Men sprak ook van SintI an-in-de-0/ie. Zoals de Rekeningen van het Godshuis van 1743-1744 het ons tonen, werd de kapel gebouwd door de meester-metser Bernard De Wilde. De bouwaanvraag nodig om de toestemming te bekomen van het Magistraat* en het oorspronkelijk plan bevinden zich niet in het Stadsarchief. De sloping van het oud oratorium en het leggen van de fundamenten van het nieuw gebouw gebeurden van september tot december 1743. De eigenlijke bouw besloeg het daaropvolgend jaar en de bijkomende werken: het plaatsen van de schaliën, de vensters, de bevloering, enz. werden uitgevoerd op het einde van 1744 en het begin van 1745. Dit Loctewijk XVgebouw, bijna volledig opgetrokken in baksteen in een van de eenvoudigste bouwstijlen vertoont een zeer sobere versiering. Boven hetportaal mèt deksteen is een cartouche geplaatst. In het midden ervan bevindt zich een stenen plaat met het opschrift : St.-Johns-Church. In het midden van de voorgevel bevindt zich een groot kerkraam. Aan weerszijden komt een stenen cartouche in rocaille-stijllos van de muur, waarop de datum van afwerking van de kapel vermeld staat :Anno 1745. Boven het kerkraam, een rond venster eveneens in rocaille-stijl. Het fronton met twee "rampants" ondersteunt een stenen kroonlijst waarop een kruis staat; aan beide kanten een vaas. Na de afschaffing van het Godshuis de 14e frimaire van het jaar VI (5 december 1797) werd de kapel gehuurd door een zekere Bosquillon en werd ze gebruikt als magazijn. Op 9 maart 1844 werd ze teruggeschonken aan de eredienst. In 1886 werd ze tenslotte bestemd voor de Anglikaan se eredienst maar bleef toegewijd aan Sint-Jan. De gebouwen van het godshuis zelf, die men vernieuwd had kort voor de heropbouw der kapel, dienden als lokalen voor de Administratie der Godshuizen, sedert 1798 tot aan hun sloping in 1894, gedurende de werken die het schilderachtig kwartier van de Nieuwpoort onderste boven haalde. Het is ook dan dat de afsluitingsmuur verdween die het onderste deel van de gevel van de kapel verborg en waarvan het Stadsarchief het plan bezit, gedateerd 6 maart 1744. 18
't ~
0
Afb. I. Tekening van de Sint-Janskapel die de fiche illustreerde. Ze werd gemaakt door Armand Heins . (Foto Stadsarchief).
19
In de Atlas van de Stad, in de Bibliotheek (Map CL), bevindt zich een gekleurde tekening die de kerk met deze afsluitingsmuur voorstelt. Cf. Archieven van de Stad Gent: Rekeningen van het Sint-lans-Godshuis, nr. 34; - Opbouwingen van huizen, reeks 535; - Stedewerken, reeks 533, nr. 108. - J. J. Steyaert, Volledige beschrijving van Gent (1857), pp . 156-159. Voor de geschiedenis van het Godshuis, cf. Fr. De Potter, Gent, t . VII, pp. 130-177. *Onze lezers zullen bemerken dat wij hier spreken van HET magistraat. Heden ten dage bestaat er taalkundig slechts één geslacht voor dit woord, namelijk mannelijk. Dit was vroeger niet het geval. Men sprak toen van DE magistraat wanneer het de persoon betrof, van HET magistraat wanneer het over de instelling (stadsbestuur) ging . Door de onzijdige vorm af te schaffen kan er in bepaalde gevallen verwarring ontstaan en vermindert de duidelijkheid. Aangezien dit in feite een verarming van onze taal betekent, zullen wij duidelijkheidshalve, net zoals De Potter, de onzijdige vorm blijven gebruiken voor de instelling.
1-'t
f, .. ;,_,.,,J
..
r
r~,.,
;flû,_ ,,. dqti
. ( J,,,;> ·, t".f.',;; I-·----··----- - - - -- - - -- - -'<
I
~f
I cj ·l.'•
•<« '·
R•
--_j
Afb. 2. Sint-Janskapel met de afsluitingsmuur die verdween rond 1894 (Foto Stadsarchief)
20
'-;:--":----.~'
I
¡'
... ""...
Afb. 3. Het Godshuis van Sint-Jan-in-de-Olie zoals het eruit zag in 1534. (Foto Stadsarchief)
21
JEAN-BAPTISTE-LOUIS MAES-CANINI, een talentvolle doch miskende Gentse kunstschilder.
Jean-Baptiste-Louis Maes werd geboren te Gent, op 30 september 1794, als zoon van de schilder Petrus Franciscus Maes (1753-1815). Hij genoot onderricht van zijn vader, van de beeldhouwer Jozef Inghels, en was gedurende enige tijd leerling aan de Gentse Academie voor Schone Kunsten. Vanaf 1810 nam hij regelmatig deel aan het Salon van Gent. In 1816 behaalde hij een eerste prijs aan de Academie. In hetzelfde jaar ontving hij te Mechelen een gouden medaille, voor een allegorisch schilderij i.v.m. het huwelijk
.รง-\ __ ..;__
1:
.c-
..
.1โ ข.
-,.;
/r -
--- --~ .
:i
Afb. 1. "De schone van Frascati". Gravure van Ch. Onghena naar het gelijknamige schilderij van Maes-Canini.
22
\I \ FlS; \ •.•
,,
(, ·,, ,,,f' •I r .••• . ~ , .trr.rl'l !. ,' ·' •·t
Afb . 2. Foto Stadsarchief.
23
van de prins van Oranje. Zijn deelname aan het Gentse Salon van 1817 bleef zeker niet onopgemerkt; de kunstenaar stelde er o.a. tentoon : een modello voor "De schone Anthia begeeft zich aan het hoofd van haar gezellinnen naar de tempel van Diana te Ephese", "Het huwelijk van de H. Maagd" (bestemd voor de kerk van Balegem), "De calvarie" (bestemd voor de kerk van Lochristi), en een portret van de hertog van Saxen-Weimar. De kunstenaar verkreeg verder nog onderscheidingen te Brussel en Den Haag; naar aanleiding van een eerste prijs aan de Antwerpse Academie verleende de regering hem een beurs om naar Italië te reizen. Eind 1821 zou hij erheen vertrokken zijn: Vanuit Rome liet Maes herhaaldelijk schilderijen van zijn hand naar Gent overbrengen. Op de Salons van de Arteveldestad werden ze steeds in hoge mate bewonderd; we vermelden o.a. "De barmhartige Samaritaan" uit 1825 (Amsterdam, Rijksmuseum), "De H. Magdalena" (Den Haag, Dienst Verspreide Rijkscollecties), "De schone van Frascati" (zie afb.), en "De H. Maagd stelt het Jezuskind voor aan de H. Anna en de H.Joachim" uit 1827 (Gent, Sint-Michielskerk).In 1827 huwde de kunstenaar Anna Maria Canini, de dochter van een Italiaanse kopergraveur.Teruggekeerd in België, vestigde hij zich opnieuw in zijn geboortestad. Hij opende er een atelier in het gewezen Sint-Agneteklooster, waar hij leerlingen opnam. Hier schilderde hij in 1829 een fraai werk voor de Sint-Jacobskerk, nL "Het vertrek van de jonge Tobias"; aan de Sint-Niklaaskerk schonk hij zijn "H. Maagd met het Jezuskind en de kleine SintJan". Omstreeks 1830 ging Maes zich voorgoed vestigen in Italië. In Rome opende hij eveneens een atelier, dat door talrijke leerlingen bezocht werd. Na een succesvolle carrière stierf hij tenslotte in de eeuwige stad op 7 april 1856. Sindsdien verviel zowel de kunstenaar als zijn werk in een betrekkelijke vergetelheid. Nochtans liet hij een vrij gevarieerd oeuvre na, datheden weliswaar niet steeds even gemakkelijk terug te vinden is. Behalve zgn. historieschilderkunst (mythologische en religieuze onderwerpen) borstelde de kunstenaar ook tal van genretaferelen die het dagelijkse leven in het toenmalige Italië evoceren. Tevens maakte hij nog talrijke portretten van edellieden en voorname burgers. Maes-Canini had ongetwijfeld talent. Zijn schilderijen vertonen doorgaans een evenwichtige kompositie, een verzorgde tekenwijze, en een Italiaans beïnvloed koloriet. Op stilistisch vlak wordt zijn werk hoofdzakelijk als neoclassicistisch bestempeld. Het heeft duidelijk een geïdealizeerd karakter. In dit opzicht is het dan ook verwant met werk van François-Joseph Navezen de Duitse Nazareners. P.S. (i.v.m. werk van Maes-Canini in Gentse musea). Het Museum voor Schone Kunsten bezit een "Juno", in 1832 geschonken door Karel Van Hulthem, en een modello voor "Het huwelijk van de 24
H. Maagd". Het Oudheidkundig Museum van de Bijloke bewaart het portret van¡ Lieven De Bast , en het portret van een Italiaanse jongedame. D. Vervenne
Afb. 3. ¡' In het Gouden Schip": het geboortehuis van Maes-Canini . Waar zou dit wel kunnen zijn? Het stukje balie dat u ziet is dat van de Nieuwbrug. Deze huizen zijn sinds lang gesloopt en de vrijgekomen plaats maakt nu deel uit van de Oude Beestenm a rkt. Foto A .C.L. 25904.
25
V. DE VAN EYCK'S TE GENT MEDEWERKERS (2e DEEL)
LEERLINGEN EN
GERARD EN JAN VAN DER MEERE
Deze twee schilders die in de 19de eeuw verheven werden tot grootmeesters en leerlingen dervan Eyck's, geven een duidelijk voorbeeld van een romantisch chauvinisme. Toen dit boerenbedrog een halve eeuw later ontdekt werd zwegen de critici in alle talen. Het lijkt dus wel verantwoord om de waarheid van het fantastische te onderscheiden. Het enige eigentijdse document, daterende van 18 november 1426, dat thans in de Gentse archivalia gevonden werd over Gerard Vander Meere, is in verband met de opname van Jan Counenmijns, die de deken van het gild, nl. Willem de Ritsere, aanklaagt, daar Counenmijns reeds zijn inschrijvingsgeld en de zilveren schaal betaald had en nog steeds niet opgenomen was als vrijmeester. Gerard Vander Meereen Rogier van de Kerckhove staan borg voor Jan Counenmijns (141). Counenmijns werd pas op 14 februari 1429 (N.S.1430) vrijmeester(142). Webebben -zoals van veel Gentse schilders uit die periode - geen enkel document gevonden waarin Gerard Vander Meere's opname bevestigd wordt. Gebaseerd op de valse gegevens van de fantasticus Schellinck (143) vermeldt De Busscher (noot 32) dat deze Gentse schilder, zoon van Pieter, in 1452 vrijmeester werd en in 1474 vermeld werd als gezworene. Gesteund op de vermelding in het valse schilderboek van Lucas de Heere, welke spiritistisch geschreven werd door Jean-Baptist Delbecq, die de Gentse schilder het levenslicht laat zien in 1450, vereenzelvigt De Busscher (144) Gheeraert van Brugge met Vander Meere. Delbecq (145) zag in een verschijning dat Gerard Van der Meere een portret maakte van Maria, terwijl Lieven De Bast een gelijkaardig visioen heeft en vermeldt dat de schilder in 1447 een portret maakte van (de reeds overleden) de H. Coleta (146). Volgens Wauters (147) bracht meester Gheert Vander Meiren, bijna gearmd met Margaretha van Eyck, tussen 1460 en 1470 een bezoek aan de kerk te Halle, doch Wauters heeft geen nadere datering daar hij zelf vindt dat dit te losse gegevens zijn om ze in verband te brengen met onze schilder, wรกt in feite- wel mogelijk was daar volgens dezelfde auteur diens broer in het Brusselse werkzaam was. De eerste die zich eigenlijk uitspreekt over deze kunstenaar is Lodovico Guicciardini (1567)(148), hij vermeldt Van der Meereonder de volgelingen van de van Eyck's te Gent. Van Mander (noot 15) vermeldt: "Te Gent werkte kort na Joan Van Eyck een zekere Geeraert van der Meire, die een zeer bedreven schilder was. Een liefhebber van de schilderkunst. Lieven Taeyaert, bracht een door hem voortreffelijk geschilderde Lucretia naar Holland; dit stuk kwam ten slotte in de handen van Jacob Ravot te Amster26
dam, een kunstkenner". Van Duyse (149) brengt enkele losse bezwarende argumenten naar voor in verband met de toeschrijving, doch wij mogen niet vergeten dat Van Mander zelf een periode vertoefd heeft te Gent. De afbeelding van de H. Lucretia kende pas in het begin van de 16de eeuw een enorme bijval, de tal van nog bestaande voorstellingen- o.a. door Jan Gossaert, de meester van de vrouwelijke halffiguren, Pieter Coecke van Aalst, Frans Floris, Quinten Metsys, (-kopie door) de meester van het H. Bloed en Joris van Cleve- bevestigen dit. In de Vlaamse editie van de Flandria 11lustrata vermeldt Antonius Sanderus (150)de schilder Gerard van Melle, navolger van van Eyck, wat een verkeerdè vertaling is van de verlatijnste . naam Gerardus a Mera. Toen in 1823-24 de Gentse Calvarietriptiek in de hoofdkerk werd gerestaureerd door J. Lorent schilderde deze de volgende tekst op de omlijsting Pinx. DISC. HUB VAN EYCK GER. VAN DER MEEREN ANNO MDCCCXXIV RESTAURA VIT J. LORENT. Men nam aan dat Lorent de oude (originele) omlijsting vervangen had, .Waarin het opschrift voorkwam. Kervyn de Volkaersbeke (151) publiceerde de vergeten biografische gegevens over deze kunstenaar. Deze laatste schreef ook aan de Gentse schilder de Cumaanse Sibylle van het Lam Gods toe, wat overgenomen werd door Waagen (noot 1). De toeschrijvingv~m de Gentse Calvarietriptiek werd tot op het einde der vorige eeuw algemeen aanvaard (152), al waren er reeds critici zoals Van Duyse die hiérover bèdenkingen maakte. In 1907 kendeHulinde Loo het drieluik toe aan Daniël de Rijke, doch toen Winkier het in 1916 opnaam bracht van Justus van Gent, ging de Gentse conservator hiermee akkoord. Ondertussen had Wauters enige schilderijen te Antwerpen, Brugge, Madrid en Rome toegeschreven aan Gerard Vander Meere, een toekenningwaarmee hij later niet meer akkoord ging (153). Inmiddels had men ontdekt dat één der auteurs van de miniaturen in het Breviarium Grimani "Gerardo di Guant" noemde. Opnieuw werd Van der Meere als auteur naar voor gebracht (154)(i.p.v. Gerard Horenbout). De nog te ontdekken groepering Van der Weyden-meester van Flémalle bracht men, door de verwantschappen met het Gentse drieluik uit de hoofdkerk, onder de noemer van pseudo van der Meere. In de inventaris van 1884 der schilderijen in het Maagdenhuis te y\ntwerpen (155) bracht de commissie een "Triptiek met de Madonna, de HH. Andrianus en Margaretha van Antiochië", die geschilderd werd omstreeks 1500, op naam van onze Gentse schilder. De Bruyn (156) meent door de invloed van Van d~r Goes en Horenbout, dat men dit Antwerps drieluik toeschreef aan Van der Meere. Merken we op dat in die periode het oeuvre van Van der Goes en Horenbout nog totaal niet herontdekt was. De Madonna met kind in de Joho G. Johnson Collection te Philadelphia, die ten onrechte aan Van der Goes wordt toegekend, werd wel om die reden op naam geplaatst van Gerard Vander Mee re (noot 156). Niet alleen de Gentse Calvarietriptiek maar ook haar predella in het Museum voor 27
Deze mooie madonna-triptiek bewaard in het Antwerps Maagdenhuis staat aldaar op naam van Gerard Van Der Meeren ( 155), en werd door De bruyne ( 156) toegeschreven aan de Gentse school ca. 1500. Het middenpaneel is een compilatie van motieven van Van der Weyden. De haartooi, de op één lijn liggende ooghoeken en donkere pupillen, de bleke huidskleur, de slanke lichaamsbouw van de Madonna roept de Brugse Meester van deUrsula-legende voor ogen. Ook de grote ogen, de regelmatige stevige neus, de ontblote hals, het oog in profiel dat te veel in vooraanzicht is wee(gegeven van de H. Margaretha en de gedrongen proporties , het getaand gezicht van de H . Adrianus herinneren aan deze schilder. In tegenstelling tot het oeuvre van deze anoniem zijn de fijne handen met dunne vingers , de slanke neus met de sensuele mond van de Maagd en het kind , die volledig aansluiten bij de Rogieriaanse traditie. De verlichtende achtergrond- een vinding van Van der Goes- vinden we niet alleen terug in de Vlaamse- , maar ook in de Nederlandse, Duitse, Franse, Italiaanse en Spaanse school uit dieperiode. Naar onze men.ing hebben we hier te maken met een receptief lokaal( = Antwerpen) schilder. (Foto: A.C.L. P' 1066 27).
Schone Kunsten te Gent werd aan hem toegeschreven. Daar dit onderstuk, afkomstig uit de kathedraal, vanaf 1860 tot 1957 in bezit was van de Gentse familie De Ruyck, interpreteerde men verkeerdelijk dat de triptiek van de familie De Ruuck, daterende uit 1575, in de crypte van onze hoofdkerk geschilderd was door Gerard Vander Meere (nota 2). Deze triptiek wordt heden verkeerdelijk beschouwd als een kopie naar Rafaël Santi, die geschilderd werd door Jan de Heere, wat eveneens een verwarring is met het ver-
28
woeste epitaaf van Sirnon Bette, dat eertijds in de kapel van de familie de Ruuck prijkte en van de hand was vanJan de Heere. In het Gents Museum voor Schone Kunsten meende Sunaert een graflegging van Âą 1515 te mogen toekennen aan de ca. 1400 geboren Gentenaar. Van dezelfde hand als deze graflegging blijken de Adam- en Evapanelen te zijn in het Brusselse museum (157). Zoals op de Gentse Calvarietriptiek droeg het kader van de Kruisiging van de Meester van de Brugse Passie-taferelen (158) de inscriptie "Meeren 1500". Een gelijkaardige voorstelling die men thans al te graag toekent aan Jan Provoost {160) in het Groeningemuseum te Brugge, afkomstig van de Sint-Niklaaskerk te Koolkerke, werd op een ongegronde manier door K. de Flou (161) op naam gebracht van Gerard Vander Meere. Wij menen dit werk te kunnen onderbrengen in een nieuwe groepering van "de meester van Brugge". De laatste ontwikkelingen hebben rare wendingen genomen; Chabot (162) meent dat mogelijks de triptiek met de Familie van de H. Anna in het museum te Gent mogelijks geschilderd werd door Gerard Van der Meere, wat we niet kunnen aanvaarden daar de H. Coleta, die stierf in 1455, er op afgebeeld staat met een kruisje in de hand wat er op wijst dat zij reeds overleden was. De Bruyne (o.c.) maakt een groepering rond dit werk dat hij toeschrijft aan de meester van de Familie van de H. Anna, wat naar ons oordeel eerder te beschouwen is als een enorm groot atelier. Gebaseerd op het gevonden document en door de vermelding van Giucciardini, Van Mander en Sanderus mogen we aanvaarden dat Gerard Vander Meere een tijdgenoot was van Jan van Eyck, doch door gebrek aan documenten kan men hem geen enkel werk meer toekennen. Nog problematischer is de figuur van Jan van der Meere. In zijn fantasie creĂŤerde Schellinck een totaal nieuwe Gentse schilder, zoon van Gillis en die volgensSiretin 1436 meester werd, in 1460 gezworene was en in 1477 het ambt uitoefende van deken van het Gentse Sint-Lukasgild. Hij werd geboren als een leerlingvan de van Eyck's en stond direkt in dienst van hertog Karel de Stoute, voor wie hij de voorstelling schilderde "De Instelling van de Orde van het Gulden Vlies". Jan van derMeerekende daardoor een hoge achting aan het Bourgondische hof en er viel hem dan ook meer dan eens de eer te beurt de hertog te begeleiden tijdens diens reizen (noot 167). De Busscher (noot 32) meent dat zo'n groot schilder niet anders kan zijn dan de broer van een ander voornaam schilder, m.a.w. Gerard, waardoorJan van der Meere niet alleen twee. geestelijke vaders kreeg (Schellinck, Siret), maar ook twee waarachtige ( Gillis, Pieter). Ondertussen had Schellinck ergens in zijn geheugen ontdekt dat Jan voor de Sint-Baafsabdij te Gent een "Marteldood van de H. Livinus" en een "Mirakel van Sint-Bavo" schilderde en alsof dit nog niet genoeg was, werd de lijst aangevuld met andere werken, o.a. een "Besnijdenis" voor de HH. Amandus-en-Blasiuskerk te Waregem. Als bijna in een roman van Conscience liet Schellinck zijn Jan
29
sneuvelen in 1471, doch Siret is hierover niet tevreden en roept hem terug naar het rijk der levenden om hem in 1477 aan te stellen als deken van het Ge,ntse gild. Wauters (noot 167) neemtaan dat Jan van der Meere, die omgang had met het hof, een tijdlang in het Brusselse moet vertoefd hebben. Hij laat de schilder dan ook toetreden in het Linkebeeks Sint-Sebastiaansgilde, dat gesticht werd door de hertog. Ondanks het feit dat er onder de gildebroeders nog 2 andere schilders aanwezig waren, wordt direkt aangenomen- door zijn reputatie- dat hij de auteur is van het portret van Karel de Stoute geschilderd voor het broederschap. Het gaat hier over Van der Weyden's portret "De man met de pijl" (163) in het Brussels museum. In vergelijking met dit schilderij herkent Wanters hem als de auteurvan "Het¡ portret van Filips de Croy" (eveneens van Van der Weyden) in het Antwerps museum (noot 163). Ook Wauters laat zijn meester Jan van der Meereniet sneuvelen, neen, hij laat hem opnemen als meester in het Antwerpse gild in 1474, en in 1479 koopt hij buiten de Kamerpoort van deze Scheldestad een huis van Mathieu Peter. De Antwerpse critici staan te hoppelen - een leerling van Van Eyck, d.w.z. een eyckiaanse traditie in hun stad- en schrijven hem al vlug een Calvarie toe in het Antwerps museum. Later herziet Wauters zijn mening. De biografische gegevens over Jan van der Meere's Gentse en Brusselse aktiviteiten negeert hij, doch deze Antwerpse schilder bevindt zich wel onder de "Kamerdienaars" van Karel de Stoute (omstreeks 1476), voor wie hij natuurlijk o.a. "De Instelling van de Orde van het Gulden Vlies" schilderde (noot 153). Merkwaardig is dat de schilderJan van der Mee re (in tegenstelling tot een Margaretha) in die periode totaal onbekend blijkt te zijn in de Antwerpse schilderschool (164). Nadat Van Der Haeghen (noot 33) aangetoond had dat deze schilder nooit bestaan had, deden de critici alsof hun neus bloedde : de figuur vanJan van der Meere verdween langzaam van het toneel. Tal van leden van de familie van der Meere worden vermeld te Gent als schilders, o.a. Karel ( meesterop 5 aug. 1470) zoon van Lieven en broervan Lieven; Christoffel (meester op 14 oct. 1488, gezworene in 1490) zoon van Martin en broer van Karel (meester op 18 aug. 1515); Lieven (13 maart 1508 N.S. 1509) zoon van Joos; Pieter (gezworene in 1518 en 1524), die zoals zijn zoon Hendrik en naamgenoot Bastiaan vermeld worden bij "Daude overledene" in : "Dit naervolghende zijn de suppoosten van der zelver neerynghe, ende dat van de Schilders vry in de zelve neerynghe voor de Concessie Carolyne 1540"; Jonkheer Gillis van der Meere, die in 1578 en 1610 deken was, adviseerde als "onderbaillu" aan de Gentse magistraat dat alle schilders die opgenomen werden in het gild vooraf poorters moeten zijn van de stad; Joannes de Meere, die meester werd in 1735 en daamà regelmatig vermeld wordt als gezworene (1744, 1745, 1746, 1756, 1757, 1758), verdedigde de schilders op het proces van 11 ~ov.1745, waarbij deze 30
\
aangeklaagd werden door de stoffeerders, die meenden dat de fijnschilders geen gebouwen mochten opsmukken; hij heeft ook zijn toestemnรปng gegeven als gildelid om het Sint-Lukasgild bij de versiering van de herdenking van Sint-Macharius (1476) te betrekken (165). Na de afschaffing van het gild treffen we deze naam onder de kunstenaars niet meer aan.
SIMON VAN DEN BOSSCHE In de publicaties van Edmond De Busscher (166) en van Felix De Vigne (167) in 1853 over de middeleeuwse kunstenaars te Gent lezen we dat de schilder Sirnon van den Bossche omgang heeft gehad met Hubert van Eyck en!of met diens leerlingen. In 1898 werd deze vermelding in vraag gesteld door Victor Van Der Haeghen (noot 33), die meende dat deze leerling van de van Eyck's een creatie is van de fantastkus Theodore Schellinck (168). Volgens de twee hoger vermelde critici zou Sirnon van den Bossche in 1412 meester zijn geworden en reeds in 1427 benoemd als gezworene, terwijl hij in 1444 aangesteld werd als deken van het Gentse Sint-Lukasgild. In 1425 was hij reeds gehuwd, daar in datjaar zijn eerste zoon, eveneens Sirnon genaamd, geboren werd. Frans De Potter (noot 52), die de zoon verwart met de vader, vermeldt dat Simon de oude bekend stond als portrettist, terwijl De Busscher (noot 32) deze titel aan Sirnon de jonge toekent en de vader beschouwt als schilder van historische taferelen. Deze laatste auteur meent dat Sirnon de oudenog een andere zoon had die schilder was, nl. Lieven van den Bossche, die omstreeks 1427 het levenslichtzag en in 1481 overleed (noot 52),Deze Lieven van den Bossche zou eerst zijn opleiding genoten hebben bij Jan Martin, maar nadat diens welbekende zoon Nabur Martin in 1435 vrijmeester werd, ging Lieven bij hem in de leer. De Busscher meent dat Lieven van den Bossche vrijmeester werd in 1440. Volgens hem is de naam Steven van den Bossche, die in 1440 opgenomen werd in het gild (met als borg Nabur Martin (noot 32)) een verkeerde noteringvan de voornaam Lieven. Daarentegen wijst Van der Haeghen erop dat alle hoger vermelde schilders genaamd van den Bossche 19de eeuwse vervalsingen en aanvullingen zijn. Met zekerheid weten we dat een Lieven van den Bossche'vindere'was van de St.-Niklaasparochie(169). In 1468deed de stad Brugge een beroep op de schilder Lieven van den Bossche om mee te werken aan de stadsversieringen. Uit de betalingen(170) maken we op dat deze schilder een degelijk vakman moet geweest zijn. Hij ontvangt een ietwat lager loop dan Hugo van der Goes en een hoger loon dan Jan Martin. Volgens De Busscher hebben deze documenten betrekking op Simon's zoon, terwijl Van der Haeghen ze in verband brengt met diens homoniem en broer van Agnes van den Bossche. Persoonlijk kan ik moeilijk aanvaardendat de 'vindere' dezelfde persoon 31
is als de schilder, daar deze nog in 1500 werkzaam was aan de versieringen voor de doop van de latere Keizer Karel e1500)(171). Laten we hier terug grijpen naar het gegeven, nl. heeft de schilder Sirnon van den Bossche ooit bestaan? Tal van personen worden in het begin van de 15de eeuw met deze naam genoemd, doch er is geen enkel gegeven dat ons toeliet deze te identificeren met de hoger vermelde schilder (172), wat ons laat vermoeden dat deze schilder behoort tot het rijk der fantasiën.
DE SCIDLDERSFAMILIE VAN DEN BOSSCHE
De familie van den Bossche - alhoewel niet van adel- had toch een belangrijk aanzien. Pietervan Den Bossche e1339) schepen van Gent, wist Filips van Artevelde te overhalen om hem in 1382 aan het hoofd te stellen van het Gentse korps. Na de nederlaag in Westrozebeke vertrok hij naar Engeland (1385)(173). Hij was tevens kapitein van de Witte Kaproenen, een taak die later ook door andere leden van de familie van den Bossche zal waargenomen worden (Joris 1482, Gillis 1488). Het portret vanPietervan den Bossche herkennen we mogelijksin de man vooraan op het paard op de fresco's van de Leugemeete. We weten met zekerheid dat enige leden van deze familie het ambt van schilder en beeldhouwer uitoefenden. Achilies van den Bossche werd op 21 februari 1427 (N.S. 1428) meester in het Gentse Sint-Lukasgild (174). In 1440 trad hij samen met Willem de Ritsere op als borg voor Jan Zegherien (175). Voor de strijd tegen Oudenaarde schilderde Achelet samen met Nabur Martin, Casin van Bassevelde en Joos Carve in 1451 en 1452 blazoenen, riddervanen, vaandels voor de trompetten en standaarden met het wapen van Gent (176). Was hij ook één der "ghesellen" van Nabur Martin, die in die periode werkzaam was aan de versieringen van de Sint-Lievenspoort (noot 32)? In 1451 en tot aan zijn dood in 1452 (177) oefende hij het ambt uit van deken van het Gentse Sint-Lukasgild (178). Geen enkel werk van hem is nog met zekerheid aan te duiden. Een ander belangrijk kunstenaar was Jan van den Bossche. Deze beeldhouwer maakte samen met Hendrik de Mol een altaar gewijd aan de HH. Hieronymus en Gregorius voor de Gentse Sint-Michielskerk. Verder was deze sculpteur werkzaam voor de Brusselse Sint-Goedelekerk, de kerk te Anderlecht en voor het stadhuis te Leuven (179). Opmerkzaam is dat de timmerman Comelis van den Bossche in 1450 eikenpanelen en ander hout verkocht aan de beeldhouwer Comelis Boene. Was deze Comelis een afstammeling van de timmerman Gerard van den Bossche, die samen met Jan Borluut het reeds vermelde huis van Nikolaas van der Paele in 1378 in de Universiteitstraat kocht (180)? (thans: universi32
teitsgebouw).Deze timmerman had een zoon Jacob genaamd en een dochter Aleyt, die huwde met Mattheeus Coelins (181). De andere leden van de schildersfamilie van den Bossche, zullen wij bespreken in de studie over de ·navolging van Hugo van der Goes, daar Agnes van den Bossche een duidelijke epigoon is van de grootmeester. Lambert van Eijcke, genaamd vanden Bossche
Op 15 mei 1360 droegen Henricus en Jan, zonen van heer Henricus van der Riviere het ridderleen Echelenpoel of Riviere op aan Lambertus van Eijcke, genaamd vanden Bossche, met als borg jonkvrouw Maria Cluytinck de dochtervan Franco. In een document van1426wordtvermeld dat deze Lambertus een zoon had eveneens genaamd Lambertus van Eycke, alias vanden Bossche. Deze Lambertus had reeds van zijn zuster Elisabeth, die gehuwd was met Willem van Kesterbeke, een huis met landgoed te Zijpe (bij Ganshoren) verworven in 1408, waarvoor ridder Jan de Leeuw zich borg stelde. Lambertus was gehuwd met Maria Boote, doeliter van Egidius. Ridder Walter vanden Winckele, hèer van Wikette kocht dit leen van de voornoemde Arnoldus (?)van Eycke, welke later door aankoop in 1467 overging naar Johannes Stoop. Dit leert ons een belangrijke kommentaar bij het Edikt van 14 december 1616 over het leen Riviera (182). De eerste vraag die hier kan gesteld worden : hebben wij hier te maken met Lambert en Elisabeth vanEyck, broer en zustervàn de gebroeders, en in welke mate zijn zij verwant met de Gentse sdiildersfamilie vanden Bossche? De naam van Kesterbeke is totaal onbekend in de 14de en begin 15de eeuw te Gent. Het zou me echter ook sterk verwonderen dat de van Eyck's het pseudoniem van Vanden Bossche droegen, daar zij oorspronkelijk van Hove (183) noemden. Dat de gebroeders van Eyçk geen familiale betrekking hadden met de leden der Gentse schildersfamilie van den Bossche blijkt uit het feit dat de erfgenamen van Hubert en Elisabeth niet woonachtig waren in de Arteveldestad. · We hebben hier duidelijk terug te maken met homoniemen. Opvallend is de vermelding van de adellijke titel van Jan De Leeuw : RIDDER. Wij kennen van Jan van Eyck een portret bewaard in het Kunsthistorisches Museum te Wenen waar op de lijst vermeld wordt: ''JAN DE (afbeelding leeuw) OPSANTORSELEN(Ursula) DACH(= 21 okt.) DATCLAER EERST MET OGHEN SACH (geboren) 1401 GHECONTERFEIT (geschilderd) NV HEEFT MI JANVAN EYCK WELBLIICTWANNEERT BEGAN 1436''. Weale (noot 38a) identificeerde de voorgestelde met de Brugse goudsmidJ án de Leeuw- die aldaar in 1441 tot deken gekozen werd en in Damme leefde in 1455- daar het model een ring met daarin een robijn en een smaragd vasthoudt. Rogier van der Weyden schilderde rond 1460 een portret van Francesco d'Este (noot 163), die de functies van kapitein van Westerloo en gouverneur en kapitein van Quesnoy bekleedde en regel33
matig door Karel de Stoute- met wie hij samen opgevoed werd- naar ItaliĂŤ als gouverneur werd gestuurd. Ook op dit portret wordt de voorgestelde afgebeeld met een ring. Deze houding had waarschijnlijk wel een betekenis en was enkel voorbehouden voor bepaalde adellijke heren aan het hof. Trouwens de kledij van Jan de Leeuw op van Eyck's portret verwijst direkt naar het Bourgondische hof. Wij mogen aanvaarden dat de geportretteerde een lid was van de adellijke Brabantse familie de Leeuw (noot 112), die zich vooral tijdens de regering van Karel de Stoute liet onderscheiden (184). Olivier Portier en Pieter van der Pale
Wij moeten Olivier Portier eerder als een toevallig vermoedelijke samenwerker beschouwen van Hubert van Eyck. Reeds hebben we vermeld dat Robrecht Portier in zijn testament verklaarde, dat diens grafkapel in de verdwenen Heilig Kerstkerk opgesmukt zou worden met "tbelde van sen te Anthonise, welc beelde nu ter tyt (9 maart 1426) rust onder meester Hubrechte den schildere, met meer ander weerex dienende ten selven altare" (nota 37). Ondanks dat men in de middeleeuwen het woord beeld als synoniem beschouwde van voorstelling, alsook van een beeldhouwwerk, neemt Van der Haeghen aan dat, door de vermelding van "met meer ander weercx" het hier gaat om een sculptuur met als voorstelling Sint-Antonius (185). M.J. Weale (186) neemt aan dat dit ander werk bestond uit schilderwerk, waardoor hij besluit dat het hier gaat om de zijluiken van een gebeeldhouwd retabel met baldakijn, waarin o.a. het beeld van de H. Antonius prijkte, dat gepolychromeerd was door Hubert van Eyck. We zouden hier dus met een zeer traditionele voorstelling te maken hebben. Ikonografisch onverklaarbaar is een beeld van deze heilige in een altaar dat gewijd was aan 0.-L.- Vrouw en aan de abtJan van der Moure (Moere, Moro ), waardoor wij besluiten dat Portier dit beeld reeds in zijn bezit had voordat hij de opdracht gaf aan Hubert. Van der Haegen (o.c.) vraagtzich af wie de maker was van deze sculptuur en dan lijkt het hem aangewezen in de eerste plaats te denken aan Olivier Portier, die steenhouwer was. Robrecht Portier trad in 1404 op als borg bij de aanstelling van Jan Portier als voogd van de kinderen van de overleden Perchen (Gherchem) Portier de Jongere, die gehuwd was met Catherina van den i-love, nl. Ogier, Gossuin de Jongere en Olivier, waarvan de laatste drie het beroep leerden van steenhouwer (187). Zoals zijn broer in 1414-1415 werkte Olivier in 1419 aan de stadsversieringen en poorten van Gent. In 1433-1434 beeldhouwde hij een stenen Sint-Chirstophorus bestemd voor de Muidepoort. Daarnaast voerde hij belangrijke werken uit in 1432 aan de kerk te Dentergem en leverde hij in 1428-1429 gebeeldhouwde stenen voor de versieringen aan de Lakenhalle. Reeds in 1420 werd hij onder het dekenschap van de "zarkhouwer" Jan de Meyer de Jonge vermeld als gezworene en in 1445 werd hij aan34
gesteld als deken van het steenhouwersgild. Op het einde van zijn leven oefende hij het beroep van "erfscheider" (=landmeter) uit, waarvoor hij van de stad een pensioen genoot van 4lb. gr. In 1444 ontvangt hij 4 s. gr. voor de "erfscheedene van der tafelen te doen versteliene in de kapellevan der Kuere" (noot 191). Een aspekt dat er zou kunnen op wijzen dat hij inderdaad de auteur is van de hoger vermelde Sint-Antonius is dat Robrecht Portier hem in zijn testament begiftigde ( 188). Een andere vraag die Van Der Haeghen zich stelt is, heeft Hubert de mogelijkheid gehad om het werk voor Portier af te werken voor zijn dood (10-9-1426)? Men aanvaardt zonder meer meestal, dat dit altaar inderdaad voltooid was vóór de dood van Robrecht Portier. Een onderzoek hiernaar lijkt wel noodzakelijk. In verband met de betaling voor de stichting kende de weduwe van Robrecht enige moeilijkheden en daarom zou men haer sepulture coren ende bevrijt hebben met I steenen saerk ende verchiert met glaesveinsters ... ende up dat men den saerc wech doen wilde ende de glaesveinstren uut doen ende betalen tfunerael van den vorseiden Robbrecht" (189). Gelukkig kwam het zo ver niet daar weduwe Avesoete Portier-de Hoeghe geld leende aan Robbrecht van Lokeren (190). Uit deze akte leren we dat het altaarstuk van Hubert van Eyck en Olivier Portier (?) voor 1438 niet in de kerk aanwezig was (en er waarschijnlijk ook, door de financiële moeilijkheden, nooit heeft in gestaan). We mogen aanvaarden dat de voltooiing van dit retabel uitbleef grotendeels door de waarschijnlijk heel plotse dood van Hubert van Eyck. Daar ook zijn zuster kort voor hem gestorven was, lijkt het heel goed mogelijk dat Hubert vrij jong overleed, waarschijnlijk door een plotse ingreep {vb. ziekte). · In ons eerste artikel haalden we ook aan dat Dhanens de Brugse kanunnik Joris van der Paele beschouwt als een familielid van DE SCHILDER(?) Pietervan derPaleen dat Jan van Eyck mogelijks langs deze weg in kontakt is gekomen met de geestelijke. We zullen deze mogelijkheid dan ook nader beschouwen. De naam van der Pa(e)le treffen we veelvuldigaan in de 14de eeuwse Gentse archieven, doch Pieter blijkt daar geenszins familie van te zijn, daar zijn vader Jan de Oude afkomstig was van Huise. Ondanks dat Jan van der Paele woonachtig was in de Hoogstraat nabij De Poel, is hij nooit poorter geworden van Gent (noot 172). Na zijn dood in 1401 was Jan de Jonge woonachtig in dit huurhuis (noot 172). In 1428 werd dit huis omgebouwd tot brouwerij "De Pale" (noot 52), die men niet mag verwarren met de gelijknamige brouwerij gelegen op de hoek van de St. -Jansvest, welke in 1397 éigendom was van Willem Leys (noot 51). Jan van derPalede Oude had bij zijn vrouw Kateline den Jonghen enige kinderen, o.a. Laureins, Agnes (die huwde met Willem Blaeublomme), Jacob (die vleeshouwer werd), Jan 11 (die huwde met Elisabeth), een dochter die huwde met Hendrick Wal-
35
broek en Pieter. Dhanens (noot 35) interpreteert verkeerdelijk dat deze Pieter schilder was. In het begin van de 15de eeuw bestond het Sint-Lucasgild niet alleen uit schilders en beeldhouwers, maar ook de glasschilders en goudslagers-vergulders waren in dit gild ondergebracht (noot 33). Pieter van der Pale was goudslager. Voor de eerste maal treft men hem aan in een akte van 28 februari 1401, waarin vermeld wordt dat hij een schuld ontvangt (noot 172). In hetzelfde jaar ontvangt hij samen met zijn broer Jan van diens huisbaas een schuld. Op 13 september 1401 betaalt hij samen met Heinric Walbrouc een som aan hun borg Robbrecht den Jonghen, die waarschijnlijk een familielid was van Pieter's moeder. Op 3 februari 1403leent Pieter geld aan Gillis van Beversluis om waarschijnlijk een huis te kopen van Philip van Dronghene, vinder van de opperkosterij van de Sint-Michielsparochie. Door deze financiële moeilijkheden eist hij hetzelfde jaar nog 1 vierdeel en 64 roe land te Huise van zijn zuster als erfgoed. Kort daarna verkoopt hij 4 bunder van dit land aan Pieter de Langhe. Op 14 februari 1405 erkent zijn broer Laureins voor de schepenen Pieter nog 5lb. en 16 s. gr. schuldig te zijn. In 1407 huurtPietervan derPaletot aan het einde van zijn leven een stal in het Groot-Vleeshuis, die eertijds gehuurd werd door zijn reeds overleden broer Jan. Zijn andere broer Jacob verhuurde zijn 2 gehuurde stallen in het vleeshuis verder aan Franssois Soyssonen en Jan Willaert. In hetzelfde jaar verkoopt Pieter die reeds gehuwd was met Margrietede Vos eenvierde van hun huis "De Rijn" aan de Hoogpoort. Vanaf 1413 t.e.m. 1415, alsook in 1421-1422 was van der Paledeken van het Gentse Sint-Lukasgild (noot 33). In 1419leverde hij het bladgoud voor de schilderingen in het stadhuis (191) voorstellende "De graven van Vlaanderen" geschilderd door Jan Martin en Willem van Axpoele. In dit jaar wordt eveneens zijn zoon meester-goudslager (noot 32). Opvallend is dat hij in datzelfdejaar eigenaar was van een "stove" (soort bad-sauna)(192) gelegen tussen de Toren- en de Zandpoortbruggen (Oude Houtlei), waarop hij een rente plaatst van "12 gr. 's jaers" voor de H. Geesttafel van Sint-Michiels, alsook een landcijns van 16 gr. uitgaand voor het gilde (van 0.-L.-Vrouw up de Ra) in de H. Kerstkerk (193). Vanaf 20 november 1422 ging Jan de Stoevere, nadat hij zijn opleiding had genoten bij Campin te Doornik, voor 3 jaar in de leer bij Pietervan der Pale. Reeds op 19 april1425 was de Staevere werkzaam voor de H. Kerstkerk (ongeveer gelijktijdig met Hubert van Eyck)(194). Waarschijnlijk wasPietervan der Pale reeds overleden vóór deze datum. In geen enkel opzicht tijdens onze opzoekingen konden wij tussen de familie van der Pale uitHuiseen haar Brugse naamgenoten, waar o.a. Joris deel uit maakte, (195) een verband vinden. Wij mogen dus met zekerheid zeggen dat deze families tot in het begin van de 14de e.euw geen verwanten zijn van elkaar, m.a.w. goudslager Pieter is in geen enkel opzicht een familielid van kanunnik Joris.
36
Lieven van der Goes en Petrus Christus Kort na de herwaardering van het oeuvre van Hugo van der Goes vroegen de critici zich af wie de leraar was geweest van deze grootmeester. In de bronnen vinden we als eerste Karel van Mander (1604) die meent dat Gent's belangrijkste schilder zijn ambt leerde bij Jan van Eyck. In de loop der eeuwen werd deze stelling overgenomen door Antonius Sanderus ( 1624, 1641, 1735), Joachim von Sandart (1675), Jan Pieter van Male ( 17131725), Jean-Baptist Descamps (1769), PhilippeAntoine Baert (1785), Filip Spruyt (1789-1791), PieterFrans Le Doulx (1730-1807) en Jean-BaptistePierre Lebrun (1796)(196). Nadat men in de vorige eeuw aangetoond had dat Hugo van der Goes(± 1430-1482) onmogelijk in leer kon geweest zijn bij Jan vanEyck(± 1390-1441), kwamDelbecq (noot 145a)ophetideeeen Gentse homoniem te scheppen, die geboren werd in 1394. Schellinck (noot 166) wilde hier opnieuw zijn aandeel niet zien ver:Ioren gaan en hij liet zijn schilder Hugo van der Goes de Oude opnemen als meester in het Gentse Sint-Lukasgild in 1395. Bij een onnatuurlijke moeder verwekte deze kunstenaar een zoon, Lieven genaamd, die in 1406 meester werd, reeds in 1412 vermeld werd als gezworene en in 1419 aangesteld werd als deken van het Gentse gild. Volgens De Busscher (noot 32) had deze een zoon, die de naam van zijn grootvader droeg : Hugo van der Goes. De Vigne (noot 167) en De Potter (noot 52) namen direkt aan dat Hugo de Oude in leer was geweest bij Hubert van Eyck, doch door het te grote verschil in jaren kwam De Busscher (noot 32) tot besluit dat nietHugo, maar diens zoon Lieven een medewerker was geweest van de Van Eyck's. Nadat Van Der Haeghen aangetoond had dat deze voorvaderen nooit bestaan hadden (noot 33); zwegen de kunsthistorici in alle talen. Wel heel toevallig is dat Lieven van der Goessinsin 1423 woonde in het huis naast het vermoedelijk huurhuis van Hubert en Elisabeth van Eyck (noot . 51). De interpretatie van de oude geschiedschrijvers die vermelden dat Van der Goes een leerling was vanJan van Eyck moet meer gezien worden in de betekenis van navolger, in hetzelfde licht moet de vermelding van Sanderus dat Justus van Gent een leerling was van Hubert van Eyck, geplaatst worden. Toen in 1836 het paneel "De Madonna met de HH. Hieronymus en Franciscus" van Petrus Christus zich in de verzameling Passavant bevond (thans Frankfurt Staedelsches Kunstinstitut)(noot 9a), ontdekte men op de lijst: PETRVS- XPI =ME- FECIT 1417. Onmiddellijk bracht De Busscher (noot 32) dit werk onder in de Gentse school. Mündler (197) toonde.4 jaar later aan dat het derde cijfer gerestaureerd was en meende er oorspronkelijk een 4 in te zien (1447). Na de ontdekking dat Petrus Christus te Baarle geboren werd, werd dit geboortedorp doorHulinde Loo eerst gesitueerd binnen het huidige Gentse grondgebied om daarna Baarle-:Hertog als.ge37
boorteplaats te kiezen. De Gentse critici o.a. Heins, Maeterlinck, Rooses vochten voor hun schilder en herdachten hem te Baarle (-Gent) met een gedenkteken en een straat-naam. De Nederlandse critici wilden hem zonder meer op de lijst der Nederlandse schilders brengen; ze brachten zelfs naar voor dat de familienaam Christus ook te Alphen enteRiel voorkwam, doch de eigenlijke 15de eeuwse documenten bleven uit (198). Gooris vond wel documenten waaruit bleek dat Petrus Christus (ca. 1420-1472-3) reeds Jan van Eyck (die vanaf 1421 in Den Haag verbleef en vanaf 1425 in Vlaanderen) kende tijdens hun Noord-Brabantse periode. Volgens dezelfde auteur was van Eyck afkomstig uit deze streek, wat reeds totaal weerlegd werd (noot 183). Indien wij eerlijk zijn moeten we bekennen dat noch in BaarleGent, noch in Baarie-Hertog documenten werden gevonden die er op zouden kunnen wijzen, dat Petrus Christus in één dezer gemeenten het levenslicht zag. Mogelijks gaat het hier om een ander gehucht dat in de 15de eeuw dezelfde naam droeg. Van deze schilder kennen we maar één werk waarop hij zijn naam voluit schreef: Petro Christophori, wat eigenlijk in onze taal niet betekent verlosser of Christus, maar vervoerder van de verlosser of Christophorus. In Vlaanderen noemden wij deze heilige Sint-Christoffel. Opvallend is dat men tot in het begin van deze eeuw deze schilder niet noemde - zoals de 16de eeuwse Italiaanse schrijvers- met zijn verlatijnste naam, maar met zijn Vlaamse naam : Pieter Christophsen. Hieruit kunnen we misschien opmaken dat de oorspronkelijke naam van Petrus Christus eigenlijk Pieter Christophsen is. Ondanks deze benadering zal Petrus Christus steeds tot één school behoren en dat is deze van Brugge. Merken we op dat in de verzameling De Grootte te Gentbrugge een werk wordt toegeschreven aan deze schilder. Hoewel het zeer moeilijk uit te maken valt hoe lang een leertijd duurde, halen we hier de namen aan van de schilders die in aanmerking komen, die mogelijks vertoefden in het atelier van Hubert van Eyck : Heinric Scelling, Jan Counemyns, Rogier van den Kerckhove, Gerard Van der Meere, Joos van Sols, Haetselet van den Bossche, Jan de Wulf, Maercx van GesteIe, Jan Colirrs, Jehan Thomas en Pietervan der Muelen (noot 33). Rudy VAN ELSLANDE NOTEN 141. Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1426-1427, f. 19. 142. Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1429-1430, f. 85 V 143. Vgl. van Elslande R., De Geboorte van Christus in het GrootVleeshuis, in : Ghendtsche Tydirighen, 1981, blz. 103-106. 144. E. De Busscher, Recherches sur les peintres et sculpteurs à Gand aux XVIe, 0
38
XVIIeet XVIIIe siècles, Gent, 1866, blz. 202,204,207. 145. a) Crowe 1.A. en Cava/case/le G.B., Le manuscript de M. Delbecq (overdruk) blz. CXIX-CXX; b) H. Hymans, Carel van Mander, Le livre des peintres. Vie des peintres flamands, hollandais et allemands (1604), traduction, notes et commentaires par H. Hymans, Paris 1884; c) Volgens 1. Van Vloten, Nederlandse schilderkunst van de 14de tot de 18de eeuw, 1874 was deze Madonna geschilderd voor de Sint-Baafskathedraal. 146. C. Dehaisnes, L'art éhrétien en Flandre, 1860, blz. 221 (gebaseerd op L. De Bast). Het portret zou daarna overgebracht zijn naar Picardië (M. Passavant, Kunstreise durch England und Belgiën, blz. 379, A. Michiels, Histoire de la peinture Flamande et Hollandaise, 1845, blz. 174-177 (dl. 11). 147. A. Wauters, Sur quelques peintres de la fin du XVe siècle, in: Bulletin de l'Académie royale de Belgique, Brussel, 1882, dl. V, blz. 83. 148. Lodovico Giucciardini, Descrittione di Tûtti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore Cori piu carte di Georgraphia del paese, e col ritratto naturale pi· piu terre principale, Antwerpen, 1567, blz. 97-98. 149. H. Van Duyse, Meire, Gerard Vander en Jan Vander, in: Biographie nationale, dl. XIV, Brussel1897, col. 300-307. 150. Antonius Sanderus, Verheerlijkt Vlaandre, behelzende eene algemeene en nauwkeurige· beschryving van dat graafschap en van zijne algemeene en byzondere wetten; alsmede eene chronologische en historische opvolging zyner graaven, tot op Karel den VI tegenwoordig Roomsch Keizer, Leiden, 1735. 151. Kervyn de Volkaersbeke, Les églises de Gand, dl. I, Gent 1857, blz. 33~ Kervyn de Volkaersbeke, Gerard van der Meeren, in: Messager des Sciences Historiques 1865, blz. 1-12. 152. a) L. De Bast), Variétés, in: Messager des Sciences Historiques, okt. 1823, blz. 256; b) A. Voisin, Guide des voyageurs dans la villede Gand, Gent, 1826, blz. 268-269 (herdruk 1831 en 1837, blz. 175); c) P.F. de Goesin, Guide de l'étranger dans la villede Gand, Gent, 1831, blz. 2 (Universiteitsbibliotheek, hs. G. 3342, onvoltooide uitgave); d) 1.1. Steyaert, Beschrijving der stad Gent, Gent 1838, blz. 123; e) A.J. Passavant noot 102, 1.1. De Smet, Notice sur la cathédrale de Saint-Bavon, par un membre du clergé de cette église, Gent 1853, blz. 21; f) 1. Steyaert, Volledige beschryving van Gent, Gent 1857, blz. 86; g) C.P. Serrure, Notice sur un tableau du XVe siècle provenant de l'église Saint-Bavon à Gand, Gent, 1862; h) C.P. Serrure, Eene schilderij der vijftiende eeuw, voortkomende uit de kerk van Sinte-Bavo, te Gent, in: Vaderlandsch Museum, dl. V, Gent 1863, blz. 275; i) A. Siret, Manuel du touriste et du curieux à Gand, Parijs-Brussel, 1864, blz. 8-9; j) A. Wauters, Sur quelques peintres de la fin du XVe siècle, in : Messager des sciences historiques, 1865 (overdruk noot 147); k).A.1.DuPays, La Belgique et la Hollande (Guide Johanne, Guide Diamant), Parijs 1867, blz. 101; I) W.H.1. Weale, Tableaux de l'ancienne école néerlandaise exposés à Bruges dan la grande salie 9esHalles, Gilde de Saint-Tomas et Saint-Luc, Brugge 1867, blz. 19-20, nr. 13; m) W.R(ogghé), Guide historiques et topographiques de la ville, Gent 1883, blz. 100; n) F. Van DenBemden, Recherches genealogiques concernant la familie de Maeght,de Maecht,de Maegh,anciennement de Maech, de Gand (1300-1896), Gent, Stadsarchief (publikatie niet in de handel, doch gebruikt door : V. Fris, Un financier et mécène gantois du XVe siècle, Laurent de Maech, Antwerpen, 1924; overdruk in : Annales de I' Académie royale d' Arché-
39
153.
154. 155.
156.
157.
158. 159.
160. 161. 162.
ologie de Belgique, 1923, blz. 307-342, ibidem 1924, blz. 221-271; o) K. Baedeker, Belgique et Hollande, 19de uitgave, Parijs-Leipzig 1910, blz. 156; p) De Busscher (noot 32), q) raadpleeg ook: Brussel, Archiefvan de Koninklijke Commissie voor Monumenten en landschappen, brief 9 dec. 1856 en brief 29 jan. 1858, bundel2009 en bundel 7491; voor de verwijdering van het opschrift raadpleeg : q) F. De Smet, verslag 1935-begin 1936 (d.d. 21 januari 1936), Brussel, Archief van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en landschappen; alsook zijn nota's in de Gentse Universiteitsbibliotheek; r) G. Hulinde Loo, Bruges 1902. Exposition de Tableaux Flamands des XIVe, XV et XVIe siècles. Catalogue critique, Gent 1902, nr. 30; s) W. Martin, noot SOc. Het gaat hier om het retabel van Hoogstraten, waarvan Passavant (noot 102) het schenkersluik aan een ander meester toekent; de lijst werd aangevuld met een werk uit de Sternburgse gallerij te Lutschema (noot 145c), 2 portretten van Karmelieten te Londen en Minden, een aanbiddeing der wijzen en een Madonna met schenker te Berlijn, een Annunciatie te Madrid en de Veneciaanse miniaturen van Sint-Marcus (J.A. Crowe-G.B. Cavalcaselle), The early flemish painters, ... 1957. A. Wauters, De Vlaamsche schilders der XVe eeuw, Hubrecht & Jan van EyckRogier van der Weyden-Hugo van der Goes-Dirk Bouts-Hans Memling-Quinten Metsys, Gent, 1886, blz. 64-65. in :Bulletin de la Commission royale d'art et d'archéologie, Brussel, 1886. a) Naamlijst der schilderijen bestaande in het museum van de burgerlijke godshuizen van Antwerpen, 1884, blz. 8, nr. XXVIII; Administration des Hospices Civils d'Anvers. Compte Moral administratif de 1885, Antwerpen, 1886, blz. 1218; b) Beknopte catalogus museum Maagdenhuis, nr. 18 (eveneens toeg.Gerard van der Meire ). De auteur vermeldt niet dat het werk in de Naamlijst van 1847 (nr. 23 of 29) vermeld wordt als "School van da Vinci". J.P. De Bruyn, De schilderkunst van de 15de tot de 17de eeuw, in: Gent 1000 jaar'Kunst en Cultuur, Gent 1975, blz. 115116, 190-191, 194-195. In hetzelfde museum had men reeds een Hemelvaart van Maria, die Waagen aan Van der Goes toekende, door M. Van Hasselt op naam gebracht van Gerard Van der Meere, om daarna door J.A. Crowe-G.B. Cavalcaselle) toe te schrijven aan Goossen Van der Weyden (R. van Elslande-A. Evrard, Kritiek onderzoek naar de H. Mis van Gregorius in de Sint-Gertrudiskerk te Wetteren toegeschreven aan Van der Goes, in: Jan Broeckaert, ter perse). G. Hulinde Loo, Catalogue du Musée des Beaux Arts, Gent 1909, blz. 84; eveneens aanvaard dr. L. Maeterlinck, Une école primitive méconnue Nabur Martin, ou Le Maître de Flémalle. Nouveaux documents, Brussel-Parijs, ill. 55. A. Janssens de Bisthoven, Meester van de Brugse passie-taferelen, in: Anonieme primitieven, Catalogus met wetenschappelijke bijlage, Brugge 1969, blz. 26. Miebiels A., Les Peintres Brugeois, Brussel, 1846, blz. 157. b) H.-G. Hotho, Die Malerschule Huberts Van Eyck nebst deutschen Vorgängern und Zeitgenossen, Berlijn 1855-1858. (dl. 2); Waagen, Handhook of painting, 1860, vol. 11. D. De Vos, Stedelijke Musea Brugge, Catalogus schilderijen 15de en 16de eeuw, Brugge, 1979, blz, 201-203. K. De Flou, Promenades autour de Bruges, Brugge 1935, blz. 52. G. Chabot, Gérard Horenbout peintre et miniaturiste Gimtois, in: Schets, 1956 nr. 5, blz. 346-354
40
163. M.l. Friedländer, Early Netherlandish Painting, vol. 11, Rogier van der Weyden - Master of Flemalle, Leyden- Brussel, 1967, blz. 37, ill. 58 en blz. 69, nr. 44, ill. 65. 164. J. Van Den Branden, Geschiedenis der Antwerpsche Schilderschool, Antwerpen, 1883; voor Margaretha zie dl. I, blz. 39; Jan-Baptist Van der Meire (15-121664- 1-2-1701) werd meester in 1586. Na zijn huwelijk met Catharina Tassaert huurde hij een huis in de Korte Gasthuisstraat. Een twaalftal gesigneerde werken zijn van hem bekend {dl. 111 blz. 61-62)(zie ook noot 149); Jozef de Meerrichtte tweemaal de Kunstmaatschappij op (1800,1805) en in 1804 stelde hij tentoon in het Antwerps stadhuis (dl. 111 blz. 328, 356, 347); M. Rooses, Geschiedenis der Antwerpsche schilderscshool, Gent 1876 vermeldt dat Gaspard de Craeyer voor de graftombe van Joannes van der Meersch (tl619)- schepen van Aalst- in de Antwerpse Carmelietenkerk een doek schilderde; Th. van Lerius, Biographies d'Artistes Anversois, in: Uitgaven der Antwerpse Bibliophilen, nr. 8, Antwerpen 1880. vermeldt deze naam niet. 165. V. Van Der Haeghen, noot 33; V. Van Der Haeghen, La corporation des peintres et des sculpteurs de Gand, matricule, comptes et doeurneuts (16e-18e siècles), in: Handelingen der maatschappij van geschied- en oudheidkunde te Gent, dl. VI, Gent, 1905-1906. 166. E. De Busscher, Recherches sur les peintres gantois, in: Bulletin de l'Académie royale de Belgique, 1ste serie, dl. 1., Brussel1853, blz. 292 e.v. 167. F. De Vigne; Ecole de peinture et de sculpture à Gand, Peintres et Sculpteurs gantois aux XIVe, XVe et XVIe siècles la plupart inconnus, in : Annales de Société royale des beaux-arts et de littérature de Gand 1851-52, Geilt 1853, blz. 284329 (Volgens Van der Haeghen (noot 33) zou F. De Vigne deze publikatie overgenomen hebben van De Busscher (vorige nota)). 168. R. van Elslande, De geboorte van Christus in het Groot-Vleeshuis, in: Ghendtsche Tydinghen, llde jg., dl. I, Gent, 1982, blz. 103-1o4. 169. Kenlic zij allenlieden dat Lievin vanden Bossche, Gillis de Dromere ende hare ghesellen, vindren van Sente Niclaeus prochie in Ghent, gaven in reeorde dat zij wijsden den xxjen dach van octobris lestleden Jan Laute ... Actum 10 januarij 1459. n.s. Gent, stadsarchief, jaarregister 1458-1459, fDxliiij; Item ... 6 septembre 1459, (etc.) ibidem. 170. A Hugue van der Gous, paié pour x jours et derny qu'il a ouvré, à xiiij s. pour jour...... vij lib. vij s. A Lievin vanden Bosque, paié pour xj jours qu'il a ouvré, au pris de x s. par jour ...... CXs. A Jehan Martin, paié V jours a x s. pour jour...... 1 s. A. De Laborge, Les duc de Bourgogne, Brugge 1851, aanhangsel, deel 11, documenten. 171. G. Hulinde Loo, Notice sur deux peintres gantois du XVe siècle: Lieven van den Bossche et Willem van Lombeke (alias de Ritsere), in : Bulletin de Ia Société d'Histoire et d'Archéologie de Gand, Gent, 1908, (nr. 1) blz. 8-15. 172. Zie 'hiervoor: Regesten op de jaarregisters van de Keure-schepenjaren-in het Stadsarchief te Gent, opgemaakt door J. Boon, J. Vannieuwenhuyse, M. Houbrechts, H. Vandersteen, J. De Zutter, J. Van De Wiele, R. Nowé.ln 1408 verkocht Lieven van den Bossche, wolhandelaar (1402-3, 1434), die ook eigenaar was van een huis gelegen aan het wevershuis èn een huis bij het wandelaarskasteel (1400-1, nr. 525)(mogelijks zelfde huis), zijn eigendom op de hoek van de
41
173.
174. 175. 176.
177. 178. 179. 180.
Achtersikkel en het Sint-Baaisplein (P. Voituron, plan Sint-Jorishof 18de e., pl. 11, litho Allaert) aan de priester Cornelis van der Keren, die op het huis een erfelijke rente plaatste voor de gilde van 0.-L.-Vrouw van de Sint-Miebielskerk (1407-8, 743, 1191). In 1453 behoorde het huis aan Jan van lmpe. J. Steyaert, Beknopte beschrijVingvan Gent, Gent 1847, blz. 101; (i.v.m. de Witte Kaproenen) V andermoesen M., Ryckaert M. en Coomaert M. :De Witte Kaproenen, de Gentse opstand (1379-1385) en de geschiedenis van de Brugse Leie, in : Kultureel jaarboek van de provincie Oost-Vlaanderen, Bijdragen, Nieuwe Reeks, nr. 10, Gent 1979, blz. 115. Gent, Stadsarchief, jaarregister 1427-1428,1427 (N.S. 1428) februari 21, f. 42 V Gent, Stadsarchief, Jaarregister, 1440-1441, 1440 december25, f. 52. 1451-1452. Ervaert voer Audenaerde (16-24 april1452). Item, Nabor Martins, Casin van Rassevelde ende Joos Carve, van v grootebanieren te scildene metten santen vanden prochien ende der stede wapene, vanden sticke xxj s. gr. -Van lxxxj groote pingoene, vanden sticke ijs. ij d. gr.- Van xij cleene trompincheele, ten zeiven prij se.- iij grootebanieren poer (ten trompeneeren?) metten stede wapen, vanden sticke vj s. gr. -Van een duust cleene pingoene, vanden sticke ij gr. Comt te gadere xxiiij lib. iiij s. vj d. gr. Onvoorsine costen anclevende der oorloghen. - Item, ghecocht jegen Bertram Hackaert xj ellen zwarts boekraens te iiij gr. delle, ende xj ellen kets te vj gr. delIe; vanxxxellen wullen fringen te xij meiten delle; vanvellen kets te vj gr. delle; van xxxellen wullen fringen te xij meiten delle; vanvellen zwarts boekrantsten vom.prijse, daer v grootebanieren van den prochien ende vj biasoenen af ghemaect zijn. - Nabor Martins, Achelet vanden Bossche ende Casin van Bassevelde _ van de voorseide banieren te scildene, vandensticke xxj s. gr. ende vanden blasoene van eiken vs. gr. Comt al vij lib x.s. gr. -; Item Casin van Bassevelde, vanden pincheelen ende pipers pingoene te scildene metter stede wapene, vj s. gr. ende ij groote blasoene, van den sticke vj s. gr. Item, Cassin van Rassevelde (ij groote blasoene omme ij nieuwe trompetten) te schildene, vanden sticke vjs. gr. Ende de huesen ende yserin banieren metteJ; stede wapene staende op de torrekins tKeyserpoorte, vj s. gr. Item, Cassin- van Bassevelde, van vj blasoene te scildene metter stede wapene, vanden sticke vj s. gr. ende van ij cruussen omme de lieden up te eedene, ijs. vj d. gr. Item, Achelet van· den Bossche, van v banieren vanden meesten, te wetene van den prochien, te scildene, vanden sticke xx s. gr. - iiij cleene trompincheele, van den sticke ij s. ij d. gr. - xxvj groote pingoene, van den sticke ij s. ij d. gr. - ije xl cleene pingoene ende ij banieren pner metter stede wapine. Comt al xj lib. ij s. GR. (Gent, Stadsarchief, rekeningen van de stad over 1451-1452). U. Thieme-F. Becker, Allgemeines Lexikon de Bildenden Kunstler, 1910, dl. 4, zie Bossche familie vanden en Bossche Achilles van den. Gent, Stadsarchief, Register van de Wijsdommen 1451-1452. E. Marchal, La sculpture et les chef-d'oeuvre de l'orfèvrerie Belges, Brussel 1895, blz. 207. tRuus, an den Kalandenbergh, daer Clais van der Paele nu ter tyt in woond, met allen sinen ghelieghen naest Jacobs was van Artevelde an de zyde ter Kauteren waerd, Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1368-1369,.f. 51 v0 ; Kenlic zij etc. dat vander ghedinghe dat was tusschen Janne van Ärtevelde over hem ende sine 0
42
broeder ende zuster, an deen zyde, ende Claise der Pale ende Mergr. sine wive, an dander, alse van eenen huus staende an den Calanderbergh tuuschen Jaoobs huuse was van Artevelde ende den huus terPale van den weleken Jacob vors. jn tiden verleden dede maken eene ookene, Gent, Stadsarchief, jaarregister 13601361, f. 40; verkoop van het huis zie De Potter (noot 52) deel V, blz. 50. Merkwaardig is dat de beeldhouwer Willem Hughe in 1483 een woning naast het huis de Pale kocht, nl "het Hof van Maistaing", genaamd naar de vorige eigenaar Walraven van Massemen die het in 1407.verkocht aan het klooster van BeauprĂŠ bij Geraardsbergen. Merken we op dat Gerard van den Bossche samen met Jacobs de Scaerslijpere zich in 1361 borg stelt voor de erfgenamen van Pieter de Scaerslijpere en hun voogden aan wie de Antwerpenaar Arnoud Clap nog 7lb. 16 s. gr. torb. moet betalen (Gent; stadsarchief, jaarregister 1360-1361, 1361 april10 f. 34 T 181. Gent, Stadsarchief, jaarregisters: 1402-3, 1403febr.15, f. 30r0 , ibidem, 1402okt. 26, f. 6 V 0 ; idem 1407-1408, 1408 mei 25, f. 44 v0 ; vgl. ook idem 1407-1408, 1408 augustus 6, f. 72 T0 (& f. 57 V0 ) . 182 .. Van Eijkelberg, Van Eyck, Maaseik, geboorteplaats der van Eyck's?, dl. II (documenten), Antwerpen 1981, blz. 8. 183. R. Van Elslande, De herkomst der gebroeders van Eyck (nog niet in publicatie gebracht) 184. In 1474legde Karel de Stoute nieuwe belastingen op. Holland en Zeeland weigerden om deze te betalen en de hertog stuurde zijn meest toegewijde dienaars, o.a. een Jan de Leeuw, om hen te onderwerpen. 185. V. Van Der Haeghen, Robbrecht Portier etsafamille; ses rapports avec Hubrecht van Eyck. - La ville de Saint Bavon, in : Handelingen der Maatschappij van geschied- en oudheidkunde te Gent, Gent 1914, blz. 9-10. 186. M. larnes Weale, in : Revue de l'Art chrĂŠtien, juli 1900. 187. Item ghegheven Ogier Poortier over thuut treeken variden inhoudene vanden steene staende in de camere vander Kuere (in het Gents stadhuis) 12 gr. (in 1451). Kenlic zij etc. dat dit es den staetvan goede toebehorende Ogierkine (Ogier), Goeskine (Gossuin), Willekine (Willem) en de Fierkine (Olivier) Portier, Perchen (Gherchen) Portiers kinderen, hemlieden toecommen verschenen ende verstoven van haerlieder vader bi alsoe dat hij oommen es van live ter doeit alsomen wel houdt dat hij es mids dat men in VI jaren gheene warachteghe boetscepe der af ghehoert en lieeft, welc goed Jan Portier voogt van den vomomde kinderen up bringht voor onse heeren scepenen ghelijc dat ghedeelt ende vereffent es jeghen Katheline van den Hove der vorseide kindere moeder. Eerst hadden de vorseide kindere deene heelt van. eenen huis staende tsenteBaefs up de Couterstrate up diversser lautheeren erve, met VIII se. Xden. par siaers uten gheelen huus gaende de landcheins, welke heelt vanden vorseide huus, bi consente van scepenen, veroocht es mids dat zeere te vallestoet Mergrieten Boudins zuster Vernadele, omme XLIII se. gr. daeraf dat de voecht als nu deene heelt ontfaen heeft, ende dandere heelt dragh XXI se. V den gr. sal Mergriete vorseit betalen onthier ende paeschen eerstoommende alsoe vorwaerde es. Item hebben de vorseide weezen in ghereeden ghelde commende van haerlieder deele van juweelen in haven ende cateilen, de somroe van XXIX se. VII den. gr. Ende hiertoe gheleit de XLIII se. gr. etc. commende van den vereoepene van den vorseide huus, so comt al der kindere ghelt 111 lb.Xii sc.VIl den gr., de welke de 0
).
43
voecht als nu kent onder hem hebbende ende salre jaerlicx af gheven pensioen alsoe men usert, versekert etc. Ende vort so sijn borghen over hem ende over Bernaert van tSerscamp ende Robbrecht Portier. Item hebben de weezen de heelt van 1/2 ghemete eeghs staende in dherde buten sente Baefs, up de grond van Jacop Doedins leene. Actum XXX junii. En de waert so dat de vader noch te lande quame, eiken staende in sine rechte alsoet behoert (Gent, Stadsarchief, Staten van Goederen, 1404-5, f. 49 v"). 188. Item Oliviere Portier, den welken Oliviere ie beloofde, ende den maghen ende vrienden van sinen wive, nu es voir thuwelic van hem leeden, ende mids dat thuwelic van hem beeden te bet voortganc soude hebben, te ghevene XX lb. gr. van den gheredsten goede dat achter mi bliven soude, ende begheere dat de selve Olivier de vorseide somme van XX lb. gr. hebben heffen ende aenverden sal van den gheredsten goede dat achter mi bliven sal (noot 37) 189. Gent, Stadsarchief, Staten van Goed 1432-1433, 5 mei 1433 (N.S. 1434) f. 71 V 190. Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1437-1438, 9 sept. 1437, f. 10. 191. F. Van Tyghem, Het stadhuis van Gent, dl. 11, Bijlagen, in: Verhandelingen van de Kon. Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, 1978, blz. 55. 192. In de Hoefijzerstraat stond het badhuis DePale vgl. E. Levis, Het wandelaertsteen en andere "stoven", in G.T., 13de jg., nr. 3, 1984, blz. 148-157. Lieven vander Ghyst, een pleyn beheymy meteenenthunne gheleghen an dandre zyde vanden watersceppe, jeghen de Wellincstrate, daer een puttin up staet, dienende te ziere bruwerien, es breet ten voerhoefde langst ter straten omtrent LXV voete ende tusschen der straten ende den watre eyst lanc omtrent XXVIII voete ... Neven den watersceppe, die leeght jeghen de strate, die men heet den Broet sac, heeft Pieter van der Pale een pleyn beheymt met eenen ghelende daer siin putten up staet dienende te ziere stove ... , Gent, Stadsarchief, Rentboek van de stad 1418, f.77 193. M. Gysseling, Inventaris van het archief van de 's-Heilig-Kerstkerk te Gent, in : Handelingen der Maatschappij voor Geschied- en Oudheidkunde te Gent,.dl. X, Gent 1956, blz. 29, nr. 498. 194. V. Van Der Haeghen, Jan de Stoevere, élève de Robert Campin, contemporain de Hubert van Eyck à Gand, in : Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, Gent 1914, blz. 38 195. R. De Keyser, De kanunnik van der Paele, in: Spieghel Historiael, VI, 1971, blz. 336-343; R. De Keyser, Paele, Joris van der, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. V, Brussel, 1972, kol. 673-677; Joris' moeder was een Carlins, een familie herkomstig uit Henegouwen : J. Bosmans, Armorial de Belgique, Brussel, 1889. 196. R. Hoozee-E. Duverger, Imaginair Museum Hugo van der Goes,· Gent, 1982, blz. 80-88. 197 .. 0. Mündler, P. Christophsen-Marinus, in : Joumal des Beaux-Arts et de la Littérature, dl. V, Brussel1863, blz. 126-128. 198. Binnenkort verschijnt er een artikel van mij over P. Christus in Land van Nevele. 0
•
44
EVEN MEMOREREN : 250 JAAR GELEDEN STIERF FRANCISCUS ROOMAN. Op 7 januari jl. was het precies 250 jaar geleden dat Franciscus Rooman, alias François Romain, overleed in het Predikherenklooster te Parijs. Wie deze geboren Gentenaar was kunt u lezen in het onderstaand artikeltje dat destijds verscheen in "Palmarès" en dat wij hier herpubliceren met de vriendelijke toelating van Mevrouw Penen.
In het begin van de vorige eeuw, toen er na de afschaffing van de kloosters door de Franse Republikeinen, heel wat koopjes te doen waren, kon onze stedelijke Akademie van een zekere Rossel, een uitgedreven kloosterling, aan de spotprijs van 58fr. een mooi portret, een Predikheer voorstellende met in de linkerhand het bouwplan van het Pont Royal te Parijs, aankopen. Aan de hand van dit detail had men geen moeite om het personage te identificeren als zijnde de Gentse Predikheer-architect, Franciscus Rooman, François Romain wanneer hij in het Frans schreef, Frater Franciscus Romanus als geestelijke. Het portret zelf werd achtereenvolgens toegeschreven aan Jean-Baptiste de Champaigne, ·Philippe de ·Champaigne, Pieter Subleyras en François Jouvenet, hoogstwaarschijnlijk geldt het een geslaagde kopij of repliek van het portret door J ouvenet dat in het Museum van Caen berust. De toevallige ontdekking van dit schilderij zou de heerlijke figuur van deze beroemde Gentenaar die enigszins in de vergetelheid was geraakt, opnieuw op het voorplan brengen : men maakte een borstbèeld, een tekening, een gravure naar dit portret en auteurs trachtten de waarheid over het leven en de loopbaan van deze eigenaardige kloosterling, die meer aan het Hof, in salons of op de werf dan in een kloostercel zijn dagen doorbracht, te achterhalen. Volgens zijn grafplaat in de kerk van het noviciaat der Predikheren, in de wijk van Saint-Germain te Parijs, werd hij te Gent in 1646 geboren doch alles wijst erop dat hij in 1647, op 22 maart, te 6 u. 's morgens, als zoon van Bartholomeus Rooman en Barbara Lambrecht werd geboren en dezelfde dag gedoopt. Over zijn jeugdjaren is weinig geweten, behalve dat hij aanleg vertoonde voor de wiskundige wetenschappen en een godvruchtige jongen was. Beide hoedanigheden rijmde hij op 25-jarige ouderdom aaneen door op 19 april 1672 als lekebroeder in het klooster der Predikheren te Maastricht te treden, en er drie jaar later zijn professie te doen. Waarom hij zulks te Maastricht en niet te Gent deed, hebben de auteurs zich tevergeefs afgevraagd. Wij menen dat het antwoord ter plaatse moet gezocht worden en dat het waarschijnlijk op aanraden van zijn oversten al-
45
hier zal geweest zijn dat deze knappe aanwinst het klooster van Maastricht vervoegde waar hem een kolfje naar zijn hand te wachten stond. De kloostergebouwen verkeerden er in erbarmelijke staat : vier eeuwen oud, bouwvallig en bovendien zwaar verminkt door de Beeldenstorm, wachtten zij op het talent en de kunde van een bekwame architekt. De roeping van Franciscus Rooman was voor de Predikheren als een manna; en inderdaad pas had hij het dominikanenkleed aangetrokken of men zette hem aan het werk : de bouwvallige gebouwen werden hersteld en wanneer hij hiermede klaar was, gaf men hem een andere opdracht : een nieuwe vleugel voor de zieken en de vreemde gasten. In 1683 zag gans het ensemble er flink en fris uit en boven de ingangsdeur metselde men een steen met de letters F.F.R., alias Frater Franciscus Romanus. Nu er voor hem geen werk meer in het klooster, intra muros, was, zou men er wel buiten het klooster vinden, want dat kon de gemeenscshap nog een mooie stuiver opbrengen. Men sukkelde toevallig in die jaren met een bouwvallig geworden brug op de Maas; de plaatselijke overheden die op de hoogte waren van de prestaties van de Gentse broeder, wendden zich tot hem om een nieuwe boog aan de Maasbrug te bouwen. Op 24 juni 1683 werd tussen het stadsbestuur van Maastricht en¡"broeder Francis Rooman, met oorlof van de p.p. Predikheeren binnen Maestricht" een overeenkomst ondertekend volgens dewelke Broeder Rom.anus zich verbond "in den tijd van vijf maenden" het werk uit te voeren. De overeengekomen prijs, 14.000 gulden zou gestort worden "in vijf peiementen" en de "voors penninghen sullen getelt worden in handen van heeren Predicheeren"! Deze laatsten hadden er alle belang bij gedurende de werken hun broeder Rooman goed te verzorgen, want zij zouden, moest hem iets overkomen, het gelag moeten betalen : "Ende in cas (dat Godt verhoede) den aennemer broeder Francis Roman quam t' overlieden, dat alsdan de voorseijde patres sullen verobligeert weesen, de voorgestrechte penningen te rembourseren". Onze Predikheer-architekt zal wel eenieders troetelkind zijn geweest in het klooster, gedurende die vijf maanden. Veel zorgen moest men ten andere niet maken, want op de vastgestelde dag was Rooman klaar met het werk en al de bijkomende kosten wegens onvoorziene uitgave en werken, werden zijn oversten in klinkende munt betaald. In die tijd was het bouwen van een brug een gevaarlijk en ingewikkeld iets. Er waren geen gediplomeerde ingenieurs en architekten en men moest dus voortgaan op de goede naam en faam van degenen die zich in het vak specializeerden. Zij moesten niet te dik rondlopen, want het nieuws van het sukses van Broeder Romanus te Maastricht verspreidde zich zo snel dat het na enkele weken reeds over de grens trok, Parijs bereikte en zelfs het Hof van de 46
Franse koning Loctewijk XIV , waar het nochtans aan knappe elementen niet moest ontbreken. Welnu ook te Parijs scheen men erg verveeld met een brug die over de Seine , Saint-Gerrnain met het Louvre en de TuilerieĂŤn verbond. De stroom was er wel niet breed , maar hierdoor was hij des te sterker en gedurende de Middeleeuwen en tot 1632 had men het niet aangedurfd aldaar een brug te bouwen : een gewone veer bracht de Parijzenaars van de ene oever naar de andere . In dat jaar trachtte men er een houten brug op te trekken , doch stroom , ijsschotsen en hoogwater rukten er regelmatig belangrijke delen van af. In 1656 stelde brand een einde aan haar weinig roemrijke loopbaan ; dan maar opnieuw geprobeerd met een houten brug die de naam Pont Rouge , als herinnering aan de afgebrande brug kreeg. Het werd een ramp voor de architekten : de brug stortte verschillende malen in en op 20 februari 1684 werd zij door de stroom gewoonweg weggespoeld en wat verder stuk gegooid op de oevers! Een zonnekoning als Loctewijk XIV kon moeilijk een dergelijke nederlaag verkroppen. "Er zal een nieuwe brug, een stenen brug, op mijn kosten ditmaal , worden gebouwd" beval hij ; Hardouins en de beroemde Mansart werden met plan en uitvoering belast . Twee pijlers schoten uit het water, maar de derde kon men onmogelijk boven water krijgen! Het was op dat ogenblik dat men aan het Hof van de Franse koning, God weet langs welke weg of omweg, vernam dat een Gentse Predikheer, in een rekordtempo aan een Maasbrug te Maastricht een boog had kunnen bouwen in biezonder ongunstige omstandigheden. Loctewijk XIV aarzelde niet lang :" Ontbied mij die Gentenaar"! Zijn bevelen werden gewoonlijk zonder veel verzet uitgevoerd. Een paar dagen. later zagen de hovelingen een jonge Vlaamse Predikheer, - hij was pas 38 geworden - nederig en bescheiden , met lang krulhaar en blozende wangen , doch zelfzeker , zijn intrede doen aan het hof van Versailles . Zelfzeker moet hij inderdaad geweest zijn om het aan te durven de verre tocht te ondernemen en een werk te verrichten dat zelfs de vermaarde Mansart niet had kunnen opknappen.
47
Zelfs de vermaarde bouwmeester Jacques Gabriël die toch geen beginneling meer was in het vak, was er niet in geslaagd meer dan twee van de vier pijlers van de Seinebrug, naar het plan van de even beroemde Mansart, boven water te krijgen en te houden. U kunt nog altijd in de Larousse lezen dat het Gabriël was die de brug bouwde en voltooide, omdat men toch in een lijvige Encyclopedie niet kan schri jven dat het een nederige en onbekende Gentse lekebroèder is geweest die · deze krachttoer verwezenlijkte. En toch is het zo geweest : na de toestand ter plaatse zqrgvuldig te hebben bestudeerd, vooral het probleem van het opborrelend water dat de twee laatste pijlers tot dan toe, bij elke poging had weggespoeld, had Rooman, dank zij de onderVinding te Maastricht opgedaan,· al vlugingezien dat Gabriël ongelijk had het werk in te zetten aan de k~nt van St-Germain. Onze Gentenaar koos de andere oever en na enkele maanden mochten de Parijzenaars één van de mooiste Seinebruggen, de "Pont-Royal" bewonderen, een brug met vijf sierlijke bogen, 140m lang enl5m breed, "die de eeuwen zou trotseren. François Romain, zoals men Rooman in de Franse hoofdstad noemde, kreeg nu allerhande opdrachten te Parijs, Atrecht en elders uit te voeren : bruggen, dijken, paleizen, kerken enz. Sommige auteurs beweren zelfsdat hij er 500 optrok! Laten wij dit cijfer door 2, 3 of 5 delen, het blijft nog een hele prestatie vanwege deze eenvoudige Gentse volksjongen die het op vijftigjarige ouderdom reeds zo ver had ge~racht dat hij één der aanzienlijkste posten mocht bekleden: Loctewijk XIV kon, in tegenstelling met een de Gaulle, ook de verdiensten en het talent van vreemdelingen op prijs stellen en naar waarde schatten, en in 1695 benoemde hij Franciscus Rooman tot algemeen opzichter van bruggen en wegen voor gans het koninkrijk, een titel die alle paleizen, ook dat van Versailles, wijd open liet gaan voor de Gentse Predikheer en hem bovendien een jaarwedde bezorgde die hij met evenveel vlijt als stiptheid en entousiasme aan het klooster van zijn Orde te Parijs en aan de Vlaamse Predikherenkloosters liet geworden. Aldus is het, zij het dan nog onrechtstreeks, aan de centen van Loctewijk XIV te danken, dat te Maastricht, Menen en Gent, belangrijke bouw- en verfraaiingswerken konden worden uitgevoerd. De Gentse Predikherenkerk had het tijdens de godsdienstige beroerten van de XVIe eeuw biezonder hard te verduren gekregen en mede door de ouderdom waren verschillende delen uiterst bouwvallig geworden. Broeder Romanus maakte in 1728, zelf het ontwerp van een nieuwe toren en van het groot venster boven het hoogaltaar, dat algemeen beschouwd wordt als één van zijn fraaiste kreaties. Aldus reisde Broeder Romanus in die jaren van de ene stad naar de andere als een soort Sint-Niklaas die de oversten van de Predikherenkloosters overal een mooi geschenk in het schoentje legde en af en toe zelfs geduren-
48
de een paar weken ter plaatse kwam om een plan te tekenen, raad te verstrekken of herstellingswerken te leiden. Daarna trok hij opnieuw naar zijn klooster te Parijs, zijn hoofdkwartier waar nieuwe plannen en ontwerpen het licht zagen. Franciscus Rooman die zeer goed kon tekenen, lijnen trekken en plannen opmaken, kon moeilijk met de pen over de baan, vooral wanneer hij een brief in het frans moest opstellen en zulks zelfs nadat hij sedert meer dan veertigjaar in de Franse hoofdstad had verbleven. Waarschijnlijk was hij de mening toegedaan dat stenen beter spreken dan woorden en had hij nooit een spraakkunst ter hand genomen; wij mogen dan ook in deze Gentenaar één van de voorlopers van het fonetisch schrift begroeten : "Au tres vertueus frère Antonius de lordrede st dominicq o couvent de mastric" schrijft hij bv. tot een medebroeder uit Maastricht! Inmiddels was hij een oude, maar nog steeds even nederige en toegewijde man geworden : zijn loopbaan in Vlaanderen en in Frankrijk had ruimschoots voldoende moeten zijn om hem de blijvende erkentelijkheid van het nageslacht te verzekeren, doch hij had zich nooit willen opdringen, nooit zijn eigen naam aan het anoniemaat willen ontrukken. Hij stierf in het Dominikanenklooster te Parijs, op 7 januari 1735. Op het grafvan de 98-jarige broeder, brachten de Predikheren een plaat aan die aan zijnvoornaamste werken en opdrachten, o.m. de Pont-Royal te Parijs herinnert.
ONZE GENTSE KEUKENRUBRIEK (Vervolg) Ter intentie van onze nieuwe leden herinneren wij eraan dat deze Gentse keukenrubriek oorspronkelijk verscheen (een 20tal jaren geleden) in het nu verdwenen tijdschrift "Palmarès". De herpublicatie van deze rubriek gebeurt met de vriendelijke toestemming van Mevrouw Penen die dit blad destijds uitgat De tekst is van de gekende folklorist wijlen Richard Van Kenhoven. De geestige tekeningetjes zijn van de hand van François Zenner, alias FAF. Oude keukenpiet is ziek en ligt in één onzer Gentse gespecialiseerde instellingen. Wat hem mankeert? Gaat het niet vragen aan zijn schoonbroer, broere Cies, die zijn mislukte vrijage maar nog altijd niet kan opeten en die u zal antwoorden (tot grote verontwaardiging van tante Mele) : is dat nu nog_nen man om te gaan trouwen op zo'nen ouderdom? De waarheid is, dat
49
met die trouwpartij en die reis in het zuiden de maag van Keukenpiet wel een beetje te veel zal gekregen hebben van het goede en voeg daarbij dan een beetje last van de nieren, wat diabetes, wat asthma, kortom alle kwalen van de komende oude dag, alles samen voldoende om een Keukenpiet of welk ander ook, even in de "reparatie" te sturen. Hij heeft echter nog kans en geluk in zijn ongeluk. Ik heb nog nooit verteld wat ons tante Mele als bezigheid heeft (dat kwam ten andere nooit te pas). Maar eigenlijk stond Meleke vroeger aan het hoofd van de keukeninstelling van het Ziekengesticht waar Keukenpiet nu zijn intrek genomen heeft en na haar zogezegd op rust gaan, wordt zij van tijd tot tijd nog gevraagd als toegevoegde hulp bij overlast van werk of ter vervanging van personeel dat vrij af heeft (oh die moderne wetten!); en dat Meleke van die hulpdagen ruimschoots gebruik maakt om bij haar Keukenpiet te zijn, hoeft niet gezegd. Zo kon ik, bij een bezoek aan nonkel 't Sfaok en tante Mele wel een en ander vernemen over de voeding van de zieken vroeger en nu. Vroeger : Wel, zei Keukenpiet, vroeger was zulks buitengewoon eenvoudig. In de gestichten kreeg ieder dezelfde voeding. Een algemene stamppot speelde de hoofdrol. Die het eten kon en mocht deed mee. Punt. De zwakke of beterende zieken kregen wat jeugdbouillon, in betere gezinnen een beetje kip, een eitje (als men het hebben mocht) wat melk, en dergelijke zaken. Vóór de oorlog van 1914-1918 bracht men hier uit Bulgarië de plantjes binnen om zelf in de kelder de heilzame Yoghourt te kweken. Wat is er van zo'n begin nu niet een ganse nijverheid te voorschijn gekomen! Een kleine anecdote bracht Keukenpiet te pas om er op te wijzen hoe naïef de mensen toch soms waren in zake voeding. Als kleine jongen, zo zei hij, mocht ik éénmaal in 't jaar met moeder, de tantes en de nichtjes, naar de boterboerin waarbij wekelijks op de Botermarkt de boter en eiers werden gekocht. De oude moeder van de boerin was maaglijdster. Tussen de meegedragen geschenken was er een "syphon" het nieuwe soort spuitwater dat de "saffar" kwam te vervangen. Een wijnglas werd daar met alle mogelijke voorzorg uit gevuld als opperste heilmiddel
50
om "oen keer de maag te doen werken". En de brave zieke stelde voor het vocht in een andere kan te vergieten om zo die kostbare fles te kunnen meedragen zodat zij niet zou gebroken geraken! In de twee oorlogen: Speciale rantsoenen voor witte bloem, melk en melkpoeder, eieren en sommige andere spijzen werden voor de zieken uitgedeeld. Wij mogen ons de vraag stellen of zulks wel altijd op eerlijke wijze gebeurde. Tussen de twee oorlogen : Wij zien het opbloeien van de huizen met de naturaprodukten, met de speciale spijzen in poedervorm, dikwijls uit Amerika geïmporteerd, vooral allerlei soorten brood en allerlei bloem, speciale suiker, enz. Na de tweede oorlog : Nu krijgen we het groot succes: het dieet en de dieetwaren. Iedere zieke krijgt zijn dieet. De dokters en specialisten geven aan huh klanten ganse gedrukte lijsten met wat past en niet past, wat men eten mag en wat verboden is. In de scholen voor verpleegsters en aanverwante vakken komen zelfs speciale studiën voor het vormen van diëtisten. In apotheken eospeeiale huizen verschijnen hele reeksen waren voor allerlei ziekten waar dit en dat wordt in gesupprimeerd en geremplaceerd. Suiker wordt vervangen door een minder nocief produkt. Allerlei lekkernijen die in de voeding zo'n rol zijn gaan spelen worden vervangen door even smakelijke en minder gevaarlijke zaken (Keukenpiet toont zo een ganse verzameling die men hem heeft meegebracht). Stel het u voor, er is nu brood zonder zout (de Joden hebben er allang zonder gist), maar nieuw tussen het nieuwe, er is zelfs vlees zonder zout! Oude Keukenpiet zou nog heel wat hebben verteld. Maar tant Mele deed hem zwijgen: hij had zich al te veel vermoeid. Toch besloot hij :"Al lig ik met mijn pikkels hier omhoog, toch heb ik, geloof ik, met mijn vertelsel mijn best gedaan!" En ik moest eerlijk bekennen: ja!! Het gebeurde zo : 't was gedurende mijn laatste bezoek aan Keukenpiet in het Ziekenhuis (de man is nu al een tijdje goed en wel terug thuis, gekoesterd door zijn Meleke en vooral door Oud Moetje) wij zaten met drie aan zijn bed, toen men hem zijn avondmaal (een paar lekkere schilletjes gestoofde kalfslever) binnenbracht. Ik zat mij al de hele tijd af te vragen of ik het zou aandurven het artikel van Palmares te vragen, toen hij er zelf van
51
begon. Weinig mensen, zo zei hij, weten wat goede gerechten, men kan maken (en onze grootouders mieken) met wat men in Frankrijk onder de laatste oorlog gewoon was als "abats" (afval) te betitelen. Men hield er daar een rare verdeling op na : er was telkens een dag van vlees en een dag van abats : die laatste werden, warm uit het dier, aan de man gebracht per gewicht,alles aan de zelfde prijs; men kocht een halve of een kwart kilogram lever, uier of maag, et voilĂ . 't Zelfde gebeurde met de kiekens en de konijnen. Men kocht niet een half of geheel van die dieren : men hakte er gewoon op los en kocht... zoveel honderd grammen zoals het viel. De zevende dag van de week was de dag van de vis (niet veel zaaks daar in Zuid-Frankrijk). Vis kreeg men mee naar huis ongekuist; paling ongestroopt (was ten andere zo goed als waardeloos en ook dun en mager); mossels moest men zelf aan de kar opensteken en men mocht, voor enkele franken, eten tot men hoestte (net als vroeger te Brussel op de Kapelleplaats)! En toen volgde zijn besluit : zo wij eens over die "abats" spraken. Ik ken tientallen lekkere bereidingen maar wij zullen ons vooral moeten beperken tot wat onze moeders het meest gereedmaakten en onze vaders het liefst aten. Moetje meende te moeten opmerken dat haar man zaliger van een kieken altijd de maag en het "cultje" opeiste ondanks dat men beweerde dat het zwart puntje erinbitterren zelfs vergiftigd(?) was, en tante Mele, die graag haar belezenheid ten toon spreidde, sprak van de Monfreere van die oude zusters in dat verhaal van Sabbe "aan het Minnewater" die telkens hij ten eten werd gevraagd, konijn kreeg maar ieder keer het "koppetje" vroeg dat hij toch zo lustte. R.V.
