Ghendtsche tydinghen 1988 ehc 787672 1988

Page 1

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gentv.z.w. 17de jaargang nr.l 15 januari 1988 Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris. Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235,9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld: 300 fr.per jaar. Buitenland: 400 fr. per jaar. Steunende leden: 500 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar. INHOUD Pierre-Jacques Goetghebuer Inventaire archéologique : De Dodenrol Het verdwenen Huis "De Sleutel" op de Zandberg Uithangborden te Gent (Vervolg) Van alle Markten thuis: Het Klein Vleeshuis, de Melkmarkt en de Vogelmarkt Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Vraag en Antwoord Documentatiecentrum : Aanwinsten 1987 (Selectie) Lezers schrijven ons Gênsche Präot

2 11 13 32 40 45 54 58 61 63 65

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elkezondagvan 10tot 12uur(uitgenomenopfeestdagen). Gesloten m juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.


PIERRE-JACQUES GOETGHEBUER

Op 26 februari a.s. zal het precies 200 jaar geleden zijn dat Pierre-Jacques Goetghebuer geboren werd in Gent. De naam Goetghebuer zal wel vertrouwd in de oren klinken van alle Gentse heem- en geschiedkundigen. Wij dachten er dus goed aan te doen om deze figuur opnieuw eens in de schijnwerper te plaatsen. Zoals wij al zovele malen gedaan hebben, als het erop aankomt een Gentse figuur te belichten, grijpen wij ook nu terug naar een artikel dat meer dan 20 jaar geleden geschreven werd door onze goed gids in deze materie : Pierre Kluyskens. Zoals gewoonlijk met de vriendelijke toestemming van de familie Kluyskens. Een eeuw geleden, op 21 mei 1866, in de namiddag, droegen de leden en het bestuur van de Koninklijke Maatschappij voor Schone Kunsten en Letterkunde, Pierre-Jacques Goetghebuer die samen met Ladewijk Roeland en De Bast, twee andere markante figuren uit de Gentse kunstmiddens, de stichter van de vereniging was geweest, naar zijn laatste rustplaats op het kerkhof van Gentbrugge. Edmond De Busscher herinnerde voor het open graf aan de verdiensten van de grote architekt, tekenaar, graveerder en verzamelaar die twee dagen te voren, op 78-jarige leeftijd, plotseling door een beroerte werd getroffen terwijl hij bezig was dokurnenten te klasseren in zijn kollektie die zijn levenstaak en levensvreugde was geweest. Honderd jaar na het afsterven van Pierre-Jacques Goetghebuer, is deze verzameling, beter gekend als de "Atlas Goetghebuer" een van de zeldzaamste en meest geraadpleegde bronnen van de artistieke en architekturale geschiedenis van Gent geworden. De stad die in 1868 deze verzameling, na lange diskussie en aarzeling, aankocht aan de spotprijs van 7.000 fr., heeft waarschijnlijk haar gelukkigste aankoop verricht, want zij zou vandaag ettelijke miljoenen moeten uitgeven om een kollektie te kunnen ineensteken die niet eens de helft zou bevatten van de dokumentatie die Goetghebuer gedurende een halve eeuw met een ongewone speurzin en enorm veel geduld heeft bijeengebracht. Het leven van Pierre-Jacques Goetghebuer staat volledig in dienst van de kunst en in het teken van de liefde tot de stad waar hij op 26 februari 1788 werd geboren. Lieven De Bast die hem in 1823 in zijn •• Annales du Salon de Gand", een korte biografische nota wijdt, schrijft o.m. dat Goetghebuer als leerling van de Koninklijke Tekenakademie te Gent, al de eerste prijzen weg2


Pierre-Jacques Goetghebuer. Foto Stadsarchief.

3


kaapte en in juli 1810, op 22-jarige oudèrdom, ook de benijdenswaardige en felgeprezen medalje in de prijskamp van architektuur behaalde, onderscheiding die met veel glans en geestdrift werd gevierd door de Maatschappij voor Schone Kunsten en Letteren, de Société royale des Beaux-Arts et de Littérature de Gand, zoals men ze toen noemde, waarvan Goetghebuer in 1808 de medestichter was geweest met een paar andere entoeziasten en jongeren als Lorlewijk Roeland, De Bast, Quastfallen, Cruymans en De Broe. Het is deze maatschappij die aan de basis lag van de artistieke heropstanding te Gent en die gedurende ruim driekwart eeuw het kunstleven alhier beheerste. Nog hetzelfde jaar dat Goetghebuer op de eerste prijs van architektuur beslag legde, werd hij tot leraar in dat vak benoemd aan de Akademie waar hij pas sedert een paar weken zijn einddiploma had behaald. Gedurende negen jaar doceerde hij er met veel vlijt, toewijding en talent, doch de professorale banden wogen hem te zwaar en beletten hem o.m. te reizen en in het buitenland de architektuur te bestuderen, de monumenten te bewonderen en tekeningen te gaan maken van de voornaamste kunstgewrochten. In 1819 diende hij dan ook ontslag in zonder daarom voeling te verliezen met de studerende jeugd en de jonge artiesten die dikwijls bij hem te rade gingen en steeds hartelijk werden onthaald, aangemoedigd en bijgestaan. Die openhartigheid schijnt ten andere een van zijn mooiste karaktertrekken te zijn geweest en allen die hem gekend hebben' prijzen de manier waarop hij later zijn verzameling ter beschikking stelde van de geschiedschrijvers en van al de liefhebbers die belang stelden in het verleden van onze stad. Het is van zijn dokumentatie dat talrijke auteurs in de vorige eeuw, gestart zijn bij de studie van een historisch monument, stadsgezicht of geschiedkundig feit. Bekwame architekt, was Goetghebuer tevens een knappe tekenaar en een verdienstelijke graveerder : het door hem behandeld onderwerp bleef echter bijna steeds de architektuur, het monument, het gebouw. Reeds in 1810 had hij voor het stadsbestuur dat keizer Napoleon en keizerin Marie-Louise met buitengewoon praalvertoon wou ontvangen, de tekening gemaakt voor een reusachtige triomfboog. Het was diezelfde Goetghebuer die een vijftal jaren later het topografisch en strategisch plan van de slag bij Waterloo, de beslissende nederlaag van Napoleon tekende. Hij gaf het in klein en groot formaat uit, en het werk oogstte zoveel bijval dat men het in Duitsland en Groot-Brittannië namaakte! Als graveerder heeft een magistraal werk blijvend zijn betekenis en faam verzekerd, nml. zijn "Choix des monuments les plus remarquables du royaume des Pays-Bas" dat hij ten tijde van het Hollands Bewind liet verschijnen en veel sukses kende. 4


Goetghebuer graveerde zelf de talrijke platen, samen met François Aubertin, een Franse kunstenaar, specialist in de aquatinta-techniek, die op dat ogenblik te Gent als politiek vluchteling verbleef. Goetghebuer die met dit werk een zilveren medalje verwierf op de Nationale Nijverheidstentoonstelling van 1820, liet enkele tijd nadien, met dezelfde platen eennederlandsevertaling van dit kapitaal werk verschijnen : "Verzameling der merkwaardigste gebouwen in het koninkrijk der Nederlanden", vertaald door J. Hoefkens. De gravures van dit lijvig werk dat vandaag zeer zeldzaam is geworden, munten uit door hun zorg, hun nauwgezetheid, hun korrekte detailweergave; een plaat als deze van het Gents Pakhuis op de Koornmarkt bv. is een uiterst kostbaar dokument, een betrouwbare bron omdat de tekenaar zijn opdracht als architekt heeft vervuld en zich geen enkele gril of afwijking in de weergave heeft veroorloofd. In zijn verder grafisch oeuvre zien wij steeds het architekturaal motief op het voorplan treden: hij maakte o.m. de gravures van het standbeeld van Keizer Karel op de Vrijdagmarkt en van de Vismijn voor de Mémoires sur la villede Gand, van ridder Diericx, de tekeningen van de Sint-Haafskatedraal te Gent en van de O.L. Vrouwkerk te Antwerpen voor een milanese uitgave van de voornaamste kerken van Europa. Als architekt heeft Pierre-Jacques Goetghebuer eveneens verdienstelijk werk geleverd, alhoewel het zich ten volle integreert in de geest van de tijd, die zeker niet zeer vooruitstrevend en oorspronkelijk was. Zijn voornaamste kreatie was het Posthotel op de Kouter, na de afbraak van het lokaal van het Sint-Sebastiaansgild. Het toeval heeft gewild dat het juist een eeuw na de dood van zijn ontwerper is dat men dezer dagen dit hotel dat een brok geschiedenis van het Gents XIXe leven inhield, afbreekt. Deze en andere gebouwen door Goetghebuer opgetrokken bewijzen ons dat hij geen schepper is geweest. Hij kende zijn stad, haar geschiedenis, haar schoonheid, hij verzamelde dokumenten, hij tekende monumenten, graveerde met een buitengewone technische vaardigheid, doch nergens in zijn oeuvre vinden wij enig spoorvan kreatieve geest, van durf, van originaliteit. Er zijn nog ~eer architektenen graveerders uit die periode die even verdienstelijk waren en het soms verder hebben gebracht, en die nochtans totaal vergeten zijn. François-Joseph, de jongere broeder van Goetghebuer, die zeer vroeg gestorven is maar als architekt meer betekenis heeft gehad is met zovele andere artiesten de vergetelheid ingegaan, en Pierre-~acques Goetghebuer zou hoogstwaarschijnlijk een zelfde lot hebben gekend na zijn dood, moest hij niet gedurende meer dan een halve eeuw, alle tekeningen, aquarellen, plannen, medaljes, prenten, handschriften en andere dokurnenten die betrekking hadden op de geschiedenis van Gent, hebben verzameld. 5


In 1823 reeds mocht De Bast de aandacht van het publiek vestigen op de waarde en de omvang van deze kollektie die Goetghebuer nog gedurende een veertigtal jaren voortdurend aanvulde en verrijkte. Men vraagt zich zelfs af hoe het mogelijk is geweest dat één enkele persoon het kon bolwerken een dergelijke massa zeldzame dokurnenten bijeen te brengen, zelfs indien wij weten dat in die periode de meeste mensen totaal onverschillig bleven voor de getuigen en dokurnenten van ons historisch en kultureel verleden. Eigenaardig mag het wel heten dat Goetghebuer die over een zo enorm en interessant materiaal beschikte, zelve niet meer heeft geschreven; weliswaar verschenen er van zijn hand een paar korte studies in het Messager des Sciences historiques doch veelal stelde hij zijn dokumentatie ter beschikking van navorsers en historici; ook in dit domein is zijn kreatieve aktiviteit derhalve zeer gering geweest. Geen enkel ikonografisch dokument mocht echter aan zijn waakzaam oog ontsnappen. Wanneer hij in 1866 stierf, liet hij een kollektie van boven de 4.000 prenten, originele tekeningen, gravures en andere zeldzame stukken na die drie eeuwen stedelijke geschiedenis belichtten. Zijn erfgenamen waren bereid gans deze verzameling of atlas te verkopen en hadden de prijs op 7.000 fr. vastgesteld. Het mag een geluk heten dat deze enige verzameling niet verspreid werd in openbare veiling; versnipperd en verminkt zou zij veel van haar waarde en betekenis hebben verloren. Reeds enkele weken na de dood van Goetghebuer alerteerde de Commissie van de stadsarchieven het Kollege; het stadsbestuur, vrezende dat de ene of andere interpellant van de oppositie het Kollege een dergelijke "uitgave" zou verwijten - de stedelijke overheden durven maar zelden een verantwoordelijkheid nemen in dit domein- ging dan ook zeer omzichtig en voorzichtig te werk en stelde een Commissie aan bestaande uit de heren Wagener, Dubois en Pauli, die belast werden met een grondig onderzoek van de Atlas. Nog een geluk dat het geen Beotiërs waren zoals elke gemeenteraad er 'n paar telt. Hun verslag was volledig, nuchter, affirmatief: in 17 bladzijden legden zij de nadruk op de onschatbare waarde van deze dokumentatie. De atlas, schreven zij, bevat ongeveer 4.250 stukken, waarvan het oudste een zich in vogelvlucht van Gent is, gedagtekend 1524. "La Commission n'hésite pas à vous proposer l'acquisition. Elle croit pouvoirmême affirmer que la ville ferait un acte de mauvaise administration en laissant échapper I'occasion". Na dergelijk advies, kon de stad nog moeilijk weigeren op het voorstel van de erfgenamen in te gaan. Een krediet van 7.000 fr. werd op de buitengewone uitgaven van 1868 voorzien en op 30 januari werd de som aan de familie Goetghebuer uitgekeerd. Gent realizeerde een prachtige belegging die, spijtig genoeg, het begin werd van een eindeloze administratieve 6


diskussie en van een konflikt dat slechts sedert een paar jaren definitief werd bijgelegd. Pierre-Jacques Goetghebuer ging na zijn dood de grote vergeethoek van zovele Gentse weldoeners vervoegen en het mag voor zijn nagedachtenis een geluk heten dat men zijn naam is blijven geven aan de Atlas die hij, ten koste van heel wat materiële en financiële offers had bijeengebracht. Het verslag door de speciaal daartoe aangestelde Kommissie, aan de Gentse Gemeenteraad, maakt gewag van ongeveer 4.250 dokumenten, cijfer dat eveneens door Victor Fris in zijn "Bibliographie de l'Histoire de Gand" in 1907, een veertigtal jaren na het afsterven van Goetghebuer, wordt aangegeven : "Cette collection comprend 186 gros portefeuilles rangés dans 35 cases, contenant environ 4.250 pièces se rapportant à la ville et s'étendant sur une période de plus de trois siècles". Fris, die gewoonlijk het minste detail dat hij in zijn werken vooropzet, nauwkeurig onderzoekt en verifieert, heeft blijkbaar vrede genomen met de inventaris die onmiddellijk na de dood van Goetghebuer werd opgemaakt, want veertig jaar later was het aantal dokurnenten aanzienlijk gestegen. De Atlas Goetghebuer heeft inderdaad de naam van de oorspronkelijke verzamelaar bewaard, doch door toevoeging van aangekochte, geschonken of gelegateerde dokumenten, prenten en tekeningen is deze Atlas, een eeuw na zijn aanwerving door het Gents stadsbestuur, een van de lijvigste en haast niet meer op een paar eenheden na, te schatten verzameling geworden. Aldus heeft het Gents stadsbestuur, na het overlijden van de vermaarde bouwmeester Loctewijk Roelandt, de ontwerper van de Aula, het Casino~ de Grote Schouwburg, de Sint-Annakerk, de Rijbaan en zovele andere openbare gebouwen, de plannen en dokurnenten die de architekt had nagelaten, van diens erfgenamen aangekocht en deze kostbare stukken gingen op hun beurt de Atlas Goetghebuer aandikken. In 1873, een paar maanden na het overlijden van haar echtgenoot, schonk Mevrouw August Van Lokeren de prachtige kollektie tekeningen·, akwarellen en gravures die de geleerde Gentse historicus en oudheidkundige had aangelegd : 665 dokumenten, allen van het grootste belang. August Van Lokeren, aan wie wij o.m. de redding van de puinen van de SintBaafsabdij verschuldigd zijn, was een knappe tekenaar en de tientallen pentekeningen die hij zelf maakte zijn een kostbaar en uiterst betrouwbaar ikonografisch materiaal voor het XIXe eeuws aspekt van de stad. Het legaat Van Lokeren bevatte tevens een aantal akwareHen van de bekende Gentse kunstenaar Pierre-François De Noter. Al die werken kwamen de Atlas Goetghebuer aanvullen. Andere giften, schenkingen en legaten verrijkten jaar in jaar uit de verzameling; talrijke vooraanstaande historici, geleerden, archeologen, kunste7


naars hadden het belang ingezien van deze enige kollektie en aarzelden niet zich van een paar kapitale dokurnenten uit hun eigen verzameling te ontdoen, als b.v. Ferdinand Vander Haeghen, Jules De Vigne, Sunaert, den Duyts, Van Assche, Van Loo, Armand Heins, Lammens, terwijl de stad, op aandringen of op raad van de Kommissie voor Monumenten, van de archivaris of van konservators, steeds maar nieuwe stukken in openbare veilingen of van partikulieren aankocht. In 1902 werden in Den Haag een dertigtal akwareHen vanJ. Wijnants aangekocht. Wijnants, flankeur bij het derde Jagersbataljon, was een van de duizende Hollandse soldaten die van 1815 tot 1830 in onze stad garnizoen hielden; terwijl zijn makkers hun vrije uurtjes in kroegen en herbergen doorbrachten, kuierde Wijnants door de straten van de stad en noteerde in een reeks tekeningen en akwareHen zijn indrukken met metikuleuze zorg, zonder ook maar ĂŠĂŠn detail van het ensemble, het plein of het monument te verwaarlozen :het Veerleplein, de Watermolen, het Spanjaardenkasteel, de Sint-Jacobskerk, de Keizerpoort, de Visserij en zovele andere pittoreske stadsgezichten uit het begin van de vorige eeuw. De Atlas moet op zeker ogenblik meer dan 20.000 dokurnenten hebben geteld, want een inventaris in 1890 opgemaakt katalogeert ongeveer 15.000 tekeningen, gravures, plannen, enz. Hierdoor bestond er gevaar dat deze verzameling, met zoveel zorg en kennis aangelegd, van haar waarde en betekenis zou gaan verliezen; al hetgeen beschouwd werd als een "dokument" over de geschiedenis, de topografie of de aanblik van Gent in het verleden werd bij de Atlas gevoegd, ook talrijke waardeloze stukken die een vijftiental jaren geleden uit de verzameling samen met de dubbels, werden verwijderd. Onder de leiding van stadsarchivaris NowĂŠ werden door de Diensten van het Stadsarchief, meer bepaaldelijk door Julien Pauwels, alle dokurnenten zorgvuldig onderzocht, gekatalogeerd en geklasseerd in kaften en vervolgens samengebracht per rubriek, d.w.z. per straat, plein of onderwerp. In de leeszaal van de Abrahamstraat kan men derhalve vandaag die uitzonderlijke belangwekkende kollektie raadplegen, onmisbaar dokument en onuitputbare bron voor al wie opzoekingen wil doen over het verleden van de stad. Dit was in vroegere jaren echter het geval niet. Het stadsbestuur had in januari 1868 deze Atlas aangekocht, doch het Stadsarchief kon onmogelijk deze omvangrijke verzameling herbergen. Het "stadsarchief' was op dat ogenblik een zeer mooi woord, doch veel meer dan een woord was het niet. Er waren weliswaar duizende dokumenten, handschriften enz., maar zij waren niet eens gerangschikt, zij lagen opgestapeld, verpakt en stoffig geborgen op de hoogste verdieping van het 8


stadhuis. Er was moed, speurzin en enorm veel geduld nodig om de hand te kunnen leggen op het stuk dat men wou raadplegen. In die rommel en warboel van opeengestapelde dokurnenten vond men geen plaatsje voor de 4.000 prenten en tekeningen door Goetghebuer nagelaten. Liever dan dit merkwaardig ensemble ergens te bergen in een lokaal waar niemand het zou kunnen raadplegen, gaf de stad het in depot aan de Biblioteek, waar de liefhebbers de mogelijkheid zouden krijgen inzage te nemen van die rijkeikonografischeen historische verzameling. Welnu het juridisch statuut van de Biblioteek was in die jaren een van die administratieve raadsels uit dewelke niemand wijs kon geraken. Gent bezat in het begin van de vorige eeuw een rijke biblioteek, grotendeels gevormd en aangelegd met boeken, handschriften en andere archivalia afkomstig van de afgeschafte kloosters en gemeenschappen, zoals dit ook, in een ander domein, de oorsprong is geweest van ons stedelijk Museum voor Schone Kunsten. Toen nu de Universiteit van Gent door Koning Willem werd gesticht, werd er tussen de Staat en de stad Gent een overeenkomst gesloten die naderhand bekrachtigd werd door een Koninklijk Besluit van 20 januari 1818 en waaruit o.m. bleek dat de biblioteek, eigendom van de stad Gent, vanaf die datum ter beschikking en gebruik van de pas gestichte Universiteit zou worden gesteld. Het was en het is nog steeds een ingewikkelde zaak, zoals de meeste wanneer men een soort middenweg wil vinden en een doolhof schept ! De stad had de Atlas Goetghebuer aangekocht, doch had hem in depot afgestaan aan de biblioteek van de Ottogracht, die eigendom was van de stad, maar in feite de Universiteitsbiblioteek was geworden. Toen het stadsarchief eindelijk, in 1932, een waardig onderdak kreeg in de gewezen Berg van Bermheftigheid in de Abrahamstraat, was het logisch dat de stad, die nu plaats te over had om de verzameling Goetghebuer te herbergen en te rangschikken, deze kapitale kollektie zou terugvragen. Een administratie kan geen tranen storten of knarsetanden, maar zij kan wel, althans in de figuurlijke zin, een paar stokken in de wielen steken, en het duurde dan ook tot in 1935 vooraleer konservator NowĂŠ erin slaagde het grootste ~eel van de Atlas naar de Abrahamstraat te doen overbrengen, na een regeling die ditmaal beter ineenstak dan de vorige. De Atlas verhuisde naar het stadsarchief, terwijl enigszins als tegenprestatie, een aantal tekeningen van Lucas De Heere, van Van Reysschoot alsmede het kostbaar handschrift van Marcus van Vaernewijk over de Godsdienstige beroerten te Gent, definitief aan de Biblioteek van de Rijksuniversiteit werden toegewezen. Sindsdien werden, zoals wij het hoger schreven, een aantal dokurnenten uit de verzameling geweerd : een aantal foto's uit het einde van de vorige en uit het begin van de :XXe eeuw, werden aan de Kommissie voor Monumenten 9


overgemaakt en kwamen aldus de zeer rijke fotografische kollektie van onze stedelijke kommissie aanvullen. Andere stukken werden in bruikleen afgestaan aan het Oudheidkundig Museum van de Bijloke, o.m. de ontwerpen van het Belfort en van het Stadhuis, alsmede het schilderij dat de doopstoet van Keizer Karel uitbeeldt en het groot stadsplan van 1534. Later nog werden sommige dokumenten, steeds in bruikleen, gegeven aan het Museum der Honderd Dagen in de Veldstraat, terwijl hetgeen meer verband hield met folklore, naar het Museum voor Volkskunde verhuisde. Het werd al bijeen een verdeling, zoals een goede huisvader hetzou hebben gedaan. Het grootste gedeelte bleef en bevindt zich nog steeds op het stedelijk archief van de Abrahamstraat : geen plein, geen straat, geen monument, geen verdwenen stadshoek, geen kerk, geen toren, geen klooster, geen rivier, geen gevel die in deze Atlas niet voorkomt in zijn achtereenvolgende gedaante, met zijn veranderingen, wijzigingen, verminkingen of herstellingen. De Atlas Goetghebuer, bron en rijkdom van Gent, is een film die voor onze ogen drie eeuwen geschiedenis van de Gentse stede laat afrollen, in zwartwit, in kleur, met of zonder personages, in klein of groot formaat, metikuleus of grillig, spontaan of onbeholpen, maar steeds levendig en boeiend, een volledig tekenverhaal van al hetgeen onze voorouders hebben opgetrokken vernietigd of aangepast aan de smaak van hun tijd die niet immer de goede smaak was, doch die artistieke up en downbeweging hoort, zoals oorlog en vrede, armoede en welstand, tot de geschiedenis van een stad. Pierre KLUYSKENS

10


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 152

Op 14 februari 1900 stelde Alfons Diegerick, in de rubriek "Handschriften Staatsarchief te Gent - Fonds van de St-Pietersabdij, Supplement Nr. 102bis - XIVe eeuw (1399)", in de Franse taal een fiche op over

DE DODENROL In de Middeleeuwen noemde men dodenrol (rotulus, rollus, breve mortuorum) wat wij vandaag een doodsbrief zouden noemen. Wanneer een lid van een godsdienstige gemeenschap, vooral een waardigheidsbekleder of een markante persoonlijkheid, kwam te overlijden, werd zijn naam - al of niet voorafgegaan van een inleiding - geschreven aan het hoofd van een perkamente rol en werd er een verzoek voor gebeden voor zijn zielerust aan toegevoegd. Een monnik, drager van deze rol (rotulifer, rotularius, brevetarius), werd gestuurd van abdij naar abdij, van kerk naar kerk, om dit doodsnieuws aan te kondigen en de belofte te vragen voor gebeden. Iedere godsdienstige instelling die aldus bezocht werd, schreef op het document haar naam, datum van aan..: komst van de drager van de rol en de belofte gebeden te zullen doen voor de overledene of de overledenen. Alhoewel deze rollen zeer talrijk moeten geweest zijn, zijn ze vandaag uiterst zeldzaam geworden. Hun bewaring was de uitzondering en men kent er slechts enkelen die in hun geheel bewaard werden. Het Bisschoppelijk archief van Gent bezit er twee, zeer mooie, van de jaren 1406 en 1507. De prachtige rotulus waarvan wij hier een schets publiceren , stamt van de St-Pietersabdij te Gent en draagt de datum 16 mei 1399. De overledenen voor dewelke gebeden worden gevraagd zijn "Godefridus en Petrus , presbiteri en monachi", plus een zeker aantal Foto Stadsarchief. "familiares" van de St-Pietersabdij, waar11


schijnlijk gestorven in de loop van het jaàr. De inleiding is fijn gecalligrafieerd en verfraaid met versieringen aangebracht met de pen. De verluchte beginletter toont ons de Heilige Benedictus, stichter van de Orde tot dewelke de St-Pietersabdij behoort. Deze rol, die een lengte heeft van 19 meter 30 centimeter en een breedte van 23 centimeter, is samengesteld uit 29 stukken perkament die aaneen genaaid zijn. Zij is gedeeltelijk opistografisch, dat wil zeggen beschreven langs beide kanten en draagt de vermelding of "titulus" van 524 bezochte abdijen, kerken en godsdienstige instellingen in het bisdom van Doornik in Vlaanderen en van ongeveer 35 bisdommen in Frankrijk. De monnik die drager was van deze rol (Alexander dictus des Mareschachies) begon zijn tocht op 28 mei 1399 en beëindigde zijn lange reis slechts op 1 augustus 1400. Cf. L. Delisle, Des monuments paléografiques concemant l'usage de prier pour les morts, (Bibliotheek van de Ecole des chartes, 2e reeks, III, 1846, p. 370.- E. Reusens, Eléments de paléographie, pp. 451-453.

Naschrift Aangezien de naam Alfons Diegerick de meeste Gentenaars misschien minder vertrouwd in de oren zal liggen, vermelden wij dat deze Ieperaar in 1882 kwam werken op het Rijksarchief te Gent. In 1892 werd hij er de archivaris van. Het is onder zijn leiding dat het Rijksarchief zijn intrek nam in het Geeraard Duivelsteen. Hij overleed te Gent in 1911.

12


HET VERDWENEN HUIS "DE SLEUTEL" OP DE ZANDBERG

Onderhavig werk, dat het in 1712 gebouwd huis De Sleutel op de Zandberg behandelt, is uitgevoerd in het raam van een onderzoek geleid door Prof. Dr. F. Van Tyghem (Hoger Instituut voor Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde R.U.G.) gewijd aan verdwenen 18e-eeuwse woonhuizen in Gent. Volgens een plan van reconstructie van de Zandberg, in 1966 door R. Warie, architect van de Commissie der Monumenten en Stadsgezichten, opgemaakt aan de hand van de nog bestaande oude gevels en van bewaard gebleven bouwaanvragen, is De Sleutel het derde huis vanaf de Onderstraat. (afb. 1) In de 16e eeuw was de Zandberg, trechtervormig pleintje dat uitgeeft op de Hoogpoort, de kern van een wijkj waar de meeste Latijnse en humanistische scholen gevestigd waren (1). Er werd op dat ogenblik steeds meer zorg besteed aan de verfraaiing van het stedelijk milieu en de stadsvernieuwing werd in de hand gewerkt door een aantal bouwverordeningen, waarvan sommige reeds in voege waren sinds het einde van de 14e eeuw (2). Vanaf de 17e eeuw kende Gent een drukke bouwbedrijvigheid, aangewakkerd door het beleid van Albrecht en Isabella. Het versteningsproces, de evolutie van het huis uit hout en leem naar het stenen huis- wordt emstig aangepakt en doorgevoerd. Dit was het gevolg van het verbod houten gevels te herstellen, herschilderen, herbouwen of nieuw op te trekken. Een toelage werd uitgekeerd voor het vervangen van een houten gevel door een façade in steen (3). Het bouwen van huizen met houten gevels, of voorzien van stroodaken, werd hoofdzakelijk verboden om brandgevaar te voorkomen. In een stadsreglement van 8 Januari 1671 werden deze bepalingen herhaald en aangevuld met allerlei bouwkundige voorschriften, wat blijkt uit art. 7 van bedoeld reglement : "Dienvolghende, om een ijgelick te eneauragieren ende assisteren tot het bauwen van s_choone huusen, sal an de gone, die jnde plaetse van haerlieder hauten ghevels ter straetewaerts de selve sullen rnaeken van steen ter hoochde ten minsten van twee staigiÍn, van stadts weghe ghedaen worden suleken bijlech als men naer de qualiteyt ende importantie van de weercke sal redelick vinden." (4) Na de achteruitgang veroorzaakt door de oorlogen tegen Loctewijk XIV, volgt een tijdperk van betrekkelijke bloei onder het Oostenrijks bewind (1714-1792). Het begin van de 18e eeuw is een periode van economische welvaart. De eerste fabrieken worden opgericht, een nieuwe handelaarsklasse ontwikkelt zich die de opdrachtgever wordt voor een aantal statige 13


.......

.j:.>.

'· ) "!_ _-::: ..

~

·-·'L. "': .·. ·::;.·.~~.~:· '. : ~.

-.

'l"'''T~a.w~

1. Onuitgegeven plan van reconstitutie van de Zandberg, door R . Warie, architect van de Commissie der Monumenten en Stadsgezichten van de stad Gent, 1966.


herenhuizen (hotels) in het centrum van Gent. Maar ook de kleinere burgerij wordt welstellend, verbouwt haar huizen en versiert ze rijkelijk. De subsidies die de stad toekent voor het vervangen van een houten gevel door een stenen, draagt hiertoe in hoge mate bij (5). In de 18e eeuw is de Zandberg vooral bebouwd met burgers- en herenwoningen met brede bepleisterde lijstgevels : aan de Oostzijde, naast ~et huis vander Meersche, staan typische 18e-eeuwse klok- en lijstgevels die in 1950 afgebroken worden voor het bouwen van de nieuwe vleugel van het klooster van de Zusters van de Kindsheid Jesu (6). De Zandberg, die deel uitmaakt van de Sint Baafsparochie, bevatte 16 huizen volgens de gegevens uit 1662 van een politiemeester (7). F. De Potter vermeldt er evenveel in zijn werk "Gent van den oudsten tijd tot heden" en zegt over De Sleutel dat het in 1711 "zijnen eersten steeoen gevel" krijgt; tot dan toe had het dus nog een houten gevel (8). De studie over dit verdwenen huis kan op gegevens steunen opgeleverd door het bestaan van de bouwaanvragen, verordend door de termen van art. 9 van het Reglement op het bouwen van 1671, die bepalen: "Ende en sal niemandt vermoghen eenighe nieuwe ghevels te bauwen, ten sij an schepenen alvooren oock overbrijnghende de modelle, omme daerop ghedelibereert te worden, of de selve ghemaeckt worden naer den heesch van de weercke." (9) De bouwaanvragen, op gezegeld papier ingediend, zijn uitgedrukt in een geëikte tekst door een Procureur opgesteld en onderworpen aan de goedkeuring van een Commissie van de Schepenen van de Keure, samengesteld uit twee schepenen, een secretaris en één of twee erfscheiders. De Commissie bezoekt de bouwplaats, maakt verslag op en treft dan een· beslissing. (afb. 2) De bouwaanvragen zijn vergezeld van de "modellen", die het gevelontwerp of de gevelopstand van de geplande bouw weergeven. Bijna nooit is er een grondplan bijgevoegd, tenzij wanneer er een wijziging aan de rooilijn optreedt. Het komt eerder zeldzaam voor dat de bouwheer een doorsnede van de gevel voorlegt. (afb. 3) Die "modellen" zijn vaak mooie aquarellen of pentekeningen, met waterverf ingekleurd. De aard van het bouwmateriaal wordt in stereotiepe kleuren weergegeven : blauwof groen-grij~ voor de dakpartijen, rood voor de bakstenenvlakken, blauw voor de granieten sokkels of voor hardsteen, wit voor kalkzandsteen, geel voor hout. De schaal is in Gentse voeten (1 voet= 12 duimen of 0,298 m. ). Alle aanvragen en plannen dragen de datum van de bouwaanvraag, doch vermelden zelden de naam van de architect (10). Die bouwaanvragen werden vanaf 1625 tot 1796 bewaard en bevinden zich thans in het Stadsarchief van Gent (11). Er bestaan er ongeveer 6000 waarvan nagenoeg 2500 met tekeningen en ze vormen een basisinformatie voor de studie van de Gentse privé-architectuur. De waarde van dit documentatiemateriaal werd pas op het einde van de 19e eeuw ontdekt. In deze peri15


2. Bouwaanvraag van de gebroeders Gravier.

16


ode werd veelvuldig gebruik gemaakt van de bestaande plannen voor de restauratie of de reconstructie van historische gevels, als voorbereiding tot de Wereldtentoonstelling te Gent in 1913. De bouwheren van het huis De Sleutel waren de gebroeders Anthoon en Passchier Gravier. Ze waren meesters steenhouwers, zonen van Arnold Gravier uit Brugge, die sedert 1663 in Gent gevestigd was. Over de vader schrijft A. Heins "un spécialiste de Bruges, Arnold Gravier, qui s'intitule 'sculpteur d'ornements de façade de pierre', cyraetsnijder van steenen ghevels"; over de zonen "tailleurs de pierre reçus dans la corporation des peintres et sculpteurs en 1699" (12). Vanaf de tweede helft van de 17e eeuw hebben, naast de bouwmeester, de ambachtslieden, die zich in Gent 'cyraetsnijders van steenen ghevels' noemden, een belangrijke rol in de bouwbedrijvigheid gespeeld. Ze vormden ware dynastieën, zo de families Matthijs, Vander Linden (die aan de poort van de Vishal werkten), de Baudes, die uit 's Gravenhage en de Graviers dus, die uit Brugge kwamen, en hadden waarschijnlijk ieder een eigen stijl (13). In 1700 werken Antoon en Passchier Gravier als steenhouwers mee aan de bouw van de nieuwe conciergerie van het Stadhuis; het typische ingangspoortje is vermoedelijk door hen uitgevoerd. (afb. 4) Passchier Gravier werkt ook samen met de bekendste onder de toenmalige Gentse architecten, Bernard de Wilde, wanneer in 1728-29 aan het stadhuis bouwwerken uitgevoerd worden. Hij werd o.a. gelast met het sculpteren van een marmeren schouw (afb. 5) voor de 'nieuwe camere van retraiten' (waarschijnlijk het huidig cabinet van de burgemeester), van vier verschillende portalen, waarvan er één bewaard is gebleven (de toegangsdeur tot de voormalige ledenkamer van de Staten van Vlaanderen) (afb. 6) en van een sierlijke deuromlijsting (afb. 7). (14) Vanaf 1708 komen de gebroeders Gravier in de archieven van de ambachten vaak voor in de hoedanigheid van gezworenen ter gelegenheid van de aanstelling van een hoofdman van de "vrye nerynge vande metsers ende de steenhauwers binnen deser stede van Gendt" of als "pruefmeesters voor de aanstelling van de hooftman" (15). De laatste handtekening "Anthone Gravier" dat~ert van 1741 op de "acte van Resolucie boeck vande vry neeringhe van de metsers ende steenbauders deser stede van Ghent begynende vanden Iaere 1689" (16). Daarna vindt men van de gebroeders Gravier geen vermelding meer. Uit het Register van Huisgelden van 1706 blijkt dat de Graviers toe_n in de St Jansstraat in het huis "ghenoempt den Hellebrant" zouden gewoond hebben en de gevel daarvan zouden gemaakt hebben. Op 30 september van dit jaar worden ze vermeld in een transactie "gepasseerd voor den notaris Anthone van den Bogaert" tussen hen beiden en Philips Wouman "in huwelijek met Marie Anne Gravier", hun zuster. Bij het overlijden van 17


I5

0

. .

..

3. Het 'model' van De Sleutel.

18


hun schoonbroer Philips Wouman, wordt in de Staat van Goederen van 1723 opgetekend dat ze op de Zandberg wonen (17). Het staat dus vast dat de gebroeders Gravier niet enkel hun huis op de Zandberg, maar ook nog andere bouwwerken zouden uitgevoerd hebben, wat begrijpelijk is gezien hun beroep van sieraadsnijders van stenen gevels (18). De vraag kan dan ook gesteld worden of het nog bestaande Hotel Schamp gelegen in de Veldstraat (huidige C & A), in 1717-1721 opgetrokken (afb. 9 en 10), ook niet door hen zou uitgevoerd zijn, de gelijkenis met De Sleutel in acht genomen. In 'Bouwen door de eeuwen heen' wordt van dit hotel gezegd dat het gebouwd is naar een ontwerp van Bemard de Wilde, met wie de gebroeders Gravier later samenwerkten (19). Het 'model' van De Sleutel vertoont een sierlijke hoofdvorm, een horizontaal afgelijnde halsgevel, bestaande uit 5 traveeën en 3 bouwlagen, met een driehoekig fronton, waarop een vaas op sokkel, als gevelbekroning. (afb. 1 en3). De gevel heeft, met uitzondering van de ingangspartij, aangebracht tussen de 1e en de 3e travee, een algemeen symmetrische vorm en een open karakter ingevolge het groot aantal vensters. Deze zijn door vlakke bossage met elkaar verbonden, behalve in de 2e bouwlaag waar het middenvenster, dat een fronton draagt en geflankeerd is door 2 pilasters, een geheel vormt met de vensters van de 2e en de 4e travee. Uit de kleuren, op de tekening aangebracht, kan opgemaakt worden dat volgende materialen gebruikt werden : hardsteen (blauwe kleur) voor bossage tussen het venster, voor de muur in uitgewerkte stenen onder de traveeën 3,4 en 5 van de benedenverdieping en voor het balcon, met uitzóndering van de balustrade; · kalkzandsteen (witte kleur) voor he~ deel onder travee 1 van de benedenverdieping, voor de pilasters, de frontons, de balusters, voor de putti en de medaillons; hout (gele kleur) voor de deur. De granaatappels van het balcon, de cijfers op het fronton, de top van de siervaas op het gevelfronton waren verguld. De rechthoekige lijstvensters van de 1e bouwlaag, gevat in platte bossage, zonder midd~ilstijl, bestaan uit twee delen : het onderste deel heeft een raam uit één stuk, het bovenste een raam met roeden boven een gestrekte tussendorpeL De ingangspartij en de vensters van de 1e, 4e en 5e travee zijn afgedekt met geprofileerde waterlijsten met een naar onder toe afgeschuinde sluitsteen, versierd met ribbels. Op de consoles aan weerszijden van het middenvenster rust de balconplaat. De deur bevat in het bovenste paneel een symmetrisch bladmotief, vertrekkend uit een gekrulde dubbele voet, vanwaar de bladeren, verbredend, uitgroeien om een centraal medaillon met een bloemenlijst te omringen; in het onderste paneel is een meer eenvoudig, plat motief ingeschreven, dat 19


4. Ingangspoortje van de c~mciergerie van het Stadhuis van Gent, met datum MDCC.

20


steunt op een in klauwen uitlopende voet. De zesdelige vensters van de 2e bouwlaag, met een gebeeldhouwde middenstijl, zijn horizontaal in drie verdeeld door 2 gestrekte tussendorpels. De middentravee, omlijst door 2 pilasters met een kapiteel van de ionische orde, heeft een balcon afgezet met een balustrade bestaande uit 5 balusters en 2 geprofileerde hoekstukken die een granaatappel dragen. Dezelfde waterlijsten en sluitstenen als voor de vensters van de 1e bouwlaag dekken deze van de overige traveeën af. De balconplaat rust aan de uiteinden op 2 afgeschuinde consoles met parel- of bladmotief. De borstweringen onder de vensters, rechts en links van het balcon, zijn versierd met een centraal médaillon met een vrouwenbuste, en zijn omringd met guirlandes, door zwevende putti gedragen. Het driehoekig fronton in lijstwerk, boven het middenvenster, heeft een vlak entablement met schelpmotief en rankwerk in het veld.· Dezelfde vensters als die van de 2e bouwlaag vindt men terug in de 3 middentraveeën van de 3e bouwlaag, ditmaal bekroond met een geprofileerd rondboogfronton. Het boogveld in bossage rust op een afgeschuinde sluitsteen. De borstwering bestaat uit vlakke, rechthoekige, geprofileerde stenen platen in vlakke bossage gevat. De zijstukken, in geprofileerde stenen platen, aan beide zijden van de gevel, zijn eveneens door vlakke bossage omgeven. Het driehoekig lijstfronton in de gevelaflijning heeft een omament van symmetrische krulmotieven in het veld. Het entablement bevat een fries met de datum MDCCXII. De geveltop wordt gevormd door een vaas eindigend in een granaatappel op een geprofileerde sokkel met zijvoluten. Het huis, in 1712 gebouwd, vertoont een classicerende Barok-stijl (Lode..: wijk XIV), dit is een mengstijl waarin hier de klassieke bouwprincipes en een drukke versiering tot een geheel worden versmolten. De strakke ordonnantie van de gevel, de ritmische groepering van de vensters, het belang van de piano nobile (bel-étage), zijn duidelijk klassieke kenmerken; er kan ook gewezen worden op de frontons (driehoekig en rondbogig), het lijstwerk, de rustig gehouden onderbouw, de pilasters die het balcon omlijsten. De Barok-elementen zijn in de eerste plaats vertegenwoordigd door de halsvormige geveltop en de pronkerige versiering op de borstwering van de eerste verdieping : médaillons, guirlandes van bloemenkransen, putti (alhoewel men die reeds in de Renaissance aantreft). Andere karakteristieke onderdelen zijn het schelpwerk, de siervaas op de geveltop, _met de door binnenwaarts gekrulde voluten omlijste sokkel, de ingangsdeur met decoratief rankwerk. Deze gevel vertoont, op détails na, de algemene karakteristieken van de Gentse gevels van de 1e helft van de 18e eeuw: een belangrijk tympanon; een halsvormige geveltop met een vaas als bekroning; balustrades; borst21


5. Marmeren schoorsteen in het kabinet van de burgemeester, door Passchier Gravier, 1728-29.

22


wèringen overdadig versierd met casementen, vruchtenslingers en putti; vlakke panelen in Balegemse steen. Bij vergelijking met andere gebouwen valt het op dat dit kleinburgerlijk betrekkelijk smal huis (26 voet d.i. 7.75 m. breedte) meer overeenstemt met hotels van de grote burgerij dan met eenvoudiger woningen. De hypothese dat de gebroeders Gravier ook het Hotel Schamp, de typische Lorlewijk XIV herenwoning uit 1717-1721 (afb. 9 en 10) zouden gebouwd hebben, eventueel in samenwerking met Bemard de Wilde, steunt op het aantal gelijkaardige kenmerken, - hoewel op grotere schaal uitgevoerd wat het Hotel Schamp betreft - die De Sleutel en het Hotel Schamp vertonen. Volgende stijlelementen komen in dit opzicht in aanmerking. Vooreerst is daar de algemene vorm van de gevel met de horizontale aflijning, de symmetrie, het open karakter bekomen door het groot aantal rechthoekige vensters met roedeverdeling, die in de 2e en 3e bouwlaag omringd zijn door vlakke bossage, de halsvormige geveltop. De 1e bouwlaag is vrij eenvoudig (de ingangspartij uitgezonderd) : de gelijke vorm van vensters met gèprofileerde waterlijsten en sluitstenen met ribbels, dezelfde consoles aan weerszijden van travee 2 en 6, waarop de balconplaten rusten; de muur onder de vensters die in uitgewerkte steen uitgevoerd is. De 2e bouwlaag (piano nobile) vertoont, op details na, dezelfde middentravee met driehoekig fronton in lijstwerk (hier bekroond met schelp- en dolfijnmotief) : de deurvenster is omlijst qoor 2 plla8ters, de balcon met balustrade uit 7 balusters (van nagenoeg dezelfde vorm als deze van De Sleutel) en geprofileerde hoekstukken; in de overige traveeën treft men identiekevensters aan als deze van de 3e.bouwlaag van De Sleutel, metgeprofilèerd rondbogig fronton en boogveld met bossage; omdat er 7 traveeën zijn, is er een balcon in de 2e en in de 6e travee. Men bemerkt verder de sculpturale versiering in de borstWering onder de vensters van traveeën l-3-5-7 van de 2e bouwlaag : het centraal médaillon omringd door 2 griffioenen. De 3 middentraveeën :van de 3e bouwlaag zijn in halsvorm uitgebouwd en door een fronton met omament in het veld bekroond. De geveltop draagt een vaas op geprofileerde sokkel. Wat de verdere geschiedenis betreft, wordt reeds in 1907 in 'lnventaire archéologique de Gand' (20) over De Sleutel gezegd : "la maison aujourd'hui démolie". Uit opzoekingen in de registers van het Kadaster te Gent (die echter maar tot rond 1830 teruggaan) is gebleken dat het buis reeds vóór 1824-26 afgebroken was. Uit de documenten van het Stadsarchief kon ook niet opgemaakt worden wat het lot van dit huis geweest is. De herinnering aan De Sleutel is nochtans niet helemaal verdwenen. Na het bouwen, in 1905-1909, van het postgebouw en de nieuw St Michielsbrug, werd, tussen de Koommarkt en het St Michielsplein, de St Michiels23


6. Ingangsportaal van de voormalige ledenkamer van de Staten van Vlaanderen, door Passchier Gravier, 1728-29.

24


helling aangelegd. Wegens de centrale ligging in het historisch stadscentrum, werd besloten de linkerzijde daarvan enkel te bebouwen met reconstructies van huizen uit het begin van de 18e eeuw naar bewaarde bouwplannen van nog bestaande of reeds gesloopte huizen. Zo is het Se huis vanaf het hoekhuis met de Koommarkt de repliek geworden van De Sleutel. Volgens de 'Inventaris van het cultuurbezit in België' een: "rijhuis met brede halsgevel, 2 bouwlagen en 5 traveeën onder zadeldak, in 1912 gebouwd volgens de bouwaanvraag van een gesloopt huis op de Zandberg van 1712. Hardstenen voorgevel met imitatie banden, geritmeerd door rechthoekige vensters met bekronende druiplijst en sluitsteen. Markante centrale travee op de bovenverdieping afgelijnd met Ionische pilasters onder een hoofdgestel met 3-hoekig fronton en voorzien van een opengewerkt balkon; zekere Loctewijk XV invloed in de ornamenten; borstwering met médaillons en festoenen, vastgehouden door putti. Gevelbekroning door middel van hoofdgestel met gelede architraaf, fries met jaartal MDCCXII en 3-hoekig fronton met rankwerk en bekronende siervaas". (2) (afb. 10) Elsa HADERMANN NOTEN (1) Eén van de meest befaamde van die scholen was die van Elooi van Houcke. Deze geleerde had in Parijs gestudeerd en in 1S04 de graad van meester of doctor in de wijsbegeerte behaald. Op de Zandberg gevestigd in het huis met het uithangteken 'De cleene Roose' was de genoemde school in de 18e eeuw, met het aanpalend 'Het witte Huus', het eigendom van de erfgenamen van Pieter-Frans Willems. De letterkundige Jan-Frans Willeins (1793-1846) woonde er gedurende enkele tijd en is er overleden.- POTIER, F. De: Gent van den oudsten tijd tot heden. 8 dln. Gent, 1882-1901. DeelS, p. S86-S93. (2) Bijvoorbeeld het verbod stro te gebruiken als dakbedekking (SAG, reeks 108 bis, 31, 4 Februari 1374) en het uitoefenen van controle op de gebruikte bouwmaterialen (SAG, reeks 108 bis, 31,27 Augustus 1S40). (3) SAG, reeks 108 bis, 31, 4Juli 1618. ( 4) SAG, reeks 108 bis, 31, 8 Januari 1671. Zie ook: OECAVELE, J. Private gevelarchitectuur; Gent 17de en 18e eeuw. In: Stadsarcheologie, 1978, Jg. 2, nr. 3, p. 2-11. POTIER, F. De. op.cit. Deell, p. S7S-S78. (S) BOUWEN DOOR DE EEUWEN HEEN. Inventaris van het cultuurbezit in België. Deel4 na. Stad Gent. Gent, 1976. p. XXI. (6) ibid. p. S67. (7) Justus Billet, politiemeester nauw bij de stadsvernieuwing betrokken. SAG, Hs. J. Billet. Polityeboekc. (8) POTIER, F. De. op. cit. DeelS, p. S93. (9) ibid. Deell, p. 576 SAG, reeks 108 bis; 31,8 Januari 1671.

25


7. Deuromlijsting van het kabinet van de burgemeester, door Passchier Gravier, 172829.

26


AN:ctc:••li· F

Óuoc

o\ÇA.PI!:'$

Pl, 27

Ga.Jt1'GJ$'ES.

è~~TscwE G~vu.~:

8. Tekening voor dakvenster, door Passchier Gravier, 1727.

27


(10) AFSCHRIFf VAN DE BOUWAANVRAAG VAN DE SLEUTEL (afb. 2), 1712. Aanvraag door de meesters steenhouwers Passchier en Anthoon Gravier om de houten gevel van een huis, gelegen op de Zandberg, te mogen afbreken en door een stenen gevel te vervangen volgens het bijgevoegd model (afb. 3). "Aen mijn Edele Heeren Schepenen vande Keure; Soplierende verthoont reverentelijck Passchier Gravier ende Anthoon Gravier meesters steenbauders deser stede, proprietarissen van eenen huijse stede ende erfve ghestaen ende gheleghen op den Sandtberg, van a uts ghenaemt den Sleutel ende alsoo sij van jntentie syn af te breken den hauten ghevel van t' voorseijde huijs ten straeten, ende van nieuws doen opmaken jn steen jn ghevolghe vande gheanexeerde modelle, alt' welcke niet en vermach te gheschieden sonder preallabel consent ende visitatie van U Edelen ende alsoo den supliant van noode heeft te verlegghen de vuijle ende stijnckende rioleende gote ligghende teghen hunnen huijse, ende de selve te legghen jn conformiteijte van de begonste nieuwe greppe, Iigghende voor den huijse van den peerde smet. Biddende de selve ghedient te wesen ten effecte voorseijt te deputeren comissarissen uetten collegie, met den ontfangher vande wercke ende de erfscheeders, omme naer hunlieden raport aende suplianten faceorderen hun versoeck, twelcke doende etc. De suplianten in persone." SAG, reeks 535/359,4. Zie ook: FRANSE FRANJE NAAR GENTSE MAAT. De burgerbouwkunst te Gent in de 18de eeuw. Tentoonstellingscatalogus, Gent, 1984, p. 8. (11) SAG reeks 535. 5 à 6000 bouwaanvragen, per straat geclasseerd, 400 bundels. (12) HEINS A., HAEGHEN, V. Vander, Anciennes façades gantoises. Gent, 1907. p. 9, nr. 20. (13) DERUELLE, M. Oude Gentse gevels. In: Kultureel Jaarboek van de provincie Oost-Vlaanderen, 1949, Band I. Gent, 1950, p. 257-287. (14) TYGHEM, F. Van. Hêt Stadhuis van Gent. 2 dln. Gent, 1978. Deel1, p. 200, 317; deel2, p. 531-535. (15) SAG reeks 177/2- f" 55, 60. (16) SAG reeks 177/3- f" 55. (17) SAG reeks 330 nr 237- f" 297. (18) In het werk van A. HEINSen V. Vander HAEGHEN (op.cit. p. 10. nr. 27) wordt een "dessin de Iucame de 1727 signé P. Gravier" afgebeeld, met, in de marge, een nota: "Opden 22en Ianuarij 1727 is den wens van bouwen geaccordeert voor dese dackvenster boven de stallen ... ", die getekend is "P. vanden Meerschede Berchem" en "P. Gravier". (afb. 8) (19) BOUWEN DOOR DE EEUWEN HEEN. op.cit. p. 508. (20) HAEGHEN, V. Vander. Inventaire archéologique de Gand. Gent, 1907. Fase. XLIII, p. 427. (21) BOUWEN DOOR DE EEUWEN HEEN. op. cit. p. 458-460 nr. 5, p. 649 nr. 1165.

28


9. Hotel Schamp, aquarel door Aug. Van den Eynde (Atlas Goetghebuer 111, inv. V, 62).

29


IIUTt:L

nn: lll·~<:; CILHI PS _\

G.\~ll

30


•

•

11. Repliek van 'De Sleutel' (2e huis van rechts) op de St Michielshelling.

31


HERKOMSTVAN DE FOTOS

STADSARCHIEFGENT: 1, 2, 3, 8, 9, 10. Prof. Dr. F. VANTYGHEM: 4, 5, 6, 7. RIJKSDIENST VOOR MONUMENTEN- en LANDSCHAPSZORG (uit : BOUWEN DOOR DE EEUWEN HEEN): 11.

UITHANGBORDEN TE GENT (Vervolg)

LEGENDEN, VERTELLINGEN EN MYTHOLOGIE hebben ook een rol gespeeld in de naamgeving van onze uithangtekens. Zeemeerminnen, wildemannen, Bacchus, Uilenspiegel, de vier "Heemers", "Berners" of "Heemskinderen", Roeland, de gelaarsde kat, Reinaert de vos, de fortuin, Neptunus, Mercurius enz. waren zowat overal op uithangborden afgebeeld. Een drakenkop troffen we als sierelement aan op het smeedijzeren galgje aan een uithangbord in het Gewad en de draak zelf op een bord aan een herberg in de CataloniĂŤstraat (zie ook de "Gouden Draak" in het Museum voor Volkskunde te Gent.) Aan het poppentheater Magie in de Haspelstraat herkennen we een tovenaar in een klomp, silhouet in plaatijzer uitgeknipt, terwijl de "Gelaarsde Kat" eveneens in schaduwbeeld, met kettingetjes aan een galgje bengelde bij een antiquair in de Jan Breydelstraat. In haar bijzonder belangrijke collecties bezit het Gents Museum voor Volkskunde een eigenaardig, uit plaatijzer gesneden uithangbord, een dansende vrouw die met beide handen een doek boven 't hoofd laat wuiven. Het is duidelijk de symbolische afbeelding van "Vrouw Fortuna", als uithangteken een motief dat minstens een drietal eeuwen oud is. Uit de uithangbordenreeks van de Cramer (1913) pikken we nog een paar voorbeelden met de vertelling als motief nl. "A la Terre Promise" en "A la Fontaine de Jouvence". De druiventrossen symboliseerden het beloofde land terwijl het zeskantige fonteintje waarbij een naakte baby speelt, de verjongingsbron uitbeeldt, schilderijtjes op hout uitgevoerd zoals de rest van de reeks van dezelfde kunstenaar. Tenslotte nog een woord over het moderne uithangteken "The Oliver Twist", metalen, beschilderd bord dat aan de gevel van een "pub" op het Sint-Baalsplein te zien is. Het rechthoekig voorwerp is aan weerszijden beschilderd met personages uit het boek van Charles Dickens. Dergelijke uithangborden zijn typisch Engelse produkten en te Gent 32


The Oliver Twist (vóór- en keerzijde) - Sint-Baafsplein .

A laterrepromise (In 't Land van Belofte) - Mus. v. Volkskunde , Gent.

33


Vrouw Fortuna (Copyright A.C.L. Brussel). Mus. v. Volkskunde, Gent.

A la Fontaine de Jouvence (In de Verjongingsbron) Mus. v. Volkskunde, Gent .

34


Sint-Arnoldus. (Copyright A .C .L. Brussel) -Mus. v. Volkskunde , Gent .

In Sint-Hubert. (Copyright

A. C .L. Brussel)- Mus . v. 35

Volkskunde , Gent .


In Sint-Nikolaas. (Copyright A. C.L. Brussel)- Mus. v. Volkskunde.

Sint-Jorishof- Mus. v. Volkskunde.

36


In Sint-Nikolaas - Mus. v. Volkskunde , Gent.

Sint-Elooi - Mus . v. Volkskunde, Gent.

Sint-Crispijn . (Copyright A.C.L. Brussel) - Mus . v. Volkskunde, Gent.

37


In Sinte-Gertrudis (Copyright A. C.L. Brussel) - Mus. v. Volkskunde, Gent.

Twee Engelen (vóór- en keerzijde)- Poel.

38


hangen er aan enkele zogenaamde pubs. In sommige Engelse steden bestaan er immers speciale scholen waar uitsluitend de uithangbordenschilderkunst wordt onderwezen. Grote brouwerijen zijn er doorgaans de promoters van. Afbeeldinge~ en namen van HEILIGEN komen ook op uithangborden voor. Men ziet ze voornamelijk op vroegere uithangtekens van ambachtslui en van herbergen. Benamingen met "kruis" hebben doorgaans niets met godsdienst te maken. Het gaat om herbergen of winkels die aan een kruispunt van straten gelegen zijn. Bij Sint-Jacobs op de Oude Veemarkt bestond de herberg "Het Cruce" en in de Werregarenstraat "Het Cruys" (52}. Soms stonden ze in verband met onze geschiedenis, voornamelijk dan de talrijke "Bourgondische" kruisen. Reeds in 1572 was er op de Korenmarkt een '"t Bourgoinsche Cruuce" dat op dezelfde plaats in 1821 '"t Bourgoens Kruys" werd genoemd. Ook in de Lange Munt en in de Kammerstraat trof men '"t Bourgonsche Cruuce" aan. (53) In het Museum voor Volkskunde zijn nog enkele exemplaren te zien waarop patroonheiligen he~ motief uitmaken. Op een 19de-eeuws cirkelvormig houten bord staat "Sint-Arnoldus" in reliëf uitgebeeld. In de rechterhand houdt hij een kruis en in de linker een boek. Een plantenmotief omraamt het gehele tafereel. Twee "Sint-Nikolaas"-uithangborden zijn gemaakt uit beschilderd plaatijzer. In één geval draagt de sint zijn bisschopsstaf in de linkerhand en de drie kinderen bekijken de toeschouwers. Op het andere bord staan de kinderen in profiel uitgebeeld en de heilige draagt zijn staf in de rechterhand. Dergelijke uithangtekens waren legio aan snoep- en speelgoedwinkeltjes. Het veelkleurig, verharde-gipsbeeld van Sint-Elooi in bisschopskleding; patroon van de smeden, hing tot 1973 aan een gevel van een ijzerhandel in de Sleepstraat. Ook de volgende vier uithangtekens behoren tot het rijke bezit van het Gents Museum voor Volkskunde : "In Sint-Hubertus", "Sint-Crispijn", "Sint-Joris" en "Sint-Gertrudis". De H. Hubertus met.het hert werd op een plank geschilderd. Het is een naïef 19de-eeuws uithangbord dat eens een herberg heeft gesierd. De stijl is deze die bij onze volksprenten gebruikelijk is. De Sint-Crispinus is een van die talrijke beschilderde, plaatijzeren borden die met een paar stevige haken in metalen oogijzers aan de muur werden bevestigd. Dit uithangteken werd vervaardigd voor de schoenlapper die destijds aan de hoek van de Zuivelbrug en de Kraanlei woonde. De afbeelding staat aan beide zijden. Het "Sint-Jorishof'' is zeker voor een vergaderlokaal voor boogschutters vervaardigd, gezien de vier grote pijlen in de rand en de patroonheilige. "In Sinte-Gertrudis" (verkoopt men gist) hing waarschijnlijk bij een bakker uit. Op de achtergrond van dit volksschilderij op hout staat een dorpskerk. 39


De heilige bevindt zich op het voorplan; ze draagt een boek in de rechterhand en met de linker steunt ze op een staf. Aan haar voeten en op de staf lopen muizen. De heilige Gertrudis werd immers voomarnelijk tegen ratten- en muizenplagen aangeroepen. Begin 1974 hing een restaurateur op de Poel een metalen uithangbord uit waarop "Twee Engelen" geschilderd waren. Deze rechthoekige plaat met drie gegolfde omtrekszijden was aan weerszijden met voornoemde figuren versierd die boven een landschap vlogen. Het bord verdween plots in juni 1975. LodeHOSTE ('t vervolgt)

NOTEN (52) De Potter, F. en Broeckaert, J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, Gent, 1864-1892, p. 74. (53) Nackaerts, P. Fr., Het kruis als herkenningsteken, Ons Heem, 1972, p. 242-245.

VAN ALLE MARKTEN THUIS

Deel2. Het Klein Vleeshuis, de Melkmarkt en de Vogelmarkt

Het klein Vleeshuis bevond zich eertijds aan de Braemgaten op de Brabantdam en werd pas omstreeks 1593 overgebracht naar de hoek van de Vogelmarkt en de Korte Dagsteeg. De vierweegscheede waar de markt gehouden werd, kreeg tussen het einde van de 16e en het begin van de 17e eeuw de naam van Nieuwe Marct. Daar werd ook de melkmarkt gehouden. Heel wat straten uit de buurt herinneren ons aan koeien, vee, weiden, vlees, enz ... zoals de Kleine Vleeshuissteeg (van de Kouter tot de Korte Dagsteeg) dat vroeger 't Nieu Cauterstraetken heette. (1) Ook de Koutersteeg (2) (tussen de Koestraat en de Kouter), de voormalige Cleenen Coutersteghe of Kleine Koutersteghe werd gebruikt om het vee te "schutten" of tijdelijk te stallen. Zo heette het een tijdje Cauterstraetkin (3) ofSchuddeveestraetkin. Vergeten we verder niet de Koestraat van waar .men de koeien naar de Meire of de Kouter leidde en die ons nog doet denken aan het prille landelijke 13de eeuwse Gent. Toen in 1821 de Korte Dagsteeg verbreed werd, brak men het Klein Vleeshuis af. Men verhuisde dan naar de leegstaande Wolleweverskapel in de 40


Korte Dagsteeg. De kapel dateert van omstreeks 1360, was toegewijd aan St-Leonard en maakte deel uit van het Wolleweversgodshuis. In 1578, onder het Calvinistisch bewind van Hembyse, werd het nog als protestantse tempel gebruikt. Sedert 1821 was het in dienst als Nieuw Klein Vleeshuis. Nog in 1829, werd de voorgevel vernieuwd en werden er op de binnenkoer tegen de kapel in het Weverskapelstraetje enkele penshuizekens gebouwd, zoals wij die nu nog kennen tegen de gevel van het Groot Vleeshuis op de Groentenmarkt. In 1871 waren de vleeshuizen nagenoeg nutteloos geworden omdat het toen reeds toegelaten was het vlees bij de beenhouwers thuis te verkopen. In het begin van deze eeuw vinden we de kapel terug als verkoopzaal en nog niet zo lang geleden verkocht men er terug vlees, zij het dan bloot vlees onder de vorm van sexfilms in de cinema Savoy. Laten wij ilu even terugkeren naar de Vogelmarkt. In de XVIIde eeuw heette men die de Rudderstraete (4) en ook zoals zovele wegen in de omgeving van de Kouter: Koutersteeg of Groote Koutersteeg (5). In 1311 was de straat.ook gekend als de Couterstraete te viere weghesceden, ten einde ze te onderscheiden van alle andere Kouterstraten en -stegen. De naam Voghelmerct (6) of Duvemaerct (7) spreekt voor zichzelf omdat men er 's zondagsmorgens vele soorten tamme levende vogels zoals duiven, kanarievogels enz ... verkocht. Alhoewel men er ook honden, geiten, konijnen en andere kleine huisdieren te koop aanbood. Toen de Beestenmarkt verhuisde naar de St.-Machariuswijk vóór het slachthuis werd de markt van levende vogels (neerhofdieren) en alle andere levende huisdieren van kleine gestalte overgebracht naar de Oude Beestenmarkt aan de Nieuwbrug. Het was er ook toegelaten paardetuig, vellen, vissersgerief, muiten en andere soortgelijke voorwerpen aan te bieden. De markt begon er om 5 uur 's zomers en om 6 uur 's winters en duurde tot de middag. Enkel nog de vogels, vissen en schildpadden bleven tot de vijftiger jaren op de Vogelmarkt, waarna zij ook moesten verhuizen naar het Laurentplein. Ik zie mijzelf nog als kleuter aan de hand van mijn vader gefascineerd kijken naar de bonte kleurenpracht van de honderden wriemelende en kwetterend<? vogels in de veel te kleine kooien, met mijn neus nauwelijks boven de tafels of karren uitstekend, de zoete, weeë of scherpe geuren opsnuivend van het vogelvolkje. Een "must" voor de zondagmorgen. Voor mij puur jeugdsentiment. In de XVIIe eeuw werden de vogels geleverd door de vogelvanger_s van de St-Gillisgilde. De leden hadden het recht om alle klein gevogelte te vangen binnen de drie mijl rond Gent, in de kasseirij van de Oudburg en in het Land van Aalst. (8) Om een sfeerbeeld van deze markt uit grootvaders tijd te schetsen laten we Frans De Potter aan het woord : 41


Daar vormden zich, reeds van zes uren, talrijke groepen, met dit onderscheid dat de verkoop.ers meest ingezetenen zijn en, gelijk de liefhebbers, die er hunne gading zoeken, vooralleden der geringe werkersklasse. Hier is 't geen keur van bloemen en planten;( ... ) wat men hier te koop ziet, zijn duiven, gedurende het leenroerig tijdvak eene lievelingsteelt der feodale heeren, die in sommige streken alléen eene duivenpier mochten bouwen, maar in onzen tijd het voorwerp van eene groote liefde, zeggen wij liever van eenen drift, bij den gemeenen stand. De drift heersebt te Gent op uitgebreide schaal. Arme drommels, die nauwelijks genoeg winnen voor het onderhoud huns gezins, verspillen wekelijks aan duiven een zekere som, die beter besteed zoude zijn tot de voeding of kleeding van vrouw en kinderen. Zijkoopenen vermangelen, zij zenden hunne snelvliegers naar prijskampen en verbeuzelen den eenigen rustdag, welken zij in de week hebben, aan den handel, aan het bezoek der markt, of zij werken aan het op 't dak uitstekende duivenhok, afloeren naar de opgelatene of verwachte luchtrenners, verzuimende de zorg, die het huishouden vergt, en het genoegen waar de huisgenooten na eene week slavens of schoolgaan mogen aanspraak op maken. Romanschrijvers hebben het verkeerde van dien gekken drift doen uitschijnen; andere hebben de duivenmelkers op het tooneet in een bespottelijk licht gesteld, máar verre van te verminderen, verergert de kwaal van jaar tot jaar, tot diep leedwezen van honderden huisvrouwen, tot voortdurende ergernis van honderden kinderen, getuigen van krakeel en twist, die de rijkemansliefhebberij onder de arbeiders veroorzaakt. Zal men 't gelooven ? De stad Gent bezit 900 tot 1.000 duivenmelkers, zonder het aanzienlijk getal te rekenen, in de voorgeborchten gevestigd; zij zijn vereenigd in een veertigtal genootschappen, die gedurende de zomermaanden prijsvluchten inrichten, beschikken over meer dan 10.000 snelvliegers en hebben ter bespreking van hunne belangen, verscheidene hier en elders gedrukte weekbladen, uitsluitelijk aan den kweek en de prijsvlucht der duiven gewijd ... Onze duivenmarkt strekt zich uit van de plaats vóor het Café Montmorency tot de helft van de Vogelmarkt. Eiken zondag telt men er met honderden, gesloten in manden of muiten ( ... ) De plaats is bijzonder levendig van 9 tot 12 uren en waarlijk zienswaard, ook voor degenen, die volstrekt van geen duivenmelken houden; 't is een genoegen om de arme sukkels, met den grootsten ernst van de wereld, te hooren praten en twisten over hunne zandvagers en preekheerkeus, over roopennekeus en witsproetjens, over marotten en smerels, over slagpennen en steert, over kop en vleugel. Men zou zeggen dat al het verstand dier menschen uit hun hoofd naar de duivenpier is overgewaaid en de eenige belangrijke levensvraag voor hen is : zal mijn hertlap de vlucht van Tours en Bordeaux volhouden, op hoeveel uren zal hij in het hok terug zijn? 42


Vogelmarkt : Een " blauwe geschelpte" wordt gekeerd en gekeurd . Iedereen staat erbij in zijn zondagse pak , de verkoper met blauwe kiel. (Foto Fonds Vanderhaeghen- Museum voor Volkskunde)

Op de Vogelmarkt zijn ook viervoetige dieren te koop: konijnen , in manden en korven, geiten en honden. Hier ziet men ook burgers, soms rijke !ie~ den, van den eenen koopman tot den anderen gaan , acht nemende op de honden , voor welke men op liefhebbers wacht. Dat zijn er, die, sedert eenige dagen een en hond missen de, hier komen zien of hij toevallig niet bij den eenen of anderen koopman is verdwaald ... (9) De Potter schrijft nogal paternalistisch over deze mensen , maar vergeet dat zij na zes dagen noeste arbeid ook recht hebben op een verzetje. De tijd dat alleen grote heren duiven mochten houden is gelukkig reeds lang voorbij en wat de werkman met zijn centen doet is uiteindelijk zijn zaak. Ook wanneer hij het heeft over de hondenverkopers wordt gesuggereerd dat er veel gestolen waar is. Je hoort het: het gepeupel is verkwistend en de verkopers zijn dieven in spĂŠ . Dit bewijst dat de dames en de heren van de "Place d' Armes" slechts neerkeken op het volk van de "veugolmort", dat zij zo dicht bij hun "chique" plein moesten dulden. De volksman liet het echter niet aan zijn hart komen en stuurde de kleineals hij braaf geweest was - om "ne spek achter 't hoekske" aan de noordzijde van de Kouter, waar naast kousen , kammen, scharen, brillen , naal-

den en spelden ook snoep te koop was. 43


De Vogelmarkt is ook in schuine praat aanwezig. De obscene uitdrukking: "Hij es naar de Veugelmort" behoeft geen verdere uitleg. (10) Dat diezelfde werkman ook liefdevol met de Vogelmarkt kon uitpakken getuigt tenslotte dit lied : '"k Ga naar de Veugelmort om ne veugel voor mijn vrĂŞwe en tons krijg 'k nen toes en guul mijn puurtse es tsaloes ! (bis)" EddyLEVIS

NOTEN (1) "Een huus ... up deenzijde van den Cautere, up dander zijde den huuse toebehQerende den ambachte van den weverie, tot ant Cauterstraetkin." ( Cijnsboek van 't Rijke-Gasthuis, 1523 - Rijksarchief). (2) Weezenboek over 1358-1359, 38. "Een huus ... in de Cautersteghe, recht over de Weverscappelle" (Act. en Contr., keure, 1554-1555, 6.). (3) "Het Moriaentien, in het Kauterstraetje." (Acte van 1734). "Het Gouden Sulleken, uytkomende in 't Moriaenstraetje." (Idem van 1759). "tCauterstraetkin, gheseyt het Schuddeveestraetkin". (Act. en Contr., keure, 1583-1586, 27; en 1555-1556, 7) Actenen Contracten, keure, 1529-1530, 6. "Een huys, gestaen op den Cautere, houdende den hoek ghenaemt (met reverentie ghesproken) Schuddeveestraetjen." (Weezenboek, 1639-1640, 120) "tHuus ende erve, dat men heet Mellaroen, in sCauters steghe." (Idem, 1364>-1365, 2). (4) "Huus inde Rudderstraete achter tCleen Vleeschuus, achter uutcommende jnt Cauterstraetkin." (Idem, gedeele, 1629-1630, 175). "De Cautersteghe ghezeyt de Rudderstraete." (Weezenboek, 1659-1660,254) (5) "Een huys, eene herberghe wesende ... van audts ghenaemt het Hof van Brussel, bij het kleen beenhuys, uytcommende met eene poorte cochère jn het Cauterstraetkin." (Idem, 1760-1761, 330) "Een huys ... recht over het kleyn Vleeschhuys, by den Peirden Kauter, wezende eene hostelrye, genaemd den Fransehen Schild ... " (Gazette van Gent, 23 Juni 1777.) (6) "Huys ... bij de Vier Weechschede, houdende den houck jeghens het cleyn Vleeschhuys, uytcommende up de Voghelmerct." (Act en Contr., keure, 16171618.) (7) (2)"Een huus... up de Vierweechscheeden, commende achter up de Duvemaerct ... " (Weezenboek over 1597-1598, 204) (8) Stadsarchief van Gent. Archiefgids. Deel I. Oud archief blz 136-137. 1. Decavele & J. Vannieuwenhuyse 1983.

44


(9) Frans De Potter. Gent van de Oudste tijden tot heden. Deel4 blz. 347-349. (10) Loctewijk Lievevrouw-Coopman. Gents woordenboek. Deel 111 blz. 1596. Andere Bronnen - J .J. Steyaert. Volledige beschrijving van Gent - Dubbele wegwijzer der stad Gent en der provincie Oost-Vlaanderen 1905- De oude straatnamen van Gent. Dr. Victor Fris1925.

UIT DE GESCIDEDEMS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg)

DEEL 2. GENTSE BRUGGEN BINNEN DE OUDE STADSGRENZEN ANNO 1988.

De bespreking van de Leiebruggen wordt verschoven naar latere datum omdat er nog werken bezig zijn aan 3 van deze bruggen. Van Eyck- en Slachthuisbmg Uit het jaarverslag van Gent, 1884, : "De twee bruggen, de ene over de Nederschelde en de andere over de Visserij, tegenover de Abdijstraat (de huidige Gandastraat) gepland in 1883, werden, bij de aanvang van het jaar (4 februari) in aanbesteding gelegd. Bij het bouwen der vaste brug stuitte men op gene hinderpalen, doch het was zo niet gesteld met de draaibrug. Luidens het lastenboek moesten de grondvesten van beide pijlers gemaakt worden volgens het stelsel gezegd "met samengeperste lucht"; als de zinkkist van de pijler, van het voorste der brug, omtrent drie meter onder water was gekomen, weigerde ze plotseling dieper in te dringen. Weldra stelde men vast, dat zij rustte op oud metselwerk, waarschijnlijk grondslageneener oude vesting (1). Die toestand was vrij bedenkelijk, doordien dit metselwerk in blokstenen geen effen vlak aanbood. Men was genoodzaakt met houwelen en brokje voor brokje al dit oude metselwerk af te breken, dat niet minder dan 50 tot 60 kubiek meter inhield. Onder den pijler der as (draaias) trof men ook oud metselwerk aan, doch niet zulke grote massa." De ondernemer, J. Martiny uit Gent, die beide bruggen moèst bemwen, voor de prijs van 164.785 fr, vatte de werken aan in maart 1884. Van deze werken verscheen in de Gazette van Gent alleen het volgende : "Maandag, 12 mei 1884. Bij het uitdelven, voor 't maken der brug over de arm der Schelde, tussen de wijk der Koepoort en de Visserij, werd een Spaanse dolk gevonden, welke waarschijnlijk toebehoorde aan een Spaans 45


••• Huidige Stadsgrens ........ Vroegere stadsgrens = besproken gebied

46


GENTSE BRUGGEN GELEGEN BINNEN DE OUDE STADSGRENZEN ANN01988

LEIE 1Snepbrug 2 Europabrug 3 Koning Albertbrug 4JanPalfijnbrug 5 Verloren kostbrug 6 Recolletenbrug 7 Predikherenbrug 8 St-Michielsbrug 9Grasbrug 10 Vleeshuisbrug 11 Zuivelbrug 12 Kromme walbrug 13 Minnemeersbrug 14 Sint-Jorisbrug NEDER-SCHELDE, VISSERIJ 15 Van Eyckbrug 16 Slachthuisbrug 17 Nieuwebosbrug 18 Lousbergbrug 19 Koning Willembrug 20 Visserijbrug 21 Keizerpoortbrug 22 St-Lievenspoortbrug BOVEN-SCHELDE 23 Stropbrug 24 Ter Platenbrug 25 Muinkbrug 26 Marcellisbrug KETELVEST 27 Walpoortbrug 28 Ketelbrug

COUPURE 29 St-Agnetebrug 30 Hospitaalbrug 31 Rozemarijnbrug 0 32 Ekkergem voetbrug x 33 Contributiebrug x 34 Bargiebrug x ~5 Groendreefbrug 36 Guislainbrug

x x x x

WESTELIJKE LEIEARM 37 Twee gatenbrug 38 Groene valleibrug 0 39 Ekkergembrug x 40 Eiland Malembrug 41 St-Martinusbrug 42 Zuiderlaanbrug

x x

LIEVE 43 Hoofdbrug 44 Lievebrug 45 Akademiebrug 46 St-Antoniusbrug 0 47 Rabotbrug 0 VERBINDINGSKANAAL 48 De Smetstraatbrug 49 Wondelgembrug 50 Tolhuisbrug

x x

x x x x x 0 0

0

x x x 0

x

0

VERTAKKING DE PAUW 51 De Pauwbrug 52 Spoorbrug

0 0 HANDELSDOK 53 Dampoortbrug 54 Muidebrug Meutestedebrug

0 0

Op de bruggen aangeduid met 0 staat de brugnaam vermeld op de brugleuning in het midden van de brug. In de loop van 1987 werden op 21 bruggen, aangeduid met X, een bronzen plaat geplaatst met daarop de brugnaam, echter maar langs één zijde van de brug.

47


-

La

P~cherie.

J.l

48


De totaal vernietigde Slachthuisbrug, mei 1940. Foto : Dienst Monumentenzorg.

~

6and

Lo tp.

Op de achtergrond de Slachthuis- en Van Eyckbrug , gezien vanop de St.-Jorisbrug.

49


soldaat, welke in het water viel in 1661, toen de brug aldaar instortte (de StBaafsbrug). Door de moeilijkheden met de bouw van de Slachthuisbrug liep het werk enige vertraging op, doch op 15 april1885 konden de bruggen getest worden onder een rollende lading van 18.980 kg. De vaste brug werd genoemd naar het, in 1886 gebouwde, Van EYCK zwembad, de draaibrug kreeg haar naam van het rechtover gelegen slachthuis, gebouwd in 1853-1857 op de plaats van een deel van het afgebroken Spanjaard kasteel. Het houten brugdek van beide bruggen werd later aangepast; dit van de Van Eyckbrug in 1911, de slachthuisbrug kreeg in 1926 een brugdek in gewapend beton (uitvoering door de firma Laroy voor 9.500 fr.). De Slachthuisbrug werd in mei 1940 opgeblazen. Door de stad werd van 7 tot 21 october 1940 een houten noodvoetbrug gebouwd welke bereikbaar was langs trappen. Ze was 30 m lang en 2,5 m breed en kostte 35.339 fr. (doorvaart 11,15 m, vrije h. 4,4 m) Tot. Br. 3,65 m. Wegens het feit dat deze bruggen op één der toegangswegen tot het slachthuis gelegen waren, was de herbouw na de oorlog dringend noodzakelijk. De nieuwe bruggen werden opgevat als vaste balkbruggen, zodat de ophoging van de toegangswegen noodzakdijk was. De betonnen Van Eyckbrug heeft slechts één overspanning. De Slachthuisbrug bestaat in hoofdzaak uit zeven metalen hoofdliggers die, in drie overspanningen, het rijvlak steunen, dat bestaat uit een gewapende betonplaat van 16 cm dik. Door de grote vrije hoogte onder de brug kunnen· alle binnenschepen er onderdoor. De werken werden aangevat op 17 januari 1955 en na beproeving op 19 april 1956 werden beide bruggen daags nadien voor het verkeer opengesteld. De totale kostprijs beliep 6.701.520 fr. Jaar

Soort

Slachthuisbrug 1885 Draaibrug 1956 Vasteinmetaal en beton Van Eyckbrug 1885 Vaste in metaal 1956 Vaste in beton

Lengte

Breedte van : Vrije rijweg voetpad doorvaart hoogte

23,5

5

2x1,2

23,5

7

2x1,2

29 29

5 7

2x1,5 2x1,5

8,5

22 22

3 3

Staat (1) Hierzijn twee mogelijkheden: ofwel was het de funderingvan eenmuurvan de StBaafsabdij ofwel was het de fundering van de gewezen St-Baafsbrug.

50


De Slachthuisbrug, gezien vanaf de Visserij

De Van Eyckbrug , links de gebouwen van het Zwembad Van Eyck.

51


Uit dagblad "Vooruit" : Donderdag, 6 oogst 1908 "Nog steeds klachten over de Slachthuisbrug Lezers van "Vooruit" hebben er reeds op gewezen hoe ellendig het met de Slachthuisbrug gesteld is. Een 150-tal menschen, alsook vele rijtuigen stonden voor de brug, die moest opendraaien om schepen te laten voorbijvaren. Wat de brugdraaier, geholpen door verscheidene scheepstrekkers en andere werklieden, al deden wat zij konden , het gelukte hun niet de brug meer dan een meter open te draaien. Zij duwden , wrongen zich , werkten met steunen en hefbomen, alles vruchteloos. Dit duurde zoo een groot half uur en het aantal menschen groeide aan. Wij hopen dat het beheer van bruggen en wegen zoo spoedig mogelijk de noodige maatregelen zal nemen om alle moeilijkheden , zowel voorvoorbijgangers als voor de scheepvaart te vermij den." Nieuwebosbrug In opdracht vandeN .M .B.S. werd, in 1855, een ijzeren draaibrug gebouwd over de Nederschelde, dit om de spoorlijn te kunnen aanleggen van GentZuid naar Gent-Oost (Dam poort) zie verder onder "Lousbergbrug". De brug kreeg de naam van de nabijgelegen abdij den "Nieuwen Bosch". Doorheen deze abdij werd, in 1857 , de Twee Bruggenstraat getrokken. De draaibrug werd in 1886 vervangen door een vaste, verhoogde brug.

De huidige Nieuwebosbrug (foto 1982). Rechts de gebouwen van de beroepsschool voor meisjes (naad en kleding).

52


Terzelfdertijd werd de Twee Bruggenstraat verbreed naar 14 meter. Die verbreding ging gepaard met de verplaatsing van de as van de Lousbergbrug, die eveneens herbouwd werd. Na de tweede wereldoorlog vatte men het plan op de brug te vernieuwen tevens te verbreden. De overbrugging gebeurde met geprefabriceerde, gewapende betonplaten rustend op een roosterwerk van langs- en dwarsbalken, die de koppen van de draagpalen verbinden. Door de verbreding verdween de plaatselijke, zeer hinderlijke versmalling van de vorige brug. De werken vingen aan op 3 december 1962 en de brug werd voor alle verkeer opengesteld op 22 november 1963, dus een jaar later. De totale kostprijs voor deze laatste brug bedroeg: 2.194.000 fr. Jaar

Soort

Lengte rijweg

1855 ijzeren draaibrug 1886 Vaste metaal 1963 Vaste in beton

28,6 28,6

5,5 11

Stadsbrug

53

Breedte van : Vrije voetpad doorvaart hoogte 2x1,7 2,8-1,9

22

3,35


DE GESCIDEDENIS VAN DE VYT-BORLUUTFUNDATIE EN HET LAM GODS (Vervolg)

1802. De stad Gent richtte een wedstrijd in voor het vervaardigen van een borstbeeld van Jan van Eyck. De prijs werd in de wacht gesleept door de Brugse beeldhouwer J .R. Calloigne. Jozef Inghels ging hiermee niet akkoord en wees er op dat de winnaar zich niet gebaseerd had op het vooropgestelde model in de publikaties van Bullart (1682) en Foppens (1739), die teruggaan op de voorstelling op het gestolen paneel (263). Daarentegen noemt H. Füseli, Writings on Art, de Deisis van het retabel de gelijke van da Vind's koppen in afronding, kracht of heerlijkheid en zij bezitten een positiever kleurelement. 1803 (vóór). In de bibliotheek van de stad Gent (oude kerk der voormalige Baudeloo-abdij) stonden een reeks borstbeelden van belangrijke Vlamingen. Het portret van Jan van Eyck uit deze serie is inmiddels verloren geraakt (264). Een algemene indruk van de bibliotheek kennen we door de aquarel van Augustinus van den Eynde (265). 1805. F.W. Schlegel, Gemäldebeschreibungen aus Paris und den Niederlanden, prijst vooral de starheid, de Egyptische grootsheid der Deïsis van het Lam Gods, strak en streng schijnt het uit eeuwen te stammen ... een onbegrijpelijk monu,ment uit een ver verleden, nog strenger en grootser. 1808. Generaal Belliard stuurde de kopie van Miehiel Coxie (cfr. 1557-9) naar Brussel, waar het met uitzondering van de Deïsis te koop werd gesteld bij Dansaert-Engels en daarna bij Nuens-Latour. De Madonna en Johannes de Doper werden reeds vóór 1820 te München bewaard (noot 1). 1815-1816. Op 22 september worden de 4 middenpanelen uit het Louvre verwijderd. Op 6 oktober worden ze verdeeld in de verdeelplaats om ze terug te sturen naar hun oorspronkelijke plaats. Vijfentwintig dagen later verlaten ze Parijs en op 20 november komen ze toe te Brussel, waar ze op 28 november tentoon worden gesteld in het Brussels Museum. Op 3 december wordt de opdracht gegeven om de panelen over te brengen naar Gent, waar ze op 23 december arriveren. Ze worden ondergebracht in de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Op 3 april geeft de commissaris-generaal opdracht om ze over te brengen naar de hoofdkerk en op 2 mei keurt de Gouverneur van Oost-Vlaanderen deze opdracht goed. Op 8 mei beklaagt de burgemeester zich in een brief dat deze schilderijen zich nog steeds in de academie bevinden en vraagt om ze over te brengen naar de kathedraal. Na

54


20 mei wordoo- de ~~anelen eindelijk ~p het altaar geplaatst doch zonder zijluiken (nbttm6b!&260). W. Gotitlie, Kunstundalterthumam Rhein und Mayn (1816) prijst bij van Eyck vooral de realistische stofuitdrukking, de scherpe waarneming. het openwerken van de gesloten gouden achtergrond door een landschap in perspectief met oneindig veel architectonische motieven en de symmetrische compositie.