DE ROEP VAN DE STRAETE (in 1752) Hoort gy lieden en wilt verstaen, Wilt sondags naer den Kouter gaen en zien wat dat er ommegaet, zoo op de merkt als op de straet. Vooreerst zoo hoort men roepen : Kerrikol! kerrikol voor eenen stuiver en een pintje vol. Nieuwe noten! Nieuwe noten! Rijp en rond, twee stuivers 't pond.
52
Citroenen! Citroenen om in den wijn te doen. Oranjen die komen van Spanjen, Van Spanjen, zoet in den mond, Zoet in de mond tot in den grond. Rieken ze niet, zoo zijn ze duer. Schurre! Zeeschur! zeeschur! zeeschur! T'uwen is ook vurten visch, Gelijk den mijnen en anderen is. Krabbe, zeekrab! Krabbe, zeekrab! Fijne palink, Scheldepalink! Die en dient ons niet kwalink. Nieuwen harink! Pekelharink is zeer goed, Die ons dikrnaels drinken doet. Gerenitjen, gerenatjen, Met twee bruin oogskens, met zestien pootjens, Met een bruin steertjen. Gerenitjen, gerenatjen al versch. Alle mosl; versche mosselen, al versch, Al versche mosselen! Groot en klein, die met slijk gemengeld zijn, Al levens versch! Al warem appels! al warem mê! Al warme pataters! al warem mê! Wilde keiremelk? En wilde keiremelk? En wilde blomkoolen? En hebdeniet van doen? Moetteniet wat koopen, Savooien of ramenasten? Sint Jacobs peeren lekker en murrewé! Dertien om een oortjen! Sla! wie mijn laetste klutseken? Half om niet! Moetteniet wat koopen? Sla! wie koopt er nog wat? Joanne, koopte gij niet? Wortels of pasternakelen? En hedde niet van doen? Moet gy niet wat koopen? Al warem wafels, al waremê! Nieuwbakken anijssnê, Een rot om een oortjen! Al warem wafels, al waremê! 53
Brandend heet! al heet, al heet! Hedde geen asschen te koop? Wilde sulferpriemen hên? Wilde krieken of kersen? Genevers of aelbessen? Wild' eerdbesiën? Leikaes! Wallekaes! Belsche kaes! 't Zijn heetekoeken, 't zijn heetekoeken! Die zijn zeer goed, dat is zeer goed, Dat de tanden niet zeer en doet. Allemenakken nieuw! Eija! Schoene, ja. Allemenakke nieuw! Allemenakke van papier! Wilde niet koopen, zeirt van hier. Hedde geen matten van doen? Meremot en vie! A la curieusité! La pièce curieuse! Ouwe manden te vermaek! Kammen en bril! Keetlap! Potlap! Panlap! Hedde geen ouwe schoens te koop? Kwae kieeren of lijnwaet? En maekt u daerom niet kwaed, Want het op een einde gaet. Tien is de klok. Tien is de klok! Vrienden, ziet hier tot een besluit : Kiest van al het best hier uit, Want het op een einde gaet, Dat er op de straete ommegaet. GENT1752 Dit lied is ontleend aan het werk "Oude en Nieuwe Liedjes" door F.A. Snellaert. (Tweede vermeerderde uitgave, met begeleiding voor piano door L. Hemelsoet) Gent 1864. Snellaert deelt ons nog mede : "De Roep van de Straete was in 't bezit eeneraanzienlijke gentsche familie, thans te Brussel gevestigd. Uit zuivere vlaamschgezindheid werd dat gezang mij ter uitgave medegedeeld". "De Roep van de Straete" is een driestemmig lied met een partij voor de altus, de tenor en de basso. De tekst is de partij voor de altus. In de partij voor de tenor en de bassokomen nog enkele andere straatkreten voor. 54
Scheldeblieken! al levend versch; Wilde soetemelk? Roode kolen of schusseneelen? Andivie of sildery? Al warme taerten, al waremĂŞ. Redde geen vodden? SchaersHip! SchaersHip! Redde geen tijke van doen? A la lanteime magie! Redde geen ouw bleinen of rokkelijven te verkoopen? Hedde geen oud ijzer? Kwae koper of lood? Fusieken of degens? Kannen te dekken, of lepels te gieten? Ouw stoelen te vlechten! Kaef vaeg! Schuerzand! We willen de raad gevende tekst nog eens in het Gents dialect te herlezen. Het lied brengt ons een beeld van het straatleven te Gent in de 18e eeuw. Tussen de beide oorlogen kon men nog enkele straatventers aantreffen : de zandboer (meestal van Heusden), de schareslijper, de opkoper van "vodden en beenen", de ketellapper, de stoelvlechter, de mosselboer, de leurder met "kerrekollen, makrons en hard eiers" en nog wel enkele andere straatventers. M. vanGent
VRAAG EN ANTWOORD De Heer Ronald De Bock komt terug op het Hof van scherprechter Philippe Hamel. Hij schrijft : In zijn reaktie (G.T. 1984 nr. 5 p. 337) op mijn vraag (G.T. 1984 nr. 3 p. 202) oppert dhr. Van Wesemael de veronderstelling dat het "Hof van PhilippusJacobus Hamel de plaats geĂŤffend heeft voor het latere Casino. Welnu, hiernaast ziet u een schets van de hand van Armand Heins van het "Huys ter Kooien" waar achter het zogenaamde "Hof' van onze Gentse scherprechter gelegen was. Hetpaaltje rechts op de afbeelding duidt op een 55
hoek, meer bepaald de hoek van de Coupure met de Iepersteeg (zie plan Goethals dd. 1796 in het D.C. verkrijgbaar). Inderdaad, Frans De Potter schrijft in zijn "Gent van den oudsten tijd tot heden" het volgende : ... het "huis ter Kooien" , anders gezegd "Trap af", tamelijk breed doch slechts van eene verdieping. Zijnen eersten naam kreeg het omdat boven het dak eene spil te zien was met eene grote kool er boven. Het maakte den westhoek uit van de Iepersteeg en behoorde vóór het delven des kanaais aan de Bijloke, en stond op het uitgestrekte plein, hetwelk vroeger het BijJokeveld heette. Het huis ter Kooien werd in 1836 afgebroken om plaats te laten aan de suikerratineerderij van J.B . Claus ... Overigens wanneer men in de advertentie van 12.5.1785 de woonplaats van de weduwe Hamel aanduidt met de zin "aen de Coupure in den Akker" dan wordt hier Ekkergem bedoeld en niet de Akkerstraat. Of onze scherprechter ook in zijn "Hof" woonde blijft echter éen open vraag, gezien geen enkel stadsplan uit die tijd een afbeelding weergeeft van een woonhuis gelegen "achter het Huys ter Kooien".
Het " Huys ter Kooien", anders gezegd "Trap af' :Bij het graven van de Coupure werd een deel van " den Akker" (Ekkergem) opgehoogd. Daardoor moest men trapaf naar dit cafeetje dat in het begin van de 19de eeuw bekend was voor zijn uitstekend bier en vriendelijke bazin (Ontleend aan de Gentenaar dd. 21.8.81).
Antwoord van de Heer J. De Vriendt op de vraag van de Heer J .P. Fobe (G.T. 1984 - nr . 5 - p. 338) De Heer Jan-Baptist Hellebaut, de laatstegentseprimus perpetuus is, niet 56
in 1829, doch wel op 27 oktober 1819 te Gent overleden. Hij heeft zeer vele afstammelingen nagelaten. Ik verwijs de heer Fobe naar het zeer interessant artikel over de primus Hellebaut en zijn afstammelingen verschenen in januari 1970 in OostVlaamse Zanten en geschreven door Gerard Simons. Een achter-kleinzoon van de primus Hellebaut, Albert Hellebaut, werd luitenant-generaal in het Belgisch leger en minister van Landsverdediging. Een dochter van Jean-Baptiste Hellebaut, Angélique, huwde met Hippolyte Rolin, die ook minister werd (zie Biographie Nationale, deel19, blz. 826). Van dit paar stamt de Gentse familie Rolin, onder meer Gustave Rolin-Jacquemijns, minister, raadsheer van de koning van Siam; Albert Rolin, professor aan de Gentse universiteit; Edouard Rolin-Jacquemijns, minister, voorzitter van de Academie van Internationaal Recht; Henri Rolin, voorzitter van de Senaat en staatsminister. Een kleindochter van Hippolyte Rolinhuwde met een Waelbroeck ( Gentenaar). Haar afstammelingen zijn allen zeer intellectueel begaafd en bekleden zeer hoge positie's zowel in België als in het buitenland in verschillende wetenschappelijke diciplines. Deze familie is mij zeer goed bekend, daar mijn zuster door haar huwelijk verwant is met de familie Waelbroeck. Het is een zeer merkwaardig fenomeen dat zovele nakomelingen van de Gentse primus Hellebaut intellectueel zeer begaafd zijn, en dit op alle domeinen. Ook de jongste generatie, die thans nog aan het studeren is, geeft blijk van veel begaafdheid.
LEZERS SCHRUVEN ONS De Heer Rudy Chatelet uit Gent schrijft ons : In het tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen" nr. 5 jaargang 13 (15 september) staat er een artikel in verband met het "Koninklijk Gents Mannenkoor". Mijn grootvader Daniël Chatelet geboren te Poperinge 23.9.1902 (woonachtig te Gent vanaf 1921) en overleden te Gent na een langdurige ziekte op 22.12.1956 was vele jaren lid van het "Koninklijk Gents Mannenkoor". Daarom ben ik zo vrij u enkele fotocopies te laten geworden van foto's en één van een brief over deze koorzangmaatschappij. In totaal zijn er in het privé-archief {het privé-archief van de familie Chatelet en aanverwanten begint vanaf ±1880) 14 foto's bewaard met betrekking op deze zangmaatschappij. Op de Afb. 6 eerste rij derde van rechts zit mijn grootvader 57
(Daniël Chatelet) met armband, deze armband met stempel "Les Ouvriers Réunis", is nog steeds in het bezit van de familie .
•
KONINKLIJK QENTS MANNENKQOR "c hOIUL€ ROY.l.l€ G.J.ntOIS€" GENT 'o".y""'~~ell .
•
J~.>v:~ :
0..-o•H
a..
H~<J;• ~"-H"""9
IC.t-"'.P'~~:
~6e
de
2~
\'EHMóOE' W;ikLfEOfN"'
~ lE~ OUVII!U~
M.. do Koninq
~::~=~~on~~·: ~~Î:
• lC::Mt "" li<>id~.diqheid"
~HicM
~-
vM
GA .ND
t~:
c:;;:
~=-~:::~:~:~•ut:
-
U~t41S ~
So".."
'!t
P6!ror ~9"l d~
t<o.,•
M. buist• O.
S. M. Ie- R'-:
D•nhr~~
C•rt de k•rçhov• d.
Bou•re
Juli IS+i
'o 2b j~l:e•
848
•
&-f.:.-•r..Nt l::ulc:-;;clld!!ir,!l;:;n. Oi<:tü,::-tJ<.·n~ ~~bf~·tt~Jt-$: 3"""i<;e I!ISC • ("_..· :i5Ci • Sn>~o<~J lill "-"·H 11!$.1· 5n:'>'~;lle•. •115,. l.;.q;•l!n ~~ ..... ~~~ 10 ~.Jf>dcd.!!- • h•h 1"2
fn ntef'r.l12a ,~,~
, ..
j N.u• ...~J
1 . .:_
''~:
Gr.t~.ó cc::-~" :ltht......,.t<~t
l>·t~ ::1 E>"~~''"I>C", 1.. Prit n'Ha~~:<~•'-' C"-~~ 4~ "J.;..mtl ..:.~ Peros •
...... ....._ T,,r! ~r.......:/ ·
-<>.~;'
..._ e,._'-7' L....t-t.....a......
~.-t.t.._
--..
Lt ..;Ie/
L 1<>4- -. _,__..__ ~
K.,..,,.
H•g .... ;W• •tfAI... ) 1n1 · <i:.tot.:: iMa.rutioe.J;. -~M•ii<l, Go.:.d•n M~ii~ · • {M~s·ePri i
G>-ott>tlrijs Ar oM,.f.oo9d~:
'DCt
:t.o.ri"'i
o/ ol .. a.;.u·j.. fq........., U . vr
;e'd..e,.,s,ea ..." de J.ry •• vu á& IOOJtdicM•r.
K!Mit -•• ICr.oza: I• ' "''~ VoJbi-Me~: 1• p,:js
,.
1
c,,;qeele~;:wii•
/J'k.-.:...... 'roviiiC.i«IT~i"'e:\Cer.-Vt..fn.oert•
~
;(:
<
o- 'tL d
"'./
"'
,..-t..<.e.t~e..
- /.
~~~-
..-f: •·< o4-
~h r.-.e.weMt•mtnell, HO<>Qlle O>od~di=g.
. .(._-."_ t ....._.~t ""'-- o-;y.
"""' tt....,...,~
"l"'-
,_ 0(._
ow..t ••
ot~é .Lt ~
~ ........ ~/ ..~
cr-·ti <.A.i.:
-L;~
;'· ---.~t: 0~ ~
~t.l·;~-u.-. "".,.~ ~ -c.,~r~c._ -d.~ ~
~t"
7.>u. <'7\..o.t~
f./
"='
~,.__,_
4vu..t
.o?f
/'J.-Oo,-f!.u-<..::t "1rv-01. ~ ......
~- eÁ>...._t: ... .t..._,l;.j 'hl...
e...
"""'k ~-.. . . .", ~ ......:~
• A R CA • Hoog poort, 42 , g;:::~
•
4. 4<.-<..
1
"_"
~ .., /:~tL·oL
l.
~..:.
.._.. ~<> L.
~.~ ~.c......... - . ........._ 'l
Lc-
.t.t ~ ;t~é~ •
Brief daterend van begin 1957 gericht aan de familie Chatelet. Interessante inlichtingen zijn weer te vinden in de gedrukte tekst van het briefhoofd .
Een van onze leden die zijn brief ondertekent "Gwijde van Gent" schrijft ons: 58
Telkens ik ergens een poging zie om hetgentsin een geschreven tekst weer te geven, heb ik een gevoel van onnauwkeurigheid. Het is inderdaad niet gemakkelijk de gentseklanken in woord te brengen. Maar elke taal die men schrijft is in feite het resultaat vaneen overeenkomst. ledereen weet, als men de letter a ziet; hoe men dit moet uitspreken. Eenmaal dus een fonetische overeenkomst bereikt is, weet eenieder hoe men de "tekens" (letters) moet uitspreken. Deze tekens (letters) moeten toch ook ergens een overeenkomst met het gesproken woord vertonen. Een dergelijke fonetische overeenkomst bestaat nog niet voor het gents. Zie bvb. de gentse uitspraak voor woorden, zoals water, vader enz ... Velen voegen hier een "o" bij de a. Zie de affiches onlangs nog op vele stadsmuren : Giel Gentstoater in ... Deze fonetische schrijfwijze geeft m.i. onvoldoende weergave van de i klank die duidelijk te horen is in de woorden. Een weergave van de gentse "a" klank als oi zou teveel aan de franse uitspraak, zoals in moi, doen denken en zo klinkt onze gentse "vader" dan ook niet. Blijft dan maar één optie meer over : een nieuwe, tothiertoe in de taal niet aanwezige weergave bvb ö, ä, of iets dergelijks. Ik stel voor het teken "oï" te gebruiken, enerzijds om de duidelijk te horen i klank naar voor te brengen, maar ook om de oi klank zoals hij in het frans bestaat te benadrukken en te verzwaren, wat dan de gentse uitspraak zou benaderen. Eveneens zou ik graag terugkomen op de tekst in het gents verschenen van de hand van de heer R. Coppejans en dié even in mijn versie van het gents weergeven, hopend dat de heer Coppejans mij dit niet kwalijk neemt. Hier gaan we dus. "Veur den oorlog van viertiene, weundegekik in de Galgeberge op den Meutesteedsesteenweg zust veurbai het Stinkkot. lederen ovend oïst nie te kewd was zaten wai plat op ons gat op 't plankier noïr vertelsels of sloeberdeiaaien te luisteren; Prost, nen goeien giestighoïrd gaf op nen kier't zaine .. ;klein Tuurke kwam tchiepend bai zain moeder binnengeluupe en al snokkend zait ai : Ma, die jongens uit de Moeiteweerd zeggeri dak ik en woïterhuufd hen. Tata ta zai zain moeder geluufd datoch niede, schieteruit me te tchiepen en luup bai Boerke veur mai en breng ien schoole petoïters mee, get hier nen alven boïrd en verliest den overschot-nie! 't klein Tuurke was al an de deure oïst ta hem ommekierde om te vrooge "Ma woïr moekik zin doen? Doeze in eu meutze manneke". Der wird gelachen moïr 't was taid veur ons te goïn wassen en noïr onzen tram te goïn". Wat denken andere lezers over "fonetisch gents". Onze trouwe medewerker M. Van Wesemael maakt ons het volgende briefje over : 59
Ons actief medelid, de heer David Maes, was zo vriendelijk op mijn artikel handelend over de Abdij van Oosteeklo positief te reageren. In kwes:.. tieus artikel is er sprake van abdis Anna de Pottelsberghe. Ik nam mij de moeite niet om iets meer over die dame te weet te komen. De heer Maes die zich danig aan de van Pottelsberghes interesseert, deed dit in mijn plaats. Ik laat hem dus zonder dralen aan het woord : Anna van Pottelsberghe was niemand minder dan de bastaarddochter van Lieven van Pottelsberghe (zie GH. T. 1984 nr. 4: Lieven van Pottelsberghe en de Rokerels). In het eigenhandig geschreven testament van L. v .P., dd. 31 maart 1531 en aangevuld op paasdag (9 april) 1531 staat: 'vrouwe Anna van Pottelsberghe, mijne natuerlicke dochtere, religieuze toosteecloo'. Hij bedacht haar bij deze gelegenheid met een lijfrente van 3 pond groten jaarlijks, die hij gekocht had op de stad Dendermonde: 'om huere cleene necessiteyten mede te coopene'. Die Lieven is ons niet onbekend. Wel integendeel. Hij en zijn vrouw Livina de Steelant waren het die het Alynshospitaal in 1513lieten herstellen en uitbreiden. Hun portretten, (panelen van 43cmx33,5cm), toegeschreven aan G. Hoorenbaut, sieren ons Museum voor Schone Kunsten.
OPROEP AAN ONZE LEZERS
Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 u. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u vooraf voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.
60
VORIGE JAARGANGEN VAN "GHENDTSCHE TYDINGHEN" Nog verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad: Jaargang 1973 nrs. 11-12 1976 nrs 2-3-4-5-6 1977 nrs 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1978 nrs nihil 1979 nrs 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1980 nrs 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1981 nrs 1-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 nrs 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal nr) 1983 nrs 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1984 nrs 1-2 +volledige jaargangen Prijs per afzonderlijk nummer Prijs per volledige jaargang
50fr 250fr
Gentse stadstrams en -bussen (Lode Hoste) Prijs per boek : lid (250fr)- niet lid (350fr) +port 30fr. Tijdschrift en/of boek kunnen afgehaald worden elke zondag, van 10 tot 12 u, in het Documentatiecentrum (behalve in juli en augustus en wettelijke feestdagen). Portkosten bij betaling op postrekening : Tot 2 nrs 13fr Tot 4 nrs 26fr Vanaf 5 nrs 40fr Volgende heruitgaven zijn nog verkrijgbaar: - Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata' 100fr (1ste uitgave door Hondius) - Plattegrond Gent 1796 door Goethals (identiek aan origineel) 100fr Plattegronden dienen afgehaald te worden in het Documentatiecentrum (geen postverzending) De Bibliothecaresse, Van Geluwe-Eggermont A. 61
AANVULLENDELEDENLUST 2181. Claessens L., Nieuwe Steenweg 188, 8420 De Haan 2182. Demoyer, Sint-Lievenslaan 88,9000 Gent 2183. Mw Podevyn J., Oranjerielaan 18,9910 Gent (Mariakerke) 2184. Boone R., Franรงois Van Impetaan 79,9040 Gent (Oostakker) 2185. Leeman M" Comelis Sheyssonestraat 22,9000 Gent 2186. Mej. Lormans G., Drie Sleutelsstraat 21, 9820 Gent (Sint-DenijsWestrem) 2187. Mw Beets L., Kursaal Oosthelling 10-b15, 8400 Oostende 2188. Winsel R. p.v.b.a., Dampoortstraat 57,9000 Gent 2189. Van Severen, Gentse Aardeweg 26,9030 Gent (Wondelgem) 2190. Popijn E., Oude Houtlei 39,9000 Gent 2191. Oijen A., JozefVercouilliestraat 13,9219 Gent (Gentbrugge) 2192. Mw Verpoest-Vermeire A., Antoon Catriestraat 66, 9810 Gent (Drongen) 2193. De Rijcke E., JefVander Meutenstraat 32,9219 Gent (Gentbrugge) 2194. Mw Goethals-Chrytens, Brusselsepoortstraat 29, 9000 Gent 2195. Van Hecke A., Adolf Papeleupark 84, 9218 Gent (Ledeberg) 2196. Wulteputte E., Zandvoordestraat 76,9710 Gent (Zwijnaarde) 2197. O.C.M.W.- Dienst Archief, Onderbergen 86,9000 Gent 2198. Mej. Pattin M., Reginald Wamefordstraat 119, 9110 Gent (SintAmandsberg) 2199. Van der Borght J., Krommepopulierstraat 18, 9910 Gent (Mariakerke) 2200. Daluwein, Sint-Veerleplein 2, 9000 Gent. 2201. Ost E., Wandelgemstraat 27,9000 Gent 2202. Sint-Bavohumaniora, Reep 4, 9000 Gent 2203. Goethals W., Heilig-Hartstraat 46,9110 Gent (Sint-Amandsberg) 2204. Vanhoegaerden F., Aan de Bocht 3, 9000 Gent 2205. Van de Walle A., Jozef Plateaustraat 14, 9000 Gent 2206. Verbeke J., Verschansingsstraat 42, 9910 Gent (Mariakerke) 2207. Schmid F., Bosstraat 36,9810 Gent (Drongen) 2208. Mulder J., Rij senbergstraat 222, 9000 Gent 2209. Mw Verhoosele Fr., Rollebaan 101,9250 Oosterzele 2210. Devos J., Schoolstraat 7, 9259 Oosterzele (Moortsele) 2211. Marteos A., Egelstraat 37, 9030 Gent (Wondelgem) 2212. Van der Stuyft, Bellevuestraat 30, 9218 Gent (Ledeberg) 2213. Mw Savonie D., Duifhuisstraat 46,9000 Gent 2214. Vandenhout Fr., Herman Teirlinckstraat 12, 9040 Gent (Oostakker) 2215. Dr Mathieu J., de Broquevillelaan 55-b15, 1200 Brussel 2216. Demaeyer J., Justus Lipsiusstraat 18A-bl8 3000 Leuven 2217. Van Moerkerke J., Heffststraat 37,9000 Gent 62
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 14de jaargang nr. 2
15 Maart 1985
Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris. Voorzitter: G . Hebbelynck Onder-Voorzitter : H . Collumbien Secretaris : R. Van Geluwe , Maïsstraat 235 , 9000 Gent Penningmeester : A . Verbeke Archief en ruildienst : Mevr. A . Eggermont , Maïsstraat 235 , 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg - Gent Postrekening : 000-105 .04 .73-60 , Heemkundige en Historische Kring Gent , 9000 Gent. Lidgeld : 250 fr. per jaar. Buitenland : 350 fr. per jaar. Steunende leden : 500 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr. per jaar.
INHOUD Het Huizeken van Maastricht Inventaire archéologique : Het Korenmetershuis Negen gepentekende standbeelden Brief uit Argentinië . Anno 1889 Onze Gentse Keukenrubriek (vervolg) Nog steeds over de Wereldtentoonstelling 1913 J eroom Duquesnoy II en het Grafmonument van Bisschop Antoon Triest In memoriam : Rudolf Van Oost Bibliografie Lezers schrijven ons Vraag en Antwoord Oplossing Puzzel '84 Aanwinsten 1984 Documentatiecentrum
64 75 78 88 91 94 95 104 105 106 108 115 120
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus , Groot Begijnhof, huis nr. 46 , Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse: Mevr. A . Eggermont. Beheer: G. Hebbelynck , Voorhoutkaai 40 , 9000 Gent. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien , Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.
HET HUIZEKEN VAN MAASTRICHT Het verhaal van het "huizeken van Maastricht" kan je nog bezwaarlijk geschiedenis met een grote G gaan noemen. Eerder is het te rangschikken onder Heem- of Volkskunde, meer zelfs onder volksvermaak. Daarmee willen we geenszins beweren dat deze historie minder interessant zou zijn. Integendeel. Nadat er in 1440 door het Sint-Jorisgilde te Gent een Groot Schietspel met succes was ingericht, kreeg men een goed halve eeuw later, meer bepaald in 1497 (zie bijlage), het idee een tweede en gelijkaardig evenement op touw te zetten. Door hertog Filips de Schone werd op 18 juli 1497 (zie opmerking in bijlage) de toelating verleend aan de schepenen en inwoners van Gent om het schietspel te houden vanaf de 15de mei "eerstkomende". De feestelijkheden moesten eindigen uiterlijk op de 15de augustus "daaropvolgende" (1). Om een beter inzicht te krijgen omtrent de inkomsten en uitgaven die bij een dergelijk festijn kwamen kijken, werd besloten een groot rekenboek op te maken. Het werd bijgehouden door de smid Jan Van de Venne die zijn opdracht als volgt aanvatte : "Rekeninghe verciaers ende bewys van Jan Van den Venne, smet, van alder handelinghe by hem gehadt, alzo wel int ontfanghen als in uutghevene vanden penninghen geconsenteert thulpen den schietspele ende den costen daer aen clevende in den manieren hier naer volghende ... {2) Nadat er eerst nog diverse administratieve geplogenheden waren afgewerkt zoals o.a., het opstellen van het wedstrijdreglement en de uitnodigingsbrieven, het regelen van de logies voor de gastgroepen en het uitzenden van vier boden naar de verschillende steden voor het bestellen van de uitnodigingen, kon het feest zijn aanvang nemen op zondag 20 mei. Op die dag deden de groepen uit de steden binnen Vlaanderen hun intrede in Gent. Dat waren in volgorde: leper, Rijsel, Damme, Aalst, Brugge, Dendermonde, Kortrijk, Oostende, Nieuwpoort, Hulst, Oudenaarde, Winoksbergen, Veurne en Waastene. ledere groep, gekleed in hun sierlijkste gewaad, trok voorbij het "taneel" dat opgesteld stond op de schepenplaats en waarop de notabelen hadden plaatsgenomen. De volgende dag, dus maandag 21 mei, was het de beurt aan de steden buiten Vlaanderen : Maastricht, Doornik, Mechelen, Halle, Bergen, Leuven, Aat, Nijvel, Antwerpen, Atrecht, Brussel, 's Hertogenbosch en Binche. Een anoniem toeschouwer die zijn ooggetuigeverslag naderhand opstelde in "properder rethorycke" verhaalt ons van de eerste groep die op die dag Gent binnenkwam : Eerst Maestricht Smaendaechs in Meye ten XXIsten dage Met trompetten daroenen so liefde haer huytsant Groen abijten roode hoen/ hoort wat ick ghewaghe 64
Daer over witte wronghen reyn van behaghe VIII peerden/ daer naer den coninck quam Vol silveren paelgen/ hoort dye toelaghe Was sijn abijt/ ende 11 lackayen lofsam Aen elcke sijde/ vol paelgien men vernam Drie paedgien van silvere boven en beneden Deen voerde den standaertl daer bruecht in tlam Ende sijn getuge met silveren doppen ter steden Ons priche deidse tweewarf intreden Met LXXXII peerden si het tanneelleden. (3) Maastricht, over wie hier duidelijk met veellof wordt gesproken, werd vertegenwoordigd door de handboogschutters van Sint-Sebastianus. (4) Hertog Filips de Schone, vergezeld van zijn zuster Margaretha en zijn echtgenote Joanna, voor wie in feite het Groot Schietspel was georganiseerd, vond de aanblik van het Maastrichtse Sint-Sebastianusgilde zo prachtig, dat hij de groep nog een tweede maal voorbij zijn troon lieten defileren. Terwijl de overige steden zich door de hertog en zijn gevolg lieten bewonderen, werd er druk gewerkt op de Leieen de Schelde. Op de Leie werd op een. vlot een taneel opgetrokken van waarop de notabelen de dag nadien, dinsdag 22 mei, een ander schouwspel zouden gade slaan, nl. de intrede van de steden die met vaartuigen Gent binnenkwamen. Op de Schelde daarentegen waren de Maastrichtenaars ondertussen een geheimzinnig bouwwerk. aan het samentimmeren. Vragen daaromtrent van nieuwsgierige Gentenaars bleven onbeantwoord. De derde dag kwam Diest als eerste de stad binnengevaren gevolgd door Menen, Bergenop-Zoom en Lier. Die avond, nadat er rederijkersspelen te tonele waren gebracht, was het de beurt aan die van Maastricht om aan ieder die het zien wou, hun kasteel dat in de Schelde lag te laten bekijken. Het gevaarte was opgetimmerd op een hoge mast. De zot of nar van Maastricht daagde de toeschouwers uit om het huis te beklimmen. Diegene AfbM.1. t . hts . die er in slaagde het in te nemen zou niet min.. De aas nc e verste. Afbeelding in Sint-Servaas. der dan_ 100 gouden gulden op~tn]ken. Het Tweemaandelijks Restauratie hoeft met gezegd dat velen Zich geroepen Bulletin, deellO (aug. 1983). voelden. Vooral de jongere Gentenaars wa65
ren de mening toegedaan dat .het bedrag gemakkelijk binnen te rijven was. Ze kwamen evenwel van een kale reis thuis. De mast, waarop het huisje zich bevond, werd tamelijk gemakkelijk overwonnen. Van zodra ze echter het huisje zelf beroerden, begon dit als een gek in het rond te draaien. Het vervolg was duidelijk. De een na de andere kwam in het, toen waarschijnlijk nog zuiver sop terecht. De toeschouwers gierden het uit van het lachen, die van Maastricht nog het meest van al. Onder de aanwezigen was ook de hoogbaljuw, Lieven van Pottelsberghe (5), lid van het Sint-Jorisgilde en op dat ogenblik zelfs schutterskoning. Ook hij had aanvankelijk plezier in het geharrewar en de druipnatte pakken van de kandidaat huisjebeklimmers. Niet voor lang echter. Toen daarna de zot van Maastricht een demonstratie ten beste gaf, hoe gemakkelijk het wel was om het huisje te beklimmen, vond hij toch dat de maat vol was. Na een korte beraadslaging met de voorschepen en de onderschepen van de Keure, riep hij de drijfnatte jonge Gentenaars bij zich, greep zes schellingen uit zijn beurs en gaf ze aan de gedupeerden. Daarbij gaf hij hen enkele raadgevingen. Na zich even van de plaats te hebben ¡verwijderd, kwamen de jongelingen terug, elk beladen met een vracht aan appelen en eieren. Met deze overrijpe projektieten werd dan de burcht en waarschijnlijk ook de Maastrichtenaars zelf, bekogeld. Het huisje moet er nadien potsierlijk hebben uitgezien, druipende van eierstruif en appelkompot. (6) Velen zullen nu gaan denken dat dit verhaal voortspruit uit het fantasierijk brein van een of ander romanschrijver. Niets is minder waar. De reeds vernoemde anonieme verslaggever verhaalt daarover het volgende : "Item dient voort ghenoteert hoe dye van Maestricht wesende int voorsz. schietspel/ veel eerbaerhedentooghende ende oock vele ghenouchten. Ende sonderlinge so rechten si eenen mast in een schip liggende in dye Schelde : ende up dien mast was ghetemmert een casteel ende si daden een gebot doen/ so wie dat casteel beclemmen ende ghewinnen conste hij soude daer mede winnen C gouden guldenen/ Huyten weleken datter vele fraeye ghesellen van schippers ende andere naer dommen/ maer also saen si di bant vast hadden aen teasteel om dat te beclemmen/ so wort dat casteel so seere ¡ draeyende/ dat si mits dien gheworpen worden in die Schelde/ ende swommen huyte ten beste dat si consten/ so dat tvoorsz. casteel van nyemant ghewonnen en was/ maer dan van haerlieder sot die si mede brochten om haerlieder ghenouchte." (7) Jan Van de Venne noteert terzake ook in zijn rekenboek : "Item betaelt Lieven van Pottelsberghe ter cause vandat hy by laste van scepen verleyt hadde om appelen ende eyeren die gheworpen waere naer die van Maestricht als zy beclommen thuuseken inde Leye." De Maastrichtenaars die oorspronkelijk in hun opzet om de Gentenaars voor aap te zetten, geslaagd waren, werden uiteindelijk zelf de dupe van hun eigen grap. Is dat nadien bij hen in het verkeerde keelgat geschoten? 66
Met zekerheid weten we het niet, maar we hebben wel het vermoeden dat zij er voor iets tussenzaten toen naderhand de ruiten van het kantoor van de hoogbaljuw, Lieven van Pottelsberghe, aan diggelen gegooid werden. Jan Van de Venne schrijft : "Item betaelt lacop de Visschere ghelaesmaker vandat hy ten bevele van scepenen ghemaect heeft de ghelaesveinsteren int contoir van mijnheereden hoochballiu voor tscepenhuus mids dat die in dit schietspel al te broken waren. Comt naer tverclaers vanden cedulle wesende in dateneen vanden 4de in maerte ... 6 sch. gr." (8) Later zal blijken dat het niet de laatste maal geweest was dat de Gentenaars in hun hemd werden gezet. Niet zo heellang geleden gebeurde het letterlijk op bevel van Keizer Karel, dan nog met een strop om de hals en op een minder vreedzame wijze. Na het Grote Schietspellieten de Maastrichtenaars hun huisje te Gent achter. Voorzover ons bekend werd het nadien nog tweemaal gebruikt. Op 20 oktober 1555, te Brussel, deed Keizer Karel V troonafstand ten voordele van zijn zoon Filips. Na nog enige tijd te Brussel te hebben verbleven, kwam hij afscheid nemen van zijn geboortestad. Op 11 augustus 1556 kwam hij te Gent aan in gezelschap van zijn familie. Hij logeerde bij de toenmalige hoogbaljuw, Adolf van Bourgondie, in het Hof van Wakken (op de Poel). Tijdens zijn verblijf en waarschijnlijk om de keizer enige verstrooiing te bezorgen, werd er een steekspel doormiddel van boten op de Leie gehouden. Ook hier komt ons huisje terug ter sprake : "Den XXVHen Ougste was in de Leye gherecht een huuseken draeyende up eenen mast, zo t'anderen tyde hierin 't groote schietspet gherecht was by die van Maestricht, ende \varen opghestelt drie prijsen, te weten: de upperprijs (1ste prijs) XII cannen wijnsofte zes guldeoen daervooren, de naerprijs (2de prijs) Xcannen wijns ofte vijf guldeoen daervooren, de Illen prijs acht caooen wijnsofte vier guldeoen daer vooren." (9) Daags nadien, 28 augustus, vertrok de Keizer richting Spanje om aldaarzijn laatste levensjaren te slijten. Tijdens het verblijf van Filips 11 te Gent, tussen 23 juli en 11 augustus 1559, ter gelegenheid van het 23ste Kapittel van het Gulden Vlies, wordt het huisje een laatste maal van onder het stof gehaald. 5 augustus 1559 : "Ten anderen was gherecht een huuseken in de Leye, omme te beclemmene, welck huuseken draeyende op eenen mast in 't midden van den watere, zoo t'vooren noch gestaen haddein 't jaer XVc LVI (1556) ende elck die daer inne clemmen conste zonder te vallene in 't water, hadde voor den prijs thien schellinghen grooten." (10) Nadien verdween het huizeken van Maastricht uit de annalen van onze plaatselijke geschiedenis. Waar het huizeken zelf uiteindelijk verzeild is geraakt, is niet bekend.
67
SteeK-srcel opt rle 0d'raenlryc ~-
Dén 26 ou.Q:ste t55fé was voor fh.o{ vau Graû_ van E§mont 1 <Ltw.ur Phlr..Cony -neK Vitn EnjelancH Gr aeve van Vlaencl e r~n gèlo~~\er t witS in cle L1Je ghereclj ~-m h nuse~n ch-,'\Ywd.e op ~e..n tna.st, 't oo féUtdere ryole.n inf êroofe sdtie,.{ spa I 'hi.e r -~ebro,§{ was~)' di:v<m Maesfr'ic hJ wde w annop g e:.i eU dr,y r ry s en fe wden Jm· ttp-r;-rpry;~ x u camten wyns ':ft~ VI gnlct. cl.ur voorenJ d-e n~~.erp~ys -x <.annen "ft'-V.Yf g-n el.J .de 3?. rrys '6 Ct'Lnnen, ende mi.d. f s d.affw- veelt-en è2iver·55 che innehté.ven ,wnun, cl.e ::celve rryse:n &eJ.e elt. Afb. 2. Stadsarchief Gent , Atlas Goetghebuer D43 F77 (foto Stadsarchief)
68
De Maastrichtse versie Het zou zeker van niet veel realiteitszin getuigen moesten we hier het verhaal van het huizeken beĂŤindigen, zonder eerst nog even te gaan kijken bij diegenen die ons lieten kennismaken met dit nogal spectaculaire volksspel. De eerste maal dat het huizeken opduikt in de plaatselijke documenten van Maastricht is in 1443. In dat jaar werd door de Raad van Maastricht een bevel uitgevaardigd : "dat de burcht op de houtmarkt opgericht niet mocht blijven staan." Hieruit blijkt dat de oorspronkelijke uitgaven van het "burcht bestormen" (onder die benaming is dit spel te Maastricht bekend) niet op het water plaats hadden maar wel op vaste bodem. Van een houten toren midden in de rivier wordt voor het eerst gesproken ter gelegenheid van de Heiligdomsvaart (11) van 1510, alhoewel er toen reeds werd bijvermeld dat het hier om een oud gebruik ging. (12) Deze burchtbestormingen vonden alleen plaats bij buitengewone gelegenheden, zoals Heiligdomsvaarten, Blijde Inkomsten, vredesluitingen, het bezoek van soevereinen en geestelijke gezagdragers. Bij de Blijde Inkomst van Filips 11, hertog van Brabant, te Maastricht in 1550, werd het schouwspel terug opgevoerd. Later, zoals we hiervoor reeds gezien hebben, zou hij, Filips, het nogmaals te zien krijgen, zij het dan in een Gentse versie. Bij zijn eerste kennismaking met het burchtbestormen, bevond zich onder zijn gevolg de Spanjaard Calvete. Deze gaf een uitvoerige en nauwkeurige beschrijving van de bestorming van de burcht op de Maas : "Op 2 canon schooten syn de luyden met scheepen aen gekomen, van boven de Maes gesteld, waerin 2 man waren die de borg defendieren souden en draien; die boven waeren, hebben met granaten geworpen, die met schuyten afgevaeren quamen losten haer geweer; en waeren alle in hemden en witte broecken gecleet. Nae deselve haer in de Maes wierpen en naer de borg toe swemden. En haer daer onder posteerden, en by kans een hoogte van 20 a 25 voet hoog opklommen om de borg in te nemen, haer aen de ladders kwaemen vast te houden, maer door het draeyen moesten loslaten en in de Maes vielen, het welk door andere weer hervat wierd; het welk 2 uuren duerden, eer de borg ingenomen wierd." Calvete die het ganse schouwspel op 5 juni 1550, vanop de Maasbrug of vanuit een huis op de Houtmarkt, gadesloeg, vertelt verder : "In de Maas was een soort burcht van achthoekige vorm opgericht, rustende op een mast, die in een grote mand met vast aangvulde aarde was geplaatst. De top bestond uit een groen geverfde toren, omgeven door vier kleinere, die aan de hoeken verrezen. Rondom waren enige beschilderde kolommetjes aangebracht waartussen openingen en vensters. De burcht was versierd met de wapens van BourgondiĂŤ en Brabant en met keizerlijke adelaren en verder beschilderd en bezet met zilveren sterren. Hij kon slechts twee of drie man bevatten. Uitwendig waren drie trappen, elk van drie treden, aangebracht. Door een snelle, draaiende beweging, die men aan de burcht kon geven,
69
werd het beklimmen zeer bemoeilijkt, zodat de bestormers, zelfs wanneer zij een der trappen bereikt hadden, veelal met een plof in het water vielen. Het publiek was langs de oever, in de huizen en op de brug geschaard om dit schouwspel gade te slaan. Op een gegeven ogenblik kwamen vele schepen onder groot gedruis van trommen en trompetgeschal de Maas afzakken. Zij waren voorzien van teer- en piktonnen, die in de mast en voor op het schip in brand werden gestoken. De vloot op enige afstand rondom de burcht geschaard, vuurde enige tijd met de artillerie bij wijze van spiegelgevecht. Eindelijk verscheen in de verte een schip; waarop een paard, door een wildeman bereden, stond. Toen het voertuig de vesting genaderd was, kwamen enige ontklede mannen er uit te voorschijn, die in het water sprongen en tot in de nabijheid van de burcht zwommen. De een op de andere klommen zij langs de mast naar boven en trachtten vervolgens een van de trappen, die uithingen, te grijpen. Op hetzelfde ogenblik begon de burcht met een duizelingwekkende vaart te draaien, zodat de aanvallers weldra genoodzaakt waren los te laten. De bestormers ploften dan met het hoofd omlaag of op de rug in het water, waaruit zij spoedig om ongelukken te voorkomen, in de schepen opgenomen werden. Velen gelukte het de derde trede te bereiken, waarna zij nog tengevolge van de draaiende beweging te water geraakten. Eindelijk kwam een buitengewoon vlug jongmens opdagen, dat het mocht gelukken een spil van een van de ramen te grijpen en zo binnen te komen. De prijs, bestaande uit een muts van parels met witte pluimen en twee kronen, werd hem toegekend. De dag daarop, 's vrijdags, werd het spel op de Maas nogmaals herhaald." (13) Een enigszins andere versie klinkt als volgt. De burcht of toren werd bemand door een of twee man die men "gouverneur" noemde. Deze hadden tot taak, de burcht doormiddel van een of ander mecanisme zodanig te laten draaien dat het innemen zeer bemoeilijkt werd. Meestal kwamen de bestormers in een bootje de rivier afgedreven onder het bespelen van muziekinstrumenten. Ze waren gekleed in witte klederen en hadden rode linten om armen en benen. Als ze de burcht naderden, begon de gouverneur met handgranaten te werpen, die in de Maas vielen en dan ontploften. De bestormers antwoordden met geweerschoten in drie salvo's. Daarna sprongen ze uit hun bootje, zwommen naar de burcht en stelden zich met vijven op het bankje dat om de spil van de burcht was aangebracht. De ene klom dan op de schouders van de andere totdat diegene die boven stond een van de laddertjes kon grijpen. Soms werd hij door de draaiende beweging van de toren weggeslingerd zodat hij in het water terecht kwam en hij zijn klimpartij moest herbeginnen. Wanneer hij er toch in gelukte het laddertje stevig vast te grijpen, kon hij via het venster in de burcht kruipen. Daarop sprong dan de gouverneur uit de burcht, het water in. De overwinnaar nam dan het vendel en gaf daarmee ten teken van overwinning, een groet aan de aanwezige magistraat en de andere hoge gasten. Niet zelden duurde dit spel 70
meer dan twee uur lang. De overwinnaar won een prijs die varieerde tussen de 200 en 500 gulden en waarbij soms nog eens 7 tonnen bier van elk 12 gulden als toemaatje werd gedaan. (14) Het gebeurde wel eens dat de burchtbestormers hun taak in adamskostuum volbrachten. Toen in 1538 de bisschop van Luik, Comelis van Bergen, een bezoek bracht aan Maastricht, vond de Raad dat men dit naakte schouwspel maar beter achterwege kon laten. Aan diegenen die het toch aandurfden onbedekt te water te gaan, werd een boete van niet minder dan een gouden gulden opgelegd. (15) Andere gelegenheden, waarvan bekend is dat het burchtbestormen heeft plaatsgehad, zijn : in 1556 bij de Blijde Inkomst van de Prins-bisschop van Luik, Gerard van Groesbeek; op 16 april1559 ter gelegenheid van de vrede tussen Spanje en Frankrijk; in 1648 bij het sluiten van de vrede van Munster, in 1679 bij het bezoek van de Prins van Oranje aan Maastricht en op 28 juli 1717 bij het bezoek van Tsaar Peter de Grote. Bij deze laatste gelegenheid werd zelfs aan de winnaar het burgerschap cadeau gegeven. Ook in de huidige 20ste eeuw, tijdens de Heiligdomsvaart van 1937, werd het huizeken tevoorschijn gehaald. Ook daar, net zoals bij ons, dreigde dit eeuwenoud gebruik verloren te gaan, ware het niet dat men in Maastricht het gelukkig idee kreeg om ter gelegenheid van de 50ste Heiligdomsvaart, op 27 juli 1983, het burchtbestormen terug in ere te herstellen. Wel werd het decor aangepast aan de mode van de tijd. Deze maal waren het geen naakte mannen, maar wel in duikerspak gestoken bestormers die over de Maas scheurden in snelle raceboten. (16) Wie nu nog even de burcht van naderbij wil gaan bekijken, moet dit doen in het Bonnetantenmuseum te Maastricht, die nog een klein model van dit bouwsel in zijn bezit heeft. Laat me toe, tot besluit, een stille wenste koesteren en te hopen dat ook hier te Gent dit eeuwenoud gebruik terug in ere zal hersteld worden. Mogelijks kunnen we dan, bij de een of andere gelegenheid, de Maastrichtenaars uitnodigen hun vaardigheid ter zake nogmaals te demonstreren. Dit dan na bijna 500 jaar. Deze maal weze ze wel gewaarschuwd, we zijn hun eerste lesje nog niet vergeten! DavidMAES
NOTEN
1) Inventaire Analytique des chartres et documents appartenant aux archives de la vilIe de Gand, door Prudent van Duyse en Edmond de Busscher, Gent 1867. 2) Stadsarchief Gent, reeks 155/1. 3) Die excellente cronijcke van Vlaenderen, Antwerpen 1531, Cap. LXX. 4) Deze en nog een groot aantal gegevens werden ons medegedeeld door de heer drs. A.H.Jenniskens, gemeentearchivaris van Maastricht, waarvoor onze oprechte dank.
71
5) zie Lieven van Pottelsberghe en de Rokerels in Ghendtsche Tydinghen, 1984, nr. 4, blz. 234 à 241. 6) J. Moulin-Coppens, Geschiedenis van het Oude Sint-Jorisgilde te Gent, Gent 1982, blz. 143. 7) Die excellente cronijcke van Vlaenderen, Cap. LXX, folio CCXXI verso. 8) S.A.G., reeks 155/nr 1, folio XII. 9) Het Memorieboek der Stad Gent van 't jaer 1301 tot 1793, deel 11, blz. 285. 10) Het Memorieboek der Stad Gent, deel 11, blz. 306. 11) De Maastrichtse Heiligdomsvaart is een zevenjaarlijkse manifestatie. 12) P. Albers, De heiligdomsvaart in de Middeleeuwen te Maastricht, in Publications de la Société Historique et Archéologique dans Ie Limbourg à Maestricht, 66 (1930), blz. 66-67. 13) M.H.J .P. Thomassen, Spaansche bijdragen tot de geschiedenis der voorvaderen der zestiende eeuw, in : PubL Soc. Limb. 29 (1892), blz. 91-93. 14) P. Albers, De heiligdomsvaart in de Middeleeuwen te Maastricht. 15) H. Dohmen, Maastricht gaat weer burcht op Maas bestormen, in: Sint-Servaas. Tweemaandelijks Restauratie Bulletin, deel10 (aug. 1983), blz. 78-79. 16) Idem.
BULAGE Gezien de meningen nogal verschillen wat betreft de opgave van het juiste jaartal waarin het tweede Groot Schietspel van het Sint-Jorisgilde plaats had, vonden we het nuttig de diverse bronnen even op een rijtje te zetten. Bronnen die als jaartal1497 vermelden: 1) Frans De Potter, Gent van den oudsten tijd tot heden, Gent 1882-1901, deel 11, de Hoogpoort- Sint-Jorisgilde. Bij ervaring weten we dat er met enig voorbehoud dient omgesprongen met de data die in dit werk worden vermeld. Maar al te dikwijls worden er twee verschillende data vermeld voor een en het zelfde feit en dit op amper enkele bladzijden van elkaar. Andere data blijken totaal niet te kloppen. Bij de uitgifte van het 6de deel van dit werk, vond J. Vuylsteke het nodig een klein boekje uit te geven waarin alleen al de misslagen van dit deel beschreven worden. Wellicht door de complexiteit van dit werk werd De Potter geplaagd door tijdsgebrek waardoor hij naliet de nodige correcties aan te brengen. Daarmee willen we geenszins beweren dat zijn werk geen kwaliteiten zou hebben. Het is in ieder geval een uitstekende basis en uitgangspunt voor de hedendaagse vorser. 2) Het Memorieboek der Stad Gent van 't jaer 1301 tot 1793, deel I, blz. 372-373: 1497. Item, in dit jaer was bij colatiën ghemaeckt ter begheerten van hertoghe Philips, ende hem 't selve gheconcenteert te wesene binnen der stede van Ghent een scietspel van der voetboghe ter begheerte van hertoghe Philips ... 72
In dit scependom was binnen dezer stede een rijcklick schietspel, daer of dat die van Berghen in Henegouwe den upperprijs wonnen, den welcker was zes zelveren cannen. 3) G.D. Franquinet, De Handboogschutters-gilde te Maastricht, in: De Maasgouw 3 (1881), blz. 430-431 : De Maastrichtsche Schutters te Gent in 1497. Bronnen die als jaartal1498 vermelden: 1) J. Moulin-Coppens, Geschiedenis van het oude Sint-Jorisgilde te Gent, Gent 1982, blz. 107 en volgende : Het Groot Schietspel van 1498. , 2) Inventaire Analytique des chartres et documents appartenant aux archives de la ville de Gand, door Prudent van Duyse en Edmond de Busscher, Gent 1867: 1497 La Haye, lande grace mil quatre eens quatre vingset die sept, Ie XVIII jour de juillet (18 juillet). Lettres par lesqueUes l'archiduc, comte de Flandre, sur l'instance des echevins et bourgeois de la villede Gand, octroie d'etablir une fête en l'honneur de Dieu, de Saint-Georges et du Duc, dans laquelle des prix seront distribués aux vainqueurs du tir a l'arbalète et de lapoème (Rhetorique) cette fête commencera Ie 15 mai prochain pour finis Ie 15 août suivant, elle a specialement pour but de relever la villede Gand de sa pauvreté et ruïne eminente, et de consolider la paix entte elle et la Flandre et les pays circonvoisins. Ingevolge deze akte zou het Groot Schietspel dus moeten plaatsgehad hebben in 1498. We betwijfelen of de hier vermelde datum wel juist is. In haar boek vermeld mevr. Moulin-Coppens op blz 108: De wettelijke afschriften ervan werden door de stad Gent verzegeld "onder den zeghele van lakene (lak) den XVII dach van Lauwe (januari) 1497. We zien niet goed in hoe er reeds een afschrift kan gemaakt wordenvan een akte die op dat ogenblik nog niet bestaat. 3) Die excellente cronijcke van Vlaenderen, Antwerpen 1531, Cap. LXX, fo CCLXXXIX : Die schoone incomste der Schutteryen te Ghendt geschiet int jaer duysent vier hondert ende XCVIII den twintichsten ende eenen twintichsten van Meye by diveersche steden/ so ghi hier hooren sult/ gestelt in properder rethorijcke. DavidMAES
73
VORIGE JAARGANGEN VAN "GHENDTSCHE TYDINGHEN" Nog verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad: Jaargang 1973 nrs. 11-12 1976 nrs 2-3-4-5-6 1977 nrs 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1978 nrsnihil 1979 nrs 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1980 nrs 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1981 nrs 1-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 nrs 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal nr) 1983 nrs 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1984 nrs 1-2 +volledige jaargangen Prijs per afzonderlijk nummer Prijs per volledige jaargang
50fr 250fr
Gentse stadstrams en -bussen (Lode Hoste) Prijs per boek : lid (250fr)- niet lid (350fr) + port 30fr. Tijdschriften/ofboek kunnen afgehaald worden elke zondag, van 10 tot 12 u, in het Documentatiecentrum (behalve in juli en augustus en wettelijke feestdagen). Portkosten bij betaling op postrekening: Tot 2 nrs 13fr Tot 4 nrs 26fr Vanaf 5 nrs 40fr Volgende heruitgaven zijn nog verkrijgbaar: -Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata' 100fr (1ste uitgave door Hondius) - Plattegrond Gent 1796 door Goethals (identiek aan origineel) 100fr Plattegronden dienen afgehaald te worden in het Documentatiecentrum (geen postverzending) De Bibliothecaresse, Van Geluwe-Eggermont A. 74
INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE- FICHE NR. 85 Op 22 november 1897 stelde Victor Vander Haeghen in de Franse taal, in de rubriek "Burgerlijke bouwwerken- Graslei- XVIIe eeuw (1698)" een fiche op over
HET KORENMETERSHUIS In december 1697 vroegen Jan Poelman en André Smacke, eigenaars van het Coorenmetershuys, de toelating om de "houtenengevel''van hun huis te mogen slopen ten einde hem te herbouwen in steen (1), overeenkomstig het plan gevoegd bij de aanvraag. De toestemming van de schepenen de dato 14 februari 1698 schreef voor dat de ingangstrap niet meer dan dertig duimen mocht uitsteken en dat het verboden was banken te plaatsen langs het huis. Men herbouwde terzelfdertijd een deel van de zijmuur op de hoek van het straatje. Deze merkwaardige gevel- vrijwel ongeschonden tot wanneer hij onlangs bedekt werd met een laag kalkmelk- is in baksteen; a1 de versieringen zoals de vensteromlijstingen, sierlij sten, geveltrappen en sculpturen zijn in witte steen. Boven al de vensteropeningen zijn bas-reliëfs ingewerkt die nog bijna volledig waren wanneer men er enkele jaren geleden een foto van maakte van tamelijk grote afmetingen die bewaard wordt in het Stadsarchief. Het bovenste deel van depuntgevel wordt ingenomendoor een ovaal venster waarvan de guirlande ondersteund wordt door twee voluten; De bekroning van de nok is verdwenen : men weet dat, volgens het oorspronkelijk plan, het een vaas was in Loctewijk XIV-stijl. Het plan toont ons ook dat een cartouche de datum droeg: 1698. Het inwendige van het gebouw, dat veel ouder is, heeft gediend als graanstapelhuis. Vandaar de brede proporties van de gevel waarvan het algemeen uitzicht nogal abnormaal schijnt voor een huis van het einde der XVIIeeeuw. Er dient opgemerkt dat deze gevel moet gestaan hebben naast een huis gebouwd in een periode waann het straatniveau aanmerkelijk lager lág. Stadsarchief. Huizen (aanvragen, vergunningen, plans), reeks 535. (1) "Ende in deselve plaetse te doen maecken eenen nieuwen steeoen gevel."
75
Afb. 1. Ontwerp Korenmetershuis . (Foto Stadsarchief).
76
Afb. 2. Korenmetershuis. Foto die de fiche van 1897 illustreerde. (Foto Stadsarchief).
77
NEGEN GEPENTEKENDE STANDBEELDEN De Gentenaar kijkt graag omhoog naar zijn standbeelden. Dat soort "ubris" of "narcisme" is wel een westerse trek. Er zijn in Gent een aantal gevelplaten voor de mindere goden. Om het jaar 1900 verschijnt het boek: Onze Standbeelden (1) dat 9 gepentekende standbeelden laat bekijken. Het zullen wel de belangrijkste van het toenmalige stadsbeeld zijn geweest. Het boek is niet voorhanden in de bibliotheek van de R. U. G. Het pendant over Antwerpen en Limburg wel. De schrijver Alphonse Vermast was toen geografische, historische en taalkĂ&#x203A;ndige werkjes aan het publiceren. Zijn voornaamste publicaties liggen tussen 1890 en 1910. Hij was een strijdende taalliberaal van zijn tijd. Vermast publiceerde vooral voor het onderwijs. Zijn publicaties zijn vrij talrijk geweest. (2) Alfons van Neste was de tekenaar en de omlijsting herinnert aan de Jugendstil of Art Nouveau. Daar "het woord" veld verliest tegenover "het beeld", in deze tijd van de beeldbuis in surdino; zonder dat men de klank beluistert; hebben we gemeend er goed aan te doen, deze platenreeks van 80 jaar oud, eens aan de lezers van G.T. te tonen. Het kan als heruitgave opgevat worden van dit boek dat een hulde betekent voor het Gentse brons, steen en marmer, en dat van andere steden als Aalst, Oudenaarde, enz. (1) A. Vermast in de reeks Nationaal Museum 11. Onze Standbeelden. Gent, Uitgeversfirma I. Vanderpoorten. (2) Zie de steekkaartenreeks op naam van Alphonse Vermast in bibliotheek van R.U.G.
P. VLIEGHE
78
DE VIONE -QUYO 1863
jACOB VAN ARTEVELDE 79
]. DILLENS, 1886.
- - - - - ---
-- -* · - -- - ·--·-· - · -
--···
METDEPEN NI NGEN
•
80
Gent , 1799- 1881
P. D.E VIGNE.
Ll EVEN BA UWENS 81
HIP P . LE ROY & A. M-"'CHAND, 1899
GRAAF KAREL DE KERCHOVE 82
VAN HOUTTE Yper 1810 Gent 1876
83
HAMBRESIN.
DOKTER GUISLAIN 84
I. DE RUDDER, 1000.
JAN-FRANS WILLEMS Bouthout 1193 Gent 1846
85
HIPP. LE ROY .
KAREL MIRY Gent 1829.1889
86
G. MINNE.
GEORGES RODENBACH Doornik 1855
Parijs
87
I~
BRIEF UIT ARGENTINIE Anno 1889 Op 21 Januari 1889 geschreven en naar zijn geboortestad GENT gestuurd, door de daar verblijvende echte Gentenaar VERZELDER, Charles, Lowis. Met Kerstdag 1888 zijn héél wat moedige Gentenaars- gelokt door schone slogans- en in de overtuiging dat Midden en Zuid Amerika het "ware land van belofte" ging worden, per ZEILSCHIP naar die verre ongekende streken afgevaren . .A1s ze daar aankwamen na een lange, droeve en gevaarvolle zeereis, was het voor die moedige mensen één grote teleurstelling. Velen zijn er gestorven van heimwee en verdriet naar hun familie en hun vaderland. Onderstaande liedje(s) werden in die periode duchtig gezongen om aldus "volk te ronselen voor het verre Amerika" Wie gaat ermee naar VIRRAPA! (1) daar moeten wij nie wirke! eten endrijnken op ons gemak en ... slapen gelijke virke!! Aria uit : "Lucia di Lammermoor". ARGENTINA! in Uw schoot moet ik mij werven (inburgeren) of anders moet ik hier (in België) van honger Sterven!! (1) VERAPAZ : Is een provincie in de Republiek GUATEMALA in Midden Amerika. De Filippinestraat; de Bevelandstraat en de huidige Muidelaan te Gent, werden door de oude Gentenaars VIRRAPA genoemd, omdat er van die wijk véle inwoners naar het onbekende verre Amerika vertrokken zijn.
Buenos Ayres den 21 januari 1889 Beminde Ouders Nu dak ik zoo ver van U verwijdert ben en mijn ge boordelant ver Jaden hebt die kom ik U hier met de eerste gelegenheid dak ik genomen hebt van shrijven mijne reis ken baer de maken gij weet wel Beminde Ouders als dak ik ver troken ben Den 25 December uit Antwerpenaar fleishijgen (1) Van 88
fleishijgen al door de midelanshezee (2) Waer wij noch al wat sleiebt weder gehad heben die veele menschen anpaselijk (3) heeft gemak (4) dot in spanen (5). in spanen (5) an gekomen Daer heben wij stil gelegen heben van de kapiten (6) van het sheep (7) ver loof (8) ge kregen van an lant de gaen en de staat de gan bewandelen die ons Veel vermak an deed want spaennen (9) is een staat van bergen en rotschen hoog en lang en daer heben wij 24 huren stielgelegen om pasagiers op de doen en van daer zijn wij gevaeren langs de kusten Naar de staat St Marien heben wij ok stilgelegen 14 huren (10) lang en van daer zijn weder gevaeren naer de staat Shandinckon (?) en daer in een geweldig sleiebt weder meenden wij dat het ons laetste was maer na 6 dagen is de wint (11) gezanzeerd (12) en wij zijn inet goede koeruuze (13) vooruitgetrooke en ons koeiers (14) met dingen (15) laegen van onder in de boot te swemen (16) en ons dingen (15) was almal voort (17) en root (17) het viel vaneen gelijk stront en wij waeren er de sleichste mee. en zoo zijn wij verder gevaeren naar de staat Cordoba en van daer naer de staat Mondevideo (18) zoo dus beminde ouders dat zij nu al de steeten (19) waer wij stilgelegenhebenen van Mondevideo (18) zijn wij gevaeren naer de staat Buenos Ayres (20) waer ik an lant ben gekomen met een goede gezantheit gelijk gij mij gezien weggaen hebt in Gent en van daer zijn wij gegaen naer ons hotel Die bestemt waes voor ons dat wanneer ons 5 dagen uit waeren wel de verstaen (21) hotel genoemt maer het is een kerk juist gelijk op St pieders plein (22) staat als het voor (23) is Want daer ga noogh al veel voolkt (24) naer doe om de beesten doemen (25) dezien doenMaerin ons hotel zoe (26) het volkt uitloben (27) als zij die week luissen (28) zien doemen doen Want gij kunshe (29) daer op de beidens (30) die van planken gemaekt zijn (31) met geelle (32) shupen (33) op sheppen zoo dus beminde ouders gij kunt wel dijnken hoe zij het volkt neblintdoek (34) andoen om het volkt naer ginder de dreke"f1 (35) niet dat het slsicht is van werkt werk genoeg voor menshen Die al leen zijn waent tis duur Want de levensmidel die wij in eurropa heben die is in Buerios Ayres ook maer nocht zoo duurre ofin eurropa Want gij kunt niet dijnke uitgenomen het flees dat kan nog zijn en an gande (36) wonbuissen (37) die zijn ginder niet om krijgen want het zijn maer kamers Die ginder kunt krijgen en dans zijn het nog maer voor twee menshen en dan mogt gij noch geen kinderen bij u heben in sleichts (38) van al is nog als dan zij noch geen vuur mogen maken op die kamers voor uw eten te maken nog niet wasehen (39) want het moet al buiden (40) gebeuren en daer be tal (41) gij noch het minste van 60 tot 90 frank in de mand (42) en een mand (42) op voorbant en het is daermee Dat al die huis houwens (43) al de maer naer den buiden (44) gestoken worden en dat zij in Buenos Ayres niet kunen blijfen en de eenen lans hier en de ander lans daer zeilht (45) Maer ik heb goede Coragie (46) ik ben goed aen werkt bij de metser bij kamiel en Naert die bij mij waes(47) als ik in Antwerpe waes (48)
89
als ik vertrooken ben en ik windaer (49) 8 frank per dach Vansmorgens den 5 hurren (51) dot smidach (52) den elve en van twee dot den 6112 savons (53) de werken gij kunt wel dijnken dat het daer niet goed is want zij betalen daer met papier geild (55) Diehelders (56) niet gad (57) daen in de Brovins (58) Buenos Ayres en dam wij daer op dat geild (55) de neilfht (59) moeden verliezen als wij weder naer eurropa zouwden weder keeren zoo dus Beminde ouders nu gadik (60) heindigen met mijne briefmaer ik zeg altijt in mijn heigen (61) dat het een lot is van eenen mens en ik shep altyt maer goede koeruuze (13) en daerbij sterfik in america ik zal in Gent nie kome stinke doe de Complimenten an mijn zwaeger en an mijne zuster an mijn vrienden als dat ik 4 duissen (62) kilometers van hulder ben in goede gezontteit (63) en ik verhop van hulder het seilfde (64) en als gij weder shrijft gij moucht (65) al tyt maer shrijven als gij ne brief ontvangen hebt van mij want ik shrijft naer de post ik groet hulder uwen zoon Verzeider Charles Lowis
ziet dat is mijn adres
Post Restant Buenos Ayres
Amerik
Deze brief is zo getrouw mogelijk, met inbegrip van de vele taalfouten en het ontbreken van punten en komma's NAgeschreven. Veridarende woorden 1Nlissingen. 2/Het kanaal en de Atlantische oceaan. 3/onpasselijk. 4/gemaakt. SINoordwestkust van Spanje. 6/de kapitein. 7/zeilschip. 8/toelating. 9/Spanje. 10/Uren.ll/wind.12/vanrichtingveranderd.13/goedemoed.14/ koffers.15/kledij e.a.16/tezwemmen.17/vortenrot. 18/Montevideo. 19/al de steden. 20/hoofdstad Buenos Aires. 21/wel te verstaan. 22/St/Pieters plein Gent. 23/als het daar foor is. 24/volk. 25/toeren; kunstjes. 26/zou. 27/ weglopen. 28/wandluizen. 29/kunt ze. 30/op de bedden. 31/gemaakt zijn. 32/volle. 33/schoppen. 34/een blinddoek. 35/te lokken. 36/aangaande. 37/ woonhuizen. 38/slechtste. 39/wassen. 40/op straat-buiten. 41/betaald men. 42/in de maand. 43/gezinnen. 44/naar de voorsteden. 45/terecht komt. 46/ goede moed. 47/waren. 48/was. 49/verdien daar. 50/per dag. 51/uren. 52/ des middags. 53/'s avonds. 54/10 112 uur per dag. 55/geld. 56/ergens anders. 57/ongeldig is. 58/provincie. 59/de helft. 60/wil ik eindigen. 61/in mij zelf. 62/naar schatting Zevenduizend km. 63/gezondheid. 64/hetzelfde. 65/gij moogt.
TheoDESMET 90
ONZE GENTSE KEUKENRUBRIEK (vervolg) Maar Keukenpiet had het over ronds-, kalfs-, schaaps-en vooral varkensvlees. Dus hier gaan wij.
De Lever : Lever van alle dieren is erg gegeerd. Vooral kalfs-, varkens- en rundslever. Rundslever, gaar gekookt in de soep, was koud, iri schillekens, tussen de boterham met wat peper en zout, een zeer smakelijk avondgerecht. Verder gaarne gebruikt in een Gentse stoverij. Men kan ook iets beters bekomen door het bereiden van rondslever op de rooster (in dunne schillekens), bestrooid met peper en zout, langs beide zijden lichtekens geroosterd (niet te veel). Wordt opgebracht, twee schillekensop elkaar met tussenin een weinig boter met peterselie bewerkt. Voor varkenslever kan men zowat hetzelfde in aanmerking nemen. Maar het is vooral de kalfslever die zich tot het fijnste gerecht leent, al valt het niet altijd in het bereik van alle beurzen. De meest gebruikelijke bereiding is de gestoofde lever, doorspekt. Men doorspekt de kalfslever met grote stukken spek; men legt hem vier uren in azijn met peterselie, ciboel, laurierbladen, thym, zout. Uit dit mengsel genomen wordt hij gewikkeld in een dunne snede spek "of een geboterd papier en men laat hem een uurken stoven;- wordt opgediend met een saus gemaakt van het sap van de lever met gehakte sjalotjes, vleesnat, zout, peper en fijne kruiden. Men kan ook de lever, met grovere stukken doorspekt, gaar laten worden in een bruine saus, aangelongen met bouillon, een wortel, twee ajuinen, een laurierblad, zout en een weinig peper en (als het er af kan!) een glas rode wijn. Er is ook een derde manier 91
waarbij de lever in schillen gesneden in een pan met heetgeworden boter of vet langs beide zijden bruin gebakken wordt. Met bijvoeging van gehakte ajuin, peterselie en kervel, gestoofd, wordt dan een saus toegevoegd van tarwebloem met water, een weinig bouillon en muskaatnoot; nu nog een tiental minuten laten koken en dan, met in de saus een klontje boter en enkele druppels citroen gemengd (goed roeren) warm opdienen. De kalfslever is bij ons goed gekend in een bereiding met pruimen, die men een uur op voorhand met wat water en suiker zacht heeft laten koken tot dat zij gezwollen zijn en dan een kwartuur in haar sap heeft laten stoven. Een geutje azijn daarbij en saus en pruimen worden rond de op een schotel geplaatste lever als versiersel aangebracht. In het Gentse houdt men ook van gestoofde lever met mals gestoofde rozijnen. Zeer geliefd is ook de kalfsleverpastei; maar dat behoort tot het domein van de charcuterie en zou ons te ver brengen. Er is echter nog een volksgerecht bij uitnemendheid, nu zo goed als verdwenen; de paardelever! Wanneer in vroegere dagen op zaterdagavond of zondag in de cafĂŠtjes der volksbuurten aan de ingang het gekend geluid van het tweehandig vorkje met benen hecht, geklopt op de blikken korf van de venter van paardelever weerklonk,_dan tastte moeder de vrouw onder haar bovenrok in haar "moezelzak" op voorhand naar haar portemonnaie. De venter bood zijn waar, een malsgekookte lever, koud in lange fijne schillen gesneden en terug opeengeplakt, aan met de vriendelijke roep: "de goeie malse lever!" Voor enkele centen kreeg men op een op voorhand gesneden vierkant stuk hagelwit "cassĂŠpapier" een fijn geurende schil paardelever met zout, een lekkernij! Van paard gesproken, menige moeder zal u verzekeren dat haar zwak kind sterk geworden is met een flink "paardenbeefstuk" (al is het een beetje btlmderig) en de herbergiers van tussen de twee oorlogen wekten de dorst van hun klanten op met bij een pint tripelbier een paar schillekens "bloende, echte van Sint-Amandsberg" te voegen. Zo'n klein model kon men aan 't stuk krijgen, vers, mals, aan 2 fr. Waar is de tijd! De Nieren. De rundsnier mag in kleine stukjes gesneden ook niet ontbreken in een echte Gentse stoverij. Wat ook verdere bereiding van de nieren betreft men moet ze, komend van gelijk welk dier, in twee snijden omdat men het hard en onsmakelijk geel vet ertussen moet verwijderen. De nier wordt dan in schillen of in stukjes gesneden, en, af het vuur, een drietal minuten in kokend water met een snuifken zout gelegd. In een braadpan of een kastrol smelt men een stuk boter, men legt de nier er een vijftal minuten in, bestrooit ze met een weinig bloem, voegt er gehakte peterselie, zout en peper aan toe. In het beste geval wordt een afzonderlijk glas wijn (witte of Madeira) er aan toegevoegd. Anders kan zulks worden vervangen door wat citroensap, ook soms sjalotten, ajuin of tomatenmoes, en na het toevoegen van een glas water, een kluitje boter en binden met wat bloem en
92
nog enkele minuutjes stoven kan de nier in haar saus worden opgediend. De Longen : De longen gaan gewoonlijk in wat men noemt de "triperijen" en gaan dus gemengd met maag en andere zaken in de nu zo goed als verdwenen pens. Voor wat de kalfstong betreft kennen wij echter een tweetal gaarne gegeten voorbereidingen : "Ă la matelotte", of met witte saus. In beide gevallen wordt de long veel gespoeld in koud water en half gaar gekookt met zout, peper, azijn, ajuin. In de eerste genoemde wijze komt ze dan, in stukjes, terecht in een bruine saus (opgekomen spek met een lepel bloem en kleine ajuintjes) na toevoeging van een glas wijn, een glas water en een tuiltje kruiden. Men laat het geheel gaar koken. Met witte saus echter worden de stukjes long in een kastrol gelegd om te braden met een klont boter (die niet mag bruinen} een snuifje bloem, wat bouillon, peper, zout, peterselie, thym, laurierblad en ciboel. Bij de halfgaar geworden long voegt men later kleine ajuintjes en kampernoelies. Op het ogenblik van opdienen bindt men de saus met een eierdooier en doet er een geutje azijn bij. Mogen wij opmerken dat onze Gentenaars de longen de naam geven van "lichte lever"! De Maag : In de meeste gevallen komt de maag in de "triperies" of penserijen terecht. Alleen voor de rondsmaag kennen wij een paar goede gerechten: De maag dient natuurlijk allereerst gereinigd en meermaals in kokend water gespoeld te worden. Terug koud geworden kan men ze ofwel gereedmaken zogezegd "nature" door ze verscheidene uren te laten koken met enige schilletjes ajuin, kruidnagels, zout en enkele lepels bloem. Ofwel als fricassĂŠ : vierkante stukjes maag komen terecht in een kastrol met een kluitje boter en wat bloem, aangelongen met vleesnat of water. Na tien minuten koken wordt de saus gebonden met twee eierdooiers, nog wat boter en citroensap; in 't beste geval worden er ook champignons bijgevoegd. Eindelijk kan men ook schillen van de maag roosteren: men draait ze in gesmolten boter met peper, zout, gehakte peterselie. Men bestrooit ze met broodkruimels of chapelure, laat ze dan roosteren tot zij een mooie kleur hebben en legt ze in kroon op een schotel met een Tartare of een Robertsaus. 93
De Uier of Ulder : zie daarvoor "Ghendtsche Tydinghen", 1982- Nr. 4, p. 323. R.V. ('t vervolgt)
NOG STEEDS OVER DE WERELDTENTOONSTELLING 1913 De tweede paragraaf van het artikel EXPO '13 redivivus (G.T. 1983 p. 291) wordt besloten met deze woorden : "ik weet niet wanneer vlijtige handen de schilderijen zonder veel omhaal van hun ramen losmaakten, oprolden en met de laagste dienst expedieerden naar de plaats die hun maar al te zeer bekend was. Vraag me niet wat er van ze geworden is. Als ze nog bestaan, laat ze ¡ontrollen en prevel een schietgebedje." Dat gepreveld schietgebedje schijnt aanboord te zijn want collega Roger van Aerde verstrekte mij een informatie die ik met een waar genoegen wereldkundig maak. Hij deelt me namelijk mee dat een van Gondry's doeken -sedert wanneer?- een veilig onderkomen gevonden heeft in een grote hal van de Rijkswachtkazerne gelegen aan de Groendreef. Het betreft de voorstelling van de inneming van de stad door Loctewijk XIV op 5 juli 1708. M. VAN WESEMAEL
94
JEROOM DUQUESNOY U (DU QUESNOY) EN HET GRAFMONUMENT VAN BISSCHOP ANTOON TRIEST. ledereen die iets of wat afweet van onze kathedraal, kent het grafmonument van de zevende bisschop van Gent : Antoon Triest. De beeldhouwer wasJeroom (hijzelf tekende soms Hieronymus) II, du Quesnoy , de Jongere. Hij stamde uit een geslacht van kunstenaars-beeldhouwers en in mindere mate bouwmeesters, afkomstig van le Quesnoy in Henegouwen. Hij was de zoon van Jeroom de Oude (1571-1641 of_ '43), tijdgenoot van Pieter, Pauwel Rubens, en vanaf 1603 werkzaam te Brussel. Hij maakte in 1617 het beroemde Manneken-Pis aldaar. Frans, de oudere broeder van Jeroom, werd geboren te Brussel in 1594 en stierf te Livorno (It) op 12.7.1643. Antoon van Dyck schilderde zijn portret te Rome in 1621 dat zich nu in het museum te Brussel bevindt. Sedert 1618 werkte Frans voor paus Urbanus VIII, hij verbleef meest in Italië. Van Dyck schilderde er ook dit van zijn broeder Jeroom. In 1643 werd Frans door de Franse koning Lodewijk XIII naar Parijs ontboden om er de leiding van een pas opgerichte kunstacademie op zich te nemen, maar hij overleed te Livorno op weg naar Parijs. Frans genoot de beschermingvan de landvoogd aartshertog Atbrecht die hem in 1618 naar Roriie stuurde waarhij gans zijn verder leven zal blijven, vandaar zijn bijnaam : Francesco Fiammingo- Frans de Vlaming- wat in de kunst een erenaam was, alhoewel Waal van afstamming: En nu,. diegene, waarover het in dit artikel gaat: Jeroom 11, de Jongere, Brussell602-Gent 1654. Na zijn kunst geleerd te hebben in het atelier van zijnvader te Brussel, vervoegde hij zijn broeder te Rome in 1621, enkel negentien jaar oud ~ijnde. Hij werd daarna door de Spaanse koning Filips IV naar Madrid geroepen, maar men weet niets over zijn verblijf aldaar. In 1640 keerde liij terug naar Italië, eerst Florence en daarna Rome. In 1643 vergezelde hij zijn broeder Frans naar Parijs, we weten dat deze laatste, onderweg, stierf te Livorno. Jeroom II werd beschuldigd zijn broeder te hebben vergiftigd, maar dit bleek onjuist te zijn. Frans leed sinds geruime tijd aan een slepende ziekte. Toch maakte Jeroom zich, op een onrechtmatige wijze, meester van de erfenis van zijn broeder. Hij keerde uit Livorno naar Brussel terug en werd er door de landvoogd Leopold-Willem, over wie we verder méér zullen lezen, in 1645 aangesteld als eerste-architekt-standbeeldenkunst en hofbeeldhouwer aan het Hof te Brussel. 95
Afb. 1.
Grafmonument van Bisschop Antoon Triest. (Foto Stadsarchief)
96
Van hem zijn de vier grote marmeren beelden van apostels: Paulus, Bartholomeus, Mattheus en Thomas tussen 1644-1646 in de kerk van Sint-Michiels--Sinte-Gudule te Brussel. Tussen 1645-1648 maakte hij daarbij nog twee apostelbeelden voor de O.L.V.-Kapellekerk. In 1651 een marmeren beeld van Sinte-Ursula in de kerk van Q.L.Vrouw op de Zavel, in 1653 een liggend beeld van SinteMagdalena dat zich nu in het museum te Brussel bevindt en nog andere werken. Als architekt leverde hij ook nog een paar werken. Noch in Italië noch in Spanje zijn creaties van hem bekend. Zijn beroemdste en een waar meesterwerk is de graftombe van Antoon Triest in het koor van de kathedraal. Het monument kan tevens aanzien worden als het eerste barokke beeldhouwwerk in de Nederlanden, gemaakt tussen 1652-1654. Antoon Triest zou, maar zekerheid is er niet, voor het maken van zijn grafmonument het eerst aan Frans gedacht hebben, maar door het overlijden van dié kon dit niet doorgaan en later heeft hij het d~m aan Jeroom, zijn broeder, gevraagd. Wederom vaag zouden de twee putti, beneden aan iedere zijde van de tombe, van Frans zijn, ook het hoofd van de bisschop dat te Rome zou gebeiteld zijn door Frans, naar een geschilderd portret door de bisschop naar Rome gestuurd, en evenals de putti in 1642 gemaakt. De Gentse beeldhouwer: Lodewijk-Pieter van Biesbroeck (1839-1919) zag er een meesterhand in, waardig aan Frans, dat het van deze is zou te zien zijn op plaatsen in de omgeving van de ogen en de neus die ruw en oneffen zijn, niet afgewerkt. Opsteller dezes is het beeld nader gaan zien en heeft daar geen ruwe en oneffen plaatsen bemerkt, wel is het hoofd van een andere soort marmer- iets licht groen- terwijl de rest witter is en schijnt wel, voor zover te zien, op de hals van de bisschop te zijn geplaatst. Wij kunnen misschien daaruit opmaken dat het maken van het monument jaren heeft geduurd. Op het ogenblik van zijn aanhouding zou Jeroom zó verbolgen en kwaad zijn geweest, dat hij de hand afsloeg van het beeld van O.L.Vrouw. Wat zeker is, Karel van Poucke, de eminente beeldhouwer (1740-1802) werd gelast in 1781 om een nieuwe hand te maken. De rekeningen van het Fonds Antoon Triest bevestigen dit. Beide ijzeren traliewerken, het eerste achter de maagd en het tweede achter Christus zijn van de hand van Jan Arens uit 1741. Op te merken valt dat het beeld van de Heilige Maagd gelijkenis vertoont met dit van de Heilige Suzanna door Frans, het bevindt zich in een kerk te Rome. Christus naar een beeld van Michelangelo in de kerk van Sinte Maria Sopra Minerva te Rome. Het grafmon~ment van Antoon Triest is het oudste van de vier in het koor. Het heeft achtduizend guldens gekost. 97
In de uitgebreide Latijnse tekst onder het ligbeeld van de bisschop zien we : "Hoc aqua sacra asperge et immortale Aetemam pace apprecare Et vale." Vertaald: Besprenkel hier voor immer wijwater. Voor eeuwige vrede zult u bidden. En vaarwel. Nu nog, na het eindigen van de kapitelmis die iedere dag begint te 8.45 uur, wordt het ligbeeld van Antoon Triest met wijwater besprenkeld. Daartoe staat bij het grafmonument een emmer met wijwater en -kwast. Er is nog een beeldhouwwerk van Jeroom 11 du Quesnoy te Gent :een kruisbeeld in ivoor, 49 cm op 11 cm, uit een stuk, dat de Stervende Christus voorstelt. Het bevindt zich in de kapel van het Groot Seminarie te Gent. We onthouden ons van verdere iconografie, daar het proces het hoofddoel is van deze kleine verhandeling.
Jeroom du Quesnoy kwam te Gent toe op 6 juli 1654 en installeerde zich met zijn helpers in een kapel van de katedraal als werkplaats. Hij betrok een woning aan de Reep. In de laatste dagen van Augustus liepen er, over hem, ongunstige geruchten rond qua zedenfeiten. De kunstenaar werd aangehouden en opgesloten in het Chastelet. Op 31 augustus werden er twee knapen verhoord : Toussaint Desomere, zoon van een schoenmaker, en Jacob Declercq, koorknaap in de Sint-Niklaaskerk. Ze verklaarden dat J eroom du Quesnoy meerdere malen erge zedenfeiten op hen had gepleegd, in zijn huis aan de Reep en ook in een kapel van de katedraal. Dezelfde dag werd de beeldhouwer ondervraagd, hij verklaarde te Brussel geboren te zijn, tweeĂŤnvijftig jaar en ongehuwd, tWee maanden te Gent te zijn om er het grafmonument te maken van de bisschop. Hij loochende, met stelligheid, de feiten. Op 1.9.1654 werd Jeroom in tegenwoordigheid gesteld van beide knapen, hij loochende opnieuw maar verklaarde wel dat hij beide jongens in zijn werkplaats in de katedraal had ontvangen, maar enkel om potloodschetsen van hen te maken, namelijk armen en borst; wat de knapen ontkenden. Op 3 september moet hij in het Chastelet op de pijnbank, onder de tortuur verklaarde hij wĂŠl schuldig te zijn en bekende de feiten zoals door de knapen werden verklaard : pederastie, in die tijd zegde men sodomie.
98
Afb. 2 Jeroom Duquesnoy. Gravure gemaakt door de Engelse artiest Richard Broockshaw naar een portret in Rome geschilderd door Antoon Van Dyck.
Onnodig te zeggen dat een bekentenis onder pijniging, rechtskundig geen enkele waarde heeft. Zelfs schepenen en beul zouden op die wijze feiten bekennen die ze nooit hadden gedaan . Keizer Jozef-U van Oostenrijk, een verlichte geest, heeft in onze streken aan deze onmenselijke praktijken een eind gesteld. De bekentenis op 3 september betekende voor de verdachte de doodstraf. Op dergelijke feiten stond de hoogste straf. Nu werd alles in het werk gesteld om de kunstenaar te redden. Er werd zelfs beweerd dat Michelangelo Buonarroti (1475-1564) , de gekende Italiaanse kunstenaar van dezelfde feiten was beschuldigd geweest, maar door tussenkomst van paus Julius II (1503-1513) werd gered. Op 17 september steunde zelfs Antoon Triest een smeekschrift dat inhield Jeroom naar Brussel te sturen om er te verschijnen vóór de private raad van de koning en de doodstraf die hem te Gent wachtte om te zetten in levenslange hechtenis om du Quesnoy voor de kunst niet te laten verloren gaan.
99
De bevoegdheid van de schepenbank van de Keure van Gent werd door de kunstenaar betwist. hij verklaarde dat hij als architekt en kunstenaar van Zijne Majesteit de koning, onderworpen was aan de rechtspraak van het Hof te Brussel. Daarop gaf de raad te Brussel een ongunstig advies en verklaarde dat de rechtspraak van de rechtbank van Gent wettig was en diende uitgevoerd te worden .. "Un chastoy exemplaire afin de couper par sa racine, ce mal que se va en glissant et serpente parmy Ie monde". Dit gebeurde op 22.9.1654 en de aartshertog-landvoogd Leopold-Willem ondertekende met :"Me conformo in tutti". - Ik ben in alles akkoord. Op de dringende vragen om genade die hij uit alle hoeken en kanten kreeg, antwoordde de landvoogd : "Doleo miserahilum casurn amicè mei, sed fiat justitia." - Het ongelukkig geval van mijn vriend doet pijn, maar dat het gerecht zijn loop hebbe. De beslissing uit Brussel kwam te Gent toe op 25 september. Alle hoop was verzwonden. Nög op dezelfde dag kwam uit Brussel een delegatie om een inventaris op te maken van de verbeurdverklaarde goederen van de beeldhouwer te Gent. Dit werd ook gedaan te Brussel in zijn woonst aan de Walenplaats (Place des Wallons). Op 28 september 1654 werd Jeroom du Quesnoy, na een nieuw overzicht der zaak en op advies van de pensionarissen-rechtsgeleerden der Keure : J. van Hamme, J. Penneman, en Parmentier door de schepenbank van de Keureen in tegenwoordigheid van de hoogbaljuw-in de Pacificatiezaal van het stadhuis -veroordeeld om op de Koommarkt aan een paal te worden geketend, eerst geworgd te worden en dan zijn lichaam te verbranden tot as en al zijn eigendommen verbeurdverklaard. Het vonnis was zó gelibeHeerd: "Omme dieswille dat ghij Jeronimus du Quesnoy u soo verre hebt vergheten van op diversche plaetsen ende te diversche stonden te commetteren het crime van Sodomie, recht doende condempneren u up de Cooremerct deser stede aen eene stack ghecoort ende verbrandt te woorden in asschen." Hier is geen spraak van een voorafgaandelijke worging, alhoewel dit wel op de kaft van het gerechterlijk dossier- in het archief te Gent- staat geschreven. De executie, zoals gewoonlijk na de uitspraak, gebeurde nog dezelfde dag door de Gentse beul: Gerard van Wassenburghen zijn knechten. Waren daarbij tegenwoordig: twee afgevaardigden-schepenen van de Keure, die toezagen te zamen met de stadspensionarissen en klerken van de bloede, vanuit de geopende vensters van het huis "de Olifant". De hoogbaljuw met zijn lange, witte roede in de hand- teken van zijn waardigheid en gerechtte paard met zijn hallebardiers- in die tijd twaalf- stonden in voor de orde-
100
dienst, want het volk in dergelijke gevallen was zeer nieuwsgierig en talrijk, ja, soms in kermisstemming! Hoe het gedrag was van de veroordeelde is nergens te vinden, maar hij heeft niet opgehouden zijn onschuld staande te houden, zeggende dat hij enkel tekeningen had gemaakt van beide knapen, zoals reeds vermeld : borst en armen. Nergens vinden we een spoor in het vonnis dat die tekeningen werden gezien. Du Quesnoy werd enkel veroordeeld op de verklaringen van beide jongens. Er wordt gezegd dat de beeldhouwer kort voor zijn executie vroeg aan de schepenen om nog iets te mogen verbeteren aan het grafmonument van Antoon Triest, wat hem werd toegestaan. Hij kreeg een hamer en beitel in handen, maar inplaats van een verbetering te doen, begon hij op het monument te slagen met de hamer, die hem seffens met de beitel werden afgenomen. Toch zou hij erin gelukt zijn de hand van de maagd af te slaan. Noch op het ligbeeld van de bisschop noch elders op het monument zijn er sporen van hamerslagen te zien. Dit zal wel een legende zijn! De voorschepen van de Keure was in dié tijd: Jan Borluut, ridder en heer van Assenburgh. De hoogbaljuw : Nikolaas-Ignace de Beer, ridder en heer van Meulebeke Cabome, Severen, enz. Wat gebeurde er met beide jongens? Er kwam uit Brussel een schrijven van Leopold-Willem, gericht aan de schepenen dat hun aanraadde : "Deux jeunes garçons de este ville, à qui nous semble soubir très humbie correction. Nestre tolterabie sans punition, consigne pour exemple aux autres". Zoals we weten had Antoon van.Dyck te Rome de portretten geschilderd van de gebroeders du Quesnoy in 1623. Dit van J eroom werd in 1779, nagemaakt in gravure, door de Britse kunstenaar Richard Broockshaw en te Brussel uitgegeven. Eronder staat, in Latijn, vermeld : "Hic ille est quondam fratri vix in arte Felix! Infelix attamen igne perit Non periisse, abüsse scias, sua fama celebris. Arte Manet : rediit, nam redivivus ades." Vertaald als : Hier met zijn broeder, met moeite, in kunst verschillend. Gelukkig! Ongelukkig stierf hij door het vuur. Stierf niet, teneergedrukt moet u weten, zijn beroemde faam. Sterk blijft, het dient gezegd, want wie herleeft is tegenwoordig. Het betreft hier een lofspraak op de kunstenaar J eroom du Quesnoy. Ridder Karel, Loctewijk Dierickx, de geschiedschrijver over Gent, vermeldt 101
dat de dag na de executie er genade kwam uit Brussel, dus te laat. Dit is zeer onwaarschijnlijk. Elke terechtstelling op de Koornmarkt was door een paar schepenen-afgevaardigden verplicht bijgewoond, met anderen van het stadsbestuur en hoogbaljuw of onderbaljuw. Ze namen plaats aan één of twee vensters van de eerste verdieping aan de straatkant, geopend of niet, dit laatste gedurende de winter, van het huis "De Olyfant of Oliphant" . De eigenaar kreeg daarvoor van het stadsbestuur een vergoeding. Uit een foto van 1890 blijkt dat dit huis moet gestaan hebben, waar in die tijd de herberg stond: "Maison du Commerce" tenu par J. Piens, en waar nu het huidige postgebouw staat, kant Hazewindstraatje, dat veel namen heeft gekend. Er was nog een huis tussen : "het Hazewindeke". De "Olifant" stond juist neven het Chastelet. In de stadsrekening is er een vermelding : "Betaelt den proprietaris vanden huuze ghenaempt "den Oliphant" up de cooremerch XX schellingen, Grooten (gelijk aan een pond Vlaamse Grooten, wat zeerveel was), ten eausen dat schepenen vandenkeure up de voorcamer vanden selven huuse aensien hebben de justitie te lekent men alsmen up de selde march justitie doet." Stadsrekeningen uit 1668-1669. Gedurende die executies serveerde de bewoner drank en soms iets te eten aan de schepenen en de anderen, in de vergqeding begrepen. Aan de Vrijdagmarkt waar de meeste terechtstellingen plaatsgrepen, vervulde "het Tooghuis", dat nog andere bestemmingen had, dezelfde rol. Er wordt over het algemeen aangenomen dat de personen vreemd aan Gent op de Koornmarkt werden terechtgesteld- uitzonderingen zijn er geweest. De inwoners van de stad op de Vrijdagmarkt, ook uitzonderingen : Hugonet en Humhercourt e.a. bv. Dezen veroordeeld door de Raad van Vlaaanderen op het Sinte-Veerleplein, eveneens met uitzonderingen : Hembyze bv. en nog anderen. Die van de kasseirij van de Oudbug te Mariakerke op het Zandeken waar de driepikkel-galg stond. De Keure van Gent had haar galgeveld te Meulestede. Occasioneel gebeurden er in de stad, elders, ook terechtstellingen, zoals op de Hoofdbrug - foutief is Onthoofdingsbrug - tot aan het midden van de zestiende eeuw ; de Rode Toren wààr van boven af, vrouwen in een zak, levend in het water werden geworpen en het kerkhof omheen de Sint-Jacobskerk waar vrouwen, verdacht van hekserij, levend werden begraven. We weten dat de schepenen, tegenwoordig bij de executies met de anderen : hoogbaljuw en onderbaljuw, hooggeplaatste ambtenaren der stad en misschien ook nog andere schepenen met stellig zeker de voorschepenen van beide banken, de avond van de terechtstelling een overvloedig banket 102
hielden- eten en nog meer wijn- om van hun opgelopen emoties te herstellen! Dit gebeurde vanaf de tweede helft van de zestiende en de ganse zeventiende eeuw in het stadhuis : de huidige Ledenkamer of CommissiezaaL Die feestgelagen noemde men : "de Banquetten vanden Crime". Onnodig te zeggen dat in een grote stad zoals Gent de schepenen en anderen dikwijls emotief waren, om daarna gemoedelijk aan de dis te zitten en mekaar moed in te spreken.