1816, december 19. In het Gentse Rijksarchief, bundel St.-Baafskathedraal, lezen we "Ontvangen van mynheer L.J. Van Nieuwenhuyse dry duyzend gulden courant, tot voldoening van zes stuks schilderyen aen hem afgeleverd, Gent 19 december 1816". De Brusselse antiquair L.J. Van Nieuwenhuyse bevestigde in een publieke brief dat het hier ging om de verkoop van de zijluiken-met uitzondering van de Adam- en Evapanelenen deze brief werd gepubliceerd in L'indépendance Beige, nr. 324, 19 november 1848. Deze zijluiken werden aan hem verkocht door de Franse vicaris-generaal van de kathedraal mgr. Le Surre en de deken van de hoofdkerk E.H. Devolder (266). Deze twee laatsten werden in augustus 1819 gedagvaardigd voor onwettige verkoop, aangeklaagd door de stad Gent. Op het proces verklaarden ze dat zij enkel door de bisschop ondervraagd en veroordeeld worden. De uitspraak van de jury was dat de stad geen enkel recht op het Lam Gods kon doen gelden, dit berustte volgens het vonnis bij de provincies Oost- en West-Vlaanderen, die toen samen het bisdom Gent vormden. Op 7 juli 1817 hadden beide beschuldigden als antwoord op een brief van de gouverneur van Oost-Vlaanderen gedateerd 3 juli 1817 geantwoord dat de middenpanelen een grote waarde hadden, doch dat de zijluiken enkel één funktie hadden, nl. de 4 grote panelen te beschermen en om die reden hadden de Fransen ze zelfs niet meegenomen. Reeds 22 jaar stonden ze in de kathedraal als overbodige voorwerpen (267). In een brief van 14 juli 1817 voegdeLe Surre hierbij aan toe dat het toch maar een paar kleine panelen waren, die in slechte staat stonden en zonder enige waarde waren. De inkomsten van de verkoop kwamen ten goede voor de kathedraal. Alvorens er een tweede proces kon komen was dekenDevolder reeds overleden en mgr. Le Surre teruggekeerd naar zijn geboorteland. 1817. De verkoop van de panelen had te Gent enige opschudding teweeggebracht (cfr. 258, 152c, 152a), wat een herwaardering van het retabel met zich meebracht. Op 1 januari 1817 verzocht een politie-officier om de pane-' len af te staan aan de kerk. Van Nieuwenhuyse verklaarde dat hij de luiken op 30 december 1816 geleverd had aan dhr. Francken te Lokeren. Dit was een leugentje voor bestwil. Miebiels verklaarde in een brief, gepubliceerd in l'Indépendance Beige, nr 324, 19 november 1848, dat "de transaktie gedaan was. De panelen werden enkele dagen geëxposeerd in het Hotel 55


van Vlaanderen te Gent, daarna werden ze overgebracht naar het hof, waar ze enige tijd verbleven, daar ik (Michiels) twee kopieën maakte naar de portretten van Jan en Hubert". De zijluiken werden pas in de loop van 1817 verkocht voor 60.000 gulden aan de verzamelaar Solly te Aix-la-Chapelle, die ze in 1821 voor 246.000 thaiers verkocht aan Friederich Willem 11, koning van Pruisen, die ze op zijn beurt legateerde aan het museum te Berlijn. 1818-1819. De in Gent gebleven panelen werden gerestaureerd door Bourdeau (268). Van Duyse (269) meent dat enkel de Adam- en Evapanelen gereinigd werden. 1820. In het Gents salon werd een schilderij van de hofschilder Jozef Frans Ducq tentoongesteld met als onderwerp "Antonello da Messina wordt in het atelier vanJan van Eyck geïntroduceerd". Dit verbrande schilderij kennen we door een gravure van C. Normand, en die diende als illustratie van Lieven De Bast's overdruk uit Messager des Sciences et des Arts, Gent 1824: Notice historique sur Antonelle de Messine. 1820 (omstreeks). Een beeld van Jan van Eyck door de prijswinnaar Calloigne (cfr. 1802) werd opgesteld in de van Eyck-zaal van het museum der academie in de Poortersloge te Brugge. In 1855 werd het beeld opgesteld op de Jan van Eyckplaats, waar het op 28 juli 1856 ingehuldigd werd door koning Leopold I. Na verschillende verplaatsingen wordt het thans bewaard op de Burg ter vervanging van het plaasteren model, dat er reeds vóór 1840 stond. Deze plaaster werd overgebracht naar de academie in de Bogaerdenschool, waar het nadien vernield werd (270). Omstreeks 1828 maakte F.J. de Hondteen medaille met beeldenaar Jan van Eyck, die teruggaat op het gezicht van dit Calloigne-standbeeld. Deze medaille werd geslagen met het oog op de uitblijvende onthulling van het standbeeld. Van deze penning bestaat er ook een variante van de revers met het wapenschild en opschrift Académie de Bruges Exposition (271). 1822, september 11. De in Gent gebleven panelen liepen schade op door brand (272). Het retabel werd ondergebracht in een aan de kerk palende woning. 1823. Rapport die de vergeelde vernis vaststelde der middenste panelen (noot 4). In hetzelfde jaar ontdekte men op de kaders van de buitenluiken te Berlijn het quatrijn (noot 1). Te Parijs waar gedurende een paar decennia ingevolge de spoliaties een fabuleuze concentratie van kunstwerken aanwezig was geweest verschenen er tal van kunsthistorische publikaties. In J.B.L.G. Seroux d'Agencourt's Histoire de l'art par les monuments,

56


Parijs 1810-1823, vol. VI (1823) werd een gravure van Jan van Eyck in borstbeeld bijgevoegd, die gekopieerd was naar het vermeende portret van de Rechtvaardige Rechters (pl. CLXXII). Deze gravure werd eveneens opgenomen in de Italiaanse (1826-1830), de Engelse (1847) en de Duitse (z.d.) uitgaven. Niet altijd werd er teruggegrepen naar bekende zelfportretten, zoals we o.a. zien in Vasari's Vitae uitgegeven door L. Leclanche te Parijs in 1841-1842, vol. IX (1842), tegen blz. 341. 1824. Tijdens het Hollands bewind geraakten door de belangstelling der koningen, kunstenaars en ambachtslui betrokken met de iconografie der van Eyck's. In die optie vroeg de Nederlandse staat om de panelen van Adam en Eva te kunnen verwerven, wat enige opschudding teweeg bracht. Zelfs na de stichting van België ging vanuit Brussel heel wat belangstelling uit naar beroemde mannen. De onthullingen van standbeelden gingen telkens gepaard met een koninklijk bezoek : zo voor dat der van Eyck's te Brugge, te Maaseik en later te Gent. Ook te Luik en te Antwerpen vond men geldige redenen om de van Eyck's te eren (noot 254). 1824, Herfst. De restaurateur Boisserée stelt de schade vast van de vier middenpanelen (273). In het begin van september kwam de Berlijnse restaurateur Scuk naar Gent, waar hij getekende kopieën maakte van de drie bovenste middenpanelen in de kapittelzaal van de kathedraal. Eind 1824 keerde hij terug naar Berlijn. De aanvraag om te mogen kopieën maken door de ambassadeur van de Pruisische koning dateerde reeds van 20 februari 1823. Scuk toonde de calquen aan de direkteur van het Berlijns museum G.F. Waagen, waarna hij eerst de kopie in olie van de Madonna maakte en hij beloofde dat hij later de andere kopieën zou vervaardigen (noot 6b). 1824-1825. Jozef Geimaert vervaardigde een schilderij dat het ingebeelde bezoek van Albrecht Dürer aan het graf van Hubert van Eyck in de crypte van St.-Baafs voorstelt. Dit schilderij is slechts bekend door een lithografie in Messager des Sciences et des Arts, 1824-1825, blz. 442.

NOTEN 263 a) Salon de Gand 1802; in Biekorf, nr. 71, 1970, blz 55; b)E. De Busscher, J.R. Calloigne sculpteur-statuaire, in : Annales Société royale des Beaux~Arts et Littéraire de Gand, XIII, 1873-77, blz. 430. 264. A.G. Camus, Rapport d'un voyage fait à la fin de l'an X dans les départements nouvellement réunis, Parijs, jg. XI, blz. 74. 265. Gent, Universiteitsbibliotheek, handschriftencab. Augustijn Van Den Eynde, Zicht in de stadsbibliotheek 1853, aquarel.

57


266. V. Van Den Gheyn, Les tribulations de l'Agneau Mystique, in :Revue Beige d'Archéologie et d'Histoire de !'Art, XV, 1945, blz. 30-31. 267. V. Van Den Gheyn, Quelques documents inédits à propos de deux tableaux célèbres, in : Bulletin de la Société d'Histoire et d' Archéologie de Gand, VIII, 1900, blz. 208. 268. G.F. Waagen, noot 1, blz. 90; Lieven De Bast, noot 1. 269. H. Van Duyse, A la gloire de van Eyck, Gent 1898, blz. 21. 270. 0. Delepierre, Galerie d'artistes brugeois, Brugge 1840, blz. 134; J. De Mersseman, Biographie des hommes remarquables de la Flandre Occidentale, 111, 1847, blz. 184; A. Duclos Histoire et souvenirs, 1920, blz. 445, 503, 328-329. 271. J.L. Guioth, Histoire numismatique de la Belgique, Brussel1851-1869, 11, blz. 12-14, ill. 111; V. Lemaire, François de Hondt orfèvre ciseleur, medailleur, in : Revue Beige de numismatique, 50, 1894, blz. 510-536 (vnl. 519, 524-7). 272. P.F. de Goesin- Verhaeghe, Description historique et pittoresque de l'église cathédrale de Saint-Bavon à Gand, Gent 1819 (bijvoegsel). 273. S. Boisserée, Ueber Johann Hemling und die Altergemälde der Brüder van Eyck in Gent, in Kunstblatt, nr. 43, 30 mei 1825, blz. 169-171. Rudy VAN ELSLANDE ('t Vervolgt)

VRAAG EN ANTWOORD Van de Heer Comeel De Ceuninck (Mariakerke) ontvingen wij volgend schrijven: In 1944 verscheen bij de uitgeverij "De Magneet" Antwerpen een zonderling boek met als titel "Hoe ik piloot werd" geschreven door de Gentenaar SKYKISSER. Het boek handelt over zijn opleiding tot piloot in de vóóroorlogse jaren en zijn belevenissen in de meidagen 1940. Skykisser is niet zoals zovele piloten in Engeland geland maar als pechvogel naar zijn haardstede Gent teruggekeerd. Het boek werd in het Brugse St.-lanshospitaal op een lijdeusbed geschreven. Het verhaal is waarheidsgetrouw, maar de namen die in het boek voorkomen zijn ofwel grondig veranderd ofwel totaal verzonnen. Ik zou graag het geheim van deze Gentse ridder van de lucht opgelost zien. Ik heb de volgende vragen : -Welke is de familienaam van SKYKISSER ? -Waarom gebruikte de schrijver een pseudoniem? - Hoe komt het dat het boek op eenlij densbed is geschreven ? In welkjaar ? -Waarom heeft de schrijver dit waarheidsgetrouw verhaal begiftigd met ofwel grondig veranderde ofwel totaal verzonnen namen ?

58


Van de Heer Arthor De Decker (Gent) de volgende vragen: "In het kader van de eeuwfeestviering van de Gentse Heimis-wijk wordt de uitgifte gepland van een herdenkingsboek. Dit boek zal in Juli 1988 verschijnen. Bij mijn opzoekingen kwam ik volgende passage tegen in het boekje van Gab. Celis "De Heimiswijk. Zijn ontstaan en bloei. Geïllustreerde beschrijving van de wijk" (1912), p. 13, betreffende het Nachtverblijf in de Tinkstraat (huidig parochiaal centrum): "Dit verblijfwerd in 1888 gesticht door het Perscomiteit van Gent, om er de zwervelingen de nacht te laten doorbrengen en 's avonds en 's morgens met wat voedsel te versterken. In 1894 opende men er nevens een verblijf voor vrouwen." Dat "Perscomiteit" intrigeert mij. Vanwaar die naam? Waaruit bestond dat "comiteit"? Wanneer en door wie werd dit "comiteit" opgericht? Wanneer werd het opgedoekt ? Richtten zij nog andere nachtverblijven in ? Mijn opzoekingen om klaarheid te brengen in al deze raadsels bleken tot op heden vruchteloos. Misschien dat een van de lezers van Gh.T. er een antwoord op heeft of mij kan verwijzen naar literatuur daaromtrent ? Ook andere informatie, documentatie, foto's e.d. omtrent de Gentse Heirnis is uiterst welkom. Wie bezit nog nummers van het maandblad "De Heimisgalm" dat vanaf november 1904 verscheen met als doel : "de eensgezindheid in onze wijk te onderhouden, er de katholieken te vereenigen, den werkman te leiden en ondersteunen, den burger ten dienste te staan en de rijken tot liefdadigheid aan te sporen. Tegen twee vijanden der samenleving, het Sodalismus en het drankmisbruik ten velde trekken." Wanneer verscheen het laatste nummer. In een volgend schrijven voegde de Heer De Decker er nog aan toe : "Ik heb ondertussen niet stil gezeten en heb ontdekt dat de bibliotheek van de R. U. G. nog meerdere nummers bezit van het door mij gezochte maandblad "De Heimisgalm". Het blad verscheen van 1904 tot 1913. Van deze tien jaargangen zoek ik nu enkel nog de volgende ontbrekende nummers (die de R.U.G. niet bezit): Jaargang 3, nrs. 3 en 9. Jaargang 8, nrs. 3, 9en 12. Jaargang 9, nrs. 1 tot 6. Jaargang 10, nr. 9. Misschien dat een van uw lezers mij deze nummers kan bezorgen ? De Heer Rudy Van Elslande (Gent) heeft de volgende vraag: Uit een Gentse verzameling verwierf ik onlangs 2 bekers van Philippe Wolfers. Beiden dateren ze van± 1925 en 1929, te zien aan de Art-DeoostijL Ze werden oorspronkelijk gekocht in die periode door Mme. Emest Delaruye van Gent. Op één van de bekers treffen we onderaan midden in de voet het nummer CG 144 en aan de rand 29 133. Op de andere beker staat er een zeer merkwaardige inscriptie : "A. Bourdon et Wolfers FrèresGand". Wie weet er iets meer over de samenwerking tussen Bourdon en 59


Wolfers' atelier. Wie was A. Bourdon en de in Gent wonendeErnest Delaruye? Wat betekenen de 2 nummers onderaan de beker en hebben deze ook betrekking op bestellingen door Bourdon ? De Heer Eric Vergeylen (Gent) wou graag het volgende weten : 1. In 1976 heeft de kunsttekenaar Buth, lid van de kring het idee gehad een serie prenten uit te geven "Gentse volkstypen". Naar mijn mening zijn er maar twee serie's verschenen ondanks er meerdere waren voorzien. Kan iemand mij een verklaring geven ? 2. Te Ledeberg bestond er vroeger een straat lopende van de huidige Moriaanstraat gedeeltelijk de Langestraat naar de Keizerpoort, en noemde De Snotte Muyle. Weet iemand wat meer over deze wel erg zonderlinge naam ? 3. Ik las in een artikel over de Rietgracht het volgende: "In rechte lijn loopt zij onder de Botermarkt door naar de Beekstraat die zij op haar ganse lengte volgt om dan in rechte lijn onder de huizen door tot aan de Rietgrachtstraat vanwaar zij de eigendomscheidingslijn volgt tot aan de Brusselsesteenweg" (Ledeberg) Kan mij iemand melden waar deze Rietgrachtstraat was? Van de Heer Eric De Hacker (Gent) ontvingen wij de volgende brief: "In aansluiting met het schrijven van de Heer RaphaĂŤl Van Wassenhove betreffende het uithangbord "BENTOS" {GH.T. 1987- Nr. 5- p. 283) wil ik graag de volgende toelichting geven : "Achiel Bentos, met als familienaam De Martetaere Achille, werd geboren te Gent op 5 september 1882 alwaar hij verbleef in zijn werkhuis in de Proveniersterstraat 25 te Gent. Beoefende eerst het vak van goudsmid en wist zich daarna op te werken tot een beeldhouwer en kunstschilder. Hij studeerde in de Gentse Akademie en behaalde verschillende eerste prijzen. Bentos Achiel was leerling van Van Biesbroeck, leraar aldaar. In 1912 dingt hij mede voor de Prijs van Rome, beeldhouwkunst, en wordt bij de zes eerste gerangschikt. In 1913 nam hij deel aan de Internationale Expositie van Gent. Bekende tekening van Bentos is de "Mannekop" welke tentoongesteld werd in 1925 in de tentoonstelling van de driejaarlijkse Kunstsalon van Gent. Achiel Bentos overleed in 1964 te Gent." Vraag van de redactie : Geldt het hier dezelfde Bentos ? Vraag van de Heer Mark Rummens (Gent) In zijn werk "Gand, sa vie et ses institutions" schrijft Maurice Heinsin het deel over de gerechtelijke organisatie dat de Werkrechtersraad van 1876 tot 1910 zitting hield in "l'ancienne grande conciergerie" (tome 1, p. 511). Welk gebouw wordt bedoeld ? 60


DOCUMENTATIECENTRUM (Selectie)

AANWINSTEN 1987

Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan in de rekken. Per rubriek alfabetisch op naam gerangschikt. OVERZICHT DER RUBRIEKEN G =Gent H = Geschiedenis 0 =Oost-Vlaanderen SA = St.-Amandsberg G Anoniem -Een kantoorgebouw. De Noordstar en Boerbaave G 51 B 1 Anoniem - Geldelijk statuut stad Gent. G 4C4 Anoniem - Herwaarderingsproject. Sint-Macharius. G 3 B 10-7 Anoniem -Het verdienstelijke leven van Petrus Jozef Triest. G7 TRI 3 Anoniem -Tijdschrift: Ons Werk. (Bond der Gentsche oud-weesjongens). G 5 N 6 Anselin (M.) en Allaert (G.) - Situering van de maritieme industriezone Gent in het stadsgewest Gent. G 3F3 Blockmans (Wim) -Een Middeleeuwse vendetta (Gent 1300). G 2 B 20 Capiteyn (AndrĂŠ) - Een Vlaming ontdekte Afrika. G6R3 Claeys (D.) en Van Hove (E.) - Sociale structuuratlas van de stad Gent. G 3F 4 Catalogus - Frans Masereel Tentoonstelling. G 21 I 29 Catalogus -Historische tentoonstelling 100 jaar christelijke vakbeweging. G-24 A4 Catalogus -Tentoonstelling. Ik, James Ensor. G 21 I 31 Catalogus -Tentoonstelling Joachim Beuckelaer. G 21 I 30

61


Catalogus - Tentoonstelling : Schietsport in het Gentse door de eeuwen heen. G 21 F 19 Catalogus -Tentoonstelling: Wat 'n leven binnen die muren. G 21 H 35 De Buck (Rilde), e.a. -Wat bloeit langs Gentse wegen. G 3H 1 De Buck (Rodolphe) -Het beroepstoneel te Gent tussen 1944 en 1965. G 10 H 4-3 De Buyst (Roger) -Jan Frans De Boever en enkele Gentse tijdgenoten. G 17 G 14 De Keukeleire (Erik) - Historisch overzicht van de Gentse tramwegen. G 16 C 6 De Keukeleire (Erik) -De eerste jaren van de stoomtram naar Zomergem (1886-1898). G 16 C 7 De Keukeleire (Erik) - Het experiment met de gyrobus op de lijn Gent (Zuid)Merelbeke G 16 C 8 De Meester (E.) en Neyt (F.) -Afdrukken frankeermachines in privé gebruik in Gent. G 31 B 3-11 Beekhout (Luc E.G.) -De stad tussen droom en werkelijkheid in het landschap van ons bestaan. G 2 B 19 Eloy (Amold) e.a. G 21 K 27 - Een vizie op de dood. Holleboseh-Van Reek (Y.) en Meillander (V.) - Rendez-vous met Magere Hein. G 21 K 26 Taghon (Peter) G 2 D 18 - Gent, mei 1940. Van de Wiele (Johan) G 3 B 19-G 17 S 1 - Gent tussen Zandberg en Muinkmeersen. Vanneste (Dominique) - De pre-industriële Vlaamse stad. G 3F5 Viaene (Patrick) -Industriële archeologie in België. G 21 Q 17 H Anoniem - Actes de la seconde rencontre internationale d'histoire textile. Anoniem -Honderd jaar christelijke vakbeweging.

62

H16C3 H 17 A 11


Wyffels (Carlos) - Het Rijksarchief, een wetenschappelijke instelling. 0 Anoniem - Oostvlaamse Literaire MonografieĂŤn. Deel VII. Deprez {Ada) -Literaire Gids voor Oost-Vlaanderen.

SA Boydens (HonorĂŠ} - Loctewijk Jozef Roelandt.

H30V1-39

02A2/26 09E2

SA 7ROE2 De Bibliothecaresse, Mevr. VAN GELUWE-EGGERMONT A.

LEZERS SCHRIJVEN ONS

Van de Heer David Maes ontvingen wij het volgend schrijven: In verband met de "Bedenking" van Professor Dr. A. K. Evrard in Gh.T. 1987 nr. 5 p. 284, betreffende de moderne Stroppendragerij, had ik nog graag het volgende eraan toegevoegd. , Vooreerst laat ik hier in het midden of het al dan niet aangewezen is deze Stroppendragerscultus in ere te houden. Mogelijksis dit fenomeen te verklaren door het feit dat zelfspot misschien nog het beste wapen is tegen de spotzucht van anderen. Anderzijds wil ik er wel op wijzen dat de bijnaam "Stroppendrager" niet altijd, zoals blijkbaar nu wel, een soort eretitel is geweest. Meer nog. Kort na het bekende en beruchte vonnis van Karel V werd er zelfs een verbod uitgevaardigd het schimpwoord "Stroppendrager" nog verder te gebruiken. Voor diegenen die het verbod naast zich neerlegden waren de straffen niet van de poes. Leest u zelf maar : "Int jaer 1540, VIllen july was metten Trompette verbooden, wie hij waere, niet te vervoorderen, te schimpen, ofte te gecken, ofte te verweyten inder eeuwigheyt, van het vonnisse dat den keyser onlangs heeft uytgegeven binnen ghent van het draegen vanden stropdraeghers (sic), ofte andersinds daer grootentwist af soude commen, als dootslaeghen, vechtijnghen, kijvijnghen ende andere saecken, soo wie daer d'eerste occasie af waere, 63


souden ghecoreugiert worden, 't Sij metter doot ofte andersinds naer 't bevindt van de saecke in exemple van andere, ... (Stadsarchief Gent, Reeks 93 bis, nr. 2 (Oude Wettenboek) folio 316 recto. Deze tekst wordt ook vermeld, zij hetdan in licht afwijkende vorm, doorF. De Potter, Gentvanden oudsten tijd tot heden, deel1, blz. 479 e.v.). De Potter geeft zelfs een tweetal voorbeelden van personen die dit verbod genegeerd hadden. Van "De Gilde van de Stroppendragers" ontvingen wij een boze brief. Ze is verbolgen over de brief van Professor Dr. A.K. Evrard die wij publiceerden in Gh.T. 1987- Nr. 5- p. 284 en nemen het ons een beetje kwalijk dat wij hem gepubliceerd hebben. Ze vinden dat dit schade toebrengt aan het doel van Gh.T. en zij vragen zich af "of men in onze redactie begonnen is met het kunsttijdschrift te omvormen tot een PIERLALA van weleer." Wat hen het meest schijnt dwars te zitten is de door Prof. Evrard gebruikte term "masochisme". Ze zijn dit woord gaan opzoeken in de LAROUSSE en hebben daar als verklaring gevonden : "Perversion sexuelle qui fait reehereher Ie plaisir dans la douleur." ¡ Zij vragen bijgevolg een rechtzetting. Nota van de Redactie : Wij kunnen best begrijpen dat de Stroppendragers niet bijzonder ingenomen zijn met het standpunt van Prof. Evrard, maar wij hebben toch de indruk dat hier een zeker misverstand in het spel is. Wij denken dat het voor de meeste lezers toch duidelijk zal geweest zijn dat het woord "masochisme" hier niet gebruikt werd in de "medicale" betekenis van het woord, maar in die zin die er, door uitbreiding van betekenis, aan gegeven wordt van "er een zeker genoegen in scheppen vernederd te worden of zichzelf te vernederen." Niemand, ook Prof. Evrard niet, zal de Stroppendragers beschouwen als mensen die sexueel pervers zijn. Eens dit misverstand uit de weg geruimd, geloven wij niet dat er nog veel stof overblijft om over te discuteren. Het ligt niet in onze bedoeling hier een polemiek te openen over het fenomeen van de hedendaagse stroppendragers. De standpunten zijn voldoende bekend : een groep Gentenaars is daar voor, een andere groep Gentenaars is daar tegen. Discussies tussen beide groepen zullen uit de aard der zaak steriel blijven en de plaatsruimte in ons tijdschrift is te kostbaar om ze daar aan te besteden. Dit gezegd zijnde, herinneren wij er aan dat onze rubriek "Lezers schrijven ons" open blijft staan voor degenen die iets kwijt willen overeen specifiek Gents onderwerp dat een meerderheid van onze lezers kan interesseren. Vanzelfsprekend behouden wij ons het recht voor- mocht dit nodig blijken -deze brieven in te korten zonder iets te veranderen aan de essentie van de inhoud. 64


GÊNSCHE PRÁOT

Dokske Pluis stäot in zijn huis wäor daden bessem stäot; ts'aoves t'halvertiene moet hij t'huis zijn of 't zit er op. Iederîen weet da, in de meinschen hêwen de zot mee hem. -'tEn zal nie blijve duure, zeid hij tege zijn kameraote; ik ben miester in 'k zal beur wel temme; in dienen aovend trokt hij ten tiene näor huis. - Laber, wäor hedde gezete, riep zijn vrêwe aost hij binnekwam; in ze gaf hem ne klets op zijn kaoke. Zijn nichtse gieng da gäon vertellen in de kameraote lachteg'hem wederom uit. - Dat en es nieks, zei Dokske, 'k zal toch nie mîer doen wa dat ze zegt. 't Aovend gao'k ten elve näor huis, in aos ze verroert, zal ek beur ne kier tûuge wie dat er de broek dräogt. Zûu gezeid, zûu gedäon. -Eh wel, Dokske, vroege de kameraote, ts'anderdags, hoe es 'thuis afgelûupe? -Goed, zei Dokske. Z'es weere beginnen briesche; mäor 'khêheurnekier goe bezien in gezeid da'k miester was in mijn goeste dee. -Wacht en beetse, kirrel, riep ze, in ze greep näor de koterijzer; mäor 'k was rapper of zezij, in sebiet zat ek onder 't bedde. Mij wijf ston te danse van kolire. - Komt er van onder, anarchiest, riep ze, of 'k breek i en rêwe ! - 'k Zal mijn goeste doen, hê'k beur gezeid, in om beur ne kier te tûuge da'k miester was, ben ek er onder blijve zitte.

65


VERSCHENEN

"Genealogie metten Penninghen" -Deel I : Metdepenninghen te Gent. De auteur Dr. C. Metdepenninghen is aldus begonnen met de publicatie van de vrucht van meer dan 30 jaar archiefwerk. In dit deel komen meer dan 20 generaties aan bod. Het boek is gedrukt in een kleine genummerde oplage en een herdruk wordt niet overwogen. Enkele inlichtingen voor de geïnteresseerden. Formaat : 24 x 16 cm. 230 bladzijden. 20 foto's. Prijs : 850 fr. Contactadres: Magdalena Vermeerschlaan 19,2540 Hove.

STEUNENDE LEDEN 1987 (aanvulling) YvanPiqué STEUNFONDS 1987 (aanvulling) 500 Rodolphe De Buck AANVULLENDELEDENLUST

2386. 2387. 2388. 2389. 2390. 2391. 2392. 2393. 2394. 2395. 2396. 2397. 2398. 2399.

Rogge M., Antoon Catnestraat 92, 9810 GENT (Drongen) Schelstraete J., Frans Van Ryhovelaan 33,9000 GENT Coppens G., Breendonkstraat 17, 9000 GENT De Clercq Ch., Batterijstraat 20,9000 GENT Gailliaert G., Noormanstraat 58,9000 GENT Van Den Bossche R., Ziniastraat 28,9000 GENT Ruytinx J., Sint-Salvatorstraat 8, 9000 GENT Vuylsteke D., Voskenslaan 300,9000 GENT De Breyne J., Leemsesteenweg 469,9800 DEINZE Verselder M., Frans Van Ryhovelaan 86,9000 GENT Dr Driege Ph., Bosstraat 12,9830 SINT-MARTENS-LATEM Goethals D., Bénardstraat 116,9000 GENT Mw Thienpont M., Blankenbergestraat 34, 9000 GENT De Bleeker Fr., Maurice Verdoncklaan 40, 9219 GENT (Gentbrugge) 2400. De Vos W., Vlaanderenstraat 56,9000 GENT 2401. Detemmerman R., Sint-Jozefstraat 60, 9220 MERELBEKE 2402. Mw. De Masure G., Emiel Maeyensstraat 10, 9110 GENT (SintAmandsberg)

66


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 17dejaargang nr. 2 15 maart 1988 Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris. Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14-9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld : 300 fr.per jaar. Buitenland: 400 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar. INHOUD

Uit de geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Inventaire archéologique : Huisgevel van 1666 Van alle Markten thuis. Botermarkt, Poeldemarkt, Ajuinmarkt, Kunstbotermarkt, Kleine Botermarkt Uithangborden te Gent (Vervolg) De Ontwikkeling van de Bevolking van Gent in de tweede helft van de negentiende eeuw De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Puzzel1987 Gentse revolutionaire figuren Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Gênsche Präot

68 76 79 83 92 100 107 113 118 120

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten: in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.


UIT DE GESCIDEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) LOUSBERGSBRUG Volgens M. Heins zou de eerste brug dateren van 1817, doch ze is niet terug te vinden op de stadsplannen van Gent van 1825, zodat we mogen aannemen dat de eerste gebouwd werd naar aanleiding van de aanleg van de spoorlijn, welke het Zuidstation met het station aan de Dampoort moest verbinden en de Lousbergsbrug was één der drie bruggen welke door aannemer De Beer in 1856 geplaatst werden. Het was een brug in gegoten ijzer, 110.000 kg wegende en op 30 maart 1856 getest op 118.000 kg. J .J. Steyaert schrijft over deze bruggen het volgende : "Aen haer einde (hij heeft het hier over de Twee Bruggenstraat) over de Schelde, ligt eene merkwaerdige .ijzeren draeibrug, welke twee wegen bevat : één voor den overtogt van den koopwarentrein, en daernevens een voor persoonen, om de gemeenschap tusschen de Arteveldeplaets met de Visscherij te bevorderen. Regtover deze brug (De Nieuwebosbrug dus) ligt eene andere, ook draeiende ijzeren brug, welke van de Visscherij over de vaert van dezen naam geleidt naer den auden stadswal. Over dezelfde grondloopende ijzeren spooren voort door het voormalig Spanjaerdskasteel tot bij de Dampoort; hier ligt de Derde ijzeren brug van de verbindingsweg over de vaert en geleidt denzeiven langs het Dok tot den Entrepot." Na de afschaffing van de spoorlijn langs die weg, werd de brug aangepast in 1874 (van 29 september tot 15 october). Elf jaar later brak de brug in twee, de Gazette van Gent wijdde er een gans artikel aan: Gent, 6 november 1885; "Instorting der Lousbergbrug. Verledene week werd gemeld dat de zware ijzeren brug over de Visscherij, aan den Kasteelboulevard, geweldig aan 'tzakken was. Dinsdag was van stadswege bericht gedaan dat dien dag de brug enkel voor voetgangers toegankelijk zou zijn geweest. Men brak den vloer der brug open langs den kant der fabriek van de heer Van Heuverswijn, om als evenwicht voor de anderen kant der brug, waar de zakking zich deed gevoelen, er ijzeren staven te leggen, die een zeer zwaar gewicht en misschien al te zwaar uitmaakten. De brug had reeds woensdag gedraaid, en scheen beter in den haak te staan. Maar gisteren nanoen, kwart na vier ure, terwijl ze geopend werd voor een walenschip, brak de brug, die juist gansch opengedraaid was, met een gevaarlijk gekraak 't halven door. Heteene deel der brug vloog langs den eenen kant in het water terwijl de andere helft langs den overkant neerwipte, zoodanig dat de twee uiteinden der brug in de diepte zitten en de gebroken einden van 't midden in de hoogte steken. De twee overblijvende deelen zijn op de breedte van de geheele brug van elkander verwijderd. 68


69


Dadelijk was de oorzaak van het ongeval te zien: het mecanisme onder de brug was, onder het ongelijk gewicht, aan stukken gesprongen, met zulk een geweld, dat men, in de aanpalende fabriek, vermeende dat een gebouw was ingestort. Gelukkig werd niemand gekwetst." Na de breuk werd er een voorlopige voetgangersbrug gelegd door het leger. Dit brugje rustte op metalen steunen, was 30 m lang, had een vrije hoogte van 4 m en was aan beide kanten voorzien van houten trappen. Na de afbraak en opruiming van het beweegbaar ijzeren gedeelte van de Lousbergbrug (en ook van de Nieuwebosbrug) in juni 1886 (door aannemer De Cloedt E., voor 2.876 fr.) ving men de bouw aan van een nieuwe draaibrug in zacht staal. De aanbesteding had plaats op 10 juli 1886 en werd toegewezen aan de firma Morobé (Gent) voor 71.000 fr. In 1901 werd, naast de wegbrug, een voetgangersbrug gelegd (1) : de werken startten op 11 juli 1901 met het plaatsen van stellingen. Op 4 september 1901 schreef een krant dat de toegang tot deze brug bijzonder ingericht werd met hellingen voor fietsers en kruiwagens. Op 3 october 1901 schreef dezelfde krant: "Deze brug is eenedereerste soortgelijke werken in Europa : zij wordt gemaakt in ijzer-beton, stelsel Hennebique, en werd ondernomen door den heer Leon Monnoyer, uit Brussel. Het einde der werken is voorzien binnen drie à vier weken, waarna men het metalen gedeelte zal plaatsen. Dit laatste was 33 m lang, 2,5 m breed. Voor de schepen was er een vrije hoogte van 4,26 men een breedte van 8,4 m. De kostprijs van deze voetgangersbrug bedroeg 33.000 fr. In 1911 werd de wegbrug voor ongeveer drie maand onderbroken om de vervanging van het brugdek in hout naar een dek in beton toe te laten. De metalen draaibrug van 1886 bleef in gebruik tot aan de tweede wereldoorlog. Toen was ze één der veertig bruggen welke opgeblazen werden in het Gentse. De Duitse bezetters bouwden onmiddellijk een noodbrug welke nadien door de stad werd voorzien van twee voetpaden van elk 0,8 m breed, de voetgangers konden er gebruik van maken vanaf 3 juli 1940. Deze noodbrug bleef in gebruik tot in 1955 ! Ten einde het voetgangersverkeer niet te onderbreken bij de herbouw van de Lousbergbrug, werd er een voorlopige voetbrug gebouwd voorbij de noodbrug. Van 29 november 1954 tot eind januari 1955 werd er aan de voetbrug gewerkt. Toen werd de noodbrug afgebroken en op 7 februari 1955 startte men met de werken aan de nieuwe wegbrug. Het plan voorzag een hefbrug d.w.z. de brug heeft drie overspanningen en de middenste is beweegbaar terwijl de twee andere vast zijn. De hefbrug wordt in beweging gebracht door vier heftorens op de uiteinden der pijlers. Het gewicht van de hefbrug bedraagt± 75 ton, de tegengewichten evenveel ! (1) Volgens de Gazette van Gent draaide de brug 36 tot 69 maal per dag (in 1900).

70


6and

Le Pont lousbergs.

Lousbergsbrug en voetgangerspasserel omstreeks 1910.

(,\\ll.

Lousbergsbrug en voetgangerspasserel omstreeks 1910.

71


De brug werd op 21 december 1956 voor het tramverkeer geopend en een dag later voor alle verkeer. De bouwprijs bedroeg 7.189.235 fr voor de brug en 3.618.940 fr voor de electro-mechanische uitrusting. Na de voltooiing der wegbrug werd de voorlopige voetbrug afgebroken en begon men op 2 maart 1957 aan de bouw van een definitieve voetbrug. Het werd een boogvormige constructie in gewapend beton, welke steun neemt op twee pijlers die onderling 23,7 mvanelkaar staan. De vrije hoogte in het midden bedraagt 5,72 men de totale breedte 2,5 m. Langs beide oevers gebeurt de toegang en door een trap en door een hellend vlak, dit laatste voor fietsers (kruiwagens in de stad zijn nu wel verdwenen!). De voetgangersbrug was afgewerkt op 6 december 1957 (volgens jaarverslag van de stad Gent). Op zondag 8 december 1957, verscheen in een dagblad een artikel met als titel "Brug der zuchten" waarin de nieuwe Lousbergbrug onder de loep werd genomen. Ik laat hier het artikel in onverkorte vorm volgen. BRUG DER ZUCHfEN "Zekere dag van de zopas voorbije week stond een reiziger aan St.-Pietersstation te wachten naar een tramrijtuig der lijn 7. Hij stond er lang en wachtte vergeefs, want "tram 7" dook niet op. En nochtans werd het tijd voor de reiziger die noodgedwongen naar de Kasteellaan moest. Ten slotte wendde hij zich naar het hokje waar hij de E. T. G. -controleur om raad vragenwou. -Scheelt er iets op lijn 7 misschien, mijnheer? -Wat gaat u dat aan? kreeg hij bot te horen. Begrijpelijk, dat de reiziger niet aandrong. Afgezien van het feit, dat onregelmatigheid op een lijn van het net voor openbaar vervoer elkeen aangaat, was het niet zozeer de onbeschoftheid van de E. T. G. -controleur welke onze aandacht wekte dan wel de oorzaak der vertragingen op tramlijn 7. En die was niet ver te zoeken, want ze lag alweer aan de Lousbergbrug. Men herinnert zich met welke hardnekkigheid wij op deze nagel moesten hameren vooraleer nagenoeg een jaar geleden, een einde werd gesteld aan het Lousbergschandaal voor de sloping der wrakken van de twee noodbruggen en de bouw van een nieuwe ophaalbrug. Met veel academisch misbaar werd dit "monument" einde van vorig jaar in werking gesteld door de minister van Openbare Werken. Doch, pas had die zijn rug gekeerd of de brug vertikte het. En sindsdien schijnt geen week voorbij te gaan of de brug , krijgt haar kuren. Ofwel worden de schepen opgehouden daar het mechanisme weigert de brug op te halen ofwel blijft ze geruime tijd omhoog hangen nadat het laatste binnenschip er reeds lang onderdoor is gevaren en zelfs gebeurt het dat de slagbomen geblokkeerd zitten. Het gevolg dat alle verkeer - en dan vooral de tramrijtuigen- soms gedurende geruime tijd 72


De Lousbergs b ru g in 1981.

73


wordt lam gelegd. Intussen krijgen autobestuurders, motorijders en fietsers nog een kans naar de overzijde te geraken langs Visserij- of Slachthuis- en Van Eyckbrug. Maar tramreizigers en voetgangers verliezen er kostbare tijd. Nochtans ligt daar een practische betonnen voetgangersbrug. Het is oprecht een modem monumentje zoals het daar de witheid van zijn sierlijke architectonische bogen op de slanke pijlers te spiegelen hangt boven het drekkig-zwarte water van de bezoedelde Schelde. Maar het had geen nut. Want alhoewel sinds meer dan anderhalve maand voltooid mocht het geen diensten bewijzen daar het gebruik ervan nog tot onlangs verboden bleef ... We vroegen ons in gemoede af, waarom? Tenzij Burgemeester en Schepenen hun tijd en die van tientallen Gentenaars uit de omgeving van de Heirniswijk aan 't verknoeien waren met het ineensteken van een scenario voor de inwijdingsplechtigheid waar ze misschien hoopten eens te meer het wierookvat aan stukken te slaan tegen het hoofd van de tunnel-baron en tegen de protserige kokers van zijn ministerieel departement. Ons om het even als ze dat plan koesterden. Maar dan moesten ze er maar onmiddellijk komaf met maken. Want het werd ergerlijk te moeten zien dat kladden mensen gepest werden van zodra de Lousbergbrug haar kuren kreeg, terwijl het toch zo eenvoudig was van vandaag op morgen dat voltooid voetbrugje toegankelijk te verklaren. Volgens de huidige brugwachters was de Lousbergbrug in die tijd de modernste beweegbare brug wat betreft de bediening. Enkele jaren later, op 27-6-1968, lezen we in dagblad "Het Volk" over de werken aan de Keizerpoort en aan de Lousbergbrug : "Het wegdek is daar nooit helemaal goed geweest. Bij de minste warmte kwam er beweging in het asfalt en ontstonden er kuilen en bulten. Dit is men thans aan het verhelpen. Het zware verkeer was er de oorzaak van- o.m. door het remmendat bij warm weder het asfalt werkelijk weggereden en samengedrongen werd. Men hoopt met dit werk klaar te zijn tegen 15 juli 1968. De brug werd genoemd naar de aangrenzende laan welke op .haar beurt haar naam gekregen had in 1864 van het instituut Lousbergs. Dit laatste werd gebouwd in 1863-64 naar een plan van Pauli en met het geld van de in 1859 gestorven textielfabrikant Ferdinand Lousbergs. Het was een gesticht voor ziekelijke en gebrekkelijke werklieden uit de textielnijverheid. Het dient thans tot ouderlingengesticht. Een vraag bij de laatste herbouw : Waarom werd de definitieve voetbrug niet gebouwd vóór de bouw der wegbrug : zo zou de bouw en de afbraak van een voorlopige voetbrug niet nodig geweest zijn!

74


De Lousbergsnoodbrug tijdens en na de oorlog 1940-45. Deze foto werd genomen door Prof. M . Van Witsen, Utrecht en werd afgedrukt in het boekje "De Gentse Stadstrams in beeld" .

Het kontrole- en bedieningsbord van de Lousbergsbrug.

75


Jaar

Soort

Lengte

1856 1886 Draaibrug metaal 22,95 1955 Hefbrugmetaal 11,3

Breedte van : Vrije Proef rijweg voetpad doorvaar hoogte

5 11,5

2x1,2 2x1,5

11,3 11,3

2,4 5,27

Staatsbrug

M.LABYN ('t Vervolgt)

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE Nr. 196 Op 10 october 1900 stelde de stadsarchivaris Victor Van der Haeghen in de rubriek "Burgerlijke Gebouwen- Ketelvest Nr. 12- XVIIe eeuw (1666)" in de Franse taal een fiche op over HUISGEVELVAN 1666 Deze kleine voorgevel die slechts 4,60 m. breed is, is goed bewaard gebleven in zijn hoofdonderdelen. Men ziet de vazen niet meer die het fronton bekroonden en de vensterspijlen zijn verdwenen, alsook de brandgeschilderde vensterglazen. Maar de wijde voluten die het einde vormen van de steunberen van het bovenste venster zijn in goede staat en het beeldhouwwerk van de panelen schijnt niet geleden te hebben van de weersomstandigheden. Bas-reliëfs versieren de gevel; zij stellen de heiligen voor gezegd de Vier Gekroonden, patronen van de metsers en van de steenhouwers. Het geldt hier nochtans geen gildenhuis. Het mooi gildenhuis van de metsers en van de steenhouwers - ambachtslieden die reeds van in de XIVe eeuw verenigd waren in één corporatie - bevond zich in de Cataloniëstraat en werd in 1540 verbeurd verklaard en verkocht op bevel van Keizer Karel. Vanaf dit tijdperk hield de corporatie haar vergaderingen in herbergen, zoals kan opgemaakt worden uit de notulen van de vergaderingen. Wanneer wij op zoek gaan naar de achtereenvolgende eigenaars van het huis, komen wij tot bij de familie Van der Linden die het huis bezat in de XVIIe eeuw. De 26e september 1666 betaalden de Gentse schepenen aan Jan Van der Linden een subsidie van tien pond grooten voor de bouw van een stenen gevel vóór zijn huis op de Ketelveste (1). 76


Het oorspronkelijk plan is niet aanwezig in de dossiers van het Stadsarchief. Van Jan Van der Linden ging de eigendom over op zijn zoon Adriaan (2) . Het wordt in 1690 vermeld op het groot plan van de Heerlijkheid van St.-Pieters waarvan de rechtsbevoegdheid zich tot daar uitstrekte. Deze Van der Lindens waren , van vader op zoon, steenhouwers (zie fiche Nr. 197). Aldus wordt de aanwezigheid verklaard van emblemen van een ambachtsgilde.

Schets die de fiche illustreerde. Foto Stadsarchief. (1) Betaelt Jan van der Linden de somme van thien ponden grooten hem bygheleyt ter

eausen van het maecken van eenen nieuwen steenen gevel voor zynen huyse ghestaen op de Ketelveste , volghende der requeste ende ordonnantie van den XXIIIIen september 1666. (Stadsrekeningen 1667-68, fol. 144). (2) Men vindt Adriaan Van der Linden terug tot in 1716 , daarna achtereenvolgens de familie Stalins de Straeten, Jan Mast, Eugène Regnaut , Mw. E. Regnaut, geboren Maria de Coster, Henri della Faille , Ch. Verbessemen tenslotte sedert 1877 de familie Van Audenhove. Stadsarchief : Rekeningen, reg. Huisgeld , kadaster - Rijksarchief : plannen. Akten in het bezit van de Heer Dr. Mee Van Audenhove.

77


Huis der VierGekroondenop de Ketelvest . Copyright A. C.L. Foto Nr . 17903.

78


VAN ALLE MARKTEN THUIS Dee13. Botermarkt, Poeldemarkt, Ajuinmarkt, Kunstbotermarkt, Kleine Botermarkt. De Botermarkt De Botermarkt was een lange vierkante plaats voor het Stadhuis en draagt die naam omdat er elke vrijdag markt gehouden werd van boter en eieren. Vroeger noemde men deze plaats ook Paradeplaats. Niet omdat men er, zoals op de Kouter, met zijn zondagse pak kwam floreren, noch omdat het leger, de Garde Civique of Burgerwacht er wel eens een wapenschouw of parade hield, maar omdat er bij openbare feesten door burgers openbare toneelvoorstellingen, "parades" genoemd, doorgingen. Het was ook hier dat tot 1848 gedurende de "groote Foire" de standplaats der kramen was, waarvan het grootste gedeelte zich in de vele zalen van het stadhuis bevonden. In de 16e eeuw noemde men deze plaats ook Wollemarkt, omdat er toen voor het schepenhuis van Gedeele wekelijks een wollemarkt ingericht werd. In het begin van de 19e eeuw, meer in het bijzonder door de uitvoering van het plan Zollikofer, werd de Botermarkt ontsloten naar het noorden toe door het trekken van de Bodnutstraat tot aan de St.-Jacobskerk en naar het zuiden door de aanleg van het St.-Baafsplein. De Botermarkt zelf begon op 7 uur 's morgens en eindigde 's middags van 1 april tot 31 augustus. Van september totmaart begon hij één uur later, t.t.z. om 8 uur. Het was verboden er margarine of gelijk welke andere kunstboter te verkopen. Ten eer8te verzetten de boterboeren zich daar tegen dat tussen hun hoogwaardige natuurproducten "erzatz" zou verkocht worden, inaar ten tweede en vooral omdat kunstboter op de kunstbotermarkt moest verkocht worden en dat alle margarine die in het bezit van een overtreder gevonden werd, in beslag genomen en verbeurd verklaard werd. Op marktdagen waren er ook twee weegschalen ingericht : één in de eetzaal onder het stadhuis en een op de Kleine Botermarkt aan de Ottogracht. Men betaalde er twee centiemen per gewogen kilogram. De bedienden leverden de gewichtsbewijzen aan de prijs van 5 centiemen. Op de plaats voor het stadhuis verkocht men eigenlijk alleen boter in het groot. Men spreekt er over oude en gezoutenboter, meestal van Dixmuide, Roeselare en Veurne.

79


Eierboerin op de hoek van de Botermarkt en de Poeldemarkt. (Foto : Museum voor Volkskunde ; Fonds Vanderhaeghen)

Eitje kopen, eitje betalen. De eierboer zit er op zijn paasbest bij. Botermarkt voor het stadhuis. (Foto: Museum voor Volkskunde; Fonds Vanderhaeghen)

80


De Poeldemarkt De Poeldemarkt , Pouillemarkt of ook wel Kiekenmarkt genoemd , werd gehouden in de smalle straat tussen het stadhuis en het huizenblok tegenover de Mammeiakker dat thans voor een parking afgebroken is . De dinsdag en de vrijdag van elke week werd er een markt van gevogelte , wild en konijnen gehouden. De uurregeling was dezelfde als deze van de botermarkt en alle in de onmiddellijke omgeving liggende markten.

11] ~,~· ·f•

.

1t

....~·,....".111!

Poeldemarkt

De Ajuinmarkt Net om het hoekje , op de Hoogpoort, werd elke week, eveneens op vrij dag , langs de andere zijde van het stadhuis een markt gehouden voor de verkoop van ajuin, specerijen en kruiden. De uren van deze markt waren gekoppeld aan die van de botermarkt. De Kunstbotermarkt Enkele passen van de Botermarkt verwijderd , nl. op de Zandberg rond de pomp greep eveneens op dezelfde uren als de botermarkt de kunstbotermarkt plaats. Daar mocht men dan weer geen echte boter verkopen, maar margarine , samengestelde boter of kunstboter. De Kleine Botermarkt De Kleine Botermarkt bevond zich op de Baudelooplaats. Daar ventte men elke vrijdag met verse boter , maar in 't klein dan , namelijk met pondstukken en eveneens met eieren, zodat men het pleintje ook wel eens Eyermarckt noemde. 81


De Baudelooplaats was vroeger een lief en aangenaam plaatsje, schrijft Frans De Potter (1). De Gentenaars noemden het 't Groene Plein (2) of "den Zoeten Keer" (3). Het was toen nog een ongeplaveidgraspleintje met lommerrijke bomen die tijdens de zonnige zomerdagen de wandelaar uitnodigden aan de boorden van de toen nog niet verslijkte en gedempte Ottogracht tegenover de Baudelookapel van de verkwikkende koelte te genieten (4). Rommelmarktfanaten zullen het pleintje beter kennen als het Beverhoutplein of het klein pleintje van de rommelmarkt. De boterkutsers of boterverkopers verkochten hun waar in stenen boterpotten, die op hun beurt in manden zaten. Men mocht met de "boterproever" of "boterstekker"- een soort lepel- in de boter of in het "proefbeetje" steken om te proeven vooraleer te kopen. De boter kon ook hier, net als onder het stadhuis gewogen worden op de stedelijke boterwaag of "boterschale". Vertellen wij er ook bij dat de boeren, ook toen al, truukjes kenden om hun waren "appetijtelijker" te laten ogen door ze te kleuren met boterwortel of geelwortel. Was het niet Lène Maréchal die ons de marktsfeer op een onvergetelijke wijze vastlegde in haar lied "De Gentse proeverigge" : "En in Gent kunde zonder ne cent dikke smeren. Op de fruitmarkt die hêwd' U kontent mee wat peren. Op de Vrijdagsmort, niets te kort, kaas en spekken. Bij de boerkes op den Botermort nekierlekken !" Zijn wij met zo'n "chanteuse" in Gent niet met ons gat in de boter gevallen? EddyLEVIS NOTEN (1) Gent van de Oudste Tijd tot Heden. (2) "Huusen ende steden ... bijden groenen pleyne, jeghens over de steeoen brugghe, tusschen den hove van Heersele ende den Grauwen Zusterhuusse van Ste Jacobs prochie". (Act. en Contr. keure, 1541-1542, 192.) (3) "Een huus ... bachten St. Jacops, daer ment heet den zoeten Keer, tgraue Zusterhuus daer neffens ghehuust an deen zide, en Margriete Triest an dander". (Idem, 1491-1492, 42.) (4) "Straatkapoenen- die zijn er altijd,- nachtzwervers-een onuitroeibaar ras- kwamen in 't midden der XVIIe eeuw het lievelingsplaatsje der bewoners van St.Jacobs schenden door 't beschadigen of neerhakken der hoornen, waar gedurende den dag de vogels zongen en kwetterden, dat het een lust was. Er werden klachten

82


gedaan aan het magistraat, dat besloot met de harteloze straatschenners kort spel te maken, en in 1663 in de stad een voorgebod liet afkondigen, waarbij degene, die den naam kon aanbrengen van de baldadigen, 100 gulden belooning zou ontvangen, en waarbij tevens eene openbare geeseling werd beloofd aan hen, die op 't booze feit zoll'den worden betrapt. - Het hooge bedrag der som en de strengheid der tuchtiging bewijzen genoeg, hoezeer men er aan hield om den "Zoeten Keer", het "Groene Plein" in al zijne liefelijkheid te bewaren. Het plaatseke was aanvankelijk kleiner dan nu; zijne vergrooting geschiedde omtrent het midden der XVIIe eeuw op aandringen van den prelaat van Baudeloo, ten jare 1642". De Potter.

UITHANGBORDEN TE GENT (Vervolg) We nemen aan dat uithangborden waarop een of ander kledingstuk werd afgebeeld, aan winkels voorkwamen waar kleren gemaakt of verkocht werden. Op deze regel waren echter uitzonderingen want soortgelijke uithangtekens kon men evengoed aan brouwerijen en herbergen aantreffen (54), zie o.m. de "Rode Hoed" in Klein Turkije. Een 17de-eeuws bord waarop een hoed was geschilderd en dat te Gent bij een hoedenmaker uithing vermeldde : "Onder den hoedt schuylt quaet en goet" (55). Bij schoenmakers was het uithangteken liefst een "Beste (of sterke) Schoen" of een meestal roodgeverfde laars en nog beter een "Gekroonde Laars" (56). Gekleurde klompen in alle mogelijke afmetingen hingen uit aan de gevels van de klompenmakers en ·ook aan deze van de -verkopers (en dat konden soms zelfs kruideniers zijn !). Maar "kloefen" kwamen wel eens bij herbergnamen voor (57). Zo waren er ook de kous aan de kousenwinkels, de "Point de Venise", de "Kant à la mode" enz. bij kantverkoopsters, de handschoen aan de daarin gespecialiseerde zaken, de parapluies of de parasols als karakteristieke uithangtekens van regen- en zonneschermverkopers enz. (58) (zie ook "De gouden Hoed" in de Lange Munt). Boven de deur van een schoenwinkel in de Lange Munt hing voor enige jaren een blauwe damesschoen, een uit een plank gezaagd en beschilderd voorwerp, vastgezet in een metalen raam. We herinneren ons nog vaag dat er vóór 1940 aan dezelfde schoenzaak en ook aan een andere in de Noordstraat, een klassieke, rood geverfde houten laars met franje uithing. In de klompenafdeling van het Museum voor Volkskunde hangt een houten gekleurde klomp als uithangbord. Verder is er ook een monochroom beeldje uit verharde gips dat oorspronkelijk wel boven de deur van een parapluwinkel kan zijn bevestigd. Een klein meisje kijkt over de schouder van een jongetje die een geopende, metalen paraplu boven hun hoofden 83


houdt. Beide kinderen staan blootsvoets. Dit romantisch beeldhouwwerkje werd door een onbekend artiest vervaardigd. Nog tot ca. 1950 stak op de Groentemarkt aan het huis met bouwdatum 1667 een paraplu aan een regenschermwinkel uit. Het teken was in metaal vervaardigd en met felle kleuren beschilderd. De afbeelding van HEMELLICHAMEN kwam vroeger frekwent voor op de uithangtekens. In sommige steden zoals Brugge is dat nog merkbaar. Het succes der sterrenwichelaars en de voorspelling van de toekomst heeft de bewondering van velen voor de zon, de maan en de sterren in de hand gewerkt. De zon kreeg als uithangteken bepaalde adjectieven toegevoegd of werd wel eens als verkleinwoord gebruikt, wat de vertrouwelijkheid met de klanten vermeerderde. Hetzelfde kunnen we zeggen in verband met de maan, (de "Halve Maan" behoorde misschien tot de heraldiek) en met de ster ("de Noordster", de "Morgenster") ... Uithangborden waarop hemellichamen staan afgebeeld, zijn nu echter vrij raar. Bij een bekend mosterdhandelaar op de Groentemarkt hangt de "Halve Maan" op twee verschillende borden uit. Het eerste is een keurig half maantje in de vorm van een gezicht in metaal uitgesneden. Het hangt aan een sierlijk, smeedijzeren galgje waarop een mosterdplant is uitgebeeld. Het ander uithangteken bestaat uit een rechthoekige metalen plaat, boven de deur vastgemaakt. Bovenaan dit bord waarop "Mostaard Fabriek" geschreven staat, is een metalen half maantje merkbaar. Deze firma bestaat sinds 1790 en nam dit symbool als handelsmerk. Een bord "In 't Zonneke" behoort tot de uithangtekenscollectie van 1913 van het Museum voor Volkskunde. Op deze omlijste plank staat de titel op een banderol geschilderd. Daarboven is een zon als een mensengezichtmet een vlammenaureool afgebeeld. Tenslotte moeten er vroeger heel wat uithangborden in verband met de ONTSPANNING hebben bestaan. Roken, drinken, spel en sport kunnen daarbij vernoemd worden. Voor de arbeidersbevolking behoorde het roken en drinken tot de enige ontspanningsmogelijkheden. De meer bevoorrechte burgers bezochten clubs waar ze zich konden uitleven als boog- of pistoolschutter, als roeier, fietser of als automobilist. NĂ 1918, met de invoering van de achturendag deed de vrijetijdsbesteding eindelijk ook haar intrede in het arbeidersmilieu. Dat werd op de benaming van herbergen tijdens het interbellum merkbaar. De "Pij prokende Man", een glimlachende jonge roker, afgebeeld in gepolychromeerd gips en behorend tot de collecties van het Museum voor Volkskunde, is een 19de-eeuws exemplaar dat als uithangteken boven de deur van een tabakswinkel heeft gehangen. In Nederland werden daartoe

84


Man met jas , geknoopte das en muts. (Copyright A . C.L. Brussel)- Mus . v. Volkskunde , Gent .

De rode Hoed- Klein Turkije.

85


De blauwe Schoen - Lange Munt .

. '

Klomp. (Copyright A.C.L. Brussel) - Mus. v. Volkskunde, Gent.

86


{

'·

,;'

Onder één Paraplu . (Copyright A.C.L. Brussel) Mus. v. Volkskunde , Gent .

De halve Maan - Groentemarkt

87


h""' '~

~-·································································· ·· ·

In ' t Zonneke. - Mus. v. Volkskunde, Gent.

88


Pijprokende man. (Copyright A.C.L. Brussel) Mus. v. Volkskunde, Gent.

Voorwiel van Motorfiets- Rooigernlaan.

89

I


Oude Vrouw met Jeneverfles . (Copyright A.C.L. Brussel) - Mus . v. Volkskunde , Gent .

90


wel eens een negertje met een pijp, een zgn. "Rokend Moortje" of een aapje afgebeeld. Ook de "Oude Vrouw met Jeneverfles" lijkt een uithangteken boven een tabaks- en drankwinkel geweest te zijn. Het is een kenschetsend beeld uit het eind van de 19de eeuw. De vrouw schijnt met de rechterhand een snuifje tabak naar de neus te brengen. Onder de linkerarm draagt deze arbeidersvrouw duidelijk een jeneverkruikje. Ook dat beeld is eigendom van het Gents Museum voor Volkskunde. Boven een motorfietsenwinkel op de Rooigemlaan hangt, sinds een tiental jaren, het voorwiel van een motorfiets met de voorvork aan de gevel vast. Duidelijker kan het niet. Misschien liet hij zich inspireren door de garagist uit HawaĂŻ die, in 1973 de aandacht op zijn zaak trok door de voorste helft van een VW-kever boven zijn poort vast te maken. Uithangtekens blijken dus te evolueren met de tijd. NOTEN (54) (55) (56) (57) (58)

van Lennep, J. en Ter Gouw, J., op.cit., 11, p. 213. idem, p. 214. idem, p. 220-221. van Lennep, J. en Ter Gouw, J., op.cit., 11, p. 221. idem, p. 219-223.

LodeHOSTE ('t vervolgt)

91


DE ONTWIKKELING VAN DE BEVOLKING VAN GENT IN DE TWEEDE HELFTVAN DE NEGENTIENDE EEUW In onze reserve stak nog één artikel van Michel Steels. Wij publiceren het hieronder. Spijtig genoeg is dit het laatste. Door radio en televisie heeft het gesproken woord heel wat aan belang gewonnen voor de verspreiding van kennis en gedachten; toch blijft het geschreven woord zeer belangrijk. Voor personen die de leestechniek niet machtig zijn, is het leven in onze hedendaagse maatschappij haast onmogelijk. Was het leven in de negentiende eeuw heel wat eenvoudiger, toch was ook in de negentiende eeuw het leren lezen de eerste stap tot mogelijke verdere ontwikkeling. De eerste volkstelling werd in België gehouden in 1846. Hierbij had A. Quetelet een belangrijke rol. A. Quetelet werd geboren te Gent in 1796 uit Franse ouders en behaalde het diploma van dokter in de wiskunde in 1819 aan de Gentse universiteit. In 1836 werd Quetelet hoogleraar in de wiskunde aan de militaire school; hij was ook bestendig secretaris van de Koninklijke Academie voor Letteren en Wetenschappen en vanaf 1841 Directeur van de centrale commissie voor statistiek. Quetelet wordt beschouwd als de vader van de statistische wetenschap. Hij overleed te Brussel in 1874. Aan de gevel van een huis opdeKoommarkt bevindt zich een herdenkingsplaat aan deze grote geleerde. De volgende volkstellingen werden gehouden in 1856, 1866, 1880, 1890 en 1900. De verslagen van de volkstellingen bevatten een bron van gegevens, die naar ons oordeel veel te weinig worden gebruikt; ook voor de beoefenaars van lokale geschiedenis zijn deze verslagen zeer nuttig. Vanaf de telling van 1866 werd de ontwikkeling van de bevolking onderzocht (kunnen lezen en schrijven). Om de gegevens te kunnen interpreteren hebben we behoefte aan vergelijkingsmateriaal: a) een eerste vergelijking wordt gemaakt tussen de gegevens van Gent, Oost-Vlaanderen en België b) gezien Gent een stedelijk milieu is, menen we dat het wenselijk is de gegevens in verband met Gent ook te vergelijken met de gegevens van de overige grote steden (Brussel, Antwerpen en Luik). Voor de eerste helft van de negentiende eeuw beschikken we slechts over schaarse gegevens. Toch lijkt het ons nuttig ze te vermelden. In 1845 publiceerden de Gentse hoogleraars J. Mareska en J. Heyman hun studie "Enquête sur Ie travail et la condition physique et morale des ouvriers employés dans les manufactures de coton à Gand". De studie van Mareska en Heyman mag beschouwd worden als een model 92


voor sociaal onderzoek. De proefgroep bevatte duizend werklieden en duizend werkvrouwen. In verband met de ontwikkeling van de Gentse textielarbeiders rond 1845 verstrekt de studie de volgende gegevens : A. Mannen : op 1000 personen 790 - hebben geen onderwijs ontvangen - hebben kunnen lezen en schrijven, maar hebben alles vergeten 61 - kunnen wat lezen en schrijven 101 -kunnen voldoende lezen, schrijven en rekenen 48 Samenvattend zijn er dus 85 ongeletterden op honderd. B. Vrouwen: op 1000 personen konden slechts 88 wat lezen en schrijven. De auteurs besluiten "L'appréciation de ces données nous fait éprouver un sentiment pénible. Jamais l'ignorance des ouvriers ne nous a apparu si immense et aussi hideuse qu'aujourd'hui ! 11 est vrai, jamais, avant cette époque, nous n'avions cherché à la constater d'une manière rigoureuse". (blz. 211). Alhoewel het onderzoek van Mareska en Heyman slechts gaat over een deel van de bevolking, namelijk de katoenarbeiders, toch kunnen we ons een duidelijk beeld vormen van de ontwikkeling van de Gentse bevolking omstreeks 1845. Een eigen onderzoek verstrekte ons hetzelfde beeld. Voor het schooljaar 1845-46 waren 701 gezinshoofden op 824 ongeletterd (waren niet in staat hun naam te schrijven); dit geeft 85% ongeletterden (bron: register van inschrijving voor kosteloos onderwijs). Hier moeten we opmerken dat slechts behoeftige ouders recht hadden op kosteloos onderwijs voor hun kinderen, waardoor de proefgroep niet representatief is voor de Gentse bevolking (43 % van deze gezinshoofden genoten steun van het liefdadigheidsbureau). Maar tevens moeten we bemerken, dat uit de handtekening van de 15 %, die wel hun naam konden schrijven, blijkt, dat ongeveer de helft hun naam in werkelijkheid tekenden, waardoor we zeker mogen besluiten dat ongeveer 8 % van de gezinshoofden konden schrijven. Was de ontwikkeling van de Gentse arbeidersbevolking zeer laag- verder zullen we zien, dat de toestand te Gent geen uitzondering vormde-, toch moeten we nog de bemerking maken, dat in de wijken extra-muros en in het bijzonder de wijken Meutestede en St.-Pieters-Aaist de ontwikkeling van de bevolking nog lager was en dit door de afwezigheid van scholen en door de slechte verbindingswegen met de stad. De toestand te Gent rond 1840 was echter geen uitzondering. Het ontwikkelingspeil van de textielarbeiders was elders even laag, en dit zo wel in ons land als in andere landen. (cf. Dr. I. Brugmans : De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw 1813-1870, Aula-reeks Nr. 13). Wat leren ons nu de uitslagen van de volkstellingen in verband met de ontwikkeling van de bevolking van Gent ?

93


TABEL I. Percent ongeletterden te Gent. Jaartal 1866 1880 1890 1900 1910

Mannen

Vrouwen

Totaal

53,9 39,7 35,1 29,8 23,6

58,0 44,8 41,2 33,9 26,0

56,1 42,5 38,6 32,0 24,9

Het totaal percent is niet het gemiddelde van de beide deelpercenten, omdat het aantal vrouwen groter is dan het aantal mannen. In deze tabel werden de kinderen medegeteld, waarvan minimum de helft noch kan lezen noch schrijven. We stellen vast, dat het ten honderd ongeletterde vrouwen groter is dan het ten honderd ongeletterde mannen. Dit verschijnsel wordt in gans het land vastgesteld en is te verklaren onder meer door het feit, dat minder belang werd gehecht aan het onderwijs van de vrouw. Een kentekenend bewijs hiervoor is wel, dat de eerste onderwijswet van 1842 niets voorziet voor het onderwijs van de vrouw. De artikels in verband met de verplichte vakken vermelden noch voor de gewone lagere scholen noch voor de lagere hoofdscholen vrouwelijke handwerken; men denkt evenmin aan de oprichting van normaalscholen voor onderwijzeressen. Tijdens de bespreking van de wet merkt Rogier op 29 augustus op "le projet de loi ne renferme aucune stipulation relativement à l'instruction des filles pauvres". Op 30 augustus verklaart Rogier: "J'ai simptement fait remarquer qu'il y aurait une lacune dans le projet relativement aux écoles des filles, et je crois qu'il n'est pas du tout indifférent pour le pays que les filles du peuple sachent lire, écrire, calcuter et coudre". Om de lezer niet te overladen met getallen, worden in de volgende tabellen enkel de percenten van de gehele bevolking gegeven. Voor de periode 1866-1910 waren er te Gent gemiddeld 4,4 % ongeletterde vrouwen meer dan ongeletterde mannen, voor de provincie Oost-Vlaanderen bedroeg dit verschil2,4% en voor gans het land 4,6 %. Het kleiner verschil in OostVlaanderen is toe te schrijven aan het reeds groot percent ongeletterde mannen. TABEL 11. Percent ongeletterden Jaartal

Gent

Oost-Vlaanderen

België

1866 1880 1890 1900 1910

56,1 42,5 38,6 32,0 24,9

60,1 48,3 45,2 39,4 31,0

52,7 42,2 37,5 31,9 25,2

94


Deze tabellaat ons toe de volgende vaststellingen te maken : a) in 1866 kan meer dan de helft van de bevolking van het land noch lezen noch schrijven. b) het percent ongeletterden is in Oost-Vlaanderen aanzienlijk groter dan het percent voor Gent en voor het land. Oost-Vlaanderen was trouwens de provincie met het grootst percent ongeletterden. Voor de periode 18661910 was het gemiddeld verschil tussen Oost-Vlaanderen en het land 6,9%; tussen Oost-Vlaanderen en Gent is het gemiddeld verschil 6 %. c) De vergelijking Gent-~elgië vertoont slechts geringe verschillen. Vanaf 1880 zijn deze verschillen zeker niet significant meer. d) Tenslotte stellen we voor de periode 1866-1910 een sterke daling vast van het percent ongeletterden : voor Gent bedraagt deze daling 55,6 %, voor België 52% en voor Oost-Vlaanderen slechts 48,4 %. Bij deze en ook bij de volgende tabellen moeten we nog opmerken, dat de percenten voor Oost-Vlaanderen gevoelig ten gunste werden beïnvloed door Gent. Zo bedraagt het percent ongeletterden voor 1866 voor OostVlaanderen min Gent 60,7% in plaats van 60,1 %. Men zou de bemerking kunnen maken, dat het percent ongeletterden te Gent gunstig beïnvloed wordt, omdat Gent de zetel is van het bisdom en van het provinciaal bestuur en een universiteit bezit. De invloed hiervan is echter zeer gering. In 1866 telde Gent 115.354 inwoners; in 1866 zou de groep intellectuelen, die door hun functie in Gent verblijven 1153 personen moeten tellen, opdat het gemiddeld aantal ongeletterden met een percent zou dalen. Dit was echter geenszins het geval. TABEL 111. Percent ongeletterden Jaartal

Gent

Brussel

Antwerpen

Luik

België

1866 1880 1890 1900 1910

56,1 42,5 38,6 32,0 24,9

41,9 34,5 30,0 24,3 18,2

38,9 35,3 33,1 26,8 20,3

42,5 33,8 27,1 22,5 15,2

52,7 42,2 37,5 31,9 . 25,2

Uit deze tabel kunnen we afleiden : a) het percent ongeletterden ligt in de steden Brussel, Antwerpen en Luik veellager dan het percent voor het land. Heeft in 1866 de stad Antwerpen nog het gunstigste percent, Luik heeft het kleinste percent ongeletterden vanaf 1880 : gemiddeld 10 % lager dan het percent voor gans het land. b) tegenover de drie andere steden verkeert Gent in een nadelige positie. c) in absolute cijfers is de daling van het percent ongeletterden voor de periode 1866-1910 voor 95


Gent 31,2% Antwerpen 18,6% België 27,5% Brussel 23,7 % Luik 27,3 % Met de tijd worden de verschillen kleiner. In het raam van deze bijdrage is het onmogelijk de oorzaken van de grote verschillen op te sporen. Toch menen we het volgende te mogen opmerken : de vier steden hebben elk hun eigen karakter. Gent : textielstad, Luik : stad van de metaalnijverheid, Brussel : administratief centrum, Antwerpen : haven en handelsstad. Gent is in de negentiende eeuw "de" stad van het proletariaat; vandaar ook het groter aantal ongeletterden. In de metaalnijverheid waren en zijn de lonen merkbaar hoger dan in de textielnijverheid; bovendien is Luik de enige Waalse stad en in Wallonië was het aantal ongeletterden lager dan in Vlaanderen : hier ligt reeds een gedeeltelijke verklaring van de verschillen. Met de volkstelling van 1880 wordt de bevolking ingedeeld in leeftijdsgroepen. De drie groepen zijn: a) ouder dan 55 jaar Groep A b) tussen 14 en 55 jaar Groep B c) tot 14 jaar Groep C We beschouwen de leeftijdsgroepen A en Ben het totaal van de beide groepen. TABEL IV. Percent ongeletterden Jaartal

Groep A GroepB TotaalA+B Gent 0.-Vl. Belg. Gent 0.-Vl. Belg. Gent 0.-Vl. Belg.

1880 1890 1900 1910

51,1 51,0 45,2 35,7

54,1 55,1 49,7 40,7

49,4 47,7 40,7 31,0

31,1 24,2 16,0 12,0

35,4 29,8 21,1 13,6

27,7 21,6 14,4 9,3

35,0 29,5 21,7 16,4

40,9 35,6 27,1 19,1

32,2 26,8 19,5 13,4

Tabel IV geeft ons een meer gestructureerd beeld van de ontwikkeling van de bevolking. De hoofdconclusies van tabel 11 worden bevestigd, m~ar we stellen toch vast, dat het percent volwassen ongeletterden te Gent hoger ligt dan de percenten voor het ganse land. De lichte wijziging van het beeld wordt veroorzaakt door een verschil in de teeftijdspiramiden van Gent, Oost-Vlaanderen en België. De volgende tabel toont ons dit duidelijk.

96


TABEL V. Verdeling van de bevolking in 1900 in drie groepen

Gent Oost-Vlaanderen BelgiĂŤ Antwerpen Brussel Luik

Groep A 13,7% 14,6% 13,4% 9,4% 12,4% 12,7%

GroepB 58,7% 51,6% 54,8% 59,9% 63,5% 61,3%

GroepC 27,4% 33,6% 31,7% 30,6% 23,9% 25,9%

Totaal 99,8% 99,8% 99,9% 99,9% 99,8% 99,9%

Zo het absoluut aantal geboorten per jaar te Gent steeg tot 1890- dit door vermeerdering van de bevolking-, dan daalde het aantal gebo~rten per duizend inwoners te Gent vanaf 1860. Hierdoor stellen we merkbare verschillen vast in de bevolkingsstructuur in 1900. TABEL VI. Percent ongeletterden in 1900

Gent Brussel Antwerpen Luik BelgiĂŤ

Groep A 45,2% 29,9% 28,7% 30,7% 40,7%

GroepB 16,0% 11,8% 11,2% 9,2% 14,4%

TotaalA+B 21,7% 14,8% 15,0% 13,0% 19,5%

Uit de tabellen IV en VI kunnen we afleiden : a) zowel voor groep A als voor groep B ligt het percent ongeletterden voor Gent merkbaar lager dan de percenten voor Oost-Vlaanderen b) de vergelijking Gent-BelgiĂŤ is nadelig voor Gent c) de vergelijking tussen de vier grote steden van ons land toont aan, dat de stad Luik het kleinst percent ongeletterden telt- dit is ook zo voor de jaren 1890 en 1910. De percenten voor Brussel en Antwerpen zijn evenwaardig, terwijl Gent gemiddeld zeven volwassen ongeletterden op honderd volwassenen meer telt dan de drie andere grote steden. Hoe zo een significant verschil te verklaren ? De vier steden hadden in de tweede helft van de negentiende eeuw een liberaal bestuur, zodat de politieke factor geen oorzaak van het verschil kan zijn. We zijn van oordeel, dat economische en sociale factoren de redenen zijn voor het groter percent ongeletterden te Gent. De volkstellingen zijn een eerste bron voor de studie van de evolutie van het percent ongeletterden. Een tweede reeks gegevens wordt ons verstrekt door de verslagen in verband met de lotelingen. Deze gegevens hebben betrekking op de twintigjarigen van de mannelijke bevolking. Daaruit kunnen we de volgende besluiten afleiden : 1. Voor de periode 1843 tot 1909 daalt het percent ongeletterde lotelingen 97


te Gent: van 41,38% tot 6,49% in Oost-Vlaanderen: van 51,32% tot 10,75% in België: van 43,61% tot 7,03% 2. Het percent ongeletterde lotelingen voor Gent ligt gevoelig lager dan dit percent voor de provincie Oost-Vlaanderen. In deze provincie ligt dit percent gedurende de ganse periode heel wat hoger dan het percent voor ons land. 3. In 1881 is er slechts een gering verschil tussen de drie percenten: Gent: 16,66%, België: 15,98%, Oost-Vlaanderen: 17,35%. Daarna worden de verschillen weer groter. 4. Tijdens twee periodes- namelijk 1851 tot 1857 en 1881 tot 1890 -ligt het percent ongeletterde lotelingen te Gent boven het percent van het land. Ook in 1896ligt het Gents percent iets hoger {12,83 %tegen 11,41 % ). 5. We kunnen moeilijk het klein percent (6,11 %) in 1893 voor Gent verklaren. Voor 1892 bedroeg het percent 10,96%, voor 189412,32%. In 1885 telde men 10,5% analphabeten onder de reeroten in Nederland (Winkler Prins, deel 11 blz. 11). Volgens Tournay was dit percent in 1885 voor Zweden 0,2%, voor Zwitserland en het Duitse Keizerrijk 0,6%, voor Frankrijk 7,4%, voor Oostenrijk 30,8% en voor Rusland 60,8%. {Sénat. Compte rendu analytique, 13.6.1899, blz. 109). De strijd tegen het analphabetisme kende dus in België een merkbare achterstand tegenover de andere Westeuropese landen. Vanaf 1892 beschikken we over een derde bron van gegevens : het percent mannen en vrouwen, die bij hun huwelijk de huwelijksákte niet kunnen ondertekenen (gepubliceerd in de Jaarverslagen van de stad Gent). Percent personen, die niet hun naam kunnen schrijven bij hun huwelijk Jaartal

Mannen

Vrouwen

1892 1893 1894 1895 1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902

% 10 % 8 % 9 % 8 7 % 7,5 % 7,4 % 7,4 % 6,56% 6,21% 5,10%

22 % 19 % 18 % 18 % 16 % 15,5 % 14,0 % 14,3 % 12,74% 12,09% 11,76%

98


Deze tabel toont ons weer een merkbaar verschil aan tussen de ontwikkeling van de mannen en de vrouwen, alsmede een daling van het aantal "ongeletterden" van 1892 tot 1902. We mogen bijna zeker zeggen, dat de personen, die hun naam niet kunnen "schrijven" of "tekenen", niet kunnen lezen; we mogen echter niet besluiten, dat al de anderen wel kunnen schrijven en lezen. In het raam van dit artikel is het onmogelijk de factoren - nationale en lokale, politieke, economische en sociale-, die de evolutie van het percent ongeletterden hebben beĂŻnvloed, te onderzoeken. Het hoofddoel van dit artikel was ons een beeld te vormen van de evolutie van het analphabetisme te Gent. Het is duidelijk, dat de daling van het analphabetisme invloed heeft op de veranderingen in de maatschappij : van gesloten en statische maatschappij tot een meer open en dynamische. Te Gent daalde het percent ongeletterde volwassenen van 35 % in 1880 tot 16,4% in 1910. Dit percent lag gemiddeld 2, 7 % hoger dan het percent voor het ganse land, maar gemiddeld 5 % lager dan het percent voor de provincie Oost-Vlaanderen. Een vergelijking met de drie grote steden van BelgiĂŤ toont aan, dat het percent ongeletterden te Gent heel wat hoger lag dan in de drie andere grote steden. De wet op de leerplicht werd in BelgiĂŤ gestemd in 1914, maar kon eerst in 1919 in voege treden door de oorlog 1914-1918. In Nederland was de wet op de leerplicht reeds gesteld in 1900. Duitsland kende de schoolplicht vanaf 1879, Frankrijk vanaf 1882. Met de leerplicht - in sommige landen schoolplicht - kwam een einde aan het analphabetisme. M.STEELS

Wij maken van deze gelegenheid gebruik om Mevrouw Steels van harte te danken voor de talrijke giften die zij gedaan heeft aan onze Kring en die zich nu in het Documentatiecentrum bevinden.

99


DE GESCHIEDENISVAN DE VYT-BORLUUT· FUNDATIE EN HET LAM GODS (Vervolg) 1825. J. Lorent restaureerde het paneel met 0.-L.-Vrouw. Om de zichtbare barsten tussen de panelen te laten verdwijnen herschilderde hij volledig de blauwe mantel. Voor dit barbaarse werk ontvangt hij 10 gulden. Lorent vermeldde dat hij er 10 dagen aan gewerkt had, terwijl de Bast opmerkt dat de restauratie maar 8 dagen duurde (noot 6b). 1825-1850. Aubert maakte een gravure in een romantische evocatie die de uitvinding van het schilderen in olieverf door Jan van Eyck, aangemoedigd door zijn zuster, voorstelt (274). 1826. Tijdens de zomer wordt er een barst in het aanbiddingspaneet vastgesteld. Op 16 november gaat men dan ook over tot een onderzoek van de centrale taferelen om te kunnen overgaan tot een restauratie (noot 6b). 1828, apri128-juni 23. J. Lorent herstelde de panelen van God-de-Almachtige {12 gulden), St.-Jan Baptist (15 gulden) en de Aanbidding van het Lam (18 gulden), daarna werden ze terug in de Vytkapel opgesteld (275). Hetzelfde jaar plaatste men op de hoek van de Vogelmarkt en Koestraat bovenaan in de nissen van het nieuwe huis borstbeelden van Hubert en Jan van Eyck, die gekopieërd werden naar deze op het gestolen paneel. Door het zicht op het Lam Gods - dat Jllen identificeerde met een zicht op de Korte Dagsteeg te Gent - meende men dat de gebroeders van Eyck aldaar verbleven hadden. Het uitzicht van de middeleeuwse woning zal hier ook wel een belangrijke rol gespeeld hebben. 1829. De Gentse verzamelaar Prof. Dr. Jan Van Rotterdam bezat een maniéristische Aanbidding der wijzen (ca. 1500), die hij toeschreef aan van Eyck (zonder voornaam). Langs de rechterzijde bovenaan herkent hij de portretten van de gebroeders van Eyck, zoals deze gegraveerd afgebeeld zijn bij Von Sandaert (Hubert: 1ste ruiter Rechtvaardige Rechters; Jan: vrije interpretatie van het portret van kan. Van der Paele, Brugge, Groeninge) (276). In die periode aanvaardde men dat Joris Van der Paele's (noot 195) portret op het Brugse altaar (Brugge, Groeninge) een zelfportret van Jan was (cfr. Von Sandaert). Uit deze tijd dateren waarschijnlijk ook de tal van vervalsingen, die duidelijk teruggaan op het portret van de geestelijke. De panelen van het Lam Gods te Gent werden terug in de Vytkapel geplaatst. De Gentse schilder Piete:t François de Noter maakte een "Zicht op

100


de Vyt-kapel" (Amsterdam, Rijksmuseum) en "Het bezoek van Albrecht Dürer aan het Lam Gods" (Enschede, Museum Twenthe) (277). 1830. Inlichtingen in verband met de conservatie van de Berlijnse panelen (278). 1830-1840. Voor de gewelfschilderingen van de van Eyck-loggia in de Alte Pinakothek te München maakte P. von Cornelus ontwerpen met als voorstelling : Hubert vindt de olieverf uit, Hubert leert Jan en Isabelle schilderen, de gebroeders stellen het ontwerp van het Lam Gods voor aan Filips de Goede (cfr. van Mander 1604); Antonello da Massino in het atelier vanJan van Eyck; en op het boogveld van een muur was een vrije interpretatie van het Lam Godsretabel weergegeven. In het middenmedaillon van de koepel knielen de gebroeders van Eyck voor een vredesengel (279). ca. 1830-1844. Op een porseleinen theepot in het Brussels Broodhuis zien we in de medaillons langs beide zijden het portret van Hubert en Jan, die teruggaan op deze van het gestolen paneel. Deze schilderingen werden gemaakt door Henri Faber in het atelier van Frederin Théodore Faber (280). 1832. Door de viering van de 400ste verjaring van de voltooüng van het retabel neemt de Staat kontakt op met het bisdom om de panelen van Adam en Eva te verwerven, wat geweigerd werd. 1835. De Belgische regering vraagt aan bisschop Van De Velde om de Adam- en Evapanelen te verkopen, doch deze weigerde. 1838. Florent van Ertborn, de schenker van tal van werken aan het Antwerps Museum, dacht in vergelijking met de vermeende portretten op het Lam Gods, dat een portret dat later gehouden werd voor een zelfportret van Quinten Metsys, van een man met een tulband, een zelfportret was van Jan en liet het daarom lithograferen (noot 254). 1838, mei 24. Op een Aanbidding der wijzen, waarop twee figuren door een venster kijken meende men de zelfportretten van Hubert en Jan te mogen herkennen en dit in vergelijking met deze van het Lam Gods. Identificeringen van zelfportretten in die periode waren schering en inslag. Spijtig genoeg hebben deze beschrijvingen nog steeds een duidelijke invloed op de hedendaagse literatuur. Op een veiling Christie's te Londen werd zelfs op 7 april1873 een H. Familie geveild als een werk van Hubert, waarop hij Jan in de figuur van St.-Jozef zou afgebeeld hebben, wat iconografisch onmogelijk is. Dat er een grote belangstelling was voor de zelfportretten der

101


gebroeders zien we alleen reeds aan de heruitgegeven gravuren met als voorstelling Hubert en Jan van Eyck, o.a. deze van Fisher (cfr. 1572) waarbij de voornamen verwisseld werden (281), of nieuwe kopieën gemaakt naar bekende voorstellingen (282). 1841-1842. Dhanens (noot 205) meent dat het baldakijn boven het retabel als voorbeeld gebruikt werd voor dat boven het monument van Goethals in de St.-Baafskathedraal te Gent. In de heruitgave van Vasari's Vitae door L. Leclanché in 1841-2 (X, tegen 341) is Jan afgebeeld als een kaalhoofdige man in profiel. 1843, maart 2 - mei 22. De Koninklijke Commissie voor Monumenten conserveert de Gentse panelen. Op 2 maart stuurt zij een brief naar de kerkfabriek, die bekrachtigd wordt door de Commissie aan de Minister van Justitie op 22 mei voor het verwerven van de panelen van Adam en Eva (noot 6b).

1844. Gelithografeerde kopieën van de vermeende zelfportretten op het gestolen paneel vinden we in: A. Van Hasselt, Hubert et Jean van Eyck, in : Les Belges Illustrés, 11, Brussel 1844 tegen blz. 184 door Henri Hendrickx (noot 35). Langs de andere zijde zien we een zicht op het atelier van Hubert en Jan van Eyck dat waarschijnlijk ontworpen werd door Hendrickx en gegraveerd door Lacoste. In de reeks medailles "Histoire populaire et métallique des Grands Hommes de la Belgique, coneetion de médailles représentant leurs portraits, exécutées d'après les monuments les plus authentiques et enrichies d'instructions historiques sur leur vie, leur caractère, leurs actions; gravées et éditées par Ad. Jouvenel, graveur en medailles du roi" vermeld in "La Renaissance" VI, 1844-5, blz. 94-5 greep men voor de voorstelling terug naar de zgn. zelfportretten op het Lam Gods (283). De geboortedatum die hier vermeld wordt van Jan van Eyck 1396 klinkt echter niet zo onwaarschijnlijk. Mogelijks gaat deze terug op een monografie (vb. de onvolledige monografie der familie van Eyck door Marlus Voet (cfr. 18de e. voor 1739 daar Foppens hem vermeldt)). 1845, december 14. De gebroeders De Paepe kregen van de kerkfabriek de toestemming om een kopie te maken van de centrale panelen van het Lam Gods. Mogelijks verplaatste men de panelen voor de uitvoering (noot 6b). De verdere lotgevallen van deze kopie zijn ons niet bekend. Mogelijks werd deze kopie nooit uitgevoerd. · 1846. Ter gelegenheid van de Brugse feesten werd het beeld van Sirnon Stevin door Leopold I ingehuldigd. Tijdens het muziekfestival werd op de Brugse markt tegenover de Vlamingstraat op een sokkel onder een boog102


veld Hubert, Jan en Isabella van Eyck uitgebeeld (284). Voor deze gelegenheid werd een gedenkplaat in vorm van een gekleurde lithografie uitgegeven waar in het midden Sirnon Stevens is afgebeeld omringd door 6 kunstenaars in medaillons. Bovenaan is Hubert en Jan afgebeeld (noot 254). Een gelijkaardige lithografie, nl. 5 medaillons met daarin beroemde Vlaamse schilders omringd door guirlandes, banderollen en schilders-attributen gegraveerd door J. B. Lammens, werd in de loop der 19de eeuw uitgegeven door het Willemsfonds. Voor de afbeeldingen van de gebroeders greep men terug naar deze op het Lam Gods (noot 254). NOTEN 274. Gent, Rijksuniversiteit, bibliotheek, G. 12107/02 nr. 54. 275. A. Goetghebuer, noot 253c; C. Ruelens, noot 30b; G. Van Den Gheyn, Le retable de l'Agneau Mystique une fois de plus en péril, in : Bulletin de la Société d'Histoire et d' Archéologie de Gand, 1936, blz. 27. 276. J. Van Rotterdam, Production remarquable des frères van Eyck du cabinet de M. Ie Professeur van Rotterdam, in : Messager des sciènces et des arts, 1829-1830, blz. 1-4, ill. litho Ch. Onghena. 277. B.G. Lane, Jan van Eyck, Das Gesamtwerk, in: Die grossen Meister der Malerei, 1980, blz. 9; E. Dhanens, noot 35. 278. J. Schopenhauer, Jan van Eyck und seine Nachfolger, in: Sammtliche ... Schriften, dl. IV, Leipzig 1830, blz. 64-73. 279. München, Staatliche Graphische Sammlung, inv. nr. 857. 280. J. Helbig, La Céramique Bruxelloise, Brussel1946, blz. 22, ill. 34. 281. Gent, Rijksuniversiteit, Bibliotheek, G.12107/0-2, nrs. 1,2. 282. 0. DeJepierre, Galerie d'artistes brugeois ou biographie concise des peintres, sculpteurs et graveurs célèbres de Bruges, omée de portraits par P. de Vlamynck, Brugge 1840. 283. L. Forrer, Biographical dictionary of medallists, New-York, reprint in 1970, 111, 89 (de van Eyck-medaille niet vermeld). 284. G. Michiels, Uit de wereld der Brugse mensen, Brugge 1978, blz. 415-416.

Rudy VAN ELSLANDE ('t Vervolgt)

103


PUZZEL1987 Wij moeten ons neerleggen bij de feiten : het was weer een moeilijke puzzel. Dat blijkt duidelijk uit de 5 binnengekomen antwoorden, waarvan slechts één volledig correct was. Het staat nu wel vast dat in de maanden november en december in vele huiskamers in Gent en omgeving, veel gesakkerd en- wie weet- misschien wel gevloekt werd. Maar, u wist het wellicht, veel quizmasters zijn mensen met een beetje sadistische tendensen. Wij kunnen enkel hopen dat slapeloze nachten en gezinsdrama's vermeden werden. Anderzijds was het toch wel mogelijk (mits veel zweet, we geven het toe) de juiste oplossing te vinden. Daarvan getuigt het correct antwoord dat wij ontvingen een week na het verschijnen van ons november-nummer. En wie leverde deze merkwaardige prestatie? Wel, het lag zo een beetje voor de hand en de "habitués" van onze puzzelkroniek zullen niet al te zeer verwonderd zijn te vernemen dat onze Superprijs gaat naar Mevr. Diane Sarteel die goed op weg is om ooit nog opgenomen te worden in het "Guinnessbook". De 4 andere inzenders wisten dat ze het niet helemaal goed hadden, maar we vinden het toch bijzonder sympathiek dat ze ons de gedeeltelijke oplossing doorstuurden, samen met hun commentaar, vermoedens, bedenkingen, twijfels. De Heer Jacques De Vriendt heeft, buiten de 2 gezochte kunstenaars, ook 11 van de 13 te zoeken namen gevonden. In verband met vraag nr. 4 schrijft hij : "Wij losten dit probleem niet op, omdat het ofwel totaal dubbelzinnig is opgevat, in alle geval geschiedkundig te veel onjuistheden bevat om er tijd aan te besteden. Lijfeigenen veronderstelt het tijdperk der middeleeuwen, terwijl Sint-Niklaas maar stad werd door een decreet van Napoleon in 1804, daarvóór was het maar een dorp (parochie) van het Land van Waas. Een cijnsplichtige heeft maar als verplichting een zekere cijns te betalen, maar wordt nooit in dienst gesteld van de instelling die cijns ontvangt. Gevolmachtigde beheerderis een titel die maar bestond vanaf de negentiende eeuw. Sint-Niklaas is nooit "gesticht" geweest. Het dorp kreeg alleen bepaalde rechten en vrijheden door een Keure van 1241 door Gravin Johanna van Constantinopel en haar echtgenoot Thomas de Savoie. De Heer Richard Caese heeft 10 van de 13 namen gevonden, maar is er niet in geslaagd de beide Gentse kunstenaars voor zijn oog te laten verschijnen. Hij laat het daarvoor aan zijn hart niet komen, want hij schrijft: "Ik in ieder geval als rasechte strop, heb er opnieuw een en ander bijgeleerd. De 104


eindstreep heb ik dus niet kunnen halen, maar niet getreurd, volgende maal hoop ik het beter te zullen doen." Mevr. Denise Baete heeft niet alleen de 2 kunstenaars gevonden, maar tevens 12 van de 13 te zoeken namen. Dat is geen kleine prestatie. De struikelblok was die verdomde vraag nr. 4. (Dat was inderdaad het moeilijkste en het venijnigste dat er tussenzat). Zij schrijft ons: "De tijd laat me geen respijt meer nog langer te wachten met het indienen van de, helaas niet voltooide, aartsmoeilijke Puzzel1987. De twee te vormen namen van bekende Gentse kunstenaars vond ik vanaf het eerste uur. Ultramontaanse dagbladen, activisten en voetballisten echter bezorgden me ware nachtmerries en met de man van Sint-Niklaas lag ik voorwaar hele nachten wakker. Het is trouwens ook hij die me doet falen in mijn opzet. Enkele beschouwingen na gestaakte en vermoeiende opzoekingen : Bezocht het Documentatiecentrum van onze Kring : De Potter was echter in uitleen; (dit i.v.m. vraag nr. 4). De Stadsbibliotheek: gezochte delen niet beschikbaar. In arren moede mijn familielid Rijksarchivaris van Brugge zijn hulp ingeroepen. Daar ontbrak helaas de gepaste documentatie. Geen probleem! Hij schakelde meteen een tweede Rijksarchivaris in. Hun mening : tegenstrijdige gegevens en anachronismen. Ik kreeg de vriendelijke raad volgende werken te raadplegen : Frans BLOCKMANS over het Gents Patriciaat; André STOOP over de Middeleeuwen; Deel54 uit de Annalen van het Land van Waas van 1946 over "Ontstaan van de Stad Sint-Niklaas" door G. De Wilde. Boeken helaas niet vóór januari '88 beschikbaar in de Stadsbibliotheek. Wat die Annalen betrof, slechts vanaf 1973 mogelijks ter inzage in het Archief van het Geraard de Duivelsteen. Tijd ontbrak me andere archieven te gaan raadplegen. Ik ben zo vrij nog volgende opmerking te maken. Om tot een volmaakte combinatie te komen in verband met de essentiële vraag van de puzzel, nl. de twee bedoelde namen samenstellen, was ik verplicht de naam Chaves d' Aguilar met "d" afkappingsteken te gebruiken. Mag ik er u op wijzen dat in de Spaanse taal dit teken niet bestaat? Correct is dus Chaves de Aguilar (kan ook de el zijn wat dan del Aguilar wordt) hetgeen ik niet kan adopteren gezien de lettercode. Tenzij ik ergens schromelijk gekemeld heb. Ik ben benieuwd." Het laatste antwoord bereikte ons op de valreep, enkele uren vóór het verstrijken van de faditieke termijn. Het kwam van de Heer Piet Cassiman die er volgens zijn zeggen "hard op gezocht heeft en de hoofdvraag eenvoudiger vond dan de deelvragen." Buiten de 2 kunstenaars is hij er toch in 105


geslaagd 10 van de 13 te zoeken namen te vinden. Aan al deze inzenders onze felicitaties voor de niet geringe geleverde inspanningen. En nu, de lang verwachte oplossing. De 2 te vinden kunstenaars waren LUCAS DE HEEREen JULES DE BRUYCKER. De te vinden namen waren : 1. Wie anders dan Victor Horta voldeed aan deze beschrijving ? 2. Deze lustige zangers noemen zichzelf CANTA TE. 3. Deze farceur die nog altijd kwaad bloed zet bij historici was Theodoor Schellinck. 4. Deze man die wel eens voor St.-Niklaas speelde noemt Dirk Champenois. 5. Deze Gentenaar die deel uitmaakte van een regering die niet leed aan vallende ziekte was Gerard Cooreman. 6. De opdrachtgever van deze stichting was Joos Vyt. 7. Onze man die kon rijmen en dichten was ... Richard De Cneudt. 8. Deze voetbalspeler noemde niet Victor, maar Freddy Chaves d' Aguilar. 9. "Schoonmoeder" was niet juist als antwoord, maar wel origineel; de naam die wij zochten was "Le Constitutionnel des Flandres". 10. Om alles te zingen wat Ignace De Sutter gecomponeerd heeft moet men wel een straffe "Adem" hebben. 11. Deze Germanist noemde Herman Uyttersprot. 12. Deze schilder droeg de naam Gerard Horenbout. 13. De man die heel zijn leven lang met letters is blijven spelen was Hendrik Van den Keere. Eh voilĂ ! dat was het dan. In de hoop - en ook wel een beetje de overtuiging- dat vele van onze lezers weer iets bijgeleerd zullen hebben over hun geliefd GENT.

106


GENTSE REVOLUTIONAIRE FIGUREN Naar aanleiding van het artikel "Republiek en symboliek" mocht ik van de Heer Femand Leleux, dokter in de geschiedenis aan de universiteit van Besançon een brief ontvangen waarin hij schreef zeer geïnteresseerd het artikel gelezen te hebben, maar wat leuker was, hij stuurde mij een door hem zelf geschreven boekje van 36 blz. met als titel : "Figures révolutionnaires gantoises". De heer Leleux was in 1946 Vice-Consul van Frankrijk te Gent (op het Arteveldeplein) en is zich daardoor aan onze gemeenschappelijke geschiedenis en in het bijzonder aan deze van Gent gaan interesseren. Hij is de auteur van verscheidene werken waarvan de meesten zich in de universiteitsbibliotheek bevinden. - LIÉVIN BAUWENS, Spéculateur. uittreksel uit La Revue beige de philologie et d'Histoire, 1971, U5465. - LIÉVIN BAUWENS, (2 ex.) uittreksel uit La Biographie nationale flamande, uitgegeven te Tongeren. - JEANNE-THÉRÈSE VAN PETEGEM, MÈRE DE LIÉVIN BADWENS. Les Cahiers de la Biloque, mei-juni 1977. - LES DERNIERS JOURS DE LIÉVIN BAUWENS. Les Cahiers de la Biloque april-mei 1964, U5466. - LA LÉGION D'HONNEUR DE LIÉVIN BAUWENS. La Cohorte. Bulletin de la Société d'Entraide des Membres de l'Ordre national de la Légion d'Honneur, april1972. - A L' AUBE DU CAPITALISMEET DE LA RÉVOLUTION INDUSTRIELLE. LA STRATÉGIE DE LIÉVIN BAUWENS. Revue Industrielle. sept. 1965. - CHARLES VAN HULTHEM. GELETTERDE EN GROOTMOEDIGE POLITIEKER. Teksten en Documenten. 1964, U5467. - C.J.M. LAMBRECHTS. Uittreksel uit Limburg 1971. - UN OFFICIER MUNICIPAL RÉVOLUTIONNAIRE À BRUXELLES. CHARLES LAMBRECHTS. Bulletin van het Gemeentekrediet van België, juli 1973. - LIÉVIN BAUWENS, MAIRE DE GAND, Uittreksel uit bulletin van het Gemeentekrediet van België. 1963, G .24074(1) (kan enkel ter plaatse in de bibI. geraadpleegd worden.) Binnen enkele weken verschijnt van hem een boek over de Brusselse revolutionair Charles Lambrechts. Toen ik hem vroeg "FIGURES REVOLUTIONNAIRES GANTOISES" te mogen vertalen schreefhij: "11 va de soi que j'en autorise la traduetion dans la revue bi-mestrielle "Ghendtsche Tydinghen". Dr. Leleux heeft zich ten andere geabonneerd op ons tijdschrift. Laten wij hem nu echter zelf aan het woord : 107


GENTSE REVOLUTIONAIRE FIGUREN Constant Hopsomere, Bemard Van Wambeke, Jacques Guillaume Meyer, Maxime de Caigny, Charles de Graeve, Jean Graham, Charles Van Hulthem, zovele Gentse personaliteiten wiens naam vandaag bijna totaal in de vergetelheid geraakt zijn. Nochtans hebben zij tijdens de Brabantse omwenteling en de Franse overheersing een vooraanstaande rol gespeeld zowel op politiek als op administratief gebied. De stem van enkelen heeft zelfs weerklonken op de tribune van de Conventie, de "Conseil des Anciens", (1), de "Conseil des Cinq-Cents" (2) en het "Tribunat" (3). De geschiedenisboeken gaan volledig aan hen voorbij alhoewel zij de loop der geschiedenis zowel op lokaal als nationaal vlak beïnvloed hebben en er zelfs blijvend hun stempel op hebben gedrukt. Denken wij hier speciaal aan Charles Van Hulthem, bij de Gentenaren nog bekend door de gelijknamige straat (4), dank zij wiens tussenkomsten heel wat kostbaarheden en kunstvoorwerpen van de vernieling gespaard zijn gebleven. Laten wij hier vooral zijn rol in herinnering brengen bij het vrijwaren van de kostbare "Réserve précieuse" van de Koninklijke Bibliotheek. Zij hadden heel wat gemeen maar hadden soms ook heel verschillende zienswijzen en standpunten. Niet zozeer over de revolutionaire principes, waar zij allen vurige aanhangers van waren, maar over de wijze waarop zij in het dagelijkse leven dienden omgezet te worden. Toen in november 1792 de Franse troepen onder het bevel van LaBourdonnaye Gent binnentrokken, was De Graeve 54 jaar, Graham 42, Hopsomere 38 en Meyer 36. Van Wambekeen Van Hulthem waren beide 26 jaar. Men bevindt zich hier dus niet in tegenwoordigheid van een stel jonge heethoofden die zich hals over kop op de nieuwe idealen storten, maar wel degelijk van overtuigde, principiële en natuurlijke tegenstanders van het Ancien Régime. De meesten onder hen waren door hun leeftijd, hun opvoeding, hun beroep of hun sociale status in de stad niet onwetend over de risico's die inherent waren aan hun stellingname en het gevaar dat de stad en zijzelf daarbij konden lopen. Bijna allen hadden een religieuse opvoeding genoten, aangezien er vóór 1777 geen andere onderwijsinstellingen bestonden. Zij liepen school bij de Jezuïeten, de Augustijnen, de Reeolietten of de Bernardijnen. Van Hulthem en Van Wambeke hebben zelfs nog de Theresiaanse Colleges (5) bezocht die hier door keizerin Maria-Theresia om politieke redenen in de Oostenrijkse Nederlanden opgericht waren. Zij moesten zogezegd het gat opvullen dat ontstaan was door het afschaffen van de Jezuïetenorde. De meesten hadden gestudeerd aan de katholieke universiteit te Leuven waar ze de licentiaatstitel in de rechten behaalden, behalve weer Van Hulthem die, in nogal verdachte omstandigheden deze titel behaalde aan de universiteit van Reims.Het waren dus allemaal "Mannen der Wet". Eén onder hen, De Graeve, zou zelfs een vooraanstaand jurist worden. Sommigen 108


1\lemuro du con~eil ues Clnq-Cents.

Mcmhre du 'fril.nmat.

bezaten reeds een gevorderde politieke vorming daar zij te Gent al deel uitmaakten van het Magistraat of zetelden op de schepenbank van de Keure of van Ghedeele. De Graeve was zelfs raadspensionaris bij de Raad van Vlaanderen (6). Het gaat hier dus over bezadigde , zeer rijke burgers. Dit is het geval bij Hopsomere die een weelderig "hotel" bewoonde op het Sint-Michielsplein. Een document, dat spijtig genoeg niet gedateerd is en zich in de Nationale Archieven te Parijs bevindt, handelt over "Les habitants du dĂŠpartement de l'Escaut qui jouissent d'une fortune considĂŠrable" (7), preciseert dat het inkomen van Hopsomere 125.000 livres bedroeg - hij was daarmee de rijkste man van het departement- De Graeve verdiende 40.000 livres , Graham 25.000 livres . Dat is niet het geval voor Van Hultem maar deze heeft zulkdanige sommen uitgegeven voor de aankoop van waardevolle en zeldzame boeken , dat we mogen veronderstellen dat hij verre van onbemiddeld zal geweest zijn. Meyer van zijn kant was vader van een kroostrijk gezin en had een goed draaiende advocatenpraktijk. Uiteindelijk waren ze allemaal van Christelijken huize, behalve Van Hulthem . Ze zullen echter allen blijk geven van een overtuigd antiklerika109


lisme. De enen in de "Club des Amis de la Liberté et de l'Égalité" (8), de anderen in hun correspondentie met de Franse overheid. Zij ontpopten zich als papenvreters en monnikenhaters. Maar om een niet te achterhalen reden ontsnapten de bisschoppen aan hun sarcasme. Zij zullen echter nooit de persoon van de paus in vraag stellen. Dit is des te meer verwonderlijk daar zij op de Leuvense universiteit de anti-ultramontaanse (9) ingrepen van Jozef 11 meegemaakt of gekend hebben. Als oud-Vonckisten (10) zijn zij waarschijnlijk diep ontgoocheld geweest over de rol van de katholieke kerk, waarvan zij zich heel veel voorgesteld hadden, tijdens de Brabantse Omwenteling (11) en die zich tegen hen gekeerd heeft na de triomf van Vander Noot en Van Eupen. In hun binnenste zijn ze echter wêl godsgelovig gebleven. Wanneer op uitdrukkelijk bevel van de Franse autoriteiten een nieuw stadsbestuur gevormd werd in 1792 maakten Caigny, Van Wambeke en Graham er reeds deel van uit. Hun eerste daad was zweren dat zij de Christelijke godsdienst zouden verbieden. Van Hulthem liet bij testament twee broden uitdelen aan de armen van zijn parochie. In welke mate waren zij eerlijk in hun anti-godsdienstige beweringen? Men kan zich de vraag stell_en. Zij hebben zich niet verzet tegen de confiscatie en het verkopen van kerkelijke goederen, maar deze beslissingen vielen niet binnen het kader van hun bevoegdheden. Het moet wel gezegd worden dat een vijandige houding tegenover de geestelijkheid omzeggens verplicht was voor ambtenaren en zij die verantwoordelijke functies bekleedden. Om er later niet meer op terug te hoeven komen wanneer wij stuk voor stuk hun rol zullen onderzoeken tijdens de Franse overheersing, kunnen we alvast zeggen dat geen enkele van hen kan beschuldigd worden van opportunisme. Natuurlijk hebben sommigen, zoals Van Hulthem van de geboden gelegenheid gebruik gemaakt om hun artistieke en juridische idealen door te drukken. Zelfverrijking kan hen echter zeker niet aangewreven worden. Hun revolutionaire ideeën zijn geëvolueerd samen met de langzame aanpassing van de instellingen aan het veranderend politiek klimaat. Vergeten wij niet dat, wanneer wij over hen een oordeel willen vellen, van 1775 tot 1830, sommigen onder 11 verschillende politieke regimes geleefd hebben, tijdens dewelke de administratieve structuren van het land bij meerdere gelegenheden totaal zijn omver geworpen, of de mentaliteit en de zeden heel wat geëvolueerd waren, waar de voorouderlijke christelijke godsdienst eerst werd belachelijk gemaakt door de filosofen, daarna werd vervolgd, daarna terug in ere werd hersteld door het concordaat (12), waar door de oorlogen en de troepenbewegingen, mensen die nog nooit te voren hun dorp of streek verlaten hadden, geconfronteerd werden met volkeren en zeden waarvan zij zelfs het bestaan nog niet hadden vermoed. Zij hebben Frankrijk gediend op dezelfde wijze zoals hun voorvaderen dit deden onder het Heilige Roomse Rijk, Spanje, of Oostenrijk, zij de Hollanders zullen dienen en uiteindelijk het jonge België. Het zijn deze mannen 110


die wij gaan zien ageren in de artikelenreeks die gaat volgen. Geconfronteerd met de nieuwe ideeën, overmoedig of voorzichtig, onstuimig of lauw, pragmatisch of ideologisch, ze schijnen ons bezield door de wens te zoeken naar wat zij denken de ultieme rechtvaardigheid te zijn, het welzijn van de hele mensheid. Leerlingen van Rousseau, lezers van de Encyclopedie, denken zij dat het volk, door het feit dat het goed is, zich niet anders dan goede wetten kan maken. Zij zullen op verscheidene gebieden ·menige vergissi:ng begaan, maar ze zullen dit gedaan hebben te goeder trouw. Deze goede trouw moet hen dan ook verschonen van de zware fouten die zij zouden gemaakt hebben, daar zij moesten handelen binnen het kader van een onverzoenlijke doctrine. FERNAND LELEUX Vertaling en verklarende nota's Eddy LEVIS NOTEN (1) "Conseil des Anciens" of "Raad der Wijzen" : een van de twee vergaderingen opgericht door de constitutie van het jaar liJ (1795). De raad telde 250 leden en had tot taak zich uit te spreken over de wetsontwerpen die uitgewerkt waren door "Le Conseil des Cinq-Cents". De "Conseil des Anciens" werd afgeschaft de 18e brumaire van het jaar VIII of 9 november 1799. (2) "Conseil des Cinq-Cents" of "Raad der Vijfhonderd". Politieke vergadering samengesteld uit 500 leden, die samen met de "Anciens" de wetgevende macht vormden ingesteld door de constitutie van het jaar lil (1795). Deze raad werd eveneens ontbonden de 18e brumaire van het jaar VIII of 9 november 1799. (3) "Tribunat" of "Tribunaat", ambt van tribuun. Komt van het Latijn Tribunatus of spreker. Het was een van de twee vergaderingen opgericht door de constitutie van het jaar VIII. Het tribunaat had tot taak de wetsontwerpen te bediscussiëren met de woordvoerders van de regering in tegenwoordigheid van de wetgevende macht, die alleen maar mocht stemmen. Het Tribunaat werd afgeschaft op 16 augustus 1807. (De revolutionaire jaartelling op 1 september 1805) (4) Van de Sint-Kwintensberg tot het Prudens van Duyseplein. (5) Van Hulthem bezocht slechts 1 jaar dit "Collège Royal". (6) Raad van Vlaanderen: opperste gerechtshof. (7) ... " de inwoners van het Scheldedepartement die over een aanzienlijk fortuin beschikken. (8) "Club van de Vrienden van Vrijheid en Gelijkheid". (9) tegen het ultramontanisme. Komt van het Latijn :ultra montes = aan de overkant van de bergen (d.i. de Alpen). Oorspronkelijke geografische aanduiding sedert het midden van de 18e eeuw daarvoor gebruikt. Met het ultramontanisme worden voornamelijk de verdedigers van de pauselijke macht bedoeld, speciaal het primaat en de onfeilbaarheid. In tegenstelling tot de nationaal-kerkelijke stromingen zoals het Franse Galicanisme. De belangrijkste vertegenwoordiger daarvan was paus Pius IX, Lammenais, J. de Maistre en L. Veuillot. Het anti-ultramontanisme ageerde daartegen.

111


(10) Vonckisten : Aanhangers van Jan Frans Vonck. Zuidnederlands politicus ~9.11.1743 te Baardegem en overleden te Rijsel in 1792. Hij was advocaat en onderging de invloed van de Franse filosofen, vooral van Montesqieu. Hij was een der aanstichters der Brabantse Omwenteling en leider van de liberale democraten. Mede-oprichter van het geheime genootschap "Pro Aris et Focis" (Voor Outer en Heerd; voor kerk en huisgezin). Hij kwam in contact en conflict met Van der Noot. Hij week daarop uit naar Rijsel waar hij de leiding nam van het "Comité révolutionnaire des Belges et Liégois U nis" (Revolutionaire Commissie der verenigde Belgen en Luikenaars). Hij was leider van de Progressieve Partij en tegenstander van de Statisten. Zij wensten het behoud der Staten (Vlaanderen, Brabant, Luik) met een verstrekkende zeggenschap van de derde stand. Vonckisten waren meestal burgers uit de vrije beroepen en de handel. In maart 1790 begon een ware vervolging der Vonckisten. In 1830 zouden de katholieken nogmaals hetzelfde scenario opvoeren : eerst samen met de liberalen de gezamenlijke vijand bekampen, daarna de liberalen aan de kant zetten. (11) Brabantse Omwenteling: Opstand in de Zuidelijke Nederlanden in 1789. Keizer Jozef 11 van Oostenrijk wilde als verlicht vorst ook een aantal hervormingen op bestuurlijk, rechterlijk en kerkelijk gebied doorvoeren. Dit stuitte op tegenstand bij de bevolking die door de klerus opgejut werd. Dit leidde tot een opstand o.l.v. Hendrik Van der Noot in samenwerking met de hogergenoemde Vonckisten. De Oostenrijkers werden verslagen en de onafhankelijke "États-Belgiques-Unis" of de "Verenigde Belgische Staten" uitgeroepen. Maar een deel van de opstandigen verzetten zich tegen het volledige herstel der oude toestanden en wensten een onafhankelijke staat, georganiseerd in de zin van de Franse Revolutie. Deze tweedracht maakte het de Oostenrijkers gemakkelijk het verlorene in 1790 te heroveren. (12) Concordaat tussen de paus en Napoleon op 15 juli 1801.

112


VRAAG EN ANTWOORD In verband met de vraag van de Heer J. De Vriesere ( Gh. T. 1987- Nr. 2- p. 115) schrijft de Heer Guido Comelis (Ledeberg) ons nog het volgende: Prof. Em. Dr. P. Braeekman haalde uit de "Wegwijzer" van 1916 andere phosphoorfabrieken op dan de gevraagde Gentse bedrijven. Hij zal het mij zeker niet kwalijk nemen indien ik opsommingen opvis uit de "Wegwijzer" 1933-34 eveneens buiten het Gentse, doch met deze bijzonderheid dat hier "merknamen" voorkomen. Te Ninove. - Allumettière de Ninove Soc. anon.; stichting 1928 -Fantasia Match; stichting 1928 - Belga Match; in likwidatie Te Geraardsbergen. -La Nationale lndÊpendante; stichting 1928 Te Overboelare. - Fabrique d'Allumettes "Liberty Matches"; stichting 1923 - Fabrique d'Allumettes "Triumph Matches"; stichting 1923 Te noteren valt dat de "Gouden Gids" nog alleen "Union Match", Geraardsbergen vermeld. Let ook even op de stichtingsjaren van bovenstaande opsomming ... In aansluiting met zijn vraag (Gh. T. 1988- Nr. 1 - p.59) schrijft de Heer Arthor De Decker (Gent) nog het volgende : "Ik kan u mededelen datmijn zoekwerk naar de herkomst van het "Perscomiteit van Gent, oprichters van het Nachtverblijf in de Tinkstraat nu eindelijk toch vruchten heeft afgeworpen. Een ex-werknemer van "Het Volk" bezorgde mij een fotocopie waardoor mijn vraag grotendeels zonder nut wordt, tenzij uw lezers mij nog meer inlichtingen kunnen bezorgen dan deze vermeld bij Celis en in het artikel in bijlage. Graag kreeg ik bvb. meer informatie over de personen van wie de naam voorkomt op de gedenksteen." Wij laten hier de tekst volgen van de fotocopie in kwestie. Het betreft een artikeltje uit het blad '"t Bobijntje" van october-november 1958, getiteld "Een initiatief van de Persbond. Het Nachtverblijf in de Tinkstraat." Het gebouw van de kring op Sint-Antonius-Heirnesse bestaat thans zeventig jaar. Daar nu deze plaats innig vergroeid is met het leven onzer vereniging, willen wij even haar vroegere bestemming vertellen. Voegen wij hierbij dat "De Lichtstraal", voorloper van "Het Volk", in 1888 de oprichting van het Nachtverblijf krachtig heeft gesteund. De dagbladschrijvers der verschillende politieke partijen stonden in de vorige eeuw als burgers tegenover elkaar gelijk kat en hond, tot in 1885 de Wereldtentoonstelling te Antwerpen het ongerijmde dezer houding meer 113


dan ooit aantoonde en de dwaasheid van dit vooroordeel steeds duidelijker bleek. Deze veranderde zienswijze leidde in 1886 tot de stichting van de Algemene Belgische Persbond, met als doel de verdediging der gemeenschappelijke belangen en een nadere kennismaking onder elkaar. In 1888 kreeg deze nieuwe landsbond een Gentse afdeling, in 1891 verruimd tot de Afdeling der beide Vlaandereos (met eens achteraan, want beide is een meervoudsvorm!). Hetzelfde jaar stichtte de Gentse tak van de Persbond een menslievend werk, namelijk een Nachtverblijf voor mannen. Dit laatste werd op 4 november 1888 geopend in de Tinkstraat. Dergelijke huizen bestonden reeds te Antwerpen, Brussel, Luik, Verviers en Namen. ORGANISATIE Het Nachtverblijf had voor doel gedurende de zes wintermaanden kosteloos en tijdelijk volgens het reglement niet meer dan drie keren achtereen, onderdak te verschaffen aan vermoeide, uitgehongerde personen zonder bestaansmiddelen. Het Nachtverblijf had geen politiek karakter, evenmin als de Pers bond, het had wel een reglement en het wachtwoord dezer toevluchtsoorden in 't algemeen luidde : Orde, reinheid, zedelijkheid, goede raad ! Onder hen, die tijdelijk om een schuilplaats verzochten waren personen van alle leeftijd : werklozen op zoek naar een broodwinning, leurders, reizigers. Een kleine statistiek over de week van 9 tot 16 maart 1895 (Het Volk, 19 maart) vermeldt 263 mannen, 7 vrouwen (sedert 1891 was er ook een afzonderlijke vleugel voor vrouwen, namelijk waar nu het huis is naast de kring), 2 kinderen, onder wie 6 Duitsers, 10 Fransen en 3 Oostenrijkers. Het huidig cafĂŠ was de eetzaal, want de gasten kregen 's avonds vette soep met een vierde van een brood en 's morgens koffie met een vierde brood, terwijl voor de kleine kinderen melk voorhanden was. BESTUUR EN INKOMSTEN Naast de persmensen zetelden in de directie van het Nachtverblijf personen, die het werk zedelijk en stoffelijk konden steunen, bankbeheerders, advocaten, rechters, nijveraars, parlementsleden, hoogleraars of hun dames. In het verslag van 1911-12 troffen wij eveneens de namen aan van dokters De Baets, Frans Daels, en anderen, op wie bij gelegenheid gratis kon beroep gedaan. Het Nachtverblijf of "Asile de nuit" eiste begrijpelijkerwijze aanzienlijke uitgaven : voor aankoop van levensmiddelen, verwarming en verlichting, stadswater, beddegoed, lonen. Daarentegen had het als enige inkomsten de jaarlijkse bijdragen der beschermleden alsmede de toelagen van 114


provincie, de stad Gent en de gemeenten Sint-Amandsberg en Gentbrugge. In 1931 werden er twee stortbaden en de centrale verwarming geplaatst, nadat in 1930 de elektrische leiding was gelegd. Het jaarverslag van 1911-12 toont ons een foto der slaapzaal, gevestigd waar nu Prospers kinema is. Het waren legersteden, zoals in de wacht bij de troep, maar met scheidingen tussen. Voor de vrouwen had men aparte kamertjes voorzien in een apart huis. Een lokaal voor ontsmetting en ontluizing ontbrak evenmin ! GEDENKSTENEN De voorgevel van het vroegere Nachtverblijf, dat met de tweede wereldoorlog heeft opgehouden te bestaan en sindsdien parochiekring is geworden, vertoont negen gedenkstenen met de namen van personen en inrichtingen, die zich voor dit menslievend werk bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt. Wij vermelden Leon De Coninck, Louis Tijdgadt (t 1900, -katholiek) en Charles Verstraete (t 1901, liberaal journalist), Jul. d'Hoop, Parmentier, V. Hoegaerden en Cie, Usines Cotonnières, Société française de bienfaisance de Gand, P .H., Monsieur et Madame Gustave Moreels en Gustave Carels. Wij willen echter nog even onderstrepen, dat beide dagbladschrijvers als de ware stichters van het Nachtverblijf dienen beschouwd.

* Mensen en organisaties komen en gaan, alles duurt maar luttele jaren. De vroegere Gentse catechismus bepaalde de zeven lichamelijke werken van barmhartigheid en het vierde luidde : De vreemdelingen herbergen ! De nieuwe nationale catechismus geeft deze opsomniing niet meer. Alles verandert ... Niettemin heeft het Nachtverblijf in zijn tijd een nuttige edele taak volbracht. Bij deze zeventigste verjaring mocht hieraan dan ook wel eens herinnerd.

Domper Nog steeds i.v.m. de vraag van de Heer De Vriesere ontvingen wij van De Heer A. Despretz (Drongen) de volgende aanvulling : "Caussemille Jne et comp." en "Roche et comp." werden in de Gentse Wegwijzers voor het eerst opgenomen in 1876. De firma had als adres de Werkhuisstraat, 153. In 1892 werd het huisnummer 176; in 1902 180. In 1921 bevond zich op dit laatste nummer "Fabrique Beige d' Allumettes (soc. ann.); UsineRoche". Voor lezers met numismatische interesse : deze firma gebruikte een huisgeld, nl. ronde penningen variërend in diameter tussen 25 en 35 mm, in zink 115


(waarden 3, 4 en 5), rood koper (waarde 3) en geel koper (waarde 2). De geslagen beeldenaar op vz. en kz. was nagenoeg identiek : binnen een parelkrans het waardecijfer en tussen rand en krans: CAUSSEMILLE & ROCHE en tussen twee fleurons GAND. Een ouder exemplaar wellicht is in geel koper en ingestempeld. Het geeft tussen twee cirkels de inscriptie : boven C & R, links een bij , rechts een anker, onder GAND. Symboliek ? Binnen de cirkel de waarde. Hierbij twee van deze stukjes uit de verzameling F. Van Bost (foto A. Walgraef). Op de vraag van de Heer G. Walraedt (Gh. T. 1.987- Nr. 5- p. 282 ontvingen wij het volgend antwoord van de Heer Eddy Levis (Wondelgem): Bourges was toentertijd hoofdplaats van Berry op de Yère, een bijrivier vandeCher op± 232 km van Parijs tussen Vierzon en Nevers. Dat de inwoners van Bourges geobsedeerd waren door kanonnen spreekt voor zichzelf, want Bourges had metaalnijverheid, een kanonnengieterij en een "école de pyrotechnie". Het wekt dan ook geen verwondering dat Saint Jean Bourdin het bombardement van de stad, die zelf zo rijkelijk van kanonnen voorzien was, door "un nouveau canon flamand nommé "Griete" met ontzag beschrijft. Nu moeten wij echter zeer voorzichtig zijn. De naam Griet werd veelvuldig voor geschut gebruikt . Het groot kanon van 's Hertogenbosch heet Duivelin en Booze Griet. Dat van Mechelen Griet. Dij on had haar Grande Margat (afkorting van Marguerite) en Edinburgh zijn Mons' Meg (afkorting van Margaret). Griet werd in het Nederlands vaak gebruikt om een boos wijf aan te duiden. Het is dus nogal vanzelfsprekend dat men een kanon dat zoveel lawaai maakt vergelijkt met een boze vrouw die roept en tiert. (Alfons Van Werveke in : "Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheidkunde van Vlaanderen). Gent heeft drie Grote Kanons gehad. Een eerste van ijzer en uit een stuk, afkomstig uit Geraardsbergen is verdwenen in 1452. Een tweede van brons en uit twee delen, werd in Gent gegoten in 1453 en in 1540 vernietigd. Het derde, van ijzer en ook uit twee stukken, werd gesmeed tussen 1430 en 1482 voor de hertog van Bourgondië- vandaar het wapenschild aan het zundgaten werd van Oudenaarde naar Gent gebracht in 1578. Het is dat kanon dat nog steeds op het Groot Kanonplein te Gent staat. 116


De twee laatste schiettuigen vallen door hun jonge leeftijd reeds zeker buiten beschouwing. Ze waren in 1412 toen Bourges belegerd werd, nog niet eens gegoten. Laten we nu het eerste Groot Kanon bekijken. In het schepenjaar 1381-82 kocht men de eerste Groote Bombarde te Geraardsbergen. In het begin van het volgende schepenjaar ging het Gentse leger, onder leiding van Philips van Artevelde, Oudenaarde belegeren dat bezet was door soldaten van Loctewijk van Male, graaf van Vlaanderen. Froissart verhaalt dat de "Bombarde, wondergroot, drieënvijftig duim mondopening had en bouten (lees kogels) schoot, wonderlijk groot en dik en zwaar, en als die bombarde afschoot hoorde men ze in den dag wel vijf mijlen in de ronde en 's nachts tien". De Groote Bombarde nam ook deel aan de veldtocht naar Montdidier in september 1411. (Montdidier ligt in het departement van de Somme op 34 km van Amiens in Picardië op de Don, een bijrivier van de Avre). Vooraleer ze verzonden werd, beproefde men ze op de Steendam, die zich toen ook uitstrekte over de Rode Torenkaai en de Slachthuislaan. Daarna vervoerde men ze per schip. Cotignès, een schrijver uit die tijd en waarschijnlijk ooggetuige, zegt dat de Bombarde "een mond had breed als een harington en dat men er het vuur aan stak bij middel van een vuurslang". Bij de belegering van Ham (op de Somme) ging het eerste schot verloren : de kogel vloog over de sterkte maar bij de tweede mikte men juisL De losbarsting was zo geweldig, dat men meende de donder te horen en de stenen bal smeet een muur omver, vloog door een toren en viel in de stad waar hij acht mensen doodde en verschillende anderen kwetste. Bij het zien van zoveel geweld gaf Ham zich over en de andere versterkte plaatsen van de Somme, Chauny, Nesle en Roye volgden dit voorbeeld, "zozeer vreesden zij Grielle" voegt de kroniekschrijver erbij. Zonder twijfel moet men Griette lezen, meent Van Werveke, de naam die verschillende kanonnen droegen zoals wij reeds hebben gezien. Daar dit kanon in 1411 bij een veldtocht naar Picardië gebruikt is, is het best mogelijk dat het 9 maanden later tegen Bourges ingezet is. Een sluitend bewijs heb ik niet maar de mogelijkheid blijft open.

117


LEZERS SCHRIJVEN ONS Prof. P. Schmidt van het Bisschoppelijk Seminarie schrijft ons het volgende: Met veel plezier beĂŤindig ik de lezingvan het laatste nummer van deze jaargang van Ghendtsche Tydinghen. Mijn eerste volwaardig abonnementsjaar leerde me een uiterst aangenaam en leerrijk tijdschrift kennen, waarvan ik elk nummer bijna van A tot Z lees. Ik dank U daarvoor. De vlotte stijl van het tijdschrift schept een soort gezellige sfeer van 'onder ons'. die ook noodt tot inpikken. Daarom permitteer ik me enkele bemerkingen i.v.m. recente bijdragen. Het gaat ons toch om een betere kennis van ons van ons geliefd Gent, niet ? In nr. 5, p. 277 schrijft de heer R. Van Aerde dat Mgr. Seghers de initiatiefnemer was voor de bouw van het nieuwe seminarie op de Reep. Dit is onmogelijk, vermits Seghers slechts bisschop werd in 1917. De bouw van het seminarie was reeds voltooid onder bisschop Antoon Stillemans (18891916). In verband met de 'Hooizolderkazerne' (p. 278) is het volgende misschien interessant. Bij schilderwerken in 1984 (of begin 1985) kwam een klein hoekje bloot van de oudere schilderlaag. Bij verder afkrabben verscheen een nog vrij goed bewaard stuk fresco in de trapzaal die naar de keuken leidt. Op m'n verzoek werd het stuk helemaal vrijgemaakt, en bloot gelaten. Het betreft een wegwijzer-uithangbord met de woorden 'Zur KĂźche', gehecht aan een lansschacht met geknoopte pennoen, waarop nog duidelijk de (m.i. ietwat verrassend) Belgische kleuren (en niet de Duitse !) te herkennen zijn. Een interessant overblijfsel uit de eerste Duitse bezettingstijd ? ... -In nr. 6, p. 311. Daar wordt gezegd dat het vreemde gat in de uurklok (de 'Ruymstraete') afkomstig is van een kanonschot vanuit het Spanjaardenkasteel. Ik presumeer dat dit de verklaring was van Ernest Lacquet, want in feite is dit zo goed als onmogelijk. Als lid van 'Clocke Roeland' was ik reeds verschillende malen op de beiaard, samen met onze stadsbeiaardier Jos D'Hollander, en over dat gat werd reeds meermalen gesproken. Men weet eigenlijk niet precies hoe het erin gekomen is, maar het lijkt plausibel dat het gat geboord (of gekapt?) werd door soldaten ten tijde van de Brabantse Revolutie. -Een klein muggenzifterijtje ten behoeve van de Quizzers: Ignace De Sutter is redactielid van 'Adem', niet van 'Adam' :daar zullen de lezers tevergeefs naar zoeken, en in het quizparadijs hun weg verliezen ... 118


De Heer Schmidt heeft aan zijn brief het Reglement toegevoegd van de bibliotheek van het Bisschoppelijk Seminarie, die- wij herinneren er aa noo k openstaat voo r alle Gentse heemkundigen. Het betreft de openingsdagen en -uren , modaliteiten van ontlening, etc. Wij deponeren dit Reglement in ons Documentatiecentrum waar het kan geraadpleegd worden door onze lezers. Van de Heer A. Despretz (Drongen) ontvingen wij de volgende interessante brief met foto : In "Uithangborden te Gent" behandelde L. Hoste in G .T. , nr . 6, november 1987, het dieren thema. Opp. 328 veronderstelde hij dat de jockey te paard aan het kleermagazijn "'t Groot Paard" van Desneux op 't Groot Kanon plein ca. 1974 stukgeregend van de gevel werd verwijderd. Van Arthur Desneux , eigenaar van een 27 handelszaken over BelgiĂŤ verspreid, werd het handelsfonds van '"t Groot Paard" door Henri Deschuyter en echtgenote overgenomen. In 1972 , na de dood van weduwe Deschuyter , werd Marcel Van DeCasteelede nieuwe eigenaar. Hij deelde me mee dat de bewuste jockey in 1954 verdween, bij de vernieuwing van de zaak . De arduinen sokkel, waarop het paard stond, sprong teveel naar voren en diende afgekapt om het huidige brede front over de ganse gevel te kunnen plaatsen . Het beeld zelf was inderdaad rot. Bij de verfbeurten diende het herhaaldelijk met wi ndsels verstevigd te worden. Bij de definitieve verwij dering's winters bleek zich in het oorspronkelijk massieve beeld een groot ijsblok te bevinden. Hierbij een postkaart naar een foto van 1. Buyens , Zwijnaerdsche steenweg , 183, Gent.

119


GÊNSCHE PRÁOT Bast hao veur zijne zeune nen êwe konterbas gekocht om op te lîere; in hij wast er mee bij Jelle de meubelrnaoker gegäon om hem in orde te stelle; g'hîel 't achterste blad was los van de wakte. Ienegte weke näordien kwam J elle onzen Bast te ge in zeid hem dat de reparaose gedäon was. - 't Es goed, zei Bast, doet hem maör dierekt näor 't konsirvatwäor, 'k zal hem däor wel vinde. Zûu gezeid, zûu gedäon. Bast kwam mee zijne zeune näor 't konsirvatwäor in paktege sebiet de konterbas vaste om te probeere. Mäor 'ten kwam gîenen tûun uit, in hij gevoeldige dat er iets in zat, da stanfasteg van den îene kant näor den andere kant botstege. -Wat es da veur espel, zei Bast; in sebiet trokt hij mee de konterbas bij de meubelrnaoker. - Jelle, zeid hij, ge moet da ijnstrument wêere losmaoke, 'ter zit iets in. - Tzin, zei Jelle, hoe es da meuglijk? Jelle gieng seffens aan 't wirk, in op vijf menuute was 't hij ope. -Verdomme, zeid hij kwao gaowig, mijne lijmpot zit er in; 'k hêd er allanst alle kante näor gezocht. In 't es däorveure dan ze Bast op 't konsirvatwäor nog altijd "de lijmpot" hîete.

VITA, 9750 Zingem

120


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 17dejaargang nr. 3 15mei1988 Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris. Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester : A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235,9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149,9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14-9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld: 300 fr.per jaar. Buitenland: 400 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar. INHOUD

Uithangborden te Gent (Vervolg) Inventaire Archéologique : Het opschrift van het Gravenkasteel Van Alle Markten thuis : De Hooiaard, de Koommarkt, de Fruitmarkt (Appel-, Krieken- en PruiÎnenmarkt), Stro- en Houtmarkt en de Boom- of Plantsoenmarkt De Geschiedenis van deVyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Onze Puzzel1987 en Hendrik van Gent Gentse revolutionaire figuren : Constant Hopsomere Vraag en Antwoord Documentatiecentrum. Werking 1987 Bibliografie Gênsche Präot Het A.M.S.A.B.

122 128

129 140 145 156 160 167 174 176 177 178

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.


UITHANGBORDEN TE GENT (Vervolg) U. GEVELSTENEN Gevelstenen zijn ook uithangtekens, nauw aan de uithangborden verwant. De oude Gentse gevelstenen zijn rechthoekige reliëfs, meestal in zand- of witte natuursteen vervaardigd. Oorspronkelijk metselde men ze als benaming of huismerk ter hoogte van de eerste of tweede verdieping, in de gevel van burger- en gildehuizen. (1) De zgn. "gedenkstenen" worden niet behandeld. Bij de noorderburen werden heel wat meer gevelstenen geplaatst. Volgens Schiltmeijer (2) zouden ze bij ons minder nodig geweest zijn, gezien het aantal patroonheiligen van beroepen en ambachten aangebracht boven de huisdeuren of in nissen op de straathoeken, hetgeen reeds voldoende mogelijkheid tot onderscheiden van huizen en straten bood. We troffen hier nochtans nog verschillende van deze reliëfs aan, hetzij op oude gevels in de stadskern als in de collecties van het Museum voor Stenen Voorwerpen, waar we exemplaren zagen die tot de XVIde eeuw teruggingen. Bloeitijd Vanaf de 16de eeuw begon de bloeitijd der gevelstenen. Hier was die natuurlijk aan de opkomst der stenen gevels gebonden. Door het enorme brandgevaar was er in 1540 te Gent een uitdrukkelijk verbod uitgevaardigd nog houten gevels op te trekken. In 1598 werd deze ordonnantie opnieuw afgekondigd ! Toen tijdens de regering van Albrecht en Isabella de materiële voorspoed verbeterde, stelden de schepenen alles in het werk om de houten gevels te laten slopen; vanaf 1612 werden subsidies verleend aan diegenen die hun huis in steen verbouwden. Op die manier had men hier in 1672 reeds meer dan twaalfhonderd huizen in steen laten bouwen en in 't begin van de 18de eeuw waren het er vele honderden. (3) In de tweede helft van de 17de eeuw werden de gevels meer en meer versierd o.m. met gebeeldhouwde dolfijnen, griffioenen, putti, vruchtenslingers en ook gevelstenen, o.m. cartouches waarop het bouwjaar in reliëf stond afgebeeld. (4) Enkele "cyraetsnijders van steeoen ghevels" die toen te Gent werkzaam waren, zijn bekend, o.a. de Baudes uit 's Gravenbrakel, de Matthyssens en de van der Lindens uit Gent. De laatsten waren steenhouwers van vader op zoon. Op de gevel van hun huis op de Ketelvest beitelde een van hen het reliëf der "Vier Gekroonden". Na 1750 werden minder gevelstenen aangebracht. Tegenwoordig blijken ze weer in trek te komen maar de meeste exemplaren zijn uitsluitend decoratief bedoeld en daarenboven industrieel vervaardigd. 122


Grauwpoort. De drie Sleutels.

Hoogpoort 33. Samsonhuis. Schild met leeuw.

123


Geschiedenis In 1871 beschreef Heinrich Jordan een reliëf" Ad Sorores 1111" (bij de vier zusters) uit het Museum voor Oudheden te Berlijn. (5) Hij veronderstelde dat de gevelsteen een voorstelling van de (waardin) Flora was, de godin der zinnelijke vreugden, die zich als vierde zuster aanprees. Dat reliëf versierde waarschijnlijk een Romeins bordeel. Ook de "hospitia" of logementen hadden dergelijke herkenningstekens. In Rome was het de gewoonte het huis naar het beeldhouwwerk te noemen dat daaraan bevestigd was. "Ad Sorores 1111" wees wellicht én op het huis, én op de straat waarin het gebouw stond. In Hereuianeum en in Pompeï werden talrijke terracotta en stenen uithangtekens met figuratieve afbeeldingen teruggevonden. Ze werden boven het open winkelfront aan pilasters of pijlers vastgehecht. (6) Bij onze gevelstenen kan men, uit afmetingen en afwerking, de ouderdom daarvan doorgaans aflezen. De oudste waren klein en eenvoudig tenzij ze waren voorbestemd voor gildehuizen. Ze waren overwegend rechthoekig. In de 17de en de 18de eeuw namen de randversieringen toe. (7) Meerdere gevelstenen waren bij ons gepolychromeerd; sommige dragen daar nog de sporen van. Uitzicht Gevelstenen zijn hoofdzakelijk figuratief. Trokken de uithangborden de aandacht op het bedrijf, de gevelstenen deden dat voor het burgershuis of de verzamelruimte der gilden. Onder- of bovenaan het reliëf werd soms de benaming ingekerfd. Eigenaardig genoeg was deze tekst dikwijls minder verzorgd dan het beeldwerk. Misschien achtte de artiest de tekst van minder belang of werd deze er later aan toegevoegd. ~···

Behandelde thema's Bij de gevelstenen komen bijna dezelfde motieven voor als bij de uithangborden wapenkunde, godsdienst en de uitbeelding van planten- en dierenrijk waren bronnen waaruit men doorgaans putte. Doch heel belangrijk was natuurlijk de symbolische afbeelding van beroepen, ambachten en gilden. Ook waren er gevelstenen die uitsluitend met teksten of met (bouw)data waren gevuld. Reliëfs waarop mythologische personages voorkwamen, zijn er eveneens geweest. De renaissance, het humanisme en de rederijkerskamers waren daaraan niet vreemd. Doch het aantal overgebleven voorbeelden is niet bijster groot. Tijdens het slopen of heropbouwen van gevels zijn zeer veel gevelstenen vernield. We hopen maar dat de nog bestaande oude gevelstenen in de toekomst een beter lot is beschoren.

124


Kleine Vismarkt 4-6 en 8. Tgroen Cruys en Tgauden Hant.

125


Beschrijving van enkele gevelstenen Onder de nog bestaande Gentse gevelstenen troffen we een aantal exemplaren die op invloed van de HERALDIEK wijzen . Enkele zijn uiteraard schildvormig , andere vertonen een heraldische opstelling van de voorgestelde objecten of ontleenden aan de wapenkunde: kronen, leeuw, de Maagd van Gent enz . of kleuren: rood, groen , goud ... De 18de-eeuwse gevelsteen "De drie Sleutels", versierd met de attributen van de brouwersgilde , op een gevel aan de Grauwpoort en de Tichelrei, was het kenteken van een brouwerij met die naam. In het gildeboek van de pijnders (1494) vinden we "Inden scleutelle over de scaepbrugghe" en in het Politye boeck van J . Billet (1663) is er ook spraak over het "Sleutelken" bij dezelfde brug . A . Van Werveke schrijft dat door deze brouwerij de oorspronkelijke benaming "Schaapbrug" in "Sleutelkensbrug" veranderde . (8) Aan de gevel van het in 1481 in Brabantse gotiek opgetrokken Samsonhuis in de Hoogpoort zit een schildvormige steen waarop een leeuw staat afgebeeld . Dat gebouw was oorspronkelijk het ambachtsgebouw der goudsmeden. In 1614 werden er op de Kleine Vismarkt twee huizen naast elkaar gebouwd, "Tgauden Hant" en "Tgroen Cruys". (9) De reliĂŤfs werden in 1890, op last van de eigenaars , door beeldhouwer Pauwels hersteld . (10) De gevelsteen van "Tgroen Cruys" is onherkenbaar weggesleten.

Korte Munt. Twee Kronen .

126


Tijdens een nogal recente restauratie aan een gebouw op de Korte Munt dat van 1728 dateerde, werden twee afzonderlijke kronengevelstenen geplaatst.

NOTEN (1) Alings, H.W., Gevelsteen. Winkier Prins Encyclopedie, Amsterdam, 1950, p. 478-481. (2) Schiltmeijer, J.R., De gevelstenen spreken, Amsterdam, z.d., p. 93. (3) Van der Haeghen, V. en Heins, A., Oude Gentse gevels, Gent, 1907, p. 4-5. (4) Deruelle, M.I.J., Vlaamsche Kunst, Gent, 1942, p. 113. (5) Jordan, H., Uber rÜmische Aushängeschilder, Berlin, 1871, p. 65-79. (6) Schiltmeijer, J.R., op.cit., p. 47-48. (7) Idem, op. cit., p. 80. (8) Van Werveke, A., Volksbelang, 10 oktober 1901. (9) In 1697 woonde er de Gentse drukker Joannes Eton. Drukker Miehiel de Goessin werkte er omstreeks 1755. (10) Van Werveke, A., Volksbelang, 4 oktober 1890.

LadeHOSTE ('t Vervolgt)

HET VERDWENEN HUIS "DE SLEUTEL" OP DE ZANDBERG ERRATUM. Mogen wij aan onze lezers vragen de volgende correctie te willen aanbrengen ? Opp. 25 (Gh.T. 1988- Nr. 1) zou op de laatste regel van het artikel de verwijzing (2) moeten veranderd worden in (21) en (afb. 10) in (afb. 11).

127


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 181 Op 30 september 1900 stelde Julius Vuylsteke, in de rubriek "OpschriftenGravensteen - XIIe eeuw (1180)", in het Vlaams een fiche op over

HET OPSCHRIFT VAN HETGRAVENKASTEEL (Wij laten de spelling ongewijzigd). In den voorgevel van het poortgebouw van het Gravenkasteel staat, op drie opeenliggende steenen, het opschrift waarvan wij op ons nr. 182 een photographische afbeelding en hiernevens eene kleine teekening geven. Het effen vlak, dat het opschrift draagt, is, in vierlobbige vorm, in de drie steenen uitgehold op eene diepte van 5 cm. Die drie steenen zijn van blauw Doorniksch arduin, terwijl de gevel van het poortgebouw overigens is opgetrokken in een zeer harden ;, rosachtigen zandsteen uit de omstreken van Mons of van Béthune. Foto Stadsarchief De reden, waarom men hier bij uitzondering Doorniksehen steen heeft gebruikt, zal wel zijn dat deze door den steenhouwersbeitel gemakkelijker te bewerken was. Het vierlobbig vlak, waar de letters 3 tot 3 1/2 millimeter ingebeiteld zijn, is 80 cm. hoog en evenveel breed. De boorden, waarin het omsloten is, staan rechthoekig. De vier lobben zijn rondbogig, 36 cm. breed aan de basis en 20 cm. hoog. De onderste boord van dit vlak bevindt zich op eene hoogte van 9,06 meters boven den grond, 4,80 meters boven het gewelf der poort. Het opschrift bestaat uit acht regels. De bovenste steen draagt de twee eerste, de middelste de vier volgende, de onderste de twee laatste. De eerste regel is onduidelijk geworden; nochtans zijn de omtrekken van ANNO 1 nog te herkennen . Van den tweeden regel is zichtbaar CA ... O .. (ongetwijfeld CARNATIONIS) . De andere zes regels zijn nog allerbest bewaard, al de letters volmaakt leesbaar. -...:-----·~--

128


De inhoud luidt als volgt (de leemten in den tweeden regel en de verkortingen aangevuld zijnde): ANNOINCARNATIONIS M.C.LXXX PHILIPPUS, COMES FLANDRIE ET VIROMANDIE, FILIUS THIRICI COMITIS ETCIDILIE FECIT HOC CASTELLUM COMPONI. Dat wil zeggen : "Ten jare van de Menschwording 1180, Philips, graaf van Vlaanderen en van Vermandois, zoon van graaf Diederik en van Cibilia, deed dit kasteel bouwen." In de steenen van het opschrift zitten de punten van vijf pinnen, waaraan in vroeger tijdeene bronzen of koperen plaat was vastgehecht, die ook van vierlobbigen vorm was, en ook een opschrift droeg. Voor verder inlichtingen moet, ik kortheidshalve, den lezer verwijzen naar mijne beschouwingen over beide opschriften, opgenomen in de Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde van Gent, deel IV, blz. 1-54.

VAN ALLE MARKTEN THUIS Deel4. De Hooiaard, de Koommarkt, de Fruitmarkt (Appelmarkt, .Krieken- en Pruimenmarkt,) Stroo- en Houtmarkt en de Boommarkt of Plantsoenmarkt. De Hooiaard De Hooiaard ontleent zijn naam aan de aert of aarden aanlegplaats waar de schepen het hooi losten dat op deze plaats op de Leie ter markt gebracht werd. In de 18e eeuw spreektmen ook van Koeyaerd of Koeiaard omdat hier op dinsdag een veemarkt gehouden werd die, na een periode van verval en achteruitgang, in 1756 door het magistraat terug werd ingericht. Het woord Hoyaert komt reeds voor in de stadsrekening van 1725 blz. 457 (1). De Hooiaard is een brede straat van de Grasbrug tot aan de Koommarkt. Het gras of hooi werd hier terplaatse verhandeld. Ook de Grasbrugwerd er naar genoemd. Toen daar dan gedurende de 18e eeuw de veemarkt gehouden werd, veranderde de naam van de brug mee in Veebrug. Het steegje,

129


dat thans doorhekkensis afgesloten, dat van de Graslei naar de Koommarkt loopt, heette Schutteveestraatje of Schuddeveestraatje, "'t welk aenduidt dat men er het vee plaetste, schutte, borg of bewaerde tot dat het kon verkocht of geslacht worden." (2) Ook de nabijheid van het Groot Vleeshuis is een verklaring voor deze naamverandering. De Koornmarkt

De oudste benaming die wij voor de Koornmarkt terugvinden is Coornaert. Het betekent net als bij Hoyaert aarden aanlegplaats waar koren of graan gelost werd, later markt. Hier stelden de berrieleggers of graankooplieden hun zakken voor het groot publiek open en had de graanhandel plaats. Nog in 1905 vermeldt de Wegwijzer voor Gent dat de graanmarkt gehouden wordt van 6 uur 's morgens tot half ĂŠĂŠn 's middags. Een schepenverordening van 1532 bepaalde dat al het koren dat met marktschepen naar Gent aangevoerd werd om er verkocht te worden "moest ten aerde of ter marct gebracht worden." Daar moest het dan tot 's middags 2 uur blijven, en zo het onverkocht was, moest het de eerstvolgende marktdag "terug ten aerde komen". Geen landman of handelaar mocht zijn graan laten verkopen of meten dan door zijn eigen bedienden of personen die hij daarvoor van buiten de stad had meegebracht. Zeven jaar later kondigden de schepenen een beslissing af volgens welke het de vrouwen die een graanzolder hadden verboden was op de Koommarkt te komen "omme de onghereghelthede, daghelics bij toedoen vanden zeiven vrauwen aldaer ghebuerende". {3) De plaats waar het graan gesteld mocht worden, was aangegeven door een lijn van witte straatstenen en in de 17e eeuw waren er iedere vrijdag twee schepenen op de markt aanwezig "ten fijne aldaar gheene frauden en sauden geschieden tot verdruck van t'aerme ghemeente." Daar graan het basisproduct was van het brood, het meest onmisbare levensmiddel uit die tijd, moest deze anti-fraudemaatregel genomen worden om ongewenste prijsverhogingen tegen te gaan. Broodrellen kon het stadsbestuur missen als de pest. Wat nu het onverkochte graan betrof, dit diende tijdelijk opgeborgen te worden in "aardhuizen" ook wel "strekelhuizen" genoemd. Daar waren eveneens reglementen voor, vervat in een ordonnantie van 8 oktober 1546 en een andere van 9 augustus 1558. De prijs voor het stellen van 't graan was door de schepenen vastgesteld, zodat er daaromtrent geen geschil kon ontstaan. Nochtans rees er in de 15e eeuw betwisting tussen de gemeente en de vorst omtrent "den strekele", daar hij dit recht had afgestaan, waartegen het Gentse magistraat een proces inspande dat tot in het Parlement van Parijs werd gevoerd ! 130


"

i ,.

"..

••• .f;t"~··. ····· ·"'V' ····

f'

,. ~ ••• ~..

. , , , - - --·

f

••

..... ·~;-;-:

....... ,,, ...

'""""'" ' .... ,•. ... '

......_ ~

,

'(

·' . ....... . l f"l • ' •• ' I t • ! ~ .... !,~""::':

n

~

...

....... V) .......

Fig. 1. Koornmarkt Vergroting v.e. stereokaart v.d. Gentse fotograaf Charles D'Hoy. ± 1868. De huifkarren worden geladen.


Fig. 2. Drukte op de Koornmarkt (Tekening A. Heins 1888).

Het Rijke-gasthuis stelde de schepenen voor deze ook toen al dure rechtzaken voor eigen rekening op zich te nemen en deze rechtzaak verder af te handelen, waarop de wethouders hen al de voordelen van "den strekele" of stapelbelasting overlieten. (5) Destijds waren er 31 zulke stapelhuizen op de Koornmarkt . Dit aantal verminderde langzamerhand en in 1748 waren er nog slechts 4: De Cleppe , 't Saeck, den Sack en den Leeuw . In 1719 ontwierp Bernard de Wilde het oude stapelhuis dat in 1896 afgebroken werd om vervangen te worden door het hoofdpostkantoor van Louis Cloquet. Door de aanleg van de St-Michielshelling sneuvelden heel wat huizen in de Sterrestraat, genoemd naar de herberg "de Sterre" (6) op de hoek. Zo verloor de Koornmarkt zijn gesloten karakter door het opengooien ervan voor een nieuwe autoweg naar de kust. Het tijdperk van Koning Auto was aangebroken. De Koornmarkt was verder ook nog de vertrekplaats van de "diligentiën" en de "voermans" . Later verhuisden deze laatsten naar de Graslei om de hoek en na de aanleg van de nieuwe Lievekaai , daarheen. De vrijdag werd er tot voor enkele jaren nog de "beurs" gehouden waar vooral in de cafés "Den Nieuwen Boer" (later "Maagd van Gent") en "In de Koornmarkt" (nu café "Borluut") allerlei zaakjes beklonken werden. 132


DIS J.\EBS

t 855.

January. Februa~¡

Maert • ... pril. Mei

Jany. July . Augustus Septemhr. Oeiober. No.. mber . Deeember . TMUL.

Fig. 3. Tabel van de in 1855 verkochte hoeveelheden graan in hectoliter met de vermelding van de gemiddelde prijs.

De vrijdagmorgen was er ook openbare verkoping, meestal van door de deurwaarder aangeslagen goed. De meest bizarre verkoping kon men meemaken in 1904 toen men er de olifant Betsy en andere "wilde beesten" van de ter ziele gegane "Jardin Zoologique" of "beestenhof' onder de hamer bracht. Het beestje werd gekocht voor enkele honderden franken door Cieske de Gistmarchand. Toen hij daarvoor niet snel genoeg een koper vond besloot hij maar het beest te laten slachten en er in hotel Gambrinus in de Vlaanderenstraat een vreetpartij mee te organiseren. Smakelijk! Deze openbare verkopingen liggen ten grondslag aan de uitdrukking : "Op deKoommarkt zitten of geraken" of "iemand opdeKoommarkt brengen". De Fruitmarkt Op de Koommarkt verkocht men vroeger niet slechts granen en zaden doch in de eerste helft van de 14e eeuw verkocht men er ook brood. Dit gebeurde voor het Chatelet of stadsgevangenis waar men in 1365 voor het eerst ook de markt voor ajuin opende. Later verhuisde die naar de Hoogpoort aan het stadhuis. Voor deze stadsgevangenis, waar nu het hoofdpostkantoor staat, was ook

133


de fruitmarkt. ledere vruchtensoort had er een vaste standplaats. DE APPELMARKT bijvoorbeeld was "over de greppe" van het Chatelet naar de afspanning "de Sterre" en van daar naar het hoekhuis bij het St.Niklaaskerkhof, waar de fruiteniersnering lange tijd haar bijeenkomsten hield. De appels werden verkocht in grote fruitmanden of "appelbennen". Deze naam werd ook overdrachtelijk gebruikt al& spotnaam voor een fruitverkoopster. Dat zij een behoorlijk woordje konden "placeren" blijkt uit het verwijtset "appelwijf' waarmee men een grote babbelaarster of een marktkraai bedoelde. Ook "kijven gelijk de appelwijven" liegt niet om hun verbaal kunnen. Dichter bij de kerk dan weer, tot aan de genoemde "greppe" voor het Chatelet was gedurende de 18e eeuw de KRIEKEN- EN PRUIMENMARKT (7) Voor de ingang van de kerk hield men ook de STRO- EN HOUTMARKT. Stro werd in de stad vooral gebruikt om in kerken en kapellen over de grond uit te strooien tegen de koude voeten. (8) Hout ging men in de omliggende bossen rapen of hakken. Men sprak van "blocke, fausseele, mutsaerde, falourde (takkenbossen), of beringhout". Een schepenverordening van 1575 vertelt ons dat men brandhout verkocht aan de Turrepoort of Torenpoort aan het begin van de Hoogstraat, aan de Lievebrug, de Ketelbrug en de Nieuwbrug, wat de aanvoer per schip toeliet. Op de Oude Houtlei was naast een markt voor brandhout ook een markt voor timmerhout. Als andere brandstof gebruikte men nog houtskool. In het stadhuis verwarmde men er de kapel van de rekenkamer mee. Ook de stadswakers op de St.-Niklaastoren brandden er in hun wachtkamer. De houtskool werd toen verkocht voor het stadhuis. Schepenen en stadswakers moesten dus niet ver lopen. Turf werd volgens een verordening van 1288 gebruikt in ververijen, brouwerijen en steenovens. In de middeleeuwen verwarmde men er de meeste kamers van het stadhuis mee. Turfwerd te koop gesteld aan het Rendelgat bij de Minnemeersbrug. Het werd er met turfschepen aangevoerd uit de Waaslandse Moeren, de Durmestreek tot Berlare en in 1753 zelfs uit de omstreken van Geraardsbergen. Steenkool, smedekolen of "charbon de fèvre" zoals men ze toen noemde, werden alleen in de smidse gebruikt. Zij werden van uit Newcastle in Engeland met zeeschepen gehaald "aah het kasteel aan de Tyne". Het duurde nog tot de 18e eeuw eer de steenkool voor kachels algemeen in gebruik kwam. (9) Te Gent waren kolenhandelaars ook weer vooral in de omgeving van waterlopen gevestigd, wat het overslaan uit de koolscheepjes vergemakkelijkte. Keren wij na deze warme uiteenzetting terug naar de Koommarkt, waar 134


........

w

VI

Fig. 4. De Sterrestraat omstreeks de eeuwwisseling. Op het einde v.d . straat ligt de oude, draaiende St.-Michielsbrug. Rechts de Koornmarkt, links gaat men naar de Veldstraat en is nu Mac-Donalds. De nieuwe post is er nog niet. Men is het huizenblok nog aan het afbreken (rechts). Toch draagt het hotel op de hoek reeds de naam "Hötel de la Nouvelle Pos te" . Het zal enkele maanden later zelf volledig gesloopt worden met alle huizen ernaast. Op de achtergrond de St.-Michielstoren. Onder "Hötel de Ia Nouvelle Pos te" : café "In 't Lappersfort is er geen drank te kort" . Hier op de hoek was de fruitmarkt, de boom- of plantsoenmarkt. (foto Geo Pieters - verz. E. Levis)


men zo'n verscheidenheid aan waren verkocht en waar zoveel begankenis en gerij van gespannen en karren was, bleef er na elke marktdag natuurlijk een behoorlijke portie viezigheid achter. Er was dus dringend iemand nodig om het marktplein, na het opkramen van de handelaars en boeren, met de bezem een grondige beurt te geven. In 1336lezen we in de stadsrekeningen : "item ghaven sij Willekine Scrihoute vanden Corenarde scone te houdene tsiars X lib." ( ... om de Koornmarkt schoon te houden: 10 pond 's jaars.) Het gildehuis van de fruiteniers was het Koolsteen. Het bevond zich in de Sterrestraat. Het was in de 15e en mogelijks reeds in de 14e eeuw hun lokaal dat niet beter gelegen kon zijn dan bij de fruitmar kt. Ook vele fruiteniers hadden in de onmiddellijke omgeving hun woning. Dit samenwonen had verscheidene redenen. Buiten hun gemene bezigheden en belangen hadden zij een ruime verkoopplaats nodig. Onder de fruitnamen die uit de middeleeuwen tot ons gekomen zijn noemen we : keizers-, huwiers-, en kraaiperen. Voor de appels vinden we Nevelse surreelen, oogelingen, stinningen, croizettingen en groeningen. (10) De nering was ontzegd aan allen die in de ban der Heilige Kerk geslagen waren. Berufsverbote avant la lettre dus. Voor elke mudde (11) fruit welke men deed meten betaalde men 8 grooten. Het drijven van handel met <mvrije lieden werd gestraft met een verkoopsverbod gedurende 40 dagen ! Aan hun lokaal hadden zij ook "eene verjuys-perse" of katrol om allerlei goederen te laden en te lossen. Ook bij de fruiteniers werd de wet der zedelijkheid streng in acht gehouden. Een lid van de nering werd in 1402 door de deken zijn beroep ontzegd omdat hij, gehuwd zijnde, met een andere getrouwde van haar man gescheiden vrouw, samen woonde. Tegen die uitspraak ging de veroordeelde in beroep bij al de neringdekens, die hem wel terug het recht verleenden om voor zijn kraam te staan, maar die zijn bijzit verboden iets of wat te verkopen. Zij mocht enkel de mand dragen. Men vond dit al vernederend genoeg voor het "ergernis gevende wijf'. (12) Tot omstreeks het midden van de 16e eeuw had de scherprechter of beul van Gent recht op een bepaalde hoeveelheid eieren, appels, peren en ander fruit, hier op de markt te koop gesteld. Aangezien hij daarvan zowel tegenover stedelingen als landlieden misbruik had gemaakt werd de 3e maart 1541 op bevel van het magistraat de heffing van dit recht verboden. De fruitmarkt "tussen de vier gteppen" werd ook Kleine Koornmarkt genoemd. Op de hoek van de Veldstraat was de kapel der fruiteniers. De boeren die 's morgens vroeg het fruit naar de markt brachten waren er eerst verplicht de mis te horen vooraleer hun fruit te verkopen. Kwestie van de offerblok een beetje te spijzen. Van af het einde van de 18e eeuw kreeg de Kleine Koornmarkt er nog een 136


,...,.·~

;[ r

~·$; Y.~ ~~ <;~

1111 lU

r~ r "'

~

t ~.<W.~·:w~

'"'-

"" ~

......

\.;.)

-.]

Fig. 5. Fruitmarkt op de Graslei. Toen men in het begin van deze eeuw de Sterrestraat verbreedde en de St.-Michielsbrug herbouwde, kwam de autoweg Brussel-kust dwars door de fruitmarkt te lopen. Verhuizen was de boodschap. "De goeienappel !"gromden de fruitboeren . (postkaart verzameling E. Levis)


bedrijvigheid bij :namelijk de BOOMMARKTof PLANTSOENMARKT waar men wekelijks allerlei groene planten en jonge boompjes verkocht. De huidige CataloniĂŤstraat heette vroeger Fruitenierssteghe. In 1836-37 is ze recht getrokken en aanzienlijk verbreed geworden.

NOTEN

(1) Victor Fris, "Oude straatnamen van Gent". (2) J.J. Steyaert, "Volledige beschrijving van Gent" 1857, p. 52, § 24 "up derLeiebi der Vee-brugge"- 1435. (3) Register B.B., 248. (4) Stadsrekening over 1650-1651. (5) Sceepenen vander keure jo Ghendt ansiende dat topstellen vanden strekele vanden grane binnen dezer stede grootelicx beieghent den scamelen landtvolcke, die hoeriieder graen daghellex bringhen ter venten binnen der zelver stede upden Coorenaert, mids dat de ghone, die jo pachte curtelinghe ghenomen hebben, nyet en bewaren der voorseider landtlieden graen, alst hemlieden overe ende jnstellich blijft ende nyet vercoopen connen, noch gheene husen hebben omme tzelve graen te steilene ende bewarene totten naersten aertdaghe, also men plach van ouden tijden ende voor topstellen vanden verpachtene vanden voorseiden strekele, ende overmids der menichfuldegher clachte, daeraf commende, ende ghemeerct dat diversche landtlieden omme tzelfs ghebrecs wille, hebben ghelaten te bantierene de maerct ende aert vanden grane binnen dezer voorseide stede ende ghecoren nieuwe plaetsen ende maercten, daer zij hoer graen ghevoert ende ghepennicht hebben, jo grooter quetse ende achterdeele vanden scamelen jnsetenen vander voors. stede, hebben gheconsenteert ende ghewillekuert dat alle de ghuene, die strekele houden willen ten voomomden Coorenhaerde, ende husen ende plaetsen omme tgraen vanden landtlieden te stellene, te herbergbene ende besorghene, wonende ootrent den voomomden Coorenhaert, zullen moghen den zeiven strekele hantieren ende handen ende besorghen, alzoot hemlieden ghelieft, te alzoleken redelieken loone ende prise, alsmen van oudts tijden ende voortvoomomde pachten vanden strekele plach te doene ende daertoe ghestelt heeft. Ende uute dien dat ter eausen vanden ghiften, die onse harde gheduchte heere ende prince vanden zeiven strekele onlancx leden ghedaen heeft, zeker appel ghedaen es vander stede weghe ende verheven jnt parlement te Parijs jeghens de zelve ghifte, so eist dat de broeders ende zusters vander lazarie binnen der voomomder stede, Jan Wandelaert, Mathijs Pedaert, Jan de Mutere, Gillis Sncevoet, Jacob Temmerman, fs Rogiers, Jan de Costere, de weduwe Gillis Sncevoets, Gillis vander Haghe, backere, de weduwe Ghiselins ende Arent de Costere, de welke alle ghehuust zijn ootrent den voorn. Coorenaert, ende die den voomomden strekele ende graen plaghen te haudene, bewarene ende besorghene, hebben belooft ter kennesse van scepenen voomomt anne te nemenene voor de voomomde stede, ende outer name der zelver, de cause ende actie vanden voomomden appeele ende de stede tontheftene vanden voorseiden costen ende lasten, die de stede daeromme toeoommen zal moghen jn tvoomomde parlement, thuerlieder coste; dies zullen zij hebben de baten ende profiten ende emolumenten vanden voomomden strekele ende vanden voorseiden grane te husene, besorghene ende bewarene, ghelijc dat zij plaghen

138


(6)

(7)

(8)

(9) (10) (11) (12)

voor de voorseide ghifte ende voor tverpachten van dien ... Actum de IXe van ougste XIVe LVIII." (Register K K, 317e). "Betaelt Herman Hermans, hostetier jn de grootte Sterre, de somme van VIII ponden gr. over het stallen van vijftich peerden den tijdt van XXXII daeghen." (Stadsrekeningover 1679-1680) Zie ook de Gazette van Gent, 12 Maart 1789 . . . . "Gecocht ter behouf vanden huuse van der Sterre ... deen heelft van den houchuuse ... naest den godshuuse gheheeten tSente Niclaus cappellekin, ooc de Sterren toebehoorende, ende den houc van Danele Duunghelsce huuse an dandre." (Act. en Contr., keure, 1480-81, 22). "Ontfaen van Gillis de Scuutere over de hueringhe vanden kriecken, kersen ende pruymen maerct, diemen vercoopt voor tkeerchof van St. Niclaus totter greppe vanden Chastelette ... XXI s. gr. VI p. ". (Stadsrekeningover 1575-1576). Alfons Van Werveke, "Bijdrage tot de geschiedenis en de oudheidkunde van Vlaanderen", Gent 1927, p. 78. 1410: "wit strooom in de kapel te leggen ten einde de voeten tegen de koude te beschermen." Alfons Van Werveke, "Gedenkbladen uit het leven onzer Voorouders" 1936, p. 152-155. Actenen Contracten, keure 1448-1449, p. 71. mudde = inhoudsmaat voor droge waren = 1 hl, ook gebruikt voor aardappelen of steenkolen. "Kenlic zij allen dat hute dien dat Jan Stuerbout, als deken van den fruteniers, adde verboden Janne van Beune sineneringhete doene ende siin eoepen ende siin doen vereoepen omme dies wille dat hi sine weerdine, die niet vrij en es, ter venten set ter vrijer maerct, omme sün fruut te vereoepene, ende omme dat zij beede onwettelic saten, want sü adde indesen tijt eenen ghetrauden man ende hij hadde een ghetrauwet wijf; waer up de vors. Jan van Beune verandwoerdde ende seide, dat sü ware siin jonewijf ende dat hüse also wel te venten setten mochte als andere fruteniers, die daghelicx hare joncwive ter maerct setten, up dwelcke de dekenen, ghehoyrt al datter partien meer toe segghen wilden, so waest dat zij wijsden, ghemeerct dat zij beede also onwettelic saten, dat Jans weerdine vors. nemmeer ter vrijer maerct eenich fruut vereoepen of venten sal hare of den vors. Janne van Beune toeboerende in eenigher manieren, behouden dien dat sü sal moghen helpendraghen tfruut van in huus ter maerct. Dit was ghewijst ende uutghegheven bij Jacop van den Houdenhuus, als overdeken, en biden ghemeenen gheselscepe vanden dekenen sine ghesellen, den XXIXsten dach in oymaent als men screef M. Illle ende twee." (Neringarchief).

EddyLEVIS

139


DE GESCIDEDENIS VAN DE VYT-BORLUUTFUNDATIE EN HET LAM GODS (Vervolg) 1847 (vóór). C. Carton (285) heeft te Gent tegen een gevel van een huis een borstbeeld gezien van Jan van Eyck, die volgens de schrijver daar zou gewoond hebben (cfr. 1828). Hij vermeldt echter de straat niet. Inmiddels (1847) werd er verder onderhandeld om de panelen van Adam en Eva te verwerven (noot 170). 1849. In de historische stoet der Graven van Vlaanderen te Gent stonden 3 prominente figuren op de troon van de wagen van de schilderkunst : Hubert, Jan en Isabella van Eyck. Op een zijvlak van de troon was de Godde-Almachtige-figuur van het Gentse retabel afgebeeld. De ontwerper van deze wagen was Felix De Vigne (286). 1856, augustus 16-december 7. Uit het verslag van de Koninklijke Commissie voor Monumenten aan de Minister van Binnenlandse Zaken blijkt dat de 6 te Gent bewaarde panelen in slechte toestand verkeren (noot 6b). Om die reden verzocht een lokale commissie aan de autoriteiten in 1857 om de panelen te laten restaureren. 1858, januari 29. De restaurateur A., Carbonene bood aan de Koninklijke Commissie zijn diensten aan en maakte een gedetailleerd rapport van de toestand van de Gentse panelen (noot 6b). Doch de overheid liet op 18 maart een rapport opm;:tken van de toestand; dit rapport werd op 12 april overgemaakt aan de Gentse magistraat. Op 25 maart werd er een uitgebreid rapport opgemaakt. Hetzelfde jaar nog werd op 2 november de restaurateur Donselaer betaald voor de restauratie van de Adam- en Evapanelen (noot 224). 1859. De overige Gentse panelen werden tussen 3 mei en 9 juni eveneens gerestaureerd door Donselaer. Op 9 juli werden de centrale panelen terug in de Vytkapel geplaatst door de schrijnwerker L. De Craecker en diens zoon. F. Putsys maakte een gordijn om de panelen te beschermen en F. Caerdinael schilderde de ijzeren afsluiting voor de Vytkapel. 1860 (omstreeks). Dhr. F. Van Bost deelde me vriendelijk mee dat in de map met de zichten van Gent uitgegeven door J. Pellizzaro, Zonnestraat 3 te Gent, een litho zat van het volledige retabel getekend door P. Degobert en gegraveerd door H. Borremans.

140


1861, aprill9. Na een langdurig overleg besloot de kerkfabriek de panelen van Adam en Eva te verkopen aan de Belgische staat, die ze toewees aan de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel. Om het retabel te vervolledigen kocht de Belgische regering de kopieën van Miehiel van Coxie bij de antiquair van Nieuwenhuys voor de prijs van 20.000 fr. (met uitzondering van de Adam- en Evapanelen). Op 12 mei werden de kopieën aan de vier originele panelen bevestigd. 1862. De panelen te Berlijn werden voor de 1ste maal gefotografeerd. 1864, september 5. Koning Leopold I huldigde het standbeeld van Hubert en Jan van Eyck vervaardigd door Leopold Wieoer op het marktplein te Maaseik in. Voor de portretten nam hij de 1ste (Hubert) en de 4de ruiter (Jan) van het gestolen paneel als voorbeeld (287). Voor deze gelegenheid maakte Wieoer een gedenkpenning (288). 1865. Victor Lagye maakte kopieën naar de Adam- en Evapanelen voor 50.000 fr.Verschillend van de originelen zijn de behaarde aankledingen en het opschrift : "Eva Occidento Obevit (i.p.v. Obfuit)". Deze kopieën (Gent, St.-Baafskathedraal) werden bevestigd aan de kopieën van Coxie (die Van Nieuwenhuys gekocht had voor 10.000 fr.van koning Wiilem 11 van de Nederlanden).

1867. R. Donselaer reinigde voor 4 fr.het retabel, waarschijnlijk ging het hier om de luiken. Op 15 juli fotografeerde De Laetre de vervolledigde polyptiek. Deze foto's werden gepubliceerd in "Le Joumal des BeauxArts" op 15 juli 1867 (De foto's worden thans bewaard in het Gents stadsarchief, Atlas Goetghebuer 52 farde 104). Na 11 april1869 werden de panelen te Gent gefotografeerd door Fierlants (noot 6b). Pas op het einde van 1869 werden de panelen terug in de Vytkapel geplaatst, waar ze opnieuw vernist werden door Donselaer. 1878, augustus 19. Reeds in 1873 had Hendrik Oickerij het ontwerp gemaakt voor het standbeeld van Jan van Eyck. Het werk werd in 1877-8 uitgevoerd in galvanoplastie. Op 19 augustus 1879 werd het door Leopold 11 ingehuldigd op de Jan van Eyckplaats te Brugge. Het portret is geïnspireerd op het gelaat van de 4de ruiter op het gestolen paneel (289). Voor deze gelegenheid maakte Edouard Dryepondt een gedenkpenning. In hetzelfde jaar plaatste men een Jan van Eyck-beeldje (geïnspireerd op het portret van het gestolen paneel) op een zuil aan de gevel van het provinciaal Paleis te Luik. Het is een sculptuur van Lambert Herman (noot 254). Men nam Jan van Eyck op in de Nation Liègoise.

141


1880-1884. Voor de 50-jarige viering van het onafhankelijk België besloot de overheid vanaf 1881 tot 1889 om een 20 tal bronzen borstbeelden te laten vervaardigen van beroemde kunstenaars uit het verleden. Louis-Pierre Van Biesbraeek nam als voorbeeld voor zijn Hubert van Eyckbeeld, niet de 1ste ruiter op het gestolen paneel, maar wel de man met de muts met hermelijnrand achteraan in de groep van martelaars op het aanbiddingspaneel, die zijn hoofd wegdraait van het gebeuren (Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België). Het beeld van Jan van Eyck werd in 1884 vervaardigd door Egide-Hiacinthe Mélot (Aalst, Stadhuis). 1885 (omstreeks). De nieuwe musea in België werden meestal gestoffeerd met muurdecoraties die taferelen uit de kunstwereld vertolken. In de trapzaal van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen zien we een tafereel voorstellende Rogier van der Weyden in gesprek met Jan van Eyck (van wie het gelaat teruggaat op het zgn. zelfportret van het Gents retabel) (noot254). Het ateliervanJan van Eyckis ook te zienineen muurschildering in het Brugs stadhuis. 1885-1887. Tijdens de restauratiewerken in het koor van de St.Baafskathedraal werd de bepleistering in de Vytkapel vernieuwd en het baldakijn werd verwijderd. Het links profiel van de afsluiting werd gerepareerd.