BmLIOGRAFIE
-Gent, Duizend jaar Kunst en Cultuur. Deel I 1975. - Winkier-Prins Tome VII Elsevier, Amsterdam en Brussel1950. - Les MusesTome VI Erasmus, Brussel Antwerpen. - La Belgique Judiciaire 1895 p. 640. - Memorieboek van Gent 1654 p. 203-204. S.A.G. -Sententies 1654 Reeks 215 S.A.G. - Inventaire Archéologique de Gand XVIIe siècle 1642-1645 fiche 214-215 15 juin 1901. S.A.G. - Biographie Nationale. S.A.G. - F. de Potter: Gent van de Oudste Tijd tot Heden.
Alfons DE BUCK
TROUWE LIEFDE Dat de 'Ghendtsche Tydinghen', het tweemaandelijks tijdschrift van de "Heemkundige en Historische Kring Gent" alhier en elders graag gelezen wordt, bewijst, dat dit meer dan tienjarig Gents informatieblad aan een werkelijke behoefte voldoet. Buiten de tekstschrijvers, die ons blad sieren door hun kennis van, en hun liefde voor het Gents verleden, tellen wij talrijke leden die, jaar in jaar uit, lezers aantrekken, ons oude nummers of boeken schenken. Eén van hen, is Theo De Smet, wonende te Gent, Eendrachtstraat 43, die in de loop van enkele jaren, niet minder dan 32 nieuwe leden heeft aangebracht en hiervoor van ons bestuur een gulle felicitatie verdient. Een record dat niet licht zal gebroken worden. Wie volgt onze Theo op? R.V.
103
IN MEMORIAM: RUDOLF VAN OOST Een mens van goede wil. Niet onvoorzien overleed in een Gentse kliniek een van onze trouwste leden die sedert jaren onze werking steunde en steeds bereid werd gevonden zijn ervaring en werklust voor het welzijn van onze kring in te zetten . Hij was amper twee en vijftig jaar oud, nog levenskrachtig, maar ondermijnd door een slepende ziekte die , hoe paradoksaal ook, zijn moreel niet scheen aangetast te hebben. Rudolf Van Oost was een schone natuur , verstandig en menslievend , die veel vrienden telde en het leven lief had . Onze kring betreurt vanzelfsprekend het heengaan van een lid, waarop nooit vergeefs beroep werd gedaan . In alle omstandigheden gedroeg hij zich als een vriendelijke, welwillende en gelukkige man. Nochtans leidde hij een eenzaam leven, maar had steeds de kracht de zon op te zoeken en de schaduw te ontwijken. Sedert jaren had hij zijn beroep van technisch tekenaar moeten opgeven wegens een ziekte die hem uiteindelijk het leven zou kosten. In die periode van wankelende gezondheid heeft hij veel moed aan de dag gelegd om aan zijn leven een zin te geven. Zรณ behaalde hij het diploma van toeristische gids dat hem toeliet zijn liefde voor Gent aan vreemdelingen over te dragen en zijn nieuw geluk te beproeven. Zijn belangstelling voor het Gents patrimonium was groot en doelbewust. Hij liet nooit na historische en folkloristische werken te kopen, vergaderingen bij te wonen, tentoonstellingen te volgen, mensen te ontmoeten, informatie in te winnen om zijn culturele kennis te verrijken, om zijn bestaan te kleuren en zijn vrije tijd goed te besteden . . Genadeloos heeft de ziekte over zijn verdere levensloop beslist, maar die beproeven de jaren werden echter verzacht door de sympathie van vrienden en kennissen en door de balsem van de weetgierigheid. Hij is gestorven met het besef, dat hij niet nutteloos had geleefd, de echte vriendschap had gekend, maar door het onverbiddelijk noodlot werd geveld.
104
Beste Rudolf, rust nu in vrede. Wij gunnen u die rust, want u waart een mens van goede wil.
R.V.
BIBLIOGRAFIE In de prachtige serie "Gentse Kunstschatten" is nu een 3de boek verschenen. Herinneren wij eraan dat het le gewijd was aan de Trapzaal van het Hotel Van den Meersche en het 2e aan de Predikstoel van de Heilige Kerstkerk. Het nu verschenen werk belicht, aan de hand van 71 prachtige foto's, het Hotel Falligan dat terecht een "hoogtepunt in de Gentse rococokunst" wordt genoemd. Hoewel voornamelijk een "kijkboek"- dat was trouwens de bedoelingbevat het toch een gedetailleerde uiteenzetting in het Nederlands, Frans, · Engels en Duits. De foto's werden gemaakt door Didier Verriest en Mevrouw Marie Frédéricq-Lilar; de kunsthistorische inleiding is van de hand van laatstgenoemde die, het is algemeen bekend, kan beschouwd worden als DE specialiste van het Hotel Falligan. Algemene conceptie : Dr. Célestin Jans. Het boek kost 575 fr.Dat is misschien niet weinig, maar als men het uitrekent komt dit op 8 fr. per foto en zó bekeken is het dan toch zeker redelijk. Te bekomen bij de Uitgeverij-Drukkerij Hoste-Staelens, Galgenberg 2527teGent.
H.C.
105
LEZERS SCHRIJVEN ONS De Heer François Zenner schrijft ons : "Naar aanleiding van het artikel gewijd aan "De Verenigde Werklieden" in het Nr. 5 van "Ghendtsche Tydinghen", heb ik het genoegen u mijn enig exemplaar van het affiche te schenken welke ik in 1948, jonge student 3e jaar Sint-Lucas, tekende voor deze vereniging. Ik leerde die vriendelijke mensen kennen en ontmoette ze regelmatig in "De Roode Hoed" in 't Klein Turkije waar ze over een zaal beschikten om hun repetities te houden en waar ook geregeld studenten kwamen." Hij voegt er aan toe : "Dat was mijn allereerste opdracht voor een affiche ... en is wel merkbaar." Verder doet hij ons opmerken dat wij destijds in een artikel (dat wij niet terugvinden) verkeerdelijk 1950 opgegeven hebben als jaar waarin het Gravensteen ingenomen werd door de studenten. Het was in november 1949, zegt hij, en hij kan het weten want hij was ooggetuige. Dat klopt, deze historische datum is: 16 november 1949. Wij danken de Heer Zenner hartelijk voor zijn gift die wij zorgvuldig bewaren in ons Documentatiecentrum. Voor onachtzame lezers toch nog even vermelden dat de Heer Zennerdoor velen beter gekend is als "FAF" en dathij de man is die de geestige tekeningetjes maakte die "Onze Gentse Keukenrubriek" illustreren, dat hij de mede-illustrator was van het boek "Le dernier siège du Chäteau des Comtes" en dat hij nog steeds actief is (o.m.) als cartoonist van het "Informatieblad" van "S.O.S. GENT". OPROEP AAN ONZE LEZERS
Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 u. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u vooraf voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A. 106
Affiche in 1948 ontworpen, ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van "Les Ouvriers RÊunis" door student François Zenner.
107
VRAAG EN ANTWOORD Op de vraag van de Heer Walraedt over de "Leugemeete" (Gh. Tyd. 1984Nr. 6- p. 385) kwamen verschillende antwoorden binnen. De Heer Danny Dobbelaere schrijft : Het sumiereverhaal van de Heer Walraedt verbaasde mij enigszins, daar over de "Leugemeete" wel enige beschrijvingen bestaan, onder meer : 1. L. LIEVEVROUW-COOPMAN, Gents Woordenboek, Gent 1974, deel2 (Ka-Sch)- blz. 779. "Leugemeete. v. 1. Leugenaarster. 2. Volksnaam, in de XVIIe eeuw gegeven aan het Godshuis vanS. Pauwel en S. Jan, ten Spriete, bij de Brugse poort, omdat daar een uurwerk hing dat nooit het juiste uur aangaf. Nota : (1663) Daer zijn oock binnen deze stede zeven publijcque orologien, als ... Endezevensteen leste horologie is die van St.-Jan ende Pauwele, geseit de leugemeete ande Brugsche poorte. (Pol. Boeck 5, 151)." 2. L. ELAUT, Gentse Ziekenhuizen, Gent 1976, blz. 40. "Voorts was er het Godshuis Sint-Jan en Sint-Pauwel, later als de Leugemeete bestempeld, gelegen in de Brugsepoortstraat, waarvan de schepenen in 1333 "confirmeren de constitutie ende machete". Het verschafte huisvesting aan twaalf arme vrouwen, het heette Sint-Jans-terWaelbrugghe. Het was een burgerlijke, geen religieuze instelling; zij bleef bestaan tot 1844 nadat ze onder het beheer van de Burgerlijke Godshuizen was gekomen; in laatstgenoemd jaar werden de gebouwen openbaar verkocht en werd het een bierbrouwerij." Verder in het zelfde boek van L. ELAUT, Gentse Ziekenhuizen, Gent 1976, blz. 42. "A. Van Werveke. Het Godshuis Sint-Jan en Sint-Pauwel te Gent bijgenaamd de Leugemeete, Maatsch. Vl. Bibliophielen, Gent 1909, 197 blz." 3. F. DE POTTER, Gent van den Oudsten tijd tot heden. Gent 1901, Brussel1975, deelS blz. 460 tot en met 499. Hier vindt men een 40 blz. tellende beschrijving van "Het Godshuis van Sint-Jan en Sint-Pauwel, bijgenaamd de Leugemeete." Op blz. 481 en volgende wordt nader uitleg verschaft over de krijgslieden die afgebeeld waren op muurschilderingen, en die waarschijnlijk bedoeld waren in kwestieuze handleiding waarvan sprake door de heer Walraedt. "Men zag er boven de arcaden verscheidene krijgsbenden die in de 108
richting van het altaar optrokken ... De aanvoerder was de leider van de Witte Kaproenen ... gewapend ... met een zwaard aan de zijde en in de hand eenen handboog of stokken met ijzeren pin en speren (zijn dit niet de zogenaamde piquers?) ... Ik meen hier te mogen aannemen dat het hier degelijk gaat om het gewezen Godshuis Sint-Jan en Sint-Pauwel gevestigd aan de Brugsepoortstraat. Daar men niet kon antwoorden in de desbetreffende touristische diensten is volgens mij gelegen aan het feit dat het gebouw niet meer bestaat. De Heer David Maes antwoordt als volgt en voegt er een afbeelding bij voor publicatie. Ter hoogte van het kruispunt Begijnegracht - Hoogstraat - Brugsepoortstraat (voorheen de Nederhoogstraat genoemd) bevond zich tot 1911 het gewezen godshuis Sint-Jan en Sint-PauweLpe oorsprong van deze liefdadige instelling klimt op tot 1315 en was een van de eerste realisaties van die aard door het "democratische" stadsbestuur van Gent nadat het de macht na de Guldensporenslag had overgenomen van het patriciërscollege der XXXIX schepenen. De bedoeling van het godshuis was in de eerst plaats om er een 8-tal behoeftige vrouwen in onder te brengen. Op de benedenverdieping was er bovendien een zaal bestemd voor "aerme pilgherijnen ende gasten die daer ten herbetghe COD1Dlen sullen". In de winter was er mogelijkheid voor de armen zich aan het haardvuur te warmen en een bord hete soep te verorberen. De kapel van het godshuis stond onder toezicht · van de pastoor van Ekkergem. · In1606 werd op het torentje Van de kapel een uurWerkaangebracht. Volgens de overlevering zou dit horloge steedS hardnekkig het verkeerde uur aangeduid hebben. De Gentenaars die nogal sterk waren in het bedenken van spotnamen (denken we bv: ook aan deMammelokker) noemdèn deze bron.van ergerniS de "Leugemeete", watniet anders.betekend dan leugenaarster. In een oorkonde van 1663 vermeld politiemeester Justo (ofJustus) Billet : "Daer zijn oock binnen dese stede zeven publijcque staende orologien, als ... Ende de sevenste en leste horlogie is die van S3an ende Pauwel geseit deleugemeete and~Brugschepoorte.'; Naderhandwerdde naam Leugemeete niet alleen·gebruikt voor·het uurwerk maar werd ook het ganse god.shuis Sint-Jan enSint-Pauwel erdoor aangeduid. Wegens de góede daden ten voordèle va11 de àrme bevolking werd· de instelling uitermate gerespekteerd zodanig zelfs dat het tijdens de godsdienstberoerten · van de 16de eeuw onberoet;d werd gelaten. Nadat het pand in 1797 verkocht werd kreeg het allerlei bestemmingen tot het tenslotte in 1844 dienst.deed als brouwerij van K. Van der HaeghenDelbecq. In 1846, en de jaren daarna, werd door Felix de Vigne en later door Baron J. Béthune, in de kapel een aantal muurschilderingen ontdekt die van uiter109
j{c,t,ilc1 J.i 1 )'""' H",....._.,,L~tuJ dd t~4rw de. la. po..tt (), ~ ...~. .
.
.
Het Godshuis Sint-Jan en Sint-Pauwel bijgenaamd de "Leugemeete" . (Foto Stadsarchief- Atlas Goetgebuer- L61!1A).
110
mate veel belang waren voor de kennis van de 14de eeuwse Gentse muurschilderkunst. Op de muurschildering waren ondermeer afbeeldingen te zien van de gewapende Gentse neringen uit de 14de eeuw, de voorstelling van Sint-Jan en Sint-Pauwel en de uitbeelding van de Boom van J esse waaronder Loctewijk van Nevers, zijn zoon Loctewijk van Male en zijn echtgenote Margaretha van Frankrijk, neerknielden. Van deze muurschilderingen werden er calques gemaakt die thans bewaard worden in het Bijloke Museum. Nog een pittig detail. De ontdekking van deze muurschilderingen was er de oorzaak van dat er een hevige pennestrijd ontstond tussen De Vigne enerzijds en Van Maldeghem en De Raadt anderzijds, omtrent de nationaliteit, benaming, oorsprong en vorm van het wapen, de zogenaamde "goedendag". Bibliografie : -Frans De Potter, Gent, van de oudste tijd tot heden, deelS, blz. 460 à 499. - 1000 jàar Kunst en Cultuur Gent, 1975, blz. 35 à 41; afbeeldingen van 2 fragmenten van de muurschilderingen. - Archiefgids van het Stadsarchief Gent, Johan Decavele en Johan Vannieuwenhuyse, Gent 1983, blz. 234. - Gids voor Oud Gent, Guido Deseyn, 1984, blz. 392-393. - Afbeeldingen van fragmenten van muurschilderingen in : Ghendtsche Tydinghen 1975 nr. 5, blz. 178; 1979 nr. 1, blz. 26. De Heer P. Verfaillie verwijst naar pp. 392-393 van het boek "Gids voor oud Gent" van Guido Deseyn waarin ook de juiste verklaring te lezen staat. Tenslotte liet ook Mevrouw Spatz ons het correcte antwoord kennen. Vraag van de Heer Femand Stevens. In het Nr. 6 - 15/XI/84 - blz. 357 over het Hotel Olivier Reylof, lees ik : "Steyaert is milder. .. Te Gent, bij Pieter De Goesin." Nu komt de vraag : Ik heb bij een op de prondelmarkt, reeds lang geleden, aangekocht oud gebedenboek uit 1702 een appart gedrukt gebed gevonden met de vermelding "Tot Gend- bij de Weduwe van Miehiel de Goesin, rechtover den ouden Raed in 't Groen Kruys." Ik heb reeds veel navraag gedaan en ben ook eens weest rondneuzen in 't ConventEngelbertus; alles zonder resultaat. Wat ik zou willen te weten komen is: 1) Is er verband tussen de hier vernoemdePieter en MiehieL 2) Een aanduiding van de plaats "Oude Raed en 't Groen Kruys". De Heer Peter Mortier schrijft : Graag stelde ik een lezersvraag in G.T. n.a.v. de eindejaarspuzzeL
111
In vraag 16, die handelt over het Vrouwebroersklooster, stelt de heer Quiz dat de stedelijke charters vóór de voltooiing van het belfort in dit klooster bewaard werden. Dit wordt bevestigd door Guido Deseyn in zijn "Gids voor Oud Gent". Nochtans stellen de auteurs van "Gent, een stad voor alle tijden" dat het bewaren van de charters toevertrouwd was aan de Minderbroeders (en dat de Karmelieten een bescheidener rol speelden). Deze stelling is ook terug te vinden bij F. De Potter. ("Gent, van den oudsten tijd tot heden", deel IV, blz. 229-230). Wie heeft gelijk? Of ligt hier de waarheid ook ergens in het midden? Opp. 293 van Gh. Tyd. 1984- Nr. 5 stelden wij een vraag aangaande de origine, de woorden en de muziek van het liedje "0 Pepita" dat de "Ouvriers" traditioneel uitvoerden bij hun optreden gedurende de Gentse Feesten. Tot onze grote verwondering mochten wij daar geen enkel antwoord op ontvangen. Het is toch niet te geloven dat een dergelijke inlichting, na nauwelijks enkele tientallen jaren, volledig en definitief verloren zou gegaan zijn. Er moeten hier in Gent zeker nog mensen zittten die ons daar meer kunnen over vertellen. Als ze niet graag de pen hanteren, telefoneren mag ook. (Op het nummer 28.56.82). Van de Heer M. Van Wesemael de volgende vraag: In zijn artikel "Plaatsen en Gebouwen waar recht werd gesproken" (Stadsarcheologie jg. 8 nr. 3 p. 11) verklaart de auteur, Paul de Win, zo positief als het kan wat volgt: "Naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling 1913 te Gent werd voor de afdeling 'Oud Vlaenderen' één der pilaren van de Vismarkt op basis van een oude voorstelling gereconstrueerd door beeldhouwer Oscar Sinia en architect V alentin Vaerwyck." We hebben hemel en aarde verzet om in geschriften of op afbeeldingen de precieze plaats te weten te komen waar bedoeld monumentje gestaan heeft. Welke lezer- eventueel verzamelaar- is beter geïnformeerd dan wij en kan die plaats aanduiden? Antwoord a.u.b. bezorgen aan de redactie. Antwoord van de Heer J. Stevens op de vraag van de Heer G. Walraedt in Gh. T. 1984- Nr. 6- p. 385 : Toen in 1966 de gerestaureerde toren van Sint-Niklaaskerk vrij kwam schreef dhr. Marcel DAEM een uitvoerig gedetailleerd, heel deskundig en rijk geïllustreerd artikel over de bewuste 12 beelden.(!) Hij besloot nochtans zijn betoog met de vraag: " ... Welke betekenis moet er gehecht worden aan de stenen figuren? ... of het antwoord moet gezocht worden op het terrein van de architectuur of het terrein van de volkskunde blijft voor ons ook de open vraag ... !!!" In 1960 had Mw. Dr. E. DHANENS in haar merkwaardig inventaris van 112
dezelfde kerk (2) opgemerkt : "blz. 55 ... deze Sint-Niklaaskerk bezat hetmeest onwikkelde beeldhouwkunstig programma van de schelde gotiek ... blz. 59 ... 14 borstbeelden vermoedelijk 1405, zandsteen, circa 140/150 x 60 x 70 cm. bevinden zich op de bovenste geleding tegen de kruin van de toren ... oorspronkelijk waren er 16 ... Men weet niet wat ze moesten voorstellen; misschien ridders of engelen? zij zijn meer dan levensgroot en zijn gevormd van 3 boven elkaar geplaatste stenen : één voor de borst, één voor de hals en het hoofd; één voor de bovenste haartooi. Het aangezicht ... vertoont grote bolle ogen zonder pupillen en een in een brede lach geopende mond. Het hoofd is omlijst met halflange golvende haren. Links en rechts van de tamelijke smalle schouders, bevinden zich overblijfselen van de geplooide armen; het is duidelijk dat de ellebogen tegen de borstkast waren gedrukt en de handen naar omhoog gericht. Het onderste van de borst is in een bladmotief gevat ... Kunnen de werken van 1405 iets te maken hebben met de inhuldiging van JAN zonder VREES en een feestelijke ontvangst te die~ gelegenheid? Welke kan de bestaansreden geweest zijn van die eigenaardige borstbeelden? Het kan haast niet anders of hun opgeheven handen iets moesten vasthouden; - hetzij een stenen element dat verdwenen is, als festoenen of wimpels, of misschien toortsen? blz. 5 ... Vóór de oprichtingvan het huidig Belfort vervuldede Sint-Niklaastoren de functie van Stadswachttoren ... Van 1321 tot omstreeks 1430 kent men stadsrekeningen waarin sprake is van ... wachters." Gabtiel CELIS, in zijn "Bt:schrijving van Gent" vertelt ons (blz. 45) dat : "de werkklok in de toren luidde~ en dat een "oude Kronyke" meldt dat ter gelegenheid van den Doop van Keyzer Karel (den 9 Maart 1500) "eene alleye ghemaeckt es van coorden hooghe in de lucht van 'tupperste van het Belfrood tot aen Sinte Niclaesturre, ende in dese gallerye ginghen lieden inne ende men vierde met lantemen." Wij zijn dus maar ons licht gaan opsteken bij meesterbeeldhouwer Gerard TRIENPONT te ZEVERGEM; want hij is ondanks zijn jeugdige ouderdom een welbekende naam in de Gentse monumentenzorg. Alhoewel zijn grootste werkterrein Sint-Niklaaskerk is, vindt men zijn beelden in tal van bekende historische gebouwenzowel te Gent, Brussel, Leuven, Mechelen, Menen , als in kleinere gemeenten. Hij is een vriendelijke, goedmoedige persoon die graag, met geestdrift en de nauwgezette techniciteil over zijn werk spreekt. Met eenvoudige woorden wordt men in de streng nauwkeurige wereld van de restauratie ingeleid, die hij door en door kentwant hij is ook leraar van de restauratiekursus "Beeldhouwen-houtsnijden" aan het Hoger Instituut Sint-LUCAS te Gent. Voor het maken van die beelden werden drie beeldhouwers door het op113
drachtgevend bestuur aangeduid: het waren dhr. Vic. Timmerman, Robert Coolens, en Maurice Witdouck. Ik werkte toen voor het kunstatelier van dhr. BRESSERS die tevens architekt was van de Sint-Niklaaswerf, en werd gelast een afdruk (gietvorm) te maken van het, in 1958, enig nog bruikbaar eksemplaar. Een afgietsel werd dan ter beschikking gesteld van de gekozen -kunstenaars. Vic. TIMMERMAN was mijn professor in het Hoger Sint-Lucasinstituut en hij heeft mij gevraagd deze beelden voor hem te verwezenlijken. De Balegemse steen, ook wel Ledische kalksteen genoemd, die vroeger gebruikt werd; weerstaat slecht aan de huidige stedelijke atmosfeer en wordt thans vervangen door buitenlandse steensoorten. De meest gebruikte zijn ANSTRUDE en MASSANGIS, twee kalksteensoorten uit Bourgogne niet ver van VEZELAY en AUXERRE. Deze steen is samengesteld uit kalkkogeltjes waarvan de agglomeratie verwezenlijkt wordt door een calcietbindmiddel dat nu eens grof- nu eens fijn korrelig is. Omwille van het hoog calcietghalte zijn zandachtige kalksteensoorten gemakkelijker te bewerken dan zuivere zandsteen. Nochtans hebben deze stenen in onze grote steden en industriële centra zodanige beschadigingen ondergaan dat hun primitief aspekt teloor ging. Door de verbranding van steenkool en koolwaterstoffen, die voor de verwarming van de woningen en de nijverheid worden gebruikt; worden enorme hoeveelheden zwaveldioxyde (S02) en zwavelhoudend roet de lucht ingejaagd. De vochtigheid uit de lucht zet dit S02 langzaam om in zwavelzuur (H2S04) dat de kalksteen aantast. Het werd dus vrije creatie, niet gebonden aan bepaalde personnages maar nochtans geïnspireerd door het bestaande model voor hetgeen stijl, figuratie en geest betreft. De nieuwe beelden bestaan slechts uit 2 delen, de naad bevindt zich in de hals. Meer weet men steeds niet!!! Rond 1405 werden 16 beelden gekapt; hoog(± 42 m.) boven aan de toren gehecht!! t.t.z.; 16 x 3 = 48 gebeeldhouwde blokken steen van ± 300 à 500 Kg elk, hetzij ± 20.000 Kg. Geen spoor van de opdrachtgevers, van de uitvoerders; noch hoe, noch waarom?? Wie en hoe werd de rekening betaald? Echt een geval voor een onderzoeksrechter ... Woar es die zwarte kasse ... Wo ar zijn de boeken van de klerk van de paroche? Als 't giene beton es, tes tons boalegemsche stien!!! Bibliografie : (1) Marcel DAEM : Tijdschrift Federatie voor toerisme Oost-Vlaanderen. Jg.1967 Nr. 2 blz. 30-33. (2) Dr. Elisabeth DHANENS : Sint-Niklaaskerk (Inventaris van het kunstpatimonium Prov. 0-Vl.) 1960. (3) GAB. CELIS (priester) : Beschrijving van Gent 1920. 114
OPLOSSING PUZZEL '84 (Hardnekkig telefoongerinkel) KV- Allo! Sinjeur Quizmaster luistert!
VEEWEE-Hier is de spreekbuis vanG. T. en als 't moet eveneens de uwe. Hoe is 't met de man? Met mij gaat het O.K. 'k Heb u toch uit uw bed niet gerinkeld? KV- Shocking! Integendeel was ik ijverig aan 't luisteren naar de nieuwsbe-
richten en meteen aan 't inventariseren van de recentste rampen, kapingen, overvallen en aanslagen. VEEWEE - Proficiat. Van nieuwsberichten gesproken, hebt ge mij soms geen (heel wat onschuldiger) nieuws te melden? KV - Zinspeelt ge misschien op de puzzelaffaire? Ik mag wel zeggen dat '84
een succes werd. Vierentwintig inzendingen. Geen kleinbier. Op het eerste gezicht allemaal afgeschoten gaaien. Eigenlijk had ik nog de tijd niet ze wat van naderbij te bekijken. Veel te druk met het schrijven van nieuwjaarsbrieven en het aankopen van cadeautjes ... VEEWEE- Ja, maar het is maar dat de geachte heer Collumbien op mijn huiswerk zit te wachten om zijn maartnummer te spijzen. KV- Weet ge wat, ik zal u het pak inzendingen laten geworden. Ge kunt er uw plan mee trekken. Tot later en saluut en de kost.
VEEWEE - Duvelse grapjas! Reeds 's anderendaags was ik in het bezit van de beloofde manuscripten. Inderdaad, de schaar puzzelende Tydinghers hebben ~eh zelf- voor de zoveelste keer- overtroffen. Bravo! Bravissimo! Sommigen toonden een staaltje van hun tekenkunst, anderen riepen de hulp in van een fotokopieerapparaat; de minderheid vergenoegde zich met hun vondsten op een rijtje te plaatsen. De meesten hielden eraan ook hun plakwerk op te sturen. Monnikenwerk. Dat er ook waren die de opgespoorde gëbouwen de revue lieten passeren, mag ik stellig niet onvermeld laten. Straks zet ik ze als tinnen soldaatjes op een rijtje.· Het verheugt steeds de heer Quiz' als correspondenten naar de pen grijpen om met genoemde puzzelfabrikant de degens te kruisen. Bij manier van spreken natuurlijkwant niemand in het stoere Gent is vredelievender dan hij. Ter zake nu. Een puzzelaar merkt in zijn commentaar op dat het gewezen klooster van de geschoeide karmelieten NIET te situeren is aan de Lange Steenstraat, maar integendeel aan de Vrouwebroersstraat nrs. 4-6-8. Daarbij refereert hij aan "Bouwen door de Eeuwen heen" deel4na. · Schrijver heeft vanzelfsprekend overschot van gelijk, maar zoals op de ra115
dio heeft ook inzake die situering ieder zijn waarheid. Ziehier waarom master Quiz' de voorkeur aan de naam Lange Steenstraat gaf : in de eerste plaats om de puzzel niet TE moeilijk te maken, maar vooral omdat de man in de straat- weliswaar vroeger meer dan nu- het klooster slechts bekend was omwille van het feit dat het aan twee musea jaren lang een veilig onderdak verleende: primo aan het Museum voor Oudheidkunde (1884-1925), "Le Musée d'Archéologie, rue Longue des Pierres no 14 établi dans l'ancienne église des Carmes chaussés" (sic), uit Gand, Guide illustré; "Musée d' Archéologie et de Folklore ... église conventuelle des Carmes chaussés, rue Longue des Pierres", uit Promenades à travers Gand, door 0. v. d. Castyne. Secundo aan het Museum voor Folklore (1932-1962), "gelegen aan de Lange Steenstraat op de hoek van het huidige Vrouwebroersstraatje", uit Gent, geïllustreerde Gids. Wat meer is, in dezelfde bron door schrijver aangeboord, lees ik : "Het middengedeelte van de Lange Steenstraat wordt ingenomen door de kloosterkerk, pastorij en bijgebouwen van het voormalig gebouwencomplex van de Geschoeide Karmelieten." Mag ik er bovendien op wijzen dat een hoekgebouw bij voorkeur genoemd wordt naar de voornaamste van zijn aangrenzende straten? Dit alles neemt echter niet weg dat 's schrijvers theorie in niets dient onder te doen voor die des heren Quizmasters. Betreffende een nog ander punt oppert een tweede correspondent een twijfel. Hij verklaart namelijk over tegenstrijdige gegevens te beschikken aangaande de bewaarplaats van de stedelijke charters (vraag nr. 16). Onze sympathieke spoorzoeker mag gerust op zijn twee oren slapen : die charters berustten inderdaad een hele tijd in het minderbroedersklooster. Ziehier wat Dr. Decavele, stadsarchivaris, ons over het geval meedeelt : "De charters werden sedert de 13de eeuw door het College der XXXIX toevertrouwd aan de hoede van de ririnderbroeders, in hun klooster op de plaats waar thans het justitiepaleis staat. In 1401liet de Magistraat ze overbrengen naar de gelijkvloerse zaal van het belfort", uit Archiefgids, deel I, Oud Archief, p. 9. Er is nog iemand die op beide oren mag dutten. Jawel, beste heer, het Pesthuis, thans kazerne, ligt wel degelijk aan de BrusselsepoortstraaL Eerst en vooralliegen de straatnaamborden er niet om, en als ge het duidelijk en correct plannetje opp. 259 van G.T. even wilt bekijken, zult ge hopelijk wel overtuigd zijn. Dezelfde correspondent die een methodisch iemand schijnt te zijn, beschrijft uitvoerig de werkwijze die hij aanwendde om zijn speurtocht tot een goed einde te brengen. Dat is net Quizmasters gading! "Du choc des idées" zei bokskampioen Georges Carpentier destijds- warempel geen kerstekind in het schokken en knokken - jaillit la lumière". Aan die wijze uitspraak zal Quiz' beslist gedacht hebben toen hij de bolwassing moest ondergaan die hem door een heel strenge doch oordeelkundige meneer toegebracht werd. "Ge spelt Koophandelsplein zonder S. Dat is 116
fout. Ge hebt u te houden aim reglement en orde". Onze Quiz' werd dan ook door de voltallige redactieraad op het matje geroepen waar hij natuurlijk niet anders kon dan zijn ongelijk te bekennen. Dat de arme man de kluts kwijt geraakte en met de mond vol tanden stond hoef ik u niet te bezweren. Op zijn eerstecommuniewoord beloofde hij het nooit meer te zullen doen. Hij zal meteen de correct Nederlandse vormen Groentemarkt (zonder N) en Vrijdagsmarkt (metS) op zak steken om alleen nog de reglementaire vormen de eer te gunnen. Doch laten we ons gesprek liever over een andere boeg gooien, of beter "naar onze schaapjes" terugkeren. Wat we bij onze spelers uitermate waarderen is hun sportiviteit, laten we zeggen hun onbaatzuchtige, belangeloze sportiviteit. In een tijd waarin men de mensen dagelijks leert slechts aan meestal banale, geesteloze, idiote spelletjes te participeren, spelletjes waarbij niet zelden buitensporige prijzen naar alle windstreken uitgestrooid worden : verre wereldreizen, dure auto's, kleurenteevees, radioinstallaties, pakken geld- waarom niet tot 100.000 Belgische of Luxemburgse franken?- gelukt G.T. erin vierentwintig dames of heren bijeen te loodsen die er een andere- en frissere-filosofie op nahouden.Dat die rush naar bezit en profijt elk echt zoek- en vindgenot om zo te zeggen tot zijn kleinste gemene deler herleidt hoeft nauwelijks aangestipt. Wat de Tydinghsche spelers betreft, liggen de kaarten geheel anders. Ze spelen om het spel - en daarmee basta - en steken het onder geen stoelen of banken dat ze er een waar genoegen aan beleven en het door G.T. op touw gezet initiatief weten te waarderen. "Iets geleerd over~de Gentse stede ... en tot volgend jaar"- "Het plakwerk heeft ons veel plezier en kleverige vingers bezorgd"- "Was niet te moeilijk"- "Was te gemakkelijk"- "Met plezier deze zeer grote puzzel afgewerkt"- "Nogmaals een dikke proficiat aan onze geachte heer Quizmaster die zich zo inspant om ons jaarlijks~een puzzel van zulk een hoogstaande kwaliteit te presenteren" - "Deze puzzel was nogmaals een. uitstekend middel om onze parate kennis over onze stad te testen. Hij verschafte me enkele gezellige~uurtjes puzzelgenot"- "Met veel dank voor het leerzame spel"- "De puzzel was (behalve het knipwerk) vlug gelegd"- "Met achting, dank en bewondering aari onze heer Quiz' voor deze aangename en zeer leerzame "ontspanning" - "Dat er weer een flinke dosis puzzelplezier was zal wel iedereen beamen. Dat er daarachter een enorm werk zit om zoiets ineen te steken mag toch wel een bedankje waard zijn. Een reuze pluim dus deze keer op de hoed van de heer Quiz" - "Ik vind het jammer dat vooraldoor de al ingevulde letters je bijna niets van de vragen moet oplossen om toch de puzzel te kunnen invullen. Ik zou het een grotere uitdaging vinden wanneer dit niet het geval was" (De dame heeft overschot van gelijk)- "Een waarachtige curieuzeneus wenst te weten wel~ ke kerel schuil gaat achter de naam van Quiz'" (Staatsgeheimen mogen 117
niet onthuld worden. Weet dat het uitsluitend zwart geld is dat die Quiz' voor zijn zogenaamde arbeid opstrijkt: zwarte brieven in plaats van "blauwe". Mocht de fiscus zijn neus in Quiz' zaken steken ... Menig correspondent besluit zijn commentaar met de wens ook in '85 een puzzel gepresenteerd te krijgen. Ik haastte mij poolshoogte te gaan nemen bij meneer de puzzelfabrikant die mij stante pede liet weten dat hij stellig de handen uit de puzzelmouwen zal steken en indachtig de wens van zoveel spelers (en speelsters) hun koers naar de eindstreep met een paar cols van eerste categorie zal opsmukken. Wil dus noteren dat het een FILIPPIENPUZZEL wordt. Een van je welste. Nu iets anders. Waarschijnlijk niet noodzakelijk maar wellicht nuttig - dat blijkt uit meer dan een correspondentie - deel ik het lijstje mee van de op te sporen gebouwen : Armenkamer I Roden Hoed I Museum voor Schone Kunsten I Museum voor Sierkunst I Groot Vleeshuis I Sint-Pieterskerk I
~bOPH~NDELELE\N~PEPEE
5TRAAT•SINTKR15TOFFEL
~T~AAT~~ORTR~K5EPQORT STRAAT•OTTOGR~CHT•NIC
OLA~~OELt~MAECÄERE~~f
I N•POEL0EMARKT•~OOGPO ORT•-NEDERPPLOER•ZANDB E~G•SI~TLIE7EN5P50RT5
TRAAT•BOTERM~RKT•VOLD ER5STRAAT•p1NTEJET~E~ PLEIN•GER~A~ODEDUIVEL
SIRAAT•VEL05TRAAI•51N
~MlCHIEL5PLEIN•KLElNT
uRR~E·B~ussEt~EPo5aT~
TRAAT•GAND~STRAAT•KQR
ENMA~KT•STNTVE~RLEPLE
TN•LANGE5TEtNsTRAAT•v ÄnQAGMÄ~KT•5lNTBA~FSP LEIN•GO 5HUIZENLAAN•G ROENTENMARKT•J~NBREID EL 5 TRA AT. BIJ
118
s
I NT JA
c 0 B5
Bijlokemuseum I sterfhuis i Hotel Vander MeerscheI Minderbroedersklooster I geboortehuis I Lakenhalle I Tooghuis I Grote Sikkel/ woonhuis I Klooster van de Geschoeide Karmelieten I Sint-Jacobskerk I Chastelet I Sint-Baafsabdij I Pesthuis I Geraard de Duivelsteen I Baudeloklooster I Hotel Schamp I Wenemaershospitaal/ woonhuis I Aula I Kapel Schreiboom I Sint-Miebielskerk I Stadhuis. Uitsluitend ten behoeve van die lezers die ofwel niet meepuzzelden ofwel bij 't puzzelen onderweg bleven steken, (de spelers doorgewinterde Stropdragers of Stropdraagsters zijnde- dat bewezen ze glansrijk-), laten we glorieus links liggen, drukken we het rooster af zoals het diende ingevuld te worden en inderdaad ingevuld werd. Wat rest mij nog na het tentoonspreiden van al die wetenswaardigheden aan het klokzeel te hangen? Natuurlijk het wereldkundig maken van de palmares der zegepalmveroveraars (zonder de uitreiking van de /illusionaire/ gouden, zilveren en bronzen medailles). Een voorbehoud : Voor de dames richten we een schanc!paal op : ze hebben zièh feestelijk laten kloppen door het mannevolk : amper ACHT zegepralen contra 16! Foei! We laten eerst de 19 veteranen aantreden: mevr. D. SARTEEL (hèt is haar 12de zege. Bravissimo!); Mevr. R. V ANDERHAEGEN-VANDENBOSSCHE; Mevr. CHR. VAN WINCKEL (van allen de vlugste. Nauwelijks 24 uren na het verschijnen van de opgave was haar oplossing binnen); Mevr. E. W AUTERS-D'HAEN (6de zege); Mevr. D. BAETE (6de zege); Mej. H. COGEN; Heer 0. BEIRNABRT {7de zege); Heer R. BUYLE (6de zege); Heer R. CAESE {5de zege); Heer P. CASSIMAN ; Heer R. DE BUCK; Heer P. DECALUWE {llde zege); HeerT. DE MAN; Heer J. DE VRIENDT {5de zege); Heer H. HOLLANDERS; Heer L. LEFEBURE {9de zege); Heer D. MAES; Heer J. NAGELS; Heer G. SCHARRE. Met een extra welkomstgroet halen we de 5 novicen in die reeds beloofden weldra tot de veteranen gerekend te worden: Mevr. A. HOFMAN-DE VLEESCHOUWER; Mevr. E. VAN ACKER-VERMEULEN; Heer R. MARTENS; Heer P. MORTIER; Heer M. VAN SPEYBROECK. Die twee dozijn overwinnaars{overwinnaressen) worden hartelijkgefeliciteerd door G.T., de heer Collumbien en de heer Quiz'. En evenals zo menig speler zeggen we : TOT VOLGEND JAAR! M.V.W.
119
AANWINSTEN 1984 DOCUMENTATIECENTRUM (Selectie) (VERVOLG) SYSTEMATISCHE INDELING
Ovendchtderrobrieken B België E Economie G Gent H Geschiedenis K Kunst 0 Oost-Vlaanderen Localia (nummers) Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan in de rekken. Per rubriek en per plaatsingsnummer gerangschikt. B
Anoniem -Inleiding tot de Heemkunde Ciaes-Van Waes (S.) -Ontdek je gemeente Van Egeraat {L.) -Veertig verkenningen van Vlaanderen E Anoniem -Belgische Staatsspoorwegen Leytens {Luc) en Somers (Marc) - Peter Benoit
B1A5 B1A2 B20/13
E12C10 E13H8
G
De Baets (J.) -De gewijde teksten van het "Lam Gods" retabel Decavele (Johan), e.a. -Franse franje naar Gentse maat (Cat. Tentoonstelling) De Herdt (René) - Geuzentocht De Herdt (René), Deseyn (Guido) en Verheeke (Gerda) -Het affiche, spiegel van de industriële maatschappij (Cat. Tentoonstelling) Deseyn Guido - Geo Henderlek 120
G7B17 G21M8 G2J4/13
G21Q12 G21Jll
Desittere (Marcel) en Weissenbom (Anne Mary) -Catalogus Voorwerpen uit de Metaaltijden (Bijloke-museum) G21 F15 Destanberg (D.) · Gent onder Jozefll G 2C6 Duverger (Erik) e.a. G 21 F 16 -Wandtapijten uit de voormalige Gentse Sint-Pieters-abdij Eenens(A.) - Les conspirations militaires de 1831 G 2 D 13 Hoozee (R.) en Duverger (E.) -Imaginair Museum Hugo van der Goes (Cat. Tentoonstelling) G 21 I 26 Sauton (François) -Grandeur et poésie de Gand G 3 A 18 Vandenheede (Liliane) - Rook uit kloosters en kastelen G 2 J 4-9a Van Doome (Geert) en D'Hollander (Jos) Gl0B21 - WerkenaandeBeiaard(StadGent) H
Anoniem -De complete geschiedenis van België (Belgia 2000) H 3/13 Baelde (Michel) -De collaterale raden onder Karel V en Filips 11 (1531-1578) H 6/9 Buntinx (Jan) -De invoering van de Gregoriaanse kalender te Gent H 2/12-156 Cloet (Michel) -Kerkelijke instellingen en het belang ervan voor de plaatseH 2/12-146 lijke geschiedenis (XVIde-XVIIIde eeuw) Decavele (Johan) H 6/6 -Vlaanderen tussen Spanje en Oranje Eisen (Jean) -Numismatische catalogi H 26/5 Luykx (Theo) -De grafelijke financiële bestuursinstellingen en het grafelijk patrimonium in Vlaanderen tijdens de regering van Margareta van Constantinopel (1244-1278) H 5/18 Roegiers (J.) -De Academie van Maria-Teresia in historisch perspectief H 2/12-147 Vermeulen (Frank) H22B 7-1 -Sint-Martens-Latem Vleeschouwers (Cyriel) -Het archiefvan de Abdij van Boudelo te Sinaai-Waas en te ~m
H~KM
121
K De Schrijver (Karel) -Bibliografie der Belgische toonkunstenaars sedert 1800 Putman (Willem) -Toneel-groei (1921-1926)
K13E2 Kl2Fl
0
Anoniem - Affichekunst in Oost-Vlaanderen
09D3
LOCALlA Anoniem - Desteldonk vroeger (Catalogus Tentoonstelling) Anoniem - Mendonk vroeger (Catalogus Tentoonstelling) Anoniem -Sint-Kruis-Winkel vroeger (Catalogus Tentoonstelling) De Meester (A.) -De wonderbare genezing van Pieter De Rudder Huys(Paul) - Deinzenarijen Huys(Paul) -Van Bachte tot Leeroe Poelman (Roger) en Van Leuven (Petrus) -Gedenkboek Parochie Destelbergen 1984 Ryserhove (AHons), Tondat (Romano) en Verhoustrate (Arthur) - Oude Aalter Willekeos (Emiel) -Emanuel Hiel
9021121 Cl 902/21Cl 9022/21 Cl 904/8-7 980/2-2 9853/2-3 91217B 1
988/2-2 933.5HIE2
De bibliothecaresse, Mevr.VAN GELUWE-EGGERMONT A.
122
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 14de jaargang nr. 3
15 Meil985
Ere-voorzitter: J. Tytgat, ere-notaris. Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester: A. Verbeke Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg - Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld : 250 fr.per jaar. Buitenland: 350 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar. INHOUD
De Brabantse Omwenteling. De Gevechten te Gent. Inventaire Archéologique : Het Groot Privilege van Maria van Bourgondië. HetSint-Denijs-en het Farmanplein. Een brokje geschiedenis. Sneeuw- en ijsperikelen en voor het eerst meeuwen in de stad. Honderd jaar geleden (1885). Schandstrafinstrumenten langs de Gentse straten. Onze Gentse Keukenrubriek. Nog over stoven. Vraag en Antwoord. Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis. Werking 1984. Lezers schrijven ons. Bibliografie. Aanwinsten Documentatiecentrum. Varia.
124 143 146 156 158 169 173 179 183 185 187 189 193
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Beheer: G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40,9000 Gent. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.
DE BRABANTSE OMWENTELING - DE GEVECHTEN TE GENT Behalve het werk van D. Destanberg "Gent onder Jozef 11" zijn al de geschriften, die de gevechten in Gent op 13-14-15 en 16 november 1789 vermelden, in de Franse taal. Meestal worden de daden, door de patriotten en door het leger gesteld, schromelijk overdreven of in een vals daglicht geplaatst. Men schonk ook weinig aandacht aan de bevelvoering en de moraal van de troepen in de twee kampen. Daarom hadden we gedacht U nogmaals en zo onpartijdig mogelijk de gebeurtenissen tijdens de "vier dagen van Gent" te vertellen. Bij het afsterven van zijn vader Frans I in 1765 namJozef U, de oudstezoon van 16 kinderen, de leiding over van het Oostenrijks Imperium, waaronder ook België ressorteerde. Na de dood van zijn moeder Marie-Thérèse, in 1780, regeerde hij als een absoluut heerser, zonder zich iets aan te trekken van de beslissingen die zijn ministers namen. Overtuigde aanhanger van het "Verlicht Despotisme" voerde Jozeffundamentele hervormingen door op religieus, rechterlijk en administratief vlak. Hierdoor joeg hij de klerus en de adel der Zuidelijke Nederlanden tegen zich in het harnas. Daar hij zijn onderdanen tegen wil en dank gelukkig wilde maken, drukte hij de hervormingen met harde hand door en gaf geen duimbreed toe. In 1787 braken dan ook de eerste onlusten uit. De keizer stuurde zijn vertrouwensman Trauttmansdorff (1) naar België om de gemoederen te bedaren. Samen met deze minister benoemde hij ook graaf Richard d'Alton (2) als opperbevelhebber der Oostenrijkse strijdkrachten in de Nederlanden. Zoals Trauttmansdorff volle vrijheid van handelen kreeg op burgerlijk gebied, had de generaal de vrije hand in militaire aangelegenheden. De minister en d' Alton waren het meestal niet met elkaar eens, wat de rust in het land niet bevorderde. Het harde optreden van de bevelhebber deed de haat tegen Oostenrijk nog toenemen. Een groot aantal spotschriften en karikaturen op de keizer, op d' Al ton en Trauttmansdorff, zagen het licht. De zich vernederd voelende Jozef 11 liet de nieuwe wetten nog strenger toepassen en legde zware straffen op aan de overtreders. Daarop brak de opstand los. 0 gij valsehen rijks Koning Die vernielt des vrijheids woning Hij wilt tog maer eens gedenken En het Brabantsch volk niet krenken Nog met hunnen Dienst van God Nimmermeer houden den spot 124
Wij gaen met de schaepen wijden En ons van de bokken schijden Wij zullen ook nu met schand Joseph U jaegen uyt het Land. Twee Brusselse advokaten, Van Der Noot en Vonck, hadden de leiding van de omwenteling op zich genomen. Samen met uitgeweken patriotten vormden ze in Breda, juist over de grens, een legertje onder het bevel van een gewezen officier uit het Oostenrijks leger, Van der Meersch. De afkeer tegen Jozef II en de hoge soldij trokken zowel idealisten als avonturiers naar Breda. De Staten der Verenigde ProvinciÍn van Holland werden gemaand, als bevriende mogendheid, de muiters te ontwapenen en ze samen met Van Der Noot en Vonck uit te leveren. Den Haag stuurde een weinig bevredigend antwoord; "Nooit had Holland op zijn bodem gewapende vreemdelingen gezien, laat staan geduld (de patriotten verborgen hun wapens op Belgische bodem, siè.). Een Van Der Noot kenden ze niet. Ze konden ook de grondwet niet overtreden door iemand het land te ontzeggen die niets had misdaan, enz... ". De rebellen leefden als God in Frankrijk, w~t de disciplinenietinde hand werkte. De schatkisten van de abdijen bekostigden de ganse onderneming. Niettegenstaande hij het bevel voerde over een slechtbewapende en ongeoefende troep, zag Van der Meersch kans de keizerlijke troepen een gevoelige nederlaag toe te brengen te Turnhout (27 oktober 1789). Na die onverwachte overwinning waren de patriotten niet meer te houden. Het komitee in Breda besloot een poging te wagen ook Vlaanderen van de Oostenrijkers te bevrijden. Begin november was de Gentse notaris Cammaert speciaal naar Holland gekomen met het bericht dat de sterkte van het garnizoen in zijn geboortestad maar 300 man bedroeg en het nu het ogenblik was de stad in te nemen. Generaal d'Alton had nooit gedacht dat de opstand zich tot Vlaanderen zou uitbreiden. Het gros van het leger was samengetrokken in de Brabantse Kempen en in de streek rond Luik. De bedoeling was de patriotten te beletten Holland te bereiken. In de steden in Vlaanderen bleven daardoor maar kleine garnizoenen achter om de poorten te bewaken en de orde te handhaven. Op 7 november staken 800 patriotten, in gehuurde boten, de Schelde over te Bergen-op-Zoom. De volgende dag trokken ze het onbezetteSt-Niklaas binnen, waar ze enkele dagen bleven en waar ze versterkt werden door een afdeling uit het kamp van Hulst. Men stuurde ook enkele manschappen, onder leiding van de broer van notaris Cammaert, naar Hingene waar ze op het kasteel van de hertog d'Ursel enkele kleine kanonnen gingen afhalen. (3). Onder het bevel van de Franse majoor Devaux (4) rukten de opstandelingen op naar Gent waar ze in de vroege morgen van 13 november aankwa125
Afb. l. Inname van Gent op 13 november 1789. Foto Koninklijk Legermuseum.
men. Het plan was de Brugsepoort en de Saspoort (Muide) gelijktijdig aan te vallen terwijl men aan de Antwerpsepoort een schijnaanval uitvoerde (Afb. 1). Iets voor 7 uur begon de stormloop . Gedurende korte tijd verdedigden de poortwachten zich dapper. Reeds bij het knallen van de eerste schoten aan de poort op Brugge vluchtten enkele minder moedige aanvallers terug naar de hoofdgroep die zich op grote afstand van het strijdtoneel bevond. Om hun lafheid te verbergen vertelden ze daar dat de keizerlijke troepen de aanval hadden afgeslagen en hen kort op de hielen zaten. Devaux , ook niet bij de dappersten, wendde de teugels en gevolgd door zijn staf en de ganse ruiterij (8 dragonders. sic.) waaronder prins Louis de Ligne (5) keerde hij in volle galop terug naar Holland. Deva ux trachtte natuurlijk zijn daden te rechtvaardigen en stelde een rap-
port op waaruit hierna enkele uittreksels; "Ik had het bevel over 200 jonge lieden van 15 Ă 16 jaar, 300 soldaten aangetrokken door de hoge soldij en ongeveer 300 eerlijke burgers slachtoffers, zoals ik , van hun patriotisme en lichtgelovigheid. Onder deze ongedisciplineerde groep bevonden zich maar twee officieren en vier onderofficieren die reeds hadden gediend, de rest ging voor de eerste maal in het gevecht. Ziehier welke wapens men mij 126
had geleverd om dit legertje uit te rusten : 500 geweren waarvan 80 zonder haan en 200 zodanig onder het roest dan men ze niet kon gebruiken; vijfkogels per soldaat en geen enkel artilleriestuk (sic). Gedurende de nacht dat we naar Gent oprukten sprong plotseling een wit paard over de weg die we volgden. Bij het zien van dit "spook" wierpen 200 vrijwilligers hun wapens en uitrusting weg en vluchtten het veld in. Ik had twee volle uren nodig om de wapens te verzamelen en de vluchtelingen terug te halen. Met deze mannen moest ik Gent aanvallen! Op een kwart mijl van de stad hield ik halt om mijn troepen te verdelen. Ik wilde terzelfder tijd de Brugse en de Saspoort aanvallen; 300 man stuurde ik naar de Antwerpsepoort om er een schijnaanval te ondernemen. Ik stuurde 24 man naar de Brugsepoort om deze in te nemen. De poort werd verdedigd door 15 keizerlijken onder het bevel van een korporaal. Reeds bij de eerste schoten gelost door mijn 24 man verlieten 50 van mijn vrijwilligers al schietend de rangen om hun kameraden te gaan helpen. Ik haastte mij hen te vervoegen om orde te brengen in hun aanval. Stel u mijn verbazing voor als ik bemerkte dat de rest van mijn troep, geschrokken door het hevige vuur, ook begon te schieten. Ze deden dit terwijl ze de ogen wegdraaiden of sloten en daardoor in de lucht of in de grond of op hun eigen kameraden schoten. De eerste aanvallers nu, onder twee vuren geplaatst, dit van de vijand en dit van hun kameraden, vluchtten in wanorde. Niettegenstaande dit, hadden de keizerlijken zich van de poort teruggetrokken en konden we de stad binnendringen. Kort nadien kwamen de meeste vluchtelingen terug, nadat ze gehoord hadden dat we binnen de muren van Gent waren geraakt. Mijn vrijwilligers verspreidden zich in alle richtingen zodat het mij onmogelijk was ze te verzamelen. Van mijn 800 man was de helft gevlucht bij de aanval op de poort, de andere helft mengde zich onder de 60.000 inwoners. In mijn gezelschap bleven nog 2 Ă 3 officieren dus ... " Tot zover Devaux. Ondertussen hadden de patriotten toch maar de Brugsepoort ingenomen. De afdeling aan de Saspoort ondervond meer tegenstand. Geholpen door de 300 man die de schijnaanval op de poort naar Antwerpen hadden uitgevoerd konden ze uiteindelijk ook de stad binnendringen. De dertiende november viel op een vrijdag, de wekelijkse marktdag. De boeren, die reeds vroeg in de morgen hun vee en koopwaar binnen de muren hadden gebracht, waren bezig deze uit te stallen. Reeds bij de eerste geweerschoten brak paniek uit. Iedereen trachtte zijn waar in veiligheid te brengen. Paarden, koeien, wagens, mensen alles trok doormekaar. Gent stond op stelten. In de stad dacht eigenlijk niemand aan oproer. Nog op 7 november had het Schepencollege de eed van trouw aan Jozef IJ hernieuwd. Er waren wel enkele onruststokers die de jonge mannen aanspoorden het patriottenleger 127
in Hulst of Breda te vervoegen. In juli had men de stadswacht verdubbeld en op 14 oktober liet Trauttmansdorff in gans het land de vermakelijkheden en vertoningen verbieden, de herbergen moesten bij valavond sluiten. Ook nadat bekend werd dat ridder Diericx (7) op 11 november met een troep vrijwilligers naar Bergen-op-Zoom was getrokken bleef het nog rustig. Wel hield men de poorten nu gesloten en moest men de toelating hebben, van de officier uit de hoofdwacht op de Kouter, om de stad te mogen verlaten. De patriotten trokken verder richting Kouter. Op de Ajuinlei botsten ze op een afdeling Oostenrijkers die op weg was naar de Brugsepoort. De bevelvoerende officier vond de dood, zijn soldaten liepen wat ze lopen konden. De dode sleepte men tot op de Vrijdagmarkt waar hij tot 's anderendaags bleef liggen aan de voet van het standbeeld van Keizer Karel. De opstandelingen bereikten de Kouter waar de "Grote Wacht" reeds gevlucht was met achterlating van alle wapens. Het garnizoen, bestaande uit ongeveer 900 man, verliet de kazerne op de Kattenberg en stelde zich op rond de binnenkoer van het St-Pietersklooster. De bevelhebber, kolonel baron de Lunden (8), stuurde 50 man met een kanon naar het einde van de Nieuwstraat en een zelfde groep naar het einde van de VrouwenstraaL Deze detachementen moesten respektievelijk de Madou- en de Ketelbrug verdedigen. De Muinkbrug werd bezet door 10 man. Samen met de wacht aan de Heuver- en Kortrijkse poort en het kleine garnizoen in het Spanjaardenkasteel wilde men de patriotten tegenhouden en tot de terugtocht dwingen. (Afb. 2) De 9de november in de Joop van de morgen kreeg generaal d'Alton het bericht dat de opstandelingen ook in Vlaanderen waren binnengedrongen. Onmiddellijk nam hij maatregelen; luitenant-kolonel Gontroeul (9) met het infanterieregiment "Prince de Ligne" moest op staande voet vertrekken naar St-Nik/aas waar hij een infanteriebataljon en een eskadron huzaren onder bevel van generaal Schroeder (10) zou opwachten. Schroeder moest vandaar uit de patriotten de pas naar Gent afsnijden en de stad beschermen. Als "spoedhulp" stuurde d'Alton vier kompagnies van het regiment "Clerfayt" en twee kompagnies van het regiment "Vierset", samen 600 man sterk, naar Gent. De kolonel baron de Lunden, bevelhebber van Clerfayt, die zich met die kompagnies in Aalst bevond, begaf zich zonder dralen op weg en kwam reeds in de nacht van 9 op 10 november in de stad aan. Met de 300 man die in Gent waren gebleven bevonden er zich nu 900 soldaten binnen de muren. Schroeder treuzelde met de uitvoering van de bevelen (hij verspeelde een ganse dag door zijn soldaten te verplichten hun uitrusting zuiver te maken, ja zelfs hun schoenen te poetsen vooraleer te vertrekken) en kwam eerst in de nacht van 13 op 14in het Spanjaardenkasteel aan. 128
,
Volgens kaart van F.B. MALFESON 1756 1. Infanteriekazerne nr. 1 of Kattenbergkazerne 2. St-Pietersabdij met 2a- Voorhof (nu St-Pietersplein) 3. Dekstraat 4. Militair Magazijn (na de brand voor 2/3 afgebroken) 5. Ruis Der Gehuwde Lagere Militairen 6. "Spriet" met Schandpaal 7. Nieuwstraat (nu St-Pietersnieuwstraat) 8. Vrouwenstraat (nu ongeveer St-Kwintensberg en Nederkouter) 9. Madoubrug (nu Walpoortbrug) 10. Ketelpoortbrug 11. Muinkbrug 12. Klooster DerEngelse Damen. Afb.2.
De idee van de Lunden was goed maar de uitvoering ervan liet te wensen over. De vrijheidsstrijders, in overwinningsroes, lieten zich niet meer tegenhouden. Vanuit de zolders van het Recolettenklooster en uit de aanpalende huizen richtten ze een moordend vuur op de stellingen aan de Ketelbi:ug. De wacht moest wijken tot aan de schandpaal aan het Spriet. De soldaten aan de Madoubrug ging het niet beter; die vluchtten tot aan het klooster der "Dames Anglaises" op de hoek van de NieuwstraaL {Afb. 2) Tijdens de gevechten braken de soldaten binnen in verscheidene huizen, 129
â&#x20AC;˘
plunderden en namen de mannelijke inwoners mee om ze vervolgens op te sluiten in de cachotten van de kazerne. (11) Ook de aanvallers maakten zich tijdens het oprukken schuldig aan diefstal. Het was ondertussen donker geworden. De lange nachtmars en de gevechten lieten zich voelen. Tijd voor de patriotten om zich te laten verwennen door geestdriftige monniken en burgers. De woningen van keizersgezinden moesten er nu aan geloven. De inboedels van o.a. Maroux, prokureur-generaal, Pulinx, fiskaal-substituut, D'Hoop, staatsactuaris en verschillende anderen werden op straat geworpen en in brand gestoken. Ook de keizerlijke troepen lieten zich niet onbetuigd. Rond 19 uur verlieten ze de kazerne om te plunderen in de omliggende huizen. Verschillende vrouwen werden verkracht. Personen die zich verzetten moesten dit bekopen met mishandelingen ja zelfs met de dood. (Afb. 3) Het regiment "Clerfayt" lag reeds vanaf 1766 in garnizoen te Gent. Enkele officieren en onderofficieren waren zelfs met een Gentse getrouwd en woonden in de stad. Wat was de reden dat juist die soldaten waarvoor Gent een tweede tehuis moet zijn geweest, zo beestachtig optraden? Er zijn verschillende oorzaken. De rekrutering tijdens de Oostenrijkse periode steunde op vrijwilligheid. Meestal waren de militairen zonen uit zeer arme families. Ze hadden geen werk en om niet van honger om te komen namen ze
Afb . 3. De keizerlijke troepen aan het werk. Uit: Gent onder Jozef II. D. Destanberg 1910.
130
dienst in het leger. Misdadigers ontliepen hun straf als ze voor minstens vijf jaar tekenden. Ronselaars voerden arme sukkelaars dronken en namen ze mee naar de kazerne waar ze onder dwang en slagen voor een aantal jaren onderschreven. Vreemdelingen die hun land waren ontvlucht om aan de justitie te ontsnappen werden gretig opgenomen in de Oostenrijkse regimenten enz. Van de soldij hield de soldaat, na betaling van zijn uitrusting en voedsel, niets over dus was hij bijna verplicht te stelen om aan een pleziertje te komen. Globaal gezien was het leger in die tijd een etterbuil waar het uitschot van de gemeenschap samen kwam. In vredestijd hield men de militairen, mits een onmenselijke discipline, in de hand maar zohaast in het gevecht waren ze niet meer in te tomen. Een oud vrouwtje kon 's avonds de wacht aan de Saspoort vermurwen haar buiten de stad te laten zodat ze haar woning kon vervoegen. Vanzohaast voorbij de poort namen Oostenrijkse huzaren haar gevangen en brachten ze voor hun bevelhebber kolonel Buurne. Het oudje kon hem vertellen de ganse dag schoten te hebben gehoord rond St-Pieters. Ook verklaarde ze dat vele straten waren opgebroken en de stenen weggenomen. De kolonel besloot daaruit dat de Gentenaars zich hadden verschanst op zolders en daken om zijn huzaren te verwelkomen met kaseistenen. Hij probeerde dan ook niet de stad binnen te dringen maar ging verdere bevelen halen in het SpanjaardenkasteeL Zijn huzaren namen de kans waar om in het kwartier Heilig-Kerst te plunderen en te verkrachten. Enkele schepenen waren, nadat het schieten in het stadsmidden had opgehouden, samengekomen in het raadshuis om er de gebeurtenissen te bespreken en maatregelen te treffen. Men verzocht de bevelhebbers van de vier hoofdgilden patrouilles te organiseren om de orde te handhaven en plunderingen te verhinderen. (12) Een afvaardiging van de opstandelingen kwam de raadsheren vragen de gekwetste en gevangene keizerlijke soldaten te laten bewaken door de municipale wacht. Aan dit verzoek kon niet worden voldaan aangezien de patriotten alle wapens van de stadssoldaten hadden weggenomen. De vrees bestond dat de Oostenrijkers, gebruik makend van de duisternis, de stad zouden uitvluchten, daarom moesten alle gebuurtedekens zorgen dat er de ganse nacht twee mannen met fakkels in hun buurt zouden wachtlopen. In diezelfde nacht en in de loopvan de volgende morgen kwamen ononderbroken Oostenrijkse troepen, langs de Antwerpse poort, het Spanjaardenkasteel binnen. Men sprak over een getalsterkte tussen de 2000 à 5000 man. Zoals we voordien hebben gezien, had de opperbevelhebber d'Alton reeds maatregelen getroffen door luitenant-kolonel Gontroeul met zijn regiment (± 2.400 man) en generaal Schroeder met een infanterie-bataljon(± 600 man) en een eskadron huzaren ( ± 120 man) naarSt-Niklaas te sturen. Toen de berichten binnenkwamen dat de patriotten die stad reeds waren voorbij
131
getrokken, werd ook generaal d'Arberg (13) met twee infanterie-bataljons ( ± 1200 man) en een eskadron huzaren ( ± 120 man) naar Gent gestuurd. De eerste troepen (Gontroeul) bereikten de stad in de nacht van 13 op 14 november. Ze werden in de loop van de 14e gevolgd door de rest. Het bereden eskadron van d'Arberg kwam reeds in de avond van de 13e vóór de poort aan de Muide. Als we een kleine rekening maken moeten er zich, samen met de zes kompagnies ( ± 600 man) van kolonel de Lunden en het kleine garnizoen dat in Gent was gebleven ( ± 300 man), meer dan 5000 Imperiale soldaten in en rond de stad hebben bevonden. Dit getal is zeker overdreven aangezien reeds bij de gevechten in Turnhout en ook nadien er zich zeer veel deserties hadden voorgedaan. Men sprak zelfs van meerdere duizenden soldaten van Belgische nationaliteit die zich bij de rebellen kwamen aansluiten. In de vroege morgen van de 14e verlieten terug een aantal soldaten de Kattenbergkazerne om te roven in de omgeving. Onder andere braken ze binnen in de herberg "Saint-Arnould" rechtover de Verregreppe. Na de herbergier te hebben afgeranseld namen ze al wat drinkbaar was mee. De patriotten, nu massaal gesteund door de inwoners die zich wilden wreken op de gruweldaden de vorige dag gepleegd, joegen de plunderaars terug in hun kwartier. Rond halfnegen verlieten honderd soldaten de kazerne langs de achterpoort en vervoegden de St-Lievensvest. De bedoeling was het Spanjaardenkasteel te bereiken om er de netelige toestand van de Lunden en zijn troepen te gaan melden. Aan de Vijfwindgaten viel de troep in een hinderlaag. Veel soldaten vonden er de dood, de overblijvenden gingen in gevangenschap. Geen enkele bereikte het kasteel. Om de aandacht van de bevriende troepen te trekken liet de Lunden, ten einde raad, enkele kanonschoten lossen. Aangezien de artillerie van het kasteel zelf de stad beschoot werd dit niet gehoord. De kanonnade met gloeiende projektielen stichtte brand in enkele huizen. De beschieting ging de ganse dag door en er vielen enkele doden. (Afb. 4) In de kazerne deed zich het voedseltekort voelen. Vanuit de vensters gaven de soldaten teken aan de hoertjes uit de Dekstraat hen eten te brengen. Deze, niet zeker zijnde van de overwinning, wilden hun kliënteel niet voorbarig verliezen en voldeden aan de vraag. Ze werden betaald met geroofd goed. Nu het gevaar in de stad zelf scheen geweken kwam het Schepencollege voltallig in vergadering. De sekretaris schreef volgende nota in het resolutieboek van de Keure;" ... We hebben benevens ons aenschaut hoe de forcelijke incomste van de Troupen der Staeten van brabant den Civilen orloge binnen dese stadtop gisteren morgent rond den negen uren heeft ontgonst, de geduerige losbrandinge van allen Slagh van vuerwapenen heeft ons den 132
Afb. 4. Uitgebrande woningen na de beschieting. Uit : Gent onder Jozef II. D. D estanberg 1910 .
toeganek van het Stadthuys beleth , ende ons gevolgentlijck gestelt in de onmogelijckheyt van te openen onse ordinaire vergaederinge , die ook ten andere indesen critiquen moment zonder vrugt saude Sijn bedegen ... ". Daar de gilden geen bewakingsopdrachten wilden uitvoeren gaf men de bevolking de raad zelf een politiedienst in te richten. Voor volgende nacht moesten ook alle huizen worden verlicht en vuren ontstoken op de openbare plaatsen. Ook besloot men " de Stadtssoldaeten binnen dese Stadt te doen patrouilleren , dit van 9 uren des avonts tot den vier uren des morgens" . De schepenen vroegen ook de eigenaars van paarden in groep de stad rond te rijden om het plunderen tegen te gaan "alwaer het grauw daer toe seer geanimeert schijnt". Bij valavond verlieten de keizerlijken terug het kasteel , plunderden en moorden in de parochies van St-Jacob en St-Salvator. Ze werden met zware verliezen aan doden en gekwetsen teruggedreven. Niettegenstaande de gebeurtenissen door het "Comité Général" fel werden overdreven bestaat er geen twijfel dat de keizerlijke troepen (meestal in Vlaanderen en Wallonië gerekruteerd) gruweldaden hebben bedreven. Reeds na de gevechten te Turnhout schreef Jozef II aan d 'Aiton "Mijn soldaten zijn als gekken binnengedrongen, gedroegen zich als rovers en trokken zich terug als lafaards ". Generaal Ferraris schreef aan de keizer "In
133
Gent zouden de burgers zich niet bij de patriotten hebben aangesloten moesten de troepen niet geplunderd en zich te buiten hebben gegaan aan uitspattingen die de bevolking heeft geprikkeld en tot opstand heeft gebracht". In een van zijn rapporten uit het Spanjaardenkasteel schreef d'Arberg "de kanonniers zijn buitengewoon ongedisciplineerd, reeds drie dagen zijn ze stomdronken ... ". In het "Bulletin officie/" uitgegeven door het patriottenkomitee kan men lezen; "... dat de Officieren en Soldaeten uytgemunt hebben van het zoo genaemde hoffelyk regiment van Clairfait, vervult door het schrikkelykste gespuys van ontschaekers, dieven , moordenaers, verkrachters en brandstichters en die wy he/as! tot ons overgroot leedwezen in onze boesem hebben gevoed ... ". De meeste geschiedschrijvers vermelden dat de rest van het regiment Clerfayt, bij de verdere gevechten , zich moedig heeft gedragen en trouw bleef aan Jozef II. De 15de in de morgen droeg de pastoor van de St-Niklaas-parochie, De Bast, (14) een mis op vóór het portaal van de kerk aan de Koornmarkt. De kanonnade uit het Spanjaardenkasteel herbegon en veroorzaakte nieuwe branden. (Afb. 5). Een klok uit de beiaard in het Belfort werd doorboord.
Afb. 5. Beschadigde en uitgebrande gebouwen na de beschieting. Uit : Gent onderJozef II. D. Destandberg 1910.
134
Rond de middag ondernamen de keizerlijken een uitval vanuit het kasteel. De belegeraars hadden dit verwacht en stonden gereed. De inwoners hadden de straten opgebroken en de kaseien op zolders en daken opgeslagen om vandaaruit de soldaten te bestoken. Sommige Gentenaars waren zo woedend dat ze de ankers, waaraan de siergevels van hun woningen waren bevestigd, hadden losgemaakt om deze op de militairen te kunnen storten. Vanzohaast de troepen uit de versterking kwamen, vielen ze onder het vuur uit honderden geweerlopen. Generaal Schroeder, die de mislukkingen der laatste dagen wilde goedmaken, liep in de voorste gelederen. Hij werd gekwetst aan het been door eengrote nagel die een knaap van 14 jaar met een soort zelfgemaakte donderbus had afgeschoten. Daarop liet de baron de aftocht blazen. De ganse operatie had nog geen kwartuur geduurd. Niet te verwonderen dat de patriotten, nu overmoedig, onmiddellijk de Kattenbergkazerne wilden aanvallen. Met moeite kon hun kommandant, kapitein Devaine, hen tegenhouden. De aankomende avond en een gietende regen hielpen Devaine zijn manschappen te overtuigen. Twee afgevaardigden van de opstandelingen kwamen ten stadhuize vragen om wapens en munitie waarop de collatie besloot; "t'autoriseren de bewaerders vande waepenen, poeders ende voorderemunitienvan orloghe, toebehoorende soo aeil de Provintie als aen de Stadt, deselve instantelijek over televèren aen h"hComitÊ vandeTroupen der Sta~ten van Brabandt". Tegen de avond kwamen 250 mannen uit Kortrijk onder leiding van kapitein Alison de vrijheidsstrijders versterken. De Kortrijkse versterking had de belegeraars een hart onder de riem gestoken. Reeds in de vroege morgen van de 16e begonnen ze de kazerne op StPieters te bestoken. Rond de middag zagen de aanvallers kans in het legermagazijn langs de Kazernestraat binnen te dringen. Na de bruikbare uitrusting te hebben buitengehaald staken ze het gebouw in brand. (15) Op zeker ogenblik kwam de kommandant van de Gentse gevangenis, Van Rossem en enkele mannen aangezeuld met een oud kanon dat stond te roesten op de vesten. Na veel moeite en zweet kon het worden gericht. Reeds bij het eerste schot barstte het antieke stuk uiteen. Het toeval wilde dat het gloeiend gemaakte projektiel terecht kwam in een plas water op de binnenkoer van de kazerne. Er brak paniek uit onder de bezetting in de vrees dat de gebouwen zouden worden in brand geschoten. Kolonel de Lunden riep zijn staf samen en besloot zich over te geven. In eigen persoon verscheen hij aan een venster, een wit doek aan zijn degen gebonden. Volgens ooggetuigen riep hij zelfs "Vive les patriottes". De poort van het kwartier ging open en op de binnenkoer stond het ganse garnizoen aangetreden, klaar om gevangen te worden genomen. De vreugde onder de patriotten was niet te beschrijven. Met de bedreven gruweldaden nog fris in het geheugen wilden de Gentenaars de militairen te lijf. Gelukkig waren er onder de aanvallers verscheidene monniken die de 135
Afb. 6. Prentenkabinet Brussel. - De keizerlijke troepen worden gevankelijk weggebracht. -De schilder heeft hier zijn fantasie laten werken. - De patriotten hadden namelijk nog geen uniform bij de inname van Gent.
gemoederen konden bedaren. (17) De gevangenen bracht men onder in de kloosters van de Augustijnen, Dominikanen en in dit der ongeschoeide Karmelieten. Uit schrik voor zijn leven, vroeg de Lunden een rijtuig om de kazerne ongezien te kunnen verlaten. De abt van de St-Pietersabdij bezorgde hem een koets. Nog maar juist in de Kazernestraat stopte men de wagen, sleurde de baron op straat en verplichtte hem, samen met zijn "vij gen", (18) blootshoofds in gevangenschap te marcheren. (Afb. 6) Vrezend dat de bezetters van het Spanjaardenkasteel een nieuwe uitval zouden wagen om hun kameraden te bevrijden schreef het bevrijdingskamitee een brief aan d'Arberg. Daarin dreigden ze, de Lunden en zijn officieren , in het zicht van de vesting, te doden als de beschieting niet ophield. Ook besloot men; "den Colonel LĂźnden aen den commandant van het Casteel te doen schrijven dat hij benevens de voordere officiers ende oock alle soldaeten op heden krijgsgevangenen genomen geexponneert waeren door de woede van het volk gemassacreert te worden indien de Stad verbrant wiert''. 136
Na afgifte van beide brieven stopte de beschieting. Het vooruitziende Schepencollege liet die avond de herbergen om zeven uur sluiten, waarschijnlijk onder het motto "als het bier is in de man is de wijsheid in de kan". Eigenlijk moest de grootste vreugde nog komen. Stel u de verrassingvan de patriotten voor als ze 's anderendaags bemerkten dat de ganse bezetting van het Spanjaardenkasteel tijdens de nacht de versterking, richting Brussel, had verlaten. Onderweg naar de hoofdstad deserteerden de meeste militairen van Belgische afkomst. In de loop van de dag brachten landbouwers uit de omgeving ze gevankelijk in de stad. Verschillende plunderende vaandelvluchtigen werden door boerenpatrouilles gedood. Een sterk garnizoen bezette onmiddellijk het kasteel. Men ontmantelde de kanonnen voor het geval de Oostenrijkers mochten terugkeren. In de opslagplaatsen lagen 350.000 pond rogge en meel, genoeg om 6000 man gedurende één maand te voeden. De Gazette van Gend schreef "het Kasteel van Gend was het magazyn der kleedingen voor alle Nederlandsche Troupen. Daer was eene menigte Laekens, Lynwaed, alle soorten van Huyden, Kleederen, Hemden en andere noodwendigheden voor de waepeninge ende kleedinge zoo van het voet- als van het peirdevolk ... ". · In een bericht aan Jozef!! meldde Trauttmansdorff dat d'Arberg bevel had gegeven, vooraleer te vertrekken, de voorraden in brand te steken. Dit bevel heeft de achterhoede waarschijnlijk naast zich neergelegd uit schrik gevangen te worden genomen. Na de overwinning likte men zijn wonden. Zevenentwintig huizen waren uitgebrand, vele andere zwaar beschadigd. Zeshonderá soldaten vonden de dood, 200 lagen gewond in de Gentse ziekenhuizen. Meer dan 1000 krijgsgevangenen bevolkten de kloosters. Eenendertig ongewapende en 48 gewapende Gentenaars lieten het leven. De patriotten kwamen er het beste van af, 32 ervan sneuvelden op het Gentse veld van eer. Aan de vierdaagse gevechten te Gent kan men zien hoe een beetje geluk of zekere gebeurtenissen de geschiedenis kunnen beïnvloeden; - Was Jozef 11 iets inschikkelijker geweest, was er nooit opstand gekomen. - Was d'Alton niet zo meedogenloos opgetreden, de brave Belgen hadden nooit aan revolutie gedacht. - Was er meer plichtsbesef en minder naijver onder de hogere bevelvoerende officieren geweest, de orders zouden beter zijn uitgevoerd. - Hadden de soldaten van Clerfayt niet zo onmenselijk gedood, verkracht en geplunderd, waren de Gentenaars niet tegen hen in het harnas getreden. - Was de Lunden iets moediger geweest, hij had de stad in de nacht terug kunnen bezetten. - Had de bezetting van het Spanjaardenkasteel de uitval doorgevoerd, was 137
Afb. 7. - Overwinning der verenigde Brabanders en Vlamingen. De slangenkoppen stellen Jozef 11 , d' Al ton en Trauttmansdorff voor. Foto Koninklijk Legermuseum.
er van gans het patriottenleger niets overgebleven. - Als, als, als, ... De verovering van Gent had tot gevolg dat gans Vlaanderen in enkele dagen naar de patriotten overliep. (Afb. 7) De Oostenrijkse troepen , uitgedund door desertie , drong men in de loop der volgende weken terug tot in de provincie Luxemburg. Het ganse bloedvergieten heeft niet mogen baten. Een jaar later , op 2 december 1790, trokken de Oostenrijkers opnieuw onze stad binnen en nestelden er zich in hun oude kwartieren. Een woedende Jozef II nam volgende strafmaatregelen ; 138
- d' Al ton werd vervangen door generaal De Ferrari. - Trauttmansdorff moest terug naar Wenen. - d' Arberg nam verplicht ontslag. - Schroeder werd op non-aktiviteit geplaatst. Een uitspraak van de keizer zegt eigenlijk alles over de Gentse vier dagen; "De spijtige gebeurtenissen te Gent zijn veroorzaakt door het nemen van onjuiste maatregelen en slecht gekombineerde handelingen die op de koop toe nog verkeerd werden uitgevoerd". We besluiten met een straatliedje uit die tijd. Als nu Kanonnen en Mortier Voor Gend eens stond gesteld Toen gaven zij zoo dapper vuer Geschoten met geweld Daer bleven der met bonderde dood Van weder zij zoo klijn als groot Een ider was in nood Zij schoten vijf zes uren lang De Patriotten sterk Zij waeren altijd fel in gang En dapper kloek in 't werk D'een bom vermijde d'ander niet Sij gingen er eerst met den Sabel aan Den Kijzer die mocht lopen gaen Soo kregen zij er mee gedaen RogerVAN AERDE 1984
NOTEN (1) Trauttmansdorff-Weinsberg Ferdinand (1749-1827) graaf, nadien prins. Oostenrijks staatsman, gevolmachtigd minister te Brussel tussen 1787 en 1789. (2) d' Al ton Richard graaf, geboren in Lachland Ierland. Generaal (Feldzeugmeister) in het Oostenrijks leger. Opperbevelhebber van het leger der Oostenrijkse Nederlanden. Viel in ongenade bij Jozef 11. Hij kon die schande niet verkroppen en pleegde zelfmoord op 16 februari 1790. (3) De familie d'Ursel was bevriend met Vonck. Het afhalen der kanonnen, ten getale van 17, was op voorhand geregeld. De hertog en zijn echtgenote werden later door de regering der Verenigde Belgische Staten aangehouden en opgesloten te Gent. De patriotten hebben van deze kanonnen weinig gebruik gemaakt, ze werden tijdens de gevechten door de Oostenrijkers veroverd. (4) Devaux Charles-Philippe, zoon van Charles de Lorraine, geboren in 1760 en te Parijs onthoofd op 26 mei 1793. Door bemiddeling der Vonckisten waren enkele
139
(5)
(6) (7)
(8)
(9)
(10)
(11)
Franse officieren aangeworvén om de leiding te nemen over de jonge lieden die naar Holland waren gevlucht. Devaux was een van die officieren. De majoor behoorde niet tot de moedigsten. Reeds op 26 oktober had hij het voordien door de patriotten veroverde fort van Lillo lafhartig in de steek gelaten. Louis-Eugène Lamoral, prins de Ligne (1766-1813) tweede zoon van de beroemde veldmaarschalk en schrijver Karel-Jozef de Ligne, diende in Frankrijk als majoor bij het regiment "d'Orleans-Cavalerie" in dienst van Lodewijk de XVIe. Bij het uitbreken van de omwenteling kwam hij naar België waar hij dienst nam bij de patriotten als eenvoudige dragonder. Samen met Devaux vluchtte hij naar Holland. In december 1789 keerde hij terug naar zijn oud regiment. Men deed geen poging de Antwerpse poort werkelijk in te nemen daar deze rechtstreeks onder het vuur van het Spanjaardenkasteel lag. Diericx Charles-Louis-Maximilien, rechtsgeleerde en historicus, geboren te Gent in 1756. Raadspensionaris van zijn geboortestad en lid van de raad van Vlaanderen. Hij nam deel aan de aanval op Gent maar verliet de patriotten vóór deze de stad hadden ingenomen. In de "Mémoires pour servir de justification à Mr Ie chevalier Diericx" legt hij uit dat hij op 11 november de stad heeft verlaten omdat er een aanhoudingsmandaat tegen hem was uitgevaardigd door de regering. Hij heeft de aanvallende patriotten, vóór de kapitulatie van de Oostenrijkers, terug verlaten omdat zijn kommandant hem op verkenning stuurde naar de omgeving van Brugge. Later heeft het krijgsgerecht Diericx gelijk gegeven en vrijgesproken. Jean-Henri baron de LUNDEN en van het "St-Empire", geboren te Antwerpen op 23 mei 1731 uit een oude Antwerpse familie. Zevende kind van Jean-FrançoisMichel de Lunden, schildknaap, oud almoezenier van de stad Antwerpen. Baron benoemd op 5 mei 1781. Getrouwd te Gent op 23 september 1770 met IsabellaMarie-Colette CARPENTIER, dochter van Corneille Carpentier, schildknaap, algemeen schatbewaarder van de Staten van Vlaanderen. De 17e december 1780 wordt hem te Gent een zoon geboren: Alexandre-Joseph-Henri die later kolonel wordt in dienst van Oostenrijk. Hij sterft te Presbourg op 26 april 1814. Hij had zijn ganse loopbaan doorgebracht bij het regiment Clerfayt. Hij nam ontslag op 28 november 1791. de Gontroeul Charles-Philippe-Joseph-Agathon, graaf van Vinchant, geboren te Bergen op 5 juli 1755 uit een zeer oude Henegouwse familie. Hij verliet dit tranendal op 15 juli 1798. de Schröder Jean-Gottlieb, baron, geboren te Branden in Brandenburg en gestorven op zijn kasteel te Böllendorf, Neder-Oostenrijk op 18 februari 1807. De generaal was gehaat bij zijn officieren en soldaten. Hij was voorstander van een ijzeren, onmenselijke discipline. Na de nederlaag te Turnhout en te Gent viel hij in ongenade bij de keizer. Jozef 11 schreef aan d' Alton "Ik hou eraan te belonen ... maar voel me ook verplicht degenen te straffen die falen. U zegt dus aan generaal Schroeder dat hij niet langer is "angestellt" en dat hij naar Oostenrijk moet terug komen". Na de dood van de keizer werd hij terug in het leger opgenomen. Men sloot ongeveer 50 mannelijke inwoners op. Aangezien er geen voedselvoorraden in de kazerne aanwezig waren moesten de gevangenen het stellen met water.
140
(12) De gilden die het College niet goed gezind waren weigerden deze opdracht uit te voeren. Meerdere schepenen waren namelijk gekend om hun aanhankelijkheid aan Jozef II. Op 30 november werden deze raadsheren dan ook uit hun funktie ontzet. (13) d'Arberg Nicolas-Antoinne, graafvan Valingin en van het "Saint-Empire". Generaal van Belgische afkomst, geboren te Nijvel in 1736. Gestorven te Brussel op 17 september 1813. Hij was eigenaar van het regiment Dragonders vanSt-Ignon dat regelmatig de kazerne "Pesthuis" in de Keizerstraat bezette. Het was ook dit regiment dat in de avond van 13 november aan de Saspoort verscheen. Na de gebeurtenissen te Gent in ongenade gevallen, verliet hij de dienst. Later ziet men hem terug als gouverneur van Limburg. (14) De Bast, domheer van de diocese te Gent en pastoor van de St-Niklaaskerk. Fanatiek tegenstander van alles wat Oostenrijks was. Fungeerde als afgevaardigde der Verenigde Belgische Staten bij de onderhandelingen voor de wapenstilstand. (15) Het gebouw bevond zich langs de Kazernestraat en was, zoals ook het gebouw der gehuwde militairen, volledig afgescheiden van de kazerne. (Afb. 2) Na de gevechten moest men het magazijn gedeeltelijk afbreken. Het resterende deel gebruikte men nadien als werkhuis voor de wapenmaker. (16) Van Rossem senior was bestuurder van het Gentse gevang. Op 21 november legde hij de eed af als bevelhebber van een legerkorps van 3000 man sterk, opgericht om de stad te verdedigen. Hij benoemde zijn drie zonen tot kapitein in hetzelfde korps. (17) Vele kloosterlingen plaatsten zich aan het hoofd van rebellengroepen. In de ene hand het kruis en in de andere een sabel kwamen ze op voor hun geloof. Veelvuldig zijn de tekeningen uit die tijd die de spot drijven met die heldhaftige figuren in monnikspij (18) De Oostenrijkse troepen droegen een grote platte kokarde met de nationale kleuren op het hoofddeksel. In de volksmond noemde men dit sierstuk "vijg" en de dragers ervan "vijgen". Daar de soldaten overal deserteerden en tijdens de gevechten wegvluchtten werd "vijg" een schimpwoord voor bangerik.
BIBLIOGRAFIE - Houmans R : Hebben de Belgische eenheden in het leger van de Oostenrijkse Habsburgers (1716-1794) het pressen gekend. (Leger en Natie. Nr. 21954) - Houmans R : De militairen in de XVIe en XVIIIe eeuw. (Flandria Nostra V 1967) - Callion: Varia Historica 1789. RUG- G. 12978. - Callion: Dagboek van Quickenborne. RUG- G. 14248. - Cammaert J.B: Omstandig verhaal. RUG. - Claeys P: Un épisode de la prise de Gand par les patriotes Ie 13 nov. 1789. (Messager des sciences historiques ou archives des arts et de la bibliographie de Belgique. Tome 1. 1892). - DestanbergD: Gent onder Jozefll1780-1792. 1910. - Duchesne A : Au temps des régiments belges au service de I' Autriche. (Carnets de la Fourragère 9e serie Nr. 7)
141
- GoetgebuerP.J: Handschrift. RUG- G. 6175. - Guillaume G : Histoire des régiments nationaux des Pays-Bas au service d' Autriche. 1877. - Guillaume G: Histoire du régiment des dragons de Latour. (Annales de la société royale des beaux-arts et de littérature de Gand. Tome 10. 1865-66). - Jamar H : Onze straatzangers tijdens de Brabantse Omwenteling. (Leger en Natie Nr. 10. 1955). - Laval (De) J .F. : Korten inhoud der Nederlandsche geschiedenissen van 1496 tot 1794. RUG- G. 11533. - Peeters B : De ronseling van rekruten voor de nationale regimenten in de Oostenrijkse Nederlanden. (Belgisch tijdschrift voor militaire geschiedenis. XXV Nr. 1). - Peeters B :Desertie uit de nationale regimenten van de Oostenrijkse Nederlanden in de 18e eeuw. (Belgisch tijdschrift voor militaire geschiedenis. XXV Nr. 5) - Peeters B : Wie waren in feite de rekruten van de nationale regimenten in de Oostenrijkse Nederlanden. (Belgisch tijdschrift voor militaire geschiedenis. XXV Nr. 3) - Ruwet J : Soldats des régiments nationaux au XVIIIe siècle. Notes et documents. 1962. - Ruwet J: Nos régiments nationaux du XVIIIe siècle, une armée de pauvres diables et d'hommes grands. (Revue internationale d'histoire militaire. XX. 1959). - Schlitter H : Geheime Correspondenz Jozefs 11 mit seinen Minister in den Österreichischen Niederlanden, Ferdinand Grafen Trauttmansdorff 1787-89. 1902. - Stroobant H : La révolution Brabançonne à Gand, d'après Ie joumal de Schamp. (Petite revue illustrée de I' art et de l'archéologie en Flandre). - TassierS: Les démocrates Belges de 1789. Etude sur Ie Vonckisme et la révolution Brabançonne. (Académie royale de Belgique, classe des lettres et des sciences morales et politiques. Tome XXVIII Fase. 2. 1930). - Terlinden C : Les quatres joumées de Gand. (Almanach de la société générale gantoise des étudiants catholiques. 1908). - Terlinden C : Les souvenirs historiques de Joseph Walter, officier de l'armée des Etats Belgiques Unis sur les évènements militaires de la révolution Brabançonne. 1789-1790. 1972. - Trauttmansdorff F : Fragments pour servir à l'histoire des évènements que se sont passés aux Pays-Bas depuis la fin de 1787 jusqu'en 1789. 1792. - Trauttmansdorff F : La demière correspondance entre Ie ministre et général d' Alton. 1790. - VarenbergE: Les commencements de la révolution Brabançonne par un moine de l'abbaye de St-Pierre. (Messager des sciences historiques, ou archives des arts et de la bibliographie de Belgique. 1876) - Vilaio Ch. Xliii: Lettre à ses concitoyens à Gand 22-11-1789 + lettrede chevalier Diericx. - Bulletin officiel van het Comité Général opgericht binnen de Stad Gent. 1789.
142
- Détail exact et fidèle d'un anonyme. (Messager des sciences historiques de Belgique, 1892). - Gazette van Gend uit die periode. - Recueil des lettres originales de l'empereur Joseph II au général d'Alton 1790. - Resolutieboek van de Keure 1789. SAG.
INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE- Fiche Nr.186 Op 23 augustus 1900 stelde Paul Fredericq in de rubriek "Oorkonden- Stedelijke archieven- XVe eeuw- 11 februari 1476 (1477), in het Vlaams een fiche op over
HET GROOT PRIVILEGE VAN MARIA VAN BOURGONDIE Het kleine fac-simile links geeft ons het algemeen uitzicht van eene der belangrijkste oorkonden uit de Nederlandsche geschiedenis: het zoogezegd Groot Privilege van Maria van Bourgondië. De onderteekening Marie is de eigenhandige handteekening der hertogin. Dit kostelijk charter, berustende op het stadsarchief te Gent, is met dikke letters geschreven op een onregelmatig vierkant vel perkament van ± 0. 72 op ± 0. 73 hoogte en breedte. De vouw onderaan is ± 0.10 breed, met drie afhangende zegels. Het eerste links is zeer groot en zeer schoon, volkomen rond (0.12 in de doorsnede); het stelt de hertogin Maria voor, jagende te paard met eenen vliegenden valk op de linker vuist en met eenen loopenden jachthond tusschen de pooten van het dravend paard; dit zegel is van groen was en hangt aan eenen dubbelen staart van los door elkaar gevlochten groenroode zijdene draden. De twee andere kleinere zegels (0.06 in de doorsnede) zijn in rood was, beide aan breede perkamenten stroaken afhangend en gedeeltelijk afgebrokkeld; het zijn de zegels van graaf Adolf van Kleef en van den Luiksehen prins-bisschop Lorlewijk van Bourbon, naaste bloedverwanten der hertogin. Dwars door het charter loopt eene groote snede benedenwaarts van links tot rechts. Die beschadiging geschiedde denkelijk onder Karel V, toen, na den opstand der Gentenaren in 1539-1540, al hunne charters werden "gecancelleerd", dat is: van ambtswege doorgesneden ten teeken van nietigverklaring. Het is overbekend dat het Groot privilege van Maria van Bourgondië, de eerste algeroeene grondwet der Nederlandsche gewesten, door de Algemeene Staten der Nederlanden, te Gent in hetSt-Jorishof vergaderd, aan de vaderlooze hertogin werd opgedrongen, met het doel om de willekeurige regeeringswijze van wijlen Karel den Stoute in het vervolg onmogelijk te 143
-
1
Foto Stadsarchief Gent.
144
maken op het gebied van oorlog, vrede, financiĂŤn, rechtsbedeeling, gebruik der landstalen, enz. Enkele dier maatregels waren niet vrij van een overdreven particularisme; maar de aanstelling van eene soort verantwoordelijk ministerie en het recht toegekend aan de Algeroeene Staten om te vergaderen "ter plaetsen daer hemlieden dat ghelieven zal. .. ende also diewijle ende menichwaerven als hemlieden dat goetdincken zal," zonder "consent of orlof" van den vorst, zijn als de kiem eener staatsregeling, die aan onzen modernen grondwettelijken regeeringsvorm denken doet. Doch Maria en haar gemaal Maximiliaan van Oostenrijk hielden zich niet aan die grondwet. Na hen weigerde hun zoon Philips de Schoone haar te bezweren, toen hij in 1494 de teugels van 't bewind in handen nam. Zoo geraakte het beroemd Groot Privilege spoedig in onbruik. Voor den tekst, zie Verzameling van XXIVoriginele charters, enz. Gent 1787; onnauwkeurig ontleed bij P. VAN DUYSE en EDM. DE BUSSCHER, Inventaire analyt. des archives de Gand, nr. 706, blz. 244. - Over den inhoud, zie PAUL FREDERICQ, Essai sur Je r6le politique et social des ducs de Bourgogne dans les Pays-Bas, blz. 218 en volg.; EDMOND POULLET, Histoire politique nationale, 2de uitgave, 11, blz. 264 en volg. Naschrift: Bij het bekijken van de rubriektitel zullen sommige lezers zich misschien afvragen wat de bedoeling is van de vermelding "11 februari 1476 (1477)" Het Groot Privilege werd door Maria ondertekend op 11 februari 1477, maar ... toen ze dit deed schreef men 1476. Vroeger veranderde men immers van jaartal, niet op 1 januari, maar met Pasen. 0
H.C.