1893, aprilS. De direkteur van het Kaiser Friedrich Museum te Berlijn richt een brief aan de generale direktie, waarin hij verzoekt een oplossing te vinden om de beide beschilderde zijden van de buitenluiken van het Lam Gods te kunnen aanschouwen (noot 6b). 1894,juni 10. Om de Berlijnse zijluiken langs beide zijden te kunnen laten aanschouwen voor de bezoekers, liet men ze vóór 10 juni doorzagen en na 10 juni een parkettering aanbrengen. In een brief van Wilhelm von Bode gedateerd 10 juni wordt medegedeeld dat het bestek van Otto Erdmann (6 juni) voor het doorzagen van de zijluiken bedragende 2063 mark 70 pfenning aanvaardbaar lijkt. Nadien werden de panelen verstevigd. Waarschijnlijk werd toen ook de vernis afgenomen en gerestaureerd (?) door Hanser. Nadat het retabel terug vervolledigd werd in 1920, viel het op dat de Berlijnse luiken veel helderder en intiemer van kleur waren. Wij mogen toch de opmerking van Friedländer (noot 9a) niet verwaarlozen, die vermeldt dat de Berlijnse panelen na 1896 niet meer gereinigd werden (290). In hetzelfde jaar werd te Gent een stoet georganiseerd "Gent door de eeuwen heen". Op de wagen van de schilderkunst zaten een 12 tal personages; zij verbeeldden belangrijke personages uit de kunstwereld, o.m. de gebroeders van Eyck en Joos Vyt. Voor deze gelegenheid werd een album 142


van de historische stoet uitgegeven met o.a. een fotogravure van de "Praalwagen der Vlaamsche schilderschool der XVe eeuw". De gebroeders van Eyck te Gent (Louis Geens/J. Malvaux se. Gent 1894 nr. 24). 1895, januari 7. De architect S. Mortier, die de restauratie-werken in het transept leidde, herinnerde zich dat hij een grafsteen, die hij omstreeks 1890, na het wegbreken van het noordelijk rococotranseptportaal in de St.Baaiskathedraal ontdekte, wegens zijn archeologische waarde naar de St.Baaisabdij (Museum voor Stenen voorwerpen) te Gent had doen overbrengen. Overeenstemmend met de beschrijving van Marcus van Vaernewijck werd de grafsteen algemeen erkend als deze van Hubert van Eyck (met uitzondering van Hermann van Duyse). Wat nadien door Weale (noot 2d), Broekwen (noot 93), Lyna (noot 3d), Scheewe (291) wel werd aanvaard, doch zij meenden dat deze grafsteen 16de eeuws was, daar zij vermelden dat de bijhorende cryptekapel in 1533 gesloopt werd. De voorstelling van deze steen sluit nauw aan bij tal van grafstenen in de St.Baaiskathedraal daterende uit die periode (292). Het grafschrift blijkt eveneens uit die periode te stammen (293). Trouwens de 16de eeuwse geschiedschrijver Marcus van Vaernewijck verhaalde dat het zeer moeilijk was het grafschrift op te tekenen. Waarschijnlijk was het grafschrift afgesleten. Indien dit in 16de eeuws oud-oederlands was zou van Vaernewijck er zeker geen problemen mee gehad hebben. Volgens het Epitaphier Gailliard, dat bewaard wordt in het Gentse stadsarchief (f'142) lag de grafsteen in de crypte, waar hij tijdens de werken van 1533 opgegraven werd en in de kruisbeuk der bovenkerk geplaatst werd dicht bij de eerste en de tweede zuil (294). Dit is een verwarring met het epitaafvan Jan van Eyck (cfr. 1562) (noot 181). A. Van Werveke (Annales 1895-6) en V. Fris (Annales 1909) tonen duidelijk aan dat de grafzerk van Hubert onmogelijk in de crypte kon liggen. Trouwens MĂźnzer (cfr. 1495) en de Heere (cfr. 1559) vermelden dat ze het graf voor het Lam Gods hadden gezien en Van Mander, die in de zestiger jaren van de 16de eeuw te Gent verbleef (maar daarvoor waarschijnlijk de Afteveldestad had bezocht daar zijn oom er woonde) vermeldt dat de grafzerk tegen een muur in de Vytkapel stond. Van Vaernewijck had immers op het kerkhof van St.-Jan (Baafs) nog een been van Hubert weten prijken. Volgens Dhanens zou men tijdens het eeuwfeest het graf hebben opengebroken (cfr. 1542). Indien we hier alles op een rijtje plaatsen, dan is het goed mogelijk dat de steen op de grond lag (de tekst was bijna weggesleten), doch dat men als commerciĂŤle attraktie deze had opgelicht om het graf zelf te bewonderen tijdens een bezoek aan het Lam Gods. De steen plaatste men tegen de muur. Volgens Denis (295) is deze sepulture niet van het graf van Hubert, maar van de opdrachtgevers. We merken hier op dat Elisabeth Borluut begraven werd in het Augustijnenklooster en Joos Vyt meer dan waarschijnlijk in het familiegraf in het 143


Karthuizerklooster te Rooigem. Deze theorie lijkt meer dan aanvaardbaar, washet nietdat Prof. Dr. F. DeSmidtmij vriendelijkmededeeldedat het onmogelijk is een graf aan te brengen in de vloer tussen de kapel en de crypte. Mogelijks was het eigenlijke graf zoals dat van Viglius Aytta aangebracht in een kleine ruimte in de dikte van de muur tussen het transept en de grafkapel. Een andere mogelijkheid was dat zoals bij kanunnik Roose het epitaaf in de bovenkerk lag, terwijl het eigenlijke graf in de crypte was. Ontroofd van zijn koperen plaatje tijdens de 2de beeldenstorm had hij een mindere waarde en na 1759 werd hij verwerkt in de rococoportalen in de transeptgevels als bouwmateriaal.

1898, maart 8. De panelen te Gent werden geconserveerd (noot 6b). NOTEN 285. C. Carton, Les trois frères van Eyck, in: Annales de Ia Société d'Emulation de Bruges, 9, 1857, blz. 271. 286. E. De Busscher, Beschryving van den Historischen stoet der Graven van Vlaenderen, Gent 1849, blz. 62; E. De Busscher, Description du cortège historique des Comtes de Flandres, Gent 1849; F. De Vigne-E. De Busscher, Album du cortège des Comtes de Flandre, personnageset costumes, Gent 1852; F. De Vigne-E. De Busscher, Chars cortège des Comtes de Flandre, Gent 1853; F. De Potter, Schets eener geschiedenis van den gemeentefeesten in Vlaenderen, in : Annales de Société royale des Beaux-Arts et Littérature de Gand, XII, 1869-1872, blz. 41-188. 287. M. Van Der Doek Het standbeeld der van Eycken te Maaseik, in : Programmaboek Van Eyck-week, Maaseik 1954, blz. 19-20. 288. F. Alvin, Leopold Wiener, graveur en médailles et son oeuvre, in: Revue Beige de numismatique, 1982, blz. 445, nr. 129. 289. Gazette van Brugge, 17 september 1873. 290. L. Van Puyvelde, Dans quelle mesure convient-il de nettoyer les tableaux anciens ? , in: Gand Artistique 1922, blz. 105-8, 121-124. 291. Sheewe, Hubert und Jan van Eyck, Ihre literarische Wündigung bis in 18 jahrhundert, 1933, blz. 1416. 292. D. Roggen, Gentsche beeldhouwkunst der XIVde en XVde eeuw, in : Gentsche Bijdragen van de Kunstgeschiedenis, dl. V, 1938, blz. 69 (doe. XIII, 72 (doe. XX). 293. N. De Pauw, Herstelling en uitleg wanneer middelnederlandsch grafschrift, 1896, blz. 3. 294. A. Van Werveke, Inventaire ArchÇologique- Fiche nr. 73, De grafzerk van Huybrecht van Eyck, in: Ghendtsche Tydinghen, jg. 11, nr. 6, Gent 1982, blz. 310312. 295. V. Denis, Jean van Eyck, L'Adoration de I'Agneau Mystique, Milaan 1923, blz. 27.

Rudy VAN ELSLANDE ('t Vervolgt)

144


UIT DE GESCHIEDENISVAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) KONING WILLEMBRUG In de "Journal de Gand" van 12 april1817lezen we: "We hebben reeds gesproken over het plan , waarbij een brug zal gebouwd worden die de Visserij met de Brusselse poort zal verbinden. De brug, getekend door architect De Broe, zal een lengte hebben van 175 voet. Ze zal gebouwd worden door een vereniging van actionairs, die een tolrecht zullen ontvangen gedurende een aantal jaren." Als we het plan van Gent van 1796 bekijken, zien we dat de wijk van de Visserij enkel bereikbaar was langs de Pasbrug. Op 23 mei 1820 was de eerste steenlegging een feit en op het einde van 1820 waren de brughoofden klaar. Enkele jaren later, in 1832, werd er in de gemeenteraad geklaagd over het bruggeld dat de bewoners van de Brusselse straat, de St-Lievensstraat, enz., meestal arme arbeiders, moesten betalen van hun reeds karige loon. De stad Gent koopt uiteindelijk de brug voor 10.000 gulden te betalen in tien jaarlijkse afbetalingen. Het bruggeld werd afgeschaft op 1 juni 1832. De Koning Willembrug, zo genoemd naar de toenmalige koning der Nederlanden, was de enige brug te Gent waarvoor tolgeld geĂŤist werd om er over te gaan. In 1886 werd de brug herbouwd als vaste, metalen brug. Ze werd een tweede maal vernieuwd in 1930. Uit de "Gazette van Gent" citeren we : "2 mei 1930 : Het verkeer op de Willemsbrug zal geschorst worden van 12 mei tot einde juni;" en op 10 januari 1931: "De brug die van de Visserij naar de Brusselse poort leidt, is eindelijk in orde gekomen. Er

WILLEtv1BRUG

DWARSDOORSNEDE '

.

!

'

rn;__:;:~ 145


liggen nu twee sporen op voor den geĂŤlectrificeerden stoomtramdienst." Van de eerste en de tweede brug zijn geen plannen, tekeningen of foto's terug te vinden, alleen van de brug van 1930 bestaat nog een plan bij de dienst van Bruggen en Wegen. Bij de grote werken, in 1971, aan de Visserijbrug werd ook de Koning Willerobrug herbouwd, ditmaal volledig in beton.

VISSERIJBRUG De eerste Visserijbrug was een dubbele ophaalbrug in hout, soms ook een wip- of valbrug genoemd, geplaatst in 1831. Ze lag stroomopwaarts van het sas of de sluiskom welke gemetseld was bij het graven van het Rommelkanaal (zie 1). Dit bassin werd ook wel eens het Keizersas genoemd. Het was een smalle brug (3,5 m) met een lengte van tweemaal6,5 m. Op 2 april1835 verscheen in de Gazette van Gent het volgende bericht : "Eergisteren, om vier uren naermiddag, is eenen wagen, met houillekolen geladen en met een peerd bespannen, toebehorende aen den heer de Schrijver koopman in

Plan gemaakt op 31 augustus 1836. Aangenomen door college van burgemeester en schepenen op 22 october 1836.

146


kolen op de Visserij alhier, op de valbrug gereden, over eenige jaren door de militaire genie aen de Visscherij verveerdigd, en in dien oogenblik is die brug, die met zeer slechte bouwstoffen gemaekt, zeer vervallen was, onder het wigt van den wagen gebroken, en den wagen, peerd, voerman en twee kooldragers zijn in de vaert gevallen . De drij menschen zijn gered, maer het peerd is verdronken. Dezen ongelukkigen voorval is alleen toe te wijten aan het plichtsverzuim der bevoegde overheyd , die sedert lang die brug had moeten herstellen of ten minste den overtocht van gerij daer op had moeten verbieden." Nog geen twee jaar later, nl. op 7 februari 1837 stort de nieuwe brug terug in : "De nieuwe val-brug, welke de stad op de Visscherij alhier over het Rommelwater had doen maken, is ingestort onder het wigt van eenen wagen met kolen, welken benevens drij werklieden die den zeiven voorstaken, in het water gevallen is. Deze persoonen zijn gelukkiglijk gered." Dat er verder gesukkeld werd met deze brug bewijzen verschillende berichten in de krant, de volgende jaren. Ook in de dossiers steken verschillende brieven waarin om het herstel van de Visserijbrug gevraagd wordt. Vanaf 24 december 1866 was de doortocht met rijtuigen op de brug verboden. Het duurde echter nog tot 1886 vooraleer er een nieuwe brug kwam. Deze laatste, een metalen draaibrug, werd geplaatst aan het andere einde van het sas . Op 25 september 1886 lezen we in de Gazette van Gent : "De werken aan de brug der Visscherij vorderen snel, het bijzonderste deel is reeds afgedaan en binnenkort zal de eigenlijke brug gelegd worden." De oude, bouwvallige brug was reeds gesloopt in 1883. In 1908 was er sprake de sluiskom aan de Visserij te slopen, voor de uitvoering van deze werken moest men wachten tot 1928.

L01J S BERGKAAI

--BASSIN

?\EDEH SCHELDE

~~~~¡~¡, , ->

_/

_",..

SCHELDE

=-rL=T ----~=~,--ho..

Ligging der bruggen.

147

/


Op het einde van de eerste wereldoorlog werd de Visserijbrug verwoest. Ze werd, tijdelijk(!) vervangen door een draaibaar voetgangersbrugje. Dit laatste bleef in dienst tot 1928. "Uit de Gazette van Gent" 1 januari 1928 "De werken aan de Visserij te Gent werden herhaalde malen onderbroken ofwel wegens het slechte weder ofwel wegens het onderwater schieten van de uitgravingen ofwel wegens de onmogelijkheid waarin de aannemer verkeerde om zijn verplichtingen in financieel opzicht na te komen. De voetbrug werd steeds op de beide oevers in bruikbare staat gehouden. Het baanverkeer langs de Visserij zal binnen 3 of 4 maand in orde zijn. De voltooiing is voorzien op 1 november 1928."

30 maart 1928 "Op de Visserij was men eenige dagen geleden bezig met een deel van de rivier af te dijken met ijzeren pontrelles om aan de fondaties voor de nieuwe brug te beginnen. Bij middel eener zuigpomp, door een lokomobiel in werking gebracht, had men het afgedijkte deelleeggetrokken. Dinsdag namiddag was de grond van den afgesloten bassijn reeds zichtbaar toen plots het water er terug in stroomde. Gelukkiglijk bevonden er zich geen werklieden in dien overgrooten kuil, alles is nu wederom te herbeginnen. Woensdag was reeds een duiker ter plaatse om te zoeken langs waar het water binnengestroomd is. Ziedaar een grooten tegenslag in de uitvoering der werken, die reeds meer dan twee jaren duren, tot groot misnoegen van de bewoners van de Visserij." 1 juni 1928 "Men heeft bij middel van dynamiet het overige der fondaties van de oude sluis der Visserij doen springen. Een dier ontploffingen was zoo geweldig dat een groote granietblok geslingerd werd hings over de Vaart tot tegen den muur der Lousbergkaai. Verscheiden huizen der Visserij zijn van pompwater beroofd tengevolge dier ontploffingen." Vrijdag 20 juli 1928 "Men heeft dinsdag bij middel van dynamiet een blok metselwerk van de oud brug der Visserij doen springen. De ontploffing was zoo geweldig dat stukken graniet tot meer dan 70 meter ver werden geslingerd."

148


Vrijdag.14 september 1928 "De werken aan de Visserij vorderen naar wensch. Kaaien en brughoofden zullen einde dit jaar afgewerkt zijn. Dan blijft er nog enkel de brug te leggen. Men voorziet dat ze rond half 1929 voor het verkeer zal klaar zijn en ten dienste gesteld worden. Het zal een hefbrug zijn in den zin der Dampoortbrug, 6 m breed voor 't gerij en 2 voetpaden elk 1,5 m breed. De vaargeul18 m, voor de binnenscheepvaart een buitengewone geschikte breedte." 24 januari 1930 "De nieuwe brug, welke de Visserij met de Scheldekaai verbindt, zal eerlang in gebruik worden gesteld." Maart 1930 "De mensen die in de onmiddellijke nabijheid der nieuwe (Visserij)brug wonen doen opmerken dat de benaming van brug van den kom der Visserij onjuist is daar deze kom verdwenen is. Het ware logischer en eenvoudiger de brug te noemen : Visserijbrug." De ophaalbrug werd in mei 1940 vernietigd en tijdelijk vervangen door 2 smalle wipbrugjes, welke gedurende gans de oorlog dienst deden (zie foto's). Uit "Vooruit", 25 maart 1946 "Nog de bruggen aan de Visserij Wij wezen er reeds op dat het een fout was tussen de Visserij en de Scheldelaan geen vaste brug te hebben voorzien. Het beheer der Bruggen en Wegen heeft een gelegenheid laten ontglippen om een durvende politiek met moderne opvattingen toe te passen. Het aanbrengen der lichte helling die genoemde vaste brug zou vereist hebben, ware tevens een gelegenheid geweest om de brug tussen de Keizerpoort en de Visserij op te hogen en te herstellen. Nu zal er toch aan de brug moeten gewerkt worden, daar zij zich in een zeer slechte toestand bevindt. Maar sommige menschen blijven lapmiddelen verkiezen boven maatregelen die vallen in het algemeen kader van een vooruitstrevende urbanisatiepolitiek." De ophaalbrug werd na de oorlog vernieuwd door verschillende aannemers. Zo werden, van 16 mei tot 7 juni 1946, de rijvloer ende voetpaden gelegd (in eikenhout) door de firma Deprèt Frères, voor de prijs van 270.157. Het begin dezer werken was vastgesteld op 15 april doch het slechte weder besliste er anders over. De brug was terug in gebruik op ... (niets in dagbladen van 1946).

149


In 1947 werden de wipbrugjes afgebroken om terug gebruikt te worden aan de Nieuwe Wandeling, waar ze in 1983 nog steeds dienst deden! Op het einde der jaren zestig, toen het verkeer te Gent steeds maar drukker werd, zocht men een oplossing voor de vernauwing en opstopping aan de Willembrug en de Visserijbrug. Immers zolang de ringvaart niet open was, vaarden jaarlijks circa 20.000 schepen door de brug, met een totale lading van ruim 4 miljoen ton. De brug werd gemiddeld 38 maal per dag voor de scheepvaart opengesteld en dus voor het verkeer gesloten. Door de bouw van een overbrugging van de Keizerpoort met in het verlengde een nieuwe brug rechtop de Vlaamse kaai zou niet alleen de gelijkgrondse kruising aan de Keizerpoort verdwijnen maar ook de opstopping aan de Visserijbrug. Over de realisering van deze plannen verschenen in verschillende dagbladen uitgebreide artikels, zo ook in dagblad "Het Volk" Uit dit laatste laat ik hierna de meest interessante stukken in chronologische volgorde de revue passeren. Uit dagblad "Het Volk" van donderdag, 4 januari 1.968 : "Sinds verscheidene weken zijn er aan de Keizerspoort te Gent, werken aan de Schelde in uitvoering, met het oog op de bouw van een lange viaduct die over het water heen de Keizersvest met de Vlaamse kaai zal verbinden. Hierdoor hoopt men het verkeer op de kleine ring aanzienlijk te vergemakkelijken, door de uitschakeling - voor het doorgaande verkeer van de Visserijkombrug en de Koning Willembrug. Doordat ĂŠĂŠn der pijlers van de verhoogde weg in de Schelde zal moeten gebouwd, wordt deze waterloop thans enigzins verlegd. Hierdoor diende een deel van het Zuidpark (men bedoeld hier het Keizerpark) weggenomen. Zodoende zal het waterverkeer even vlot kunnen verlopen. Deze gedeeltelijke rechttrekking van de Schelde zal anderszijds ook de waterafvoer vergemakkelijken. Deze werken worden voor rekening van het wegenfonds uitgevoerd door Openbare Werken, dienst Waterwegen. In het voorjaar (april) zullen de werken voltooid zijn. Reeds vroeger hebben we melding gemaakt dat de bouw van de verhoogde weg is toegewezen. De aannemer zal tijdelijk van het deel van het stadspark kunnen gebruik maken voor het opslaan van zijn materiaal." Op 13 maart begon men met de voorbereidende werken voor het aanleggen van de verhoogde weg over de Keizerpoort.

27juni1968 "Verkeer door Gent zwaar op de proef gesteld. Het is voor de chauffeur die thans door Gent moet geen pretje ... als het dit ooit geweest is. Het is nu al jaren dat het steeds toenemend verkeer- vooral het zwaar doorgaand verkeer - hinder ondervindt van de stad met de vele bruggen." 150


V oor het verbeteren van deze toestand waren in Gent en omgeving verschillende reusachtige werken in uitvoering of gepland : de E 3 weg, de ringweg, de verhoogde weg over de Keizerpoort, de tunnel aan de St-Lievenspoort. Tijdens de werken aan de Keizerpoort was de Lousbergbrug buiten gebruik van begin juni tot einde juli 1968. (voor dringende herstelling van het wegdek- zie Lousbergsbrug) zodat zich tijdens die periode regelmatig vanaf de Visserijbrug tot aan de Dampoort een rij auto's vormde. "Het gehele reusachtige werk aan de Keizerpoort - aanbesteed voor een bedrag van 132 miljoen - was voorzien in drie fasen : 1. Aanleg wegen StLievenspoortstraat tot aan de Keizerpoort, 2. Aanleg verhoogde weg vanaf de Karperstraat (Vlaamse kaai) tot aan de Visserijbrug en 3. De brug zelf als verbinding van de eerste en tweede fase. Er waren in totaal 550 werkdagen voorzien doch... door onvoorziene omstandigheden tijdens de uitvoering van de 2e fase werd het werk gedurende verschillende maanden stilgelegd en liep aldus een grote vertraging op (zoals we verder zullen zien)." 21 november 1968 "De tweede fase tot het oprichten van een nieuwe brug aan de Keizerpoort is aangevangen. Hiervoor worden thans aan de koning Willembrug drie huizen afgebroken, waarover dan het tweede deel van de brug zal lopen." Vrijdag 19 december 1969 "Overbrugging van 48 meter, spectaculairste stuk tussen Vlaamse Kaai en Keizerpoort." Onder deze hoofding verscheen terug een uitgebreid verslag over de werken aan de Visserijbrug. Ik laat enkele regels volgen "De overbrugging heeft een lengte van Âą 50 m van aan de Kreeftstraat tot aan het volgend steunpunt, een pijler. Voor de tweede fase der werken waren oorspronkelijk 250 werkdagen voorzien. Er kwam echter een kink in de kabel doordat men stuitte op oude funderingswerken van kademuren, waarop later wegen werden aangelegd, zodat het ontwerp gedeeltelijk moest veranderd worden. Deze verandering diende goed gekeurd te worden door het Ministerie vanOpenbare Werken (wat, zoals gewoonlijk, met enige vertraging verliep). Het gevolg was dat de tweede fase slechts kon aangevat worden zeven maanden na de aanleg van de eerste zijwegen en het begin der helling m.a.w. het werk lag gedurende zeven maanden stil(en dat terwijl het verkeer meestalm de knoop lag). Ook de Willembrug wordt afgebroken en vervangen door een vlakke brug waarover de weg voor hetlokale verkeer wordt aangelegd~ die.verder langs de Visserij loopt." 151


De nieuwe Visserij - en Koning Willerobrug tevens het viaduct over de Keizerpoort , gezien vanuit het Keizerpark . N .B. EĂŠn der mooiste realisaties van de laatste jaren.

Visserijbrug 1942 (Foto: Ministerie Openbare Werken) .

152


20 januari 1970 "Zwaar verkeer binnenkort niet meer over Visserijbrug Aangezien de Visserijbrug het dreigt te begeven wordt het zwaar verkeer rondgeleid langs de Visserij en over de Lousbergsbrug." 18 december 1970 "De nieuwe brug naast de Koning Willembrug is voor het verkeer opengesteld. Thans zal de oude Willembrug worden afgebroken." 5 februari 1971

"Ringlaan over Keizerpoort in juli klaar voor verkeer Woensdagnacht heeft men over de Keizerpoort en over de Brusselse poortstraat de zes balken gelegd ten behoeve van de verdere afwerking van de ringlaan. Het leggen van de balken, elk 36 m lang en met een gewicht van 70 ton, brengt het einde van deze grootscheepse werken een beetje dichter bij. De uitvoerende firma, Sotrahy, stuitte tijdens de derde fase van het werk op oude vestingen die tot 6 m onder de grond staken." "Op vrijdag 2 juli 1971 werd de nieuwe brug getest. In de maand augustus zal de ophaalbrug aan de Visserij worden afgebroken." Donderdag 12 augustus 1971 "Vandaag openstelling brug Keizerpoort Kunstwerk {180 miljoen) voor vlotter verkeer op binnenring Gent. Het werk aan de Visserijkombrug en de Willembrug is nog niet volledig ten einde want de opritten, kant Lousberg en komend van de Brusselsestw. zijn nog niet klaar. Het doorgaand verkeer krijgt evenwel reeds de vrije baan. De Keizerpoort is voor het verkeer niet alleen steeds een flessenhals geweest, maar ook een stopplaats doordat de Visserijkombrug voor de scheepvaart diende opengedraaid. Dat zal nu voortaan tot het verleden behoren, want de voorziene constructie is van die aard dat alle mogelijke wegcombinatie's blijven behouden, terwijl _ook voor de voetgangers een oplossing is bedacht. Het einde van de nog uit te voeren werken is voorzien tegen eind september 1971. Dit reusachtige werk werd in maart 1968 begonnen. De werf diende om technische redenen (hiervoor vermeld) een achttal maanden te worden stilgelegd. De constructie van dit kunstwerk, met een lengte van 350 m en een breedte van 17 m, was een spectaculaire onderneming, vooral toen de geprefabriceerde balken dienden gelegd, waaronder stukken van 48 m lengte en de zwaarste die ooit in dit soort werden gemaakt. Er werd gedurende al die jaren door ongeveer 70 personen aan gewerkt onder de leiding van werfoverste Cerfontaine en conducteur Comu, dit 153


Visserijbrug 1946. (Foto's Ministerie Openbare Werken)

154


alles onder toezicht en in opdracht van het Ministerie van Openbare Werken. Vermelden we nog dat de overbrugging vier rijstroken bevat met verbredingen aan de op- en afritten. Bij het bekijken van tekeningen en foto's zal echter alles veel duidelijker zijn dan tien beschrijvingen." Jaar

Soort

1837 Dubbele wipbrug 1886 Metalen draaibrug 1930 Ophaalbrug 1946 Ophaalbrug 1971 vaste in beton

Lengte

Vrije Proef Breedte van : rijweg voet- door- hoogte pad vaart

13

3,5

22,7

6 13

2x 1,5

18 18

5,35 400 Kgtm2 4x32ton

NOTEN

{1) Uit: "De oude straatnamen van Gent" door Dr V. Fris {1925) "Visscherij, loopt van de Van Eyckbrug en de Slachthuisbrug tot de Koning Willembrug. De vaart "De Visscherij of het Rommelwater werd gegraven in 1752 van aan den westelijken gracht van het aloude Spanjaardkasteel tot aan de Nederschelde. Daardoor werd de vaart Visscherij den bijzondersten arm van den stroom, terwijl de oude arm der Schelde nog alleen eene afwateringsvaart werd. De plaats waar de vaart van 1752 werd gegraven heette reeds in 't begin der 16de eeuw de Visscherije." (2) Uit : "De Visserij" door Guido Deseyn (Gentse vereniging voor industriele archeologie en textiel) "Het Rommelwater zal zijn naam naar het lawaai van de vele draaiende waterraderen en het woelige uitgestoten water van de vele watermolens wel niet gestolen hebben." Volgens de brugwachters was de Visserijbrug de slechtse brug om te bedienen en wel om twee redenen : 1. Een zeer druk verkeer van boten welke uit drie verschillende richtingen kwamen. Daardoor had men meestal de tijd niet om zelfs behoorlijk te eten. 2. Een zeer druk wegverkeer dat men goed moest gadeslaan bij het sluiten van de slagbomen.

M.LABYN ('t Vervolgt)

155


ONZE PUZZEL 1987 EN HENDRIKVAN GENT In de opgave van onze Puzzel (Gh. T. 1987- Nr. 6- p. 342) hadden wij in verband met de plezanterik Theodoor Schellinck die de gekleurde brilleglazen liet uitvinden door de geleerde Hendrik van Gent, geschreven : "een personage dat nooit bestaan heeft". Menslief, hebben wij dààr een flater begaan !! Wij wilden natuurlijk zeggen : er heeft nooit een geleerde Hendrik van Gent bestaan die ook nog fungeerde als progressieve opticien. Maar ja, het stond er: er heeft nooit een geleerde Hendrik van Gent bestaan. Het is juist in "Ghendtsche Tydinghen" dat ge zo iets moet schrijven ! Het duurde niet lang vooraleer er dreigende stemmen opgingen en wij serieus op de vingers getikt werden voor deze roekeloze uitspraak. Zowel de Quizmaster als de Redactie hebben er nachten van wakker gelegen. Hendrik van Gent heeft natuurlijk bestaan en het was precies de specialiteit van Theodoor Schellinck om in zijn vervalsingen een aantal exacte feiten te verweven, zodat het geheel gemakkelijker en zonder argwaan als waar werd aangenomen. Mevrouw Christiane Van Winckel schreef ons : "Geachte Heer Quizmaster, Mag ik u in verband met de puzzel 1987 het volgende mededelen ? Ik heb bezwaar bij de formulering van vraag 3 : " ... verkondigde dat de brillen met gekleurde glazen uitgevonden werden door de Gentse geleerde Hendrik van Gent, een personage die nooit bestaan heeft." Dat Hendrik van Gent nooit de brillen met gekleurde glazen heeft uitgevonden, daar weet ik niets van af. Als hij het niet is, zal een ander op het idee gekomen zijn, dat is hier niet de kwestie. Dat de Gentse geleerde Hendrik van Gent nooit bestaan heeft is een andere zaak. Er heeft wel degelijk een Hendrik van Gent bestaan. Dit blijkt niet uit de tekst. Informatie over H. v. G. kan men vinden in de meeste grote encyclopedieën, telkens onder het trefwoord "Hendrik van Gent", bijvoorbeeld : - Grote Winkier Prins Encyclopedie in 25 delen, deelll (1981) -Standaard Encyclopedie. Panorama der Wereld in kleur, deel6 (1968) - Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie in 25 delen, deelll (1975) - Grand Larousse Encyclopédique en dix volumes, tome 5 (1962) -Grand Dictionnaire Encyclopédique Larousse (10 volumes), tome 5 (1983) - The Encyclopedia Americana. International Edition, Volume 14 (1983) Alle hogervernoemde encyclopedieën kunnen worden geraadpleegd in 156


de leeszaal van de Stadsbibliotheek, Kouter, te Gent. Het meest uitvoerig recent artikel over Hendrik van Gent is te vinden in het Nationaal Biografisch Woordenboek (Brussel, Paleis der Academiën), deel 8 (1979), kolom 377-395, waarvan 5 kolommen bibliografie, van de hand van R. Macken. Deze uitgave is te raadplegen in ons Documentatiecentrum. De hiernavolgende gegevens worden aan dit artikel ontleend. Hendrik van Gent (Henricus de Gandavo) is een wijsgeer en theoloog uit de 13e eeuw, zoals zijn naam het suggereert, waarschijnlijk te Gent geboren, en overleden op 29 juni 1293; de plaats is onbekènd. Hij bezette van± 1275-76 tot ± 1291-92 een leerstoel in de godgeleerdheid aan de Universiteit van Parijs. Hij was tegelijkertijd aartsdiaken, eerst van Brugge, dan van Doornik. Hij wordt over het algemeen aangezien als één der belangrijkste middeleeuwse denkers van de Universiteit van Parijs en waarschijnlijk de belangrijkste middeleeuwse wijsgeer en theoloog uit de Nederlanden. Voor zijn gedachtenwereld bestaat thans toenemende internationale belangstelling. De Universitaire Pers van de Katholieke Universiteit van Leuven is daarom begonnen met de publikatie van zijn volledige werken (Henrici de Gandavo Opera Omnia). Drie delen, verzorgd door R. Macken zijn reeds verschenen in 1979-1980. Er zijn 46 delen gepland. De reeks wordt uitgegeven te Leuven, University Press, en te Leiden, E.J. Brill." De Heer Peter Scbmidt, Professor van Exegese aan het Bisschoppelijk Seminarie van Gent en bibliothecaris van de ongelooflijk rijke bibliotheek van deze instelling, was een van de eersten om onze aandacht te vestigen op de ongelukkige formulering in Vraag 3. Aangezien hij heel wat scheen af te weten van deze materie, hebben wij hem gevraagd of hij, ter intentie van onze lezers, niet een kort artikeltje kon schrijven over dit onderwerp. Dit kon, zei hij onmiddellijk, en het is met dank dat wij het hier laten volgen. HENDRIK VAN GENT Door specialisten van de middeleeuwse filosofie wordt Hendrik van Gent algemeen beschouwd als een van de belangrijkste, de diepste denkers van de 13e eeuw. De West-Europese filosofie van de 13e eeuw moet natuurlijk in haar historische context gezien worden. En deze historische context is die van de periode van de zogenaamde Scholastiek of de filosofie van de scholen. De periode van de Scholastiek wordt beschouwd als het hoogtepunt van de eigenlijke middeleeuwse wijsbegeerte. Deze middeleeuwse wijsbegeerte had natuurlijk haar eigen karakter. Het is een wijsbegeerte met sterk dogmatische inslag, een wijsbegeerte van vóór de opbloei van de empy157


rische wetenschappen, of vóór de opbloei van de grote kritische filosofie van de 17e en 18e eeuw. Het is ook een filosofie die heel sterk aanleunt bij de religieuseen theologische vraagstellingen die bijna gedomineerd wordt door de theologie en die in ieder geval gedomineerd wordt door de christelijke atmosfeer, door het christelijk geloof dat in de Middeleeuwen gemeen goed is. Men kan nochtans niet bestrijden dat de middeleeuwse filosofie heel diepe, heel intelligente denkers heeft voortgebracht en Hendrik van Gent is ongetwijfeld één van hen. De middeleeuwse filosofie, nauw samenhangend dus met de theologie, is zeer sterk beïnvloed door de vraag naar de verhouding tussen geloof en rede, de verhouding tussen het algemeen aanvaarde principe van de christelijke openbaring enerzijds, en anderzijds de nood van de mens aan redelijk begrijpen en redelijk verstaan. Ook de Middeleeuwen waren volledig door dit probleem benomen. Om die verhouding te denken tussen geloof en rede hingen zij ook sterk af van de antieke filosofie, meer bepaald van Plato die een enorme invloed had uitgeoefend in de Westerse filosofie, voornamelijk door toedoen van de geniale kerkvader Aurelius Augustinus en ook, in de 13e eeuw, door de filosofie van de leerling van Plato, Aristoteles, die in het Westen verspreid was door toedoen van de Arabische filosofen. Men kan, grosso modo, de 13e eeuwse filosofische strekkingen indelen in het zogenaamde Augustinisme dat, filosofisch gezien overwegend van Platonische strekking was en anderzijds het Aristotelisme dat dus filosofisch gezien afhing van Aristoteles, dat in feite een verzoening tussen de filosofie van Aristoteles en de Christelijke leer poogde tot stand te brengen. De belangrijkste 13e eeuwse vertegenwoordiger van het Augustinisme is de Franciscaan Johannes Fidensa, beter bekend als Bonaventura. En de belangrijkste vertegenwoordiger van het aristotelisch denken is niemand minder dan Thomas van Aquino. Thomas van Aquino was dominicaan, Bonaventura was franciscaan en dat vertegenwoordigt ook wel goed de controverse in het algemeen. Het is namelijk zo dat de filosofisch-theologische strijd tussen de scholen terzelfdertijd ook een soort strijd was tussen de orden, en dan meer bepaald tussen de dominicanen en de franciscanen. Het centrum waar deze strijd gevoerd werd of waar de filosofische discussies hoogtij vierden was de belangrijkste universiteit van die tijd, namelijk de Sorbonne van Parijs. Over nu naar Hendrik van Gent. Hendrik van Gent staat een beetje buiten de strijd van de scholen. Hij verschijnt meer als een enkeling, meer als een eenzame figuur, onafhankelijk van de scholen. Onafhankelijkheid lijkt wel een goede Gentse trek te zijn, maar in zijn denken is hij ongetwijfeld beinvloed door het platonisme en door het augustinisme, veel meer dan door de strekking Aristoteles. Hij heeft trouwens een rol gespeeld in de beroemde veroordeling van het 158


aristotelisme en het thomisme die door de Sorbonne in 1277 werd uitgesproken. Iets over zijn levensloop. Hendrik van Gent werd te Gent geboren omstreeks het jaar 1217. Over de eerste decennia van zijn levensloop weten wij heel weinig. Hij was een seculier priester en in 1267 kanunnik geworden van het kapittel van Doornik. Het zal de lezers van "Ghendtsche Tydinghen" wel niet verbazen te vernemen dat Gent en Brugge in die tijd kerkelijk afhankelijk waren van het bisdom van Doornik. Vanaf 1267 zien wij hem theologie studeren in Parijs. Men studeerde blijkbaar op hoge leeftijd in die tijd en in Parijs zal hij vanaf 1277 als Doctor cursussen verzorgen. Hij wordt een heel bekend en heel invloedrijk leraar. In 1276 is hij aartsdiaken van Brugge geworden en in 1278 zien wij hem terug als aartsdiaken van Doornik. Hendrik van Gent zal aan de Sorbonne les geven tot kort voor zijn dood, namelijk tot in 1292. Hij zal in de periode van zijn theologische studies en zijn theologisch onderricht ook deelnemen aan verschillende concilies, meer bepaald het Concilie van Lyon in 1274 en ook de Synoden van Keulen en Compiègne. Hij sterft in Doornik op 29 juni 1293. Zijn hoofdwerken dragen als titel "Quodlibeta" en ook een "Summa Theologica". Hij schreef daarenboven ook commentaren op de fysica en de metafysica van Aristoteles, hoewel hij de aristotelische visie niet deelde. In de traditie hebben de grote meesters uit de Scholastiek allen een bijnaam gekregen waardoor zij algemeen bekend zijn. Zo draagt Thomas van Aquino de naam van Doctor Angelicus, de engelachtige leraar of Doctor Communis, de algemeen aanvaarde leraar. Bonaventura heeft de naam gekregen van Doctor Seraphicus, de serafijnse leraar. Welnu, aan Hendrik van Gent heeft men in de traditie de titel verleend van Doctor Solemnis, de verheven of plechtstatige leraar. Hoewel verschillende van zijn theorieën reeds tijdens zijn leven bestreden werden, schijnt de invloed van Hendrik van Gent in de Nederlanden en daarbuiten zeer groot te zijn geweest. Hij heeft vooral invloed gehad op het post-middeleeuws platonisme en werd van de 14e tot de 18e eeuw nog algemeen gelezen. We geloven dan ook dat Gent terecht fier kan zijn op deze belangrijke figuur uit de geschiedenis van het middeleeuws denken. Peter SCHMIDT Conclusies 1. Wij geloven oprecht dat de ongelukkige formulering in kwestie de oplosbaarheid van de puzzel niet beïnvloed heeft. 2. Wij zijn blij met deze kleine misstap, want zonder hem zouden veellezers van Gh. T. nooit geweten hebben dat er een Hendrik van Gent bestaan heeft en wie hij was. 159


GENTSE REVOLUTIONAIRE FIGUREN DEEL ll. CONSTANT HOPSOMERE Onder de Gentse personaliteiten die zich op een onvoorwaardelijke wijze achter de principes van de Franse Revolutie schaarden, toen in november 1792 de troepen van de la Bourdonnaye Gent binnentrokken, bekleedde Constant Hopsomere een voorname plaats. Op het eerste zicht kan men zich daarover verwonderen. Inderdaad, geboren in 1752 naderde de man de veertig jaar. Men kan dus moeilijk zeggen dat hij handelde onder invloed van jeugdige onbezonnenheid. Hij was jurist, oud-student aan de Leuvense universiteit, onderlegd en welbewust van de draagwijdte van zijn woorden en daden. Hij is welstellend, om niet te zeggen steenrijk .. De documenten waarover wij beschikken zeggen dat hij rentenier is, en voor zover de inlichtingen juist zijn die vermeld staan op de niet gedateerde stukken van het Scheldedepartement van omstreeks 1795 die melding maken van "les habitants du département de l'Escaut qui jouissent d'une fortune remarquable" (1), is hij de meest vermogende burger van het departement met een jaarinkomen van 125.000 livres (fig. 1). Hij bezit op het St.-Miebielsplein te Gent een weelderig hotel (2). We bevinden ons hier dus niet in het gezelschap van iemand die zich uit haat tegen de bezittende klasse tot het nieuwe ideeëngoed bekeert, noch uit jaloezie, noch uit bezitsdrang. Het is juist dat illusies hem toen nog konden vergeven worden. Parijs was wel het schouwtoneel geweest van woelige gebeurtenissen, maar de bloedige terreur zoals die te Lyon en te Nantes, hadden nog niet plaats gehad. Zeker, de koning was aangehouden en men sprak van zijn proces, maar dat ging de Belgen niet aan en interesseerde hen ook niet, gezien zij nooit zijn onderdanen geweest waren, die daarenboven nog maar enkele maanden tevoren tegen hun eigen wettelijke vorst in opstand gekomen waren. Tenslotte had de Conventie verklaard af te zien van elk bezitsrecht op de veroverde gebieden en de manifesten van Dumouriez uitgesproken te Valenciennes en Mons beloofden de Belgen vrijheid en riep hen op binnen de kortste keren een door het volk verkozen regering te vormen en dit zonder de minste Franse tussenkomst. De psychologie van Hopsomere schijnt eigenaardig. Hij is leerling geweest bij de Jezuïeten of de Augustijnen, de enige twee orden die gedurende zijn jeugd onderwijs verstrekten te Gent. Hij is leerling geweest aan de Leuvense universiteit tot 1777 waar hèt ultramontanisme (3) regel was en waar hij de discussies moet meegemaakt hebben over het Fébronianisme (4) maar dat toen nog niet te lijden had van de maatregelen van Maria-Theresia en vooral Jozef 11. Zijn vorming is door en door christelijk geweest en zijn anticlericalisme is enkel te verklaren door een intellectuele evolutie door de lectuur van Franse (filosofische) werken, ook het gedachtengoed

160


Fig. 1. "Hopsomers" (sic) staat bovenaan de lijst van de inwoners van het Scheldedepartement die van een aanzienlijk inkomen genieten (zie voetnota 22).

161


van het advocatenmilieu speelde een rol en uiteindelijk eerst de ont·... b I .S C 0 U R S goochelingen, daarna de woede - PRONONCÊ P .AR over de politiek van Vander Noot en van Eupen (5) . Hopsomere is een • CITOYEN HOP_SOMEREt haatdragend Vonckist - zoals zovePn:sitkn.t de J7.Admw.str.ali~-:. tlJJ Dipartcmu:t tk len· van zijn landgenoten - en ziet . :f'.· L'ESCAUT, Ie. jolU'..tlt. la c.û druiön tk la ,Flt~ pour /' anni vvst:in Jç U jli..Sit. pun.iti~ '!' . ander heil voor zijn land en geen . . ~W Roi Ju _Franrair. ·. • ' ~ · · -zijn ideeën dan de Franse interven.. tie die hij dan ook dadelijk en met volle overtuiging steunt. Onmiddellijk na het binnentrekken ___,., .._. van de Fransen, sluit hij aan bij de "Club des Amis de la Liberté et de l'Égalité" (6). Toen er sprake was van de benoeming van 60 tijdelijke vertegenwoordigers van de stad Gent bij de Belgische Nationale Conventie die in België het wettelijk gezag moest gaan uitmaken maar die nooit het daglicht zag , stelde Meyer, die niets aan het toeval overliet, op eigen houtje de lijst van deze vertegenwoordigers op en Fig. 2. "Redevoering door burger Hopso- plaatste daar ook Hopsomere bij, mere, voorzitter van de Administratie v.h. wat bewijst dat zijn revolutionaire Scheldedepartement, de dag v.d. viering ideeën welbekend waren. Het is hij v.h. feest van de verjaardag van de juiste die zal uitgekozen worden om naar en rechtvaardige bestraffing van de laatste het hoofdkwartier van generaal Franse koning ." (R.U.G. G. 3593) Niet Dumouriez te Luik te gaan om te gedateerd. bepleiten dat de zetel van deze hogergenoemde conventie te Gent en niet te Brussel zou gevestigd worden. Hij verwelkomde met groot enthousiasme het decreet van 15 december 1792 dat nagenoeg het hele land onder het gezag van de commissarissen van de Conventie stelde en daarmee het oorspronkelijke plan van Dumouriez en zijn onafhankelijkheidsbeloften reeds voor een groot deel de kop indrukte. Hij nam deel aan de manifestatie in de St. -Baafskathedraal (7) in de loop van dewelke de gehechtheid van de stad Gent aan Frankrijk gevraagd werd. Hij achtte zich hierdoor geenszins gecompromiteerd en daardoor emigreerde hij ook niet na de Franse nederlaag te Neerwinden (8) en verheugde zich openlijk over de terugkeer van de Fransen na de overwinning te Fleurus (9). Toen hij benoemd werd als lid van de stedelijke administratie, manifesteerde hij zijn burgerzin door zijn bijdrage aan de 1

--~---,-.

.

.::;

-:-·.·-:·

'

162


, ..

.. f

-~ ,_· / '

/

.,. .:,, verplichte lening , die bepaald was

op 2.000 livres , uit eigen beweging te verhogen tot 4.000 livres. Hij -~ .D I S C 0 U R S. stelde voor het "Comité de Salut .•. ._ Ó N 0 1'f C t Public" (10) een schrijven op waarbij hij van zijn gehechtheid van de stad Gent aan Frankrijk blijk gaf. Hij ging deze afgeven en verdedigen te Parijs . Toen de "Administration centrale et supérieure de la Belgique" (11) opgericht werd , vertegenwoordigde hij er vanaf 10 juni 1795 de stad Gent (Fig. 2 en 3) . Na de staatsgreep van Fructidor (12) organiseerde hij op de Kouter een grote manifestatie die hij zelf voorzat en tijdens dewelke hij " une haine éternelle à la royauté" zwoer (13) . Regeringscommissaris Bouteville gaf als volgt verslag aan de "Ministre de la Police générale" : "Le citoyen Opsomere m 'a tout à la fois frappé par son extérieur simple et modeste et par la sagesse et l'excelFig. 3. Redevoering door de voorzitter lence de ses principes" (14). van de Centrale Administratie v.h . Schel- Na een eerste nederlaag bij de dedepartement (Hopsomere) ter gele- verkiezingen van het jaar V (15) genheid van het feest van de Volkssouwerd hij uiteindelijk dank zij de te vereiniteit (R . U. G . - G . 3592)- Niet gedaduchten intimidaties van Du Bosch teerd . " Commissaire du Directoire exécutif" (16) van het Scheldedepartement en misschien door het effect van de corruptie verkozen in de Raad der Vijfhonderd (17). De commissaris van het Directoire schreef over hem naar de Minister van Binnenlandse Zaken : " Hopsomere , administrateur du Département ,il est impossible de trouver un patriote plus prononcé ; probité et moralité au dessus de tout soupçon" (18). Daar hij voorstander was van de staatsgreep van 18 brumaire (19), werd hij tot lid benoemd van het Wetgevend Lichaam waarin hij zou zetelen tot 1803 , datum waarop hij naar Gent terugkeerde en geen enkele functie meer in de administratie van het Consulaat of het Keizerrijk bekleedde. Hopsomere vergat nooit dat hij Gentenaar was . Met de hulp van Van Hulthem stichtte hij de plantentuin en de universiteitsbibliotheek in de lokalen van de Baudeloo-abdij en het was met energie dat hij voor de Raad van Vijfhonderd de zaak van de St.-Pieterskerk bepleitte, die van de vernieling ·~'"'.

163


gered werd door Van Hulthem en dank zij Hopsomere "Musée départemental" werd en het statuut bekwam van "lnstitution nationale confiée au Département de l'Escaut" (20). A posteriori een oordeel vellen over een man, daar waar de documenten en getuigenissen mekaar dikwijls en overvloedig tegenspreken is een moeilijke zaak, vooral als de betrokkene geleefd heeft in een overgangsperiode van de geschiedenis. Men kan van Hopsomere zeggen dat hij onbaatzuchtig was. Hij had daar eigenlijk geen grote verdienste aan, gezien hij reeds zeer vermogend was. De oprechtheid schijnt de dominante trek in zijn karakter te zijn. Hij doet geen toegevingen, schippert niet, maar gaat recht op zijn doel af en dit onder alle- omstandigheden, want hij gelooft in de juistheid van de principes die hij verdedigt. Door het feit van zijn oprechtheid is hij loyaal : hij vleit nooit; noch de autoriteit, noch de personen in hun :verschillende hoedanigheden. Hij heeft een diep respect voor de wet, die volgens de principes van Rousseau komende van een goed volk, niet anders dan goed kan zijn en de uitdrukking is van de wil van de hele natie. Bijgevolg is hij overtuigd dat de klerus en vooral de monniken de vijanden zijn van de Republiek en, zonder een aanhanger te zijn van vervolgingen, verheugde hij zich over de afschaffing van de Tienden (21) aangezien hij er een mogelijkheid in zag de kerk te verzwakken. Het was zeker niet om de zware last die op de landbouwgemeenschap woog te verzachten dat hij deze daad stelde, want hij was geen sociaal wezen. Hopsomere heeft slechts weinig gemeen met Van Hulthem, Van Wambeke, Graham, De Caigny, de Graeve of Du Bosch -die geen Gentenaar is-. In de waaier van Gentse revolutionaire figuren neemt hij een aparte plaats in. Maar door de plaats die hij in Gent bekleedde, het fortuin waarover hij beschikte, het prestige dat van zijn functies uitging, is hij voor velen een toonbeeld geweest. En dat was de reden waarom hij gevaarlijk was. Femand LELEUX "Figures révolutionnaires gantoises." Vertaling, verklarende nota's en documenten Eddy LEVIS NOTEN (1) Vertaling: "De inwoners van het Scheldedepartement die van een aanzienlijk fortuin genieten". (2) Op de plaats van de vroegere garage Ford- Plasman en de huidige Volksdepositokas. (3) Zie voetnoot nr. 9 van deel I : "Revolutionaire Gentse Figuren". (4) Fébronianisme : Dit is de leer die Johann Nikolaus von Hontheim, een Duits Rooms-katholiek kanonist ("Trier 27-1-1701, tMontquentin in Luxemburg op

164


2-9-1790) onder het pseudoniem Justinus Febronius publiceerde in zijn "Statu Ecclesiae deque legitima potestate Romani Pontificus" in 1763, die de leer bevatte over de verhouding paus-bisschoppen. Hij studeerde o.m. te Leuven, waar hij bemvloed werd door de oud-katholieke theoloog Z.B. van Espen. In 1748 Wijbisschop van Trier. In 1764 werd het Febromanisme door paus Clemens XIII veroordeeld. In 1778 herriep hij onder druk zijn leer, maar zijn latere geschriften (m.n. Commentarius in suam retractationem, 1781) tonen aan dat zijn inzichten weinig veranderd waren. Hontheim betoogt dat de pausen in de loop der tijden allerlei machten hebben geĂźsurpeerd. Hij stelt dat het oppergezag in de kerk berust bij het gelovige volk en dat de uitoefening van dit gezag toekomt aan de dienaren van de kerk, de bisschoppen. Alle bisschoppen bezitten gelijke macht. Dit betekent niet dat Hontheim het primaatschap loochent; hij erkent dat het primaatschap voor de kerkelijke eenheid onontbeerlijk is, dat het door Christus werd ingesteld en dat de vroegere kerk de bisschop van Rome als primaat beschouwde. Met uitzondering van het primaatschap, bezitten evenwel alle bisschoppen dezelfde macht als de paus, die slechts primus inter pares (de eerste onder zijns gelijken) is. Uit deze episcopale visie vloeit de conciliaire theorie voort, volgens welke de paus ondergeschikt is aan het algemeen concilie, waarvan de definities slechts algemeen geldend zijn wanneer zij de opvattingen van het universele gelovige volk uitdrukken. Hontheim verzocht paus Clemens XIII vrijwillig afstand te doen van de machten die het pausdom zich in de loop der geschiedenis op onrechtmatige wijze heeft toegeĂŤigend en riep de wereldlijke vorsten op, zo nodig, hulp te verschaffen met het oog op het herstel der oorspronkelijke kerkorde. Het Febronianisme beantwoordde dus aan de toenmalige anti-pauselijke stromingen. (5) De opstand was eigenlijk voorbereid en uitgevoerd door de vooruitstrevende Jan Frans Vonck, een bescheiden en geletterd man, die niets had van een volksmenner, en zijn aanhangers. Toch gelukte het Van der Noot, het hoofd van de uiterst behoudsgezinde Statenpartij, zich van deze geslaagde omwenteling meester te maken. De meeste vrijwilligers hadden nochtans niet de wapens opgenomen om in alle gewesten de verouderde voorrechten van een handvol abten en edelen, die niet eens gans de geestelijkheid en de adel billijk vertegenwoordigden, en van de besturen en de ambachten van een paar grote steden in ere te zien herstellen. Dit was nochtans wat de Brusselse advocaat Van der Noot en zijn aanhangers, de "Statisten" of "Staatsgezinden", wensten. Vijanden van elke hervorming, wilden zij de verouderde Gewestelijke Staten ongewijzigd in leven houden. Zij werden gesteund door de grondbezitters, vooral geestelijkheid en adel en de kleine patroons en winkeliers der ambachten, die in de omwenteling een middel zagen om hun egoĂŻstisch en afstands corporatief monopolie te heroveren. De meesters der ambachten achtten het ogenblik gekomen om zich te wreken op de nieuwe nijverheid en de groothandelaars, die door de Oostenrijkse regering beschermd werden. Dank zij de economische crisis van 1789 viel het de kleine patroons niet moeilijk de arbeiders en de werklozen in het harnas te jagen tegen groothandelaars, bankiers, advocaten en geletterden die Vonck steunden. In deze omstandigheden was het voor de vooruitstrevenden zeer lastig nog langer een aanzienlijk deel van de gewone bevolking achter zich te krijgen. De bevoorrechten eigenden zich dus de revolutie toe: zij keerden terug naar het verleden en trapten de Vonckisten nog eens goed na. Men begrijpt dan ook hun machteloze woede en haat tegenover deze hen geleverde rotstreek.

165


(6) vertaling : "Club van de vrienden van Vrijheid en Gelijkheid". (7) Zie "Ghendtsche Tydinghen" jg. 1987 "Republiek en symboliek" blz. 290. (8) Neerwinden : Belgische landelijke gemeente aan de taalgrens en de Kleine Gete in Haspengouw, nu gefusioneerd met Ezemaal, Bliksem, Laar , Overwinden en Wange. In 1793 versloegen de Oostenrijkers er de Fransen onder Dumouriez. (9) Fleurus : Belgische gemeente ten noorden van Charleroi in de provincie Henegouwen. In 1794 werden de Oostenrijkers onder leiding vanSaksen-Coburg er verslagen door Jourdan . (10) Comité de Salut Pubtic : Werd opgericht door de Conventie van 6 april 1793 op aandringen van Danton. Het concentreerde volledig de uitvoerende macht. Robespierre en zijn vrienden verwierven er de meerderheid in juli. Het Comité manifesteerde naar binnen toe een onverbiddellijke gestrengheid tegenover de tegenstanders van de Conventie en droeg bij tot de bloedige terreur tegenover de vijanden van de revolutie in eigen rangen. Naar buiten toe echter slaagde het er in , samen met Carnot, het leger te organiseren dat Frankrijk voor vreemde invasies moest behoeden . Het Comité de Salut Public werd afgeschaft bij de oprichting van het Directoire op 27 oktober 1795 (Fig. 4). (11) vertaling : "Centrale Hogere Belgische Administratie" . (12) Fructidor : van het Lat. "fructus", vrucht en het Grieks "doron", gift of gave. Het was de 12e maand van de republikeinse jaartelling. 18 of 19 augustus tot 16 of 17 september. Hier wordt bedoeld de staatsFig. 4. Lid v.h. "Directoire". greep van 18 fructidor jaar V of 4 september 1797. (13) vertaling : "een eeuwige haat tegen het koningdom". (14) vertaling : "Burger Hopsomere is mij bijzonder opgevallen door zijn eenvoudig en nederig uiterlijk en door de wijsheid en d€ uitmuntendheid van zijn principes". (15) jaar V: 1797 (16) vertaling: "Commissaris van het uitvoerend Directorium". (17) Zie voetnoot nr . 2 in deel I over "Revolutionaire Gentse figuren". (18) vertaling : "Het is onmogelijk een beter en meer uitgesproken patriot te vinden, waarvan de rechtschapenheid en ~e zedelijkheid boven alle verdenkingen staan dan bij Hopsomere, administrateur van het departement". (19) brumaire : Van het Fr. "brume", nevel of mist. Tweede maand van de republikeinse jaartelling; van 22 oktober tot 20 november. Op 18 brumaire jaar VIII (9 november 1799) pleegde Napoleon een staatsgreep waardoor hij het Directoire afschafte en zichzelf tot eerste consul uitriep. (20) vertaling : "Nationale Instelling gewijd aan het Scheldedepartement".

166


(21) Tienden of Tiendrecht : Het recht om een evenredig deel, meestall/10 te heffen op het tiendplichtig gewas van land dat bij een ander in gebruik is, of van de jongen van daarop gehouden tiendplichtige dieren. Het is van Oudtestamentische oorsprong en werd geïnd ten behoeve van de eredienst. De concilies der Roomskatholieke kerk hebben de gelovigen de verplichting opgelegd tienden te geven aan de kerk. Op allerlei wijzen raakten tienden ook in wereldlijke handen. Later zette men deze tienden om in een equivalent van geld. Het was dus in hoofdzaak een belasting die aan de klerus diende betaald te worden door de plattelandsbewoners. (22) Men merkt dat de schrijfwijze dikwijls foutief is. Hopsomere komt hier als rijkste man van het Scheldedepartement te voorschijn. Het is wel belangrijk te onderstrepen dat het hier gaat om een administratief werkdocument opgesteld door een bureau van functionarissen. Het is niet gedateerd, maar men mag bijna met zekerheid stellen dat het niet te laat in de Franse periode moet gesitueerd worden, daar Lieven Bauweos- hier geschreven als "Livin"- een inkomen moet gehad hebben dat zeker de hierop vermelde 40.000 livres ver oversteeg. (Archives nationales - Parijs - Département de l'Escaut. AS IV 1052 blz 29} Het voorblad is afgestempeld : "Empire Français- Direction générale des Archives".

VRAAG EN ANTWOORD Op de vraag van de Heer Rudy Van Elslande (Gh. T. 1988- Nr. 1- p. 59) ontvingen wij het volgende antwoord van de Heer Jean Eeclmout : Door de heer Rudy Van Elslande werd een vraag gesteld betreffende twee bekers, werk van het huis Bourdon Wolfers te Gent, en aangekocht door mevrouw Emest Delaruye. Deze laatste was de echtgenote van een bekende hofbouwer uit Ledeberg, wiens herenhuis, met witte en groene gevelstenen, gelegen was te Ledeberg, Brusselsesteenweg, links uit de richting Gent. De heer Emest Delaruye was de zoon van hofbouwer Lieven Delaruye, wiens naam nog steeds gedragen wordt door een straat in Lede berg, en die zelf een belangrijk hofbouwer was. Mevrouw Emeste Delaruye was de zuster van wijlen de heer Leopold Soenens, eerste Advokaat-Generaal bij het Hof van Beroep te Gent en vervolgens eerste voorzitter van het Hof van Cassatie te Brussel. Het echtpaar Delaruye-Soenens had twee kinderen, alle beide overleden : een zoon, Gervais, Magistraat, en een dochter die met een hofbouwer Declerck, Brusselsesteenweg te Melle huwde en die, na het overlijden van haar echtgenoot, naar Canada uitweek samen met haar kinderen. Wat Bourdon-Wolfers betreft, zouden heel waarschijnlijk inlichtingen kunnen verstrekt worden, hetzij door de heer Bourdon, zoon van wijlen 167


Armand, Boslaan 27 te 8300 Knokke-Zoute, hetzij door de juweliers De Breuck-Willemot, Onderbergen te Gent, opvolgers van het huis Bourdon, Emile Braunplein te Gent, hetzij nog door de juweliers Wolfers-Chaumet, Louizalaan 82 te 1050 Brussel. Van de Heer W. Vanden Berghe (Gent) ontvingen wij de volgende brief: "Ik ben de geschiedenis van de Kruisboogmaatschappij Willem Tellaan het opzoeken. Deze maatschappij werd gesticht in 1825 en was van 1838 tot 1921 gelegen aan de Bagattenstraat, ongeveer rechtover de huidige Willem Teilstraat waar tot voor kort de garage Volvo was. Van 1921 tot 1928 staat deze maatschappij vermeld in de Wegwijzer der Stad Gent met als lokaal "In den Toren" St.-Salvatorstraat. Van de viering van een honderdjarig bestaan (1925) is in verschillende kranten van dit jaar niks te vinden. Mijn vragen behelzen de periode van 1920 tot ... 1. Weet iemand iets over de viering van het honderdjarig bestaan van Willem Teil? 2. Wanneer is de maatschappij ter ziele gegaan? De Heer P. Huys (Drongen) zit met de volgende vraag : In het album "Sites et visions de Gand" (1933) van Jules De Bruycker is er een ets, die een krioelende menigte uitbeeldt, gezien vanuit vogelperspektief: een optocht waarschijnlijk, met vlaggen en muziekinstrumenten, aan de trappen van de Belfortkelder, waar een plakkaat de woorden CONCERT en BAL te lezen geeft. Kermis in Gent? Deze ets (26,6 x 17 cm) draagt de titel "KERWINKEL ONDER DE DRAAKE" (1). Het woord "kerwinkel" (klemtoon op de 2e lettergreep ?) is ons totaal onbekend. Het komt ook niet voor in het Gents Woordenboek van L. Lievevrouw-Coopman. Houdt het verband met "kermis" of is het een (door De Bruycker zelf bedacht?) onomatopeïsch woord, om het wriemelende van een vooruitstuwende of dooreenlopende massa weer te geven ? Heeft iemand van de oudere, autochtone Gentse dialektsprekers in zijn jeugd dit kurieuze woord ooit gehoord en!of zelf gebruikt? We zouden het graag vernemen ... (1) Grég. Le Roy, "L'oeuvre gravé de Jules De Bruycker", nrs. 185-186. Op de vragen van de Heer Eric Vergeylen (Gent)- Gh. T. 1988- Nr. 1- p. 60 kregen wij de volgende antwoorden : De Heer F. Stevens-Sanglet (Gent) stuurde ons een schets van de ligging van de "Snotte Muile". Hij geeft ons enkele inlichtingen nopens de toestand van deze straat. Ze zijn afkomstig van zijn schoonmoeder die geboren werd in 1884 en die in de buurt woonde. Haar kommentaar: "'t Was om er de benen te breken. De straatstenen waren er zogezegd maar "ingesme168


ten" en bij regenweder waren die ronde bruinachtige kinderkoppen levensgevaarlijk." I.v.m. de Rietgrachtstraat schrijft hij :"Op het Gemeentehuis van Ledeberg en/of Gentbrugge moet daar wel wat over te vinden zijn. Wat ik weet is dat toen ik in de Ploegstraat in Gentbrugge woonde tweemaal waterlast meemaakte en dat de oude bewoners dezer straat het hadden over "de rietgracht kan het weer niet slikken." De volgende inlichtingen over de "Snotte Muyle" ontvingen wij van de Heer J. De Vriendt (Gent): De "Snotte Muyle" was de naam van een grote hofstede die in de achttiende eeuw gelegen was in het centrum van Ledeberg" bij de leederdriesch buyten de Keyserpoorte". Met de grond had zij een oppervlakte van 4 gemeten en half (ongeveer twee Ha). Op 24.7.1711 verkocht meester Pietervan Putthem, advokaat bij de Raad van Vlaanderen, deze hofstede aan Jan Mechelynck, meester apothicaris te Gent. (zie: R.A. Gent. Oud Notariaat; minuten van notaris Paul van Siclers. Akte van 24.7.1711). Na de dood van Jan Mechelynck kwam de hofstede in het bezit van zijn zoon Jacques-Martin Mechelynck, handelaar te Gent en boekhouder van de stadsrechten op de wijn. (Zie : S.A. Gent. Reeks 330. Anno 1758-59 f'388 verso). Waarschijnlijk zal de naam van de straat wel in verband staan met hoger vermelde hoeve. Waarom de hoeve echter deze naam droeg is een andere vraag. Ik kwam op de "Snotte Muyle" in verband met een genealogische studie over de familie Mechelynck, die ik in "De Middelaar" ("l'IntermĂŠdiaire") nr. 78, november 1958 heb gepubliceerd. Waarom de boerderij dezenaam kreeg zal nog door een andere vorser dienen te worden uitgevist. Bentos blijft in de belangstelling staan. Getuige daarvan, de talrijke reacties. De Heer Femand De Rockere (Gent) schrijft ons : Terugkomend op een brief van de Heer Eric De Backer aangaande kunstschilder Bentos moet ik U verzekeren dat het schrijven van de Heer R. Van Wassenhove het aan het rechte eind heeft. Inderdaad, de Gentse circusartiest Bentos met familienaam Henri Frans is acrobaat geweest in de Verenigde Staten en is opgetreden eerst bij Barnurn & Bailey, verder bij Buffalo Bill. Naar het schijnt was hij een echte athleet en heeft mijzelf nog verklaard dat hij destijds "geposeerd" had voor het standbeeld "De Gladiator" (thans in het Zuidpark). Na de eerste oorlog, kwam hij terug naar Gent en hield de CafĂŠ Bentos open in de Lammerstraat, naast de ingang van het Circus (na de brand herdoopt in Nieuwe Circus). Deze herberg (een voorname klant van onze 169


vroegere brouwerij) werd bezocht door vele circusliefhebbers. De sympathieke Henri Frans "Bentos" bij het ouder worden, werkte mede met circusdirecteur Van Bruane voor het aanwerven van artiesten. Het was de tijd van mooie revues zoals "'E Minuutje, 't moe just zijn", van bijzondere vertoningen met Mistinguett, ook nog Richard Tauber, Jozef Schmidt, Maurice Chevalier enz ... De laatste voorstellingen werden gegeven onder directie van de heer Fermo. Rond 1935-36 verhuisde Bento's naar de Wandelgemstraat om daar een tweede café te openen; zijn oudste zoon behield de Lamstraat tot ong. 1940. De Heer F. Stevens-Sanglet (Gent) weet ons het volgende te vertellen: "In 1942 heb ik A. Bentos (De Martetaere Achille) leren kennen in het café "Bentos" op de hoek van de Wandelgemstraat en van de Van Cleeflaan. Zoals vele anderen kwam Bentos er ook de aankomst afwachten van het "Smokkelaarstrammeke" van Bassevelde om er zo mogelijk wat spek, geitenkaas of aardappels te kunnen aankopen (wat niet wegneemt dat hij er anders ook vaste klant was). Daar ben ik met Bentos in relatie gekomen door mijn vraag aan de cafébaas wie het schilderij gemaakt had waar hij, de baas, en zijn vrouw opstonden in een huiselijk tafereel, bij een openstaand raam. De cafébaas stelde mij Bentos voor als zijnde de schilder, Ik wou graag het schilderij kopen, maar daar kwam niets van in huis; het was eigendom van de cafébaas (en ik veronderstel betaald om achterstallige pintjes te vergoeden). Na twee-drie maal Bentos ontmoet te hebben heeft hij mij dan eens meegenomen naar zijn atelier in het Begijnhof. Tot het einde van '43 ben ik er dikwijls geweest. De "Mannekop" heb ik aangekocht en Bentos vertelde mij dat het "model" het hoofd is van een dokwerker welke model stond voor het monument der Gebroeders Van Eyck (2e persoon van links). Door mijn betrokkenheid met de weerstand (overplaatsing naar Vlaams Brabant) en later met de zorg voor de broodwinning (jong gehuwd) ben ik nooit meer in kontakt geweest, noch met A. Bentos, noch met het gelijknamig café. Bij mijn bezoeken op het atelier werd over andere, voor mij onbekende, kunstenaars gesproken en de naam Van Biesbroeckis mij bijgebleven omdat ik dat een zo verwonderlijke naam vond. Nu, sedert enkele jaren, heb ik de tijd om eens wat te lezen over Gentse en Vlaamse kunstenaars en de "Ghendtsche Tydinghen" zijn er wel voor veel bij betrókken. Nu kan ik niet zeggen of Bentos sprak over de Oude of de Jonge Van Biesbroeck. De "Mannekop" hangt nog steeds boven mijn bed en is in de rechter bovenhoek gemerkt Achille Bentos D.M. 170


De volgende interessante inlichtingen kregen wij van de Heer Eloi Stas (Wellen): "Reeds een paar malen heb ik opgemerkt dat in de rubriek "Vraag en Antwoord" de naam Bentos ter sprake komt. Ik meen dat u op een verkeerd spoor zit, t.t.z. niet wat betreft het uithangbord, maar de persoon die deze naam gebruikte was een beroemd circusartiest die hier te lande, in Europa, maar nog meer in de U .S.A. grote successen heeft geboekt. Hij is enkele jaren geleden gestorven en was woonachtig in de Nekkersputstraat te Gent. Ik denk dat hij ook De Martetaere noemde en verwant was met de door u genoemde persoon. Het was een klein pittig ventje die zijn laatste levensjaren gesleten heeft bij familie en nadien alleen woonde in de Nekkersputstraat, in het huis gelegen naast de rij-woningen die in de tijd betrokken werden door rijkswachters met hun gezin, niet ver van de ingang van het voetbalplein "Olympia". In "Het Laatste Nieuws" is destijds een artikel over hem verschenen." De verwarring die bestond tussen de artiest Bentos en de circusartiest Bentos wordt tenslotte volledig opgeheven door het volgend schrijven van de Heer André Despretz (Drongen) : BENTO, BENTOS en "THE ORIGINAL BENTOS" Aansluitend op het verhaal van Raphaël Van Wassenhave in Ghendtsche Tydinghen (1987, nr. 5, p. 283) over de circusacrobaat Bentos, graag het volgende. De circusartiest Bento heette Henri Oscar Frans. Hij was de zoon van Eugeen Frans en Melanie Leutenezen werd te Oudenaarde geboren op 16 januari 1877. Hij overleed te Gent op 20 maart 1948. Na zijn huwelijk in 1898 met Clementine Van Guyse (Gent, 1879-1957), kwam hij zich uit Ledeberg te Gent vestigen. Volgens Emiel Rouquart, de stille, gedegen Gentkenner, leerde Henri Frans de kleermakersstiel bij Pol de Witte, auteur van de ophefmakende Geschiedenis van Vooruit en de Socialistische Werkersbeweging sedert 1870 in 1898 verschenen en van het recent posthuum gepubliceerde Alles is omgekeerd. Hoe de werklieden vroeger leefden 1848-1918 (1986). In de Vorkstraat gevestigd, was hij officieel gazetdrager, terwijl zijn vrouw als kleermaakster aan de kost kwam. Eind 1899 verhuisde hij naar de Meulestedesteenweg. Intussen wás op 20 februari zijn eerst zoon René Eugène geboren. Wanneer het gezin naar de overkant van de straat verhuisde, na de dood van de schoonvader, om hun intrek te nemen in het café van Weduwe Van Guyse, stond Henri als foorreiziger geboekt. Later werd dit acrobaat. De naam Bento zou hem gegeven zijn door een Argentijnse vriend. Op 2 januari 1902 werd zijn tweede zoon François geboren. Henri vormde een koppel met de twintig jaar jongere, uitstekende turner Polydoor De Baets als cascadeur. Vaak traden ze op in 't buitenland. Zo rond 1912 in de V .S. bij Ringling Brothers Barnum

171


and Bailey. Langs de Sanderusstraat om (eind 1910) vestigde hij zich op 27 mei 1915 in de Lammerstraat, 15, waar hij het café Bento(s) opende. André Minne getuigt in Circusmensen (Gent, 1950, p. 18) dat Bento's Bar het rendez-vous der kunstenaars was na de voorstellingen in het Nieuwe Circus. Dit café was versierd met taferelen van Achille Bentos, alias Achille De Maertelaere. Op 2 maart 1931liet Henri de drankgelegenheid over aan zijn zoon François, die inmiddels schoonbroer van Polydoor De Baets was geworden. Eind tweede wereldoorlog ging het café in andere handen over en verdween in de vijftiger-zestigerjaren. Henri trok eerst naar de Belgradostraat, maar nam op 12 februari 1935 het café Concordia over in de Wondelgemstraat, 2 en herdoopte het in café Ben tos, naam die deze drankgelegenheid nog steeds draagt. De oudste zoon René (Gent, 1899-1945) was eveneens circusartiest en muzikant. Vertrokken naar het buitenland eind 1927, kwam hij in 1931 uit Londen terug, waar hij de Braziliaanse artieste Gracielle Femandez Nelson had leren kennen. Hun relatie duurde tot 1934. In die jaren maakte hij deel uit van The Original Bentos, de groep muzikale clowns, die tientallen instrumenten bespeelden, bestaande uit de witte clown René (hijzelf), José (Georges Storme) en de August Polly (Polydoor De Baets); later uitgebreid met hun respectievelijke vrouwen. Polly De Baets verliet de piste na het over de kop gaan van het Circus Demuynck in 1961. Hij overleed in 1979. Over René Frans en Polydoor De Baets verschenen een paar artikels, met identieke inhoud, maar verschillende illustraties, van André Minne, nl. Klown Bentos verlaat de Wereldpiste in Vooruit van 6 februari 1979 en In Memoriam. Clown Bentos verliet de Wereldpiste. in De Piste - Maandelijks orgaan van de Club van Circusvrienden Nederland, 30ste jg., nr. 3, maart 1979. Naast de Bentos uit het Paleis van zeildoek was er de kunstenaar Achille Bentos. Dank zij Eric De Backerin Ghendtsche Tydinghen, 1988, nr. 1, p. 60, kent men nu de tekst van Jef Crickuit Leven en Werken onzer Beeldende Kunstenaars (s.d., p. 14). Achille Bentos was het soms gebruikte pseudoniem van de beeldhouwer, schilder en decorateur Achille De Maertelaere. Hij werd te Gent geboren op 5 september 1882 en overleed er op 24 april 1964, als tweede kind van Karel Lodewijk, hamslager en herbergier, en Pelagie van Laeke. Deze vrijgezel en eenzaat verbleef sedert 1910 meer dan 50 jaar in zijn atelier in de Proveniersterstraat, 25, maar was meestal gedomicilieerd bij zijn ouders en later bij zijn zuster. Korte tijd verbleef hij te Parijs (van 29 maart tot 10 augustus 1900). Hij was een leerling en vriend van J ules Van Biesbroeck Sr. en Jr. en had, evenals zij, uitgesproken sympathie voor het socialisme. Samen met de twee Van Biesbroecks en De Vos verzorgde hij de muur-

172


decoratie van het Wetterse Volkshuis De Zon in 1901, door Louis Hertrand beschreven in La Coopération en Belgique (dl. 2, p. 571). Voor sommige nieuwjaarsnummers van het dagblad Vooruit tekende hij de artistieke frontpagina. Hij ontwierp in 1899 in opdracht van de B.W.P. de art nouveau-affiche voor de inhuldiging van de nieuwe magazijnen van Vooruit. Ze staat afgebeeld in De Rode Verleiding. Een eeuw socialistische affiches. (dl. 2, p. 43). Een biografische nota werd opgenomen opp. 194, duidelijk geïnspireerd op een krantenartikel van de kenner en verdediger van Gentse kunstenaars, Jos Murez, in Vooruit van 4 oktober 1962. Een doordrukje van dit artikel verscheen in Vooruit bij Beiltos' dood op 27 april 1964, ondertekend door Roghes, vroegere collega van Murez. De Maertelaere schilderde het bekende paneel, meegedragen in diverse 1 Meistoeten De Klok slaat 5 ure ! Half slapend gaan zy naar 't fabriek. Het staat afgebeeld in 1885-1985. Honderd jaar socialisme. Een terugblik. (p. 19, nr. 3 en bij de afbeeldingen in kleur, maar met de foutieve schrijfwijze A. De Marteleire). In 1924 vervaardigde hij het kunststuk aan Vader Anseele, voor zijn vijftig jaar inzet, aangeboden door de gepensionneerden van de S.M. Vooruit. Een afbeelding staat in Avanti's Een Terugblik (2de uitg., dl. 3, p. 209). De monumentale romantisch-realistische beeldengroep als grafmonument voor Jan Samyn, dertig jaar lang hoofd van het Socialistische Vlasbewerkers en -bewerksters syndicaat, ontstond in 1935. Het bevindt zich op de Westerbegraafplaats en staat afgebeeld en beschreven in In steen en brons van leven en dood (p. 91-93) van A. Capiteyn en J. Decavele. Achille Bentos is ook in het Gentse stadsbeeld terug te vinden. De ovale, bronzen gedenkplaat voor de gesneuvelden van de eerste wereldoorlog, geschonken door de inwoners van de tiende wijk Rabot werd door hem ontworpen en bij de bronsgieter Vindevogel in Gentbrugge gegoten. Ze werd ingehuldigd aan het Griendeplein op 18 september 1921. Vaak stelde hij tentoon in de kring Kunst en Kennis van de Cercle Artisti~ que et Littéraire. Uitzonderlijk was hij vertegenwoordigd op de Gentse triënnales. Hij werkte streng academisch : allegorische taferelen (Het banquet des levens), mythologische scènes (Leda), naakten (Na het bad), landschappen (Winter) en portretten (De dame met de camee). Hij werkte scrupuleus. Aan De dame met de fox werkte hij gedurende één maand aan het dier en schilderde elk haartje met een penseel van één haar ... In het gebruik van zijn namen zit geen logica : Achille De Maertelaere, Achille Bentos, Achille Bentos D.M., Bentos A.D.M. komen door elkaar voor. Alleszins vóór 1920 gebruikte hij voor het eerst het pseudoniem Bentos. Hij vertelde zelf aan Jos Murez het waarom. In het Begijnhof hadden verscheidene kunstenaars met de gelijkluidende naam De Maertelaere hun atelier. Vaak kwam de briefwisseling verkeerd terecht. Daarom koos 173


Achille als kunstenaarsnaam de licht vervormde naam van zijn jeugdvriend uit de Volksmaatschappij, de atleet, die vaak voor hem poseerde: Bento vervormd tot Bentos. Een schilderij Gezellige lectuur van Achille Bentos zou Henri Frans voorstellen. Hij zit voor een open raam in een wijmen zetel, gebrild, pijprokend en op pantoffels. Doordat hij De Dag leest, moet het schilderij gesitueerd worden tussen 1934 en 1944. De tegenhanger van dit tafereel De vrouw maakt de hutsepot klaar zou Henri's vrouw voorstellen. Volledigheidshalve weze vermeld dat het A.M.S.A.B. of Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging in haar reeks biografische mappen een biografische nota over Bentos bezit opgesteld door Willy Haagen.

DOCUMENTATIECENTRUM WERKING 1987

1987 15 5 548 262 39 64 2 1 15 224 99 13 33

1986

Totaal 1320 Gemiddeld uitleningscijfer per openingsdag (2 uur)= 81

1083

Uitleningen Algemeenheden Economie Gent Geschiedenis Kunst Localia Natuurwetenschappen Opvoedkunde-Onderwijs BelgiĂŤ-Buitenland Oost-Vlaanderen Sint-Amandsberg Taalkunde Volkskunde Letterkunde

8

10 497 236 10 54 7 20 148 45 17 31

Varia Affiches-Devotieprenten-Foto's Prentkaarten-Voorwerpen-Plans & Kaarten Licenciaatsverhandelingen

Totaal 174

83

152


Totaal1665

1928

Algemeen totaal 3068

3163

1642 25

1596 32

Aankopen Giften

42 178

50 241

Totaal Ruildiensten

220 127

291 127

Tijdschriften

Administratie

Aantal bezoeken Aantal nieuwe ontleners BibHotheek

MOREEL VERSLAG Wij mogen andermaal tevreden zijn over onze aktiviteit in 1987 : meer bezoeken (1642-1596), meer uitleningen van boeken (1320-1083), maar minder belangstelling voor de varia en vooral voor de tijdschriften (16651928). In het totaal stellen wij een kleine daling vast van het geheel (3068-3163) maar desondanks is 1987 een goed jaar voor onze werking die niets van haar aantrekkingskracht verliest en de waardering verdient van al wie ons rijk boekenfonds raadpleegt. Maart en november waren de drukste maanden, januari en april de zwakste. Opnieuw danken wij iedereen die zijn medewerking heeft verleend tot voltooiing van het bibliotheekwerk en ook onze trouwe bezoekers, de steunpilaren van het documentatiecentrum dat ook buiten de stad belangstelling opwekt. De bibliothecaresse, Mevrouw Van Geluwe-Eggermont A.

175


BIBLIOGRAFIE Onlangs verscheen het boek "Het Van Crombmgghe's Genootschap van 1857 tot 1875" van de hand van Dominique Verkinderen. Dit is een publicatie die alle Gentse heemkundigen moet interesseren; het Van Crombrugghe's Genootschap is immers een van de oudste culturele verenigingen van onze stad. Het werd gesticht in 1857 en is dus ruim 130 jaar oud. Het is zó verweven met het cultureelleven in onze stad dat de naam iedere Gentenaar familiair in de oren klinkt. Is het Van Crombrugghe's Genootschap sinds lang een liberale vereniging, dan was dat zeker niet het geval gedurende de eerste 20 jaren van zijn bestaan. Zowel socialisten, als liberalen, als katholieken vonden er elkaar. De katholieke Frans De Potter was trouwens één der medestichters. Een feit is nochtans dat er zich in deze periode een machtsstrijd afgespeeld heeft. Het is over deze periode dat het boek handelt. Gelukkig is het archief van het Genootschap vrij goed bewaard gebleven, zodat wij een goed overzicht krijgen van wat er zich daar, meer dan een eeuw geleden, afgespeeld heeft. Het boek, ruim 150 bladzijden dik, is zeer verzorgd gedrukt. Het bevat verschillende illustraties, o.m. een prachtige kleurenfoto van het portret van Van Crombrugghe dat geschilderd werd door JozefPaelinck. Het boek kan bekomen worden door overschrijving of storting van 495 fr. + 45 fr. verzendingskosten op Rekening Nr. 551-2843700-20 van het Liberaal Archief - Gent. Deze die de verzendingskosten willen uitsparen kunnen het boek afhalen in het lokaal op de Huidevetterskaai 40. Maar opgepast : na 20 uur. Een van die boeken waarvan Gentse heemkundigen later spijt zouden hebben het niet gekocht te hebben. H.C.

Men meldt ons ook nog het verschijnen in juni van het "Herdenkingsboek 100 jaar Heirnis". Dit geïllustreerd boek, formaat 21 x 29,5 cm., zal ongeveer 200 bladzijden bevatten. De prijs ervan wordt 400 fr. + 50 fr. verzendingskosten. Bestellingen kunnen gebeuren door overschrijving van dit bedrag op de Rekening Nr. 001-1777529-80 van "100 Jaar Heimis" - Gent. Er wordt een luxe-uitgave voorzien aan 800 fr. Deze die de verzendingskosten willen uitsparen kunnen het boek afhalen op de tentoonstelling die zal plaats vinden op 25 en 26 juni 1988.

176


Men meldt ons ook nog het verschijnen op 6 mei van het boek "Honderd Onze-Lieve-VrouwkapeUekens in Gent". Het boek is een kleurenreproductie van 100 aquarellen van de Gentse kunstenaar Gilbert Boerjan. Bij ieder aquarel staat een uitleggende tekst van Ludo Colin en Dirk Smet. Het boek kost 430 fr., verzendingskosten inbegrepen. Het kan bekomen worden door overschrijving of storting van dit bedrag op de Rekening Nr. 440-0492421-24 van "Gent aan Maria" V.Z.W.- Gent. Is reeds verschenen : "KUNSTMAP GENT". Teksten over Gent van o.m. Ledeganck, Julius Vuylsteke, Karel Van de Woestijne, Richard Minne, Emile Verhaeren, René De Clercq, etc. etc. op een prachtige wijze geillustreerd door Oscar Bonnevalle. Een album bestaande uit 37 losse bladen (32 x 24 cm.) vol met schilderachtige Gentse hoekjes zoals de Lievekaai, de Zuivelbrug, de Graslei, Gewad, Geldmunt, Groentenmarkt, Achterkant Penshuizekens, enz. Prijs: 650 fr., verzendingskosten inbegrepen. Zeer warm aanbevolen, zijn prijs meer dan waard. Bedrag over te schrijven of te storten op Rekening Nr. 443-9601141-90 van Oscar Bonnevalle, Gent.

GÊNSCHE PRÁOT Lewerklets es ne klîermaoker van 't halverdrije donker. Hij zit mîer in d'hirbirge aos op zijn taofel, in hij hêe tons nog de vuile gewente van ieder kîer dat hij en nieuwe kosturne veur iemand mäokt, däor iest zelve ne kîer mee te gäon wandele ! 'tEn es nie ghîel îerlijk, zegt hij ezûu, mäor 't es profijtig. Op ne kîer wast hij weeren uitgeklopt gelijk ne fieskadijn. Hij trok näor Drongen in kwam däor in en grûut hirbirge wäor dan ze eten in lozement gaove. - Geef mij ne kîer e glas Champagne zeid hij aost hij binnenkwam. - 'k En verkuupe da nie, menhîere den baron, zeid de bäozinne. - Geef mij tons en stijve pinte bier, zeid hij ezûu. - Jäo ek, zei ze zij. - Moederke, zeid hij, g'hêt däor op u hof ne schûune kalekoen lûupe, däor zoe 'k ne kîer wille van ete. 'k Ben ezûu nen halve kwibuus in 'ken kijke näor gîe geld. - Aos ge gij wilt wachten in betaole, menhîere den baron, 'ten kan mij nie schille, mee en uurken of twieë es 't hij gerîed. 177


-Pluimt hem mäor, zei Lewerklets. Hij omstak: en sigare in begost zijn gazette te leze. Twie uurkes laoter kwam de baozinnen af. - Hij es g'rîed, menhîere den baron, zei ze ezûu, ge keun binne gäon. Lewerklets zett 'g hem aan taofel. Hij haod al îenigte pinte gedronke, in zijn eens begoste te schuive. - Hoevele kost da, madam, vroegt hij ... -Ha, menhîere den baron, zei ze zij, hij kost vijftien fran. - 't Es oen diere veugel, zei Lewerklets, mäor hij ziet er goed uit. Wete wa dat ge doet, moederke, zeid hij ezûu ? Snijd er mij veur vijf en tzeventeg eentimen af, 'k zal der wel genoeg mee hên, in doet er nog en tzûurken bier bij ... Den bäos es afgekome, hij hêe Lewerklets en smijtinge gegeven in op sträot gesmete.

HET A.M.S.A.B. (ARCHIEF EN MUSEUM VAN DE SOCIALISTISCHE ARBEIDERSBEWEGING) DOCUMENTATIEBESTANDEN, BRUIKBAAR VOOR HET IDSTORISCH EN HEEMKUNDIG ONDERZOEK*

1. Inleiding Het kan gebeurlijk verwondering opwekken dat men eraan denkt een artikel over een dergelijk onderwerp in een historisch-heemkundig tijdschrift Le publiceren. Het is echter relevant dat aan de vorsers inlichtingen worden verstrekt inzake documentatiebestanden waar een ongekende rijkdom aan materiaal voorhanden is. Naast hetRijks-en Stedelijk archief en de gespecialiseerde archieven der Gentse Heemkundige Kringen stelt A.M.S.A.B. (nog tijdelijk in de SintPietersnieuwstraat 23 gevestigd) haar leeszaal open voor een zo breed mogelijk publiek. Jaarlijks is er trouwens een stijging merkbaar van geïnteresseerde studenten en historisch-gerichte vorsers. Vanaf de zestiger jaren werden de uitgebreide archiefcollecties van de socialistische arbeidersbeweging Gent-Eeklo verzameld en geclassificeerd. In 1980 ontstond daaruit de v:z.w. A.M.S.A.B., een onafhankelijk, wetenschappelijk instituut. De bestanden groeiden tijdens de daaropvolgende jaren. Het aangebrachte materiaal werd en wordt geordend, geclassificeerd en zo mogelijk be*Naar Piet Crève: "Vlaamse Stam"- Nr. 1- Januari 1988.

178


schreven. A.M.S.A.B. doet aan wetenschappelijk onderzoek. Projecten worden opgesteld en uitgevoerd, o.m. het inrichten van tentoonstellingen over gans Vlaanderen, het publiceren van monografieĂŤn en het eigen tijdschrift "A.M.S.A.B.-Tijdingen" plus de medewerking aan T.V., tentoonstellingen in banken enz. A.M.S.A.B. werkt nauw samen met openbare bibliotheken, universiteiten in binnen- en buitenland en met archiefcentra van andere ideologische strekkingen. 2. Beheer en personeel Een "Algemene Vergadering" staat in voor het beheer van A.M.S.A.B. De helft der leden zijn historici, de andere helft vertegenwoordigers van organisaties. De Raad van Beheer wordt voorgezeten door Prof. Dr. Herman Balthazar, gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen. Afgevaardigd-beheerder Dr. Wouter Steenhaut is directeur. De meeste personeelsleden zijn in B.T.K.- of D.A.C.-verband tewerkgesteld, o.m. de zes full-time archivarissen die het archiefmateriaal wetenschappelijk verwerken en ontsluiten. Een kunsthistoricus staat vrijwillig in voor de afficheafdeling. 3. Welke documentatiebronnen kunnen worden geraadpleegd ? a) De uitgebreide archieffondsen (in 1970 = 10; in 1988 = 110) Het merendeel der archieven handelen over de Socialistische Gemeenschappelijke Actie : 1) syndicaten van het A.B.V.V. en het A.C.O.D., 2) archieffondsen van socialistische afdelingen en federaties, 3) persoonlijke archieven (o.m. van Hendrik De Man, Edward Anseele jr., Achilles Van Acker enz.), 4) het Nationaal archief van de S.P., van CoĂśperatieven, van de Vrijdenkers enz. De eerste inventarissen werden reeds gepubliceerd. Aan een archiefgids en aan de stortingslijsten wordt gewerkt. b) De bibliotheek Deze beslaat meer dan 10.000 monografieĂŤn en 1200 tijdschriften, verslagen van congressen en andere activiteiten van de Socialistische Gemeenschappelijke Actie. Een repertorium van Pers en Periodieken 1840-1940 ligt ter inzage. A.M.S.A.B. krijgt regelmatig een 150-tal periodieken toegestuurd. Daarenboven beschikt men er over de volledige verzameling van de kranten Vooruit-De Morgen en De Werker (die grotendeels gemicrofilmeerd werden) en De Volksgazet. A.M.S.A.B. bezit zeldzame eerste-uitgaven (o.m. Marx, Fourier, Proud-

179


hon e.a.) Ter consultatie bestaan auteurs-, titel- en trefwoordencatalogi. c) De fototheek Alle foto's uit het fotoarchief van de krant "Vooruit" en de schenkingen uit Antwerpen, Geraardsbergen, Ieper, Mechelen, Menen, Oostende e.a. werden gerepertorieerd. A.M.S.A.B. beschikt tevens over foto's uit het eigen museum- en archiefbezit: affiches, beeldhouwwerk, schilderijen, vlaggen, enz. Deze verscheiden en indrukwekkende fototheek droeg reeds bij tot realisatie van tentoonstellingen buiten A.M.S.A.B. en verschillende B.R.T.- en R.T.B.F.-uitzendingen. d) Het filmarchief Een lijst van de filmcollectie van 150 verschillende exemplaren die verschillen qua vorm en inhoud, ligt ter beschikking. Deze films werden doorgaans gecreĂŤerd voor de propaganda, verkiezingen en huldigingen. e) De affiches (tekst- en figuratieve) Tot op heden werden er ca. 3800 affiches wetenschappelijk op steekkaart gebracht en gerepertorieerd volgens belangrijke onderwerpen. De meeste werden reeds gefotografeerd, op textiel geplakt en waar nodig, gerestaureerd. Door het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen werd in 1985, ter gelegenheid van een tentoonstelling van socialistische affiches, een rijk geĂŻllustreerd, tweedelig afficherepertorium "De Rode Verleiding" uitgegeven. f) De iconografische collectie A.M.S.A.B. beschikt over een mooie collectie schilderijen, tekeningen, karikaturen, beeldhouwwerk, vlaggen, medailles, speldjes enz. in verband met de socialistische arbeidersbeweging. Ook hiervan bestaan inventarisatiefiches. 4. De dienstverlening De heemkundige en geschiedkundige vorsers kunnen in A.M.S.A.B. terecht indien hun onderzoek naar het ruim kader van de socialistische arbeidersbeweging vanaf haar ontstaan tot op heden leidt. Zoals reeds beschreven, beschikt men daarvoor over inlichtingen uit de archieffondsen, de bibliotheek, de fototheek, het filmarchief, de afficheverzameling, de iconografische collectie en tevens uit publicaties, door A.M.S.A.B. zelf uitgegeven : tentoonstellingscatalogi en het tijdschrift "A.M.S.A.B.-Tijdingen". De leeszaal is toegankelijk vanaf maandag tot en met donderdag tussen 9 en 12 uur en tussen 13 en 17 uur. Na 1 juni 1988 bevindt A.M.S.A.B. zich in de ruimere Bagattenstraat 174 te Gent (Tel: (091)240079) U bent van harte welkom ! L. HOSTE

180


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 17ejaargang nr. 4 15ju61988 Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris. Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester: A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235,9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld : 300 fr. per jaar. Buitenland: 400 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr. pe_r jaar. Beschermleden: iOOO fr.per jaar. INHOUD

In Memoriam Roger Van Aerde Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) lnventaire Archéologique : Stadsgevangenis "de Mammelokker" Josse Delehaye Uithangborden te Gent (Vervolg) Hongerlijders in de Tuin van het Hortusmuseum Van alle Markten thuis. DeelS De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Wat een paar getallen ons vertellen of hoe wij de Mule Jenny enkele geheimpjes ontfutselen Gentse revolutionaire figuren: Jacques-Guillaume Meyer Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Gênsche Präot Bibliografie Aanvullende ledenlijst

182 183 188 190 196 201 206 216 221 223 233 235 238 238 240

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten :in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.


IN MEMORIAM ROGERVAN AERDE De laatste jaren heeft "Ghendtsche Tydinghen" harde slagen moeten incasseren. Na het verlies van uitstekende medewerkers zoals Maurits Van Wesemael en Michel Steels, is ons nu ook de zeer competente Roger Van Aerde ontvallen. Pas 59 jaar oud en nog bruisend van activiteit. Hij was, wat we zouden kunnen noemen, onze militaire specialist. Een materie waarin hij zeer bedreven was en - volgens onze berekeningen- vele duizenden uren van zijn vrije tijd moet besteed hebben. Onze lezers zullen zich ongetwij feld zijn reeks over de Gentse kazernen herinneren, een onderwerp over hetwelk practisch niets gepubliceerd was. Ook de Brabantse Omwenteling en de gebeurtenissen rond 1830 had hij

Gent 6-1-1929- Gent 1 Maart 1988

iets dichter bij ons gebracht. Enkele jaren geleden kwam hij ons enthousiast vertellen dat hij in het Stadsarchief een ongelooflijke rijke bron aangeboord had over de Burgerwacht , ĂŠĂŠn van die talrijke onderwerpen waarover nog geen grondige studie verschenen is. Daar had hij zich volledig opgeworpen, hij had reeds enorm veel documentatie verzameld en was begonnen met het opstellen van deze studie die zeer omvangrijk zou worden. Dit onderwerp lag hem nauw aan het hart en toen de symptomen optraden van de ernstige ziekte die hem tenslotte zou vellen, had hij ons gezegd dat hij hoopte dat het hem nog gegeven zou zijn deze studie te mogen afmaken. Het heeft , helaas, niet mogen zijn. Het werk dat hij de laatste jaren aan de "Garde Civique" besteed heeft zal nochtans niet verloren gaan. Hij had reeds 5 artikels klaar en die zullen vanzelfsprekend gepubliceerd worden in ons tijdschrift. De familie Van Aerde heeft een ruim deel van zijn bibliotheek geschonken aan onze Kring, iets waarvoor wij haar ook hier nogmaals van harte bedanken. Het berust nu in ons Documentatiecentrum. Aan de Redactie heeft zij ook al de documenten overgemaakt die hij ver182


zameld had voor zijn studie over de Burgerwacht. Wij konden onze ogen niet geloven toen wij 2 volle valiezen in ontvangst mochten nemen met 27 Kg(!!!) documenten over dit onderwerp. Het is vrijwel zeker dat slechts zeer weinigen onder onze lezers zich een idee kunnen vormen van het ongelooflijk veel werk dat vereist is voor het opstellen van een degelijk artikel. Een artikel dat men vlot leest op een kwartiertje tijd is vaak het resultaat van honderden uren (onbezoldigd) werk. Denkt u daar soms eens aan ? Er wordt wel eens gezegd : "Van de doden niets dan goed". Wij hebben serieuze twijfels over deze slogan, maar op Roger Van Aerde is hij alleszins volledig van toepassing. Onze vriend was ècht een joviale man met een aangenaam en opgewekt karakter. Wat hem onder meer kenmerkte was een sterk uitgesproken gevoel voor humor en als hij op de Redactie verscheen beleefden wij altijd plezante momenten waarbij veel gelachen werd, want zijn alerte geest zat nooit verlegen om een gevat antwoord of een kwinkslag. Wij zullen hem erg missen en nog veel aan hem denken ! H.C.

UIT DE GESCIDEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) DE KEIZERPOORTBRUGGEN De Keizerpoort werd aanvankelijk de St-Clarapoort genoemd, naar het nabijgelegen klooster der Rijke Ciaren te Gentbrugge. De poort werd gebouwd in de 12de eeuw. De benaming, Keizerpoort, komt waarschijnlijk van de naam van de eigenaar van de windmolen welke zich in de onmiddellijke nabijheid bevond. De benaming Brusselse poort komt voor het eerst voor in 1786 op het plan van Le Boulanger (zie verder). De Keizerpoort werd volledig herbouwd in de 16de eeuw. Ze was voltooid in 1524 (zie Memorieboek). Na herhaalde herstellingen in 1608, 1706, 1709 en 1735 wordt de poort afgebroken in 1781 tegelijk met nog andere poorten. De tekening van de gewezen poort hebben we te danken aan genie kapitein Le Boulanger, die voor de sloping, enkele tekeningen maakte welke bewaard worden in het stadsarchief te Gent. De afgebroken poort werd vervangen door een voorlopige afsluiting in hout. In 1806 werd een nieuwe poort gebouwd bestaande uit twee vier183


184


185


I tI

Lede berg.

Edward Peykaert Kaai . - Quai Dlouard Peykaerl.

~-

De Brusselse poortsluis en op de achtergrond de Keizerpoortbrug (Zichtkaart van 1920).

11

)!edeberg-$ittou:>qu.: $o~fc êe .ffiLux~rr~., ·

De tweede brug over de Franse Vaart.

186


kantige stenen pilaren en een ijzeren hekken (zie Afb. 2). Dit laatste werd weggenomen in 1860, na de afschaffing van de octrooirechten. Het hekken plaatste men later aan de ingang van de Rijkstuinbouwschool te Melle , waar het nog steeds dienst doet, anno 1983. De stadsgracht tussen de St-Lievenspoort en de Keizerpoort, de Keizersvest genaamd , die langs beide zijden in verbinding stond met de Schelde, en gegraven werd bij de uitbreiding der stad tussen 1378 en 1384, was niet bevaarbaar. De schepen die dus de Schelde bevaarden moesten de ganse stad doorkruisen . In 1882 werd een ontwerp gemaakt en besproken om deze vaargeul te verbreden. De werken vingen aan in april1883. Er werd een nieuwe metalen vaste brug meer stroomopwaarts gebouwd , zodat deze in het verlengde kwam te liggen van de andere brug over de Franse Vaart , aan de kant van Ledeberg. De pilaren en de oude brug met de drie bogen werd gesloopt in 1884. Al deze gegevens komen uit beschrijvingen van Gent van P. Claeys, A . Heinsen andere . In de kranten van 1883-1884 was wederom weinig of niets terug te vinden , dossiers van die tijd zijn verdwenen of zeer onvolledig. Dicht bij de Keizerpoort bestond ook een gebouw met een torentje. Deze constructie maakte deel uit van de versterkingen der stad Gent. Het werd gesloopt op het einde van 1886 omdat het in de weg stond voor de nieuwe Koning Willembrug. Tijdens de oorlog 1940-1945 werd de brug tweemaal vernield : de eerste maal bij de terugtrekking der Belgische troepen, waarna men een noodbrug legde , een tweede maal bij de aftocht der Duitse legers, waarna men de noodbrug tijdelijk herstelde . De aanbesteding van een nieuwe brug in gewapend beton gebeurde op 1

<

n

187


augustus 1952. De werken vingen aan op 20 october 1952; Op 21 maart 1953 lezen we in "De Gentenaar" : "De helft van de Keizerbrug zal op 28 maart terug voor verkeer worden opengesteld (er was gedurende enkele weken een omleiding voorzien langs de St-Lievensbrug of de Dampoort). De officiële openstelling had plaats op 25 augustus 1953, doch reeds eerder, nl. op 18 juni 1953 was de brug in gebruik door het verkeer. Beide bruggen, in elkaars verlengde, hebben een breedte van 16 meter waarvan 12 meter voor de rijweg. De kostprijs beliep 6.727.913 fr. of ongeveer 108.800 fr. meer dan de voorziene prijs bij de aanbesteding. Voor de beschrijving van het viaduct aan de Keizerpoortbrug: zie Visserijbrug. De naam Keizerpoortbrug is de officiële benaming sinds 14-11-1950. Het aangrenzende Keizerpark werd aangelegd in 1949-1950. · M.LABYN ('t Vervolgt)

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 150 Op 5 december 1899 stelde Prosper Claeys in de rubriek "Burgerlijke gebouwen - Botermarkt nr. 12- XVIIIe eeuw (1741)", in het Frans, een fiche op over de STADSGEVANGENIS, GEZEGD DE "MAMMELOKKER".

De stadsgevangenis, in de volksmond gekend als de Mammelokker, werd gebouwd in 1741 door de Gentse aannemer David 't Kindt. De aanbesteding vond plaats op 15 februari 1741. Het bestek voorzag de afbraak der gebouwen op de plaats van dewelke de nieuwe gevangenis moest komen. De werken moesten volledig af zijn, sleutels inde handt, na vier maanden. Men kent de naam niet van de auteur van het bas-reliëf dat de gevel versiert. Het onderwerp van dit beeldhouwwerk werd ontleend aan de Romeinse legende van Cimon : veroordeeld tot de hongerdood had hij zijn leven te danken aan zijn dochter die hem voedde met haar eigen melk. Vandaar de naam Mamroelokker gegeven aan deze gevangenis. In officiële stukken wordt zij soms vermeld, maar slechts zelden, als Amigo. 188


De Stadsgevangenis de " Mammelokker" .

189


Vóór de Franse invasie van het einde van de XVIIIe eeuw werden er in de Mamroelokker alle soorten van gevangenen opgesloten : veroordeelden zowel als enkel maar verdachten. Vandaag herbergt ze voorlopig schooiers en vagebonden, alsook personen die aangehouden werden op de openbare weg om de orde verstoord te hebben. De Gentse bevolking verleent de titel "Vrije Burger van Gent" aan iedere burger die een nacht doorgebracht heeft onder de beiaard van het Belfort, "onder de wekkering''. De linker vleugel van de gevangenis werd afgebroken in 1898 bij de doorbraak van de nieuwe straat tussen de Botermarkt en Sint-Baafs; dit deel van de gevel werd heropgebouwd door de zorgen van stadsarchitect Charles Van Rysselberghe. Cf. De Potter, Gent van den oudsten tijd tot heden, d. II, p. 9 e.v.- A. Van Werveke, in het Volksbelangvan 27 augustus 1898.

JOSSE DELEHAYE Op 22 september a.s. zal het precies 100 jaar geleden zijn dat Josse Delehaye overleed. Een gelegenheid om eens de schijnwerper te richten op deze vergeten Gentse figuur. Zoals gebruikelijk is in dergelijke gevallen gaan wij te rade bij onze gids bij uitstek, Pierre Kluyskens. Met onze dank aan de familie Kluyskens voor de toestemming tot publicatie. De "Wegwijzer der stad Gent en Provincialen Almanach van Oost-Vlaanderen", is voor geschiedschrijvers en navorsers, in zijn dorre opsomming van feiten, namen, ambten, beroepen, adressen, maatschappijen, een kostbare en uiterst betrouwbare bron die men gaat raadplegen, wanneer er elders niet veel te vergaren of bijeen te grabbelen is. In de traditionele rubriek "Gemeente-bestieren", lezen wij op datum van 1 januari 1855, als burgemeester van Gent : "J.J. Delehaye, officier in de orde van Leopold, de orde van het Uzeren kruis, Commandeur in het Legioen van eer, Commandeur der ridderorden van Wasa van Zweden, advokaat, wonende Opperscheldestraat nr. 11". Vele Gentenaren kennen vandaag niet eens meer zijn naam, weten zelfs niet dat Delehaye een tijdlang burgemeester van hun stad is geweest. Er 190


Josse Delehaye (Foto Atlas Goetghebuer. S.A.G .) .

191


bestaat geen enkele levensbeschrijving van Josse Delehaye, geen enkele studie gewijd aan zijn zo bewogen politieke loopbaan, en nochtans situeert deze karrière zich, op nationaal en lokaal vlak, in een van de meest bewogen en troebele perioden uit onze plaatselijke geschiedenis. Wie is die enigmatieke Josse Delehaye, hoe, in welke omstandigheden en waarom werd hij burgemeester van Gent ? Toen in 1948 de Heer René de Ie Court het Gents stadsbestuur een portret van zijn overgrootvader, Josse-Joseph Delehaye, schonk, portret dat sindsdien, menen wij, in de verzamelingen van het Museum van de Bijloke belandde, zullen heel wat mensen op het stadhuis, zich diezelfde vraag hebben gesteld : "Wie is die burgemeester wiens naam ons niet eens is bijgebleven?" Delehaye is de eerste burgemeester van de stad die in de XIXe eeuw werd geboren, juist aan de tijdsgrens, in 1800. Als schoolknaap zal hij dus nog een kort broekje hebben gedragen, wanneer de Franse bezetting een einde nam. Ten tijde van het Hollands Bewind, studeerde hij rechten en behaalde op 28 februari 1824 zijn universiteitsdiploma. In een of andere openbare biblioteek, o.m. in de Gentse Boekentoren, zult ge nog een eksemplaar van zijn doktoraal proefschrift kunnen raadplegen : "De donationibus inter virum et uxorem sedundum ius romanurn et hodiernum. Gandae, J .N. Houdin, 1824, 4°". Hij laat zich inschrijven aan de Gentse Balie. In 1828, op het ogenblik dat de oppositie tegen de politiek van koning Willem een scherpere vorm aanneemt en men dan ook de burgerwacht versterkt, vinden wij Josse Delehaye op de lijst van de officieren van de "Schutterij". Wanneer in 1830 de Omwenteling losbreekt, vervoegt de jonge advokaat, zonder aarzelen, de rangen van de patriotten. Zijn onderscheiding met het IJzeren Kruis bewijst dat hij tijdens en na de gebeurtenissen van 1830 een aktieve rol moet hebben gespeeld. Wanneer ten andere het kiezerskorps op 4 november de leden voor het Nationaal Kongres moet aanduiden, is Josse-Joseph Delehaye bij de gelukkige verkozenen. In 1831 zetelt hij in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, echter slechts tot 1832. Zal hij zijn politieke loopbaan, zo schitterend ingezet, vaarwel zeggen en opofferen aan een vaste benoeming als magistraat ? Delehaye wordt immers, bij de rechterlijke herinrichting, Prokureur des Konings benoemd te Gent, doch in die jaren bestond er, hoe vreemd zulks ons tegenwoordig mag voorkomen, nog geen onverenigbaarheid tussen het ambt van magistraat en een politiek mandaat, zodat, wanneer in 1839, tot de verkiezing van vijf leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers moet worden overgegaan, Josse Delehaye zich kandidaat stelt, met naast zijn naam zijn officiële titel : Prokureur des Konings ! 192


Die verkiezingen van 1839 blijven in de plaatselijke annalen geboekt bij de eigenaardigste die onze stad sedert 1830 hebben gekend. De Orangisten of Liberalen hadden laten weten dat zij geen lijst zouden voordragen. Sterk op lokaal plan, waren zij uiterst zwak en kansloos in het arrondissement waar, althans voor wetgevende verkiezingen, de buitengemeenten steeds katoliek stemden. Een verkiezing in het Gentse, zonder partijen of lijsten die elkaar in het haar vliegen of verscheuren, is ondenkbaar. Er kwamen dus twee katolieke of zg. katolieke lijsten op : de lijst van het dagblad "Constitutionnel des Flandres" met Desmaisières aan de kop, lijst die de goedkeuring en de steun van de bisschop, Mgr. Delebecque genoot en de lijst van de bladen "Joumal des Flandres" en "De Vaderlander", ook met Desmaisières aan de kop, doch hevig bekampt door het bisdom! Zulke gekheden waren toen alleen in Gent, en vandaag in Antwerpen denkbaar. Twee dagen vóór de verkiezingen werd de naam Desmaisières van de tweede lijst geschrapt. Men moet nu weten, en men kan het ten andere gemakkelijk gissen, dat het niet allemaal honing en zeem was te Gent, zelfs niet in het katoliek huishouden. Mgr. Delebecque had er zelfs aanvankelijk af te rekenen met een niet onbelangrijk deel van de geestelijkheid die de theorieën van de bekende Franse priester Lammenais zeer genegen was. Op zeker ogenblik had de bisschop de priesters van zijn bisdom zelfs verboden het Joumal des Flandres, de Vaderlander en andere kranten te lezen. Dit zijn allemaal zaken die nu ver achter de rug zijn, maar die een eeuw geleden onze grootouders heel wat slapeloze nachten bezorgden. Drie dagen vóór de verkiezingen, greep nog geheel onverwachts een hevig incident plaats dat de kiesstrijd een nieuwe wending gaf. Josse Delehaye, prokureur des konings en kandidaat op de lijst van het Joumal des Flandres, werd te Brussel bij baron Nothomb, de dd. minister van Justitie van het Unionistisch ministerie de Theux ontboden. De diskussie tussen de minister en de magistraat was weinig protokolair en minzaam. Nothomb eiste de intrekking van de kandidatuur van Delehaye omdat, zo beweerde hij, een openbaar ambtenaar niet anders mag denken dan de regering en niets mag doen dat de regering niet aanstaat. "De Vaderlander" die de diskussie bekend maakt, noteert volgende tweespraak: Nothomb : "Indien Gij als afgevaardigde verkozen werd, hoe zoudt Gij stemmen in de Kamer ?" Delehaye: "Volgens mijn overtuiging, mijn geweten." Nothomb : "Overtuiging ! Geweten ! Dit zijn ijdele woorden, woorden zonder betekenis !" Bij zijn terugkeer in Gent, gaf Delehaye een geweldige publiciteit aan dit onderhoud, dat door alle bladen druk werd besproken. Het Constitutionnel des Flandres keurde de houding van de minister goed, de overige bla193


den kozen partij voor Delehaye. Het orangistische Messager de Gand zette de liberalen aan voor hem te stemmen : "11 faut voter pour Delehaye". Groter nog was de opwinding toen op 10 juni vernomen werd dat Delehaye als prokureur des konings was afgezet geworden. Hij liet zich ten andere onmiddellijk terug aan de balie inschrijven. Op 11 juni hadden de verkiezingen plaats. 1.578 van de 2. 717 ingeschreven kiezers namen er aan deel : vier kandidaten van de lijst van het Constitutionnel des Flandres, Desmaisières, Kervyn, Hye en De Potter-Soenens werden verkozen, samen met Delehaye, kandidaat van het Joumal des Flandres, die 867 stemmen behaalde. Josse-Joseph Delehaye deed aldus, voor de tweede maal, zijn intrede in de Kamer, ditmaal echter met de steun van de liberale en orangistische stemmen, steun welke hij ten andere vrij vlug vergat. Hij werd later herkozen en werd in 1840 ondervoorzitter van de Kamer, tot in 1852. Op 28 september 1852 wordt hij door de katolieke oppositie voorgedragen voor het voorzitterschap van de Kamer tegen Teodoor Verhaegen, kandidaat van de regering Rogier. Verhaegen wordt verslagen, Rogier dientontslag in, de Kamers worden door de koning tot 26 oktober verdaagd. Bij de heropening wordt Delehaye slechts bij de tweede stemronde, met 54 tegen 49 stemmen verslagen door Delfosse, kandidaat van het nieuwe ministerie de Brouckère. De parlementaire aktiviteit van Delehaye, zijn drukke advokatenpraktijk, beletten hem nochtans niet, ook in de gemeentelijke politiek, een rol te spelen; de liberalen zijn echter rotsvast aan het bewind en zijn rol is dan ook tamelijk bescheiden; voor 1854 heeft hij het niet verder dan gemeenteraadslid gebracht. De verkiezingen van 1854 zouden hem eindelijk de gelegenheid bieden op het voorplan te treden. De strijd was, zoals gewoonlijk te Gent, hard, ruw, vuil. De kandidaten werden door modder gehaald, niet het minst Delehaye, "Dokske" zoals zijn tegenstrevers hem noemden. De liberalen, woedend omdat het met hun stemmen was geweest dat hij zijn politieke loopbaan een schitterende wending had kunnen geven, hadden het in hun pers en spotschriften, speciaal op hem gemunt : "Wat is Delehaye? Een dier mannen die alles vertegenwoordigen, een man die keert volgens de wind, een man die ja en neen zegt op dezelfde kwestie, volgens tijd en omstandigheden ... ; in de Kamer zegt hij dat men het oktrooi moet afschaffen, in de gemeenteraad dat men het moet behouden." Er werd op 31 oktober gestemd en voor de allereerste maalleden de liberalen een volledige nederlaag. Burgemeester de Kerchove de Denterghem, de liberale schepenen de Pauw en Van Lokeren, werden niet eens herkozen. Ofschoon de liberale regering de Brouckère aan het bewind was, kon er 194