145
HETSINT-DENIJS-EN HET FARMANPLEIN Een brokje geschiedenis. Vóór de Eerste Wereldoorlog was het Sint-Denijsplein, op de wijk Buchten, voor heel wat Gentenaars een begrip dat grotendeels hetzij met ontspanning uitstaans had, hetzij herinneringen opriep in verband met militaire dienst. Want in de loop van de negentiende en twintigste eeuw werd dit plein tot verschillende doeleinden gebruikt. Draaien we even de klok van de geschiedenis terug ... Buchten is een van de vele wijken waarin Sint-Denijs-Westrem werd verdeeld. Reeds ten tijde van de Merovingische koning Dagobert I (eerste helft van de 7de eeuw) behoorde dit gebied onder de naam "Westrum" aan de Sint-Pietersabdij. Eeuwen later sprak en schreef men over "Westrem" (1) en de naam van de plaatselijke schutspatroon Sint-Denijs werd eraan toegevoegd. De bekende Gentse familie Borluut bezat er ook een leengoed dat haar naam droeg. Het dorp onderging, evenals de meeste Vlaamse gemeenten, de 16de-eeuwse godsdiensttwisten en aan het eind van de 17de eeuw werd er slag geleverd tussen de Hollanders, de Spanjaarden en de Fransen. Verder bleef Sint-Denijs-Westrem een rustige plattelandsgemeente waar hoogstwaarschijnlijk weinig ophefmakends gebeurde. Tot in 1828 koning Willem van Oranje, precies op de wijk Buchten, een militair oefenveld naar zijn naam liet aanleggen. In de Gentse citadellag immers een Hollands garnizoen dat dringend aan ruimte toe was om af en toe de benen te strekken. In die tijd was het Willemsveld ongeveer zevenentwintig hectaren groot en het was gelegen tussen de Kortrijksesteenweg enerzijds en de kronkelende Leie anderzijds. (2) Dus uitgestrekt genoeg om op te draven en niet alleen door mensen. Gedurende de ganse 19e eeuw was paardrijden een "must" bij de jongeren uit de Westeuropese begoede families. Rijscholen waren er zowat overal in de voornaamste steden, o.m. te Parijs en te Londen, natuurlijk enkel toegankelijk voor de zonen van de happy few. Te Gent, dat toen enkele manèges rijk was, stichtte men in 1838 een "Société des Courses" en men keek uit naar een uitgestrekte vlakte om de paardenwedstrijden te laten doorgaan. Het Sint-Denijsplein bleek het meest geschikt en op 14 april van datzelfde jaar besliste het Gents Gemeentesbestuur niet alleen een subsidie van 2.500 franken aan voornoemde maatschappij toe te kennen, maar tevens tussen te komen voor de ronde som van 11.400 frank in de inrichtingskosten (bouwen van een tribune, van stallingen e.d.m. en het aanleggen van het geplande koersveld). (3) 146
Begin juli 1838 grepen daar de eerste hippische feesten plaats! Men liet er dus letterlijk en figuurlijk geen gras over groeien. Eigenaardig genoeg nam men toen ook de kans waar om tevens verschillende festiviteiten in· de stad zelf te laten doorgaan : prijsschietingen van de kruisboogschutters van de Sint-Jorisgilde te Ekkergem, veldfeesten o.m. in het latere Casino, vuurwerk op verscheidene plaatsen en beiaardspel op het Belfort, gedurende drie dagen. Zo te zien bleek dit de aanloop te worden tot de algemene Gentse Feesten die toen nog niet bestonden. De vroegere Gentse wijkkermissen hadden immers veel van hun oorspronkelijke aantrekkingskracht verloren. In 1843 was het zovér. Voornamelijk gericht tegen de dagen afwezigheid van het fabrieksvolk om de plaatselijke kermissen te vieren, stelden toen enkele bestuursleden van de kapitaalkrachtige maatschappij "l'Union" (die haar lokaal naast de Beurs op de Kouter had) voor, enkel één algemene Gentse kermis in te richten die zou samenvallen met de paardenrennen die op het Sint-Denijsplein, eind juni, begin juli doorgingen. De Gentse magistraten aanvaardden dat voorstel, ook al omdat men had laten doorschemeren dat de gemeentekas aldus met de (toen nog bestaande) oktrooirechten zou gespekt worden. (4) Nà 1856 schoven de Gentse Feesten geleidelijk verder op, eerst naar 11 juli, later omstreeks 21 juli. De harddrijverijen bleven lang een der bijzonderste attracties uit het kermisprogramma vormen. Daarenboven vermeldde de "Société des Courses" dat deze wedstrijden ook dienden om het fokken van paarden in Vlaanderen aan te moedigen ... Voltrokken zich eerst deze koersen gedurende twee dagen, ca. 1900 waren er reeds drie tot vier mee gemoeid, nl. de twee opeenvolgende zondagen en de tussenliggendedins-en donderdag van de Gentse Feesten. Ze bleven op het Sint-Denijsplein doorgaan tot vóór de Tweede Wereldoorlog. Dat deze wedstrijden in het teken van de bourgeoisie stonden, was buiten kijf. Deze liet zich in groot ornaat en omringd door lakeien in livrei tijdens de zomerse, zonnige dagen in open rijtuigen, soms met verscheidene paarden bespannen, janpleziers, briksen vanaf ca. 1900 ook in auto's naar het koersveld voeren en bewonderen. En deze veelkleurige, luidruchtige défilé (sommigen lieten zich door hoorngeschal aankondigen!) herhaalde zich tijdens de terugtocht. De gewone lui, mannen, vrouwen en kinderen trokken buiten de Kortrijksepoort en keken gebiologeerd naar het voor hen ongrijpbare ontspanningsvertoon. Doorgaans op de dinsdag tijdens de Gentse Feesten werden ook luchtballons opgelaten. Dat gebeurde meestal op het speelplein van het Dierentuinpark. Soms ging dat gepaard met trapezestunts onderaan de mand en in volle vlucht. (5) Reeds vanaf het eind van de 18de eeuw was de ballonluchtvaart erg populair geworden. De Fransman Blanchard, die in 1785 met 147
Gent- 1909 . Verhaege & Liefm ans uit Oudenaarde bij de mand en hun luchtballon op het speelplein van de Gentse Dierentuin.
J effries over het Kanaal was gevlogen, gaf demonstraties over geheel WestEuropa , o .m. ook te Gent. Zijn ballon , "valscherm " en mand werden in het Gravensteen tentoongesteld. Talrijke Gentse ingezetenen waren trouwens persoonlijk sterk geïnteresseerd in dat vervoermiddel. (6) Luchtvaart werd stilaan een sport zodat ca. 1902 alhier de " Aéro-Club des Flandres" werd opgericht. Deze werd in 1938 door de "Ghent Aviation Club" opgevolgd. E. Delbaere (7) veronderstelt dat de stichtingsiclee in de schoot van de "Automobile Club des Flandres" was ontsproten. (8) Trouwens niet alleen het clubadres was oorspronkelijk hetzelfde (Kouter, 16 , op de hoek van de Kouter en de Schouwburgstraat) maar daarenboven was J. de Hemptinne én voorzitter van de automobielvereniging én erevoorzitter van de luchtvaartclub. Hier wijk ik even van mijn oorspronkelijk onderwerp af om te wijzen op een snobistische ontspanning , bijzonder geapprecieerd tijdens de eerste jaren van de 20e eeuw bij de chique lui van toen , nl. de zgn. " paper-hunts " per auto . Ook de Automobielvereniging der Vlaanderen richtte dergelijke jachtpartijen in . Het te zoeken "wild" werd "gespeeld" door een paar personen die met hun eigen wagen enige uren vroeger aan het "Hotel Royal " op de Kouter vertrokken. Vanaf een bepaald kruispunt (op de vooraf gestipuleerde baan) strooiden ze bv. rode confetti, wat voor de "jagers" betekende dat men de plaats van het " wild " naderde. Aan het eind van "ver148
keerde" banen werden papiersnippers in een andere kleur geworpen ... Na de jacht dineerde men in een afgesproken restaurant en men toerde tenslotte naar de stad terug. Er was nog eens een (zware) dag voorbij. (9) Keren we terug naar de Aëroclub. De zustervereniging van Sint-Niklaas bezat haar eigen ballon en een eigen kapitaal door de leden aangebracht. Deze kregen daarvoor de gelegenheid een luchtreis mee te maken. (10) Het is bijna zeker dat de Gentse club naar dezelfde leest geschoeid was. De zomeractiviteiten van onze luchtvaartclub bestonden hoofdzakelijk uit ballonvluchten doorgaans vanaf het Dierentuinpark . Na de Eerste Wereldoorlog spitste men zich toe op vliegtuig- en zweefvluchten en de startplaats lag te Sint-Denijs-Westrem. Van meet af aan zorgde de luchtvaartvereniging voor evenementen van formaat. Aangezien de beheerraad bij na uitsluitend uit rijke renteniers, industriëlen en dergelijke belangrijke lieden bestond, beschikte men over vèr-
Gent 1908. Farman bij zijn machine.
149
Gent 1908. Het vliegtuig van Farman in een loods.
strekkende connecties. Dergelijke invloedrijke kennissen lagen aan de basis van het feit dat de Franse "vliegende man", Henri Farman , een gewezen autopiloot, op donderdag 21 mei 1908 te Gent arriveerde (zijn toestel was per spoor voorop gestuurd) om deel te nemen aan de "Semaines Sportives Gantoises" , sportieve weken die vanaf 3 mei tot 18 juni aansleepten. De kranten geraakten daarover niet uitgepraat. De toeschouwers evenmin, zij het eerst nogal spottend, omdat " l'homme volant" tijdens de eerste "inoefeningen" enkel over het terrein hobbelde zonder zich maar één cm te verheffen. Het enthousiasme steeg echter ten top toen Farman, op 30 mei, de weddingschap van de Franse industrieel Charron won . Daartoe vloog hij op een hoogte van ... zeven(!!) meter een afstand van 1241 meter, vergezeld van een passagier, zijn vriend en mecenas Ernest Archdeacon. Deze stunt bracht Farman een slordige 120 (goud)franken op. De volgende dag deed hij een gelijkaardige demonstratie. Toen nam hij mevrouw Van Pottelsberghe de la Potterie mee, misschien wel de allereerste vrouwelijke vliegtuigpassagier over de gehele wereld . Deze vluchten grepen boven de dokken plaats omdat Farman het Sint-Denijsplein ongeschikt vond. Het terrein vanwaar alles gebeurde, kreeg later de naam van de aviateur. (11) In 1910 gaf de 25-jarige Brusselse piloot Daniël Kinet er , ter gelegenheid van de Gentse Feesten, verschillende merkwaardige vliegtuigdemonstraties. Een paar dagen later echter stortte hij met zijn tweedekker neer toen hij een poging wou doen om vanuit Gent, Oostende vliegend te bereiken. 150
Het was ook op het Parmanplein dat de controle gebeurde tijdens de "Tour de Belgique" voor vliegtuigen, door de Belgische Aëroclub tussen 6 en 20 augustus in 1911 ingericht. Eén van de deelnemers was HenriCrombez, de aviateur die er datzelfde jaar ook in slaagde een dubbele vlucht over het Kanaal te doen en die in 1913 wereldrecordhouder van het hoogtevliegen zou worden. (12) Praten we opnieuw over het Sint-Denijsplein, eerst oefenveld voor de Nederlandse troepen te Gent, later exercitieplein voor de te Gent gekazerneerde, Belgische regimenten en af en toe 's zondags(!) voor de verschillende afdelingen van de stedelijke burgerwacht. Deze populaire groepen keerden omstreeks twaalf uur terug naar de stad, trokken langs de Kortrijksestraat naar de Kouter waar ze steeds op een bewonderend publiek konden rekenen. In het vooruitzicht van de Wereldtentoonstelling van 1913 gaf Jean de Hemptinne zijn secretaris uit de Aëroclub, E. Van der Stegen, de opdracht luchtmanifestaties voor te bereiden. (13) Deze kweet zich bijzonder goed van zijn verplichtingen. Op het Sint-Denijsplein werden verschillende demonstraties met ballons (o.m. met luchtvaarder Demuyter) en vliegtuigen voorzien. Zelfs graaf Zeppelin werd aangeschreven; deze beloofde te komen maar op het laatste moment verontschuldigde hij zich hoffelijk en per brief. Tevens werd er, vanaf 1 mei 1913 een luchtpost- toen iets unieks!- vanuit Gent naar verschillende Belgische steden ingericht. (14) Daartoe sprak men Henri Crombez aan die gedurende vier maanden deze vluchten realiseerde. Er werden speciale postbussen geïnstalleerd, uitsluitend voor deze bijzondere briefkaarten waarop, links bovenaan, gedrukt stond: Poste Aérienne - Exposition de Gand Flying Post - Ghent Exhibition Aéroplanes de Brouckère- Deperdussin (15) Niet overal beschikte men over min of meer geschikte landingsplaatsen. Zo gebeurde het dat Crombez, op 5 mei, bij zijn arriveren te Oudenaarde, zich verplicht zag uit zijn cockpit te wippen om zijn monoplaan met beide handen te remmen, zoniet kwam zijn toestel in een gracht terecht ... Spijts dergelijke moeilijkheden kende de luchtpost vanuit Gent nogal succes, zodat er afspraken werden gemaakt om de foto's en de film die tijdens de boksmatch om de wereldtitel tussen Carpentier en Wells alhier werden gemaakt, dadelijk door Crombeznaar Brussel telaten overvliegen. (16) Koning Albert I die op de hoogte bleef van het nieuwe dat op luchtvaartgebied werd gerealiseerd, benoemde later Crombez als zijn persoonlijke piloot. Als orgelpunt op de Wereldtentoonstelling en de luchtvaartdemonstraties toen, kreeg men de acrobatieën van de Franse crack Pégoud. (17) 151
De derde november, sluitingsdag van de Gentse World Fair, werd een onvergetelijke datum voor duizenden, zowel vreemdelingen als stadsgenoten die, vanaf de vroege ochtend naar het Sint-Denijsplein per auto, rijtuig, tram, fiets of te voet toestroomden. En men had veel geluk, want had het de vorige twee dagen gestormd en gegoten, de derde november was het bijzonder schoon weer! Langs de kranten om kende men reeds half en half de durf van de Franse vliegenier. Toen hij echter zowel 's morgens als in de namiddag met zijn Blériottoestel een duizendtal meter hoog vloog om daarna zijn befaamde "looping-the-loops" uit te voeren, keken de ontelbare toeschouwers zich de ogen uit de kop en de bijval was niet te beschrijven ... Maanden later sprak men nóg over dat evenement. Toen echter vielen de Duitsers ons land binnen en ook Gent kwam in de verdrukking. Gebruikte de bezetter eerst het Sint-Denijsplein als exercitieveld, vanaf 1916 werden de omliggende moerassige velden gedraineerd en een militair vliegveld werd met hun gekende accuratesse geïnstalleerd. Sommige bombardementen op Londen en de Engelse oostkust startten te Sint-Denijs. Eind oktober 1918 vernielden de Duitsers hun installaties op het plein. Nà '14-'18 werd het o.m. een exercitieterrein voor de Renaulttanks die in de omgeving gestationeerd waren. De kazernegebouwen te Maaltebrugge kregen trouwens in de loop der jaren verschillende, uiteenlopende doeleinden. (18) Tijdens het interbellum werden er nog belangrijke vliegmeetings ingericht. Bijzonder belangrijk was deze, gehouden op 30 april1933 ten bate van het Rode Kruis van België, het zgn. "Vliegfeest der Floraliën". De oefeningen : "Haute école aérienne" werden door de belangrijkste vedette van de luchtacrobatie, de 29-jarige Michel Detroyat ("Ie roi de la manche à balai") op meesterlijke manier uitgevoerd. Aan boord van zijn "MoraneSaulnier" verblufte deze luchtheld door zijn durf en zijn kunnen. (19) In 1938 stichtten enige eigenaars van sportvliegtuigen een onderafdeling van de Aëroclub der beide Vlaanderen, nl. de "Ghent Aviation Club", een vereniging met eigen bestuur en met het Sint-Denijsplein als thuishaven. (20) Tijdens de Tweede W ere Idoorlog werd het Sint-Denijsplein door de Duitse bezetters tot jachtvliegtuigbasis ingericht. Daarna bleef het tot begin september 1946 onder het beheer van de Royal Air Force. (21) In 1946lag de "Ghent Aviation Club" aan de basis van de vliegmeeting die er op 8 september, tijdens het groot "Bevrijdingsfeest" op "haar" plein werd ingericht. Toen ging het begrijpelijker wijze bijna uitsluitend over stuntvliegen door Amerikaanse, Belgische, Engelse en Franse legeraviateurs. Tijdens deze meeting werden o.m. demonstraties gegeven met Engelse "Meteors" en "Mosquito's" door radar geleid. Tenslotte deden enkele parachutisten een schijnaanval op een (houten) bunker voor die gele152
Derbystraat (Gent) - tussen de kazerne Lt-Jaquemin en het vliegveld van Sint-DenijsWestrem.
Vliegveld Gent= Sint-Denijsplein Controletoren - Cessoa-vliegtuigen .
153
genbeid opgericht. Gezien de periode kende dit vliegfeest enorme bijval. Nog vóór 1950 kochten enkele piloten uit het Gentse oude legertoestellen op en deden daarmee vluchten vanaf het Sint-Denijsplein, en sedert 1964 organiseert de "Ghent A via ti on Club" internationale dagen gewijd aan het zweefvliegen. In 1976 tenslotte maakte de Amerikaanse luchtmacht van het Sint-Denijsplein gebruik als testplaats voor helikopters tijdens de Nato-maneuvers die toen plaatsvonden. Ondertussen blijken onze huidige stadsbestuurders de bouw van jaarbeurshallen op voornoemd plein te plannen. Indien dat echt doorgaat, kunnen we een lange streep trekken onder de vrij bewogen geschiedenis van een uitgestrektterrein dat voor het eerst in 1828 goed in de kijker kwam. Ondertussen halen er de zweefvliegers en de sportlui van de Cessoaclub (22) nog eventjes hun hartje op ... Tot wanneer nog? Volgens de laatste berichten, tot 31 december 1984. En dan is het definitief amen en uit. Waar de sport- en zweefvliegers dàn heen moeten, blijft tot op heden een open vraag! LodeHOSTE
NOTEN (1) Westrem: verblijfplaats in het westen. (cfr. Broeckaert en De Potter). (2) Nà 1830 noemde men het gewoon : Sint-Denijsplein. Vanaf 1950 kwam het plein in een keurslijf, vooreerst door de aanleg van de ESautosnelweg en later door het delven van de Ringvaart. Uitbreiden was voortaan uitgesloten. (3) Claeys, P., Pages d'Histoire Iocale Gantoise, pp. 171-172. (4) Claeys, P., op.cit., p. 173. (5) Van Bragt, E., Oostvlaamse Zanten, 1950, p. 155. (6) Destanberg, D., Gedenkboeken der Stad Gent, Gent onder Jozefll, p. 110, 123, enz. (7) Delbaere, E., Cat. Tentoonst. "75 jaar geleden werd een der eerste vliegclubs opgericht te Gent, de Aéro-Ciub des Flandres", Gent, 1977, p. 1. (8) Voor Oost-Vlaanderen werden er in 1900 (voor het eerst) 52 autotaksplaten afgeleverd. (9) Onsland was toen bijzonder belangrijk i.v.m. de automobiel. Het vervaardigde niet enkel uitstekende merken zoals de Vivinus, de Germain, de Pipe enz. maar het beschikte bovendien over befaamde renners, o.m. baronPierrede Crawhez, baron de Caters e.a. Ook zette men in België in 1902 reeds een Europees befaamde omloop voor auto's op touw, nl. deze der Ardennen. (10) Buvé-Pauwels, A., Oostvlaamse Zanten, 1942, pp. 215-216. (11) Volgens Delbaere, E., (Sint-Denijs-Westrem in beeld, 1980, p. 5) lag dit terrein op de plaats waar jaren later het Sifferdok werd gegraven.
154
(12) Hubinont, R., Les vols de Gand de 1913 ... , Bruxelles, 1963, p. 18. (13) Hubinont, R., op.cit. p. 19. (14) Deze luchtpost was een primeur op het Europese vasteland. De eerst opgerichte was deze van Allahabad (in het noorden van Indië), de tweede, die tussen Londen en Windsor, beide van 1911 (cfr. Hubinont, R., op.cit., p. 30). (15) Blijkbaar ontbrak een Nederlandse tekst. (16) Hubinont, R., op.cit., pp.32-33. (17) Vanbergen, M. (Steels, M.), Ghendtsche Tydinghen, 1977, pp. 83-85. (18) Delbaere, E., op.cit., p. 3 (zie ook "Sint-Denijs-Westrem in beeld", p. 20, e.v.). (19) Naast Detroyat maakten ook de Gentenaar George Hanet en zijn landgenoot Armand Bollinne geslaagde vluchten, o.m. met toerismevliegtuigen terwijl er ook demonstraties werden gegeven door Voortman, Stas de Richelleen anderen, met zweefvliegtuigen. (20) Delbaere, E., Cataloog Tentoonst. 1977, p.4. Vanaf 1931 werd reeds de "Section Gantoise de Vol sans Moteur" (de S.G.V.S.M.), m.a.w. een afdeling voor zweefvliegen, opgericht. (21) Delbaere, E., Sint-Denijs-Westrem in beeld, p. 29 en p. 36. (22) Sinds geruime tijd bestaat er de "Aëroclub Cessna", naam afgeleid van de gebruikte sportvliegtuigen.
BIBLIOGRAFIE - Buvé, A., De Aëroclub te Sint-Niklaas, Oostvl. Zanten, 1942, pp. 215-216. - Celis, G., Het Gentsche Volksleven. Gebruiken en plechtigheden naar datum gerangschikt, Gent, 1924. - Claeys, P., Pages d'histoire locale Gantoise, Gand, 1894. - De Keyser, P., Bij de honderdste verjaring van de Gentse Feesten (1843-1943), Oostvl. Zanten, 1943, pp. 33-39. - Delbaere, E., Catal. TentoonsteiL "75 jaar geleden werd een der eerste vliegclubs opgericht te Gent: de Aéro-Club des Flandres", Gent, 1977. - Delbaere, E., Sint-Denijs-Westrem in beeld, Gent, 1980. - De Potter, F. & Broeckaert, J., Geschiedenis van de gemeenten der Provincie OostVlaanderen. Sint-Denijs-Westrem, Gent, 1873-'95. - Destanberg, D., Gedenkboeken der Stad Gent onder het Huis van Oostenrijk. Gent onder Jozef 11 (1780-1792), Gent, 1910. - Hubinont, R., Les vols de Gand en 1913 et quelques autres joyaux de l'aérophilatélie beige, Bruxelles, 1963. - Vliegmeeting 30 april1933. Sint-Denijsplein. Officieel programma, Gent, 1933. - Vliegmeeting Gent. Zondag 8 september 1946. Programma, Gent, 1946. - Kranten : La Flandre Libérale: 1913. Gazet van Gent: 1838, 1843, 1856, 1900, 1901. Vooruit: 1908, 1910, 1913.
155
SNEEUW ¡ EN IJSPERIKELEN EN VOOR HET EERST MEEUWEN IN DE STAD Honderd jaar geleden (1885) Rond half januari werd het ernst met de winter in 1885. De GAZETIE VAN GENT hangt ons daarover een boeiend beeld op.
- Maandag 19 januari. Men heeft in zekere straten onzer stad den sneeuw weggevaagd, maar anderen, alhoewel in 't center gelegen en waar veel doorgang is van rijtuigen en voetgangers heel en al verwaarloosd ... de Hoornstraat, Onderbergen, de Drabstraat, de verschillende Leien der stad enz. Zaterdag als het dooide kon men er bijna niet gaan. Nu het gevrozen heeft zijn die wegen gladde ijsbanen. Gisteren zijn vele personen gevallen. Laat de dooi komen en wij plonsen weer, in gemelde straten, tot over de knoeisels in de ijskoude modder. Er is tijd genoeg geweest om in heel de stad den sneeuw weg te doen. Het bestuur van den tramway te Gent gebruikt ... klipzout om de riggels van den tramway vrij te maken. Dat het gemeentebestuur dit middel aanwende in al de straten van Gent, en het zal wel doen, vermits het te Brussel bewezen werd dat het doeltreffend is. - Donderdag 22 januari : Het vriest fel; in de Schelde en Lei beginnen ijsschollen te drijven. Als 't zoo voortgaat zal men eerlang op die wateren kunnen schaverdijnen. Sedert eenige dagen vliegen er in onze stad zeemeeuwen. Het is, zo denken wij, de eerste maal dat men die vogelen hier ziet. Er bevinden zich alle dagen veel schaverdijners op de Drongsche Meerschen. Gisteren zag men er talrijke damen en heeren. Op zekere plaatsen is het ijs 12 cm. dik. - Vrijdag 23 januari: De sneeuw en de schielijk ingevallen vorst hebben een groote verwarring in dentelegrafieken-en telefoondienst gebracht. Talrijke draden van den telegraaf en telefoon zijn gebroken. Het bestuur van den telefoon heeft dringendshalve en met een versterkt personeel, de herstelling van het zeer beschadigd telefoon-net in onze stad begonnen. Men meldt dat een schaatsenrijder eergisteren op de Drongsche Meerschen door het ijs is gezakt en een koud bad heeft genomen. Na zich eenige tijd in eene herberg gedroogd te hebben keerde hij op het ijs terug doch hij kreeg het zoo koud, dat men hem per vigilante naar huis heeft moeten voeren. - Zaterdag 24 januari : Het ijs is zeer vermakelijk voor de schaverdijners maar het is zeer onaangenaam in de straten onder de voeten. Radde men 156
in tijds, met klipzout, gelijk men te Brussel heeft gedaan, den sneeuw in onze straten doen smelten, wij zouden nu overal geen ijsbanen hebben, waarop wij gaan met gevaar van te vallen en ons een lidmaat te breken.
- Maandag 26 januari : Heel Gent is gisteren op het ijs geweest. Het was heel den dag van 's morgencts tot 's avonds, een oprechte optocht naar de Drongensche Meerschen, buiten de Brugsche Poort... Niets hindert er de schaverdijners tenzij wellicht de talrijke "kijkers" die zij moeten trachten te vermijden, om ze niet omverre te werpen. De onmetelijke ijsvlakte bood een schilderachtig uitzicht aan. De zon zond van aan den reinen blauwen hemel een helder licht over de vlakte, waar heel Gent zich vermaakte. Er stonden talrijke kraampjes waar zij die lust hadden zich konden te goed doen aan genever, franschen, bier, boterkoeken, heetekoeken, enz. Men kon er zich verwarmen rond èenen gloeienden kachel... Er waren een tweetal sleden getrokken door paarden. Een dezer sleden trok eenen man voort, die een wijde broek en wijden jas aan had, en zich zoo diklijvig had gemaakt als de man, dien wij vroeger in den cirk gezien hebben, in de vermakelijke pantomien; de karnaval op het ijs. Er werd hartelijk mede gelachen. ~Donderdag 29 januari
: Het is gisteren eensklaps beginnen te dooien. -Het is niet om iets te zeggen dat iedereen ziet, dat wij dit schrijven maar om op de noodzakelijkheid te wijzen zonder uitstel de straten te kuisehen en de vuilnishoopen weg te voeren die in menigte langs de straten liggen.
-Zondag 1 februari: De belgischecompagnie van den telefoon-BeU werkt op dit oogenblik met een groot getal. werklieden aan de. herstelling· der groote schade, door den laatsten sneeuw en vorst veroorzaakt. Het getal meters draden dat sinds acht .dagen hersteld is, beloopt tot 29,450. De dienst is reeds verzekerd voor de richting van noord en zuid en in het midden der stad. Dinsdag zal alles hersteld zijn. En daarmee washet grootste winterleed in 1885 geleden. - "Franschen" schrijft Lievevrouw-Coopman is brandewijn en "heetekoeken" zijn pannekoeken. - Dat er vóór honderdjaar geen meeuwen in de stad overwinterden zal wellicht iedereen verbazen en zal de ornithologisch aangelegde archeoloog zeker interesseren. - De telefoonproblemen van toen zijn nu gelukkiglijk alleen maar door treinproblemen vervangen. E. OSSlEUR
157
SCHANDSTRAFINSTRUMENTEN LANGS DE GENTSE STRATEN In "Ons Heem" jg. 37, 5-6 Herfstmaand-Slachtmaand 1983, vinden we op blz. 143 het volgende : " ... In de Middeleeuwen en de Moderne Tijden stond of zat de delinkwent bij de tepronkstelling op een openbare plaats, vastgeketend aan een muur, op een bank, tegen een paal, op een verhoog, op een ladder, in een kooi of in kluisterhout, om er gedurende enige tijd aan het misprijzen van de bevolking overgeleverd te worden ... "
Afbeelding I. Te Cockington nabij Torquayin Groot-Brittanië kan men zich als toeristische attractie laten fotograferen, geklemd in een oude schandbank.
Volgens sommigen bestonden er ook manden met wankele bodem, waarin de misdadigers boven het water werden gehangen tot ze letterlijk "door de mand vielen"! Alfons van Werveke schrijft o.a. het volgende : " ... De tentoonstelling in een ladder werd te Gent toegepast door den Raad van Vlaanderen, die in 's-Gravensteen zetelde. De veroordeelde werd tusschen twee sporten van een vlak liggende ladder gestoken en er aan vastgebonden, vóór de poort. .. . . . Pelorijn, een woord, waarvan de oorsprong onbekend is, wordt gezegd van een schavot en ook van een schandpaal. .. . . . In een Fransehen tekst van de XVIe eeuw lezen wij : Pelorijn en ladder 158
zijn teekenen van hoog gerecht; en wie de een kan hebben en maken, mag ook de ander hebben en maken ... "
De schandbank vastgehecht aan de gevel van het gewezen Groot Vleeshuis aan de Groentenmarkt (gedeeltelijk achter het Galgenhuisje)
Afbeelding 2. "'t G algenhuis je "
A . van Werveke schrijft : "De oudste tekst , waarin er spraak is van het Gentsche pelorijn , is van 1326: "van den werke aan 't Vleeschuus te beteroe ende an een nieu pellorijn te maken. "" Dit doet ons veronderstellen, dat het eerste houten vleeshuis ook reeds een pelorijn bezat. Tegen de huidige gevel van het gewezen Groot Vleeshuis , halfverscholen achter het dak van het kleine Koffiehuis , '" t Galgenhuisje" genaamd , aan de Groentenmarkt zijn de smeedijzeren resten te zien van een vijftiende-eeuwse schandbank. In 1418 , toen het Groot Vleeshuis , het huidig gebouw , aldaar werd opgetrokken , monteerde men dit pelorijn op manshoogte tegen de gevel. Vier halsbanden werden door middel van vaste ringen in de muur verankerd. Waarschijnlijk werden de veroordeelden er in vastgezet bij middel van hangsloten. Wat lager waren er drie Gotische steunen met een zitbank, voor de tentoonstelling van de veroordeelden, aan de muur bevestigd (zie A a en a op de tekening van A. He ins). De plankenvloer, die men gebruikte om de misdadigers te installeren , kwam ongeveer op de hoogte van de 159
Afbeelding 3. De schandbank.
dakgoot van het Galgenhuis je. Links aan de muur ontstaat een leuning die de zitbank omsloot en rechts, langs de gewezen toegang tot de plankenvloer, in een sierlijk veelhoekig handvat eindigt. Drie ingelijste stijlen ondersteunen deze leuning. Resten , van twee van de drie stevige boogvormige steunen van de plankenvloer , zijn aan de muur in het Galgenhuisje te zoeken (zie B benbop de tekening van A. Heins). A. van Werveke schrijft : "Het pelorijn aan het Galgenhuizeken is niet langer gebruikt geworden dan tot 1529 . Dan is men begonnen een schavot te stellen v贸贸r de stadsgevangenis op de Koornmarkt , namelijk het Chastelet , dat stond waar nu de Post is. Sedertdien stelde men aldaar ten toon, en , nog later , v贸贸r het Stadhuis. "
160
Afbeelding 4. Reconstructieve tekening van de schandbank door A. Heins.
Een herinneringsmonument, nabootsing van een pilaar van de Vismarkt, staande op het Sint-VeerlepJein en een gebeeldhouwde leeuw zittend op de nok van de noord-oostgevel van het gewezen Groot Vleeshuis. Op de vier-hoeken van de Vismarkt (de huidige Groentenmarkt) stonden tot 1483 houten staken. Zij werden "kolommen van gerechtigheid" genoemd, omdat misdadigers er met ĂŠĂŠn oor aan vastgenageld werden. (De uitdrukking "vis van beneden staken" herinnert ons nog aan het feit, dat vis van tweede keus, die dus niet zo vers meer was, buiten en terzelfder tijd lager, dan de afbakening door deze staken, moest verkocht worden). Als strafmaatregel heeft de heer Gheleyn van Maldeghem in 1483 vier ste161
Afbeelding 5. Een herinneringsmonument.
nen pilaren moeten bekostigen in vervanging van de vier versleten houten staken, vandaar ĂŠĂŠn van de benamingen van het huidige monument: "Kolom van de Sire van Maldeghem". Deze stenen kolommen stonden tot ongeveer 1784 op die plaats (de huidige Groentenmarkt) en hadden een achtkantig voetstuk en een ronde zuil. De leeuw neerzittend en gekroond hield tussen de voorpoten de stok van de banier, in de vorm van een verlengde rechthoek. De kroon en de banier waren in koper. RenĂŠ de Herdt geeft de namen op van de kunstenaars, die aan het tot stand komen van de vier leeuwen hebben gewerkt: Zij werden door Stevin Pauwels in witte steen gekapt naar het ontwerp van schilder August de Brune. De kronen werden door Jan van Laerbeke in brons (volgens anderen in koper) gegoten naar het ontwerp van beeldsnijder Ghijs. De schildersgezellen Arend van den Houte en Lievin de Stoovere staken de dieren in de verf. Deze kolommen hebben waarschijnlijk enkel tot afbakening van de markt gediend. (In 1539 162
Afbeelding 6. Noord-oostgevel van het gewezen GrootVleeshuis.
ging men met een veroordeelde naar de galg , staande buiten de Muidepoort , aan de Meulesteedsesteenweg , om hem met één oor aan de stok te spijkeren.) De vier zinnebeelden waren : het Keizerrijk , Bourgondië , Vlaanderen en Gent. Het is de kolom , bekroond door een leeuw die de Gentse vlag houdt , die nagemaakt werd. Zij zou vervaardigd zijn voor de afdeling " Oud-Vlaanderen " van de Gentse Wereldtentoonstelling 1913 door beeldhouwer Oscar Sinia CO Gent , 8.5.1877- t Gent , 31.8 .1956) en architect V alentin Vaerwyck CO Gent , 3.3.1882 - t Gent , 27.11.1959). Of deze zuil werkelijk op de Gentse Wereldtentoonstelling gestaan heeft konden we niet achterhalen . Ze werd van een tekst voorzien en op het Sint-Veerieplein (waarschijnlijk het oudste plein van Gent) geplaatst op initiatief van "Les Amis du vieux Gand" en aldaar van haar houten omheining ontdaan op zaterdag 17 juli 1926. Dit zou bekostigd zijn met de geldresten van de 163
Gentse Wereldtentoonstelling. Dit monument herinnert aan de drie beheerders van de Gentse Wereldtentoonstelling : Joseph Casier C Gent, 1.3.1852- t Gent, 15.12.1925, voorzittervan de eerste algemene directie), Emile Cappieters (0 Gent, 15.12.1849- t Gent, 15.9 .1922, voorzitter van de tweede algemene directie) en Maurice de Smet de Naeyer CO Gent, 22.7.1862- t Gent, 23.5.1941, voorzittervan de derde algemene directie). Eén van de vier leeuwen (waarschijnlijk deze die nog in de beste toestand verkeerde) werd omstreeks 1784 op de nok van de noord-oostgevel van het Groot Vleeshuis geplaatst en aldaar vernieuwd in het begin van deze eeuw.
De schandpaal staande tegenover de Sint-Bavoparochiekerk van Mendonk Reeds zeer jong wist ik van het bestaan af van de gemeente Mendonk. Mijn grootmoeder langs vaderszijde was een Mendonkse. Van haar leerde ik het versJe: "Mendonk Spreudonk (naam van de gewezen heerlijkheid waarvan het grondgebied in 1788 bij dat van de gemeente Mendonk werd gevoegd). Kerk zonder wijzers (van het uurwerk) Smid zonder ijzers (hoefijzers) Bakker zonder brood Geheel Mendonk is in nood!" De inhoud van het versje wijst op een miserabele toestand, die misschien wel te wijten was aan de omstandigheid, dat deze gemeente tamelijk afgelegen was en enkellandbouwers onder haar bewoners telde. De nabijheid van het Kanaal van Terneuzen (de vroegere Sassevaart en sinds 16 november 1964 "Zeekanaal naar Gent" genoemd), de Moervaart en de Zuidlede hebben dit isolement in de hand gewerkt. De sikkel en de bijl, reeds in het schild van Mendonk in 1438, verhalen ons van landbouw en bosbouw. Vele plaatsnamen uit de omgeving spreken ons van vochtige, moerassige gronden met zandige verhevenheden : Desteldonk, Mendonk, Moerbeke, de Oostdonkstraat, Puyenbroeck, Sprendonk, Terdonk, Wachtebeke, Wulfsdonk, enz. Op 23 januari 1965 werd de gemeente Mendonk afgeschaft en het grootste gedeelte van haar grondgebied werd bij de stad Gent ingelijfd met het oog op de verbreding van het Zeekanaal naar Gent. Bij saneringswerken op het oude kerkhof van Mendonk, stootte men op 19 juli 1872 op de 4,38 m hoge, granieten schandpaal. Op de top prijkt het wapenschild van Govardus Gerardus van Eersel, de 16e bisschop van Gent, namelijk van 30.4.1772 tot aan zijn overlijden te Gent op 24.5.1778. Zijn lijfspreuk luidde: "Ordinate et provide" (Orde en Vooruitzicht). Van Eersel werd te Antwerpen geboren op 28.12.1713, hij was in 1734 primus wijsbegeerte te Leuven. Zijn wapenschild, dat hij zelf ontwierp, toont een grafelijke kroon (In het boek "Histoire chronologique des évêques ... " door E. Hellin, opgedragen aan Van Eersel en in zijn opdracht geschreven, staat
164
f.c:tt VC..LJlt.
\LLVSTRATA
\E>'t\
Afbeelding 7. Oude waterwegen.
Van Eersel betiteld o.a. als graaf van Evergem. Volgens A. Sanderus in "Verheerlijkt Vlaandre" pronken Evergem en Mendonk met de titel van graafschap. Over Sprendonk wordt niet gesproken. Op oude kaarten echter wordt ook deze heerlijkheid als "graafschap" betiteld! Evergem, Mendonk en ook Sprendonk vielen grotendeels onder het Sint-Baafsdomein. Bij de afschaffing van de Sint-Baafsabdij in 1540 werd de Gentse bisschop immers heer van het Sint-Baafsdomein en het kapittel van de Sint-Baafskerk de grondeigenaar), een prelaatshoed, een koord met tweemaal tien kwasten en onderaan gekruiste lauwertakken. In het schild staan nog drie opspringende dieren. Vermits zij een zeer verschillend uitzicht hebben op de verscheidene afbeeldingen is het een onbegonnen werk er een benaming 165
. SCHA&
I I I IJ-
I
I
0
I
GENT
-
8TAD5GR6N9
••••• ÇX- H6NDONK. SINDG ZJ. 01. 1965 - WliTéflLOPEN Afbeelding 8. Plan van Gent.
te willen voor verzinnen. De schandpaal heeft een voetstuk met twee treden en een achtkantige zuil. De keten en halsband, welke in de bladversiering midden de paal hingen, schijnen spoorloos te zijn sinds 1964. Bij Regentsbesluit van 8.2.1946 werd deze paal gerangschikt als monument. A. van Werveke schrijft nog het volgende: "Vele gerechtshoven van heerlijkheden op den buiten hadden als pelorijn een houten staak of een zuil van blauwe steen". Daniël Vanacker denkt dat deze schandpaal afkomstig is 166
Afbeelding 9. De schandpaal.
van het naburige Wulfsdonk. De heerlijkheid Wulfsdonk te Moerbeke was de proosdij van waaruit Mendonk door de Gentse Sint-Baafsabdij reeds in de 13e eeuw ontgonnen werd. Deze schandpaal zou eveneens aan de Puibrug over de Zuidlede kunnen gestaan hebben! (De Puibrug is heden opgeslorpt door het Provinciaal Domein Puyenbroeck. Het domein dankt er zijn naam aan) . Een pui is immers een hogere steen of boord van waarop vroeger bekendmakingen werden afgelezen of recht werd gesproken. Een brug is een plaats met grote volkstoeloop en de Zuidlede was eigendom van Sint-Baafs. Onder keizerin Maria Theresia verscheen een eerste decreet tot afschaffing van de schandpalen. Onder keizer Jozef 11 verscheen een tweede decreet tot afschaffing van de schandpalen. Men zal dan ook vóór de openbare verkoop van het bezit vanSint-Baafsop Mendonk in 1798 aanving, niet gedraald hebben om de schandpaal veil ig op het kerkhof in te delven . Waar kon men hem beter verbergen ? Het kerkhof was immers op dat ogenblik het ideaal terrein, dat niet openbaar verkocht werd! 167
ma\c~ in mm.
4oo
Afbeelding 10. Schets van de schandpaal, met toelating overgenomen uit: Sint-Laurensklok, Zelzate, jaargang 50 nr. 3 (1977-1978).
BIBLIOGRAFIE - Den nieuwen volmaekten gregoriaenschen almanach 1801-1900, Gent. - De schandpaal van Mendonk, door DaniĂŤl Vanacker, in : Heemkundig nieuws, nov.-dec. 1983, Gent. - Gand manurnental et pittoresque, door H. van Duyse, Brussel, z.d. - Gedenkbladen uit het leven onzer voorouders, door Alfons van Werveke, Gent, 1936. - Gent 11, door Frans de Potter, Gent, 1884. - Het pelorijn aan het Groot Vleeshuis, door Pierre Kluyskens, in : De Gentenaar, 3.2.1952.
168
- Histoire chronologique des évêques ... , door E. Hellin, Gent 1772. - Hoever staat het met de "Inventaris van het rechtshistorisch patrimonium van België?", door P. de Win, in: Ons Heem, Hooimaand 1983, Brugge. - In het kader van de "Inventaris van het rechtshistorisch patrimonium van België" : de schandstrafinstrumenten, door P. de Win, in : Ons Heem, Herfstmaand-slachtmaand 1983, Brugge. - In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad, door Suzanne Janssens, Gent, 1980. - Inventaris van het kunstpatrimonium van Oostvlaanderen V Sint-Baaiskathedraal Gent, door Dr. Elisabeth Dhanens, Gent, 1965. - Langs het Kanaal, door Daniël Vanacker en Miehiel Hendryckx, Langerbrugge, 1982. - Le Pilori, door A. Heins, in: Inventaire Archéologique de Gand, Gent, 15.12.1897. - Schandpalen, door Br. Leopold en Roger Audenaert, in: Sint-Laurensklok, Zelzate, jaargang 50 nr. 3 {1977-1978). - Te schande op de Vismarkt, door René de Herdt, in :Toerisme in Oost-Vlaanderen, jan-febr. 1976. - Verheerlijkt Vlaandre, door Antonius Sanderus, Leiden, Rotterdam, den Haag, 1735.
Suzanne JANSSENS
ONZE GENTSE KEUKENRUBRIEK (vervolg) De Darmen : beter gekend als "vette darmen", worden omgekeerd goed geschrobt, meermaals afgezoden en dan gestoofd. _ Zo bereid behoorden zij, net als gesmolten vet met kaantjes, ~~~'r:!!LR ajuinsaus en dergelijke zaken tot het menu van de minstbedeelden en zijn nu (gezien de veranderde levensomstandigheden en ook de onaangename reuk bij het bakken) zo goed als volledig verdwenen. Alleen kan ik nog een bereiding aanbevelen van kalfsdarmen "à la vinaigrette". Men laat de gereinigde darmen een kwartuur afkoken, dan afkoelen. Men snijdt ze in stukken die men dan goed laat koken in een witte saus. Men laat ze verzijpen en dient ze dan op omringd van groene peterselie met een saus van olie, azijn, peper, zout, eiboel, dragonderkruid, zeer fijngehakte peterselie. Zwezerik: Vroeger, bij de gewone mens, zo begon onze Keukenpiet, was dat alleen een tamelijk waardeloos iets dat in stukjes gesneden moest bijgevoegd worden in de Gentse stoverij. Nu is het meestal een fijne brok, vooral kalfszwezerik, gebruikt in verschillende keurgerechten. Maar, zo vervolgde onze nog maar half herstelde vriend, beloof aan uw lezers dat ik vol-
169
gende maal daarover nog een en ander zal vertellen, ook over de nog niet behandelde "uitersten", als daar zijn: de kop (met tong en hersenen, beide lekkere beetjes) de staart en de poten (de putenen urens!); ook de bloeden witte worsten zullen wij behandelen en de fameuse pens. En zeg meteen aan de ongeduldige vrienden die ons vroegen waar het recept blijft van de beloofde "choucroute" dat het volgen zal evenals een voorloper van de op straat verkochte frieten, vroeger de pelle patatten (1) : namelijk de boekweitkoeken, en trek er nu maar uit, 'k ben moe. Daarop lieten wij onze wat zenuwachtig geworden Keukenpiet voorlopig met rust : wij zullen 't afwachten! "Met moed, volharding en geduld Wordt ook de zwaarste taak vervuld". Deze spreuk van mijn oude tante was ik aan het herdenken toen ik mij naar Oude Keukenpiet begaf mij afvragend hoe het sinds de laatste maal met zijn humeur gesteld zou zijn. 't Viel mee. Van bij de geopende deur schonk tante Mele mij reeds een geruststellend knipoogje; en inderdaad, Keukenpiet scheen in een bovenste beste luim, en vervolgde direkt zijn keukenrelaas met: De Zwezerik (of cepier) : Deze fijne spijs (het gaat hem hier vooral over kalfszwezerik) wordt op verscheidene manieren voorbereid: a) Na een koppel zwezeriken een kwartuur te hebben laten koken, legt men ze in koud water, snijdt ze in stukken, die dan opnieuw gekookt worden in een witte saus. Na ze te hebben laten verzijpen dient men die op omringd van peterselie en geeft men daarbij, in een afzonderlijke sauspan opgediend, een soort tartarensaus met olie, azijn, peper, zout, ciboel, dragonderkruid en fijngehakte peterselie. b) Gereinigde en in bouillon gaargekookte kalfszwezeriken worden, eerst in geklutste eieren gewenteld, daarna in geraspte beschuit met geraspte kruidnoot gemengd en zo gebakken op het vuur in kokende boter op de koekenpan. Voor het opdienen worden er druppels citroensap over gedropt. c) Op een derde manier wordt de in bouillon gaar gekookte zwezerik in de bloem of in meel gedraaid, daarna in de kokende boter op de koekenpan gebakken en opgediend met rondekens boter en een in stukken gesneden citroen. d) De meestgeliefde manier is echter als vulsel, vermengd met champignons, soms met toevoeging van afval van gevogelte opgediend in een groot vol-au-vent, in videetjes, ook in kroketten. De variatie daarvan is zeer uitgebreid. En zo komen wij nu stilaan tot de belangrijke kop. En daaruit nemen wij nu eerst en vooral de tong. Het voornaamste is hier : (1) Zie "Ghendtsche Tydinghen" 1982- nr. 3- p. 144.
170
De Rondstong : De allereerste en voornaamste bewerking voor een rondstong is ze eerst twee Ă drie uur (anderen zullen zeggen 24 uren) in water met zout te dompelen dat verscheidene malen ververst wordt om ze te laten wit trekken. Dan komt het afkoken gedurende 2 Ă 3 uur en het pellen terwijl zij warm is. De ene zal nu het koppeling verwijderen als minderwaardig terwijl de anderen dit zullen voorstellen als zijnde de fijnste brokjes vooral met de aangehechte klieren. De tong wordt dan meestal in dunne schillen gesneden en op een schotel gelegd. Het is echter bij het opdienen dat de voornaamste smaak gegeven wordt door de toegevoegde saus waarmee men ze overgiet : hetzij een zure eiersaus, een konkommersaus, een kampernoeliesaus, een tomatensaus, een saus van aalbessen of ook met een blonde kappersaus; men voegt er gestoofde vruchten bij, zoals krieken, peren of pruimen, ofwel asperges met parmezaansaus. Een andere bereiding bestaat er in de gepelde tong te overgieten met een weinig bouillon, een geutje azijn met toevoeging van konkommers, peterselie, ciboel, sjalotten, alles zeer fijn gehakt. Men voegt er dan nog zout en grove peper bij en geraspt brood, en men plaatst de schotel op een stil vuurtje en laat alles braden tot een dikke korst op de bodem komt. Bij het opdienen voegt men er eenvoudig een weinig bouillon bij. Nog een andere bereiding: men doorspekt de gekookte en gepelde tong met spek, en kruidt ze met zout, muskaatnoot, gehakte peterselie en sjalotten. het sap laat men verkoken zodat men alzo een bruine saus bekomt. Men kan ook de gepelde tong eenvoudig bestrooien met geraspte beschuit en zo laten stoven in de oven. KaHstong: De kalfstong speelt gewoonlijk hare voornaamste rol bij het bereiden van de kalfskop in zijn geheel. Men kan er echter afzonderlijk een heellekker gerecht van maken. De kalfstong, na geweekt te zijn, wordt opgezet in koud water met, zoals voor een gewone soep, toevoeging van zout, peper, groenten en specerijen. Op een stil vuur komt zij bijna gaar. Dan bereidt men een saus bij middel van een zestal kampernoelies, wat peterselie en ciboel, laat alles opkomen in de boter, bestrooit het geheel met bloem en leng aan met witte wijn. Na
171
toevoeging van peper en zout brengt men het geheel aan de kook en legt er dan de in schillen gesneden tong in; na een half uur koken legt men de gesneden tong op een schotel, steekt de saus door een teems, voegt er het sap van een halve citroen bij en er kan worden opgediend. Schaapstong : Een mengsel van schapentong en pootjes vormt een lekker geheel. Men laat alles samen koken in water met zout , peper, laurierblad en thymus. Het vlees moet maar juist overdekt zijn. Gaar gekomen wordt alles in stukken gesneden en opgediend met een witte saus gemaakt met het kooknat en aangevuld met een eierdooier en wat citroensap. Anders bereid : de schaapstong, gekookt en gepeld, laat men verzijpen. Men laat fijngehakte kruiden en kampernoelies in de boter opkomen samen met fijngehakt spek en specerijen. Men voegt er de tongen bij en laat het geheel koud worden. De tongen met bijkomend vulsel komen nu ieder terecht in een geboterd papier gesneden in hartvorm en er gans rondgeplooid. Men laat zachtjes roosteren, langzaam, begietend met wat gesmolten boter. Zo bekomt men schaapstangen in papilloten . Men kan die ook opdienen met doorgestoken bonen, erwten of spinazie, overgoten met het kooksap. Ook wel met een tomatensaus. Varkenstongen : De varkenstongjes worden meestal na mals gekookt te zijn gepeld en in een bokaal gebracht vol vleesgelei en gesteriliseerd. Deze varkenstongjes worden veel gebruikt in koude gerechten.
R.V. ('t vervolgt)
172
NOG OVER STOVEN Zoals wij in het vorige artikel lazen , waren er te Gent in de Middeleeuwen , evenals in alle andere steden van Vlaanderen en de ons omringende landen een groot aantal stoven of badhuizen.
Fig. 1. Een man en een vrouw in een badkuip. Een vrouw komt uit de deuropening met een ketel water ; een man bespiedt het paar van achter een gordijn. (détail uit een eikehouten balksleutel - stadhuis Damme) .
In het midden van de kamers der stoof stond een grote houten badkuip in de vorm van een afgeknotte kegel , waarin de stoofhouder of zijn meid met emmers warm water goot , dat op een houtvuur was gestookt. (1) Een balknaald van het stadhuis van Damme stelt zo een kamer uit de XVe eeuw voor met klanten en de meid . (Fig. 1) Er waren mannenstoven , vrouwenstoven en stoven zonder enige bepaling. Zij waren gemengd en gaven weldra aanleiding tot allerlei uitspattingen. De Potter beweerde dat potstoven stoven waren waar men "een pot kookte" t.t.z. kon eten . (Fig. 2) Alfons Van Werveke echter meent dat potstoven die waren , waar potten met warm water- dus geen badkuipen - ter beschikking van de klanten stonden om zich gedeeltelijk te wassen. In Frankrijk heeft men nl. de vermelding gevonden van "pots à eau d'or et d 'argent" . Deze waren natuurlijk in het bezit van de hogere standen . Men vermeldt er ook bij : "des bassins ou vaisseaux à la ver les pieds" . Nochtans bewijzen zekere politieverordeningen dat de stoven ook gasthoven waren "waar men bedden dekt" . Het staat vast dat men veellanger in bad bleef dan nodig was om zich te wassen en het is waarschijnlijk , dat in 173
Fig. 2. " Van buiten water, van binnen wijn, Laat ons allen vrolijk zijn", illustreert nogmaals dat baden , tafelen en stoeien toen heel normaal waren (Houtsnede uit een Augsburgse kalender 1481)
Fig. 3. Een zitbad met windscherm.
174
den beginne de bedden alleen maar dienden om nog wat te rusten na het baden. De badkuip afgebeeld op de balk van het stadhuis te Damme is zo hoog als onze moderne badkuipen , maar zij is rond en heeft zulkdanige doorsnede dat men er zich in kan neer zetten en uitstrekken , zodat het water tot de kin reikt. Een windschut dat de kuip half omringt , moest als tochtscherm dienen. (Fig. 3) Het was vroeger bvb. heel gewoon een ridder in de hofvan zijn burcht zonder gêne met zijn geliefde in bad te zien stoeien en vrijen terwijl meiden en knechten geamuseerd of jaloers toekeken. De Middeleeuwen waren de bloeitijd van de stoven. Vooral de gemengde stoven , waar men bij voorkeur vermaak zocht, waren er de oorzaak van dat de overheid optrad. De verspreiding van ziekten zoals syfilis zal daar ook wel iets mee te maken gehad hebben. In de XVIe eeuw predikten zowel katholieken als protestanten tegen de stoven als zijnde een gesel Gods , zodat de meesten spoedig verdwenen. Van Werveke meent dat er in onze streken geen meer waren bij het begin van de XVIIe eeuw. Het sluiten van de stoven en een verkeerde interpretatie van de preken tegen die instellingen waren noodlottig voor de openbare gezondheid. Waren de zielen niet meer zwart, het zelfde kon niet gezegd worden van het stoffelijk lichaam! Bijna niemand had een bad thuis, zodat lichaamshygiëne een illusie was. Voeg daarbij dat men begon te geloven dat het ganse
Fig . 4. Aan het badwater werden soms kru iden of andere aromatische stoffen toegevoegd. (Houtsnede van Urs Graf uit " Kale nder des Docto r Kung Zürich , 1508)_
175
lichaam wassen een zondig bedrijf was en weldra waste men zich hoe langer, hoe minder. Soms kregen handen en aangezicht nog wel een beurt maar de voeten reeds minder en verder? Koningin Margaretha van Navarra (1492-1549), in een door haar geschreven tweespraak, vindt het heel gewoon tot haar geliefde te zeggen : "Zie die mooie handen; al heb ik ze sedert acht dagen niet ontdaan van vuil, ik wed, dat ze de Uwe in de schaduw stellen ... " Men verwonderde zich daar niet over, een echte man moest immers stinken! In het begin van de XIXe eeuw was er bvb. in het gasthuis te Gent nog geen enkel bad. In een vorig artikel vermeldden wij reeds het Wandelaertsteen als vrouwestove. Het was "eene loeve" of "love". Dit woord is verwant aan loof en lover, wat gebladerte of groen betekent. Het was dus o.a. een pleintje of tuintje waarin ĂŠĂŠn of meerder woningen stonden en zal in ons geval zeker de privacy van de stoofbezoeker verhoogd hebben. Toen waren dergelijke loven heel gewoon in de stad, gezien wij in de "Jaer registers" meermaals deze vermelding ontmoeten : Een huis met eenen loven voren ter straeten ten hooghen poort (1366) Een huus met dhelft van eenen Joevekinnen bachten (1387) Een huus ende erve met ten Joeve der bachten (1388) Twee huusen deenneffens dander up de Lieve naest der Augustynen Joeven (1460) Een huus ende erve dateene Joeve es, staende in de Brabantstraete (1386) Den opper solder van der love (1420) Twee steeninen loeven ... an de Papen-straete (1462) Eene steeninen love tSanders-walle (1462) Eene erve ten erommen essche daer eene love met zes woningen up staet, van voeren ter straeten streckende, bachten tot up dwaeter (1262) Een huus dateene love es met twee woningen (1394) Een huus ofte woenste dwelcke es deene helft van eender loeve over Schelde (1461) Eene Joevetwee woensteden synde onder een dac (1464) Een huus wesende eene nieuwe love met drien woensteden staende Sanders-walle in de selver straete (1469) Jan Wandelaert die zijn naam met hogergenoemd steen verbond, vinden we de 17e juli 1454 in dezelfde "Jaer-registers" terug als deken van het schippersgilde : ... dat Jan Wandelaert als deken van de neringhe der schiplieden in Ghendt heeft verpacht 't Gendsche gat (sluis) te Harelbeke toehehoerende de selve neeringhe. 176
Ook in vele, acten van hetzelfde boek van de XIVeen XVe eeuw komt het Wandelaertsteen voor: Kenlick dat heimie Goethals heeft utghegheven in eenen eeuwelieken erfelieken cynse, Janne Seys, sekere pleeken van erfven gheleghen op de corte veste, tusschen der walpoerten ende den casteel Wandelaert. (15 February 1451) Eene rente versekert up eene vrauwen-stove die men eet 't casteel Wandelaert, staende beneden der braem-brugghe up dwaeter neffens Jans Oesterlinckx huus up de erve toebeboerende der stadt van Ghendt. (29 september 1416) ... kenlick dat Pieter de Smet heeft ghehuert jegens Gerarde vander Plasche syne stove die men heet 't casteel Wandelaert, omme XII grootende weke. (18 november1417) Kenlic dat Jan van SentePieters kende ende lyde dat hy schuldich es Gerarde vander Plasche de somme van XVIII pt groote toumoys, van den coepe van eenre stove die men eet 't casteel Wandelaert (1 december 1415) Kenlic dat Jan de Decker heeft vercocht Janne Scoutin de helftscheede van een huus, ende es eène vrauwen-stove gheeten 't casteel Wandelaert, staende bi der braem-poerte ende es desen coep ghedaen voer de somme van XVIII pt X sch.grooten (19 november 1444) De helfscheede van het casteel Wandelaert vercocht voor XX pt IV sch. grooten. (17 januari 1445) ... huusen ende steden die sy hebben staende an 't plaetskin vor den casteele Wandelaert. 4e wede-maend 1378. Eene rente bersekert up een huus staende naest dat van Willem filius boudins van Baevegem an d'een zyde, ende de veste an d'ander zyde jegens 'tcasteel Wandelaertover. (1397) ... Kenlic dat Jan Latte de Ticheldecker commen es; kende ende lyde dat hy schuldlich es, Gerarde van derPlasschede somme van XVIII pt toumois, van den coepe van een coeren-huus staende binnen der braembrugghe an't plaetskin by den casteele Wandelaert. (1415) ... Een huus ende stede ghestaen an de plaetse by den casteele Wandelaert (1461) Laten wij ons echter door de naam "kasteel" niet misleiden. Het bezat geen enkel territorium. Het vormde voor 1415 slechts een kleine versterking op de stadsvesten. Wanneer men de naam "Wandelaert" uit hetmiddelnederlandsvertaalt betekent het zowel pelgrim, dolende ridder als vagebond en wandel: wuft en zedelijk bedorven, zodat de naam voor zichzelf spreekt. In een tweede versie valt Wandelaard uiteeen in wandel, wat ook minder belangrijk of gebrekkig betekent en aard : aanlegplaats. Wandelaard wil dus zeggen : minder belangrijke aanlegplaats in tegenstelling tot de verder177
op gelegen Wijdenaard. De Wandel-aard werd vooral gebruikt als uitwijkplaats voor handelsschepen tijdens belegeringen. Niet alleen het Wandelaertsteen stond inde omgeving van een belangrijke waterloop (2) ook in de bloeitijd van de havenactiviteit aan de Lievekom was op de hoek van het Sint-Widostraatje een stove genaamd "het Schaec" (3). Zeelieden en lichte vrouwen hebben zich altijd tot elkaar aangetrokken gevoeld. Zei men toen immers niet : "Hij houdt stove op bordeel", daarmee bedoelend dat het ene niet beter was dan het andere. Van Werveke heeft het er over dat er in vele steden stoven en stoofstraten zijn: - In 1325 wordt er een stoofstraat vermeld in de Lange Munt. In 1369 zegt men dat daar een stoof was. - In 1391 treffen we de Stoofstraat aan, een naam die geblevenis tussen de Recolettenlei en Onderbergen : "Stovesteeg op de Leie achter de Preren Mineuren." In 1482 wordt dit nogmaals vermeld als zijnde een mannenstoof "Het Maantje". In 1511lezen we dat daar een vrouwenstoof was : "De Kraai". Diericx weet er nog een paar andere te situeren : Eene mannenstove in de brabant-straete, met alle sulcke stofferinghen van coetsen, bedden, saergen, lijnwaden ende andersints als daer toebehoren (1457- Vraedius) Kenlic dat Henficus Fiers, Filius Lievens, kende dat hy ghehuert heeft jegens Joes vanden Zande eene vrouwen-stove staende an de grauwer-poerte (4), een jaer lanc duerende omme IX groeten de weke, ende up dat de stove ledigh stonde ter oorsaeke van groote waetere ofte vorste (5), sosoude men vor dien tyt niet gheven (1460- Vraedius) En wie kent de Brusselse Stoofstraat niet waar Manneken Pis voor 't water zorgt? EddyLEVIS
VOETNOTEN
(1) Als brandstof gebruikte men hout dat men in de talrijke bossen sprokkelde of hakte : "blocke, fausseele, mutsaerde, falourde (takkenbossen) ofte berringhout". Te Gent, als in andere steden, waren er brandhoutmarkten. Een schepenverordening van 1575 leert ons dat brandhout werd verkocht aan de Torenpoort (begin der Hoogstraat), aan de Lievebrug, aan de Ketelbrug en aan de Nieuwbrug. Verder gebruikte men soms houtskool of turf. Steenkool was in de middeleeuwen wel bekend maar men gebruikte ze enkel in de smidse vandaar de naam "smedekolen" of "charbon de fèvre".
178
(2) De Schelde vormde toen zowat de demarcatielijn tussen de bourgoisbuurt en de rosse buurt. Publieke vrouwen die in de binnenstad betrapt werden, werden verbannen naar de overkant : "over Schelden". Het Wandelaertsteen lag er verdacht dicht in de buurt! (3) Het schaakbord. Het betreft hier echter een woordspeling : schaec betekent ook : "in zijn schik zijn, het genoegen smaken". (4) Tussen de Steenstraat en het Sluizeken. (5) Bij overstroming en vorst of vriesweer, wanneer de werking van de stoof onmogelijk was, diende men geen huurgeld te betalen.
BRONNEN - "Gedenkbladen uit het leven onzer voorouders"- Alfons Van Werveke. 1936. - "Geschiedenis van de Lage Landen"- Jaap ter Haar 1970. - "Populaire beschrijving van de grond waarop de stad Gent is gebouwd" L.M. Thierry -1950. - "Oosthoeks encyclopedie". - "Mémoires sur la villede Gand" Ch.-L. Diericx 1814. - "V.I.A.T.-wandeling: de Lievekom"- D. Laporte. - "Gids voor oud Gent" - Guydo Deseyn 1984. - "Het stadhuis te Damme"- Luc Devliegher 1982 (foto fig. 1). - "Badenfahrtbüchlein - Wie und wo man richtig badet" c D. Georgius Pictorius Frankfurt - 1560.
VRAAG EN ANTWOORD De Heer R. Brullez antwoordt op een vraag die Graaf F. de Demptinne stelde in "Gh. Tyd." 1977- nr. 4- p. 181. Zo ziet u maar dat u nooit moet wanhopen om een antwoord te krijgen op een vraag, als u maar wat geduld hebt. Spijtig genoeg is ons lid de Heer de Hemptinne verschillende jaren geleden overleden. Het antwoord kan misschien andere leden interesseren. Ter intentie van dezen onder hen die de jaargang 1977 niet mochten bezitten, herinneren wij er aan dat gevraagd werd wie de Kolonel van de Marine Willem Joseph Baron van Ghent was die in 1666 Tromp opvolgde. Er werd geöpperd dat dit zeer waarschijnlijk een Gentse patriciër (of afstammeling ervan) was, in dienst bij de Hollandse Vloot. Dit wordt ontkend door de Heer Brullez die er op wijst dat er in Gelderland, tussen Nijmegen en Pannerden, de gemeente Gendt ligt.
179
De Heer Antoine Fobe heeft 2 vragen : 1) In de gebouwendriehoek tussen Brabantdam, Vlaanderenstraat en Stationstraat ligt de Vanderdoncktdoorgang. Wie kan mij meer vertellen over deze heer Vanderdonckt naar wie bedoelde doorgang werd genaamd. 2) Langs de IJzer werd een Calvarie opgetrokken, ook als Monument der Bisschoppen van BelgiĂŤ gekend. Wanneer precies werd dit monument ingehuldigd? Dit monument wordt toegeschreven aan AloĂŻs De Beule. Kan zulks bevestigd worden?
De Heer Michel De Potter schrijft ons: Als antwoord op de vraag van de Heer J.P. Fobe (G.T. 1984- Nr. 5- p. 338) en in aansluiting op deze van de Heer J. De Vriendt betreffende Hellebaut, laatste Primus van Gent, verwijs ik naar het werk van P. Claeys "Pages d'histoire locale gantoise" (Anno 1885) welke ons de Blijde Intrede verhaalt van Hellebaut in 1793. Dit artikel vertelt nauwkeurig hoe en met welke praal de nieuwe primus in zijn geboortestad werd onthaald (pp. 26 tot en met 36). Drukker Spillebaut bij wie Hellebaut een paar jaren had gewerkt, had hem volgende verzen aangeboden : "Door mijne boeken heeft de koost In Hellebaut haar werk begonst. Ik liet hem de beginsels lezen Van 't geen hem nu doet primus wezen. Als hij mijn kraem droeg naar de merkt Wierd reeds 't verstand in hem bemerkt."
Van de Heer B. Machleis komt de volgende vraag : Zou een lezer niet iets kunnen vertellen over de eerste - en wellicht enige "avion colombophile" die ik, midden honderden duivenmelkers en kijklustigen, op een vroege morgen van 192. (waarschijnlijk 1923) te St-Denijs heb zien laden en vertrekken? De volledig metalen machine was een toen vrij zeldzaam model en geleek sterk op de latere Junker. Men zei trouwens dat ze oorlogsbuit was. Ze was als duiventil ingericht, zodat de klassieke manden niet meemoesten. Kort nadien verscheen er in "Lectures pour Tous" (of was het "Je sais tout"?) een foto van het lossen van de duiven op het vliegveld Le Bourget. Ik heb later gehoord dat het bij dat enig experiment is gebleven. Dus een wereldunicum voor Gent?? Misschien heeft een nog bestaande Gentse duivenmaatschappij daar herinneringen aan?
180
Antwoord op de vraag van de Heer G. Walraedt in Gh. T. 1984- Nr. 6- p. 385 door de Heer AHons De Bock. 1) De Leugemeete. Het godshuis van Sint-Jan en Sint-Pauwel, vanaf de zeventiende eeuw door de bevolking de "Leugemiete" geheten, droeg soms ook de naam van "Sint-Jan ter Waalbrugghe" of "Sint-Jan de Evangelist". Het werd omtrent 1315 opgericht door verscheidene gegoede burgers uit Gent met als patroon: Sint-Jan de Evangelist, het was bestemd voor acht arme en oude vrouwen. Circa 1324 werd er de naam: Sint-Pauwelaan toegevoegd. De kapel was uit 1334, gesticht door Jan van der Hasselt, kastelein van Rupelmonde. Reeds in 1343 is er een vermelding nopens het herbergen van "aerme persoonen", dezen dienden duchtig te bidden voor hun weldoeners "om de minne van Gode". De schepenen van de Keure waren óók hier beheerders, gelijk in vele andere godshuizen, bijgestaan door voogden voor het dagelijks bestuur. Het asiellag in de Hoogstraat, komende vanuit het stadscentrum, op de linkerkant dicht tegen de Waelpoort, waar zich nu de garage Regniers bevindt. Dit gedeelte draagt nu de naam van Brugsepoortstraat. Er waren acht huisjes voor vrouwen, pelgrims werden hier ook aanvaard. De oude vrouwen kregen : brood, boter, bier, wijn en geld, ze hielden zich onledig met spinnen. Naar Alfons van Werveke bestond het godshuis uit de volgende gebouwen : - De kapel gelegen langs de Brugsepoortstraat. - Een kamer met twaalf bedden voor de pelgrims. - De keuken met een turfvuur waaraan de proveniersters (de oude vrouwen) en de pelgrims zich konden warmen. - Het turfhuis. - De Herenkamer, waar de voogden zitting hielden- dikwijls bij goed eetmaal en wijn of bier en beiden. - De gemeenschappelijke verblijf- en werkplaats voor de proveniersters. - De kamer van dezen. - De moestuin of lochting. Op het dak van de kapel stond een houten torentje met een uurwerk dat zelden de juiste tijd aangaf. Reeds ten tijde van Justus Billiet (politiemeester in de tweede helft van de zeventiende eeuw te Gent) werd daarom het ganse godshuis "de Leugemiete" -leugenaarster- geheten. In 1844 werden het torentje en de klok- er is geen spraak van het uurwerkgeschonken aan het klooster der Theresianen, het was tevens het jaar van de afschaffing van het hospies. De acht proveniersters verhuisden naar het Sint-Jacobsgodshuis, Nieuwland te Gent. In dat zelfde jaar werden, door het bestuur der godshuizen, de gebouwen 181
verkocht aan : K. van der Haeghen-Delbecq, om er een brouwerij op te richten. Reeds vanaf 1826 was de kapel voor de godsdienst gesloten. Het laatste deel van het godshuis verdween in 1910. In het begin van het jaar 1846 ontdekte Felix de Vigne, in de kapel, de gekende muurschildering der gilden en neringen in volle wapenuitrusting. Een kopie ervan bevindt zich in het Bijlokemuseum en het stadhuis. Het was een schilderij in olieverf, vele jaren met een laag kalk bedekt. Het stamt uit de eerste helft van de veertiende eeuw. Het origineel bestaat niet meer, het werd, spijtig, vernield met de afbraak van de gebouwen. Baron J. Bethune maakte er in 1861, met zijn leerlingen, een calque van. De krijgslieden van de Gentse militie zijn, waarschijnlijk, afbeeldingen van het Gentse leger dat onder de Gentse kapitein Willem Wenemaere, een ware reus, in 1325 naar Deinze trok om er slag te leveren aan de Rekelingenbrug aldaar. Het ging hier tegen de Bruggelingen onder Robrecht van Kassei, die aanspraak maakte op de titel van graafvan Vlaanderen en Loctewijk 11 van Nevers wilde afzetten, wat hem niet lukte. De Gentenaars waren Loctewijk gezind, die een zeer trouwe vazal van Frankrijk was. Willem Wenernaere sneuvelde in de slag en de legende leert ons, dat zijn lijk, op de rug van een paard gebonden, door het dier naar het kasteel van Ooidonk werd gebracht, dat als hoofdkwartier diende voor de Gentenaars. Mogelijks hadden de mannen, vóór hun vertrek naar Deinze, in de kapel de goddelijke zegen gekregen. . Wel staat in ieder geval vast dat de afgebeelde krijgslieden, voor zover hen bedoeld werden, de stad verlieten langs de Waalpoort, dicht tegen het hospies. Uittreksel uit de noten van hoofdstuk XVII van het manuscript der historische roman "De duizend Gentenaars" door ondergetekende. 2) Borstbeelden St-Niklaaskerk. Oorspronkelijk waren er zestien, twaalf rond de vieringstoren en één op ieder van de vier flankeer- of traptorentjes, deze laatste beelden zijn verdwenen, er blijven nog twaalf op de grote toren. Wie of wat ze voorstellen is niet gekend, ze zijn omtrent 1.50 m hoog en circa 0.70 m breed. Waren het schepenen of edelen uit die tijd of engelen? Mogelijk. De borstbeelden stammen uit 1405. De tweede hertog van Bourgondië in onze streken: Jan zonder Vrees werd in 1405 te Gent, als graaf van Vlaanderen, ingehuldigd. Het is bijna zeker dat ter gelegenheid daarvan de beelderi werden aangebracht. Uit hun houding blijkt dat ze de handen gevouwen hebben, het is mogelijk dat ertussen een toorts of een stok met vlag of banier werd gestoken met het wapen van Gent, Vlaanderen, van de hertog en anderen, ter gelegenheid van die inhuldiging of Blijde Intrede. Nu, met de herstelling, zijn de borst182
beelden hernieuwd; één uit 1405, in witte zandsteen, bevindt zich binnenin de kerk.
Vraag van de Heer R. Brullez. 1) Sinksen Tongen. Dit was een langwerpig gebak met sterke anijssmaak in de vorm van een tong; ter herinnering aan de vurige tongen die op Pinksteren over de Apostelen neerdwarrelden. Was hier in gebruik te Gent. Wie bakte deze tongen en waar kon men ze bekomen? Zijn zij nog in gebruik? 2) WITGAT. Is diteen beluik, een wijk, of wat? Waarbevondhet zich? Er werd reeds geopperd dat dit in de omgeving van de Keizerpoort kon zijn. Kan iemand dit bevestigen?
DOCUMENTATIECENTRUM VOOR STREEKGESCHIEDENIS- WERKING 1984 UITLENINGEN: aard -Algemeenheden -Economie -Gent - Geschiedenis -Kunst -Localia -Natuurwetenschappen -Opvoeding-Onderwijs - Regionalia - België en buitenland -Oost-Vlaanderen - Sint-Amandsberg -Taalkunde -Volkskunde - Letterkunde -Varia -Foto's en prentkaarten - Devotieprenten - Plans en kaarten
14 17 545 334 20 125 3
* De vermeldingen tussen haakjes geven de cijfers aan van 1983.
183
{14)* (6) {488) {203) (37) {51) (1) (2)
58 234 96 31 90
(47) {143) {64) {21) (100) (1)
14 4 1
(7) {1) (6)
-Medaiiles - Reinaert de Vos - Licenciaatsverhandelingen -Totalen -Uitleningen : BOEKEN -Varia
4
(1) (1) (4)
1567 23
(1178) (27)
TIJDSCHRIFTEN
2119
(1650)
ALGEMEENTOTAAL
3709
(2855)
2071 299 97
(1971) (267) (91)
57 423 480 114
(55) (177) (232) (106)
ADMINISTRATIE -Aantal bezoeken - Aantal ingeschreven lezers waarvan ontleners - Aanwinsten -aankopen -giften Totaal - Ruildiensten Commentaar
Vorig jaar werd in ons verslag de uitbreiding van de werkzaamheden van het Documentatiecentrum medegedeeld. Ook ditjaar melden wij een algemene verhoging van de werkcijfers, die getuigen van de trouw van onze bezoekers en ontleners en van de groeiende belangstelling voor onze werking. Hierna de uitslagen voor 1984/1983 lOOmeer Bezoeken 2071/1971 Lezers 299/267 32meer Ontleners 97/91 6meer 854meer Uitleningen 3709/2855 waaronder: Tijdschriften 2119/1650 469meer 1567/1178 389meer Andere De belangstelling voor de tijdschriften stijgt vanjaar totjaar en de uitlening ervan vertegenwoordigt circa 60% van de afzet, waaruit blijkt dat de ruildiensten van groot belang worden voor de ontplooiing van het geheel. Het aantal ruildiensten steeg trouwens van 106 tot 114. Uit de aard der aangevraagde onderwerpen citeren wij de verdere opgang van de werken over Gent 545/488. 184
Volgen in orde van belangstelling : Geschiedenis 334/203 Oost-Vlaanderen 234/143 Localia 125/51 De drukst bezochte maanden : September 325 bezoekers * Oktober 282 bezoekers De minst bezochte maanden : Januari 128 bezoekers 150 bezoekers April De nieuwe lezers kwamen van de HHK (21) en 00 (11). Wij danken al de medewerkers voor de inzet, want zonder hun toewijding .zou onze werking niet kunnen rekenen op de blijvende waardering van het publiek! De bibliothecaresse, Mevr.VAN GELUWE-EGGERMONT A.
LEZERS SCHRUVEN ONS Van de Heer Richard Caese ontvingen wij het volgend schrijven: De Heer "Gwijde van Gent" raakt in zijn schrijven over de spelling van de Gentse klanken, een naar mijn mening moeilijke materie aan. Ă&#x2C6;en idioom in spellingstekens omzetten is ¡niet gemakkelijk. Alleen de fonetische transcriptie is in staat bij benadering de fijne schakeringen van de uitspraak weer te geven. Maar wie kan dat lezen? Wanneer men tracht een dialect met de conventionele spellingstekens weer te geven zullen lichtjes verschillende klanken onvermijdelijk met dezelfde tekens geschreven worden. Als ik aan mijn eigen reactie denk bij het lezen van beide interpretaties van klanken in spellingstekens bij de Heren R. Coppejans en "Gwijde van Gent" (G.T. 1984 nr 1 en 1985 nr 1 Lezers schrijven ons), dan meen ik dat diegene die dat uniform wil maken aan een zware karwei zal beginnen. Vergelijken we maar het resultaat wanneer 3 Gentenaars eenzelfde tekst in -volgens hen - zuiver Gents neerpennen. * Groeperingen uit Belgisch Limburg- uit het Brusselse en uit Nederland, komen het boekenfonds van het Documentatiecentrum raadplegen.
185
Ik hoop dat beide Heren het mij niet ten kwade zullen duiden dat ik, als rasechte GENTENIRE, geboren op de BLOMEKESWIJK en getogen op de BRUGSE PUURTE, NE KIER MIJN SPIJLLINGE GEVEVAN DA VERTELSELKE. Veur den orlog van viertiene, weundege kik in de Galgabirge op de Meulestesestienwig, zust verbij het Stijnkkot. ledere ovend oast nie te kewd was, zote me plat op ons gat op den trottoir (of : het plankier) naor vertelselkes te luisteren. Prost, ne goeie giestegaord gaf op zekere kier 't zijne. "Klein Tuurkekwam al tsiepend bij zijn moeder binne geluupe en al snikkend zegt hij : Ma die jongens uit de Moeitewird zeggen da'k 'n woaterhuufd hèn. Ta, ta, ta zij zijn moeder geluuf ta toch nie, schieter uit mee te tsiepen en luup bij "Boerke" veur mij en breng 'n schole petoaters mee, get hier nen alven baord, en verliest den overschot nie. Klein Tuurke was al an de deure oast hij hem ommekierdege veur te vraoge Ma waor moe 'k z'in doen? Doessein hu mutse manneke." Als ik Gents tracht te schrijven zoek ik steeds naar een klank in het A.N. analoog- naar mijn gevoelen althans- aan de Gentse uitspraak. Waar de Heer "G.v.G" de "ai"-klank hoort in sommige woorden is voor mij een raadsel (ik denk hierbij aan militair). Ik hoor ook geen "i"-klank in de Gentse uitspraak van "vader". Ik hoor eveneens geen overeenkomst in klank tussen "petoiters" en "boird" bij auditief vergelijken met het Frans soif, soigné b.v. Eeh Gentenaar zegt nooit "dak ik" maar steeds "da kik" zoals "bente kik", veelal wordt het dan nog afgekort en wordt het "da'k" (da'k da nie 'n wéte zulle). Wellicht krijgen we nog andere visies want "Ne Gentenire die zijn taole klapt kan ezu altijd iets bijliere".
Tot zover de Heer Caese. Wij denken dat het voor de meesten nu wel duidelijk zal zijn dat er geen fonetisch Gents bestaat. Sommige theoretici beweren van wel, maar daar bewijzen ze enkel mee dat ze geen verstand hebben van Gents en zich zelfs niet bewust zijn van de ongelooflijk rijke nuances die de Gentse klanken karakteriseren. Fonetisch Gents zou betekenen dat mensen van Kortrijk, Brugge, Tienen, Hasselt, Antwerpen, enz. die het lezen, het ook correctzouden kunnen uitspreken, iets wat TOTAAL onmogelijk is. Voor de Gentenaar zelf stelt dit natuurlijk geen enkel probleem; hij weet precies hoe bepaalde conventionele tekens moeten uitgesproken worden. Of men nu schrijft : "stroate, straote, straöte of stroite", dat maakt voor hem geen verschil, hij weet wel hoe het woord "straat" in het Gents uitgesproken wordt.
186
Aangezien een voortzetting van dit debat uiteraard steriel zou blijven sluiten wij het hier af. "Klein Tuûrke ès neû al drij kiere e schole petaöters weest gaön haöle in zijn mutse in we zijne beetse benijt, aöst'ij da blijfvuûrt doen, da zijn mutse te vele zoe uitrekke in over zijn ûre zoe valle."
H.C.
BIBLIOGRAFIE Einde verledenjaar verscheen een boek van Jean-Paul Marchal met als titel "Gent '40-'45". Wij nemen aan dat wij de auteur niet moeten voorstellen aan onze lezers. Van hem is immers het welgekende, in 1980 verschenen, boek "De Bevrijding van Gent". De Heer Marchal, gefascineerd door de bevrijding van onze stad op 6 september 1944, heeft zich volledig op dit onderwerp geworpen, heeft jaren lang opzoekingen verricht om te achterhalen hoe het allemaal precies gegaan is en heeft vooral de grote verdienste gehad om zijn bevindingen te boek te stellen. Het nu verschenen "Gent '40-'45" is te beschouwen als een aangevulde uitgave van "De Bevrijding van Gent". In dit boek vallen 3 delen te onderscheiden : de Bezetting, de Bevrijding en de Dolle Dagen. De bevrijding vormt de hoofdbrok met 144 bladzijden. De bezetting beschrijft op 33 blz. onderwerpen zoals de rantsoenering, de jodenvervolging, de Vlaamse Wacht, de aanslag in de Papegaaistraat. De Dolle Dagen heeft het o.m. over de luchtaanval op het vliegveld van St-Denijs-Westrem. In totaal telt het boek 179 pagina's, maar wij voegen er onmiddellijk aan toe: van groot formaat (21 x 29,5 cm). Het bevat- en dat bepaalt voor een groot deel zijn waarde- 258 foto's. De technische kwaliteit van veel van deze foto's is niet zo goed en sommigen zijn zelfs aan de limiet van het publiceerbare. Daar kan men dus kritiek op hebben, maar. .. men mag daarbij niet vergeten dat vele van die foto's genomen werden door amateurs in moeilijke omstandigheden. Men was dus geplaatst voor de keuze: deze foto of niets. Wegens hun documentaire en historische waarde heeft men dan maar geopteerd voor de opname in het boek. Zij moeten dus in dit perspectief bekeken worden. Het boek kan men zich aanschaffen bij de Drukkerij-Uitgeverij J. Verbeke- Lijnmolen187
straat 34-36 te 9110 St-Amandsberg. Prijs : 98Ó fr.
H.C.
Een Gentenaar in Parijs
Na de publicatie van een reeks van informatieve wandelingen over Gent heeft Karel HAERENS zich thans gewaagd op het pad van de zedige ontucht en via een bundel korte novellen hetParijsenacht-en dagleven geschetst en zijn toevallige? ontmoetingen met galante vrouwtjes in woord en beeld grappig verteld. Zijn 'lochte' Gentenaar is een man die het zwakke geslacht niet schuwt en al zijn avonturen met glans weet te beëindigen. Een geheel dat men al monkelend leest en nooit de grenzen van de hoffelijkheid overschrijdt. Te bekomen bij de auteur (tel. 091/2319.37) tegen een schappelijke prijs.
R.V. Een oude geschiedenis
De viering van de vijf en twintigjarige aanwezigheid van de Sint-Roebusgilde in de voormalige Sint-Pietersabdij heeft het comité aangezet, onder de leiding van mevrouw Beatrix Boon-Baillieul, medewerkster bij de Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie, een monografie uit te geven als bijdrage tot de geschiedenis van de kruisboogsport. De oudste Gentse kruisboogmaatschappij dankt haar ontstaan in 1820 aan de steun van koning Willem I tot de heropleving van het ekonomisch leven, dat na de val van Napoleon een diepte punt had bereikt. In 1959 mocht de voormalige kruisboogmaatschappij als gilde worden beschouwd en in 1920 (honderd jaar bestaan) gemachtigd om de titel 'Koninklijke maatschappij' te dragen. Haaraktiviteitenen struktuur zijn ontleend aan de middeleeuwse beroepskorporaties (reglementen, privilegies, patrimonium, patroonheilige). Tot in de XVe eeuw bestonden er slechts krijgsgilden, die later ontspanningsverenigingen werden en tot aan de Franse revolutie bloeiden. Dank zij de inzet vän het bestuur en het aantal van haar leden heeft de Sint Roebusgilde haar bestaan tot vandaag gered en is van toenmalig reisgezelschap een erkende sport- en kultuurvereniging geworden. Gesticht in het hart van het Patershol (Rode Koningstraat) verbleef ze als laatste vestigingsplaats vóór de Sint Pietersabdij in de herberg 'Frascati' (Hoogstraat). 188
Een van haar voornaamste leden was de Gentse beeldhouwer Jan Anteunis, leerling van Geo Verbanek en Felix Metdepenningen. Dit historisch overzicht wordt gevolgd door de onthulling van haar rijk verleden en door de glansrijke lijst der sportprestaties. Te bekomen bij 0. PEETERS (Bromeliastraat 22- tel. 09112816.28) tegen de prijs van 400 Fr. Een verrijkend boek. R.V.
In de reeks van brochures gewijd aan de Dominicanengeschiedenis verscheen onlangs "Het Groot BegijnhofSint-Elisabeth" van de hand van Pater Jordanus Piet De Pue. Deze brochure kost 178 fr. en kan bekomen worden door overschrijving van dit bedrag op de PCR van de Paters, Nr. 000-0141623-03. Men kan ze zich ook aanschaffen in de Sacristie van de Dominicanenkerk in de Holstraat en op ons Documentatiecentrum.
AANWINSTEN 1984 DOCUMENTATIECENTRUM (Selectie) SYSTEMATISCHE INDELING
Over.richtderrubrieken G Gent H Geschiedenis 0 Oost-Vlaanderen V Volkskunde Localia(nummers) Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan in de rekken. Per rubriek en per plaatsingsnummer gerangschikt. G
Anctelhof (Emiel} -Volksuitgave van het kluchtig declamatorium Baertsoen (Marc) - Notesd'ungantoissur laguerre de 1914-1918 189
G19AND3 G2D15
Anoniem - Doeurneuts topographiques relatifs à la ville de Gand XVIeet XVIIIe siècles Anoniem - Gand demain Anoniem -Stad Gent Gemeenterekening 1982 Anoniem -Tentoonstelling Charles-Quint et son temps Béthune (J.B.) en Van Werveke (A.) -Het Godshuis van Sint-Jan & Sint-Pauwel te Gent Casier (Joseph) - Anciennes vues de Gand Casier(Jos.) -Gent, beknopte gids Catalogus -Tentoonstelling : De exlibris van Victor Stuyvaert Catalogus -Tentoonstelling : Lichaam en hygiëne Catalogus -Tentoonstelling naar aanleiding van 80 jaar Gentse maatschappij voor de huisvesting Catalogus -Tentoonstelling: 750 jaar begijnhofleven te Gent Decavele (Johan) e.a. -Het eind van een rebelse droom Deleu (Frank) - Norbert Rosseau Deseyn ( Guido) - Gids voor oud Gent D.V. - Gent Beknopte geschiedkundige schets Frédéricq-Lilar (Marie ), e.a. -Het Hotel Falligan Fris (Victor) - Bibliographie de l'Histoire de Gand 1500 jusqu'en 1850 Heins (Armand) -Coups d'oeil et coups de plume Heins (Armand) - Oud Vlaanderen Kaarten - Stad Gent, Algemene Stedebouwdienst 190
G3G3 indekast G3A9a G4C1 G21127 G5H2 G3A21 indekast G21A27 G10STU4 G21Ql3
G3E1 G21F17 G2C9 G10ROS1 G3A19 G2A15 G10B 17-3. G1A2 G10HEI4 G3A20 indekast bundelG3
Lievevrouw-Coopman (Lod.) -Oe èwer oe zotter Nève de Mévergnies (Joseph E.) - Gand sous Ie régime hollandais Nève (Joseph E.) - Gand sous l'occupation de Louis XIV Nève de Mévergnies (Joseph E.) - La dominati on calviniste à Gand Santy (Filip) -Met vlag en wimpel Speeckaert (Pol) -Liederen der revue 't Es lek mijn lepke Thiery (Michel) -150e verjaring van de Plantentuin Van Acker (A nik) - Slavische studenten aan de R. U. G. Van Der Laan (Peter H.) -Gereformeerde Predikanten "en Predickheeren" Van Werveke (A.) - Gand. Ruinesdel'AbbayeSaint-Bavon Van Werveke (A.) - Het Godshuis van Sint-Jan & Sint-Pa u wel te Gerit Verschaeren (J.) -Julius Vuylsteke Voisin (Aug.) -Vues pittoresques des principaux monuments de la villede Gand Vuylsteke (Julius) - Eenige bijzonderheden over de Artevelden Walters(Jos.) · -De gebouwen der Bijloke te Gent
G 19 LIE 1 G 2 D 14 G 2C7 G2C8 G 21 H 32 G 19 SPE 1 G 8H 2 G 8 G 18 G 2E 3 G21 G5 G 5H 3 G 19VUY3
G3A22 G 2 ART 11 G 5D 3
H
Anoniem - Culturele Geschiedenis van Vlaanderen Anoniem - Les archives du Conseil de Flandre Emiel Lamberts -De Kruistocht tegen het Liberalisme Warlop(E.) - The Flemish N obility before 1300 Wils(Lode) - Hamenpolitik en Aktivisme 191
H3/14 Hl0/30 H9/11 H5/19 H14/42
0 Grypdonck (Marcel) en Verbaere (Herman) - Gulden Spiegel van Oostvlaanderen Jubileumagenda -Federatie voor Toerisme in Oost-Vlaanderen Servaes (P.) - 20 jaar uit ons dorpsleven Vandewiele (L.) -Gedenkboek Koninklijk Oostvlaams Apothekersgild SA Gids voor de Gentse begijnhoven Vanmaldeghem (Agnes) - Geschiedenis van de Congregatie 0.-L.-V rouw-Visitatie Gent 1669-1984
01/1 012A14 02B33-9
010M1
SA10B17
SA11B2
V
Daem (Marcel) - De reuzenfamilie van de grootstad Gent Huldeboek Renaat van der Linden -Volkskunde in Vlaanderen Mullebrouck (Henri) -Vlaams volkstaal, bron van humor en wijsheid Loveling (Rosalie) -Novellen Sauton (Alice) - Un Prince du Luminisme EmileClaus
V10E13 V1Ell V21C1 985/5 LOV1
980115 CLA2
Kalender - StadGent -Kunstkalender 1978
kalenders De bibliothecaresse, Mevr. VAN GELUWE-EGGERMONT A.
192
VARIA In verband met de beul Philippe Hamel speelt de Heer R. Brullez ons een krantentekst door die dateert van de vorige eeuw en die onze lezers ongetwijfeld zal interesseren : "Een beul te Gent: Heden morgen- 23 februari 1893- was er op de Koornmarkt grote toeloop. Iedereen wilde eens "een beul" zien! Aan den tegenwoordigen beul is niet meer te zien dan aan u en aan mij, maar den titel die men hem geeft, wekt zoveel bloedige en wreede herinneringen op. Een beul! Het woord alleen doet ijzen ... Sedert de doodstraf in België niet meer toegepast wordt, is er slechts een scherprechter. Het postje is niet onplezierig. Het bestaat eenvoudig in het reizen van de ene stad naar de andere, om in 't openbaar de vonnissen aan te plakken, die bij verstek geveld worden door de assisenhoven van ons land. Gedurende den laatsten zittijd der Assisen van Oost-Vlaanderen werd zekere Liénard, gewezen bestuurder der Gentse Tramways, veroordeeld tot 10 jaar opsluiting, voor schriftvervalsing enz. Hij is voortvluchtig en het vonnis werd bij verstek uitgesproken. De scherprechter was dus naar Gent gekomen, om zijn werk te doen. De "Beul", de heer François Hamel, geboren te Luik, is een brave man van 73 jaar. Hij heeft het vonnis aan een staak gehangen, op eenige stappen voor de St.Nikolaaskerk. Vier gendarmen te peerd, den blooten sabel in de vuist, hielden de wacht. De heer griffier Mestdagh maakte proces-verbaal van de verrichting. De tentoonstelling van het vonnis duurde van 11 tot 12 uur. François Hamel is de zoon en de kleinzoon van beulen. Maar hijzelfheeft nooit gehalsrecht, en hij dankt de Heere, dat hij nooit mensenbloed heeft moeten doen stroomen; doch zijne voorvaderen, door hun ambt gedwongen, hebben er hele beken doen vloeien ... Bij zijn eerste bezoek aan Gent, vertelde hij ons, dat zijn vader, in een enkele dag met het zweerd aan 22 veroordeelden den kop afgeslagen had." Eveneens van de Heer Brullez, volgend 40 jaar oud krantenknipsel: Zondag 22 april 1945. Het kerstfeest van de Toneelafdeling van het Van Crombrugge Genootschap, in samenwerking met de Verenigde Werklieden, ten voordele van de geteisterden van de stad Luik, heeft ten volle zijn dubbel doel bereikt : de toeschouwers een aangename avond verschaffen en onze ongelukkige landgenoten ter hulp te komen. Het feest werd ingezet met het Vaderlands lied door het koor van de Verenigde Werklieden gezongen onder de gezaghebbende leiding van de heer 193
Van Eeckhaute. De koraal heeft wel vooruitgang gemaakt; ze heeft de schoonste brokken uit haar repertorium uitgevoerd, namelijk het gekende koor "0 Pepita". De bijval was groot. De klavierbegeleiding van de heer Van Droogenbroeck verdient een bijzondere melding. Noemen wij ook als kunstleider de heer Malfroid.
VORIGE JAARGANGEN VAN "GHENDTSCHE TYDINGHEN" Nog verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad : Jaargang 1973 nrs. 11-12 1976 nrs 2-3-4-5-6 1977 nrs 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1978 nrsnihil 1979 nrs 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1980 nrs 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1981 nrs 1-3-4-5-6 + volledige jaargangen 1982 nrs 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal nr) 1983 nrs 1-2-4-5-6 + volledige jaargangen 1984 nrs 1-2 + volledige jaargangen Prijs per afzonderlijk nummer Prijs pervolledige jaargang
50fr. 250fr.
Gentse stadstrams en -bussen (Lode Hoste) Prijs per boek: lid (250 fr)- niet lid (350 fr) +port 30 fr. Tijdschriften/ofboek kunnen afgehaald worden elke zondag, van 10 tot 12 u, in het Documentatiecentrum (Behalve in juli en augustus en wettelijke feestdagen). Portkosten bij betaling op postrekening: 1 exemplaar 20 fr. 2-3 ex. 27 fr. 4-6 ex. 35 fr. Volgende heruitgaven zijn nog verkrijgbaar: -Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria Illustrata' (1ste uitgave door Hondius) 100 fr. - Plattegrond Gent 1796 door Goethals 100 fr. (identiek aan origineel) Plattegronden dienen afgehaald te worden in het Documentatiecentrum (geen postverzending) De Bibliothecaresse, Van Geluwe-Eggermont A. 194
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 14de jaargang nr. 4
15jnli 1985
Ere-voorzitter: J. Tytgat, ere-notaris. Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg - Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld : 250 fr.per jaar. Buitenland: 350 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar. INHOUD
Geschiedenis der Gentse Kazernen Even memoreren: 175 jaar geleden werd Louis Van Houtte geboren Inventaire archéologique : De voormalige kerk der Paters Capucijnen Lieven Bauwens Onze Gentse Keukenrubriek Het oud Casino op de Coupure Bibliografie Vraag en Antwoord Nieuwe uitgaven Lezers schrijven ons Schenking Ere-Voorzitter Jean Tytgat
196 225 229 232 240 244 247 250 253 255 256
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten: in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Beheer : G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, 9000 Gent. Verantwoordelijke uitgever : Hugo ·Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.
GESCHIEDENIS DER GENTSE KAZERNEN In het huidig nummer starten wij met een reeks artikelen over de Geschiedenis der Gentse Kazernen. Een boeiend onderwerp waar tot hiertoe weinig ofniets over gepubliceerd werd. Vanaf nu zal in ieder nummer van "Ghendtsche Tydinghen" een bepaald onderwerp behandeld worden en wij voorzien deze artikelenreeks te zullen afsluiten in ons Juli-nummer 1987. De volgende onderwerpen zullen beurtelings aan bod komen : 1. De kazernering, legering, en rekrutering van militairen door de eeuwen heen. 2. De kazerne op de Kattenberg nu de "Leopold". 3. De grote Kavaleriekazerne alias het "Pesthuis". 4. De Rijkswachtkazerne in de Ridderstraat 5. Het Militair Hospitaal. 6. Van St-Pietersabdij tot St-Pieterskazerne. 7. De kleine Kavaleriekazerne in de "Keyserstraete". Demanège. 8. Het militair kwartier aan de Sterre. 9. De Tankkazerne te St-Denijs-Westrem. 10. De R,ijkswachtkazerne "Groendreef". 11. De oefenpleinen in en rond Gent. 12. De soldatenkwartieren in het SpanjaardenkasteeL De Citadelkazernen aan de Heuverpoort. 13. Andere gebouwen in Gent, gebruikt door militairen. Het eerste artikel dat hieronder verschijnt is te beschouwen als een algemene inleiding op dezen die zullen volgen. Aangezien men het hier regelmatig zal hebben over soldaten, legers, kazerneringen, enz. is het goed eerst een algemeen historisch overzicht te geven van deze materie. Wij zijn er van overtuigd dat deze artikelen in de smaak zullen vallen van onze leden en van dezen die het nog niet zijn maar zullen worden. De naam en de reputatie van de auteur staan borg voor de degelijkheid van deze artikelen. Ze zijn immers afkomstig van onze "militaire medewerker" Roger Van Aerde. Wij voelen ons vereerd door het feit dat hij aan "Ghendtsche Tydinghen" de exclusiviteit heeft toevertrouwd van vele jaren opzoekingen. En wij kunnen u verzekeren dat dit niet beperkt bleef tot enkele bezoeken aan het Stadsarchief, maar dat bepaalde gegevens gehaald werden dààr waar ze enkeJ nog aanwezig waren, o.a. in het buitenland. Maar genoeg daarover, wij geven nu met veel plezier de pen aan de Heer VanAerde. De Redactie.
196
INLEIDING Vooraleer met de eigenlijke geschiedenis van de kazernes te beginnen leek het ons interessant een overzicht te geven van de kazernering, legering en rekrutering van militairen door de eeuwen heen. Door de uitgebreidheid van het behandelde onderwerp is het ons onmogelijk in detail te gaan. Iedere periode van verandering in de krijgsgeschiedenis is daarom maar even aangetipt. Meer geïnteresseerde lezers kunnen terecht bij de geschriften in de bibliografie vermeld. We hebben getracht de stad Gent zoveel mogelijk in het verhaal te betrekken. Als basiswerken namen we ons oudvertrouwde schoolboek "Geschiedenis van België, het lijvige werk van kolonel ROUEN "L' armée Beige" en het boek van V te. Charles Terlinden "Histoire militaire Beige".
DE KAZERNERING, LEGERING EN REKRUTERINGVAN MILI· TAlREN DOOR DE EEUWEN. De vroegere bewoners van deze streken kenden geen militaire problemen. Iedere telg van het mannelijk geslacht werd automatisch aanzien als krijger en moest opkomen voor de bescherming van gans de stam. De dorpsgemeenschappen hadden voor geval van nood een wijkplaats, naargelang de streek op een eiland in de rivier, in een moeras, op een hoogte of in het dichte woud gelegen. Om deze plaatsen beter tegen een vijandelijke aanval te beschermen waren ze omringd door aarden wallen, houten palissaden, grachten en af en toe zelfs door muren in steen verbonden door balken. De Belgae een mengeling van Kelten en Germanen waren zeer strijdvaardig, wat een gevolg was van de steeds weerkerende aanvallen van over de Rijn, door Teutonen, Germanen en andere stammen. (1) Met een beetje fantasie kan men zich een Keltisch dorp voorstellen aan de samenvloeüng van Schelde en Leie. Een nederzetting met omwalling, beschermd tegen overstroming (mote) en bewoond door Menapiërs, door Cesar "moeras-barbaren" genoemd. De Romeinse legers waren de eerste regelmatig ingedeelde en geuniformeerde strijdkrachten die onze gewesten binnenvielen (57 v. Ch. ). Niettegenstaande dit goed gedrilde leger van 50.000 man had Caius Jullus Caesar zes jaar nodig om alle Galliërs te verslaan. (2) Eens dit gedaan begon de beschaving van het veroverde volk. Om een snelle verplaatsing van troepen toe te laten legde men verharde banen aan (heirbanen). Deze waren op regelmatige afstanden voorzien van versterkte posten als rust- en bevoorradingsplaats voor man en paard. 197
De legioenen van Cesar bouwden eigenlijk kampen overal waar ze voorbijkwamen. Zelfs op verplaatsing in onbekend terrein werden, voor één nacht, versterkingen gemaakt. Meestal bestonden deze tijdelijke kampeerplaatsen "Castra Oestiva" uit een aarden wal omgeven door een gracht. De soldaten sliepen binnen die omheining, met 10 man plus overste onder tenten gemaakt uit dierenhuiden. Op strategische punten in het land verrezen de "Castra Hibema" (winterkampen) of de "Castra Stativa" (blijvende kampen) uit de bodem. Het volledig kamp was omgeven door een verhoogde wal (valium) van 12 voet hoog in steen, hout of graszoden opgetrokken. Vóór deze borstwering was een gracht gegraven van 12 voet diep en breed. Op regelmatige afstanden bevonden zich torens verbonden door een houten palissade van 6 voet hoog. De troepen die er in garnizoen lagen waren gehuisvest in hutten uit leem bedekt met stro of uit steen, bedekt met pannen. Meestal droegen deze dakpannen het nummer van het legioen dat ze gemaakt had. De legioenen waren steeds gevolgd door de echtgenoten en kinderen. Ook handelaren, ambachtslieden, hoeren en andere "conterbunales" volgden de troepen. Daar het deze personen streng verboden was de castra te betreden huisden ze in nabijgelegen nederzettingen, die op hun beurt versterkt werden (canaboe). Deze canaboe groeiden soms uit tot steden (civitas), voorbeeld Tongeren. (3) Er volgden rustige jaren (Pax Romana). België kwam meer en meer onder Romeinse invloed. Handel en industrie kenden een bloeiperiode. De grens langs de Rijn, versterkt door een lijn forten, moest worden verdedigd door hulptroepen. De ganse streek achter die grens tot aan de Noordzee was gedemilitariseerd; er verbleven alleen enkele lokale milities om de orde te handhaven. De veroverde stammen moesten een belasting betalen in natura of in manschappen. Reeds in 68 na Kristus spreekt men van Belgische hulptroepen, Cohorten genaamd. Deze werden, zoveel mogelijk, samengesteld uit manschappen van dezelfde stam. (4) In de legioenen mochten, aanvankelijk, alleen Romeinse burgers dienen. Later viel deze eer ook inwoners uit de bezette gebieden, die voldoende geromaniseerd waren, te beurt. Om de burgerrechten te bekomen voor gans de familie moest de militair zich voor 20 jaar verplichten. De soldaat uit de hulptroepen verkreeg dezelfde rechten na 25 jaar volbrachte dienst. Er bestonden ook nog ongeregelde troepen (Numeri), gelicht onder het volk, uitgerust met de nationale bewapening en zonder uniform. De numerigebruikte men alleen in de provincies waar ze waren gerekruteerd en ook in garnizoen lagen. Tussen alle Galliërs mochten alleen de Belgen volledige legioenen met eigen aanvoerders vormen. Er dienden ongeveer 30.000 Belgae in het Romeins leger. Reeds midden van de derde eeuw ondervonden de bewoners langs de Rijn
198
moeilijkheden met Germanen die plundertochten ondernamen van over de stroom. Deze barbaren uit verschillende stammen (6) werden driester met de tijd. Dank zij de versterkte grenslijn kon men ze meer dan twee eeuwen onder kontrole houden. In 406 begon de grote invasie die, mede door de verloedering van het Romeinse rijk, niet meer was tegen te houden. Op het eind van de vijfde eeuw onderwierp Clovis, uit de stam der Salische Franken en nadien zijn zonen, de andere stammen. Ze stichtten het Frankenrijk onder de Merovingische dynastie. (7) Dit woeste volkje had zeker geen kazernes nodig. Overal waar ze voorbij kwamen roofden ze wat ze konden gebruiken en overnachtten waar het hen paste. Niettegenstaande de gedurige oorlogsvoering was er in die tijd geen geregeld leger. Elke man in staat wapens te hanteren moest ten strijde trekken. Er was zelfs geen leeftijdsgrens voorzien. Ouderlingen hadden een speciale toelating van de koning nodig om niet meer te moeten dienen. De strijders waren verplicht zich te wapenen en te voeden op eigen kosten. Ze werden opgero~pen op bevel van de koning, hadden geen enkele inspraak en moesten onder de wapens blijven zolang de expeditie duurde. Ook de overwonnenen werden tot die legerdienst gedwongen. (8) Doordat het Frankische rijk steeds meer uitbreiding nam waren de milities niet meer opgewassen voor hun taak. Karel Martel (714) uit het rijke geslacht der Karolingers en hofmeier onder de Vadsige Koningen, bracht verandering in die toestand. Hij deelde gronden uit aan zijn beste krijgers. Als tegenprestatie vroeg hij hen de eed van trouw af te leggen, zich te oefenen in de krijgskunst en een paard te onderhouden. Deze handelwijze volgden alle rijke grondbezitters. Zodoende kon men, op elk ogenblik, beschikken over een, wel kleiner maar veel beter geoefend, bereden leger (geboorte van de cavalerie). (9) Karel de Grote verbeterde het systeem zodanig dathij, gedurende gans zijn bewind (768-814), een gedisciplineerd, goed uitgerust en geoefende strijdmacht onder de wapens hield. Het rekruteringssysteem was zeer eenvoudig maar daarom niet minder doeltreffend. De ganse mannelijke bevolking was nog steeds verplicht krijgsdienst te volbrengen. Ze was onderverdeeld in ban en achterban. Volgens de belangrijkheid van de gevoerde oorlog werd ĂŠĂŠn of beide bannen opgeroepen. De hertogen en graven verzamelden hun onderhorigen en kwamen zich plaatsen onder het bevel van demonarch; Wie niet op het appel verscheen verloor zijn eigendommen. Aan de grenzen van de staat onderhield het rijk magazijnenmet proviand. De soldaten kregen geen soldij of vergoeding maar deelden in de buit. De gevangenen werden de slaven van hun overwinnaars. Een der verordeningen van Karel de Grote luidde; "om zich voor te bereiden op een oorlog moet iedereen zich op eigen kosten voorzien van drie maanden leeftocht en voor zes maand wapens en klederen". De keizer vocht zich een reusachtige staat te samen, die zich uitstrekte
199
vanaf het huidige Denemarken over de Nederlanden en Frankrijk, tot in het noorden van Spanje en ItaliĂŤ. Na de dood van de monarch duurde het niet lang of zijn kleinzonen verdeelden, onder grote ruzie, het rijk in drie grote delen (Verdrag van Verdun 843). Ruwe stammen uit het noorden, die met hun kleine scheepjes tot zelfs in de middellandse zee geraakten, zagen onze welstand en wilden meeprofiteren. Gezien het rijk van Karel de Grote nooit was aangevallen vanuit zee, waren daartegen ook nooit versterkingen gebouwd. De steden in het binnenland lagen open en bloot voor al wie ze wilde plunderen. De Vikingers hadden vrij spel. Met hun platbodemse lichte vaartuigen konden ze iedere stroom opvaren, roven, moorden, verkrachten en bij het minste gevaar verdwijnen. Ze werden zo stoutmoedig dat een hunner hoofdmannen, Siegfried, van het nog prille Gent, een winterbasis maakte vanwaaruit hij zijn plunder- en brandtochten ondernam. (10) Na enkele jaren zagen de machteloze Frankische koningen in dat ze, met hun log te verplaatsen leger, niets tegen de barbaren konden uitrichten. Ze besloten, aan de monding en langs de rivieren, burchten te bouwen. Bij nadering van de Noormannen vluchtten de omwoners, met hun vee en andere bezittingen, in de versterking. De rovers, die geen betegeringsmateriaal meehadden, konden alleen hun woede koelen door de schamele hutten in brand te steken. Buit was er niet meer te halen. Na verloop van tijd begrepen de invallers dat hun niet ongevaarlijke tochten niets meer opbrachten en ze bleven thuis. Vanaf 892 verlaten ze onze streken. (11) Vanzohaast de wildemannen uit het noorden onze voorvaderen met rust lieten konden deze zich volledig toeleggen op de landbouw en de handel. De burchtenbouw was nu volop in de mode. Ook Arnulf de Grote, derde graaf van Vlaanderen, liet zich in 940, op de Oudburg, een versterkte woning optrekken. Het stenen gebouw was omringd door water en had een meestetoren. Rondom de versterking begon de stad zich te vormen. Men legde de haven langs de Koorn- en Graslei aan. De eerste Gentse kerk, kapel St-Jan, werd ingewijd. De Vrijdagsmarkt kreeg vorm en rond 1050 bouwden de Gentenaars de eerste verdedigingsmuur om hun stad, met maar liefst vier ingangspoorten. (12) Ondertussen was de eens zo machtige staat van Karel de Grote steeds meer verdeeld. Ieder vorstendom, graafschap, hertogdom of hoe ze allemaal heetten, had een legertje aan zichzelf. Aan het systeem van rekrutering kwam geen verandering. De leenmannen, latere ridders, vormden de kern van het leger (cavalerie). Ze stonden niet meer rechtstreeks onder het bevel van de koning maar onder dit van de graaf. Die voerde soms op eigen houtje een oorlog of strooptocht (roofridders) zonder dat de monarch daar veel kon aan doen. De troepen te voet bestonden uit de vrije mannen van het graafschap. Alle mankracht nodig buiten het vechten zelf, moesten de onvrij en leveren. Ook de geestelijken waren verplicht weerdienst te doen;
200
ze mochten wel zelf hun krijgslieden aanduiden die ze dan onder grafelijk bevel plaatsten. Men kon de dienst afkopen door een gepeperde belasting te betalen. (13) Vanaf het begin van de 12e eeuw kwam een derde onderdeel de strijdmacht versterken; de stedelijke milities. De gemeentetroepen waren een grote stap voorwaarts in de sterkte van de legers uit die tijd. In den beginne georganiseerd als zuivere b~scherming van ĂŠĂŠn ambacht, vormden ze, na de uitbreiding en ommuring der steden, een samenhangend geheel van korporaties die streden onder eigen leiding voor de bescherming van hun stad. Gent had een van de eersten een eigen leger. De gemeente was niet gierig bij het aankopen van verdedigings- en aanvalsmateriaal zodanig dat onze stad vanaf 1127 berucht was om zijn strijdmacht. Niettegenstaande deze degelijke bewapening waren er hiaten. Gebrek aan training en discipline, het weten dat thuis moeder de vrouw, een werk of nering wachtten, deed geweldig afbreuk aan de efficiĂŤntie van het militair optreden. Het gemeenteleger werd bijeengeroepen op het luiden van de banklok. Ieder ambacht verzamelde onder zijn eigen deken. Alle neringen samen plaatsten zich onder het bevel van de burggraaf. Voor het geval er enkel een klein contingent strijders nodig was bestond er een beurtrol of nam men zijn toevlucht tot lottrekking (scot en lot). Er vormden zich ook "Gilden"; dit waren speciale korpsen vrijwilligers regelmatig geoefend in de krijgskunst, voorzien van een uniform en een volledige wapenuitrusting. Meestal gebruikt voor politie- en bewakingsdiensten in de stad, konden ze ook door de graaf worden opgeroepen. De verdediging van de eigen stad was verplicht en zonder vergoeding voor iedereen. Eenmaal buiten de muren bekwam men een soldij. (14) De steden kregen meer en meer macht. De vorsten die hun steun nodig hadden, waren verplicht toegevingen te doen (charters). Het groot charter van 1297 zegt onder andere dat de Gentenaren alleen militaire plichten hadden tot aan de landsgrenzen. Samen met de opkomst van de gemeentelegers spreekt men voor de eerste maal over betaaide troepen. Deze soldaten, meestal avonturiers, maakten van het oorlogvoeren hun beroep. Er waren twee soorten vechtersbazen; de "mercenaires", vreemdelingen die rondzwierven en voor gelijk wie die betaalde vochten en de "meysemelieden" of nationale beroepssoldaten. In tijden van oorlog waren al deze troepen gelegerd in openbare gebouwen, in kloosters, kapellen, onder tenten of bij de inwoners. Tijdens perioden van vrede schuimden de huurlingen, die van niemand ondersteuning bekwamen, al plunderend en moordend het platte land af. (15) In het midden van de 14e eeuw verschenen de vuurwapens op het toneel. Zij veranderden weinig aan de manier van oorlogsvoeren of aan de bouw der versterkingen. Alleen bouwde men de muren dikker en hoger en de schietgaten groter. 201
Samenvattend bestond het leger tot eind 1300 uit; de ridders samen met de vrije mannen tiit hun leen, de gemeentemilities en gilden, de bezoldigde nationale vrijwilligers en de mercenairs, dit alleen in oorlogstijd. Tijdens de schaarse perioden van vrede ging iedereen naar huis of trok zijn plan met roven om aan de kost te komen. Loctewijk van Male was de laatste der graven van Vlaanderen. Door huwelijk van zijn dochter met Filips de Stoute kwam ons vaderland onder het bewind van de Bourgondische hertogen. Deze vorsten voerden een politiek van eenmaking, zowel door huwelijk als door overheersing waarvoor ze dan weer oorlog moesten voeren. De ondoelmatigheid van de gemeentemilities en de eenheden der vrije mannen, de moeilijkheden die men had met de huurlingen en vooral het altijddurend gevaar uit het zuiden, toonden duidelijk het gemis aan een permanent leger. {16) "Compagnies d'ordonnance" werden in het leven geroepen, geregelde troepen die steeds onder de wapens bleven. De organisatie, onderhoud, soldij enzovoort kregen hun bepaling bij Regeringsbesluit van 26 mei 1445. De vorsten gebruikten deze compagnieën, in den beginne, als persoonlijke wacht. Ze vergezelden de monarch op al zijn verplaatsingen en verzekerden de wacht op het kasteel. Buiten dienst hadden ze een verblijf in de stad. Naast de soldij kregen ze vergoedingen voor huisvesting en onderhoud van een paard. Onder de regering van Karel de Stoute (1467-1477) groeide die persoonlijke wacht uit tot een klein leger van meer dan 10.000 man. Karel zorgde bovendien voor een talrijke cavalerie en een uitstekende artillerie. Hij had het sterkste leger van die tijd op de been. Het was ook de eerste maal dat reglementen opgesteld werden over de organisatie, bevelvoering, administratie, huisvesting en dies meer. (17) De hertog maakte soms nog gebruik van dienstplichtigen maar liet die alleen trosdiensten uitvoeren zoals opbouwen van tenten en bestormingsmateriaal, transport enz. In de eeuwen die volgden werden veranderingen aangebracht aan de legerstruktuur maar steeds behield men de grondprinciepen van de organisatie van Karels leger. (18) Na de dood van Karel (1477) kwam zowat iedereen in opstand tegen de nieuwe heerseres. Men eiste dat alle bepalingen tegen de oude privilegiën zouden worden ingetrokken. Maria, de jonge onervaren dochter van Karel, zag zich verplicht een compromis te sluiten. Ze ondertekende het "Groot previlege" waardoor ze de opstandelingen hun zin gaf. De strubbelingen duurden voort tot de zoon van Maria, Filips de Schone, de scepter overnam (1494-1506). Filips was de eerste prins van den lande. Geboren te Brugge werd hij in Vlaanderen geestdriftig ontvangen. Door zijn huwelijk met Johanna van Castilië {de waanzinnige) beklom hij later ook de troon van Spanje. Hij richtte opnieuw de ordonnantie compagnieën op. De algemene inrichting 202
van het leger bleef behouden tot en met de regering van onze bloedeigen Keizer Karel. Geboren te Gent in 1500, op vijftienjarige leeftijd meerderjarig verklaard en als souverein erkend. In 1516 koning van Spanje en keizer van Duitsland in 1519, regeerde hij over een wereldrijk "waarin de zon niet onderging". Om dit rijk te beschermen en nog te vergroten had de keizer een machtig en geoefend leger nodig. Zich steunend op de reglementen van zijn naamgenoot, Karel de Stoute, vormde hij de krijgsbenden om in bereden troepen. Hij kon zo snelle verplaatsingen naar afgelegen oorden in zijn uitgestrekt gebied mogelijk maken. Bij de nieuwe indeling van het voetvolk spreekt men voor de eerste maal over "Regimenten" (1537). Buiten de ordonnantie compagnieën beschikte de keizer over een persoonlijke wacht, uitsluitend gerekruteerd in onze provincies. De grenssteden kregen speciale verdedigingseenheden toegewezen. In oorlogstijd ronselde men terug vrijwilligers die, vanzohaast de strijd voorbij was, naar huis moesten. Rond 1550 begon men met ook deze soldaten onder de wapens te houden. Om al die troepenuit de verschillende rijksdelen uit elkaar te houden, gaf men de eenheden de naam van de streek waaruit de meeste soldaten stamden. Zo werden zowel Vlamingen als Brabanders in de "Regiments Wallons" ingedeeld. Keizer Karel was ook de bouwer en vernieuwer van versterkingen. De Gentenaars kunnen er van meespreken. Het onderhoud van het reusachtige leger kostte de staat enorme sommen geld. De steden hadden dan ook een zware tol te betalen. In 1539 weigerde Gent, zoals steeds haantje vooruit, een bijkomende belasting van 56.400 florijnen in de staatskas te storten. Karel kwam persoonlijk, aan het hoofd van een klein leger, zijn geboortestad straffen (15 februari 1540). Het was niet genoeg dat de stad de verschuldigde som, verhoogd met een fikse boete van 150.000 fl, betaalde. De aanvoerders van de revolte werden onthoofd en de schepenen en ·ande.: re hoogwaardigheidsbekleders moesten, in boetekleed en op blote voeten, in het openbaar de knieval doen. Naast nog meerdere andere straffen besloot de vorst ook een dwangburcht te bouwen die de lastige Gentenaars onder de duim moest houden. Spijtig genoeg moest de versterking komen op de plaats waar het oude SintBaafsklooster stond, dat daarvoor werd afgebroken. De 24ste april 1540 begon men met het niveleren van de bouwgrond. In 1545 was het "Karelsteen", later "Spanjaardenkasteel" klaar. In de versterking, met een oppervlakte van 14 ha 85 are bevonden zich vijf soldatenkwartieren die samen ongeveer 2.500 man konden herbergen. (19) Ziedaar de eerste kazernes van Gent. Karel V deed troonafstand ten gunste van zijn zoon Filips Il. De gevolgen van de nieuwe politiek van deze laatste waren rampzalig voor onze gewesten. Zijn zwaarste vergissing was de splitsing der XVII Provinciën. Er 203
kwam tegenstand van de adel onder leiding van Willem van Oranje. Ze vroegen de intrekking van de wetten tegen de ketters (Calvinisten). Filips reageerde op een weinig diplomatieke manier en stuurde Alva en Spaanse troepen naar Vlaanderen. De burgeroorlog brak uit. De Generale Staten zagen het licht en Gent kwam onder Calvinistisch bewind. De burgermilities werden terug in de militaire struktuur ingeschakeld. De steden en dorpen moesten terug krijgslieden, nu "keurlingen" genoemd, aan het aktieve leger leveren. (20) Ze waren zo slecht in de weerdienst dat men ze na enkele gevechten snel huiswaarts stuurde of ze alleen gebruikte voor het graven van verdedigingswerken. (21) De veldslagen volgden zich op. Ten einde raad trachtte Filips de zaak te redden door zijn dochter lsabella op de wankele troon van de Verenigde ProvinciÍn te zetten. Niets mocht baten, men aanvaardde het nieuwe gezag niet. Van 1621 af was ons land het bloedige strijdtoneel waarop de buurlanden hun geschillen kwamen beslechten. Duizenden en nog duizenden soldaten liepen de streek plat. (22) Ze moesten niet alleen bevoorraad worden maar ook nog gehuisvest. Waren het alleen de militairen geweest, maar ook hun ganse gevolg moest worden gevoed en te slapen gelegd. (23) Niettegenstaande de vijf kwartieren in het Spanjaardenkasteel was er steeds gebrek aan plaats om het grote aantal militairen te huisvesten. De stad kocht op 26 mei 1648 een deel van het Prinsenhof om er cavalerie in onder te brengen. Geregeld bezette men kloosters, kapellen en openbare gebouwen. In 1651 vroeg het schepencollege geen Franse gekwetsten meer naar Gent te sturen daar de hospitalen overbezet waren. (24) Begin 1677 bezetten de Fransen, onder bevel van Louis XIV, voor de zoveelste maal, onze vaderstad. Men moest meer dan 10.000 man logeren. Voor 6.000 vond men plaats de anderen moesten op straat overnachten met alle gevolgen vandien. (25) Om aan die wantoestand te yerhelpen gaf de Zonnekoning bevel een kazerne te bouwen. Men maakte bestek, doch aangezien de Fransen Gent op 27 februari 1679 verlieten (verdrag van Nijmegen) verhuisden de plannen naar de vergeethoek. Willem 111 die Louis XIV kwam vervangen, had van die plannen weet, liet ze opdiepen en uitvoeren. De eerste kazerne, in de stad zelf, kwam klaar in 1687 op de Kattenberg. Hoe zag de indeling van het leger er uit in het begin van de XVIIIe eeuw? Hetzij om taktische of om politieke redenen waren de feodale troepen reeds in de XVIIe eeuw van het toneel verdwenen. De middeleeuwse machtige gemeentelegers, die zelfs hun vorsten de wet spelden, waren om die reden stilaan naar het achterplan verdrongen. De keurlingen waren te zwak bevonden en tot karweidiensten bevolen, zodat allèen het beroepsleger overbleef. Zeventienhonderdvijftien! Eind van het Spaanse gruwelbewind. De Zuidelijke Nederlanden kwamen onder het beheer van de Oostenrijkse Habs204
burgers. Gedurende 75 jaar kende ons land een absolute vrede. Alleen de Erfopvolgingsoorlog (1744-48) bracht nieuw leed onder de bevolking. Na meer dan 30 jaar moesten terug soldaten geleverd worden om de, wat dacht U, Franse regimenten te versterken. Met veel vreugde zag men dan ook die "Franschmannen" weer verdwijnen (vrede van Aken 1748). Er was toch iets positiefs uit die bezetting overgebleven; het ombouwen van het Pesthuis tot kazerne in 1745. De volgende 40 jaar waren het alleen een beperkt aantal beroepsmilitairen die het krijgsambacht uitvoerden. In 1786 bijvoorbeeld vroeg men Vlaanderen 39 soldaten te leveren per 10.000 inwoners. Men had geen moeite dit aantal samen te brengen. De meeste vrijwilligers waren lieden zonder stiel of werk, meestal uit zeer arme families, die bij het leger kwamen om niet van ondersteuning of bedelarij te moeten leven. De vrijwilligers moesten wel uit de Nederlanden spruiten, minstens 1,63 meter groot zijn en in goede gezondheid verkeren. (26) Als er toch moeilijkheden waren om het gewenste aantal vrijwilligers samen te brengen greep men naar andere middelen. Er waren werfagenten aangesteld die op alle mogelijke eerlijke maar meestal oneerlijke manieren de nodige strijders aanbrachten. (27) Ging het dan nog niet dan putte men uit de gevangenissen. Samengenomen mag men stellen dat er onder het Oostenrijks bewind geen verplichte krijgsdienst bestond. Ook met de kazernering was er geen probleem; het Gentse garnizoen bezette de bestaande kazernes. Alleen troepen op verplaatsing werden soms nog, mits vergoeding, bij burgers ondergebracht. Tijdens die periode bouwde men zelfs nog een nieuw kwartier voor cavalerie. Dit gebouw lag dicht bij de Keizerpoort op nog geen 100 meter van het oude Pesthuis. Ook een militair hospitaal zag het licht in 1793. Het werd ingericht in de gebouwen van het afgeschafte klooster der zusters van Deinze, bij de Akkergemkerk. Schone liedjes duren niet lang. Jozef 11, een verstandig man vol goede voornemens maar koppig en autoritair, wou zijn onderdanen tegen wil en dank gelukkig maken. De vele veranderingen die hij op alle gebied aanbracht vielen niet allemaal in goede aarde. Het volk kwam in opstand (Brabantse Omwenteling), verdreef de Oostenrijkse troepen en stichtte de Verenigde Belgische ProvinciĂŤn. Op 17 november 1789 was ook Gent volledig bevrijd. Maar zoals steeds kwam er ruzie tussen de nieuwe leiders en na ongeveer een jaar stonden de Oostenrijkers terug voor onze deur. Frankrijk, na een geslaagde revolutie in eigen land (1789), wierp terug het oog op die reeds lang gewenste maar moeilijk te houden Nederlanden. Na enkele malen van hand tot hand te zijn overgeleverd kwam BelgiĂŤ, voor twintig lange jaren, onder Franse knoet. Bij de inlijving werden onze voorouders tot Franse staatsburgers gebom-
205
bardeerd. Deze twijfelachtige eer hield in dat men de wet op de gedwongen aanwijzing voor legerdienst, conscriptie genoemd, ook hier ging toepassen. (28) Ieder Fransman tussen 20 en 25 jaar kon opgeroepen worden. Loting zorgde ervoor, dat alleen het op voorhand bepaald aantal rekruten werden opgeroepen. Om de gehate maatregel iets te verzachten voerde men het "remplacement" in. Deze vervanging die, volgens aanbod, tussen de 1.800 en 3.600 frank kostte kwam alleen ten bate aan jongelingen uit rijke families. De conscriptie was de druppel die het vat deed overlopen. De Vlamingen namen, nog maar eens, de wapens op en de Boerenkrijg was geboren. De opstandelingen behaalden enkele overwinningen, maar tegen het goed ge. wapende Franse leger hadden ze niet de minste kans. De rebellie liep dan ook, na verlies van veel mensenlevens, op een sisser uit. Ondertussen vergden de voortdurende oorlogen een massa aan "kanonnenvlees". (29) Op het eind van het "Empire" riep men zelfs jongens van 16 jaar onder de wapens. (30) De ononderbroken passage van troepen, die moesten gevoed en gelogeerd worden, bracht terug veelleed onder de bevolking. De staat die alle kloosters als "bien national" had in beslag genomen, verkocht op 13 januari 1810 het St-Pietersklooster aan de stad onder voorwaarde er een kazerne van te maken. Een slimme zet, want bij Keizerlijk Dekreet van 23 april1810 (bijlage 1) kwamen de steden, kosteloos in het bezit van alle militaire gebouwen met de verplichting deze te onderhouden en te bemeubelen. Zo kreeg Gent, als duur geschenk, het kwartier op de Kattenberg, de twee kazernes in de Brusselsestraat, het militair hospitaal op Akkergem, het klooster der Jesuiten (beddemagazijn), de bakkerij in het St-Agneeteklooster aan de Lindelei, het poedermagazijn aan de St-Lievensvest, de overblijvende gebouwen in het Spanjaardenkasteel en het wachtlokaal op de Kouter. Eindelijk! 1814, de ineenstortingvan het Keizerrijk. Niet dat de misere volledig gedaan was. De bevolking had nu de lang verwachte bevrijders te onderhouden. Die gingen nog slechter te werk dan hun voorgangers. (31) De geallieerden stonden erop dat de Belgen hun steentje bijdroegen tot de verdediging van hun grondgebied. Men richtte, onder veel moeilijkheden, het "LĂŠgion Beige" op. (32) Om aan de nodige bezetting van dit legioen te komen maakte men verder gebruik van het lotingssysteem. Het Besluit van 26 juni regelde eens en vooral de manier waarop de kazernering en de legering der troepen moest verlopen (bijlage 2). Op 1 maart 1815 aanvaardde Willem van Oranje Nassau de titel van Koning der Nederlanden. Daar de tijden nog onzeker waren, (Napoleon was op 1 maart, terug uit ballingschap, geland in Frankrijk) werd snel werk gemaakt met het oprichten van een leger. Deze nieuwe strijdmacht zou reeds eer oogsten op het slagveld te Waterloo (18 juni 1815). Na het definitieve verdwijnen van Napoleon I zette men, in alle rust, de 206
organisatie verder. Het geregeld leger bestond, in princiepe. uit vrijwilligers. Bij ontstentenis van deze laatsten, nam men verder zijn toevlucht tot de loting. (33) Buiten dit bestendig leger kon men ook beroep doen op een "Schutterij" of lokale militie, gevormd uit alle valide mannen tussen 17 en 50 jaar. (34) Willem I hield zich intens bezig met de verdediging van het grondgebied. Overal werden versterkingen gebouwd, uiteraard ook in Gent. Onder leiding van de Hollandse majoor Gey van Pittius construeerde men, aan de Heuvelpoort, een machtige citadel. Zij kon betrokken worden in 1830 op het ogenblik waarop de Belgen genoeg hadden van de Hollanders en ze uit het land joegen. (35) BelgiĂŤ, eindelijk vrij, moest nu zijn eigen boontjes doppen. Eerst en vooral voor de bescherming van die vrijheid gezorgd; dus een leger. Men behield het Hollandse systeem, alleen de uniformen en namen of nummers van de eenheden veranderden. De loting bleef bestaan en de schutterij werd nu burgerwacht genoemd. Niettegenstaande de vier kazernes en de citadel met haar liefs 10.000 slaapplaatsen, waarover de stad beschikte, werden de soldaten nog steeds bij de burgers ondergebracht. In september 1831 bijvoorbeeld, kwam het 8ste Linie bestaande uit 59 officieren en 2260 man in Gent garnizoen nemen. Wie, vrijwillig of verplicht, soldaten logeerde ontving 70 centiem voor huisvesting en voeding per dag en per man. (36) Het duurde nog tot 24 februari 1838 vooraleer de gemeenteraad besliste dat voorbijtrekkende troepen niet meer bij de burgers zouden worden ondergebracht. De kazernen in de citadel zouden daarvoor worden gebruikt. De beslissing werd op grote vreugde onthaald maar men diende nog lang op de uitvoering ervan te wachten. Verder verliepen de jaren rustig. Af en toe een woordenwisseling tussen de militairen en het stadsbestuur over het onderhoud van militaire gebouwen en meubelen, waar de stadskas nog steeds voor opdraaide. In het verslag over zijn inspectietocht door enkele Belgische steden liet dokter Appert zich in 1848 lovend uit over de kazernes en het militair hospitaal te Gent. (37) Alleen maakte hij zijn beklag dat de houten bedden voor twee personen er nog steeds in gebruik waren. Zoals we gezien hebben bezetten de militairen ook het oude klooster van St-Agneete aan de Lindelei waarin ze een bakkerij en een manege hadden ingericht. Het stadsbestuur dat in enkele der overgebleven lokalen een Nijverheidsschool onderhield wilde graag beschikken over het ganse klooster om de school te kunnen uitbreiden. Onderhandelingen met de militaire overheid hadden als resultaat dat op 13 juli 1850 de "Conventie van StAgnes" afgesloten werd (bijlage 3). In hetkort ging het erom dat de stad volgende nieuwe gebouwen moest optrekken; een bakkerij met al haar bijgebouwen, een overdekte rijbaan en een logement van 10 plaatsen voor de 207"
genie en artilleriewacht. Ze moest ook 400 houten bedden per jaar vervangen en verscheidene werken uitvoeren in het militair hospitaal en in de onderscheidene kazernes. Op voorwaarde dat al het voorgaande was verwezenlijkt, kreeg de stad de beschikking over al de gebouwen van St-Agneete. De werken werden uitgevoerd; de bakkerij op de terreinen van de StPieterskazerne, het gebouw voor genie en artillerie langs de Muinkbrugstraat (nu Kantienberg) en de overdekte rijbaan in de Lange Violettenstraat. De lasten voor de kazernering drukten zwaar op de stadskas en de klachten waren talrijk. Er werd bij de nationale regering aangedrongen zelf op te komen voor dit logement; "daar de troepen er zijn voor het algemeen -nut en niet voor het belang van de stad alleen". De wet van 22 juni 1873legt dan, eindelijk, de kazernering der troepen ten laste van de staat (bijlage 4). Artikel ĂŠĂŠn zegt; de gemeenten houden op belast te zijn met het kazerneren der troepen en het voorzien van de nodige paardestallen dit door middel van kosteloze afstand aan de staat van a) de gebouwen die aan de staat hebben toebehoord en afgestaan werden voor militaire doeleinden (zie Franse tijd), b) de gebouwen door de stad opgericht in vervanging van oude lokalen (zie conventie van St-Agnes), c) de meubelen en gebruiksvoorwerpen die de lokalen garnieren (zie bijlage 2, reglement van 30 juni 1814). De gebouwen moesten na in goede staat te zijn gesteld, zo snel mogelijk aan de militaire overheid worden overgegeven. Het stadsbestuur dat veel te veel had moeten uitgeven voor de nieuwbouw voorzien in de conventie van St-Agnes, was voorzichtig geworden. Tijdens de onderhandelingen met het Departement van Oorlog deden zich ernstige meningsverschillen voor. Voor de gebouwen op de Kattenberg kwam men niet akkoord over de pleinen rond en de blokken naast de kazerne, De stad beweerde dat deze niet bij het eigenlijke kwartier behoorden. Voor de oude St-Pietersabdij toonde men aan dat ze door de stad aangekocht was op 15 januari 1810; Buiten deze twee grote punten waren er nog verscheidene kleinere die heftig werden verdedigd. Na de onderhandelingen, die meer dan twee jaar duurden, waren de voorwaarden meestal in het belang van de stad beslecht (rapport goedgekeurd op de zittingen van 24 januari en 4 april1876 (bijlage 5). Eind 1800 brak men de bouwvallige infanteriekazerne op de Kattenberg af en bouwde er een nieuwe. Ondertussen was ook de citadel gesloopt, hij verdween praktisch volledig om plaats te maken voor de paleizen van de wereldtentoonstelling in 1913. Op 1 december 1909 werd de wet op de persoonlijke dienstplicht goedgekeurd met 104 stemmen voor, 59 tegen en vier onthoudingen. Koning Leopold 11, die een hevig tegenstander van de loting was, tekende het Koninklijk Besluit op zijn sterfbed. BelgiĂŤ was het laatste land in Europa dat het ouderwetse en oneerlijke lotingsysteem afschafte. Van dit ogenblik aan 208
moest één zoon per familie, zowel rijk dan arm, de dienstplicht vervullen. (38) In 1914, na meer dan 80 jaar vrede, dachten de Duitsers dat we aan inteelt zouden ten onder gaan en kwamen ons voor vier lange jaren bezetten. (39) Ze namen veel openbare gebouwen in beslag om er hun talrijke diensten in onder te brengen. Ook bouwden ze de kazerne aan het vliegveld te StDenijs-Westrem. In 1940 herhaalden ze deze stunt voor nogmaals vier jaar met dezelfde resultaten. Na de tweede wereldoorlog verbleven er in Gent alleen scholen en diensten in garnizoen. Bij het uitgaan verlaten de soldaten de kazerne meestal in burgerkledij zodat de Gentenaars eigenlijk niet meer weten dat er nog piotten bestaan.
BffiLIOGRAFIE- NOTEN (1) V. Tourneur: Les Belges avant César. 1944. (2) F.A. Lefevre : Koning Commius de laatste "Belgische" weerstander. In : Leger en Natie 1949 No 10. (3) M. Van Hemelrijck: De Vlaamse krijgsbouwkunde. 1950. (4) M. Van De Weerd: De Belgen in het Romeinse leger. 1937 (5) Vanaf het einde van de 2e eeuw werden ze ook buiten de grenzen gebruikt. (6) Het waren vooral Salische Franken of Saliërs, afkomstig uit het huidige Gelderland en Ripuarische Franken of Ripuariërs uit de streek van Keulen, die het Belgische Gallië binnenvielen. (7) W.J. De Boone : De Franken van hun eerste optreden tot de dood van Childerick. 1954. (8) M. Prou : La Gaule Mérovingienne. (9) Het leenroerig stelsel vindt zijn oorsprong in de maatregel van Karel Martel. (10) J. De Vries: De Vikingers in de lage landen. 1924. (11) J. Dhondt: Noormannen tegenFrankenindeiXeeeuw. In: LegerenNatie 1947 W4. (12) Braempoort, Ketelpoort, Torenpoort en Steendampoort. (13) G.F. Verbruggen :HetlegerinhetmiddeleeuwseBelgië. In: LegerenNatie 194748, verschillende nummers. (14) Ch. Terlinden: Les millees communalesen Belgique. In: Revue générale 1931 11-4. (15) A. Mens : De "Brabanciones" of bloeddorstige en plunderzieke avonturiers in de Xlle en Xllle eeuw. 1946. (16) M. Guillaume: Histoire de I' organisation de I' armée sous les ducs de Bourgogne. 1847. (17) M. Guillaume: Histoire des bandes d' ordonnance des Pays-Bas. 1873. (18) Ch. Brosten: L' armée Bourgignone de 1465 à 1477. In: Revue internationale d' histoire militaire. XX 1959. (19) V. Fris: La citadellede Charles-Quint et Ie chäteau des Espagnols à Gand. 1920. (20) L. Van Der Essen : Alexandre Farnèse. 5 delen. 1933-37.
209
(21) J. Decavele : De plattelandsmilitie in het leger van de Generale Staten en het Calvinistische Gent (1578-1584). In: Belgisch tijdschrift voor militaire geschiedenis. 1967. XVII-No 4. (22) R. Houmans : Het lot van de burgerbevolking tijdens de oorlogen van de XVIIe eeuw. In :Leger en Natie 1955 N° 8 en 9. (23) P.B. De Jonghe: Ghendtsche Geschiedenissen of Chronyke van de beroerten en ketterye binnen en omtrent de stadt van Ghendt. Sedert 't Jaer 1566 tot het Jaer 1585. Voor de eerste maal uitgegeven door Ph. b. Blommaert in 1839; "Den 30 (augustus 1567 sic) quamen negenthien vendelen Spagniaerds op volgende wyze binnen Gendt. Voor uyt reed Alfonsode Ullöa hunnen Kolonel, ... Alzoo trokken zy door het midden van de stad naer Vrydag-Merkt alwaer zy samen vergaederd zynde, met groot gedruys alle hunne Musketten afschoten van daer liepen zy door geheel de Stad naer hunne aangewezene Logementen in de Borgers Huyzen, die sommige dry, en andere vier ofte vyt van die Gasten herbergen moesten ... ze waren gevolgt van een groot aantal van Vrouwen, Kinders, Hoeren en Tros-Boeven, die de Borgers gedwongen wierden elk by de zyne ook te logeren, waer door ten allen kanten een vremd gevoel en verwarring op rees, om welke reden van dan af eenige Borgers de Stad vedaeten hebben". (24) F. De Potter: Petit cartulaire de Gand. 1885. "De Byloke ligt overvol en het Pesthuys is niet te gebruiken daer er pestlyders inliggen ... het Tuchthuys en is ooc niet ghebruycklick, doordien men naer visitatie heeft bevonden dat het selve byde Fransche soldaeten, aldaar eenighe jaeren ghelegen hebbende, zoo gheschonden ende gheruyneert is dat het groot gheld zoude costen omme t' selve eenichssins te doen approprieren totte receptie ende accomodemente vande voors, zieeken ende ghequetste". (25) Resolutieboek van de Keure 19 maart 1678. "derthien battalons infanterie (10.000 man sic) waervan de acht syn gheloogeert alle moghelick devoir gedaen sal worden omme promptelick te Iogieren de resterende vyfe rnaeekende saemen vier duysent mannen". (26) J. Ruwet : Nos regiments nationaux au XVIIIieme siècle; une armée de pauvres diables et d' hommes grands. In : Revue internationale d'histoire militaire 1959-XX. (27) R. Bouwans : Hebben de Belgische eenheden in het leger van de Oostenrijkse Habsburgers het pressen gekend? In : Leger en Natie 1954 N° 2. (28) Wetten op de conscriptie : 24 augustus 1793 5 september 1798 (19.fructidor an 6) 8 maart 1800 (17 ventose an 8) (29) Tijdens het Keizerrijk hebben ongeveer 150.000 Belgen in de verschillende Franse eenheden gediend; 51.000 hebben er het leven bij ingeschoten. (30) L. Wilmet : Soldats de seize ans aux armées Napolioniennes. In : Carnets de la Fourragère 1926 No 5. {31) R. Van Aerde: Kozakken te Gent. In: Ghendtsche Tydinghen lle jg. N° 6. 1982. (32) L. Leconte: La grande misère de la Legion Beige de 1814. In: Carnets de la Fqurragère 1960 serie 13. (33) L. Leconte : Les origines de notre armée. In : Camets de la Fourragère N° 2 1925. (34) G.C.: De schutterij in den Hollandsehen tijd. In: Handelingen van de Koninktijken Geschied en oudheidkundigen kring van Kortrijk Deel XIX 1941. (35) R. Van Aerde : De omwenteling van 1830 te Gent. Dagverhaal. In : Ghendtsche Tydinghen 9e jg. No 3 1980.
210
(36) D. Destanberg: Gent sedert 1831. 1903. (37) B. Appert: Voyage en Belgique dédié au Roi. 1848. (38) E. Wanty: Le milieu Militaire Beige de 1831 à 1914. 1957. (39) H. Wandt : Etappenleven te Gent. 1920
ANDERE GEBRUIKTE WERKEN - F. Bemaert : Des institutions militaires de la Belgique. Le service personnet et obligatoire. 1889. - D. Boen: Troepenlogering in de jaren 1744-47. In: Calmpthoutania 1e jg. 4 - M. Bussels : Over de conscriptie onder het Frans bewind. In : Het oude land van Loon. XIII 1958. -De Ryckel: Historique de I' etablisement militaire de la Belgique. 1907. - Guillaume: L' armée Beige. Histoire et état militaire. 1874. - P. Henrard :Les mercenaires dits "Brabançones". In : Annales del' academie royale d' archeologie de Belgique. 2e serie 11. 1866. ~P.A. Huybrecht: Histoire politique et militaire de la Belgique 1830-37. - J. Neve : Gand sous l' occupation de Louis XIV. 1929. - V. Toumeur : La Belgique pendant I' occupation militaire Romain. 1946. - J .F. Verbruggen : De militaire dienst in het graafschap Vlaanderen. In : Revue d' histoire de droit XXVI. 1958. - G. Verhaegen: Les institutions militaires Belges de 1830 à 1914. In: Larevuecatholique des idées et des faits. IX-14. 1929. - G. Van De Woude : Vlaanderens territoriale en militaire ontwikkeling onder de graven. 1944. - Ch. Woeste : La question militaire en Belgique. 1872. - Code de la milice nationale de la Garde-Civique. 1832 - Junprudenee en matière de milice. 1878. -Instructie raeckende die logementen ende Leveringhen voor de Kryghs-Volckeren.1785. - Joumal Militaire Officiel. Van 1835 tot 1940.
BULAGE 1. Keizerlijk Dekreet van 23 apri11810. Afstand van kazernes en andere militaire gebouwen aan de steden met de verplichting ze te onderhouden ( 4. Bull. 389 N° 7202) Artikel 1 : De kazernen, hospitalen, bakkerijen, wachtlokalen en andere militaire gebouwen worden in volle eigendom aan de steden afgestaan. Artike/2 : De overgave van deze gebouwen en militaire inrichtingen zal gedaan worden volgens speciale dekreten, gegeven aan elke stad, door de minister van oorlog en dit vóór 1 juni eerstkomend. Artike/3: Op 1 juli eerstkomend, komen de steden in het bezit van voorgenoemde gebouwen. Ze zijn gelast deze te onderhouden, daarom moeten ze in hun budget een som voorzien minstens zo groot als deze voorzien door de staat. 211
Artikel4 : De officieren van de genie zijn alleen in de vestingssteden belast met de uitvoering van werken. De stadsarchitekten leiden de werken in de grote steden. De werken aan de militaire gebouwen zullen in die steden gekoppeld worden aan de openbare werken en dus geadministreerd worden door de stad. ArtikelS: Zonder onze toestemming mogen de steden over geen enkel militair gebouw beschikken. BULAGE 2. Besluit van 26 juni over de kazernering.
Artikell :De gemeentelijke besturen zijn belast met het kazerneren der troepen en het onderbrengen der paarden. Ze zullen voorzieningen treffen overeenkomstig de reglementaire schikkingen die de algemene commissaris van oorlog toegelaten is te nemen. Artikel 2 : De staatsgebouwen dienende tot kazerne of stallen zullen, met dit doel, afgestaan worden aan de gemeentebesturen met last ze te onderhouden en ze alleen voor militaire doeleinden te gebruiken. Artikel 3 : De lokale besturen mogen alleen het verhuren van bedden in rekening brengen, waarvoor hen bij dit besluit een dagelijkse vergoeding van 7 deniers (fl 0,02) per man voorzien van een volledig stel beddegoed, toegekend wordt. Er zal ook 4 deniers betaald worden per ondergebracht paard. Deze vergoeding wordt gegeven voor alle troepen die op kosten van de gemeente gehuisvest waren vanaf 1 januari van het lopende jaar. Men kan niets in rekening brengen voor het onderhoud van de lokalen die als kazerne dienen of voor magazijnen in de depots of voor andere gebouwen. Deze uitgave valt ten laste van de gemeente in vervanging van de voordelen die de steden trekken uit de tegenwoordigheid van een garnizoen. Artikel4 : In de plaatsen waar de troepen moeten voorzien worden van fris water moeten de lokale besturen daarvoor zorgen en mogen dan één denier per dag en per man aanrekenen. Artikel5: De algemene secretaris van oorlog zal in een rapport, voor iedere plaats appart, de sterkte van het garnizoen vaststellen. Als men nu minder manschappen stuurt dan voorzien zal de stad toch, per ontbrekende eenheid, één vierde van de vergoeding, voorzien door artikel3, bekomen. Deze vergoeding is bestemd voor de onderhoud van de inboedel. Artikel6 : De steden die over geen kazernen beschikken moeten het garnizoen bij de burgers logeren en bekomen dan de vergoeding zoals voorzien in artikel3 Artikel 7: De algemene commissaris van oorlog is belast met de uitvoering van deze besluiten. Op 30 juni verscheen het reglement op de kazernering. 212
BULAGE 3. Uit: Joumal Militaire Officiel, N" 7572 van 26 oktober 1850, blz234. Koninklijk Besluit van 26 oktober 1850, dat de overeenkomst goedkeurd met de stad Gent met betrekking op het oude klooster van St Agneete. Gezien de overeenkomst gesloten op 13 juli 1850 tussen het Departement van Oorlog en de Stad. Gent en waarin is bepaald; 1e : Dat de stad in volle vrijheid, eigendom en naar eigen goeddunken mag beschikken over alle gebouwen, kelders en bijgebouwen van het oude klooster van St-Agneete, dat haar toebehoorde op grond van het Keizerlijk Dekreet van 27 juni 1810, met last de gebouwen ter beschikking te houden van de militaire overheid, of dienst te doen als bakkerij en levensmiddelenmagazijnen. 2e : Dat als vergoeding, dezelfde Stad op eigen kosten zallaten bouwen : a) Gebouwen dienende als bakkerij en magazijnen met een bodemoppervlakte van minstens 1000 m2. b) Een overdekte rij hal, te bouwen in de omgeving van de grote kavaleriekazeme. ¡ c) Logementen voor een artillerie en geniewacht. 3e : Dat de Stad, in de overeengekomen periode, 3000 houten bedden zal omwisselen tegen hetzelfde aantal ijzeren bedden. 4e : Dat ze de nodige werken zallaten uitvoeren om volgende militaire gebouwen in goede staat te stellen; de grote en kleine kavaleriekazeme, de infanteriekazernen N° 1 en N° 2, het gebouw der gehuwden, het militair hospitaal en het magazijn op de St-Lievensvest. Se : Dat ze jaarlijks een som van 20.000 frank zal uittrekken om deze gebouwen verder te onderhouden. Gedaan te Laken op 26 oktober 1850. Get. voor Leopold I, de Minister van Oorlog Brialmont
BULAGE 4. Wet van 22juni 1873 die de kazernering der troepen ten laste legt van de staat. Artikel i : De gemeenten houden voortaan op belast te zijn met het kazerneren der troepen en het voorzien van de nodige paardestallen dit door middel van kosteloze afstand aan de staat van : A. De eigendom : 1e : van de gebouwen die aan de staat hebben toebehoord en door diezelfde afgestaan voor militaire doeleinden. 2e : de gebouwen door de stad opgericht in vervanging 213
van oude lokalen door de staat afgestaan met het inzicht ze vrij te maken van militaire doeleinden. 3e : De meubelen en gebruiksvoorWerpen die deze gebouwen garnieren en behoren tot de kategorie voorzien in hoofdstuk 11 van het reglement van 30 juni 1814. B. Het gebruik van de batimenten voor militaire doeleinden zoals kazernen, stallen, rijbanen, magazijnen enz. die hen toebehoren onder een andere titel, alsook het gebruik van de meubelen en gebruiksvoorwerpen die deze gebouwen garnieren (reglement van 30 juni 1814, hoofdstuk 11). Artikel 2 : Deze gebouwen en hun inhoud zullen op P. V. overgenomen worden en de staat zal zich dan belasten met het onderhoud, herstelling, verbetering of uitbreiding. Artikel3: Vanzohaast bij Koninklijk Besluit zal worden verklaard dat de batimenten met hun meubelen hemomen in artikel l.B. ophouden gebruikt te worden door de troepen, zullen ze overgegeven worden aan de gemeentebesturen in de staat waarop ze zich op dat ogenblik bevinden, zonder dat de staat noch de stad opmerkingen kunnen maken over de vroegere uitgevoerde werken of over de waarde van de gebouwen. Artikel 4 : In geval dat, volgend op de aan hen gedane afstand, de steden stallen of andere gebouwen voor militair gebruik, op gronden voorzien door artikel1.B. gebouwd hebben en als deze hun doeleinde definitief verliezen, heeft de staat de keus, deze gebouwen aan de stad terug te geven of hen de som geld te vergoeden die ze uitgegeven heeft om deze te bouwen. In dit laatste geval zal van deze som de eventuele voorschotten en bijdragen afgetrokken worden die de steden nog niet hebben terugbetaald op de manier toegelaten door artikelS van de wet van 25 februari 1835. In het zelfde geval, als de gebouwen gedeeltelijk werden opgetrokken op terreinen voorzien door de hoofdstukken A en B en als de staat er aan houd deze te behouden, moeten de gemeenten vergoed worden, buiten de waarde van de bouw verminderd met de eventuele leningen, ook voor de waarde van het terrein van kategorie B; deze waarde wordt bestemd door een expert. Artikel 5 : Het is de minister van oorlog toegelaten een overeenkomst met de stad te sluiten als deze andere gebouwen willen voorzien dan deze welke nu bestaan en voorzien zijn in artikel LB. Het is hem ook toegestaan een overeenkomst te sluiten met het gemeentebestuur als deze gebruik willen maken van het recht dat deze wet hen geeft om, nog openstaande rekeningen betreffende het bouwen van militaire gebouwen, te vereffenen. Overeenkomsten over zulke gevallen moeten worden goedgekeurd door de koning. Artikel 6 : Deze voorschriften veranderen niets aan de bestaande wet214
geving, voor wat betreft de gemeenten die nu eigenaar zijn van de gebouwen die dienen tot het kazerneren van troepen en die het recht in artikel1 niet willen gebruiken. Artikel7: Deze wet komt in voege vanaf 1 januari 1874. Gegeven te Ardenne de 22 juni 1873. De minister van justitie Voor de koning, De minister van oorlog, T. de LANTSHEERE. THIEBAULT. BULAGE S. Stad Gent- Uittreksel uit het gemeentelijk verslag. Verslag van de overname van het kazerneren der troepen door de staat.
Een besluit van de aangestelde verzameling van 8 en 10 juli 1791 toepasselijk op BelgiĂŤ na zijn vereniging met Frankrijk, legt het kazerneren der troepen ten laste van de staat, last die tot dan door de gemeenten gedragen werd. Door dit besluit worden alle militaire gebouwen, zelfs deze door de stad opgericht, tot nationaal bezit verklaard. Deze wet wordt enkele jaren later veranderd. Bij Keizerlijk Besluit van 23 apri11810 worden kazernen, hospitalen, bakkerijen, wachtlokalen en andere militaire gebouwen, in volle eigendom, aan de stad overgedragen met de last ze te onderhouden voor wat ze bestemd zijn. De regering behoudt het recht aan de stad de toelating te geven om de gebouwen een andere bestemming te geven met, in dit geval en op eigen kosten, de verplichting te voorzien in de onderbrenging van de troepen die in deze gebouwen waren gelogeerd. In uitvoering van dit besluit wot:den volgende gebouwen aan de stad overgegeven : 1e : Het groot kwartier van de kavalerie of het "pesthuis". 2e : Het klein kwartier van de kavalerie, zoals het vorige gelegen in de Brusselse straat. 3e : Het groot en het klein kwartier vanSt-Pieters op de Kattenberg. 4e : Het militair hospitaal. Se: Een gedeelte van de St-Pietersabdij naast de kerk. 6e: Het gebouw der Jesuiten (Volderstraat) gebruikt als beddemagazijn. 7e: De krijgsbakkerij in het oude St-Agneete klooster. Se: Het poedermagazijn op de St-Lievensboulevard (vest). 9e : Het wachtlokaal op de Kouter. Ter gelegenheid van deze overgave maakt de burgemeester een voorbehoud met betrekking op de gebouwen van de oude St-Pietersabdij, welke de stad vroeger reedsverworven had krachtens de wet van 13 januari 1810, mits een jaarlijkse rente van 6.000 frank te betalen aan de "donation delegion d' honneur". De gemeentelijke administratie merkt met recht op dat 215.
dit in het nadeel is van het recht op eigendom van de stad als men gedwongen afstand moet doen van deze gebouwen voor een militaire bestemming. Om dit bericht te vervolledigen moeten we er nog aan toevoegen dat, na de val van het Keizerrijk, de wet van 26 juni 1814 verandering bracht in de manier van kazerneren der troepen. Deze wet, samen met enkele andere voorschriften verplichtte de gemeente, de nodige lokalen tot het herbergen van troepen en paarden te leveren en ook te onderhouden. Met uitzondering van de gebouwen der Jesuiten en deze van St-Agneete, die een andere bestemming krijgen, dit volgens op verschillende tijdstippen gemaakte overeenkomsten tussen de stad en de regering, heeft de militaire overheid tot op deze dag, gebruik gemaakt van deze gebouwen hierboven vermeld. Een uitzondering is gemaakt voor een gedeelte van het StPietersklooster dat de stad nog steeds gebruikt als werkplaats en kazemeringsdienst. Bij dit alles heeft de stad nog verschillende gebouwen laten oprichten, zoals, stallen, rijhal, bakkerij enz. alsook grote verbeteringen aangebracht aan de bestaande kazernen, steeds in overeenkomst met de regering. De stad voorziet nog jaarlijks een budget van 20.000 frank voor het onderhoud van de militaire gebouwen, maar ontvangt langs de andere kant vier centiemen per paard en per dag als vergoeding waarvan de som ongeveer 8.000 frank per jaar bedraagt. Nadat deze vergoeding is afgenomen, vallen alle voordelen van het verblijf van een garnizoen in de stad weg. De lasten van de kazernering vallen zwaar op de stad en de bezwaren zijn talrijk er wordt bij de staat aangedrongen zelf op te komen voor het logement der troepen die er zijn voor het algemeen nut en niet voor het belang van de stad alleen. De wet van 22 juni 1873 geeft gevolg aan deze bezwaren en geeft de gemeente de mogelijkheid zich te ontdoen van de verplichting tot kazerneren mits, aan de staat afstand te doen van alle gebouwen die door de staat gebruikt worden. Deze afstand behelst de volledige eigendom of het gebruik van de gebouwen, alles volgens oorsprong en verklaring uitgelegd in volgend artikel : A. De eigendom. 1e : van de gebouwen aan de staat toebehorend en afgestaan aan de stad voor militair gebruik. 2e : van de gebouwen opgericht door de stad in vervanging van oude lokalen door de staat afgestaan en vrijgemaakt van hun militaire bestemming. 3e : de meubelen en gebruiksvoorwerpen in deze gebouwen aanwezig en behorende bij de kategorie voorzien bij hoofdstuk 11 van het reglement van 30 juni 1814. B. Het gebruik van de gebouwen bestemd voor militaire dienst zoals kazemen, stallen, rijhallen, magazijnen enz. die hen op een andere manier toebehoren, alsook het gebruik van de meubelen en benodigheden die in deze gebouwen aanwezig zijn. 216
Dit onderscheid is belangrijk, want men moet de mogelijkheid onder ogen zien dat enkele gebouwen ongeschikt worden voor de dienst, zodat de stad, eenvoudig en zonder moeilijkheden, in bezit komt van deze laatsten die enkel afgestaan waren aan de staat (artikel 3 van de wet). De afstand, door de stad, behelst de verschillende gebouwen hierboven vermeld met uitzondering van het wachtlokaal op de Kouter, waarvan de overdracht niet gevraagd is. De afstand moet plaats hebben op documenten opgesteld door het departement van oorlog, volgens de aanduidingen in de wet voorgeschreven (artikel1 en 4). Tijdens de onderhandelingen met dit departement hebben zich ernstige meningsverschillen voorgedaan, speciaal over de kazernen op de Kattenberg en deze van St-Pieters. Voor de Kattenberg beweert de stad, in tegenstelling tot de regering, dat de pleinen van de kazerne en dit achter de blok der gehuwden niet mogen aanzien worden als deeluitmakend van de kazernen en dus niet mogen meetellen in de afstand van goederen. Bij de St-Pieterskazerne laat het college opmerken; 1e-dat de overgave niet mag worden gerekend op het gedeelte van het oude klooster ingenomen door de stad en ook niet op de doorgang naar de Schelde, achter de militaire bakkerij gelegen. 2e-dat aangezien de stad, volgens wet van 15 januari.1810 (en niet volgens het besluit van 23 april1810 die zegt dat men de gebouwen gratis bekomen heeft) eigenaar geworden is van de gebouwen, de afstand in leen moet gebeuren en niet in volle eigendom. Deze laatste punten zijn lang besproken door de twee administraties. Na de onderhandelingen die bijna tweejaar duurden, doen de zaken zich nu zo voor dat de voorwaarden door de stad kunnen aanvaard worden. De twee pleinen op de Kattenberg worden niet gerekend bij de gebouwen, de stad heeft ze in eigendom en dit eigendomsrecht zal speciaal aangeduid worden in het P.V. van overgave. De twee pleinen en de wegen rond de kazernen 1 en 2 en het huis van de wapenmaker No 3, in het geel gekleurd op het situatieplan, zijn dus niet begrepen in de overname van bovenvermelde gebouwen. Het is wel te verstaan dat er niets mag veranderd worden aan de staat der gebouwen zodanig dat het gebruik ervan verloren zou gaan. Als er in latere tijden een verandering of vergroting aan de gebouwen nodig is kan er vanzelfssprekend een deel van deze pleinen ingenomen worden. Ook als er een stuk moet gebruikt worden voor een betere toegang tot een dezer gebouwen, behoud de staat zich he! recht toe dit volgens de noodzakelijkheid te doen. Wat de kazerne St-Pieters betreft wordt de stad aanzien als de eigenaar en de overgave zal alleen geschieden voor gebruik, dit volgens artikel1.B. van de wet, met uitzondering van de gebouwen en bijgebouwen die ze heeft laten optrekken volgens de overeenkomsten van 13 juli 1850 en 31 maart 1858, deze blijven staatseigendom (artikell.A.2°). Deze overgave omvat het gedeelte van het oude klooster bezet door het magazijn en werkhuis van de stad alsook de achterkoer die uitgeeft op de 217
Schelde. Er zal wel een toegang voorzien wordennaar het lokaal van de StAntoniusvereniging. Deze toegang zal bestaan uit een doorgang langs de Schelde van 3 meter breedt, dit vanaf de ingangspoort van de schietstand tot aan de hoek van het kledingsmagazijn en door een gang van twee meter breedte door dit magazijn om te eindigen aan de Muinkbrug. Deze doorgang zal afgescheiden worden door een muur waarin een poort moet voorzien worden waardoor de militaire overheid steeds toegang kan hebben tot de Scheldekaai, dit voor eventuele transport over het water. Er moet ook aangestipt dat de militaire overheid, indien nodig, steeds toegang moet verlenen tot de kelders van de kerk waarvan de ingang zich in het klooster bevind. Het college maakt ook voorbehoud voor het poedermagazijn, nu gebruikt als depotmagazijn door het 1e regimentJagers te Paard, die ze enkel wil afgeven in gebruik en niet in eigendom, maar bij gebrek aan genoeg bewijzen tot dit recht, heeft het geen zin daar langer op aan te dringen. De overdracht van de St-Pieterskazerne verplicht de stad te voorzien in de vervanging van het magazijn en het werkhuis die zich in dit klooster bevinden. Het gebouw kan opgetrokken worden in de tuin palende aan het kazerneringsmagazijn op het St-Pietersplein. Deze werken zullen een uitgave veroorzaken van 10.000 of 15.000 frank, naargelang het opgetrokken wordt met of zonder verdieping. De stad kan zich ook gesteld zien voor het probleem van het logeren van voorbijtrekkende troepen; de wet van 1873 spreekt niet over die militairen op mars, waarvan het logement ten laste van de inwoners valt. Gedurende jaren is de gemeente erin geslaagd de inwoners van deze last te ontslaan door de voorbijtrekkende militairen, in akkoord met het departement van oorlog, onder te brengen op de hoogste verdieping van de St-Pieterskazerne die niet gebruikt wordt voor de garnizoendienst. Het is te hopen dat deze gewoonte kan worden verder gebruikt; maar dit wordt enkel geduld en hangt volledig af van de goede wil van de militaire overheid. De overdracht aan de staat van de kazernering brengt ook nog mee dat drie stadsaangestelden zonder werk vallen. Het college heeft contact opgenomen met het ministerie van oorlog met de vraag deze drie te behouden in hun functie, die ze steeds met volledige voldoening hebben uitgevoerd. Zonder zich te verplichten heeft het hoofd van dit departement geantwoord dat hij de drie in dienst wilde houden zolang hun staat overeenkwam met de gestelde voorwaarden voorzien in deze dienst. De commissie voor betwistingen van kazernering en werken, samengekomen op 24 januari 1876 hebben, na dit verslag gehoord te hebben, besloten een gunstig advies te geven. Het scheen hen echter geraadzaam, bij de overgave ook deze van de citadel te betrekken, wiens kazernen ook dienen als logement van de troepen, dit om de stad te ontlasten van alle militaire gebouwen. Het college heeft zich dus opnieuw in verbinding gesteld met 218
het departement van oorlog en er op aangedrongen dat deze kwestie terzelfdertijd zou geregeld worden. Aangezien de stad de citadel als ereloon gekregen heeft volgens overeenkomst van 25 april1870, zijn de gebouwen die dienen als kazerne en die behouden worden, gerangschikt in kategorie B hierboven en mogen alleen in gebruik aan de staat worden overgedragen. Bij bericht van 27 maart 1876 heeft de minister van oorlog laten weten dat hijzinnensis de overnam~ van de citadelkazerne te laten uitvoeren en dat hij van nu af, de werken voor onderhoud en herstelling zallaten uitvoeren op kosten van de staat. De overname zal geschieden vanzohaast de P.V.'s van in bezitstelling van de andere militaire gebouwen zullen zijn getekend. Er blijft enkel nog een ondergeschikt punt te behandelen. De "aubette" aan de Heuvelpoort valt niet onder de gebouwen afgestaan door de overeenkomst van 23 aprill870, de gemeentelijke administratie houdt er rekening mee dat de afstand is gedaan aan de stad volgens P. V. van 2 november 1824, onder voorwaarde twee kamers voor te behouden voor de militaire wacht aan de citadel, maar dat deze voorwaarde zal wegvallen bij het verdwijnen van het fort. Het departement van oorlog dat dit punt betwist is nochtans akkoord dat de stad dit wachtlokaal laat afbreken onder voorwaarde dat, in geval van noodzaak en bij de eerste aanvraag van dit departement, evenwaardige lokalen zullen voorzien worden. Deze voorwaarden zijn niet aanvaardbaar door de stad en het departement van oorlog zal daarvan op de hoogte gebracht worden. Na beraadslaging is de kommissie unaniem akkoord, aan het college voor te stellen, samen met hetdepartement van oorlog over te gaan tot de overgave en overname¡ van alle militaire gebouwen, op basis van dit rapport. Gedaan en besloten in de zitting van 24januari en 4 april1876. Waren aanwezig op de eerste zitting; Burgemeester : L. VermandeL President : Pickaert. Schepenen: Andries, Dierman, Hulin. Leden: De Bast, J. Suequier. Waren aanwezig op de tweede zitting: Burgemeester : L. VermandeL President : Pickaert. Schepenen : Colson, Dierman, De Smet, Van Heuverswyn. Leden : De Bast. Verslaggever : L. VermandeL
219
DE KAZERNE Laat ons even zien wat de "Grote Larousse" zegt over de betekenis van het woord kazerne; "gebouw voor het logeren van soldaten. Bestond reeds in de oudheid, vervolgens verwaarloosd en terug in voege gekomen in de 17e eeuw op aandringen van de burgerbevolking. Het gebouw is onderverdeeld · in kleinere lokalen om de eenheden te scheiden en heeft veel trappen om de verzamelingen te vergemakkelijken. In het komplex "kwartier" genoemd, bevinden zich ook de bijgebouwen zoals magazijnen, smidse, stallen enz. In de forten en citadellen wonen de soldaten in "kazematten" meestal vochtige en donkere plaatsen". Volgens Darmesteter (1) in "La vie des mots étudiée dans leur signification" is de herkomst van het woord "kazerne" ongewis. Volgens hem komt het misschien uit het latijn "Quarterna" afgeleid van "Quartuor" of vier, met de betekenis van logement voor vier personen. Anderen menen het woord terug te vinden in het Italiaans "Caserne" of "Caserma" een afleiding van "Cassa" of huis. Hoe het ook zij, de miljoenen soldaten die enkele jeugdjaren in de, meestal sombere, gebouwen hebben doorgebracht maakten zich over de benaming zeker geen zorgen. Zoals we verder zullen zien hadden ze andere problemen. Kazernen bestonden reeds bij de Grieken en de Romeinen. In onze streken ging het gebruik ervan verloren sinds de machtsovername door de Franken. In de middeleeuwen bestonden er alleen soldatenonderkomens op de borstweringen van kastelen of in de nabijheid van de poortgebouwen in de verdedigingsmuren rond de steden en dit alleen voor wachthebbende militairen. In het Gravensteen te Gent vond de wacht beschutting in de twee zalen op het einde van de overdekte ingang. Voor de rest werden de krijgslieden ondergebracht in leegstaande en openbare gebouwen in de stad (2) zoals; de lokalen van de vier hoofdgilden, het gevang, het pesthuis, de kapel van de wevers in de Korte dagsteeg, deze van de kleermakers in de St-Margrietstraat, de bedehuizen van St-Elooi, StPharailde, St-Jan in d' olie, St-Quetin en St-Pieter, in de hospitalen Hebberecht in de Kortrijksestraat en St-Jacob aan de Van Crombrugghestraat en in nog verschillende ·andere plaatsen. In tijden van oorlog moest de burgerbevolking opdraaien voor het logeren en voeden van de troepen die geen plaats vonden in voornoemde gebouwen. Men kon aan deze verplichting ontsnappen door een fikse afkoopsom aan de stad te betalen. Dit systeem bracht mee dat, zoals altijd de minst bedeelden de ganse last hadden te dragen. (3) De eerste die zioh over het lot van de soldaat bekommerde was Loctewijk de XIV. Eigenlijk alleen om de discipline te bevorderen gafhij de gemeenten bevel gebouwen op of in te richten om er militairen in te logeren. 220
Voor de krijgslieden was dit de doodsteek. Hadden ze tot nu toe, bij hun onvrijwillige gastheren, nog een beetje komfort genoten, in die kazernen was dit volledig gedaan. De lokalen die men hen ter beschikking stelde waren zeker geen luxe-hotels. Meestal vochtig en niet onderhouden, open voor weer en wind en gespeend van iedere verwarming waren ze slechter dan beestestallen. Neem daarbij dat de soldaat slecht gekleed en gevoed werd en men kan zich indenken dat hij leefde als een dier. De slaapruimten waren tevens keuken, eetzaal, ziekenkamer, woonplaats enz. De houten brits, voorzover ze niet was opgestookt in een koude vriesnacht, was gevuld met enkele handvollen stro en diende ook als bank of tafel. Tot aan de Franse revolutie werd met drie man in één bed geslapen. Als men bijtekende verkreeg men de gunst een brits te beslapen voor. .. twee man! Niet te verwonderen dat het ongedierte welig tierde en zich te goed · deed aan de bedgenoten. Vermits er toen nog geen waterafvoer bestond kan men zich voorstellen welke walgelijke toestanden er in zekere afgelegen delen van het kwartier bestonden. Nog een geluk dat de stalmest en de inhoud van de beertonnen mochten verkocht worden in het voordeel van de plaatskommandant. Deze zag er natuurlijk nauwlettend op toe dat zijn bronnen van inkomst niet werden verspild. Er stonden zware straffen op het doen van het gevoeg op andere plaatsen dan in de fameuze tonnen. De staat deelde om de vier dagen het "kommiesbrood" uit. Dit baksel uit rogge of gerst was wel voedzaam maar lag zeer zwaar op de maag. De keuken werd verzorgd per afdeling. De korporaal deed de inkopen waarvoor hij de ganse soldij gebruikte. Ieder soldaat op beurt kookte de soep. Dit meestal onsmakelijke brouwsellepelde de ganse troep uit één aarden of houten schotel. Aangezien de ganse soldij voor het voedsel werd gebruikt bleef er geen drinkgeld over; diefstal kwam dan ook veelvuldig voor. Taine beschreef het soldatenleven van rond de Franse revolutie als volgt; "Het leger was een kunstmatige etterbuil, waarlangs het maatschappelijk lichaam zijn kwade vochten, zijn verhit of bedorven bloed spuide". (4) Om die "etterbuil" in bedwang te houden werden strenge strafmaatregelen toegepast. Diefstal bestrafte men door de galg of in minder zware gevallen met verminking. Op slapen tijdens of verlaten van de wacht stond steeds de doodstraf. Op heiligschennis wachtte de dood op de brandstapel. Bij gods~ lastering doorboorde men de tong met gloeiend ijzer. Opstand of zelfs een dreigend gebaar tegenover een overste was grond genoeg voor het afhakken van een hand. Lichtere straffen waren; het afsnijden van neus of oren, het roedelopen of brandmerken. (5) Opsluiting gebeurde in de stedelijke gevangenis tussen het gewone geboefte. De ziekenverzorging was al even deerniswekkend. De militaire ziekenhuizen waren overgelaten aan aannemers die alleen hun eigen profijt zagen.
221
De beheerders van deze huizen moesten eerst zorgen voor de belangen van de aannemers in het nadeel van de patiĂŤnten. Alleen de ernstige zieken konden beschikken over een bed dat ze moesten delen inet een of twee andere sukkelaars. De soldaten lagen dan ook liever op hun armzalige kazernebrits te beven van de koorts dan zich te laten opnemen in deze oorden van verderf. Door de revolutie in Frankrijk kwam er verandering in het systeem. In 1789 kwamen daar o.a., de hospitalen onder militair beheer en werden de lijfstraffen afgeschaft. Toen ons land enkele jaren later bij Frankrijk werd ingelijfd, profiteerden ook onze jongens van de verbetering. Na de val van het Keizerrijk, richtte men een nationaal Belgisch-Nederlands leger op. Het besluit van 26 juni 1814 regelde, voor de eerste maal, de kazernering der troepen. Reeds op 30 juni verscheen een "reglement op de kazernering". (6) Het beheer bleef nog steeds ten laste van de gemeenten. De kazernegebouwen moesten zoveel mogelijk (een zeer rekbaar begrip) op droog terrein worden gebouwd. De zolders mochten niet worden bewoond. De bedden, in detail beschreven, bleven uit hout en dienden nog steeds voor twee personen. De strozakken moesten worden gevuld met 30 pond (14,67 kgr) droog tarwe ofroggestro dat tweemaal per jaar moest vervangen worden. Er waren zelfs beddelakens voorzien die in de winter iedere maand en in de zomer om de twintig dagen dienden ververst. Het reglement voorzag ook afzonderlijke lokalen voor het opsluiten van gestraften, voor onderricht, voor licht gekwetsten en licht besmettelijke zieken. Schurftlijders, door gebrek aan hygiĂŤne een veel voorkomende plaag, werden samengebracht in een gebouw dienende voor alle eenheden van het garnizoen. De sanitaire voorzieningen werden in de onderrichtingen zeer sumier aangehaald. Artikel53 voorzag, terug in zover het mogelijk was, buiten de gebouwen een serie houten bakken die moesten dienen als waterplaatsen. In artikel 54 moesten de "lieux d' aisance" in de grootste zuiverheid worden gehouden, overtreders zouden zwaar worden gestraft. Hiermede was het tonnenprobleem, voor de opstellers opgelost. Met de wasplaats hand men in het geheel geen zorgen, die was steeds groot genoeg; de pomp op de binnenplaats. Ook onder de Hollanders heerste nog een harde tucht. Het terug ingevoerde slaan met de stok of met het platte van de sabel gebeurde frekwent. Zwaardere overtredingen bestrafte men met de "kruiwagen". De delinkwent moest dan, soms gedurende maanden, een zwaarbeladen kruiwagen meeslepen waaraan hij was vastgeklonken. Voor de onverbeterlijken bestond de "strafcompagnie" waar men alle menselijke waarde verloor. Behalve het feit dat de stokslagen werden afgeschaft veranderde er na de Belgische revolutie van 1830 niet veel. Zie wat Louis Leconte, eminent geschiedschrijver, over die periode weet te vertellen (7); "In deze armoedige 222
woningen, oude krotten of afgewezen gebouwen, waarmee men zich in vele steden moest behelpen, heerste nog een zeer strenge tucht, waarvan men aannam dat ze slechts door straffen kon behouden blijven. Tijdens de oefenperiodes werden de rekruten dan ook behandeld op een wijze die ons thans tegen de borst stuit. Het was de treurige tijd waarin de persoonlijke dienstplicht nog niet bestond en waar iedereen, die zich kon vrijkopen in zijn plaats een arme drommel zond, die zich verkocht voor een paar honderd frank, daartoe gedreven door ellende. Andere tijden, andere zeden; wat ons thans als buitengewoon, ongehoord en onmogelijk voorkomt, zelfs onze verontwaardiging zou opwekken, was niet meer dan normaal in een tijd toen de korpsoversten het bevel voerden over een kudde ongeletterden, alle moeite hadden om, zoals we in oude regimeutsrapporten kunnen lezen, hen te beletten zich met urine te wassen om zich tegen oogkwalen te beschermen". In 1850 nam het leger de ijzeren eenpersoonsbedden in gebruik wat een pluspunt was in de strijd tegen het ongedierte. Op 22 juni 1873 verscheen het Koninklijk Besluit waarbij het Ministerie van Oorlog, beheer en onderhoud van alle militaire gebouwen op zich nam. Ondertussen waren in België reeds enkele moderne kazernes gebouwd. Het "Klein Kasteeltje" te Brussel, klaar in 1852 beschouwde men in die tijd als een militair paradijs. Verschillende officieren uit vreemde naties kwamen dit kwartier bezoeken en prezen de moderne aanpak (wat diegenen die er hun "drie dagen hebben gedaan" er ook mogen van denk~n). Gent moest nog wachten tot beginnegentienhonderd om te kunnen bogen op een nieuwe kazerne. Eerst in september 1907 kwam het 2e Linie de gloednieuwe gebouwen op de Kattenberg bezetten. Bij het afschaffen van de loting moest één zoon per familie, rijk of arm in het leger dienen. Het gevolg was dat nu ook de vooraanstaanden in het land op betere militaire behuizing aandrongen. Na de eerste wereldoorlog bouwde het leger overal nieuwe kwartieren, die men nu alweer als antiquiteit aanziet. Ze werden langzamerhand aan de moderne tijd aangepast of verkocht. Nieuwe verblijven, zoals in Evere of Peutie kwamen de oude vervangen. De huidige soldaten komen niets meer te kort ... behalve de vrijheid in doen en laten~ BIBLIOGRAFIE- NOTEN (1) Darmesteter Arsène; Frans philoloog, geboren te Chäteau-Salins in 1846, gestorven te Parijs in 1888. Schreef verscheidene werken over de Franse taal. Samen met Hatzfeld stelde hij een dictionnaire samen die maar verscheen na zijn dood. (2) Resolutieboek van de schepenen van de Keure f. 169 van 19 maart 1678 "Ten voornoemden daghe zijn by last van het College ghecompareert de dekens van alle de ghebeurten binnen dese stadt, an de welcke te kunnen ghegeven ende gheordon-
223
neert is dat sy rondhier ende Maendaghe int vergaederen van den College by gheschrift sullen overbrynghen alle de huysen, die in de zelve hunne ghebeurte idel (vrij) syn ende deghene idel staen te worden, omme by de stadt dezelve te kueren tot het Iogieren van de militaire op pyne dat de ghone in faute blyvende sullen verbeuren eene boete van vier ponden grooten; ende dat de presente dekens an de absente van deze resolutie sullen inkennen doen". (3) Men moet de "Beroerlijke Tijden" van Marc van Vaemewyck lezen om zich een gedacht te kunnen vormen van de buitensporigheden door de Spaanse troepen bedreven. (4) Taine Hippolyte-Adolphe; Frans philosoof en historikus, geboren te Vouziers 1828, overleden te Parijs 1893. De uitspraak komt voor in zijn boek "Origines de la France contemporaine". (5) Roedelopen; deze straf werd toegediend door medesoldaten die, gewapend met stokken en riemen, op een dubbele rij hadden plaats genomen, waartussen de gestrafte op gewone pas, aangegeven door de trommelaar, moest marcheren. (6) Bemelmans: Recueil Administratif, tome 11, section 111, N° 94 et 95; -page 152; Arrêté sur Ie casemement. -page 154; Réglement sur Ie casemement des troupes del' Etat. (7) L. Leconte :Beknopte geschiedenis van de kazerne. In :Leger en Natie N°3, 1951.
RogerVAN AERDE
OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 u. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u vooraf voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.
224
EVEN MEMOREREN : 175 JAAR GELEDEN WERD LOUISVAN HOUTIE GEBOREN Op 1 juli jl. was het precies 175 jaar geleden dat Louis Van Houtte geboren werd. Wij vinden het gepast de man die zoveel gedaan heeft voor de faam van Gent even terug in herinnering te brengen. Wij doen dit aan de hand van een artikeltje dat destijds verschenen is in "Palmarès". Aangezien het opgesteld was in het Frans laten wij hier de vertaling volgen . Deze republicaties gebeuren steeds met de vriendelijke toestemming van Mevrouw Penen die destijds dit tijdschrift uitgaf.
Louis Van Houtte. Foto Stadsarchief.
225
Een passagier voor Amerika Op deze ijzige morgen van 5 januari 1834 staat op een Antwerpse kaai een stevig gebouwde jonge man met energieke gelaatstrekken. Hij houdt toezicht op de inscheping van zijn bagage en maant de matrozen aan voorzichtig te zijn bij het behandelen van zijn miniatuurserres waarin hij van plan is nieuwe planten mee te brengen van Amerika. Louis Benoît Van Houtte is 24 jaar oud en scheept deze dag in voor Brazilië. Hij werd geboren op 1 juli 1810te leper. Zijn vader, een aannemervan grote werken, sterft wanneer Louis 11 jaar is. Alhoewel hetfortuin vanzijn vader zeer belangrijk was, wordt het aangetast door de omstandigheden van het tijdperk. Zijn moeder, lsabella De Witte, poogt ter intentie van hun enig kind, de zaken verder te zetten. Zij heeft helaas te kampen met zware tegenslagen en de weduwe kan slechts met veel moeite een klein bedrag over houden. Zij laat Louis studeren aan de Ecole Centrale de Commerce te Parijs. Om in hun onderhoud te voorzien wordt Louis bediende in Clermont-Ferrand. In 1828 gaan ze naar Brussel wonen. Buskruit en Brood 1830! Er wordt gevochten in het Park en in de straten. Louis Van Houtte trekt ten strijde. Wanneer de Voorlopige Regering zich organiseert is hij een der eersten die belast wordt met een administratieve opdracht. Het Belgisch Leger is nog maar een "burgermilitie" die zich organiseert. De bevoorrading is niet altijd gemakkelijk en zekere bakkers willen het meel achterhouden voor hun klanten. Louis Van Houtte regelt deze zaak in minder dan tien woorden door een "Bericht aan de Bakkers" dat luidt als volgt : "Wie weigert brood te verkopen aan de soldaten zal gefusilleerd worden". Hij wordt ambtenaar benoemd bij het Ministerie van Financiën. Niet voor lang, want hij bekomt dat hij aangeworven wordt voor de Plantentuin te Brussel. Nauwelijks in dienst s~icht hij "L' Horticulteur Belge" het eerste tijdschrift voor Tuinbouwkunde in ons land. Een Antwerpenaar, grote plantenliefhebber, stelt hem een verblijf in Brazilië voor, op voorwaarde nieuwe planten van de cactusfamilie mee te brengen. Koning Leopold I en de Plantentuin vragen hem de toezending van exotische planten. De Naturalist Hij vertrekt naar Rio. Stormen werpen hem op de Kaapverdische eilanden vanwaar hij naar Brazilië vertrekt, na eerst een oogst gedaan te hebben van zeldzame planten. Hij verricht talrijke verzendingen. Spijtig genoeg gaat veel verloren door de moeilijke omstandigheden en het lang traject. Wat overleeft verrijkt op een prachtige wijze onze botanische collecties. 226
Standbeeld van Louis Van Houtte te Gentbrugge. Foto Stadsarchief
227
In 1836 komt Van Houtte terug, vervoegt zijn moeder in de Haag, trouwt met Wilhelmina Lefebvre van Maastricht en komt terug naar België waar hij Directeur benoemd wordt van de Plantentuin van Brussel. Hij blijft dit 2 jaar, maar geeft dan zijn ontslag, ontmoedigd door het gebrek aan steun vanwege de Administratie. Bloemist te Gentbrugge Hij vestigt zich als bloemist te Gentbrugge waar hij, in 1839, de eerste verkoopscatalogus van planten publiceert. Eerst geässocieerd met Adolphe Papeleu die de boomkwekerijen in Wetteren zal oprichten, breidt hij op aanzienlijke wijze zijn bedrijf uit, hij bouwt de ene serre na de andere. In 1845 sticht hij een maandblad "Flore des serres et jardins de 1' Europe". Hij had 1.000 abonnenten, een aanzienlijk cijfer voor deze tijd en de uitgave beslaat bij de 25 volumes! Deze meesterlijke verzameling verhoogt nog de faam van Gent als bloemenstad en maakt de botanische wetenschap van Van Houtte bekend in verre oorden. Hij is niet alleen een theoretische wetenschapper, hij perfectioneert gedurig zijn methodes en zijn verwezenlijkingen. Hij heeft slechts één doel :verbeteren, vervolmaken. Het gebrek aan bevoegd personeel remt hem. In accoord met Charles Rogier, zijn wapenbroeder van 1830, nu Minister van Binnenlandse Zaken, sticht hij het "Institut Royal d' Horticulture" dat voor Gent een kweekschool zal zijn van keur-tuinbouwkundigen. Het Openbaar Leven Burgemeester verkozen van Gentbrugge, zal hij dit 22 jaar blijven, altijd edelmoedig, altijd actief. Hij zal twee scholen laten bouwen, een gemeentehuis, een kerk. Hij laat de straten van Gentbrugge die slechts aardewegen zijn plaveien. Inmiddels zendt hij vorsers uit die hem van ver nieuwe planten meebrengen die hij hier acclimatiseert. Hij creëert nieuwe variëteiten van gesneriacees (Gloxynias - Waegelia, etc.) Hij kweekt tulpen en hyacinthen met een zulkdanig succes dat hij de producten overtreft van de Hollandse specialisten. Hij lanceert een nieuwe variëteit gladiolen met grote bloem : de Gladiolen van Gent (gladiolus gandavensis) die over heel de wereld primeert. Hij laat uit Amazonië de befaamde "Victoria Regia" overkomen, de grootst gekende waterlelie en laat er een speciale serre voor bouwen. Door selectie creëert hij een nieuwe collectie amarylissen die hem zo boeiden dat, wanneer ze klaar waren voor de verkoop, het hem speet er afstand te moeten van doen. In onze tuinen werden vele van de planten die nu nog onze vreugde uitmaken, verbeterd door deze onvermoeibare werker. Vermelden wij bvb. de
228
"Spirea Vanhouttei", deze bekoorlijke lentefeërie van duizend kleine witte bloempjes die de plant helemaal bedekken. Wanneer Louis Van Houtte ons plotseling verlaat op 66-jarige leeftijd, laat hij een belangrijke en prachtige verwezenlijking na. Op 17 augustus 1879 richtten zijn erkentelijke medeburgers in Gentbrugge een mooi monument op, werk van de beeldhouwer Paul De Vigne. In 1910, tergelegenheid van de 100e verjaardag van zijn geboorte, greep een ontroerende en plechtige publieke hulde plaats. Deze, die een Frans tijdschrift "Ie Prince des horticulteurs" noemde, blijft voortleven in de herinnering van zijn vaderland.
INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE- FICHE No 106 Op 1 december 1898 stelde Victor Van der Haeghen in de rubriek "Religieuze bouwwerken- Brabantdam, nr. 69 "'XVII eeuw (1632Y' in de Franse taal een fiche op over
DE VOORMALIGE KERKDER PATERS CAPUCUNEN(NU PROTESTANTSE TEMPEL) Door de Hertog van Parma, Gouverneur-Generaal der Nederlanden, in 1589 verzocht een lokaal te zoeken voor de Capucijnen, huurden de Gentse schepenen voor hen de St-Christoffelkapel, met de aanpalende gebouwen, die afhing van het hospice der Volders. · · De stad betaalde daar een huurgèld voor tot aan het einde van het "Ancien Régime". _ Daar de kapel in puin dreigde te vallen, besloot het Magistraat in 1632 een nieuwe kerk bouwen. Bij besluit van 13 februari van dit jaar keurden de schepenen het plan van de voorgevel goed. In de twee bovenste cartouchen stonden de wapens van Gent en deze van de souverein aangeduid. Het blazoen van Gent moest eveneens voorkomen in de kerkramenvan de voorgevel. De drie grote deur- en vensteropeningen, alsook de opening in de vorm van een kromlijnige, gelijkzijdige driehoek die boven het middenvenster geplaatst is, herinneren aan de gothische stijl, terwijl de "rampants" van het bovendeel van de gevel het karakter dragen van de XVIIe eeuw. Dit ge229
De voormalige kerk der Paters Capucijnen. Foto Stadsarchief.
230
bouw, waarvan de muren in rode baksteen zijn, en het lijstwerk, de ketens en de eenvoudige sculpturen in witte steen, is helemaal niet overladen met ornamenten. Desniettegenstaande deed Pater JuvÊnal, provinciaal van de Capucijnen, opmerken dat de voorgevel te weelderig was. De schepenen antwoordden dat ze niets aan het ontwerp konden wijzigen, aangezien de tempel niet toebehoorde aan de Stad, noch aan de Paters Capucijnen, en dat men er zich toe beperkt had, zich houdend aan zekere voorwaarden, een gebouw van de nering der volders te herbouwen. Wij bezitten in de stadsarchieven de minute van dit antwoord, opgesteld in het Latijn en gedateerd 3 november 1632. De Stad betaalde 1149 gulden aan Pieter Pieters voor de levering en het kappen van de steen, genoemd orduyn steen. (1) De kerk die onlangs een misschien te volledige restauratie ondergaan heeft dient als tempel voor de Protestantse eredienst sinds 1816. In dit jaar besloot men er een nieuw meubilair te plaatsen, waarvan de tekeningen bewaard worden in de dossiers van het stadhuis. Archieven van Gent : Keure Resolutieboek 1632, 16 febr. fol. 348 - VolderskapelHuizen gehuurd door de stad (reeks 533, 0° 63).- Volders (reeks 174)- CapucijnenModem archief: F 109.1. (1) Betaelt Pieter Pieters de somme van 383 guldens over deerste payement van drijen van de somme van 1149 guldens daervooren dat hij anghenomen heeft het leveren ende maecken van alle den orduyn. steen dienende totten ghevele ter straeten van de nieuwe kercke van de patres Capuchijnen, volgbende der bestedynghe ende der ordonnantie van den23marty 1632.-631.-.16 s. -8 gr. (Stadsrekeningen 1631-32, fol.178v). -Pieter Pieters, (beeltsnijder), is in 1628 ingeschreven in de nering der schilders en beeldhouwers; in 1630 komt hij er voor als gezworene.
231
LIEVEN BAUWENS Op 13 juli jl. was het precies 100 jaar geleden dat het standbeeld van Lieven Eauwens onthuld werd in aanwezigheid van verschillende van zijn afstammelingen. Dit standbeeld van de hand vanPierreDe Vigne, werd opgericht bij openbare inschrijving en onthuld in de vóórmiddag van de maandag van de Gentse Feesten op 13 juli 1885. Een goede gelegenheid, dachten we, om deze Gentse figuur te memoreren. Wij doen dit aan de hand van een artikel waarin Pierre Kluyskens deze figuur belichtte en dat wij hier publiceren met de toestemming van - en onze dank aan - de familie Kluyskens. In de reeks ophefmakende zaken en processen uit de Genstse geschiedenis die nimmer volledig werden opgehelderd of waarin politieke en weinig j uridische argumenten een doorslaggevende rol speelden, moeten wij vandaag, om de reeks te besluiten, na gehandeld te hebben over de moord van Jacob Van Artevelde, de rechterlijke dwaling in de zaak Lieven Pijn en de eigenaardige processen van de Gentse vrijheidsheld Jan Borluut, nog even verwijlen bij die andere grote Gentse figuur uit het begin van de XIXe eeuw, Lieven Bauweos die door een Engelse rechtbank werd veroordeeld, naar de meeste schrijvers beweren, zelfs ter dood veroordeeld en daar hij zijn rechters maar liefst zijn kat had gestuurd, in beeltenis opgehangen te Londen, wat per slot van rekening, voor een geboren stropdrager, wel het ergste niet is dat een mens kan overvallen! De biografie van die eigenaardige Gentenaar - een echte Gentenaar is ten andere steeds een rare kerel- kan men met verschillende brillen gaan lezen. Zet men een Engelse bril op, dan krijgt men door de lensglazen het beeld van een schurk, een verrader, een spion en van al wat de Engelsen kunnen verfoeien en versmaden, hetgeen zelfs op het einde van de XVIIIe eeuw, geen klein Engels bier was; beproeft men het met een nuchterziende bril, voorzover dergelijke brillen bestaan, dan krijgt men het beeld van een soort Machiavel die wist wat hij wou en naar geen middelen omzag om zijn doel te bereiken; zet men eindelijk een goede Gentse bril op, voor of na de Leburtonwet aangekocht, dan ziet men de man, de Gentse held, die zijn standbeeld kreeg te Gent, een plein naar zijn naam geheten, een faam die maakt dat men hem te pas en te onpas bij elke officiële redevoering sléurt en slentert om te kunnen bewijzen en zijn vreemde gasten diets te maken dat Gent eens het Manchester van het vasteland was, de parel, koningin ofte fee van de katoennijverheid is geweest! Verschueren die moet weten wat een eufemisme betekent, schrijft in zijn Modem Woordenboek, na zich eerst over de juiste datum van Lieven Bauweos geboorte te hebben vergist, "voerde uit Engeland de mechanische 232
katoenfabrikatie te Gent in". Dit "invoeren" had echter een verdacht reukje, vooral dan voor de Engelsen die terecht van mening waren dat een schaamteloze schurk hen de kaas van het brood was komen ontfutselen. Voor onze voorouders integendeel werd Lieven Bauwens de held die, door de vermaarde Mull-jenny aan de Engelsen te hebben ontvreemd, zijn geboortestad, alsdan in de grootste ekenomische ellende gedompeld, nieuw leven en welstand had bijgebracht. Alles hangt natuurlijk af van de wijze waarop men die ontvreemding of "invoer" gaat bekijken. Louter juridisch bekeken, was de doenwijze van Lieven Bauwens ontegensprekelijk foutief; wij menen niet dat Bauwens dit standpunt voor ogen heeft gehad : hij zag enkel de onmetelijke ellende van de Gentse werkgevers en werklieden, het middel om onze industrie plots te doen herleven. Had hij persoonlijke belangen nagestreefd dan zou er twijfel kunnen bestaan, maar alles wijst er op en bewijst dat de grote Gentse industrieel in de allereerste plaats het belang van zijn stad en zijn stadsgenoten wou dienen en dat hij ten andere gans zijn persoonlijk fortuin en zijn eigen leven veil om die daad te stellen : dat maakt natuurlijk veel, indien niet alles goed. Zoals Baekeland was Lieven Bauwens een man die geen vrede kan nemen met het alledaagse, met het konservatisme, met het immobilisme van zijn tijdgenoten. Een geluk voor hem dat zijn vader, een der voornaamste leerlooiers van Gent, ook modern zag en dacht. Wanneer Lieven, die nog geen veertien jaar oud was, een nieuw uurwerk uitdacht en verwezenlijkte, kreeg hij van zijn vader een ferm pak slagen en het uurwerk werd vernield. Toen vader Bauwens de rekening kreeg van alle onderdelen die zijn zoon had besteld, doch meteen wist hij dat Lieven, van zijn dertien kinderen, het kind zou worden waarop mocht gerekend worden voor de opvolging en de bloei van het bedrijf. De konkurrentie met de Engelse leerlooiers was op dat ogenblik afschuwelijk: de meeste industriĂŤlen in Vlaanderen keken wanhopig naar de kwaliteit en de lage prijzen van het Engels leder en gaven de moed op. Vader Bauwens had een andere kijk op de zaken; hij stuurde zijn zoon Lieven die nog geen zeventien jaar oud was, naar Engeland om er een kijkje te gaan nemen in de Engelse ondernemingen en te zien hoe en waarom men er goedkoper kon werken en produceren. Wij vinden een dergelijke oplossing normaal; op het einde van de XVIIIe eeuw, een piepjonge snater over de grote plas sturen was meer dan een avontuur en in menig "Gents huisgezin moet men toen vader Bauwens hebben uitgemaakt en vervloekt als een gewetenloze vader! Lieven, knutselaar, avonturier, uitvinder en dol op nieuwigheden, oordeelde er anders over; voor hem was het zijn levenskans; drie jaren verbleef hij in Engeland, als eenvoudige arbeider; het waren zware jaren voor die jonge 233
kerel, doch toen hij naar zijn geboortestad terugkeerde, bezat hij een ondervinding die vele oudere industriĂŤlen hem mochten benijden; hij sprak vlot Nederlands, Frans en Engels, hij kon met mensen, werkgevers en werklieden omgaan, hij wist ook hoe een groot bedrijf ineenstak, en vooral hoe men in Engeland het leder vervaardigde en klaar maakte. Vader Bauweos moet bij de terugkeer van zijn zoon heimelijk hebben gelachen om al de praatjes die sedert drie jaren gewone kost waren geweest in de Gentse salons en het duurde niet lang of hij mocht eeniederbewijzen dat hij wijs en verstandig had gehandeld. In zijn nieuwe leerlooierij op Nieuwland, die Lieven zelve zou besturen, mocht hij leder klaar maken in zes weken, alswanneer vroeger de bewerking zes maanden in beslag nam. Zijn rechtstreekse konkurrenten schoten aan ogen te kort om dit wonder te bekijken. Lieven moet wel een vernuftige kerel geweest zijn om na enkele maanden reeds over vijfhonderd grote kuipen te beschikken en tweehonderd werklieden aan het werk te kunnen stellen. Ook de kwaliteit van het leder was uitstekend, zo voortreffelijk dat hij het naar Engeland mocht uitvoeren en aldaar koper vond aan prijzen die veel hoger waren dan die van het in Engelse leerlooierijen vervaardigde leder. De hoeveelheid leder door de firma Bauweos in Engeland ingevoerd moet geweldig groot geweest zijn, want zij betaalde jaarlijks niet minder dan een half miljoen goudfrank aan rechten en taksen voor de uitvoer van lederwaren! Werk verschaffen aan tweehonderd werklieden was in een tijdperk van klein artisanaal bedrijf een krachttoer. Het kunnen klaarspelen in een periode van ekonomische depressie, in een stad waar ellende en werkloosheid heersten, was haast een wonder. Lieven Bauweos wist het, doch hij wist ook dat die tewerkstelling de stad niet redden kon en dat er werk moest gevonden worden voor duizende arbeiders wou men uit het slop geraken. Voor hem bestond er slechts een oplossing: de katoennijverheid modernizeren, derwijze dat Gent kon konkurreren met de Engelse fabrieken en ateliers. Wij moeten er niet eens aan denken, zegde alhier de nijveraars, want het is toch onmogelijk, het is uitgesloten dat wij de Engelsen die goedkoper werken en betere kwaliteit op de markt kunnen brengen dankzij een betere outillage, konkurrentie zouden aandoen; trouwens wij leven onder Franse bezetting en Frankrijk en Engeland leven in een voortdurende oorlogstoestand zodat kontakten met bedrijven over het Kanaal niet veel meer zijn dan een droom. Alleen de jonge Lieven Bauweos hield er een andere mening op na; daar de Engelsen over beter materiaal beschikken, over bekwame werklieden, over moderne machines, volstaat het hem het geheim van die werktuigen te ontfutselen, naar Vlaanderen over te brengen en alhier in toepassing brengen.
234
Foto Stadsarchief
Stoute droom die enkel kon ontstaan in het brein van een Lieven Bauwens. Hij kende Engeland, hij was de Engelse taal machtig, hij wist hoe men aan werk in een fabriek kon geraken, hoe ondanks de blokade toch nog schepen met smokkelwaar over de plas geraakten , en dat men met goud veel kan bekomen. Goud bezat hij: de leerlooierij had een mooie stuiver opgebracht ; durfbezat hij ook , talent en vindingrijkheid waren hem ingeboren . Waarom dan niet de grote sprong gewaagd in het onbekende , zelfs op gevaar af van zijn leven , want ook dat wist hij :de Engelse wetten verboden elke uitvoer van machines, zelfs het bezoek van vreemdelingen aan Engelse katoenspinneriJen. Teoretisch was de onderneming onmogelijk , praktisch is er steeds een
235
uitweg. Lieven had een broeder die te Hamburg gevestigd was en handel dreef in koloniale waren; die zou de tussenpersoon, de dekmantel worden. Lieven zou zich naar Engeland begeven, zich laten doorgaan als handelaar in koloniale waren, koffie en suiker aankopen voor rekening van zijn broeder en naar Hamburg per schip vervoeren. In de balies koffie en zakken suiker zou hij zijn smokkelwaar, alias onderdelen van de machines en vooral van de vermaarde Mull-jenny verbergen. Voorts zou hij mekaniekers, technici en werklieden aanwerven die hem naar Gent zouden vergezellen om er de kern te vormen van zijn nieuwe onderneming. Het zou hem gans zijn fortuin kosten, maar meteen zou hij zijn geboortestad van de ekonomische ellende redden. Hij bezat hoogstens een kans op tien om in zijn onderneming of liever zijn avontuur te slagen; negen kansen zaten hem dwars en dan zou het voor hem een katastroof worden :verlies van gans zijn fortuin, wellicht de doodstraf. Lieven Bauweos aarzelde geen ogenblik; daar waar er een kans op tien bestaat, moet men ze wagen wanneer alles op het spel staat en hij vertrok naar Engeland. Hij zou 32 maal de tocht ondernemen vooraleer gedeeltelijk te slagen, want op het allerlaatste ogenblik werd hij verraden. Zelfs in vredestijd zijn de Engelsen nogal wantrouwend; wanneer het oorlog is, wordt het nog erger. Toen Lieven Bauweos het vermetele plan had ineengetimmerd de Engelsen het geheim van de Mull-Jenny en de machine zelve te ontfutselen, waren de Britten in oorlog met de Fransen en dus ook met ons land dat op dat ogenblik bij Frankrijk was ingepalmd, dwz. dat al wie erin slaagde heelhuids in Engeland te geraken, er zeker niet persona grata was en weinig of geen bewegingsvrijheid genoot : zelfs de fabrieken werd de vreemdelingen ontzegd en vooral dan van die fabrieken waar de Mull-Jenny, de trots van de Engelse industrie en mekaniek wonderen verrichtte, het vermaard toestel dat gelijktijdig meer dan honderd draden kon spinnen. Sedert 1785 hadden de Britten, dankzij dit geperfectioneerd tuig, hun produkten zo spotgoedkoop op de _Europese markt kunnen brengen, dat elke konkurrentie in de komende jaren uitgesloten bleek. Er was dan ook meer dan een volle pint moed nodig om het aan te durven het avontuur van Lieven Bauweos te gaan wagen. Zijn eerste verblijf in Engeland, zijn perfecte kennis van de taal en van de zeden en gewoonten van het volk, zijn relaties met vooraanstaande nijveraars, hebben ontegensprekelijk zijn taak enigszins vergemakkelijkt, doch zonder zijn fantastische verbeeldingskracht, zijn vermetelheid, zijn volharding, ware het hem nooit gelukt ook maar het minste onderdeel van de mysterieuze Engelse werktuigen naar BelgiĂŤ over te smokkelen. Het werd een suspense-roman van het zuiverste karaat, met aanvankelijk drie hoofdpersonages : Lieven Bauweos zelf, zijn broer Jan in Hamburg en diens korrespondent in Londen, de Gentenaar Jan-Baptist Lammens, 236
Standbeeld Lieven Bauwens. Foto Stadsarchief
gevestigd Jewry street , in volle centrum van de City. De te volgen weg voor elk onderdeel van de Muli-J enny en andere werktuigen , alsmede voor de aangeworven werklieden liep over Manchester Londen - Hamburg - Oostende en Gent. Eerst moest ter plaats een tussenpersoon worden gevonden die de werktui-
237
gen wou en kon aankopen, zgd voor het oprichten van een fabriek in Schotland. Zij werden dan stuk voor stuk uiteengenomen en in een geheime opslagplaats geborgen. Terwijl Lieven Bauwens voortdurend reist van Londen naar Manchester, naar Parijs, Oostende en Hamburg, kan Lammens een eerste lading klaar krijgen op een Deens schip dat naar Vlissingen afreist doch op het allerlaatste ogenblik heeft de doeane lont geroken en wordt alles in beslag genomen. Lammens kan ontkomen evenals Harding en na een paar weken te zijn ondergedoken, slaan zij opnieuw de handen uit de mouwen. In augustus 1798 onderneemt Bauwens zijn 32e en laatste reis naar Engeland : het wordt nu de beslissende faze, de moeilijkste. In het geheim zijn reeds een paar werklieden met hun gezin naar Hamburg vertrokken; men heeft hen diets gemaakt dat zij er zullen werken in Engelse fabrieken die aldaar worden opgetrokken; ook zijn verschillende onderdelen van machines, zorgvuldig gekamoufleerd in balies en zakken in de Duitse haven terechtgekomen, maar de laatste lading, de belangrijkste moet samen met Bauwens en Harding op 12 november de haven van Gravesend verlaten. Voor Bauwens zijn het verschrikkelijke uren van spanning en angst : alles is veilig aan boord geraakt en dan plots ploft het noodlot zwaar neer op het maandenlange avontuur : de vrouw van Harding die hare echtgenoot later in Hamburg moest vervoegen, loopt hare man achterna, begint te roepen en te huilen, verwekt een samenscholing en de politie grijpt in. Een ramp! De Engelse politie komt aan boord, heeft niet de minste moeite om uit te maken watBauwensen zijn vrienden in het schild voerden, leggen beslag op schip en lading en zetten de inmiddels ijlings gevluchte samenzweerders achterna. Bauwens kan nochtans met een zestal werklieden Londen vervoegen en met een logge sloep, in een verschrikkelijke storm, na hachelijke ogenblikken te hebben doorgebracht, de haven van Hamburg vervoegen, waar hij zich moet schuil houden daar de Engelse afgezant aldaar zijn aanhouding en overlevering van de Duitse overheden eist. Bauwens oordeelt het veiliger zo spoedig mogelijk met hetgeen hem aan werkkrachten en materiaal overbleef naar Oostende af te varen, doch Engelse kruisers zetten hem achtema en zouden hem waarschijnlijk nog op het laatste ogenblik ingehaald hebben moest de burgemeester van Oostende Van Iseghem, een vriend van Bauwens, met het havengeschut de Engelsen niet op afstand hebben kunnen houden! Inmiddels was de toestand voor de in Engeland achtergebleven samenzweerders hachelijk zelfs hopeloos geworden: Lammens, Harding en een drietal werklieden waren aangehouden geworden. De zaak werd op 9 januari 1799 voor het Hof van Old Bailey, voorgezeten door Sir Richard Carr Glynn, lord-mayor van Londen gebracht. Het was de 238
advokaat van de Kroon, de vermaarde lord Thomas Erskine, die tegen de betichten vorderde : Lammens werd tot een jaar gevang en een zware boete veroordeeld. Erskine maakte in zijn ophefmakende rede van Lieven Bauwens een staatszaak: "Na ons het geheim van de leertouwerij en leerlooierij ontfutseld te hebben en er zich mede te Gent in Vlaanderen te hebben gevestigd; na aldaar een zo welingerichte leertouwerij te hebben opgericht, dat hare produkten hier te Londen duurder verkocht worden dan de nationale voortbrengsels van dezelfde aard, en voor onze nijverheid een geduchte mededinging is ontstaan, komt Lieven Bauwens opnieuw ons land te beroven van een van zijn nuttigste en onontbeerlijkste nijverheidstakken : de boomwolnijverheid. Te dien einde heeft hij werklieden en deskundigen verleid en omgekocht, een groot aantal spinmolens te Manchester en elders doen bouwen, met het inzicht ze naar Frankrijk over te sturen. Gelukkig werden deze werktuigen gedeeltelijk aangeslagen. Deze feiten die tot doel hadden ons te beroven van een nijverheidstak ons zo duurbaar als de oogappelen, moet aanzien worden als een verraad dat de zwaarste straf verdient". "capita! crime, liable to pay the ultimum supplicium"! Het zijn deze laatste woorden die de meeste geschiedschrijvers in de vorige eeuw deden beweren dat Lieven Bauwens bij verstek ter dood werd veroordeeld door de rechtbank van Londen en dat zijn beeltenis op een openbaar plein van de hoofdstad werd opgehangen. Moest Bauwens zijn aangehouden geworden of voor z'n rechters zijn verschenen, waarschijnlijk zou hij ter dood zijn veroordeeld geworden, niet omdat hij machines heimelijk naar het buitenland had gesmokkeld, maar omdat op ogenblik dit oversmokkelen gelijk stond met samenzwering tegen de Staat. In werkelijkheid was er gedurende gans het proces meer sprake van Bauwens dan van Lammens en konsoorten die de rechtbank maar als figuranten-aanzag, maar Bauwens zelf werd, hoe vreemd het ook mag luiden, niet veroordeeld. Het was het proces Bauwens maar zonder Bauwens. Welnu, de Engelse rechtspraak was zo gevestigd en het strekt haar ongetwijfeld tot eer, dat geen veroordeling bij verstek werd uitgesproken; men veroordeelde niet een mens die niet ter zitting aanwezig was en zich niet kon verdedigen of laten verdedigen. Het verhaal van de ter dood veroordeling bij verstek is dus niets meer dan een legende. Ten andere heeft Lieven Bauwens noch in zijn brieven, noch in officiĂŤle dokurnenten ooit gewag gemaakt van enige veroordeling. Of ook zijn terechtstelling in beeltenis op een openbaar plein te Londen, een legende is, kan moeilijk worden uitgemaakt. Het is immers geenszins uitgesloten dat de woedende massa of zelfs de handelaars en fabrikanten die het proces hadden uitgelokt, zich op die wijze hebben gewroken van de sluwe
239
Gentenaar, doch geen enkel officieel dokument of verhaal uit de tijd kan het ons bevestigen. Laten wij die anekdote dan ook als troost aan degenen die ontgoocheld zijn bij het vernemen dat de Gentse held niet werd veroordeeld : mensen willen nu eenmaal iets griezeligs als slot van dergelijke avonturen. Wellicht had The Times het bij het rechte eind in zijn kommentaar van 1 maart 1799 over de veroordeling van de arme Lammens : zoals wij menen, schrijft het blad dat onze vaderlandsliefde eist dat wij onze nationale nijverheden eksklusief voor ons zouden houden en bewaren, zo heeft de veroordeelde wellicht gedacht dat zijn vaderlandsliefde erin moest bestaan, zijn land met die nijverheden te kunnen begiftigen. Het was sober gedacht en geschreven, het resumeert ook gans het avontuur van Lieven Bauwens : verraad en aanslag tegen de staat voor de Engelsen, onbaatzuchtige onderneming waarbij hij zijn leven op het spel zette en niet aarzelde gans zijn fortuin te verliezen, om zijn volk te dienen en uit de ellende te redden. PIERRE KLUYSKENS
ONZE GENTSE KEUKENRUBRIEK (Vervolg) De Hersenen : Voor de hersenen geldt een algemene regel. Zij moeten met veel zorg meermaals worden gereinigd en gespoeld en vooral ontdaan van de aanklevende bloedrestanten en van het omringende vlies. De meestgebruikte en fijnste zijn de kalfshersenen. Men kan ze, gereinigd, koken en opdienen bereid met zwarte botersaus. Men kan ze ook gereedmaken in gesmolten boter waarin men een lepel bloem roert en dan dadelijk een glas water, zout, muskaatnoot, ajuin en kampernoeliĂŤn (die een uur gekookt hebben) bijvoegt. In dit mengsellaat men de hersenen tien minuten koken en dient ze op met een bindsel van eierdooiers en citroensap. Ter versiering kan men ook schone regelmatig gesneden en gefruite stukjes brood tussen ieder stuk hersens leggen. Kalfshersenen kunnen ook afgekookt worden in een mengsel van water, een lepel azijn, zout, peper, een fijngesneden ajuin en wortel, een laurierblad en een tuiltje thym en peter-
240
selie. Gedurende een twintigtal minuten hierin gekookt laat men de hersenen verzijpen en snijdt ze in stukjes ter grootte van een noot. In een slakom waarin twee kropjes latuwesla geschikt zijn komt nu middenin het hoopje hersenen. Daarrond komt een rijtje schillekens van komkommers, daarrond ronde schijfjes hardgekookt ei, met hier en daat een samengerold fi letje van ansjovis. Daarrond een flike laag mayonnaise en bovenop de hersenen , als versiersel de kropjes der latuwsla . Dat kalfshersenen evenals kalfszwezerik erg gegeerd zijn met allerlei bereidingen en mengelingen in vol-au-vents en boucheetjes hoeft niet gezegd . Rondshersenen : Hier moeten wij toch heel speciaal de aandacht trekken op een bereiding getiteld als hersenpannekoekjes. De gewassen hersenen worden zeer fijn gesneden en vermengd met een paar gekruimelde beschuiten , zout , muskaatnoot , wat peper en een of twee eieren. Van dat samenhangend geheel vormt men nu verschillende kleine koekjes of een grote koek en bakt deze in een koekepan , in vet of boter , aan beide kanten lichtbruin en gaar. Oude Keukenpiet zweeg , als wat vermoeid . "En schaaphersens en varkenshersens?" opperde ik voorzichtig. "Schaaphersens worden bereid als kalfshersens en een varken heeft geen hersens , daarvoor is het een veel te dwaas beest! " Zo eindigde hij schijnbaar zijn relaas , om plots uit te barsten : " Zo zou ik nog de kalfskop in zijn geheel vergeten " en hij vertelde ... Kalfskop met schildpadsaus : Een gehele of een halve kalfskop wordt malsgekookt en van al het vlees ontdaan. De tong wordt opzij gelegd . Men bereidt een saus als volgt: 100 gr. boter worden gemengd met 3 lepels bloem en men laat dat mengsel bruinen en lengt het dan aan met bouillon. Een doos ingelegde tomaten , ajuin , wortels en zout worden nu bijgevoegd en men laat een uur stoven , het geheel wordt ook doorgestoken. Van gehakt vlees maakt men bolletjes die nu met de stukken kop en wat madeirainde saus worden gemengd. Even goed laten doorstoven en nu in een diepe schotel gedaan. Bovenop , ter versiering, stukjes champignons , stukken. komkommers en schillen hardgekookt ei.
241
KaHskop met eiersaus: In zijn geheel warm opgediend en gegarneerd met peterselietakjes worden, op tafel, de stukken van de kop gesneden. Een eiersaus wordt er afzonderlijk bij opgediend. KaHskop met mayonnaise of vinaigrettesaus : De koudgeworden kalfskop wordt in schillen gesneden en opgediend met mayonnaise of vinaigrettesaus. Volgens een Frans receptwordt de kop, uit de bouillon gehaald, ingewreven met citroen en dan in stukken gesneden. In vier liters water slaat men nu met een eierklopper drie lepels bloem, twee lepels grof zout, twee lepels azijn, grote ajuinen met kruidnagels versierd, peper en een kruidenbosje. De stukken kop worden in dat mengsel gelegd, en koken nu, twee uur, zonder deksel. Alleen de hersens worden er maar het laatste kwartier ingelegd. Bij het opdienen plaatst men deorens in het midden, de stukken er rond, en, bovenop als versiersel, stukken hersens en tong. In de vinaigrettesaus mengt men soms kappertjes, gehakte gekookte eiers, gehakte ajuin en peterselie. Maar weer kwam het onweer op. "Voor vandaag is 't nu meer dan genoeg" zei Oude Keukenpiet plotseling korzelig, "en voor de oren en de poten en al de andere bazar moeten uwe cordon-bleus en uw smulpapen maar wachten tot een volgende.gelegenheid; als 't past, bij appetite". 't Beste wat ik kon doen was er van onder te muizen, zonder tamboer noch trompet. Onze Oude Keukenpiet wordt meer en meer terug de opgewekte oude Gentenaar van vroeger; als bewijs dient het feit dat hij zelf naar mij toe kwam gewandeld om mij het slot van zijne "abats" te komen geven. Ongevraagd begon hij zelf met zijn nog achterstallig relaas : Nog over de tong : "Zeg, beste vriend, die tekenaar van "Palmares" is 'nen flinken artiest maar algelijk 'nen fameuzen lollekensheere. Dit dĂŠfilĂŠ van al die beesten die hun tong uitsteken naar de lezers is een ware vondst, maar waarom heeft die deugniet daar die kat bijgesteld? is het om er op te wijzen dat bij feestelijke aangelegenheden in vroeger tijd op de tafel van de eenvoudige Gentse werkmensen dikwijls een geurig konijntje op tafel kwam dat bleek een mals poesje te zijn? De mensen zullen nu in 't vervolg meer qan eens vragen dat de kop van het konijntje bovenop de schotel zou prijken. Neen, die tekenaar is een verstokte snoeper die weg wil steken dat zijn meesterlijke kattetong er een is in chocolade. Sneukeleire! Maar laat ons emstig zijn. Het Oor : Het enige oor dat voor de keuken in aanmerking komt is het varkensoor. Urenlang gaargekookt in de hutsepot of in de "bouillon" is het varkensoor
242
voor de kenner en echt fijn beetje , vooral wanneer er naast het krakelinggedeelte (juist maar 't vel over de benen) een flink stuk dik aangehecht is. Zo , nog goed warm , vers uit de soep , flink voorzien van zout en peper met een goede klak mostaard van Eugenie Vapeur is het , voor wie zin heeft voor goede volkskeuken, een ware lekkernij. Ten andere , bij dat zogezegd vuil dier dat men het smerig varken noemt , gaat niets verloren , ten bewijze : De Poten : Ook de varkenspoot die men vers geslacht en rauw zich kan aanschaffen voor een paar franken , is een gezocht lekker beetje. Juist op dezelfde manier bereid en opgediend als het oor valt het in de smaak van elke minnaar van lekkere spijzen (lees speciale prijzen). Poten en Oren: Een samenbrengen van poten en oren is een van de meestgeliefde gerechten van onze voorvaderen. Men gebruikt voor dat gerecht de volgende proporties : 4 varkenspoten, twee oren , een half kilogram pruimen , een half kilogram rozijnen en een geutje azijn. Er bestaan namelijk zes verschillende bereidingen : Eerste manier : De poten en oren als naar gewoonte goed laten doorkoken en dan afpellen en in kleine stukjes snijden. Daarna stoven samen met wat water , de pruimen (eerst in koud water geweekt) en de rozijnen waarbij men een scheutje azijn heeft gevoegd , zulks om de soms te vettige smaak te verwijderen . Men kan ook desnoods de pruimen en rozijnen vervangen door een kilogram geschilde appelen , in schijfjes gesneden . Tweede manier: De gekookte en in stukken gesneden poten en oren stoven met peper, zout, azijn en een fijne tomatensaus. Derde manier: Juist hetzelfde als de tweede maar de tomatensaus vervangen door fijngesneden ajuin. Vierde manier: Nu worden de gekookte poten en oren en dwarsdoorgesneden , bestrooid met peper en zout en geroosterd. Zij worden opgediend met een vinaigrettesaus. Voor de vijfde en de zesde manier komt nog heel wat meer te pas. Vijfde manier: Men kookt de poten en de oren heel mals. Men ontdoet ze van de beentjes. Dan maakt men een saus als volgt: men kneedt, bezijden
243
het vuur, 50 gram boter met twee lepels bloem en laat dat mengsel bruinen; men lengt het verder aan met een weinig water of bouillon, een glas madeirawijn en een doosje tomatenpurée; men voegt er peper en zout, muskaatnoot en een doosje kampernoelies aan toe. En men laat nu poten, oren en saus samen goed stoven. Zesde manier : Weer kookt men de poten en de oren en ontdoet ze van de beentjes. Het vlees wordt nu fijngehakt en bij dat gehakt vlees worden peper, zout en fijn gesneden truffels gevoegd. Men wentelt het geheel in een fijn vel en brengt het nu in de oven. Ziezo, besloot de oude Keukenpiet, laat ze nu maar koken en neem meteen nota voor het maken van vleesgelei : Men kookt kop, poten en oren samen af en het vocht dat men zo bekomt heet vleesgelei; waarin men o.a. de varkenstongjes kan bewaren. Om de gelei lang goed te houden, kan men ze een halfuur steriliseren. En hiermee, zo besloot oude Keukenpiet, is 't zaakje uit: mijn liefje, wat wilt gij nog meer? Halt, oude makker, zei ik toen kalm, gij hebt mij ook worsten en pens beloofd. Dat moest hij toegeven en hij begon : R.V. ('t Vervolgt)
HET OUD CASINO OP DE COUPURE Op 2 juli jl. was het precies 150 jaar geleden dat Burgemeester Van Crombrugghe de eerste steen kwam leggen van het Casino op de Coupure. Daarom laten wij hier een artikeltje volgen dat destijds verscheen in "Palmarès". Grootmama, indien zij nog leeft, zal U wel weten te vertellen dat het in de grote balzaal vail het Casino was dat zij, met blozende wangen en kloppend hart, onder de behoedzame en strenge blik van haar moeder, haar eerste wals heeft gedanst, en wellicht ook dat zij er kennis maakte met uw grootvader, of dat men haar aldaar tussen twee dansen in, aan die man "uithuwde", zoals het toen traditie was in het Gentse high-life! Blozende, lachende, frisse meisjes op het bal, rozige, frisse bloemen tijdens de Floraliën, want het reusachtig, thans volledig gesloopt gebouw tussen Casinoplein en Coupure, heeft ook gedurende lange jaren zijn zalen en zijn park wijd open gesteld voor de toen reeds wereldvermaarde bloemententoonstellingen. Een kwart eeuw lang, had de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en 244
Bloementeelt , alias de SociĂŠtĂŠ royale d'Agriculture et de Botanique, moeten uitkijken naar nieuwe lokalen die maar telkens weer , te eng bleken te zijn: hetestaminet Frascati op de Coupure , de "Flora" in de Holstraat , het Stadhuis , de voorhal van de Aula van de Universiteit. De Maatschappij bloeide als een welige rozelaar , de overheden steunden ze met woord en daad , de leden waren talrijk en aktief, het publiek entousiast , de kas steeds propvol. Wat doet men in dergelijke omstandigheden , wanneer al de beschikbare lokalen te klein zijn geworden ? Men bouwt of men maakt plannen. Gewoonlijk wordt een eerste steen gelegd , zelden geraakt men zonder schulden of ruzie tot de laatste . Op 2 juli 1835 kwam burgemeester van Crombrugghe , tevens voorzitter van de Maatschappij , in die dubbele hoedanigheid , de eerste steen leggen van het Casino , ontworpen in strengklassieke stijl door de toenmalige supervedette van de Gentse architektuur , Ladewijk Roelandt. De aannemer , Kerfijzer , ging als een bezetene te werk, en een jaar na de eerste steen , mocht ook de laatste worden gelegd : een krachttoer wanneer men bedenkt dat het Casino een van de belangrijkste gebouwen van de stad was .
Het Casino op de Coupure
245
Op 15 Augustus 1836 mochten de overheden, de Maatschappij en een overtalrijk publiek overgaan tot de inhuldiging van de nieuwe lokalen en van de tuin : bal, orkest, koncert , verlichting, vuurwerk, redevoeringen, banket, niets ontbrak aan een programma, zoals enkel onze grootouders er konden ineensteken. Bij de eerstvolgende Lente, werd in het Casino ofte Paleis van Flora, zoals de Gentenaren het aanvankelijk plachten te noemen, de eerste bloemententoonstelling ingericht. Van dat ogenblik af werd het Casino het middenpunt van het mondaine leven in Gent: bals, koncerten, bloemententoonstellingen, de Vierjaarlijkse Salons van Schone Kunsten, zovele manifestaties die gans de stad op de been brachten. Leopold I bezocht het een eerste maal in 1853 en de bloemententoonstelling werd speciaal "verlicht door de gaz", een tweede maal, met gans de koninklijke familie in 1856. De perslui haalden telkens hun beste pen te voorschijn: "De koning mag al de schoonheden van zijn rijk voorgesteld worden, wij twijfelen er aan of er iets bij hem de herinnering van den Gentsehen Flora-Tempel zal kunnen ui twisschen"! Was het Casino te klein geworden, of waren onze grootouders, na ettelijke banketten aldaar, te dik geworden? Wat er ook van zij, vanaf 1860 is er ernstig sprake van een vergroting van het gebouw. De hemiciklus waar de openluchtkoncerten gegeven werden, werd overdekt en kreeg de naam "Jardin d'hiver". Deze indrukwekkende glazen hall werd in 1866 door Carels uitgevoerd naar de plannen van Adolf Pauli.
246
Veertig jaar nadien was het sukses van de FloraliĂŤn zo overweldigend geworden dat men andermaal de gebouwen moest vergroten. De gebroeders Myncke voerden ditmaal de opdracht uit, naar een plan ontworpen door bouwmeester De Waele. Het werd meteen de zwanezang van het Casino. Met de internationale World Fair van 1913, beschikte de stad voortaan over moderne gebouwen in het Citadelpark, uiterst geschikt voor het inrichten van FloraliĂŤn. Het Casino werd verlaten: de oorlog 1914-1918 bracht het sociaal en mondaine leven van de Belle Epoque de genadeslag. Toen de storm geluwd was, bleek een tijdperk uitgestorven te zijn; de nieuwe generatie voelde nog weinig voor het leven zoals het Casino het in zijn mooiste jaren gekend had. De tuin werd verwaarloosd, de gebouwen brokkelden langzaam maar zeker af. De Universiteit legde beslag op hetgeen nog overbleef en maakte korte metten met de nog bestaande gebouwen; enkele jaren later was geen spoor meer zichtbaar van het groots ensemble dat gedurende een drietal generaties, het mondaine, artistieke en sociaalleven van de Gentse burgerij had beheerst.
BIBLIOGRAFIE Onlangs verscheen het ruim 100 blz. tellend boekje "De Rijksuniversiteit Gent en de Regio". Dit is een uitgave van het Rectoraat. Na een geschiedkundig overzicht, wordt aandacht besteed aan de taak van onze Universiteit, de betekenis ervan voor de regio {behoort tot de 3 grootste werkgevers van de Provincie met een personeelsbestand van 7.500 leden), de uitstraling van de diverse faculteiten, de R.U.G. in de internationale context. Een lezenswaardig document dat zijn prijs van 200 fr.meer dan waard is. Te bekomen door overschrijving van dit bedrag op de PCR No 0000874215-51 van het Rectoraat R.U.G.
H.C. GENT HERDACHT
Bij gelegenheid van de nakende feestdagen werd door het stadsbestuur een 247
prachtig kunstboek van 154 bladzijden en 60 gekleurde foto's over Gent gepubliceerd, dat op luisterrijke wijze ons rijk verleden herdenkt en de trots van de lezer stimuleert. Een bedreven ploeg samengesteld uit dhr. Johan Decavele, conservator van het stadsarchief en wn. directeur van de Dienst voor Culturele Zaken (tekst), Snoeck-Ducaju (uitgever) en studio Claerhout (fotografie) heeft haar opdracht schitterend vervuld en een grafisch en historisch pareltje op de markt gebracht. Het is eerder een kijk- dan een leesboek, ofschoon de Vlaamse tekst (in vier talen vertaald) een passend overzicht brengt van de woelige geschiedenis van het 'historisch hart van Vlaanderen' en meteen de waarde van het cultureel patrimonium onderstreept. Kortom, een prachtig geschenk voor al wie de verleden schoonheid van onze stad en de levenskracht van onze voorouders kan appreciĂŤren. Het woord en het beeld brengen kloosters, abdijen, kathedralen, stenen, waterlopen in herinnering en roepen een onvergetelijk stadsbeeld op. 'Gent' (titel van het boek) is verkrijgbaar in de voornaamste boekhandels tegen de prijs van 1495 fr. R.V.
GENT EN DE ORDE VAN DE DOMINICANEN Ter vervanging van de uitverkochte uitgaven '750 jaar Dominicanen te Gent' en 'De Paters Dominicanen te Gent' worden thans door de Paters Dominicanen twee brochures verspreid gewijd aan 11 Het Oud-Dominicanenklooster (Onderbergen) gesticht in 1228 en waar thans restauratiewerken, de toenmalige glorietijd van dit 'Pand' zullen herdenken 2/ Het huidig Dominicanenklooster (Hoogstraat) gesticht in 1845, op de gronden van de oude leprozerij (1146) met haar kerk in de Holstraat. Beide brochures verhalen hun stichtingsgeschiedenis en wijden uit over het ontstaan van beide kloosters van de orde van de Dominicanen (en over de perikelen). P. lordanus Piet De Pue brengt hiermede 2 brochures op de markt die de reeks niet ontsieren en voor velen een openbaring zullen zijn. Ze zijn verkrijgbaar door storting van 115 fr.elk (verzending inbegrepen) op postrekening 000-0141623-03 van Paters Dominicanen, Hoogstraat 41, Gent, en op het Documentatiecentrum tegen 100 fr. R.V.
248
DE WEELDE VAN EEN KUNSTVORM
Dank zij een geduldig opsporingswerk en de volledige inzet van de Ippabank, de conservator van het Bylokemuseum en zijn wetenschappelijke medewerkers is de tentoonstelling "meesterwerken in zilver" uit privéverzamelingen gegroeid tot een verzameling van curiosa en is een onverholen hulde aan de schoonheid en creativiteit van het vakmanschap. Deze kunstschat vindt men gelukkig terug in een prachtige catalogus, waarin 332 tentoongestelde stukken worden besproken en afgebeeld. De materiele uitvoering, de presentatie en de lay-out verdienen eveneens een woord van dank voor de vlekkeloze afronding van het geheel. Het morfologisch overzicht van de smeedwerken afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik van de 16de-17de-18de eeuw werd verzorgd door de conservator van het kasteelmuseum van Laame en door de ere-conservator van de provinciale musea in Antwerpen. Uit deze studie blijkt hun waardering voor de keuze van de uitgestalde werken, kenmerkend voor de Renaissance tot en met het Ancien Régime, en hun bewondering voor de totstandkoming van een dergelijke tentoonstelling die als een mijlpaal in de geschiedenis van het edelsmeedwerk mag beschouwd worden. Deze edelsmeedwerken, een statussymbool van de hogere standen, ondergingen door de eeuwen heen vreemde invloeden, maar door de originaliteit van de interpretatie en de geniale scheppingskràcht van het vakmanschap in onze gewesten droegen ze in niet geringe mate bij tot de u~tstraling van ons eigen kunstleven in het buitenland. Het pronkgerei van de Renaissance (16de eeuw) van de Barokperiode (17de eeuw) en het gerieflijk en stijlvol gebruikszilver van de 18de eeuw brengen een weergaloos beeld van het peil van beschaving en cultuur in onze gewesten en vervullen ons met fierheid. Een tocht in het verleden en de onvergankelijke herinnering aan de schoonheid van het geheel. De catalogus is verkrijgbaar in het Bylokemuseum tegen 800 fr. R.V.
Wij ontvingen van ons trouw medelid de heer Eric de Meester twee filatelistische studie's betreffende Gent. Deze studie's werden uitgegeven door "Fisto - Filatelistische Studiekring Oost-Vlaanderen" waarvan ons medelid de voorzitter is. De inhoud van de eerste studie betreft de "Postgeschiedenis en Poststempels van het Postkantoor Gent 10". De titel dekt volledig de inhoud. In dit werk (74 p. - 4°) vindt u al de namen van de postmeesters alsmede de
249
verschillende stempels die ooit in Gent 10 zijn gebruikt en dit zijn er nog alwat. Dit alles wordt zeer overzichtelijk en degelijk voorgesteld want de studie's dienen aan strenge voorwaarden te voldoen. In de andere studie (35 p. - 4°) gaat het over "De Spoorlijn Gent-EekloBrugge en haar stempels". Hier ook de geschiedenis van de maatschappij die de spoorlijn uitbaatte alsmede haar ontwikkeling en natuurlijk al de gevonden verschillende afstempelingen die in de onderscheiden stations werden gebruikt. Dat de filatelie onder die vorm ook heemkunde is zal wel grif aangenomen worden. In elk geval warm aanbevolen. Prijs van de laatstvermelde studie: 100 fr.alles inbegrepen (van de andere studie werd geen prijs opgegeven). Te betalen op banknummer 443-9594989-49 van Fisto. Voor alle nuttige inlichtingen zich wenden tot Eric de Meester, Filip Van Cleeflaan 266 te 9000 Gent. (Tel : 0911237432). De beide studie's werden op ons Documentatiecentrum gedeponeerd. André VERBEKE
VRAAG EN ANTWOORD De Heer David Maes antwoordt op de vraag van de Heer Femand Stevens (Gh. T. 1985- No 2- p. 111) Pieter de Goesin, of beter nog Petrus François de Goesin, stamde uit een Leuvens drukkersgeslacht. Hij vatte zijn werkzaamheden aan in 1716. Zijn drukkerij wordt beschouwd als de belangrijkste te Gent in de 18de eeuw. Oorspronkelijk vestigde hij zich "in d'Oudburg". Vanaf 1720 is hij echter woonachtig "in de Veltstraete, in de vier Evangelisten". Hij overleed in 1740. Na zijn dood werd hij opgevolgd door zijn weduwe en daarna vanaf 1752 tot 1787 door zijn zoon Petrus François de Goesin 11. Deze zette de drukkerij van zijn vader verder in de Veldstraat en voerde de titel van "drukker van haere Majesteyt" (Maria Theresia). Op zijn beurt werd hij opgevolgd door zijn zoon Petrus François de Goesin III, dus kleinzoon van Petrus François I. Na een kunstenaarsloopbaan die op een mislukking uitliep en na een mislukte poging om te Brussel een drukkersbedrijf op te richten (in 1787), alwaar hij door de Brabantse Omwenteling in 1789 verjaagd werd, beproefde hij zijn geluk te Gent. Hier scheen het geluk hem beter toe te lachen want gedurende 40 jaar leidde hij een van de bekendste drukkerijen te Gent uit de 19de eeuw en dit onder de 250
naam "P.F. de Goesin- Verhaeghe, op d'Hoogpoorte". Na zijn overlijden werd zijn bedrijf door zijn weduwe verder gezet tot op 6 november 1832. Op die datum werd namelijk de inboedel der drukkerij openbaar verkocht. Miehiel de Goesin (in feite Miehiel Petrus de Goesin) was de oudste zoon van Petrus François de Goesin I. Hij huwde in 1730 met de dochter van Joannes Eton. Deze laatste drukte te Gent vanaf 1705 tot aan zijn overlijden in 1731. Zijn schoonzoon Miehiel zette het bedrijfverderen bracht het tot grote bloei. Miehiel overleed in 1761 en ook in dit geval werd het bedrijf door zijn weduwe verder gezet en daarna door zijn dochters. Op 1 december 1829 werd het drukkersmaterieel openbaar verkocht. Daar het moeilijk was om een nieuwe drukkerij op te zetten door de strenge controle van de drukkersverenigingen en om het behoud van de privilegies die aan bepaalde drukkerijen waren verbonden, werden dikwijls tussen drukkersdochters en -zonen huwelijken gesloten zoals in het geval van Miehiel de Goesin. Reeds ten tijde van Joannes Eton was de drukkerij gevestigd "recht over den Raedt in 't groen Cruys". Het huis "Het Groen Kruis" staat op de hoek van het Sint Veerleplein en de KraanleL Op de gevel bevinden zich een aantal sterk verweerde basreliets welke voorstellen : het wapenschild van de gebuurte, de maagd van Gent, een Vlaamse Leeuw en het jaartal1614. De gevel werd gerestaureerd in 1890. Een groen kruis zou in de middeleeuwen een religieus-symbolische betekenis gehad hebben nl : een teken van hoop, de heropstanding van Christus en het Eeuwige Leven. De traditie wil dat ook in dat huis de bekende drukker Arend de Keysere zou woonachtig geweest zijn. Dit zou evenwel op een verkeerde interpretatie berusten van een bepaalde eigentijdse tekst, daar Arend de Keysere's drukkerij zich bevond : "delez Ie belfroy". Wat betreft de vermelding "rechtover den ouden Raed" menen we niet al te ver te moeten gaan zoeken om dit probleem op te lossen. In het Gr_avensteen was vanaf 1489 ononderbroken tot het einde van het Ancien Régime, de Raad van Vlaanderen gevestigd. Het is duidelijk dat door Miehiel de Goesin, en daarvoor door zijn schoonvader, naar deze instelling gerefereerd werd. Bibliografie Gent, 1000 jaar Kunst en Cultuur, Gent 1975, deel 11, blz 69 a 113. Guido Deseyn, Gids voor oud Gent, Antwerpen 1984, blz 463. 800 jaar Gravensteen, Gent 1982.
De Heer Jean Eeckhoot meldt ons dat de huidige voorzitter van de Rechtbank van Eerste aanleg te Gent een galerij tracht samen te stellen vàn de portretten van zijn voorgangers onder de vorm van fotografische reproducties {18 x 24). De Heer Beekhout is in het bezit van de portretten van de volgende 251
voorzitters : Claude Esmangart de Feynes, Helias d'Huddegem, Philippe Van de Velde, Eugène Van Acker, Paul Desmet, Vital Van Wambeke, Gustave De Ruyck, Florimond Smetreyns en Charles Van Hove. In deze galerij ontbreken evenwel tal van portretten en hij vraagt of onze lezers niet zouden kunnen helpen bij het opsporen ervan. Het betreft de portretten van : - Albert Beyens, voorzitter van 1800 tot 1810. -Charles Beaucarne, voorzitter van 1814 tot 1815. - Varenberg, voorzitter van 1815 tot 1830. - Lelièvre, voorzitter in 1837. - Sautois, voorzitter van 1872 tot 1891. - Emile Steyart, voorzitter van 1908 tot 1932. -Jean Steyaert. De Heer Alfons De Bock stelt volgende vraag : Gedurende de gevechten omheen Oudenaarde, belegerd door de Gentenaars, verscheen een Boergondische strijdmacht, als voorwacht van een groot leger, aldaar op 24 april1452. Die eerste groep stond onder leiding van Anton, de latere Grote Bastaard van Boergondië, na de dood van Corneel. Hij droeg een grote, witte standaard met een "schietgat" erop afgebeeld: een vuurinond, ofwel een opening tussen kantelen of iets anders? Wat wordt hier bedoeld met "schietgat"? De Heer G. Thielens stuurde ons de fotocopie van 16 postkaarten die handelen over Venetiaanse Feesten die in Gent plaatsvonden in 1905. Hij zou graag meer informatie verkrijgen over deze gebeurtenis. Deze fotocopieën lenen zich helaas niet tot reproductie. Deze kaarten werden uitgegeven door De Graeve in Gent. Op 10kaarten kan men lezen: "Gand 1905- Fête Vénitienne- Gand et les Villes de Flandre- XVIe siècle". Op 6 ervan staat: "Gand 1905- Fête Vénitienne - L' Ambassade de Venise - XVIe siècle". De Heer Kiehard Caese vraagt het volgende : In mijn jeugd, de jaren '20- '30, hoorde ik vrij dikwijls een Gentse versie zingen op de schlagers van toen "Ramona" en "0 Donna Clara". Van ieder een viertal regels tekst. Van de tekst, hoe kort die ook was, herinner ik mij spijtig genoeg geen jota meer. Is er onder de G.T.-lezers iemand die deze woorden nog kent en zo vriendelijk wil zijn ze naar de redactie door te sturen? 252
In antwoord op onze vraag over "0 Pepita" (Gh. T. 1984- No 5- p. 293) kregen wij een telefoontje van Mevrouw Marie-Jeanne De Smet. Ze deelde ons mee dat dit liedje niet alleen gezongen werd door de "Ouvriers" maar ook nog door andere koren. Verder meent zij zich te herinneren dat de muziek afkomstig zou zijn van een zekere LOPEZ. Kan iemand dat bevestigen? (Het is juist dat "0 Pepita" niet alleen gezongen werd door de "Ouvriers" maar het was ongetwijfeld een van haar succesnummers. In dit verband is het misschien interessant te vermelden dat een ander succesnummer - in haar latere periode dan- het koor "Le Vent" was. De muziek was bijzonder goed aangepast aan de tekst, men hoorde inderdaad de wind loeien en de op en neergaande tonen maakte de uitvoering ervan bijzonder lastig. Oude "Ouvriers" verklaarden ons met onverholen fierheid dat zij zo wat de enigen waren die dit lied correct konden uitvoeren. Wie met deze uitlatingniet accoord gaat mag ons schrijven). De Heer G. Walraedt vraagt ons zijn oprechte dank te willen overmaken aan al de leden die zo welwillend en vriendelijk waren hem inlichtingen te verstrekken over de "Leugemeete" en de beelden van de St-Niklaastoren. Hij ontving o.m. de fotocopie van een artikel dat op het einde van de vorige eeuw verscheen in de" Annales de la Société Archéologique de Bruxelles", getiteld "Les fresques de la Leugemeete - Leur découverte en 1846- Leur authenticité" en geschreven door Jean Van Malderghein.
NIEUWE UITGAVEN DE GENTSE POSTERIJEN IN POSTKAARTEN
Originele reeks van 12 postkaarten, allen, nieuwe ontwerpen met een beperkte oplage, speciaal ontworpen voor verzamelaars (catalogus inbegrepen). Dit ter gelegenheid van de Gentse Feesten 1985 en tevens als aandenken aan het feit dat 75 jaar geleden (24.10.1910) het postkantoor Gent 1 Korenmarkt voor de eerste maal zijn deuren opende voor het publiek. Idee, coördinatie, vormgeving, opzoekingen en samenstelling catalogus Rudy Chatelet (idem ontwerp postkaarten nr. 8-9-10-11). Tevens met de medewerking van : Willy De Maertelaere ontwerp postkaart nr. 1. Freddy De Muynck ontwerp postkaart nr. 2.
253
Beja Caspers ontwerp postkaart nr. 3. Germain J anssens ontwerp postkaart nr. 4-5-6-7. De postkaart nr. 12 is een groepsfoto van de makers van deze reeks (foto genomen in een historisch kader). De eventuele geïnteresseerden kunnen door middel van storting 250 fr.vóór 15 augustus 1985 (nadien 350 fr.) op postrekening 000-0535618-81 van de v.z.w. De Solidaire Postman - Postpersoneel Gent , met vermelding "reeks postkaarten " , deze verkrijgen . In de prijs zijn zowel postkaarten , catalogus en verzendingskosten inbegrepen.
Postk aart Nr. 2- De Postwezen (origineel formaat)
KAREL DE KESEL Op 1 juni jl. verscheen een geschiedkundige brochure over Karel De Kesel (1849-1922) , de Zomergemse boerenzoon die een zeer verdienstelijke beeldhouwer en portretschilder van internationaal formaat zou worden. In het hoofdstuk over zijn Gentse periode wordt veel aandacht besteed aan zijn meesterwerk , de gekende barokke beelden boven de ingang van de Vismijn . Deze 40 blz. tellende brochure van groot formaat (21 x 29 ,6 cm .) bevat 36 afbeeldingen van de door deze kunstenaar gemaakte beeldhouwwerken en 254
schilderijen. Deze brochure kan bekomen worden door overschrijving van 150 fr. op de rekening 000-1074326-51 van de auteur Raf Heyde, Bogaardestraat 121 d9990 Maldegem.
LEZERS SCHRUVEN ONS Van Mevrouw .Josée Moulin-Coppens ontvingen wij een brief naar aanleiding van de publicatie van de bijdrage van de Heer David Maes over "Het Huizeke van Maastricht". Zij schrijft: "Het schijnt mij toe dat er enige verwarring ontstaan is bij de Heer Maes in verband met de datering van het Groot Schietspel, gehouden te Gent in 1498 en dit, deels door de datering van de originele akten en charters, deels door de lezing van mijn boek "De Geschiedenis van het Oude Sint-Jorisgilde te Gent". Ik zou u ten zeerste dankbaar zijn indien u een rechtzetting zou willen publiceren teneinde dit misverstand op te helderen." Iets wat wij vanzelfsprekend graag doen. Zie hier haar commentaar :
GREEP HET GROOT SCIDETSPEL IN GENT PLAATS IN 1497 OF 1498? Een rechtzetting·in verband met een chronologische verwarring ontstaan bij Dhr. David Maes in zijn artikel : "Het Huizeken van Maastricht" verschenen in de G.T. 0° 2 maart 1985. Ik heb het artikel van de Heer Maes met de meeste aandacht gelezen, en daar het schijnt dat er enige verwarring ontstaan is in verband met de data na de lezing van mijn werk: "De Geschiedenis van het Oude Sint-Jorisgilde te Gent, vanaf de vroegste tijden tot 1887.", ben ik zo vrij hiereenrechtzetting te doen om enige helderheid te verschaffen. In voornoemde periode begon het burgerlijk jaar niet op 1 januari, maar met Pasen. Dit is de PaasstijL Ik heb de aandacht van de lezer op dit feit getrokken in mijn boek, blz. 84 : " ... met de lente kwam Pasen en het nieuwe jaar 1440 DAT OP DIE DAG GEVIERD WERD ... " Het jaar 1497 ving aan op Paasdag 26 maart en eindigde op 14 april, jaar daarop. 255
Het jaar 1498 ving aan op Paasdag 15 april en eindigde op 30 maart, jaar daarop. (Zeitrechnung des Deutschen Mittelalters und der Neuzeit, von Dr. H. Grotefend, Hannover 1891, Erster Band Tafel XXX (133). Bijgevolg was april de eerste maand van het jaar, mei de tweede, juli de vierde en januari de tiende. Het octrooi verkregen door Filips de Schone op 18 juli 1497 komt dus chronologisch eerst. De uitnodigingsbrieven geschreven in januari 1497 komen laatst. Het nieuwe jaar 1498 begon op 15 april. De spelen grepen plaats de maand mei daaropvolgend in 1498. Zo werd de uitnodigingsbrief voor het voorgaande schietspel geschreven op 13 maart 1439. Pasen viel op 5 april, de spelen grepen plaats in juni 1440 en niet in 1439. De auteurs die andere jaartallen opgeven hielden geen rekening met de PaasstijL Ik hoop dat het probleem daarmee opgelost werd, zowel bij de lezers van dit artikel als bij de schrijver zelf.
SCHENKING ERE-VOORZITTER JEAN TYTGAT Van onze Ere-Voorzitter, Ere-Notaris Jean Tytgat, ontvingen wij een prachtige schenking bestaande uit een hele reeks boeken en mappen met plannen en tekeningen, waaronder verschillende een grote zeldzaamheid geworden zijn die zelfs niet meer te vinden zijn in het antiquariaat. Een zeer precieuze aanwinst voor het "Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis" waar wij deze schenking gedeponeerd hebben en waar onze lezers ze kunnen raadplegen. Onze hartelijke dank, ook namens onze leden, aan onze Ere-Voorzitter op wiens steun wij vanaf onzestichting steeds hebben kunnen rekenen. - Dr. Joh. Decavele- Dr. E. Dhaenens e.a. : Het Pand der Geschoeide Karmelieten en de wijk "Het Patershol" te Gent. - Jos. Walters: Geschiedenis der Zusters der Bijloke te Gent. 2 banden - Emiel Anctelhof : Galerij van Gentsche Typen - AndrĂŠ Vanhove: Vijftien Punten-Plan voor Gent - Clement Morraye: Een Vrije Zone in de Haven van Gent - D. Destanberg : Gent onder Jozef 11 - 1780-1792 met plan Malfeson - Gontran Van Severen: De Vrede van Gent- 1814 - Loctewijk Lievevrouw: Spelen mijner Jeugd - Jaak Brebels: Verleden van Huize Sint-Jan de Deo 256
- J.B. Baron Bethune & A. Van Werveke: Het Godshuis van Sint-Jan & Sint-Pauwel te Gent bijgenaamd "De Leugemeete" - Oorkonden - Alf. Van Werveke: Het Godshuis van Sint-Jan & Sint-Pauwel te Gent bijgenaamd "De Leugemeete" De Kapel en haar muurschilderingen van ± 1346 (licht en steendrukplaten ontbreken) - Jaarboeken van de Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Rhetorica "De Fonteine" te Gent: X- 1960, XII-XIII- 1962-1963, XIV-XV -196465, XVI -1966, XVII -1967, XVIII -1968, 6 banden. -Tijdschrift "Gent Werkt"- Maart 1976 nr. 31 - Dr. Marcel Grypdonck & Herman Verbaere: Gulden Spiegel van OostVlaanderen - Victor Fris: Bibliographie de l'Histoire de Gand depuis 1500 jusq. 1850 - Aug. Voisin: Vues Pittoresques des principaux monuments de la villede Gand- (illustratie ontbreekt) - Fernand Leleux : Lievin Bauwens - industrie! gantois - L. Van Puyvelde : Un Höpital du Moyen Age et une abbaye La Biloke de Gand - Marc Baertsoen : Notes d'un Gantois sur la Guerre de 1914-1918 - Ligue Nationale pour l'Unité Belge : Les Archives du Conseil de Flandre (Raad van Vlaanderen) - Victor Fris : Histoire de Gand jusq. en 1913 - édition de 1930 - André De Potter : Guide illustré du Vieux Gand - Paul Beekhout e.a. :Charles-Quint et son temps- tentoonstelling 1955catalogus - Institut national du Logement : Tijdschrift "Habiter" nr 49/50 - 1970 "Gand Demain" - in map met kaarten, enz. - Joseph E. Neve e.a.: Gand sous l'occupation de Louis XIV -1678-1679/ 1701-1706/1708 - Joseph E. Neve: Gand sous la domination française -1792-1814 - Joseph E. Neve de Mevergnies: Gand sous le régime hollandais 18141830 Gand en république- domination calviniste 1577-1584 - MAP : Commision des Monuments de la Ville de Gand Documents Topographiques relatifs à la Ville de Gand XVIe - XVIIIe siècles. -première livraison: planches de I à IX (stadsplans) - deuxième livraison: texte par P. Bergmans, Victor Fris et V. Van der Haeghen - troisième livraison: Plan de Guicciardini-1581-texte V. Fris.Notice sur plan de Harrewyn - V. Fris - MAP : Armand Heins : Oud-Vlaenderen/L' Ancienne Flandre. Gand et le pays Environnant. Recueil de 120 planches - Vues et documents.
257
- ALBUM: Joseph Casier: centenaire comm. monum. 1823-1923. Anciennes Vues de Gand - XXI planches avec notices. (planche XI en XVIII ontbreken)
VORIGE JAARGANGEN VAN "GHENDTSCHE TYDINGHEN" Nog verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad : Jaargang 1973 nrs. 11-12 1976 nrs 2-3-4-5-6 1977 nrs 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1978 nrsnihil 1979 nrs 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1980 nrs 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1981 nrs 1-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 nrs 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal nr) 1983 nrs 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1984 nrs 1-2 +volledige jaargangen Prijs per afzonderlijk nummer Prijs pervolledige jaargang
50fr. 250fr.
Gentse stadstrams en -bussen (Lode Hoste) Prijs per boek : lid (250 fr) -niet lid (350 fr) + port 30 fr. Tijdschrift en!of boek kunnen afgehaald worden elke zondag, van 10 tot 12 u, in het Documentatiecentrum (Behalve in juli en augustus en wettelijke feestdagen). Portkosten bij betaling op postrekening : 1 exemplaar 20 fr. 2-3ex. 27fr. 4-6 ex. 35 fr. Volgende heruitgaven zijn nog verkrijgbaar: -Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria Illustrata' 100 fr. (1ste uitgave door Hondius) - Plattegrond Gent 1796 door Goethals 100 fr. (identiek aan origineel) Plattegronden dienen afgehaald te worden in het Documentatiecentrum (geen postverzending) De Bibliothecaresse, Van Geluwe-Eggermont A. 258
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 14de jaargang nr .S
15 september 1985
Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris. Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter : H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg - Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld: 250 fr.per jaar. Buitenland: 350 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar.
INHOUD Joseph Paelinck (1781-1839). Leven en werk. Inventaire archéologique : De pomp op de Zandberg. De kazerne op de Katten berg, nu de "Léopold". Heeft het" Huizeken van Maastricht" zijn vierde uitgave te Gent gemist ? · Jan Boeksent. Vivan Lène (Herinnering aan de Mobilisatie-periode-Winter 1939) Bibliografie. Onze Gentse keukenrubriek. Vraag en Antwoord. Aanvullende ledenlijst.
260 271 273 296 298 303 306 307 309 310
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse: Mevr. A. Eggermont. Beheer: G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40,9000 Gent. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.
JOSEPH PAELINCK (1781-1839). LEVEN EN WERK. De kunstschilder Joseph Paelinck werd geboren te Oostakker op 20 maart 1781, als zoon van Antoon Paelinck en J eanne De Winne. Reeds op jeugdige leeftijd toonde hij aanleg voor de tekenkunst. Aldus werd de jongeman opgemerkt door de heer Morel de Boude, de plaatselijke kasteelheer, die hem de mogelijkheid gunde om tekenlessen te volgen aan de Gentse Academie. Pieter-Frans De Goesin-Verhaeghe, leraar van Paelinck, nam hem vervolgens onder zijn bescherming en liet hem toe z'n artistieke studies ononderbroken te vervolgen. Al was zijn materiële situatie toen verre van benijdenswaardig, toch bleek Paelinck een veelbelovend talent te zijn. Als jonge kunstenaar maakte hij snel vorderingen. Op het Gentse Salon van 1802 behaalde hij reeds een prijs. Hierdoor werden hem de middelen verschaft om naar Parijs te trekken. Door de persoonlijke inzet van JacquesLouis David, de toekomstige hofschilder van Napoleon, zou Paelinck in 1803 vrijgesteld geweest zijn van de conscriptie of dienst in het Franse leger. Te Parijs bezocht hij het atelier van David. De jonge Paelinck kwam er volledig onder de invloed van het toen heersende Neoclassicisme; in de schilderkunst stond de geïdealiseerde evocatie van episodes uit de klassieke Griekse en Romeinse literatuur en geschiedenis centraal; de kunstenaars dienden hun doeken te bevolken met helden, goden en godinnen uit de antieke wereld. Niettegenstaande hij nu weliswaar leerling van de Neoclassicist David was, bleef Paelinck toch bewondering koesteren voor Rubens en Van Dyck. In 1804 nam hij deel aan de prijskamp welke door de Gentse Academie werd ingericht. Met als gegeven onderwerp "Het oordeel van Paris" (Gent, Museum voor Schone Kunsten) behaalde hij de eerste prijs, nl. een gouden medaille ter waarde van 40 dukaten. Voor de Sint-Baafskathedraal te Gent schilderde hij "De H. Coletakrijgt de toelating van de Gentse schepenen om een klooster op te richten". Op het kasteel van SaintCloud, nabij Parijs, schilderde Paelinck het staatsieportret van keizerin Joséphine. Het werd door de Stad Gent besteld als tegenhanger voor het portret van Napoleon door Mvr. Benoist, en was bestemd voor een zaal van het stadhuis (thans in het Museum voor Schone Kunsten). Het werd op het Gentse Salon van 1808 tentoongesteld, samen met een "Kuise Suzanna", een "Aeneas en Venus", het reeds vermelde "Oordeel van Paris" uit 1804, en een zelfportret. Ondertussen was Paelinck in 1805 naar Gent teruggekeerd. Door toedoen van de heer De Loose-De Potter werd de kunstenaar voor enige tijd aangesteld tot leraar aan de Stedelijke Academie alhier. Hij kreeg o.a. de opdracht het portret te schilderen van Charles Faipoult, de doorN a poleon benoemde prefect van het departement van de Schelde. Nogmaals door toedoen van de heer De Loose, verschafte de stedelijke overheid hem in 1806 260
Portret van de schilder J. Paelinck , door F.J. Navez. IH26. BrusseL Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van BelgiĂŤ. (Copyright A .C.L.- W 114888)
261
vervolgens de mogelijkheid om drie jaar in Italië te vertoeven. Hij verbleef er echter tot in 1812. Ginds ontmoette hij o.a. de schilders J. Odevaere en D. Ingres. In opdracht van Napoleon schilderde Paelinck een thans verloren "Verfraaiing van Rome door keizer Augustus", in het Palazzo del Quirinale te Rome. In 1811 zond Paelinck twee schilderijen naar Gent :een modello voor een "Gekruisigde Christus" en een "Oude man met strohoed, uit de omgeving van Rome". Dit laatste werk schonk hij aan de Gentse Vereniging voor Schone Kunsten. In datzelfde jaar realiseerde hij een groots werk voor de Sint-Miebielskerk te Gent, nl. "De ontdekking van het Ware Kruis"; de kunstenaar heeft er het moment in beeld gebracht waarbij de H. Macharius, teneinde het Ware Kruis te onderscheiden van de andere exemplaren die keizerin Helena te Jeruzalem had gevonden, ze door een stervende laat aanraken zodat deze mirakuleus opstaat. Dit grote doek was besteld door de lokale broederschap van het H. Kruis. De kostprijs bedroeg 4.000 frank. Het werd door velen als het meesterwerk van de schilder beschouwd. Het was inderdaad een geslaagde poging om het Neoclassicisme te verzoenen met de grote Vlaamse schilderstraditie. Het schilderij werd dan ook een van de blikvangers op het Gentse Salon van 1812. Het doek kende een dusdanig succes dat de kunstenaar er een aantal kleinere replieken van maakte voor enkele verzamelaars. Op hetzelfde Salon had Paelinck ook nog een "Calvarie" ingezonden, die hij aan de kerk van z'n geboortedorp schonk, en verder nog een modello voor een "Allegorie op de geboorte van de koning van Rome", en een "H. Familie" waarmee hij de heer De Loose bedacht. Op het Gentse Salon van 1814 was de kunstenaar vertegenwoordigd met een "Venus en Adonis", modello's voor "De ontdekking van het Ware Kruis", "Loth en zijn dochters vluchten uit Sodom", "De boodschap des engels", alsook een paar portretten en de reeds in 1812 getoonde "Calvarie" en "H. Familie". In 1814 schilderde Paelinck tevens de portretten van koning Willem I en van diens echtgenote. Hij verbleef nu vaker te Brussel. Hij maakte er kennis met Barbe-Joséphine Maelcamp, een jongedame van goeden huize, met wie hij op 3 mei 1815 in het huwelijk trad. Ondertussen nam de reputatie van de schilder steeds toe, zowel in binnenals in buitenland. Ook onder het Hollands bewind. Het ontbrak de kunstenaar geenszins aan officiële opdrachten en eerbetuigingen. Op 21 oktober 1815 werd hij aangesteld tot hofschilder van de koningin der Nederlanden. Baron d'Hoogvorst, burgemeester van Brussel, had hem een atelier ter beschikking gesteld in het stadhuis aldaar, en bestelde hem bovendien een schilderij voor z'n eigen verzameling. Paelinck vervaardigde nog portretten van Willem I en van zijn echtgenote, in meerdere exemplaren, bestemd voor de hoven van Den Haag, Berlijn en Londen; een koningsportret uit 1818 bevindt zich nog in het Brusselse stadhuis, een ander uit 1819 hoort toe aan het Rijksmuseum te Amsterdam. Paelinck diende ook andere leden 262
J. Paelinck ... De vinding van het ware kruis ... lHll. Gent. Sint-Michiclskcrk . (Copyright A .C.L.-W207034) Van dit werk zijn verscheidene exemplaren op klein formaat bekend. evenwel met varianten in de kompositie (Gent. Muscum voor Schone Kunsten: Mons. Sint-Niklaaskerk: Gent. private verzameling).
263
van de familie der Oranjes te portretteren, w.o. prinses Marianne. Tevens schilderde hij het portret van Lord Clantarty, Engelse ambassadeur te Den Haag, en andere aanzienlijke personages. In 1816 kwam de uit Frankrijk verbannen David zich te Brussel vestigen. Hij ontmoette er zijn Belgische leerlingen, Navez, Odevaere, en vanzelfsprekend ook Paelinck, die nu permanent in de Zennestad woonde. Onze kunstenaar kocht er zich een groot huis in de Komediantenstraat. Hij liet er een ruim atelier bijbouwen. Hij had het plan opgevat een enorm doek, dat "De veldslag van Waterloo" moest voorstellen, te realiseren. Doch verder dan enkele voorbereidende studies kwam het eigenlijk niet. Op het Gentse Salon van 1817 ontving Paelinck een medaille voor een "Calvarie", geschilderd voor de kerk van Sleidinge. In 1818 schilderde hij het grote groepsportret van de familie Snoy-Cornet de Grez (kasteel van Bois-Seigneur-lsaac). In 1819 werd zijn doek "De Emmausgangers" in het stadhuis van Gent tentoongesteld. De opdrachtgever ervan, de heer Limnander-Diericx, burgemeester van Evergem, schonk het aan de kerk van zijn gemeente. De schilder gaf een repliek je van dit werk aan de heer De Loose. In 1820 won Paelinck opnieuw de wedstrijd van de Academie van Gent, met een onderwerp dat ontleend was aan de Ephesiaca van de Griekse auteur Xenophon van Ephese, nl. "De schone Anthia begeeft zich met haar gezellinnen naar de tempel van Diana te Ephese". Met dit bekoorlijke doek (Gent, Museum voor Schone Kunsten), ontving hij nog eens een gouden medaille én een bedrag van 3.000 frank. Het schilderij is inderdaad één van de fraaiste verwezenlijkingen van de meester. Door tijdgenoten werd het dan ook erg geappreciëerd. Steeds in 1820 werd Paelinck in de Orde van de Belgische Leeuw verheven. Op het Gentse Salon van 1823 behaalde de schilder een zoveelste medaille met z'n "Opschik van Psyché". Het jaar daarop werd dit doek aangekocht door de koning der Nederlanden (thans in het Rijksmuseum te Amsterdam). In 1825 schilderde hij een "Portret van Antoon Sanderus", in opdracht van KarelVan Hulthem (thans in het Oudheidkundig Museum van de Bijloke te Gent). In 1828 borstelde Paelinck een voorstellingvan koning Willem I, die een smeekschrift ontvangt van kanunnik Triest, in tegenwoordigheid van schepen Kervyn de Volkaersbeke, ten voordele van de begijnhoven, in 1825 (Gent, Klein Begijnhof, huis v.d. Grootjuffrouw). Uit 1829 dateert het portret van JozefVan Crombrugghe, advokaat en burgemeester van Gent (Oudheidkundig Museum van de Bijloke), alsook dat van Mgr. Nicolas Alexis Ondenard (Namen, Bisschoppelijk Paleis). In 1830 schilderde Paelinck een "Aanbidding der herders" voor de Sint-Catharinakerk van Wachtebeke. Twee jaar later schilderde hij een "Juno", ook weer in opdracht van Van Hulthem (Gent, Museum voor Schone Kunsten). Op het Gentse Salon van 1832 was hij vertegenwoordigd met "De terugkeer van Tobias" (kerk van Sint-Maria-Oudenhove), en een "Dans der 264
N 0\ V1
J. Pae linck, "De schone Anthia begeeft zich aan het hoofd van haar geze llinn en naar de tempel van Diana te Ephese", 1820. Gent, Museum voor Schone Kunsten. (Copyright A.C.L-W 45742)
muzen". Dit laatste werk werd hem besteld door senator Heyndrickx, voor het salon van diens kasteel te Destelbergen, samen met een "Allegorie van de schoonheid", "Apollo en enkele muzen", en "Het oordeel van Midas". Paelinck schilderde nog enkele religieuze onderwerpen, w.o. "Het vertrek van Tobias" (kerk van Opbrakel), "De verering van het H. Hart" (kerk van Rupelmonde), "De Hemelvaart van Maria", (kerk van Muizen), "De vlucht naar Egypte" (Sint-Kathelijnekerk te Mechelen), en enkele portretten (Brugge, Sint-Sebastiaansschuttersgilde). In de kunstwereld had zich ondertussen een ingrijpende wijziging voorgedaan. Het Neoclassicisme had de plaats moeten inruimen voor de Romantiek. Dit was zeker niet naar de zin van onze kunstenaar. Paelinck poogde zich hoe dan ook min of meer aan de nieuwe stijlrichting aan te passen. Zo schilderde hij "De troonsafstand van keizer Karel V" en een "Keizer Karel stelt de door hem uit Tunis bevrijde slaven voor aan zijn dochter Margareta, te Napels". Doch het mocht niet baten. Op het Brusselse Salon van 1836 werden de beide schilderijen niet bepaald gunstig onthaald, noch door het publiek, noch door de kritiek. Hierdoor teleurgesteld en verbitterd, besloot Paelinck z'n eens zo succesrijke en briljante schilderscarrière op te geven. In datzelfde jaar werd hij nog wel benoemd tot leraar aan de Academie van Brussel. Deze functie bleef hij waarnemen tot aan zijn dood. Op 26 april1839 werd hij Ridder in de Leopoldsorde. Joseph Paelinck overleed te Elsene op 19 juni 1839. De uitvaart vond plaats in het parochiekerkje van deze gemeente. De leraars van de Brusselse Academie kwamen er hun collega de laatste ~er bewijzen. Tegenwoordig beschouwt men Paelinck zowat als dé vertegenwoordiger van de Gentse Empire-schilderkunst. We kunnen gerust stellen dat hij niet zonder talent was. Z'n werken vertonen alleszins een beheerst vakmanschap; kompositie, tekening en koloriet zijn steeds verzorgd en harmonisch op elkaar afgestemd. Daarbij komt nog het elegante en zelfs aantrekkelijke karakter dat zo typisch is voor vele van z'n werken. Door z'n vlijt enerzijds, en door z'n hoge beschermingen anderzijds, wist Paelinck een bevredigende sociale en materiële status te bereiken. Mede door studiereizen naar Parijs en Rome, en door contacten met erkende meesters zoals David en Ingres, kon Paelinck z'n artistieke bagage verruimen. Zijn werken werden regelmatig tentoongesteld, vooral op de Gentse en Brusselse Salons. Het succes kwam vroeg en haast vanzelfsprekend. De kunstenaar liet een vrij aanzienlijke produktie na, al bestaat deze bijna uitsluitend uit historiestukken en portretten. Zijn werken zijn echter weinig vertegenwoordigd in de musea (uitgezonderd de Gentse). In kerken en in private verzamelingen treft men er wel meer aan. Onder de leerlingen van Paelinck rekenen we H. De Coene (1789-1866), Th. J. L. Geirnaert (1791-1859), Ch. Picqué (1799-1869), F. Bodurnoot (1808-1829), F. De Vigne (1806-1862), E. De Biefve (1809-1882), en zelfs 266
J . Paelinck. 路路oe aanbidding der herders路路. IiUO . Wachtehekc. St.-Catharinakerk.
(Copyright A .C.L.- W 80781)
267
de tweede vrouw van de meester: Louise-Françoise Horgnies e1805); in 1829 wist zij een prijs te behalen met haar schilderij "De H. Cecilia" (Gent, Museum voor Schone Kunsten), waarvan de elegante en geïdealiseerde stijl verwant is aan deze van de werken van haar echtgenoot. Tenslotte nog iets over Paelinck als verzamelaar. Gedurende z'n hele loopbaan verwierf hij tal van oude boeken, prenten en manuscripten. Hij bezat o.a. 178 originele gravures van Atbrecht Dürer. De gehele collectie werd in 1860 te Brussel geveild en bracht toen zo'n 60.000 frank op.
D.VERVENNE SELECilEVE BIBLIOGRAFIE
- Alvin, L., Compte-rendu du Salon d'exposition de Bruxelles, Brussel, 1836, pp. 307314 - Annales Belgiques des Sciences, Arts et Littératures, vol. I (1818), pp. 88-89, vol. IV (1819), pp.20-41 - Bast, L. De, Annales du Salon de Gand et de l'école moderne des Pays-Bas, Gent, 1823, passim - Bénézit, E., Dictionnaire critique et documentaire des peintres ... vol. VIII, Parijs, 1976, p. 79 - Berko, P. & V., Dictionnaire des peintres belges nés entres 1750 & 1875, BrusselKnokke-Zoute, 1981, p. 512 - Busscher, E. De, Précis historique de la Société Royale des Beaux-Arts et de Littérature de Gand, de 1808 à 1845, Gent, 1845, passim -Claeys, P., Les expositions d'art à Gand, 1792-1892. Essai historique, Gent, 1892, passim -Claeys, P., Mémorial de Ja villede Gand, 1792-1830, Gent, 1902, passim - Coekelberghs, D., Lespeintres belges à Rome de 1700à 1830, Brussel-Rome,1976, pp.2~251,~1
- Denecker, H., De schilderkunst van de 19de en 20ste eeuw, in : Gent, Duizend Jaar Kunst en Cultuur, vol. I, Gent, 1975, pp. 295, 309 - Fierens, P., La peinture au dix-neuvième siècle, in: L' Art en Belgique, Brussel, s.d., pp. 439-440 -Flippo, W.G., Lexicon ofthe Belgian romantic painters, Antwerpen, 1981 -Goethals, F.-D., Histoire des Lettres, des Sciences et des Arts, en Belgique ( .. .), vol. 11, Brussel, 1840, pp. 436-452 - Heins, M., Paelinck, in: Biographie Nationale, vol. XVI, Brussel, 1901, kol. 448-452 - Immerzeel, J., De levens en werken derHollandscheen Vlaamsche kunstschilders (. ..),vol. 11, Amsterdam, 1843, pp. 290-292 - Jardin, J., Du, L'art flamand, vol. lil, Brussel, 1897, pp. 117-120 - Kervyn de Volkaersbeke, Les églises de Gand, vol. 11, Gent, 1858, pp. 90-91, 331, 358 - Lemonnier, C., Histoire des Beaux-Arts en Belgique, Brussel, 1881, passim - Messager des Sciences Historiques de Belgique, jg. 1839, pp. 308-310 jg. 1860, pp. 520-521
268
J. Paclinck. •·Juno ... IX32. Gent. Muscum voor Schone Kunsten. (Copy ri ght A .C.LW 50127)
269
- Nagler, G.K., Neues Allgemeines Künstler-Lexikon (.. .),vol. XII, Leipzig, 18351852, pp. 17-18 - Siret, A., Dictionnaire des peintres (. .. ), vol. 11, Brussei-Parijs-Leipzig-Londen, 1883,p. 122 - Sunaert, A.P., Catalogue descriptiE du Musée de la villede Gand ( ... ),Gent, 1870, pp. 99-101, 145, 148-149 - Thieme, U & Becker, F., Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler (.. .),vol. XXVI, Leipzig, 1932, p. 134 - Vanderhaeghen, F., Bibliographiegantoise, vol. IV, Gent, 1862, passim - Wilenski, R.H., Flemish painters 1430-1830, vol. I, Londen, 1960, pp. 435,437,438 618 - Wurzbach, A. Von, Niederländisches Künstler-Lexikon (. .. )vol. 11, Wenen-Leipzig, 1910,p.297
VERSCHENEN "Postgeschiedenis en Postmerken van Oostakker/Sint-Amandsberg. Deel I : Oostakker (89 blz.) Te bekomen door overschrijving van 225 fr. op de Rekening Nr. 443 959 498 949 van "Fisto" Gent met vermelding "Studie Oostakker". Als aanvulling op het berichtje over "Een Gentenaar in Parijs" in ons meinummer (p.l88) kunnen wij mededelen dat dit boek te bekomen is door overschrijving van 220 fr. op PCR 000-0408454-84 van de auteur Karel Haerens - Gent.
OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12u. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u vooraf voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A. 270
INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE- FICHE Nr.lOS
Op 6 januari 1899 stelde Prosper Claeys in de Franse taal, in de rubriek "Burgerlijke Bouwwerken- Zandberg- XIXe eeuw (1810)" een fiche op over
DE POMPOPOEZANDBERG De pomp die zich heden op de Zandberg bevindt dateert van 1810. Ze verving een oudere pomp zoals blijkt uit de titel van de aanbesteding der werken : "Inschrijving voor de werken van herbouw en van het monument op de Zandberg." De bouw werd toegewezen aan Joseph Lefranc, steenhouwer, Wijngaardstraat, voor de so~ van 5.900 fr.Zijn concurre~t was Voituron, steenhouwer bij het Belfort, wiens bestek 5.935 fr. beliep. De tekeningen werden gemaakt door de stadsarchitect Pierre De Broe. De adelaar die de obelisk bekroont is het werk van de Gentse beeldhouwerĂ&#x2021;hades van Ophem. Meer een behendige man van de practijk dan een echte artiest, nam hij deel aan verschillende tentoonstellingen van het begin van deze eeuw. Van .Ophem is eveneens de auteur van de twee.arenden die vroeger de Kortrijkse Poort bekroonden en die nu het ingangshek van een landhuis in St-Denijs-Westrem versieren. Het monument is in hardsteen van Ecaussines. Volgens het plan, gedeponeerd in het Stadsarchief, meet het 9,50 m. vanaf de grond tot aan het uiteinde van de adelaar; 3,30 m. voor de basis; De tekening die de fiche illustreerde. 5,40 m. voor de obelisk en de bol; 271
I --
11
De Pomp op de Zandberg. Foto Stadsarchief
272
0,80 m. voor de arend die er bovenop staat. Deze architecturale souvenir van het Napoleontisch tijdperk is het enig publiek monument bekroond met de keizerlijke adelaar dat nog bestaat in Gent. Cf. Stadsarchief, G.85 1- Atlas van Gent, Stadsbibliotheek, CXII.- F. De Potter, Gent, t.V, p. 594
DE KAZERNE OP DE KATIENBERG. NU DE "LEOPOLD" *
Zoals we in de inleiding hebben gezien werden militairen in vroegere tijden, meestal bij de burgerbevolking ondergebracht, met alle gevolgen van dien. Op 23 april 1677 werd Gent, nog maar eens, door de Fransen bezet, nu onder het bevel van de Zonnekoning Loctewijk XIV. _ De voortdurende aanvoer van troepen was in maart 1678 zo erg geworden dat men de toestand niet meer meester was. Er diende kwartier gezocht voor "derthien battalons infanterie (10.000 man, sic) waervan de achtsyn gheloogeert, alle moghelick devoir gedaen sal worden omme promptelick te Iogieren de resterende vyfe rnaeekende vier duysent mannen". (1) Het Schepencollege stak spoed achter dit "logieren" aangezien de bevelvoerende maarschalk, één stuiver per in openlucht slapende soldaat vorderde. Ook Loctewijk XIV wilde een eind zien komen aan deze wantoestand die de discipline niet bevorderde en eiste kazernen. In het nauw gedreven vatten de stadsvaderen besprekingen aan. Vooraleer bestek te maken nodigden ze de bouwheer van de Kortrijkse kazernen uit om zijn "modelle voor te leggen, de welcke veel minder prys sullen commen te becostighen daertoe gheconsidireert de groote schaersheyt van ghelde". (2) Op 11 mei werden 30.000 gulden uitgetrokken voor "het maecken van casemen ende andere noodighe wercken". (3) Om tegemoet te komen aan de benarde toestand waarin de stadskas zich bevond stond de koning toe een belasting te heffen op de verhuring van huizen, op stoeterijen en molens. Het geïnde geld mocht alleen gebruikt wor* Het eerste artikel in deze reeks verscheen in "Ghendtsche Tydinghen. 1985. Nr. 4."