geen ogenblik geaarzeld worden; de voorman van de katolieke partij in Gent zou burgemeester worden. Op 28 december 1854 verscheen het Koninklijk Besluit waardoor JosseJoseph Delehaye burgemeester van Gent werd benoemd. Onbeschrijfelijk was de geestdrift van de katolieke kiezers, even onbeschrijfelijk de woede van de liberale partij : "Dokske" Delehaye, heer en meester op het stadhuis! Veel potten heeft hij nochtans als burgemeester niet gebroken. Hij wou enkel een symbolisch gebaar stellen, maar zijn ambitie lag elders en hoger: het voorzitterschap van de Kamer. Het geluk lachte hem in die jaren toe: het liberaal zakenkabinet de Brouckère werd ten val gebracht en op 30 maart 1855 kwam de katolieke Unionist Pieter de Deckeraan het bewind. Nog geen maand later, op 25 april, werd Delehaye voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers; zijn levensdroom ging in vervulling. De Gentse liberalen konden de pil maar niet slikken; Oswald de Kerchove schreef : "Des chefs ambitieux allaient jusqu'à la défection. Pour devenir bourgmestre de Gand et Président de la Chambre, un ancien Procureur du roi, autrefois révoqué pour ses tendances libérales par un ministre catholique, recherchait I' alliance du parti clérical et devenait l'äme de la coalition qui renversait l'administration liberale". Aan gemeentelijke politiek werd in die jaren niet veel gedaan, nog veel minder aan een noodzakelijke sociale politiek. Men deed aan politiek tout court, d.w.z. dat men op lokaal plan, al het venijn, de kleingeestigheid en de passie van de debatten in het Parlement overbracht. In die jaren betekende zulks het vermaarde wetsontwerp op de liefdadige stichtingen, door de liberalen "la loi sur les couvents" genoemd. "De oude wetgeving uit de Franse tijd, schrijft Prof. Luyckx, die bepaalde dat de goederen van de armen uitsluitend door de Openbare Onderstand werden beheerd, was praktisch in onbruik geraakt. Men had sedert lang in feite toegestaan dat priesters of kloosters, die bij testament als beheerders waren aangeduid, deze goederen beheerden. Het wetsontwerp de Decker wenste aan deze feitelijke toestand een wettelijke bekrachteging te geven". Er was eten en drinken in dit ontwerp dat wij in de tijdsgeest moeten kunnen situeren. De wet werd nooit gestemd, doch de liberale oppositie wist de toestand handig uit te baten. Bij de gemeenteverkiezingen van 28 oktober 1857, boekten de liberalen overal, ook te Gent, na de schandaligste kampagne uit onze politieke geschiedenis, aanzienlijke vooruitgang. De algemene verkiezingen van 10 december, nadat de koning het Parlement had ontbonden, kwamen die tendens bevestigen. Josse Delehaye werd niet eens herkozen. Zijn ontmoediging en ontgoocheling waren zo groot, dat hij ontslag indiende als burgemeester en gemeenteraadslid van Gent. Dezelfde maand nog, op 21 december 1857, werd hij als burgemeester opgevolgd door 195


Karel de Kerchove. Politiek is een ziekte, een ongeneesbare kwaal : dertien jaar later, deed Delehaye voor een derde en laatste maal zijn intrede in de Kamer, maar hij speelde er geen aktieve rol meer : nieuwe tijden waren aangebroken, er heerste een andere geest in het Parlement. Josse-Joseph Delehaye stierf in 1888 na een lange, bewogen en inegale politieke loopbaan. PIERRE KLUYSKENS

UITHANGBORDEN TE GENT (Vervolg) Op de gevel met bouwdatum 1672 op de Korenmarkt staat de huisnaam "De Maecht van Ghent". Gevelstenen boven de eerste verdieping vermelden dat het hier gaat om een "Vry huys vry erve". (11) Naast deze woning staat deromaansegevel van het Borluutsteen waarop een (moderne) schildvormige gevelsteen werd bevestigd. Daarop staan drie lopende herten, verguld op een lichtblauwe achtergrond. Hetzelfde herkauwend zoogdier, maar door gewas omgeven, zien we tussen loofwerk uitgebeeld in een cartouche, omboord met gestileerde vruchten op de façade van "In den rooden Hert" op de Lange Munt. Het huis kreeg als bouwdatum 1698 mee. Een reliëf uit de vijftiger jaren siert de gevel van de stadsschool in de Maaltebruggestraat. De gevelsteen in gekleurde keramiek heeft de vorm van een blind venster en bestaat uit een zwart schild waarop een zilveren leeuw waarboven een kroon rust. Twee putti's steunen het schild. In de Nederpolder staat de beroemde, in 1913 gerestaureerde, romaanse gevel van het huis "den cleenen Zickele". Op het deurtimpaan werd een gevelsteen gemetseld waarop een schild met drie sikkels in reliëf. De familie van der Sikkel droeg immers drie zilveren sikkels met gouden handvat in haar blazoen. (12) De met voluten versierde, 17de-eeuwse gevelsteen "Drie Mortieren" hing vermoedelijk aan een huis in de Sint-Jacobsnieuwstraat. De drie vijzels staan duidelijk heraldisch op dit reliëf opgesteld, dat deel uitmaakt van de collecties van het Gents Museum voor Stenen Voorwerpen in de vroegere Sint-Baafsabdij. In dezelfde verzameling bevindt zich de prachtige gevelsteen met het wapen der wijnschroeders. Dit versierde de façade van het gildehuis "Perceval" in de Hoogpoort. Deze woonst werd in 1540, nà de Gentse opstand, op bevel van Keizer Karel verkocht. (13) Het bovendeel van de steen stelt het wapen van de wijngilde voor, een 196


Korenmarkt 4. De Maecht van Ghent.

Korenmarkt 5 . Drie lopende herten (Borluutsteen).

197


Lange Munt 12. Den rooden hert (1698). Foto stadsarchief.

Maaltebruggestraat 131. Gent schild gesteund door twee kinderen.

198


Nederpolder 2. " Den cleenen zickele".

In de drie mortieren (Copyright A. C.L. Brussel).

199


Gevelsteen v. gildehuis (Perceval) der wijnschroeders.

omslagboor boven een vat met een krans. Links tapt de wijnmeter en rechts kondigt de wijnzegger de wijnsoort aan de voorbijgangers aan. Op het onderste deel bemerkt men NoĂŤ die zijn dronkemansroes uitslaapt. Zijn zonen Sem, Jafet en Cham zijn de verdere personages. Op een der consoles onderscheiden we o .m. het wapen van Keizer Karel. NOTEN (11) Tijdens de middeleeuwen hadden de zgn. "goede of heyrwachtige lieden" het recht gronden en huizen te bezitten die vrij van belasting waren. Uit fierheid om dat voorrecht lieten sommigen "vry huys vry erve" op de gevel van hun woning beitelen . In het Gents Stadsarchief berust een register waarin honderden vrije huizen en erven staan opgetekend. Dat register bestaat uit de "Grooten bouck" (16de eeuw), "Cleenen bouck" (16de eeuw) , " Minsten bouck" (17de eeuw) en " Alderminsten bouck" (18de eeuw). Tenslotte is er een "Algemeene Tafel" aan toegevoegd. (12) De Potter , F ., Gent van den oudsten tijd ... , Gent, 1901 , II , p. 75 . (13) Tijdens de 16de eeuw waren veel wijnhandelaars in de Hoogpoort en Nederpolder gevestigd. (Histoire du commerce des vins Ă Gand , 1904 , p. 31-32)

LadeHOSTE ('t vervolgt)

200


HONGERLIJDERS IN DE TUIN VAN HET HORTUSMUSEUM In 1982 besloot het stadsbestuur het vroegere schoolmuseum in het Berouw in eer te herstellen en opnieuw voor het publiek open te stellen. De didactische tuin en serre , na de tweede wereldoorlog, maar vooral sedert het begin van de zestiger jaren in verval , werden met zorg heraangelegd. (1) Wandelaars in deze oase van rust in de Tolhuisbuurt ontmoeten er een drietal beelden . Bij de serre, rechts van de moestuin , staat op een sokkel vol klimop en hagewinde de ongesigneerde buste van de Zweedse natuurvorser Carolus Linnaeus . In een boompartij links van het museum , midden 'n perk acanthus, een meer dan levensgroot, halfnaakt vrouwenfiguur in verwerend cement en ongesigneerd. En achter de vijver, rechts van de hoofdingang en het heidebiotoop : La Famine. Dit gruwelijk brons toont een groep uitgemergelde hongerlijders : vier levende skeletten. De moeder, in lompen, rechtop gezeten, drukt haar kind tegen zich aan. Ze huilt- vertwijfeld het hoofd ten hemel- van honger en angst. Twee uitgeteerde, haast naakte mannen leunen, stervend, weerszijden tegen haar aan.

Atelierfoto met de plaasteren versie van de Hongersnood. (Foto A. W algraef)

Het bronzen beeld in de huidige Hortustuin. (Foto A . Walgraef)

201


Hoe ontstond dit penibele beeld ? Hoe belandde het in deze vredige tuin ? Jules Van BiesbroeckJr., toen 28, vervaardigde het in 1901, hetjaar na zijn geruchtmakende gouden medaille te Parijs, en het jaar van een nieuwe gouden medaille te München. In 1908 werd het in brons gegoten, zoals blijkt uit het monogram en de datering op de sokkellinks achter. De kunstcriticus Albert Dutry schreef toen in Le Bien Public : Ceux qui verront ces corps terriblement amaigris, crieront à l'invraisemblance à moins qu'ils n'aient vu, dans Jes "Missions belges", ou dans queJque autre périodique, ces attristantes photographies d'affamés de /'Inde, qui ont documenté Je statuaire tout en lui laissant /'occasion de montrer sa science anatomique, hélas! plutót ostéologique, et une pitié qui, quoi qu'il paraisse, n'a rien de théiitral. (2) Zou de inspiratie komen van beelden uit het toenmalige Indië, zeker is dat teringlijders uit de Bijloke model stonden. Van Biesbroecks dochter getuigt, dat haar vader vaak ontroerd de schrijnende anecdote vertelde, dat één van de TBC-lijders weigerde te poseren omdat hij nog niet van pas was. Het beeld werd weinig geëxposeerd. Het kwam op geen triënnale. In 1904 stond het in het atelier van de Van Biesbroecks in de coöperatieve bakkerij van Vooruit aan de toenmalige Nijverheidslaan, de huidige Nieuwe Vaart. Dit atelier hadden vader en zoon Van Biesbroeck zeker al in 1901, maar de openstelling gebeurde pas in 1904 met een eerste individuele tentoonstelling van Jules Jr. Het was tevens een retrospectieve van zijn productie van de laatste tien jaar. Onder de vijftig nummers waren er tien beeldhouwwerken. Naast het plaaster voor de groep De Honger was er een project voor het François Laurentmonument, dat pas vier jaar later zou ingehuldigd worden. (3) Van Biesbroeck werd invloed van Constantin Meunier aangewreven. Ten onrechte vonden sommigen, want zoals J. LucinDe Waarheid- Vlaams Socialistisch Maandschrift schreef : Men kan toch zwoegers en ellendigen niet steken in een salonpak met gefriseerd haar en gedraaiden knevel ! (4) In 1919 werd de Hongerdood, zoals het beeld ook genoemd werd, tentoongesteld op de Terza Esposizione d'Arte al Kursaal Biondo in het Siciliaanse Palermo. In de Cronache Nazianale werd het geprezen als een grondige studie, die huiveren doet, omdat in een beschaafde tijd sommigen geen kruimel brood hebben, en als een plechtig protest tegen weelde en lafheid van een burgerij, onverzadigbaar in goud en grillen. (5) In de twintigerjaren werd hier te lande een afbeelding van het plaaster op postkaartformaat verkocht tegen 25 ct. voor de bestrijding van de Russische hongersnood. Intussen was het beeld opnieuw te Gent beland. Getuige Frédéric de Smet in Le Bien Public: On n'écrit pas l'histoire de l'art comme on la désire,

202


mais comme elle est; si des chapitres manquent à la table, c'est que Jes historiens étaient OU des négJigents, mot encore aimabJe, OU des incompétents. L'oeuvre de Jules Van Biesbraeek est considérable tant en peinture qu'en sculpture, mais jusqu'à présent "offidellement" nous n'en savons rien, et nous devons, pour Je savoir, non pas nous rendre au Musée, mais dans un local d'ouvriers maçons qui n'ont pas permis que Je groupe "la Famine" de notre concitoyen reste sans abri. (6) Eind der twintigerjaren verhuisde Van Biesbraeek van Bordighera naar Algerië. In 1935 kwam hij naar Gent terug, maar vestigde zich in 1939 in Vorst. Hij bood toen aan het Gentse Museum voor Schone Kunsten vier werken voor aankoop aan; drie bronzen : Fabriekarbeidster e'n dochter, Portret van mijn vader en de Hongersnood en een plaaster de Philosoof. VoorLaFamine werd 25.000 Fr gevraagd. Alleen het eerste gepatineerde brons werd aangekocht voor 7.500 Fr en staat thans grondig weggeborgen in de reserve van het museum. (7)

De Hongersnood werd in apri11940 in depot gegeven aan Michel Thiery voor het Schoolmuseum. Dit tesamen met elf plaasteren beelden. Verschillende zouden op hun plaats zijn in een Museum van de Vlaamse Sociale Strijd, nl. de stèle voor het graf van Jan Foucaert en de drie zijden van de onvoltooide tweede versie van Monument voor Onze Doden. Verder waren er nog : de Philosoof, Eros, Adam en Eva, het monulilènt Hubin en de bustes van Fauoonnier, Wannyn en Dr. Van Cauwenberghe. (8) Medio 1945 bevond La Famine zich in een van de centrale zalen van het Schoolmuseum, dat in september 1944 te lijden had onder de bombardementen. (9) · Eind 1948 ontving de opvolger van Michel Thiery, Robert Piette, Vier nieuwe beelden in depot : de bustes van een Vlaamse Arbeider en· van Edward Anseele, de kop van Edmond Van Beveren, en de meer dan levensgrote kop van Eedje. (10) In maart 1952 overwoog Van Biesbroeck, die intussen van Vorst naar Ukkel was verhuisd, nog andere beelden aan het Schoolmuseum in depot te geven. De conservator liet hem echter weten, dat het absoluut onmogelijk was nog nieuwe beeldhouwwerken in de museumzalen onder ie brengen. En bon Gantois, iJ me semble que c'est notre Musée des Beaux-Arts qui devrait abriter les oeuvres du grand artiste de renommée mondiale, dont Gand a tout lieu d'être fière (et qui- au fond- doit certainement être demeuré un "bon Gantois" également, malgré ses multiples voyages et séjours à l'étranger !) Piette was bereid met de toenmalige conservator van het Museum voor Schone Kunsten, Paul Eeckhout, hierover te onderhandelen. Ook de musea van Brugge, Kortrijk en Doornik werden gesuggereerd. Het antwoord van Van Biesbroeck hierop is niet gek~nd. (11) 203


Postkaart Voor het hongerende Rusland - Pour la Russie affamĂŠe. (Copyright A.M.S.A .B . = Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging).

204


LaFamine verhuisde op een gegeven ogenblik naar de tuin, en de andere in depot gegeven beelden geraakten op onverklaarbare wijze zoek ! Zonder succes probeerde de familie Van Biesbroeck na de Tweede Wereldoorlog het beeld als een gedenkteken voor een gevangenschap te laten aanvaarden.

NOTEN (1) Het museum ging in 1960 dicht. Vanaf 1965 verhuisde de collectie naar een vleugel van de Sint-Pietersabdij. Eind van de jaren zeventig werd het herwaarderingsproces van het Berouw ingezet. In 1980 werd het geheel als stadsgezicht beschermd door de overheid. De tuin was toen totaal verwilderd. In 1982 begonnen de restauratiewerken aan het museum en de heraanleg van de plantentuin. In 1986 werden de serres, die verroeste ruïnes waren, totaal vernieuwd. (2) A.D.Autourdu monument Laurent, in Le Bien Public, 1908. (3) Catalogus der genummerde tentoongestelde werken, Gent, 1904, nr. 22 & 32. Jean Coeur L'exposition Van Biesbraeek à Gand, in Le Peuple, 4.4.1904. A. Bogaerts De Tentoonstelling der werken van Julius Van Biesbroeck, in Vooruit, .4. 1904. (4) J. Luc Tentoonstelling der Werken van Juul Van Biesbroeck, in De WaarheidVlaamsch Socialistisch Maandschrift, jg. 2, 1904, p. 150. (5) A proposito della terza Esposizione d'Arte al Kursaal Biondo, in Cronache nazionale, Palermo, 19.1.1919. (6) Frédéric de Smet Exposition Jules Van Biesbroeck, in Le Bien Public, 12.12.1923. (7) Museum Schone Kunsten, Gent; Brief van V.B. aan de Voorzitter en de Leden van de Commissie van het Museum; 20.05.1939. Museum Schone Kunsten, Gent; Briefvan V.B. aan Dupuis; 11.11.1939. Museum Schone Kunsten, Gent; Inventaris 1939- AJ. (8) Archief Violet Van Biesbroeck; depotontvangst 12.4.1940. Voor het Monument voor onze Doden en de stèle voor het graf voor Jan Foucaert, zie Ghendtsche Tydinghen, 1986, nr. 4, p. 206-211; nr. 5, p. 260-262. (9) ArchiefViolet Van Biesbroeck; depotontvangst 15.06.1945. Id.; Brief van R. Piette aan V.B.; 8.6.1945. (10) Archief Violet Van Biesbroeck; brief van R. Piette aan Hublé; 27.9.1948. Id.; Briefvan R. Maréchal aan Violet Van Biesbroeck; 11.10.1948. (11) Id.; Ongesigneerde briefnaar V.B.; 25.3.1952.

André DESPRETZ

205


VAN ALLE MARKTEN THUIS Deel 5. De Veemarkt, de Peerdemarkt, de Houtmarkt, de Karnemelkmarkt, de Vlasmarkt, de Oude Beestenmarkt, de Ossenmarkt, de Varkensmarkt, de Schaapmarkt, de Kalvermarkt, de Nieuwe Beestenmarkt, de Bezemmarkt en het Slachthuis De Veemarkt De oudst ons bekende plaats waar men vee verkocht was de Veemarkt, ook wel Peerdemarkt genoemd ( 1). Deze markt werd in de XVIe eeuw voor een deel gehouden aan het oosteinde van de toenmalige Koningstraat - de huidige Vlasmarkt-en ook langs de huizen van het nu verdwenen St.-Jacobskerkhof "tot aen 't Crochtjen". In de hogervernoemde Koningstraat hield men in de XVIIe eeuw de Garenmarkt. (2) Het is nu nog de gewoonte regelmatig gebouwen of openbare plaatsen van bestemming te veranderen naarmate de economische of sociale noodwendigheden van het ogenblik. Zo ook met de Oude Veemarkt, waar men in de XVIIIe eeuw ook hout, stro en karnemelk verkocht. In 1789 werd er in elk geval een recht geheven van 6 deniers voor ieder paard en hoorndier, drie deniers voor ieder "verken" en schaap. Voor een met hout of stro geladen wagen 3 deniers en even veel voor elke ton karnemelk. De Karnemelkbrug verbond voorheen de twee delen van de Steendam over het Baudeloleitje. Volgens Ladewijk Lievevrouw-Coopman had zij die naam te danken "aan de geest ener boerin die te veel water in haar melk gedaan had en alle nachten op de brug kwam te staan te middernacht roepende: Keeremelk, keeremelk ! 'k Heb mijn arme ziele vergeten Want 'k heb meer water dan melk gemeten." Zulke legenden gingen er 100 jaar geleden nog als zoete koek bij onze goedgelovige voorouders in. Dat de opbrengst van de karnemelkverkoop ook niet alles was en de opbrengst even afgeroomd was als de melk blijkt uit het feit dat men een rentenier die met weinig moest leven een "kirremelkrentenier" noemde. In 1531 noemde men de plaats pas echt de "Kernemelkmarkt". De brug heette men eertijds de St.-Jacobs- en Kerkbrug naar de in de nabijheid staande St.-Jacabskerk of ook wel Steenbrug of Steendambrug als zijnde het begin van de weg die naar de St.-Jorisbrug liep en er sedert onheuglijke tijden gemaakt werd door er de lage gronden metstenen, gruis of puin op te hogen. Bij de Karnemelkbrug stond vroeger ook een stadspoort : de Steenpoort of Kernemelkpoort. Ze werd in 1523 afgebroken. (3) Even daarnaast, vóór het St.-Jansgodshuis, thans verkoopzaal St.-John, 206


hield men eertijds de Verkensmarkt. De biggetjes of "viggens" van 6 tot 8 weken werden er in een "virkenskevie"- een soort niet te hoge langwerpige rieten mand - heen gebracht. Men rangschikte er de dieren volgens soort ; "de maghere verkins aen den messinc, ende de vette voor onser Vrauwen van sent Janshuuse", zegt een XVIe eeuwse oorkonde. De Oude Beestenmarkt Van af 1629 verhuist men de Beestenmarkt naar het oosteinde van de St.J acobs-Nieuwstraat. Deze straat was onder verschillende andere benamingen gekend. Zo heette ze in de XVIe eeuw den Aert (4), den Ouden Coornaert (5), de Witten Aert (6) in 1629 en de Wettersehen Aert (6), naar de herberg "Wetteren" (7) die aan de Neder-Schelde lag en in 1705 toebehoorde aan de stad en met twee aanpalende woningen toen nog was ingericht als huisvesting voor soldaten. Waar markten zijn is volk en is er ook geen tekort aan herbergen. Zo kennen we den Vlieghenden Hert, den Calverdans, Casant, de drie Cuenijnghen en de Roode Poorte : "een schoon ende welgheleghen huys, synde een herberghe met de erfve achter ende voorpoorte, midtsgaders stallingen daermede gaende ... op de Beestenmerct ... " (8), en ook een aantal brouwerijen : de Cogghe, 't Pothiser en de Sonne, die voor het bier zorgden om de droge koopmanskelen te spoelen. Het was op de hoek vóór de Sonne dat men de nieuwe Varkensmarkt hield tot tegen een plaatsje met een watertrap aan Betsaerde (9). Het was een kleine vierkante plaats die vroeger Ossenroerekt of Ossenmarkt heette. Daar tegenover is de Beestenmarkt, een groot langwerpig plein aan de oevers van de Nederschelde "voorzien van twee ryen arduinen stylkens door yzeren leuningen verbonden, waeraen de koeijen, hier des vrijdags te koop gesteld worden vastgemaekt". In de onmiddellijke omgeving had men de Kalvermarkt. Van 1629 tot 1855 werden daar 's vrijdags de kalveren verkocht. De Gildestraat, Tussen 't Pas en de Korte Zilverstraat komen op dit pleintje uit. Van aan de Kalvermarkt leidt de Houtbriel naar de Oude Schapenmarkt. Oorspronkelijk heette de straat St.-Jansdreve en liep van het St.-lansbrugsken tot aan de Vlasmarkt. Reeds in het midden van de XVIe eeuw vinden we Schaepmaerckt. Toen men in 1858 de markt overbracht naar het plein voor het nieuwe slachthuis werd de Nieuwe Beestenmarkt omgedoopt in Oude Beestenmarkt. De "Wegwijzer voor Gent en Oost Vlaanderen" voor 1905 vermeldt volgende uurrooster voor "Beestenmarkten" en aanverwanten : MARKTENTEGENT De veemarkt wordt gehouden op de Beestenmarkt, den vrijdag van elke week, op de volgende uren: De schaapmarkt, te 6 112 uur 's morgends, des zomers, en te 7 1/2 uur 207


Beestenwagens op de oude Beestenmarkt voor het aanwervingskantoor van het leger in estaminet "De Witte Mauw" . Verder de herbergen "Vlasmarkt" en "Rotterdam" . (Foto Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten.)

N 0

00


---~

fi1 tfl lti

N 0 \0

:.-::::::~ --"'-- """'- ' ~

_;,

_.:::::" ~

De Oude Beestenmarkt : links de Nieuwbrug over de Nederschelde. Op de achtergrond de Reep. De varkensmarkt had voor het huis op de achtergrond plaats. Op het voorplan : de arduinen paaltjes van de Beestenmarkt.

......

-

-

~

-

---


's morgends, des winters; De kalvermarkt, te 7 uur 's morgends, des zomers, en te 8 uur 's morgends, des winters; De varkensmarkt, te 7 112 uur 's morgends, des zomers, en ten 8 1/2 uur 's morgends, des winters; Eene varkensmarkt wordt daarenboven gehouden den donderdag. Zij begint met zonnenopgang, en sluit om 4 ure 's namiddags, van 1 October tot 31 Maart en om 5 ure 's namiddags van 1 April tot 30 September. De ossen-, stieren-, koeien-, vaarzen- en jonge ossenmarktte 8 uur 's morgends, des zomers, en te 9 uur, des winters, tot 's middags. Eene tweede veemarkt wordt den woensdag van elke week gehouden. Zij begint des middags en eindigt te 4 uur 's namiddags, van 1 October tot 31 Maart, en te 5 uur 's namiddags, van 1 April tot 30 September. De roet- en vetmarktwordt gehouden vóór het slachthuis den maandag en den vrijdag, te 3 uur 's namiddags, des winters, en te 5 uur, des zomers. De huidenmarkt wordt gehouden op dezelfde plaats den maandag en den vrijdag, van 3 tot 5 uur 's namiddags.

Vlasmarkt Den vrijdag van elke week, eene markt voor den verkoop van vlas. Zij wordt gehouden in de Kammerstr.; zij begint en eindigt op dezelfde uren als de markt voor den verkoop van nieuwe koopwaren. Paardenmarkten Elk jaar vier paardenmarkten, te weten : Den maandag en dinsdag van halfvasten; den 1ste maandag en dinsdag van mei, juli en october. Deze markten worden gehouden op de Beestenmarkt. Zij openen met zonnenopgang en sluiten om 6 ure 's avonds. Markt van slachtpaarden van 1e November tot 1e Maart den dinsdag van elke week. Zij wordt gehouden op de Beestenmarkt. Zij opent met zonnenopgang en sluit om 6 ure 's avonds. Houtmarkt De Witten Aert diende in de XVe eeuw tot stapel van hout zoals blijkt uit het Weezenboek over 1470-1471 blz. 114V: "Een huus ende stede staende an de plaetse, daer men thaut leght bij der nieuwer bruggen, upt watere bij den breeden steeghere". Ook Mark van Vaemewyck in zijn "Historie van Belgis" (kap. 45, blz. 118} heeft het in volgende bewoordingen over de Houtbriel: "item, den Hautbriel heeft noch onghecorrumpeert de name, naer thout (sic), dat men daer placht telossene ende te vercaopene, daer de huysen, voren met wijde plaetsen, noch naer ghemaect schijnen". Van de houtstapel en -markt, hiervoor bedoeld, getuigen ook verscheidene XIVe eeuwse politieverordeningen : "Dat niemen omtrent sente Jans huus, noch

210


De nog niet overdekte Nieuwe Beestenmarkt in 1902. (Foto Albert Sugg - Gent. Verzameling E . Levis)

6and -

lĂŻn\ĂŠrieur de l'f\battolr.

Het oud slachthuis uit 1858 gebouwd door Louis Roelandt voor de vernieuwing . Interbellum. (Foto- Heliotypie De Graeve Gent. Verzameling E. Levis)

211


omtrent den Houtbriel, enich hout leege over de greppe, nemaer dat men de plaetse ende de straten over de greppe ruum boude ... " (1371 en 1375). Toen de Houtbriel werd verlegd heette men de Houtbriel wel eens Oude HoutbrieL Deze houtmarkt weerspiegelde zich ook in de huisnamen. Zo vinden we er een huis in de Saghe, de herberg het Lindeboomken dat later het Oraigneboomken zou worden. De Paardemarkt en de Bezemmarkt De Paardemarkt werd in de XVIIe eeuw wel eens gehouden op de Vlasmarkt, maar volgens vorstelijk octrooi van 15 september 1533 was er een vrijdagse Paardemarkt op de Koornlei. Volgens het Memorieboek zou de eerste markt daar plaatsgehad hebben op 1 april1563. Voor ieder verkocht paard betaalde men op elke pond groote van de prijs 1 groot en 2 grooten bij ruiling van de paarden zonder opleg van penningen. Daarmee nauw verwant waren de peerdevoerliĂŞn of waghenaers, die ook daar hun standplaats hadden. Wagenaars vondt men ook op de Graslei, de Lievekaai, het Sluizeken en de Predikherenlei waar ze hun brood verdienden met het vervoer van geloste scheepsgoederen ... Toen de Bezemmarkt op 6 januari 1837 van de Appelmarkt op de Kleine Koornmarkt moest verhuizen, moesten de bezemboeren ook naar de Koornlei. Veruit de gekendste paardenmarkt was de Meimarkt op het St.-Baafsdorp. Na de Karolijnse Concessie, die o.a. de afbraak beval van de St.-Baafsabdij en het oprichten van een Spaanse dwangburcht tegen Gent, verdween de Negenmeimarkt naar St.-Amandsberg, waar hij nu nog steeds doorgaat. De Nieuwe Beestenmarkt en het Slachthuis Van het oorspronkelijke, in het midden van de vorige eeuw gebouwde slachthuis is alleen de vleugellangs de gelijknamige straat over. Tegen de Visserij geeft een paviljoenvormig gebouwtje met arduinen poortomlijsting en trekkap op het dak ons nog een vaag idee van de oorspronkelijke architectuur. Met de bouw van het slachthuis werd begonnen zodra het Spanjaardenkasteel volledig afgebroken was. Dit gebeurde tussen 1843 en 1846. Het stadsbestuur gaf in 1853 de opdracht aan architect Roelandt en na de aanpassing van de plannen door stadsarchitect Pauli werden in 1854 de funderingen gelegd door de bouwmeester-ondernemer Van de Capelle. De bovenbouw werd nog hetzelfde jaar toevertrouwd aan de aannemer van openbare werken Hoste. Omstreeks 1857 waren de werken beĂŤindigd (10). Circa 1950 werd een vleugellangs de Nieuwe Beestenmarkt vervangen door het huidige, zakelijke bakstenen hoofdgebouw en in 1963 werden nieuwe vleugels aan de Gandastraat en Voorhoutkaai naar het ontwerp van stadsarchitect J. Trefois toegevoegd. In 1987 werd het slachthuis gesloten

212


Het Stedelijk slachthuis met overdekte markt. (Foto Miehiel Hendryckx. Archief "De Gentenaar"- 24 nov. 1983)

90e en allerlaatste wedstrijd "Vette Os" op de Beestenmarkt voor het slachthuis op 20 maart 1988. Als alles naar wens verloopt verhuizen de dikbillen volgend jaar naar de Groothandelsmarkt. De eretitel "Vette Os" is overigens een twijfelachtige eer want de winnaar wacht hetzelfde lot als de verliezer : het slagersmes ... (Foto Miehiel Hendryckx - Archief " De Gentenaar".)

213


30 nov. 87. Een kus tot afscheid. Het laatste paardje wordt naar de slachtbank gevoerd. Het Stedelijk Slachthuis wordt gesloten per 1 oktober 1987. De beestenmarkt blijft doorgaan. (Foto Miehiel Hendryckx. Archief "De Gentenaar")

en werd het laatste paardje er geslacht. Omstreeks 1858 werd de Veemarkt van de Oude Beestenmarkt bij de Nederschelde overgeplaatst naar het plein voor het slachthuis. Thans is daar de Hondenmarkt en de markt voor kleinvee en andere dieren gekomen. Het rechthoekige plein voor het slachthuis werd in 1929 voorzien van een overkapping zodat het vee en de kooplui tegen wind en weer min of meer beschut waren . Talrijke huizen uit de buurt zijn met betrekking tot de veehandel als winkel of als opslagplaats ingericht. Ook de opschriften op de café's als : In de Nieuwe Ossepoot, In de Zwarte Ram, 't Stierke, enz ... en de straatnamen : Ooilamstraat, Ossenstraat en Stierstraat, verwijzen naar de functie van het plein ... Biestige proät Dat Gentenaars vooral in hun verwijtseis de beest kunnen uithangen hoeft geen betoog. Een willekeurige greep uit volgende Gentse taalschat zal U overtuigen : virkespeinse, olifant, marteko , roste kiekendief, steinezel , viswijf, koe , hoerenbok, teve, soepkieken , pirdezage, gèsgiete, palink, koerskemel, stomme goeie , uil, pirdemuile , virken, tekenterter, giete, slangevel, mossel, serpent, teek, schaap, virkeskop , enz ... enz ... Wie zulke taal gebruikt "heeft op den Biestemort schole gelegen" of " die zijn huis staat op den Biestemort".

214


Lodewijk Lievevrouw-Coopman vermeld in zijn Gents Woordenboek nog volgend knuffelversje voor de "giestige meuleneirs" die hun kinderen eens aan het lachen willen krijgen : "Plak ga naar de mort en hij kuupt een koe een beetse pensen veur de zieke menschen een beetse lever veur de zieke wever en een hiel klein kriebelinkske toe !" (12) En dan kittelt men de hand van het kind. EddyLEVIS

NOTA'S (1) "Twee woonsteden, van audts ghenaempt den Crocht, ghestaen ende gheleghen ten voorhoofde up de Peerdemaerct by Ste Jacobs kerchof." (Idem, 1622-1623) (2) "Huys jn de Conyncstraete, by de oude Veemarct, nu ghenaempt de Garenmarct, (bij) thuus den "Wildeman, eertyds het Sweert." (Acten en Contracten, gedeele, 1643-1644, 40v). (3) J.J. Steyaert: P. 159. (4) "Huus ... up den nieuwen haert, gheheeten de Witte Mauwe". (Act. en Contr., keure, 1606-1607, 106). (5) "Een huus ... ten voorhoofde op den audden Coornaert, bij de Nieubrugghe, achter uutcommende met een poorteinde Meerelbeeckstraete". (Idem, 1623-1624, 7v). (6) "Huus ... op den Wettersehen aert, baudende op d'een syde den houck van de Meerelbeeckstraete ... " (Idem, gedeele, 1626-1627, 208v). (7) " ... Een huys, op de Verckensmarkt, gheheeten Wetteren ... (Not. acten van 1663). Den Wettersehen aert, nu de Beestenmaerct". (Idem, 1639-1640, 40v). (8) Condit. van verkooping, gedeelte 171. (9) "Een huus ende brauwerije, ghenaempt de Zonne, ... ande Nieubrugghe, achter uutcommende up zeker plaetseken ghenaempt Betzaerde, de riviere van de Schelde ter eender zijde ende zeker cleen straetken streekende ter andere ... (1596)." (Verkoopingen bij decreet). "Huys ... ten voorhoofde by de Nieubrugghe, up de nieuwe Verckensmaerct, ghenaemt de Zonne, streekende tot jeghens den watersteegher, de riviere vande Schelde loopende daerneffens ter eender zyde ende ter andere het Zonnestraetken, achter uutcommende up het plaetseken, ghenaemt Betsaerde, wesende den gheheelen teerlynck ... " (Act. en Contr., keure, 1639-1640, 61). "Huys ... drye woonsteden zynde, ende wesende eenen gheheelen teerlinck ... ten voorhoofde up de nieuwe Beestemaerct, ... van oudts ghenaempt de Sonne, up

215


deen zyde streekende de reviere van de Schelde, ende ter andere zeker straetken commende achter uytte met eene groote poorte op zeker plaetse, ghenaempt Betsaerde." (Idem, 1649-1652). "Compareeerde jn persoone jr Philips de Ia Motte, heere van Ingoyeghem, onderbailliu deser stede, den weleken kende ... vercocht thebben ... Jan de Herrera, capitain van eene compaignie libre, ten dienste van S. M ... een huus ... wesende diverssche woonsteden ... by de Nieuwbrugghe, streekende tot jeghens den watersteeghere, de riviere van de Schelde loopende daemeffens, ter eender zyde, ende het straetken ter andere zyde, achter uutcommende op tplaetseken, ghenaemt Betsaerde, wesende den gheheelen teerlynck, metgaders al het recht ende actie, dat hem heere vercoopere is competerende an seker eerfve voor (voors. huus gheleghen." (Idem, 1643-1644). "Huus ende stede staende up twater, dat men eedt te Beedsaerde." (Idem, 1406-1407, 21). (10) Gids voor het Museum voor Stenen Voorwerpen en RuĂŻnes van de St.-Baafsabdij. Gent 1973. (11) Stadswandeling door de wijk St.-Macharius" Patriek Viane, lnge De Waele en Ginette Schollaert. (Ge. B. Ak) Gent nov. 1984. (12) Loctewijk Lievevrouw-Coopman. Gents Woordenboek blz 693.

DE GESCHIEDENISVAN DE VYT-BORLUUTFUNDATIE EN HET LAM GODS (Vervolg) 1900. Op de Vlaamse Kaai te Gent in de gevelversiering van de pittoreske "Villa van Eyck" ontworpen door architect Jacob Semeij zien we de portretten prijken van Hubert en Jan naar het voorbeeld van de vermeende portretten op het gestolen paneel, terwijl dat van Margaretha het portret van Jan's vrouw (Brugge, Groeninge) lichtjes voor ogen roept (296). Een andere gevelversiering uit die periode (1900-1904) waarop de van Eyck's gevierd worden, zien we op de buitenmuur van het Gents Museum voor Schone Kunsten. Deze geschilderde fries door Jan Delvin stelt de geschiedenis van de kunst voor. Op een fragment zien we de onthulling van het Lam Gods, dat moeizaam geopend wordt door een leerling (mogelijks Rogier Van der Weyden), wat direkt verwijst naar het verlies van de verkochte luiken (297). De kartoens van deze fries worden bewaard in de Gentse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (vriendelijke mededeling van E. Van Muylem). 1900-1902. De Parijse uitgave Album Photographique Universene wijdt een nummer aan het Lam Gods (vriendelijke mededeling F. Van Bost).

216


1902, Juni lS- september 15. De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België leent voor de Brugse expositie van Vlaamse primitieven de panelen van Adam en Eva uit. In de briefwisseling rond 1900 weigert de Gentse kerkfabriek de middenpanelen uit te lenen voor deze expositie. Ter gelegenheid van deze grootscheepse tentoonstelling sloeg men een gedenkpenning met als beeldenaar Jan van Eyck en Hans Memling. Op deze medaille van Edouard Dryepondt werden de namen van de voorgestelden verwisseld (298).

1903. Te Gent wou men Hubert van Eyck zijn rechtmatige plaats naast Jan terug laten innemen. Er werd voorgesteld om de grafsteen v.an Hubert terug te plaatsen in de Vytkapel gevat in een bronzen omlijsting, die geflankeerd werd door 2 allegorische figuren; dit alles tegen een zwart-marmeren muurbekleding. Spijtig werd dit ontwerp van Julien Dillens niet uitgevoerd (299). 1905. Het Gents Museum voor Schone Kunsten wil een tentoonstelling wijden aan van Eyck, doch de kerkfabriek weigert om de 4 middenpanelen uit te lenen, waardoor deze expositie niet doorgaat. 1906-1914. A. Sugg geeft als postkaart nr. 318 een zicht van het Lam Gods uit (300). Op de postkaart met een zicht op het Lam Gods door De Graeve Gand uitgegeven door Star (nr. 5B)(1908) lezen we reeds achteraan : "Exposition Universene & Internationale de Gand en 1913". Deze kaart werd uitgegeven ter vervanging van deze der gesloopte oude St.-Michielsbrug. Waarschijnlijk met het oog op de Wereldtentoonstelling gaven ook particulieren zoals Waen Lienders Editeur Gand Deposé (1908-1910) postkaarten van het Lam Gods uit. De vroegste postkaarten uitgegeven doór Ed. Nels Bruxelles van het Lam Gods (Serie 3, nr. 55) dateren rond 19081912 (herdruk : Nels-Emest Thil11920-1925). Zij gaven tevens een postkaart uit van de Antwerpse kopie (nr. 334, 1910-1920), gefotografeerd door LL (Neurdin & Levie Reunir). Voor de Edition d'art L.S. Bruges uitgave der postkaarten van het Lam Gods gebruikte men de foto van Hoffman Dresden (14260-75A) (ca.1910). Ook G. HamachenEdit. Bruxelles-Gand gaf een postkaart van het Lam Gods uit (6 bis 14) (1910-1914). Mogelijks door de Wereldtentoonstelling gafLeSoir op het einde van 1913 een Kerstmisuitgave uit met foto's van de Berlijnse zijluiken. De eerste gekleurde foto's zoals van Seemans Farbendrucke Leipzig gedrukt door Fr. Richter, GMBH Leipzig nr. 7025 werden met de hand bijgekleurd (voor 1920) (vriendelijke mededeling F. Van Bost). 1913. Met het oog op de Gentse Wereldtentoonstelling liet men een herdenkingsmonument vóór de kathedraal oprichten. Het architectonisch

217


N ......

00

Detail uit het rechter zij paneel "De musicerende Engelen".


plan van dit van Eyck-standbeeld is van Vatentin Vaerwyck, terwijl de bronzen groep met de wapenschilden in email van de hand zijn van Geo Verbanek (301), die voor de portretten zich liet inspireren op de vermeende zelfportretten van het Lam Gods. Ter gelegenheid van de inhuldiging maakte Jules Jourdain een plaquette met als beeldenaar het Gents van Eyck-monument. Er werd ook een plan opgemaakt- naast de akademische zitting - om een oorkondenboek te maken met alle bekende gegevens in verband met de van Eyck's te Gent. Door de oorlog is dit nooit verwezenlijkt, doch werden alleen de bijdragen voor dit werk van Victor Van Der Haeghen wel gepubliceerd (noten 120, 185, 194). 1914 (vóór). Voor de opnamen van het "Photographische Gesellschaft" van Berlijn demonteerde men de centrale panelen (302). 1914, september. Bij de aanvang van de eerste wereldoorlog maakte de kunstsmid Karel Coppejans 2 grote kisten, waarin de panelen van het Lam Gods werden gestoken. Hetaanbiddings-en het God-de-Almachtigepaneel werden verborgen tussen een dubbele muur in het huis van Ivo De Vreese in de Lange Steenstraat te Gent, terwijl het Madonna- en het Johannespaneel verborgen werden achter een preekstoel (langs de zijde van de Geldmunt) in de Gentse Augustijnerkerk (noot 302). Ir. A. Geernaert deelde me vriendelijk mee dat deze kratten door de smid Karel en de schilder Frans Coppejans vervoerd werden op een stootkar gecamoufleerd door brandhout dat er bovenop lag. 1916, zomer. De panelen in het huis De Vreese werden uit de kist gehaald om ze te conserveren (noot 6b). Waarschijnlijk werden deze panelen toen overgebracht naar de Gentse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. De familieleden van De Vreese deelden mij mee dat de Duitse bezetters het huis wilden laten slopen, mogelijks hadden ze lont geroken. 1918, februari 4. De panelen in de Academie werden in andere kratten gestoken (noot 6b). Hetzelfde jaar nog werden ze terug in de Vytkapel geplaatst, samen met de panelen uit de Augustijnenkerk. 1920. Na het Verdrag van Versailles moest Duitsland als schadevergoeding aan het Vlaamse patrimonium, zoals voor de vernieling in de Leuvense universiteitsbibliotheek en de verwoesting der hallen van Ieper (art. 247), de panelen te Berlijn aan de Belgische Staat geven. Op 3 juli kwamen deze 6 panelen toe te Brussel. Deze panelen werden samen met de Brusselse en de Gentse geëxposeerd in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel van 15 augustus tot 27 september. Op 29 september wordt het volledige retabel overgebracht naar de Gentse kathedraal, waar het

219


provisoir wordt opgesteld in de bisschoppelijke kapel. Op 6 november wordt het eindelijk terug op het altaar van de Vytkapel geplaatst. 1921, augustus 20. Er wordt een overeenkomst gesloten tussen de Gentse kerfabriek en de Minister van Onderwijs, waarbij wettelijk bepaald wordt dat de kerkfabriek het Lam Gods met alle middelen zal behoeden. In hetzelfde jaar vraagt de conservator van het Musée du Jeu de Paume te Parijs om het retabel te mogen ontlenen voor een tentoonstelling, wat hem geweigerd wordt. 1922-1923. Van Puyvelde (noot 290) en Aerts (303) merken op dat de Berlijnse panelen veel beter geconserveerd zijn gebleven dan de 4 middenpanelen, die steeds te Gent hebben vertoefd. 1923, mei 10-juli 10. De Adam- en Evapanelen worden tentoongesteld in het Musée du Jeu de Paume te Parijs. Op 28 juli worden deze luiken opnieuw toegevoegd aan het retabel (304). 1927. De eerste doorlichtingsopnamen van het altaarstuk werden genomen door experts van "The Fogg Art Museum" te Cambridge (Mass.) (305). 1930, juli 20-24. Ter gelegenheid van het eeuwfeest der Belgische natie gaf men een openluchtvoorstelling van het Lam GodsspeL 1930 (omstreeks). In die periode krijgen de postkaarten van het Lam Gods zoals vele postkaarten een bruin kleurtje; de gekleurde zijn met de hand bijgekleurd (vb. Eliorromia Z. Zacchetti-Milano, nr. 1563). Edmond Sacré, rue de la calandre 1 Gand, gaf een fotoserie over het Lam Gods uit (vriendelijke mededeling F. van Bost). 1932. Ter gelegenheid van het eeuwfeest gaf men een ceremonie.

NOTEN 296. F. Van Tyghem, De Vlaamse kaai te Gent, in: Gentse Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis, XXIII, 1973-5, blz. 281-302, 296, ill. 13. 297. 0. Roelandts, Les peintres belges décedés depuis 1930, in: Académie royale de Belgique, Classe des Beaux-Arts, Mémoires in 8°, Brusse11937, blz. 96-97; G. Hu/in de Loo, Catalogue du Musée des Beaux-Arts, Gent 1909, blz. 11; Anoniem, Catalogus van het Museum van Schoone Kunsten, 11, Moderne meesters, Gent 1932, blz. 12. 298. G. Hu/in de Loo, noot 152r; W. Martin, noot 80c; K. Van De Woestijne, De Vlaamsche primitieven, Uitg. De seizoenen nr. 8, Antwerpen 1943. Dhanens, noot 254.

220


299. Hommage international aux frères Hubert et Jean Van Eyck, 1913, blz. 5. 300. F. Van Bost. Postkaarten uitgegeven doorSugg, in: Dedraecke,jg. 1, blz. 8,nr. 3. 301. K. Haerens, Standbeelden van Gent, Gent 1977, blz. 37-8. 302. G. Van Den Gheyn. L'Agneau Mystique sous l'occupation allemande à Gand, in: Annales de la Société d'Histoire et d'Archéologie de Gand, XV, nr. 3, 1919, blz. 129, 140. 303. L. Aerts. Voor de moeder Gods in 't Gentse Altaar, Peer 1923. 304. E. Ver/at, La peinture ancienne à l'exposition à Paris (1923), Brussel-Parijs 1924, blz. 25, nr. 2, ill. 2, 3. 305. A. Burroughs, Art criticism from a laboratory, Boston 1938, blz.viiinoot 2, 180193, ill. 81, 84, 85-87.

Rudy VAN ELSLANDE ('t Vervolgt)

WAT EEN PAAR GETALLEN ONS VERTELLEN OF Hoe wij de Mule Jenny enkele geheimpjes ontfutselen ! De meeste van onze lezers zullen onze Mule Jenny reeds gezien hebben of ze zullen er reeds over gelezen hebben. Het zou deze fameuze spinmolen zijn, die door Lieven Bauweos vanuit Engeland naar het Europese vasteland werd gesmokkeld in 1798, waardoor hij te Gent de grondslag legde voor een bloeiende katoenindustrie. In 1980 verscheen een mooie brochure "De Mule Jenny" van de hand van R. De Herdt. Op blz. U lezen we: " ... De twee cijfers die op de eikehouten stoel terug te vinden zijn nl. 17 en 33 geven vooralsnog geen duidelijke aanwijzing ... ". Op het eerste gezicht zou men kunnen denken, dat dit de 33ste Mule Jenny was uit een grote bestelling van spinmolens en dat deze zelfde machine als 17de in de rij in een bepaald atelier stond opgesteld. Daar deze twee getallen echter tot eenzelfde rekenkundige reeks van getallen behoren krijgen deze getallen een geheel andere betekenis. Wanneer iemand mij de opdracht zou geven spijkers op een exact gelijke afstand van elkaar op een houten lat te spijkeren zonder dat ik over enig meettoestel beschik (ook geen lintmeter), dan zou ik dat perfekt kunnen uitvoeren op voorwaarde, dat het aantal spijkers mag gekozen worden uit de volgende rekenkundige reeks; 2, 3, 5, 9, 17, 33, 65, 129, enz. (ieder volgend getal is het dubbel van het voorgaande, min één). Ik zou beginnen met aan de twee uiteinden van 221


de lat een spijker te slaan. Met behulp van een koord of een lint zou ik telkens het middelpunt tussen twee spijkers opzoeken om daar even3 eens een spijker te slaan tot ik er een voldoend aantal geslagen heb. In plaats van spijkers op een lat te 5 slaan moest de maker van een eerste originele Mule Jenny spillen op een balk monteren en een zelfde aantal 9 cilindertjes naast elkaar plaatsen in primitieve werkomstandigheden. Tot 1790 werkte men nog overal met streekgebonden maten. Het me11111111111111111 11 triek stelsel was nog niet uitgevonden ! De houtbewerker, die de eikehouten stoel maakte, brandde het 111111111111111111111111111111111 33 getal 33 in het hout om aan de metaalbewerker mee te delen dat er 33 spillen moesten gemonteerd worden evenals 33 cilindertjes naast elkaar geplaatst. Toen men de bobijnen wilde plaatsen, zal men vastgesteld hebben, dat de spillen te dicht naast elkaar stonden. Vermits een ezel geen twee maal over dezelfde steen schopt, kon dit slechts met de eerste Mule Jenny gebeuren. Gezien de hogervermelde rekenkundige reeks moest men terugvallen op het aantal 17. Er was geen tussenoplossing ! Het getal 17 werd zeer zichtbaar op de eikehouten stoel geschilderd, om een vlotte werking met deze spinmolen te bewerkstelligen. Om deze machine naderhand te modemiseren moesten links en rechts enkele spillen, spoelen en cilindertjes verdwijnen om plaats te maken voor wieltjes, enz. Een tweede rij met spillen werd boven of onder de eerste geplaatst zodat voortaan 30 cilindertjes naast elkaar en 2 x 15 spillen dienst konden doen. Ik denk, dat het hier werkelijk om de eerste Mule Jenny gaat, die, zoals we weten, zeer moeizaam gemonteerd werd te Gent !

2

I I

I I

BIBLIOGRAFIE

- "De Mule Jenny" door R. De Herdt, Gent, 1980 - "Iets over voeten en ellen" door M. Van Wesemael, in VIAT, Tijdschrift voor geschiedenis van techniek en industriĂŤle cultuur, Se jaargang- 1987- nr. 18. - "In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad" door Suzanne Janssens, Gent, 1980.

Suzanne JANSSENS 15.1.1988 222


GENTSE REVOLUTIONAIRE FIGUREN DEEL lU. JACQUES-GUILLAUME MEYER Een van de Gentse revolutionairen die zich van af het eerste uur van de komst der Fransen met volle overtuiging achter het Jacobijnse ideeëngoed schaarde en zich onvoorwaardelijk uitsprak voor de aanhechting van Gent bij Frankrijk, was Jacques-Guillaume Meyer. Hij was een der actiefste leden van de "Club des Amis de la Liberté et de l'Egalité" (1) waar zijn categorische stellingnames, spectaculaire initiatieven en hevige tussenkomsten maar al te goed bekend waren. Hij speelde ook een zeer voorname rol als lid van de Centrale Hogere Administratie van het Scheldedepartement en lid van de Raad der Vijfhonderd (2) waartoe hij verkozen was in het jaar VI (1798). Meyer was zoals gezegd een notoir, radikaal en overtuigdJacobijn die, om zijn doel te bereiken, niet terugdeinsde voor geweld of corruptie. Hij had zeker invloedrijke politieke vrienden, maar was geen "leider" zoals wij dat nu in de politieke zin zouden interpreteren. Wij bevinden ons hier niet in de tegenwoordigheid van een man met eigen originele ideeën die een aantal volgelingen achter zich kon scharen die hem slaafs gehoorzaamden en over wie hij recht en gezag uitoefende. Neen, hij volgde trouw en zelfs blindelings de revolutionaire principes en richtlijnen die uit Parijs kwamen, en die hij zo nauwgezet mogelijk en letterlijk trachtte uit te voeren, zonder ze ook maar enigszins aan de plaatselijke mentaliteit, gewoontes of gebruiken aan te passen of bij te schaven. Men heeft misschien wel een beetje te vroeg de naam "Meyeristen" gegeven aan diegenen die dachten en handelden als hij. Jacques-Guillaume Meyer werd geboren te Gent op 6 april1756. Hij is de zoon van welgestelde burgers. Na school gelopen te hebben bij de Augustijnen of Jezuïten, bezoekt hij in 1772 de Leuvense universiteit. Hij is er een schitterend student. In 1774 eindigde hij als 23e op 155 kandidaten. Hij behaalt er de titel van licenciaat in de rechten. In een periode van volle intellectuele evolutie beïnvloed door de geschriften van de filosofen beweegt hij zich in de juridische kringen. Gedurende het begin van de Brabantse omwenteling is zijn houding dubbelzinnig maar toen de politiek van Vander Noot Vonck ertoe dwong naar Rijssel te vluchten, trok Meyer openlijk partij voor hem. Hij liet zich in de Gentse gemeenteraad- de Collatie- verkiezen, en ageerde in het geniep om de autoriteit van het stadsmagistraat te ondermijnen. Hij nam deel aan een poging om generaal Vander Mersch (fig. 6) te bevrijden die sinds 13 april1790 onder arrest geplaatst was op bevel van het Nationaal Congres (3). Tijdens de kortstondige terugkeer van de Oostenrijkers werd Meyer Gents correspondent van de comité's van Belgische vluchtelingen te Rijssel en Douai. Hij ontving ten 223


:.

~.

'

.

Fig. 1. De namen en woonplaatsen van de "deftige Borgers" als provisionele vertegenwoordigers van het Gentse volk gekozen bij handgeklap of toejuiching door "het vergoederd Volk" in de St.Baafskathedraal, toen Tempel van de Rede. 28 november 1792. (Universiteitsbibliotheek G. 17687 Gent)

224


.e:s,

•CJJ.OEll,

_Ol)bescbe:nclea M•J'' 1 mee sy11e11 sleete• .\• . , ~ 1iende dac niemand syne onwettige Attbm:~dc en.rlê spe sebrikkelyke Projeeeen goed en keurd, beeft in eenen se:fteten Club geresolveerd, ·na· eenige Oproermoeken nrc· te iloopen, om de ttelfelyke Borgen, alnrannaer sy in de Verg3ederinge voor dë goede saeke spreeken, te doen Uyt• · btcben ende te verwyten, dar sy ·.Jf,.iutJc,..,ll" s1·tt; ia te· ~ndeel alswanneer illl:llld van bunnen slegten aeob1az eeJilgen · voorscel soude doen , d:tt sy op de bsnden moetea

l

i I

}-

1

pÎakkcn ende roePen: JJ;."' J;""~· Men beert ontdekt;~ dat onder deese opgemaekte Persoaoen sy11, de bekende ieügeuieten ende gebroeders c•• fll.""~,.,lu Sroeldrac:yeU·.· ieD dwa.esen p,.,.",.,, den Silveren Y,rs,.,,. , hec· groOt L!ebt P'.rtt".,r,", ende andere dier;:etyke Sehorkeo. Men been nog voorder gegaen. Om dat den infaemeä M,1,, slet, d:tc hec onmogelyk sal sy11, van abominable projeeten te konoen uycvoeren , beeft hy order. gegeven 0 un eeulge Deugenieren, van .WI! die, de welke hem sulleD tegenspreken, uyc de VerpederiDgè te doen sleepen ofte re ~rmoorden. . .Bórgen ~ is'c dit onse nieuwe Vrybeyd r eene bende ol>-: toenoaeken ende banqaeroatiers maekc sis met geweld mee: ~r van de souvereYntteyd van bet Votk; ende alle. die siC ~ilen tegen h111111e scbeimÜye~ , .,.D in perykel nn hno ~ ·wa te vetliesen 7 • ·

•JO•

isorgen. sult gy t!ft nor lauger verdraogen' sult gy ",... llellgie Iaeten vernietigent 1111t gy uwe Kloosters ende ~ \eU: Jaecen ~fllrdCen door eettèn hoop kaele-borsen ende~­ lfDeroatiers, om hnnn"" sak te vunen I salc gy 11we NeÏl'illgQ ende Alnbagten Iaecen open-scenen ende ons ilcemsel Iaerea tllioeerea 7 iae Borgers, gy syc bedroeft, gysW'fgt, gyswygt"; iilaer gy moet niet meer sWygea; waer syc gy, kloekmoecli~ i• Scblppen , W.er syc gy Vleoscbonden, VuCb-verko~P..,. Kneu-JiJliders, Scetk-werken r waer syc gy Ambagti-mannea j",de WerKlieden r ·, Waer stt gy Pandoeren;· de Welke atfeede vemiedcl; .,.., dien inliaemen lii•J•r· wilt ons alcemael kael en.tè trui maeten ceJyk hy Is! ende om bet Volk te verleyckn• l7 heeft niet anders in syllen mond ais cien . Titel Van bet ;;,.,,.,_,",;het welke by eyl'a.;.! ioo jiiDliOè.rlyk verVoJiit; :· OodertliSSChen is het niet den gemeyneii Man, den .ril~ .~ .. leD aldernieest lyd7 Metsers, TUDJDermons-; Kleenna<!" hts • Behangen ende andere Neir!Dgea liggen· stil. · ·: llegoede mensellen, waer door de andere leeven • en cláP · ::'ien niet laecen werken. . . .

·uo

'llrave Nieuw-brugers mlt a· die· ·noa bileer ~ ;-:-

:bleien, •••• :.

.

.

.c. -: .·.·

oadetteekenc J • .4.-llf; Senetorfi der Soci~teyt der Vryhejd < .

. . . -.. o!llcGelrklleJd: ~~~ lcal ~·~ ~•á ntcc.,.~ ~~• · .• ·.· ... ~

Fig. 2. Vlugschrift van 28 december 1792 tegen "Den onbeschaemden Meyer, met synen slegten hoop, ... oproermaekers ... opgemaekte Persoonen ... deugenieten ... Schorken ... infaemen ... banqueroutiers ... kaele horsen... en hunne schelmeryen." (Universiteitsbibliotheek Gent- G. 17684)

225


zijnen huize de geheime boodschappers die hij inlichtingen over de plaatselijke toestand verschafte, terwijl hij door vlugschriften en andere klandestiene geschriften een anti-Oostenrijkse campagne voerde. Hij financierde zelfs met eigen middelen het "Comité révolutionnaire des Belges et Liégeois-unis" (4) die hij 6.000 gulden overmaakte. Meyer liet er geen gras over groeien. Op 12 november 1792, nauwelijks één dag na de intocht der Fransen te Gent richtte hij de "Club des Amis de la Liberté et de l' Egalité" op, waarvan hij het voorzitterschap waarnam. Toen hij met 48 van zijn stadsgenoten als voorlopig vertegenwoordiger benoemd werd om het verkiezingsreglement van de 60 toekomstige vertegenwoordigers bij de Belgische Nationale Conventie- die nooit het daglicht zou zien- uit te werken, stelde hij op eigen autoriteit deze lijst op, waarbij hij al zijn politieke vrienden naar voor schoof. (Fig. 1) Hij liet in de St.Baafskathedraal de eed van trouw van de stad aan Frankrijk afleggen, welke hij hoogstpersoonlijk te Parijs aan de Conventie ging overhandigen. Toen het Oostenrijkse gezag voor de tweede maal hersteld werd, achtte hij zich nu toch wel te zeer gecompromitteerd en emigreerde naar Parijs waar hij in zijn geschriften een lans breekt voor de aanhechting van de Belgische staten bij Frankrijk. Zodra de Fransen teruggekeerd waren, na hun overwinning te Fleurus, is zijn opgang gestaag. Hij wordt aangesteld als hoofd van het impopulaire "Bureau des Subsistances", of om het anders te zeggen : de opeisingen in de schoot van de Belgische Centrale Hogere Overheid. Later treedt hij toe tot de "Conseil de Gouvernement" of Regeringsraad. Ondertussen beheert hij te Gent de Berg van Barmhartigheid in de Abrahamstraat vooraleer tot Administrateur van het Scheldedepartement benoemd te worden. Uiteindelijk zal hij herkozen worden in de Raad der Vijfhonderd in het jaar VI (1798). Daar hij voorstander was van de staatsgreep van Brumaire (5), gaat hij over naar het "Corps Législatif' (6) alvorens naar Gent terug te keren. Op 16 mei 1805 zou hij te Eeklo overlijden alwaar hij het ambt van griffier bij de rechtbank van 1e aanleg bekleedde. Meyer is een onrustbarend personage. Hij is door zijn tijdgenoten en door historici op zeer verscheiden wijze beoordeeld geworden. Allen zijn het er over eens dat hij een onverzoenlijke houding aannam en tot geen enkele toegeving bereid was. Een anoniem vlugschrift uit die tijd gebruikt de term "onbeschaemd" (fig. 2). Hij werd bij sommige Franse autoriteiten afgeschilderd als "intrigant". Bouteville, de Commissaris van het Uitvoerend Directorium te Brussel, kwalificeert hem als "waarachtig patriot" (véritable patriote), terwijl Ferrand, militair commandant van Gent, over hem schreef: "De advocaat Meyer, gesel der aristocratie en royalisten, is mijn waardig medewerker. (7) Madame Tassier noemt hem "een vurig en hartstochtelijk patriot" (démocrate ardent) en ook een "geestdriftig democraat" ( démocrate exalté). Nève de Mévergny in "Gand sous la domina ti on 226


K

·.,. ''. ·,;._-... .

. \7 ~~./ . ·: .

-: . .

E-Y ~ER .

EN · Di: :" . η

·-·

'

:$:~,i f:.·.···FRAN· .: -·. ..·.. S:, :'t·,BE ·:. REPUBLIEKE<. ' . . i.:- : - ·.: ·,._· . ~~:. · .· "

Door ,ëiën·Burger

~-,G~ M_E~R~ · ,.'~

- . -~r~~fde~'t va~ 'iJ~ Cmtrade Admfni;:r~~i~-~~;;·'&-i: ~-

.

. ;':>;p~f_;,_,~iizent der Sc;:_~LD~: :;,; c; --~ ) - :::~: - ~ -:.:::.:_.:·/5- ·.

-..

',

y

~~ --~=-·:; :7' -:··~ ;"" .

...:f. .·_. . .

._ ·:-.: .:

. ...

·

Fig. 3. Redevoering uitgesproken kort na de vrede van Campoformio in 1797 waarbij de Oostenrijkse keizer afstand deed van " België" ten voordele van Frankrijk.

227


DISCOURS l'ILONONCt

P..t.IL LE CITOYEN

Présidcnt de l'Administration Centrale du Département

DE

L'ESCAUT,

A roecasion de rannÎPersaire de la jaste paniuon da demier Roi des Franfais • à G4ND, Ie 2 PlaPÎÓse de l'on Fl.

• ••c-•.

~

A GAND, che1: .A. B. STivEN, lmprimeur dil Département de L'EsC.<I.UT.

6.il.8. (i3S/1

Fig. 4. Redevoering uitgesproken door burger J.G. Meyer Voorzitter van de Centrale Administratie v.h. Scheldedepartement ter gelegenheid v.d. verjaardag van de juiste en rechtvaardige bestraffing v.d. laatste koning der Fransen, te Gent, de 2e pluviose v.h. jaar VI (21 januari 1798 -Gentse universiteitsbibliotheek G3571 en G76967)

228


française" zegt dat hij een Jacobijn en aanhanger van de harde maatregelen" was (Jacobin et partisan des mesures de sévérité}. Du Bosch uiteindelijk, Commissaris van het Directorium van het Scheldedepartement, schrijft in een brief naar dit Directorium ter gelegenheid van de verkiezing van Meyer tot de Raad der Vijfhonderd dat het een "onberispelijk patriot" was "die algemeen aanzien genoot" (patriote irréprochable, il jouit de l'estime générale) Wat is er daarvan aan? Heeft hij zich omringd- zoals men er hem van beschuldigd heeft - door een "bende struikrovers" (d'une bande de coupejarrets) of "een samenraapsel van uitschot" (un ramassis de canaille} om zijn einddoel te bereiken? Het is niet uitgesloten want hij is ooit nog eens naar Parijs getrokken om te vragen dat sommigen van zijn landgenoten - waaronder de Ieperling Lalou - Riga - naar de guillotine zouden verwezen worden. Het is in ieder geval een sluw demagoog die steunde op het uitvaagsel van de bevolking. Zijn gewelddadig taalgebruik was berucht. (fig. 3 en 4) Voor hem zijn de uitwijkelingen "schurken die het menselijk ras onteren" (des scélérats qui déshonorent Ie genre humain). Hij spreekt slechts beledigend of sarcastisch over de priesters "die zich vetvreten op het zweet van het volk" (qui s'engraissent de la sueur du peuple). Het is ook een bedrieger die er niet voor terugschrikt in het geheim naar de Conventie te schrijven opdat ze zonder dralen en met de nodige vastberadenheid de beschikkingen van het decreet van 15 december zou ten uitvoer brengen, tegen hetwelk hij openlijk geprotesteerd had in het College der Voorlopige Vertegenwoordigers. Hij bezit in ieder geval de politieke strategie en redeneerkunst. Hij schrijft bijvoorbeeld, tijdens een redevoering voor de Raad der Vijfhonderd, de oorzaken van de Boerenkrijg toe aan Engelse machinaties, daar waar hij toch zeker niet onwetend kan geweest zijn over het feit dat ze hun oorzaak vonden in de diepgewortelde impopulariteit van de revolutionaire politiek. Meyer is een vreemd figuur. Alle mogelijke functies die hem ten deel gevallen zijn, heeft hij door allerhande kuiperijen bekomen, niet uit persoonlijke ambitie of financiële redenen, maar uit bekommernis om de algemene revolutionaire ideeën die niet van hem persoonlijk kwamen. En om dit doel te bereiken deinsde hij niet terug, noch voor de grote middelen, noch voor personen die hem in de weg stonden. Rewbell (8} schreef in zijn instructies tot de administrateurs der departementen : "Streng en onbuigzaam zult gij zijn enkel wanneer het de uitvoering betreft. Handel voor wat de andere taken betreft die de wet U delegeert, met zachte hand, verzoenend, vaderlijk, zodat de spanningen verminderen, de woede zich tempert, het vertrouwen kan gewonnen worden ... Tracht nader tot Uw onderdanen te komen ... Tracht steeds te overhalen." (9)

229


~

}' J

cÎ;_e-~C.-t:"M- __:;..<--.. -~·~&;..;;_..:

·è~~r~·4:c )'~. éa-··ro/J-~~4-A-l .of/ ~.... ;h,. .: ,[ é'.... c ~ .4.14.._~ . d:::~:~~~:J--4 c-:J-.c_ ~~{ ! .

'·

~~ ~- ;?t-_~

Fig. 5. De lOe pluviose van het jaar IV (30 januari 1796) zwoeren alle functionarissen en door de staat bezoldigde personen op de Vrijdagmarkt een eed van haat aan het koningdom. Meyer, die daarop niet aanwezig was, ging achteraf wel de reusachtige registers tekenen die achteraf naar Parijs werden gestuurd. Daar waar anderen alleen hun naam en functie noteerden, schreef hij er eigenhandig een hele boterham bij : "Je déclare que n'étant pas fonctionnaire public salarié par la république, j'ai pris librement et sans crainte part à cette fête et abjure, comme j'abjurerai toute ma vie la royauté, !'aristocratie, Ie fanatisme et Ie monstre de !'anarchie. Gand Ie 16 pluviose quatrième année républicaine" en hij tekent : "J.G. Meyer, ci-devant membre du Conseil de Gouvernement français pour les 9 départements réunis par la loi du 9 vendémaire dernier. (10) (Parijs- Archives nationales Fl c 111 Escaut 4)

230


Fig. 6. Generaal Vander Mersch. Meyer nam deel aan een poging om generaal Vander Mersch te bevrijden die sinds 13 april1790 onder arrest geplaatst was op bevel van het Nationaal Congres.

231


Het minste dat men kan zeggen als men Meyer stap voor stap volgt, is dat hij daar absoluut geen rekening mee gehouden heeft. Femand LELEUX Vertaling, verklarende nota's en documenten Eddy LEVIS

NOTEN (1) Vertaling: "Club van de Vrienden van Vrijheid en Gelijkheid". (2) Zie: "Gentse Republikeinse Figuren" Deel I, nota (2). (3) Vander Mersch :Tijdens de Brabantse Omwenteling werd in het Prinsbisdom Luik een klein leger van ± 3.000 vrijwilligers op de been gebracht dat onder aanvoering van Vander Mersch Brabant en Vlaanderen binnenviel. Te Turnhout werden de Oostenrijkers overwonnen. Bij de herinname van België werd Vander Mersch gevangen gezet. (4) Vertaling: "Revolutionair Comité der Verenigde Belgen en Luikenaars". (5) Staatsgreep van Brumaire : zie "Revolutionaire Gentse Figuren" Deel 11, meinummer nota (19). (6) Vertaling: "Wetgevend Lichaam": Ingesteld door de Constitutie van 3 september 1791. Opvolger van de Constituante van het jaar 111 (22 augustus 1795). Zij deelde het "Corps législatif' in twee lichamen : "Le Conseil des Cinq-Cents" en de "Conseil des Anciens". (7) Vertaling: "L'avocat Meyer, Ie fléau des aristocrates et des royalistes, est mon digne collaborateur". (8) Jean-François Rewbell. °Colmar 1747, tColmar 1807. Lid van de Conventie en later ook van het Directoire (1796-1799). (9) Vertaling : "Sévères et inflexibles seulement alors qu'il s'agit de l'exécution des lois, portez pour les autres fonctions que la loi vous délègue eet esprit doux, conciliateur, patemel, qui abolit les pressions et brise la colère, qui commande la confiance ... Rapprochez-vous sans cesse de vos administrés ... Persuadez toujours." (10) "Ik bevestig geen openbaar loontrekkend functionaris van de republiek te zijn, en ondanks dit toch vrij en zonder schrik deel te nemen aan dit feest en zweer hierbij af, zoals ik mijn hele leven zal blijven afzweren het koningdom, de adel, het fanatisme en het monster van de anarchie. Gent de 16e pluviose van het jaar IV van de republiek".

232


VRAAG EN ANTWOORD De volgende vraag komt van de Heer G. Rigaux (Gent) : Omstreeks 1796 was Antoine Rigaux voorzitter van de Krijgsraad te Gent. Hij verwierf, zoals vele andere personen, bij de openbare verkoping van kerkelijke goederen 49 ha te Gent. Ik zoek dokumentatie van algemene aard, maar vooral historische en genealogische, aangaande voornoemde persoon en zijn aktiviteiten. Van Mevrouw Denise Baete (Gent) ontvingen wij het volgend schrijven (laatste stuiptrekkingen van onze beruchte Puzzel 1987 ?) : Nog over onze puzzel1987. Graag mocht ik vernemen in welke periode der middeleeuwen onze "man van Sint-Niklaas" ofte DIRK CHAMPENOIS thuishoorde. Wat hij verrichtte om zo onze aandacht waardig te zijn geweest. Dat hij enkele puzzelaars flink gepest heeft zo veel is zeker en ik sluit me dan ook volledig aan bij de niet malse kritiek van de heer J. De Vriendt. Ik veronderstel hiermee tevens de wens te vertolken van de paar dapperen die ook bijna de eindmeet bereikten en dat wij het waarschijnlijk eens zijn om te zeggen : hoedje af voor onze "primus inter pares" Mejuffer SarteeL Driewerf hoera ! Onze Quizmaster aan wie wij deze brief voorlegden reageerde als volgt : De reden waarom wij Dirk Champenois gekozen hadden voor de puzzel ligt in het feit dat wij menen dat hij niemand .kwaad gedaan heeft. Integendeel zelfs, hij heeft zeer veel goed gedaan en juist daarom was hij de gevraagde. Met enige relativiteit bedenken we dat de puzzel eerst en vooral een spel is en dat niet enkel het winnen telt, maar vooral het meedoen. De opgave die we voor ons zelf stelden was om de lezers op zo'n breed mogelijke manier hun geliefde stad te leren ontdekken. Dat dit opzet grotendeels geslaagd is, bewijst niet alleen reacties zoals "we hebben veel bijgeleerd", maar ook mensen, die ons in dit verband nog iets willen bijleren en artikels willen publiceren in ons tijdschrift over deze gevraagde heren en dames. Hierbij maken we tevens gebruik om een zeer dikke proficiat te wensen in de eerste plaats aan onze winnares Mevr. Sarteel en ook aan Mevr. Baete en de Heren Cassiman, Caese en Devriendt voor het meedoen in alle sportiviteit. Misschien nog een woordje over Dirk (van) Champenois. Geboren uit een Gentse familie zag hij op het einde van de 12de eeuw het levenslicht in de Afteveldestad en overleed omstreeks 1268. Deze wolhandelaar, die nauwe relaties onderhield met Engeland, was nauw betrokken bij de stichting van de gemeente St.-Niklaas (1217) en kocht aldaar de heerlijkheid Pumbeke

233


te Belsele. Zeer belangrijk voor onze Vlaamse geschiedenis is dat hij als eerste (lees : één der eersten) het feodale stelsel verwierp en in de plaats een vrije gemeenschap stelde. Hij gaf dus aan zijn lijfeigenen de vrijheid en stelde ze als cijnsplichtigen (belastingbetalers zoals wij) in dienst van de parochie St.-Niklaas, waarvan hij de gevolmachtigde beheerder was. Indien we geen figuren gekend hadden als Dirk Champenois dan behoorden de meesten onder ons als verbruikersgoed toe aan een grondbezitter en voor deze vrijheid hadden we wel een plaatsje over in de puzzel. Als laatste willen we vermelden dat onze Gentse muggenzifter, die ± 19.000 exemplaren van deze beestjes bezat en vooral oor had voor deze die rond je hoofd komen dansen, Maurice Goetghebuer (1876-1962) noemde. De volgende vraag komt van Prof. A.K. Evrard (Gent): Toen het puin van de onlangs verdwenen textielfabrieken tussen Kantienberg, Voetweg, Benedictijnenstraat, Stalhof en Schelde, nog als parkeerplaats toegankelijk was, trof ik er een arduinblok aan met het inschrift GEBOUWD DOOR C.C.S. BODIEN DEN 12e SEPTEMBER 1825 Was dit, toen onze Gentse textielindustrie onder het Nederlands bewind een hoge vlucht nam, een architect of een aannemer ?

234


LEZERS SCHRIJVEN ONS Van de Heer Frank 0. Ödberg (St.-Maria-Horebeke) ontvingen wij het volgend schrijven : Onlangs ontdekte ik de volgende drie foto's, heel waarschijnlijk door mijn grootvader en homoniem FrankOlof Ödberg (1879-1917) getrokken. Zij dateren vermoedelijk van rond de eeuwwisseling. Enerzijds zullen zij, gezien hun originaliteit, zeker interesse verwekken bij ettelijke lezers van G.T., anderzijds doe ik beroep op hun wetenschap om ze ofwel te lokaliseren, ofwel om kommentaar te bekomen. Foto Nr. 1 : Afbraak van het Wolfstraatje, dat oorspronkelijk uitkwam links van het Lakenmetershuis op de Vrij dagmarkt. De achterkant van dat gebouw is trouwens zichtbaar rechts op de foto. Verschillende steegjes uit die wijk werden in het begin van deze eeuw afgebroken in het kader van het "plan" Semey. Men kan nadere inlichtingen vinden betreffende architect Semey en de veranderingen die hij aangebracht heeft aan die wijk in het werk van G. Deseyn "Gids voor Oud Gent", pp. 35-39. Heeft iemand ooit hierover een meer uitvoerige studie gepubliceerd ? Foto Nr. 2: Vermoedelijk het dichten van een waterloop ( cf. logia langs de muur; stenen bevloering vooraan onder de aarden laag, misschien een gewelf?). Welke lezer kan dat zicht identificeren? Foto Nr. 3 : Helaas is zij niet scherp. Een affiche op de afsluiting is echter wel te ontcijferen : "Kohier". Het betreftde-spijtige- aanpassingswerken van het herenhuis Schamp-d' Alcantara op de hoek van de Veldstraat en van de Voldersstraat. Wanneer men deze foto vergelijkt met de huidige toestand stelt men vast dat de breedte van één venster heropgericht is geweest in de oorspronkelijke stijl. Waarom zou men dan heel die hoek (en vrij diep langs de Voldersstraat) afgebroken hebben ? Werden die veranderingen toen reeds uitgevoerd voor l'Innovation en voor het huis Caron ? Datum ? De onderstaande brief komt van de Heer David Maes (Gent) : Naar aanleiding van het publiceren in Gh.T. 1988 nr. 2 van de oplossingen van de Puzzel1987, samen met de er aan gepaard gaande reacties en bedenkingen, heb ik opgemerkt dat een deelneemster aan de puzzel in zowat alle Gentse archiefinstellingen en bibliotheken op speurtocht is geweest naar geschikte literatuur om daarin de oplossing te vinden op de gestelde vragen. Op zichzelf is dit een lovenswaardig initiatief om niet zomaar bij de pakken te blijven zitten en deze instellingen te gebruiken waarvoor ze in feite werden opgericht. Daarentegen heb ik reeds meerdere malen moeten vaststellen dat daarbij toch een belangrijke instelling maar al te dikwijls over het hoofd wordt gezien. Ik bedoel hierbij de "Toren vol met boeken" 235


1. Afbraak van het Wolfstraatje.

3. Werken aan het Hotel Schamp-d' Alcantara.

236


2. Wie kan dit zicht identificeren ?

(de Gentenaars noemen hem gemeenzaam de "Boekentoren") ofte de Bibliotheek van de Rijksuniversiteit Gent. Nog te velen menen dat deze bibliotheek enkel toegankelijk is voor academici of ingewijden. Niets is minder waar. Naast een handschriftenafdeling, beschikt de Rijksuniversitaire Bibliotheek ook nog over een onnoemelijk aantal wetenschappelijke werken en -tijdschriften , waaronder toch een vrij groot aantal met een geschiedkundige en heemkundige inslag. Weet U dat zich hier o.a. een van de meest volledige reeksen bevindt van de "Gazette van Gent" (sinds de oprichting tot het einde van het verschijnen van deze krant). Dit om slechts ĂŠĂŠn voorbeeld te noemen. Een handige gids, die gratis verkrijgbaar is aan de balie, kan de lezer behulpzaam zijn om zijn weg te vinden in de massa's voorhanden zijnde werken. N.B. Was het U reeds ter kennis dat er in het Stadsarchief Gent een fonds M. Steels bestaat (Diverse kleine Fondsen nr. 9 - inventaris nr. 132) en 237


dit sinds 1978. Dit fonds bevat hoofdzakelijk documenten die in verband staan met het Stedelijk Onderwijs te Gent.

GÊNSCHE PRÁOT Den baron Lapschuure gaf op Seles-Kest en conference over 't nut van den äorbeid. Hij explikeerdege aan de meinsche de nûudwendigheid van 't wirk, en wa dat er moest gedäon worden om ons volk gelukkig te maoke. Balte Smirbuik zat te luistere da de traone van zijn kaoke liepe. - Hij vertel wel veelleuges, zeid hij, mäor hij zeg het toch zûu schûune. - Het wirk, zeid de baron, es en zegenijnge van God, het rnaokt ons gelukkig in gezond. Uuk moeten al de meinsche nistig wirken om onze rijkdom te vermîedere. Ze moeten ûuk regelmaotig wirke om uit de gewente nie te geräoke, zeid den baron, dat es danzereus. Iederîen hêet ondervonde, aos ge te lange wacht van iets te doen, dat 't nie goe nie mier en gäot ! - Dat en es nie wäor, Menhîere den baron, riep Smirbuik ... - Hoe, nie wäor ! riept den baron, wie durft er dategenspreke ? - Ik, zei Smirbuik ezûu; 't es bij mij zuust 't verkîerde. Aos ekik, bij manîere van spreke, te lang wachte van ete, ehwel, 't es zuust tons da 'k 't beste kan smulle ... -Steekt diene rozernaoker buite !, riept den baron.

BIBLIOGRAFIE De Parochie Sint-Coleta te Gent viert ditjaar haar eeuwfeest op 25 september. Ter dier gelegenheid zal een Jubileumboek uitgegeven worden met de geschiedenis van de parochie. Het zal verschijnen op 25 september en ongeveer 200 bladzijden tellen. Het kan bekomen worden door 300 fr. over te schrijven of te storten op Rekening Nr. 445-9631391-34 van het "Steuncomité 100 Jaar St.-Coleta" met de vermelding "Jubileumboek".

238


VORIGE JAARGANGENVAN 'GHENDTSCHE TYDINGHEN' Dank zij de medewerking van onze lezers, zijn volgende nummers opnieuw verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad. Jaargang 1972 Nr. 9 1973 Nrs. 11-12 1974-1975 Nrs. 1-2-5-6 1976 Nrs. 2-3-4-5-6 + voll. jaargang 1977 Nrs. 3-4-5-6 + voll. jaargang 1978 Nrs. 1-4-6 + voll. jaargang 1979 Nrs. 1-2-3-4-5 + voll. jaargang 1980 Nrs. 1-2-3-5 1981 Nrs. 1-3-4-5-6 + voll. jaargang 1982 Nrs. 2-3-4-5-6 + voll. jaargang 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (Spec. Nr.) 1983 Nrs. 1-2-4-5-6 + voll. jaargang 1984 Nrs. 1-2-4-5-6 + voll. jaargang 1985 Nrs. 1-2-3-4-5 + voll. jaargang 1986 Nrs. 1-2-3-5-6 + voll. jaargang 1987 Nrs. 1-2-4-5-6 + voll. jaargang Prijs per afzonderlijk nummer 60 fr Prijs per volledige jaargang 300 fr Gentse stadstrams en -bussen (Lode HOSTE) Prijs per boek: 250 fr (lid) 350 fr (niet-lid)+ port 35 fr. Tijdschrift en/of boek kunnen afgehaald worden elke zondag tussen 10 en 12 uur in het Documentatiecentrum (behalve in juli en augustus en wettelijke feestdagen). Portkosten bij betaling op postrekening. Tot 2 nrs :25 fr. Tot 4 nrs : 35 fr. Tot 6 nrs : 45 fr. Verder per jaargang: 45 fr. Nog verkrijgbare uitgaven : -Plattegrond Gent 1641 uit 'Flandria illustrata' 100 fr. (1e uitgave door Hondius) -Plattegrond Gent 1796 door Goethals 100 fr. (identiek aan origineel) Plattegronden dienen afgehaald te worden op het Documentatiecentrum (geen postverzending). De Bibliothecaresse Mevrouw Van Geluwe-Eggermont 239


AANVULLENDE LEDENLIJST 2403. 2404. 2405. 2406. 2407. 2408. 2409. 2410. 2411. 2412. 2413. 2414. 2415. 2416. 2417. 2418. 2419. 2420. 2421. 2422. 2423. 2424. 2425. 2426. 2427. 2428. 2429. 2430. 2431. 2432. 2433. 2434. 2435. 2436. 2437. 2438.

Marteos A., Spinmolenplein 263,9000 GENT Mw Batsleer Y., Volpensweg 94, 9050 EVERGEM Bank Brussel Lambert, Kouter 173,9000 GENT Mw Marteos D., Redegemstraat 87, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) Dheere R., Halve Maanstraat 75,9110 GENT (Sint-Amandsberg) Uytterhaege M., Oaselaan 1,1900 OVERIJSE Bourgonjon P., Kalandestraat 14,9000 GENT Vermeulen H., Kraanlei 3, 9000 GENT Pertry M., Rijvisschepark 10,9710 GENT (Zwijnaarde) Mw Renckens M., Koningin Astridlaan 104,9000 GENT Van Quaquebeke, James Ensorlaan 14, 9820 GENT (Sint-DenijsWestrem) Mw Verstraete M., Emiel Segersplein 24,9000 GENT Mw Decuyper D., Muilaardstraat 14,9000 GENT Dekeyser R., Notenstraat 20,9910 GENT (Mariakerke) Lacquet R., Langestraat 140,9370 LEBBEKE Pieters W., Kikvorsstraat 955, 9000 GENT Mw De Coninck P., Martelaarslaan 82,9000 GENT Van der Auwermeulen G., Volderstraat 28/1,9000 GENT Raedene M., Leopold 111 laan 23, 8790 WAREGEM Casteleyn J., Hubert Malfaitlaan 3, 9820 GENT (Sint-DenijsWestrem) Comhaire L., Kortrijksesteenweg 867, 9000 GENT Mw Mengé C., Begijnhoflaan 476, 9000 GENT Matthys J., Elfnovemberstraat 30,9910 GENT (Mariakerke) Descbrijver D., Krekelberg 26, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) Meerschman F., Kruisdreef 2, 9930 ZOMERGEM Mw Leroy-De Vuyst M., Cipresdreef 8, 9910 GENT (Mariakerke) De Vleeschouwer B., Korte Veldstraat 1, 8610 WEVELGEM Leyseele J.P., Lazuurstraat 21,9000 GENT Mw Verdegem Cl., Dorpsstraat 64, 9800 DEINZE Z.E.H. Muller L., Maïsstraat 6, 9000 GENT Mw Van Hove M., Doornakkerstraat 41, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) Broers L., Jef Crickstraat 28,9110 GENT (Sint-Amandsberg) De Keukeleire E., E3 plein 93,9218 GENT (Ledeberg) Mw Van Kwikenborne A., Oorlogskruisenlaan 90, 1120 BRUSSEL Lippevelde M., GustaafEylenboschplein 33,9000 GENT Z.E.H. Schmidt P., Reep 1, 9000 GENT 240


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W.

17ejaargang nr. 5

15 september 1988

Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris. Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester: A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235,9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149,9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14-9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld : 300 fr. per jaar. Buitenland: 400 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar. INHOUD

Van alle Markten thuis: De Vrijdagmarkt en de Garenmarkt Inventaire archéologique : Het Portret van Jan Boeksent Uithangborden te Gent (Vervolg) Een Bargie voor Koningen Gentse revolutionaire Figuren : Charles van Hulthem Een volkse Straatbenaming Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen {Vervolg) De St-Lievensbrug en de St-Lievenspoort De mysterieuze Hendrik van Gent De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Vraag en Antwoord Gênsche Präot

242 253 255 265 267 278 279 290 291 296 296

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.


VAN ALLE MARKTEN THUIS Deel VI: De Vrijdagmarkt en de Garenmarkt De Vrijdagmarkt Vroeger heette men de Vrijdagsmarkt ook " Keizerplaatse", omdat er van 1600 tot 1792 een houten beeld van keizer Karel stond op een hoge pilaar. Het werd door de Fransen bij hun intocht omver getrokken en vervangen door een beeld van de Vrijheid . Er kwam een Vrijheidsboom en het plein werd prompt herdoopt in "Place de Ja Liberté" en ten tijde van Napoleon terug in "Place de l'Empereur". Hoofdzakelijk was er natuurlijk de markt van nieuwe koopwaren zoals kleren , mutsen , schoeisel , leder, tabak , eetwaren, ellegoederen , blikslagers-

• .. • •- ~.:t:t ~ IZ

I

u

- ......... :.fl

rm:-w"'l

,.

Fig. 1. Het Groot kanonplein aan de Vrijdagmarkt . Men verkoopt er allerlei aardewerk en "pottecarie". Zelfs pispotten zijn er voorhanden. De man met pet en blauwe kiel tast naar geld in de broekzak. Op de achtergrond twee dames met zomerse bloemetjeshoed, een koppel met parasol, een moeder met kinderen. Helemaal achteraan het urinoir of "pissijn" . Heellang geleden lag hier een insteekdok van de Leieen vóór 1404 werd er nog Garenmarkt gehouden. (foto Fonds Vanderhaegen - Museum voor volkskunde).

242


Fig. 2. De Vrijdagmarkt (die sinds 1756 ten andere ook op dinsdag gehouden werd) of markt van nieuwe koopwaren, ter hoogte van de Meerseniersstraat. Op de achtergrond uiterst rechts "Café du Nord" naast "Café Beige", afgebroken voo r " Ons Huis". Café du Nord was op het einde van de vorige eeuw het ve rgaderlokaal va n de Marktkramersbond van Gent. (foto Fo nds Vanderhaegen - Museum voor Volkskunde).

waren, enz ... De kuipers stonden voor de St.-Jacobskerk , want eigenlijk liep de Vrijdagsmarkt voor de bouw van het huizenblok van het Toreken . tot tegen het St.-Jacobskerkhof. (Fig. 6). De Vrijdagmarkt was eigenlijk niet één markt maar men vond er verscheidene markten. Vooreerst was er de lijnwaadmarkt aan de lijnwaadrynk. Met ring bedoelt men hier een blok huizen. Het tweede huis naast het Toreken heette ten andere "dien lijnwaatrinc". Het is op het einde van de 17e eeuw dat men aan het Toreken de grote ijzeren ring bevestigde waaraan men op marktdagen die stukken lijnwaad hing die door de keurmeesters afgekeurd waren. Zij werden aan de godshuizen der stad geschonken. Men had er ook de ajuinmarkt-de beste ajuin was voornamelijk afkomstig uit de streek rond Ninove - op een bepaald gedeelte en de kaasmarkt. Er werden zowel inlandse als vreemde kazen verkocht door de Hollandse kaasboeren of "kaasbollen" en ook Engelse kaas. Op het Grootkanonplein had men de markt van warmoesplanten en zaden, de bezemmarkt en de zoutmarkt. Men verzamelde er ook de vuilnis, want

243


Fig. 3. Vrijdagmarkt te Gent. Een pittoresk uitgedost figuur heeft zijn waren uitgestald op enkele in café's geleende tafels voor "Coiffure, barbe, cheveux G. Sommerlinck". (Tussen de Wijzemanstraat en de Baudeloostraat). Een plaat met bergen prijst een of ander aan uit de Alpen of de Pyreneeën, vandaàr de typische klederdracht . Opmerkelijk is ook dat men de sociale stand aan de kledij en vooral aan de hoofddeksels kan aflezen. Links man met hoge hoed. Anderzijds petten en blauwe kielen . (foto Fonds Vanderhaegen - Museum voor Volkskunde).

de Vrijdagmarkt werd door een stadsbediende gereinigd, zoals men kan lezen in de gemeenterekening van 1336-37 " ... de garsoen, die de vridachsmarckt achterward." Handelaars met textielwaren uit vreemde streken stalden hun waren uit in de KammerstraaL Volgens politiemeester Justus Billet was er ook een "heetekoekenmarkt" en dit niet alleen voor kinderen. Ongeveer ter hoogte van de Meerseniersstraat stond ten andere in de laatste helft van de vorige eeuw het kraam van Leopold de Buck, bijgenaamd "Lotsuure", die er "heetekoeken met of zonder spek verkocht" (1) (Fig. 9). Frans De Potter schetst ons een levendig beeld van het gewoel dat weleer 's vrijdags op onze voornaamste markt te zien was: "De handel begon met het luiden van het klokje, hangende aan het Torenke. In de zes zomermaanden trok men aan het zeel te negen uren,

244


Fig. 4. Vrijdagmarkt te Gent. Een kraam van passementerie (linten, borduurwerk, opstiksels, enz .. . ) tegen het Toreken. Een moeder met kind tast in haar portemonnee. De strohoeden en de parasols wijzen op een zonnig weertje. (foto Fonds Vanderhaegen Museum voor Volkskunde).

voor 't verhandelen der breede, een uur later voor de smalle stukken. Geen linnen mocht te koop geboden worden dan na door den stadszegelaar voorzien te zijn van het merk, hetwelk den koopereene waarborg was van de degelijkheid des werks. De zegeltafels stonden op twee verschillige plaatsen: deze voor de breede lijnwaden tusschen hetTorenkeen de halve Mane, die voor het smalle goed rechtover den Lijnwaadring. Veel daarbij te parlesanten, kon niet: de tijd was kort, het getal stukken overgroot. De zegelaars, van zessen klaar, lieten den knorrigen wever of koopman maar zijn deuntje afzingen, zonder er acht op te geven, en kweten zich van hunne taak met spoed. Wie het zegelmerk had, begaf zich naar eenederdrie lange rijen smalle, nauwelijks ĂŠĂŠn voet hooge banken, op welke het stuk linnen werd rechtgesteld, in afwachting van den kooper. De eerste rij, beginnende omtrent het midden der markt, bevatte al de lijnwaden gezegeld met LL (stukken van 2 el wijd). Daarnaast trof men de stukken aan met de enkele L gemerkt, of van 7/4 breedte. De tweede lijn was voor mindere stukken, voorzien, naarvolgens hunne

245


Fig. 5. Vrijdagmarkt te Gent. Marktscène. In het kraam op de achtergrond heeft men keuze uit een hele gamma bezems , borstels , sponsen, dweilen en zeemvellen. Op de voorgrond een eigenaardig allegaartje van koekjes , tapijten , mannenbroeken en peperkoek! Foto genomen omstreeks 1890 ten tijde van de "Marktkwestie", de strijd van de Kramersbond tegen de als nadelig ondervonden markthervorming ingevoerd door het stadsbestuur. (foto Fonds Vanderhaegen- Museum voor Volkskunde) .

breedte, met den zwarten of met den rooden leeuw, of met een klein rood kruis, of met eene roode vlek. Eindelijk op de derde lijn stond het smalle goed (hoogstens vijf en halfvierendeelen), en weeral in verhouding tot hunne breedte, gezegeld met eene zwarte gekroonde G, of met eene roode G, V of L. Dat heen- en weerdragen, dat zegelen, dat bieden en dingen van kooplieden en wevers, dat meten na den verkoop , bracht , gelijk lichtelijk te den ken valt, eene zoo groote beweging, zoo veellevendigheid en drukte, dat geene pen die beschrijven kan; ja, eene wekelijksche markt was te Gent zoo aanzienlijk als eene groote jaarmarkt in vele andere plaatsen. Naast den landman van het "ondersteedsche" bemerkte men er den boer uit het Land van Aalst, wiens gezellin den sterkgekleurden doek achter om het hoofd geslagen en onder den kin toegebonden had; men zag er den boer van 't Land van Waas , vergezeld van vrouw of dochter , met de breede, langs de slapen afhangende muts. De West-Vlaming, kennelijk aan zijne

246


,

,

.

'

,

;"

~~

•

...

r•

~

I

r

..

..... . ...

-.... Fig. 6. Kuipers aan de hoofdingang van de SL-Jacobskerk. Op de achtergrond de herbergen " In de Zwarte Kat" en "In den Haan " . Op de hoek : een huifkar. De "Wegwijzer voor Gent en Oost-Vlaanderen " bepaalde in 1909 over de markt der nieuwe koopwaren : " Zij wordt gehouden op de Vrijdagmarkt en op het gedeelte der St.-Jacobsplaats, door het College afte palen ; zij begint , des zomers om 5 112 uur , en des winters om 7 uur ; zij eindigt, des winters gelijk des zomers , om 1 uur. " (foto Fonds Vanderhaegen Museum voor Volkskunde).

zoetere , zangeriger tale , gelijk de Zeeuw- deze laatste nog onderscheiden door zijne gansch eigenaardige kleedij , heden nog niet afgelegd -, liepen er doorheen, voort- of op zijde gedrongen door de Vlaamsche, Waalsche of Fransche kooplieden , haastig om hunne keuze te doen. Immers, men telde daar de stukken linnen niet , gelijk in onzen kindertijd , met dozijnen, maar met vele honderden! " Waar veel volk is , valt geld te verdienen. Zodoende werden tal van kwakzalvers , wonderdokters , tandentrekkers , kruidenverkopers en andere advocaten van de straat door de drukke Vrijdagmarkt aangetrokken. We laten terug De Potter aan het woord: "Onder de handelsmannen, die vroeger bij voorkeur op de Vrijdagmarkt voor een paar uren hun tentje kwamen opslaan , noemen wij de kwakzalvers, wonderdoctors en uitvinders van huiselijke noodwendigheden. Indien de groote kwakzalverij , gelijk die vroeger bloeide, in onze meer 247


Fig. 7. Een oud-schoenmaker in zijn kraam , zoals men het vroeger op de Vrijdagsmarkt opengespannen kon zien . Met dergelijke kramen reisden de gezellen de jaarmarkten af. Het kraam was gedekt door een lang zeil dat de schoenen , die in paren aan 't getimmerte hingen evenals de schoenmaker zelf tegen weer en wind en hevige zon beschermden. Het zeil werd aan twee in de grond geslagen pinnen met behulp van koorden tegen omwaaien beveiligd . Het eigenaardige is dat de oud-schoenmaker zelf geen schoenen maar klompen of "patijnen" draagt!

verlichte eeuw niet meer zulke schitterende zaken doet , ziet men nog altijd den tandentrekker , den man die kruiden verkoopt tegen alle kwalen , den hersteller van gebroken glas- en aardewerk nog naar de Vrijdagsmarkt komen , de meeste met een tafeltje , of met eenen stoel ontleend aan den tapper van een herbergje daaromtrent , (Fig. 3) wel wetende dat bij het volk de nering is. Zoo zag men hier , 't is nu reeds vele jaren geleden , den in gansch Europa verrnaarden Mangin-of mogelijk slechts een navolger van den held der Parijzische openbare plaatsen?- die , onder eenen vloed van blagues (2), crayons (3) verkocht zoo veel hij maar wilde. Gelijk een tandentrekker zat hij op zijn rijtuig , het hoofd gedekt met eenen gepluimden helm en gehuld in een soort van sterkgekleurden kamerrok. Daar spon hij zijn rolletje af, omringd door honderden gapers , die hij bijwijlen verlustigde door eenen geestigen kwinkslag, want de man was geen domoor. Men zou hem hebben uitgelachen? - "Arme drommel! " riep Mangin den

248


onvoorzichtige toe; "gij weet niet dat slechts vijf minuten noodig zijn om een dwaas te maken, gelijk gij, terwijl er twintig jaren noodig zijn om eenen charlatan te maken, zooals ik!" 't Woord charlatan stak hem hoegenaamd niet tegen; maar wanneer hij het gebruikte was 't meest tegen zijne tegenstrevers gericht. -"Ja!" hoorde men hem eens roepen, charlatan ben ik! Maar aan wie de schuld? Aan u. Eerst kwam ik op de markt in gewone kleederen, en bood met alle nederigheid, in passende taal, het publiek mijne crayons te koop. Niemand wilde ze! Dan heb ik mijnen tijd begrepen. Ik kleedde mij op bespottelijke manier en maakte mij tot een soort van paljas. Ik huurde mijnen getrouwen Vert-deGris om 't orgel te draaien, sprak hoog en luid, vertelde gekkerij en, en dat was genoeg om al de dwazerikken van uw slag te doen koopen. Zóó is de mensch!" Ja, Mangin, gelijk alle echte charlatans, kende zijn volk, en vulde, al lachend en schertsend, zijne zakken. Einde Juni en begin Juli 1877 verscheen op de markt, gelijk op andere pleinen van Gent, eene Fransche tandentrekster, "madame Enault", die bij den grooten bijval, welken zij bekwam wegens hare verbazende behendigheid, zich ook de faam verwierf van weldoenster der armen; niet alleen bediende zij behoeftige lieden kosteloos, maar gaf hun nog geld en kleederen toe! Geen wonder dat het volk de paarden uit haar rijtuig spande en haar naar het hotel, St.-Jorishof, voerde.- Zou men in Amerika, de bakermat van Barnum, wel ooit het middel van madame Enault te baat genomen hebben? Kruidenverkoopers vindt men niet alleen op de Vrijdagsmarkt; den zondag op den Kouter, en gedurende het voorjaar schier eiken dag bij de Vleesehhuisbrug of op de Groenselmarkt, kan men "onfeilbare" geneesmiddelen bekomen tegen gal en maagzeer, tegen wormen en tandpijn en andere kwalen meer." "De liedjeszangers, die nu den zondag, bij de eene of andere kerk, het van de mis terugkeerend volk afwachten, geven ook nu nog, gelijk vroeger, hunne deuntjes ten beste op de Vrijdagsmarkt. In dit woord "vroeger" zijn eeuwen begrepen. Immers het lied is zoo oud als de straat, zoodat het zijnen naam "straatlied" waarlijk verdient. De Vlamingen hielden te allen tijde zeer veel van zang en muziek, ja er is misschien geen volk, in welks schoot zoo vele liederen van alle slag werden gerijmd, als het onze. Spot en schimp, liefde en drank, vaderlandsch geluk en wee, godsdienst vooral werden door honderden, meest onbekend gebleven, dichters bezongen en op muziek gesteld." Tot zover Frans De Potter. Het waren echter niet alleen de marktzangers die voor animatie zorgden. Krachtpatsers, jongleurs en andere kunstenmakers zijn net als de vorige specimens randfiguren geweest, niet alleen van de markt, maar van alle evenementen en feesten met veel volk. ' 249


Fig. 8. Standwerker in volle actie. Bolletjesneusdoek over de pet geknoopt, boekje onder de pet geschoven. Allerlei kaartjes bengelen aan zijn jas. In vol betoog tegen de aandachtige menigte. (Interbellum- Verzameling Eddy Levis) .

Verder werd de marktplaats nog gebruikt voor volksvergaderingen, feesten, tornooien, het uitvechten van geschillen tussen de ambachten, het inhuldigen van vorsten. Het volk werd er door de stormklok te wapen geroepen maar bovenal was de Vrijdagmarkt berucht voor het uitvoeren van de zwaarste straffen : onthoofden, radbraken, nijpen met gloeiende tangen, guillotineren, afhakken van handen, brandmerken en andere leuke bezigheden. De uitvoering van deze straffen gebeurde voor het Tooghuis en het Toreken. Bij die gelegenheid verhuurde men zelfs vensters en balkons aan mensen die ook maar niets van het bloedig spektakel wilden missen. Zo zie je maar dat de een zijn dood weeral eens de anderzijn brood is. Men zei ten andere van iemand die iets uitspookte dat niet al te pluis was "dat dat hem nog op de Vrijdagsmarkt zou brengen", doelend op de strenge straffen die daar publiekelijk ten uitvoer werden gebracht. De op sensatie beluste goegemeente kon er door geroep en geschreeuw lucht geven aan zijn frustraties en haatgevoelens en zich net als de hedendaagse voetbalfanaten afreageren tegen de veroordeelde misdadigers.

250


De Garenmarkt Het was een vierkante plaats. "Des vrijdags werdereene menigte garen uit het heerlijke Vlaemsche vlas gesponnen, te koop gebracht" schreef J .J. Steyaert in 1854. Deze markt werd voor 1404 nog op de Wannekensaard (Grootkanonplein) gehouden en verhuisde daarna naar het "Plaetseken achter de Vrijdagsmarkt" ook wel kortweg het "Plaetseken" genoemd (4) en later '"t Garenplaetseken". Voorheen stond het bij de Gentenaars bekend als "den Plas" (5) omdat er in het midden een drinkpoellag met wat groen. Op het panoramisch zicht op Gent van 1534 staat het afgebeeld met een boom en een vijver of plas in het midden. Het is heel oud, misschien wel ouder dan de Vrijdagmarkt zelf. Tot in de dertigerjaren was er in het midden een stemmig plantsoentje aangelegd, behoorlijk wat leuker dan de thans druk gebruikte parkeerplaats. Men kon het Garenplaetseken van af de Vrijdagmarkt in enkele passen via de Waaistraat bereiken. Waai heeft hier helemaal niets met waaien of wind te maken, maar met "waai" of "waeye" wat drinkpoel of plas betekent en d~n weer op het pleintje slaat. Een ander verbindingsstraatje tussen de Garenmarkt en de Vrijdagmarkt was de eerder frivole Garensteeg, het vroegere Engelstraatje (?!) waar

Fig. 9. Caricatuu r door Buth - D agbl ad " H et Volk".

251


door de "lachte meiskes van Dikke Nitte" ander garen gesponnen werd, was tot de Tweede Wereldoorlog een markt van plezier. Tijdens de Eerste Wereldoorlog stond men er rijtje te schuiven onder het alziend oog van de gewapende Duitse Landstorm om een beurt te krijgen. Het straatje werd toen langs de kant van de Vrijdagmarkt door een schutsel aan de wellustige blikken van marktgangers en schoolkinderen onttrokken. In 1918 werd het Garenplaatsken herdoopt in Edward Anseeleplein omdat de grote socialistische voorman daar met zijn coรถperatieve beweging gestart is. Tussen de beide wereldoorlogen waren er ook nog enkele voermans gestationeerd. De Garenmarkt vinden we eveneens terug in de volkstaal. Van personen die in een netelige positie, in een onoverzichtelijke verwarde situatie terecht komen zegt men dat ze "in de Garenmort geraken". Volgende keer vertellen we meer over een andere in de onmiddellijke omgeving van de Vrijdagmarkt gelegen handelsplaats : de Prondelmarkt. EddyLEVIS

NOTEN

(1) Leopold De Buck werd Lotsuure (flapoor) genoemd naar een van de lekkernijen die hij verkocht; een eigen brouwsel : pannekoeken met spek. Muntebollen, vlienderspekken, mammetsoezen, bakkeiaars en oliekoeken, dat kon je allemaal krijgen in het kleine grijze kraampje van Lootsuure op de Vrijdagmarkt onder de beschermende arm van Jacob van Artevelde en naast de gaslantaarn die in de winter het kraam verlichtte. Tot 1914, toen het standrecht hem ontzegd werd. Lotsuure overleed in 1929, op 84-jarige leeftijd. (2) blagues : grappen. (3) crayons : potloden. (4) "Twee huysen staende achter de Vrydachmerckt, anden Plas, nu ghenaempt het Plaetseken." (Idem, gedeele, 1681-1682). (5) "Een huus, dateene bruwerie es ... staende anden Plach, tusschen den huuse dat Janne van Ghend toebehoort, gheheeten Keersboome, ande side ter maerct waert, ende tusschen den huse dat Daneele Quaedscuren toebehoort, gheheeten inden Papegay, ande side ter gracht waerd ... " (Act. en Contr., keure, 1378-1379, 55).

252


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 287

Jan Boeksent. Foto Stadsarchief.

253


Op 30 januari 1903 stelde Louis Maeterlinck in de rubriek "SchilderijenMuseum voor Schilderkunst - XVIIIe eeuw", in het Frans een fiche op over het

PORTRETVANJAN BOEKSENT Deze recollettenmonnik die ook een talentvol beeldhouwer was - geboren in Gent in 1660, dood in 1727 - is voorgesteld in buste op ware grootte, driekwart naar links gedraaid. Op de achtergrond van het portret kan men de maquette zien van een werk van Boeksent de Geseling van Christus voorstellend. Deze groep, gegraveerd door Heylbroeck, versiert in de St-Baafskerk de graftombe van Bisschop van der Noot. Dezelfde kunstenaar maakte ook, met de medewerking van twee andere Gentse beeldhouwers, De Sutter en Verschaffelt, de Vier Evangelisten die de koepel versieren van de Onze Lieve Vrouw-St-Pieterskerk. Wij vinden deze zelfde namen terug in de beeldhouwwerken die de Kapel versieren van Onze Lieve Vrouw-terRadiën in de Kathedraal. Men kent eveneens vanJan Boeksent een Mater Dolorosa in witte marmer in de St-Jacobskerk en verschillende beelden die gemaakt werden voor de Recolettenkerk. Deze schilderij {doek; h. 0,67, b. 0,52) geborsteld met brede penseelstreken is niet zonder verdienste. De auteur ervan is onbekend. De stijl herinnert terzelfdertijd aan deze van onze grote Vlaamse meesters van de XVIIe eeuw en aan bepaalde kenmerken van de Franse portrettisten van het begin van de XVIIIe eeuw die geïnspireerd werden door onze kunstenaars. Het werk werd in 1814 aan het Museum geschonken door Fr. Huyttens, ondervoorzitter van de Academie van Gent. Cf. A.P. Sunaert, Catalogue descriptif du Musée de la villede Gand, p. 94Kervyn de Volkaersbeke, Les églises de Gand, t.I, p. 63, t.II, p. 224- Biographie nationale (v0 Jean Boeksent).- Edmond Marchal, La sculpture et les chefs-d'oeuvre de l'orfèvrerie belges, pp. 504, 513, 514, 624, 653.

254


UITHANGBORDEN TE GENT (Vervolg) Op een twintigtal nog bestaande gevelstenen herkennen we GODSDIENSTIGE MOTIEVEN, zowel uit het oude als uit het nieuwe testamentgeput. In het begin van de 20e eeuw werden enkele huizen in de nieuw aangelegde Baudelostraat gebouwd. Enkele dezer façades dragen gevelstenen. Een daarvan stelt Adam en Eva voor in het aards paradijs. Ze bevinden zich bij de appelboom waarrond zich de slang slingert. Dit reliëf werd gepolychromeerd. Op de Begijnhofdries, boven de deur van het voormalig atelier van kunstschilder Van Belle (Karel) staat een gevelsteen, waarschijnlijk uit de 18de eeuw. In een cirkelvormig medaillon is de Heilige Maagd met het Kind afgebeeld. Een soortegelijke afbeelding zien we aan de façade van de Drongensesteenweg 122. In dezelfde straat, aan een begijnhofgevel waar tot in 1975 het uithangbord "De Zwarte Kat" heeft uitgestoken, hangt een gerestaureerd gevelsteenreliëf waarop Christus links vooraan staat, biddend op de Gethsemaneberg. Middenin bemerkt men de slapende apostelen; rechts komen Romeinse krijgers door een poort aangestapt. Aan de Sint-Elisabethkerk van dat zelfde oud-Begijnhof zijn vier kruiswegstaties als de 17de-eeuwse gevelstenen bevestigd. Ze stellen respectievelijk de geseling, de doomenkroning, de kruisdraging en de kruisiging van Christus voor. De andere reliëfs zijn door regen en wind volledig uitgesleten. (14) Aan het huis "De Molen" met bouwdatum 1743, gelegen in de Burgstraat, hangt een rococo-gevelsteen waarop de H. Victor van Marseille als beschermheilige der korenmolenaars staat afgebeeld. Hij draagt een windmolen in de linkerhand en een zwaard in de rechter. Is dat de reden waarom hij bij de noorderburen wel eens de "vechter" wordt geheten. (15) In het Museum voor Stenen Voorwe1pen" bevindt zich het vroegere, verweerde exemplaar. In de Cataloniëstraat, rechtover de Sint-Niklaaskerk, werd in een gevel met bouwjaar 1673 een gevelsteen gemetseld waarop Sint-Nikolaas te onderscheiden is. Aan het huis daarnaast (uit dezelfde periode) bemerken we een vrij gave steen waarop de H. Katharina staat afgebeeld in een aureool van planten en voluten met aan weerszijden een engelenkopje. De Sint-Nikolaassteen is duidelijk op een identische wijze versierd geweest. Onkennelijk door de eeuwenlange verwering is een gevelreliëf van het Sint-Jorishof op de Hoogpoort. Op een der muren binnen de inrijpoort staat, op twee consolen, het sterk aangevreten uithangteken waarop men, wazig, een vrouw, Sint-Joris en de draak kan veronderstellen. 255


Baudelostraat 11. Adam en Eva in 't Aards Paradijs.

Begijnhofdries 12. H.Maagd met Kind.

256


Begijnhofdries 9. Christus op de Gethsemaneberg.

D rongensesteenweg 122. Moeder en kind .

257


De kruisiging. Be gij nhofdries . St. -Elisabethkerk .


--

L -~ -

Burgstraat 10. H. Victor.

Gents Museum voor Stenen Voorwerpen. H. Victor (1743). (Copyright A. CL Brussel).

259


Hoogpoort 48. Sint-Joris en de draak (sterk verweerd) .

260


Ketelvest 16. H. Maagd en heiligen (huis "de Vier Gekroonden").

261


Kraanlei 77. Werken van barmhartigheid.

I

J(

!JI

I

I~

Lange Munt 8. Den Engel (1717).

262


Gents Museum voor Stenen Voorwerpen. De hongerigen spijzen . De dorstigen laven. (Copyright A.C.L. Brussel).

263


Het Sint-Jorishof was in 1474 afgewerkt. We kunnen veronderstellen dat de besproken gevelsteen ook in die tijd vervaardigd werd. Evenwel, op de aquarel "Het Sint-Jorishof' in 1584 door Lieven Van der Schelden geschilderd, is er geen spoor van de steen te zien, noch langs de Botermarkt, noch langs de Hoogpoort. (16) In de stadsrekeningen van 1667-'68 staat: "Betaelt Jan Vander Linden de somme van thien ponden grooten hem bygeleyt ter eausen van het maecken eener nieuwenghevel voor zijnen huuse ghestaen ende gheleghen op de Ketelveste volgens de requeste ende ordonnantie vanden XXIHen september 1666. Xlb gr.". (17) De Vander Lindens waren steenhouwers van vader op zoon, wat de gevelsteen "De vier Gekroonden" op hun huisgevel verklaart. De "Vier Gekroonden" waren immers de patroonheiligen van het ambacht der steenhouwers en metsers. Middenin zit de H. Maagd met het Kind en aan weerszijden is er een gevelsteen waarop, paarsgewijze, de vier heiligen gesculpteerd zijn. In de gevel van een 17de-eeuwse woning op de Kraanlei werden zes reliëfs gemetseld die de "Werken van Barmhartigheid" uitbeeldden. Drie ervan ziet men boven de benedenverdieping en drie andere boven de eerste verdieping. Achereenvolgens herkennen we "de Hongerigen spijzen", "de Dorstigen laven", "de Naakten kleden", "de Vreemdelingen herbergen", "de Gevangenen verlossen", "de Zieken bezoeken". Het zevende werk "de Doden begraven" ontbreekt. In 1893 werd deze gevel door vorst en de daarop ras ingetreden dooi sterk beschadigd. (18). Kort daarop werd deze gerestaureerd. In de verzameling van het Museum voor Stenen Voorweipen bevinden zich slechts twee der oorspronkelijke gevelstenen uit voornoemde serie : "de Hongerigen spijzen" en "de Dorstigen laven". Boven de 1e verdieping van het huis "De Engel'; in de Lange Munt bemerken we drie gevelstenen. Twee ervan wijzen op de bouwdatum "Anno 1717". Op de derde staat de huisnaam. Deze 18de-eeuwse gevel werd in 1896-'97 door steenhouwer Richard Finet hersteld. Tot dan toe heette het "In den loghel Gabriël". (19). Vóór 1940 stak een gekleurd uithangbord met de afbeelding van een engel boven de deur uit.

NOTEN (14) De 15de-eeuwse kerk werd in de 17de eeuw uitgebouwd. De zijbeuken werden er in 1638 aan toegevoegd. {15) De Haan, Tj.W.R., VolkskunstderLage Landen, Amsterdam-Brussel, 1965,11, p. 78. {16) Voornoemde aquarel bevindt zich in het Bijlokemuseum. {17) Claeys, P., Maisons particulières ... , Gand, 1907, p. 7.

264


(18), Van Werveke, A., Volksbelang, 18-2-1893. (19) Idem, Volksbelang, 9-1-1897.

LodeHOSTE ('t Vervolgt)

EEN BARGIE VOOR KONINGEN Op 1 october a.s. zal het precies 150 jaar geleden zijn dat de dagbargie afgeschaft werd. Wij dachten er goed aan te doen een aspect van deze bargie te belichten aan de hand van een artikeltje dat meer dan 20 jaar geleden verscheen in het nu verdwenen tijdschrift "Palmarès". GOD ALLEEN, INDIEN MEN althans in de hemel iets voelt voor statistieken, kan weten hoevele flessen wijn en bier op onze Bargie, van 1623 tot 1838 werden geledigd; het moet zoiets zijn als de sterren bij heldere nacht, die niemand ooit heeft kunnen tellen. In elk geval moeten op dit drijvend restaurant heel wat maag- en leverkwalen van het zuiverste karaat zijn opgedaan geworden door onze gulzige en goedgebuikte voorouders. Zij waren trouwens de enigen niet om eens lekker te willen ~mullen in de eetkamer van de Gentse Bargie. Al wat het toenmalige Europa aan reizigers en lekkerbekken telde, had zich minstens eenmaal dik gegeten aan de alom geroemde en geprezen tafel van de Gentse trekschuit, welke reisgidsen vandaag ongetwijfeld met een half dozijn sterretjes zouden moeten aantekenen : "The Treek-scoot from Ghent tot Bruges is the most remarkabie boatof the kind in all Europe", noteerde reeds in 1749 het te Londen uitgegeven "Grand Tour, containing an exact description of most of the cities, towns and remarkable places of Europe". Maar hoe meer de mensen aten en dronken op het schip, des te groter ook werd het jaarlijks deficiet, want voor de Staten van Vlaanderen die de uitbating overkoepelden, was de Bargie in de allereerste plaats een kwestie van prestige, van standing. Grootheidswaanzin? Misschien wel, doch in elk geval een uitstekende propaganda voor ons land en vooral dan voor Gent. Daar waar andere trekschuiten het moesten stellen met een klienteel van "geef me een pintje bier", mocht de Gentse Bargie er prat op gaan zelfs koningen en prinsen aan de dis te hebben zien plaats nemen : markies Castel Rodrigo in 1666, tsaar Peter de Grote in 1717, Lorlewijk XV in 1745, Karel van Lorreioen in 1749, aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk in 265


1774, Jozef 11 in 1781, de prins van Saksen-Teschen in 1782, Jozef, koning van Spanje in 1805, Marie-Louise, echtgenote van Napoleon in 1810 enz. enz. Die hoge gasten die geen reiskaartje hoefden te betalen, kregen doorgaans nog een extra-menu en stelden soms zo hoge eisen inzake versiering van het schip dat de rekening in onze munt omgezet wel meer een half miljoen benaderde of zelfs overtrof! ~n de rekening van de reis van markies Castel-Rodrigo, de nieuwe goeverneur van onze gewesten, vinden wij een paar posten die, enkel maar voor de drank, een idee geven van wat die heren en hun gevolg konden drinken: "20 houteilles d' Arbois, 12 houteilles de Beaune blanc, 24 houteilles de Canaries, 80 houteilles de vin rouge à soutirer d'une barrique et une pièce de Tours en quatre petits fûts, ainsi qu'une tonne de bière brune"! De Gedeputeerden van de Staten van Vlaanderen sloten nogal gewillig de ogen. Zij reisden immers ook kosteloos, beschikten op het schip over speciale appartementen, een extra-keuken en alle. onkosten die voor koningen en prinsen werden gedaan, kwamen hen per slot van rekening ook ten goede. Wij weten niet of er aan boord van de Bargie een klachtenboek bestond. Indien ja, dan zal het in geen drie eeuwen volgeschreven zijn, te oordelen althans naar de verhalen die de vreemde reizigers ons van hun overtocht hebben nagelaten : "Vous voyagerez sur un canal superbe, vous traverserez des campagnes délicieuses; vour jouirez des points de vue les plus pittoresques, vous aurez une société charmante, vous ferez un dîner excellent". Kon het wel beter, wel mooierzijn! Ik dacht er onlangs nog aan, toen ik een ganse familie langs het vuile water van de vaart zag piknikken, met een paar belegde broodjes op een tafelkleed in plastiek, en wat limonade in kartonnen kroesjes.

266


GENTSE REVOLUTIONAIRE FIGUREN CHARLESVAN HULTHEM Charles van Hulthem is waarschijnlijk de enige Gentse revolutionair waaraan de Gentenaars enige herinnering bewaren. Een straat werd naar hem genoemd (zie voetnota 1 en fig . 1) waardoor zijn stadsgenoten hem - veel te lauw volgens Jozef E . Nève - eren voor de uitzonderlijke diensten die hij aan zijn geboortestad en in bepaalde gevallen zelfs aan de hele natie bewezen heeft . Men is eigenlijk vergeten dat hij , heellang geleden , de grondlegger geweest is van de universiteitsbibliotheek , dat hij de stichter was van de plantentuin (2) die later aan de basis zou liggen van de beroemde Gentse Floraliën, dat hij grote tentoonstellingen organiseerde van levende kunstenaars, iets wat nog nooit eerder gebeurd was; dat dank zij zijn tussenkomsten ontelbare van de mooiste Gentse kunstwerken en monumenten van de brute vernieling gespaard gebleven zijn (3) , terwijl hij zijn hele leven lang met een zeldzaam geduld een grote verzameling waardevolle boeken wist bijeen te brengen , die na zijn dood door de nieuwe Belgische staat zouden aangekocht worden en het fonds uitmaken van de "Réserve Précieuse" ( 4) van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Charles van Hulthem werd geboren te Gent op 17 april1764 in een gegoe-

GENT

STAD

Karer

VAN HULTHEM STR AAl Bibliofie1:1764-1832

Fig. 1.

267


de patriciërsfamilie. Reeds op vijfjarige leeftijd verloor hij zijn vader en werd verder door zijn moeder opgevoed. Zij was een zeer gevoelige vrouw die reeds in zekere mate gewonnen was voor de ideeën en de noodzakelijkheid van een nieuwe orde der dingen. Ze liet haar zoon inschrijven in het college bij de Augustijnen dat hij tot in de poësis zou volgen. In elke klas behaalde hij de prijs van uitmuntendheid. Maar mevrouw van Hulthem verwachtte dat aan haar zoon een andere opleiding zou gegeven worden dan deze die de Augustijnen hem voorbestemd hadden. Het is daarom dat ze hem de rethorica liet volgen in het Koninklijk Theresiaans College, waar het onderwijs door de verlichtingsictee doordrongen was met als voornaamste doel : eerder nuttige staatsburgers vormen, dan enkel maar trouwe onderdanen van de katholieke kerk. Was het in dit Theresiaans college of bij de familie Capron te Rijsel, -waar hij door zijn moeder heen gestuurd was om zich in de Franse taal te vervolmaken, dat hij in contact kwam met de "revolutionaire ideeën"? Waarschijnlijk wel. Na een verblijf van 15 maanden in de grote stad in Noord-Frankrijk volgt van Hulthem gedurende twee jaar de cursus filosofie aan de Leuvense universiteit, maar in 1785 behaalt hij er slechts de titel van baccalaureaat in de rechten, gezien hij onvoldoende de academische lessen gevolgd had die nodig waren om zich voor de proeven van de licentie aan te bieden. Gedurende de Brabantse omwenteling was hij Vonckist (5) en werd lid van de Collatie benoemd, een nogal turbulente bedoening, onderhands gemanipuleerd door Meyer (6) en die stond te popelen om het Ancien Régime en de oude rechten aan het magistraat en de Staten van Vlaanderen op te dringen. Tijdens de Eerste Oostenrijkse restauratie werd hij niet verontrust, daar de keizer, gebonden door de conventie van Reichenbach (7), een bijna algehele amnestie afgekondigd had ten gunste van de opstandelingen. Maar de jonge Charles werd door de collatie gemandateerd om bij de gevolmachtigde Mercy-Argenteau (8), een hervormingsplan uit te werken in hetwelke hij verzoekt dat aan het volk de macht zou verleend worden zelf zijn mandatarissen te kiezen en eveneens zichzelf te besturen. Hij trekt naar Reims, waar hij de titel van doctor in de rechten behaalt en via een omweggetje langs Parijs terug in Gent belandt. Bij de komst der Fransen in 1792, werd hij door Meyer benoemd als vertegenwoordiger van de stad Gent bij de Nationale Belgische Conventie die nooit het licht zou zien. Hij protesteerde tegen het vemietigingsbesluit van 15 december. Na Fleurus (9) werd hij als gijzelaar gevangen gezet te Amiens tot wanneer de stad Gent de opgelegde dwangsom betaald had, die door Laurent (10) opgelegd was. Na een verblijf te Parijs, waarhij de meest vooraanstaande wetenschappers van dat ogenblik ontmoette, keerde hij naar Gent terug waar hij tot adjunct-secretaris van de gemeenteraad benoemd werd, en daardoor heel wat rampzalige vernielingen en verminkingen van onze openbare gebouwen, monumenten en kunstwerken kon 268


r-~::

~. ~ ~ ~.~t!:'

-.rt. •o:.~,.

y·'f' fo.

'.,./ ..._...b.t.:...-.""· -::!:1 ~

- 7/-_///~//,/, /.

>:-I'N/-(.////1'

,-/,;,;.//,/ ( , fr (;: .//, ·/,-· -; ·

~

/ '

~-t"tf',!'/.'

.. / , . / / /

/,,., " /

.. / / / '

;~/ ~'/"

7'""'·~":~/~ ,,."{'.,., ",. .. , ~" · '· "·/ ... ,.· ",.,,". /, ..

/I'•

,,/1'///

.~,.,--~1"///,"/,;;~"

".". .. , . , , / ' / ' ; " " . ...

/,

..

Fig. 2. Lithografie van Pinnoy . (Prentenkabinet Rijkskuniversiteit Gent).

269


voorkomen. Ten gevolge van de geschillen met de ontoegeeflijke Du Bosch (11) nam hij ontslag. Het is uit deze periode dat zijn grote verwezenlijkingen stammen : de tentoonstelling van werken van nog levende kunstenaars in 1794; de oprichting van een zeer uitgebreide bibliotheek verbonden aan de "Ecole centrale" (12), de oprichting van de kruidtuin (fig. 3) en een museum voor Schone Kunsten. (13) Van Hulthem neemt actief deel aan de campagne voor de verkiezingen van april1797 die zijn benoeming in de "Raad der Vijfhonderd" tot gevolg zal hebben. Hij was helemaal niet onder de indruk van het kabaal dat zijn politieke tegenstanders maakten die hem te gematigd vonden en hem van koningsgezindheid beschuldigden. Te Parijs legt hij de onvermijdelijk eed van haat aan het koningdom en trouw aan de republiek af. Desondanks laat hij niet af om tussen te komen voor de Verenigde departementen. Na de staatsgreep van brumaire (14) gaat hij deel uitmaken van het "Tribunaat" (15), dank zij de tussenkomst van zijn vriend Lambrechts (16). Hij zou zelfs senator benoemd geweest zijn, ware het niet dat men het "Tribunaat" afschafte. Hij wordt dan rector van de "Académie de Bruxelles", wat hem jurisdictie geeft over alles wat onderwijs aanbelangt in België en waar zijn initiatieven op opvoedkundig en cultureel vlak niet te tellen zijn. Laat er ons hier nog aan toevoegen dat van Hulthem onder het Hollands bewind benoemd werd tot secretaris voor het leven van de Akademie voor Wetenschappen en Letteren, die de tentoonstelling te Gent in 1820 zou organiseren. Dat hij curator benoemd wordt aan de Gentse universiteit die door Willem van Oranje gesticht werd, daarna lid van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal waarvan hij de griffier wordt. Na de revolutie van 1830, waardoor zijn bibliotheek zwaar beschadigd werd, schaarde hij zich achter het nieuwe regime maar bleef zoals zovele Gentenaars om economische redenen orangist. Hij zou te Gent- naar alle waarschijnlijkheid aan een hartinfarkt- overlijden op 16 december 1832. Deze verwoede vrijgezel met zacht karakter, enigszins slordig en "Bohémien", meer boekenmaniak dan bibliofiel, genereus mecenas, gedistingeerd, was desondanks een rasechte revolutionair. In zijn jeugdige driftwant hij is slechts 28 jaar wanneer de troepen van la Bourdonnaye België binnenvallen- heeft hij zich in de politiek gegooid. Hij heeft verkiezingsmanifestaties voorgezeten waar de nieuwe ideeën verdedigd werden. Hij heeft de nieuwe autoriteiten gesteund door juridische tussenkomsten. Hij heeft er toe bijgedragen dat het nieuwe regime vaste voet aan de grond kreeg. Hij is overtuigd van de juistheid van de nieuwe principes en daardoor zou hij een zeer loyaal dienaar van de republiek worden. Hij nam echter nooit deel aan gewelddadige manifestaties of oproerige samenkomsten. De gegrondheid van wetten gaan tegenspreken kwam niet in zijn gedachten op; meer zelfs, wanneer hij belast zal worden met de taak te waken over hun toepassing, zal hij het willekeurig gebruik ervan trachten tegen te 270


Fig. 3. De plantentuin in de abdij van Baudeloo was verbonden aan " l'Ecole centrale" en de universiteitsbibliotheek. De eerste en de laatste waren grotendeels verwezenlijkingen van Charles van Hulthem. Het poortje op de achtergrond gaf uit op de Oude Vest . Lithografie van de Peellaert van omstreeks 1857. (Stadsarchief Gent Atlas Goetgebuer L129115a).

271


gaan, met de idee dat zij bestemd zijn om toegepast te worden op mensen. De nieuwe politieke structuren zijn voor hem van heel andere aard dan voor een Lambrechts, een Bassenge, een Fabry (17), een Dubosch of een Meyer. De revolutie is zonder twijfel voor van Hulthem een onmisbaar element in de emancipatie van een volk maar voor hem is het op elk moment van zijn leven de springplank geweest naar de verwezenlijking van wat als zijn devies mag beschouwd worden, geschreven op de binnenzijde van de kaft van één van zijn ontelbare boeken : "Accroître les connaissances, combattre l'ignorance" "De kennis doen toenemen, onwetendheid bestrijden". Femand LELEUX Vertaling, verklarende nota's en documenten Eddy Levis. NOTEN (1) Karel van Hulthemstraat : van het Prudens van Duyseplein naar de Sint-Kwintensberg. (2) In de "Gids voor Oud-Gent" schrijft Guido Deseyn op blz. 52-53 : De kruidtuin te Gent werd in 1797 aangelegd op de gronden van de toen afgeschafte Baudelooabdij op initiatief van de invloedrijke Van Hulthem. De plannen ontwierp stadsarchitect Pisson. Daarvoor werden de dienstgebouwen van het vroegere klooster gesloopt, waaronder de brouwerij, de bakkerij en de rosmolen. De Kruidtuin was aanvankelijk als buitentuin gepland bij de Ecole Centrale ingericht in het oude klooster. In 1816 kwam deze tuin onder beheer van de Gentse Universiteit : "deze hof is de aengenaemste en bevalligste wandelplaets in Gent waer Kunst, Wetenschap en smaeck zich vereenigen. Waer de stille wandelaer zich in 't beschouwen der schoone natuer kan verlustigen, en de beoefenaer der Kruidkunde zijne studie voortzetten en zijne kennis uitbreiden." Er bevonden zich twee oranjerieën : één uit 1829 van architect Roelandt in klassieke stijl en een monumentale wintertuin van architect Van Hoecke uit 1845. Deze laatste serre maakte in die tijd furore met haar centrale achtzijdige palmenserre, met symmetrisch daaraan aansluitend twee lagere zijvleugels afgesloten door twee klassieke paviljoenen. Vóór deze laatste oranjarie bevond zich een educatieve plantentuin met een centraal gelegen ronde vijver die in verbinding stond met de Leieen het nodige water leverde voor de besproeiing van de planten. Toen was het Leiewater namelijk nog niet verontreinigd. In de tweede helft van de vorige eeuw ging men echter op zoek naar een nieuwe plaats voor de botanische tuin, omdat de planten te veel begonnen te lijden onder lucht- en waterverontreiniging. Het was echter pas in 1903 dat de universitaire

272


plantentuin naar de Karel Ledeganckstraat nabij het Citadelpark verhuisde. Het prachtige Baudeloopark daarentegen werd voor altijd verminkt door de aanleg van een brede slingerende verkeersas, waarbij de overblijvende delen werden herleid tot schamel kijk- en buffergroen. Alleen een aantal unieke eeuwenoude bomen getuigen nog van deze vroegere pracht. (3) Van Hulthem schrijft naar "burger" Huybrechts, pastoor van de St.Baafsparochie onderstaande brief. Alle andere pastoors moeten waarschijnlijk een gelijkaardig schrijven ontvangen hebben. La municipalité de la commune et banlieue de Gand.

Au citoyen Huybrecht, curé de Saint-Bavon. CITOYEN, Chargés par les arrêtés des représentants du peuple, commissaires du gouvernement Français dans les départements dernièrement réunis, de faire disparaître dans les églises et autres monuments publics, les armoirles et signes de royauté et de féodalité, nous voos ordonnons en conformité de différentes loix sur eet objet publiées dans cette commune Ie 19 de ce mois, de faire disparaître dans la huitaine dans votre église les armoirles et autres signes proserlts de Ia royauté et de Ia féodalité, en vous advertissant en même temps du danger qu'il y aurait de ne pas vous conformer à ces loix puisque d'après les décrets du 1r août 1793 v. st. et 18 vendémiaire an deux, toutes les maisons; parcs, jardins, écoles et bätiments sur lesquels après les buit jours ces signes auront été ainsi à dessein et sciemment conservés, seroot confisqués au profit de la République. Maïsenenlevant ces signes proscrits, vous observerez, Citoyen, de ne pas donoer à ces décrets une extention que Ie corps législatif n'a pas entendu lui donoer luimême en les rendant destructifs des monuments des arts, de I'histoire et de l'instruction; car Ie règne de Ia liberté oe doit pas être Ie règne du vandalisme. C'est pourquoi, s'il se trouve dans vos églises des tableaux peints par des maîtres distingués ou d'autres monuments publies intéressant les artsou l'histoire qui portent quelques uns des signes de féodalité oude royauté, qu'on oe pourrait faire disparaître sans leur causer un dommage réel, nous vous recommandons de conférer là-dessus a vee Ie secrétaire-adjoint VAN HULTHUM, qui aprèsnousen avoir fait rapport sera chargé de vous indiquer ce que dans ce cas il y aura à faire. Quant aux tableaux, statues, livres imprimésou manuscrits, gravures, dessins, etc. qui se trouvent dans les bibliothèques, cabinets ou musées publies ou particuliers, vous devez savoir qu'il est défendu de les détruire, mutiler et altérer en aucune manière, sous prétexte de faire disparaître les signes de royauté oude féodalité. Salut et Fraternité. J.-F. VISPOEL, Président, C. VAN HULTHEM, Secrétaire-adjoint. Fait en séance du 24 frimaire, l'an quatrede la République, présents : VISPOEL, président, VAN DAELE, BRABANDER, NEYT, BREMMAEKER, ROOTHAESE, METDEPENNINGEN, VAN DER CRUYCE, officiers municipaux, VAN TOERS, secrétaire-greffier, VAN HULTHEM, secrétaire adjoint, DE KEYSER, substitut agent national. In potlood had men er de ontvangstdatum bij vermeld : "Reçu Ie 17 déc Ie soir". In deze brief interpreteert Van Hulthem duidelijk de wet van 3 brumaire jaar II (24 oktober 1793) voor wat betreft de kunstvoorwerpen in positieve zin. Hij gaat zelfs verder in zijn wens conserverend op te treden en deinst er niet voor terug de term

273


-7J3 ~ ~==========~======;:~

CORPS

LÉGISLA.TIF.

CÖNSÈIL DES CINQ-CENTS . .•

DIS

c· 0 .u R

S

PRONONCÉ. FAa·

C. VAN HULT HEl\1: (de l'Escaut);

-. . ... . . ..

1

Er. présen!mt.t au· Conseil la ·notice _d'im livre imprimé à Bamberg en •46'-, par le cit. Camus. ·.séance du

·. /fo

24 fructidor

7~ 1J~9

REp R È. st N 'I' A N s

an

.

}) u p Eu )? L E •.

·Je viens vous présenfer, au nom du citoyen Camus, ·de l'in!"litnt nationo.l et archiviste de la République , la notice d'un livre imprimé à Bamberg en HÖ2 , ipconm1 à tous Jes bibliographes jtlSI{U'en 179~, ~~ dont Ie seul exemplaire complet qui 1oit con~u..a ét8 mem~re

4

.

À

Fig. 4. Redevoering uitgesproken door Charles van Hulthem de 24e fructidor van het jaar VII (10 september 1799) tegenover de "Raad der Vijfhonderd", de toenmalige volksvertegenwoordiging, over het verwerven van een zeer zeldzaam boek uit 1462 dat voortaan in de Nationale Bibliotheek berust. (Bib!. Rijksuniversiteit Gent-G 57735).


"vandalisme" in de mond te nemen. Het eigenaardigste van al is dat hij zelf de twijfelgevallen wenst te beoordelen vooraleer verslag aan de gemeenteraad uit te brengen. Zijn voornaamste bedoeling was : tijd winnen. Het kerkbestuur antwoordt het volgende : · Les maîtres de la fabrique de la cathédrale de Gand. Aux officiers municipaux de Ja Municipalité de Ja Commune de Ja même ville.

(4) (5) (6) (7)

(8)

(9) (10)

CITOYEN, Au reçu de votre dépêche du 24 frimaire, qui nous est seulement parvenue Ie 27 suivant, nous nous sommes mis en devoir dé Ie lendemain à tächer exécuter son contenu, maïs par la grande multiplicité des pierres sépulchrales aux armoiries qui se trouve dans notre église, nous prévoions qu'il sera impossible de satisfaire dans la huitaine à votre ordonnance, vu les jours courts et empêchés, raison pour laquelle nous vous prions de nous aceorderune prolongation au moins de quinze jours. Salut et Fraternité. Bron : "Mesures relatives à la destruction des armoiries dans les églises gantoises en 1795.- Intervention de Charles van Hulthem." Uittreksel uit: "Bulletin de la Société d'histoire et d'archéologie" door V. Vander Haeghen. De "Réserve précieuse" behelst de buitengewoon waardevolle werken. Vonckist: zie "Ghendtsche Tydinghen" 1988 nr. 3 blz. 165 nota (5) Aanhanger van Jan Frans Vonck. J. G. Meyer : meer hierover in het vorige artikel. Conventie van Reichenbach : Reichenbach is thans een Oostduitse stad in het district Karl-Marx-Stadt en telt ± 30.000 inwoners. Bij de Conventie van Reichenbach beloofde Pruisen geen steun te geven aan de BrabantSe Revolutie, terwijl Oostenrijk afzag van zijn overwinning in de Balkan op Turkije. Graaf Florimond Claude Mercy d' Argenteau : o 26/4/1727 te Luik en t 25/8/1794 te Londen. Hij was een Zuidnederlands diplomaat van Lotharingse afkomst, was Oostenrijks gezant en opereerde vooral te Parijs in 1752 en tussen 1766 en 1790. Verder was hij gevolmachtigd minister te Brussel (1790). Op de conferentie te s'Gravenhage bewerkte hij de Oostenrijkse restauratie na de Brabantse Omwenteling (1789-1790). Fleurus: Zie G.T. jg. 1988 blz. 166 (9). Laurent : Was vertegenwoordiger van het volk bij het leger. Op 9 augustus 1794, onder voorwendsel dat de oorlog verklaard was aan Oostenrijk in het belang van België, liet hij ons land een belastingsbijdrage van 60 miljoen frank betalen, te storten in metaalgeld. Gent werd getaxeerd op 7 miljoen frank, te betalen binnen de 8 dagen! Toen in januari 1795 de aanslag nog niet betaald was, bepaalden de afgevaardigden dat met ingang van 10 pluviose (29 januari) er 50.000 frank nalatigheidsintrest per dag diende betaald te worden. Er zouden dagelijks 10 gijzelaars naar Frankrijk gestuurd worden tot wanneer de 7 miljoen integraal betaald zouden zijn. Deze bijdrage diende gestort te worden door de adel, de geestelijkheid, de kloosters, de bevoorrechten, de grootgrondbezitters en de kapitalisten. De kleine landbouwers, werklieden, handarbeiders en "autres citoyens peu aisés" (andere minder welstellende burgers) waren er van vrijgesteld. De St.-Pietersabdij, de abdij van Baudeloo, Nieuwenbos, het kapittel van St-Baafs, het bisdom, en het seminarie werden respectievelijk getaxeerd op 1.000.000, 800.000, 100.000, 600.000, 50.000 en 100.000 frank. Het overige be-

275


Fig. 5. Lithografie van Baugniet . (Prentenkabinet Rijksuniversiteit Gent).

276


(11)

(12) (13)

(14) (15) (16)

(17)

drag moest door 556 andere Gentenaars betaald worden. Deze heffing werd voorgesteld door de "Conseil municipal" (Gemeenteraad). Onder de grootste fortuinen vinden we : Baron de Draeek : 80.000 frank. Dierickx, voorzitter van de Raad van Vlaanderen : 60.000 frank. Della Faille d' Assenede : 50.000 frank. Markies de Rhodes : 40.000 frank. Burggraaf Vilaio XIIII: 40.000 frank. Op te merken valt dat Hopsomere, die getaxeerd was op 2.000 frank spontaan 4.000 frank stortte. Renier Georges Du Bosch: o te Watervliet 19 april1765. Onbuigzaam papenvreter, Machiavellistisch keihard figuur berucht voor zijn geweld, aanhoudingen, chantage, bedrog en blind despotisme. Later "Commissaire du Directoire" bij het Scheldedepartement. Een volledig artikel wordt aan hem gewijd in deel IX van "Republikeinse Gentse figuren." in mei 1989. Ecole centrale : Centrale School, thans Koninklijk Atheneum op de Ottogracht. De St.-Pieterskerk was als nationaal goed aangeslagen en onder invloed van van Hulthem omgevormd tot Nationaal Museum. Zo werden heel wat kunstschatten van de vernieling gevrijwaard. Staatsgreepvan brumaire: zie 2e deel G.T. 1988 blz. 166 nota (19). Tribunaat: zie 1e deel G.T. 1988 blz. 111 nota (3). Charles Joseph Mathieu Lambrechts: o St.-Truiden 20/11/1753, t Parijs 3/8/1823 Rector van de universiteit te Leuven, "Officier municipal" te Brussel, commissaris van het "Directoire exécutif' bij het departement van de Dijle, senator van het keizerrijk, afgevaardigde van de Seine-Maritime en van de Bas-Rhin. Een beginselvast man met weinig vrienden en veel vijanden. Bassengeen Fabry zijn Luikse patriotten die actie voerden in het Prins-Bisdom. Beiden zijn doordrongen van de revolutionaire idealen en het idee van de volkssoevereiniteit. In 1787 stichtten ze de "Société patriotique" of "Vaderlandse Vereniging" waarvan zij de meest beluisterde sprekers zijn. Ze vallen het bestuur van de Prins-Bisschop aan en ontketenen een opstand waardoor zij er in slagen om de 16e april 1790 het Luikse volk er van te overtuigen de afzetting van de Prins-Bisschop uit te roepen. Deze laatste acht het raadzamer te vluchten, maar op 11 januari 1791 slaagt hij er in met de hulp van Pruisen en Oostenrijk, zijn macht opnieuw te vestigen. Bassenge en Fabry vluchten naar Frankrijk. Zij komen terug met de troepen van Dumouriez. De 7e december, slechts enkele dagen na Jemappes, kiezen ze een "Convention nationale liégeoise" of "Nationale Luikse Conventie" waarbij Fabry het voorzitterschap waarneemt en Bassenge het ondervoorzitterschap. Ze trachten Luik bij Frankrijk te voegen. Na de terugkeer van de Oostenrijkers vluchten ze opnieuw naar Frankrijk en maken deel uit van het "Comité des Belges et Liégeois unis" (Comité der verenigde Belgen en Luikenaars). Daar gaan ze in discussie met Du Bosch. (Zie voetnota 11).

277


EEN VOLKSE STRAATBENAMING Tijdens de restauratiewerken aan de nieuwe behuizing van het Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging (A.M.S.A.B.) in de Bagattenstraat 174, viel het me op dat de getekende plannen steeds de naam "Heirdamstraatje"vermeldden voor het doodlopend steegje achteraan het pand, uitkomend op de Sint-Pietersnieuwstraat. Enige tijd later las ik opnieuw die naam op de ondertitel van een kiekje dat de huisfotografe had gemaakt van voornoemd straatje zonder einde. (1) Naar het schijnt, was het bureau van het kadaster formeel: de benaming stond voor deze slop in het register. Dat toponiem bleef voor mij echter twijfelachtig. Immers : "Heirdam" kwam van heir of heer, afleiding bij "herdĂś" wat kudde betekent en "herdje", herder (vergelijk met "heirnesse" een gemene weide waar het vee graasde onder de hoede van aangestelde wachters) (2) En dat het tweede lid "dam". Waarom een dam op die hoogte van de stad? Ik heb nagetrokken, hoe de vork in de steel zat. In geen enkele "Dubbele Wegwijzer der Stad Gent en der Provincie OostVlaanderen" konden we die straatnaam in het register vinden. We gingen nochtans ver genoeg terug in de tijd en pluisden alle "Wegwijzers" na vanaf 1850 tot het begin van de 20e eeuw. We zochten ons heil bij Victor Fris. In zijn 234 bladzijden tellende "De Oude straatnamen van Gent" (Volksdrukkerij, 1925) was geen "Heirdamstraatje" te onderscheiden. Ook Alfons Van Werveke bleek zich in "De namen van de straten en de bruggen der Stad Gent" (1919) die naam niet te herinneren. Dat probleempje zou echter toevallig worden opgelost. Tijdens een recenter doorbladeren van het reeds vernoemde werk van Victor Fris, vond ik dat het straatje niet "Heirdam" heette maar beantwoordde aan de veel prozaĂŻscher betiteling "Ersdarm". De auteur gaf volgende verklaring : "Naam van een straatje zonder einde, recht bij het opgaan in de Sint-Pietersnieuwstraat. De naam legt zich uit door de vorm van de straat, kort en tamelijk breed." In het Middelnederlands Woordenboek van Verwijs en Verdam stond de nadere uitleg: "Ers (aers, eers) aars", dus aarsdarm. Deze eigenaardige, volkse benaming werd trouwens ook gegeven aan twee andere straten in het Gentse, nl. aan de Korte Boomgaardstraat en aan een vroeger slop bij de Koepoort. (3) We beamen ten volle Vercoullie die zijn artikel "De straatnamen van Gent" (in "Mededeelingen van de Vlaamsche Toponymische Vereeniging te Leuven", 1932) aanheft als volgt: "Onze oude straatnamen waren zeer 278


schilderachtig ... " In ons geval was dat zeker waar! Men kan zich trouwens afvragen of het om een uitspraakvergissing bij de latere naamgevers is gegaan. Wie woont immers graag in straten die beginnen met woordjes als : "Kerkhof-", "Vuil-", "Kieken-", "Eers, Ers- of Isdarm" en dergelijke? Immers "Heirdam" klinkt, voor iemand die daar heeft gewoond of er zich vestigt, heel wat fijner dan het oorspronkelijke, ongezouten toponiempje. Maar wie zal het ons vertellen? Hoe kwam "Heirdam" in de registers van 't kadaster? Beluiken, sloppen en dergelijke kregen immers nooit een officiĂŤle naam van de gemeentebesturen. Die straatjes stonden bekend onder een spotnaam, de naam van de eigenaar of de man die ze had gebouwd. LodeHOSTE NOTEN (1) zie A.M.S.A.B.-TIJDINGEN IV, 1985-'86, 3-4, p. 12. (2) zie GYSSELING, M, Gent's vroegste geschiedenis, 1954, p. 47. (3) zie Lodewijk LIEVEVROUW-COOPMAN, Gents Woordenboek en Victor FRIS, reeds vernoemd.

UIT DE GESCIDEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) DE ST.-LIEVENSBRUG EN DE ST.-LIEVENSPOORT De poort werd gebouwd in het begin van de 14de eeuw en wel in de verlenging van de huidige St.-Lievenspoortstraat. Volgens Steyaert, in 1320 gesticht om in 1383, 1578 en 1674 vernieuwd en versterkt te worden. De poort moet wel degelijk gebouwd zijn geweest want de stadsrekeningen vermelden slechts zelden werken aan de poort. De illustratie is getekend naar het "Panoramisch zicht op Gent in 1534" gezien vanaf Ledeberg. Een der brugbogen werd gesloten door een ophaalbrug. 'Volgens M. Heins waren de bruggen aan de St-Lievenspoort, ophaalbruggen vanaf 1572 en zij bleven het tot aan de afschaffing der stadsversterkingen. De bruggen aan de St-Lievenspoort en aan de Keizerpoort hebben de wisselvalligheden der poorten en der naburige sluizen gevolgd. Ze werden herbouwd in 1763, 1779, 1789, 1847 en 1882. Na de afschaffing van de octrooirechten in 1860, viel de poort in onbruik.

279


L!:at"KDE

1

YQllf't!lt$ ltadol$trul plsn Y9:ft

t855

1

St- !.leveni:JPoOr~

2

Eeiu~oo !'t.

3

'l:iJ.}_,~!U'l't-!"Ug

to

St -lJ.e·u:n!Jf.:~or-t

br11ggeo

hru&f!eo

K~i-z$rpoort

'iis.r.e:r1jk,osbrug

----

YER.ANIJER Î NG VAN 1936

Sint-Lievenspoort. Foto van tekening uit het Atlas Goetghebuer, Sag.

280


Toen de westelijke arm van de stadsgracht verbreed werd tot een bevaarbare waterloop, werden in 1882 de grondvesten van de poort weggebroken terwijl de brug herbouwd werd als een vaste stenen brug met twee bogen. Van deze herbouw verscheen in de krant slechts twee korte berichten: 28 maart 1883 : "Men wacht op bepaald goed weder om de groote werken aan de St-Lievenspoort en dien der Brusselse poort te voltooien (verbreding der Schelde, voltooiing brug bij St-Lievenspoort)." 8 juni 1883 : "De nieuwe brug aan de St-Lievenspoort is thans voor het verkeer geopend." Na de sluiting van het Zuidstation, werden er in 1933 plannen gemaakt voor het rechttrekken van de Scheldearm en de vervanging van de noodbruggen {hier bedoeld de oude spoorwegbruggen). De aanbesteding en de goedkeuring had plaats op 31-12-1934. Op 15 maart 1935 begon aannemer H. Walraeve met de werken, welke niet alleen twee jaar zouden duren maar de omgeving ook ingrijpend veranderen : de twee bruggen kwamen voor de eerste maal in de geschiedenis in elkaars verlengde te liggen en sloten tevens aan op de nieuw aangelegde autoweg, op de bedding van de gewezen spoorlijn Brussel-Gent Zuid. Over deze grote werken verschenen vele artikels in verschillende kranten (hierna volgen enkele uittreksels). Vrijdag 9 januari 1936 "De openbare Werken te Gent Inzake de nieuwe St-Lievensbruggen kunnen we melden dat ze in juli a.s. in gebruik zullen gesteld worden! Reeds kan men zich rekenschap geven van 't grootste werk waarvan de heer De Nayer, ingenieur van Bruggen en Wegen, de ontwerper is, en dat het uitzicht van het eertijds armtierige vervanene der wijk aanmerkelijk verbeteren en verfraaien zal tevens een ideale verbinding verwezenlijken tusschen het grongebied van Gent en dit van Ledeberg en een gemakkelijke doortocht aan schepen van 600 ton. De rijweg der nieuwe brug zal op Ledeberg uitgeven op den Hundelgemse stw., ter hoogte van het nog bestaande maar binnenkort af te breken magazijn, dus op tamelijk geringe afstand eenerzijds der Bellevuestraat, anderzijds der vaste brug over den onbevaarbaren Schelde arm. Deze vaste brug die verbinding geeft tot het kleine eindje Hundelgemse stw. dat naar de oude St-Lievensbrug loopt, blijft behouden om het verkeer naar de Pynaert kaai te verzekeren." Zaterdag 1 februari 1936 "De werken aan de nieuwe St-Lievensbrug te Gent vorderen zoo snel dat men binnenkort zal aanvangen met de nieuwe laan bezijden de Frère Orbaniaan." Donderdag 18 juni 1936 "Sedert enige dagen is men bezig aan de nieuwe St-Lievensbrug het oud bed der Schelde te vullen. Zodra dit werk gedaan is zal het verkeer op de 281


De voetgangersbrug over de ijzeren weg aan de Sint-Lievenspoort lag in het verlengde van de huidige Sint-Lievenslaan, net voo r de bruggen over de Schelde.

Ledeberg

Porte St-LiĂŠvin St- Ltevenspoorc

De Sint-Lievensbrug, bouwjaar 1883, rechtover de huidige Sint-Lievenspoortstraat , welke afgebroken werd in 1937 .

282


De nieuwe Sint-Lievensbrug tijdens haar opbouw in 1936-1937. (Foto ACL , Brussel).

71.

Cent. -

St-Lievensbrug

Gand. -

Pont St-LiĂŠ;;in

283


nieuwe brug geschieden en kan men overgaan tot de sloping der oude brug." Doch hier kwam een kink in de kabel : Zondag 12 juli 1936 "De werken ·aan de nieuwe brug aan de St-Lievenspoort liggen nog altijd stil. De ondernemer, M. Walraevens, is in onderhandeling met het departement van Openbare Werken over de minimum lonen der werklieden! Het is nu drie weken dat de werken stilliggen." Maandag, dinsdag 3-4 oogst 1936 "Men is volop aan het werk aan de nieuwe St-Lievensbrug, waar nu een 100-tal werklieden aan den arbeid zijn om den verloren tijd in te halen. Er zijn grote technische moeilijkheden gezien de fondatiën van een oude muur in het bed der rivier ontdekt, waarvan men het bestaan niet wist. Ook de regens van de laatste dagen hebben de uitvoering van zeer belangrijke waterwerken belemmerd." 30 mei 1937 (dagblad "Vo(!ruit") "Officieel bezoek van Koning Leopold aan Gent en inhuldiging van de nieuwe St-Lievensbrug, tevens opening van het nieuwe baanvak langs de Frère Orbanlaan." Enkele dagen voordien was er een fototentoonstelling geopend dicht bij de Sint Lievenspoort, met foto's over de aldaar uitgevoerde werken van 1882 tot 1937. De oude St-Lievensbrug werd enkele tijd later gesloopt. De totale kostprijs voor deze grote werken beliep± 7.500.000 fr. De brug werd in mei 1940 opgeblazen en nadien vervangen door een houten noodbrug, welke op haar beurt in 1944 door de Duitsers vernietigd werd. De inwoners der omgeving werden door deze verwoesting zwaar getroffen want de vernieling der houten brug had een uitwerking van een bombardement : 20 kisten van 20 kg dynamiet werden er ontstoken! De schade aan de huizen was buitengewoon, tot aan de markt van Ledeberg, aldus "De Gentenaar" op 7 september 1944. Zeven jaar later, op 15 mei 1951, werd een nieuwe brug aanbesteed. De werken vingen aan op 3 december 1951. Het leggen van de brug in spanbeton ging niet zonder moeilijkheden gespaard, getuige het volgend artikel uit "De Gentenaar" :"Tegenslag bij het plaatsen van dwarsliggers der StLievensbruggen. De vijfde dwarsligger brak middendoor toen de arm van één van beide kranen door plooide! De ene kraan, opgesteld aan de kant van Ledeberg had een hefvermogen van 20 ton, de andere aan de kant van Gent kon 25 ton heffen. De dwarsliggers in spanbeton wogen 45 ton. Door deze tegenslag liep het werk natuurlijk vertraging op." Dit was één der weinige artikels over deze herbouwing. De brug werd ingehuldigd op maandag 14 juli 1952. De kostprijs was 6.384.000 fr. De huidige brug dateert van 1972, toen de afrit van de E 3 een vernieuwing 284


DĂŠtail brugleuning.

Het herbouwen van de Sint-Lievensbrug in 1951 -1952. Foto van het Ministerie van Openbare Werken (35.153).

285


der brug noodzakelijk maakte. Het waren de grootste werken (tezamen met de overbrugging aan de Keizerpoort) welke ooit uitgevoerd werden op het Gentse grondgebied. Er verschenen dan ook regelmatig uitgebreide verslagen in verschillende kranten, zodat we, tezamen met enkele inlichtingen uit nog andere tijdschriften, een zeer goed idee hebben over deze laatste herbouw. Wat hier volgt is een samenvatting van een artikel dat verscheen in "Gent Werkt". De herbouwing van de huidige brug was tevens een verbreding naar tweemaal vier rijstroken. Boven deze brug en er op rustend, lei men een tweede brug, komend van de afrit van de E 3 en met op- en afritten zowel aan de kant van Ledeberg als aan de kant van Gent. Deze tweede brug ligt ongeveer 7,5 meter boven de eerste, is 20 meter breed en wordt om de 40 m ondersteund door een pijler met een breedte van 4 m. Een afzonderlijke brug werd voorzien voor de tram. Voordien werd een tunnel gemaakt in de ringlaan, dwars op de rijrichting van de St-Lievensbrug. Deze tunnel heeft een breedte van 15 m (twee maal twee rijstroken) en een hoogte van 4,5 m (230 m lengte, 48 m ondergronds). De verwachting was dat de brug en de tunnel zouden klaar zijn in mei 1972 en hetE 3 viaduct eind november 1972. De totale kostprijs : 650 miljoen! De firma die deze werken uitvoerde was de tijdelijke vereniging L.L. De Meyer-C.F.E. Laat ons nu het verloop der werken volgen aan de hand van enkele uittreksels uit de krant "Het Volk". Een eerste belangrijk artikel verscheen op 29.12.1969: "Viaduct over Koning Albert park sluitstuk E 3 in 't Gentse. De verhoogde autoweg die over de St-Lievenspoort en het Koning Albeftpark bijna tot in het hart van Gent zal doordringen, wordt de belangrijkste toegangsweg van de E 3 naar Gent. De werken, die sinds kort zijn aangevat zullen indrukwekkend zijn en een aanzienlijk bedrag kosten : de wegenwerken Âą 123 miljoen en de bouw van de kunstwerken Âą 445 miljoen. Hierin zijn begrepen : de viaduct vanaf het Zuidpark tot aan de spoorweg Gent-Aalst met op en afrit ter hoogte van het UCO-gebouw en over de spoorweg en de Schelde de tunnel in de St-Lievenslaan, de tunnel in de omgelegde Bellevuestraat, de afbraak en de nieuwbouw van een brug over de Schelde en de Franse Vaart, tenslotte de trambrug over de Schelde de Franse Vaart en de St-Lievenstunnel. De St-Lievenspoortbrug zelf, zal met het oog op de verkeersdrukte, in twee lange helften gebouwd worden. Ze heeft een totale breedte van 36 meter. Sinds een paar maanden reeds is men bezig met de voorbereidende werken. Met leedwezen zagen de Gentenaars hoe het mooie Zuidpark - er zijn 286


¡¡-Tweemaal de Sint-Lievensbrug , bouwjaar 1952. Beide foto's zijn van het Ministerie van Openbare Werken.

287


De huidige Sint-Lievensbrug met daarboven een tweede brug: de op- en afrit van de E 17.

reeds heel wat palen ingeheid - werd aangetast en het reeds karige groen te Gent nog verder verminderde. In een der eerste werkfasen moet de St-Lievensbrug worden afgebroken en herbouwd. Het verkeer zal dan worden omgelegd via de Burggravenlaan en de nieuwe Stop brug." 31 januari 1971 "Wegens de werken aan de St-Lievensbrug zal te rekenen met maandag 1 februari en dit gedurende ruim ĂŠĂŠn maand het weggedeelte tussen het kruispunt St-Lievenspoort en Keizersvest in beide richtingen, voor alle verkeer, gesloten zijn." Op 25 juni 1971 verscheen een foto in de krant met volgend onderschrift : "Tijdens de werken aan de ex-autoweg van het Zuidpark, stuitte men op de overwelfde Rietgracht. Tijdens de werken aan de tunnel stootte men op de oude funderingen van de gewezen voetgangersbrug over de spoorweg." 2 september 1971 "Moeilijk jaar in 't verschiet voor verkeer. E 3 werf groeit van St-Lievenspoort in richting van Gents centrum. Dat men geen struif kan maken zonder eieren te breken is een gekend Vlaams spreekwoord. Men hoopt nu dat later het resultaat der werken vlug de moeilijkheden zal doen vergeten. Zonder ervan overtuigd te zijn evenwel. Want met de toename van het aantal auto's is de twijfel gerezen of het wel een opportune beslissing was een afvoerweg van de nu al drukke E 3 direct in het centrum van Gent te doen uitmonden."

288


Enkele losse nota's uit dit uitgebreide verslag : "Vroeger werden aan de St-Lievenspoort, op drukke uren, soms 3.300 voertuigen geteld. Op de werf zijn nu bestendig een 300-tal mensen in de weer." 10-11 mei 1972. Foto onderschrift :"De eerste auto's rijden de tunnel in (aan de St-Lievensbrug). Meteen is er een einde gekomen aan de omleggingen door het gehalveerd Zuidpark en langs de Tentoonstellingslaan. Het werk werd aangevangen in september 1969." Op 19 mei 1969 meldde men het eerste ongeval in de nieuwe tunnel, het zou, helaas, niet het laatste zijn. Op de 19de mei werd ook de nieuwe St-Lievensbrug getest. Woensdag 21 juni 1972 "St-Lievensbrug open voor verkeer, richting Ledeberg m.a.w. de werken aan de tweede helft van de brug zijn nog niet voltooid." 14 juli 1972 "Vandaag wordt een gedeelte van de autoweg E 3 met in- en uitritten te Ledeberg officieel voor het verkeer opengesteld. De volledige afwerking was voorzien voor begin november 1972." Met deze korte samenvatting van de meest interessante artikels zijn we aan het einde gekomen van ons overzicht. Ter vervollediging alleen nog een overzichtstabel met maten van alle bruggen welke in de loop der tijden op die plaats bestaan hebben.

JAAR SOORT

1882 1936 1952 1972

Vaste in steen Vaste in metaal Vaste in beton Vaste in beton

Vrije Lengte Breedte van: rijweg voetpad doorvaar hoogte 20 29 29

7,5 12 15 32

2x2 2x3 2x1,5 2x 1,5

2x7,5 Âą24 24,15

2,4 4,5 4,93

Staatsbrug

M.LABYN ('t Vervolgt)

289


DE MYSTERIEUZE HENDRIK VAN GENT (Afsluiting van het Puzzeldebat) Als quizmaster ben ik natuurlijk in mijn nopjes dat zoveellezers begaan zijn met de puzzel. Met de vermelding "de geleerde Hendrik van Gent die nooit bestaan heeft" bedoelen we niet de filosofische mysticus uit de 13de eeuw, maar een Hendrik van Gent uit de 13de eeuw die ontstaan is in de geest van een 19de eeuwse fantastkus: Theodore Schellinck. We hebben niet in onze opgave vermeld dat er nooit een Hendrik van Gent bestaan heeft. Naast de hoger aangehaalde geleerde zijn er nog meer slimmeriken geweest, die ook Hendrik van Gent noemden. De Gentenaren die uitweken naar het buitenland werden eveneens van Gent genoemd en daar zaten ook Hendrikken bij ( cfr. Deshaisnes, Documentset extraits divers concernant l'histoire de l'art dans la flandre, l'artois et le hainaut avant le XVe siècle, Rijsel1886). Zelfs vanaf de 13de eeuw vinden we de naam "van Gent" terug in de registers van de Afteveldestad {cfr. o.a. de regesten uitgegeven door het Gentse stadsarchief) en meer dan eens komt daarin de naam Hendrik terug. Er is trouwens meer dan één koe die - misschien niet Hendrik van Gent - maar Blaere noemt. De Hendrik van Gent die wij bedoelen werd kort voor 1841 gefantaseerd en daarna vermeld in de geschriften van F.E. De Caesemaeker. Het plezierige voor ons is, dat ook in de 19de eeuw de ontdekkingen van deze legendarische persoon toegekend werden aan de echt bestaande Hendrik van Gent {cfr. P. Hipp de la Haye, Messager des sciences historiques, 1886-1888). Goetghebuer was de eerste die dacht dat het hier om bedrog ging (RUG., G 8789/13). Degene die al de vervalsingen van Schellinck uit de doeken deed was Victor Van Der Haeghen, Mémoire sur des documents faux, relatifs aux anciens peintres, sculpteurs et graveurs flamands, 1898. Tussen bladzijde 126 en 132 toont hij dan ook aan dat onze brillenmaker nooit bestaan heeft. Dit boek raden we iedere Gentenaar aan omdat geleerden- wel geen Hendrikken-nog steeds, en dit gebeurt vrij dikwijls, voortbouwen op de spiritualistische vondsten van Schellinck, die nog steeds in het hiernamaals in zijn vuistje zit te lachen. DE MYSTERIEUZE QUIZMASTER

290


DE GESCIDEDENIS VAN DE VYT-BORLUUTFUNDATIE EN HET LAM GODS (Vervolg) 1934 Het paneel met langs de ene zijde "De Rechtvaardige Rechters" en langs de andere kant "St-Jan-de-Doper", dat in Berlijn in 2 was gezaagd werd tijdens de nacht van 10-11 april gestolen. Woensdag 11 april om 7 u.30 werd de diefstal ontdekt door de kerkbewaarder Oscar Van Bouchaute, die reeds omstreeks 5 u.30 vastgesteld had dat de deur van de linkerbeuk openstond. Binnen de 48 uur werd gevraagd aan Mgr. Honoré Coppieters, bisschop van Gent, de· volledige gegevens mede te delen aan de Minister van Openbaar Onderwijs, die ook de afdeling cultuur onder zijn ministerie had (306). Op 28 april huurde Arsène Goedertier bij Henri Ureel, eigenaar van een winkel van kantoorbenodigdheden aan de Vlaanderenstraat te Gent, een schrijfmachine onder de naam Van Damme woonachtig te Dendermonde. GoedertierNan Damme betaalde 1500 Fr. waarborg voor deze Royal met Franstalig klavier, die een biezonder klein lettertype had. De huurprijs bedraagde 100 Fr. per maand. Het was met deze machine dat de briefwisseling i.v.m. de onderhandelingen van de panelen werd getypt. Dezelfde dag stelde Eusèbe Mustès, detectief-inbreker, schriftelijk voor aan commissaris Antoon Luysterborg om een onderzoek in te stellen naar het gestolen paneel tegen een vergoeding van 1/2 miljoen frank. Verder eiste een afperser, die zijn schrijven - een keurig opgeplakte uitgeknipte letterbrief vanuit Brussel verstuurde, 2 miljoen frank en een schrijver uit Gent vroeg în een getypte brief in rode inkt 100.000 Fr. voor het opgerolde schilderij. Vanuit Antwerpen werd op 30 april een getypte brief in slecht Frans, ondertekend D. V.A. verstuurd aan Mgr. L'Evêque te Gent. De onervaren dactylograaf vroeg voor de 2 panelen 90 biljetten van 10.000 Fr. en 10 biljetten van 1.000 Fr. In zijn brief getypt met een opvallend klein lettertype, wordt vermeld dat hij als bewijs het Johannespaneel zou terug bezorgen en indien akkoord, moest men in "La Demière Heure" publiceren : "D. U .A. in overeenstemming met de betrokken overheid aanvaarden wij uw voorstel volledig." De commissaris publiceerde enkel "D. U .A. Proposition exagérée", waarop D. U .A. in een brief van 20 mei, verstuurd vanuit Brussel, antwoordde dat het antwoord dubbelzinnig was en indien binnen de 5 dagen de vraag niet bevestigd werd, het Johannespaneel verzaagd zou worden en enkele fragmenten opgestuurd zouden worden als bewijs. Op 25 mei werd in "La Demière Heure" positief geantwoord. Vier dagen later ontving Mgr. Honoré Coppieters een antwoord van D.U.A., die het losgeld met 5% verminderde (50.000 Fr.) samen met een depotbriefje van het ba-

291


Detail uit het AdampaneeL

292


gagekantoor van de Société Nationale des Chemins de Fer Belges, Bruxelles-Nord, nr. 8178 met de dagstempel28V.34-8u. Dezelfde avond ondervroeg de commissaris de 46 jarige Leuvenaar Alex Puissant, die in het Brusselse woonde, in verband met de man die hem een plank in een nieuw zwart wasdoek omsloten met een wit touw afleverde. De spoorwegbeambte zei dat de welgestelde man Frans sprak, ± 50 à 55 jaar oud leek, een puntbaardje had en een snor, een bolhoed droeg en eerder klein van gestalte was. Op 30 mei werd in de morgen het Johannespaneel opgehaald en overgebracht naar Gent. In een brief verstuurd vanuit Antwerpen op 31 mei van D. U .A. wordt vermeld dat het losgeld gedeponeerd moest worden bij pastoor Meutepas van de Antwerpse St.-Laurentiusparochie, Markgravenlei 95, die het opzij n beurt aan iemand moest overhandigen die de andere helft had van het bij de brief gestoken stukje krantenpapier. Daar op 2 juni in "Le Bien Public" vermeld werd dat het Johannespaneel terug in het bezit van het bisdom was, wat ontkend werd door de commissaris om verdere onderhandelingen niet te benadelen, werd op 4 juni in "La Dernière Heure" geplaatst : "D.U.A. Reçu lettre, suite indiscrétion, patientons quelques jours", waarop dezelfde dag D.U.A. in een brief van uit Wilrijk reageerde dat alles volstrekt geheim moest blijven om rustig te onderhandelen. Twee dagen later besliste het Kabinet van Paul-Emile Janson, Minister van Justitie, dat men eerst en vooral het paneel moest trachten terug te krijgen en daarna pas de dief moest ontmaskeren. Op 7 juni verscheen in "La Dernière Heure" : "D.U.A. Paquet sera remis samedi 9 (juni)". Op 8 juni werd pastoor Meutepas op de hoogte gebracht. In het pakje zaten enkel2 bankbiljetten van 10.000 Fr. en 5 van 1.000 Fr. (i.p.v. 950.000 Fr.) en een briefje waarop stond dat het onmogelijk was om het bedrag bij elkaar te verzamelen. Doch op 10 juni kreeg Mgr. Cappieters een 6de schrijven van D. U .A., waarin hij vroeg in "La Dernière Heure" te laten verschijnen "A.N.S. Engagement Ie plus absolu que secret sera gardé. Agissez en toute tranquillité", wat op 13 juni verscheen. Pastoor Meutepas moest op 14 juni direkt HofLeysen verlaten om naar de pastorij te komen, waar om 16 u.20 de 35 jarige Frans Compeers, taxichauffeur, het pakje kwam ophalen. De in de taxi verscholen dief, die aan het zuidstation deze taxi had genomen, stapte met het pakje uit op de hoek van de Brederode- en de Broederminstraat te Antwerpen. De auto werd niet geschaduwd. In een briefvan 18 juni van D.U.A. aan Mgr. Cappieters stond geschreven om opnieuw kontakt op te nemen langs de gebruikelijk weg, wat gebeurde op 21 juni. Inmiddels waren alle Belgische bagagekantoren van de spoorweg onderzocht. Op 5 juli stelde D. U .A. voor om een eerste storting van 500.000 Fr. te betalen en daarna over een periode van 12 maanden 400.000 Fr. Toen niet was ingegaan op dit voorstel schreef D. U .A. op 24 juli dat het paneel verborgen was op een plaats waar niemand het kon benaderen. 293


Hij vroeg om opnieuw contact op te nemen op 28 juli, doch op 27 juli verscheen in "La Dernière Heure": "D.U.A. Maintenons dernière proposition." Na 2 brieven van D. U .A. gedateerd 6 augustus en 8 september verscheen in "La Dernière Heure" van 13 september: "D.U.A. Reçu lettre. Regrettons devoir maintenir proposition antérieure." Aan de laatste 2 brieven van D.U.A. werd geen gehoor gegeven, daar de overheid besliste dat de gerechtigheid wel haar beloop zou nemen. Arsène Goedertier Lede, 23-12-1876) werd op 25 november 1934 tijdens een toespraak te Dendermonde weggevoerd. Al stervende deelde hij aan advocaat Joris De Vos uit Dendermonde mee, dat hij alleen wist waar het gestolen paneel zich bevond. Hij kon nog de woorden uitbrengen :"... in mijn bureau ... schuifken ... kast ... " Op 29 november werd deze direkteur van de Wetterse Tekenacademie begraven; dezelfde dag overleed even plotseling zijn schoonbroer en helper: Achiel de Swaef Lede, 3 september 1862). Ook een derde betrokkene Jozef Lievens Lede, 1 augustus 1877) werd die morgen ernstig ziek en overleed kort daarna op 2 maart 1935. Joris De Vos deelde dit geheim mee aan Jozef Van Ginderachter, voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Dendermonde, die besloot om zelf het onderzoek te leiden. Pas op 27 december 1934- nadat ze het luik niet konden ontdekt hadden- brachten zij Fr. De Heem, procureur des Konings te Gent op de hoogte. Commissaris Luysterborgh begon direkt te Wetteren een onderzoek in te stellen, dat jammerlijk genoeg niets opleverde (307).

e

e

e

1935 Mgr. Coppieters loofde op 28 februari een premie van 25.000 Fr. uit (heden : ± 300.000 Fr.) voor diegene die informaties kon geven i.v.m. de bergplaats van het gestolen paneel. Deze premie werd door het "Laatste Nieuws" verhoogd met 5.000 Fr. (17 mei). Op 11 maart werd op de muren van de stad Gent een aanplakbrief ondertekend door Fr. De Heem opgeplakt, waarin gevraagd werd aan degene die iets meer wisten over het gestolen paneel, kontakt op te nemen met de overheid~ De bevolking wist nu met zekerheid dat het Johannespaneel teruggevonden was. 1935-1936, november-januari. De schenkerspanelen van het Gentse retabel worden geëxposeerd in het Musée de l'Orangerie te Parijs (308). 1936. In het koorboek voor de hoogfeesten in de Gentse St.-Baaiskathedraal zien we kopieën van de bovenste middenste panelen van het retabel, geschilderd door de Benediktinessen van Maredret (inv. nr. 760). Op 24 juli werd er een voorwaardelijk rapport opgemaakt van de conservering van het veelluik (309). Op 1 augustus werd er een technisch rapport opgemaakt, waarbij enige panelen gedemonteerd werden doorHulinde Loo, Van Puyvelde en Van der V eken (noot 6b ). J. Van der V eken restau294


reerde samen met zijn schoonbroer Albert Philippot de panelen van Adam en Eva te Brussel in 1936-7 (310). 1937, maart 2. Bij gebrek aan verdere gegevens werd de zaak van diefstal van de Rechtvaardige Rechters onopgelost geklasseerd. 1938. Jozef Van der V eken stelde voor om een getrouwe kopie te schilderen van de Rechtvaardige Rechters. Daar Van Puyvelde meende dat Van der Veken dit werk niet aankon, maakte deze oorspronkelijk een kopie naar van Coxie's repliek. In 1939 gaf kan. Gabriël Van Den Gheyn de restaurateur de toestemming om zijn schildersezel niet in de Vytkapel, maar in de nabij gelegen sacristie op te stellen. Op deze kopie zien we duidelijke verschillen met het origineel : het gezicht van een achterste rechter die de gelaatstrekken heeft van Leopold 111 en de verdwenen ring die één der rechters in zijn hand houdt, de te grote boord van de 2de ruiters hoed, dat het gezicht verbergt van de volgende figuur, tal van bijkomende versieringen zoals op de hoed van de man met de houder, enz ... Op de rugzijde bracht de kopiist een tekst aan : "Uit liefde als plicht verrricht en om te wreken voor streken niet geweken Jef Van der V eken October 1945", die in 1950 door Coremans verwijderd werd. Deze kopie werd pas in 1959 aangekocht met subsidies van Gent, Oost-Vlaanderen en de Belgische Staatvoor 225.000 Fr. Hierbij bedanken wij Dr. Micheline Comblen-Sonkes van het Nationaal Centrum voor Navorsingen over de Vlaamse primitieven te Brussel, die mij aan de hand van fotomateriaal op de verschillen wees tussen het authentieke paneel en de kopie van de Rechtvaardige Rechters.

NOTEN 306. 1. Cels, De roofvan de Rechtvaardige Rechters, Antwerpen 1983, blz. 7-10. 307. Gent, Gerechtelijke politie, dossier Lam Gods. 308. Anoniem, (cat.) De van Eyck à Brueghel, Musée de I'Orangerie, Parijs, 1935, nrs. 36-7. 309. C. Bemard, Le Retable de l'Agneau, Une fois de plus en péril, in: La Nation Beige, 1.7.1936. 310. L. Van Puyvelde, Van Eyck, L'Agneau Mystique, Brussel 1946, blz. 111-115.

Rudy VAN ELSLANDE ('t Vervolgt)

295


VRAAG EN ANTWOORD De Heer M. Coucke (Gent), voorzitter van een V.Z.W. die zich inzet om het oud Sint-Elisabeth Begijnhof leefbaarder te maken, heeft enkele vragen in verband met een andere vereniging: "De Vrienden van het Oud Begijnhof", gesticht door Edmond Boonen. 1o Wie waren de stichters? zo Zijn de statuten ooit verschenen of heeft iemand een kopie? 3° Zijn er nu nog leden in leven? 4o Heeft de vereniging ooit officieel opgehouden te bestaan?

GÊNSCHE PRÁOT Meleke Kraoienest was en beetse ziek, in ze zond heur meise näor e grûut magazijn in Gent om de schoentses te gäon haole, dien däor gekommandeerd wäore veur heur dochterkes îeste komune. Ze gaf heur tvijftig fran mee. -Goed opletten op u eens, Manske, zei ze ezûu; want 't es den îeste kîer da ge näor Gent gäot, in ze zoen u däor strûupe, aos genie wakker en zijt. -Zij g'rust, zei Manske, z'en zulle mij nie foetemaleure. -Binst da de däor zijt, zei Meleke, keunde ne nier zien of dage däor gîen päor schoentses en vind veur ons Malvinuitze. - Zoe'k da däor vinde? vroeg Manske. -Wel, mij kind, zei Meleke, in Gent es alles te vinde, g'hen hêt mäor goe te kijke; Malvinuitse zal mee gäon. -Goed, madam, zei Manske, in alle twieë trokke z'op. 's Aoves kwame ze näor huis dûu van moeite in Malvinuitse krijstege omdasse gîen schoentzes en häo. - Mäor zwijg toch mee u schrîeme, zei Manske, aos me ni gîenen en vinde en keune m'er toch nie aan doen. -Wad es da, riep Meleke Kraoienest, hedde gîen schoentses gekocht veur de kleine? - Gekocht? zei Manske, g'hen hêt gij däor niet van gesproke, madam. G'hêt mij gezeid van der te zoeke, in 'k hê g'hîel den dag in al hoeken in kante van Gent gezocht, vräog het mäor aan Malvinuitze; 'ten ligt däor zuust niets te vinde, nie mîer of op Meulestee.

296


GHENDTSCHE TYDINGHEN TweemaandeHjks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 17ejaargang nr. 6 15 november 1988 Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere-notaris. Voorzitter : G. Hebbelynck Onder-Voorzitter: H. Collumbien Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Penningmeester: A. Verbeke Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14-9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent. Lidgeld : 300 fr. per jaar. Buitenland: 400 fr.per jaar. Steunende leden: 500 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar.

INHOUD Gentse revolutionaire figuren: Jean Robert Graham Inventaire archéologique : Grenzen van de grondgebieden van Gent en van Sint-Pieters Armand Heins Uithangborden te Gent (Vervolg) Van alle Markten thuis. Deel7. Van Kloostermarkt, Potjesmarkt en Dievenmarkt naar Prondelmarkt De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Voeding 1819 in "Het Tuchthuis" te Gent Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen {Vervolg) Zivil-Arbeiter-Bataljon 4 te Gent Puzzel1988 Lezers schrijven ons Vraag en Antwoord Bibliografie Beschermleden - Steunende leden - Steunfonds Gênsche Präot Aanvullende Ledenlijst Inhoud 1988

299 307 308 313 318 330 334 335 341 352 358 359 359 361 364 365 367

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.


AAN ONZE LEDEN Het huidig nummer is het laatste van onze jaargang. Deze onder onze leden die het goed idee hebben hun nummers van "Ghendtsche Tydinghen "jaarlijks te laten inbinden, kunnen binnenkort weer een prachtig, rijkelijk gei1lustreerd boek toevoegen aan hun bibliotheek. Een boek boordevol Gentse wetenswaardigheden waarvan vele voor de eerste maal gepubliceerd werden, een boek dat binnen een 10-tal jaren zeldzaam geworden zal zijn en waarvoor men, als men het nog eens zal tegenkomen in een of ander antiquariaat, veel geld zal moeten neertellen. Wij willen even uw aandacht vragen voor het feit dat de kosten voor de uitgave van ons tijdschrift steeds blijven stijgen (een normaal verschijnsel in onze tijd) en dat, sedert verschillende jaren, de kosten voor het drukken en verzenden serieus uitstijgen boven het abonnementsgeld van 300 fr. U kunt dus raden wat er gaat komen. Wel, u hebt verkeerd geraden. Hoe ongelooflijk het ook moge klinken: ons lidgeld blijft gehandhaafd op 300 Ir. voor onze binnenlandse leden en militairen in Duitsland. Onze buitenlandse leden blijven 400 Ir. betalen om de aanzienlijk hogere portkosten op te vangen. Of wij gek geworden zijn? Neen. Hoe wij het kunnen doen? Verscheidene factoren zijn daarvoor verantwoordelijk. In de eerste plaats een zuinig beheer. (De Staat zou eens een stage mogen komen doen bij ons, het zou de belastingbetaler een heel stuk schelen in zijn porte-monnaie). In de tweede plaats, een schare van trouwe medewerkers die in alle stilte zich volledig en gratis inzetten voor een goede zaak. Niemand van onze medewerkers heeft ooit één centiem vergoeding gekregen. Ze beschouwen dit als vanzelfsprekend want het zijn stuk voor stuk idealisten (Ja, ja, dat bestaat nog!). En ten derde - en dat weegt wel het zwaarste door- 216 mecenassen die er voor zorgen dat een tijdschrift dat minstens 400 fr. zou moeten kosten kan geleverd worden voor 300 fr., een prijs die ook voor de minder bedeelden onder ons geen bezwaar kan vormen. Wilt u eens uw tijdschrift openslaan op pp. 361-363 en met dankbaarheid de namen bekijken van diegenen die er voor zorgen dat wij voor een luttel bedrag een tijdschrift kunnen aanbieden waarvan het peil ons door velen - zeer terecht - benijd wordt. Mogen wij aan onze weldoeners vragen hun mooie, zéér gewaardeerde geste ook in 1989 te willen herhalen? Ze maken er veel mensen blij mee. Wat zal de Jaargang 1989 ons brengen? Veel te veel om op te noemen, maar het zal de moeite waard zijn. Een van onze grote problemen is dat wij over veel meer interessante copie beschikken dan wij ons kunnen veroorloven te publiceren. Niet plezant. Deze die nu hun abonnement zouden opzeggen zouden een tragische vergissing begaan waarvan zij heel hun leven de niet te overziene gevolgen zouden moeten dragen. Nog dit, Jees het aandachtig want het is zeer BELANGRIJK : Betaal NU, ONMIDDELLIJK uw lidgeld voor 1989. Bewijs ons deze wederdienst die u zelf ten goede zal komen : hoe minder nutteloze onkosten, hoe meer bladzijden in uw tijdschrift. Schrijf duidelijk naam en adres en zo mogelijk uw lidnummer. Laat geen anderen betaJen die dan vergeten te vermelden dat het voor uw rekening was. Voor de dames geldt steeds dezelfde regel: hebt u altijd betaald onder uw meisjesnaam, doe zo voort. Idem indien het op de naam van uw echtgenoot was, verander niets aan het gebruikte systeem. Onze Penningmeester heeft ook recht op een gezonde nachtrust zonder nachtmerries. Dank u!

298


GENTSE REVOLUTIONAIRE FIGUREN - Deel V JEAN ROBERT GRAHAM Graham heel juist situeren binnen de revolutionaire beweging is geen sinecure want deze man is, nog meer dan alle anderen, wispelturig en verscheiden van aard. Ontegensprekelijk is hij een aanhanger van de nieuwe ideeĂŤn, maar het is geen militant. In zekere mate neemt hij zelfs een afwachtende houding aan, volgt de gebeurtenissen op de voet maar lokt ze zelf niet uit. Hij is voorzichtig maar deinst er niet voor terug ontslag te nemen, niet om zijn afkeuring te laten blijken voor een ideologie die hij ondanks alles deelt, maar achter haar methodes om ze waar te maken kan hij niet altijd staan. Nochtans maakt hij er ten gepasten tijde zelf gebruik van als het regime het nodig heeft. Hij is intelligent, werklustig, heeft geen grote ambities en zal nooit kandidaat zijn voor de Anciens of de Vijfhonderd. Na verantwoordelijke functies vervuld te hebben in de prefectuur van het departement Indre et Loire, stelt hij zich tevreden met een ondergeschikte rol in de prefectuur te Gent.

Fig. 1. Uittreksel uit de doopregisters van de St.- Katharinakerk van Maastricht : "Baptisatus est Joannes Robertus philius legitimus Roberti Graham et Joanna Margaritta Josepha MormaL Susceptors Ludovicus de Kwast loco Joannis Housboun et Maria Cornelia de Kwast loco Maria Catharina Mormal" "1748, januari, 9 is gedoopt Jan Robert wettige zoon van Robert Graham en Johanna Margriet Josepha MormaL Doopheffers : Lorlewijk de Kwast, wonende alhier, Jan Housboun en Marie Cornelia deKwast, wonende alhier, Marie Katrien Mormal" In de rand staat de vermelding: "Brab :"wat er op wijst dat vader Graham Brabander is. (Burgerlijke stand Maastricht, Nederland).

299


Graham is geen geboren en getogen Gentenaar, maar het is te Gent dat hij in feite zijn hele leven doorbrengt. Geboren te Maastricht (Net over de Nederlandse grens, n.v.d.r.) wordt hij er op 9 januari 1748 gedoopt in de St.-Katharinakerk (Fig. 1). Hij is de wettelijke zoon van Robert en Jeanne MormaL Hij is geen burger van de Verenigde Provinciën maar Brabander zoals een randinscriptie op zijn geboorteakte laat blijken. Men weet nagenoeg niets over zijn jeugd, zijn jongelingenjaren en zijn opvoeding. Wanneer vestigt hij zich te Gent? Zeker lang voor de Brabantse Omwenteling. Hij is een gefortuneerd advocaat. Het niet gedateerd document, dat de namen van de meest gegoede burgers van het Scheldedepartment bevat (fig. 2) zegt ons dat hij een inkomen had van 25.000 livres. Men vindt geen spoor van enige aktie van zijnentwege gedurende de Brabantse Omwenteling, noch gedurende de eerste Oostenrijkse Restauratie. Wanneer de Fransen na hun overwinning te Jemappes (1792) de benoeming bevelen van zestig voorlopige vertegenwoordigers van de stad Gent bij de Nationale Belgische Conventie, komt hij niet voor op de lijst van Meyer (1), maar, wanneer de voorlopige vertegenwoordigers de lijst van het Magistraat opstellen, benoemen ze Graham tot voorzitter van de Schepenen. Bij de tweede Franse invasie ontbindt plaatscommandant Dehaye de administratie die tijdens de Oostenrijkse restauratie ingesteld was en richt de "Commission Municipale" op waarin Mulle zetelt, ex-secretaris van "Les Amis de la Liberté et de l'Egalité" (2), Meyer ,Van Wambeke (3), Hopsomere (4) en de Caigny (5), allen overtuigde revolutionairen en maakt er Graham voorzitter van. Hij is het, die vergezeld door Meyer, zich in augustus 1794 naar Parijs begeeft om te vragen dat binnen de kortste keren de inlijving van de stad bij Frankrijk zou geproclameerd worden. Was hij teleurgesteld door het onthaal dat hem te beurt viel? Zeker is dat hij enkele dagen na zijn terugkeer te Gent ontslag neemt als voorzitter van "den Municipalen Raad", maar zich uit voorzorg toch een getuigschrift van burgerzin laat afleveren ... Hij weigert te zetelen in "I' Administration Centrale et Supérieure de la Belgique" (Hogere Centrale Administratie van België) en op 25 november 1795 wordt hij administrateur van het Scheldedepartement benoemd aan de zijde van Hopsomere, Meyer en van Wambeke, met Du Bosch (6) als commissaris van het "Uitvoerend Directorium". Bouteville schrijft op 25 februari 1796 in een brief over hen - dus ook over Graham-: "De administrateurs zijn allen Belgen maar goede, zeer goede patriotten, die talent aan wijsheid, kennis en doorzicht knopen en blijk geven van veel zin voor orde, vooral in de financiën" (8) In een andere brief schrijft hij : 300


"Ik ken de administratie van de Schelde perfect. Zij is noch meer noch minder oprecht doorweven met de liefde voor het Vaderland, de zucht naar het algemeen welzijn en de versterking van de republikeinse regering." (9) Graham had de aandacht van de hogere autoriteiten op zich getrokken door zijn hoge competentie in financiële aangelegenheden in een delicate zaak. Zodoende wordt hij te Dendermonde belast met het innen der belastingen. Wanneer er na Fructidor (10) sprake is van nieuwe administrateurs aan te stellen in het Scheldedepartement, wordt zijn naam toch op een lijst van kandidaten geplaatst die aan de goedkeuring van Merlin (11) voorgelegd wordt, ondanks het feit dat hij zijn kandidatuur niet gesteld heeft. Men leest er: "Graham, eerste voorzitter van de Gemeenteraad bij de intocht der Fransen, teruggetrokken als belastingsontvanger te Dendermonde, onderlegd, rechtschapen, aktief en patriot, tegen alles bestand maar beslist afgezien hebbend van om het even welke plaats in de administratie of het gerecht." (12) Hij keert evenwel in de politiek terug want we vinden hem weer als administrateur van het Scheldedepartement op 21 januari 1799 "Le jour de l'anniversaire de la juste punition du dernier roi des Français" (13). Hij neemt deel aan zo'n manifestatie waarbij hij een vlammende rede uitspreekt tegen de priesters (fig. 5). Bij de verkiezingen van het jaar VI (1797) voor de "Vijfhonderd", oefent hij een zware maar nutteloze druk uit op zijn collega Van Wambeke om hem te bewegen zijn kandidatuur in te trekken, veroorzaakt zijn aanhouding en zijn overbrenging naar Parijs waar hij zou geïnterneerd worden in "Sainte-Pélagie" (14). Van Hulthem bracht hem er bezoek. Na de staatsgreep van Brumaire, benoemt Bonaparte hem op 14 maart 1800 tot prefect van het departement "Indre et Loire". Hij wordt in deze functie geïnstalleerd op 14 mei van hetzelfde jaar, maar zal ontslag nemen op 21 januari 1801 als gevolg van wat Honoré de Balzac in één van zijn romans "une ténébreuse affaire" (een duistere zaak) heet. Laat ons hierover zeggen dat Fouché (15) hem het mislukken van een onderzoek met betrekking tot de ontvoering van senator Clément de Ris in de schoenen schuift, die met de hulp van Fouché gespeculeerd had op een nederlaag van Bonaparte in Italië. Toen hij consul van Frankrijk benoemd werd te Elbing (Oost-Pruisen) (fig. 3) nam hij deze functie niet aan en keerde naar Gent terug waar hij samen met Faipoult (fig. 6) (16) als prefect lid werd van de "Conseil général de la Préfecture" (Algemene Raad van de Prefectuur). Hij overleed te Gent op 12 augustus 1808. 301


_llo/nd t-:-:J;

--~--

• :J-l. . L

-- --·-·"'aftiu

_... )L~·4.buuf!L_ -··-·-·--· ..L(k~~---- :~

d-

.. -4

·-~-·-·--

(~;d'n~.·k~'i.?,leifiiH.La

;~

.~.

'

- l0_~fr-t1-. (

.-

:i ~Tc•

_'f/J,,,.#,,.I(~.

c/Jannu/).__~~~d<rMl".

.

1-

.

:;~_;_ __

j~~••

.

~-~ . .;.~-

-~4-· --- 1- -·.

"~~­ !~

s..,....

__,,qrmS;

ff,ft>it

.

;"f.

:-

t!lk~/, j

$'ik

JfJSo

C'

:Js".,

fan!':

u.-

<'

-::4"'

. t

zfl""

u .....

- j~~-"--

f./1~

1J'«C<Ym.tt.U ",_-' ~:z.ut.L!

U""" Jj,_,

("

!/S~W<J

~~"""

.J -~

25c-<w

u-"_

j

~~r

'

.y..c .?'-1

%.f...,., ~JtltHI

it'êttJI.C..Q...t

t

,ÜIHffl 35".HH<

!

Fig. 2. "Liste des habitants du Département de l'Escaut qui jouissent d'une fortune remarquable". De lijst van de rijkste burgers van het Scheldedepartement vermeldt voor Graham een jaarinkomen van 25.000 livres. (Arch. nat. Parijs, Dép. Escaut AS IV 1052 blz. 29).

302


cga!itu. ~-·· _. _, ._..-

r(M ·-·""-;

Fig. 3. Arrest van 7 Primaire jaar IX (28 november 1805) waarbij 1ier Consul Bonaparte citoyen Graham aanstelt als "Commissaire des Relations Commerciales" (Consul) te Elbing (Archives Nationales Françaises- Parijs).

303


Graham is eerder een voorzichtige en doordachte revolutionair dan een impulsieve. Gedurende de Brabantse omwenteling is hij een bescheiden en onbeduidend Vonckist die plaats neemt op de Schepenbanken, maar tijdens de eerste Franse bezetting van de stad zal afgezet worden. Na Fleurus (1792) wordt hij voorzitter van de "Municipalen Raad", t.t.z. eerste magistraat van de stad. Het is in deze functie dat hij de autoriteiten bijstaat bij de ontelbare opeisingen die de stad zouden treffen. Hij gaat akkoord met de revolutionaire principes, maar keurt de gebruikte methodes af, wat hem bij meerdere gelegenheden tot aftreden aanzet. Het is eerder uit een soort geestelijke scrupule dat hij niet deelneemt aan straatkabaal en opstootjes, aan de zitting van de "Club des Amis de la Liberté et de l'Egalité" die op de bijeenkomst in de St.-Baafskathedraal de vereniging van Gent

_: ~ ;;~t: .. _,

DISCOURS

DISCOURS

•a.olfoHCt

i.~ 2 PLUVJÖSE_ AN VII,

A LA FtTE DE LA FONDATIOX

JOUR. DE J:'.I/INIYELS.tiiRE

DE LA RRPUBLlQUE

"

:DE 'LA JUSTE PUNITION DU

DES NEUF DÉP ..á.TEMENS,.

·.. ';ROl DES F.R.ANÇAIS,

... ·.:..

Le 1..u Vadh:lûaire c

VII ,

. p.,.J4Citoy• Gu...w. PrbU/at tl. l.t~ . ~ • _Dl,_,__, 4c lLSUlfT.

'

_,..,.14~~-Prisûlt:aztl•l.tl~

-

C'Mtr4/.c 411 'IJl~ 4c

.

DEI.NlEJt.

&.".EiCUT,

_,··

0

'I '

STtvEN, ................. ....... .......

A'GAM>. doos A-B. . ~~

.-

i·. -

~

u,.

i! _-,

.

·.·· . . .·:··, ....·-

·-·.... > . Fig. 4. Redevoering uitgesproken op het feest van de stichting van de Republiek en de vereniging der negen departementen, de le Vendémaire van het jaar VII (23 september 1798) door burger GRAHAM, voorzitter van de Centrale Administratie van het Scheldedepartement. (Universiteitsbibliotheek Gent, G 3572).

Fig. 5. Redevoering uitgesproken de 2e Pluviose van het jaar VII (21 januari 1799) verjaardag van de juiste en rechtvaardige bestraffing van de laatste Franse koning, door burger GRAHAM, voorzitter van de Centrale Administratie van het Scheldedepartement. (Universiteitsbibliotheek Gent, G7 3573)

304


met Frankrijk eisten . Hij zou later een gelijkaardige bijeenkomst vragen , maar dan in alle kalmte en waardigheid. Binnen de administratie werkt hij loyaal samen met de meest geëngageerde elementen en de autoriteiten achten hem hoog . Op het moment dat hij zijn ambt als advocaat aanvatte , zwoer hij trouw aan het katholiek geloof. Later zal hij trouw zweren aan de republiek en haat aan het koningdom. Het verbaal geweld van de termen die hij gebruikt in zijn redevoering tegen de priesters verwondert ons enigszins komende uit de mond van dit toch gematigd figuur. In een redevoering op 21 januari 1799 zegt hij : (fig. 5) "De priesters, die zich al vetgemest hebben op de rug van onze vaders, zullen zich weldra meester maken van het geweten van imbeciele koningen en hen aanzetten tot religieuse moorden en rituele slachtingen waarvan het bloedbad van Vassi, de St.-Bartholomeusnacht en de furie van de Liga de bewijzen zijn en die allen volbracht werden door de zwaarden van deze tyrannen." (17)

Fig. 6. Guillaume Charles Faipoult, prefect van het Scheldedepartement, samen met Graham lid van de "Conseil Général de la Préfecture" , naar een gravure van de Parijzenaar R. De Launay met onder de cartouche de kernspreuk : "Te Miseras minimum est deffendere Virtus - Secourir Ie Malheur est la moindre Vertu": Het Ongeluk bijstaan is de minste der Deugden. (Universiteitsbibliotheek Gent).

305

Graham is geen man van de aktie, maar de geschikte persoon om zaken ten uitvoer te brengen. Bij hem zijn geen stoutmoedige en ten onpas komende initiatieven te bespeuren. Tweederangsfiguur, nauwgezet administrateur en werker, eerlijk en een zekere mate van vrijheid van spreken en oordelen nemend tegenover zijn superieuren. Hij is een van die overtuigde mannen waarop de leiders kunnen rekenen en die door de stabiliteit en de regelmaat van hun dagelijkse taak het fundament vormen voor de meest solide regimes. Fernand LELEUX Vertaling, verklarende nota's en documenten Eddy LEVIS


NOTEN

(I) Jacques Guillaume Meyer: zie deel lil G.T. 1988 nr. 4 blz. 223. (2) Vertaling: "De Vrienden van de Vrijheid en de Gelijkheid". (3) Bernard van Wambeke: Aan dit figuurwordt een artikelgewijd in G.T. nr. 3 van mei 1989 (deel VIII). (4) Constant Hopsomere: zie deel 11 G.T. 1988 nr. 3 blz. 160. (5) Maximilien Joseph de Caigny : Aan dit figuur wordt een artikel gewijd in G.T. nr. 2 van maart 1989 (deel VII). (6) Renier Georges Dubosch: Aan dit figuur wordt een artikel gewijd in G.T. nr. 4 van juli 1989 (deel IX). (7) Lois-Ghislain de Bouteville : Frans politicuso 28.4.1756 Albert t 7.4.1821 Parijs. Bouteville was na de annexatie van België van 1795-1797 commissaris van het Directoire aldaar. In die functie schakelde hij het land over van de verouderde bestuurlijke toestanden op modernere wetgeving en bestuurinrichting. (8) De originele tekst luidt : "Les administrateurs sont tous Belges, maïs bons, très bons patriotes, réunissant talent, sagesse, lumières, faisant preuve de beaucoup d'ordre, surtout dans Ia finance." (9) De originele tekst luidt: "Je connais parfaitement l'administration de l'Escaut; il n'en est pas de plus sincèrement animée de !'amour de la patrie, du désir du bien pubtic et de l'affermissement du gouvernement républicain." (10) Fructidor: De staatsgreep van 18 Fructidor van het jaar V of 4 september 1797. (11) Philippe Antoine MERLIN de Douai : Politicus en rechtsgeleerde o Arleux (Nord) 1754- t Parijs 1838. Droeg bij tot de val van Robespierrede 9e Thermidor. Later stelde hij het strafwetboek samen. Hij maakte deel uit van het Directoire na 18 Fructidor. ( 12) De originele tekst luidt: "Graham, premier président de la municipalité à l'entrée des Français; retiré à Termonde comme receveur des impositions, instruit, probe, actif et patriote à toute épreuve, maïs ayant renoncé décidément à toute place administrative et judiciaire." (13) Vertaling : "De dag van de juiste en rechtvaardige bestraffing van de laatste Franse koning. (14) Sainte Pélagie : Voormalige beruchte Parijse gevangenis in de rue du Puits-deI'Ermite ingericht in de gebouwen van een klooster voor "filles repenties" of meisjes van berouw (i.p.v. plezier!). Het gebouw werd in 1899 afgebroken. (15) Joseph Fouché, hertog van Otranto : o 21.5.1759 Nantes - t 26.12.1820 Triëst. Leraar wis- en natuurkunde en advocaat. In 1792Iid van de Nationale Conventie. Kwam in 1794 in strijd met Robespierre. Werd na diens val door de reactie vervolgd. Tijdens het Directoire bleef hij op de achtergrond. Verzamelde een groot vermogen en complotteerde met Babeuf, maar verried hem aan Barras. In 1799 werd hij benoemd tot minister van politie. Werd in 1802 ontslagen. Werd in 1804 weer minister van Politiezaken. Zijn geheime onderhandelingen met Engeland bezorgden hem in 1810 weer ontslag. Was een zeer berucht en dubieus figuur. De laatste dagen van zijn leven had hij de Oostenrijkse nationaliteit. (16) Guillaume Charles Faipoult (1792-1817), genie-officier, Jacobijn, minister van Financiën, gevolmachtigd minister in Italië, prefect van het Scheldedepartement (1800-1808) en van Saöne-et-Loire, minister van oorlog van Joseph Bonaparte in Spanje. Het BijJokemuseum bezit een portret van hem.

306


(17) De originele tekst luidt : " Les prêtres qui s'étaient déjà e ngraissés à la dépouille de nos pères, s'emparèrent bientöt aussi de la conscience de rois imbéciles et les assasinats religieux et les égorgements sacrés qu'attestent les massacres de Vassi, de la Saint-Barthélémy et les fureurs de la Ligue , furent consommés par l'épée de ces tyrans." Bibliotheek Rijksuniversiteit Gent G7 3573; zie fig. 3.

Erratum : In het julinummer blz. 224 fig. 1. heeft het zetduiveltje twee maal zijn neus opgestoken. Aandachtige lezers zullen wellicht reeds gemerkt hebben dat het niet "deftige Borgers" maar "sestig Borgers" en niet "het vergoederd Volk" maar "het vergaederd Volk" moest zijn. Waarvoor onze excuses. E. LEVIS

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE NR. 100 Op 28 november 1898 stelde V. De Muynck in de rubriek " OpschriftenKetelvest - XVIIIe eeuw" in het Frans een fiche op over de GRENZEN VAN DE GRONDGEBIEDEN VAN GENT EN VAN SINT-PIETERS Men bemerkt op de Ketelvest twee natuurstenen met oneffen achtergrond, 0,55 x 0,29 m. groot , op een 40-tal centimeter boven de grond ingebouwd , de ene in de muur van het Sint-Barbaracollege , de andere in de gevel van de huizen die de nummers 35 en 37 dragen. Deze 2 stenen die hiernaast afgebeeld zijn, staan niet recht over elkaar. De schuine lijn die men kan trekken tussen hun respectievelijke middens stemt overeen met de richting van de grens van de gewezen territoria van Gent en van Sint-Pieters. 307


De tweede steen werd in 1782 gemetseld door Pi eter De Som er die de toelating gekregen had om, langs de kant van het water, de rij huizen te bouwen die nu de nummers 31 tot 39 dragen. De andere bevond zich op een bijgebouw van het Sint-Barbaracollege dat afgebroken werd in 1857 om de plaats te ruimen voor de huidige muur waarop hij teruggeplaatst werd op bevel en onder toezicht van het Stadsbestuur. Zij schijnen trouwens beiden te behoren tot de XVIlle eeuw. Bij het slopen, in 1857, van 3 huizen die gebouwd waren op de Ketel brug, vond men in de gevel van het middenste een steen die gelijkaardig was aan deze die wij komen te beschrijven en die geplaatst werd in 1780. Hij droeg de inscriptie St P.G. en wordt bewaard in het Museum voor Stenen Voorwerpen in de ruïnes van de gewezen Sint-Baafsabdij. Cf. Bulletin de la Société d'histoire et d'archéologie de Gand, t. VI, pp. 162169 (bij dit artikel is een plan gevoegd van de grenzen van de twee rechtsgebieden van Gent en van Sint-Pieters.

ARMAND HEINS Op 25 december a.s. zal het precies 50 jaar geleden zijn dat de Gentse schilder, etser, graveerder, geschiedkundige, archeoloog Armand Heins overleed. Wij denken dat wij het best deze zeer verdienstelijke Gentse figuur herdenken door hier een artikeltje te publiceren dat 25 jaar geleden geschreven werd door Pierre Kluyskens. Wij doen dit, zoals gewoonlijk, met onze beste dank aan de familie Kluyskens voor de toestemming tot republicatie. Het zal, in december eerstkomende, met Kerstmis, juist een kwart eeuw geleden zijn dat Armand Heins, in de gezegende ouderdom van 82 jaar, te Gent overleed. De plaatselijke afdeling van de Belgische Bond voor Estetiek heeft gemeend dat die verjaardag niet onopgemerkt mocht voorbij gaan en, in samenwerking met konservator Prof. Van de Walle, richt zij van 15 februari tot 3 maart e.k. in de aloude Sint-Pietersabdij te Gent, een kleine retrospektieve in die, alhoewel beperkt van omvang, de aandacht van het Gentse publiek zal kunnen vestigen op een van de meest simpatieke en verdienstelijke figuren van onze stad, de eerlijke en talentvolle Armand Heins, die gedurende meer dan een halve eeuw, met potlood, stift en penseel, al de historische monumenten, private gebouwen, al de artistieke de308


Armand Heins. Foto Stadsarchief.

309


tails als beeldhouwwerk, deuromlijstingen, versieringsmotieven van Gent en honderden pittoreske hoekjes van het Vlaamse land, met een nauwgezette, skrupuleuse veraciteit heeft weergegeven in zovele honderden schilderijen, aquarellen, etsen, tekeningen en lito's die vandaag, allen, zovele dokurnenten zijn geworden voor de periode gaande van 1850 tot 1930. Er zouden heel wat zalen nodig geweest zijn om enkel maar het essentiĂŤle uit die veelzijdige produktie samen te brengen; de inrichters hebben dan ook hun keus moeten beperken bij het litografisch werk van Heins, ongetwijfeld het genre dat hij met een ongeĂŤvenaard brio heeft beoefend. De appel was ten andere niet ver van de stam gevallen. Armand Heins die op 1 augustus 1856 werd geboren, was de zoon van Nikolaas Heins, een meer dan bekwame steendrukker, gevestigd in de Onderstraat, naast het oude Ryhovesteen; hij had zijn zoonArmand van kindsbeen af opgeleid in de techniek van het delikaat en subtiel genre van de litografie. In dit huis dat enkele jaren voordien door de bekende Gentse verzamelaar Benooi Verhelst was betrokken geweest, was er o.m. een zaal die in de XVIe eeuw deel uitmaakte van het Ryhovesteen en waar de beruchte en geduchte calvinistische leider prinsen en andere notabiliteiten op prachtige banketten en feesten placht uit te nodigen. Het is die historische zaal die gedurende lange jaren de werkkamer is geweest van Armand Heins, het grote artistieke laboratorium waar de talentvolle dilettant zijn zo veelzijdige als vruchtbare aktiviteit ontwikkelde. Daar was het dat hij, terugkerend van zijn reizen in het buitenland, of van zijn dagelijkse speurtochten in eigen stad zijn etsen, tekeningen en lito's afwerkte, daar dat hij de geschiedenis van Gent instudeerde en tientallen bijdragen schreef die vandaag nog tot het beste van hetgeen over Gent werd geschreven, gerekend worden. Armand Heins heeft als kunstenaar een zeer snelle en fel opgemerkte start gekend. Hij was nog geen twintig jaar oud toen het alom bekende Franse weekblad "L'Illustration" een van zijn lito's opnam, en vanaf 1880 werd hij, als steendrukker, vast verbonden aan de redaktie. In 1879 had hij aan de Akademie van Gent, de eerste prijs voor het tekenen naar levend model behaald, met een jaarlijkse beurs van 1.000 F. gedurende drie jaar, hetgeen hem toeliet zijn studies te Parijs te gaan voltooien en de meeste musea van Europa, in Frankrijk, Nederland, ItaliĂŤ en Duitsland te bezoeken. Hij keerde naar Gent terug met een volle vracht indrukken en een massa akwarellen, tekeningen, schilderijen en schetsen die alhier, in de Kunst- en Letterkring, alsmede in andere steden van het land, een grote bijval oogstten en de aandacht van het publiek op de naam van de jonge Heins vestigden. Van toen af speelde hij trouwens in de artistieke en geschiedkundige mid310


dens een eerste rangrol, en indien wij vandaag nog zo goed ingelicht zijn over tal van archeologische details van menig Gents gebouw, is zulks hoofdzakelijk aan de speurzin, de feilloze trek en het scherp observatievermogen van de kunstenaar te danken. Hij heeft aldus honderden fito's en tekeningen gemaakt van gevels, deuren, beelden, manuskripten, boekbanden, interieurs, zegels, grafstenen, gebruiksvoorwerpen, uithangborden, schoorstenen, klokken, luchters, kapitelen, meubels, wapens, enz ... die opgenomen werden als illustratie en als dokument in het "lnventaire archĂŠologique de Gand", het "Bulletijn van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent" en in talloze andere publikaties. Heeft hij het oude Gent volledig uitgetekend, zo ontging zijn scherpzinnig oog, geen enkel pittoresk site in Vlaanderen; de mooiste tekeningen en schetsen (meer dan 600!), heeft hij samengebracht in zijn "Vieux coins de Flandre", werk dat een van de meest waardevolle dokurnenten blijft voor de beschrijving van het schilderachtige Vlaanderen een halve eeuw geleden. Een zo rijke artistieke aktiviteit had normaal gans de tijd van een kunstenaar in beslag moeten nemen, doch Armand Heins was slechts ten volle gelukkig wanneer hij die aktiviteit tot de meest uiteenlopende aspekten van kunst, geschiedenis en oudheidkunde kon uitbreiden. Als etser heeft hij honderden rake en gevoelige werken voortgebracht : stadsgezichten, landschappen, en dan vooral een massa dieren, liefst tijgers en leeuwen. De Staat heeft meer dan eens op Armand Heins als etser, beroep gedaan en hem allerhande opdrachten gegeven; de kunstenaar voerde ze steeds gewetensvol uit, zoals dit trouwens het geval was met de talrijke opdrachten die in die jaren elkander opvolgden, want men mocht de litografie en illustrators als Heins gemakkelijk op de vingers van een hand tellen. Na "L'Illustration" van Parijs kwam ook de "Illustration beige" in de Onderstraat aankloppen, evenals Lemonnier, Van Bemmel en talrijke revues. Die zo verspreide medewerking van Heins aan allerlei publikaties maakt het praktisch onmogelijk tot een systematische klassering van zijn grafisch oeuvre over te gaan. Hij zelf heeft er geen ogenblik aan gedacht; hij was zeer metikuleus bij het tekenen of graveren, maar tamelijk fantast bij het regelen van zijn arbeid. Ook als dekorateur stond Armand Heins zeer gunstig aangeschreven en hij mocht te Gent en elders belangrijke opdrachten uitvoeren, als b.v. de monumentale trap van het Provinciaal gebouw, de XVe eeuwse zaal in de Achtersikkel, de Arsenaalzaal van het stadhuis, de zaal van de Lakenhalle, de vergaderzaal van de Koninklijke Vlaamse Akademie, de grote zaal van 311