273
den voor de bouw van een kazerne. (4) Er kon een begin gemaakt worden met het tekenen van de plannen en het aanbesteden der werken. Op 17 september echter werd de "Vrede van Nijmegen" gesloten en verlieten de Fransen onze gewesten. Natuurlijk verhuisden de plannen voor de troepenlogementen nu ook in de vergeethoek. Loctewijk schond het vredesverdrag en bedreigde opnieuw onze streken. Willem van Oranje, ondertussen koning van Engeland geworden (Willem 111) verdedigde Vlaanderen. Hij had weet van de rustende kazerneplannen en gaf bevel ze uit te voeren. De Schepenen, nog altijd opgescheept met een lege stadskas, stuurden een bedelbrief aan de koning; "Bij order van syne Exellentie vooren ghehouden noodtsaeckelijk te wesen, dat binnen deze stadt saude worden ghebauwt cazernen om daerin ghelogiert te worden de militaire ligghende binnen deze stadt ter defentie van diese soo om by middel van die voorschreven militairen te beter te connen houden in hun devoir als om te beletten de desorders die de selve militaire by nachte ende ontyde commen te doen met noch meer andere redenen valt de resolutie an de Majesteut ende syn Exellentie te bidden dat hy de selve casemen saude selve doen maecken ten synen coste, niet min te presenteren vyftich duysend gulden secours van den voorseyden bauw ende constructie van den voorschreven casernen, anghesien daeran wel sal depeoseren twee hondert duysent guldens". (5) Willem 111 ging akkoord met een deelname in de onkosten. (6) Buiten het vinden van een geschikte plaats stond niets meer de bouw van een kazerne in de weg. De keus viel op een terrein binnen de St-Pieters parochie "Kattenberg" genoemd. In vroegere tijden stond de Kattenberg en omgeving bekend als het "eeckhout" best te vertalen door "eikebos". Met een beetje fantasie kan men zich voorstellen hoe de paters uit de Sint-Pietersabdij daar hun brevierwandeling maakten. Vanaf de woudrand hadden ze een heerlijk vergezicht over het nog prille Gent. ¡ Spoedig echter werd hen een flink stuk wandelgenot en bos ontnomen voor "het legghen van de platte-forme voor de vesten" en voor de uitbreiding van de stadsomwalling. In 1458 gaf het Schepencollege gevolg aan een aanvraag van de pottenbakkers om "potaerde te steken op het eeck-hout". Maar de meeste bomen vielen als de poerfabrikant Jacques Hebhelinek er zijn fabriek mocht neerzetten (1650). Naar de Schelde toe waren de hellingen begroeid met sappig gras. Om de stadskas te spekken verhuurde men die weiden "ten actvenante van twee schellinghen ende vier grooten t'jaers van elcke coe, ende van elcken rend eenen schellinck twee grooten t'jaers". Door het voortdurende kappen van bomen bleef er van het eikebos maar weinig over. Wel bood de heuvel nu gedroomde plaatsen om er geschut te 274
Afb . 1. Batterij kanonnen uit de XVI de eeuw, naar een Duitse gravure uit die tijd . De kanonnen staan opgesteld tussen de "catten ".
installeren. Men plaatste kanonnen binnen een ring van tenen korven gevuld met zand. (Afb.l) De versterkte standplaatsen noemde men " tuynen" , de korven waren "catten". Vandaar de naam Katten berg. (7) Op die hoogte begon men met de bouw van de eerste Gentse kazerne die klaar kwam in 1687. Het gebouw bestond uit een "carré" van 450 op 450 Gentse voet (één voet= 0,2976 meter) zonder verdieping. Aan iedere zijde bevonden zich tien grote, onder een gewelf gebouwde, kamers . Twee tegenover elkaar gelegen poorten gaven toegang tot het kwartier. Naar schatting hadden ongeveer 600 soldaten plaats in dit gebouw. (8) Op enige afstand van de kazerne bevonden zich de paardestallen. (afb.2) Het materiaal waarmede ons eerste piottenverblijf was gebouwd moet van slechte kwaliteit zijn geweest. Reeds in 1752 was er sprake van nieuwbouw aangezien herstelling zich niet meer loonde. Architekt Jan-Baptist Simoens, aan wie men de vernieuwing toevertrouwde, sloeg voor de kazerne op te trekkenjuist naast het afgekeurde kwartier. Zodanig kon de bezetting in het oude logement blijven tot het nieuwe klaar was . Het nieuwe gebouw zou komen op de plaats waar de paardestal stond. Er was een verdieping voorzien wat gezamelijk zou opleveren; "42 camers onder en 42 camers boven van 20 voeten vierkant haere respectieve trappen ende te vooren met eene galderye soo voor 'teerste als de tweede stagie ... de cappe boven gedeckt met pannen ... om alle deselve wercken behoorelyck te leveren ende maecken ... eene som me van 76 a tachentich duysent guldens" . 275
Het stadsbestuur vond de prijs te hoog en keurde de plannen af. (afb.3) Een nieuwe overeenkomst werd opgemaakt. De grondvesten en buitenmuren van het oude gebouw moesten worden behouden. Het plan voor een tweede verdieping en de galerijen hield men in stand. Hierna een uittreksel uit de aanbesteding; "de annemer sal doen afbreken de caeppe van den bauw ... hij sal moetten doen legghen van bonder op de erste staessie eenen nieuwe solder van goede vyfqaerts dellen (balken van 5/4 duim) geschaeft ende geploecht ende den bovensten solder van de houden dellen van den ondersten solder ende daer te leveren de noodighe dellen die daer cortresse sullen noodigh syn ... hy sal de mueren doen verhanderen ende geheel volsetten van wederseyde volgens modelle ten apasimente (verlangen) van de heeren anbesteders". De stal moest worden omgebouwd tot huisvesting van gehuwde lagere militairen en hun gezin. (9) Een nieuw blok paardestallen en een werkplaats voor de wapenmaker moest worden opgetrokken langs de Kazernestraat (nu Katten berg). De afgewerkte kazerne (1754) had dezelfde afmetingen als haar voorgangster. Ze telde nu een verdieping en had, langs de binnenkoer, zowel onder als boven, een overdekte galerij. Beide verdiepingen hadden 70 kamers. ( Afb .4) Het ganse kwartier was geraamd op 1000 man. Men kon nog steeds binnen langs twee overeenliggende monumentale poorten. (afb.5) Een waterput met aker en een openluchtlatrine waren het neusje van de zalm in de eigentijdse hygiÍne. (Afb.6) De Oostenrijkers betrokken de nieuwe lokalen en leefden er lang en gelukkig tot. .. 1789 ! De starre houding van Jozef 11 was er de oorzaak van dat in Brabant de revolutie uitbrak. Als gevolg van een gebrekkige bevelvoering kwamen de Oostenrijkse troepen in een benarde toestand. Ze vluchtten overal voor de slecht bewapende opstandelingen. Op 13 november om 7 uur in de morgen stonden de patriotten ook vóór de poorten van Gent. De wachtposten schitterden niet van dapperheid, want na enkele schoten te hebben gelost trokken ze zich haastig terug in hun kazerne. De makkelijke overwinning droeg er toe bij dat de meeste Gentenaars zich bij de revolutionairen aansloten. De schermutselingen in de stad duurden drie dagen. De vierde dag (16 november) bij zonsopgang, viel de menigte de kazerne op de Kattenberg aan. Het gebouw van de wapenmaker werd in brand gestoken. Van Rossem, directeur van de Gentse gevangenis, kwam met een oud kanon aanrollen. Bij het eerste schot afgegeven op de ingangspoort bartstte het wapen uiteen. Toch was die ene treffer voldoende om kolonel Lunden, bevelhebber van de ingeslotenen, te doen besluiten zich over te geven. Men telde achthonderd gevangenen. Het gedeeltelijk afgebrande gebouw met de stallen en de magazijnen werd later grotendeels afgebroken. (10) (Afb.?) Een drukke verhuisperiode stond de infanteriekazerne op het Eeckhout te 276
wachten. Na de patriotten kwamen de Oostenrijkers terug (1790). In 1792 werden ze voor de eerste maal buitengezet door de Franse huurders. Een jaar nadien waren het terug Oostenrijkers die de lokalen bezetten. Dit werkte op de Franse zenuwen want midden juli 1794 tekenden onze zuiderburen een huurcontract van maar liefst 20 jaar. De Russen en Pruisen vonden die periode meer dan lang genoeg en kwamen de soldaten van Napoleon vervangen (1814). De Gentenaars die dachten dat het nu welletjes was geweest met al die vreemdelingen waren eraan voor hun hoop. Hollanders hadden we nog niet over de kazernestoep gehad dus gingen die op hun beurt een 15 jarig kontrakt aan. Eind 1830 waren de Belgen het uiteindelijk beu en wierpen ook die Nederlanders uit hun land. Willem I die nooit gedacht had door zijn eigen Belgen te worden aangevallen had aan de Heuvelpoort een reusachtige citadellaten bouwen. Dit fort moest, samen met andere, de expansiezucht van Frankrijk onderdrukken. De citadellag op amper 150 meter van de Kattenbergkazerne. Vanuit de vensters van deze laatste kon men de binnenplaats van het bastion overzien, dus ook beschieten. Bij de aanvang van de onlusten in september 1830 liet de kommandant van de versterking dan ook de zuidelijke vleugel van de kazerne afbreken. (11) Het Schepencollege, niet geraadpleegd door de militairen, stuurde een afgevaardigde naar de verantwoordelijke bevelhebber en legde klacht neer voor beschadiging van stadseigendom. Niets mocht baten, de zuider-en een stuk van de oosterzijde ging tegen de vlakte. De afgebroken gedeelten werden nooit terug opgetrokken. (Afb.8) Tussen 1830 en 1870 moesten een turnzaal en een hindernisbaan, gebouwd op de binnenkoer, voor de goede form van de bewoners zorgen. De hygiĂŤne van de soldaten was er ook op vooruit gegaan want men plaatste een tweede pomp. Bij wet van 22 juni 1873 gaf de Staat de steden gelegenheid zich te ontdoen van de verplichting tot kazerneren mits gratis afstand te doen van alle militaire gebouwen en meubelen. Tijdens de onderhandelingen over de afstand deden zich, speciaal over het Kattenbergkwartier, ernstige meningsverschillen voor. Na drie jaar onderhandelen kwam een vergelijk uit de bus. De kazerne samen met een strook terrein van 20 meter aan de zuidzijde bleven eigendom van de Staat. De gebouwen "huis van de wapenmaker" en "blok der gehuwden" samen met de pleinen (mars- en kazerneplein) rond de kazerne kreeg de stad in volle eigendom. Er moest wel een som van 40.000 frank aan het Ministerie van Oorlog (MvO) worden betaald. (Afb.8) Op de zitting van 24 februari 1881 bracht schepene De Bast de zaak terug ten berde. Hij toonde aan dat de "waterbedelingsmaatschappij van Gent" dringend over een perceel hooggelegen terrein moest kunnen beschikken om aan de stijgende vraag naar "kraantjeswater" te kunnen voldoen. De 277
maatschappij zou maar liefst zeven waterreservoirs willen bouwen. Ze bood de stad 60.000 frank voor een terrein van 3.927 m2 gelegen ten zuidoosten van de bestaande kazerne. Onder druk van de nationale regering stemde MvO in met de afgave van de grond waarop het huis van de wapenmaker en de blok der gehuwden stonden. Op 20 augustus 1881 ondertekende men de nieuwe conventie. (bijlage 1) De watermaatschappij had werkelijk haast met het plaatsen van de eerste watertoren want reeds op 26 mei 1882 sloot ze een overeenkomst met de stad. Het Schepencollege had er de voorkeur aan gegeven de grond niet te verkopen. Ze verhuurde het terrein voor 75 jaar, aan 4000 frank per jaar. Het huis van de wapenmaker kwam in december 1882 onder de afbraakhamer. (Afb.9) In de loop van 1883 verrees de eerste waterreservoir op de Katten berg. De torens vulden één na één het plein vóór de kazerneingang. De wapenmaker had men ondergebracht in het kwartier zelf. Wat te doen met de families uit de blok der gehuwden ? De laatste reservoir moest komen op de plaats van het gebouw. Afbraak was dus onvermijdelijk. In 1889 tekende men plannen voor een nieuwe mess voor officieren en terzelfdertijd voor een nieuwbouw voor militaire families; ze werden in 1890 goedgekeurd. Men begon redelijk snel aan de werken die in 1894 klaar kwamen. (12) (Afb.10 en 11) Op 5 januari 1898 kon men in de "Gazette vanGend" (GvG) lezen; "Het Departement van Oorlog zal de oude kazerne laten afbreken om op die plaats een nieuwe te laten bouwen. De 25.000 m3 grond die zullen vrijkomen zullen ter beschikking worden gesteld van de stad voor het ophogen van de kruidtuin in het park". (13) Van nu af aan ging alles snel in het werk; - 1898 : - 20 april : aanbesteding voor sloping van de kazerne (GvG 1 april). - 27 september : Overgave van een stuk grond aan de Staat. Op die grond stonden 2 huizen van Van Renterghem, die men onteigende en afbrak. - 8 oktober : Afbraak bijna voltooid (GvG 8 oktober). (Afb.12) - 1899 : De strenge winter legde de werken stil. In de lente herbegon men met het effenen en wegvoeren van de grond (25.000 m3). - 1900 : januari : Het bouwterrein is met planken afgezet (GvG 13 januari). - 7 februari : De muur tussen de nieuwe mess officieren en de blok der gehuwden, laatste getuige van de oude kazerne wordt afgebroken (GvG 8 februari). Het duurde zes volle jaren vooraleer de nieuwe "Leopoldskazerne" er stond. De plannen voor het, in eclectische stijl opgetrokken gebouw tekende de architekt 0. Geerling. De bouwkundige was de bekende Modeste de Noyette. (Afb.13) 278
De "Leopold" was, in die tijd, gebouwd voor een volledig infanterieregiment met depot. (14) Er was tevens plaats voorzien voor het depot van een regiment artillerie van de Leger Divisie. De kazerne die men nu nog kan bewonderen heeft een oppervlakte van 2Ha.39a.86ca. De voordien gebouwde blokken voor de mess der officieren en voor de families van getrouwde militairen (1894) werden in het geheel opgenomen. (15) De volledige kostprijs voor de bouw, grond niet meegerekend, kwam op 2.915.324,75 frank. Men kan dus stellen 2.300 frank per man bezetting. Op de laatste maandag van september 1907 betrok het tweede linie regiment, muziek op kop, het gloednieuwe kwartier. (16) (Afb.14). Men mag veronderstellen dat ze er graag woonden want, de eerste wereldoorlog niet meegerekend, verbleven de piotten van het 2de er tot 1940. Architekt Geerling had wel een prachtig verblijf voor militairen getekend maar daarbij niet aan hun paarden gedacht. Een nieuwe overeenkomst met de stad had tot resultaat dat deze in de Craeyerstraat paardenstallen met bijgebouwen neerzette. De conventie van 13 juli 1910 voorzag dat deze gebouwen gratis aan het leger werden afgestaan tot 1 juni 1922. Vanaf deze datum betaalde de staat een jaarlijkse huur van 1117,40 frank. De Duitse overweldigers wreven zich over de buik als ze in 1914 de moderne lokalen bezetten. Alleen de naam "Leopold" stoorde ze. "Kaserne Kaiser Wilhelm" klonk hun beter in de oren. Behalve dat ze de koperen waterpompen en kranen en de dito lusters uit de mess der officieren wegkaapten om er munitie van te maken, brachten ze ook vernieuwingen aan. De resterende gasverlichting vervingen ze door elektriciteit. Ze plaatsten ook meerdere lichtpunten en modernere keukenuitrusting. In 1918 kwam het 2e linie, nu in kaki-kledij, terug en droeg er het zijne toe bij dat de kafeetjes in de buurt tot bloei kwamen. Buiten de nodige herstellings- en aanp~singswerken gebeurde er tussen 1918 en 1940 niets bijzonders in de "Leopold". Hadden de Duitsers het er tussen 1914 en 18 zo goed gevonden? Hoogstwaarschijnlijk wel want ze kwamen het kwartier terug voor vier jaar bewonen in mei 1940. Veel verarideringen brachten ze ook ditmaal niet aan. Wel plaatsten de diensten van de "Luftwaffe" een radarinstallatie, voor het opsporen van vliegtuigen, op het dak van de kazerne. Bij de bevrijding werden de gebouwen gebruikt als hoofdkwartier van de weerstand. Op maandag 4 september om 15.30 uur hees men er de Belgische driekleur. ( 17) Na de oorlog moest het terug opgerichte 2e linie bijdragen tot de bezetting van Duitsland. (18) De Leopold werd van dan af ingenomen door scholen en diensten. De laatste jaren verblijft er het opleidingscentrum van de gezondheidsdienst. Vanaf 1960 was er steeds sprake dat het kwartier ging worden afgeschaft en 279
verkocht. De stad in de eerste plaats en verschillende grote bouwondernemingen toonden grote interesse. In 1967 stelde de stad een domeinbundel samen met het oog op een mogelijke aankoop. In dit bundel wordt de kazerne als volgt beschreven; een bebouwde oppervlakte van 10.505 m2. De hoofdgebouwen tellen een gelijkvloers, twee verdiepingen en een zolder. Alle meerverdiepingblokken zijn onderkelderd ... Een infirmerie, informatiezaal, turnzaal, stortbaden en volledig ingerichte cinema-feestzaal, kantine, mess officieren en onderofficieren en de nodige keukens ... langsheen de Kattenberg en de Kerckhovelaan vinden we nog administratiegebouwen. Het geheel is in zeer goede staat ... een zeer sterk bouwwerk waarvan de stijl sommigen momenteel minder bevalt. De inventariswaarde voor Landsverdediging; gronden en gebouwen zonder toerustingsapparaten : · 67.756.400 frank. Een programma van domaniale renovatie voorzag in 1976 (moest de kazerne in 1980 verkocht worden) dat de totale waarde zou oplopen tot 165.000.000 frank. Tot op heden bestaat de oude Leopold nog en zal er hoogstwaarschijnlijk ook nog lang blijven. RogerVAN AERDE
BIBLIOGRAFIE- NOTEN
(I) (2) (3) (4)
7e Resolutieboek van de Schepenen van de Keure. 19 maart 1678. f 169. 7e Resolutieboek van de Schepenen van de Keure. 3 mei 1678. f 173. 7e Resolutieboek van de Schepenen van de Keure. 11 mei 1678. f 174-175. Chartre W 1936 Gand (occupation Roi-Soleil). "Octroi de Louis XIV, accordant aux échevins de Gand I'autorisation de lever Ie 20ieme denier du louage des maisons, haras et moulins pour la construction des casemes". S.A.G. (5) 8e Resolutieboek van de Schepenen van de Keure. 8 juni 1682. f 64v. (6) 8e Resolutieboek van de Schepenen van de Keure. f78v. Men kan gedeeltelijke stortingen terugvinden in 1682 op 1 augustus en 27 oktober en in 1683 op 6 maart, 7 mei, 9 juli en 9 augustus. (7) A. De Buck in "Wandelingen van Heuvel tot Petercellepoort" beweert: "Kattenberg kan hier geïnterpreteerd worden als toverij berg. Catte of Katte wordt in veel plaatsnamen gevonden en duidt op hekserij, toverij enz.". Van Werveke in een artikel in "La Flandre Libérale" zegt dat Kattenberg zou moeten zijn "Mont du Chevalier" of de voorverschansing waar men artillerie op plaatste. Hooft, in de uitgave Bilderdyk I spreekt van "hemelhooge katten of opgeworpen aarden hoogten". (8) Buiten het grondplan, getoond met afbeelding 2, is er in de archieven weinig te vinden over het uitzicht en inrichting van die eerste kazerne.
280
(9) Het was vroeger de gewoonte lagere militairen met hun gezin in het kwartier te laten wonen. Behalve in de blok der gehuwden woonden er steeds enkele families in de kazerne zelf. Na de eerste wereldoorlog brak men langzamerhand met deze gewoonte. Af en toe vindt men nog het gezin van de "concierge" in de militaire gebouwen (bvb. in de Kadettenschool te Laken). ( 10) We hebben nergens gevonden wanneer het gebouw is afgebroken of hersteld. Het stadsplan van 1830 toont het nog steeds in zijn oorspronkelijke lengte langs de Kazernestraat. Er zijn twee mogelijkheden, of de tekenaar heeft het plan Goethals uit 1796 gecopieerd of het gebouw stond er in 1830 nog, gedeeltelijk afgebrand. Het militair plan in ons bezit en hierbij afgedrukt onder afbeelding 8 toont het gebouw in zijn verkleinde toestand. (11) R. Van Aerde: De omwenteling van 1830 te Gent. In: Ghendtsche Tydinghen, 9eJg. Nr. 3. (12) Deze gebouwen kan men nu nog bewonderen op de hoek van de Karel de Kerchovelaan en de Eekhoutstraat (mess officieren) en op de hoek van de Kunstlaan en de Kattenberg (gehuwden). Ze vormen een geheel met de Leopoldskazerne. (13) Men was ondertussen ook begonnen de buitengebouwen van de citadel (1830) af te breken en op de plaats een park aan te leggen (huidig stadspark). (14) Getalsterkte van een regiment infanterie zonder depot, rond 1900; Onderofficieren : 133 Muziekanten : 24 Korporaals : 154 Soldaten :954 samen: 1.265 man. (15) Na de eerste wereldoorlog ging het gebruik, families in de kazerne te logeren, langzamerhand verloren. De blok der gehuwden werd ingenomen door diensten van de militaire administratie. (16) La Aandre LibĂŠrale van 27 september 1907. (17) J.P. Marchal: De bevrijding van Gent. 1980. (18) Het 2de linie werd ontbonden te Siegen- West-Duitsland in het jaar 1957. De standaard wordt bewaard in het legermuseum te Brussel. Het regiment is opgenomen in de legerreserve als "Wachtbataljon van Oost Vlaanderen".
281
. <
'ff .{
;;. . . •
--.~
·
~ ~
. c. •·
~
..
•.
.~.
..
':, -
~»o-Ja ~ ~·-- ...... ,.,.. .... PliWl,. tlu ~nbvaf ~ .atJ.t l'ob.Jet; dit la !3 Jui&lttl>,
~~tiolll du
•~ 'r~-
·.
~ '
-~~oa ~ en~ V'llté..t lt. :ru_ .s.
1- • •••••
~ 1f'
'
. -
--
~~U,Ileuieure Pflilippe Charlot Qmo•, e!apiilûne en 1" -.n&~~c!allt do !Uoie à ~d, délégué par )Lollliour Ie liliniol~ <M la Onerre suin.nt d4pècbe àa 22 j.Ultet f881, 4• Do-, A'l7,485, ot Françoi& Dieudonné VutuYLBN, receveur dq •·àamainet á Gand, délégui par .!loniÎeW' Ie Miniem de1 FÎIWloeJ ;aln.nl dép&che dn 17 mei 1881, N• BO 428,'11bit repréaeGtant .i'iw Belga d'une parl, ~t MOlliÎellr Henri Cor.ao,., éclaevin de la . vil1e do Gand, d~égnó d1icCollège'óche•inol del Bourgmeotre et · ~. en exócuüon do la rólolulioo do eoliJBil oommufil!. dO. 8' aoGt 1881 rep....."toot la ville do Gand, d'aatro poli; dl aélé expoeé' . • Qu'en vorlu de la couventi9n . d~ 23 juin 1881, la Ville d~vienl proprié"t" d-' terrains fÓrm•nt lêa plaioes du 1t.attenberg,_ mai..s :<ff.,Ue cette oon•eatioo ne aera déftnitive qu'après l'approbt.tion de la Dépntotion permanente du Coueil provineial et de la Ugiolatlu'<~>. · . • Que d'anlre ,irt'ily a un intérêt pnblic à co quo la Compagnie del ea• de Gand pu.ine oommeneer immádialement la coo•truction d~un premier réaervolr; .. • Que CclUe approbatioD rae aaurait è're doutea.se m&.ia paarreit èlre retartlóe, de raç<>t à compromettre la djstributi ou d'.. u; Eu oonaéquenu il a. éflé convena ce qui atût: • L'Rt.at Belge fait immédiatement la n!mise p rot"is~"~ire á lA. , villa de Gand de ht. partie áe terrains néoeasairo pour la construe. ti.ou d'uo promier réaervoir de 16 mètrea de diamt-tre, ~ 1"K\oriae 8 la.iaaor entamar par la compagnie des eau1 i• con· atruatiDn de oe rtieervoir, tont les trois eonditions aui YIJJtel : • 1• L'emplacement de co rêaervoir ...,. 11C08ptó par ie commandant do Géuie de la place. • !' L& villo de Ga.nd i'eng><ge à rometiro ~ Iieux daua leln' état primiüf, ai la eon~tion d u 23 juin M deYIIII&it pao <Uidnlüve. • • 8' L& 'rille de Gandkengage à maintenir libre .t •ll boA ~~ Ie pavé condniaut a l'entróe de la Clll<lrne . ce ráanltot n'était11u obtenu & la uti&factiOJl du Dépar1•nnot de la Gueue, rep..poté par Ie Commandant do !Unie & 1& Plaoe, la Vllle a'engage à exécnter lml:nédiatem«~l l.e pan.p .,. , _ an Nord el à I'.Bot de lacuerne, pan.p prêvn ao 6• àe 1& -•ntion du !3 j.Un 1881, ponr rem_}~ la route pavée
t •-·
..
-
. -~
...
.ca
.....
c ·A Ju! flitthignéà'b.md, Ie J, c;l.,:;;,l ffl I ·
• triPte «r:pádiUou
·-I'
Ol'iliD&Ie dou:t u. Mt& remite • chll'>n•
}'légal~.J;~ ~
~~ · ~4--a;;..:6<c../1._~.
/
/ • / "-· ;•
~~~~ -/~
~· ... ' c:::~ ·-~ - ··. . ........ ~~-:~;' -~' ·~·
...
~.
Bijlage 1. S.A. G. Moderne geschiedenis, Dossier F.
282
z
f
N
't5ox.v5o c;~GNrss Voâ&#x20AC;˘T
Afb.2. Nagetekend uit Atlas Goetghebuer S.A .G. Plan van de eerste kazerne . 1687.
283
~'-~--""!!.-!':!"-!!'!!._'!"!'_. __~_
Afb.3. Nagetekend uit Atlas Goetghebuer S.A.G. Geweigerd plan van 1754.
284
_J) eOI<S Al €.DE
.
------'~8. N 00 Vl
-1 I '
[DJ [ffi] [ffiJ [DJ 1
'
h-
1
I
1
!.....
L
1[Jlrm
- •-
..!.
-
-
-
-
-
--
-
-
-
--
-
-
-
r1Xf
DO
I
f
~
..:.
I
-
- ·
I
-
~ .1--
-
[[] l
Afb.4. Nage te ke nd uit Atlas Goetg hebuer S.A.G. Binnenzicht op de troepenkamers me t galerij . Ni e uwe kaze rne 1754 .
\
'"--7
N 00 0\
"._
Afb.5 . Links: De zuiderpoort van de kazerne opgetrokken in 1754. (Commissie Monumenten en Stadsgezichten)
- .-.¡.
Rechts: Zelfde poort. Tekening A. Heins. (Eigen foto)
.T.T.TlJ l I·_-r_T_:_T_T _T_I_T -~-T-~ ----------------- •H
8
11'
I
~ -i I-j
tJ • C. '
W,C,
I
~ -1
8.
Oe!!.T~ke.Le.AHIII
I
1--.-j
I
~-9
(Q)4
I
H ' .
~~~~ 1
1
17
~.1 'IJ'
~ 11
I
w
1'!.1 . • •·
.D aaa a" o
o-.,
I tJQr..J F
[Jc-0
.()
E-· h.c ,:'.
I
11---4 I
-f
I~ i- -f I
I r-"""!
Cl .i)
I
j_ -j
I;_..; I 1- 1 I
Ç
I{
~-ï-
tJoo:>R. OAJoEROF-I='&'GAt!illl
/trH; I'IN
r, .
N(k)tT Ï#fliJ~ OP~nR.olf1c6fll,
1...1..1 11--l
!
~ot>L()IITt:,"ll/
ç~ Tru~IJP•v ~~MR. ...r Er~~t? J.l. /IFÇ6U.tllr1N 1/11 411J~ 8111
I Jj
/l~ot?. /ba NI: 111
~41 (Ïêl'f(,IWÓ•tv·
I
I 1-
CJ
1/HNf-11<
j
I
ffi&:
?()~IJ
.
~·
ï-ï- j-j- ~ ·ï·ï·j -~-ï- t·ï- ï·ï. i ·t·Jij Afb.6. Grondplan van de kazerne 1754. (Eigen Documentatie)
.¡
N
00 00
Afb.7. Atlas Goetghebuer S.A.G. Aquarel van A. l-lcins van 1881. - Rechts: Ingang kazerne met wachthuis. -Onder de kerktoren van St.-Pieters het huis van de wapenmaker. - Links : Blok der gehuwden. -Midden : Huizenrij langs de kazernestraaL - Torengebouw : Oud cirkus.
}\ liöiiiO
fll '
-:>t.
·~ tv 00 \0
\
Jt.,.,.., .fw ~.;;,,....tl ---
~
.r. r-r~:t; ,.,~;,.:- ,.· l 'tt;.l.
<tf"HJI t";".h#• .,.,..,.. lw-,'iu ""' ~~ ~t;".,tot. .t #I~ t--" J..j~.t
L..
~-~~--
............. /
.&e--•• ' 'f':-~fJJ:..; I "_ ~At:../)..j. I'..JJ ..... :E,f; tpt.:t: .t. ....,_,. ~ rt'; - tt f.J ......... -;.. r.x..z.. ll.~ "*· z. '
/... ..-........ t'·........... " ' .J1- &
/-<
.f- 1-~,.A~-...- ...;....y..., t.~ ,&,.."...;,.~ - .,~""~ ~4 "" ....... ".. )'"J'o"1 •.... f-11>* .-..1 ,.,;..":. ...;.,..• / - •,;('HJI' .itk ,.;• ./"'J-1 "'' -'•·Af .....,..,.;.,,if,...,.'(l . .f' A-
,a,,;_,· é-~
.,/' '1'""''•:-J..#. -~-~1..;,. H'?'.;...k
,.· ff..-'
tC .#tj-fltL
..
.4. J.'ffjt..; .J./:.J."...;..;,/1,./i:.
....,.
~
~..,;//
!-!"'--.."
·a p·.
/.~...-..;G:.-.t.J "'o/·'"" .!fM .t:. "'·"'i.·r• !!' ;:. .-;l.;,.."r.• ..-..t. ç:_ :'-/ /). ..,...,._ (-/?. ç?...:." ~.1/1' .l:.u;t.;.n.• ..,..~4 ---- ..· (
...( "-1".,1-~ 'f'ifG . II>/.il,.t~lr# rt• ~ -~ '::t!f..k--· ""I
Afb. 8. Plan gevoegd bij het P. V. van overgave van de kaze rne in 1876. (Eige n documentat ie)
:::0 <Ă&#x2013;!
"'
~
.. *." ....... " <!
<!
0
."..
~
1D
;;::
De aannemer,
e/.v 4.1-UFl ~~v ~JU/h Afb.9. Aanbesteding voor de afbraak van het huis van de wapenmaker. S.A.G. Moderne Geschiedenis, Dossier F.
290
Afb. 10. Boven : De oude kazerne ( 1754) met rechts op de ach tergrond de nieuwgebouwde mess voor officieren ( 1894). Let ook op de afgetekende gewelven van de eerste kazerne uit 1687. (Commissie Monumenten en Stadsgezichten) Onder : De mess voor officieren zoals hij is ingebouwd in de nieuwe Leopoldskazerne. (Eigen documentatie)
291
Afb. IJ . Boven : De oude kazerne (1754) met links op de achtergrond de nieuwgebouwde blok voor gehuwden (1894). (Commissie Monumenten en Stadsgezichten) Onder: De blok der gehuwden zoals hij is ingebouwd in de nieuwe Leopoldskazerne. (Eigen documentatie)
292
Afb.l2. Afbraak v.d. kazerne 1898. De zuidergevel en poort gezien vanafhet kazerneplein en vanuit het binnenplein. (Commissie Monumenten en Stadsgezichten)
293
Afb.I3. Hoofdingang nieuwe Leopoldskazerne . (Eigen documentatie)
294
N \0
V'l
Afb.l4. Een peloton piotten van het 2e linie op de binnenkoer van de nieuwe kazerne. Klas 1907. (Eigen foto)
HEEFf HET "HUIZEKEN VAN MAASTRICHT" ZIJN VIERDE UITGAVE TE GENT GEMIST? (1)
Na de val van Gent op 17 september 1584, die het einde betekende van de Calvinistische Republiek, plande Gent een Blijde Inkomst voor Alexander Farnese, hertog van Parma. Hiervoor deed de magistraat een beroep op diverse kunstenaars waar onder de toenmalige deken van de schildersgilde Lieven van der Schelde, die waarschijnlijk ook het algemeen toezicht kreeg over de werkzaamheden. Van alle versierselen die waren opgericht voor de Blijde Intrede maakte Lieven van der Schelde een album met aquarellen. Farnese werd te Gent verwacht op 30 september of 1 oktober 1584. Zoals bekend stuurde de hertog van Parma zijn kat omdat hij het op dat ogenblik te druk had met het beleg van Antwerpen. De versierselen bleven overal ter plaatse in de stad staan tot 11 december 1585, dus ruim meer dan een jaar na het oprichten ervan , tot de Gentenaars het wachten beu waren en ze afbraken . Het album dat vermoedelijk voor Farnese bestemd was heeft Lieven van der Schelde uiteindelijk aan de Gentse schepenen aangeboden (2). Toen we nog niet zo lang geleden de tentoonstelling " De val van Gent in 1584" in het Museum Arnold Vander Haeghen, gingen bekijken. werd
Aquarel van Lieven van der Schelde. 1584, verzameling BijJoke Museum (Copyright A. C.L. Brussel - No 157057)
296
onze aandacht getrokken door een van de aquarellen van Lieven van der Schelden (zie afbeelding). Deze geeft ons een beeld van de Schelde(Reep) met op de achtergrond de Braemgaten. Rechts bemerken we het hof van St.Baafs (op die plaats staat nu het Gouvernementsgebouw). Vooraan ligt een schip op het water voorzien van de vaandels van Filips 11 en Alexander Farnese, alsook enkele wapenschilden waaronder dat van de Stad Gent. Midden op het schip staat een hoge mast met bovenop een eigenaardige constructie. De vorm van dit bouwsel, ondanks enkele kleine verschillen, deed ons onmiddellijk denken aan het" Huizeken van Maastricht". Gezien dat dit volksspel bij voorkeur werd ten tonele gebracht bij een Blijde Intrede, mogen we redelijkerwijze aannemen dat men ook bij deze gelegenheid dit spektakel wou opvoeren. Plannen hieromtrent konden we echter in de archivalia niet terugvinden. Ook bij de Maastrichtse versie van de burcht was het blijkbaar de gewoonte deze te versieren met wapenschilden e.d. Door het wegblijven van Farnese miste waarschijnlijk het "Huizeken" zijn vierde uitgave te Gent. David MAES
NOTEN
1) Zie onsartikel in Ghendtsche Tydinghen. 1985 nr. 2. blz64 -73. waarvan hetbovenstaande een aanvulling is. 2) Werner Waterschoot : Vorstelijke Intochten 1577 -1584 in : Het eind van een rebelse droom, Gent 1984, blz 122- 124.
297
JAN BOEKSENT
Op 22 augustus jl. was het precies 300 jaar geleden dat de Gentse beeldhouwer Jan Boeksent geprofest werd als lekebroeder in het Recollettenklooster. Wij dachten dat het onze lezers zou interesseren iets meer te vernemen over deze weinig bekende figuur. Daarom volgen wij even onze goede gids in Gentse aangelegenheden, wijlen Prof. Pierre Kluyskens. Zoals gewoonlijk gebeurt deze herpublicatie met de vriendelijke toestemming van de familie Kluyskens. Over Jan Boeksent, derde en jongste figuur uit het grote Gentse driemanschap, zijn wij, althans wat de datums betreft, beter ingelicht dan over zijn tijd- en kunstgenoten Livinus Cruyl en Franciskus Rooman; wij kennen immers de datums van zijn geboorte, deze waarop hij als rekollekt werd geprofest, en de ~atum van zijn overlijden, want zij werden zorgvuldig opgetekend in het register van de lekebroeders van het voormalige Rekoliettenklooster te Gent: "Frater Joannes Boeksent sculptor, natus Gandavi 22 octobris 1660, professus Gandavi 22 augusti 1685, mortuus Gandavi 9 aprilis 1727". Spijtig genoeg zijn deze gegevens niet honderd ten honderd juist en ook niet aangevuld met een korte biografie of met de daden waarmede Boeksent zich tijdens zijn kloosterleven verdienstelijk maakte. Wij bezitten ook een portret van de Gentse lekebroeder. Het maakte in het begin van de vorige eeuw deel uit van de kollektie van Fr. Huyttens; naderhand belandde het in 1814 bij schenking in de Tekenacademie en verhuisde daarna in de verzamelingen van het Museum voor Schone Kunsten. Het is een zeer mooi portret dat ons een open, verstandige blik reveleert, de kop van een energieke man die scherp en zeker niet met nederige ogen de toeschouwer bekijkt. Op het achterplan zien wij een Geseling, een werk dat hij voor de Sint-Baafskerk skulpteerde. De faktuur van dit schilderij is zeer fraai hetgeen verklaart waarom kenners als Sunaert en de Goesin het toeschreven aan Jan van Cleef. Tegenwoordig is men eerder geneigd er een zelfportret in te zien, daar alles er op wijst dat wij hier met een spiegelbeeld te doen hebbèn, zodat wij in deze veronderstelling mogen aannemen dat Boeksent niet enkel een voorname beeldhouwer is geweest maar ook een knappe schilder die zich, althans in dit portret, als een overgangsfiguur veropenbaart tussen de Vlaamse portrettisten van de XVIIe eeuw en de nieuwe richting beïnvloed door de Franse meesters uit het begin van de XVIIIe eeuw. Er moet vroeger ook een borstbeeld van Jan Boeksent door hem zelf gemaakt, bestaan hebben. Wij vonden het vermeld in een in 1836 verschenen
298
"Notice des tableaux miniatures, sculptures ... conservés au salon de la Société Royale des Beaux-Arts et deLittérature de Gand" :het werd aan deze Maatschappij geschonken door J. d'Huyvetter, één van de direkteurs van de Koninklijke Akademie voor Schone Kunsten te Gent: "J. Boecksent, frère-lai du couvent des Récollets à Gand et célèbre sculpteur par lui même. Don de feu M.J. d'Huyvetter". Waar dit borstbeeld na de ontbinding van de Maatschappij voor Schone Kunsten belandde, konden wij niet achterhalen. Misschien kan één van onze lezers ons op het spoor brengen, want waarschijnlijk berust het in één of andere privé-verzameling.
*** Het register van de Rekollekten geeft 22 oktober 1660 als geboortedatum aan, net trouwens als De Busscher in de Biographie Nationale :zulks klopt op één dag na: Jan Boeksent werd op 21 oktober geboren en op 22 in de Sint-Jacobskerk gedoopt : "Die 22a 8bris 1660, baptisatus Joannes filius Joannis Boxen et Johannae Huyssene, coniugum, natus 21 eiusdem circa decimam mane. Susceptores Johannes Verhulst et Maria De Smet". Ook voor de overlijdensdatum begaat De Busscher een kleine vergissing : Boeksent overleed niet op 10 maar op 9 april 1727 en werd daags nadien in de kerk van het klooster begraven : "1727, 9 aprilis, oblit f. Joannes Boksent, laicus expertissimus in arte sculptoria magister, a aet. 67, prof~ 42, sepultus est 10 huius R.I.P.". Over de jeugdjaren van Jan Boeksent is niet veel bekend. Sommigen beweren dat hij in de leer ging bij de beeldhouwer Cnudde; juister is het te zeggen dat hij te Antwerpen de leerling was van Pieter Verbruggeode Oude, een verdienstelijk beeldhouwer wiens werk en faam echter volledig werden beschaduwd door het oeuvre van zijn zoon Hendrik-Frans Verbruggen, een van de meest representatieve vertegenwoordigers van de weelderige Laat-Barok. In vroegere eeuwen besliste men gewoonlijk op 25-jarige ouderdom over zijn roeping, beroep of stiel. Jan Boeksent hield van de kunst doch voelde ook in zich de drang naar het kloosterleven : hij wist uiteindelijk beiden te verzoenen en samen te voegen door lekebroeder te worden in het toen nog zo heerlijk florerende klooster van de Rekoletten te Gent. Hun klooster besloeg een grote rechthoek bij de Kuipgaten, daar waar tegenwoordig het Gerechtshof rijst. De Franciskanen of Minderbroeders, ook Minoriten genaamd, waren zich zeer vroeg, nog tijdens het leven van de H. Franciscus in het begin van de Xllle eeuw te Gent komen vestigen, en waren aan een zeer strenge regelreaktie tegen allerhande misbruiken in de toenmalige kloosters, - onderworpen. Later ontstond ruzie tussen twee tendenzen van de Franciskanen, de 299
Observanten en de Conventualen, en het duurde een hele tijd vooraleer alles opnieuw in zijn plooien kon worden gezet. Pas op het einde van de XVe eeuw werd, in de Spaanse kloosters, een hervorming doorgevoerd die door paus Innocentius VIII werd goedgekeurd en ook door de Gentse Minderbroeders werd toegepast. In het begin van de XVIIe eeuw namen onze Minderbroeders de hervorming van de Rekoletten aan en werden sindsdien door die naam aangeduid. Het Gentse klooster met kerk en kapel had geweldig geleden van de brutale roof- en vernielingstochten van de Beeldstormers en op het ogenblik dat Jan Boeksent er als lekebroeder werd opgenomen kon men nog best een talent als het zijne gebruiken, want er ontbraken nog een paar belangrijke schakels in de versiering van kerk, klooster en refter. Een te Gent gevestigde traditie naar dewelke Marchal, Varenberghen Van Puyenbrouck verwijzen, wil dat Jan Boeksent met de toestemming van zijn oversten een tijdlang te Parijs verbleef en dat hij er o.a. voor het Hof werkte, zodat hij hierin het voorbeeld van zijn stadsgenoot de Dominikaan Broeder Romanus zou hebben gevolgd. Terug in zijn geboortestad en klooster, zette hij zich ijverig aan het werk ten einde de Re kollettenkerk iets van haar vroegere luister terug te schenken. Laten wij even Adolphus Van Puyenbrouck aan het woord, die in 1888 een weinig gekend en thans zeldzaam geworden werk schreef: "Eenige bladzijden uit de geschiedenis van het voormalig Franciscanenklooster te Gent" en die, voor wat ons probleem aangaat, steunt op het manuskript van een jongeling die in 1671 in het klooster trad:" ... al de andere beelden door de lekebroeder Jan Boeksent die verschillende stukken maakte voor het O.L. Vrouwaltaar, o.a. een klein beeld van Jesus, staande in de wolken, tussen engelenkopjes, gansch uit kleine stukjes marmer bijeengebracht : deze broeder beitelde (steeds in opdracht van de Guardiaan Robertus Proventier) nog uit witten steen voor het kapittelaltaar een "Kristus aan het kruis" met verscheidene engelenhoofden - dit laatste werk evenwel met behulp van andere beeldhouwers. Dezelfde broeder had voor de kerken zijner Orde menige beelden gebeiteld, als deze die de pilaren der Franciskanenkerk te Gent versieren". Van deze beelden en kunstwerken is eilaas niets overgebleven. De kerk en het klooster werden immers na de inval van de Franse Republikeinen als nationaal goed verkocht voor de som van 193.000 pond: kort nadien volgde de totale afbraak van de gebouwen en meteen ook van de gewrochten van onze lekebroeder. Ten tijden van het Hollands bewind kocht de stad in 1825, de grond aan en na de Omwenteling van 1830 zette Lodewijk Roelandt zich aan het werk: in 1846 was hij er met zijn Gerechtshof klaar.
*** 300
Jan Boeksent. (Museum voor Schone Kunsten/Stadsarchief)
301
In de Sint-Antoniuskerk te St.-Niklaas, een voormalige kerk van de Minderbroeders, prijken nog een paar kunstwerken die algemeen aan Jan Boeksent worden toegeschreven o.a. de predikstoel gesteund door een groep, een engel, de H. Antonius en het Kindje Jezus voorstellend, de kunstig gebeitelde kommunie bank, alsmede de twee elegant geskuipteerde engelenbeelden die het hoofdaltaar omringen. Volgens Frans De Potter heeft Boeksent de tekening gemaakt naar dewelke de Gentse steenkapperJan De J aegher in 1727, jaar van Boeksents overlijden, de kapitelen en balksleutels van de pilaarbogen in de kerk van Lochristi uitvoerde. Deze Joannes De Jaegher wordt twintig jaar later, in de Rekeningen van de Fundatie Triest (1744-1746) "meester steenhouder" genoemd wanneer hij de "swarten maerbelen bant" levert onder en rond de preekstoel van Laurent Delvaux in de Gentse hoofdkerk.
*** Grote vermaardheid heeft broeder Jan Boeksent echter verworven met hetgeen hij skulpteerde voor de O.L. Vrouw St.-Pieterskerk en voor de Gentse kathedraal. Voor eerstgenoemde kerk vervaardigde hij de vier reusachtige pendentieven van de koepel die de vier Evangelisten voorstellen. Zij zijn volledig Barok van inspiratie en uitvoering, fors en weelderig geskulpteerd met niettemin een zekere neiging tot het pikturale, wellicht onder de invloed van Boeksents verblijf te Parijs. Sommige auteurs houden voor dat de kunstenaar bij het uitvoeren van deze opdracht op de hulp mocht rekenen van twee andere bekwame Gentse meesters, Petrus Verschaffeit en Pieter De Sutter. De O.L.V. Sint-Pieterskerk bewaart de rnaketten in kerselaar van deze pendentieven :zij werden enkele jaren geleden, in 1956, geĂŤkspozeerd in de tentoonstelling Scaldis. EĂŠn van de laatste gewrochten van Jan Boeksent kunnen wij heden nog in de Gentse hoofdkerk bewonderen : het praalgraf van bisschop FilippusErardus van der Noot die in 1730 op 92-jarige ouderdom overleed. Het is een kolossale kompositie opgetrokken in de boogopening tussen de askapel en de St.-Sebastiaanskapel. Traditioneel wordt aangenomen dat Jan-Baptist Helderbergh de tombe zelve en de figuur van de oude bisschop maakte, dat Pieter de Sutter de mooie engel skulpteerde en dat de Geseling, een driefigurengroep met hoge zuil van de hand is van Jan Boeksent. Dit laatste wordt in elk geval bevestigd door het portret van Boeksent, dat op de achtergrond deze Geseling voorstelt, hetgeen ons meteen toelaat dit portret tussen 1720 en 1727 te situeren. Boeksent die tijdens zijn leven van een grote faam genoot- het Register 302
noemt hem "expertissimus magister" - was één van de laatste vertegenwoordigers van de Barokskulptuur te Gent. Pierre KLUYSKENS
VIVANLENE Herinnering aan de mobilisatie-periode- winter 1939.
Al weken lang was iedere nieuwe dag gelijk aan de voorgaande dag in ons kantonnement. Even droef en moedeloos. ledere nieuwe dagwas eentonig en zonder inhoud. De lange strenge winter met véél sneeuw, ijs en bittere koude had bijna al onze aktiviteiten lamgelegd. En wat het ergste was ! we hadden géén uitzicht op enige verbetering. Er scheen géén enkellichtje in die lange duisternis ! ! Als gevolg daaraan, was de moraal onder de soldaten- waarbij er zeer véle Gentenaars waren - ver onder nul gedaald. Maar het spreekwoord zegt : "als de nood het hoogst is, is de redding nabij". Ook de militaire overheid van het 7de Artillerie-Regiment- van Gent -moet aangevoeld hebben, dat er iets moest gedaan worden om het moreel van de manschappen terug op peil te brengen ! En kijk, ... daar kwam al met eens de gelukkige mededeling: "Hélène Maréchal, de énige, de onvervalste Gentse volksvrouw; "de Gentse zangeres bij uitstek" ... ging naar ons kantonnement komen om voor "haar jongens" te zingen en ze aldus nieuwe levensmoed in te pompen !" Deze mededeling sloeg in als een bom en nog dezelfde dag gingen de commentaren hun gang ... Er kwam al opnieuw leven in de brouwerij ! We waren er gerust in. Voor die namiddag zou als het ware de "ZON" weer schijnen in onze soldatenharten. Camiel, de uitbater van de cinema waar het wonder zou geschieden was er niet zo gerust in. Die dacht al aan wat er ging gebeuren met zijn kostbare stoelen en ander materiaal. Vóóral de véle Gentenaars waren in de wolken met de overkomst van Lène. Waarom dan waren de soldaten zó opgetogen over de komst van Hélène Maréchal? Waarom was die volkse vrouw dan zó bijzonder voor hen? Het kwam wellicht omdat Ze van "bij ons" kwam, vandaar waar wij allen zó graag hadden willen zijn: "van thuis" !!" 303
Uren vóór de cinema-deur openging stonden ze er al, met tientallen te trappelen van ongeduld. Hun gedoe, gans hun houding, het was allemaal anders dan die laatste véle droeve weken voordien. Er was nieuw leven gekomen in de massa !!! En werkelijk, Lène stond daar waar wij Haar nooit gedacht zouden hebben; op het toneel bij ons in Wommelgem ... zo gezellig in ons midden. We konden het voelen, we konden het zien aan de mannen hun ogen, aan hun medeleven en vooral dan ... aan htin meezingen, dat "iemand van ons" voor enkele uurkens, dicht "bij ons" was gekomen. En ze kregen de krop in de keel, terwijl ze uit volle borst meezongen! Tino Rossi, ... en da es mijne favori... Ze heeft gezongen, de goede oude Lène; ze heeft ons toegesproken in Haar tale en Ze heeft ons uitgenodigd om allen samen het Gentse volkslied bij uitstek, luidop mee te zingen ... van en in Gent kunt ge zonder ne cent dikke smeren op de fruitmort die hewd-U kontent mee wat peren op de Vrijdagsmort niets te kort kaas en spekken en bij de boerkeus op de Botermort ne keer lekken !! Als het zó goed gaat, als het voor één keer zó gezellig is, dan gaat het allemaal veel te vlug voorbij. Ook voor die goede ziel die Hélène Maréchal toch was. Ze heeft zich TOTAAL gegeven die namiddag. Doodvermoeid namZe-tot onze grote spijt- afscheid van ons ... van "Haar jongens" ... zoals Ze zo liefdevol kon zeggen. Er zijn er vélen onder ons, die deze gebeurtenis hebben meegeleefd en ze zullen blij zijn, dat nu nog eens te herbeleven. Ons aller goeie Lène is er niet meer ! ! Ze hebben Haar lichaam uitgestrooid ergens in Holland. Haar vergeten kunnen we echter niet. Daarom heeft Ze tevéél goeds gebracht bij tien duizenden soldaten in die barre winterperiode-mobilisatie 1939-. Zovéél goeds, dat weinigen het Haar zouden kunnen nadoen. Ik ben gelukkig, dat ik veel jaren later, Haar "levenswerk in boekvorm" heb kunnen kopen uit Haar eigen handen. En lief als altijd, heeft Ze er zelfs ingeschreven "Van ganser harte, als herinnering aan de mobilisatie 1939Albertkanaal. Dank Lène, dank namens de véle, véle oud soldaten die U destijds voor 304
enkele uurkens ... zó gelukkig hebt gemaakt. Er zijn niet zovéle Gentenaars die weten, dat de echte naam van onze onvergetelijke Gentse artieste NIET "HELENE MARECHAL" was. Ze kwam op de wereld op 31 December 1893 in de Schildersstraat, 31, te Sint-Amandsberg-Gent. Bij de burgerlijke stand, schreef de bediende als Haar echte naam in: SIDONIE VAN LAREBEKE Van de acht overgebleven kinderen- Vier jongens en vier meisjes- uit een gezin van "zestien" telgen, was SIDONIE "het kakkernestje". Het was de overbekende Gentse artiest Henri Van Daele- uitbater van de Minard schouwburg destijds- die Sidonie Van Larebeke een andere naam, een artiesten naam bezorgde. "Mijn schoap, zei Hij, mee azuu ne naam op mijn affiche komt er nooit gene mens in mijne theater". We moeten nen echte artiestennaam voor U zoeken ! Ne korte naam, die goe klinkt en liefst een beetse Frans klinkt, als bijvoorbeeld : Dubois; Dupont; Leroy enz. Zo kwam uiteindelijk HELENE MARECHAL als de schoonst klinkende naam uit de bus. "'t Es gekend ... G' het het zitten, sprak Henri Van Daele! Hélène Maréchal heeft zich Haar leven lang onvermoeibaar en totaal ingezet om het lot van de minder bedeelden en de langdurige zieken, het leven IETS aangenamer te maken en het te verzachten. Onze huidige samenleving, kent helaas véél te weinig zó oprecht goede mensen als onze alom betreurde onvergetelijke LENE. TheoDESMET
305
BIBLIOGRAFIE Onlangs vers~heen er een boek dat menige oude Gentenaar kan interesseren, namelijk "Le Premier Régiment d' Artillerie pendant la Campagne des 18 jours". Het heeft een gedetailleerde beschrijving van de belevenissen van het 1 A gedurende de 18-daagse veldtocht. Hoe komt het dat dit boek in het Frans geschreven werd ? De uitleg is vrij eenvoudig: het 1 A was vroeger gelegen in de Hollainkazerne in de Brusselse straat, met uitzondering van één groep die in Brasschaat lag. Na de 2e Wereldoorlog werd het Belgisch Leger volledig hervormd. Het 1e Artillerieregiment, gekazerneerd te Gent, werd afgeschaft, zoals trouwens alle regimenten. De regimenten werden vervangen door bataljons en het Vlaamse 1e Artillerieregiment werd het Waals 1e Artilleriebataljon dat gekazerneerd werd in Bastogne. Het is de grote verdienste geweest van Luitenant-Kolonel J. Gelard, bevelhebber van dit bataljon van 1981 tot 1984, de volledige historiek te hebben opgesteld van de gebeurtenissen waarbij het 1 A in 1940 betrokken was. Het is geen droge opsomming geworden van krijgsverrichtingen want de auteur heeft contact gezocht met al de "anciens" die de oorlog hebben meegemaakt. De opgetekende getuigenissen van dezen "die erbij waren" heeft er voor gezorgd dat dit een zeer levendig boek geworden is dat men leest als een roman. De meeste artilleurs van het 1 A waren afkomstig van Gent of van de Gentse regio; het is dus een boek dat bij menige oudere Gentenaar herinneringen zal wakker roepen. Voor dezen die in 1940 deel uitmaakten van dit regiment is het buitengewoon boeiend. Eens begonnen zullen zij het boek in een adem willen uitlezen. De waarde van dit document wordt verhoogd door het feit dat er 12 kaarten aan toegevoegd zijn, waardoor het mogelijk wordt de situatie uur per uur te volgen. Het bevat bovendien 35 foto's waarop sommigen zich misschien zullen herkennen. Het boek kost 600 fr. en is te bekomen bij de A.S.B.L. "Musée de la Parole au Pays de Bastogne" - C/o Mr. René Gérardy - rue du Vieux Moulin 26 6650 Bastogne. Moest er voldoende belangstelling voor bestaan, dan zal dit boek ook uitgegeven worden in het Nederlands. Lezers die daar belangstelling voor hebben mogen dit kenbaar maken aan de Heer Van Lishout- Brusselsepoortstraat 30 te Gent. H.C.
306
ONZE GENTSE KEUKENRUBRIEK (Vervolg)
--
De Bloedworst : Het opgevangen varkensbloed moet seffens , best met een houten stok, duchtig geroerd worden om het ronnen of stollen te voorkomen . Men kan ook met een greep zout of eengeut azijn hetzelfde doel bereiken. Voor het vervaardigen van bloedworst gebruikt men, naast het bloed , de longen , hart en andere afval , ook afsnijdsels van spek en mager vlees. Het vlees wordt fijn gemalen of gehakt en gemengd met oud wit brood , het bloed , fijngemalen ajuin en peper , zout, foelie en gemalen kruidnagel. Alles wordt goed gemengd tot een dikke brij en gevuld in de goedgereinigde vellen (snaren of darmen). Het vulsel mag niet hard of stijf zijn maar eerder nogal dun, zo kan het eiwit en het bloed stollen bij het koken. Men doorprikt de bloedworst met een naald en brengt ze in veel kokend water. De ketel wordt opzij geschoven zodat het water gedurende 15 à 20 minuten blijft koken, doch niet doorkookt , anders zouden de vellen barsten. De worsten laat men nu voorzichtig drogen en opstijven. Witte worst : Men neemt voor de helft mager en voor de helft vet vkes , en mengt alles met in melk geweekt wit brood , een paar ei ers en peper , zout en kruidnoot. Hier ook, op dezelfde manier vult men de vellen , doorprikt de worsten met een naald en kookt ze gedurende 10 à 15 minuten in kokend water. Laten drogen en voor het gebruik braadt men ze in de pan . Het brood kan ook geweekt worden in 't kooknat van de afval , waardoor de worsten in de zomer minder rap zullen verzuren. Droge worst: in een proportie van 2 kg .varkensvlees , anderhalve kilogram runctsvlees en anderhalve kilogram spek (in kleine stukjes gesneden , de twee eerste zaken redelijk grof gemalen) , mengt men alles met zout , peper en een paar gram salpeter en vijf gram suiker.De varkensdarmen worden heel vast met het vlees · gevuld om openingen te voorko~ men waartussen zich lucht zou bevinden. De worsten mogen vooral in het begin niet te snel drogen, dus niet bij een kachel of in de tocht. Vertonen ze aanslag , dan kan deze met een vochtig doekje verwijderd worden. Leverworst : twee kilogram varkenslever , een kilogram 307
magere afvalresten van varkensvlees, een kilogram keelspek worden samen opgezet met water en zout en mag men ongeveer drie kwart uur laten koken. Dan wordt alles fijn gemalen en een tweede maal aan de kook gebracht. Het eventueel te veel vleesnat wordt afgeschept. Zout , peper en gemalen kruidriagel worden naar smaak toegevoegd. Met het nu aandikkend mengsel worden de schoongemaakte snaren gevuld; ook hier moet men te stijf worden vermijden om bij het koken het barsten te voorkomen. Men prikt gaatjes in het vel en kookt de worst gedurende tien minuten. We bewaren ze dan op een koele, luchtige plaats in de kelder. Wil men de leverworst langer bewaren bv. een maand of langer , dan legt men ze in een Keulse pot, giet het kooknat er overheen zodat ze goed onderstaan en bedekt het geheel met 'n laagje vet. Et voilà tout , besloot Oude Keukenpiet met het triomfantelijk air van een overwinnend krijgsheer. Tot slot van dit artikel kan ik echter niet nalaten melding te maken van een tekst mij toegestuurd door een vriend uit Opwijk, heer Paul Lindemans, over
· Boekweitkoeken : In de jongste publicatie van Brabantica trof mij, in een studie over een steen gelegen op de grote markt te Brussel, het bestaan aldaar in 1517 van een winkel die Boeckwijt-Koeckhuis heette. Het bedrijf dat er in bestond voor de stedelingen boekweitkoeken te bakken werd er vóór 1517 uitgeoefend door een zekere Sander Coeckebak. Gewis is er een verband tussen deze persoonsnaam en het bedrijf. Deze bakkerij te Brussel, "op de nedermerckf', werd nog vermeld in 1673 : "in den Boeckweytkoeckwinkel". Volgt verder een gans betoog over de gronden waarin men boekweit kan telen en dat vroeger in onze streken boekweit ingevoerd werd uit streken met arme gronden. Men besluit met te vermelden : dat waar men gemakkelijk tarwe kon winnen men geen boekweit kweekte maar wel graan . Het artikel zegt verder : In een notariële akte van 1646 is er sprake van een Joanna Vlaeminck "haar generende met boeckwijtkoecken te backen op de Coelenmerckf'. De citaties geven ons de indruk dat vroeger het verbruik van boekweitkoeken in het openbaar best te vergelijken is met 308
dat van "fritten" nu. Voor de hongerige passant waren de boekweitkoeken een warme, smakelijke en voedzame beet. De koek was een vinger dik en kon ter plaatse uit de vuist verorberd worden. Volgt nog een gedeelte waar het verschil wordt gemaakt tussen de voedzame boekweitkoek als kloeke kost in de zandstreek met de lichte pannekoek in de leemstreek waar die een feestelijk "banket" gebak was. Voor "spoed brood" of voedsel in periode vim aardappelplaag was het een uitkomst.
R.V. ('t vervolgt)
VRAAG EN ANTWOORD
Naar aanleiding van de vraag van de Heer 8. Machiets (Gh. Tyd. 1985- No 3- p.180) schrijft de Heer Jacques Bmn ons o.m. het volgende: "Voorwat de jaren vóór 1940 betreft kan ik daar niets over vertellen. Wel kan ik u melden dat na de oorlog de Firma V. & L. De Baerdemaecker, Fiévéstraat 26 te Gent, expediteurs en scheepsmakelaars, gedurende 2 of 3 jaar vluchten van uit St-Denijs-Westrem heeft ingelegd, met vertrek elke zaterdag. De promotor daarvan was de Heer OlafPoulsen-De Baerdemaecker, een ex-oorlogspiloot. Als ik mij goed herinner gebruikte men destijds DC3 en C47 {?) Er werd destijds trouwens een film vervaardigd teneinde dergelijk vervoer per vliegtuig bij de duivenmaatschappijen te propageren. In verband met "0 Pepita" ontdekten wij nog volgende tekst van onbekende origine : "Was vroeger een zéér populair Duits koorlied. Het is een juweeltje van zangacrobatie dat de sierlijke danspassen van een ballerina vocaal nabootst."
309
AANVULLENDE LEDENLIJST 2218. 2219. 2220. 2221. 2222. 2223. 2224.
Metelmann KI., Hertstraat 35,9000 Gent Goossens W., Alfons Biebuycklaan 12,9219 Gent(Gentbrugge) Bollingier L., Lange Kruisstraat 13-b2, 9000 Gent Brandt KI., Zilverberklaan 39,9030 Gent(Wondelgem) Foumier Et., Voetbalstraat 56,9219 Gent(Gentbrugge) Delmotte W., Gaston Gheldolflaan 74,9910 Gent(Mariakerke) Devreese R., Alfons Braeckmanlaan 264,9110 Gent(Sint-Amandsberg) 2225. Devriese L., Tieltstraat 120, 8870 Pittem 2226. De Wilde A., Emiel Van Swedenlaan, 9219 Gent(Gentbrugge) 2227. Depauw N., Paardstraat 9, 9000 Gent 2228. Scheiris C., Koerspleinstraat 26, 9110 Gent(Sint-Amandsberg) 2229. Desmedt J., Weerstandsplein 19,9000 Gent 2230. Knockaert R., Sleepstraat 92, 9000 Gent 2231. Verschraegen E., Jasmijnstraat 56, 9000 Gent 2232. Mw Tavemier M., Kaaistraat 8, 8400 Oostende 2233. Vincent J., Sint-Annaveld 16,2840 Haacht 2234. Delcart Victor Frisstraat 16, 9000 Gent 2235. Dobbelaere W., Hendrik Consciencelaan 8, 9950 Waarschoot 2236. Van Gele J., Sint-Salvatorstraat 145-147,9000 Gent 2237. Van Overbeke W., Sint-Geroltstraat 68,9810 Gent(Drongen) 2238. Mej. Vandenbroecke M., Rozebroekstraat 103, 9110 Gent(SintAmandsberg) 2239. Mw Lippens D., Hubert Frère-Orbanlaan 435,9000 Gent 2240. Decamière G., Mageleinstraat 1, 9000 Gent 2241. Mw Dewasch K., Groot-Brittaniëlaan 50,9000 Gent 2242. Handovsky F., Avenue des Mimosas 33-b1, 1150 Bruxelles 2243. Mw De Block G., Aannemerstraat49, 9110 Gent(Sint-Amandsberg) 2244. Mw De Smet S., Antwerpsesteenweg 48, 9000 Gent 2245. De Groote G., Poolse Winglaan 33, 9820 Gent(Sint-DenijsWestrem) 2246. Waeri R., Bevrijdingslaan 97,9000 Gent 2247. De Paepe D., Koningin Elisabethlaan 126,9000 Gent 2248. Mw Hutsebaut Y., Hubert Frère-Orbanlaan 16,9000 Gent 2249. Mw Minnebo S., Acacialaan 9, 9120 Destelbergen 2250. Speeckaert R., Hubert Frère-Orbanlaan 541,9000 Gent 2251. Nival E., Olijfstraat 17,9000 Gent 2252. Lamhein R., Europalaan 70, 9120 Destelbergen 2253. Mej. Mertens M., Holstraat 47,9000 Gent 2254. Wuytinck D., Ledebeekweg 161,9130 Lochristi 310
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 15 november 1985 14de jaargang nr .6
Ere-voorzitter : J . Tytgat , ere-notaris . Voorzitter : G . Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris : R . Van Geluwe , Maïsstraat 235 , 9000 Gent Penningmeester: A . Verbeke Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont , Maïsstraat 235 , 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149 , 9110 Sint-Amandsberg - Gent Postrekening : 000-105 .04 .73-60 , Heemkundige en Historische Kring Gent , 9000 Gent. Lidgeld : 250 fr. per jaar. Buitenland : 350 fr. per jaar. Steunende leden : 500 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr. per jaar. INHOUD
De Grote Kavaleriekazerne , alias het "Pesthuis". Inventaire archéologique: Het Graanstapelhuis. De Waterstoet van 1905. Bij een huldiging. Een "Vischmarkt te Gent" door Jules De Bruycker. De Geschiedenis van de Vijt-Borluutfundatie en het Lam Gods . Puzzel 1985. Godsdiensttoestanden tijdens de 14e eeuw te Gent. Onze Gentse keukenrubriek . Aanwinsten 1985 Documentatiecentrum. Vraag en Antwoord . Steunfonds. Inhoud 1985 .
313 331 334 337 340 342 349 352 357 361 364 365 367
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis , Convent Engelbertus , Groot Begijnhof, huis nr. 46 , Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen) . Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A . Eggermont. Beheer: G. Hebbelynck, Voorhoutkaai 40, 9000 Gent. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.
AAN ONZE LEDEN Met dit nummer eindigt de 14e Jaargang van "Gbendtsche Tydinghen ". Velen zullen het bijna niet geloven dat het reeds de 15e maal zal zijn dat wij in januari van wal steken om u weer 6 nieuwe nummers te brengen, uitpuilend van Gentse wetenswaardigheden, geïllustreerd met foto's en afbeeldingen die u vaak nog nooit gezien hebt. Hebt u al eens nageteld hoeveel duizenden bladzijden deze 14 jaargangen vertegenwoordigen en hoeveel honderden foto's daar in staan ? Onze Jaargang 1985 heeft u 368 bladzijden gebracht. Dat is niet mis, maar het is meer dan u denkt, want sinds ons januari-nummer maakt onze drukker gebruik van een nieuwe electronische zetmachine en -zonder dat de leesbaarheid daardoor verminderde - bevatte iedere bladzijde 10 % meer tekst. Deze 368 bladzijden stemmen dus overeen met 404 bladzijden van onze vorige jaargangen. Verleden jaar hadden wij u verteld dat- niettegenstaande h,et feit dat (le KOSTPRIJS voor het drukken en verzenden van 6 nummers van ons tijdschrift boven de 250 fr. lag -wij het lidgeld ongewijzigd gingen houden. Wij hebben u toen ook, tussen de regels, doen verstaan dat ook aan de mooiste sprookjes een einde komt. Z6 met het lidgeld dat wij niet meer aangepast hebben sedert 1981. Onze Penningmeester die om de twee maand een depressie nabij is wanneer hij de factuur van de drukker ontvangt, heeft uitgerekend dat in 1985 de kosten voor bet drukken en verzenden van "Ghendtsche Tydinghen" boven de 300 fr. lagen. Hij heeft ons uitgelegd dat hij helemaal niet gekant is tegen filantropie, integendeel, dat hij daar zeer positieftegenover staat, maar dat het ook een kwestie is van "blijven duren" en dat het, zoals wij nu bezig waren, niet kon blijven duren. Hij heeft ons enkele berekeningen voorgedaan. Het was een korte maar zeer indrukwekkende demonstratie. Wij konden er geen speld tussen krijgen. Wij hebben wel geprobeerd, maar het ging niet. Dus ... Moesten wij redelijk zijn, dan zouden ~j met een kostprijs van meerdan 300 fr.plus de onvermijdelijke verhogingen die er zeker zullen komen in 1986, ons lidgeld moeten vaststellen op 350 fr. Maar als het er op aankomt onze vrienden-leden een plezier te doen kunnen wij heel onredelijk zijn. Zo ook nii. Het lidgeld voor 1986 wordt 300 Ir. V oor de leden in het buitenland ·400 fr. Belgische militairen in Duitsland blijven genieten van de vaderlandse prijs van 300 fr. Hoe wij er in slagen de kwadratuur van de drkel op te lossen ? Dat doen wij niet, het zijn onze leden die het doen. Bekijk eens opp. 365 het groot aantal bescherm- en steunende leden. Is dat niet formidabel ? Wij zijn althans zeer onder de indruk gekomen van deze spontane blijken van sympathie en het is met een gevoel van dankbaarheid dat wij de namen op deze lijst lezen. Wij zouden het zeer op prijs stellen mochten zij deze mooie geste hernieuwen in 1986. En mochten anderen -die het zich kunnen veroorloven - deze erelijst nog imposanter maken. Iets anders : verschillende leden laten jaarlijks bun tijdschriften inbinden en zijn daar zo enthousiast over dat zij andere leden zouden willen aansporen dit ook te doen. Daarom geven zij ons de naam en adres van hun boekbinder. Voor begrijpelijke redenen kunnen wij deze niet publiceren; er zijn trouwens boekbinders en drukkers genoeg die graag dit karweitje zullen opknappen. De prijzen schommelen tussen 50 fr. voor een eenvoudige uitvoering en enkele honderden frank voor een ècht boek met goudgestempelde rug. Tips te bekomen bij onze Bibliothecaresse. Een laatste punt :Haal a.u.b. ONMIDDELLIJK uw pen of ball-point boven en vul vlug dat betalingsformulier in. Pro memorie : wij hebben geen encaisseurs en het nummer van onze PCR. is 000-1050473-60. Gerechtvaardigde bede van onze penningmeester: Schrijf duidelijk, naam en adres, zo mogelijk lidnummer. Voor dames die betaalden, 't zij onder hun meisjesnaam, 't zij onder de naam van hun echtgenoot, verander a.u.b. niets aan het tot hiertoe gebruikte systeem. Grote dankbaarheid zal daarbij betoond worden door onze (bij manier van spreken) schatbewaarder.
312
DE GROTEKAVALERIEKAZERNE ALIAS HET "PESTHUIS"*
Dat dienstplichtigen de pest hebben aan hun kazerne kan men begrijpen. Dat het leger zijn soldaten onderbrengt in een "Pesthuis" kan alleen te Gent gebeuren. De pest , die afschuwelijke besmettelijke ziekte die in vroegere tijden regelmatig onze streken kwam teisteren, bracht er het Schepencollege toe een speciaal gasthuis voor lijders aan deze "zwarte dood" op te richten. (1) Een geschikte bouwplaats vond men op het Zand. " t Sant op de Keyserstraete door het Vijfwintgat" was een onvruchtbaar en verlaten stuk Jaag zandplateau volledig geschikt voor het afzonderen van pestlijders. Het hospitaal kwam klaar in 1582. Het werd in het Noorden begrensd door het Klein Scheldeken , ten westen door de Keyserstraete (nu Brusselsepoortstraat) , in het Oosten door de Neer-Schelde en ten zuiden door schrale gronden . Enkele schamele huisjes zoomden de Keyserstraet. Over het uitzicht en de omvang van het gebouw vermelden de archieven weinig. De kaart van Hondius (1641) vertoont drie af~onderlijke gebouwen , het langste langs de Schelde, de twee andere langs de Keyserstraete. We weten dat de Gentenaars reeds van bij het begin het hospitaal de naam "Pesthuis" of nog "huis van Sinte-Macharius" gaven. (2) Het gasthuis bood plaats aan 200 zieken. In tijden van epidemie stierven ongeveer 60 % van de patiĂŤnten binnen de drie dagen. Daarom werd de ziekte in de volksmond ook de "haastige ziekte" genoemd. De doden begroef men ter plaatse, zoals latere opgravingen bewezen. De leiding van het huis lag bij een pestmeester of -meesteres. Meestal waren dit , zoals ook de verplegers, geestelijken die zich met de zieken lieten afzonderen en veelvuldig ook aan de plaag bezweken. In pestvrije perioden verpleegde men er soms gewonde soldaten. In september 1651 echter, kon men aan de vraag naar plaats geen gevolg geven; "we hebben, ingevolghe vande authorisatie vande vergaderijnghe, ons overghesonden, alle uyterste debvoiren ghedaen omme de ziecke ende ghequetste soldaten, die alhier fil Ă fil noch zouden moghen overcammen vanden westen (3), te doe aceomaderen in andere plaetse dan in het hospitael van de Bylocque, dan niet connen becommen, want het Pesthuys, twelcke de cammodieuste is , nu gheinfecteeert is ende gheoccupeert van eenighe ghepestifereerde ... ". (4) . Begin 1670 bevond het Pesthuis zich in zodanig slechte staat dat er geen herstellen meer mogelijk was. De bouwkundige A. Van Der Linden kreeg *Het eerste artikel in deze reeks verscheen in "Ghendtsche Tydiilghen" 1985 , nr. 4.
313
Afb. 1. Eerste bladzijde uit de bouwovereenkomst van 1672. S.A.G. Modern archief serie F.
314
de opdracht een volledig nieuw gebouw te plannen. In 1672 was het zover dat de aannemer Frans de Smedt onder volgende voorwaarden een nieuw gasthuis kon bouwen : "Tevoren is de annemer ghehauden af te breken tot den gronde toe alle de haude huysen ende mueren jeghens de voornoemde keyserstraete begintiende van aan het hooghuys dat is staende tusschen den noot ende lyndeboom die sijn staende op de erfe van het voornoemde pesthuys ende dat tot die groote poorte van het voorseyde pesthuys midtsgaeders de selve huysen ende mueren profytelijck af te breken sonder veele materialen te breken ofte schenden principelijck de ticheldaeken ende selve materialen bij een te vergaderen ende die te legghen op de plaetse waer men hem annemer ordonneren sal ... " .(Afb. 1) Het bouwverdrag telde 16 bladzijden en vertelde de aannemer tot in het kleinste detail hoe het nieuwe pesthuis er moest uitzien. Een merkwaardigheid die aantoont hoe vernuftig men vroeger reeds te werk ging vindt men in volgende aanmerking; "naer dat de voorseyde huysen afgebroken, sijn te maecken ende delfen de fondamenten ende dat ter diepte van neghen voeten onder de kerf die ghecapt is inde voornoemde lyndeboom". Na afwerking mocht het nieuwe huis van St-Macharius gezien worden. (Afb.2) Het volledig onderkelderde hoofdgebouw aan de Keyserstraet was tot drie duim boven de grond, opgetrokken in "blauwe doornicxschen arduyn". De rest in "armentierschen steen". De venster- en deuromramingen in gele zandsteen. In het huis bevonden zich, naast de kamers van de pestmeester en de verplegers, ook "een grote saele, een schotelhuys, een keueken, een botterije en een vertreckplaets ofte sekreet". In een tweede gebouw, op de binnenkoer langs de Neer-Schelde, waren de eigenlijke ziekenlokalen ondergebracht. Ze waren opgetrokken als apparte rijwoningen met een verdieping en een mansarde. In 1618lagen er geen zieken in het gasthuis. Na de inname van Gent door de Franse generaal d'Humière werd het huis, voor de eerste maal, bezet door niet gekwetste militairen.(5) Om de bijna lege stadskas aan te vullen legde het Schepencollege in 1683 een belasting van één stuiver (sol) op iedere zak tarwe die de stad binnenkwam. De helft van de zo verkregen inkomsten moesten dienen voor de herstellingen en uitbreiding van het Pesthuis. De andere helft werd gebruikt voor de restauratie aan de kerken St-Michiels, St-Niklaas en St-Martinus. (6) Het einde van de 17e en het begin van de 18e eeuw waren voor onze gewesten zeer noodlottig. Nooit bevatte het gezegde "België slagveld van Europa" meer waarheid. De Gentse ziekenhuizen, waaronder het Pesthuis, kregen gekwetste of zieke soldaten van verschillende nationaliteiten te verzorgen. Fransen ruimden de plaats voor Engseisen en Pruisen. Op hun beurt moesten die verdwijnen voor Zweden of Duitsers, die uiteindelijk de plaat poetsten voor Spanjaarden. · 315
U)
.......
0\
Afb . 2. Pesthuis in 1672. Nageteke nd uit atlas Goetghebuer. S.A.G.
Een brand vernietigde in 1692 het dak en de eerste verdieping van het linker gedeelte van het hoofdhuis aan de Keyserstraat. Er was waarschijnlijk geen geld om de verdieping te herbouwen. Het nieuwe dak werd daarom rechtstreeks op de gelijkvloerse ruimten geplaatst. Op de tekening van het gebouw in de tweede helft van de 18e eeuw (Afb.3) kan men dit nog duidelijk zien. Eindelijk kwamen er ook voor onze streek rustiger tijden. Door de vredes van Rastadt en Baden (6 maart en 7 september 1714) komen de Zuidelijke Nederlanden onder Oostenrijks bewind. Het oude huis van St-Macharius bleef voorlopig hospitaal. Regelmatig bezetten voorbijkomende troepen de soms leegstaande lokalen. Dat de gebouwen aan het Klein Scheldeken niet vergeten of verwaarloosd werden vertelt het volgend lijstje: - 1717 : Oude gebouwen worden afgebroken bij middel van "sprijnghen met poer". - 1734 : Veranderingen met het doel militairen beter onder te brengen. - 1735 : Inrichten van een militair wachtlokaal. -1745: Bouwen van 34 "hovens" (schouwen). - 1749-54: Enkele leegstaande lokalen dienen als militair magazijn. - 1751 : Bouwen van houten barakken op het binnenhof: - 1754 : Restauratie van het gebouw op het binnenhof, nu "Blauw huys" genaamd, door architekt David 't Kint voor 676 pond grooten courant. (7) De nieuwbouw en restauratie duurden tot 11 juli 1755 datum waarop de afgevaardigden van de stad, Adrian Speelman en De Smedt de gedane werken kwamen inspekteren, "naer exacte visitatie van onder tot boven, dat den selven Bauw wel ende behoorlijck gemaeckt endevooltrocken is, ... aldat gedaen ter goeder trauwe ... ". ¡ Na die "visitatie" werd ook de inventaris van de plaatsen gemaakt : " ... in den nieuwen bauw ofte blauhuys in de onderste stagie bestaende in seven caemers ten minsten ende seer ruym connende staen seven bedden in iedere caemer rnaeekende van onder 46 bedden, in mannen tot 92 mannen (twee man per bed, sic). Deseven caemers van boven, tot elcke caemer 5 coetsen (bedden) maecken in mannen 70, in den bauw ter straete (langs de Keyserstraat, sic) daer de separatien moeten gernaeekt worden tot 25 coetsen, in mannen 50. Maeckende samen 212 mannen". Over de te bouwen 34 "hovens" in 1745 volgende anekdote hoe men vroeger handelde om een dringend werk te laten uitvoeren. "De heere Massaert gesubdelegeerde intendant van de provintie van Vlaenderen" beveelt op 15 juli; "aen alle meester metsers deser stadt promptelijek op hedent ten 1 uren sich te begeven met alle hunne knegten in het hof van St-Macharius om aldaer ter aenwijsijnge van heere directeur general der vivres ten eynde van aldaer te wercken aen gemelde hovens en het gemeide werck niet te 317
5"" /lfJ?qJ.ItlRIVS
( Pt:.5T/N'Sj li;.JI.U'.(J.f
l/e; f"r
J8 • Ûit.!W
_.;""
(.;.)'
.......
00
floolt)(jEJ3ovl.l/
o"' .J)k DtNNINiroEt<
Afb. 3. -Pesthuis in de 2de helft van de 18e eeuw. - Aan het gebouw op de binnenkoer is er ondertussen weinig veranderd . Men kan er heden nog dezelfde struktuur bewonderen (zie Afb. 11). Nagetekend uit atlas Goetghebuer S.A.G.
verlaeten tot dat het selve sal wesen volrnaeekt op peyne van daer toe te wesen geprest". (8) Op dezelfde wijze werden de kooplieden Gillis Gersschap, Jan Verhaege, Frans De Wilde en Jacques Durieu verplicht "2000 sacken calck op peyne van daer toe te worden geprest", klaar te houden. De kalk zal afgehaald worden en geleverd door "alle voerlieden deser stadt die zich geladen en wel ook om 13 uur in het St-Macarius moeten bevinden". Wel moet er worden bijgezegd dat "den heer Bernard de Wilde, van wegen het collegie van als nu voort als dan wort geauttoriseert sullende promptelijek gesorght worden voor de betaelijnghe der gemelde wercken". Ook zou er gezorgd worden voor een militaire wacht "tot het beletten van desordres aen het gemelde werck". Vanaf 1745 verhuurde de Stad de gebouwen aan de Staat. De hospitaalfunktie van het oude Pesthuis is hiermee beeindigd. Alleen militairen zullen in het vervolg nog de lokalen bewonen. Het eerste volledige regiment dat de kazerne kwam bezetten was dit van de Dragonders van StIgnace. Voor niet te achterhalen reden, werden in 1783 enkele oude gebouwen en een stuk grond tussen de kazerne en het Klein Scheldeken verkocht.(Afb. 3) (de poort en de muur en nog enkele aansluitende gebouwen links van het hoofdgebouw). Op deze plaats is later de huizenrij die nu nog bestaat opgetrokken (waaronder de winkel van Sam).(Afb. 4) Tijdens het jaar van de Brabantse Omwenteling huisden de patriotten van het Regiment van Gent in het Pesthuis. Bij dekreet van 27 juni 1810 werden alle militaire gebouwen afgestaan aan de steden die ze daarvoor moesten onderhouden en bemeubelen. De Pruisen en de Kozakken kwamen on in 1814 bevrijden van het Franse juk. De kazerne in de Keizerstraat was in zo slechte staat dat men er alleen nog paarden in onderbracht. De soldaten werden bij de burgers ingekwartierd.(9) Tussen 1814 en 1833 trachtte de stad de gebouwen zoveel mogelijk bewoonbaar te maken. Ook enkele stallen werden vervangen. In 1823 onteigende men het huis van Jean Baptiste Maelcamp. Hij kreeg de som van 11.340 gulden voor zijn eigendom dat tegen de kazerne aanleunde. Na aanpassing liet men er soldaten in logeren. De schildersbaas Henri Trinconi mocht in 1833 het ganse complex herschilderen. Nog maar pas was de verf droog of het Ministerie van Oorlog bood de stad aan het garnizoen te vergroten, onder voorwaarde voor de nodige plaats te zorgen. Het Schepencollege nam het voorstel aan.(10) Waren de soldaten in vroegere tijden, zowel op het platteland als in de steden, geschuwd als de pest, vanzohaast ze niet meer bij de burgers werden gelogeerd waren ze voor de meesten welkome verbruikers. De Stad kreeg per man en per paard een vergoeding. Daarmede kon ze de kazemege-
319
_,.,.---
A5
.
.
.. ,. .. o~ ·--·--·
.,........_....___,_.._..._-._,_._.
~... !VIIUI[I.tJ~RAl- .f/o:sPrf'll/11. .• ~- O~tMtf'iT JüuHE€SrCRS J{ L'A ,1,
__ 2.
;.,qlll'ltf
91"
s%
~
,X
lo
111
H
~;-
..... , ... -···~
___....,._...
NEOt<R.·•' ...___ .......•••- - - "'' ..
'I
~
W
lJIJ IJ i!.t l l.l _:_ J 1/MJFO'ili~IJtl
~
.;
~-
oP IINNINit()ltR.
SI ~
~~
ll
~EJlt_/i. Ai Elll
JtA. QE.!ll-· ,f}., .
1/ÇIJZIJiil.
..Ji4.-S31N~'__ei'II<I!JE.ft
"ff;-~LJ)i -1G.
T/~11
.. -·
'Sot~SLDk.
:I
·-
! (i)
.
. )
~ e dJ'" .,,.op.OD..t~ <$ <11 ~>·• ,~; ._" fl>,_ 40
-
J!>
1\1 •
~~4>•~·"'4~M> t~o."~
1 : ;-}-~]
-l~r\7}
J--}·F:.L.J .- --
I
'
111
f'IE.T f!;ohii.N,
9
~,
$'t
fltï
AO
,,
:,
•
EBouweAJ 7"1:" ff.X)P
PPE/il /tfflAR
~~
~
.
$#1rK*' ~~ ___ t;ILWIIJf.I.. E koPEIJJ VI'/~ 7F:fl'll!IV.
. Ab. ttuua. _op§.e
!I
i~
\ti~
gJ)"~J.J'b---·
-·· . A/J..-f1_.WU!.J?JN"PJLMPLIIII'f'S • .
___,....,
r--
-~l!lifl'_G~ ..J...a.r,.ët~tN"r- v.o. Srll4i'-'.Jke ~ l kQt..elliO~T Y!J.NfiEJ2. ~~~ .."J.a-.~~Jr.: '1./Ar:.HT/.Q~A~ '. NIIIIR. iJ~ ScHitlJi ·: '- -'o.B-T!l.ll.f.-
I
... ~ ......,.1I
.
LIT 41
1-" ..
I I L
\ ..., . a; i:. \l.1 -ti1. \
~.;-.;-;,,.,.,·: 5
Vcao4qEVN'Afb. 4. Grondplan uit 1783. Nagetekend uit atlas Goetghebuer. S.A.G·
-
bouwen onderhouden. Daar er niet te nauw gekeken werd als het over logement voor militairen ging, bleef er meestal geld over. De herbergen en winkeltjes rond de kwartieren deden gouden zaken. De leveranciers van levensmiddelen en van hooi, stro en haver hadden niet te klagen. Ook de meisjes van plezier waren tevreden. De begoede burgers vaarden er ook niet slecht bij. Ze konden hun huizen aan de getrouwde officieren verhuren en hun jonge dochters aan de ongehuwden kwijtraken. Op al deze handelingen kon de stad dan nog een belasting heffen. Daar er dus meer kavalerie naar Gent kwam moest het Pesthuis aanzienlijk worden vergroot. Zeven huisjes langs de "Brusselsche straet" (vroegere Keyserstraet) palend aan het "Water-straetje" alsook een woonst met hof in hetzelfde straatje, alles eigendom van pastoor Louis Charles Kervijn, werden onteigend. De aanbesteding tot afbraak van deze woningen geschiedde op 13 mei 1835 "op verhooging en bij keers-branding" .(Afb. 5) De aangekochte huizen en gronden hadden 66.860 frank gekost. Het geld kwam gedeeltelijk uit de schadeloosstelling die de Nationale Regering de stad had uitbetaald voor de afbra,ak van een vleugel van de voetvolkkazerne op de Kattenberg (nu Leopoldskazerne) tijdens de revolutie van 1830.(11} Buiten het centrale huis op de binnenplaats, verbouwde men het oude Macharius-hospitaal volledig. Als de vernieuwde kazerne in 1836 klaar was had ze haar huidig uitzicht aangenomen.(Afb. 6 en 7) Veel groter geworden en tot twee verdiepingen opgetrokken bood ze slaapruimte aan 600 man.(12} Ook de paarden waren niet vergeten. Twee grote stallen met smidse gaven plaats aan350 dieren.(Afb. 6 Nr. 1 en 2} Dit aantal werd in 1845 uitgebreid tot 485 door het inrichten vàn een derde stal. (Afb. 6 Nr. 3) Ook het gelijkvloers van de woonblok langs de Brusselse ~traat was voor meer dan de helft in gebruik als stalling. De bouwkosten beliepen 164.375 frank waarvan de Staat 59.100 fr op zich nam. Voor de militairen was de situatie nu veel verbeterd. Voor de omwoners niet, integendeel. Samen met het afschaffen van het Waterstraatje, ook nog Pesthuisstraatje genoemd, was de mogelijkheid water te halen uit de Nederschelde verdwenen. Er moest dus een openbare pomp in de plaats komen. Het driehoekig pleintje vóór de ingang van de kazerne leek geschikt voor het graven van een waterput. Het kruis dat er reeds stond vóór 1534 (panoramaplan van 1534} verving men door de monumentale pomp die er nu nog steeds het drukke kruispunt versiert.(13) Tussen 1836 en 1940 veranderde er niet zoveel meer in en rond het kavaleriekwartier. We vermelden hierna de interessantste data's: - 1858 : bouwen:van een prison met 16 cellen langs de ScheldekaaL - 1863 : Vanaf 1 aprilwerden de Cuirassiers eenheden afgeschaft en vervangen door Lansiersregimenten. Het 2de Cuirassiers dat op dit ogenblik in Gent verbleef hing zijn cuiras en prachtige. stalen helm met 321
i '
EGERING ·vAN GEND.
- B~
G
4
•
43iF'§Fii"F37
AEKBESTEDIWG Op verlu)()ging en óy keer.~-branding valt l~t a.fbreket~> VOlli de HlJ!Izen ]~" ~~. ~3, 25, 2'1 t 29, 31 en 33 gt'8taen üm coorlwcfde tlt de .lJrW>selsehc..straet, oliJimeáe de Gebouwen staende in den kof geteelcend N~ 9 , iu. llet JVuter-straetje. ·
BurgemeeaûJr
e1t
Schepenen,
Verwittigen het publiek dut ,..., dim eersten de;: aemtaende maeud .Jany, ten tien neren Toor-nllildag, in de ll.apelle-<Kuml'll' bm Stadhuyw , by
.keerHli'Wldint; e.u op -v~, zuJlen aoobesteden het atbtelen nn de Jluyzen bier hè-.en ~eld 1 np de cauditien ~ekeurd door de we~e OMeyd; de weJlo zyn ~ in de emde A.Fdeeling der K&ltooren 'f!Ul de JICGerînG, alw r eim ieder er k.enni.a kan van Jlf.lmllD, alle dagen 1 de roa- en ~ nftgenmnen ~ Vllll lll'gctl neren '$. morgeus fut ·s ~, en Trm twee tot vyr ueren naer--mi<l~. Gedaen ten Stadlnt:pe <tmt Gend., den 13 ~cy 1~.
V.lN CROMBRUGGHE.
Ter ordonnootie • den
~secretaris,
1\oTriEn.
Afb. 5. Bericht van aanbesteding 13 mei 1835 . S.A.G. Modern archief sectie F.
322
vederbos aan de haak en kreeg een dolman en een chapska met de kleuren van het 4e lansiers in de plaats.(14) - 1873 : De kazernen komen ten laste van de Staat. Het duurde tot 22 juli 1876 vooraleer de gebouwen volledig hersteld waren en het P.V. van overname getekend. - 1882 : In de maand maart verwoest een orkaan het latrinepaviljoen. Eerst in 1886 plaatst men twee nieuwe toiletgebouwen. Men kan zich afvragen waar de lansiers intussen hun broek lieten zakken, misschien aan de Kleine of Neerschelde? - 1887: Een stuk terrein afgegeven aan Bruggen en Wegen voor het verbreden van de ¡Schelde. - 1888 : De Scheldekaai is vernieuwd en men heeft een leuning geplaatst. Er komt een wachtlokaal op de Scheldedijk. - 1902 : Het gebouw met de cachotcellen wordt gedeeltelijk gebruikt als munitiedepot voor kleine munitie. - 1904: De tram komt door de Brusselse straat. De trammaatschappij vraagt toelating de vasthechtingen voor de elektrische leidingen aan de kazernemuur te mogen plaatsen. - 1908 : Een "auvant" gebouwd tegen het blauwhuis. Onder de oorlog vond de Duitse kavalerie onderdak in het kwartier. (Afb. 8) Ook de militaire telefooncentrale vond er een plaats. Voor dit doel plaatste men een "eindpaal" op het gebouw langs de Brusselse straat.(Afb. 9) Deze moest dienen om al de telefoondraden, over de daken heen, naar de telefooncentrale te leiden. De installatie is na de oorlog in gebruik gebleven bij het Belgischleger.(Afb. 7) Een leuke anekdote over deze eindpaal. In 1932 was het de trompetters verboden het "lichten uit" in fantasie te blazen. De muziek~nt moest naast het wachtlokaal en onder toezicht van de postoverste het zeer korte slaapsignaal geven. Op een avond was de trompetter van dienst, Van Vlaenderen, nergens te vinden. Paniek bij de wachtmeester. Maar geen nood, klokslag 10 uur klonk uit de hemel de prachtige in fantasie gebrachte sonnerie. Hoog boven de telefoonmast liet Van Vlaenderen, in een roes, zijn kunde horen. Op het luidruchtig en langdurig bravogeroep volgde natuurlijk een tweede uitvoering. Wat de man s'anderdaags van zijn kommandant heeft meegekregen is ons niet bekend. (met dank aan de heer FUMIĂ&#x2C6;RE voor deze anekdote) - 1922: Langs de Schelde komt een loods met werkplaatsen. - 1924 : Elektriciteit aangelegd in gans het kwartier. Vanaf 6 januari 1933 moesten alle kazernen en andere militaire gebouwen worden aangeduid met de naam van een gesneuvelde uit de eerste wereldoorlog. De kavaleriekazerne kreeg de titel "Kapitein Kommandant de Hollain". (15) Op 2 april1933 werd in de "Hollain" een memoriaal ingeh1.Ildigd ter ere van 323
,. - -- --j_=j
.
J
.
11 . Jl L I ll ' - 11__ j ~-«_)~ - - - J rn--
r - --- -- --- r -
1------- ----- f
---- ----]
L-- ~- _______ I__________ ~- - - - - ---! j
~
t
r-J- -------' J
---1
f
I
-- - - --- - -,-- -- ------ 'J
-1
TI~
t----i·
-----r--
J
et_
•
--~---L .. ____ --- ,W ~
'
'
+---••
i . ...
•
,
l
,n r· I I
.
,...._ _,;_• ... - ·- ~ ilJlli!T"._ - - - -
I......
. _--....-
. _....,..~--
__......- r---
J'ISJI.!I0"7,11-,S flltS7'f
"324
I I
'
''
de artilleristen van de 1e Legerdivisie gesneuveld tijdens de oorlog.(16) (Afb. 10) Het Klein Scheldeken, Arm der Vijfwindgaten, dat reeds vele jaren lag te stinken, dempte men eindelijk in 1939. In het vooruitzicht een tweede ingang aan het kwartier te maken werd de verworven grond aan de kazerne toegevoegd.(17) Tijdens de tweede wereldoorlog bevolkte de Duitse bezetter het kwartier. Na de bevrijding in 1944 gebruikte men de gebouwen voor allerlei doeleinden. De fameuze dienst "Sedichar" hield vanuit de Hollain een oog op onze kolendistributie.(18) De dienst militaire gebouwen vond er een plaats. De stallen dienden als opslagplaats voor alles en nog wat. De kanonnen van de Landelijke Luchtafweerdienst (L.L.A.), die er iedere zaterdagnamiddag enkele uurtjes kwam oefenen, hadden er hun loods,(l9) enz; enz. In 1961 kwam het Hoofdkwartier van de Basis Luchtmacht zich in het oude kwartier vestigen. Ze hebben het er goed gevonden want tot vandaag verblijven ze er nog. Bij de verkoop van de Demanet kazerne, die een beetje verder in de Brusselsepoortstraat lag en eigenlijk deel uitmaakte van de Hollain, sprak men er ook van de grote kavaleriekazerne van de hand te doen. Gelukkig is dit niet gebeurd, anders was het oude Pesthuis misschien ook reeds afgebroken.
BIBLIOGRAFIE- NOTEN (1) Larousse du XXe siècle : De ziekte duikt voor de eerste maal op in de geschiedenis in het jaar 429 vóór Christus, als pest van Athene. Regelmatig komt ze dan voor in Azië en Europa. Ze sloeg het zwaarst toe tussen 1346 en 1353. De '"zwarte pest" zoals ze toen genoemd werd vergde 25 miljoen doden in Europa en 23 miljoen in Azië. In de XVIe eeuw bereikt de pest terug onze streken, speciaal Italië werd geteisterd. In Milaan bleven er na de epidemie van de 250.000 inwoners amper 60.000 over. In de loop van de 18e eeuw overwon men de ziekte. (2) P. Claeys: La peste à Gand. In: Notes et souvenirs, tome II, blz 89. 1904 (3) Niettegenstaande de "Vrede van Munster" (1648) die de tachtigjarige oorlog beeindigt gaat de oorlog tussen Spanje en Frankrijk door. Gent bleef Spanje trouw en kreeg dus de gewonde Spanjaarden te verzorgen. (4) F. De Potter: Petitcartulaire de Gand. blz 233. 1885. (5) Door het huwelijk van Willem 111 van Oranje met Maria van York, érfgenaine van de Engelse troon in. 1677, verviel voor Frankrijk het verbond met Engeland. Lorlewijk XIV wilde tonen wie er de baas was in de lage landen en stuurde generaal d'Humières met 120.000 man Vlaanderen binnen. Gent werd na een heldhaftige strijd op 9 maart 1678 ingenomen. (6) Diericx: Mémoires sur la villede Gand. Tome 11, blz 219. 1815. (7) S.A.G. modern archief serie F, Pesthuis; "Aan mijn Edl heeren Schepenen der stadt Ghendt, verthoondt revei:'entelijck David t'Kindt meester timmerman in Ghendt dat hij op den 21sten augusti 1754 van voordere heeren heeft aengenomen
325
>.
"}
~
~
E 0
...
· .a ....: ~ OJ)
.5 Q)
E ~ N ....<!)
>
ei
N
0\
-o
5.... <!)
c .... <!) N
~
~
r-: ~ <(
326
(8) (9) (10) (11) (12) (13)
(14)
(15) (16) (17) (18)
(19)
den aerbeyt ende leverijnghe tot de restauratie ende ermaecken van den Bauw genaemt het Blauw huys gestaen in het hof van Ste Macharius geseyt het Pesthuys". S.A.G. modem ar.chief serie F, kazernen. R. Van Aerde :Kozakken te Gent. In: Ghendtsche Tydinghen lle Jg. Nr. 6. J. J. Steyaert: Levensschets van den heer Joseph van Crombrugghe in zijn leven Burgemeester der Stad Gent. Blz 103. 1844. R. Van Aerde: De omwenteling van 1830 te Gent. In: Ghendtsche Tydinghen, 9eJg. Nr. 3. Destauberg: Gent sedert 1831. Voornaamste gebeurtenissen 1831-1840 Blz. 146. 1903. S. Janssens: In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad. Blz 347. 1980. Er kan nog bijgezegd dat de pomp 9000 frank heeft gekost. Het graven van de put kwam op 5.749 fr. H.et pleintje dat vroeger "ten kruise" heette gaf zijn naam aan de bakkerij op de hoek van de Rijke Klarenstraat en de Brusselsepoortstraat. De naam boven de ingang is reeds lang overschilderd. Het was vroeger traditie, eenheden meermaals naar andere garnizoenen te verplaatsen. Geregeld werden ook ondereenheden naar andere plaatsen gestuurd. Zo lagen er meestal enkelekompagniesen escadrons, van Gentse regimenten, te Oudenaarde of Aalst. De bezetting van de kavaleriekazerne zag er tussen 1840 en 1914 ongeveer uit als volgt: 1840 tot 1863 : afwisselend le en 2e Cuirassiers. 1863 tot 1889 : afwisselend het 4e lansiers en 2e Jagers te paard. 1889 tot 1914 : het 4e lansiers en enkele batterijen van het 1e Artillerie. Na deelgenomen te hebben aan de bezetting van het Rijnland kwam het 1e Regiment Artillerie de gebouwenbetrekken en bleef er tot aan de tweede wereldoorlog in 1940. Ter nagedachtenis van de kommandant van de 2e batterij van de 2de gemengde brigade, gesneuveld te St-Margriete-Hautem op 18 augustus 1914. Geschiedkundig overzichtvan het 1è Regimerit Artillerie en kazerne. Uitgegeven ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan van het regiment. 1936. R. Van Aerde: De VijfWindgaten Story. In: Ghendtsche Tydinghen 13eJg. Nr. 4 Onze steenkool was na de bevrijding broodnodig voor de heropbouw van onze industrie (kolenslag minister Van Acker). De strijd moest worden-aangebonden met een leger" sluikhandelaars. Men rekende uit dat om de maand ongeveer 100.000 ton verdween tussen de plaats van ontginning en deze van besteriuning. De kontroletaak was zo immens groot dat men ze aan het leger toevertrouwde. SEKOVER (Sectie Kolen Verdeling) beter gekend als SEDICHAR (Section Distribution Chatbon}deed zijn best. Gedurende de duur van haar bestaan legde ze onder andere beslag op meer dan 1.000.000 ton kolen die voor de tweede maal in de handel werden gebracht en zo nog eens extra de schatkist spekte. De L.L.A. meestal G.T.A. (Garde Territoriale Anti-Aérienne) genoemd bestond uit vrijwilligers die aktiefwensten deeltenemen aan de verdediging van het grondgebied. De eerste 8 maandenvan hun opleiding kwamen ze iedere zaterdagnamiddag een paar uur les nemtm of oefenen met luchtafweerkanonnen 40 mm. Na die periode gebeurde dit nog één maal per maand. leder jaar offerden ze 6 dagen verlof op om deel te. nemen aan een maneuver. De onderrichters waren peroepsmilitairen. In de Gentse volksmond noemde men de vrijwilligers "Zondagsoldaten". RogerVAN AERDE 1984
327
OU
"0
0.. 0
t
OU
·;::::
OU
.
t<i
;> C<l
u
-~ ::l
Cl oei
328
U.l
N
\0
Afb . 9. Onder Duitse bezetting (1914-18). Rechts boven het dak de " mirador" of eindpaal van de te lefoonverbindingen.
w
w
0
Afb. 10. Blauwhuis op de binnenkoer met de herdenkingstafels voor de gesneuvelden van 1914-18. Vergelijk ook met de tekening op Fig. 3.
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 12 Op 21 april1897 stelde Em. Varenbergh, in de rubriek "Burgerlijke Bouwwerken - Graslei - Xlle eeuw", in het Frans een fiche op over HET GRAANSTAPELHUIS Het gebouw gekend onder de naam van Graanstapelhuis (Spijker) (1) is een van de eigenaardigste van de stad Gent. Het vertoont de kenmerken van de Romaanse stijl, maar het is onmogelijk de juiste bouwdatum te bepalen. Voortgaande op een slecht geïnterpreteerd document, schrijft de geschiedkundige Diericx het verkeerdelijk toe aan het jaar 1323. De verschillende Romaanse motieven van dit bouwwerk wijzen natuurlijk naar de Xlle eeuw. Het werd vroeger aangeduid met de naam Spiker (stapelhuis), Coerenstapelhuus, tolhuus van den coeme, steenen huus met de yseren leenen (wegens de ijzeren leuning van de gaanderij op de verdieping). Het stapelhuis is breder dan het hoog is, het is gebouwd met kleine stenen en heeft een grote puntgevel die trapsgewijs opgaat en bedekt is met platte pannen met een dubbele helling. Het heeft 4 verdiepingen die inspringen t.o.v. het gelijkvloers, wat toegelaten heeft een galerij te bouwen over dit laatste om de toegang van de verdiepingen bij middel vanladders te vergemakkelijken. De vensteropeningen van het gelijkvloerszijn rechthoekig; deze van de eerste verdieping, ten getalle van 7, zijn rondbogig zonder enig versiersel en voorzien van ijzeren traliewerk. De vensters van de overige verdiepingen zijn eveneens rondbogig, maar van een meer karakteristieke vorm. Het timpaan ervan is vol en wordt ondersteund door een zuiltje of centrale, zeshoekige pijler, met dekplaat en basis die dient als steunvlak voor de luiken. De rondbogen hebben geen boogversieringen en worden gevormd door een eenvoudige samenvoeging van gewelfstenen; deze rondbogen steken lichtjes uit. Het laatste venster rechts van de verdieping is geplaatst buiten de puntgevel, er boven staan 2 kantelen. Aan de andere zijde wordt het gebouw afgesloten door een muur die reikt tot aan de derde verdieping en de toegang belet tot de galerij. De vensters steunen op een uitstekende muurlijst en ter hoogte van de vensterpost zijn ze eveneens verbonden door een muurlijst die herhaald wordt op de bovengelegen verdiepingen. In februari 1896 werd het interieur van het gebouw vernield door een brand. Cf. Diericx, Mémoires sur la villede Gand, t.II, pp.255. - Schaeyes, Histoire de l'architecture en Belgique, t.II, pp.162-163. - Fr. De Potter, Gent, t.II, pp. 477-498. Varenbergh, La maison de l'étape, in de Messager des sciences historiques, 1872,
331
Graanstapelhuis op de Graslei . Foto :Stadsarchief.
332
De Spijker na de brand van 1896. pp. 1-10 . - Id., Bulletin du Cerclehistorique et archéologique de Gand , 1896 , pp.60-70. (1) Het stapelrecht vormde een privilege krachtens hetwelk de Gentenaars een deel van de lading van de schepen die graan vervoerden, mochten weerhouden en bij hen te koop stellen. - Cf. Gaillard , in de Messager des sciences, 1849 p.232;- Em. Varenbergh , Histoire des relations diplomatiques entre Ja Flandre et l'Angleterre (1874), pp.182, 267, etc. etc.
NASCHRIFT Het graanstapelhuis op de Graslei was niet- zoals sommigen menen- HET graanstapelhuis. Het was er één van de enkele honderden die Gent telde ten tijde van het stapelrecht. De niet zo voor de handliggende naam "Spijker" zou afgeleid zijn van het oud Latijns "Spicarium" wat zo veel betekent als graanstapelhuis. Een feit is dat het Duits woord "Speicher" gebruikt wordt in de zin van :zolder, vliering, pakhuis, korenschuur. De Spijker brandde helemaal uit in de nacht van 24 op 25 februari 1896. Enkel de gevel weerstond. De eigenaar wilde hem afbreken om er een modern woonhuis te zetten. In 1897 kocht de Stad de resten aan om op de plaats een stadsgevangenis te bouwen. De plannen waren reeds gemaakt door de stadsarchitect Charles Van Rysselberghe. Gelukkig opteerde men tenslotte toch voor een volledige restauratie , die in 1902 op prachtige wijze uitgevoerd werd door de architect August Van Assche. H.C. 333
DE WATERSTOETVAN 1905 Een sympathieke lezer, die helaas vergeten heeft zijn naam en adres te vermelden zodat wij hem niet persoonlijk hebben kunnen bedanken, schrijft ons in verbandmetdevraagvandeHeerG. Thielens(Gh. Tyd.1985 -Nr. 4 p.252) het volgende : "Van deze Venetiaanse feesten die plaats vonden in 1905 bestaat er een reeks van 20 kaarten, maar wegens de blauwe kleur van deze kaarten is de fotocopie zeer onduidelijk. In het boek "Le Jubilé National1905 -75e Anniversaire de la proclamation de l'indépendance de la Belgique (fête jubilaire de 1905", gedrukt door het huis Vromant, wordt het relaas van de feestelijkheden weergegeven. Te Gent grepen o.a. de volgende plechtigheden plaats: Cortège nautique, la fête militaire, la fête vénitienne. Ik zend u een fotocopie van de bladzijden die de feestelijkheden vermelden en hoop dat u daarmee de Heer G. Thielens een plezier kunt doen." Wij laten hieronder de vertaling volgen van de passages die betrekking hebben op de "Cortège Nautique" en de "Fête vénitienne" en vermelden terloops dat in een van onze volgende nummers een artikel zal verschijnen van onze medewerker de Heer Michel Steels over de feestelijkheden van 1905.
DE WATERSTOET De Koning verschijnt vervolgens op het balkon van het Paleis van Justitie om de waterstoet te zien passeren. De stad Gent leent zich voortreffelijk voor dit soort feestelijkheden. Aan het hoofd van de stoet vaart het yacht van de Administratie van Bruggen en Wegen met aan boord de diensthoofden. Volgen: het yacht van M. Van der Stichelen; de boot de "Jubilé" (volgens tekeningen van de heer De Vos en De Wette) op dewelke borstbeelden zijn opgesteld van Leopold I en Leopold 11, omringd door de strijders van 1830; de vaartuigen van de Architectuur, de Beeldhouwkunst (M. de Maertelaerte), de Schilderkunst (MM. De Vos en De Wette), de Letterkunde (MM. De Vos en De Wette), de Muziek (M. Jotthiers), het Onderwijs (MM. De Vos en De Wette), de Sport (MM. De Vos en De Wette), talrijke-bebloemde yachten; de boot Vlasindustrieën (MM. De Vos en De Wette) en Metaalindustrie (M. Jotthiers), van de Invoer- en Uitvoerhandel (Firma De Baerdemaecker, tekeningen van M.F. De Smet); zeer originele Zeelandse boten (M. Cassauwers); de boot van de Mutuelle Congolaise (MM. De Vos en De Wette). De tuinbouwverenigingen hadden de versiering verzekerd van de 4 boten voorstellende, Flora, l'Avenir Horticole, de Glorificatie en de Sierteelthandel. 334
Deze vaartuigen zijn prachtig : een opeenhoping van een bloemenweelde met kunstsmaak; bloemenslingers, een groepering van bloemen en planten vormen een bewonderenswaardig, overvloedig geheel. Deze paradevloot trekt voorbij de Koning op de tonen van een meeslepende muziek. · Deze stoet is absoluut prachtig en origineel; hij strekt tot eer van zijn organisatoren, met aan het hoofd de heer Boddaert, schepen van de Stad Gent, bijgestaan door de heren Lucien De Cock, Ch. Lybaert en Michel. Vele Gentse verenigingen hebben er aan gehouden hun medewerking te verlenen aan de figuratie van de stoet. Citeren wij de Gymnastische Volksmaatschappij, de Liederkrans, Van Crombrugghe's Genootschap, l' Association athlétique la Gantoise, de Royal Club Gymnastique, Racing Club, Jeanne d'Arc, de Antisocialistische Katoenbewerkersbond. De "clou" van de waterstoet is zonder twijfel de deelname geweest van de landbouwverenigingen. De Koninklijke Vereniging voor Landbouw en Plantkunde had aan M. L. de Landtsheere de zorgen toevertrouwd de boot te versieren Flora voorstellend. DeA venir Horticale was het resultaat van de samenwerking van de Maatschappij der "jongeren" met de heren De Wette en De Vos, De Cercle horticole Van Houtte had de nagedachtenis willen roemen van de beroemde tuinbouwkundige-explorator. De promotoren ervan waren de heren Joseph Vindevogel en Joseph Hullebroed. De maatschappij l'Union van St-Amandsberg had een stoomboot uitgeleend; M. Michiels had er symbolisch de Sierteelthandel gegroepeerd. Gedurende het voorbijtrekken van de stoet drukte de Koning verschillende malen zijn vleiende indrukken uit voor de organisatoren van dit mooi schouwspel aan zijn entourage. DE VENETIAANSE FEESTEN Op 9 juli moest er eenVenetiaansfeest gegeven worden in Gent. Een onweer heeft de best voorbereide plannen gedwarsboomd en heeft in een ommezien, op het ogenblik van vertrek, onherstelbare schade aangericht aan de vaartuigen. Ziehier de volgorde van de waterstoet : 1. Het yacht van Bruggenen Wegen. 2. Gent en de Vlaamse steden in de XVIe eeuw. Op dit vaartuig nemen de trompetters en trommelaars plaats, alsook de vuurwerkmakers die een vuurwerk afsteken. 3. Een muziekkorps. 4. Vaartuig van de Maagd van Gent, omringd door talrijke figuranten. 5. Yacht van de heer de Hemptinne. 6.7.8.9. Vaartuigen met afzonderlijke zangers. 10. Vaartuig van de Draak met trompetters· en trommelaars. 11. Vaartuig van het Keizerrijk (Keizer Karel). Onder een baldakijn is 335
Margaretha van Parma gezeten. Voor haar bevinden zich jachthoornblazers en de leden van het gemengd koor van de Melomanen, onder de leiding van M. Aerschodt. 12.13. De vaartuigen van de Schelde en de Leie, voorafgegaan van een vuurspuwende dolfijn. 14. Apotheose van het Vlaams gedeelte. Op deze 2 laatste vaartuigen waren er watervallen en verlichte fonteinen. De boot van de brandweer was schitterend verlicht. De heer Dutry-Massy had zich belast met het aanbrengen van de electrische installatie op de vaartuigen. Volgde dan het Venetiaans gedeelte. 15. Yacht van M. Coppens die de volgende gondels sleepte: 16.17.18.19. Gondels met afzonderlijke zangers die zichzelf begeleidden met gitaar of mandoline. 20. Vaartuig (sleepboot) van de Leeuw van St-Marcus en St-Joris, met trommelaars, trompetters en fluitspelers. 21. De boot van de Ambassade van VenetiĂŤ (XVIe eeuw), voorgesteld door het gemengd koor van Ledeberg, onder de leiding van de heer Hullebroeck. 22.23. Vaartuigen met muziek. 24.25. Zeilschepen. 26. Yacht van M. Loore. 27. Gondel met afzonderlijke zangers. 28.29. Gondels met leden van de Kring van de studenten-mandolinisten. 30. Vaartuig (sleepboot) met trompetters, trommelaars en fluitspelers. 31. Vaartuig de Bucentaure, galei van de Dogen van VenetiĂŤ, waarop leden van de Cercle Choral plaatsgenomen hadden, onder leiding van M. Duvosel. Achter deze boot en achter deze van de brandweer volgt een vlot vanaf hetwelk vuurwerk afgeschoten werd. Duizenden nieuwsgierigen waren bijeengetroept langs de oevers waar de stoet voorbijvaarde. Het Vlaams gedeelte had het meest geleden van het onweer. Enkel de boot van de brandweer met zijn talrijke waterstralen die uit de koppen van zeemonsters met vlammende ogen en muilen. kwamen, bood een fantastisch aanzicht. Ongelukkiglijk waren de batterijen accumulatoren die het bovenste deel van de boot en lichtcascades van de boot van de Schelde en de Leie moesten verlichten, uitgevallen. In het Venetiaans gedeelte hebben de zeer originele gondels, pet groot vaartuig van de Venetiaanse ambassade en bijzonderlijk de Bucentaure hevig applaus uitgelokt. De stoet zou zeer mooi geweest zijn indien het ongelukkig onweer de plannen van de organisatoren niet had gedwarsboomd. Hij ontving evenwel een zeer groot curiositeitssucces. 336
BIJ EEN HULDIGING Het is bij ons ten lande de gewoonte, wanneer iemand gehuldigd wordt, hiermee te wachten tot hij een leeftijd bereikt die in ronde getallen uitgedrukt wordt. In de volkskunde noemt men dit de magie der getallen. Deze getallen zijn 50 (wanneer men Abraham ziet) , 60 , 65 , 70 , 75 en 80. Als de persoon in kwestie nog leeft , ook nog 90 en 100. Een allerlaatste keer als hij overleden is. Dit alles is bij onze gehuldigde niet van toepassing want, rekent zelf, hij werd geboren te Ledeberg op 15 december 1923. Hij is een frele verschijning met een zachte stem en een innemende glimlach. Laten wij u niet langer in het ongewisse over wie we het hebben : het is Prof. Dr. Alexander Karel Evrard. (Sander voor de vrienden). Hij deed de Grieks-Latijnse Humaniora bij deJezuieten in deSavaanstraat waar hij in 1941 zijn diploma behaalde met grote onderscheiding. In 1950 behaalde hij het diploma van Doctor in de genees- , heel- en verloskunde aan de Rijksuniversiteit te Gent. Daarna koos hij de specialisatierichting van de psychiatrie. Hij volgde hiermede het spoor van zijn vader die eveneens professor in de psychiatrie was aan de R. U. G. Wij gaan u niet lastigvallen met al zijn studieverblijven , leeropdrachten en diploma's , evenmin met zijn steeds hogere benoemingen aan de R.U.G . aangezien deze zijde van zijn druk beroepsleven niet het doel is van onze huldiging. Enkele feiten willen we hier nochtans vermelden. Diploma van Doctor in de Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit van Leiden in 1953 . Diploma van specialist in de Neuro-Psychiatrie verleend door de Faculteit der Geneeskunde te Gent in 1956. In 1969 werd hij tot docent benoemd aan de Faculteit voor Psychologische en Pedagogische Wetenschappen bij de R.U.G. En in 1970 tot gewoon hoogleraar. In 1964 werd hem het ereburgerschap van de Staat Texas toegekend op grond van bemoeiĂŻngen op het gebied van kulturele uitwisseling en zorg voor gehandicapte kinderen . In verband metzijn werk schreefhij ook honderden artikels in diverse vaktijdschriften alsmede verschillende boeken . Maar de redenen waarom we in feite de gehuldigde in het zonnetje zetten zijn voornamelijk de initiatieven die hij nam in verband met het glorierijk verleden van Gent. Dit uitte hij door het inrichten van manifestaties , het aanbrengen van gedenkplaten, het oprichten van monumenten en het 337
schrijven van vele tientallen artikels in verband hiermede. En dat het schrijven hem in het bloed zit bewijzen eerstens de Prijs van het Davidsfonds die hij bekwam op 2 april1938 en tweedens zijn aanvaarding als lid van de Vereniging van Oostvlaamse Letterkundigen op voorstel en onder peterschap van Prof. Dr. Paul De Keyser. Bekijken we nu eens van naderbij de verschillende aktiviteiten die hij betreffende zijn geliefde stad inrichtte. In 1953 zien we hem aan het werk als secretaris van het ComitĂŠ voor de herdenking van de Slag van Gavere waarvan het voorzitterschap werd waargenomen door Prof. Dr. Paul De Keyser. Hierbij werden de 16.000 Gentenaars herdacht die door de troepen van hertog Filips de Goede, 500 jaar voordien, aldaar werden afgeslacht. Het was een bloedige episode van de strijd tussen Gent en de hertogen van BoergondiĂŤ om de hegemonie over Vlaanderen. Als secretaris heeft hij bergen werk verzet wat als resultaat gaf, een plechtigheid die een ganse dag duurde en beurtelings plaatsgreep in Semmerzake en Gavere. Als getuigen van dit eerbetoon aan de Gentenaars die toen 500 jaar terug hun leven gaven voor de vrijheid van Gent, werden er twee monumenten onthuld. Het eerste op de Markt te Gavere, gebeiteld door Frans Tinel, het tweede een jaar later te Semmerzake door Geo Vindevogel. In 1952 had hij, volledig op eigen kosten, aan het Gemeentehuis van Merelbeke een arduinen gedenkplaat laten aanbrengen ter herinnering aan het tragisch offer dat 500 jaar eerder de Gentse vaandrig Cornelis Seysonne (of Sneyssens) had gebracht, eveneens in een ander gevecht tegen de troepen van dezelfde hertog. Het volledig op eigen kosten aanbrengen van gedenkplaten werd nadien nog meerdere malen door hem hernomen. Noemen we hen hier op een rijtje : In 1960 in het Ingelandgat een bronzen gedenkplaat ter herinnering aan Prof. Dr. Joseph Guislain. In 1982 een bronzen gedenkplaat in de StPietersnieuwstraat, aan de gevel van het huis waarin de Koninklijke Belgische Duivenbond is gevestigd, op de hoek van de JozefPlateaustraat, ter herinnering aan Hugo Van der Goes. Een koperen gedenkplaat werd in 1983 in het Auditorium aan de Pasteurlaan ter herinnering aan Dr. Eug. Carp aangebracht. Verder nog een drietal anderen buiten Gent en die niet direct iets te zien heeft met de Gentse geschiedenis. Verder fungeerde hij ook als (Brabants) trekpaard en promotor in .verscheidene andere herdenkingsorganisaties w.o. we vernoemen de herdenking van Prof. Dr. J. Guislain in 1960 met tentoonstelling, academische zitting en publicaties. Het oprichten in 1982 van een monument voor de 20.000 gesneuv~lde Gentenaars met aan het hoofd Filips Van Aftevelde te West-Rozebeke in 1382. In 1983 een gedenkplaat ter ere van Koning Willem I in de Aula van de Rijksuniversiteit te Gent. Die koning verdiende wel een gedenkplaat, want tenslotte bezorgde hij Gent een universiteit. Verder werden er door zijn 338
toedoen ook nog twee gedenkpenningen uitgegeven. Een eerste in 1976 in herinnering aan de 400-ste verjaardag van de Pacificatie van Gent en in 1980, ter gelegenheid van de 50-ste verjaardag van de vernederlandsing van deR.U.G. Het is waarschijnlijk onnodig ter vermelden dat hij elke manifestatie die hij inrichtte of hielp inrichten liet vergezellen door een vloed van artikels en zelfs brochures. Deze verschenen ten allen kante, maar vooral in de bondsbladen van de V.T.B.-V.A.B. waarvan de gehuldigde een hoofdbestuurslid is. In de "Ghendtsche Tydinghen" verscheen van zijn hand "Zes eeuwen geleden" (Filips Van Artevelde) -1982- N°3- blz. 159-160, en in samenwerking met Rudy Van Elslande "Van der Goes' muurschildering David en Abigaïl"- 1983- N°1- blz. 41-48. Rudy Van Elslande, onze leden-lezers wel bekend, was secretaris van de in 1980 samen met Prof. Evrard opgerichte "Stichting Van der Goes". Laatstgenoemde nam het voorzitterschap waar. Op 25 februari 1983 werd de Stichting ontbonden. Tussen beide jaartallen ligt een ganse resem aktiviteiten vervat, allen ten bate van de verheerlijking van de grote Gentse schilder Hugo Van der Goes. Dat deze Stichting er nodig was bleek uit het feit dat de Stad Gent absoluut niet van plan was ook maar iets te organiseren in verband met Van der Goes. Uiteindelijk werd dan toch het "Imaginair Museum Hugo Van der Goes", eerst in het Stadhuis en later in het Museum voor Schone Kunsten ingericht. En typisch voor onwilligaards : in de eerste druk van de catalogus die het Imaginair Museum begeleidde werd de Stichting bedankt voor haar medewerking. In de tweede druk werd de Stichting en het dankwoord weggelaten. Ook de uitgifte van een Van der Goespostzegel is te danken aan.de Stichting. En de aanvraag aan de Stad Gent om de toelage voor een bronzen gedenkplaat eindigde op een "njet". Een reden was rap gevonden. Het huis waar men de bronzen plaat ging plaatsen was misschien niet het huis waar Van der Goes werd geboren. En "ongeveer" telde ook niet. Dit resulteerde uiteindelijk dan maar zoals het hoger werd beschreven. Buiten het levendig houden van het Gents glorierijk verleden is hij ook aktief in de geschiedenis der geneeskunde, o.m. door het geven van een vrije kursus hierover aan de universiteit te Gent, alsmede door het schrijven van artikels, brochures en boeken over de geschiedenis van de psychiatrie. Ook de aangrenzende gebieden werden behandeld zoals bvb. "Moderne Tovenarij" (1961), "Kempisch oord van barmhartigheid" (1959), "Dolhuizen en heksenprocessen" (1962), "Dolhuizen ten tijde van Jeroom Bosch'~ (1967) en "Epilepsie voorheen en thans" (1962). Wanneer men dit alles leest hoeft men niet verwonderd te zijn dat Prof. Evrard in 1961 verkozen werd tot bestuurslid van het Zuidnederlands Genootschap voor de Geschiedenis der Geneeskunde, Wiskunde en Natuurwetenschappen. 339
Toen hij in mei 1940 als 16-jarige door een waanzinnige maatregel van de toenmalige regering diende te vluchten naar Frankrijk hield hij van zijn tocht een dagboek bij. In 1975 gaf hij dit dagboek uit in eigen beheer als brochure van 32 blz. onder de titel "Van 16 tot 35 jaar- Flitsen uit de oorlogsmaand mei '40." Het werd verspreid onder zijn vrienden. We besluiten deze korte schets met de wetenschap dat er nog veel kan gezegd worden. Maar hopelijk blijkt uit deze enkele bladzijden wat voor een markante figuur Prof. Dr. A. Evrard welis en met welke liefde hij telkenmale Gent in de schijnwerpers plaatst. Hij kan op onze sympathie rekenen en ad multos annos. André VERBEKE
EEN "VISCHMARKT TE GENT" DOORJULESDEBRUYCKER Albert Dutry, vrederechter, kunstcriticus en zelf zondagsschilder - een der allereersten ook die over het werk van Jules De Bruycker heeft geschreven (o.m. in "Le Bien. Public" van 2 dec. 1901 en in het Brusselse tijdschrift "Durendal" van mei 1906) - bezat van deze kunstenaar, ·die hij fel bewonderde, een gewassen of geakwarelleerde tekening met als onderwerp "De Vischmarkt te Gent". Ten behoeve van een oeuvrecatalogus, die in het voorjaar van 1914 door ene Hervé Hache werd voorbereid in opdracht van de kunstverzamelaar René Van Herrewege (maar die ingevolge oorlogsomstandigheden jammer genoeg niet kon gerealizeerd worden- er kwam dan later wel, in 1933, een oeuvrecatalogus uitsluitend van de etsen, door Grégoire Le Roy), schreef Dutry in februari 1914 een kleine notitie bij die tekening in zijn bezit, een tekst die o.i. wel een publikatie verdient, omdat hij een aantal interessante gegevens bevat die nu allicht niemand meer zou kunnen achterhalen en die· een pittige kommentaar bevatten bij de ikonografie van de betreffende tekening. Waar het werk in kwestie zich momenteel bevindtt, is ons niet bekend, en een afbeelding ervan hebben we evenmin. Maar misschien dat we, door de publikatie van Dutry's beschrijving ervan, het werk opnieuw op het spoor kunnen komen, tenminste als de eigenaar ervan ziéh zou willen bekend maken ...
340
Ziehier hoe Albert Dutry (in het Frans, maar we vertaalden zijn tekst) de tekening "Vischmarkt te Gent" beschreef : "Deze gewassen tekening - het is geen akwarel in de klassieke betekenis van het woord- is, zoals het grootste gedeelte van De Bruyckers produktie, tweevoudig belangrijk : artistiek en dokumentair. Het is een bladzijde uit het lokale leven van vroeger, want de mijn ("la minque des bourgeois") gebeurt niet meer in openlucht op het Veerleplein, maar binnen de overdekte markt. Het gebouwtje voor de oproeper is afgebroken. Ook de mensen zelf, door De Bruycker in karikatuur gebracht of, juister, gekaiakterizeerd, zijn ook verdwenen. Ziehier, rechts, een dikke visverkoper; hij was bekend onder de naam "De blaeze". Daarna zien we achtereenvolgens : Fanny, 't Peerd, 't Kaapke ("le chaperon") en een niet geïdentificeerd personage; daarna nog Wantje Delcour en de Weduwe Scheemaecker. De oproeper die uit zijn hokje naar buiten leunt, droeg een tekenende bijnaam : de Jeneverneus. De volkskundige (1), die later de registers van de Gentse vismijn zal konsulteren, zal er savoureus naamkundig materiaal in aantreffen : de visverkopers zijn er immers genoteerd onder hun bijnaam of roepnaam, soms van een bijzonder vreemde beeldrijkheid. Hij zal er- benevens 't Peerd, reeds vermeld- ook kunnen vinden : Ciskade Katte, Rosede Slaperige, Kowa (naamvervormingvanJacoba), Wanne de KL .. (het Vlaams durft in zijn bijnamen wel eens een loopje nemen met de eerbaarheid ... ). Het artistieke belang anderzijds van deze tekening is reeds aanzienlijk voor onze tijd zelf: de tekening was tot omstreeks 1903 het belangrijkste werk van de kunstenaar en ze is ontegensprekelijk superieur aan de "Prondelmarkt" van het Museum te Brussel, waarmee ze tegelijk werd tentoongesteld in het Gents Salon van ... (2). De roggen, die op het voorplan prijken, vormen op zichzelf al een mooi stuk stilleven en, naast de tekenaar, begint zich reeds de schilder te manifesteren. Dit werk releveerde toen al de kwaliteiten van de karaktertekenaar en van de mooie kolorist, die in de latere, meer komplexe marktscènes volledig zou openbloeien, zekerder van tekening en vranker van tönaliteiten." Tot zover dan de - uiteraard lovende - tekst die Dutry over De Bruyckers "Vischmarkt te Gent" schreef. Op basis van de gegeven beschrijving moet deze tekening alleszins toch "herkenbaar" zijn. En waarschijnlijk is ze ook wel gedateerd (vermoedelijk 1902). Wie zou ons kunnen zeggen, waar ze zich nu bevindt ? Twee vragen nog in bijkomende orde. Wanneer precies werd het "roepershuisje" van de openlucht-vismijn afgebroken op het Veerleplein? En waar
341
zou de volkskundige de toenmalige registers van de vismijn nog kunnen konsulteren ?
NOTEN (1) Men herleze eens de bijdrage van Prof. Dr. Paul De Keyser over "De Gentsche folklore in het werk van J ulius De Bruycker" in "Oostvlaamse Zanten", XXI, nr. 12 Uan.-april1946), blz. 17-21. (2) Datum door Dutry niet ingevuld. Het was op het 38e Driejaarlijks Salon te Gent in 1902. Jules De Bruycker stelde toen voor de allereerste keer tentoon (hij was toen 32 jaar oud). Het is n.a.v. die tentoonstelling dat de Staat, voor het Museum te Brussel, De Bruyckers "Prondelmarkt", een geakwarelleerde tekening, aangekocht heeft.
Dr. Paul HUYS
DE GESCIDEDENIS VAN DE VIJTBORLUUTFUNDATIE EN HET LAM GODS Wij starten in dit nummer de eerste aflevering van een reeks die handelt over een van de grootste meesterwerken aller tijden : HET LAM GODS. Onze medewerker Rudy van Elslande heeft er een uitgebreide studie over gemaakt en alle bekende gegevens gerangschikt in een chronologische volgorde. Het Lam Godsretabel in de Gentse St.-Baaiskathedraal is samen met het Portinari-altaar het belangrijkste werk van de 15de eeuwse schilderschool (noot 156). Het heeft reeds een zeer bewogen geschiedenis achter de rug, doch het leek ons nog al nutteloos om terug een aspekt of een algemeen overzicht te geven van dit relaas, daar dit zeer veel gebeurd is. De literatuur over het Lam Gods is zo omslachtig dat ze zelfs voor een ingewijde onoverzichtelijk is geworden. Om die reden hebben we getracht een weg in deze chaos te banen, door een kroniek op te stellen over dit Gents retabel. Wij hebben getracht alle bekende feiten, gebeurtenissen, zaken, die er direkt in verband mee te brengen zijn op te sommen, zonder ze daarom uitgebreid te bespreken. Als uitgangspunt hebben we de Vyt-Borluutfundatie genomen, daar eigenlijk het Lam Gods een deel is van deze schenking. De vragen o.a. wie de eerste opdrachtgever was, welke delen van Jan of Hubert zijn, de 342
algemene voorstelling, enz. worden hier niet besproken, daar wij geen enkel document vinden dat ermee verband houdt. Naast de geschiedenis is er tevens aandacht besteed aan de kopieĂŤn en aan overgenomen elementen in de keramiek, het porselein, het toneel, de schilder-, de beeldhouw- en de graveerkunst. Ook de filatelie en de fotografie zijn in dit werk opgenomen. Wij hebben er ons toe bep~rkt enkel de literatuur over de Gentse polyptiek tot 1800 op te nemen in de kroniek zelf, daar- met de nota's van dit artikeler reeds 400 artikels in boeken, tijdschriften, verhandelingen, studies, enz. werden aangehaald daterende uit de 19de en 20ste eeuw. Uiteraard zullen ook hier leemten zijn en zelfs facetten die dubbelzinnig overkomen, doch lijken de aangehaalde werken voldoende om deze verder te kunnen onderzoeken. Hierbij danken wij Prof. Dr. A. Evrard, Dr. M. Comblen-Sonkes, Ir. M. Vermoesen, dhr. H. Collumbien, dhr. F. Van Bost, het personeel van het Stadsarchief, Rijksarchief en Universiteitsbibliotheek. Rudy VAN ELSLANDE
1432, mei 6. In het inmiddels verdwenen handschrift Borluut werd volgens Lieven De Bast een melding gemaakt van de inwijding van het retabel (noot 1). De andere verstrekte bijzonderheden die vermeld werden in dit handschrift zijn aanvaardbaar. Volgens Duverger (noot 6a) strookt dit niet met de gebruikelijke gewoonten en is het daarom onaannemelijk. Wij opperen hier eerder dat waarschijnlijk de doop van de eerste zoon van Filips de Goede en Isabella van Portugal, die- zoals Vijt- Joost noemde en die op die dag dit sacrament ontving in de Gentse hoofdkerk van de bisschop van Winchester, Henry Beaufort (die kort daarna overleed en begraven werd in de Gentse St.-Veerlekerk) (200), bedoeld werd, en het lijkt aanvaardbaar dat daarna een bezoek werd gebracht aan de Vijtkapel, waar het meesterwerk hing van de hofschilder. De 6de mei is eveneens de feestdag van St.Jan de Evangelist, patroonsheilige van de Vytkapel. Waarschijnlijk naar aanleiding van het doopsel van Joost schonk Isabella van Portugal een "cleet van nieu peers fluweel" versierd met haar wapenschild voor het beeldvan St.-Anna of van O.L.-Vrouw (noot 210C). 1433, november 10. De abt van de St.-Pietersabdij te Gent bezocht het Vijtsteenin de Opperscheldestraat (Gouvernementstraat nr. 119) om aan de schenker de toelating te vragen, het Lam Gods te mogen bewonderen (noot 6a). 1435, mei 13. Stichtingsakte waarin vermeld wordt dat men alle dagen in de Vijtkapel een mis zal opdragen voor de zielen van de stichters, die daarvoor 38 ghemete lands in de nieuwe polder van V arnenbrouc (Waasland) schon-
343
ken aan de kerkfabriek, die samen met de erfgenamen de stichting in ere moesten houden (201). Daar de gronden die Vijt schonk voor zijn fundatieonkosten regelmatig overstroomd werden, was Vijt reeds in 1414 betrokken geweest bij het indijken van de Waaslandse polders (202). Deze akte thans bewaard in het Gents stadsarchief werd in de loop der tijden onder verschillende omstandigheden onderzocht, daar er 3 afschriften van bestaan : 1597 door Maximiliaan De Vriendt, begin 17de eeuw, en 1661 door (vermoedelijk) Antheunis van der Luyten, en dat in 1745-47 aangevuld werd door kanunnik F. de Brunswijck (203). De kapel was in dieperiode reeds gescheiden van de kooromgang door een afsluiting, waarvan de sleutel werd toevertrouwd aan een geestelijke. 1435, oktober 16. Het monument van Margaretha van Ghistelle werd overgebracht naar·de kapel achter "Joes Vyts tafele (=Lam Gods)" in de crypte (noot 201). 1436-1437. Jan zal de tekst op het paneel met O.L.-Vrouw van het retabel eveneens aanbrengen op diens "Madonna met kanunnik Van der Paele" (Brugge, Groeningemuseum) en op het Dresdener-reisaltaartje (Gemälde Galerie), dat dezelfde proportionele verhoudingen heeft als het Lam Gods (35). Het brokaat met eekhoorntjes (203A) achter de Madonna op dit Dresdener triptiekje herkennen we eveneens op dat achter O.L.-Vrouw van het Gentse veelluik. De Meester van het Albrecht-altaar ontleende de nis met het wasbekken van de buitenluiken op diens "Annunciatie" (ca. 1438) (Berlijn, Staatliche Museen) (noot 68). Coremans (noot 6b) neemt aan dat kanunnik Jan van Scorel de toren van Utrecht in het midden van het Aanbiddingspaneet heeft geschilderd; wij verwerpen dit daar men deze toren ook ziet op Jan's Madonna met kanselier Rolin (Parijs, Louvre). Het oudst bekend document i.v.b. met dit Frans paneel (noot 35) identificeert het stadszicht met Gent (1705), doch nadien heeft men deze willen vereenzelvigen met Autun, Maastricht, Luik, Utrecht, Lyon, Geneve, enz., maar geen stelling is helemaal bevredigend gebleken. Op de kapitelen van de pilaren zien we o.m. Adam en Eva en het Offer van Kaïn, doch deze zijn van een andere aard dan op het Lam Gods. De Madonna met kanselier Rolin mag als tegenpool van het monumentaal aan het vlak gebonden Lam Gods beschouwd worden en staat zeer dicht bij de renaissance : de waarneming en de herschepping van de wereld tot in de kleinste details, het dichte en het verre, de intensiteit en de vrijheid, de verovering van de ruimte door samengestelde elementen, die tot een eenheid gebracht worden. Gerard van der Meere werd door van Mander beschouwd als een belangrijk leerling van Hubert van Eyck. Volgens sommigen zou hij zelfs een aan344
deel gehad hebben in de voltooiing van het Gentse retabel. Geen enkel werk kon met enige zekerheid op zijn aktief geplaatst worden (203B). 1439, maart 31. Registratie van het akkoord tussen de kerkfabriek en de
bakkersnering d.d. 16 oktober 1435, waarbij de erfgenamen verzaken aan alle rechten. Hierin wordt het Lam Gods vermeld als "Joes Vyts taeffele". 1439, juni 18 Het jaargetijde voor Joos Vyt, overleden in 1439, wordt in de
St.-Baafskathedraal gecelebreerd {204). 1439, december 15. De inventaris van de Gentse hoofdkerk opgesteld door
pastoor Johannes Van Impe, die men wil aanzien als de inspirator van het Lam Gods, veimeldt echter de inboedel van de Vytkapel niet. Mogelijks werd deze afzonderlijk opgemaakt (noot 210C). 1440, Januari 10, De tekst op de boord van het antependium "Jhesus Via, Veritas, Vita" op het middenpaneel treffen we tevens aan op twee gelijkaardige panelen voorstellend het gelaat van Christus, die bewaard worden in een privaat-verzameling te Newcastle-Upon-Tyne en in het Groeningemuseum te Brugge. Deze atelierwerken van Jan van Eyck wijzen op de grote vraag naar schilderijen van deze meester op het einde van zijn leven. De kruistitel op de bron des levens op het veelluik vinden we in dezelfde volgorde terug op een Eyckiaanse Kruisiging te Berlijn. Dit werk dat door sommigen aanJan van Eyck zelf wordt toegekend (o.a. V on Tschudi 1898, 95b) of aan diens broer Hubert (23e).past niet in de eyckiaanse vormenwereld (73c, 132b, 68). Dit primitief en moeizaam tot stand gekomen werk is één der duidelijkste voorbeelden van werken uit de epigonie van de 1ste navolging van Jan vanEyck. De schilder nam de techniek over van Van Eyck, maar begreep de inhoud niet. Zoals de Meester van de Grijnzende Johannes, een leerling van Jan {39b), greep hij hiervoor terug naar de archaïsche expressieve vormentaal der hoog-gotiek. Daar hij in dit paneel teruggreep naar de Kruisiging in het verbrande Turijns-Milaneesgebedenboek (noot 21) wil men hemidentificeren met "hand H" uit dit boek (39c). Het landschap vinden we terug in een eyckiaans werk "St.-Franciscus ontvangt de Stigmaten" {Philadelphia, John G. Johnson collection), dat te zien aan het koloriet en de herkomst van de kopieën waarschijnlijk door een Vlaams meester in het zuiden van Europa werd geschilderd (cfr. De Levensbron). Een werk uit dezelfde periode in de National Gallery of Art te New-York, dat algemeen aanvaard toegekend wordt aan Jan van Eyck en dat wij door de afwijkende stijl en reminiscenties aan het Lam Gods afschreven en het ·op het aktief plaatsten van een medewerker (noot 72), stelt de Annunciatie voor. De dialoog en de vleugels van de engel zijn ontleend aan de voorstelling op de buitenluiken van het retabel. De mantel van deze verkondiger is 345
geïnspireerd op deze van één der Zingende Engelen. De houding van de Madonna in een licht-blauw gewaad doet eerder aan van der Weyden, de Meester van de Gentse Calvarietriptiek en van der Goes denken dan aan de auteur van het Gentse veelluik. Wij mogen dit werk met enige zekerheid van Jan van Eyck afschrijven. De tekst van het boek is gesuggereerd weergegeven, dit vinden we nooit bij Jan's zeer duidelijk geschreven handschriften afgebeeld op zijn panelen. Een laatste werk uit deze vroege navolging die we hier citeren is "De Madonna met kind en de HH. Johannes Baptist en Hierönymus" in de verzameling E. Proehl te Amsterdam. Hoewel we duidelijk eyckiaanse elementen kunnen onderscheiden is dit werk niet in de direkte omgeving van Jan van Eyck geschilderd. De figuur van Johannes roept deze op het retabel voor ogen, zijn expressief gezicht herinnert aan dit der apostels. De tegels kunnen vergeleken worden met deze der engelenpanelen. De gezochte positie van het kind treffen we later aan in de goesiaanse panelen. Hebben we hier met een zuiver Gents paneel te maken ten tijde van de van Eyck's? Een vergelijking met de miniatuurkunst lijkt hier wel verantwoord. Merken we hier op dat de afbeeldingen op 3 Zuid-Nederlandse koorkappen afzonderlijk voorstellende "Maria, de Almachtige en Johannes de Doper"(Wenen) gekopiëerd zijn naar de Deisis van het Gentse retabel (noot 137b, 207). Dhaenens (noot 210c) opteert dat deze gewaden mogelijks vervaardigd werden voor het 7de kapittel van de Orde van het Gulden Vlies in de hoofdkerk te Gent (1445). Tijdens dit kapittel was Pieter Blandelin tresorier van de orde. De enige Gentenaars die ooit lid waren van deze orde waren Jehan van der Clyte, heer van Komen (mogelijks een Gentenaar cfr. Philips van der Clyte) en Robert Masmines, wiens portret in de Berlijnse Staatliche Museen bewaard wordt (kopie: Lugano-Castagnola, Thyssen collection) (noot 68, 163). Dit is het derde Flémalleske werk dat we te Gent kunnen lokaliseren (cfr. 1448, 1583). Uit deze eerste epigonie dateert het "Morgan Breviarium" (New-York, Morgan bibliotheek), waarvan het Jonah-miniatuur (f. 291 V 0 ) teruggaat op St.-Jan-Baptist van de Gentse Deisis en de geknielde apostelen op de miniaturen met de "Hemelvaart" en de "Kroning van Maria" (f. 404) gekopiëerd zijn naar de voorste apostelen van het aanbiddingspaneel (noot 68).
NOTEN
Voor de noten vanaf nr. 1 tot 200, zie de vorige afleveringen van "De van Eyck's te Gent" gepubliceerd in 1983-W 3-5, 1984-No 1-3.5, 1985-No 1 in dit tijdschrift. 200 H. Van Der Linden, Itinéraire de Philippe Ie Bon, duc de Bourgogne, 1940, blz. 100. 201 V. Van Der Haegen, Pondation de messes à la chapelle de Josse Vyt, in: Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, dl.XV, 1914, blz51-5.
346
202 G. Wolters, Recueil des bois, arrêtés et reglements ... concemant l'administration des eaux et Poldres de la Flandre-Orientale, Gent 1869-1874, 11, blz. 16-8. 203 E. Dhanens, De Vijd~Borluut fundatie en het Lam Godsretabel1432-1797, in: Mededelingen van de Kon. Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, klasse der Schone Kunsten, jg. XXXVTII, nr. 2, Brussel1976. 203A L. Aerts, De aanbidding van het Lam Gods, het meesterwerk der gebroeders van Eyck, Diest 1942, blz. 36. 203B Madonna (145);Portret van de H. Coleta (146); H. Lucreta (15); De Gentse Calvarietriptiek, Gent St.-Baafs (152); Wauters toeschrijvingen te Antwerpen, Brugge, Madrid, Rome (153); Brevarium Grimianie, Venetië St.-Marcusbibliotheek (154); Madonnatriptiek, Antwerpen Maagdenhuis; Madonna met het kind, Philadelphia.J.G. Johnson Collection (156); De Inname van Jeruzalem door Titus, Gent, museum; De. Ruycktriptiek, Gent St.-Baafs; Graflegging, Gent, museum (157); Kruisiging, Brugge St.-Salvators; Kruisiging, Brugge Groeninge; Triptiek met de H. Anna, Gent museum (162); De H. Catharina (en) van het retabel van Hoogstraten, Antwerpen museum (102); Verscheidene werken in de Staatliche Museen te Berlijn en de Stemburgse galerij te Lotschema (145c); 2 portretten van Karmelieten te Londen en te Minden (74a); Annunciatie, Madrid Prado (74a); De Hemelvaart van Maria, Brussel museum {cfr. 225); Geboorte en Besnijdenis, Brussel museum (A.J. Wauters Catalogue historique et descriptif des tableaux anciens du Musée de Bruxelles, 1906, nrs. 534, 541); Kruisiging met schenker voorgesteld door een engel & zijluiken met een schenker en de H. Petrus en schenkster met H. Margaretha, Brussel oudverzameling prins van Oranje (J.P. Passavant, Kunstreise durch England und Belgiën nebst einem Bericht über den Bau des Domturms zu Frankfurt am Main, 1833, blz. 379,381,385). 204 N. De Pauw, Obstuarium 1889, blz. 121-122. 204A E. Dhanens, Tussen de Van Eyck's en Hugo van der Goes, in : Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, Klasse der Schone Kunsten, jg. 45, nr.1, 1984, blz. 5-30. 204B R. van Elslande- A. Evrard, Een Kruisiging van Hugo van der Goes te Vosselare, in: Het Land van Nevele, jg. XIV, nr. 4, 1983, blz. 274-276. 2(}5 E. Dhanens, St.-Baafskathedraal te Gent, in: Inventaris van het Kunstpatrimonium te Oost-Vlaanderen, dl. V, nr. 274. 206 F. De Potter, Second Cartulaire de Gand, Gent z.d. (na 1886) blz. 373, 390-391. 207 J. V on Schlosser, Der Burgundische Paramentenschatz des Ordens von Goldenen Vlieze, Wenen 1912. 207A C.G. Heise, Norddeutsche Malerei, Studien zu ihrer enwicklungsgeschichte im 15 Jahrhundert von Köln bis Hamburg, Leipzig 1918. Voor andere ontleningen aan het Lam Gods door Duitse kunstenaars zie : A. Stange, Deutsche Malerei der Gotik, München-Berlijn 1954. 208 A. Chatelet, Roger van der Weyden et Jean van Eyck, in : Jaarboek van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen 1966, 1967, blz. 7-33 208A A. Chatelet, Les primitifs hollandais, La peinture dans les Pays-Bas du Nord au XVe siècle, Parijs 1980, blz. 39 ill. 29 208B F. Gorissen, Das Stundenbuch der Katharina vonKleve-Analyse und Kommentar, Berlijn, 1973, blz. 1006-8. 209a J. De Baets, Het eerste Lam Godsspel 1458, in : Wetenschappelijke Tydingen,
347
jg. 18, 1958, blz. 15-24, 93-108; b) L. Maeterlinck, Une oeuvre de van Eyck mimée à Gand au XVe siècle (1458), in: Bulletin de l'Art Ancien et Moderne, 1906, blz. 215-6; c) P. Bergman, Note sur la représentation duretablede l'Agneau Mystique des van Eyck en tableau vivant, in : Annales XXe congres, Gent 1907, blz. 19; d) L. Van Puyvelde, Schilderkunst en toneelvertooningen op het einde van de middeleeuwen, in : Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde, Gent 1912; e) I. De Baets, Is "Het Lam Gods" een geschilderd mysteriespel ? in : Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde, Gent 1959, blz. 465-508. 210 a) E. Dhanens, Het retabel van het Lam Gods in de Sint-Baaiskathedraal te Gent, in : Inventaris van het Kunstpatrimonium van Oost-Vlaanderen, Gent 1965, blz. 99; b) A. G.B. Schayes, Dagboek der Gentsche collatie bevattende een nauwkeurig verhaal van de gebeurtenissen te Gent en elders in Vlaanderen voorgevallen van de jaren 1446 tot 1515, 1842, blz. 438. 210A l.K. Steppe, Johannes Ockeghem en zijn tijd, tentoonstelling gehouden in het Stadhuis te Dendermonde 14 november- 6 december 1970, in : Oudheidkundige Kring van het Land van Dendermonde, Buitengewone uitgaven-nr. XXIV, 1970, blz. 220-225, nr. 154. Opvallend is de analogie tussen de God-figuur van dit paneel en deze op het Sint-Bertinusaltaar (Londen, National Gallery), die A. De Schryver afschrijft aan Marmion en toekent aan een Gents meester van omstreeks 1460 (cfr. 156). Deze voorstelling herinnert sterk aan een miniatuur uit een 16de eeuws getijdenboek (zie W. Le Loup, Vlaamse kunst op perkament, Handschriften en miniaturen te Brugge van de 12de tot de 16de eeuw, tentoonstelling ingericht door de stad Brugge in het Gruuthusemuseum 18 juli -18 oktober 1981, blz. 277, nr. 118, kl. ill. 32bis.). 210B G. Van Der Donckt-Duverger en E. Duverger, Borduurwerkers en borduurwerk te Gent, III, in: Gent 1000 jaar Kunst en Cultuur, 1975, iJL 55. 210C E. Dhanens, De artistieke uitrusting van de St.-lanskerk te Gent in de 15de eeuw, in: Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Academiae Analecta, Klasse der Schone Kunsten, jg. 44, nr. 1, 1983, blz. 52, 127.
't vervolgt
348
PUZZEL1985 Kent gij goed en wel uw Gentse Stede, Haar straten, gevels en de rest? Ook haar heden, haar vergaan verleden? Zo, waag u dan aan deze test. Weet gij , vrienden, onze Kou ter zijn, Met zijn huizen, stenen, groot en klein? Daar valt warempel veel te leren ... Wanneer gij puzz'len wilt, gij dames en gij heren. MISS THERY '85 Hoogedelgestrenge heer Quiz' bezweert de dames en heren hersengymnastiekers vooral de woorden van de wereldberoemde dichteres MISS THERY niet in de wind te slaan, want die woorden zouden wel eens kunnen nuttig zijn op hun lastige weg naar de eindzege. Meer wijsheid wilde de kerel niet loslaten. Dus vroeg ik maar op de man af wat hij zelf over de puzzel '85 dacht en hoe hij hem uiteindelijk kwalificeerde. "Wel," antwoordde hij mij, "ik denk dat de meeste Holmessen-in-dedop hem niet al te gemakkelijk zullen vinden maar beslist sympathiek." Na een poosje verstrooid voor zich uit gekeken te hebben vervolgde hij : "Het is van 1973 geleden dat onze geliefde puzzelaars en puzzelaarsters op een FILIPPIENPUZZEL vergast werden. Ik veronderstel dat dat soort cij fer-woordenspel voor de meesten een bekende materie is. Mocht het evenwel gebeuren dat iemand niet lang genoeg naar school gegaan is om te weten hoe dat ding aan te pakken, wil ik hem (of haar) gratis ende om niet
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 ~3 14 15 16 17 18 19 ~0 21 22 23 24 25 26 27 2.8 29 30 31 32 33 34 35 36 r>7 ~8 39 ~0 41 42 43 44 45 46 47 49 49 50 51 52 53 54 55 56 57 SB 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 ~3 74 75 76 17 18 19 so 81 82 63 84 85 B6 87 88 89 ~0 91 92 93 94- 95 96 91 ~8 99 ~00 ~01 102 103~04- 105 ~06 f07 ~OB 109 110 ~11 11~ ~13 ~14 n1s 116 111 118 119H2o ~21 127 ~23 124 ~25 126 121 ~28 ~29 ~30 ~31 132 133 n3~ 135 ~36 137 ~3B 349
wegwijs maken. Ik liet door een van onze wereldvermaardste surrealistische kunstenaars een rooster tekenen bestaande uit 138 artistieke hokjes. Elk van die hokjes voorzag hij van een getal, uiteraard van 1 tot 138. Wie zal niet gesnapt hebben dat die 138 getallen zullen moeten vervangen worden door evenveelletters ? Maar door welke ? Als u enigszins thuis bent in de Gentse toponymie (en -grafie) kunt u nu de tamelijk cryptografische omschrijvingen van NEGENTIEN specifiek Gentse "dingen" te lijf gaan en dat gebeurd zijnde de gevonden letters een voor eente expediteren naar de hokjes van het rooster. Is die halsbrekende toer u gelukt dan zult u iets te lezen krijgen dat natuurlijk aan Gent gewijd is. Dan zult u meteen beethebben wat MISS THERY in rijmpjes geleraard heeft." De rest is u maar al te goed bekend. U overstelpt de heer H. Collumbien, Lijnmolenstráat 149, 9110 Sint-Amandsberg-Gent met de resultaten van uw geleverd detectivelabeur. Vergeet dit niet : uw meesterwerk moet vóór 31 december in 's heren C. bezit zijn zoniet verspeelt u iedere kans een prijs in de wacht te slepen : een Rolls-Royce, een geïnstalleerde keuken, een kleurenteevee, een hespe, een bloende.
* ** 92/46/112/113/31/2/138/56/58/133/113/80/7/88= Die jaarlijkse populaire gebeurtenis had dikwijls plaats in en vóór het Stadhuis. 12/126/57/101/9/137/127/31/121/13= Aldus noemde men op zeker ogenblik onze Paradeplaats. 55/11130179/131/3/28/6115/65= Het was op deze plaats dat Geraard Denys letterlijk gesproken zijn slag thuis haalde. 100/86/25/17/104/55/134/44/20/30= Lang geleden noemde men dit (lomp) gebouw Porta Gallica. 85/116175/22/83/6/114/55177/115= Die van Gent stond op Ekkergemse grond van 1621 tot 1799, jaar waarop ze afgebroken werd. Die van Brugge bestaat nog en wordt jaarlijks door duizenden gelovigen (en anderen) bezocht. 123/120172/1111136/103/9114/90178= Zowat overal (Meerbeke, Ophasselt, Geraardsbergen) kwamen van die door veel water omgeven partijtjes grasland voor. Gent noemde een van zijn straten naar zo'n partijtje grasland. 126/109/41167173/15/45/124/132/59= Dat straatje met zijn onwelvoeglijke, immorele naam kwam uit op de Vrijdagsmarkt. 350
129/122/47/74/16/117/68/69/37= Op dat historisch heuveltje sloegen Amandus en een handvol volgelingen hun tenten op. 60/24/39/118/55/53/14/33/40= Op deze plaats moet u zijn om onder zes ogen een praatje te slaan met de beroemde plantkundigen Remhert Dodonaeus en Carolus Clusius. 126/108/119/125/102/97/122/95/110= Dat huis van bewaring stond op de plaats waar men in 1719 het Pakhuis oprichtte. 11/54/52/98/10/38/26/18= Dit gebouw werd overal gebruikt door meestal ongehuwde moeders die kinderloos wensten te blijven. 82/29/42/107/23/64/36/99= Deze kereltjes zegden "papa" tegen Graaf Arnulf en "mama" tegen Tante Cesarine. 94/66/81/49/28/87/21/89= In deze woningvatten de baljuw en de schepenen post om feestelijkheden en terechtstellingen al etend en drinkend bij te wonen. 23/106/62/121148/93/27= Vier van deze ongewone verkeerswegen liepen onder het Groot Vleeshuis om uit te komen op de Vismarkt. De sporen ervan zijn nog te bekennen. 100/8/70/55/49/1/43= Toen Dulle Griet van Oudenaarde naar Gent verhuisde werd ze op deze plaats gelost om vervolgens versleept te worden naarVVannekensaard. 671101/122/57/128/105/51= Zo'n klein ding past geenszins aan de wijde Graslei met haar brede gevels. 114/76/32/84/19/35= De Koestraat mocht zich rijkelijk voorzien achten in die dingen want ze had er twee : een Grote en een Kleine. 135/20/134/50/34= Men zocht deze plaats uit om er het Sint-Elisabethsbegijnhof op te richten. 96/46/3/63= Op dit pleintje stond eertijds (zie gezicht 1534) een kruis. Nu staat daar een afgedantke monumentale pomp.
351
GODSDIENSTTOESTANDEN TIJDENS DE 14E EEUW TE GENT Noot: Deze bijdrage is volledig ontleend aan de studie van Prof. Dr. Paul Fredericq "Geschiedenis der Inquisitie in de Nederlanden", Tweede Deel. Ter verduidelijking van enkele begrippen werd gebruik gemaakt van de encyclopedie Winkier Prins (W.P.) Overal gisting en woeling op godsdienstig gebied, ziedaar het kenmerk van het geestelijk leven der 14e eeuw in onze gewesten. Begijnen zijn devote, in een gemeenschap verenigde maagden of weduwen, die door de bijzondere aard van hun religieuse levenswijze het midden houden tussen leken en eigenlijke kloosterlingen (W.P.) Gravin Johanna van Constantinopel stichtte te Gent en te Brugge een begijnhof. Haar zuster gravin Margaretha moedigde op allerlei wijze de begijnhoven in Vlaanderen aan en nam al de vrouwen, welke met hun goederen in een begijnhofwilden treden onder haar bescherming bij akte van 23 november 1245. In november 1311 op het concilie van Vienne bij Lyon liet paus Clemens V een paar decreten tegen de ketters opstellen. Het eerste was gericht tegen de Begijnen in het algemeen. De paus stelt vast, dat, volgens allerlei ingewonnen inlichtingen en ontvangen klachten, deze vrouwen aan niemand de belofte van gehoorzaamheid afleggen, geen afstand doen van hun privaat eigendom en geen door de Kerk erkenden regel volgen, en dat zij niettemin een bepaalde kledij hebben aangenomen en door zekere geestelijken geregeerd worden; daarenboven twisten zij over de H. Drievuldigheid, de sacramenten en andere punten van het geloof en zaaien zij allerlei dolingen onder de eenvoudige lieden. In overleg met het algemeen concilie schaft de paus deze niet erkende en gevaarlijke orde ten eeuwigen dage af en hij verbiedt, op straf van de kerkelijke banvloek, dat zulke Begijnen verder voortbestaan of nieuwe zusters aanwerven. Dezelfde straf spreekt de paus uit tegen de geestelijken, die de Begijnen regeren en begunstigen. Van deze algemene veroordelingen zondert de paus nochtans die vrouwen uit, welke met of zonder gelofte van kuisheid in het geloof standvastig blijven en in hun kloosters God in alle deugd willen dienen. Vooral in het Graafschap Vlaanderen heeft men zich niet gestoord aan de afschaffing der begijnen door paus Clemens V, hoe vreemd dit ook voorkome. De begijnen werden er door niemand verontrust en zij handelden alsof er niets gebeurd was; men ziet ze nieuwe giften ontvangen of kopen en verkopen. De afschaffingsbul van November 1311 heeft de Vlaamse graaf Robrecht van Bethune evenmin belet, in de loop van het volgende jaar, bij acte van 352
15 October 1312, de prior der Predikheren van Gent en zijn opvolgers aan te duiden als bestuurders van het begijnhof van Ste Elisabeth aldaar; noch dezelfde graaf verhinderd, bij acte van 12 Juni 1312, een kanunnik van Doornik tot beschermer van dat begijnhof aan te stellen. In dit laatste stuk gewaagt zelfs de graaf van de opheffing der orde door paus Clemens V als van een nieuwigheid, waarmede hij niets te maken heeft (pretextu novitatis huiusmocb), terwijl hij integendeel verklaart de godvruchtige begijnen, die daar inwonen en in de toekomst nog zullen verblijven, onder zijn hoge bescherming te willen bewaren. Aan dat alles zal de Doornikse kanunnik streng de hand houden. Ondertussen schijnen de Nederlandse begijnen bij Clemens' opvolger paus Johannes XXII een machtige voorspraak te hebben gevonden, want hij vaardigde een reeks bullen uit om die rechtgelovige vrouwen in hun eer te herstellen. Willem, bisschop van Doornik, schonk bij twee acten van 24 maart 1328 zijn volmacht aan drie commissarissen zijnde de deken, een kanunnik en de officiaal van Doornik om de begijnen van zijn diocees te onderzoeken. Zij begaven zich naar Brugge, Aardenburg, Damme en Gent, ten einde ter plaatse de toestand der Begijnen te leren kennen. Aldaar hoorden zij talrijke geloofwaardige getuigen en te Gent werd hun zelfs een uitgebreide memorie ter verdediging der Gentse zusters aangeboden. Dit Latijns stuk, door een ongenoemde opgesteld, is tot ons gekomen en verdient hier ontleed te worden. De onbekende schrijver verklaart er, dat zijn doel is door het gedrag der Gentse Begijnen aan te tonen, hoe heilig en rechtvaardig paus Johannes XXII heeft gehandeld, toen hij besliste, dat de rechtgelovige zusters niet vallen binnen de termen der afschaffingsbul van Clemens V. Eerst spreekt hij De motivis fundandi beghinagia en geeft daarover enige korte, doch hoogst merkwaardige beschouwingen ten beste. "Onze doorluchtige landsvrouwen zaliger gedachtenis- zegt hij- Johanna en haar zuster Margaretha van Constantinopel, die elkander opvolgden als gravinnen van Vlaanderen en van Henegouwen, hebben in verscheidene steden van Vlaanderen begijnhoven gesticht. Zij zagen in, dat het land een aantal vrouwen telde, die geen goede huwelijken konden sluiten, en dat vele dochters van eerlijke lieden, zowel edelen als onedelen, niet gemakkelijk in de .vrouwenkloosters een plaats konden vinden, omdat zij te talrijk waren en hun ouders niet rijk genoeg om haar de gebruikelijke bruidschat der nonnen te bezorgen. De twee gravinnen zagen ook in, datal deze eerzame dochters van goeden huize uit armoede zouden moeten gaan bedelen ofwel een leven leiden, dat voor haar zelve en haar familie schandelijk was, tenzij daartegen een redmiddel werd gevonden. Het was dan ook door een goddelijke ingeving gedreven, zo men denken mag, dat de twee gravinnen, op aanraden van bisschoppen en van andere deugdzame lieden, die instellingen tot stand brachten, die men begijnhoven noemt. 353
Doch keren wij terug naar de memorie van de ongenoemde schrijver, die vervolgens over de twee Gentse begijnhoven en over de levenswijze der aldaar inwonende zusters handelt. Deze bezitten niets in privaat eigendom buiten haar klederen, haar bed en haar koffer. Zij leven van hun handenarbeid; alzo wassen zij de wol en reinigen zij het laken, die haar door de Gentenaars worden toevertrouwd. Onder de arbeid bidden zij; 's morgens vroeg en 's avonds houden zij gezamenlijke godsdienstoefeningen in de kerk van hun begijnhof. Zij eten en drinken gewone spijzen en dranken en zij vasten veel. Zij gehoorzamen aan een grootjuffrouw en aan de oversten in ieder huis aangesteld. Hun zeden en hun geloof staan boven alle verdenking. Zij zijn in alle huishoudelijke zaken zo ervaren, dat zelfs hooggeplaatste lieden haar hun dochters toevertrouwen, verzekerd als ze zijn dat hun kinderen er geschikter zullen worden, hetzij voor 't huwelijk, hetzij voor het kloosterleven. De roem harer instelling is groot, zodat de Franse koning Loctewijk de Heilige haar een bezoek bracht en haar begunstigde, ja te Parijs en op verscheidene andere plaatsen van zijn koninkrijk begijnhoven oprichtte. Er zijn er niet minder dan twee te Gent, dat van Ste Elisabeth en dat van de Hooye; daarenboven vindt men in de stad zelve nog meer huizen waar Begijnentezamen wonen. Het begijnhof van Ste Elisabeth is met muren en wallen omringd, heeft een kerk, een kerkhof, een ziekenhuis, een reeks huizen van gezamenlijk-inwoning met omheinde tuinen en twee kapellanijen. Toen hun onderzoek ten einde was, maakten de commissarissen van de bisschop van Doornik hun beslissing openbaar. Dit geschiedde de 17 Mei 1328, in de kerk van het begijnhof van Ste-Elisabeth te Gent, integenwoordigheid van enige Gentse parochiepastoors en van andere betrouwbare personen als getuigen opgeroepen. In de plechtige acte, waarvan alsdanig lezing werd gegeven, verklaarden de commissarissen, dat zij tegen de Begijnen van Brugge, Aardenburg, Damme en Gent niets laakbaars hadden ontdekt noch aangaande het geloof noch aangaande hun levenswijze. Dien ten gevolge zijn die Begijnen geenszins te verwarren met degene, die in de afschaffingsbul van Clemens V bedoeld worden. Daarom wordt aan al de dekens, priesters en parochiepastoors van het bisdom Doornik bevolen, deze rechtgelovige begijnen en hun bezittingen tegen welkdanige vijanden te verdedigen. De Flagellanten, ook wel geselbroeders of Geselaars genoemd. Gedreven door de vele boetepreken, ontstond ca. 1260 een broederschap, die door openbare boete en zelfkastijding God's barmhartigheid wilde afsmeken. Deze beweging verspreidde zich spoedig over ItaliĂŤ en Duitsland. De hogere geestelijkheid werkte haar tegen en in het begin van de 14de eeuw was ze practisch verdwenen. Toen echter in 1348 Europa zwaar geteisterd werd door de pest, laaide de beweging opnieuw op ! Onder het 354
zingen van liederen trokken de Flagellanten van stad tot stad, ze geselden zich tot bloedens toe. (W.P.) Juist in het midden en juist op het einde der 14e eeuw, bijna samenvallend met de pauselijke jubeljaren 1350 en 1400, zienwij in onze gewesten de secte der geselaars gedurende enige maanden aan 't woeden om dan weer spoorloos uit te sterven. Volgens het Gents Memorieboek zouden de geselaars in juni 1349 te Gent zijn verschenen. Item in dit jaer quameeene secte van Cruusbroers te Ghent in wedernaent ende droughen ene cruce achter ende vooren en ook zy quamen uut Almaengen. Bij het uittrekken der Gentse Geselaars in Augustus 1349 (vermoedelijk naar Doornik, waar Le Muisit omstreeks die tijd van een bende van 450 Gentenaars spreekt), kregen zij vanen en kruisen op stadskosten vervaardigd mee, benevens een grote provisie waskaarsen, en zij waren aangevoerd door twee aanzienlijke hoofdmannen, schepenen van het voorgaande jaar. Wellicht waren deze, als te Doornik, door de regering zelve aangesteld over de Geselaars. De Stadsrekening betitelt ze immers onse goede. En toen zij terugkeerden en in de stad hunnen intocht deden, dronken de schepenen wijn op stadskosten en werd de huur van de wagens der Gentse Geselaars gedurende drie en dertig dagen uit de stadskas betaald. Maar op het einde van het jaar zijn de inzichten van het Gents magistraat gans anders geworden. Eerst worden de nachtelijke geseltochten verboden. De schepenen wilden waarschijnlijk aan iederen Geselaar de verantwoordelijkheid van zijn daden laten en beletten dat zij in de duisternis van de nacht er aan zouden ontsnappen, toen zij in hetnajaar van 1349 (men zegt niet op welken datum) lieten afkondigen: "Dat alle deghene, die penitentie doen willen, dat sijse doen met outdecten ende bloten ansichten, so dat men ze openbaerlike zien mach, ende neghene_ penitentie en doen naer de eerste clocke", d.i. na het luiden der eerste avondklok. De straf was een boete van drie pond. Een andere verordening der Gentse schepenen, ook van einde 1349 schijnt ons gericht tegen de Geselaars die weigerden de wapens op te nemen om hun krijgsdienst in de stad te verrichten. Nadat de veroordeling der Geselaars door de paus in Vlaanderen was bekend geworden, traden de Gentse schepenen, ĂŠĂŠn maand eerder dan het Doornikse magistraat, met een krachtig verbod op, dat de 6 Januari 1350 werd afgekondigd : "Vort dat niemen van den ghenen, die cruusbroeders of gheselers geweist hebben of meenen te wesene, dat sij vortan hem nimmer en gheselen, ende dies van al talomberen ende onderdanich zijn den verbode van der belegher kercken. Wie vortan der jeghen dade, ware in L lb. Vort dat niemen, edel no onedel, buten lande van Vlaendren en varenoen trecke no te lande no te watre. Diet dade, men zoud nemen an sijn lijf ende an sijn goed." De zeer hoge boete van 50 pond toont aan, dat het Gents magistraat zich machtig genoeg voelde om met de Geselaarssecte kort spel te 355
spelen; en de nog veel scherpere straf (verbeurte van lijf en goed) uitgesproken tegen Geselaarstochten buiten Vlaanderen, te lande of te water, zijn er een nieuw bewijs voor. Die twee, overigens zeer ongelijke straffen, werden enige maanden later, in Mei, ineen versmolten tot vijftig jaar ballingschap uit het graafschap Vlaanderen, hetgeen nagenoeg gelijkstond met de verordening der Doornikse stadsregering, die de levenslange ballingschap tegen de Geselaars had uitgesproken. Een halve eeuw later flakkerde opnieuw dezelfde secte in de Nederlanden op. De 18e augustus 1400 lieten de baljuw en¡ de mannen van het Oudburg waar de graaf van Vlaanderen een rechtstreeks gezag op bezat, een scherp voorgebod op het Gravenkasteel uitroepen om de secte van de Geselaars met haar aanhangers in hun gebied te onderdrukken. Ze zeggen vernomen te hebben, dat sedert korte tijd zekere lieden zonder toelating der heilige kerk, opgerezen zijn, die een genootschap gevormd hebben en vergaderingen houden, waarop zij zich geselen onder het zingen van liederen "als cruusbroeders" dewekke es contrarie Gods van Hemelrike der heiligher kercken den kerstinnen gheloeve ende eiken goeden menschen in zinen persoen daer vele beroerten ende onrusten op ghescepen waren te commene, opdat zij niet wederstaen en worden alzoet behoert". Daarom geboden de baljuw en de mannen van de kasseirij van het Oudburg, dat niemand van hun onderhorigen die geselaars mag herbergen, spijzen noch laven noch in hun gezelschap treden op straf van tien jaar ballingschap.¡ Ook de schepenen van de stad Gent vaardigden een gelijkluidend voorgebod tegen de geselaars uit. "In deser selver manieren waest ghedaen up tscepenhuus te Ghend mutatis mutandus." Ook deze geselziekte ging met een verschrikkelijke pest gepaard. Er is nauwelijks een volk op aarde te vinden, dat de dans niet kent. Voor de natuurvolkeren kan de dans een uitdrukking zijn van religieuse gevoelens. Het Christendom heeft zijn religieuse dansen eveneens gekend. In de Katholieke kerk werden ze verboden door het Concilie van 692. Dit verbod was niet efficiÍnt. Nog in de 18e eeuw dansten in afgelegen streken Franse priesters op heiligendagen. (W. P.) We vinden de dansen vermeld in het graafschap Vlaanderen, in het hertogdom Brabant en in het hertogdom Gelderland. Zeer talrijk liepen de dansers het land af: naar Vlaanderen kwamen ze uit de Rijnlanden over Brabant in benden van honderd of honderd vijftig personen. Ze schijnen zelfs de openbare rust gestoord te hebben. Wie niet meedansen wilde, werd er toe gedwongen of mishandeld. Niet alleen de Kerk stond tegen hen op; men mag als zeker aannemen, dat de wereldlijke macht zich op meer dan een plaats de zaak emstig zal hebben aangetrokken. Tenminste weten we 356
het stellig van de stad Gent, waar blijkens het Memorieboek de Dansers insgelijks verschenen waren "ende dansten deurgaens wech, dach ende nacht, zonder eten, zonder drincken of zonder slapen." Ze werden er door het magistraat uit de stad gebannen en de zestiende eeuwse Gentenaar Marcus van Vaernewijc, die zo betrouwbaar is, wanneer hij over zijn vaderstad schrijft, zegt omstandig : "Ende den XIII Octobrus 1374 waren die zelve Dansers te Ghendt ghebannen vijftich jaren ut den lande ende graefschepe van Vlaenderen, op haerlieder hooft, te ruijmen binnen sonneschijn, naar costuijme." M.STEELS
ONZE GENTSE KEUKENRUBRIEK (vervolg) Dat Oude Keukenpiet een goede vent maar soms 'nen lastige kwibus is (zoals Oud Moetje zegt) is een waarheid als een koe. Hij is met zijn Melanie zoals vorig jaar op reis geweest en ik ga hem vriendelijk welkom wensen en informeren naar het aflopen van zijn reis. Van bij het openmaken van de deur fezelt Tante Mele mij in het oor : "opgepast, hij is met een verkeerd been uit 't bedde gestapt en zijn mutse staat verschrikkelijk scheef !" Moetje van haar kant doet achter zijn rug teken van : "'t ziet er hem lief uit"" en zet een bedenkelijk gezicht. Ik doe zo normaal mogelijk en zeg : "Elk zijn goeden dag en hoe is het afgelopen met 't verlof?" Als antwoord een onverstaanbaar gegrom. Ik bemerk schijnbaar niets en vervolg zo vriendelijk mogelijk : Boekweitbloem : zeg Keukenpiet, er is een zekere Mevrouw C.M. die met een vriendelijk schrijven heeft geantwoord op het recept voor boekweitkoeken. Zij vermeldt : "met betrekking op boekweitbloem : in mijn jeugd bestond er in de Zuivelsteeg, bij de brug, een magazijn waar die fameuze boekweitbloem verkocht werd; ik herinner mij dat mijn moeder die daar ging kopen en ze voor de helft met de helft tarwebloem vermengde voor het maken van kneukels met rozijnen, brei en pannekoeken. Dit huis bestaat nog en bove~ de ingangdeur is er zelfs een bas-relief waar men een handelaar ziet terwijl hij zijn bloem afweegt en aan de klant overmaakt". Ik zeg zo : dat is vriendelijk he? ! Antwoord: een eenvoudige beweging van stilzwijgend schouderophalen. Ik gebaar van krommenaas en vraag nog357
rnaals naar 't verlof en of zij goed gegeten hebben. Antwoord : ja, water , en nog water en nog water en koude. En het eten ? zo vraag ik weer. Nieuw schouderophalen. Maar dat was nu op geen blauwen steen gevallen en ik vraag: zeg , beer op sokken, hebt gij uw tongsken verloren dan ? Geen antwoord. Ik gebaar van pijkensen ondervraag opnieuw: veel goede platjes gehad en was er niets bij waat wij de lezers van Palmares ook eens van de Kempische keuken kunnen laten profiteren ? Antwoord : 't was goed gelijk altijd maar ik draag 'nen andermans geheimen niet buiten ! Nu begon de pap over te koken en ik had lust Oude Keukenpiet 'nen fieve -l'amour te geven of 'nen keer flink mijn gedacht te zeggen maar Tante Mele die rook dat er look in de meers was , hielp ons uit de sloasters en verkondigde dat er met die stierskop vandaag weer niets aan te vangen was , dat zij later met hem wel een eitje zou pellen en dat zij wel een en ander over hun sejour in de Kempen zou vertellen. Nu moet gij weten dat kinderen overal dezelfde zijn en dat het eten altijd elders beter smaakt dan thuis. Bij een bezoek hadden haar twee neefjes een nette voorliefde getoond voor rijstpap met bruine suiker en dus had zij het eerst over :
Bleke bruine suiker ter bestrooiing van rijstpap, pannekoeken, flensjes en andere zoetigheden. Deze suiker bleek dezelfde te zijn als gekende merken zoals bij ons in 't Vlaamse land. Verder vertelde zij over verschillende gerechten waarbij voornamelijk tomaten en champignons te pas kwamen en vooral speciaal goede sausen waarvan zij het geheim niet had kunnen achterhalen. Als visschotels hadden haar vooral getroffen :
358
Forel: gebakken en in de oven gestoken, overdekt met geschilferde amandels verder gegarneerd met boontjes en tomaten en opgediend met gekookte aardappels. Tarbot: gegratineerd in de oven, met botersaus, en opgediend met worteltjes (op zijn Hollands), gegarneerd met tomaat, een witte saus en gekookte aardappels. Gevulde tomaten : met zalm en garnaal goed doordrenkt van mayonnaisesaus, alles op een bed van latuwesla en opgediend met gefruite aardappeltjes. Een tweede bereiding van gevulde tomaten: met grote (roze) en kleine garnaal, koude vis, stukjes krab ondereengewerkt met gekookt ei en mayonnaise, opgediend met sla en erwtjes, versierd met schilletjes gekookt ei en geserveerd met gebakken aardappeltjes. KreeftencoctaU: als voorgerecht : in champagneglas: stukjes kreeft op gesneden fijne sla, in roze mayonnaisesaus gemengd met cognac of fijne likeur en citroensap, ook stukjes wit van ei: een dikke schil citroen dient ter versiering (rechtstaand) aan het glas. Vleesgerechten, ook eiergerechten : Blindevinken : bestaande uit gehakt in hesp, opgediend ('s avonds) met koude boontjes, geraspte wortels en gebakken aardappels. Kalfsschinkel : in een speciale saus bereid met Grand Marnier, opgediend met champignons en aardappelkroketjes. Kalfsgebraad : met bloemkool en witte saus waarin zeer kleine stukjes fijngehakte gekookte hesp. Eiergerecht : per persoon drie halve hard gekookte eieren overdekt met een schil gekookte hesp , bereid in de oven met ketchup en tomatensaus, opgediend met aardappelpuree, sla en komkommers. 359
KaHslever : in de oven opgediend met gebakken aardappels en fruitcompote (appels + abrikozen). FricandeUen : warm opgediend overgoten met ei (paardoog) en opgediend met witte boontjes, fijngesneden worteltjes en aardappelpurée. KaHsfricassee : met een bruine saus, opgediend met princesseboontjes en tomaten. Asperges in hespenrol : in den oven bereid, en opgediend in witte saus met schilletjes gebakken aardappel. Varkenstong: met maderasaus met champignons en aardappelpuree. Wienerschnitzel : (lapjes kalfsvlees gedraaid in eiwit en ebapelure of geraspte beschuit), in de braadpan gebakken en opgediend gegarneerd met een schilletje citroen waarop een opgerold ansjovisje met een zwarte olijf, en geserveerd met gefruite aardappeltjes. Macaroni: met halve harde eieren, in de oven opgediend met een dunne witte saus waarin kleine stukjes krab. Vermelden wij nog als nagerecht: VaniUekreem : zeer slapjes met inmenging (vóór het afkoelen) van kersen en allerhande stukjes fruit. VaniUepudding : gesteven en gegarneerd met zeer hardgeslagen wit van ei en geraspte chocolade. Toen ik Tante Mele onderbrak om op te merken dat dit alles erg geleek op een prima franse of belgische restaurantkeuken, keek zij mij op haar beurt tamelijk verontwaardigd aan en zei verbaasd :gij hebt toch zeker niet verwacht dat men u nu in een degelijk Kempisch hotel nog ouderwetse boerenkost zou opdienen ? 't Voornaamste is dat het allemaal zuivere kost is, weinig gespecerijd en gezond. En - zo vervolgde ze - om U nu van uw kritiekzucht af te leren, verplaats ik tot een volgende maal de kip à l'orange, met fruitsla, de kroketjes van kip en vlees, de kip met curry, de taost met zwezerik en champignons en het korhoen à la fine champagne. Van een Gentse keuken gesproken ! Maar ik hieldmijn bek in de pluimen, bij mij zeiven denkend : het zal nuttig zijn met het oog op de Feestdagen en 't zal 't voorzichtigst zijn van te zwijgen dat ik zweet en er nu netjes met een beleefde groet uit te muizen. 't Zal koelen zonder blazen, denkt gij het ook niet. R.V. ('t vervolgt)
360
AANWINSTEN 1985 DOCUMENTATIECENTRUM (Selectie) OVERZICHT DER RUBRIEKEN G Gent H Geschiedenis T Onderwijs 0 Oost-Vlaanderen SA Sint-Amandsberg V Volkskunde Localla Plannen Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan in de rekken. Per rubriek en per plaatsingsnummer gerangschikt. PLANNEN -Drongen : Hassels en Blaarmeersen, kadastraal plan. -Gent, kadastraal plan uit de Franse tijd. -Gent en Zelzate, kanaalzone, kadastraal plan, uittreksel, 1929. - Sint-Amandsberg, historische reconstructiekaart, door Hippoliet De Schrijver. - Sint-Amandsberg, kadastraal plan. -Souvenir de la procession et des solennitĂŠs religieuses qui ont eu lieu Ă Gand en 1867. G Anoniem- Catalogus. -Bloemen uit Latem en Leiestreek. Anoniem- Catalogus -Gemengd Boeket. Anoniem- Catalogus - Meesterwerken in zilver. Anoniem- Catalogus -Tekeningen, pastels en aquarellen uit eigen collectie. Bailleul (Beatrix) -De oude koninglyke gilde Sint-Rochus te Gent. Chatelet (Rudy) - Gentse Postkroniek 1. Decavele (Johan) -Gent, Historisch hart van Vlaanderen. 361
groterol groterol groterol groterol groterol kast
G17L2 G8H3 G21F18 G21H33 G29E1 G18E4 G3A23
De Meester (Eric) - Postgeschiedenis en poststempels van het postkantoor Gent10. De Moot (Paul) - Artevelde, de mythe en de man. De Pue (J ordanus P.) -Het huidig Dominicanenklooster te Gent. De Pue (Jordanus P.) -Het Oud-Dominicanenklooster "Het Pand", Onderbergen. Dony (Frans L.M.) - Meesters der Schilderkunst. (Alle tot nu toe bekende werken van Van Eyck). Haerens (Karel) -Een Gentenaar in Parijs. Leleux (Fernand) - Figures révolutionnaires gantoises Marchal (Jean-Paul) -Gent, '40-'45. Vandervelden (Jos.) - Het leven van Sint Bavo. Waeri(P.) - Verzamelingder volledige Kluchtige en Politieke liederen van Karel Waeri.
G31B3-3 G2ART12 G616
G617
G7B18 G19HAE1 G2D17 G2D16 G6B9
G19WAE1
H
d'Hane-Steenhuyse (Charles) - Documents pour servir à l'histoire des événements de 1831. d'Hane-Steenhuyse (Charles) -Ma dernière réponse au général Eenens. de Pontécoulant - Pétition à messieurs les sénateurs et représentants de la Belgique. Dhondt(J.) -Nieuw geluid over 1830. Frédéricq (Paul) - Thorbecke voor 1830.
H9/19 H9/19
H9/30 H9/31 H9/32
0
Boerjan (Gilbert) -Het landschap te Mariakerke.
02B21-3
362
Cappens (Geertrui) -Bibliografisch repertorium van universitaire thesissen. Van lsterdael (Herman) -Bibliotheek en Documentatiecentrum. (Cataloog.) SA Anoniem - Sint-Jan-Berchmanscollege. De Pue (Jordanus Piet) -Geschiedenis Groot Begijnhof Sint Elisabeth Gent en St.-Amandsberg. Sterkens-Cieters (Paula) ¡- Prudens Van Duyse.
0 17D 8-1 02B32a3
SA12C7
SA10B18 SA7V.DU5
V
Anoniem -Snoeck'sAlmanach.1951, 1954,1969-73. Anoniem - Snoeck's Grote Almanak. 1945, 1957, 1958, 1966. Hoebeke(G.) -Sagen in Oostvlaanderen. LOCALlA Braekeleirs (Juliaan) -Heemkundige sprokkelingen over Mariakerke.
V20C2 V20C3 V18Cl0
991/2-1
De bibliothecaresse, Mevr. VAN GELUWE-EGGERMONT A.
363
VRAAG EN ANTWOORD De Heer Romain Coppens vraagt "Wie kan meer inlichtingen verstrekken over juffrouw Caroline-Françoise-Josèphe Limnander, rentenierster te Gent, regelmatig verblijvende op haar buitenverblijf in Lovendegem, die in 1803 aan kanunnik Triest de nodige fondsen ter beschikking stelde, zodat hij de eerste Zusters van Liefde te Lovendegem kon huisvesten ?" De Heer Marc Van Overmeiren vraagt : "Kent iemand de benaming van het grote Louis-Philippe-herenhuis op het einde van de Onderbergen, hoek Zandpoortstraat, nu in gebruik door het 0 .C.M. W. "Bouwen door de eeuwen heen 4 na" zwijgt daarover in alle talen, en ook andere gidsen brengen geen klaarheid, terwijl een zo voorname woning toch aan een voorname familie moet hebben toebehoord. Ik heb alleen kunnen vernemen dat het vroeger door een magistraat werd bewoond. Kent ook iemand de naam van het herenhuis rechts naast het hotel van Saceghem in de Drabstraat ?"
BESCHERMLEDEN 1985 Mw. DeStaute-De Loore H. (2000) Mw. Destanberg-Dhaenens (2000) Jozef Peirs (1500) Louis Peeters (1000) Dr Roland Marlier (1000) Chris Scheiris (1000) Mej. S. De Stoop (1000) Guy Beyaert (1000) Paul Beernaerts (1000)
STEUNENDE LEDEN 1985 (500)
Paul De Coninck J. Hennequin Hubert Van Hoorde Louis De Meyer Albert Preys Robert Waeri
Etienne Dekoning BaronJacques Fredericq Jacques V ermeulen Mw Torrekens-De Rudder Jacques Piette Gaston Huygevelt 364
Henri Brasseur Marc Vandegehuchte Leopold Geerindex JulesWaeri A.J.Impens Prof. Dr AndréKint Suzanne Hiemaux Mw Berglund-De Feyter Jacques De Backer Willy Steyaert Herman Hollanders .Bemard Cruyt Abundio Larrea Pierre De Caluwe Charles Pierre Lucien Ongena Mej. Anne Cocriamont JeanTytgat G.DeBacker Paul De Cramer Emile Flamant Dr Henri Depoorter Patriek Lafontaine Marcelia Cottinie Michel Noppe
Prof. DrA. Comhaire Marcel Coucke Robert Simons Jean-Paui Fobe Dr Antoine Mathys Prudenee Mees Freddy Hoste AdolfBucqué Joseph Roosen Dr Charles Annez N. V. Kredietbank Johan De Wit Alfred Roose Luc Sonneville Marcel De Preter Willy Van Mossevelde Mw Vandeweghe-Minne Raoul Wallaert Lucien De Temmerman Albert Van Acker Frans Vandenhout Ferdinand Handovsky Geert Van Doome JozefKimpe
STEUNFONDS 1985
1000- G. Versmessen 500 - H. Collumbien 300 - Ir G. Veeckman 250- J. Van Bocxstaele; J. Leten; M. Stepman; Ch. Dael 150- Mw J. De Bouck; F. Cocquyt; N. Hostyn 100 - A. Mertens; E. de Meester; F. Andries; R. Coppejans; G. Lodrigo; Ch. Fassin; M. Vervalcke;J. Thissen;MwD. Sarteel; S. Tollenaere; A. Brysse; M. Baecke; Mw Leducq-Van Gendt; G. Vandeveire 50- R. Waeri; R. De Geyter; G. De Boel; A. Noest; Th. De Smet; G. Oosterlinck; A. Janssens; A. De Pauw; J.-P. De Bruyn; G. Blommaert; M. Vanheuverswijn; Mej. M.-J. De Smet; G. Van Damme; R. Thienpont; L. Elderweirt; Fr. Vervenne; Mw Leperre-Nicasens; Mw J. Boeckx; L. Lekens; Prof. Dr R. Tavemier; A. Van Hecke; M. Bockstaele; Mw M.-L. Dorpels; A. Van Durme; Mw S. De 365
Smet; H. Claeys; J. Van Hulle; R. Vanrusselt; L. Claeys; J. Goeman; W. Verleyen; C. Block; W. De Graeve; E. De Wulf; G. Portie; G. Me Hugh; W. Eggermont; L. Hoste; Mej. S. Wadin; E. Van den Bossche; Mw Wauters-D'haen E.; L. Van Bossele; P. Mortier; Mw M. Buquoy; W. Segers; J. De Wilde; H. Van den Bossche;R. Hoogstoel; M. Van Lancker; Mej .S. Vanden Bogaerde; Mw Keppens-Dentandt M.J. ;R. Derck; L. Van Melle; D. Wuytinck R. De Smul; Mw Cools-Derudder; D. Martens; A. Michiels; Chr. Vastemans; A. Baert; J.-P. Roose; J.-P. Peckstadt; A. Labout; L. De Rammelaere; L. Merchiers; W. De Clercq; Mw Y. Plasschaert.
366
INHOUD1985 1. - Over Kunstaffiches voor de Wereldtentoonstelling te Gent in 1913 ...- Inventaire archéologi<)ue : De Sint-Janskapel -1 ean-Baptiste-Louis Maes-Canini, een talentvolle doch miskende /Gentse kunstschilder -De Van Eyck's te Gent : Leerlingen en Medewerkers (2e Deel) ._ Even memoreren : 250 jaar geleden stierf Franciscus Rooman -Onze Gentse keukenrubriek 14 De Roep van de Straete (In 1752) Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons
r
2. -:Het Huizeken van Maastricht - Inventaire archéologique : Het Korenmetershuis ~ Negen gepentekende standbeélden -Brief uit Argentinië. Anno 1889 --ünze Gentse keukenrubriek ...,..Nog steeds over de Wereldtentoonstelling 1913 ~ Jeroom Duquesnoy 11 en het grafmonument van Bisschop Antoon ftriest -In memoriam : RudolfVan Oost Bibliografie Lezers schrijven ons Vraag en antwoord Oplossing Puzzel '84 Aanwinsten 1984 Documentatiecentrum
3. ._ De Brabantse Omwenteling~ De Gevechten te Gent. _ Inventaire archéologique : Het Groot Privilege van Maria van ..- Bourgondië ~ HetSint-Denijs-en Farmanplein. Een brokje geschiedenis Sneeuw- en ijsperikelen en voor het eerst meeuwen in de stad Honderdjaargeleden(1885) / / Schandstrafinstrumenten langs de Gentse straten Onze Gentse keukenrubriek Nogoverstoven / Vraag en antwoord Documentatiecentrum voor Streekgeschiedènis. Werking 1984 Lezers schrijven ons
f
367
2 18 22 26 4549 52 55 57
64
75 78 88 91 94 95 104 105 106 108 115 120
124 143 146 156 158 169 173 179 183 185
.;
Bibliografie Aanwinsten Documentatiecentrum Varia
187 189 193
I
4. -cJeschiedenis der Gentse kazernen -Even memoreren : 175 jaar geleden werd Louis Van Houtte geboren -. Inventaire archéologique:De voormalige kerk der Paters Capucijnen -Lieven Bauweos -Onze Gentse keukenrubriek _,Het Oud Casino op de Coupure ibliografie Vraag en Antwoord Nieuwe uitgaven Lezers schrijven ons Schenking Ere-VoorzitterJean Tytgat
196 225 229 232 240 244 247 250 253 255 256
5. -1 oseph Paelinck ( 1781-1839). Leven en werk. - Inventaire archéologique : De Pomp op de Zandberg. -De Kazerne op de Kattenberg, nu de "Leopold". -Heeft het" Huizeken van Maastricht" zijn vierde uitgave te Gent -gemist? _. Jan Boeksent . .-Vivan Lène (Herinnering aan de Mobilisatie-periode Winter 1939). Bibliografie. Onze Gentse keukenrubriek. Vraag en Antwoord. { Aanvullende ledenlijst.
260 271 273296 298 303 306 307 309 310
6. - De Grote Kavaleriekazerne, alias het "Pesthuis". """"" Inventaire archéologique: Het Graanstapelhuis. - De Waterstoet van 1905. -Bij een huldiging. - Een "Vischmarkt te Gent" door J ules De Bruycker. -De Geschiedenis van de Vijt-Borluutfundatie en het Lam Gods. """"'- Puzze11985. Godsdiensttoestandentijdens de 14e eeuw te Gent. Onze Gentse Keukenrubriek. Aanwinsten 1985 Documentatiecentrum. Vraag en Antwoord. Steunfonds.
. t
368
313 331 334 337 340 342 349 352 357 361 364 365