de Handelsbeurs op de Kouter, de zaal van het Muziekkonservatorium, lokalen van het hotel Faligan, enz ... Als historicus laat hij tal van interessante bijdragen na, deels in tijdschriften, deels afzonderlijk uitgegeven, die meest allen betrekking hebben op de geschiedenis van Gent, meer bepaaldelijk op de archeologie. In dit verband kan men niet nalaten te wijzen op zijn menigvuldige artikels, studies en tekeningen over de schoorstenen en vooral over de kelders en krochten van onze stad. Het "ondergrondse" Gent was zijn stokpaardje en hij is een van de zeldzame auteurs geweest die met zoveel kennis van archeologie en geschiedenis dit onderwerp mocht behandelen. Dat hij buiten en boven die menigvuldige aktiviteiten nog tijd over had om allerlei initiatieven als b.v. het uitgeven van het plan van 1534, het monument der Gebroeders van Eyck, de twee grote stadsplannen, te ontplooien en in talrijke verenigingen binnen en buiten de stad, een meer dan verdienstelijke rol te spelen, dwong de bewondering af van zijn tijdgenoten, zelfs die van zijn trouwe vriend Paul Bergmans. Hij nam aldus het leeuwenaandeel in de voorbereiding van dit "OudVlaanderen" in de Wereldtentoonstelling van Gent in 1913, soort voorloper van het Vrolijk BelgiĂŤ van 1958; in 1913 was het opnieuw Armand Heins die bijna gans alleen de prachtige Ommegang van het Sint-Miebielsgild ineenstak, die reusachtige kavalkade die een geweldig sukses oogstte. Omdat hij bescheiden was, omdat hij niet bij elke aktiviteit, bij de minste archeologische ontdekking zich op het voorplan bracht, zoals sommigen dat tegenwoordig zo graag doen, is zijn naam, amper 25 jaar na zijn dood, reeds door velen vergeten. De huidige tentoonstelling, hoe gelimiteerd ook, kan en moet de naam van een van de verdienstelijke zonen van Gent, van iemand die zijn stad dolgraag zag en zijn levenlang geijverd heeft voor het behoud van het schone, opnieuw in herinnering brengen. Pierre KLUYSKENS

312


UITHANGBORDEN TE GENT (Vervolg) Op de gerestaureerde gevel, boven de eerste verdieping van het huis met driehoekig fronton en bouwdatum 1749 in de Lange Violettenstraat, werd een vroegere, vrij verweerde gevelsteen terug ingemetseld. Er is een liggend paaslam op afgebeeld. Aangezien het paaslam o.m. de pelleterie symboliseerde, werden dergelijke gevelstenen soms door bontwerkers verkozen. In 1974 werd in de Provenierstersstraat een begijnenconvent volledig gerestaureerd. De voorziene gevelsteen in ongeglazuurd, gebakken aardewerk stelt de gekruiste Christus voor met aan zijn voeten Maria Magdalena. Dat terracotta-reliëf werd niet ingemetseld maar eenvoudig aan de gevel vastgemaakt. Het Museum voor Stenen Voorweipen bezit ook verscheidene interessante oude gevelstenen waarop godsdienstige taferelen zijn afgebeeld. Merkwaardig is de engel, gehouwen in witte zandsteen. Misschien was deze afkomstig uit de gevel "De Inghel", een brouwerij in Onderbergen, reeds vernoemd in het pijndersgildeboek van 1494 en in 1663 opnieuwvermeld in de lijst van J. Billet. Op deze sterk uitgesleten gevelsteen herkent men een engel wiens handen op gebogen voorwerpen rusten. Op een spreukband onderaan zijn de letters AB nog leesbaar. Even curieus is de erg uitgevreten steen die we "De Raap" hebben geheten. Ook waarschijnlijk in de 17de eeuw vervaardigd, stelt het twee engelen in verheven reliëf voor die met de rug tegen een voorwerp leunen dat gebeurlijk de afbeelding van een raap is geweest. De Potter wees erop dat een huis "De Rape" nog in 1768 bekend stond op de hoek van de Kammerstraat en het Rapestraatje. Aan het eind van de 18de eeuw werd het oude uithangteken door dat van "den Papegaey" vervangen. {20) In vrij goede staat is de gedateerde gevelsteen "De gulden Poort" van 1660 (of 1669?). Een gedeelte van de stadsommuring of van een burcht is in reliëf uitgebeeld. Versierde voornoemd reliëf de kerk aan de Lousbergslaan? In de Sint-Katelijnestraat staat het prachtig barokhuis "de Pelikaan" naar het uithangteken dat we reeds bespraken. De gedateerde gevel van 1701 is opgesmukt met een decoratieve gevelsteen waarop een symbolisch-godsdienstige afbeelding, een naakt kindje dat met een lam speelt. Draperieën boorden bovenaan het tafereeltje af en onderaan herkent men loofwerk. Boven de ingang van het huidige Natuur- en Schoolmuseum, in een der binnenhoven van de voormalige Sint-Pietersabdij, werd een grote gevelsteen (20) De Potter, F., op.cit., 1901, IV, p. 4-5.

313


Lange Violettenstraat 74. Paaslam .

Provenierstersstraat 7. Christus gekruisigd.

314


Gents Museum voor Stenen Voorwerpen . De gulden poort. (Copyright A.C.L. Brussel).

315


Sint-Katelijnestraat 11. Kindje met lam 1701.

Vroegere Sint-Pietersabdij (Schoolmuseum). Opwekking van Lazarus.

316


Sofie van Akenstraat 22. Christus in hof van Oliveten (?)(gehavende gevelsteen).

Sofie van Akenstraat 3. Passie-attributen.

Sofie van Akenstraat 3. H. Drievuldigheid .

317


gemetseld. Beeldhouwer De Vos beitelde het huidig exemplaar naar een 18de-eeuwse steen waarop "De uit de dood opgewekte Lazarus" is afgebeeld. De sculpteur kwam daarmee in 1969 klaar. (21) We kunnen tenslotte nog op een vrij gehavend reliĂŤfwijzen in de Sofie van Akenstraat (oud Sint-Elisabethbegijnhof). Het stelt waarschijnlijk Christus voor, biddend in het hofje van Oliveten. Twee andere beelden respectievelijk passie-attributen en de H. Drievuldigheid uit. LodeHOSTE ('t Vervolgt) 21. Inlichting verstrekt door de heer Van Belle, dienst van de Stedelijke Monumentenzorg, waarvoor onze beste dank!

VAN ALLE MARKTEN THUIS. Deel 7 Van Kloostermarkt, Potjesmarkt en Dievenmarkt naar Prondelmarkt

De markt die bij verzamelaars, geschied-, volks- en heemkundigen het meest in de markt ligt is zonder twijfel wel de Rommelmarkt, welke op vrijdag, zaterdag en sinds kort ook op zondagmorgen zijn prularia uitstalt. Men komt er steevast dezelfde snuffelaars tegen waarmee dan een praatje gemaakt wordt over de goede of povere vangst van die dag : een penning, een postkaart, een oud boek, een leuk niemendalletje. Sommige "oudekleerkopers" trachten er luidkeels hun waren aan de man te brengen, als betrof het hier het nee-plus-ultra van uren in het rond. Anderen laten een oude grammofoon zijn amechtige krakende tonen over het pleintje uitstrooien. Begaafdere kramers hebben meer in hun mars en spelen zelf een deuntje op een gedeukte trompet of een gammel accordeon om het zo nodige volk rond hun kraam te krijgen. Kraam is veel gezegd want de meesten vergenoegen zich hun brocante of pseudo-antieke Louis IX gewoon op de grond uit te stallen. Soms kun je er voor een habbekrats het zo lang gezochte voorwerp op de kop tikken, maar er zijn ook marchands "die van prijs weten". Afdingen is hier voor sommigen een sport, alhoewel men je soms zot verklaard : "Wat pijsde gij niet, Meniere, aan dieneprijs kan 'kik dat daar niet veur laten", vrouw en kientjes, ge weet wel... En zie, als we er De Potter op nalezen was de sfeer honderd jaar geleden navenant: Het zijn niet alleen prondelaars, die den vrijdag voormiddag rond de St.Jacobskerk, en den geheelen zaterdag op de Vrijdagsmarkt rondslenteren, gapende naar al het oud en nieuw, dat daar, op kramen of op den 318


Fig. 1. De Rommelmarkt gezien van op de Kleine Botermarkt. Men bemerkt het straatnaambord uiterst links op het thans afgebroken huizenblok naast de oude stadsbibliotheek . De restauratiewerken aan de Sint-Jacobskerk zijn aan de gang. Een balk met katrol steekt uit het linker torenvenster. De zijgevel heeft ook nog steeds geen spitsboogvensters. Het middenplein is nog niet aangelegd en er staan nog geen bomen geplant. De foto is genomen tussen 1890- herstelling van de toren- en 1892 - restauratie va n 10 vensters van het kerkschip en 2 portalen. Fotograaf onbekend . (Verzameling E. Levis) .

grond , ligt uitgespreid . Geene markt zoo schilderachtig als deze ; geene , die zoo druk wordt bezocht , vooral den zaterdag. Langs de vier zijden der groote plaats staat eene rij kramen , waar men meestal nieuw goed placht te verkoopen, hetgeen onlangs , op aandringen van de kleine winkeliers der stad, is verboden; men had er stoffe voor mans- en vrouwekleederen , voor gordijnen , grauw en wit katoen , schoenen, enz. Van gemeld verbod zijn uitgezonderd de kramen , waar men olie- en heetekoeken bakt, alsook diegene met Hollandsehen of Waalsehen kaas . Doorgaans treft men op de markt een paar boekenkramen aan , waar het schoonste varia te vinden is , dat men denken kan. Boeken van alle keus , van alle soort en grootte , va n 't kleinste , onbeduidendste almanakje tot den lijvigsten foliant , natuurlijk meest oude , die reeds door vele handen zijn gegaan. Vanwaar die allemaal komen? Van Peer en Pauwel , die , "kleine oord jens" (1), noodig hebbende, te huis in hoeken en kanten opnamen wat zij missen - soms ook wat zij niet 319


Fig. 2. Zomers tafereel op de Rommelmarkt langs de kant van Steendam en de Vlasmarkt. (Fonds Vanderhaegen- Museum voor Volkskunde).

Fig. 3. Wachtend op klanten . Interbellum. (Fotograaf onbekend , Verzameling E. Levis) .

320


missen- konden (spilzieke studenten, bij voorbeeld), en met hun pakje bij L. Six of J. Seranne komen, waar zij doorgaans het vierde krijgen van de

waarde. De meeste boeken van de Prondelmarkt, nochtans, komen uit openbare veilingen, waar genoemde marktzitters die doorgaans koopen bij grooteen kleine pakken "varia", aan eenige eentimen den kilo, of voor een paar frank de volle mand ... Woordenboeken, geschiedenissen van Napoleon of van Baekeland, romans, tooneelstukken en exemplaren van den Recreativen Droomboek zijn, bij voorkeur, hunne gading. Ook bij andere marktlieden zijn weleens een paar dozijn boeken tusschen lompen of afgeloopen laarzen aan te treffen, en aardig is 't om na te gaan hoe die handelaars, waaronder er zijn die geen a of b kennen, met den grootsten aplomb (2) van de wereld u zullen verzekeren dat het boekje, waar gij den prijs van verlangt te weten, uiterst zeldzaam is, ja dubbel meer waard dan hetgeen er voor gevraagd wordt ... Gij zoudt u eene opmerking veroorloven? Gauw krijgt gij uw bescheed : "Mijnheer, gij weet er niets van". -Men mag die lieden niet plagen; zij staan op de markt bij koude, regen en hitte, moeten meermaals affronten nemen voor complimenten, en worden zelden rijk. Door den band zijn vermogende menschen niet tot hunne begunstigers te rekenen; kleine burgers, werkliên, boeren en jonge schoolmeesters, die hunne aankoopen van boeken op een artikel van het huishouden of van hun wekelijksch vermaak dienen uit te sparen, treft men meest bij het boekenkraam aan. Andere uitstallingen zijn niet minder opmerkenswaardig. Nevens den waaier, die op het bal over het blanketsel heeft gewaaid van de listige coquette, of die in het boudoir het zweet heeft gedroogd van de schaamteloaze cocotte (3), vindt gij allicht den degen, waar een Napoleonist mee vocht te Wagram of te Waterloo; naast het zijden kleed der pas overleden douairière, aan de kamenier bezet, zult gij een kapelleke aantreffen van 0 .L. Vrouw of van St. Antonius, komende uit het begijnhof of van den zolder eener oude burgerwoning; hier raakteene versleten jagersweitasch het geblutste trompet van eenen rondrijdenden kolenverkooper; daar ligt eene half gebrokene vogelmuit in de schaduw eener mand, gevuld met oude gazetten, waar eene twintigjarige jufvrouw in snuffelt om te zien of het feuilleton volledig is. Op een ander kraam staan "antiquiteiten" te koop: een "Tenierske", echt kladwerk! achtereenen hoop oude koperen munten, schellingen, oordjes, negenmannekens (4) enz., waarbij een stuk perkament - een oude rentebrief zonder waarde-, naast "oud porselein van Delft, Japan en China", pas eenige maanden in eene fabriek van het buitenland vervaardigd, en door Hollandsche joden hier in openbare veiling verkocht als goed "uit den ouden bak". Om 'teven- de beminnelijke echtgenoote van den notarisklerk of van den brouwer uit het naburige dorp zullen er wel een paar koopjes van naar huis dragen om er den even beminnelijken echtvriend mede te verrassen op zijnen naam- of verjaardag. 321


Fig. 4 & Fig. 5. Sfeerbeelden van de Rommelmarkt tijdens het Interbellum. Prondeleers en prondelessen stallen hun prondelderijen uit op de grond. (Fotograaf onbekend . Verzameling E. Levis).

Onder de echte prondelaars-daar zijn er, die men zeker is iedere week op de markt te zullen ontmoeten - vindt men opmerkelijke typen; menschen, die men maar niet aan het verstand kan brengen dat het voordeeliger is een stuk nieuw goed in eenen grooten winkel te koopen, dan bij den marktkramer, die 't natuurlijk in den winkel halen moet, waar bovendien ongelijk grootere keus is. Naast koopers zijn kijkers, gewoonlijk gepensionneerde bedienden of lieden, tijdelijk zonder betrekking. De eenenen de anderen denken na over vraag en aanbod, schudden het hoofd of glimlachen eens, ja mengen somtijds, gevraagd of ongevraagd, een woord in het gesprek. -In 't kort, aan prondelaars is evenmin gebrek als aan prondelgoed. Een hoekje van deze zonderlinge markt, bij zonnig weder, is wel het penseel waard van den schilder, en het moet niet verwonderen dat een kluch tige Gentsche liedjesmaker, onze Prondelmarkt (5), niet onaardig maar een beetje los en overdreven, bezong. Ter illustratie een van de weinige liederen die over de Prondelmarkt gemaakt zijn door Karel Waeri, waarin hij op meesterlijke wijze de vergankelijkheid van 's werelds grootheid bezingt aan de hand van de op de rom 322


meimarkt uitgestalde waren. Tussen de regels geeft Karel ook nog een paar "stekken" naar "kakmadammen", politici, magistratuur, leger, klerus, heiligen en belastingen en stelt op de melodie van "Na lijden komt verblijden" verspilzucht, kazakkenkeerderij en hebzucht aan de kaak. DE PRONDELMARKT Er is in Gent een prondelmerkt, Van vodden en oud dingen, Men zingt altijd van liefde en jeugd, Ik wil die markt bezingen, Daar vindt men allerhande goed, (6) Kalotten oude broeken, En somtijds g'heel 't oud testament ) ) bis Ligt tusschen d'oude boeken Ge vindt daar ook van 't schoon geslacht, De krullen en de tanden, 't Koleur dat hun gezicht blanket, En 't kleed dat zij verpandden, Ook al den afgelegden hoed, Met zijn verslenste rozen, En borsten ook van caoutchou, ) ) bis Tusschen wat oude doozen. En kijk wat voor een vieze gril, Daar stonden pot en pannen, En verder ook 'ne grooten bril, Voor politieke mannen, Daar stonden sabels langs en dwars, Naast messen en geweeren, En aan een kraam hing een groot scheers, (7) ) Voor zonder zeep te scheren ) bis Ik vond er ook het heilig schrift, Dat ligt daar in de regen, De wetten worden daar verkocht, Voor boter in te wegen, Ik zag daar lest de lollepot, (8) Van mijn tante Pauline, Die op de markt verloren lag, ) Onder een krinoliene. (9} ) bis

323


Ik vond er St.-Antonusbeeld, Gebannen uit de kerke, Omdat hij geen mirakels deed, En 't vet smolt van zijn verken, Ook St.-Roebus zijnen hond, Die lag daar g'heel in brokken. En paternosters met de macht, ) Op een' ge oude zokken. ) bis Maar wat ik nog het meeste daar Bekeek in al die rijen. Dat was een overgroote schaar Voor diep in 't leer te snijen, Zij was toch wel drij ellen lang, 'k Zeg 't niet om mee te gekken, En zie wat verder lag een tang, ) Om tanden mee te trekken. ) bis Daar vindt ge voor millioenen franks, Tunieken en kapotten, En kwamen zij ons nooit te pas, 't Is voedsel voor de motten; Daar zag ik eens het oorlogsplan, Van Frankrijks's groote keizer, Den bal die zijnen zoon opnam, ) Te koopen bij 't oud ijzer. ) bis Ge vindt daarbij in overvloed, Kosturnen uit de brakken, Oud hoeden ook van alle slach, En omgekeerde frakken, En haantjes van metaal of blik, Die wel niet kunnen kraaien, Maar die al z'op een spillestaan ) Naar alle winden draaien. ) bis Ge vindt er ook bij 'toud papier, Dossiers van advokaten, Waarin ge leert hoe men den visch, Opfrit met kop en graten, En hier of daar een oude blaas, Voor tabak in te vullen, En somtijds ook een vuil kabaas, (10) Gevuld met oude prullen. (11} 324

) ) bis.


Fig. 6. De Gentse voddenhandelaar Karel Huybrecht in zijn vertrouwde plunje : bleke stofj as en klompen. Als kind wist ik hem elke week in onze straat komen . Zijn voddenkar was knalgeel geschilderd en een aanhoudend belsign aal kondigde zijn komst aan. Karel woonde op de "Bloemekenswijk" aan de Rijhavelaan en overleed omstreeks 1973. (Verzameling P. Lagrou).

Dat de Rommelmarkt niet alleen muzikaal inspireerde maar door zijn schilderachtige figuren en uiteraard rommelige sfeer ook bij plastische kunstenaars potlood , penseel en burijn in beweging brachten, bewijzen de stemmige markttafereeltjes van Jules De Bruycker , Jozef CantrĂŠ, J.F. Boulanger en zo vele anderen. Ook hedendaagse Gentse kunstenaars geven nog hun persoonlijke visie op het marktpleintje. (Fig. 7). De oorspronkelijke rommelmarkt had elke dinsdag en zaterdag plaats voor de St.-Pietersabdij of St .-Pietersklooster, vandaar de toenmalige naam : Kloostermarkt. Een tekst uit het "Politieboeck" (6 , 58b) van 1664 vermeldt : "Cloostermarckt daermen des dijcendaechs ende des saterdaeghs vercoopt alle sarten van eeitwaere (eetwaren) int cleyn als oock alderande speeijen (speciĂŤn , goederen , grondstoffen) int cleyne. " Op St.-Magdalenadag (23 juli) werd er ook de Potjesmarkt van St.-Pieters gehouden , zo genoemd omdat er dan bijzonder veel potten verkocht werden . (12) Beide markten grepen plaats voor de St. -Quintinuskapelle op de St.-Quintenberg (SintKwintensberg). (13) Van 1581 tot 1585 werd de Kloostermarkt overge325


bracht naar de Kouter om nadien naar zijn oorspronkelijke plaats terug te keren. (14) De markt begon bij zonsopgang. In de zomer was dat reeds om 4 uur. Soms werd er al eens door helers gestolen goed op de markt gebracht zodat de Kloostermarkt weldra de weinig benijdenswaardige bijnaam "Dievenmarkt" kreeg. (15) De markt eindigde 's middags. De zaterdagnamiddag echter eindigde hij slechts tegen de avond. Tot 1701 bleef de Potjesmarkt nog op het St.-Pietersplein. Daar die markt weldra kunstenmakers en andere attrakties aantrok evolueerde die steeds maar meer tot een soort mengeling van markt en kermis. Men verhuisde daarom de Potjesmarkt van St.-Pieters naar het Bijlokeplein waar hij de naam Zomerfoire kreeg. In de vorige eeuw werd die ook afwisselend op de Kouter, het Recolettenplein (Koophandelsplein), op de Houtlei en in 1838 op de Lindelei gehouden. Op 21 NivÜse van het jaar IX der Republiek (11 januari 1800) beslist de Meyer of burgemeester van Gent dat de markt naar de Vrijdagsmarkt zal worden overgebracht. (16) "Den Meyer der stad Gend, "Gezien het rapport van den Commissaris van de Policie van den wyk der Velden, waer uyt spruyt : 1o dat den quartidi en nonidi van elke decade op den berg, gezeyd St. Pieters, gehouden word eene Merkt van oude Kleederen en Prondelingen, onder de benoeming van Klooster-Merkt, en, in het algemeen Dieven-Merkt. 2° Dateene al te lang voortduerende ondervinding bewezen heeft dat deze Merkt dikwyls dient om gestolen of versteken Goederen te koop te veylen; "In aendagt nemende dat het houden van gezeyde Merkt, geoctroyeert ten tyde als een deel van deze stad onder de jurisdictie was van de abtdye van St. Pieters nevens Gend, heden niet kan aenzien worden dan als een overblyfsel van tegenkanting eneene vernietigde jurisdictie; "In aendagt nemende dat, met de policie te bepaelen op de eenige Merkt van oude kleederen en zoo geseyde prondelingen, welke gehouden word op de plaets der Vryheyd (17), binnen deze stad, op den 3 en 8 van elke decade, men aen de zelve meerderkragten gezag byzet; "Gehoord het advys van zijne Adjointen, besluyt het volgende: "Art. 1. De Merkt van oude kleederen en andere zaken van dat slach, welke gehouden wierd den quartidi en nonidi van elke decade, op den Berg gezeyd St. Pieters, onder den naem van Kloostermerkt, en gemeynlyk onder den naem van Dievemerkt, is afgeschaft. "De oude kleerkoopers en alle de-gene, die op gemelde merkt verkeeren, zullen hunne oude kleederen en andere waeren van dat slach moeten te koop stellen op de oude Kleermerkt, welke gehouden word op de plaetse van de Vryheyd, den tridien octidi van elke decade ... 326


Fig. 7a. Jan Frans CantrĂŠ "Op de Rommelmarkt" , pentekening.

Fig. 7b. Gill. van Geert "De Rommelmarkt" , pentekening.

"Gedaen in de Meyerye te Gend den 21 Nivose 9e jaer." F.-G. de Naeyer, meyerpar interim, en Cannaert, secretaris" Bij besluit van 17 april 1818 verbood het stadsbestuur op deze markt kramen te stellen, maar alles wat men te koop aanbiedt op de grond te leggen. Je kunt je wel voorstellen dat er bij regenachtig weer weinig te vinden was. De prondelmarkt was een markt van prondel waren, t.t.z. van oude kleren, huisraad en andere schier waardeloze en door het gebruik versleten voorwerpen. Zo kent men in het Oud-Gents nog prondelen, prondelkot en prondelingen (18) . In 1664 sprak men van "Pongelmerckt" , wat Lompenof Voddenmarkt betekende (19). De vodden of lorren mochten niet groter zijn dan vijftig centimeter. Eigenlijk waren het "voddenmarchands" die met hun kar de straten afdweilden en oude versleten voorwerpen inzamelden (Fig. 6) . De vodden verknipten ze tot lappen van een halve meter. Vandaag mogen er ook kleren verkocht worden die uit de mode zijn en gezien zij om het jaar veranderd kan men er nog vrij nieuwe "oude" kleren op de kop tikken. Van een kledingstuk dat te groot, te klein, te wijd, te smal of niet van de mode was zei men : '"t Komt van de Prondelmarkt". Ook de uren en de plaats van de markt zijn veranderd. Vroeger werd de zaterdagmarkt 's namiddags gehouden en had die plaats bij St.-Jacobs ook langs de kant van de Vlasmarkt. Toen echter de HorJuutstraat getrokken werd was die plaats wegens het drukke verkeer niet meer geschikt. Ook 327


het Beverhoutplein of de vroegere Kleine Botermarkt (Fig. 1) werden voor deze verkoop gebruikt. Nu is het er ook toegelaten om onder bepaalde voorwaarden nieuwe waren te verkopen wanneer deze afkomstig zijn van stocks uit opruimingen, faillissementen of firma's die hun bedrijf hebben stopgezet. Zo kan men er naast stokoude voorwerpen digitale horloges en andere electronica aantreffen. Ook de Voddenmarkt is het chipstijdperk ingestapt! De Rommelmarkt trekt ook in zijn omgeving brocanteurs en antiquairs aan die hun winkels op het pleintje of in de aanpalende straten neerpoten. Zo hebben we Steendam, de Ottogracht, de Vlasmarkt, de Penitentenstraat, de Baudeloostraat en de Wijzemanstraat. Zelfs tot op de eerbiedwaardige Vrijdagsmarkt vinden we "antikirkes". Mijn vader zei soms wel eens als ik mijn manieren weer eens niet kon houden : "Ventje, ik ga U verkopen op de Rommelmarkt!" Wij hebben dus wel geluk dat hij dat nooit gedaan heeft, want anders hadden jullie dit stukje misschien nooit kunnen lezen ... EddyLEVIS

NOTEN (1) oordje : muntstuk van geringe waarde. 114 v.e. stuiver; ook oort, twalevaerd of liard genoemd = 1,5 cent, 2 negenmannekes of 18 mijten. 4 oortjes = 5 centen. (2) aplomb : Frans : vastberadenheid, zelfvertrouwen, durf, lef. (3) cocotte : Frans : hoer. (4) negenmanneke : oude munt 9 mijten of 1 duit; ook sesken, gigot of derny liard genoemd. (5) De Potter : "Gent van de Oudste Tijden tot Heden"- De prondelmarkt, blz. 208, Deel Vl. (6) kalotten : kalot of calotte : 1) pruik of bieze. "langhe paruycken ofte dicke calotten", 1667. 2) klein recht opstaand mutsje of kapje, door oude of kaalhoofdige mensen binnenshuis gedragen. (7) scheers : samentrekking van het woord scheermes. (8) lollepot : een vuurpot of houten voetstoof met houtskool, ook wel "verwarmbakske" genoemd. De marktvrouwen zetten er hun voeten op, zodat de warmte onder hun rokken bleef. "lolle" heeft hier niets met grap te maken maar komt van het Middelnederlands werkwoord "lollen" wat smokkelen of wegmoffelen betekent. (9) krinoliene : crinoline of hoepelrok. Toen die in 1857 in de mode kwam zong men in Gent: Wilde van de mode zijn Crinoline, crinoline Wilde van de mode zijn Crinoline dat is't fijn.

328


(Gents Woordenboek, L.Lievevrouw-Coopman, p. 283,284. (10) kabaas : Italiaans : capazzo of draagmand. Vroeger was dit een biezen mand met twee handvatten die men in een hand kan vasthouden. Boodschappentas. (11) Uit: "Kluchtige en Politieke liederen" van Karel Waeri. (12) J.J. Steyaert: "Volledige beschrijving van Gent" -1857, p. 326. (13) Op dezen heuvel stichtte de abt ARNOLD VAN ZWYNAERDE rond het jaer 1300, de kapel van St Quintinus met eene kluis, welke in de 15e door verscheidene vrouwlieden werd bewoond; in 1628 gaf de Abt van St Pieters deze aen de Predikheeressen, en ten jaere 1640 aen de Discalsen ten verblyve. De plaets voor deze heuvel, naest den grond waer de O.L.V. kerk stond, heette ook den Plattenberg en den O.L.V. aerd. J.J. Steyaert: "Volledige beschrijving van Gent" -1857, p. 326. (14) Dr. Victor Fris : "De oude Straatnamen van Gent" - 1925 "Kloostermarkt", p. 106. (15) Dr. Victor Fris: "De Oude Straatnamen van Gent" -1925 "Dievenmarkt", p. 59. (16) "Gazette vanGend" 21 Nivöse jaar IX, 11 januari 1800. Bibliotheek Rijksuniversiteit Gent. (17) Plaets der Vrijheid: Place de la Liberté= Vrijdagsmarkt. (18) prondelingen : prondeldenjen : hetgeen op de prondelmarkt te koop wordt gesteld. "Dat gehouden wordt ene merkt van oude kieeren en prondelingen" & "Eenige laeden daer inne ligghende eenighe prondelderije" 1712, Criminele Processen. Prondelen : naar de prondelmarkt gaan om daar iets te kopen. prondelkot : een plaats waar men de prondelingen vergaart. "Gents Woordenboek", L.Lievevrouw-Coopman, p. 1134. (19) "Politieboeck" 6, 29b.

BIBLIOGRAFIE -

Frans De Potter, "Gent van de Oudste Tijden tot Heden" -1882-1902. Dr. Victor Fris, "Oude Straatnamen van Gent" - 1925. J.J. Steyaert, "Volledige beschrijving van Gent" -1857. P. Waeri, "Verzameling der Volledige Kluchtige en Politieke liederen van Karel Waeri den Gentsehen "Béranger" Uitgegeven door Wwe Karel Waeri "Reep" Gent"- 1899. - "Gazette van Gend" - 1800. - Vankenhave R. & Lepage A. "Het Volksleven in het straatlied- Gent 1932. - "Gents Woordenboek", Loctewijk Lievevrouw-Coopman- Gent 1974.

329


DE GESCHIEDENIS VAN DE VYT-BORLUUTFUNDATIE EN HET LAM GODS (Vervolg)

1940, mei 11. Om veiligheidsredenen werd het retabel door Frans, Henri en Karel Coppejans opgeborgen in de crypte van de St.-Baafskathedraal , om het 3 dagen later in kratten op te bergen voor het vertrek uit de kathedraal op 16 mei. Een dag later begeleid door Frans Coppejans vertrekt het vanuit Gent naar het kasteel te Pau (311), waar het op 26 mei toekwam . Op 19 augustus werd Frans Coppejans belast met de conservering en in december werden Jozef Van der V eken, Pelgrims de Bi gard en Maurice Dupuis naar Pau gestuurd om de panelen te conserveren. Tijdens de bezetting wist J . Van der V eken de oorspronkelijke lijst van het retabel te laten verdwijnen uit de Vytkapel om ze veilig op te bergen. 1941, augustus. De Duitse Oberleutnant Henri Koehn van de Militärwerwaltungsrat Kunstschutz Abteilung werd aangesteld om een onderzoek in te stellen naar het ontbrekende (gestolen) paneel van het retabel, dat aan de Fßhrer geschonken werd als bewijs van onderdanigheid van de de Vlamingen. Nadat hij te Wetteren een onderzoek had gedaan , kwam hij terug naar Gent waar hij opzoekingen deed in de Gentse hoofdkerk. De weduwe van Goedertier had immers verklaard dat haar man gezegd had, indien hij het zou weggestopt hebben, dat hij het zou

Ingang van het kasteel van Pau.

330


verbergen in of rond de hoofdkerk te Gent. Volgens Cels verklaarde later een vrouw uit Brecht dat een Duits militair, die onder de leiding van Henri Koehn betrokken was bij de opzoekingen in St.-Baafs, omstreeks eind 1941 haar toe vertrouwde, dat de Oberleutnant de hand wist te leggen op het gestolen paneel (306) van het Lam Gods, maar niet voor lang want het werd door een onbekende onder zijn neus geroofd. Die nalatendbeid is Koehn duur komen te staan, want hij werd naar het Oostfront gestuurd. Tussen 4 en 9 december onderzoekt een Belgische delegatie de staat van de panelen te Pau (noot 6b). Cels (306) verklaart echter niet wie die vrouw was. 1942, augustus 3. Abel Bonnard, de Franse Minister van Onderwijs leverde zonder medeweten van de Belgische overheid de panelen van het Lam Gods uit voor de persoonlijke verzameling van Hitler. Onder andere voor deze daad werd Bonnard op 24 maart 1945 door het Hooggerechtshof van Parijs tot 10 jaar verbanning uit Frankrijk veroordeeld (312). Te Neuschwanstein werd het retabel nagekeken door een Duitse restaurateur. 1944-1945. Op 8 september '44 komt het retabel toe te Alt Aussee (noot 6b), waar het St.-Janbaptistpaneel schade (barst) oploopt en gerestaureerd wordt door Karl Sieber (313). Op 31 mei '44 wordt er in België een reeks postzegels uitgegeven ten bate van de krijgsgevangenen met als beeldenaar portretten van beroemde mannen. Het portret van Jan van Eyck uit deze serie is gekopiëerd naar het vermoedelijke zelfportret op het Lam Gods (nr. 661: lOC.+ 15C.). Op het einde van de oorlog hadden de SS-troepen het Lam Gods op 1000 m diepte verborgen in een zoutmijn te Alt Aussee nabij Salzburg, waar ze vóór hun aftocht een sterke springlading hadden achtergelaten om op het laatste ogenblik alles op te blazen. Dit duivelsplan werd verijdeld door de Oostenrijkse verzetsbeweging, daarbij geholpen door enkele mijnwerkers, die het met gevaar voor hun eigen leven boven haalden op 7 mei 1945. Als onbeschofte boeren hebben wij, Gentenaars, nooit deze mensen bedankt. Het is misschien na 40 jaar eens de moeite om deze mensen met hun familie in de bloemetjes te plaatsen. Op 8 mei werd het Gentse retabel overgedragen aan de 3de leger-afdeling van het Amerikaans leger (314). Begin augustus werd het retabel overgebracht naar het "Central Collecting Point" van de "Monuments, Fine Arts and Archives Section" te München (S.H.A.E.F.). Op 20 augustus 1945 kwamen de panelen per vliegtuig te Brussel toe en werden op 21 augustus overgebracht naaar het depot van het Koninklijk Paleis. Tijdens een plechtigheid in het Koninklijk Paleis overhandigen de Amerikanen officieel de panelen van het retabel aan Prins-Regent Karel. Deze werden vanaf 10 tot 30 september tentoongesteld in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van België te Brussel (315). In september-oktober 1945 werd een veiligheidssysteem aangebracht in de Vytkapel, waar het retabel in de nacht van 30 oktober

331


terug op zijn plaats werd gesteld. Het duurde echter nog tot 6 november alvorens de. Vytkapel terug toegankelijk was voor het publiek (316). 1946, maart 23-mei 19 en 25 mei-16 juni. De panelen van Adam en Eva werden uitgeleend voor de tentoonstelling: "Van Jan van Eyck tot Pieter Pauwel Rubens" in het Rijksmuseum te Amsterdam (kat. nr. 29) en daarna in het Museum Boymans-van Beuningen te Rotterdam. 1949, augustus 15. Dhr. H. Collumbien was zo vriendelijk me mede te delen, dat het Lam Godsspel op het St.-Baafsplein een aktiviteit was van de herdenking Gent 1000 jaar. Voor de stichtingsdatum had men zich gebaseerd op de wijding der eerste St.-Janskapel in 942. Merken we hier op dat reeds in de 7de eeuw (St.-Baafsabdij) en in de 8ste eeuw (St.-Pietersabdij) gewijde oratoriums waren te Gent. De stichting van onze stad moet men echter zoeken in de eerste leefgemeenschap 2 eeuwen vóór Christus, die gevestigd was tussen de gewezen St.-Baafsabdij en het EÊnbeekeinde te Destelbergen. Door oorlogsomstandigheden kon in 1942 deze herdenking niet doorgaan en werd verschoven naar 1949. 1950, maart 27-29. Het retabel wordt gedemonteerd en in bewaring geplaatst om het over te brengen naar het Brussels Laboratorium. De Vytkapel wordt in april hergestoffeerd en de plaats achter het retabel wordt bekleed met tapis pleins (april1950). Tussen 13 oktober en 29 oktober wordt het veelluik onder leiding van P. Coremans gerestaureerd door A. Philippot te Brussel (noot 6b). In die periode wordt op een muur van de Vytkapel het volgende quatrijn geschreven : Artis opus sacrum servant pii ab iconoclastis Gandavo ex bellis ter salvun redditur illud. Non ignis nocurt neque tempus nam renovatat Vivida vis tabulae vos Christi scildit amor. 1951, juni 25. De barokke altaarportiek en het bakstenen altaar werden verwijderd en de restanten van deconstructie van 1588 werden teruggevonden. Een lager marmeren altaar werd aangebracht, waarop het retabel volledig geopend kon tentoongesteld worden. Om die reden werd langs de andere zijde van het altaar, het schilderij van Gaspar de Craeyer verwijderd. De kaders van de polyptiek werden verstevigd door een bronzen omlijsting, waardoor het retabel als een triptiek werd opgesteld. Het lood van de glasramen werd vernieuwd en de ramen werden voorzien van moderne Venetiaanse zonneschermen. In de Vytkapel werd er een elektrische verwarmingsinstallatie aangebracht. Het retabel werd door afscherming en gewelfsversterking beschermd tegen vuur, water en instorting. Een ingewikkeld mechanisch veiligheidssysteem verijdelde elke poging tot diefstal. Het Lam Gods werd ondertussen (30 okt.-19 nov.) tentoongesteld

332


in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel en op 19 november werd de polyptiek terug op het altaar van de Vijdkapel geplaatst.

1952, aprilt. Als aprilgrap publiceerde de krant "Het Volk" dat het paneel van de Rechtvaardige Rechters teruggevonden was in de St. -Gertrudiskerk te Wetteren.

NOTEN 311. J. Van Den Gheyn, L'odyssĂŠe de I'Agneau Mystique pendant la guerre de 1940, in : Handelingen der Maatschappij van Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Nieuwe reeks, 1945, 11, nr. 1, blz. 14, 16-17. 312. P. Coremans, The recovery of Belgium art treasures from the Germans, Belgium, vol. VII, nr. 6, juli 1946, blz. 179. 313. T. Car HowĂŠ Jr., Saltmines and castles, Indianapolis-New York, 1946, blz. 148. 314. P. Coremans, La proteetion scientifique des oeuvres d'art en temps de guerre, Brusse11946, blz. 19. 315. P. Coremans-A. lanssens de Bisthoven, Van Eyck, l'Adoration de I'Agneau Mystique, Antwerpen 1948, blz. 21. 316. Van Eyck-dagen 1945, in : Handeling der Maatschappij van Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Nieuwe reeks, 11, nr. 2, 1945, blz. 16.

Rudy VAN ELSLANDE ('t Vervolgt)

333


VOEDING 1819 IN "HET TUCHTHUIS" TE GENT ONZE GASTRONOMISCHE RUBRIEK In het "Mémorial administratif de la Flandre orientale- Tome sixième- Du l.er avril au 31 décembre 1819" verschenen twee brieven, gedateerd 5e en 6e april1819, uitgaande van "Den Baron de Keverberg de Kessel, Ridder van het order van den Belgische Leeuw, Gouverneur van Oost-Vlaanderen" en gericht "Aen de Heeren Bestierders der steden en gemeenten van. de provincie", betreffende het gebruik van "gelei uit beenderen na beproevingen in het Tuchthuis te Gent". De Heer Gouverneur vangt de eerste brief (gedateerd 6 april) aan met het volgende: "Mynheeren, by myne circulaire van 11.sten september 1818 heb ik het gebruik aengeprezen van de gelei uit beenderen, als een voedend, huishoudelyk en onder alle rapporten voortreffelyk middel, die met voordeel zou konnen gebruikt worden voornamelyk door de gestichten van liefdadigheid die belast zyn met het onderhoud te verzorgen aen behoeftige en aen zieken". Vervolgens meldt de Gouverneur dat de Heren Burgemeester en Schepenen van Dendermonde hem reeds in de maand oktober (1818) verzocht hadden "voor hunne stad het nodige bereidsel te laeten komen, maer, uit voorzigtigheid, had ik uitgesteld aen hun verlangen te voldoen, om dat ik alvorens wilde doen bewyzen en my zelve verzekeren of het groote appareil onlangs opgeregt in het Tuchthuis te Gent, aen myne verwachting volkomenlyk zou voldaen hebben". Doordat hij volledig overtuigd was beveelt hij opnieuw "het gelei uit beenderen" aan bij iedereen met als staving de brief aan het Dendermondse stadsbestuur, gedateerd 5 april, die hierbij volledig weergegeven wordt: "Aen de Heeren Burgemeester en Schepenen der stad Dendermonde. Edele achtbaere Heeren, Gy hebt de eerste het voornemen bekent gemaekt om by uwe de behoeftige te spyzen met de gelei van beenderen, waer af het gebruik by myne circulaire van 11.sten september 1818 is aenbevolen geweest als ten allen opzigt huishoudelyk, gemakkelyk en voordeelig. Het werkelyk bewys die ik ter zelver tyd als aenstaende bekent gemaekt heb, is tegenwoordig voor een ieder te zien in het Tuchthuis te Gent, en het nodige appareil die ik van 's Konings mildadigheid verkregen heb is aldaer in volle werkzaemheid. De gewoonelyke uitvallen die men dagelyks kan doen blyken, zyn deze: Zeventig kilogrammes beenderen (die reeds in de keukens gediend hebben) zyn gedurende vier uren onderworpen aen den damp voortskomende uit 't koken van 270 liters water die, voor de 7/8 veranderen in gebonden 334


of lyvige gelei, en voor 1/8 in alderbeste vet. Die zelve beenderen worden naerdien nog onderworpen gedurende twee uren, aen het bewegen van eene tweede opkoking met 180 liters versch water het welke verdikt en die vermengd zynde door bykommend water met de gelei voortsgekomen van de eerste bewerking, een zeer krachtig sop geeft de welke vergenoegd voor de maeltyd van 1200 peroonen 't meeste deel in den bloei hunner jaren en in het huis bezig met werk dat min of meer moeyelyk is. Dees bouillon word soep door de byvoeging van brood, rys, gerst, aerdappele en c. Den Papiniaanschen pot zoo volmaekt als den genen die wy alhier hebben, en waer in alleen alle de bereiding bestaet, voldoet alzoo volkomelyk aen onze verwachting, en gevolgelyk en make ik geen zwarigheid meer om dergelyke pot voor uwe stad te ontbieden en in eene proportie van ruimte zoo als het aengewezen is by uw verzoek van 22.sten october 1818, no 793. Ontvangt Mynheeren, de verzekering van myne volkome agting. Geteekend L B.on de Keverberg. Of de bewoners van "Het Tuchthuis", en dus verbruikers van deze soep, even overtuigd waren van de degelijkheid er van wordt niet vermeld maar meer keus zal er wel niet geweest zijn. LucLEKENS

UIT DE GESCIDEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) BOVEN-SCHELDE WEGBRUGVAN HET STROP Voor de aanleg van de huidige Stropbrug (1) bestond er op die plaats enkel een smalle voetgĂ ngersbrug (2) daterend van 1884 en aanleunend bij de brug van de N.M.B.S., welke op haar beurt reeds bestond in 1838. De nieuwe wegbrug werd gepland in het vooruitzicht van de aanleg van de E3 invalweg naar Gent-centrum, over de Sint Lievensbrug alwaar een kruising op drie niveau's voorzien was, met als gevolg een langdurende onderbreking van het normale verkeer aan de gewezen St-Lievenspoort. De nieuwe wegbrug van het Strop moest dan het grootste deel van het omgelegde verkeer opvangen. Na een eerste aanbesteding, met slechts twee inschrijvers met een te hoog bod, werd de brug een tweede maal aanbesteed en uiteindelijk toegewezen aan de firma PVBA L. en N. De Meyer uit Zeizate voor de prijs van 33.484.596 fr. 335


Spoorbrug Strop .

Wegbrug Strop.

336


De werken begonnen op 16 april1968. De onderbouw was voltooid op het einde van 1968. De brug werd officieel in gebruik genomen op 23 september 1969, door de Heer Minister van Openbare Werken. De brug, een constructie in spanbeton - systeem Cantilever - heeft een totale lengte van 87 meter : een centrale overspanning van 39 meter en twee zijstukken van elk 24 m. Het brugdek heeft een breedte van 14,6 m verdeeld in vier rijstroken, twee fietspaden en twee voetpaden. De wegbrug ligt op een afstand van ¹ 3 meter van de spoorwegbrug. Door de bouw van deze brug was het ook noodzakelijk nieuwe wegen aan te leggen welke aansluiting geven met de Hundelgemse steenweg. Daardoor was het nodig een dertigtal huizen af te breken (en later nog eens dertig voor de verdere aanpassing van de Hundelgemse steenweg.) De totale kostprijs van dit kunstwerk beliep 50 miljoen fr, daarin begrepen de heraanleg en ophoging van de toegangswegen. TERPLATENBRUG Volgens Dr. V. Fris ontstond de naam aldus : "Ter platen is de oude benaming gegeven aan de oever der Schelde daar waar de stroom in de stadsmuren binnenkwam. Hier bevond zich een zandbank of "plate" in de Schelde. Ze gaf haar naam aan de sluis daar dichtbij op het oud Scheldeken gelegen en het "gat ter platen" genoemd." De eerste brug werd ontworpen door ingenieur van Bruggen en Wegen Emiel Braun (3). Het was een metalen brug met twee bogen welke schuin lag t.o.v. de lengte-as van de stroom (zie zichtkaart). De werken, aanbesteed aan aannemer Willems (Selsaete) voor de prijs van 117.950 fr., vingen aan in augustus 1880 en eindigden in december 1881. De brug werd getest op 8 juli 1882 : "Maandag zal de proefneming plaats hebben op de nieuwe brug over de Opperschelde aan Terplaten. Om 8 ure 's morgens zal de voerman Karel Vander Haegen, van de Reep, er met zijnen wagen en het reglementairgewicht over rijden." (Gazette van Gent) Op 3 december 1939 werd een aanvang gemaakt met de vervanging van de ijzeren brug door een constructie in gewapend beton, met een totale breedte van 18 m en waarvan de rijweg bestond uit kasseien gèlegd in mozaikvorm. Op 30 april1940 was men reeds zo ver gevorderd dat de eerste helft van de brug in gebruik kon worden genomen : er werd nl. in twee fasen gewerkt om het verkeer niet al te veel te hinderen. Bij het dreigend oorlogsgevaar werd er.van dan af dag en nacht gewerkt zodat op 13 mei 1940 de brug volledig in gebruik kon genomen worden. Amper tien dagen later werd het nieuwe kunstwerk door de Belgische genie opgeblazen, niet zonder moeite echter want volgens ooggetuigen heeft men tot vier maal toe moeten herbeginnen. Er werd een noodvoetbrugje gebouwd op 14 m stroomopwaarts van de

337


{

2452, Ga'nd- Pont de Terplallen,

Ter Platen brug, tweemaal gezien vanaf Ter Platenkaai, De bovenste foto toont ons de brug omstreeks 1900, De onderste foto werd genomen na de vernietiging van de nieuwe brug op 23 mei 1940 (foto dienst Monumentenzorg),

338


Ter Platenbrug 1880. Brugleuning.

De huidige Terplatenbrug gezien vanaf de Stropkaai (foto 1980) .

339


wegbrug. Dit brugje werd in dienst genomen op 22 augustus 1940. Een maand later, om precies te zijn, op 27 september, begon de firma G. De Gezelle, aan de heropbouw van de opgeblazen brug. De nieuwe brug werd opengesteld voor het verkeer op 15 februari 1941 en was voltooid op 21 maart 1941. Het was de eerste brug in het land die herbouwd werd in onvergankelijk materiaal (beton). Omwille van het steeds drukker wordend verkeer werd deze staatsbrug een derde maal herbouwd en wel door de firma N.V. L.L. en N. De Meyer, voor de prijs van 39.921.657 fr. De werken begonnen op 26-8-1977 met het verbreden van de landhoofden langs beide oevers, stroomop- en stroomafwaarts. Deze landhoofden verbond men met preflexbalken (zie uitleg bij Jan Palfijnbrug) welke nadien onderling verbonden werden met dwarsbalken in beton. In mei 1979 werd het verkeer over de nieuw gebouwde buitenste delen van de brug geleid en werd de herbouw van het middendeel aangevat. Ondanks het feit dat men dus in twee fasen werkte, zoals in 1939, zorgden deze werken voor heel wat verkeershinder, vooral tijdens de spitsuren. Het hedendaagse verkeer is natuurlijk veel intenser dan in 1939. Op 13 november 1979 had de proefbelasting van de brug plaats en werd zij daarna over haar volle breedte voor het verkeer opengesteld. Jaar

Soort

Lengte rijweg

1880 Vaste in metaal 1940 Vaste in beton 1978 Vaste in beton

44,5 44,5

Breedte van : Vrije voetpad doorvaar hoogte

7 12 24

2 x 2,5 2x3 2 x 1,5

18 18,75 18,75

5 4,37

Proef

15Ton 400kgtm2 6 x 32 ton

Staat-wegenis

NOTEN {1) De naam van de brug ontstond door de nabijheid van "Het Strop" hetwelk oorspronkelijk ĂŠĂŠn van de oudste guingetten van de stad was. Deze lusthof was gelegen aan de Schelde op de plaats waar zich thans (sinds 1841) een gedeelte van het krankzinnigengesticht bevindt, dat eveneens de naam van "Het Strop" draagt. De lusthof werd voornamelijk bezocht door de gegoede klasse en had als specialiteit "gebakken blieken". (2) De amper twee meter brede voetbrug had geen trappen doch schuin oplopende banen. Veel fietsers lieten zich dan ook verleiden om, eens boven naar beneden te rijden i.p.v. te voet te gaan. Het gebeurde dan ook niet zelden dat de overtreders (van het rijverbod op die brug) gesnapt werden door een plots versebij nende agent en "op het boekje" stonden of in het beste geval een vermaning kregen.

340


(3) Emiel Braun, geboren te Nijvel op 2 december 1849, ingenieur van Wegen en Werken van 1875 tot 1879. Van 1879 tot 1895 hoofdingenieur, bestuurder der stadswerken. Burgemeester van Gent van 1895 tot 1921. Overleden te Vichy, Frankrijk, in 1927.

M.LABYN ('t Vervolgt)

ZIVIL-ARBEITER-BATALJON 4 TE GENT Mensen houden van getallen, vooral als het ronde zijn. Zo is het deze maand 70 jaar geleden dat een einde kwam aan de mensonterende worsteling van de Eerste Wereldoorlog. Ik wil het nu eens niet hebben over wapengekletter en wapperende vaandels maar over een ietwat vergeten groep oorlogsslachtoffers waarvan koning Albert zei : "De weggevoerden zijn de zedelijke overwinnaars van den Groten Oorlog". De Duitsers hebben de Franse en Belgische arbeiders in de bezette gebieden geprest tot dwangarbeid, onmiddellijk achter het front, in het operatiegebied. Daar zij gebrek hadden aan burgerwerkkrachten door het inzetten van alle strijdbare mannen aan het front, namen zij hun toevlucht tot de opeising van burgers. De Duitsers interpreteerden de zaak ook nog zo : "Om de werkkrachten uit de bezette gebieden ten volle te benutten, heeft Duitsland, met zijn gekende zin voor organisatie, in de loop van deze oorlog bijzondere schikkingen getroffen :de werkbureau's. Onze tegenstanders kwamen na het uitblijven van een militaire overwinning, op het snode plan om Duitsland door afgrendeling van de wereldmarkt economisch op de knieĂŤn te dwingen en door honger de vrouwen en kinderen in het Vaderland en de zegerijke Duitse soldaten aan het front de wapens uit de handen te slaan. Op grond van vergelding stelt het Duitse bestuur de werkkrachten van de bezette gebieden naar haar mogelijkheden in dienst van het leger en de eigen industrie, waarbij met de noden van de bevolking rekening gehouden wordt en toch gezorgd wordt dat er geleverd wordt wat er geleverd moet worden." (1) Gedurende de herfst van 1916 werd deze dwangarbeid "mit Deutscher grundlichkeit" ingericht en gecentraliseerd terwijl op bevel van Ludendorf de "ZIVIL-ARBEITER-BATAUONS" samengesteld werden. De Etappen Kommandantur te Gent ontving het bevel het "Zivil-Arbeiter -Bataljon 4" samen te stellen. In den beginne dacht men aan een getalsterkte van om en bij de duizend arbeiders. Het zou bestaan uit vooral 341


werklozen en noodlijdende Gentse arbeiders die door de liefdadigheid ondersteund werden. (Werkloosheidsuitkering bestond toen nog niet. ) Zij zouden onder militair bevel achter het Duitse front moeten werken . Men liet er geen gras over groeien. Onmiddellijk werden onder bedreiging de bevolkingsregisters opgevorderd en op de Kouter werd in de Beurs een "Werkbureel" ingericht (fig. 4). Het hoofd van deze dienst was luitenant Gruber. Het "Werkbureel" zou alle aangelegenheden regelen die in verband stonden met het nieuw opgerichtte "Zivil-ArbeiterBataljon 4" (Z.A.B.-4) Op 8 oktober 1916 zond dit bureau aan iedere Gentse werkloze tussen de Fig. 1. Oberstleutnant von Wiek, kom- 15 en de 45 jaar oud het volgende mandant van Gent. (Kriegsalbum von dwangbevel : Gent - Herausgegeben von der Photo- "Gij moet U den 13 oktober 1916, 's graphischen Abteilung der Kommanvoormiddags om 11 uur, op de Pledantur-Gent 1916; foto 137 blz. 60) zantevest aanmelden, eneenen hoed , een halsdoek, een kostuum of een werkpak, een paar schoenen of kloefen, twee hemden, een paar sokken, een onderbroek, een eetkom , een mes , een vork en twee dekens meebrengen. De kommandant , op bevel Gruber" De arme drommels volgden dit bevel met bevend hart op. Wie geen gevolg gaf, of tegenstand bood werd 's nachts door de militaire politie en de "Feldgendarmerie" uit hun bed gehaald en met slagen van geweerkolven naar één van de textielfabrieken in de omgeving van de -toen niet zo plezante Plezantevest gestuurd: La Linière Gantoise (fig. 6), de katoenfabriek van de Hemptinne ("Deejantiens" zoals de Gentenaars zeiden (fig. 5) of de Louisiana-Texas (Loutex) op het Griendeplein en de De Smetstraat, waar al de ongelukkigen opeengeperst zaten. Het betrofhier duidelijk de laagste sociale klassen. Zo ook werden mijn beide grootvaders Raymond De Poorter (fig . 13) op 22 jarige leeftijd en Jozef Levis op 32 jarige leeftijd voor deze dwangarbeid opgeëist. In de "Gantoise" werden zij bewaakt door enkele honderden landstormmannen, die eigenlijk ook Duitse arbeiders in soldatenpak 342


Fig. 2 boven : Militaire politie , officieren en ambtenaren. (foto 159 blz. 71) midden : M .P . onderofficieren . (foto 160 blz. 71) onder: M.P. manschappen. (foto 161 blz. 71) In de volksmond werden zij "Marke Piekers" genoemd naar de letters M.P. die ze op een metalen borstplaat droegen. (Kriegsalbum von Gent - Herausgegeben von der Photographischen Abteilung derKommandantur-Gent 1916)

343


waren, met geladen geweer en blanke bajonet. Velen van hen moeten zich van woede en schaamte op de lippen gebeten hebben. In de herfst van 1916 kon men vele honderden arbeiders door de bereden gendarmen voortgedreven zien worden van de Beurs over de Koornmarkt naar het Rabot, met hun armoedig bundeltje in de hand. De triestige stoet werd bijna altijd gevolgd door bijna even veel meisjes, moeders, vrouwen en familieleden die hun verloofde, zoon, man, broer of vader weggevoerd zagen worden. Voor velen werd het een definitief afscheid. Het was evenwel onmogelijk de opgeĂŤisten te benaderen. De "Feldgendarmen" hielden de bevolking desnoods met sabelhouwen op afstand. Nadat een zending Zivil-Arbeiters samengebracht was, werden ze naar de overkant van de brede laan gebracht waar ze in het Rabatstation (Fig . 7) in goederenwagons opeengepakt werden om naar een onbekende bestemming achter het front gebracht te worden. Daarbij hadden de bewakers de handen vol om de familie op een afstand te houden, terwijl hen de lelijkste verwensingen naar het hoofd geslingerd werden. De Duitsers trachtten hun imago wat op te poetsen door aan deze maatregelen een schijn van rechtvaardigheid te geven. Zo werd in de pers aan de lezers voorgehouden dat het oprichten van de Z.A.B.'s slechts ingevoerd was om de Belgische gemeenten te ontlasten van die elementen onder de arbeiders die onrustig en revolutionair werden en om terzelfdertijd de liefdadigheidsinstellingen niet te blijven belasten door het ondersteunen

Fig. 3. Gendarmeriepatrouille . (Kriegsalbum von Gent- Herausgegeben vonder Photographischen Abteilung der Kommandantur- Gent 1916; foto 247 blz. 114)

344


van al die werklozen ... Zo werden de opgeëisten voorgesteld als profiteurs en gespuis. Dit waren natuurlijk pure drogredenen, alsof de bezetter zijn hand zou omgedraaid hebben wanneer hij de gelegenheid kreeg gelijk welke gemeente naar aanleiding van een pietluttigheid een zware oorlogsbelasting op te leggen, waarbij de openbare middelen tot de laatste centiem opgevorderd werden. Aan het thuisfront geloofde men natuurlijk zijn ernstige Duitse pers. Ook de Belgische bourgeoisie vond dit eigenlijk nog niet zo'n slechte maatregel, toen zij het half verhongerd werkvolk zag wegvoeren. Zij begonnen pas eerst te protesteren toen zij zelf aan de beurt kwamen om op te trekken. Om een schijn van menselijke behandeling voor te wenden werden sommige opgeëisten door een militaire dokter onderzocht om te weten of ze de zware arbeid aankonden. Dit onderzoek was meestal enkel vormelijk. Zij werden nagenoeg allemaal- als alle Duitse reeroten ten andere- "geschikt verklaard voor den oorlogsdienst". Alleen zware zieken en kreupelen mochten naar huis. De overigen moesten met de Z.A.B.'s vertrekken en stonden onder bevel van de Militaire Spoorweg te Brussel. Er waren echter ook dokters die menselijk waren en die zo dikwijls als het mogelijk was de onderzochte werklieden ongeschikt verklaarden voor de dienst. Zo heeft de Berlijnse dokter van de Staf Dr. Freund uit Berlin-Südende de erkentelijkheid van vele Gentse arbeidersfamilies verworven. Zware arbeid wachtte de Zivil-Arbeiter van 's morgens tot 's avonds. Ze kregen daarvoor een loon van 25 à 30 pfennig per dag en "eten" dat nauwelijks die naam verdiende. Wanneer het werk naar de zin van de leiding niet genoeg vlotte kregen ze vuistslagen, schoppen, kolfslagen of werden ze met de punt van de bajonet tot arbeid aangepord. Dit gebeurde wel eens wanneer iemand van vermoeidheid of ziekte ineenstortte. 's Nachts konden de meest fortuinlijke onder hen onderkomen vinden in nauwelijks verwarmde stailen, fabrieken of gebombardeerde gebouwen, al of niet met dak. Zij werden zwaar bewaakt. Zo werd Raymond De Poorter te werk gesteld in de omgeving van Sedan, een strafkamp voor diegenen die zich te laat, helemaal niet aangemeld hadden, weerspannig waren of vluchtpogingen ondernomen hadden. Tijdens de winter was de. kou een nog grotere vijand dan de Duitsers. Velen stierven dan ook aan longontsteking of hadden bevroren handen of voeten. Meermaals moest bij zwaar vriesweer de grond verbrand worden om er met houweel en spade in te kunnen werken. Ratten vangen en die dan vakkundig klaarmaken gebeurde vaak. Naar vluchtelingen werd met scherp geschoten. Ook het artillerievuur der geallieerden, vliegtuigaanvallen en ontploffingen eisten hun tol onder de arbeiders. Velen werden gewoon tijdens het zware werk gewond. Anderen stierven van vermoeidheid of honger. De doodsoorzaak werd meestal omschreven als : "Algemene zwakheid van het hart." De familie werd daarvan nooit op de hoogte gesteld. Iedere maand 345


Fig. 4. Meldeambt der Kommandantur in de Beurs op de Kouter te Gent. (Foto 142 blz. 64) boven onder: idem , binnenzicht van de rechter vleugel (foto 143 blz. 64) (Kriegsalbum von Gent - Herausgegeben von der Photographischen Abteilung der Kommandantur - Gent 1916)

346


mocht de familie een kaartje zenden van 10 lijnen en een pakje. Dat werd eerst door de censuur grondig onderzocht. Wanneer zo'n pakket weerkeerde met de vermelding "overleden" of "onbestelbaar" wist de familie dat de weggevoerde overleden was. Pas weken later werd moeder , vader, vrouw of verloofde naar het "Werkbureel" van de Etappenkommandantur op de Kouter geroepen om daar het bundeltje in ontvangst te nemen dat door de overledene achtergelaten was. Zelden vertelde men hen hoe de man gestorven was en waar men hem begraven had. Zo speelden er zich daar bijna dagelijks treurige taferelen af. De kommandant von Wiek (fig. 1), die een eerlijk man was en wie de hele Z .A.-geschiedenis eigenlijk ook tegenzat , is wegens deze zaak na de oorlog op de uitleveringslijst gezet. Niettegenstaande dit, droeg hij toch de verantwoordelijkheid van het aanstellen van de toen 24-jarige bankbediende Max Gruber uit Offenbach. Als bestuurder van het Werkbureau der Etappenkommandantur te Gent, door hem te laten doen wat hij er graag deed. Gruber was iemand zonder scrupules en met sadistische trekjes. Medelijden was hem onbekend en hij was van geen handtastelijkheid vervaard. Onderofficieren of soldaten die hem verzochten wat menselijker op te treden brulde hij toe: "Laat mij gerust met Uw verdomde menselijkheid, of ik laat U in de kast draaien , verdomde varkens !" (2). Eens heeft hij een oudere gebrekkige man die zich niet vroeg genoeg op zijn dienst was komen

Fig. 5. Fabriek van de Hemptinne - "Deej antiens" in het Gents- Op de voormalige Plezantevest, thans OpgeĂŤistenlaan. Een van de verzamelplaatsen van waaruit ZivilArbeiters op transport gesteld werden. Dit gebeurde via het daar recht tegenover gelegen R abot-Statio n. (Foto archief Museum voor IndustriĂŤle Archeologie en Textiel te Gent)

347


Fig. 6. Wat nog overschiet van "La Linière Gantoise" : de directeurswoning en de ingangspoort. (Thans "Bloedwijn Zuster Godelieve".) Toestand Juli 1988. Hier werd in de herfst van 1916 de eerste lichting opgeÍisten opgesloten. De fabriek was toen nog gelegen aan de nu gedempte Nieuwe Lieve, rechtover de eveneens verdwenen gelijknamige Gantoisebrug. (Foto E. Levis, eigen verzameling)

melden, geslagen. Hij hield de ongelukkige met de linkerhand vast en met de rechtervuist sloeg hij hem in het gezicht, zodat de man omviel. "Ah, gij oud scheel modderzwijn, daar hebben we U eindelijk !" zei Gruber (3) . Nochtans ging deze luitenant bij zijn oversten door als zeer vlijtig. Door de Gentenaars werd hij doorgaans "de moordenaar" genoemd door dat hij de dood van velen onrechtstreeks op zijn geweten had. Smeekschriften van verwanten kwamen ongelezen in de papiermand terecht. Zolang Gruber zijn onontbeerlijkheid in het veilige Etappengebied kon bewijzen, bleef hij ver van het levensgevaarlijke front verwijderd. Het groot aantal werklozen en steuntrekkenden voldeden nauwelijks aan de behoefte van burgerwerkkrachten achter het front. Nu begon men ook werkende arbeiders en burgers op te eisen; daaronder mensen die reeds 20 jaar en meer in hun zaak stonden en niet konden gemist worden. Zo trad van af 1917 een nieuwe fase voor de opeisingen in. De maximumleeftijd werd op zestig voleindigde jaren gebracht! Daar er spoedig geen arbeiders meer waren, kwam nu ook de burgerij en de bezittende klasse aan de beurt : handelaars, fabrikanten , bankdirecteurs, dokters, rechters, enz ... Zo werden de Z.A.B.'s voor bepaalde officieren een middel om zich van 348


Fig. 7. Het in 1987 afgebroken station van de Ringspoorweg Gent-Rabot , van waaruit het gros van de Gentse opgeĂŤisten vertrokken naar hun respectievelijke plaatsen van dwangarbeid. Zij die in de bijgebouwen van het " Flandria- Palace" opgesloten zaten werden op transport gesteld via het St.-Pietersstation. (Foto E . Levis-eigen verzameling)

Belgische burgers die hen in de weg stonden te ontdoen . Het was een eenvoudige klus de verloofde of echtgenoot van een Gentse schone waarop een wellustig Pruisisch oogje gevallen was, 's nachts van zijn bed te laten halen (4). Toen de Duitsers in de lente van 1918 hun offensief voorbereidden , bereikten de deportaties hun hoogtepunt. Nu kwam de slechtste tijd voor de mannelijke Gentenaars die tussen de 15 en de 60 jaar oud waren. Nergens was men nog veilig, want er werd een echte mensenjacht ingericht. Grote groepen gewapende militaire politieagenten (Fig. 2) en gendarmen (Fig. 3) drongen op bevel bij klaarlichte dag in koffie- , bier-en openbare attractiehuizen binnen om de burgers die ze daar vonden op te vorderen. Ze stormden zelfs zekere avond binnen in een vergadering van Vlaamse aktivisten die voor Vlaandereos aansluiting bij Duitsland betoogd hadden en namen 40 deelnemers mee om ze eveneens te deporteren. Als dat geen pech hebben is ! Er werd niets ontzien . Met bruut geweld werden steeds meer mensen opgepakt. Weldra di erf niemand zich nog op straat vertonen . Tevergeefs echter. 's Nachts werden ze uit hun huizen gehaald en manu militari naar het Flandria Palace (Fig. 12) overgebracht om van daar naar 349


Fig. 12. Het "Flandria- Palace" aan het St.-Pietersstation. Eens het grootste hotel van Gent om de stroom bezoekers van de Wereldtentoonstelling van 1913 te kunnen verwerken. Het had nog een flinke reservevleugel die tijdens de oorlog 1914-1918 als transit gevangenis voor opgeĂŤiste werklieden gebruikt werd. Het hoofdgebouw was toen als Kriegslazarett "Flandria" in gebruik . Thans is er het handelscentrum van de spoorwegen gevestigd. (Foto E. Levis juli 1988, eigen verzameling .)

de Z.A.B.'s vervoerd te worden. Ook op het platteland, in de onmiddellijke omgeving van Gent, was men niet veilig. 's Morgens kwamen vrachtwagens in de stad die van de dorpen terugkeerden waar men ook op mensenjacht geweest was. Er kwam slechts een eind aan deze praktijken door de wapenstilstand. Langzaam keerden de opgeĂŤisten terug en hoorde men hun beangstigende verhalen.

NOTEN (1) (2) (3) (4)

Kriegsalbum von Gent- 1916, blz. X. Etappeleven te Gent, deel I , blz. 170. Etappeleven te Gent, deel I , blz. 171. Etappeleven te Gent, deel I, blz. 172.

350

Eddy LEVIS ('t Vervolgt)


Fig. 13 . Erekruis der gedeporteerden, bij Koninklijk besluit van 28 december 1925 verleend aan Dhr. De Poorter Raymond (links). De herinneringsmedaille 1914-1918 der stad Gent is rechts te zien. De afbeelding op het diploma stelt een vader voo r die afsc heid neemt van zijn zoontje, plunjezak aan de voeten; een Duits soldaat wacht om hem mee te voeren. (Verzameling E. Levis)

351


PUZZEL1988 Toen onze Quizmaster zijn Puzzel 1988 kwam afgeven was er iets dat ons helemaal niet aanstond en dat was die valse grijnslach op zijn gezicht. Ons bang vermoeden werd vlug bevestigd toen wij zijn proza doornamen. Hij heeft het weer niet gemakkelijk gemaakt, om niet te zeggen aartsmoeilijk. Het is niets voor beginnelingen en wij vrezen dat zijn droom voor velen een nachtmerrie zal worden. Degene die de volledige juiste oplossing vindt mag zich fier en zonder de minste scrupules een "Vrije Burger van Gent" noemen, met minstens zo veel recht als iemand die een nacht in het "Rolleke" gezeten heeft. Dit gezegd zijnde, zouden wij u toch willen aanraden de moed niet in de schoenen te laten zakken. Probeer het toch maar, wie weet(?) onderschatten wij onze puzzelaars. Zelfs mocht gij de eindstreep niet bereiken, laat ons weten hoever gij gekomen waart (maar wèl vóór 31 december 1988). Wij zijn altijd blij met uw reacties en commentaar. En ... als gij niet volledig slaagt, krijg dan vooral geen complexen. Het is niet omdat gij DEZE puzzel niet kunt oplossen dat gij geen uitstekende Gentenaar zoudt kunnen zijn. Een paar maanden geleden kreeg ik een merkwaardige droom. Hij is zo vreemd dat ik de puzzelaars niet wil onthouden hem even te vertellen. Men weet : wat er in het onderbewuste zit, komttijdens de droom naar boven en dat is natuurlijk een middeleeuwse stad, die na Parijs de grootste van Europa was ten noorden van de Alpen : GHENDT. Zoals in vele dromen was er geen chronologische tijdseenheid, doch alle gebeurtenissen, huizen monumenten en personages vielen binnen de periode van 1400 en 1500, m.a.w. tijdens de 15de eeuw. Al even verwarrend was mijn wandeling, van het ene tijdstip op het andere bevond ik me langs een totaal andere zijde van onze stad, doch alles greep plaats binnen de grenzen van de stad, m.a.w. binnen het Gentse van voor de fusie. Als toerist in mijn eigen stad herkende ik al deze plaatsen en personen, de vraag is of u deze ook herkent ? 1) Ik werd wakker en zat onder een oude boom op een gaffelvormige plaats en had een zicht op een galg aan de Molen berg. Enkele bedevaarders zaten te lezen voor een ijzeren kruis, dat in het midden versierd was met een St.J acobsbeeldje geflankeerd door twee knielende pelgrims. Het was vervaardigd door Jan Eebins in opdracht van het Gentse St.-Jacobsgasthuis. Daar ik toch niet verder kon slapen door het gehuil van vrouwen, die nabij een kapel zaten, ging ik op stap naar Gent en kwam aan bij een poort met een ophaalbrug en twee lage ronde torens met kapitelen. Zeer indrukwekkend was de hoge toren daarachter met een groot schilddak. Maar ... wat een luguber zicht. Op de poort had men een paal geplaatst met een mensen352


hoofd ! Het was ooit eens eigendom geweest van eenJan de Vos, die in 1460 gevierendeeld werd omdat hij vijandige geschriften tegen hertog Filips de Goede had verspreid. Aan welke poort kwamen we hier terecht ? 2) Een verwittigd man was er twee waard meenden onze voorouders; Jan de Vos wist wat hem te wachten kon staan. Ik vroeg hen wat er gebeurde als men onschuldig veroordeeld werd ? Dan kwam God zelf tussen en ze verwezen mij naar een beeldengroep, die men opgericht had naar een dergelijke tussenkomst. Een vader en een zoon waren onschuldig terdoodveroordeeld geworden en één van beiden ging vrijuit indien hij de andere onthoofdde. De oude vader kon zijn zoon er toe aanzetten om hem te onthoofden. Op het moment dat de zoon wilde toeslaan kwam God tussenbeide en het lemmer vloog uit de hecht. We vragen dan ook naar de huidige naam van deze brug, waar deze beelden stonden ? 3) Opeens moesten we plaats maken voor een Florentijns koopman en agent van de Medici-bank te Brugge, op wie Karel de Stoute meer dan eens beroep deed. Ik hoorde dat hij een afstammeling was van Folco di Ricovero, de vader van de door Dante verheerlijkte Beatrice. Ondanks het feit dat hij bankier was, had hij toch grote schulden; zijn zoon zou later zelfs zijn erfenis weigeren. Hij reed naar de Nieuwstraat om te zien hoe die grote Gentse kunstenaar vorderde aan zijn altaar, dat eertijds in hun oratorium te Brugge prijkte en later overgebracht werd naar Italië. We vragen dan ook de naam van dat beroemd schilderij ? 4) Op een plein gekomen zag ik een mooi huis dat volgens een dame -die de deur van dit gebouw aan · het schilderen was - toebehoorde aan de gemeente. De wevers en volders mochten er zonder enige betaling gebruik maken van de rosmolen in het huis. Uit haar gesprek op te maken hoorde ik dat zij één van de weinige vrouwen was, die lid waren van de St.-Lukasgilde. Het Museum voor Oudheidkunde te Gent bewaart nu nog steeds een mooi werk van deze schilderes, van wie we graag de achtemaam willen weten. 5) In 1431 was Gent uitgekozen als onderhandelingsplaats tussen Filips de Goede, de koningen van Frankrijk en Engeland. Deze schilderes vertelde me dat haar vader Triestram meende, dat Jan van Eyck vlak bij dit plein een portret tekende van de pauselijke afgezant, die tevens als onderhandelaar in 1431 optrad. We vragen dan ook naar de plaats van het klooster waar deze gezant verbleef in die periode ? 6) Inmiddels kwam een ruiter aangereden en ik moest vlug wegspringen of ik kwam onder de hoeven terecht van zijn paard. Bij de uiting dat ik een klacht wilde neerleggen, vertelde men me dat ik dit beter uit het hoofd zou zetten, want deze heer was als jongeling- door toedoen van Jan Wielantgeheimschrijver van Filips de Goede geweest. Nadat hij baljuw was van de heerlijkheid Ten Kruise te Wervik, werd hij benoemd tot staatsraadman van de hertog. Inmiddels was hij algemeen ontvanger voor Vlaanderen, 353


Artois en de heerlijkheid van Mechelen geworden. Hij bezat een eigen kapel in de St.-Janskerk, waarin volgens sommige historici een belangrijk Gents geschilderd drieluik prijkte. We vragen de naam van deze hoge hommes? 7) Als goede toeristen, die kerken en kloosters bezoeken, brachten we ook een bezoek aan een bidhuis. Prachtig ! Al die mooie muurschilderingen. Op de noordwand was St.-Joris bezig in een ongerept landschap de draak aan het verslaan. Langs de westzijde stond een mooie Calvarie met Johannes en Maria afgebeeld. Op de zuidmuur zagen we een buste van Sint-J acob als pelgrim. In het koor zagen we St. Victor van Marseille met de windmolen en St. Adrianus met het aambeeld, die gekleed waren als Romeinse soldaten. Daarnaast zag men ook nog een Annunciatie, een Verrijzenis en de H. Drievuldigheid. In het koor stonden, naast de drie zetels vervaardigd door Jan van Vinderhoute, een gebeeldhouwd retabel, waarvan de luiken beschilderd waren door Joos Waytop en als voorstelling hadden "De 12 Apostelen met de HH. Lieven en Leonard". Weet U ook in welk oratorium we ons hier bevinden ? 8) Amaai, we waren doodop van al dat slenteren en wandelen. We gingen dan ook een goede pot pakken om even uit te blazen. Eigenaardig is wel dat bijna elke herberg zijn eigen bier maakte, het waren dus tevens brouwerijen! Bij een stevige pint in de "Tenen pot" vertelde men mij dat het graf van Isabella Borluut, de schenkster van het Lam Gods, in de kerk lag die we van hieruit konden zien. Men waarschuwde me wel dat het gevaarlijk was om over het houten draaibrugje te gaan- dat eveneens genoemd werd naar dit "estaminet" - die voor ons over de Lieve lag. U moet u niet kwaad maken als we naar de oorspronkelijke middelnederlandse naam van deze "brugghe" vragen? 9) Terwijl ik aan de toog hing, kwam een man binnen die begon over het terugvorderen van stadsgelden, die de vorige machtshebbers zich hadden toegeĂŤigend. Als leider van de Gentse opstandelingen tegen Maximiliaan van Oostenrijk was hij aangesteld geweest als ontvanger. Door zijn functie van secretaris van de schepenbank was hij nauw betrokken geworden bij de Vrede van Atrecht. Omdat Maximiliaan zich niet neerlegde bij deze vrede gesloten met de Franse koning, namen de ambachten van de schippers en de vleeshouwers in 1485 het bewind in Gent over. Onze man was toen tevens gevangen genomen maar 5 dagen later was hij reedsbevrijd en vluchtte naar Frankrijk waar Lodewijk XI hem tot hotelmeester benoemde. Trouw aan zijn stad keerde hij terug naar Gent, waar hij als leidinggevende figuur zijn eigen munt liet slaan. Wat onze man niet wist, was dat hij op de Vrijdagsmarkt zou onthoofd worden en dat met hem het Gentse verzet in elkaar stortte. Och ja, geef de volledige naam van onze man die in 1490-91 overdeken was van de kleine neringen. 10) Hij vertelde mij ook dat in de kerk, die dicht bij de Augustijnerkerk 354


stond het graf lag van de verrader. Deze was kanselier geweest van Karel de Stoute en Maria van Bourgondië. Hij was tevens graaf van Saillans en Middelburg en burggraaf van Ieper geweest. Door de verhoogde belastingen en de opeising der troepen was hij niet erg geliefd in de Nederlanden. Na de dood van Karel de Stoute stond hij aan het hoofd van de eerste afvaardiging van de hertogin, die onderhandelde met de Franse koning. Ondanks de smeekbede van Maria van Bourgondië werd hij door de Gentenaars op 3 april1477 onthoofd op de Vrijdagsmarkt. Kent U de achternaam van deze zgn. verrader? 11) Inmiddels waren we terug op pad gegaan. In de Hoogpoort gekomen hoorden we dat nog maar pas een belangrijk Gents schilder overleden was, wiens gelijke men langs deze kant van de Alpen niet kon vinden. Zoals alle nieuwsgierige toeristen namen we een kijkje en aan het venster van de Samson zagen we 4 hechtsels. Maar gosepiet, die hebben de bekende afbeelding, waarnaar thans iedere echte Gentenaar om de twee maand naar uitkijkt om deze voorstelling te mogen zien! Naast het reeds aangebracht meesterteken bracht men met een korte slag ons stadsmerk, een gotische helm en de dekenletter D aan. Deze vier kentekens werden gedragen door onze stadsboden of schalmeiers. En zeggen dat nu nog Melchior van denAbeeleer de foedralen moet aandoen, zodanig dat ze het door ons nog zeer bekende uitzicht krijgen. Och ja, kent U ook de maker van deze hechtsels? 12) Een beetje verder hoorde ik dat Maximiliaan van Oostenrijk gevangen gehouden werd te Brugge. Bij hem was ook een Gents miniaturist. Deze verluchter, die later ook wel genoemd werd "van Antwerpen", omdat hij vanaf 1468 tot aan zijn dood in 1493 in deze stad verbleef, werd op 30 oktober 1454 meester in de Gentse St.-Lucasgilde. Niet lang nadien schorste hij zijn betaling van deze opname omdat hij "in het hof' van de hertog werkzaam was. Dit kwam tot een proces tussen beide partijen, dat gewonnen werd door deze miniaturist (die gesteund werd door Filips de Goede). De gilde moest de reeds betaalde som aan hem terug betalen. In 1468 was hij werkzaam aan de versieringen voor de Blijde Intrede van Karel de Stoute te Brugge, en voor deze vorst maakte hij een jaar later een devotieboek. Hij kreeg ook vele opdrachten van Loctewijk van Gruuthuuse, o.a. voor "Conquête de la Toison d'Or" en "Les secrets d' Aristote en miroir de l'äme". We vragen dan ook de naam van deze hofschilder van Maximiliaan van Oostenrijk. Opeens begonnen de klokken te luiden, ik weet niet waarom. Plots werd ik wakker en hoorde dat de wekker afliep. Hieronder treft men 12 rechthoeken met vakjes aan. Het is de bedoeling dat elk gevraagde past in één van de rechthoeken. Elke letter beslaat één vakje en de letter ij telt voor één karakter. Bij namen opteren we eerst voor de voornaam en daarna voor de familienaam, vb. : Gheerem Borluut. 355


Spaties tussen woorden en namen, alsook koppeltekens, worden weggelaten, vb. Maria deSaint-Pol wordt in het vakje vermeld als MariadeSaintPol, m.a.w. alles wordt aan elkaar geschreven. Gemakshalve hebben we de letterE reeds op zijn plaats in een aantal vakjes gezet. Verscheidene vakjes zijn geaccentueerd en het is dan ook de bedoeling, dat men met de letters die in deze geaccentueerde vakjes komen te staan, twee namen vormt van gebouwen die in de 15de eeuw in het hart van Gent stonden en thans verdwenen zijn. Over deze gebouwen kunnen we zeggen dat geen enkele Gentenaar graag één van beiden bezocht. Men ging er enkel en alleen naar toe als het moest. Onze hoofdvraag luidt dus : "Hoe noemen deze twee gebouwen?". Voor de spelling volgen we Frans De Potter en Guido Deseyn. VEELGELUK!

I I

I ~ I I

I I

s

I I §I I I I I §I § I I I I I § I ~ I I I I I I I I I I I I I I I I I § lil I

11

11

I I I

I I

I §

I I

I

I

''' a

I 1

I I I

§

I I §

1

I

I I

I

~ 11

356

§

I I I

IE


NASCHRIFTVAN DE REDACTIE

Onze Quizmaster eindigt schijnheilig met de 2 woordjes "Veel geluk". Wel, wij wensen u hetzelfde toe, want gij zult het nodig hebben. Toch voelen wij ons ·moreel verplicht onze lezers in bescherming te nemen tegen bepaalde excessen van onze Quizmaster. Deze man, gij zult het al wel bemerkt hebben, bezit uitgesproken sadistische neigingen die hij niet altijd onder controle kan houden. Zo wil hij de schijn wekken, door zelf hier en daar een JetterE in te vullen in de vakjes van zijn rechthoeken, dat er geen verwarring mogelijk is. Wel dat is één van die verraderlijke trekjes van hem. Het is niet waar. Gij zult 2 woorden van 7/etters vinden (hopen wij), maar beiden passen zowel in de eerste als in de tweede rechthoek. Maar, als gij ze niet in de goede orde plaatst, bekomt gij 4 verkeerde letters waar gij niets kunt mee doen. Wij zouden u dus willen aanraden beide mogelijkheden eens uit te testen. Precies alsof het zó al niet moeilijk genoeg was ! Wij beginnen pas nu ten volle te begrijpen waarom onze Quizmaster ons doen zweren heeft zijn ware identiteit nooit te onthullen.

357


LEZERS SCHRIJVEN ONS Van de Heer Arthor De Decker (Gent) ontvingen wij de volgende brief: "In G.T. van juli 1988 schrijft M. Labyn in de reeks "Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen" over de "Keizerpoortbruggen", p. 183, "de benaming Keizerpoort komt waarschijnlijk van de naam van de eigenaar van de windmolen welke zich in de onmiddellijke nabijheid bevond." Deze veronderstelling berust m.i. op een historische vergissing. In G.T. van 15-1-75 heeft M. Steels (p. 15 tot 26) reeds een gedetailleerde geschiedenis geschreven van de Keizerpoort, zonder daarin te zeggen van waar de naam Keizerpoort komt. Daarin staat echter wel dat reeds in de veertiende eeuw de beide benamingen (nl. Keizerpoort en St-Clarapoort) gebruikt werden en hij voegt er aan toe "de bewering dat de benaming in verband zou staan met Keizer Karel is dus onjuist. Het is pas in 1527 dat de drukker Pieter de Keysere de toelating bekwam om een deel van het gebouw van de Keizerpoort te gebruiken. Deze Pieter de Keysere was ook papierfabrikant en door akte van 2 october 1527 bekwam hij de toelating naast de Keizerpoort een watermolen te bouwen voor het vervaardigen van papier. Het lijkt mij dus totaal uitgesloten dat een benaming die reeds in de 14e eeuw bestond (en in 1427 Kyserpoerte wordt genoemd) zou verband houden met een persoon offamilienaam die pas in de 16e eeuw op de proppen komt. Een meer aannemelijke uitleg lijkt mij deze van M. Gysseling in "Gent's vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen" (1954) waarin op p. 53 staat: "KEIZERPOORT: ter Keyser porten 1381, gelegen op de weg naar het Keizerrijk. Meestal Sente Ciarenporte genoemd." Ook de Commissie voor Monumenten die op 29-9-1939 een ontwerp van straatnaamwijzigingen, vergezeld van een verslag van de hand van Prof. Dr. P. De Keyser (!), voorlegde aan de gemeenteraad (wijziging doorgevoerd in 1942) gaf een dergelijke verklaring bij de naamgeving van Keizersvest (in vervanging van Brusselse laan, om de verwarring te voorkomen met de Brusselsepoortstraat). In dat verslag staat o.a. :"Men bouwde twee poorten, de eene de St-Lievenspoort (omdat zij leidde naar St-LievensHouthem, de vermaarde jaarlijksche bedevaartplaats der Gentenaars), de andere de Keizerpoort omdat zij leidde naar het Keizerrijk. (Men weet dat de Schelde de grenslijn vormde tusschen het Duitsche Keizerrijk en het Fransche Koninkrijk tot in 1526). Vandaar de naam Keizersvest." Volgens dat verslag nam de benaming Keizerpoort de bovenhand op StClarenspoort op het einde van de 14e eeuw. Voor de rest niets dan lof voor het opzoekingswerk van M. Labyn, waarvan 358


ik dankbaar gebruik maakte voor mijn bijdrage in het boek "Van Wei tot Wijk", verschenen naar aanleiding van het 100-jarig bestaan van de Gentse Heirniswijk.

VRAAGENANTWOORD De Heer Eric Vergeylen (Gent) is op zoek naar een copie van het "Plan van Gent van Johan Blaeu 1649" dat enkele jaren terug uitgegeven werd door A. De Visscher te Brussel. Kan iemand hem dit plan verkopen of laten weten waar het nog te bekomen is ? De Heer Jacques Cambier (Destelbergen) die opzoekingen doet over het geslacht Vermeiren van Gent, ontving graag informatie betreffende de wijk "Buiten de Antwerpsche Poorte". Hij is voornamelijk geïnteresseerd in plans en historiek van de periode rond 1800.

BIBLIOGRAFIE In "Ghendtsche Tydinghen" 1985- No 5- p. 306 kondigden wij de verschijning aan van het boek "Le Premier Régiment d' Artillerie pendant la Campagne des 18 jours". Aangezien het 1e Artillerieregiment tot in 1940 gekazerneerd was in Gent, waren veel artilleurs Gentenaars of mensen uit de Gentse regio. Bij de mobilisatie en het uitbreken van de oorlog werd het 1 A ontdubbeld. Zo ontstond het 7 A dat uitsluitend bestond uit oud gedienden van het 1 A. Een klein deel van de anciens kwam terecht in de 1e Groep van het 22 A en de 1e Groep van het 32 A. Na het verschijnen van bovenvermeld boek was er dus een groot deel oude artilleurs dat niet aan zijn trekken kwam. Daar is nu aan verholpen. Enkele maanden geleden verscheen het boek "La Campagne des 18 jours des 7 A, 1/22 A et 1/32 A." Het werd samengesteld door de auteur van het eerste boek, LuitenantKolonel BEM op rust Joseph Gelard. Hij is daarbij op dezelfde manier te werk gegaan, dat wil zeggen dat hij zich niet alleen gesteund heeft op de officiële documenten, maar vooral op de getuigenissen van deze die het 359


allemaal meegemaakt hebben, iets wat het geheel veel boeiender maakt dan de droge opsomming van feiten. Het is de grote verdienste van Kolonel Gelard dat hij enorm veel tijd besteed heeft om al deze gegevens te verzamelen, te ordenen, te controleren en een klare synthese te maken van de gebeurtenissen in Mei 1940. Daardoor werd nu weer een deeltje geschiedenis vastgelegd; zonder zijn werk zouden binnen enkele tientallen jaren vele kostbare gegevens definitief verloren gegaan zijn. Herinneren wij er aan dat het 7A een zeer belangrijke rol gespeeld heeft in de verwoede slag rond het afleidingskanaal van de Leie (Ursel}. Dit boek van meer dan 250 bladzijden, met foto's en kaarten is bijzonder interessant voor al degenen die vóór de oorlog hun dienst gedaan hebben bij het 1 A. Voor deze onder hen die in 1940 deel uitmaakten van het 7 A is het een onbetaalbaar document. Spijtig genoeg bestaat het boek slechts in het Frans en een Nederlandse uitgave moet niet verwacht worden. Het lag aanvankelijk in de bedoeling, in geval van voldoende belangstelling, een Nederlandse vertaling uit te geven. Aangezien de belangstelling voor een dergelijke uitgave over het 1 A te gering was, moet daar dus niet op gerekend worden. Hoe komt het dat wij de geschiedenis van een Vlaams Regiment moeten lezen in een in het Frans opgesteld boek ? De uitleg is vrij eenvoudig : na de oorlog werd het Belgisch Leger gereorganiseerd, de regimenten werden afgeschaft en vervangen door bataljons. Resultaat : het Vlaams 1e Artillerieregiment werd het Waals 1e Artilleriebataljon, gekazerneerd in Bastogne. Luitenant-Kolonel Gelard die bevelhebber was van dit Bataljon van 1981 tot 1984 had het op zich genomen de geschiedenis te schrijven van het 1 A gedurende de 18-daagse veldtocht. Het boek kost 750 fr. (verzendingskosten inbegrepen) en kan besteld worden door dit bedrag over te schrijven op Rekening Nr. 068-0949250-35 van de "Fratemelle 1 A" - Bastogne. H.C.

360


BESCHERMLEDEN 1988

Mw Bekaert-Van Pottelbergh Chr. (3000) Mw DeStaute-De Loore H. (2000) Marcel Van den Kerchove (2000) Jean Tytgat (2000) Mw Destanberg-Dhaenens M. (2000) Solange De Stoop (2000) Dr Eric Salminen (1300) Louis Peeters (1000) Georges Delori (1000)

Dr Roland Marlier (1000) Dr André Maenhout (1000) Margaretha Mertens (1000) Piet Van Eeckhaut (1000) Freddy Hoste (1000) Willy Van Mossevelde (1000) Dr Henri Depoorter (1000) Henri Brasseur (1000) KredietbankN.V. (1000)

STEUNENDE LEDEN (500)

Baron Jacques Fredericq (800) Robert Verspeeten (777) (sic) Raoul Wallaert (700) A.J. Impens (700) Lucien De Temmerman (700) Emest Pynaet (700) John VanRulle (600) André Peperstraete (600) Loctewijk Boutmans (600) Jean-Marie Marchand (600) Bemard Cruyt Z.E.P. Carlos Geysen DennyBaete René Rodrigues Diane Sarteel Roger Drubbel JeanJacques Cecile Nevejans Charles Pierre Sint-Lucasklooster Denise Hebhelinek Z.E.H. Peter Schmidt Jean-Pierre Quintyn Marcel De Preter Boudewijn Machiets Alfons De Buck Mw Clément-Van de Winckel L.

Mw Mortier-Haesaert P. Gabriël Haelman Antoine Willems Jacques Thissen Prof. DrA. Comhaire Prof. Dr Eric Van de Velde Pierre Tytgat Y olande Plasschaert Serge Pauwels Firmin Andries Robert Devreese Gilbert Pauwels Etienne De Clercq JacquesBron Jacqueline Podevyn Richard Caese André Rasson Robert Waeri Joseph Roosen Dr Charles Annez CesarBlock Georges Thysbaert Gaston Hebbelynck Willy Steyaert Z.E.Br. René Stockman Dr Carlos Meldepenninghen André Geemaert

361


AdolfBucqué DrEricVeys Georges Walraedt Mark Rummens Suzanne Hiemaux Oscar De Somville Rik Coppieters Lucien Casteels Ateliers Ch. Fassin en Zoon Marc V andegehuchte Leopold Geerinckx Bert Destoop LouisDaens Herman Hollanders JohnLeten Johan Ödberg Jules Waeri Pierre Geemaert PierreDe Caluwe Lucien Onge na André De Cuyper Paul Van de Voorde Dr Charles Vuylsteke Julieneaus LucVan Melle Raoul Putman Christian Scheiris Robert Simons Yvonne Hutsebaut Norhert De Vleesebauwer Prof. Dr Sander Evrard Frank Ödberg Mw Berglund-De Feyter A. Jacques De Backer François Bauwens Amedee Veileman Clara Verdegem Jacques Piette Gerald Me Hugh Bemard Dobbelaere Gaston Huygevelt John Cattoir Charles Van Hecke

Christiane Van der Meulen Frans Vandenhout Jacques Vermeuten GuyKint Marcelia Cottinie Robert De Brauwer Z.E.H. Dirk De Backer René Geeroms Roland Rombaut Mw Torrekens-De Rudder Alexis J anssens GuyBeyaert Geert Van Doome F. Van Quaquebeke Mw Flamme-Goethals RobertDeKezel Dr Philippe Driege Albert Preys Lucien Rowan Paul De Groote Prof.-Em. Dr Pieter Braeekman Michel Noppe Georges Defraigne Anne Cocriamont Etienne Van den Boogaerde Dirk Steyaert Luc Sonneville YvanPiqué Marcel Leclercq André De Wilde Robert Lybaert Ferdinand Handovsky Fe mand De Coninck Jean-Pierre Van der Stock Ltn-gen. b.d. Maurice Deneve Philippe Kreps Jean-Pierre Roose Z.E.H. Lambert Müller J. Hennequin Ir Gustaaf Veeckman Jean-Pierre Rotsaert Valerie Godu Etienne Popijn

362


Mw Kluyskens-De Potter N. Adrien Noest Jean Steenbrugge Robert De Rudder Suzanne Vander Gracht Marcel Coucke Lucien Huyghe

IrenĂŠ Van Acker Jacques Verdonck B. van der Schelden Mw Bastin-Van Sevenant Willem Van de Velde Jacques Cambier Mw. Merebiers-De Can (700)

STEUNFONDS 1988

550 500300 150 100 -

Platteeuw M. Collumbien H. Stepman M. De Vlieger M. Mw De Bouck J.; Lekens L.; Mej. De Koninck Y.; Libbrecht J.; Mw Keppens-Dentandt M. -J.; Friant L.; Bresou J.; Mertens A. ; Mortier P.; Van Vlaanderen Fr.; Mw Walraeve-SteurbautM.; De Lombaert W.; Van Goethem A.; Portie G.; Lodrigo G.; De Graeve H.; Mw Opdorp A.; Van de Wege J.; Wallaert R.; De Ridder G.; De Rammelaere L.; Mej. Van Durme E. 50- HosteL.; De Bruyne G.; De Smet Th.; Janssens A.; Van Brusselen E.; Verleyen W.; Elderweirt 1.; Anthonis P.; Mw Arickx M.; Mw Wauters-D'haen E.; Coryn G.; Ruytinx J.; Uytterhaeghe E.; Brysse A.; Van Bossele L.; Mw De Smet S.; Peckstadt J.; Mw De Meester E.; Mw Ronsse M. Toelage Stad Gent 1987-29.479 Toelage Provincie 1986- 15.475

363


GÊNSCHE PRÁOT Mietse 't mosselwijf es zûu dûuf aos nen hirpel, in de sträotlirre van Gent hêwen altijd de zot mee beur. Op ne kier häod er îene ne vurte petaoter op heure kop gesmete, zûu hard dat beuren hoed schîef stond. -Wacht, kromme sloeber, riep ze, 'k ken i! En mee en katekolirre liep ze recht näor den buro van police. De komesaores bezag beur van hûufd tot de voete in keek altijd näor beur jake. - Wa schilt er, mij wijveke, zeid hij ezûu. - 't En es niets, menhîere de komesaores, zei ze ezûu; 't es mij kaatse dat onder mijn jake zit; 't gäot altijd mee mee mij. - Wat affire hê kik mee u kaatse, zeid de komesaores; 'k vräog i wa da g'hier komt doen. - Mijne naome ? Mietse Kneut, zei ze ezûu. - Verstaode mij verdome nie? riept de komesaores; 'k gelûuve dat da wijf zat es zeid hij tege zijn azente. - Deugniete, zei ze, vurte petäoters ... - Wadde, riept de komesaores, vurte petäoters! Tege wie mîende gijdage spreekt? Gij krapeleus model. We gäon u ne kîer en beetse temme. Geef mijne kier u adres. Mietse begost te beve, z'en verstond er niets van; mäor ze zag wel dat de komesaores kwao was. - Allé, zathûufd! riept hij kwao gaowig, wäor weunde? Wäor weunde !? -Van achter op mijnen hoed, menhîere, zei Mietse al krijsschende.

364


AANVULLENDELEDENLUST 2439. Bouckaert P., Recollettenlei 42,9000 GENT 2440. Z.E.H. De Backer D., Windmolenstraat 36, 9413 ERPE-MERE (Vlekkem) 2441. Mw Vancauwenberghe M., Groot-Brittanniëlaan 23,9000 GENT 2442. Dr Dierckx L., Boudewijnlaan 113, 9300 AALST 2443. Castille J.L., Sint-Denijslaan 241,9000 GENT 2444. Vervaeke J., Jules VanBiesbroeckstraat42, 9219 GENT(Gentbrugge) 2445. Mw De Vos Y., Belgiëlaan 39,9120 DESTELBERGEN 2446. Van Laere E., Koningin Fabiolalaan 55,9000 GENT 2447. De Maertelaere G., De Gavers 5, 9761 ZINGEM (Ouwegem) 2448. Heyde P., Oude Schaapmarkt 14,9000 GENT 2449. Dr Sabbe D., Groeneweg 28, 9870 ZULTE ( Olsene) 2450. Bouckaert J., Asterdreef 32, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) 2451. Goossens H., Sint-Jorisgilde 19,9330 DENDERMONDE 2452. Mw Grijp M., Oosteeklodorp 64,9969 ASSENEDE (Oosteeklo) 2453. Mw Matthys F., Coupure Rechts 84, 9000 GENT 2454. Mw De Tier A., Gebr. Vandeveldestraat 64,9000 GENT . 2455. Cnudde L., Halvemaanstraat 175, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) 2456. De Vleeschouwer J., Meersstraat 92, 9000 GENT 2457. Mw De Keyser-Verleye F., Europalaan 193,9000 GENT 2458. De Vleesebauwer C.,do NatalNylon Postbus 54.041,2141 VREDEDORP (R.S.A.) 2459. Delaunois H., Oscar De Reusestraat 8, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) 2460. Kreps Ph., Oude Houtlei 60,9000 GENT 2461. Van der Stichel F., Moriaanstraat 35,9219 GENT (Gentbrugge) 2462. Madou J., Blekersdijk 23, 9000 GENT 2463. Huygens R., Sleepstraat 52,9000 GENT 2464. Mw Heirmans F., Cipresdreef 13,9910 GENT (Mariakerke) 2465. Acke D., Schaapherderstraat 1, 9030 GENT (Wondelgem) 2466. De Vos R., Langelede 145,9070 WACHTEBEKE 2467. Mw Van Rysselberghe S., Warandestraat 45,9000 GENT 2468. Janssens P., Belgiëlei 183,2018 ANTWERPEN 2469. E.B. Schepkens F., Georges Henrilaan 278, 1200 BRUSSEL 2470. Verheye W., Ouwegemstraat 90,9761 ZINGEM (Ouwegem) 2471. E.B. Stockman R., Jozef Guislainstraat 43,9000 GENT 2472. Hostyn A., Geuzenberg 71, 9000 GENT 2473. Verbrugghen A., Ruitersweg 20,8720 KORTRIJK (Kuurne) 2474. Rigaux G., Krijgslaan 184,9000 GENT 365


2475. Piqué Y., Soudanlaan 4, 9800 DEINZE 2476. VERDEGEM D., Tweekapellenstraat 13,9219 GENT (Gentbrugge) 2477. Van Nieuwenhove F., Gordunakaai 67,9000 GENT 2478. Mw De Vetter R., Europalaan 11,9000 GENT 2479. De Decker A., Snoekstraat 116,9000 GENT 2480. Van de PutteR., Ossenstraat 77,9000 GENT 2481. Mw Friedman-Callebaut, Even Sapir 56/19, 49.292 PETAH-TI QUA (Israël) 2482. Casteleyn G., Coupure Links 83,9000 GENT 2483. Hebbelynck P., Kouter 162,9000 GENT 2484. Ghysel R., Savaanstraat 33, 9000 GENT 2485. Ltn-Gen. b.d. Deneve M., Kouter 36,9000 GENT 2486. Van de Vyvere L., Pacificatielaan 93,9000 GENT 2487. Leleux F. "La Tartelle" Villars (Vaucluse), 84.400 APT (Frankrijk) 2488. Mw Hamme-Goethals, Franktin Rooseveltlaan 112, 9000 GENT 2489. Van Helsen J.P., Diamantstraat 14,9000 GENT 2490. Huyghe M., Brusselsesteenweg 553,9219 GENT (Gentbrugge) 2491. Mw De Jonghe M., Helsinkistraat 37,9000 GENT 2492. Leclercq M., Visitatiestraat 167, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) 2493. De Bie Y., Brugsesteenweg 3, 9050 EVERGEM 2494. Spooner B., Wolterslaan 3, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) 2495. Ryckaert M., Henleykaai 42, 9000 GENT 2496. Lason M., 2JP Staf SPB 10,4090 B.S.D. 2497. Carrara R., Wandelgemstraat 115,9000 GENT 2498. Tagbon F., Hoekskensstraat 112,9130 LOCHRISTI 2499. De Rue E., Hundelgemsesteenweg 65, 9218 GENT (Ledeberg) 2500. Van Der Schelden B., Koninklijke Sint-Mariastraat 113, 1030 BRUSSEL 2501. Mw Van Winckel K., Colpaertsteeg 51, 9000 GENT 2502. Weewauters F., Bastelare 37,9130 LOCHRISTI 2503. Kultuurdienst, Poelstraat 37, 9220 MERELBEKE 2504. Zenoer P., Julius Mac Leadstraat 2, 9219 GENT ( Gentbrugge) 2505. Beke F., Emiel Maeyensstraat 58,9110 GENT (Sint-Amandsberg) 2506. Goes A., Eendrachtstraat 2, 9000 GENT 2507. Mw Mestdagh E., Drongensesteenweg 51, 9000 GENT 2508. Mw Frigne A., Edgard Tineistraat 31, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) 2509. Dr Steyaert G., Prinsenhof 97, 9000 GENT 2510. Vyncke A., Potaardeweg 8, 9231 MELLE (Gontrode) 2511. Bruderlin A. Willy Maststraat 36, 9030 GENT (Wondelgem)

366


INHOUD1988 1. Pierre-Jacques Goetghebuer Inventaire archéologique : De Dodenrol Het verdwenen Huis "De Sleutel" op de Zandberg Uithangborden te Gent (Vervolg) Van alle Markten thuis: Het Klein Vleeshuis, de Melkmarkt en de Vogelmarkt Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Vraag en Antwoord Documentatiecentrum: Aanwinsten 1987 (Selectie) Lezers schrijven ons Gênsche Präot

2 11 13 32 40 45 54 58 61 63 65

2. Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Inventaire archéologique : Huisgevel van 1666 Van alle Markten thuis. Botermarkt, Poeldemarkt, Ajuinmarkt, Kunstbotermarkt, Kleine Botermarkt Uithangborden te Gent (Vervolg) De ontwikkeling van de Bevolking te Gent in de tweede helft van de negentiende eeuw De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Puzzel1987 Gentse revolutionaire figuren Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Gênsche Präot

68 76 79 83 92 100 104 107 113 118 120

3. Uithangborden te Gent (Vervolg) Inventaire archéologique : Het Opschrift van het Gravenkasteel Van alle Markten thuis :De Hooiaard, de Koommarkt, de Fruitmarkt (Appel-, Krieken- en Pruimenmarkt), Stro- en Houtmarkt en de Boom- en Plantsoenmarkt De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Onze Puzzel1987 en Hendrik van Gent Gentse revolutionaire figuren : Constant Hopsomere Vraag en Antwoord Documentatiecentrum. Werking 1987 Bibliografie Gênsche Präot Het A.M.S.A.B.

122 128 129 140 145 156 160 167 174 176 177 178

4. In Memoriam RogerVan Aerde

182

367


Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Inventaire archéologique : Stadsgevangenis "de Mammelokker" Josse Delehaye Uithangborden te Gent (Vervolg) Hongerlijders in de Tuin van het Hortusmuseum Van alle Markten thuis. DeelS. De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Wat een paar getallen ons vertellen of hoe wij de Mule Jenny enkele geheimpjes ontfutselen Gentse revolutionaire figuren: Jacques-Guillaume Meyer Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Gênsche Präot Bibliografie Aanvullende ledenlijst

183 188 190 196 201 206 216 221 223 233 235 238 238 240

5. Van alle Markten thuis: De Vrijdagmarkt en de Garenmarkt Inventaire archéologique : Het Portret van Jan Boeksent Uithangborden te Gent (Vervolg) Een Bargie voor Koningen Gentse revolutionaire figuren: Charles Van Hulthem Een volkse Straatbenaming Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) De St-Lievensbrug en de St-Lievenspoort De mysterieuze Hendrik van Gent De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Vraag en Antwoord Gênsche Präot

6. Gentse revolutionaire figuren: Jean Robert Graham Inventaire archéologique : Grenzen van de grondgebieden van Gent en van Sint-Pieters Armand Heins Uithangborden te Gent (Vervolg) Van alle Markten thuis. Deel7. Van Kloostermarkt, Potjesmarkt en Dievenmarkt naar Prondelmarkt De Geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods (Vervolg) Voeding 1819 in "Het Tuchthuis" te Gent Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Zivil-Arbeiter-Bataljon 4 te Gent Puzzel 1988 Lezers schrijven ons Vraag en Antwoord Bibliografie Beschermleden-Steunende leden- Steunfonds Gênsche Präot Aanvullende ledenlijst 368

242 253 255 265 267 278 279 290 291 296 296

299 307 308 313 318 330 334 335 341 352 358 359 359 361 364 365


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.